Praktijkcase: MODO als managementsysteem binnen het ......Het meten van processen en resultaten in...

17
Prestatiemeting als drijfveer voor resultaatgericht management Praktijkcase: MODO als managementsysteem binnen het Departement Bestuurszaken Delarue Anne 1 Spanhove Jürgen 2 Samenvatting Ook binnen overheidsorganisaties klinkt de vraag naar prestatie-informatie, die gemodelleerd kan worden naar verschillende specifieke gebruikswijzen (beleidsvoorbereiding, opvolging van beheersovereenkomsten, strategische planning, budgetallocatie, enz.) steeds luider. Binnen de Vlaamse administratie hebben verschillende entiteiten initiatieven opgestart om een geschikt management- en prestatiemeetsysteem uit te bouwen om aan deze vraag tegemoet te komen. In dit artikel wordt een praktijkcase voorgesteld. Er wordt een beschrijving gegeven van het MODO-project (MOnitoring van DOelstellingen) dat binnen het Departement Bestuurszaken wordt uitgewerkt om een kwaliteitsvolle monitoring van doelstellingen en resultaten te realiseren. Het conceptueel design en de technische opbouw en mogelijkheden worden toegelicht. Tenslotte wordt vanuit de ervaring van het werken met een management- en prestatiemeetsysteem gewezen op een aantal risico’s en mogelijke valkuilen. 1 Wat maakt prestatiemeting binnen een overheidscontext tot een noodzaak? Het meten van processen en resultaten in de publieke sector kreeg de laatste decennia steeds meer aandacht. Dit hangt samen met veranderende verwachtingen ten aanzien van de rol en de verantwoordelijkheid van de overheid en van de beleidsmakers en managers in organisaties die tot de publieke en non-profit sector behoren (De Peuter e.a., 2007, 13). Prestatiemeting beoogt het ondersteunen van besluitvormingsprocessen, hetgeen finaal een verbetering van de uitkomsten voor de maatschappij oplevert. Het ultieme doel is om de publieke dienstverlening meer efficiënt en effectief te maken. Dit maakt dat er naast het ondersteunen van het interne plannings- en rapporteringsproces nog andere concrete motieven zijn voor prestatiemeting in een overheidscontext. Bouckaert e.a. (2003, 19) geven een overzicht van mogelijke aanleidingen voor het opzetten van prestatiemeting binnen overheidsorganisaties, zoals deze naar voor komen in de literatuur. In wat volgt worden de verschillende ontwikkelingsfactoren besproken die een rol 1 Anne Delarue, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling, Departement Bestuurszaken, Vlaamse Overheid, [email protected] 2 Jürgen Spanhove, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling, Departement Bestuurszaken, Vlaamse Overheid, [email protected]

Transcript of Praktijkcase: MODO als managementsysteem binnen het ......Het meten van processen en resultaten in...

  • Prestatiemeting als drijfveer voor resultaatgericht

    management

    Praktijkcase: MODO als managementsysteem binnen het

    Departement Bestuurszaken

    Delarue Anne1

    Spanhove Jürgen2

    Samenvatting

    Ook binnen overheidsorganisaties klinkt de vraag naar prestatie-informatie, die gemodelleerd

    kan worden naar verschillende specifieke gebruikswijzen (beleidsvoorbereiding, opvolging

    van beheersovereenkomsten, strategische planning, budgetallocatie, enz.) steeds luider.

    Binnen de Vlaamse administratie hebben verschillende entiteiten initiatieven opgestart om

    een geschikt management- en prestatiemeetsysteem uit te bouwen om aan deze vraag

    tegemoet te komen. In dit artikel wordt een praktijkcase voorgesteld. Er wordt een

    beschrijving gegeven van het MODO-project (MOnitoring van DOelstellingen) dat binnen het

    Departement Bestuurszaken wordt uitgewerkt om een kwaliteitsvolle monitoring van

    doelstellingen en resultaten te realiseren. Het conceptueel design en de technische opbouw

    en mogelijkheden worden toegelicht. Tenslotte wordt vanuit de ervaring van het werken met

    een management- en prestatiemeetsysteem gewezen op een aantal risico’s en mogelijke

    valkuilen.

    1 Wat maakt prestatiemeting binnen een overheidscontext tot een

    noodzaak?

    Het meten van processen en resultaten in de publieke sector kreeg de laatste decennia

    steeds meer aandacht. Dit hangt samen met veranderende verwachtingen ten aanzien van

    de rol en de verantwoordelijkheid van de overheid en van de beleidsmakers en managers in

    organisaties die tot de publieke en non-profit sector behoren (De Peuter e.a., 2007, 13).

    Prestatiemeting beoogt het ondersteunen van besluitvormingsprocessen, hetgeen finaal een

    verbetering van de uitkomsten voor de maatschappij oplevert. Het ultieme doel is om de

    publieke dienstverlening meer efficiënt en effectief te maken. Dit maakt dat er naast het

    ondersteunen van het interne plannings- en rapporteringsproces nog andere concrete

    motieven zijn voor prestatiemeting in een overheidscontext.

    Bouckaert e.a. (2003, 19) geven een overzicht van mogelijke aanleidingen voor het opzetten

    van prestatiemeting binnen overheidsorganisaties, zoals deze naar voor komen in de

    literatuur. In wat volgt worden de verschillende ontwikkelingsfactoren besproken die een rol

    1 Anne Delarue, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling, Departement Bestuurszaken, Vlaamse

    Overheid, [email protected] 2Jürgen Spanhove, Beleidsmedewerker Organisatieontwikkeling, Departement Bestuurszaken,

    Vlaamse Overheid, [email protected]

  • spelen bij het opzetten van meetinitiatieven. Waar mogelijk worden deze, met het oog op de

    nog te presenteren praktijkcase, geconcretiseerd voor het Departement Bestuurszaken.

