PowerPoint2013 Basis

8/11/2019 PowerPoint2013 Basis

http://slidepdf.com/reader/full/powerpoint2013-basis 1/30

POWERPOINT BASIS

INHOUD

1 Inleiding ..............................................................................................2

2 Presentatie bekijken ...........................................................................3

3

Presentatie maken ..............................................................................4

4 Presentatie opmaken .........................................................................6

5

Objecten invoegen .............................................................................9

6

Presentatie animeren .......................................................................17

7 Presentatie afdrukken ......................................................................24

8

Tips ....................................................................................................26

9 Fotoalbum .........................................................................................29



2

1 INLEIDING

1.1 WAT

MS PowerPoint is een programma uit het Microsoft Officepakket dat je toelaat

om op een eenvoudige, gebruiksvriendelijke en snelle manier presentaties temaken.

Een presentatie kan je vervolgens onder andere gebruiken om je verhaal teondersteunen. PowerPoint leent zich ook om didactische oefeningen tebouwen.

1.2 OPSTARTEN

Klik op ‘Start’ ‘Alle programma’s’ ‘Microsoft Office’ ‘Microsoft OfficePowerPoint 2013’. Je kan het programma uiteraard ook openen via eensnelkoppeling elders.

OPDRACHT Open Microsoft Powerpoint 2013.

1.3 WERKSCHERM

Je herkent de intussen reeds bekende Office linten. Links in het scherm vind je de miniatuurweergaven van de dia’s. In het midden het bewerkvenster voorde geselecteerde dia, met daaronder een bijhorend notitieveld voor despreker. Rechts vind je naargelang de geselecteerde optie nu en dan eentaakvenster dat verschillende functies kan innemen. Onderaan vind je destatusbalk met onder andere ook de weergavesnelkoppelingen en eenzoomschuifregelaar.

MS Office

PowerPoint 2013

https://intranet.kahosl.be/algemenediensten/communicatie/Logo/Forms/AllItems.aspx





3

2 PRESENTATIE BEKIJKEN

2.1 PRESENTATIE OPENEN

Je kan een presentatie openen via de verkenner. Wanneer je dubbel klikt op

een presentatie wordt deze geopend in PowerPoint.Je kan een presentatie ook rechtstreeks openen in PowerPoint. Klik op enpresentatie uit de lijst of klik op de link ‘Andere Presentaties openen’ om tebladeren op je pc.Staat er al een presentatie open en je wil nog een andere openen, klik dan op‘Bestand’ ‘Openen’ Kies uit Recente Presentaties, OneDrive, Computer.Klik je op Computer dan krijg je nogmaals de recente presentaties te zien. Klikop Bladeren om te zoeken in je pc Klik op ‘Openen’.

OPDRACHT

Download de presentatie ‘Powerpoint.pptx’ van op Toledo, sla deze op in jouw persoonlijke

map en open ze in Powerpoint.

2.2 WEERGAVEN

Rechts onderaan in de statusbalk staan 4 belangrijke knoppenwaarmee je kan overschakelen naar een andere weergave(weergavesnelkoppelingen).

* Het eerste knopje leidt je naar de normale weergave. In deze weergavekan je dia’s bewerken.

* Met een klik op het tweede knopje kom je in de diasoorteerder weergave.Je krijgt een totaalblik op je presentatie. Je ziet van elke dia een miniatuur.

* Met het derde knopje kom je in de leesweergave terecht. Hiermee kan jede dia’s op het volledig scherm bekijken, net zoals bij de presentatie maar je hebt onderaan wel nog knoppen ter beschikking.

* Klik op het vierde knopje (‘Diavoorstelling’) om je presentatie tepresenteren beginnend bij de actieve (geselecteerde) dia.

OPDRACHT

Schakel tussen de besproken weergaven.

Normaal

Diasorteerder

Leesweergave

Diavoorstelling








4

2.3 PRESENTEREN

In de vorige paragraaf werd reeds vermeld dat je een presentatie kanweergeven als diavoorstelling vanaf de actieve dia door op de knop‘Diavoorstelling’ te klikken.

Om een presentatie van bij de start te presenteren selecteer jein het menu ‘Diavoorstelling’ ‘Vanaf begin’ (of functietoets‘F5’).

Tijdens de presentatie kan je onder andere overgaan naar een volgende diamet: muisklik, spatie, enter, pagedown. Je keert terug met backspace ofpageup.

Je kan ook door de dia’s navigeren met de pijltjes of via ‘Ga naar dia’ ‘…’ inhet snelmenu dat verschijnt als je met de rechter muisknop op dediavoorstelling klikt.

