Politieonderwijsraad

95
Kiezen én Delen Signaleringsrapportage

description

 

Transcript of Politieonderwijsraad

Page 1: Politieonderwijsraad

Kiezen én Delen

Signaleringsrapportage

Page 2: Politieonderwijsraad

2

Colofon

De Politieonderwijsraad is een adviesorgaan waarvan de positie en taken zijn geregeld in de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, welke in werking is getreden op 1 april 2003. De Raad adviseert de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister van Justitie (gevraagd en ongevraagd) over het regeringsbeleid met betrekking tot het Nederlandse politieonderwijs. Tevens fungeert de Politieonderwijsraad als een afstemmingsorgaan tussen direct en indirect betrokkenen en bij het Nederlandse politieonderwijs. De aandacht in de Politieonderwijsraad gaat in het bijzonder uit naar de relatie tussen de kenmerken en ontwikkelingen van de politiepraktijk, de (politie) arbeidsmarkt en het politieonderwijs. Daarbij heeft de relatie met het reguliere beroepsonderwijs en het hoger onderwijs steeds de aandacht, evenals de internationale dimensie. Een belangrijke taak van de Raad heeft betrekking op het up to date houden van de kwalificatiestructuur van het politieonderwijs. De Raad adviseert hierover jaarlijks. Adres: Politieonderwijsraad Nassauplein 33 2585 ED Den Haag Postbus 84300 2508 AH Den Haag (070) 3118667 www.politieonderwijsraad.nl Henk Huisjes. Kiezen én delen. Signaleringsrapportage november 2008- mei 2010. 18 juni 2010. De afbeelding op het voorblad is geleend van www.spits.nl. De afbeelding pg. 3 is afkomstig van de website van de gemeente Wervershoof, West-Friesland: www.wervershoof.nl/download/28600/cd/politie.jpg.

Page 3: Politieonderwijsraad

3

Kiezen én delen

Signaleringsrapportage

“In the twentieth century cultural experience was mainly associated with watching, listening and reading.

The dominant mass culture – television – is engaging without being too demanding. It offers stimulation while people are at rest.

As a result it is often wonderful but oddly hollow. The traditional alternative to this mass culture and enjoyable watching was the more demanding and educative

high culture of intellectual inspiration and challenge.

But now another alternative is emerging, a mass culture which is more participative and collaborative, which is about

searching, doing, sharing, making, modifying. It is stimulating because people become participants, makers of culture not simply receivers.”

Charles Leadbeater is his Cloud culture. The future of global cultural relations. Counterpoint, 2010, pg. 77.

Page 4: Politieonderwijsraad

4

Page 5: Politieonderwijsraad

5

Inhoud 1 ● Inleiding 7 2 ● Veiligheid 9 2.1 ● Veiligheidsbeleid 2.2 ● Veranderende veiligheidskaart: wie doet wat? 2.3 ● Technologie 2.4 ● Rechterlijke macht 2.5 ● Wijziging BOA-stelsel 3 ● Transformatie van de politieprofessie 33 3.1 ● Bestel en professie 3.2 ● Intelligence 3.3 ● Internationalisering 4 ● Hoofdprocessen 43 4.1 ● Intake, Noodhulp en Meldkamer 4.2 ● Handhaving 4.3 ● Opsporing 5 ● Personeelsvraag en de vraag naar onderwijs en kennis 51 5.1 ● Personeelsvraag 5.2 ● Onderwijs en kennis 6 ● Ontwikkelingen in en in samenwerking met het regulier onderwijs 59 6.1 ● Veiligheid en regulier onderwijs 6.2 ● Onderwijskundige thema’s 7 ● Ingrediënten veranderagenda’s politieonderwijs en regulier onderwijs 65 7.1 ● Agenda in ontwikkeling 7.2 ● Opties om te bezuinigen Bijlagen 1 ● Heroverwegingsrapporten, partijprogramma’s 73 2 ● Recente publicaties Politie & Wetenschap en de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie. November 2008 tot en met mei 2010. 3 ● Recente publicaties adviesraden en onderzoeksinstellingen 4 ● Schema Veiligheidsonderwijs in Nederland

Page 6: Politieonderwijsraad

6

Page 7: Politieonderwijsraad

7

1 ● Inleiding Vanaf 2005 spreekt de Politieonderwijsraad periodiek over signaleringsrapportages die worden opgesteld door het bureau van de Raad. Hiermee krijgen de leden van de Raad de beschikking over een compact overzicht van ontwikkelingen in de politieprofessie. De relaties met andere spelers op het veld van veiligheid en de internationale context krijgen daarbij steeds de aandacht.1

In signaleringsrapportages vindt de Raad een aangrijpingspunt om proactief mee te denken over het politieonderwijs. Verdieping op specifieke thema’s vindt plaats via projecten (zoals in de lopende projecten Herijking beroepsprofielen en Juridische vaardigheden) of via thematische besprekingen die resulteren in ‘Bijdragen aan de ontwikkelingsagenda van het politieonderwijs’ (september 2007; september 2009; januari 2010). Daarnaast worden inhoudelijke signaleringen verwerkt in adviezen met betrekking tot de kwalificatiestructuur (in: ‘De Vooruitblik’). De indeling van deze rapportage is als volgt. Hoofdstuk 2 biedt actuele informatie over het veld van veiligheid in algemene zin. Hoewel het landelijk niveau centraal staat, is dit niet los te zien van de internationale context. Hierna volgen in hoofdstuk 3 signaleringen met betrekking tot de politieprofessie met aandacht voor het bestel, intelligence en internationalisering. In hoofdstuk 4 is het onderscheid in hoofdprocessen aan de orde: intake en noodhulp, handhaving en opsporing. Gegeven het project Herijking beroepsprofielen, waarin deze processen meer diepgaand bezien worden, beperkt dit hoofdstuk zich tot slechts enkele signaleringen. In hoofdstuk 5 komen de onderwerpen personeelsvraag, onderwijs en kennis aan de orde. In hoofdstuk 6 gaat het over ontwikkelingen in het verband van het reguliere onderwijs. Hoofdstuk 7 toont de voornaamste ingrediënten van de veranderagenda’s ten aanzien van het politieonderwijs en regulier onderwijs. Voor zover deze ingrediënten voortkomen uit de opties en intenties in heroverwegingsrapporten en partijprogramma’s, is een direct verband aan de orde met bijlage 1 van dit rapport. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van publicaties in het kader van Politie & Wetenschap en Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie en in bijlage 3 een overzicht van adviezen en rapporten van adviesraden en onderzoeksinstellingen van de regering. Bijlage 4 betreft een schema van de veiligheidsopleidingen in Nederland, tegen de achtergrond van het Europees kwalificatiekader. Deze rapportage is primair bedoeld voor de leden van de Politieonderwijsraad zelf. Hierbij moet opgemerkt worden dat de Raad slechts ten dele uit ‘ingewijden in de politiepraktijk’ bestaat. De rapportage dient een signalerend en attenderend doel. Voorts biedt de rapportage een achtergrond voor leden van commissies en projectgroepen van de Raad, dan wel bij intern overleg van medewerkers van de Politieacademie.

1 In januari 2010 stelde de Politieonderwijsraad het rapport ‘Zicht op Internationalisering’ vast.

Page 8: Politieonderwijsraad

8

Page 9: Politieonderwijsraad

9

2 ● Veiligheid Veiligheid geldt als een kerntaak van het openbaar bestuur. Of het nu gaat om het landelijk beleid, het lokale beleid of het internationale beleid. Veiligheid vertegenwoordigt een groot maatschappelijke belang. Binnen de sector veiligheid neemt de politie een belangrijke en herkenbare plaats in. De politie staat echter niet op zichzelf en niet alleen.

Om de eigen taak en positie helder te markeren is het van belang dat ook andere organen worden gekend; te verdelen in beleidsbepalende actoren, andere uitvoeringsorganisaties en organen met een toezichthoudend of adviserend karakter.

Ook is het zaak zicht te ontwikkelen op internationale aspecten van het werk in de veiligheidssector. Als het gaat over de dienstverlening op het terrein van veiligheid wordt overzicht en inzicht van de politie verwacht, en regie waar dat nodig is. Dit vergt niet alleen overzicht en inzicht in wie wat doet, maar veronderstelt ook een (zeer) goede informatiepositie ( hoofdstuk 3). Tevens houdt dit in dat de politie in staat is voortdurend te schakelen waar het gaat om de schaal van het eigen handelen: ruimtelijk (lokaal, regionaal, nationaal, internationaal) en organisatorisch (aard en omvang van de inzet, en de coördinatie daarvan). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op: het veiligheidsbeleid, de veiligheidskaart (wie doet wat?), technologie, de (ruimtelijke) organisatie van de rechterlijke macht en het gewijzigde stelsel van buitengewoon opsporingsambtenaren.

Dit ministerie coördineert het interne veiligheidsbeleid in Nederland.