    Een eerste factor is de internationalisering van het beleid. Binnen het Europese kader

    worden met betrekking tot verschillende beleidsthema’s indicatoren gepubliceerd, wat een

    benchmark tussen de lidstaten mogelijk maakt. De indicatoren van de top van Lissabon zijn

    een voorbeeld van een internationaal proces dat administraties ertoe aanzet om

    verschillende socio-economische parameters te gaan meten. De OESO heeft de voorbije

    jaren verschillende initiatieven genomen om de monitoringsinstrumenten en de indicatoren

    van de lidstaten op elkaar af te stemmen. Voor wat betreft Bestuurszaken vergelijkt de

    OESO de werking van het Vlaamse overheidsapparaat met dat in andere landen. Rond

    verschillende bestuurlijke thema’s (o.a. algemene overheidsuitgaven, tewerkstelling binnen

    de overheid, HRM-praktijken, integriteit, reguleringsmanagement, e-government) werden

    hiervoor indicatoren uitgewerkt. De analyse van deze gegevens resulteerde in het rapport

    ‘Government at a Glance’ dat beoogt het huidige gebrek aan empirische informatie over hoe

    publieke administraties of ‘de machinerie van overheidsorganisaties’ werkt en hoe deze

    bijdraagt aan de prestaties van overheden, weg te werken.

    Een tweede belangrijke drijfveer voor het ontwikkelen van meetsystemen zijn politieke

    factoren. Vooral voor wat betreft beleidsinformatie zou de politiek de eerste afnemer moeten

    zijn. Er is een link met de strategische beleidsplanning, waarbij de beleidsintenties van de

    minister worden vastgelegd in een vijfjaarlijkse beleidsnota en jaarlijkse beleidsbrieven. Het

    systematisch opvolgen van de status van de doelstellingen en acties uit deze

    beleidsdocumenten (regeerakkoord, beleidsnota, beleidsbrieven) moet het politieke niveau in

    staat stellen om zicht te krijgen op de voortgang van de beleidsuitvoering.

    Er zijn ook bepaalde grote projecten die een sterke politieke betrokkenheid kennen en die

    vanuit een wervend politiek discours tot de ontwikkeling van meetsystemen nopen.

    Vlaanderen in Actie (ViA) vormt hiervan een goed voorbeeld. De Vlaamse overheid en de

    sociale partners ondertekenden in januari 2009 het Pact 2020. Dit ambitieuze toekomstplan

    bevat doelstellingen met concrete streefcijfers over uiteenlopende gebieden, zoals meer

    mensen aan de slag krijgen, een betere levenskwaliteit creëren en een efficiënt en

    doeltreffend bestuur verzekeren. Om op dit laatste punt de nodige doorbraak te realiseren,

    heeft het College van Ambtenaren-generaal in opdracht van de Vlaamse Regering een

    Meerjarenprogramma Slagkrachtige Overheid uitgewerkt dat moet resulteren in permanente

    efficiëntiewinsten binnen de publieke sector. Daarbij stelt de Vlaamse Regering als

    voorwaarden dat de beoogde efficiëntieverhogingen significant, meetbaar en auditeerbaar

    dienen te zijn en bovendien een vergelijking met de best presterende Europese regio’s

    moeten kunnen doorstaan (Vlaamse Regering & College van Ambtenaren-generaal, 2011).

    Het spreekt voor zich dat een nauwgezette opvolging van de doelstellingen binnen het

    programma is aangewezen als men de streefwaarden tegen de vooropgestelde termijn wil

    bereiken.

    Een laatste ontwikkelingsfactor gelinkt aan het politieke niveau, betreft de parlementaire

    vragen. Om de schriftelijke en mondelinge vragen die de volksvertegenwoordigers aan de

    minister stellen snel en accuraat te kunnen beantwoorden, dient de administratie zich pro-

    actief hierop te organiseren door op basis van eerder gestelde vragen over bepaalde

    indicatoren systematisch gegevens bij te houden. Met betrekking tot Bestuurszaken wordt

  • zeer geregeld specifieke rapportering over personeelsaantallen, patrimonium,

    administratieve vereenvoudiging, overheidsopdrachten, e-government enz. opgevraagd.

    In sommige gevallen kunnen ook belangengroepen als rechtstreekse oorzaak van

    meetinitiatieven gelden. Zij stellen vaak interesse in specifieke indicatoren (bv. milieunormen,

    loonkosten,…). Met betrekking tot Bestuurszaken kan bijvoorbeeld verwezen worden naar de

    VOKA-stuurgroep ‘efficiënte overheid’, die midden 2007 een project heeft opgestart met een

    driedubbele doelstelling: motiveren waarom er nood is aan een efficiënter werkende

    overheid, formuleren van macro-economische doelstellingen die door de regeringen,

    provincie- en gemeentebesturen moeten worden overgenomen, en voorstellen van een

    reeks strategische keuzes voor de overheidsorganisatie.

    Prestatiemeting wordt vaak geïnitieerd door bestuurlijke hervormingen. De Beter Bestuurlijk

    Beleid-reorganisatie van de Vlaamse overheid betekende een ingrijpende wijziging van de

    bestaande organisatiestructuur. Een cruciaal instrument dat nauw verbonden is aan de

    grotere verzelfstandiging van de beleidsuitvoering die wordt gecreëerd, zijn de beheers- en

    managementovereenkomsten. De meeste agentschappen trachten de aangegane

    engagementen in de praktijk om te zetten via het opmaken, uitvoeren en opvolgen van

    jaarlijkse ondernemingsplannen. Aan het gebruik van deze sturingsinstrumenten is ook een

    rapporteringsverplichting gekoppeld. Volgens het Kaderdecreet Beter Bestuurlijk Beleid

    worden alle agentschappen geacht op 31 maart van jaar X te rapporteren aan de functioneel

    bevoegde minister over de uitvoering van de beheersovereenkomst in jaar X-1. Om te

    kunnen sturen op output of outcome is het vereist dat de beheers- en

    managementovereenkomsten en ondernemingsplannen naast kwalitatieve, waar mogelijk

    ook kwantitatieve, cijfermatig meetbare doelstellingen bevatten.