OPDRACHT

Geef de presentatie weer van bij de start. Loop heen en weer in de presentatie.

3 PRESENTATIE MAKEN

3.1 NIEUWE PRESENTATIE

Je start een nieuwe presentatie via het menu ‘Bestand ‘Nieuw’.

Je kan kiezen voor een ‘Lege presentatie’ of voor eenpresentatie op basis van een thema (via de linkbovenaan) of een sjabloon.

OPDRACHT

Maak een nieuwe presentatie aan op basis van een thema naar keuze. Test ook de

sjablonen uit!

3.2 PRESENTATIE OPSLAAN

Selecteer in het menu ‘Bestand’ ‘Opslaan’. Kies een betekenisvolle naam

en een geschikte locatie om het bestand op te slaan en klik op ‘Opslaan’. Via‘Opslaan als’ kan je de presentatie ook opslaan als een PowerPoint 2003presentatie zodat ze zonder de installatie van een plugin kan geopend wordenmet de vorige versies. Via de keuzelijst bij ‘opslaan als’ heb je nog tal vanandere keuzes.

OPDRACHT

Sla de presentatie op in je persoonlijke map met als naam ‘Studio100.pptx’. Bekijk de

mogelijkheden van ‘Opslaan als’.

3.3 TEKSTVAKKEN

Standaard staat er reeds een eerste dia. Dit is een titeldia. Merk op dat er

Vanaf begin

Navigeren

Titeldia





5

reeds tekstvakken aanwezig zijn. Je typt inhoud in een tekstvak door dit vakaan te klikken en er vervolgens de gewenste tekst in te typen.

OPDRACHT

Typ als titel ‘Studio 100’ en als subtitel ‘Kinderprogramma’s’ in de titeldia.

3.4 DIA’S INVOEGEN

Klik via het lint op ‘Start’ ‘Nieuwe dia’ om een dia in te voegen na degeselecteerde dia (je kan dia’s desgewenst nog op ieder moment

verplaatsen). Je kan eveneens gebruik maken van de sneltoets ‘CTRL + M’. Door op de pijl naast ‘Nieuwe dia’ te klikken kan je op een snelle manier de gewenste indeling voor de nieuwe dia selecteren. ‘Titel en object’ is destandaard optie.

OPDRACHT

Voeg 2 nieuwe dia’s met als indeling ‘Titel en object’ in na de titeldia.

Het is eveneens mogelijk om dia’s te dupliceren door de miniatuurweergave teselecteren en vervolgens rechts te klikken en ‘Dia dupliceren’ aan te klikken.

OPDRACHT

Dupliceer de titeldia.

3.5 DIA’S VERWIJDEREN

Je verwijdert een dia door de miniatuur aan te klikken en op de ‘Delete’-toetste drukken. Je kan ook hier gebruik maken van het snelmenu.

OPDRACHT

Verwijder de gedupliceerde titeldia.

Nieuwe dia

Dia dupliceren

Delete




6

3.6 DIA-INDELING

Daarnet werd reeds besproken dat je bij het invoegenvan een dia meteen kan kiezen voor de gewensteindeling.

De dia-indeling bepaalt welke elementen (tekst,afbeeldingen, filmfragmenten, grafieken,…) er op eendia staan en waar ze op de dia staan.

Je wijzigt de indeling van de dia door een andereindeling aan te klikken via ‘Start’ ‘Indeling’.

OPDRACHT

Bekijk de verschillende indelingen.

3.7 DIA’S ORDENEN

De thumbnails in het linker venster van de normale weergave of hetmiddenvenster van de diasorteerderweergave kan je verslepen om dia’s eenandere plaats te geven in de presentatie.

OPDRACHT

Plaats de derde dia voor de tweede dia.

4 PRESENTATIE OPMAKEN

4.1 INLEIDING

Het is aangenaam voor de kijker om een achtergrond, passende tekstkleurenen aangepaste lettertypes te gebruiken. Het is mogelijk om de opmaak zelf inte stellen of om een sjabloon te gebruiken. Op dit moment maak je gebruikvan een sjabloon.

4.2 THEMA’S

Een uitgesproken voordeel van het gebruik van een sjabloon is dat je snel eenmooi resultaat krijgt en dat alle kleuren en andere opmaakkenmerken mooi opelkaar zijn afgestemd.

Om een sjabloon of template toe te passen (of te wijzigen) op een presentatieselecteer je in het lint ‘Ontwerpen’. Vervolgens kan je een thema selecteren.