Page 10: Politieonderwijsraad

10

2.1 ● Veiligheidsbeleid

Het beleidsthema Veiligheid, stabiliteit en respect vormde één van de zes pijlers in het regeerakkoord van het vierde kabinet Balkenende. Dit thema is verbijzonderd in 15 min of meer operationele doelstellingen. Jaarlijks is verslag gedaan aan de Twee Kamer van de realisatie van deze doelen, het meest recent in mei 2010. In deze paragraaf wordt kort gereflecteerd op deze terugkoppeling naar het parlement; daarna volgen een samenvatting van een recent themanummer van het tijdschrift voor Veiligheid over de effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid (januari 2010) en enkele aspecten uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2009 van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 2.1.1 ● Terugkoppeling Tweede Kamer

Het 4e kabinet Balkenende stelde zich bij aanvang 74 beleidsdoelen, waarvan 15 onder de noemer Veiligheid, stabiliteit en respect. Binnen deze pijler van beleid is gestreefd naar een samenleving waarin mensen zich veilig, vertrouwd en met elkaar verbonden voelen. Een streven dat alleen kan worden gerealiseerd als de overheid er ook in slaagt burgers, bedrijven en instellingen te motiveren hieraan mee te werken. Voor het maatschappelijk middenveld houdt dit een actieve rol in, waarbij preventie voorop staat. Voor de rijksoverheid gaat het vooral om een verbeterde samenwerking tussen de verschillende overheidsdiensten op het veld van veiligheid. In box 1 is een beknopte samenvatting te lezen van doelen en resultaten. Waar relevant wordt verwezen naar andere paragrafen of boxen in deze signaleringsrapportage. Zo wordt zichtbaar waar de prioriteiten lagen in de afgelopen periode. Voor een meer gedetailleerde rapportage zie: www.verantwoordingsdag.nl/Resultaat_voor_u/Iedereen_in_Nederland/Veiligheid.

Page 11: Politieonderwijsraad

11

Veiligheid, Stabiliteit en Respect. Pijler V. Doelen Balkenende IV

Box 1

Resultaten

Thema: Respect - bevorderen respectvolle omgang van

mensen met elkaar en van fatsoen in het maatschappelijk verkeer

- aanpak agressie tegen medewerkers met publieke taak werkt; verzekeraars verhalen schade bij daders; paragraaf 2.1.3 en box 5

Thema: Aanpak van agressie, geweld, diefstal en criminaliteit tegen ondernemingen - reductie criminaliteit - verbetering ophelderingspercentage - daling criminaliteit en recidive - vermindering fietsendieftal

paragraaf 2.1.3 paragraaf 2.1.3 box 9

- meer dan gelukt, in 2009 220.000 fietsendiefstallen minder dan in 2006

Thema: Aanpak overlast en verloedering - minder fysieke verloedering en ernstige

sociale overlast - 500 extra wijkagenten - geen coffeeshops nabij scholen - aanppak overmatig alcoholgebruik door

jongeren

- onvoldoende gelukt; nieuw manifest ‘bestrijding overlast en verloedering’ getekend door 40 gemeenten

- loopt op schema, tot eind 2009 319 erbij - wetsvoorstel invoering alcoholslot, toe te

passen bij bestuurders die herhaaldelijk of ernstig in de fout gaan

Thema: Identiteit, technologie - nieuw identificatiesysteem

Thema: Bestrijding ernstige criminaliteit - aanpak georganiseerde misdaad, fraude

en cybercrime - vergunningenbeleid prostitutie

- er lopen 16 proefprojecten; bestrijding knelpunten, bijv. kinderporno (vanaf 2009); opleiden cybercrime politiespecialisten; het afnemen van crimineel vermogen lukt meer en meer

- strengere straffen mensenhandel

Thema: Tegengaan radicalisering en terrorisme - tegengaan radicalisering - versterking verdediging tegen

catastrofaal terrorisme

- voedingsbodem voor radicalisering neemt af

Thema: Effectievere veiligheidsketen - samenwerking in de keten versterken

door betrokkenheid burger - veiligheidshuizen in grote steden

paragraaf 2.2.6. Burgernet wordt komende twee jaar landelijk uitgerold

box 9

Thema: Crisisbeheersing, rampenbestrijding - organisatie veiligheidsregio’s en

rampenbestrijding

paragraaf 2.2.1 en 2.2.2.

Page 12: Politieonderwijsraad

12

2.1.2 ● Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid Het Tijdschrift voor Veiligheid heeft in januari 2010 een themanummer uitgebracht over ‘Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid’ (red. J. Post & K. Wittebrood). Eén van de artikelen betreft de onderbouwing en effectiviteit van veiligheidsbeleid en de meerwaarde van beleidstheorieën (P. van der Knaap). In dit artikel wordt ingegaan op het veiligheidsbeleid van de rijksoverheid, in het bijzonder het derde en vierde kabinet Balkenende en een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Veel beleid berust op aannames in termen van ‘als, dan’ redeneringen die, meer of minder uitgewerkt en onderbouwd, beschouwd kunnen worden als ‘beleidstheorie’. Idealiter kan vastgesteld worden dat een dergelijke theorie evidence based is, dat wil zeggen dat het bewijs reeds (meer of minder) geleverd is, dat een bepaalde maatregel kan werken. Mits er sprake zou zijn van goed beschreven beleidscycli zou een overheid daarmee kunnen leren van (eerdere) ervaringen en begrepen kunnen worden waarom beleid wel of niet werkt. Daarbij gaat het o.a. om de doelen (als oplossing voor een probleem), de instrumenten, de uitvoering en de effecten. Een beleidstheoretische invalshoek kan risico’s inhouden, omdat er een mogelijk te dwingend en versimpeld model en bijbehorende indicatoren worden gehanteerd. Dit kan leiden tot tunnelvisie, rigiditeit en angst voor vernieuwing in het geval men volledig op zeker wil spelen. Sedert 2006 zijn door het ministerie van Financiën beleidsdoorlichtingen ingevoerd. Inmiddels zijn er tientallen uitgevoerd, onder de regie van dit ministerie. Ook onderdelen van het veiligheidsbeleid zijn onder de loep genomen. Al in 2006 constateerde de Algemene Rekenkamer dat de ministers van BZK en Justitie geen goede onderbouwing hadden van de veronderstelde werkzaamheid van de 150 maatregelen uit het toenmalige Veiligheidsprogramma. In reactie hierop heeft het kabinet gevraagd aan het SCP om een (re)constructie te maken van de beleidstheorie van het beleid van de vorige kabinetten. Het SCP heeft hierover gerapporteerd in zijn rapport Sociale veiligheid ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2008) en een jaar later in zijn rapport Overlast en verloedering ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2009; bijlage 3 van deze signaleringsrapportage). Van der Knaap stelt, afgezien van criteria op het vlak van validiteit en betrouwbaarheid, drie belangrijke eisen aan beleid: concreetheid, relevantie en consistentie. Ondanks de nodige inspanningen in afgelopen jaren, blijkt het niet eenvoudig om gehanteerde beleidstheorieën scherp te formuleren. Ongeveer tweederde van de maatregelen, zo blijkt uit de rapportage van het SCP, kan als ‘effectief’ of ‘veelbelovend’ worden aangemerkt; daartegenover staat dat een derde deel van de maatregelen niet effectief of zelfs contraproductief is, volgens de SCP- onderzoeker. Daarbij tekent Van der Knaap aan, dat ook erkend moet worden dat er een mogelijke valkuil van perfectionisme bestaat: de neiging om te veel te willen meten. Goede beleidsevaluaties moeten volgens hem niet alleen gaan over gerealiseerde prestaties of bereikte effecten, en ook niet alleen over de waardering van beleid door belanghebbenden. Een goede beleidsevaluatie doet beide, en zoekt daarbij tevens naar verklaringen voor (gebrek aan) effectiviteit en waardering en daarmee naar de gehanteerde beleidstheorieën.

Page 13: Politieonderwijsraad

13

2.1.3 ● Integrale Veiligheidsmonitor 2009

Jaarlijks publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek de Integrale Veiligheidsmonitor. In deze rapportage worden de ervaringen van de inwoners van Nederland beschreven rond de leefbaarheid van de woonbuurt, de beleving van buurtproblemen, onveiligheidsgevoelens, aangiftegedrag, ervaringen met veel voorkomende criminaliteit en het oordeel van de bevolking over het optreden van de politie en preventiegedrag.

Enkele gegevens uit de rapportage zijn: - Het totaal aantal slachtoffers is nauwelijks gewijzigd en het gevoel van

onveiligheid is landelijk gelijk gebleven. Het algemene gevoel van onveiligheid in Nederland is niet veranderd. Ruim één op de vier respondenten (26 procent) gaf eind 2009 aan zich wel eens onveilig te voelen. Dit is vrijwel evenveel als eind 2008. In politieregio’s met een overwegend sterk stedelijk karakter voelen naar verhouding meer mensen zich onveilig dan de bevolking van Nederland als geheel.