    Verder kunnen ook nog besparingsoverwegingen, legitimiteitsproblemen of specifieke

    gebeurtenissen een directe aanleiding vormen om meetsystemen uit te bouwen. In de

    nasleep van de financiële en economische crisis wordt vanuit verschillende hoeken het

    aantal ambtenaren in vraag gesteld. In de ons omringende landen heeft men al stevig

    gesnoeid in het overheidsapparaat en ook de verschillende regeringen in België hebben

    maatregelen aangekondigd om binnen het overheidspersoneel het aantal VTE onder

    controle te houden. In de tweede generatie beheers- en managementovereenkomsten

    hebben alle entiteiten het engagement opgenomen om tegen het einde van de looptijd van

    de overeenkomst het reëel aantal medewerkers, uitgedrukt in VTE, maximaal gelijk te

    houden en bij voorkeur te verlagen ten opzichte van het reëel aantal VTE in de entiteit op het

    moment van het ingaan van het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014. De minister van

    Bestuurszaken wil deze doelstelling VO-breed bewaken en hiervoor is een tussentijdse

    monitoring onontbeerlijk.

    Tenslotte zijn er de interne managementoverwegingen die overheidsorganisaties ertoe

    aanzetten om doelstellingen en resultaten op te volgen. Management- en

    prestatiemeetsystemen worden veelal op aangeven van en in eerste instantie ten behoeve

    van leidend ambtenaren ontwikkeld, ter ondersteuning van het beheer van de eigen entiteit.

    Het is dan ook een belangrijk aandachtspunt ervoor te zorgen dat de prestatie-informatie die

    verzameld wordt maximaal wordt aangewend, zodat zowel interne (bv. in het kader van

    organisatiebeheersing en risicomanagement) als externe behoeften worden afgedekt.

  • Uit bovenstaande mag duidelijk blijken dat, zoals de meeste overheidsorganisaties, ook het

    Departement Bestuurszaken vanuit verschillende hoeken wordt aangespoord om meer en

    beter te gaan meten. In wat volgt gaan we aan de hand van een praktijkcase dieper in op

    hoe binnen een specifieke entiteit van de Vlaamse overheid vorm wordt gegeven aan

    strategische planning en prestatiemanagement. Zowel het opzet en verloop van het project

    rond prestatiemanagement als het conceptueel design en technisch ontwerp van

    eenmonitoringsinstrument komen hierbij aan bod.

    2 Opzeten verloop van het MODO-project

    Tijdens verschillende seminaries in 2008 en 2009 werden bij het management en de

    medewerkers van het Departement Bestuurszakenmet betrekking tot strategische planning

    een aantal duidelijke behoeften voor de organisatie gedetecteerd: er was nood aan een

    gezamenlijke strategische focus, meer samenhang tussen de doelstellingen van de

    verschillende afdelingen, een beter overzicht over het geheel van projecten en processen,

    een meer consistente formulering, meer resultaatgerichtheid, prioritering en een vlottere

    rapportering.

    Op vraag van het directiecomité werd in het najaar van 2008 gestart met een project dat de

    opbouw van een systeem beoogt om doelstellingen op een geïntegreerde manier op te

    volgen op het niveau van het Departement, en bij uitbreiding van het Beleidsdomein

    Bestuurszaken. Het project kreeg de naam MODO (MOnitoring van DOelstellingen) en

    omvat tee luiken, die evenwel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Enerzijds is er het

    conceptueel ontwerp van een managementsysteem dat toelaat om binnen de beleids- en

    beheerscyclus een strategie te ontwikkelen en deze te vertalen in operationele acties.

    Anderzijds moet deze structuur of cascade technisch vertaald worden in een

    gebruiksvriendelijk en performant prestatiemeetsysteem dat het monitoringsproces

    ondersteunt van het bepalen van indicatoren en normen, tot het verzamelen en rapporteren

    van data. Beide luiken worden in de volgende paragrafen uitgebreid toegelicht.

    Van bij de aanvang van het project treedt de secretaris-generaal van het Departement op als

    sponsor van het project. Het directiecomité en de minister (vertegenwoordigd door het

    kabinet) zijn de voornaamste klanten. Het projectteam kent een gemengde samenstelling,

    met zowel mensen uit de business als ICT-experten.

    In 2009 is MODOv1 als pilootversie opgezet en zijn de doelstellingen en resultaten van het

    Departement een jaar lang opgevolgd. De scorecard-structuur werd stap voor stap

    opgebouwd, op basis van behoeften van de gebruikers. Begin 2010 werd op basis van de

    bevindingen en ervaringen MODO v2 gelanceerd, met een aangepaste scorecardstructuur

    die opvolging van de beleids- én beheersdoelstellingen mogelijk maakt. In MODO v2 is

    tevens een uitbreiding van het luik rapportering voorzien en de uitrol van het luik prestatie-

    resultaten waarbij kwantitatieve resultaten uit andere bronbestanden

    (managementinformatie zoals bv. personeelsgegevens, financiële gegevens,…) worden

    opgeladen.

    Finaal moet MODO het Departement toelaten om op prestaties te sturen, wat de efficiëntie

    en de effectiviteit van de werking ten goede zal komen. Aan de realisatie van dit project is

    een belangrijk luik veranderingsmanagement gekoppeld. In de opstartfase heeft het van het

  • Departement en de afdelingen een aanzienlijke inspanning gevergd om vanuit de

    organisatiestrategie de kernopdrachten en sturende en ondersteunende processen af te

    leiden en te vertalen naar meetbare doelstellingen, indicatoren en normen en deze

    maandelijks op te volgen. Na verloop van tijd is het nut en de meerwaarde van deze

    opvolging voor de gebruikers meer en meer duidelijk geworden. Rapportering over

    doelstellingen wordt in sterke mate gefaciliteerd en het gebruik van de output van MODO in

    de plannings- en evaluatiecyclus van medewerkers en afdelingshoofden betekent in de

    praktijk een voelbare administratieve vereenvoudiging.