Verslepen

Snel en goed





7

Door op de pijl, geel gemarkeerd in de bovenste afbeelding, te klikken krijg jealle thema’s te zien. Het tweede deel ‘Uit Office.com’ bevat thema’s die viaupdates ter beschikking worden gesteld.

Via het gemarkeerde pijltje bij Varianten kan je ‘Kleuren’ en ‘Lettertypes’alsook ‘Effecten’ en ‘Achtergrondstijlen’ aanpassen.Bij de thema’s (zie bovenste afbeelding) kan je het kleurenschema en hetlettertype in nog aanpassen.

Een leuke nieuwigheid sinds Office 2007 is dat als je met de muiscursorstilstaat op een opmaakoptie je al een voorbeeld krijgt van hoe de presentatieer zal uitzien wanneer je de optie aanklikt. Deze feature kan tijdsbesparendzijn.

Standaard wordt een thema of een kleurenschemaop alle dia’s toegepast. Dat is meestal het meestaangewezen. Als je echter één of meerdere dia’swil laten afwijken van het standaard thema, kan je

de dia(‘s) selecteren, vervolgens klik je met de

Alle thema’s

Kleuren / lettertypes

Preview

Geselecteerde dia’s









8

rechter muisknop op het gewenste thema of het gewenste kleurenschema enselecteer je ‘Toepassen op geselecteerde dia’s’ uit het snelmenu.

OPDRACHT

Pas een ander ontwerpsjabloon naar keuze toe op je presentatie.

Wijzig het kleurenschema aan voor de hele presentatie.

Wijzig het kleurenschema van de titeldia.

De thema’s worden bij het installeren van updates aangevuld.Bij de start van een nieuwe presentatie kan je ook direct een online sjabloonkiezen (zie punt 3.1).

OPDRACHT

Download desgewenst een thema naar keuze van de online collectie.

4.3 TEKSTOPMAAK EN ALINEAOPMAAK

De opmaak van tekst en tekstvakken kan je wijzigen door de tekst of hettekstvak te selecteren en vervolgens gebruik te maken van de opties‘Lettertype’ en ‘Alinea’ onder de optie ‘Start’ in het lint. Meestal is hetaangewezen om zoveel mogelijk de standaard opties van het gekozen themate bewaren. Nu en dan is het een meerwaarde om een klemtoon te leggen.Het lettertype laat je bij voorkeur ongewijzigd. Wanneer je kleuren wijzigt, kiesan een kleur uit de themakleuren.

4.4 THEMA AANPASSEN

Het is mogelijk om zelf een diamodel teontwerpen of het diamodel aan te passenvia ‘Beeld’ ‘Diamodel’.

Je kan vervolgens in de verschillende typedia’s wijzigingen (vb. tekstgrootte,kleur,…) aanbrengen die automatisch toegepast zullen worden op allecorresponderende dia’s in de presentatie.

Online

Lettertype / alinea

Diamodel






9

5 OBJECTEN INVOEGEN

5.1 INLEIDING

In wat volgt worden de mogelijkheden van de belangrijkste objecten

besproken.

Je kan elk object op ieder moment nog vergroten, verkleinen en verplaatsen.

5.2 TEKST

In een tekstvak kan je tekst invoeren. Tekst in een tekstvak geef je eennummering of opsomming mee via onderstaande pictogrammen in hetlint ‘Start’ ‘Alinea’.

In dezelfde werkbalk vind je onderstaande knoppen waarmee je deinspringing van een opsommingsitem of nummeringitem vergroot of

verkleint.

OPDRACHT

Maak onderstaande dia (tweede dia).

Los van de dia-indeling kan je op ieder moment een tekstvak invoegen viahet lint ‘Invoegen’ ‘Tekstvak’. Vervolgens klik je in een dia en kan jebeginnen typen. Het tekstvak kan je vervolgens nog verplaatsen.

5.3 AFBEELDING

Net als in een Word-document kan je ook op een dia illustraties uit declipartbibliotheek van Office invoegen.

Je kan gebruik maken van de invoegmogelijkheid van een object via de dia-

indeling of je kan een illustratie invoegen via ‘Invoegen’ ‘Onlineafbeeldingen’ . Dit is nieuw, alle Office-afbeeldingen staan online.

Aanpassen

Opsomming

Inspringing

Tekstvak

Illustraties








10

Je kan nu kiezen om te zoeken in de Illustraties, Zoeken via Bing of, wanneer je aangemeld bent kan je zoeken in Flickr, OneDrive…

OPDRACHT

Voeg een passende illustratie in, naast het overzicht, op de tweede dia.

