Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied...

64
Vakverdieping zaakvakken Natuur “Op welke manier zijn leerlingen in de bovenbouw van het regulier basisonderwijs het meest betrokken bij een activiteit binnen het vakgebied natuur?” Annemijn Simmes Jeanine Steentjes VR3B 1

Transcript of Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied...

Page 1: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Vakverdieping zaakvakken

Natuur

“Op welke manier zijn leerlingen in de bovenbouw van het regulier basisonderwijs het meest betrokken bij een activiteit binnen het

vakgebied natuur?”

Annemijn SimmesJeanine SteentjesVR3BPeter RoosSemester 1, 2011-2012

1

Page 2: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

InleidingIn dit onderzoek betreft de vakverdieping natuur staat de betrokkenheid van leerlingen in de

bovenbouw van het reguliere basisonderwijs voor het leergebied natuur centraal. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de behoeften zijn van de leerlingen voor het vakgebied natuur in de bovenbouw, zodat de betrokkenheid geoptimaliseerd kan worden.

In het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens een vast stramien en zijn methodegebonden. De leerkracht neemt een leidende rol aan en voor de leerlingen betekenen deze desbetreffende natuurlessen niet veel meer dan het reproduceren van de gegeven informatie uit het lesboek wat resulteert in een passieve houding van leerlingen.Deze manier van onderwijzen bij het vakgebied natuur is niet uitnodigend voor het stimuleren van een actieve en optimale betrokkenheid van leerlingen (Koning, 2011). Om deze reden is verdieping in het optimaliseren van betrokkenheid bij het vakgebied natuur noodzakelijk.

Het onderzoek is gestart met het maken van twee individuele werkplannen. Deze bevatten elk twee persoonlijke beoordelingscriteria, gericht op de ontwikkeling van eigen kennis en verbonden aan de algemene vakcompetenties. Aan de hand van de geschreven probleemstelling in het werkplan, is er theorie verzameld in de vorm van een theoretisch kader. In dit theoretisch kader staan de achterliggende ideeën van het vak natuur. Aan de hand van deze literatuurstudie zijn de behoeften aan bod gekomen van leerlingen in de bovenbouw bij het vakgebied natuur. Deze behoeften zijn afkomstig van de theorie en worden verwerkt in een praktijkonderzoek. De onderzoeksmethodiek die hierbij wordt gebruikt is een interview. Deze wordt afgenomen bij leerlingen en leerkrachten in de bovenbouw van het basisonderwijs, zodat er een beeld gevormd kan worden van de daadwerkelijke behoeften van leerlingen in de praktijk.

Uit deze verkregen informatie kan een spanningsveld worden opgesteld waaruit uiteindelijk een visie ontworpen kan worden met daarin een onderwijsvorm die past bij de behoeften van de leerlingen. Deze uiteindelijke visie resulteert in een product. Dit is een lesformat voor leerkrachten in de bovenbouw voor het vak natuur. Dit lesformat is erop gericht dat er voldaan wordt aan de behoeften van leerlingen in de bovenbouw.

2

Page 3: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

InhoudsopgaveWerkplannenWerkplan Jeanine Steentjes Blz. 5 t/m 10Werkplan Annemijn Simmes Blz. 11 t/m 16

Theoretisch kaderHet geven van natuuronderwijs in het regulier basisonderwijs Blz. 18 t/m 20

De onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw Blz. 21 t/m 22ten aanzien van het vakgebied natuur

Aansluiting van de begeleiding van de leerkracht bij de onderwijsbehoeften Blz. 23 t/m 24van leerlingen in de bovenbouw voor het vakgebied natuuronderwijs

InterviewsInterview leerkrachten Blz. 26 t/m 29Interview leerlingen Blz. 30 t/m 32

VisiestukRelevante bronnen en deskundigen Blz. 34Resultaten leerkrachten Blz. 35Resultaten leerlingen Blz. 36Eigen visie Blz. 37 t/m 38

Het productLesformat leerkrachten Blz. 40 t/m 41Voorbeeldles Blz. 42 t/m 43Reflectie praktijkdeel Blz. 44

3

Page 4: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Werkplannen

Werkplan vakverdieping zaakvakken 2011 - 2012

Naam: Jeanine SteentjesKlas: Iselinge Klas VR3B

4

Page 5: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

5

Page 6: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Gekozen vakverdieping: Natuuronderwijs

Persoonlijke leerdoel gekoppeld aan de vakcompetenties of gericht op ontwikkeling van eigen kennis

Mijn persoonlijk leerdoel is gericht op de beroepsbekwaamheden voor het vakgebied natuur. Ik wil als aankomend leerkracht mijn onderwijsaanbod voor het vakgebied natuur kunnen afstemmen op de onderwijsbehoeften van mijn leerlingen, zodat ik de betrokkenheid van leerlingen kan optimaliseren. n.a.v. vakcompetentie 71 punt

De student kan het lesmateriaal aanpassen aan de actuele interesse en belevingswereld van de leerlingen.

2 punten De student past het lesmateriaal en zijn of haar begeleiding af

op de onderwijsbehoeften van leerlingen, zodat zij actief betrokken zijn bij de natuurlessen

3 puntenHet voorgaande plus:

De student heeft gericht literatuuronderzoek gedaan naar de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw en stemt daar zijn lessen en begeleiding op af.

4 puntenHet voorgaande plus:

De student heeft naast literatuuronderzoek ook een andere onderzoeksmethode verricht om te achterhalen wat de behoeften van leerlingen zijn uit de praktijk.

Persoonlijke leerdoel gekoppeld aan de vakcompetenties of algemene competenties

Mijn persoonlijk leerdoel is gericht op de ontwikkeling van mijn eigen kennis. Naar aanleiding van de vakinhoudelijke en vakdidactische verdieping voor dit onderzoek wil ik in staat zijn uit te kunnen leggen hoe ik als leerkracht vorm wil geven aan de lessen binnen het vakgebied natuur. n.a.v. vakcompetentie 91 punt

De student heeft een visie geformuleerd op basis van theoretische achtergronden.

2 punten De student heeft een visie geformuleerd op basis van zowel

theorie- als praktijkinformatie. 3 puntenHet voorgaande plus:

De student beschrijft in zijn of haar visie een koppeling tussen theorie en praktijk.

4 puntenHet voorgaande plus:

De student baseert zijn visie op het ontstane spanningsveld tussen theorie en praktijk.

Korte beschrijving van het gekozen onderwerp:

Tijdens dit onderzoek wordt er onderzocht welke vorm in het reguliere basisonderwijs de betrokkenheid van leerlingen in de bovenbouw tijdens lessen voor het vakgebied natuur kan optimaliseren naar aanleiding van de behoeften van leerlingen.

Probleemstelling: In dit onderzoek betreft de vakverdieping natuur staat de betrokkenheid

6

Page 7: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

van leerlingen in de bovenbouw van het reguliere basisonderwijs voor het leergebied natuur centraal. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de behoeften zijn van de leerlingen voor het vakgebied natuur in de bovenbouw, zodat de betrokkenheid geoptimaliseerd kan worden.

Betrokkenheid is volgens Alkema, van Dam, Kuipers, Lindhout en Tjerkstra (2009) de intrinsieke motivatie van wat een kind van binnenuit drijft. Als leerkracht is het volgens Simmelink (2008) van cruciaal belang rekening te houden met deze intrinsieke motivatie van leerlingen. Op het moment dat leerlingen betrokken zijn, ervaren zij het leren als rijker en interessanter wat leidt tot motivatie en een positievere houding van leerlingen tegenover het desbetreffende vakgebied (Harlen, 2004). Volgens van Graft en Kemmers (2009) leidt een toenemende motivatie tot een positieve houding ten opzichte van het vakgebied natuuronderwijs.

In het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens een vast stramien en zijn methodegebonden. De leerkracht neemt een leidende rol aan en voor de leerlingen betekenen deze desbetreffende natuurlessen niet veel meer dan het reproduceren van de gegeven informatie uit het lesboek wat resulteert in een passieve houding van leerlingen.

Deze manier van onderwijzen bij het vakgebied natuur is niet uitnodigend voor het stimuleren van een actieve en optimale betrokkenheid van leerlingen (Koning, 2011). Om deze reden is verdieping in het optimaliseren van betrokkenheid bij het vakgebied natuur noodzakelijk.

De manier van onderwijzen is volgens van Oers (2003) van doorslaggevend belang voor het optimaliseren van de betrokkenheid van leerlingen bij het vakgebied natuur. Door verdieping van dit onderzoek kunnen aanbevelingen worden aangereikt aan leerkrachten die de betrokkenheid bij leerlingen in de bovenbouw voor het vakgebied natuur willen optimaliseren.

293 woorden

Praktische relevantie: Uit dit onderzoek zal blijken op welke manier leerlingen in de bovenbouw het meest betrokken raken bij onderwijsactiviteiten betreft het vakgebied natuur.Voor leerkrachten die het vakgebied natuur onderwijzen aan leerlingen in de bovenbouw zijn de onderzoeksresultaten van dit onderzoek van cruciaal belang. Het levert namelijk een repertoire aan handelingsbekwaamheden op die leerkrachten kunnen inzetten om een zo groot mogelijke betrokkenheid bij leerlingen te creëren.

De opbrengsten van dit onderzoek zullen besproken worden in het team van mijn stageschool. Tevens bieden de onderzoeksresultaten houvast bij het ontwerpen van de projectweek.

7

Page 8: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Onderzoeksvragen

a. LiteratuurstudieVoor dit onderzoek zal een literatuuronderzoek plaatsvinden waarin gezocht wordt naar betrouwbare informatiebronnen.Wanneer lees je een bron wel?Door mij worden alleen bronnen gelezen die gepubliceerd zijn na het jaar 2000, om zo de meest recente informatie te kunnen selecteren.

Van alle door mij in dit onderzoek opgenomen bronnen moeten de auteur(s) bekend zijn.

Wanneer lees je een bron niet?Ik lees geen bronnen die gepubliceerd zijn voor het jaar 2000, omdat er een mogelijkheid bestaat dat deze bronnen verouderd zijn.

Ook bronnen die afkomstig zijn van de internetsite Wikipedia worden niet door mij gelezen.

Hoofdvraag:Op welke manier zijn leerlingen in de bovenbouw van het regulier basisonderwijs het meest betrokken bij een activiteit binnen het vakgebied natuur? Deelvragen:- Hoe wordt natuuronderwijs gegeven in het reguliere basisonderwijs?- Wat zijn de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw ten aanzien van het vakgebied natuur?- Op welke manier kan de begeleiding van de leerkracht aansluiten bij de onderwijsbehoeften van leerlingen voor het vakgebied natuuronderwijs?

b. OnderzoeksmethodeAllereerst zal er een literatuuronderzoek verricht worden, zodat er relevante informatiebronnen geselecteerd kunnen worden. Tevens worden enkele natuurmethodes gescreend door middel van een documentanalyse, vanuit de onderzoeksvraag op welke manier natuuronderwijs in het reguliere basisonderwijs gegeven wordt.

Daarnaast wordt er een interview afgenomen dat kwantitatieve informatie oplevert. Op deze manier kan het spanningsveld tussen theorie en praktijk in beeld gebracht worden er wordt er een eigen visie ten aanzien van natuuronderwijs verwoord. Naar aanleiding van deze visie wordt er praktisch materiaal ontworpen voor het vakgebied natuur passend bij de visie.

8

Page 9: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Bronnen1 Alkema, E., Dam, E. van, Kuipers, J., Lindhout, C., Tjerkstra, W. (2009). Meer dan

onderwijs. Assen:van Gorcum2 Clijsen, A., Gijzen, B., Lange, S, de., Spaans, G. (2007). 1- Zorgroute naar handelingsgericht werken.