    3 Conceptueel design van MODO

    Het primaat van de politiek is een belangrijk uitgangspunt voor de werking van een

    overheidsadministratie. Vanuit het politieke niveau wordt een eerste set van doelstellingen

    voor de organisatie bepaald. De beleidscyclus legt aan de hand van de beleidsdocumenten

    (regeerakkoord, beleidsnota, beleidsbrieven) vast welke inhoudelijke klemtonen er met

    betrekking tot specifieke beleidsthema’s gelegd moeten worden. Het administratieve niveau

    zal vervolgens de beleidsdoelstellingen uit de politieke documenten doorvertalen naar

    strategische en operationele organisatiedoelstellingen in de beheers- of managementcyclus

    (beheers- of managementovereenkomst en ondernemingsplannen).

    Bij de ontwikkeling van deze beheerscyclus behouden de entiteiten binnen de Vlaamse

    administratie een zeker mate van autonomie. Naast de opgelegde beleidsdoelstellingen kan

    elke organisatie de doelstellingen met betrekking tot de eigen interne werking en

    organisatiebeheersing zelfstandig bepalen. Het Departement Bestuurszaken heeft er

    bijvoorbeeld voor geopteerd om hiervoor expliciet gebruik te maken van het Common

    Assessment Framework (CAF) als strategisch raamwerk.

    De vijf factoren van het CAF-kwaliteitsmodel(Leiderschap, Strategie en Planning,

    Medewerkers, Partnerschappen en Middelen, Processen) en de vier

    resultaatgebieden(Resultaten bij klanten, Resultaten bij Medewerkers, Resultaten in de

    Maatschappij, Sleutelprestatieresultaten) bieden een bruikbaar kader om de volledige

    werking van het Departement en alle doelstellingen uit zowel de beleids- als de

    beheerscyclus te structureren en te integreren. Het Departement Bestuurszaken gebruikt het

    CAF-model in eerste instantie om alle op te volgen richtlijnen (vertaald in doelstellingen) te

    clusteren. Door de opbouw van het model kan het Departement snel analyseren of er op een

    uitgebalanceerde manier gewerkt wordt. Het voorkomt bijvoorbeeld een te eenzijdige focus

    op processen of op middelen en zorgt er eveneens voor dat overlap vermeden wordt. Het

    principe dat gehanteerd wordt, is dat voor elke factor of ‘enabler’ doelstellingen moeten

    bepaald zijn. Daarnaast gebruikt het Departement Bestuurszaken het CAF-model om binnen

    de resultaatscriteria de behaalde resultaten op te volgen. Vanuit allerlei bevragingen verkrijgt

    het Departement perceptieresultaten en vanuit allerlei rapporteringen heeft het Departement

    zicht op prestatieresultaten. Dit alles wordt overzichtelijk geclusterd binnen het model.

    De indicator-cyclus zorgt voor een verdere concretisering van de gestelde objectieven. Het

    bepalen van de indicatoren en normen en het verzamelen van data, kan op zich echter ook

    een invloed hebben op de doelstellingen die worden vooropgesteld. In een artikel over het

    gebruik van indicatoren rond duurzame ontwikkeling maakt Brennin (2007, 14) een sterk

    pleidooi om indicatoren te beschouwen als “processen” eerder dan als “eindproducten”. De

  • koppeling tussen wetenschap en beleid moet eigenlijk worden gerepliceerd in de vorm van

    een koppeling tussen indicatoren en beleidsontwikkeling, en dit proces is fundamenteel

    veranderlijk van aard en vraagt de nodige tijd om zich te ontwikkelen. Om aan deze vereisten

    te voldoen, is het belangrijk dat een prestatiemeetsysteem wordt opgebouwd in een

    dynamisch feedback-proces, waarbij zowel beleidsmakers, indicator-specialisten en

    belanghebbenden betrokken worden.

    De indicatoren stellen de organisatie in staat om de doelstellingen te monitoren en te

    vergelijken met een afgesproken norm. De ontwikkeling en verzameling van data over de

    indicatoren krijgt vorm door middel van de input van de projectleiders en medewerkers. Zij

    volgen de status op van de aan hen toegeëigende doelstellingen. De beleidsdoelstellingen

    uit de beleidsdocumenten zijn ook raadpleegbaar voor het politieke niveau en vormen op die

    manier een bruikbare input voor de beleidsbepaling in de toekomst. Vanuit het politieke

    niveau werd in 2010 gevraagd om het systeem verder te integreren binnen het hele

    Beleidsdomein Bestuurszaken. Intussen zijn een aantal stappen in die richting gezet. In 2011

    is MODO uitgerold binnen het Agentschap voor Overheidspersoneel voor de opvolging van

    de beleids- en beheersdoelstellingen.

    Het model in figuur 1moet beschouwd wordenals een geïntegreerd managementmodel.

    Deze alomvattendheid is ook te percipiëren als een directe meerwaarde van het MODO-

    instrument ten opzichte van klassieke instrumenten als de balanced scorecard. MODO gaat

    verder dan het louter presenteren van resultaten; het functioneert als managementsysteem

    voor de gehele organisatie. Zowel medewerkers en leidinggevenden, als de beleidsmakers

    hebben permanent een actueel overzicht van de te bereiken doelstellingen, de indicatoren

    en de evolutie naar het beoogde resultaat, waarbij de verschillende cycli kunnen worden

    afgedekt (beleidscyclus, beheerscyclus, maar ook de HR-cyclus en de financiële cyclus).

    Figuur 1. Integratie van de beleids- en de beheerscyclus in MODO

  • 4 Technische opbouw en mogelijkheden

    Voor de concrete uitwerking van het management- en prestatiemeetsysteem werd gekozen

    voor een scorecard-toepassing in Cognos 8 Metrics Studio. De keuze voor deze software

    werd grotendeels ingegeven door het feit dat deze voordien al gebruikt werd binnen de

    organisatie voor andere BI- en rapporteringstoepassingen.