Het is eveneens mogelijk om eigen afbeeldingen in te voegen van op eenschijf.

Ook hier kan je gebruik maken van de invoegmogelijkheid van een object viade dia-indeling of via het menu ‘Invoegen’ ‘Afbeelding’.

OPDRACHT

Sla de afbeeldingen van ‘Samson’, ‘Plop’ en ‘Spring’, die je vindt op Toledo, op in je

persoonlijke map. Voeg de 3 afbeeldingen in op de 3de dia met als titel ‘Klassiekers’.

Je kan eveneens afbeeldingen kopiëren van het internet (rechts klik kopiëren) en vervolgens plakken (rechts klik plakken) in de presentatie.Vervolgens kan je de afbeeldingen verplaatsen door deze te verslepen. Het isook mogelijk om afbeeldingen te verschalen door op een blokje in eenhoekpunt van de rand te staan en dit naar binnen (verkleinen) of buiten(vergroten) te slepen.

OPDRACHT

Maak een 4de dia aan met als titel ‘Nieuwkomers’. Kopieer een afbeelding van ‘Prinsessia’,

‘Hotel 13’ en ‘Ghost Rockers’ van het net en plak deze rechtsreeks op de dia.

Uit bestand

Internet








11

Zorg ook voor een passende grootte en plaatsing van de figuren.

5.4 TABEL

Als object kan je ook een tabel invoegen. Klik hiervoor op ‘Invoegen’ ‘Tabel’ en selecteer het gewenste aantal rijen en kolommen.

Om de tabel op te maken klik je deze aan en vervolgens maak je gebruikvan de linten ‘Ontwerpen’ en ‘Indeling’ onder ‘Hulpmiddelen voor tabellen’.Je kan op een snelle manier, tabellen professioneel opmaken door gebruik temaken van één van de standaard stijlen.

5.5 DIAGRAM (GRAFIEK)

Bij het invoegen van een diagram (= een grafiek) wordt er een mediatabelgeopend waarin je de gegevens plaats die in de grafiek moeten wordeningegeven.De grafiek kan je desgewenst ook nog verder opmaken.

Hulpmiddelen










12

5.6 HYPERLINKS

Wanneer je een webadres intypt wordt dit automatisch een link. Je kan echterook een link leggen op tekst of afbeeldingen door deze te selecteren envervolgens met de rechter muisknop op de selectie te klikken en ‘Hyperlink…’in het snelmenu aan te klikken.

Vervolgens kan je een URL ingeven, linken naar een bestand of linken naar

een dia.

De link is nu aanklikbaar wanneer je de presentatie weergeeft.Op dezelfde manier kan je de link aanpassen of verwijderen.

Je kan eveneens gebruik maken van de knoppen ‘Hyperlink’ en ‘Actie’ in hetlint ‘Invoegen’.

OPDRACHT

Voeg een link naar http://www.studio100.be in op de titel ‘Studio 100’.

5.7 VORMEN

Via ‘Invoegen’ ‘Vormen’ kan je allerlei objecten(rechthoeken, pijlen, toelichtingen, sterren en

vaandels,…) invoegen. Dit doe je door de gewenstevorm aan te klikken en vervolgens de vorm op een dia teslepen met de gewenste grootte.

5.8 ACTIEKNOPPEN

Een speciale vorm van hyperlinks zijn actieknoppen. Actieknoppen wordenmeestal gebruikt om navigatie in de presentatie mogelijk te maken of ombijvoorbeeld een filmfragment af te spelen.

URL

Knoppen

Navigatie

http://www.studio100.be/












13

Actieknoppen vind je helemaal onderaan bij de vormen. Selecteer een knopen sleep de knop met de gewenste grootte, op de gewenste plaats in een dia.Tenslotte geef je aan naar welke locatie de knop moet linken.

Via het lint ‘Hulpmiddelen voor tekenen’ kan je deze vorm een andereopmaak geven.

OPDRACHT

Voeg op iedere dia (met uitzonderding van de titeldia) een ‘home’-knop in om terug te

keren naar de startpagina. Maak gebruik van kopiëren en plakken.

5.9 SMARTART

Met het object ‘SmartArt’ kan je op een snelle manier verschillende structuren(o.a. organigrammen) opbouwen om informatie op een visuele manier voor testellen.

Via het lint kan je vervolgens elementen toevoegen en opmaken.

Organigram












14

OPDRACHT

Maak een nieuwe dia aan met als titel ‘Werkdomeinen’ en met onderstaand organigram.