- Er zijn in 2009 minder gewelds- en vermogensdelicten gepleegd, maar vandalisme neemt toe (in 2009 ruim 2.8 miljoen). Burgers geven aan meer last te hebben van verloedering en vervelend gedrag, zoals krassen op de auto, ruiten ingooien, etc.

- Het aantal gewelds- en vermogensdelicten is vrijwel gelijk gebleven (en sedert 2002 met een kwart gedaald). Bij woninginbraken en overvallen is echter een stijgende lijn te zien.

Regionale verschillen tonen zich in de onderstaande kaartjes uit het rapport.

Page 14: Politieonderwijsraad

14

Kaart 1. Slachtofferschap naar politieregio’s van (a) veelvoorkomende criminaliteit, (b) geweldsdelicten (c) vermogensdelicten (d) vandalisme.

a

b

c

d

Page 15: Politieonderwijsraad

15

2.2 ● Veranderende veiligheidskaart: wie doet wat?

De ‘veiligheidskaart’ van voorzieningen, verbindingen en onderlinge relaties is sterk aan verandering onderhevig. Waar in het verleden de politie de voornaamste voorziening vormde, verdeeld in een gemeentepolitie en een rijkspolitie, is de kaart momenteel een stuk complexer. Naast de regionale politiekorpsen en het korps landelijke politiediensten zijn er tal van andere spelers op het veld van veiligheid gekomen, zoals de bijzondere opsporingsdiensten en de toezichthoudende organisaties van de lokale overheid.

Ook in het verkiezingsjaar 2010 worden van verschillende kanten opties en intenties verwoord met betrekking tot veiligheidsvoorzieningen van ons land.2 In deze paragraaf worden enkele recente ontwikkelingen vermeld, zoals de afronding van het wetgevingstraject veiligheidsregio’s, de intensivering van de civiel-militaire samenwerking, het programma CENS2, de komst van een Brandweeronderwijsraad, veiligheid in het openbaar vervoer en de bestuurlijke aanpak van criminaliteit.

2.2.1 ● Wet Veiligheidsregio’s Na een langdurig wetgevingstraject heeft de Eerste Kamer uiteindelijk het wetsvoorstel veiligheidsregio’s aanvaard. Met deze nieuwe wet wordt de organisatie geregeld van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de organisatie van de rampen- en crisisbestrijding. Ook ontstaat hiermee een nieuw bestuurlijk én geografisch kader voor de samenwerking tussen gemeenten, politie, brandweer en ambulancezorg. De voorzitter van de veiligheidsregio is de burgemeester die ook de korpsbeheerder is van de regiopolitie. Met de nieuwe wet zijn de bevoegdheden van burgemeesters voor de eigen gemeente bevestigd, maar ook zijn er nieuwe rollen gedefinieerd voor de voorzitter van de veiligheidsregio en de Commissaris van de Koningin in geval van rampen of crises die gebieden treffen groter dan een gemeente, resp. een veiligheidsregio. www.Minbzk.nl, 9 februari 2010. Begin 2007 werd het Veiligheidsberaad opgericht. Aan dit beraad nemen de voorzitters van de Nederlandse veiligheidsregio’s deel. Samen overleggen ze over de koers en de verdere ontwikkeling van de veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad vormt het bestuurlijke aanspreekpunt voor het Rijk om afspraken met het veld te maken op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. www.veiligheidsberaad.nl

Box 2

De sector bangmakerij en het ‘lijden dat men vreest ….’? Naar aanleiding van de (veronderstelde) Mexicaanse grieppandemie en andere overdreven alarmsituaties (weeralarmen bijv.), beginnen mensen zich af te vragen of er soms bedrijfsbelangen in het spel zijn. Of zijn overheden te bevreesd geraakt voor veeleisende burgers die het niet accepteren dat de overheden nalaten te waarschuwen voor mogelijke risico’s? De komst van een nieuwe, agressieve griepvariant werd al jaren verwacht door gezondheidswetenschappers en -organisaties en toen zich een nieuwe variant openbaarde in Mexico gingen al seinen op rood. Omdat de Wereldgezondheidsorganisatie groot alarm sloeg, konden overheden niet achterblijven. De gedachte dat instanties met een signalerende taak hun eigen bestaansrecht menen te moeten onderstrepen, ligt op de loer. Ondertussen wordt erkend dat er ook een risico zit aan te snel en overdreven waarschuwen, mensen kunnen ook daar immuun voor worden. De Pers, 1 september 2009.

2 Zie verder hoofdstuk 7 en bijlage 1 voor samenvattingen van partijprogramma’s en heroverwegingsrapportages.

Page 16: Politieonderwijsraad

16

Box 3 Q-koorts Wie binnen een straal van 5 km woont van een melkgeiten- of melkschapenbedrijf waar Q- koorts is geconstateerd, krijgt hiervan bericht van de zijde van de rijksoverheid (ministeries van LNV en VWS). Na een aanvankelijke onderschatting van het probleem van de Q -koorts wordt nu het zekere voor het onzekere genomen. De oorzaak van de ziekte was lang onbekend. Daarom kreeg het de naam ‘query fever’ (vertaald: vraagteken koorts). Dit werd later Q-koorts. Het aantal mensen in Nederland met Q-koorts neemt toe. Tot 2007 kwam de ziekte haast niet voor, maar in 2009 hadden ruim 2300 mensen Q-koorts. Wie geïnteresseerd is kan verdere informatie over de aard, de spreiding en de ernst van deze infectieziekte volgen op www.qkoortsinnederland.nl. In een interview in NRC, d.d. 6 april 2010, komt dr. Richardus aan het woord werkzaam bij het MC Erasmus in Rotterdam en in 1985 gepromoveerd op de Q-koorts. Destijds kwam de Q-koorts amper voor in Nederland, dacht men. Richardus kwam er echter achter dat ook toen de antistoffen al wijd verbreid waren, naar schatting 30 tot 40% van de totale bevolking. Zijn conclusie destijds: de bacterie is wijdverspreid. Inmiddels zijn de effecten van Q-koorts veel groter dan destijds. Mogelijk is dit het gevolg van intensievere veehouderij, maar vooral het uitrijden van mest is de boosdoener, stelt Richardus. In 2010 blijken er duizenden mensen besmet te zijn met de ‘coxiella burnetti’ en zijn er tien mensen overleden aan de ziekte. Richardus meent dat de overheid dan ook veel te laat in actie is gekomen.

2.2.2 ● Intensivering civiel-militaire samenwerking In maart 2005 hebben de ministers van Defensie, Justitie en BZK afspraken gemaakt over de beschikbare militaire capaciteit voor civiele rampenbestrijding en crisisbeheersing. Deze afspraken hebben een vervolg gekregen in het project Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS), dat zich richt op de ontwikkeling van Defensie tot een structurele veiligheidspartner op het terrein van nationale veiligheid en crisisbeheersing. In 2009 hebben de Audit Dienst Defensie en de IOOV gezamenlijk een tussenmeting uitgevoerd. De ministers van BZK en Defensie hebben de Tweede Kamer hierover geïnformeerd op 18 mei 2010. De volgende thema’s kwamen aan de orde: - de wederzijdse bekendheid tussen veiligheidsregio’s en Defensie is zonder meer

goed te noemen, maar er is wel aandacht nodig voor het onderhoud van het informatiemateriaal;

- de informatie over aanvraagprocedures en de vertaalslag naar bijbehorende militaire middelen is inzichtelijk en de bekendheid sterk toegenomen sedert de start van de samenwerking in 2006; wel is borging in plannen en draaiboeken een aandachtspunt;

- de interne processen binnen Defensie om tegemoet te kunnen komen aan aanvragen, zijn goed geregeld;

- hoewel defensiefunctionarissen een duidelijke plaats innemen in de belangrijkste besluitvormingsorganen van de veiligheidsregio’s blijken de communicatie-middelen niet volledig interoperabel. Zo moet C2000 verder worden uitgerold en gebruiksklaar worden gemaakt. Ook versterking van het meldkamerdomein is van belang (standaardisering werkprocessen en systemen, maar ook schaalvergroting; paragraaf 2.3.2);

- op nationaal niveau is in 2009 besloten tot opschaling van het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) tot een Landelijke Operationele Staf bij nationale crisis. Het LOCC draagt zorg voor de landelijke coördinatie van de operationele inzet tijdens rampen, calamiteiten en grootschalige evenementen. Het LOCC is hiervoor namens het ministerie van BZK het landelijke aanspreekpunt. Defensie maakt deel uit van het LOCC;

- opleiden, oefenen en evalueren vindt nog maar beperkt plaats in samenwerking met Defensie. Deze participatie zou moeten worden bevorderd door een betere afstemming van oefenkalenders. Dit lukte al wel in de landelijke en multidisciplinaire oefening Waterproef van najaar 2008.