    MODO is een soort dashboard dat aangeeft waar het in de organisatie goed gaat en voor

    welke doelstellingen meer aandacht nodig is. MODO is gestructureerd volgens drie ‘hoofd’

    scorecards (Beleid – Beheer – Organisatiestructuur)met onderliggende subscorecards, die

    elk een specifieke set van doelstellingen en of indicatoren (KPI’s) weergeven. Elke scorecard

    komt overeen met een specifieke invalshoek of benadering en groepeert alle informatie

    gerelateerd aan een welbepaalde prioriteit die de werking van het Departement bepaalt. De

    scorecard ‘Beleid’ stelt de gebruiker bijvoorbeeld in staat om alle operationele doelstellingen

    en KPI’s die afgeleid zijn van de beleidsnota en de beleidsbrieven op te volgen. Maandelijks

    wordt de status van doelstellingen opgevolgd aan de hand van een kleurcode (groen – geel

    – rood) en bijgaande opmerking. De actuele status voor elke doelstelling of KPI wordt

    ingegeven door de verantwoordelijke medewerker of ingelezen vanuit een ander

    bronbestand, en afgezet ten aanzien van de vooraf bepaalde doel- en tolerantiewaarden. Het

    systeem laat toe omKPI’saan meerdere scorecards te koppelen. Dit impliceert dat de status

    van elke parameter op één plaats geactualiseerd wordt, maar dat deze informatie kan

    hergebruikt worden voor verschillende rapporteervereisten. De software herkent elke KPI

    aan de unieke sleutel, waardoor dubbele invoer en alle risico’s die hieraan verbonden zijn

    kunnen vermeden worden (“single version of truth”).

    Een scorecard bestaat uit verschillende onderdelen of secties, waarbij voor elke doelstelling

    of KPI een waaier aan relevante gegevens wordt aangeboden in de vorm van een

    statusindicatie (actuele status, historisch overzicht, trend), allerlei grafieken, oorzaak-gevolg

    diagrammen, gekoppelde rapporten, benchmarks en andere detailinformatie. De software

    laat toe om afhankelijk van de behoefte van de gebruiker een shift te maken tussen

    geaggregeerde managementinformatie en detailopvolging. Door de hiërarchische relaties die

    in het systeem kunnen gelegd worden (bv. overkoepelend project waarvan de statuskleur

    automatisch wordt berekend op basis van de onderliggende deelprojecten), kan opgevolgd

    worden of een bepaalde werkwijze of aanpak wel tot de gewenste meetbare resultaten leidt.

    Verschillende soortenKPI’s worden gemonitord. Input-indicatoren geven zicht op de

    financiële, personele en logistieke middelen die worden ingezet om de strategie te realiseren

    (bv. de bestedingsgraad van het jaarlijks budget of het aantal VTE). Hoewel deze op zichzelf

    misschien niet veel zeggen, spelen ze een belangrijke rol bij het bepalen van de

    inspanningen en het engagement van de organisatie en het berekenen van de efficiëntie en

    het rendement (return on investment). Proces- en output-indicatoren geven aan in welke

    mate activiteiten, operaties en projecten naar behoren (doorgaans betekent dit: volgens de

    vooropgestelde timing/planning) worden uitgevoerd. Tijdens de looptijd wordt de vooruitgang

    maandelijks aangegeven door de projecteigenaar. Momenteel worden voor het Departement

    in MODO vooral dergelijke outputindicatoren opgevolgd. Tenslotte kunnen ook zogenaamde

    outcome-indicatoren worden opgevolgd (o.a. de sleutelprestatieresultaten in het CAF-

    model). Hiermee worden lange termijn-effecten van specifieke beleidsmaatregelen met

    betrekking tot bestuurszaken in kaart gebracht (bv. vermindering van de ziekteafwezigheidbij

  • de werknemers, reductie van administratieve lasten, daling van het energieverbruik bij

    overheidsadministraties, enz.).

    Een integratie proces is nodig om de data afkomstig van verschillende bronsystemen (project

    management tool, personeelssysteem Vlimpers en specifieke datasets met gegevens over

    outcome indicatoren) en van verschillende entiteiten en afdelingen binnen de ruimere

    organisatie samen te brengen. Op basis van de data in MODO worden verschillende

    rapporten ter beschikking gesteld aan de gebruikers. Alle informatie gelinkt aan het

    management- en prestatiemeetsysteem wordt eerst gecentraliseerd en opgekuist in het

    centrale datawarehouse. Dit draagt in sterke mate bij tot een vlottere centrale rapportering

    over doelstellingen, indicatoren en resultaten. Het datawarehouse maakt ook rapportering

    over historische data mogelijk, waardoor de stand van zaken op een bepaald moment in het

    verleden snel en accuraat kan worden opgeroepen.

    De ambitie van MODO reikt verder dan een simpele cockpit. Door indicatoren en

    meetwaarden slechts één keer in het systeem in te brengen, maar ze te gebruiken om

    tegemoet te komen aan verschillende opvolgings- en rapporteringsvereisten, kan alle

    beschikbare informatie binnen de organisatie effectiever gebruikt worden. Algemeen gesteld

    beoogt het MODO-instrument op drie vlakken een meerwaarde te bieden:

    Integratie en communicatie

    MODO reflecteert een model waarin alle doelstellingen, van strategisch tot operationeel

    niveau worden samengebracht in eenzelfde kader. De doelstellingen en indicatoren relevant

    voor verschillende belanghebbenden (politiek niveau, top management, middenkader,

    individuele medewerkers) vormen één geheel, wat transparantie bewerkstelligt, losstaande

    ‘silo’-acties elimineert en een holistisch zicht op de werking van de organisatie in de hand

    werkt.

    In de MODO-toepassing wordt links op het scherm de scorecardstructuur weergegeven. De

    inhoud van de (sub)scorecard die geselecteerd wordt, is zichtbaar op de rechterhelft van het

    scherm. Alle KPI’s worden onder elkaar opgelijst, waarbij links telkens de meest recente

    status wordt aangegeven aan de hand van een gekleurd symbool. Per KPI heeft de

    verantwoordelijke of projectbeheerder ook de mogelijkheid om maandelijks de status te

    verduidelijken aan de hand van een opmerking. Deze tekst wordt weergegeven als een soort

    van ‘post-it’. Door over het gele vierkantje te scrollen, wordt de bijgaande tekst zichtbaar.