15

5.10 MEDIA

5.10.1 Belangrijke voorbeschouwing

Eigen mediabestanden zoals geluids en video-bestanden

worden niet in de presentatie geplaatst, maar er wordt wel eenkoppeling in de dia geplaatst naar het bestand. Wanneer je depresentatie dus op een geheugenpen meeneemt zonder eengekoppeld geluidsfragment kan dit onmogelijk afgespeeldworden.

Vandaar volgende tip. Plaats geluids- en videofragmenten die je wenst in tevoegen in een presentatie in dezelfde map dan de presentatie, vooraleer je ditinvoegt.

Wanneer je de presentatie meeneemt, neem je de volledige map waarin depresentatie staat mee. Dan zal alle audio en video goed afgespeeld worden.

OPDRACHT

Plaats de bestanden ‘K3.mp3’ en ‘SpringFysica.mpg’ (Toledo) in dezelfde map dan je

powerpointpresentatie.

5.10.2 Geluid

Om geluid toe te voegen aan je presentatie selecteer jein het menu ‘Invoegen’ ‘Audio’ ‘ Audio op mijnpc…’ om een eigen geluidsfragment toe te voegen of‘Online-audio…’ om een geluidsfragment uit de

standaard bibliotheek (online) in te voegen via eenzoekterm.

Vervolgens selecteer je het gewenste geluidsbestand en voeg je het in. Automatisch verschijnt bovenaan het tabje Hulpmiddelen voor audio. Hetonderdeel Opmaak is geselecteerd.

Je kan hier bepalen wanneer het geluid moet starten. Bekijk ook even de

andere mogelijkheden!

OPDRACHT

Het geluidsfragment ‘K3.mp3’ moet automatisch worden afgespeeld wanneer de

diavoorstelling gestart wordt. Plaats het geluidsicoontje rechts onderaan in de dia.

Koppeling

Presentatiemap







16

5.10.3 Film

Video voeg je op een vergelijkbare manier in via ‘Invoegen’ ‘Video’.Je bekomt een aangepast lint met ‘Hulpmiddelen voor video’.

OPDRACHT

Maak volledig achteraan onderstaande dia aan waarin je het videofragment

‘SpringFysica.mpg’ (Toledo) plaatst. Het fragment speelt pas af wanneer erop wordt geklikt.

5.11 WORDART

Een speciale vorm van tekst is een WordArt. Een WordArt voeg je in via‘Invoegen’ ‘WordArt’. Vervolgens selecteer je de gewenste stijl en typ je detekst in.

Via het lint heb je nog een uitgebreid arsenaal aan opmaakmogelijkheden.

OPDRACHT

Voeg een passende WordArt in en probeer enkele mogelijkheden uit.

Aanpassen






17

5.12 KOPTEKST EN VOETTEKST

Via de optie ‘Invoegen’ ‘Koptekst en voettekst’ voer je een standaard tekstin die op iedere dia kan worden weergegeven. Het is eveneens mogelijk omeen dianummer toe te voegen. Het is een aanrader om voor een presentatiede dia’s automatisch te nummeren. Dit maakt het voor een toehoordermakkelijk om te refereren naar een dia bij het nemen van notities. Door op deknop ‘Overal toepassen’ te klikken pas je de ingestelde opties in op alle dia’sin de presentatie.

OPDRACHT

Voeg onderstaande voettekst in (titel + dianummer)

Via het tabblad ‘Notities en hand-outs’ stel je kop- en voettekst invoor uit te printen hand-outs (vb. 6dia’s op een pagina).

6 PRESENTATIE ANIMEREN

6.1 INLEIDING

Je kan ieder object (tekst, figuur, diagram,…) in eenpresentatie animeren. Je kan alles op heel watmanieren geanimeerd laten verschijnen, beklemtonenen laten verdwijnen.

De manier waarop een dia overgaat in een andere diaheb je ook zelf in handen.

Standaard wordt een actie (vb. overgaan naar eenvolgende dia, een tekst beklemtonen,…) uitgevoerd bijeen muisklik. Het is echter ook mogelijk om allesautomatisch te laten lopen aan de hand van een

tijdschema. Dit is bijvoorbeeld interessant om eeninformatieve presentatie op een opendeur te laten afspelen. Vink je beide

Dianummer

Hand-outs









18

opties af, dan verplicht je de gebruiker om te navigeren via actieknoppen ofhyperlinks.

Ondanks het feit dat je heel veel opties hebt om een presentatie te animerenis het meestal aangewezen om niet te overdrijven. Een presentatie dientmeestal om een verhaal te ondersteunen. De presentatie mag in geen gevalde toehoorder afleiden.