Utrecht: WSNS plus en KPC Groep3 Fisser, P.H.G. (2009). Onderzoeksprogramma kenniscentrum wetenschap & techniek basisonderwijs

regio Oost Nederland. Enschede: Universiteit Twente4 Graft, M. van, Kemmers, P. (2007). Onderzoekend en ontwerpend leren bij natuur en techniek. Den

Haag: Stichting Platform Beta Techniek5 Harlen, W. (2004). Evaluating inquiry-based science developments. Cambridge: Universiteit Cambridge6 Hoogeveen, T., Gerwen, T. (2010). Natuur is overal. Baarn: Tirion uitgevers7 Jansen, P.(2010) . Duurzame ontwikkeling in de kerndoelen. Praxis Bulletin, 27, 19 – 22.8 Kersbergen, C., Haarhuis, A. (2010). Natuuronderwijs inzichtelijk. Bussem: Couthino

Koning, B, de. (2011). Opbrengstgericht werken, passend onderwijs. In de klas, 3, 15-18. 9 Simmelink, E. (2008). Onderzoekend en ontwerpend leren n et Team-project. Verkregen op 17

september 2011 van http://essay.utwente.nl/58360/1/scriptie_E_Simmelink.pdf

10 Stichting Leerplanontwikkeling, 2006. Kerndoelen Primair Onderwijs. Den Haag: DeltaHage

11 Stichting Leerplanontwikkeling (2009). Tule. Verkregen op 04 oktober 2011, van http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-KDOrientatieJezelfEnWereld.html

12 Vaan, E. de., Marell, J. (2006). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Coutinho

13 Weterings, A. (2010). Horen en zien, ruiken, voelen, proeven. Amsterdam: Uitgeverij SWP

Planning van het onderzoek22-09-2011 Eerste opzet van het werkplan in de ELO plaatsen

01-10-2011 Werkplan van feedback voorzien en definitief afgerond

15-10-2011 Theoretisch kader klaar

16-10-2011 Interview ontwerpen voor leerlingen en leerkrachten

20-10-2011 Interview voorzien van feedback van begeleider en daarna z.s.m. afnemen bij de leerlingen en leerkrachten

31-10-2011 Interview afgenomen bij de leerlingen en leerkrachten en gegevens digitaliseren

5-11-2011 Gegevens bewerken en conclusies trekken

25-11-2011 Eigen visie verwoord14-12-2011 Praktisch materiaal ontworpen20-12-2011 Schriftelijk deel verdieping zaakvakken afgerond08-01-2012 Klaar om te presenteren

9

Page 10: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Uitwerking van de hoofd- en deelvragen

10

Page 11: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Hoofdvraag 1 Op welke manier zijn leerlingen in de bovenbouw van het regulier basisonderwijs het meest betrokken bij een activiteit binnen het vakgebied natuur?

Welke onderzoeksactiviteiten ga je ondernemen voor iedere deelvraag?

Wat is de opbrengst of het resultaat van iedere deelvraag?

Deelvragen 1Hoe wordt natuuronderwijs gegeven in het reguliere basisonderwijs?

Hiervoor vindt literatuuronderzoek plaats. De opbrengst van deze deelvraag is een theoretische onderbouwing van hoe natuuronderwijs gegeven wordt.

2Wat zijn de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw ten aanzien van het vakgebied natuur?

Hiervoor vindt ook literatuuronderzoek plaats. Hier zullen echter vragen uit voortvloeien die in de vorm van een interview bij leerlingen worden afgenomen.

Het resultaat levert een spanningsveld op tussen theorie en praktijk, waaruit een eigen visie voortkomt.

3Op welke manier kan de begeleiding van de leerkracht aansluiten bij de onderwijsbehoeften van leerlingen voor het vakgebied natuuronderwijs?

Literatuuronderzoek zal ons antwoord op deze vragen geven, maar ook de interviews aan leerkrachten zullen hiervoor gebruikt worden.

Ook dit resulteert in een spanningsveld tussen theorie en praktijk waaruit een eigen visie naar voren komt.

Waarom zijn deze vragen voor jezelf interessant en relevant?De vragen zijn voor mij interessant, omdat ik met de verkregen informatie van de deelvragen een antwoord kan formuleren op de door mij gestelde hoofdvraag. De theorie die voortkomt uit het literatuuronderzoek wordt door middel van de interviews vergeleken met de praktijk. Hierdoor ontstaat er een spanningsveld waaruit ik mijn eigen visie ten aanzien van de behoeften en betrokkenheid van leerlingen in mijn praktisch ontwerp kan verwerken ten aanzien van de behoeften van leerlingen.Waarom zijn deze vragen voor anderen interessant en relevant?Vanuit de vragen wordt gekeken naar de onderwijsbehoeften van leerlingen voor het desbetreffende vakgebied. Dit is van cruciaal belang wil jij als leerkracht aan kunnen sluiten met de reguliere leerstof bij de behoeften van leerlingen. Het praktisch ontwerp kan dienen als aanbeveling voor het vakgebied natuur voor anderen.Wat zijn de beoogde uitkomsten en opbrengsten van jouw onderzoek? Dit onderzoek moet aan de hand van een spanningsveld tussen theorie en praktijk resulteren tot het verwoorden van een eigen visie ten aanzien van het vakgebied natuur, dat verwerkt wordt in een praktisch ontwerp.

11

Page 12: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Overleg met de begeleidende docentOverleg vakdocent via intekenlijst in de elo(VR3 vakverdieping zaakvakken intekenlijst)

Ik ben aanwezig bij al de door Iselinge Hogeschool geplande bijeenkomsten betreffende deze vakverdieping.Tevens zullen er contactmomenten via de mail zijn en waarnodig persoonlijke overlegmomenten.

Overige opmerkingen Niet

Vastgesteld op: 13-10-2011

Handtekening student Handtekening docent

12

Page 13: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Werkplan vakverdieping zaakvakken 2011 - 2012

Naam: Annemijn SimmesKlas: Iselinge Klas VR3BGekozen vakverdieping: Natuuronderwijs

Persoonlijke leerdoel gekoppeld aan de vakcompetenties of gericht op ontwikkeling van eigen kennis

Mijn persoonlijk leerdoel voor het vakgebied natuuronderwijs is gericht op de beroepsbekwaamheden. Ik vind het erg belangrijk dat de betrokkenheid van de leerlingen optimaal is. Daarom is het belangrijk dat ik als aankomend leerkracht mijn onderwijsaanbod voor het vakgebied natuur kan afstemmen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. n.a.v. vakcompetentie 7

1 punt De student kan het lesmateriaal aanpassen aan de actuele

interesse en belevingswereld van de leerlingen. 2 punten

De student past het lesmateriaal en zijn of haar begeleiding afop de onderwijsbehoeften van leerlingen, zodat zij actief betrokken zijn bij de natuurlessen

3 puntenHet voorgaande plus:

De student heeft gericht literatuuronderzoek gedaan naar de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw en stemt daar zijn lessen en begeleiding op af.

4 puntenHet voorgaande plus:

De student heeft naast literatuuronderzoek ook een andere onderzoeksmethode verricht om te achterhalen wat de behoeften van leerlingen zijn uit de praktijk.

Persoonlijke leerdoel gekoppeld aan de vakcompetenties of algemene competenties

Mijn andere persoonlijke leerdoel gaat over mijn eigen ontwikkeling op het gebied van natuuronderwijs, ik wil meer kennis krijgen over dit vakgebied. Door dit onderzoek kan ik verwoorden op welke manier ik als aankomend leerkracht vorm wil geven aan de lessen binnen het natuuronderwijs. n.a.v. vakcompetentie 91 punt

De student heeft een visie geformuleerd op basis van theoretische achtergronden.

2 punten De student heeft een visie geformuleerd op basis van zowel

theorie- als praktijkinformatie. 3 puntenHet voorgaande plus:

De student beschrijft in zijn of haar visie een koppeling tussen theorie en praktijk.

4 puntenHet voorgaande plus:

De student baseert zijn visie op het ontstane spanningsveld tussen theorie en praktijk.

Korte beschrijving van het gekozen onderwerp:

Tijdens dit onderzoek wordt er onderzocht welke vorm in het reguliere basisonderwijs de betrokkenheid van leerlingen in de bovenbouw tijdens

13

Page 14: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

lessen voor het vakgebied natuur kan optimaliseren naar aanleiding van de behoeften van leerlingen.

Probleemstelling: In dit onderzoek betreft de vakverdieping natuur staat de betrokkenheid van leerlingen in de bovenbouw van het reguliere basisonderwijs voor het leergebied natuur centraal. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de behoeften zijn van de leerlingen voor het vakgebied natuur in de bovenbouw, zodat de betrokkenheid geoptimaliseerd kan worden.

Betrokkenheid is volgens Alkema, van Dam, Kuipers, Lindhout en Tjerkstra (2009) de intrinsieke motivatie van wat een kind van binnenuit drijft. Als leerkracht is het volgens Simmelink (2008) van cruciaal belang rekening te houden met deze intrinsieke motivatie van leerlingen. Op het moment dat leerlingen betrokken zijn, ervaren zij het leren als rijker en interessanter wat leidt tot motivatie en een positievere houding van leerlingen tegenover het desbetreffende vakgebied (Harlen, 2004). Volgens van Graft en Kemmers (2009) leidt een toenemende motivatie tot een positieve houding ten opzichte van het vakgebied natuuronderwijs.

In het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens een vast stramien en zijn methodegebonden. De leerkracht neemt een leidende rol aan en voor de leerlingen betekenen deze desbetreffende natuurlessen niet veel meer dan het reproduceren van de gegeven informatie uit het lesboek wat resulteert in een passieve houding van leerlingen.

Deze manier van onderwijzen bij het vakgebied natuur is niet uitnodigend voor het stimuleren van een actieve en optimale betrokkenheid van leerlingen (Onderwijsraad, 2003). Om deze reden is verdieping in het optimaliseren van betrokkenheid bij het vakgebied natuur noodzakelijk.

De manier van onderwijzen is volgens van Oers (2003) van doorslaggevend belang voor het optimaliseren van de betrokkenheid van leerlingen bij het vakgebied natuur. Door verdieping van dit onderzoek kunnen aanbevelingen worden aangereikt aan leerkrachten die de betrokkenheid bij leerlingen in de bovenbouw voor het vakgebied natuur willen optimaliseren.

293 woorden

Praktische relevantie: Uit dit onderzoek zal blijken op welke manier leerlingen in de bovenbouw het meest betrokken raken bij onderwijsactiviteiten betreft het vakgebied natuur.Voor leerkrachten die het vakgebied natuur onderwijzen aan leerlingen in de bovenbouw zijn de onderzoeksresultaten van dit onderzoek van cruciaal belang. Het levert namelijk een repertoire aan handelingsbekwaamheden op die leerkrachten kunnen inzetten om een zo groot mogelijke betrokkenheid bij leerlingen te creëren.

14

Page 15: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

De opbrengsten van dit onderzoek zullen besproken worden in het team van mijn stageschool. Tevens bieden de onderzoeksresultaten houvast bij het ontwerpen van de projectweek.

Onderzoeksvragen

a. LiteratuurstudieVoor dit onderzoek zal een literatuuronderzoek plaatsvinden waarin gezocht wordt naar betrouwbare informatiebronnen.Wanneer lees je een bron wel?Door mij worden alleen bronnen gelezen die gepubliceerd zijn na het jaar 2000, om zo de meest recente informatie te kunnen selecteren.

Van alle door mij in dit onderzoek opgenomen bronnen moeten de auteur(s) bekend zijn.

Wanneer lees je een bron niet?Ik lees geen bronnen die gepubliceerd zijn voor het jaar 2000, omdat er een mogelijkheid bestaat dat deze bronnen verouderd zijn.