    Reacties op deze opmerkingen van de hiërarchische lijn of van collega’s kunnen

    rechtstreeks in het systeem toegevoegd worden. Binnen het Departement wordt het MODO

    dashboard gebruikt als input bij strategische discussies in het directiecomité of in de

    beleidraden of het maandelijks overleg tussen het kabinet en de administratie, maar ook in

    de individuele prestatiemanagementcyclus (bij plannings – functionerings- en

    evaluatiegesprekken) van de medewerkers.

    Via verschillende views/filters in het systeem wordt mogelijk gemaakt dat verschillende

    doelgroepen de gegevens op een andere manier clusteren (bv. naar oorsprong, eigenaar,

    status, type doelstelling, enz.). Door bijvoorbeeld op ‘Eigenaar’ te klikken, kunnen de

    doelstellingen/KPI’s per verantwoordelijke worden opgeroepen.

  • Figuur 2. Schermafbeelding MODO: Scorecardstructuur en KPI’s

    Figuur 3. Schermafbeelding MODO: Scorecard Beleidsbrief BZ 2011

  • Resultaatgerichte aanpak en focus op meetbare resultaten

    Doelstellingen worden maximaal gelinkt aan meetbare resultaten. De systematische analyse

    van dergelijke indicatoren kan de aanleiding vormen voor het formuleren van nieuwe

    doelstellingen. Het MODO-projectteam investeert heel wat tijd in het vertalen van de

    strategisch kader in SMART doelstellingen en indicatoren. Oorzaak-gevolg diagrammen met

    strategisch, tactisch en operationeel niveau geven de cascade in het planningsproces weer.

    Wanneer deze hiërarchische afhankelijkheidsrelatie wordt meegegeven bij het inlezen van

    de doelstellingen, faciliteert de toepassing zelf het (gewogen) “oprollen” of aggregeren van

    de statuskleuren naar het eerstvolgende hogere niveau.

    Figuur 4. Schermafbeelding MODO: Oorzaak-gevolg diagrammen weerspiegelen de doelstellingencascade

    Er worden intern initiatieven genomen om projectmanagers te stimuleren en te ondersteunen

    bij het schrijven van een project plan, met vooropgestelde deadlines, mijlpalen, op te leveren

    resultaten, nodige middelen en risico’s.

    Figuur 5. Schermafbeelding MODO: Projectplanning

  • Een andere belangrijke eigenschap is dat de scorecard-toepassing een onderdeel vormt van

    de bredere Cognos BI-omgeving. Dit laat toe om vanuit MODO door te klikken naar

    rapporten en kubussen om data meer diepgaand te analyseren vanuit andere invalshoeken

    (“slice anddice”). In MODO kunnen ook links naar websites of naar het document

    management systeem (achtergrondinformatie, projectplannen, enz.) worden voorzien.

    Zoals eerder gezegd worden er in MODO ook sleutelprestatieresultaten opgevolgd. Het gaat

    om kwantitatieve gegevens die vanuit andere bronbestanden worden ingelezen en die

    worden afgezet ten aanzien van een vooraf bepaalde streefwaarde. Onderstaande

    schermafbeelding geeft het ziekteafwezigheidspercentage van een afdeling binnen het

    Departement weer. Als doel- of streefwaarde geldt hier het gemiddelde

    ziekteafwezigheidspercentage voor de hele Vlaamse overheidsadministratie.

    Figuur 6. Schermafbeelding MODO: Opvolging van sleutelprestatieresultaten –ziekteafwezigheidspercentage

  • Betere monitoring en vlottere rapportering

    Een derde toegevoegde waarde van MODO ligt in het faciliteren van de rapportering. Het

    management en de medewerkers van het Departement worden voortdurend geconfronteerd

    met rapporteringsvereisten uit verschillende hoeken (zoals ook besproken in paragraaf 1).

    Met MODO wil het Departement ertoe komen om al deze rapporten uit eenzelfde systeem te

    halen. Doordat maandelijks de status van projecten, processen en indicatoren wordt

    geactualiseerd (door projectbeheerders of automatisch vanuit andere bronsystemen), geeft

    MODO op elk moment snel een eenduidig overzicht van de actuele stand van zaken met

    betrekking tot de prestaties, waardoor verschillende statische rapporten die vroeger

    periodiek werden aangemaakt overbodig worden. Door een doordacht beveiligingsbeleid met

    groepen en rollen op te zetten, kunnen verschillende typen van gebruikers specifieke lees-

    en of schrijfrechten toebedeeld krijgen.

    Onderstaande schermafbeelding toont het kwartaalrapport over de uitvoering van de

    beleidsbrief, dat het Departement aanlevert aan de minister. Alle informatie uit dit rapport

    wordt uit het MODO systeem gehaald, dus projectbeheerders worden – anders dan in het

    verleden het geval was - niet opnieuw geconsulteerd om een stand van zaken op te geven.

    Figuur 7. Schermafbeelding MODO: Kwartaalrapportering Beleidsbrief BZ

  • De afbeeldingen hieronder maken duidelijk hoe de maandelijkse opvolging van

    doelstellingen en KPI’s kan gebruikt worden om, in het kader van de jaarlijkse evaluatie,

    automatisch een rapport te trekken per medewerker dat een overzicht geeft van al zijn of

    haar doelstellingen en het verloop ervan over het voorbije jaar. Deze functionaliteit vormt een

    duidelijke meerwaarde voor de gebruikers: wie doorheen het jaar op een accurate manier de

    status van de doelstellingen opvolgt en documenteert, hoeft op het einde van het jaar deze

    informatie niet opnieuw bij elkaar te zoeken.

    Figuur 8. Schermafbeelding MODO: Rapportering in het kader van de individuele prestatiemanagementcyclus

  • 5 Risico’s en valkuilen

    Prestatiemeting mag dan wel van kapitaal belang zijn voor resultaatgericht management,

    aan de opzet en implementatie er van zijn ook een aantal risico’s verbonden. Vanuit de

    ervaring met het MODO-project binnen het Departement Bestuurszaken, worden een aantal

    mogelijke valkuilen aangeduid.