Page 17: Politieonderwijsraad

17

Box 4 Leidt oefenen tot leren? Een belangrijk deel van de strategie van de veiligheidsregio is dat door het gezamenlijk oefenen, het keer op keer toepassen van plannen en draaiboeken en het evalueren daarvan, er ook daadwerkelijk wordt geleerd. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of het inoefenen van routines er ook toe leidt dat betrokken medewerkers ervan leren en in staat gesteld worden te reflecteren op hun werk in termen van vakkennis en vakvaardigheid. Een onderscheid tussen ‘lerende organisaties’ en ‘lerende professionals’ is daarom relevant.

CENS2, wat staat voor het Centre of Excellence for National Safety and Security, beoogt de samenwerking op een hoger plan te tillen, dan alleen via oefeningen mogelijk is.

In dit programma werken het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV), de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en de Politieacademie samen. Binnen het programma komen alle multidisciplinaire initiatieven op het gebied van opleiden, oefenen, kennisontwikkeling en -deling bij elkaar in een gezamenlijke ambitie gericht op de verdere professionalisering van het veld. Opleidingen die in het kader van CENS2 zijn ontwikkeld betreffen bijv. de functies van Procesmanager Oefenen (een cursus van ongeveer 10 dagen) en een verdiepingsslag hierop in de vorm van een masterclass gericht op de evaluatie van multidisciplinaire oefeningen. Daarnaast worden plannen gemaakt om te zien hoe op een kosteneffectieve manier gebruik gemaakt kan gaan worden van simulaties. In discussies hierover komt naar voren dat, zoals ook in het reguliere onderwijs bekend is, simulaties pas zinvol toegepast kunnen worden als reeds sprake is van een substantieel niveau van kennis en vaardigheid. Zowel door de inmiddels vrij grote mate van ervaringen met multidisciplinair oefenen, als de discussie die is gevoerd over de mogelijkheden en beperkingen van simulaties, komt de vraag naar voren of deze ervaringen niet ook vertaald zouden moeten worden naar ‘onderwijs en kennis’. Er zijn verzoeken gedaan vanuit het ministerie van BZK om opleidingen te ontwikkelen voor de volgende multidisciplinaire functies: (1) informatie-manager COPI (Commando Plaats Incident), (2) Informatiemanager ROT (Regionaal Operationeel Team), (3) Leider COPI en (4) Leider ROT. Hiertoe is een procesbeschrijving gemaakt, die sterk lijkt op het proces dat gehanteerd is en wordt bij het politieonderwijs. Een mogelijke omissie betreft de legitimering en beleidsmatige borging via een procedure van onderhoud en verdere ontwikkeling van een kwalificatiestructuur, vergelijkbaar met het politieonderwijs. Gegeven het grote belang van adequate opleidingen op het brede veld van veiligheid lijkt aansluiting op de werkwijze van het reguliere onderwijs, dat is nagevolgd in het politieonderwijs, en dat een borging met ministeriele taken en verantwoordelijkheden behelst, van belang. De aangekondigde inrichting van een Adviesraad Multidisciplinaire Opleidingen Oefeningen en Kennis (AMOOK) kan hiertoe een aanzet vormen. Het advies van de Politieonderwijsraad aan BZK, om nog eens goed te kijken naar mogelijkheden om de eigen rol te versterken, naar analogie van het ministerie van LNV, verdient dan ook nogmaals aanbeveling. Mutatis mutandis kan dit ook gesteld worden voor het monodisciplinair onderwijsbeleid, zoals ten aanzien van de brandweer ( onder). Een andere partij die in dit verband nog genoemd kan worden, betreft Rijkswaterstaat. Binnen deze overheidsdienst is de training Officier van Dienst Rijkswaterstaat ontwikkeld, die voor het eerst verzorgd is door de Politieacademie in oktober 2007.

2.2.3 ● Brandweeronderwijsraad (BOR) In mei 2008 woedde er een grote brand in De Punt, waarbij drie brandweerlieden omkwamen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft hiernaar een onderzoek uitgevoerd, waarover in oktober 2009 werd gerapporteerd. Onderdeel van dit rapport

Page 18: Politieonderwijsraad

18

vormde een viertal aanbevelingen aan de minister van BZK aangaande de kennisfunctie en de opleidingen van de brandweer. De aanbevelingen waren als volgt: 1. zorg voor een doelmatige verspreiding van nieuwe kennis op het gebied van

plotselinge branduitbreiding, waaronder het verschijnsel rookgasexplosie, en de verwerking hiervan in de leer- en oefenstof van de brandweer;

2. zorg voor aansluiting van de leerinhoud van de brandweeropleidingen, in het bijzonder met betrekking tot de veiligheid van het repressief optreden, op de internationale vakliteratuur;

3. verbeter de kennisontwikkeling van de brandweer en vergroot daarin de aandacht voor veiligheid, door te zorgen voor een systematische, centrale registratie en evaluatie van branden en ongevallen en de daaruit voortkomende leerpunten op doelmatige wijze in de leer- en oefenstof van de brandweer te verwerken;

4. formuleer de leerdoelen in examenreglementen zodanig dat deze eenduidig, richtinggevend en inspirerend zijn voor alle partijen die bij de vormgeving en uitvoering van het brandweeronderwijs zijn betrokken.

De staatssecretaris van BZK heeft gereageerd op deze aanbevelingen per brief aan de Tweede Kamer (6 april 2010). In deze brief maakt de staatssecretaris melding van de oprichting van een Brandweeronderwijsraad (BOR). Hiermee wordt vooruitgelopen op de oprichting van een Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid. De BOR zal fungeren als een raad van advies voor het College van Arbeidszaken van de VNG en het Veiligheidsberaad (de vertegenwoordigers van de werkgevers). De aanbevelingen zullen door de werkgeversvertegenwoordigers ingebracht worden in de BOR, die vervolgens zal adviseren over hoe de betreffende aanbevelingen structureel kunnen worden opgevolgd en geborgd binnen het brandweeronderwijs. Het belang dat er een goede aansluiting tussen praktijk, kennisontwikkeling en onderwijs bestaat, wordt onderschreven door de staatssecretaris. Hoe dit echter te realiseren, ziet zij als een ‘gezamenlijke opdracht’ van BZK, VNG en het Veiligheidsberaad. De organisatie en hybride financiering van het brandweeronderwijs met inbegrip van de les- en leermiddelen vragen daarbij bijzondere aandacht. Dit vergt nader onderzoek, waarbij ook de mogelijkheden verkend dienen te worden van meer aansluiting tussen brandweeronderwijs, het reguliere beroepsonderwijs en het onderwijs van de andere veiligheidspartners. BZK heeft alvast het NIFV gevraagd aan de slag te gaan met de drie eerstgenoemde aanbevelingen en zich daarbij te laten leiden door de prioriteiten die gesteld worden van werkgeverszijde. Ten aanzien van de vierde aanbeveling zal BZK deze verankeren in het Besluit personeel veiligheidsregio’s en de Regeling personeel veiligheidsregio’s, waarin per functie de kerntaken en benodigde competenties zullen worden vastgelegd.

2.2.4 ● Veiligheid in het openbaar vervoer Naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamer heeft de minister van Verkeer en Waterstaat geantwoord (ingezonden 9 april 2010). De aanleiding was een bericht in de pers dat er maar weinig actie ondernomen wordt tegen agressie in het OV (NOS, 13 maart 2010). Met uitzondering van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Utrecht, zouden niet of nauwelijks nieuwe veiligheidsmaatregelen in de praktijk zijn ingevoerd. Het ministerie wees in haar reactie op het werk van de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer (Kamerstuk 28 642, nr. 27). Deze Taskforce stelde in september 2009 een reeks van maatregelen voor die in 2010 worden uitgevoerd. Ook provincies leveren hieraan een substantiële bijdrage. Hierover wordt gerapporteerd onder de noemer ‘Veilige publieke taak’. De IOOV voert hieromtrent onderzoek uit ( einde hoofdstuk).

Page 19: Politieonderwijsraad

19

Enkele specifieke punten in dit verband zijn: - het toepassen van camerabeveiliging in bussen betreft met name zogenaamde

risicolijnen; - er komt meer uniformiteit in de registratie van incidenten; dit moet in de plaats

komen van zogenaamde belevingsonderzoek; - al enige jaren is er een landelijk OV -verbod mogelijk voor geweldplegers op basis

van de Wet Personenvervoer 2000; momenteel ligt een wijziging van deze wet voor bij de Raad van State. Deze regelt de strafbaarstelling van overtreding van het reisverbod.