Ook bronnen die afkomstig zijn van de internetsite Wikipedia worden niet door mij gelezen.

Hoofdvraag:Op welke manier zijn leerlingen in de bovenbouw van het regulier basisonderwijs het meest betrokken bij een activiteit binnen het vakgebied natuur? Deelvragen:- Hoe wordt natuuronderwijs gegeven in het reguliere basisonderwijs?- Wat zijn de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw ten aanzien van het vakgebied natuur?- Op welke manier kan de begeleiding van de leerkracht aansluiten bij de onderwijsbehoeften van leerlingen voor het vakgebied natuuronderwijs?

b. OnderzoeksmethodeAllereerst zal er een literatuuronderzoek verricht worden, zodat er relevante informatiebronnen geselecteerd kunnen worden. Tevens worden enkele natuurmethodes gescreend door middel van een documentanalyse, vanuit de onderzoeksvraag op welke manier natuuronderwijs in het reguliere basisonderwijs gegeven wordt.

Daarnaast wordt er een interview afgenomen dat kwantitatieve informatie oplevert. Op deze manier kan het spanningsveld tussen theorie en praktijk in beeld gebracht worden er wordt er een eigen visie ten aanzien van natuuronderwijs verwoord. Naar aanleiding van deze visie wordt er praktisch materiaal ontworpen voor het vakgebied natuur passend bij de visie.

15

Page 16: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Bronnen1 Alkema, E., Dam, E. van, Kuipers, J., Lindhout, C., Tjerkstra, W. (2009). Meer dan

onderwijs. Assen:van Gorcum2 Clijsen, A., Gijzen, B., Lange, S, de., Spaans, G. (2007). 1- Zorgroute naar handelingsgericht werken.

Utrecht: WSNS plus en KPC Groep3 Fisser, P.H.G. (2009). Onderzoeksprogramma kenniscentrum wetenschap & techniek basisonderwijs

regio Oost Nederland. Enschede: Universiteit Twente4 Graft, M. van, Kemmers, P. (2007). Onderzoekend en ontwerpend leren bij natuur en techniek. Den

Haag: Stichting Platform Beta Techniek5 Harlen, W. (2004). Evaluating inquiry-based science developments. Cambridge: Universiteit Cambridge6 Hoogeveen, T., Gerwen, T. (2010). Natuur is overal. Baarn: Tirion uitgevers7 Jansen, P.(2010) . Duurzame ontwikkeling in de kerndoelen. Praxis Bulletin, 27, 19 – 22.8 Kersbergen, C., Haarhuis, A. (2010). Natuuronderwijs inzichtelijk. Bussem: Couthino

Koning, B, de. (2011). Opbrengstgericht werken, passend onderwijs. In de klas, 3, 15-18. 9 Simmelink, E. (2008). Onderzoekend en ontwerpend leren n et Team-project. Verkregen op 17

september 2011 van http://essay.utwente.nl/58360/1/scriptie_E_Simmelink.pdf

10 Stichting Leerplanontwikkeling. (2006). Kerndoelen Primair Onderwijs. Den Haag: DeltaHage

11 Stichting Leerplanontwikkeling. (2009). Tule. Verkregen op 04 oktober 2011, van http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-KDOrientatieJezelfEnWereld.html

12 Vaan, E. de., Marell, J. (2006). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Coutinho

13 Weterings, A. (2010). Horen en zien, ruiken, voelen, proeven. Amsterdam: Uitgeverij SWP

Planning van het onderzoek22-09-2011 Eerste opzet van het werkplan in de ELO plaatsen

01-10-2011 Werkplan van feedback voorzien en definitief afgerond

15-10-2011 Theoretisch kader klaar

16-10-2011 Interview ontwerpen voor leerlingen en leerkrachten

20-10-2011 Interview voorzien van feedback van begeleider en daarna z.s.m. afnemen bij de leerlingen en leerkrachten

31-10-2011 Interview afgenomen bij de leerlingen en leerkrachten en gegevens digitaliseren

5-11-2011 Gegevens bewerken en conclusies trekken

25-11-2011 Eigen visie verwoord14-12-2011 Praktisch materiaal ontworpen20-12-2011 Schriftelijk deel verdieping zaakvakken afgerond08-01-2012 Klaar om te presenteren

16

Page 17: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Uitwerking van de hoofd- en deelvragen

17

Page 18: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Hoofdvraag 1 Op welke manier zijn leerlingen in de bovenbouw van het regulier basisonderwijs het meest betrokken bij een activiteit binnen het vakgebied natuur?

Welke onderzoeksactiviteiten ga je ondernemen voor iedere deelvraag?

Wat is de opbrengst of het resultaat van iedere deelvraag?

Deelvragen 1Hoe wordt natuuronderwijs gegeven in het reguliere basisonderwijs?

Hiervoor vindt literatuuronderzoek plaats. De opbrengst van deze deelvraag is een theoretische onderbouwing van hoe natuuronderwijs gegeven wordt.

2Wat zijn de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw ten aanzien van het vakgebied natuur?

Hiervoor vindt ook literatuuronderzoek plaats. Hier zullen echter vragen uit voortvloeien die in de vorm van een interview bij leerlingen worden afgenomen.

Het resultaat levert een spanningsveld op tussen theorie en praktijk, waaruit een eigen visie voortkomt.

3Op welke manier kan de begeleiding van de leerkracht aansluiten bij de onderwijsbehoeften van leerlingen voor het vakgebied natuuronderwijs?

Literatuuronderzoek zal ons antwoord op deze vragen geven, maar ook de interviews aan leerkrachten zullen hiervoor gebruikt worden.

Ook dit resulteert in een spanningsveld tussen theorie en praktijk waaruit een eigen visie naar voren komt.

Waarom zijn deze vragen voor jezelf interessant en relevant?De vragen zijn voor mij interessant, omdat ik met de verkregen informatie van de deelvragen een antwoord kan formuleren op de door mij gestelde hoofdvraag. De theorie die voortkomt uit het literatuuronderzoek wordt door middel van de interviews vergeleken met de praktijk. Hierdoor ontstaat er een spanningsveld waaruit ik mijn eigen visie ten aanzien van de behoeften en betrokkenheid van leerlingen in mijn praktisch ontwerp kan verwerken ten aanzien van de behoeften van leerlingen.Waarom zijn deze vragen voor anderen interessant en relevant?Vanuit de vragen wordt gekeken naar de onderwijsbehoeften van leerlingen voor het desbetreffende vakgebied. Dit is van cruciaal belang wil jij als leerkracht aan kunnen sluiten met de reguliere leerstof bij de behoeften van leerlingen. Het praktisch ontwerp kan dienen als aanbeveling voor het vakgebied natuur voor anderen.Wat zijn de beoogde uitkomsten en opbrengsten van jouw onderzoek? Dit onderzoek moet aan de hand van een spanningsveld tussen theorie en praktijk resulteren tot het verwoorden van een eigen visie ten aanzien van het vakgebied natuur, dat verwerkt wordt in een praktisch ontwerp.

18

Page 19: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Overleg met de begeleidende docentOverleg vakdocent via intekenlijst in de elo(VR3 vakverdieping zaakvakken intekenlijst)

Als er vragen zijn, kan er altijd gemaild worden met de begeleidend docent. Ook kan er een persoonlijke afspraak worden gemaakt, voor mondelinge feedback.

Overige opmerkingen -

Vastgesteld op: 14-10-2011

Handtekening student

Handtekening docent

19

Page 20: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Theoretisch kader

20

Page 21: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Het geven van natuuronderwijs in het regulier basisonderwijs

Onderwijs heeft drie belangrijke functies: het draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen, het zorgt voor overdracht van maatschappelijke en culturele verworvenheden en het rust kinderen toe voor participatie in de samenleving. De belangrijkste dingen die kinderen moeten leren om actief deel te nemen aan de samenleving, staan vastgelegd in de zogenaamde kerndoelen. Voor het geven van natuuronderwijs wordt er uitgegaan van een minimum basisstof die nodig is om van groep één tot en met groep acht natuuronderwijs te kunnen aanbieden. Deze basisstof is afgeleid van de kerndoelen die leerlingen aan het eind van ieder schooljaar moeten behalen om zich te kunnen bevorderen naar het volgende leerjaar. De kerndoelen zijn vastgesteld door de overheid, politiek voor het onderwijs. In de kerndoelen staat weergegeven wat de leerlingen moeten leren om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving. Uit die kerndoelen zijn lesactiviteiten en (doe)activiteiten ontworpen voor de leerlingen op de basisschool, de kerndoelen voor het vakgebied zijn ruim. Kerndoelen zijn streefdoelen, dat wil zeggen dat scholen zich erop moeten richten. Hoe de scholen dit vormgeven moeten ze zelf bepalen. Als leerkracht of school kun je zelf bepalen op welke wijze je door het aanbieden van inhouden en activiteiten invulling geeft aan de kerndoelen van het vakgebied natuur. Ook zorgen de kerndoelen ervoor dat kinderen zich in hun schoolperiode blijven ontwikkelen en ze garanderen bovendien een breed en gevarieerd onderwijsaanbod. Verder dienen kerndoelen als referentiekader voor (publieke) verantwoording. Er kan door dit kader beter worden vastgesteld of doelen wel of niet bereikt worden (Jansen, 2010).

Het vakgebied natuur is ondergebracht in het leergebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’. In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op zichzelf, op hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis geven aan hun bestaan. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en de verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu en maken daarbij gebruik van cultureel erfgoed. Kinderen zijn nieuwsgierig, ze zijn voortdurend op zoek om zichzelf en de wereld te leren kennen en te verkennen. Die ontwikkelingsbehoefte van leerlingen is een aangrijpingspunt voor dit leergebied. Bij het vakgebied gaat het bij de oriëntatie om jezelf, dieren en planten en natuurverschijnselen. Waar mogelijk worden onderwijsinhouden over mensen, de natuur en de wereld in samenhang aangeboden. Dit gebeurd niet op alle scholen, dat hangt natuurlijk ook van de visie van de school af (Stichting Leerplanontwikkeling, 2006). De kerndoelen voor het vakgebied natuur worden in samenhang met het vakgebied techniek geformuleerd. De kerndoelen voor deze twee vakgebieden zijn volgens Stichting Leerplanontwikkeling (2009) de volgende:

- De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

- De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.

- De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.

- De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind.

- De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.

- De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

- De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en nacht veroorzaakt.

Bij deze verschillende kerndoelen van dit vakgebied horen leerlijnen. Volgens Jansen (2010) geven de leerlijnen exact aan wat een leerling in een bepaalde groep moet kunnen en kennen, om de aangegeven kerndoelen te kunnen behalen.

Op de basisschool is natuuronderwijs volgens de Vaan en Marell (2006) een doe-vak, waarbij de leerlingen zelf actief zijn met de echte werkelijkheid: ze verkennen en onderzoeken hun wereld, gaan deze al doende waarderen en leren er verantwoord mee om te gaan. Leerlingen hebben er plezier in om intensief en al doende bezig te zijn met de concrete werkelijkheid om hen heen. Daarbij gebruiken de leerlingen niet alleen hun zintuigen, hun hele lichaam is in de activiteit betrokken. Natuuronderwijs sluit aan bij deze natuurlijke behoefte van kinderen en komt tegemoet aan hun spontane belangstelling voor dingen in de omgeving. Natuuronderwijs is erop gericht kinderen zicht te geven op samenhangen in de materiële werkelijkheid, waarmee het leven van mensen onlosmakelijk is verbonden. Ontdekkende en onderzoekende activiteiten zijn

21

Page 22: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

daarbij onmisbaar als basis voor kennis, verwondering, een onderzoekende houding en besef van zorg en verantwoordelijkheid voor de leerlingen zelf, de medemens en de omgeving.