    Meten van prestaties zonder meer

    Wanneer binnen overheden gekeken wordt naar prestaties, ligt de focus vaak op het meten

    en systematisch bijhouden van allerhande gegevens, zonder hier enige vorm van

    interpretatie en analyse aan te koppelen. Prestatiemeting wordt echter pas zinvol wanneer

    de verkregen informatie ook effectief door het management en de medewerkers aangewend

    wordt voor bijsturing en verbetering. In het veelgebruikte model voor strategisch

    management van Kaplan en Norton (2008) wordt prestatiemeting beschouwd als een

    onderdeel van prestatiemanagement. Uit onderzoek van Gartner blijkt dat business

    intelligence de laatste vijf jaar als top prioriteit wordt aangeduid door managers en dat het

    nemen van de juistebeslissingen hierbij een top reden is. Ondanks de ongekende

    hoeveelheid aan informatie en investeringen in BI-technologieën, blijven grote blunders op

    vlak van besluitvorming voorkomen, zowel in de private als in de publieke sector.

    Beslissingsondersteuning mag dan de ‘heilige graal’ van BI zijn, in de meeste BI-oplossingen

    ligt de nadruk op het aanleveren van informatie en analyses om op feiten gebaseerde

    besluitvorming te ondersteunen, maar slagen er niet in om de BI inhoud te koppelen met de

    beslissing zelf, de uitkomst van de beslissing of deze te gebruiken als input voor andere

    beslissingen, waardoor goede praktijken op vlak van besluitvorming uit blijven. Dit vermindert

    de kwaliteit en de transparantie van de uiteindelijke beslissingen in aanzienlijke mate

    (Sallam, 2011, 2).

  • Verdrinken in details

    Bij strategische planning gaat het in wezen om: de uitdagingen, de trends, de

    omgevingsveranderingen, de prioriteiten, de gewenste richting. Men moet vermijden dat

    deze focus ondergesneeuwd geraakt door een rigide, datagestuurd proces waarbij een hele

    resem aan budgetten en financiële indicatoren wordt opgevolgd. Het weloverwogen

    identificeren en bespreken van de strategische kwesties die de grootste impact zullen

    hebben op de organisatieprestaties, moet altijd de eerste stap zijn voor het management.

    Om te sturen op prestaties, moet men zich op een voldoende hoog strategisch niveau

    bewegen. Medewerkers aan het werk zetten om over alles wat ze doen gegevens bij te

    houden, werkt allerminst motiverend en vertroebelt eerder het zicht op de uiteindelijke

    gewenste bestemming die men met de organisatie wenst te bereiken.

    Meer ‘strategie en planning’ dan dat er behoefte aan is binnen de organisatie

    Eens men begint aan het proces van planning en rapportering, loert het gevaar van een

    ‘overkill’ aan strategische initiatieven om de hoek. Het is meestal niet nodig om elk jaar een

    strategische planningsronde te doen. Maar weinig organisaties zijn zo snel en veranderlijk

    dat de strategische richting jaarlijks moet worden aangepast. Een meerjarenplan geeft

    entiteiten de nodige ruimte om zich met essentiëlere zaken (zoals de implementatie van de

    initiatieven uit de strategische planning) bezig te houden. Vaak zal een strategisch

    meerjarenplan wel een jaarlijkse vertaling krijgen in operationele plannen op kortere termijn

    (cfr. beleidsnota – beleidsbrieven en beheersovereenkomst – ondernemingsplannen binnen

    de Vlaamse overheid).

    Geïsoleerde aanpak door een ‘planningsclubje’

    Om strategische planning uit te bouwen is het belangrijk dat de juiste mensen bij elkaar

    worden gebracht. De mensen die aan het formele planningsproces werken, moeten goed

    geïnformeerd zijn, elkaars denken prikkelen en eerlijke, open discussies kunnen voeren. Als

    deze strategische conversaties alleen worden gevoerd door planners, schiet het echter

    weinig op (Dye&Sibony, 2007, 43). Als hoofdregel geldt: diegenen die de strategie uitvoeren,

    moeten hem ook ontwikkelen. De conversatie moet plaatsvinden tussen corporate

    beslissers, businessunit-leiders en planningsdeskundigen. Vertaald naar het Departement

    Bestuurszaken betekent dit dat de leidend ambtenaren, de afdelingshoofden en het

    projectteam intensief bij het proces moeten betrokken worden.

    De lat te laag leggen

    Men moet zich ervoor behoeden om te werken met maatstaven waarbij de normen zo laag

    worden gelegd dat de organisatie altijd goed presteert. Voor heel wat managers en

    medewerkers vergt het een aanpassing om geconfronteerd te worden met lage scores en

    normen die niet probleemloos gehaald worden. Eerder zullen ze een maatstaf verkiezen

    waar ze gemakkelijk 95% of toch in elk geval ‘groen’ scoren (Hammer 2007). Door zo te

    werken kan planning en rapportering echter nooit echte transparantie opleveren. De

    meetinstrumenten worden meer een rookgordijn en zorgen voor een scheiding tussen

    formele informatie en de werkelijke informatie. Managers en medewerkers vullen braaf de

    formulieren in, maar het is geestdodend omdat steeds hetzelfde terugkomt. Dus vullen ze

    ongeveer hetzelfde in of kopiëren uit een vorig document om er van af te zijn. Maar ze

  • signaleren niet de problemen die zich in de dagelijkse werkelijkheid voordoen en waar een

    oplossing voor moet komen.

    Bijkomend risico binnen de overheid is de heersende cultuur om elke informatie uit een

    rapportage naar de buitenwereld toe te filteren die ongewenst of bedreigend is. Het resultaat

    is keurige, officiële tekst die echter los staat van de werkelijkheid.