Box 5 Agressie en geweld op het werk Begin april 2010 organiseerde de vakbond FNV een conferentie over agressie en geweld op het werk. Brandweerlieden en ambulancebestuurders hebben ermee te maken, maar ook treinconducteurs en buschauffeurs. Minister Hirsch Ballin, één van de sprekers op dit congres, meldde dat maar liefst 77% van de belaagde ambtenaren geen aangifte doet, waarschijnlijk omdat men het gevoel heeft ‘dat er niks mee gedaan wordt’. Van politiezijde wordt erkend dat aangiften van de kleinere vergrijpen (schelden, bespuwen), vanwege capaciteitstekort blijven liggen. Vroeger had ook de politie duidelijk meer gezag dan nu. Agenten horen nu tijdens de opleiding dat ze een ‘dikke huid’ moeten ontwikkelen, omdat schelden er kennelijk tegenwoordig gewoon bij hoort. De aanwezigen op het congres meenden echter dat de maat nu vol is, en dat dit soort gedrag niet meer moet worden geaccepteerd. Agenten niet genoeg beschermd tegen agressie De arbeidsinspectie heeft in 2009 onderzoek gedaan naar agressie en geweld tegen politieambtenaren. De helft van de korpsen is bevraagd. Hieruit blijkt dat agressie en geweld toeneemt en dat de korpsen onvoldoende maatregelen treffen om hun agenten hiertegen te beschermen. Dit zou kunnen in de vorm van meer voorlichting over risico’s, betere training om escalatie te voorkomen, maar ook bouwkundige en technische maatregelen bij balies kunnen helpen. Naar aanleiding van het rapport van de arbeidsinspectie stuurde de minister van BZK een brief aan de Tweede Kamer (19 april 2010) . Hierin is te lezen dat de minister met het Korpsbeheerdersberaad een landelijk uniforme aanpak overeengekomen is via een ‘Protocol geweld tegen politieambtenaren’. Deze regeling omvat de keten vanaf het moment dat er sprake is van een geweldsincident tot aan het afsluiten van het dossier. Het protocol past binnen eerder gemaakte landelijke afspraken waartoe ook een lik-op-stuk beleid en zwaardere straffen behoren. www.minbzk.nl, 19 april 2010. Beveiligers meppen erop los? Nederland kent een groeiend aantal beveiligers dat wordt ingezet bij evenementen, concerten, festivals, e.d. Hoewel er afspraken zijn over de melding van incidenten met geweldstoepassing, leven beveiligingsbedrijven deze niet na, zo is de stellige indruk van Ronald van Steden van de Vrije Universiteit die al jaren onderzoek doet naar de beveiligingsbranche. Indien bezoekers zich onrechtmatig behandeld voelen, kunnen zij een klacht indienen bij het betreffende beveiligingsbedrijf die dit vervolgens dient te melden bij het ministerie van Justitie. Dit ministerie ontvangt jaarlijks echter maar een zeer beperkt aantal meldingen. De politie zou volgens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus toezicht moeten houden op de bedrijven of ze zich aan alle regels houden. Dat dit niet altijd lukt, bleek vorig jaar al uit een onderzoek van de IOOV ( einde hoofdstuk). De Pers, 28 mei 2010.

2.2.5 ● Bestuurlijke aanpak criminaliteit In mei 2010 hebben de ministeries van BZK en Justitie een rapport aangeboden aan de Tweede Kamer met betrekking tot de inventarisatie van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit in EU-lidstaten. De bestuurlijke aanpak is mede op aandringen van Nederland opgenomen in het nieuwe Stockholm -programma (programma voor Recht, vrijheid en veiligheid 2010-2014). Op verzoek van de Tweede Kamer is een inventarisatie uitgevoerd van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en andere bestuursrechterlijke maatregelen in EU-lidstaten. Nederland heeft vervolgens het initiatief genomen om, met instemming van de Tsjechische en Zweedse EU

Page 20: Politieonderwijsraad

20

voorzitters, in 2009 een onderzoek uit te voeren. Hieraan hebben 19 lidstaten meegewerkt. Lidstaten blijken te investeren in de ontwikkeling van een bestuurlijke, preventieve en fiscale aanpak van (georganiseerde) misdaad en zien verschillende aangrijpings-punten voor verdere Europese samenwerking. Vooral de uitwisseling en samenvoeging van informatie en het delen van (bestuurlijke) ervaringen en ‘best practices’ worden veel genoemd. Naar aanleiding van de rapportage organiseert Nederland in juni 2010, met medewerking van het Spaanse EU voorzitterschap, een expertmeeting. Het rapport zelf is eind februari 2010 aangeboden aan de Multidisciplinary Group on Organised Crime. Uitbreiding BIBOB De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB) geldt voor bepaalde branches en activiteiten: bij horeca-, bouw-, afval- en transportvergunningen, in de transportbranche, bij woningbouwcorporaties, coffeeshops, bordelen en smart- en growshops. Voor aanbestedingen geldt de Wet BIBOB in de branches bouw, milieu en ICT. Met de Wet BIBOB kan de lokale overheid achtergronden van bedrijven of personen onderzoeken voordat een vergunning of een subsidie wordt gegeven of een overheidsopdracht wordt gegund. Als er sprake is van criminele antecedenten of onduidelijke financiële constructies kan de vergunning, de subsidie of de opdracht worden geweigerd. De ministerraad heeft eind mei 2010 het initiatief genomen de Wet BIBOB uit te breiden. De reikwijdte van de wet is verruimd met het volgende: - vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid civiele partij is; - het exploiteren van speelautomaten; - het exploiteren van een headshop en - het importeren van vuurwerk. De wetswijziging moet lokale overheden beter in staat stellen op te treden tegen vermenging van onder- en bovenwereld. De ministerraad heeft een wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. Burgers en veiligheid Er wordt een toenemend beroep gedaan op burgers om bij te dragen aan veiligheid. Dankzij moderne communicatiemiddelen is dat ook meer en meer mogelijk. Naast al langer bestaande opsporingsberichtgeving, kunnen burgers zich melden als ‘ogen en oren’ in hun directe woon- of werkomgeving ( onderstaande afbeelding). Ook wordt gezocht naar meer participatie van burgers bij de uitvoering van veiligheidstaken (vrijwilligers, volontairs); mogelijk kan het instrument van de buitengewoon opsporingsambtenaar ook hier van toepassing worden ( paragraaf 2.5).

Page 21: Politieonderwijsraad

21

Informatie (ver)bindt! Op 26 mei 2009 vond een congres plaats over het gebruik en de uitwisseling van informatie en de (inter-)nationale samenwerking tussen de Nederlandse politie en haar partners in veiligheid, georganiseerd door de Politieacademie. Inleidingen en workshops handelden over een verscheidenheid aan onderwerpen, zoals cybercrime, intelligence, informatiegestuurde forensische opsporing, internationale samenwerking in verkeer en vervoer over water, digitalisering van maatschappij en politiewerk, contraterrorisme, de betekenis van open bronnen voor het politiewerk, en het gebruik van geo-informatie bij rampenbestrijding en crisisbeheersing ( box 6).

Box 6

Huiselijk geweld Sinds 2009 kan een huisverbod worden opgelegd aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat. De Wet tijdelijk huisverbod maakt dit mogelijk. In 2009 zijn al ruim 2000 huisverboden opgelegd. Ook zijn in 2009 de steunpunten huiselijk geweld versterkt. Indien sprake is van geweld tegen kinderen, kan ook een beroep gedaan worden op het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Geweld in de huiselijke of privé sfeer raakt meerdere beleidsdomeinen: politie, justitie, jeugdzorg, welzijn, e.d. Eergerelateerd geweld Het thema huiselijk geweld is sommige gevallen verbonden met eergerelateerd geweld, maar is daar zeker geen (allochtoon) synoniem voor. Zo is ook de hedendaagse rapcultuur ‘eergevoelig’. Het korps Haaglanden biedt onderdak aan het Landelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld. Een bekend boek is ‘Je eer of je leven’ van Janine Janssen (2e herziene druk, 2008).

Page 22: Politieonderwijsraad

22

2.3 ● Technologie Bij het werk in de veiligheidssector wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van technologie. Voorbeelden zijn het inmiddels wijd verbreide cameratoezicht en de groeiende samenhang tussen overheidsdiensten, zoals blijkt uit het voorbeeld van gemeenschappelijke meldkamers. Dat het hier niet bij blijft, blijkt uit de recent opgezette community Politie 2.0, en zal blijven, toont zich in het perspectief van cloud culture. Ondertussen zoekt de EU naar een versterking van de onderlinge samenwerking via een ‘digitale agenda’.

Box 7 Geo-informatie en het gebruik van Geografische Informatiesystemen (GIS) bieden nieuwe mogelijkheden voor ‘netcentrisch werken. Een al langer bestaande klacht op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing is dat er onvoldoende informatie beschikbaar is, en voor zover deze wel beschikbaar is, wordt er onvoldoende uitgewisseld. Om de juiste informatie bij de juiste personen te krijgen, op de juiste tijd en plaats, wordt gestreefd naar zogenaamde netcentrisch werken. Geo Informatie en GIS zijn daarbij van grote betekenis. Hiermee ontstaat operationeel overzicht en, mits er ook een duidelijk inzicht bestaat in de operationele rolverdeling, kan het succes van het handelen sterk worden bevorderd. Tijdens een presentatie op het congres Informatie (ver)bindt ( paragraaf 2.2.7) werd software gedemonstreerd door Geodan, in samenwerking met medewerkers van de vts Politie Nederland, de GHOR Gelderland-Midden en het KLPD.