6.2 DIA-OVERGANG

Klik op ‘Overgangen’ om een diaovergang toe tepassen. Vervolgens selecteer je een overgang uitde verschillende templates. Om de overgang toe tepassen op de geselecteerde dia klik je degewenste template aan.

Standaard wordt de overgang toegepast op de geselecteerde dia. Deovergang bepaalt hoe deze dia verschijnt (en dus niet hoe de dia volgend opdeze dia verschijnt). Hierover bestaat vaak verwarring.

Rechts naast de templates heb je nog de optie om de overgangssnelheid aante passen en om eenzelfde overgang toe te passen op alle dia’s. Bovendien krijg je uiterst rechts de optie om te bepalen hoe je van de huidigedia over gaat naar de volgende dia (via een muisklik of automatisch).

OPDRACHT

Kies voor alle dia’s eenzelfde overgang naar keuze, zorg ervoor dat de vierde en vijfde dia

verschijnen na 5 seconden. De overgang naar de andere dia’s verloopt met een muisklik.

6.3 AANGEPASTE ANIMATIE

6.3.1 Aangepaste animatie toekennen

De optie aangepaste animatie gebruik je om animaties op objecten in testellen.

Selecteer het object (vb. tekstveld, afbeelding) dat je wenst te animeren enselecteer in het menu ‘Animaties‘. Je bekomt dit lint:

Klik op de knop Deelvenster animatie om ditrechts weer te geven.

Eenvoud siert

Animaties

Overgang

Snelheid / alle dia’s

Klik / automatisch

Objecten animeren

Animaties

Deelvenster







19

Uiterst rechts verschijnt het taakvenster‘Aangepaste animatie’.

Via de knop ‘Animatie toevoegen’ selecteer je een effect om het object te latenverschijnen (start), om het te beklemtonen(nadruk) of om het van de dia te latenverdwijnen (eind). Wanneer je demuiscursor op een bepaalde animatiehoudt, krijg je meteen een voorbeeld tezien.

Je hebt tevens de mogelijkheid om eenobject op een animatiepad te latenbewegen (zo kan je een object bijvoorbeeldeen golvende beweging laten uitvoeren).

Via de opties onderaan kan je per categorienog meer effecten bekijken. Bij dezeuitgebreide lijst moet je klikken op eeneffect om het te zien op je scherm. Klikvervolgens op OK om het toe te passen of Annuleren om niets te wijzigen.

OPDRACHT

Zorg er voor dat de illustratie, die naast het

overzicht in dia 2 staat, verschijnt met het effect

‘Binnenvliegen’.

Selecteer vervolgens het tekstvak met het

overzicht in dia 2 en zorg ervoor dat het

verschijnt op de dia met het effect ‘Subtiel in- en

uitzoomen’ (Meer effecten…).

Speel de dia met de effecten af.

6.3.2 Tijdlijn

De effecten worden weergegeven in het ‘Animatiedeelvenster’ . Via hetdubbele pijltje kan je ook de onderdelen van een animatie weergeven (in geelaangeduid) of dichtklappen. Ook worden er in de dia zelf cijfertjes geplaatst bij

geanimeerde objecten om aan te geven in welke volgorde ze verschijnen.

Animatie toevoegen






20

Desgewenst kan je de volgorde van de effecten nogwijzigen door een effect aan te klikken envervolgens aan te geven of het eerder of later op detijdlijn moet afgespeeld worden (via de pijltjesbovenaan). Je kan het effect ook verslepen met demuis.

OPDRACHT

Zorg ervoor dat eerst het overzicht verschijnt en dan pas de

illustratie.

6.3.3 Aangepaste animatie configureren

De manier waarop een geselecteerd object moet beginnen en desnelheid kan je instellen via verschillende onderdelen op het lint.

Selecteer een effect om de instellingen ervanaan te passen.Klik vervolgens op ‘Effectopties’. Afhankelijkvan het gekozen effect krijg je hierverschillende mogelijkheden.

Vb links: effectopties bij tekstVb rechts: effectopties bij binnenvliegen

Het onderdeel ‘Tijdsinstellingen’ geeft je demogelijkheid om de manier van starten, de duur,vertraging en volgorde van een effect aan tepassen. Hoe hoger de waarde bij ‘Duur’, hoetrager de animatie zal afspelen.

Via rechtermuisklik op een effect in hetanimatiedeelvenster kan je ook kiezenvoor ‘Tijdsinstellingen’. Je bekomt eendialoogkader met 3 tabbladen. Hier kan jeongeveer dezelfde instellingen kiezen alsvia de knoppen op het lint.