Volgens Weterings (2010) is het kennismaken met de natuur onmisbaar voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen. De natuurbeleving van kinderen draagt niet alleen bij aan de ontwikkeling van de zintuigen, maar aan alle ontwikkelingsgebieden. Met name jonge kinderen. Iedere soort ontwikkeling die deze kinderen doormaken, zoals de zintuiglijke, de lichamelijke, de emotionele en de cognitieve ontwikkeling kunnen worden geoefend in en met de natuur. Daarnaast geeft spelen in de natuur leerlingen vooral ook veel plezier en ontspanning. Dit draagt bij aan het welbevinden en de gezondheid van kinderen.

De inhoud van natuuronderwijs moet bestaan uit herkenbare onderwerpen uit de omgeving van de basisschoolleerlingen. Niet alleen levende organismen, maar ook dingen en verschijnselen krijgen aandacht bij het vakgebied natuur. Bij dit vakgebied gaat het ook niet alleen om weetjes, kennis nemen van is één van de manieren om met de natuur in contact te komen.

Naast de kerndoelen die hierboven staan beschreven voor het vakgebied natuur en techniek, houden schrijvers van methodes en van ander materiaal voor natuuronderwijs ook rekening met de volgende punten:

- Natuuronderwijs gaat over de werkelijkheid. Dingen en organismen uit het leven van alledag spelen de hoofdrol.

- Kinderen moeten actief bezig kunnen zijn met de leerstof op hun eigen niveau. Al doende leren zij het meest.

- De leerstof moet zo gekozen zijn dat kinderen gaan beseffen op welke manier ons bestaan bepaald wordt door de verschijnselen en wetten van de natuur, dat zij meer greep krijgen op, en de waarde beleven van hun omgeving. Er moeten dus mogelijkheden zijn voor onderzoek, problemen oplossen, formuleren van inzichten en overdenking van het mooie, verassende en indrukwekkende in de natuur.

- De leerstof moet aanknopingspunten geven voor de ontwikkeling van zorg en verantwoordelijkheid voor mens, dier en omgeving. Overigens hebben leerkrachten met hun (voorbeeld)gedrag veel invloed op die houding van de leerlingen.

- De leerstof moet in te passen zijn binnen de gewone schoolpraktijk. De betekent bijvoorbeeld dat de werkwijze niet te ingewikkeld moet zijn en dat verbanden met andere vakken gelegd kunnen worden.

Natuuronderwijs wordt op iedere school anders gegeven, er zijn grote verschillen in de manier van werken. Er zijn klassikale lessen, soms uit een methode maar ook los daarvan. Kleuters spelen aan de watertafel, de kinderen zijn zelf verantwoordelijk voor de verzorging van planten en/of dieren in de klas, de leerlingen onderzoeken concreet materiaal in groepjes, de leerlingen werken een onderwerp uit in de schoolmediatheek, er wordt gewerkt met school-tv, de klas gaat op excursie naar de kinderboerderij, de bakker, er wordt een herfstwandeling gemaakt, er worden natuurverhalen verteld en er wordt een milieu project gedaan. Dit zijn verschillende voorbeelden van activiteiten natuuronderwijs. Iedere school heeft verschillende onderwijsleerstijlen, die met elkaar kunnen worden vergeleken en kunnen worden gecombineerd met een aantal uitgangspunten.

De volgende uitgangspunten zijn gebaseerd op wat leerlingen eigen is en op de doelen van natuuronderwijs.

- Het onderwijs moet passen bij de aard van leerlingen. De activiteiten moeten ‘beleefd’ kunnen worden, verwondering oproepen, spannend en uitdagend zijn voor de leerlingen.

- Het onderwijs moet passen bij de cognitieve mogelijkheden van de leerlingen. Dat wil zeggen dat de stof moet aansluiten op de verschillende ontwikkelingsstadia die er zijn binnen elke groep. Leerlingen hebben veel concrete ervaringen nodig om logische verbanden te kunnen leggen.

- Bij natuuronderwijs is het hanteren van de onderzoekende werkwijze onmisbaar. Deze aanpak kan alleen maar al doende, handelend en denkend, worden opgebouwd. Daarbij gaat het niet alleen om toepasbare kennis, maar ook om vaardigheden.

- Bij natuuronderwijs hoort ook het dragen van verantwoordelijkheid, onder andere voor materialen en organismen. Dat wil zeggen dat leerlingen ook verantwoordelijkheid moeten krijgen voor die zaken die de leerlingen zelf kunnen overzien en waarop zij zelf invloed hebben. Welke uitgangspunten een school belangrijk vindt hangt samen met de onderwijsstijl die een school

kiest. Volgens van Leeuwen (1978, zoals beschreven in de Vaan & Marell, 2006) zijn de natuurwetenschappen in drie onderwijsstijlen te onderscheiden:

22

Page 23: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

1. Spontaan ontdekkend lerenBij deze vorm van leren nemen leerlingen het initiatief, deze vorm van leren is natuurlijk leren en zelfontdekkend leren. De leerkracht past zich aan de leerbehoeften van de leerlingen aan, de communicatie met de leerkracht gaat over de wereld van natuur en techniek die door de leerlingen wordt ervaren. De kinderen besluiten zelf wat zij gaan onderzoeken en structureren zelf hun activiteiten. Op deze manier ontdekken zij samenhang tussen hun waarnemingen en formuleren verbanden. Het vermogen om zo te leren is aangeboren. Bij deze onderwijsstijl is het de enige taak van de leerkracht om de samenwerking binnen de groepjes te begeleiden. De leerlingen vormen zelf denkbeelden over natuur en techniek, die onafhankelijk zijn van die van de leerkracht. Spontaan ontdekkend leren is erg tijdrovend, tamelijk individueel en binnen een schoolsituatie moeilijk te realiseren (de Vaan & Marell, 2006). 2. Overdragend lerenOverdragend leren is de tegenpool van zelfontdekkend leren. Bij deze vorm bepaalt de leerkracht niet alleen de inhoud van de leerstof, de leerling moet ook met de leraar meedenken. De communicatie tussen leerling en leraar gaat over de natuurwetenschappelijke wereld van de leerkracht. De leraar kiest de stof, formuleert de problemen en legt uit op welke manier deze problemen kunnen worden opgelost. Ook trekt de leerkracht de conclusies en vertelt hoe deze conclusies kunnen worden toegepast. Als er concreet materiaal wordt gebruikt, is dat voor demonstratieproeven of practica met kookboekachtige instructies. Hierbij past geen initiatief van de leerlingen, de leerlingen zijn afhankelijk van de leraar. Bij deze stijl van lesgeven plaatst de leerkracht zich tussen de leerlingen en de natuurwetenschappelijke wereld in, en draagt die over aan de leerlingen. Leerkrachten zijn geneigd om leerstof over te dragen, wanneer de stof goed is gestructureerd, lijkt er weinig mis te kunnen gaan. Alleen in werkelijkheid is dat anders, het is lastig om na te gaan wat de leerlingen echt hebben geleerd. De leerlingen praten de leerkracht gewoon na en vaak zijn de leerlingen het de volgende keer alweer vergeten. Het kan ook zo zijn dat de leerlingen al veel weten over het onderwerp dat wordt uitgelegd in de natuuractiviteit. Bij gesloten handelingsinstructies en practica raken leerlingen vaak de draad kwijt, ze overzien niet waarom en waarmee ze bezig zijn. De kinderen voelen zich afhankelijk van de goedkeuring van de leerkracht. In sommige gevallen kunnen nauwkeurig omschreven handelingsvoorschriften heel nuttig zijn, als het gaat om de gebruiksaanwijzing bij hulpmiddelen zoals een kompas, de veiligheidsinstructies of voorschriften hoe je dieren moet hanteren en verzorgen (de Vaan & Marell, 2006). 3. Ontdekkend lerenOntdekkend leren is een tussenvorm tussen spontaan ontdekkend leren en overdragend leren. Bij deze vorm dragen zowel de leerlingen als de leerkracht fundamenteel bij aan de inhoud van het onderwijs. Waarnemingen, vragen en ideeën van alle betrokkenen spelen een rol in de communicatie en dragen bij aan het leerproces. Ontdekkend leren is een benadering die de interesse van leerlingen serieus neemt, hen aanmoedigt om hun omgeving onderzoekend tegemoet te treden en om samen met de leerkracht tot bevredigende antwoorden te komen. Deze onderwijsstijl biedt de leerkracht de mogelijkheid om leersituaties goed voor te bereiden, terwijl er toch ruimte is om flexibel met reacties van leerlingen om te gaan. Naarmate de leerkracht meer ervaring heeft, kunnen de reacties van leerlingen beter voorspelt worden en kan er rekening mee worden gehouden in de voorbereiding. Voor de leerlingen is ontdekkend leren een werkwijze waarbij hun betrokkenheid meer kans krijgt, en die hen stimuleert om zinvolle vragen die zij hebben door onderzoek te beantwoorden. Om de leerlingen op een juiste manier te begeleiden bij ontdekkend leren, wordt er gebruik gemaakt van operationele vragen. Met dit type vragen kunnen leerlingen worden uitgedaagd om iets met het materiaal te gaan doen om een antwoord te vinden (de Vaan & Marell, 2006).

Volgens de Vaan en Marell (2006) is het vijf-stappenplan erg belangrijk voor een natuuronderwijs activiteit. Deze vijf fasen horen in een natuuronderwijs activiteit. Het vijf-stappenplan geeft structuur, waarbij de diverse leeractiviteiten logisch uit elkaar voortvloeien. Op deze manier krijgt nieuwe informatie voor leerlingen echt betekenis. In de praktijk blijkt dat leerkrachten veel houvast hebben aan dit vijf-stappenplan, het is een grondpatroon voor veel verschillende leersituaties. Het is niet alleen bruikbaar voor afzonderlijke lessen maar ook voor een lessenserie of een thema van langere duur. Het gaat om de volgende vijf stappen:

1. Introductie op de les2. Vrije exploratie van het materiaal (aanrommelen)3. Onderzoek van het materiaal4. De rapportage, communicatie over de resultaten5. Extra informatie en verwerking, afsluiting van de les

23

Page 24: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

De onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw ten aanzien van het vakgebied natuur

Onderwijsbehoeften zijn volgens Clijsen, Gijzen, de Lange en Spaans (2007) gericht op de ontwikkelingsmogelijkheden en de kansen van leerlingen. Een leerkracht sluit bij het benoemen van de onderwijsbehoeften van leerlingen aan bij positieve kwaliteiten en stimulerende factoren van de leerlingen.Volgens de Koning (2011) bevatten onderwijsbehoeften concrete aanwijzingen ten aanzien van de doelen die een leerkracht nastreeft voor leerlingen en wat een leerkracht moet doen om deze doelen te bereiken. Bij het vaststellen van de doelen maakt de leerkracht gebruik van de leerlijn en/of methode en kijkt welke belangrijke leermomenten de komende periode uit de leerlijn aan bod komen.

Binnen het huidig primair basisonderwijs wordt er door Clijsen, Gijzen,de Lange en Spaans (2007) een indeling in twee onderwijsbehoeften gemaakt:- Didactische onderwijsbehoeften

Hier gaat het om de doelen die een leerkracht de komende periode voor een leerling nastreeft met betrekking tot een bepaald vakgebied en wat deze leerling nodig heeft om deze doelen te bereiken (bijv. verlengde instructie, meer leertijd ect.)

- Pedagogische onderwijsbehoeftenHiermee geeft de leerkracht aan welke doelen de komende periode voor leerlingen worden nagestreefd betreffende de sociale competentie, waaronder sociaal-emotionele ontwikkeling, gedrag, zelfstandigheid, werkhouding, taakaanpak en motivatie. Tevens geeft de leerkracht hierbij aan welke pedagogische aanpak leerlingen (extra) nodig hebben om deze doelen te bereiken, waaronder aanpassingen in de leeromgeving, leren toepassen van sociale vaardigheden, creëren van meer succeservaringen, maatregelen die actief leren bevorderen en het stimuleren van zelfstandig werken.