Operationele data worden aan elkaar gekoppeld via over elkaar heen liggende digitale kaarten. Daarbij kan zowel worden ingezoomd naar een specifieke locatie, als uitgezoomd naar de wijdere omtrek. De aard en consequenties van een incident en de inzet van diensten worden hiermee letterlijk real time in kaart gebracht.

2.3.1 ● De digitalisering van de openbare ruimte

Check in / check uit. Een nieuwe publicatie van het Rathenau Instituut toont aan dat de openbare ruimte steeds verder digitaliseert. Dagelijkse handelingen als betalen, door OV-poortjes lopen en autorijden, worden steeds meer vastgelegd. Dit is zowel voor marketing interessant, maar ook voor opsporing. Risico’s zijn er ook: verlies van anonimiteit, misbruik van persoonsgegevens en systeemdwang.

Burgers, consumenten, bedrijven en overheden zijn verwikkeld in een krachtenspel, zo stellen de auteurs, geleid door een groeiende honger naar informatie. Het boek onderscheidt twee ‘discoursen’: 1. ‘Empowerment’: maakt de informatierevolutie mensen sterker? Het verstrekken

van persoonsgegevens bepaalt in hoge mate of je toegang hebt tot ruimtes

Page 23: Politieonderwijsraad

23

(stations, wegen, gebouwen, winkels etc.), diensten (verzekeringen, financiële producten, facebook) en goederen. De consequentie hiervan is dat wie die gegevens niet verstrekt of niet aan het gewenste profiel voldoet, wordt uitgesloten of gestraft. Wie bijv. anoniem met de trein wil reizen, loopt kortingen mis.

2. Privacy: de integratie van netwerken en de digitalisering van de publieke ruimte heeft ‘sfeeroverschrijdingen’ van persoonsgegevens tot gevolg. Persoonsgegevens die in een bepaalde context zijn achtergelaten, duiken ineens heel ergens anders op. Voor burgers is steeds minder duidelijk wat met hun gegevens gedaan wordt en in welke databanken die eindigen. Achter steeds meer digitale poortjes schuilen marketeers en opsporingsambtenaren.

Waar het om gaat is identiteitsmanagement. De burger moet een informatiemanager worden. “Mensen moeten grip krijgen op de wijze waarop ze elkaar toegang verschaffen tot informatie die leidt tot wederzijdse beoordeling.” Door grip te krijgen op onze digitale profielen, houden burgers zich beter staande in dat krachtenspel.

2.3.2 ● Opschaling meldkamer?

Op het ministerie van BZK is het plan opgevat om in Nederland toe te werken naar één nationale meldkamerorganisatie met drie meldkamers. Voorbeelden hierbij zijn New York en Groot Londen, waar dit ook zo georganiseerd is en waar ongeveer evenveel mensen wonen als in Nederland. Opschaling is in de ogen van de politie een goede zaak, maar vereist wel een zorgvuldig pad in termen van techniek (nu nog: C2000), tactische leiding (verbindingsofficieren), logistiek, communicatie en opleiding. Enkele regio’s schalen op dit moment al op, zoals NO-Gelderland & IJsselland en Flevoland & Gooi- en Vechtstreek. Op dit moment gaat het nog vooral om het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van C2000. Vanuit de strategische beleidsgroep Meldkamers van de Raad van Korpschefs (RKC) is een projectgroep gestart die zich richt op de verbetering van de communicatielogistiek. Qua opleiding wordt niet alleen gekeken naar het gebruik van portofoons voor het dagelijkse gebruik, maar ook naar het gebruik hiervan in tijden van crises. Blauw, april 2010.

Box 8

Cameratoezicht In de regio Rijnmond heeft de politie de beschikking over 364 camera’s die permanent worden uitgekeken op een centraal punt in de stad door de afdeling Regionaal cameratoezicht. In deze ‘uitkijkruimte’ werken operators van de Dienst Stadstoezicht onder de regie van supervisors van de politie. Van hieruit worden relevante beelden van incidenten via het glasvezelnetwerk doorgestuurd naar wijkbureaus en/of meldkamer van de veiligheidsregio. Gemiddeld worden er zo’n 60 incidenten per dag op deze manier gesignaleerd. Er wordt bovendien nauw samengewerkt met externe partijen, zoals de NS, de RET, Maastunnel, het Stadhuis en het World Trade Centrum, waarmee er nog eens 2.000 extra camera’s kunnen worden benut. Mogelijk gaat dit aantal nog fors omhoog, als camera’s van bedrijven en winkelcentra zouden worden aangesloten. Van groot belang is dat burgers ervaren dat er ook direct een reactie is van de politie als incidenten worden geregistreerd, dit vergroot het draagvlak enorm. Ondertussen blijken camerabeelden ook een steeds grotere rol te spelen in de opsporing. Blauw, 20 maart 2010: 30-33. Zie ook www.cameratoezicht.nu.

2.3.3 ● Cybercrime en de Digitale Agenda van de EU De EU heeft op 19 mei 2010 haar digitale agenda voor de komende jaren bekend gemaakt http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda . ICT is van cruciaal belang in de strategie van de EU om economische groei te stimuleren. Vergeleken met de VS, Japan of Zuid-Korea lopen de investeringen echter flink achter. De EU wil het gebruik van ICT in de hele samenleving stimuleren, te beginnen met het opheffen van alle obstakels voor grensoverschrijdende handel. Ook elektronische facturen en betalingen moeten eenvoudiger kunnen. Veel Europeanen zijn bezorgd dat ICT hun privacy aantast. Daarom wil de EU strengere regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Websitebeheerders

Page 24: Politieonderwijsraad

24

zullen in de toekomst kunnen worden verplicht hun bezoekers in te lichten over veiligheidslekken met persoonsgegevens. De EU wil bovendien dat voor problemen zoals klimaatverandering en vergrijzing creatiever gebruik wordt gemaakt van digitale oplossingen. Energie-efficiënte verlichting en telegeneeskunde zijn maar enkele voorbeelden. De afbeelding hiernaast toont de positieve kijk op dit thema via de buitenste cyclus; daarbinnen staan de ‘bedreigingen’ getekend. Eén van de bedreigingen betreft de toename van cybercrime en het risico van afnemend vertrouwen bij consumenten. Met de digitale agenda wil de Europese Commissie paal en perk stellen aan de ‘cyber wild west’, echter zonder door te schieten in een ‘big brother’ scenario. Er wordt ingezet op ‘Computer Emergency Response Teams’ die gaan samenwerken met law enforcement agencies. In termen van Internet Governance, zal het reeds bestaande European Network and Information Security Agency (ENISA) worden gemoderniseerd.

Enisa is operationeel vanaf 2004 en gevestigd op het eiland Kreta.

Box 9

Politie 2.0 Deze community is opgezet om kennis te delen over de politie, intelligence en ICT-toepassingen. Het gehanteerde motto: ‘Wij weten meer dan ik’. Politie 2.0 wil ‘kennisdragers’ een platform bieden; het kan gaan om informatie van strategische, tactische en operationele aard. Door kennis te delen, kunnen betere keuzen worden gemaakt, is de stelling, of het nu gaat om de ‘business’ zelf of specifieke ICT-kennis. Via Politie 2.0 wordt gepoogd kennis bij elkaar te brengen die nu nog verspreid is bij andere organisaties en organisatieonderdelen, in Nederland of zelfs daarbuiten. De laatste jaren blijkt een groot aantal nieuwe mogelijkheden beschikbaar gekomen te zijn om samen te werken en mensen te verbinden. De site beklemtoont dat dit juist voor politiemensen van groot belang is. Politiemensen moeten vooraan staan om te kijken hoe nieuwe mogelijkheden kunnen worden ingezet om zo het werk beter te doen. Nu vrijwel iedereen is aangesloten is op het Internet, kan er ook van steeds meer nieuwe middelen gebruik gemaakt gaan worden. Dit houdt ook een verandering in van criminaliteit en de overlast in de openbare orde. Verwezen wordt bijv. naar de scholierenstaking van eind 2007. Scholieren stonden toen met elkaar in contact via het Internet (MSN) en wisten elkaar exact te vinden. Daarentegen werden traditionele intelligence organisaties en hulpmiddelen gebruikt om bijv. veiligheidssituaties te kunnen beoordelen; veel te langzaam en niet adequaat ( http://criminaliteitswijzer.ning.com ).

Page 25: Politieonderwijsraad

25

Box 10 Cloud Culture Counterpoint, de denktank van de British Council, publiceerde pas een pamflet van de hand van Charles Leadbeater, dat handelt over de nieuwe generatie internettechnologie, ook bekend als ‘cloud computing’.