    Geen aandacht voor cultuurverandering

    Eens een organisatie beslist heeft om met prestatiemeting te starten, is het belangrijk dat er

    een ‘metingsvriendelijke’ organisatiecultuur wordt gecreëerd: een cultuur die hecht aan een

    gedisciplineerd gebruik van maatstaven voor continue prestatieverbetering en die effectieve,

    zinvolle meting niet als een bedreiging ziet. Het prestatiemeetsysteem moet als tool effectief

    gebruikt worden in het intern overleg op de verschillende niveaus binnen de organisatie.

    Maandelijks de status van de doelstellingen van het beleidsdomein, het departement of een

    afdeling bespreken, moet helpen om vertrouwd te geraken met het systeem en het echt als

    kompas voor de organisatie te gebruiken. Er moet ook voldoende aandacht uitgaan naar de

    ‘governance’ van de geïmplementeerde systemen. Duidelijke afspraken, onder andere over

    de verschillende rollen en bevoegdheden van afdelingshoofden, projectbeheerders en

    medewerkers, de frequentie van rapportering en de kwaliteitsvereisten, zijn nodig en een

    consequente opvolging hiervan is - zeker in de opstartfase - aangewezen.

    Eenzijdige focus op het ‘wat’, waardoor het ‘hoe’ buiten beschouwing blijft

    Bij de implementatie van een management- en prestatiemeetsysteem bestaat het gevaar dat

    binnen de organisatie enkel nadruk wordt gelegd op het instrument en de feitelijke meetbare

    output en dat er niet voldoende wordt gekeken naar de manier waarop deze resultaten

    worden bereikt. Prestatiemanagement wordt ingevoerd om de prestaties van de

    medewerkers en finaal de organisatie te verbeteren (anders hoeft het niet), maar prestaties

    verbeteren zich niet vanzelf. In plaats van een mechanistische kijk op doelstellingen,

    resultaten en indicatoren is het dus belangrijk om de link met competentiemanagement te

    bewaken. De prestaties van de organisatie zullen pas verbeteren als de medewerkers zich

    verantwoordelijk voelen voor het na te streven resultaat en zich inzetten en verder

    ontwikkelen met als doel de vooropgestelde normen te behalen. In de individuele

    prestatiemanagementcyclus moet dus gestreefd worden naar een combinatie van

    resultaatgerichte en ontwikkelingsgerichte aansturing.

    Efficiëntieparadox

    Sommige auteurs maken met betrekking tot planning en controle zelfs gewag van een

    efficiëntieparadox (Simons, 2008, 8). Een combinatie van een aantal van de voornoemde

    problemen zorgt voor een beeld van strategische-planning-processen waar veel tijd, geld en

    energie in wordt gestoken en die maar weinig impact hebben op het doen en laten in

    organisaties en op hun strategische richting. Een slechte aanpak leidt niet tot betere

    prestaties, maar wel tot veel extra werk, verkokering, systeemafhankelijkheid en naar-

    binnen-gerichtheid. De paradox bestaat er in dat terwijl strategische planning oorspronkelijk

    wordt ingezet om efficiënter te werken, er achteraf enkel méér instrumenten, rekenkamers,

    audits en medewerkerszijn die deze instrumenten deskundig kunnen hanteren. De conclusie

    is dan dat er per saldo juist minder efficiënt wordt gewerkt.

  • Wachten op perfectie en volledigheid

    ‘Er gewoon niet aan beginnen’ is nog het grootste risico. Wachten op perfectie en

    volledigheid is een tijdverspillende strategie. Iets opzetten dat niet perfect is, is uiteraard niet

    ideaal, maar zeker in deze context is perfectie een onbereikbaar gegeven. Soms is het beter

    om in actie te schieten, iets gedaan te krijgen, daaruit te leren en later te perfectioneren. De

    organisatie leert het meest vanuit de praktijk van het werken met een prestatiemeetsysteem.

    De feedback van de gebruikers is cruciaal om systemen en instrumenten te optimaliseren.

    Met MODO streeft het Departement Bestuurszaken naar een geïntegreerd

    managementmodel en –instrument, maar dit kan enkel stapsgewijs gerealiseerd worden en

    evolueert voortdurend.

    Referenties

    Bouckaert, G., Van Dooren, W. & Sterck, M.K. (2003).Prestaties meten in de Vlaamse

    overheid: een verkennende studie. Leuven: Steunpuntbeleidsrelevantonderzoek –

    bestuurlijkeorganisatieVlaanderen.

    Brennin, R. (2007). Linking Indicator Information to the Policy Process for Sustainable

    Development - Lessons Learned from Relevant International Examples, paper prepared for

    The Strategic Information Integration Directorate, Environment Canada, Ottawa December 3,

    2007.

    De Peuter, B., De Smedt, J., Van Dooren, W. &Bouckaert, G. (2007), Handleiding

    Beleidsevaluatie – Deel 2: Monitoring van beleid. Leuven: Steunpunt beleidsrelevant

    onderzoek – bestuurlijke organisatie Vlaanderen.

    Dye R. &Sibony, O. (2007), How toimprovestrategic planning, The McKinsey Quarterly, 3,

    40-48.

    Hammer, M. (2007), The 7 Deadly Sins of Performance Measurement (and How to Avoid

    Them), MIT Sloan Management Review, Spring 2007, 19-28.

    Kaplan, R.S. & Norton, D.P. (2008), Mastering the Management System, Harvard Business

    Review, January, 86(1), 62-77.

    Sallam, R. (2011), Decision Support 2.0 — Fixing Poor Decisions With Collaborative

    Decision Making, Gartner Business Intelligence Summit 2011, January 31 – February 1,

    London, UK.

    Simons, P. (2008). Overgang naar een nieuw tijdperk voor Planning & Control, TPC, 4, 8-10.

    Vlaamse Regering & College van Ambtenaren-Generaal (2011). Meerjarenprogramma

    Slagkrachtige Overheid. Brussel: Vlaamse overheid.

    Wall, A. & Martin, G. (2003), The disclosure of key performance indicators in the public

    sector. How Irish organizations are performing, Public Management Review, 5(4), 491-509.