Deze twee ‘soorten’ onderwijsbehoeften zijn nauw met elkaar verweven en lopen in elkaar door. Binnen het vakgebied natuur hebben leerlingen specifieke onderwijsbehoeften, afhankelijk van de leeftijdsfase waarin leerlingen zich bevinden. In het kader van dit onderzoek betreffende leerlingen in de bovenbouw, worden alleen de onderwijsbehoeften van leerlingen in de leeftijd van negen tot twaalf jaar belicht.

Leerlingen kunnen worden gezien als individuen die zich voortdurend blijven ontwikkelen. Volgens van Graft en Kemmers (2007) is de context voor leerlingen waarin deze ontwikkeling plaatsvindt van onschatbare waarde. Leerlingen hebben behoefte aan een context binnen het vakgebied natuuronderwijs die aansluit bij de leef- en belevingswereld (Harlen, 2004). Deze behoefte betreft een pedagogische onderwijsbehoefte. Voor leerlingen in de leeftijd van negen tot twaalf jaar wordt de leefwereld groter, rijker en interessanter. Leerlingen hebben een spontane beleving van de natuur. De natuur heeft voor hen voornamelijk de waarde als uitdagende natuur en gebruiksnatuur (Kersbergen & Haarhuis, 2010). De natuur is voor hen de uitdagende omgeving waarin spannende avonturen worden beleefd. De gebruiksmogelijkheden van de natuur zijn heel divers. Dit kan uiteenlopen van het bouwen van hutten tot aan het gebruiken van natuurproducten voor medicatie. Leerlingen vertonen uiteenlopende en uitgesproken interesses en voorkeuren voor bepaalde onderwerpen passend bij het vakgebied natuur.Leerlingen worden binnen hun leef- en belevingswereld voortdurend geconfronteerd met een overvloed aan keuzemogelijkheden en ‘hindernissen’ die ze moeten overwinnen. Tevens ontstaan er in deze leeftijdscategorie uiteenlopende gevoelens op sociaal-emotioneel gebied. Naast de thuissituatie en school, ontwikkelen leerlingen een sterk groepsgevoel met leeftijdgenoten. Hierdoor worden leerlingen vaker geconfronteerd met de omgeving, waaronder kinderen uit andere culturen of met andere leefregels. Op het gebied van natuuronderwijs zijn er hierdoor tal van mogelijkheden om aansluiting te vinden met de lessen en de leef- en belevingswereld van deze leerlingen binnen het vakgebied natuur om op deze manier recht te kunnen doen aan de behoeften van deze leerlingen.

Nieuwsgierigheid en verwondering zijn binnen het vakgebied natuur voor leerlingen in de bovenbouw binnen het basisonderwijs de drijfveren om de omgeving te willen en kunnen begrijpen. Leerlingen hebben de behoefte om de omgeving te verkennen door alle zintuigen en het hele lijf in te zetten. Er is hierbij sprake van een duidelijke wisselwerking tussen waarneming en actie dat de basis vormt voor het ontwikkelen van denkpatronen bij leerlingen. Door middel van waarneming wordt volgens Kersbergen en Haarhuis (2010) het leren en beleven van de leerlingen versterkt. Waarneming vormt hiermee voor leerlingen de basis voor al het leren. Doeltreffend natuuronderwijs vertrekt volgens de Vaan en Marell (2006) dan ook voortdurend vanuit waarnemingen. In onderstaande tekst worden door Fisser (2009) een drietal waarneemsituaties beschreven, waardoor leerlingen in de bovenbouw bij natuuronderwijs het meest geboeid raken:- Situaties waarin spontane veranderingen aan het object plaatsvinden, zoals het gedrag van dieren of de kleuren op een zeepbel

24

Page 25: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

- Situaties waarin opzettelijke veranderingen worden veroorzaakt door een leerkracht of medeleerlingen, waaronder het mengen van olie en vet- Situaties waarin leerlingen zelf kunnen zoeken naar verschillen en overeenkomsten met andere objecten

Naar aanleiding van het prikkelen van de nieuwsgierigheid en verwondering, ontwikkelen leerlingen spontaan strategieën om informatie op te zoeken. De leerlingen hierbij een onderzoekende houding aan die sterk de behoefte oproept om onderzoek binnen het vakgebied natuur te verrichten. Leerlingen hebben hierbij de behoefte om actief deel te nemen aan onderwijsleeractiviteiten.

Bij leerlingen in de bovenbouw neemt volgens de Vaan en Marell (2006) de behoefte aan concrete ervaringen om logische verbanden te kunnen leggen en nieuwe ervaringen te kunnen koppelen aan al bestaande kennis af. In deze leeftijdsfase ontwikkelen leerlingen capaciteiten voor het abstract denken en het afstand kunnen nemen van vanzelfsprekendheden. Leerlingen kunnen samenhang ontdekken tussen twee, aanvankelijk niet verbonden onderwerpen (Harlen, 2004). Deze ontwikkeling leidt bij leerlingen tot een sterke behoefte aan experimenteren en zelfstandigheid. Dit vormt voor leerlingen een start van de wetenschappelijke manier van denken en in complexere en abstractere kennisinhouden.

Een bijkomende behoefte van leerlingen binnen dit vakgebied is het gevoel van veiligheid. Leerlingen gaan ‘het nieuwe’ pas verkennen op het moment dat de prikkel uitdagend genoeg is en de leerlingen zich binnen de leeromgeving op hun gemak voelen. Het op hun gemak voelen en de mogelijkheid krijgen om de ontmoeting met ‘het nieuwe’ op een eigen wijze tot stand te kunnen brengen, draagt het tevens bij aan het ontwikkelen van positieve gevoelens van leerlingen ten opzichte van desbetreffende natuurverschijnselen.

De leeromgeving moet voor leerlingen fungeren als een veilige, uitdagende plek. Op het moment dat leerlingen zich veilig voelen, zijn ze beter in staat het leren verder te ontwikkelen. Ze durven fouten te maken waardoor ze optimaal kunnen leren (van Graft & Kemmers, 2007). Een uitdagende leeromgeving heeft tevens een positieve invloed op de leermotivatie van leerlingen. Op het moment dat leerlingen uitgedaagd worden door iets dat aansluit bij hun interesse, zullen ze actiever bij het leerproces betrokken raken.

25

Page 26: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Aansluiting van de begeleiding van de leerkracht bij de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw voor het vakgebied natuuronderwijs

De verschillende onderwijsbehoeften moeten door leerkrachten worden opgevat als uitgangspunten voor het vormgeven van natuuronderwijs (de Vaan & Marell, 2006).

Het doel dat voor leerkrachten binnen het vakgebied natuur centraal staat wordt door Kersbergen en Haarhuis (2010) als volgt omschreven: Leerlingen vanuit de beleving in en over de natuur begeleiden in het leren over de natuur, zodat de leerlingen in staat zijn

- de natuur beter te grijpen en te begrijpen - beter de samenhang tussen mens, maatschappij en natuur te begrijpen en te duiden - respect voor de natuur op te brengen

- een milieubewuste houding aan te nemen en gezonde leefgewoontes na te strevenUit onderzoek is gebleken dat leerlingen een spontane beleving hebben van de natuur. Beleving

betekent letterlijk waardetoekenning en is heel belangrijk voor het leerproces. Leren zonder belevingscomponenten levert losse kennis op dat leidt tot het niet verankeren van nieuwe kennis bij de al aanwezige kennis. Volgens de Vaan en Marell (2006) bestaat er een relatie tussen beleving, waarneming en kennis. Een leerlingen zonder interesse voor planten is minder gemotiveerd om meer over dit onderwerp te willen weten. Beleving, waarneming en kennis vormen volgens Horst (1978, zoals beschreven in de Vaan en Marell (2006) de drie aspecten van de dialoog tussen de leerlingen en de natuur. Beleving doet de waarneming versterken en daarmee beroep op een toenemende behoefte om hierover kennis te willen opnemen. Andersom kan kennis de waarneming verscherpen en daarmee beleving oproepen. Het is als leerkracht noodzakelijk deze onderwijssituaties gelijkelijk aan bod te laten komen, zodat ze elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden. Op deze manier wordt de beleving van leerlingen specifieker, de waarneming nauwkeuriger en de kennis verdiept en uitgebreid.

Doeltreffend natuuronderwijs vertrekt volgens de Vaan en Marell (2006) voortdurend vanuit waarnemingen. Natuuronderwijs sluit aan bij de leerlingen op het moment dat leerlingen in boeiende situaties worden uitgedaagd actief waar te nemen en stil te staan bij de concrete werkelijkheid. Om de kwaliteit van het waarnemen van leerlingen te beïnvloeden, is het als leerkracht noodzakelijk om te weten waardoor de leerlingen op dat moment geboeid raken. Het is hierbij belangrijk dat de inhoud van natuuronderwijs bestaat uit herkenbare onderwerpen die volledig aansluiten bij de actuele leefomgeving van desbetreffende leerlingen (Onderwijsraad, 2003).

Volgens Hoogeveen en Gerven (2010) is het van cruciaal belang dat leerkrachten zich tijdens de begeleiding van leerlingen binnen het vakgebied natuur niet alleen laten leiden door methodelessen. Dit is noodzakelijk omdat een leerkracht zijn te geven lessen zoveel mogelijk moeten laten aansluiten bij de actuele behoeften van leerlingen op dat moment. Om leerlingen te enthousiasmeren voor natuuronderwijs, is de fundamentele houding van een leerkracht ten aanzien van het vakgebied natuur heel belangrijk. De persoonlijke belangstelling en het enthousiasme van een leerkracht is volgens Simmeling (2008) voor een groot deel bepalend voor de houding van leerlingen ten opzichte van natuuronderwijs. Op het moment dat een leerkracht zich alleen laat leiden door de voorgestructureerde methodelessen, wordt het enthousiasme van de leerkracht veel minder op de leerlingen overgebracht. Op het moment dat een leerkracht zich meer los durft te laten van de methode, wordt deze meer in staat gesteld natuurlessen aan te laten sluiten bij de onderwijsbehoeften van leerlingen. Gezien het feit dat de context waarin in het leren van leerlingen plaatsvindt van cruciaal belang is, moet de leerkracht deze afstemmen op de actuele leef- en belevingswereld van de leerlingen in de bovenbouw. Vanuit een pakkende context zijn leerlingen direct betrokken bij de lesactiviteit binnen het vakgebied natuur.

Volgens de Vaan en Marrel (2006) zijn er binnen het vakgebied natuuronderwijs een aantal uitgangspunten die recht doen aan de doelen en behoeften van leerlingen:- Het onderwijs moet passen bij de aard van leerlingen. De activiteiten moeten beleefd kunnen worden, verwondering oproepen, spannend en uitdagend zijn. Hierdoor neemt de betrokkenheid van leerlingen toe

26

Page 27: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

- Het onderwijs moet passen bij de cognitieve mogelijkheden van leerlingen dus ook aansluiten op de verschillende ontwikkelingsstadia die er zijn binnen een groep - Het hanteren van een onderzoekende werkwijze is onmisbaar. Deze aanpak moet zowel handelend als denkend opgebouwd worden, waarbij het niet alleen gaat om het toepassen van kennis, maar ook om het toepassen van vaardigheden

Binnen activiteiten van het vijf stappenplan is volgens de Vaan en Marrel (2006) de aanrommelfase erg geschikt om ruimte te geven voor spontane beleving. Als leerkracht kan deze beleving worden beïnvloed door het stellen van de juiste vragen. Waarderingsvragen zijn hiervoor erg geschikt en tevens bieden openvragen meer belevingsmogelijkheden dan gesloten vragen. Bij de begeleiding van leerlingen ten aanzien van de behoeften van leerlingen binnen het vakgebied natuur is het van belang dat een leerkracht de leerlingen uitdaagt tot zelf waarnemen, ordenen, voorspellen en controleren. Het is hierbij dus noodzakelijk dat een leerkracht nooit begint met het geven van een uitleg. Een verbaasde, nieuwsgierige en verwonderde houding van de leerkracht ten opzichte van het materiaal leidt ertoe dat leerlingen deze houding overnemen. De houding van de leerkracht werkt volgens Hoogeveen en Gerwen (2010) aanstekelijk op leerlingen.