Dit pamflet bespreekt mogelijkheden en consequenties van cloud computing en besteedt daarbij aandacht aan nieuwe kansen voor bijv. grootschalig wetenschappelijk onderzoek, maar ook risico’s die ermee verbonden zijn. De ‘virtuele wereld’ krijgt door cloud computing een nieuwe dimensie. In slechts tien jaar tijd zijn mobiele telefoons, Wi-Fi, breedband internet, satelliet en digitale televisie zeer wijd verspreid. Individuele mensen kunnen via You Tube een enorme ketenreactie teweeg brengen. Andere voorbeelden van toepassingen en platformen zijn: Habbo, Avaaz, Skype, Facebook, Myspace, Blogger, Twitter en Flickr. Ideeën en beelden kunnen worden gedeeld door mensen in alle uithoeken van de wereld. De combinatie van massa zelfexpressie, onbeperkte participatie en een constante verbinding maakt volgens Leadbeater het ontstaan van een cloud culture mogelijk, ‘formed by our seemingly never-ending capacity to make and share culture in images, music, text and films. Dit is ten eerste een cultureel fenomeen, en pas in tweede instantie een politiek en commercieel gegeven. Hoewel ‘de politiek’, maar ook bedrijven de neiging hebben te willen sturen, controleren en te beheersen, lukt dat (nog) maar in beperkte mate, waarmee deze ‘nieuwe wereld’ een eigen, onvoorspelbare dynamiek heeft. Vanuit een optimistisch standpunt bezien, kan een cloud culture worden voorspeld, een dynamische en creatieve wereldcultuur. Een wereld die wordt gekarakteriseerd door de politieke architectuur van de bazaar, en niet meer van de kathedraal. Een wereld waarin liberale waarden gedijen, welvaart groeit en waarin over belangen wordt onderhandeld, de stemmen van minderheden worden gehoord en waarbij over bedrijfsbelangen transparant verantwoording wordt afgelegd. Steeds meer literatuur en andere cultuuruitingen komen publiek en gratis beschikbaar via het Internet. Google digitaliseert miljoenen boeken voor openbaar gebruik. Tegelijk zijn er zorgen over de mogelijke machtsconcentratie in een dergelijk bedrijf. Recente ontwikkelingen laten ook zien dat een veel minder positief gestemde verwachting reëel is. Autoritaire regimes (Iran, Thailand, China, Nigeria, Rusland) weten de ‘nieuwe virtuele wereld’ wel degelijk in de hand te houden en de macht van het vrije woord en beeld te beperken. In Iran leek het er na de verkiezingen van 2009 even op dat de oppositie het zou gaan winnen van het zittende regiem, dankzij de mogelijkheden van het web en het gebruik van Twitter maar het bleek een illusie. Ook in het Westen blijken staten in toenemende mate in staat om het Internet in de greep te krijgen om zo illegale praktijken te dwarsbomen. Leadbeater houdt een pleidooi voor een open cloud culture en een vrije uitwisseling van ideeën. Dit vergt dat er wordt gefocust op:

het ondersteunen van online activisten in hun strijd tegen autoritaire regimes; verdedigen van het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging; tegengaan van beperkende veiligheidsmaatregelen in het Westen waar autoritaire

regimes een extra rechtvaardiging in zullen zien; ondersteunen van NGOs die het censuurgedrag van autoritaire regimes monitoren; openheid over het leveren van technologie aan autoritaire regimes waarmee deze

controle uit kunnen oefenen over het Internet. Er is verder een probleem met betrekking tot langdurig copyright. In ieder geval zou er een mogelijkheid moeten zijn om ‘verweesde producten’ (wel copyright, maar niet meer leverbaar) digitaal te ontsluiten. Tenslotte waarschuwt Leadbeater tegen een te grote macht en invloed van internetondernemingen (cloud capitalists) wat ten koste kan gaan van privacy en persoonlijk dataverkeer- en beheer. Toezicht is daarom noodzakelijk. Zie verder: www.counterpoint-online.org.

Page 26: Politieonderwijsraad

26

2.4 ● Rechterlijke macht

In de heroverwegingsrapporten die zijn opgesteld om de kredietcrisis en daarop volgende economische crisis het hoofd te bieden, wordt op het gebied van veiligheid gesproken over mogelijkheden tot verdere ruimtelijke en organisatorische clustering van diensten. Een veel genoemd voorbeeld betreft de harmonisatie van de ruimtelijke schaal van politie en rechterlijke macht. Tegelijkertijd is er een roep om specialisatie, zoals blijkt uit het voorbeeld van zogenaamde milieurechters. Het veiligheidshuis is een inmiddels beproefd recept van samenwerking tussen de rechterlijke macht, reclassering, politie en maatschappelijk werk, waarmee gewerkt wordt aan een goede re-integratie in de samenleving en het voorkomen van recidive.

2.4.1 ● Herziening gerechtelijke kaart In juli 2009 heeft de Raad voor de rechtspraak advies uitgebracht aan de minister van Justitie over de herziening van de gerechtelijke kaart. Dit advies kan rekenen op een breed draagvlak bij de betreffende organisaties. Waar het met name op neerkomt, is dat de Rechtspraak in grotere regionale verbanden zou kunnen worden georganiseerd. Achterliggende redenen zijn kwaliteit, continuïteit (vanuit de rechtzoekende bezien), maar ook aspecten als efficiency en de kwaliteit van het eigen personeel. Voor het behoud van de deskundigheid van rechters is het noodzakelijk dat zij een minimaal aantal zaken op een terrein afdoen. Met de plannen in het advies beschikken gerechten in de toekomst over voldoende zaken, mensen en middelen om hoge kwaliteit te blijven leveren.

Indeling rechtbanken Indeling Gerechtshoven

Er worden elf regio’s voorgesteld, in plaats van de huidige negentien arrondissementen. In het advies blijven alle huidige arrondissementshoofdplaatsen gehandhaafd. Deze plaatsen worden de hoofdlocaties van de rechtspraak waar een breed pakket van zaken wordt afgedaan. Zo is er een goede spreiding van gerechten door Nederland. Daarnaast bieden nevenlocaties een beperkt aantal diensten. Nevenlocaties zijn gewenst in gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid. In de andere gebieden zullen nevenlocaties verdwijnen. Ook bij de hoven blijven de ressorthoofdplaatsen als hoofdlocaties bestaan, maar zal het aantal gerechtshoven op bestuurlijk niveau van vijf naar vier gaan. www.rechtspraak.nl. Op 20 november 2009 werd het kabinetsstandpunt inzake de herziening van de gerechtelijke kaart verzonden aan de Tweede Kamer. De notitie bevat een historische

Page 27: Politieonderwijsraad

27

beschouwing met betrekking tot de oorsprong (1811, Franse Keizerrijk) en de ontwikkelingsgang van de huidige territoriale organisatie. In de probleemanalyse wordt uitgelegd waarom het bestaande systeem van 19 arrondissementen en 5 ressorten steeds meer gaat knellen en wat er nodig is om de kwaliteit van de vervolging en de rechtspraak te versterken, te weten bestuurlijke schaalvergroting, om specialisatie mogelijk te maken en kwetsbaarheid te verminderen. Uit diverse partijprogramma’s 2010 ( bijlage 1) blijkt dat velen het logisch vinden om de territoriale indeling van de rechterlijke macht, het openbaar ministerie en de politie te harmoniseren.

Box 11

Veiligheidshuis Nederland telt inmiddels maar liefst 45 veiligheidshuizen. In deze organisaties werken de politie, het OM, gemeenten en zorginstellingen intensief samen. Door middel van casusoverleg wordt per geval bekeken wat de beste aanpak is en hoe de diverse instanties elkaar kunnen ondersteunen. Dit kan leiden tot een integrale aanpak waarbij er als het ware met één mond gesproken wordt. Een officier van justitie maakt deel uit van de vaste bezetting van een veiligheidshuis. Dat maakt een effectief lik-op-stuk beleid mogelijk. Het grote voordeel is de korte lijn qua informatie-uitwisseling. Dat dit succes oplevert, blijkt uit de cijfers van de veiligheidshuizen van het eerste uur, zoals in Tilburg. In deze stad blijkt in de periode 2000-2008 dat het aantal jongeren tot 18 jaar dat opnieuw een delict pleegt, afgenomen te zijn met 50 procent. In Midden-Limburg blijkt dat 35 procent van de veelplegers die aangepakt zijn vanuit het veiligheidshuis in 2008 geen delict meer heeft gepleegd. www.veiligheidshuizen.nl. Ook: Blauw, 4 juli 2009.

2.4.2 ● Roep om speciale milieurechters In 2003 zijn 23 regionale milieuteams gevormd en zes interregionale milieuteams die zich richten op grote regio-overschrijdende milieudelicten. In datzelfde jaar wordt het Functioneel Parket opgericht om het geïntensiveerde politieoptreden ook een strafrechtelijk vervolg te kunnen geven, in aanvulling op de bestuursrechtelijke aanpak.3 Sedert 2005 pakt dit parket alle milieuzaken op van de regiokorpsen. Nu zowel de politie als het OM de aanpak van milieudelicten hebben geïntensiveerd, is het van belang dat ook de rechterlijke macht volgt, zo menen gespecialiseerd milieu -officier van justitie Biezeveld en hoofdcommissaris Wijbenga, portefeuillehouder van de RKC (Trouw, 9 december 2010). Een belangrijk aandachtsgebied vormt de aanpak van illegaal vuurwerk, dat na de catastrofe in Enschede hoge prioriteit gekregen heeft. Zie ook Trouw, 25 november voor een uitgebreid interview met Biezeveld over de aanpak van de illegale handel in vuurwerk.