Bij ‘Tijdsinstelling’ heb je hier echter nogeen bijkomende mogelijkheid. Je kanaanduiden wanneer het effect moetgeactiveerd worden. Hier kan je elk objectuit je dia kiezen als startpunt van de

animatie (bij klikken!). Dit komt overeenmet de knop ‘Trigger’ op het lint Animaties.

Volgorde

Effectopties

Tijdsinstellingen








21

Via het tabblad ‘Tekstanimatie’ kan je instellen dat de tekst per 1e niveau (inhet onderstaande voorbeeld ‘Klassiekers’ en alles wat een niveau lager staaten vervolgens ‘Nieuwkomers’ en alles wat een niveau lager staat) moetverschijnen telkens na een muisklik. De andere opties spreken in principeeveneens voor zichzelf.

OPDRACHT Zorg ervoor dat de illustratie met een gemiddelde snelheid, van rechts, verschijnt (2

seconden).

Zorg ervoor dat de tekst in het overzicht regel per regel verschijnt telkens automatisch 1

seconde na de vorige regel.

De illustratie verschijnt automatisch nadat het volledige overzicht op de dia staat.

6.3.4 Animatiepaden

Door gebruik te maken van een animatiepad kan je objecten op een zelfgekozen manier laten weergeven. Je kan kiezen voor een standaardanimatiepad of zelf een pad tekenen via ‘Aangepast pad’ (dubbelklik om hetpad te eindigen).

Via de optie Meer animatiepaden bekom jedeze keuzelijst.

Meestal is het niet aangewezen om gebruik temaken van willekeurige animatiepaden, tenzij je een bepaalde figuur over het scherm willaten lopen.

In dit geval kan de animatie starten buiten dedia en eindigen buiten de dia. Het object dat

het pad moet volgen, moet dan ook buiten dedia gezet worden.






22

6.3.5 Animatiepad aanpassen Wanneer je een animatiepad ingevoegd hebt, kan je dit als volgt zien staan:

Via het draaipijltje in het midden kan je het pad draaien. Het groene en rodepijltje op de uithoeken zijn respectievelijk het beginpunt en eindpunt van hetpad. Je kan via deze pijltjes, door middel van slepen, het pad korter of langermaken

6.3.6 Animatie verwijderen

Om een animatie te verwijderen selecteer je deze in de tijdlijn en druk je op dedelete-toets van je toetsenbord.

6.3.7 Muziek laten doorspelen over meerdere dia’s

Wanneer je een geluidsfragment invoegt in een dia, wordt het geluidstandaard gestopt wanneer je een volgende handeling uitvoert (een muisklik,op een pijltje klikken,…).

Soms is het aangewezen om achtergrondgeluid te voorzien dat doorspeeltover meerdere dia’s heen.

Een ingevoegd geluidsfragment wordt ook in het animatiedeelvensterweergegeven en je kan dit dus configureren zoals een standaard animatie.(rechter muisklik)

Delete

Effectopties





23

Via het tabblad ‘Effect’ kan je instellenwanneer het afspelen moet gestoptworden. Hier kan je dus tevensinstellen dat het geluid over een aantaldia’s heen moet blijven spelen.

Je kan ook alle aanpassingen doen via het lint Hulpmiddelen voor audio. Klikhiervoor op het luidsprekertje op je dia en dan verschijnt dit lint.

Op het tabblad Afspelen kan je de verschillende instellingen vinden.Kies je hier voor ‘Tijdens dia’s afspelen’, dan blijft het lopen tot hetgeluidsbestand volledig afgespeeld is.

OPDRACHT

Zorg ervoor dat het geluidsfragment op de eerste dia pas na 5 dia’s stopt.

Effect





24

7 PRESENTATIE AFDRUKKEN

7.1 AFDRUKVENSTER

Klik op de Bestand ‘Afdrukken’. Vervolgens verschijnt het afdrukvenster

waarin je de printer kan kiezen, kan aangeven welke dia’s je wenst af tedrukken, hoeveel exemplaren je wenst af te drukken,…

OPDRACHT

Open het afdrukvenster.

7.2 DIA’S

Om de dia’s bladvullend af te drukken selecteer je onder ‘Instellingen’ de optie‘Dia’s op een volledige pagina’. Om ecologische en economische redenen ishet een aanrader om onder ‘Kleur/grijswaarden’ de optie ‘Grijswaarden’ teselecteren. De achtergrondkleur zal dan niet mee afgedrukt worden, wat eenpositieve invloed heeft op het inktverbruik.