27

Page 28: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Interviews

28

Page 29: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

24-10-2011

Interview Natuuronderwijs

Fijn dat u aan dit onderzoek wil meewerken. Wij zijn bezig met onze vakverdieping natuuronderwijs en daarvoor onderzoeken wij op welke manier

leerlingen meer betrokken raken bij een natuuractiviteit. We hebben een literatuurstudie gedaan, dus we weten al erg veel vanuit de theorie. Door dit

interview willen wij erachter komen of de theorie overeenkomt met de praktijk.

Annemijn Simmes & Jeanine

Steentjes Iselinge Hogeschool leerjaar 3

29

Page 30: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

1.1 Maakt u gebruik van methodegebonden lessen? (noteer deze methode)

1.2 Zijn er in uw lessen mogelijkheden voor eigen initiatieven van leerlingen? Op welke manier?

1.3 Hoe komen in uw lessen de onderwerpen van natuurlessen tot stand? (uit methode/leerlingen)

1.4 Hoe maakt u de context van het leren passend bij de behoeften van leerlingen?

1.5 Wat vindt u zelf van de manier waarop u de lessen natuuronderwijs aan leerlingen aanbiedt?

1.6 Wat zou u graag anders willen zien in uw lessen?

1. De manier waarop er in uw klas natuuronderwijs wordt gegeven

30

Page 31: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

2.1 Maakt u tijdens uw lessen natuuronderwijs gebruik van concreet materiaal (tastbare materie uit de natuur)? Geef voorbeelden en de frequentie (hoe vaak gebeurt dit)

2.2 Ziet u het inzetten van concreet materiaal als meerwaarde in uw lessen? (geef uw mening)

2.3 Hoe zorgt u er tijdens uw natuurlessen voor dat leerlingen nieuwe kennis krijgen aangeleerd?

2.4 Wordt er bij het introduceren van inhouden van natuurlessen transfer gemaakt naar de directe leefomgeving van leerlingen of wordt hen deze inhoud door u aangedragen vanuit de methode?

2.4 Vindt u verwondering bij een start van natuuractiviteiten essentieel voor het verdere leren over het desbetreffende onderwerp?

2. De organisatie van natuuractiviteiten

31

Page 32: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

2.5 Ziet u deze verwondering van leerlingen bij natuuractiviteiten terug? Zo ja, hoe zorgt u als leerkracht voor deze verwondering?

3.1 Hoe beschrijft u uzelf als leerkracht tijdens de lessen natuuronderwijs: leidend of begeleidend en hoe uit zich dat in het lesgeven?

3.2 Is de gebruikte methode voor u leidend of gebruikt u deze ter ondersteuning/houvast? Waarom kiest u hiervoor?

3.3 Worden leerlingen tijdens natuuronderwijs in staat gesteld opgedane kennis toe te passen in verschillende vaardigheidssituaties? (bijv. niet alleen leren hoe een loep werkt, maar hier ook écht mee oefenen in de praktijk)

3.4 Start u uw lessen als leerkracht leidend met het geven van een duidelijke uitleg over het nieuwe onderwerp en waarom?

3. De begeleiding bij natuurlessen

32

Page 33: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

3.5 Worden leerlingen bij u in de les aangezet tot zelfregulerend leren en hoe uit zich dat in uw begeleiding?

3.6 Kunt u van uzelf zeggen dat uw motivatie en betrokkenheid voor het vakgebied natuur voor de leerlingen duidelijk zichtbaar is?

Interview Natuuronderwijs

33

Page 34: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Dit interview gaat over de manier waarop er in jou klas natuuronderwijs wordt gegeven.Met jou antwoorden op de vragen, kunnen de leerkrachten ervoor zorgen dat deze lessen voor jou

nog leuker worden!

BEDANKT!!

1. Vind je natuuronderwijs leuk Ja Nee

2. Waarom vind jij natuuronderwijs leuk

3. Vind je het maken van vragen bij een tekst een leuke manier om te leren over een bepaald onderwerp?

4. Doe je weleens proefjes of andere onderzoeken bij dit vak?

5. Als je weet dat je een proefje gaat doen, heb je dan meer zin in de les? Geef ook aan hoe het komt

dat je er dan meer of minder zin in hebt.

34

Page 35: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

6. Nu moet je vaak onderwerpen behandelen die in het lesboek staan beschreven. Zou jij zelf onderwerpen voor een les willen bepalen die te maken hebben met de natuur?

Ja Nee

7. Welke onderwerpen zou je dan kiezen? (maak een top 3) denk aan voortplanting, voeding, dieren

1……………………………………………………………… 3……………………………………………………………..

2……………………………………………………………….8. Houdt jou leerkracht rekening met onderwerpen die jij leuk of minder leuk vindt, of worden alleen de onderwerpen die in het lesboek staan behandeld?

9. Als in een natuurles rekening wordt gehouden met wat jij interessant vindt, zijn de lessen voor jou dan interessanter? Geef aan waarom?

10. Als je iets nieuws moet leren, vind je het dan fijn dat jou leerkracht jou de informatie geeft of wil je het eerst liever zelf opzoeken? Vertel ook waarom.

11. Kun jij aan jou leerkracht zien of hij/zij het leuk vindt om natuuronderwijs te geven? Zo ja, waaraan zie je dat dan?

35

Page 36: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

12. Is het voor jou belangrijk dat een leerkracht nieuwsgierig en enthousiast is over de onderwerpen die bij de natuurlessen aan bod komen?

- Motiveert de leerkracht jou voor dit vak?

Visiestuk

36

Page 37: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Relevante bronnen en deskundigen voor het ontwikkelen van een visie

Voorafgaand aan de beschrijving van de visie op dit vakgebied, is gebruik gemaakt van drie relevante bronnen en deskundigen. Deze drie bronnen en deskundigen bestaan uit literatuur, leerkrachten en leerlingen. Allereerst is er literatuuronderzoek verricht waarbij de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw zijn onderzocht. Deze theoretische informatie geeft een overzicht weer van de onderwijsbehoeften van leerlingen ten aanzien van het vakgebied natuur. Aan de hand van deze theorie zijn vragen geformuleerd voor zowel leerkrachten als leerlingen die in de vorm van een interview zijn afgenomen. Op deze manier werd naast het literatuuronderzoek ook de daadwerkelijke behoeften van leerkrachten en leerlingen uit de praktijk in dit onderzoek meegenomen, zodat er een duidelijke koppeling tussen theorie en praktijk gemaakt kan worden.Deze theoretische concepten en de concepten van leerkrachten en leerlingen hebben invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de visie ten aanzien van het vakgebied natuur. Door de drie concepten met elkaar te vergelijken is er namelijk een spanningsveld ontstaan waarin de visies van de drie relevante bronnen en deskundigen op sommige gebieden met elkaar in conflict staan. Door goed naar de onderwijsbehoeften van leerlingen in de bovenbouw te kijken en keuzes te maken om het spanningsveld ‘op te lossen’ kan een eigen visie worden ontwikkeld waarbij dus de relevante bronnen en deskundigen een belangrijke rol hebben gespeeld.

37

Page 38: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Resultaten van het interview leerkrachten

De leerkrachten maken gebruik van methodegebonden lessen waarin geen enkele mogelijkheid voor eigen initiatieven van leerlingen plaats kan vinden. Alle onderwerpen komen tot stand uit de methode. De methode die gebruikt wordt is, nieuw uit de natuur. Deze methode is leidend en er wordt niet vanaf gestapt, zodat de resultaten overzichtelijk geregistreerd kunnen worden en leerlingen passende instructie krijgen.

De context van het leren wordt slechts passend gemaakt bij de behoeften van leerlingen door de onderwerpen van de les kort in samenhang met de actualiteit te brengen. Er wordt verder vrij weinig mee gedaan. De leerkrachten geven toe dat ze deze manier van werken eigenlijk niet zo goed vinden. Op deze school is er een speciale vakgroep voor de zaakvakken opgericht. Deze vakgroep gaat onderzoeken welke methode het beste past bij de visie van de school en de eisen van de leerkrachten. Op deze manier zal er meer aandacht worden besteed aan de zaakvakken en kan er beter worden ingespeeld op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. De leerkrachten zouden graag een combinatie met techniek (onderzoek/proeven) willen. Verder geven de leerkrachten aan dat ze meer willen inspelen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen, zodat de leerlingen meer betrokken zijn bij een activiteit.

De leerkrachten maken geen gebruik van concreet materiaal en er is onvoldoende kennis van de leerkracht om het effect van concreet materiaal op leerlingen te kunnen beschrijven.Leerlingen krijgen nieuwe kennis aangereikt door de leerkracht. Deze wordt kort besproken en verwerkt in het werkboek. De aangedragen kennis wordt deels met de leefomgeving van de leerlingen in samenhang aangeboden, enkel in een gesprek. De leerkrachten geven zelf aan dat hun rol in de klas begeleidend is.

Verwondering wordt wel gezien als belangrijk bij een start van een les. Het zorgt voor prikkeling, nieuwsgierigheid waardoor ze willen leren en zal het ook makkelijker verlopen. In de huidige methode komt dit er weinig naar voren. De leerkrachten moeten hier zelf op inspelen, alleen wordt dat niet tot erg weinig gedaan. Vandaar dat dit in de lessen niet bij leerlingen wordt teruggezien.

De leerlingen worden niet in staat gesteld opgedane kennis toe te passen in verschillende vaardigheidssituaties. Hiermee wordt bedoeld dat er geen koppeling is tussen theorie en praktijk. De leerlingen worden niet aangezet tot zelfregulerend leren. De leerlingen werken volgens de door de leerkracht aangegeven tijdsplanning en de door de leerkracht aangegeven opdrachten. De leerkrachten geven aan dat ze vrij passief zijn, daardoor is het enthousiasme en de nieuwsgierigheid van de leerkracht voor leerlingen niet zichtbaar.

38

Page 39: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Resultaten van het interview leerlingen

Uit het afgenomen interview met leerlingen in de bovenbouw, is gebleken dat de meeste leerlingen natuuronderwijs redelijk leuk vinden. Het maken van steeds dezelfde ‘soort’ opgaven maakt het voor de leerlingen minder leuk. Voornamelijk de opdrachten die onder het niveau van de leerlingen zitten, te makkelijk, worden door de leerlingen als minder leuk beschouwd. De opdrachten zijn niet altijd even interessant en de eentonige manier van informatie verwerken, ‘verveelt’ de leerlingen. Waardoor ze niet gemotiveerd met de opdracht bezig zijn.

De leerlingen doen nooit proeven of andere onderzoeken in een les, terwijl uit de vragenlijst blijkt dat het uitvoeren van een onderzoek of proefje een ontzettende betrokkenheid van leerlingen kan veroorzaken, omdat ze aangeven dat ze dit als zeer positief ervaren en dit graag in lessen terug willen zien. De les wordt hierdoor voor hen minder saai en tevens zien ze het grote voordeel van samen kunnen werken terug. Ze vinden het leuk om samen te werken en geven aan dat ze dan van elkaar kunnen leren.

Uit de vragenlijst blijkt dat er alleen onderwerpen worden behandeld die staan beschreven in het lesboek. Leerlingen hebben hier geen inbreng in. Toch blijkt dat de leerlingen de les leuker ervaren op het moment dat ze zelf een onderwerp mogen inbrengen. Ze zien de les dan als interessanter.

Een opvallend gegeven uit dit onderzoek is dat de leerlingen het niet als negatief ervaren dat de leerkracht hen de nieuwe kennis aandraagt. Ze vinden het fijn, omdat het hen een gevoel van vertrouwen geeft. Verder geven ze aan dat als de leerkracht het uitlegt ze in de gelegenheid zijn om eventuele vragen te stellen als je iets niet snapt. De leerkracht kan het makkelijker uitleggen. Er zijn ook een aantal leerlingen die wel zelf wil onderzoeken, maar ook deze leerlingen geven aan dat ze de uitleg van de leerkracht wel belangrijk vinden.

Geen enkele leerlingen kan aan de leerkracht zien dat de leerkracht gemotiveerd is om natuuronderwijs te geven, terwijl de leerlingen wel degelijk aangeven het belangrijk te vinden dat de leerkracht gemotiveerd en enthousiast is over onderwerpen, omdat zij op die manier de les leuker maakt en ze het zelf beter snapt waardoor de uitleg optimaal is.

39

Page 40: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Eigen visie ten aanzien van het vakgebied natuur

Onze visie is duidelijk gerelateerd aan de visie en opvattingen van relevante bronnen en deskundigen. Allereerst heeft er kritisch onderzoek plaatsgevonden naar de verschillen en overeenkomsten in visie betreffende natuuronderwijs vanuit de theorie en de praktijk. De eventuele conflicterende visies hebben we geanalyseerd en tegen elkaar afgewogen van waaruit een ‘oplossing’ is ontstaan die verwerkt wordt in onze visie. Deze spanningsvelden zijn in onze visie verwerkt. In onderstaande tekst wordt deze visie volledig beschreven.

Uit de theorie is gebleken dat er in het huidig primair onderwijs veelal natuurlessen worden gegeven vanuit de methode. De leerkrachten werken deze methode vaak volledig uit. Dit houdt in de praktijk in dat leerkrachten leerlingen een directe instructie onderwijzen betreffende een nieuw onderwerp, waarna leerlingen deze nieuwe kennis moeten verwerken in een werkboek met vragen over het onderwerp. In de meeste geval vindt er een korte nabespreking plaats waarbij de vragen en antwoorden van leerlingen worden besproken, waarmee de les afgesloten wordt. Uit het interview met leerkrachten is gebleken dat hun manier van lesgeven veelal overeenstemt met de theorie. Leerlingen hebben weinig tot geen inbreng en in de onderwerpen en leerkrachten houden zich vast aan de methoden. Uit het concept van leerlingen is gebleken dat deze manier van onderwijzen niet bijdraagt aan de volledige betrokkenheid van leerlingen. Het reguliere lesprogramma sluit namelijk niet altijd aan bij wat de leerlingen op dat moment interessant vinden en behoeften aan hebben. Uit de theorie wordt ook duidelijk dat de onderwerpen die leerkrachten aan leerlingen opdragen niet altijd geschikt zijn en passend bij hun onderwijsbehoeften. Zonder inzicht te hebben in de behoeften van deze leerlingen komt het vaak voor dat leerlingen een onderwerp krijgen aangeboden waar ze al heel veel van weten en ze dus uitgedaagd worden, wat tot demotivatie kan leiden voor dit vakgebied.. Uit het concept van leerlingen blijkt dat zij het als saai ervaren om steeds onderwerpen te behandelen die buiten hun leef- en belevingswereld vallen en daarbij steeds op dezelfde, eentonige manier vragen over moeten maken. Vanuit de theorie blijkt ook dat het reproduceren van de aangedragen kennis van de leerkracht leidt tot te weinig inspanning en actieve leerhouding van de leerlingen zelf, waardoor het gevaar ontstaat dat leerlingen de nieuwe kennis de volgende dag alweer vergeten zijn. Deze visie vanuit de theorie is in conflict met de visie van leerkrachten. Leerkrachten zijn namelijk van mening dat het vooraf gestructureerd aanbieden van diverse onderwerpen het bijhouden van de schoolprestaties van leerlingen bevorderd. De resultaten van de methodegebonden toetsen geven volgens hen namelijk perfect weer wat het niveau is van een leerling. Op het moment dat zij afstappen van de methodelessen zien zij het als een probleem om wel representatieve gegevens van leerlingen te kunnen verzamelen. In de interviews merken de leerkrachten wel op dat zij het wel belangrijk vinden om aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, maar de methode niet los durven te laten. Ze beseffen wel dat het onderwijzen van alleen het reguliere lesprogramma voor de leerlingen niet effectief genoeg is voor optimale betrokkenheid, maar beschikken op dit moment over te weinig kennis en middelen om dit in de praktijk anders te kunnen toepassen.

40

Page 41: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Vanuit deze drie verschillende bronnen kunnen wij een eigen visie ontwikkelen ten aanzien van de manier waarop leerlingen de lesstof aangeboden moeten krijgen. Wij vinden het allereerst belangrijk dat leerlingen inbreng hebben in de onderwerpen, zodat er voldoende aansluiting is met de leef- en belevingswereld van leerlingen. Het is hiervoor noodzakelijk dat leerkrachten inzicht hebben in de onderwijsbehoeften van leerlingen om aan te sluiten bij de interesses van leerlingen. Tevens is het hierbij van belang dat leerkrachten de methode gebruiken als houvast maar niet als leidraad voor een natuurles. Ze moeten de methode durven los te laten en meer aansluiting creëren met de interesse en behoeften van leerlingen. Dit is belangrijk om leerlingen betrokken te krijgen bij de les. De leerkracht moet niet leidend zijn en de nieuwe kennis aan leerlingen aandragen. De leerkracht moet juist een meer begeleidende rol aannemen, zodat er momenten van zelfontdekkend leren voor leerlingen worden gecreëerd. Uit de visie van leerlingen is het hierbij wel van belang dat er regelmatig instructiemomenten plaatsvinden, waarin leerlingen de bevestiging krijgen van de leerkracht dat ze nieuwe kennis ook daadwerkelijk eigen hebben gemaakt. Deze instructie- en feedbackmomenten zijn voor de leerlingen vertrouwd en biedt hen houvast. Vandaar dat wij dit als belangrijk beschouwen in de natuurles om voor leerlingen een veilige en vertrouwde leeromgeving te creëren.

Uit de theorie is tevens gebleken dat het inzetten van concreet materiaal in de natuurlessen zorgt voor het vergroten van de betrokkenheid van de leerlingen. Dit concrete materiaal zorgt voor verwondering, wat leidt tot nieuwsgierigheid en de motivatie om iets te willen leren over het onderwerp. Uit de interviews met de leerkrachten is gebleken dat de theorie overeenstemt met wat leerkracht graag in de praktijk terug zouden willen zien. Helaas blijkt dat leerkrachten deze verwondering bij leerlingen niet tot nauwelijks terugzien in de natuurlessen als gevolg van het ontbreken van concreet materiaal. Leerkrachten merken dat op het moment dat er concreet materiaal wordt gebruikt in een les, de betrokkenheid van leerlingen vergroot wordt. Dit is in conflict met de interviewgegevens van leerlingen waarin zij aangeven dat er nooit tot nauwelijks concreet materiaal wordt gebruikt bij het vakgebied natuur. De leerkrachten geven het belang aan van concreet materiaal, maar zetten dit niet in als hulpmiddel bij een natuurles. Terwijl leerlingen aangeven dat ze het wel heel fijn zouden vinden als er concreet materiaal gebruikt wordt. Het maakt voor hen de les interessanter en daarmee ook leuker waarbij ze aangeven dat het leren dan ook beter gaat.

Vanuit deze drie relevante bronnen kunnen wij onze eigen visie in kaart brengen betreffende het inzetten van concreet materiaal in de natuurles. Wij vinden het belangrijk dat leerlingen bij de start van een les verwonderd worden. Verwondering zorgt voor prikkeling en het opwekken van nieuwsgierigheid bij leerlingen, daardoor willen ze leren en zal dat dus ook beter en makkelijker gaan, zoals leerlingen dat ook zelf al aangeven. Leerlingen hebben de behoefte aan concreet/verwonderend materiaal om optimaal betrokken te raken bij een natuurles. Na het proces van verwondering, waarin leerlingen aanrommelen met de nieuwe informatie, moet de leerkracht een instructiemoment inlassen om de vragen van leerlingen over het onderwerp te bespreken. Hierdoor wordt er voldaan aan de behoeften en interesse van leerlingen omtrent het desbetreffende onderwerp en stemt de leerkracht zijn begeleiding hier volledig op af. Bij de verwondering van het concreet materiaal, worden leerlingen aangezet oude kennis op te halen over dit onderwerp. Met behulp van vragen die ze dan kunnen stellen wordt nieuwe kennis aan de oude kennis toegevoegd. Hierdoor leren leerlingen de kennis in samenhang en zullen ze het beter onthouden. Dit is een belangrijk punt binnen onze visie, omdat wij werkelijkheid in concrete vorm als uitgangspunt zien in onze natuurlessen. Leerlingen moeten leren opgedane kennis toe te passen in concrete situaties.

Uit de theorie is gebleken dat wanneer een leerkracht een onderwerp vol enthousiasme overbrengt aan de leerlingen, de leerlingen zelf ook enthousiast raken over het onderwerp. De persoonlijke belangstelling en het enthousiasme van een leerkracht is volgens Simmeling (2008) voor een groot deel bepalend voor de houding van leerlingen ten opzichte van natuuronderwijs. Op het moment dat een leerkracht zich alleen laat leiden door de voorgestructureerde methodelessen, wordt het enthousiasme van de leerkracht veel minder op de leerlingen overgebracht. Uit de concepten van leerlingen blijkt dat leerlingen waarde hechten aan het enthousiasme en motivatie van leerkrachten. Ze geven aan dat op het moment dat een leerkracht niet nieuwsgierig en enthousiast over de onderwerpen bij natuurlessen is, de leerkracht het zelf niet goed snapt en daardoor zullen ze het zelf ook niet goed begrijpen. Ze zien het uiten van enthousiasme dus als het beheersen van voldoende kennis. Ook geven de leerlingen aan dat een motiverende en enthousiaste houding van de leerkracht zorgt voor het leuker maken van een les en daarmee wordt de betrokkenheid van de leerlingen vergroot. Uit de interviews van leerkrachten is gebleken dat zij vrij passief zijn en hun eigen enthousiasme en motivatie voor een bepaald onderwerp nauwelijks aan de leerlingen tonen. Deze afwezigheid van enthousiasme en motivatie leidt volgens de theorie tot demotivatie en verminderde betrokkenheid van leerlingen.

41

Page 42: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Vanuit bovenstaande beschreven bronnen kunnen wij onze eigen visie opstellen over de houding van de leerkracht. Bij iedere door de leerkracht gegeven les moet enthousiasme en motivatie duidelijk zichtbaar zijn. Het is erg belangrijk dat leerkrachten dit doen, omdat het een positieve uitwerking heeft op de houding van leerlingen. Zij raken hierdoor meer gemotiveerd en betrokken waardoor ze de kennis beter eigen kunnen maken.

Het product

42

Page 43: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Lesformat Leerkrachten

De beschreven visie op het vakgebied natuur betreffende de aansluiting bij de onderwijsbehoeften en interesse van de leerlingen, resulteert in onderstaand product.

Doel van de les Beschrijving van de leerdoelen van de activiteit

Beginsituatie leerlingen

- Welke vaardigheden beheersen de leerlingen?- Over welke kennis beschikken de leerlingen?- Welke attitude hebben de leerlingen?