7.3 HAND-OUTS

Meestal is het meer aangewezen om hand-outs af te drukken terondersteuning van een presentatie. In dat geval worden er meerdere (2 tot 9)dia’s per pagina afgedrukt met eventueel mogelijkheid voor de toehoorder omnota’s te maken. Ook hier is het meestal om ‘Grijswaarden’ te selecteren. Klikop de optie ‘Dia’s op een volledige pagina’ om een andere afdrukweergave tekiezen.




25

OPDRACHT

Stel het venster in om de 6 dia’s zonder achtergrondkleur op 1 pagina af te drukken.

7.4 AFDRUKKEN

Vooraleer je op ‘Adrukken’ klikt bekijk je best eerst het afdrukvoorbeeld rechtsom foutieve en overbodige afdrukken te vermijden. Het is ook nog mogelijk omhier je kop- of voetteksten aan te passen.

OPDRACHT

Bekijk een voorbeeld van de hand-outs en druk de pagina af als alles naar wens is.

Voorbeeld





26

8 TIPS

8.1 PRESENTATIE

8.1.1 Bestandsgrootte inperken

Om een presentatie met grote fotobestanden klein te houden is het in vorigeversies van PowerPoint noodzakelijk om de afbeeldingen te comprimeren enze zo te optimaliseren voor het formaat waarin ze worden weergegeven.Vanaf versie 2007 gebeurt dit automatisch, wat een mooie meerwaarde is.Deze automatische feature vermijd dat presentaties groot en log worden.

Via de optie Afbeeldingen comprimeren op het tabblad ‘Hulpmiddelen voorafbeeldingen’ kan je bijgesneden gebieden nog laten verwijderen of nogverder comprimeren tot E-mailkwaliteit.

8.1.2 7x7 regel

Een dia in een presentatie die je gebruikt om te projecteren bestaat, voor deduidelijkheid, bij voorkeur uit maximaal 7 regels met maximaal 7 woorden perregel.

8.1.3 Kleuren

Als je qua achtergrond en kleuren afwijkt van een standaard sjabloon, zorg erdan voor dat alles goed leesbaar blijft. Een gele tekstkleur op een witteachtergrond is bijvoorbeeld een absolute afrader. Let ook op metachtergronden met veel kleuren (vb. een foto). Je maakt het jezelf in dat geval

erg moeilijk om een goeie tekstkleur te kunnen selecteren.

Comprimeren

Leesbaarheid






27

OPDRACHT

Bepaal zelf welke van bovenstaande dia’s goed gemaakt is en dus bruikbaar is en welke

niet.

8.1.4 Animaties

Overdrijf niet met het toepassen van animaties. Meestal is het aangewezenom ofwel geen animaties ofwel een beperkt aantal dezelfde animaties tegebruiken.

Animaties kunnen ook erg interessant zijn om een redenering stelselmatig engestructureerd op te bouwen.

8.2 PRESENTEREN

8.2.1 Vertel je verhaal

Spreek luid, zuiver en duidelijk.

Houd oogcontact met je publiek, kijk niet constant naar het scherm met depresentatie.

Straal enthousiasme uit.

Beperk je uitleg niet tot wat op de dia’s staat… iedereen kan immers lezen.

Eenvoud siert





29

Geef vervolgens de gewenste naam in, klik op ‘Naar map kopiëren’ en bladernaar de gewenste map waarin de bestanden moeten opgeslagen worden. Demap kan je nu op een geheugenpen zetten.

OPDRACHT

Exporteer je presentatie, de gekoppelde mediabestanden en de Powerpoint viewer.

9 FOTOALBUM

9.1 INVOEGEN

Creëer een nieuwe presentatie. Klik op ‘Invoegen’ ‘Fotoalbum’ ‘Nieuwfotoalbum…’.

Via de knop ‘Bestand/schijf…’ selecteer je de foto’s die je in de presentatiewenst toe te voegen.

Bestand/schijf





30

Vervolgens kan je nog enkele opties instellen. Klik op ‘Maken’ om depresentatie te finaliseren.

Nadien kan je nog het ontwerp en de dia-overgangen instellen naar keuze.

OPDRACHT

Creëer een fotoalbum met Powerpoint.

9.2SJABLOON

Via ‘Bestand’ ‘Nieuw’ ‘Fotoalbums’ kan je eveneens eenfotoalbumsjabloon gebruiken.

Maken

NIeuw



PowerPoint2013 Basis

Documents

Transcript of PowerPoint2013 Basis