Onderwijsbehoeften Zicht hebben op de onderwijsbehoeften en interesses van leerlingen in de bovenbouw

- Materiaal om zelf te onderzoeken- Begeleidende rol van de leerkracht- Structuur en veiligheid in een les- Succeservaringen- Onderwerpen die leerlingen aanspreken (dieren)

Begeleiding Neem een positieve/enthousiaste houding aan ten opzichte van het vak natuur

Tijd Tijdsindicatie

Materialen en bronnen Benodigde materialen

Afsluiting Beschrijving van opbrengsten/resultaten en hoe de beoordeling daarvan plaatsvindt

Keuzemogelijkheden Uitleg

Keuze 1 - Shockeren Krantenartikel (zelf zoeken/leerlingen zoeken). Inspelen op de emotionele gevoelens van de leerlingen. Door het inspelen op de gevoelens zijn de leerlingen optimaal betrokken bij de activiteit/gebeurtenis.

Keuze 2 - Verbazen Iets wonderlijks laten gebeuren. Er treedt een onverwachtse verandering op die

Opening naar verwondering!Natuuronderwijs – leerkracht bovenbouw

Voorbereidingsmodel

Fase 1 – Introductie ‘verwondering staat hierbij centraal’

43

Page 44: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

vragen oproept bij de leerlingen, waardoor ze betrokken raken.

Keuze 3 - Bewonderen Concreet materiaal/beeldmateriaal dat wordt bewonderd, leidt tot verwondering.

Keuze 4 - Actief verwonderen

Door verwondering word je geraakt door de natuur en dat vraagt vervolgens om een activiteit van jezelf: niet blijven staan bij de verwondering, maar onderzoeken hoe het komt dat je zo bent geraakt en wat dat zegt over het natuurverschijnsel.

Keuze 5 - Confrontatie Het gaat om ervaringen die reacties oproepen en de nieuwsgierigheid van de leerlingen prikkelen.

Vanuit verwondering en betrokkenheid kom je tot een actief leerproces.

Focusfase

Fase 1 Fase 2

In ons onderzoek hebben wij ons gericht op fase 1. Het betreft verwondering en betrokkenheid van leerlingen als voorwaarde om te komen tot een actief leerproces.Fase 1 is de introductie van een les. Met onderstaand format geven wij een aantal aanbevelingen voor leerkrachten, zodat zij een werkvorm kunnen kiezen om de verwondering en betrokkenheid bij leerlingen op te wekken.

44

Page 45: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Voorbeeldles

Lesvoorbereiding Zakelijke gegevensnaam student: Annemijn Simmes en Jeanine Steentjesstageschool: KBS Christoffelschool te GendringenIselinge klas: VR3B mentor/mentrix: Babet Möller datum:23-01-2012 aantal leerlingen:27 tijd: 13.00 – 14.00 groep: 6/7

Inhoudelijke gegevensvak of vormingsgebied: Natuur

activiteit: Eigen natuurles over de schildpad. Er komt een echte schildpad in de klas. De leerlingen gaan zelf vragen bedenken over de schildpad en die gaan ze dan zelf opzoeken op internet of in boeken.

Componenten van de lesBeginsituatie van de leerlingen

- Het AVI niveau van groep 6 varieert van M4 tot AVI 9- Het AVI niveau van groep 7 varieert van M4 tot AVI 9- Leerling S heeft dyslexie, leerling W heeft concentratieproblemen en leerling J heeft ADHD- Leerling D neigt naar ADHD, maar is nog niet vastgesteld (is in werking gezet), deze leerling heeft

tijdens de meeste lessen een scherm op zijn tafel om minder snel afgeleid te worden- De leerlingen zijn gewend een vraagteken neer te leggen op het moment dat ze iets niet snappen en

ze er met hun schoudermaatjes niet uitkomen- De leerlingen Ju, W en D hebben moeite met opstarten en moeten gecontroleerd worden- Leerlingen weten dat ze niet door elkaar mogen praten- De leerlingen hebben nog nooit eerder met een blackbox gewerkt- De leerlingen hebben al eens vaker een dier in de klas gehad, maar nog nooit een schildpad- De leerlingen zijn bekend met het zoeken van informatie op het internet of in boeken

Het lokaal- De leerlingen zitten in zes groepen verspreid in het lokaal- De leerlingen van groep 6 en 7 zitten van elkaar gescheiden (6 zit rechts, 7 zit links)- In het lokaal staat altijd een raam open voor de ventilatie- Het digibord hangt vooraan in het midden van de klas, zodat het goed zichtbaar is- Bij het vakgebied rekenen wordt gebruik gemaakt van de software van Malmberg

45

Page 46: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

- In het lokaal wordt een vaste looproute gehanteerd (dit is niet altijd mogelijk, gezien het feit dat het een combinatiegroep is)

- In het lokaal zijn voor groep 6 en 7 afzonderlijke inleverbakken voor het gemaakte werk- Er wordt sinds kort gewerkt met taakspel: te veel lawaai betekent kaartje inleveren

Doelenpersoonlijk leerdoel (gericht op competenties): Tijdens deze les heb ik voortdurend ingespeeld op de onderwijsbehoeften en interesses van leerlingen en heb ik hen zodanig begeleid dat ze volop betrokken waren bij de lesactiviteit.

Lesdoelenproces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen: Aan het einde van de les zijn de leerlingen in staat informatie te geven over het leven van een schildpad (productdoel-kennisdoel).Tijdens deze les hebben de leerlingen geoefend om samen de juiste vragen te stellen vanuit eigen interesses over een onderwerp, in dit geval de schildpad (procesdoel-vaardigheidsdoel)

46

Page 47: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

lesfase tijd didactische route (wat doen de kinderen?)

leerstof leerling leefwereld

interventies van de leerkracht organisatie en hulpmiddelen

inleiding3

3

2

X De leerkracht heeft een ´black box´ bij zich, de kinderen weten niet wat erin zit. Alle kinderen mogen met hun hand in de box, alleen ze mogen niet zeggen wat ze hebben gevoeld. XBespreken wat de leerlingen hebben gevoeld en kijken of dat ook klopt.

XDe leerlingen bespreken het doel van de les.

Heel geheimzinnig en spannend doen, leerlingen verwonderen.

Vragen stellen, beurten verdelen, uitleggen

Doel bespreken en uitleggen

Blackboxschildpad

kern5

10-15

5

XDe leerlingen gaan in groepjes vragen bedenken over de schildpad. XDe leerlingen komen zelf op hun antwoorden d.m.v. de computer en boeken over schildpadden, die in het lokaal liggen. XDe antwoorden die ze hebben gevonden zetten ze allemaal op papier. (ze maken er een soort klein werkstukje van)

Opdracht uitleggen, vertellen

Vragen stellen, bevindingen bespreken, feedback en tips geven, zorg dragen voor een goede sfeer

Boeken over schildpaddenComputersPapierpen

afsluiting5

2

2

XIeder groepje mag een vraag die ze hadden over de schildpad voorlezen en ze mogen hun eigen antwoord daarop vertellen aan de klas. XDe leerlingen bespreken hoe de samenwerking in het groepje is gegaan. XDe leerlingen bespreken of ze het doel van de les hebben behaald.

Vragen stellen, bespreken van de opdracht, beurten verdelen, vertellen, uitleggen

Vragen stellen, reflecteren, beurten verdelen, vertellen

Doel bespreken, reflecteren, afsluiting van de les

De werkstukjes

Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben?

Ik loop rond als de leerlingen bezig zijn met het maken van vragen(ik zorg ervoor dat niet iedereen dezelfde vragen heeft)De werkstukjes worden aan het einde van de les besproken.De leerlingen moeten de werkstukjes inleveren.

47

Page 48: Portfolio · Web viewIn het huidig primair onderwijs wordt volgens Fisser (2009) het vakgebied natuur veelal nog op de traditionele wijze onderwezen. De natuurlessen verlopen volgens

Reflectie praktijkdeel De kern en de achterliggende ideeën van het vakgebied natuur zijn verwerkt in het praktijkdeel, namelijk het product. In dit product, of te wel het lesformat wordt aangegeven hoe een leerkracht op verschillende manieren invulling kan geven aan de introductie voorafgaand aan een natuurles. Met dit format wordt een leerkracht in staat gesteld te kiezen uit meerdere opties die leiden tot het verwonderen van de leerlingen, waarna het actieve leerproces gestart kan worden. Om het product in de praktijk te ‘testen’, is er één optie uitgekozen om uit te voeren in de praktijk. Er is gekozen voor de optie: ‘Actief verwonderen’. Door het werken met een blackbox, worden alle zintuigen van de leerlingen geprikkeld en zijn ze actief betrokken. Tevens werd er duidelijk zichtbaar dat bij alle leerlingen de nieuwsgierigheid optimaal geprikkeld werd. Ze waren allen zeer betrokken en dat wekte bij de leerlingen veel vragen op. Ze zaten allemaal op het puntje van hun stoel en wilde dolgraag weten wat er nou precies in de blackbox zat. Enkele leerlingen durfde niet te voelen, maar door de leerlingen met kleine stapjes te stimuleren, hebben uiteindelijk alle leerlingen gevoeld in de blackbox. Nadat alle leerlingen gevoeld hebben, vond er volop interactie plaats over de beleving va de leerlingen. Zelfs de leerlingen die normaliter heel passief zijn, waren actief betrokken en ook de leerlingen die normaal vrij weinig vragen stellen, durfden door hun enthousiasme en betrokkenheid vragen te stellen. De persoonlijke belangstelling en het enthousiasme van een leerling is volgens Simmeling (2008) voor een groot deel bepalend voor de houding van leerlingen ten opzichte van natuuronderwijs. Dit bleek uit de theorie en is in overeenstemming wat er in de praktijk is gezien, want daaruit bleek dat door de persoonlijke betrokkenheid leerlingen over een bepaalde ‘drempel’ durfden te komen. Wij vinden het belangrijk dat leerlingen bij de start van een les verwonderd worden. Verwondering zorgt voor prikkeling en het opwekken van nieuwsgierigheid bij leerlingen, daardoor willen ze leren en zal dat dus ook beter en makkelijker gaan, zoals leerlingen dat ook zelf al aangeven. Leerlingen hebben de behoefte aan concreet/verwonderend materiaal om optimaal betrokken te raken bij een natuurles. Na het proces van verwondering, waarin leerlingen aanrommelen met de nieuwe informatie, moet de leerkracht een instructiemoment inlassen om de vragen van leerlingen over het onderwerp te bespreken. Hierdoor wordt er voldaan aan de behoeften en interesse van leerlingen omtrent het desbetreffende onderwerp en stemt de leerkracht zijn begeleiding hier volledig op af. Bij de verwondering van het concreet materiaal, worden leerlingen aangezet oude kennis op te halen over dit onderwerp. Met behulp van vragen die ze dan kunnen stellen wordt nieuwe kennis aan de oude kennis toegevoegd. Hierdoor leren leerlingen de kennis in samenhang en zullen ze het beter onthouden. Dit is een belangrijk punt binnen onze visie, omdat wij werkelijkheid in concrete vorm als uitgangspunt zien in onze natuurlessen. Leerlingen moeten leren opgedane kennis toe te passen in concrete situaties.

Verbeterpunten Uit de les is gebleken dat leerlingen moeite hadden met de vrijheid die ze kregen in de les. Voor veel leerlingen was dit een uitzonderlijke situatie, omdat de les in een geheel andere setting werd gegeven. Deze manier is voor de leerlingen nieuw. Door voorafgaand aan de les leerlingen hierop voor te bereiden en duidelijke afspraken te maken, kan de les ondanks de ‘vrijheid’ die leerlingen krijgen, toch gestructureerd en meer overzichtelijk worden gegeven.

48