3 Naast milieudelicten pakt het Functioneel Parket ook fraudezaken aan die worden aangedragen door de FIOD en SIOD.

Page 28: Politieonderwijsraad

28

Box 12 Reizen met mijn Rechter. Psychologie van het recht (2010), onder de redactie van J. van Koppen, H.L.G.J. Merkelbach, M. Jelicic, & J.W. de Keijser. De vierde versie van het oorspronkelijk in 1991 verschenen handboek over rechtspsychologie: 'De menselijke factor', toen nog 16 hoofdstukken dik, nu maar liefst 57, waaraan in totaal 61 auteurs meewerkten.

De huidige stand van de kennis op het gebied van de rechtspsychologie is in dit boek op een rijtje gezet. Hoe betrouwbaar zijn getuigen? Hoe voert de politie opsporingsonderzoek uit? Kun je aan iemand zien of hij liegt? Hoe ontstaan valse bekentenissen? Hoe moeten kinderen en verstandelijk gehandicapten worden verhoord? Waarom helpt straffen soms wel en soms niet? Wat is de waarde van bewijs? Welke fouten kunnen rechters maken? Hoe ontstaan rechterlijke dwalingen? Werkt de leugendetector? Wat is een goede herkenning? Kun je traumatische herinneringen verdringen? Zonder al te veel juridisch en psychologisch jargon wordt in 'Reizen met mijn Rechter' op deze en andere vragen een antwoord gegeven. Daarmee vormt dit boek, volgens de uitgever, een prettig naslagwerk en uitstekend cursusmateriaal. Autisme Douwe Draaisma schreef een hoofdstuk, gewijd aan de ‘boze autist’. Het is, volgens Draaisma, opvallend hoe gemakkelijk tegenwoordig een relatie gelegd wordt tussen autisme en crimineel gedrag. Met name in zaken van moord en doodslag, blijken in Nederland vanaf 2004 diverse veroordelingen uitgesproken waarin ‘autisme stoornissen’ een rol speelden. Een merkwaardig gegeven, omdat uit meta-analyses en populatieonderzoek naar voren komt dat mensen met autisme juist ondervertegenwoordigd zijn. Draaisma plaatst kritische kanttekeningen bij ‘de opmars’ van autisme als diagnose. Veel uitspraken over de veronderstelde stoornis blijven in algemeenheden steken (gebrekkige sociale vaardigheden, afwezigheid van empathie, gebrek aan emotionele wederkerigheid, e.d.) Bovendien blijkt dat autisme gepaard gaat met andere stoornissen die evengoed een verklaring kunnen bieden voor een delict. Doordat onderzoek veelal berust op mediagenieke gevalsstudies, lijken autisten meer en meer gestereotypeerd te worden als potentieel crimineel.

Page 29: Politieonderwijsraad

29

2.5 ● Wijziging BOA- stelsel

Naast de politie, is er de afgelopen jaren steeds meer ingezet op zogenaamde buitengewoon opsporingsambtenaren. Per 1 april 2010 geldt hiervoor nieuwe regelgeving, die zicht biedt op dit brede terrein en op de (mogelijke) relatie met de politie en het politieonderwijs.

Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa) hebben strafvorderlijke bevoegdheden. Boa’s mogen iemand om het identiteitsbewijs vragen, een proces verbaal opmaken wanneer ze een overtreding waarnemen, boetes uitschrijven en mensen aanhouden als deze verdacht worden van strafbare feiten. Sommige Boa’s mogen ook geweldsmiddelen hanteren (handboeien, wapenstok, pepper spray of een vuurwapen). Een belangrijk nieuw gegeven is de zogenaamde bestuurlijke strafbeschikking ( www.bestuurlijkestrafbeschikking.nl). Ook op het terrein van de milieuhandhaving zal de komende jaren veel veranderen. Naast een strakkere aanpak van milieucriminaliteit zal de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) belangrijke invloed hebben, als ook de komst van regionale uitvoeringsdiensten ten behoeve van onder andere de VROM-regelgeving.4

Box 13

Milieuboa – bijspijkeropleiding In Nederland zijn ongeveer 2300 milieuboa’s werkzaam, onder andere bij gemeenten, provincies en waterschappen. De Politieacademie verzorgt op verzoek van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) een bijspijkercursus waarmee milieuboa’s ingewijd worden in recente wet- en regelgeving met betrekking tot milieudelicten. De basis van de cursus bestaat uit de basisopleiding Boa, welke wordt afgesloten met een CITO-examen. De cursus wordt als een maatwerkactiviteit aangeboden.

Boa’s werken, uitzonderingen daargelaten, onder de operationele regie van de politie. Per 1 april 2010 is er een gewijzigd Boa-stelsel in werking getreden. Een circulaire van het ministerie van Justitie informeert hierover (kenmerk: 5647961/10). Voortaan is sprake van zes domeinen:

domein 1: openbare ruimte: leefbaarheid, aanpak overlast, kleine ergernissen binnen de openbare ruimte (kan

eventueel worden ingehuurd door gemeenten); domein 2: milieu en welzijn:

opsporing (economische) milieudelicten (natuur en milieu, arbeidsinspectie, voedsel & waren controles, dierenwelzijn, openbare gezondheid, fysieke leefomgeving);

domein 3: onderwijs: leerplicht; domein 4: openbaar vervoer:

strafrechtelijke handhaving in het OV ( paragraaf 2.2.4)5; domein 5: werk, inkomen en zorg:

strafrechtelijke handhaving werk, inkomen, belasting en sociale zaken; domein 6: generieke opsporing,

in dienst van een politiekorps, een parket, de KMar, rijksrecherche, het CJIB of een landelijke (inspectie)dienst. Daarbinnen vermeldt de circulaire de politieboa, zijnde een administratief -technisch medewerker van politie belast met operationele politietaken.

Boa’s die veel contact hebben met het publiek dragen een insigne, zoals parkeercontroleurs, milieuboa’s, boswachters of jachtopzieners en bepaalde medewerkers van de NS. Boa’s in dienst van de douane, politie en KMar zijn niet

4 Zie ook Politie & Co. Bijdrage aan de ontwikkelingsagenda. Politieonderwijsraad, september 2009. 5 BZK denkt na over een OV -politie. Daarbij zouden OV- Boa’s breder ingezet moeten kunnen worden dan nu het geval is. Dit onderwerp wordt van een advies voorzien door de Taskforce Veiliger OV. Zie: brief aan de TK, d.d. 22 maart 2010.

Page 30: Politieonderwijsraad

30

verplicht het insigne te dragen. In totaal zijn er in Nederland maar liefst 1.100 organisaties met Boa’s in dienst.

Het Boa-insigne maakt duidelijk dat handhavingfunctionarissen bepaalde bevoegdheden hebben. Het insigne toont een hand, een scepter (= de bevoegdheid om op te treden) en een schild (= bescherming van mensen in de publieke ruimte).

Onder het hoofdstuk ‘bekwaamheid’ vermeldt de circulaire eisen in termen van basisbekwaamheid. Wie slaagt voor het algemene basisexamen ontvangt voor de duur van vijf jaar een ‘getuigschrift Boa’. Daarna moet het examen opnieuw worden afgelegd (hoewel hiervoor een ontheffing mogelijk is). Daarnaast kunnen, afhankelijk van de taakopdracht, aanvullende bekwaamheidseisen worden gesteld. Deze kunnen verworven in een duaal opleidingstraject. Boa’s met geweldsbevoegdheden dienen verder te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Boa en ambtenaren van Bijzondere opsporingsdiensten (RTGB).

Surveillancevoertuig van stadstoezicht Deventer.

Sinds februari 2005 is bureau Handhaving van de gemeente Heerlen actief . Vanuit dit bureau werken Buitengewoon Opsporingsambtenaren aan een veilige en schone buurt. Zij zijn duidelijk herkenbaar en een belangrijk aanspreekpunt voor buurtbewoners. Zij zijn, volgens de gemeente, het visitekaartje van de gemeente Heerlen op straat.

Page 31: Politieonderwijsraad

31

Inspectie IOOV Kwaliteit in particuliere veiligheid ?! Politietoezicht op de particuliere

beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Aangeboden aan de Tweede kamer, 16 juni 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091127) In verband met misstanden binnen de particuliere recherche en beveiligingsbranche is de IOOV gevraagd onderzoek te doen naar de wijze waarop de politie invulling geeft aan haar toezichtstaak op de vergunningsplichtige particuliere beveiligingsorganisaties en particuliere recherchebureaus op grond van de relevante wet- en regelgeving. Het onderzoek heeft een aantal aandachtspunten opgeleverd die de politiekorpsen beperken in het uitvoeren van de taken. De belangrijkste betreffen regelgeving, sturing en informatievoorziening. Zie ook Tijdschrift voor de politie, 2010-2, 24-28 voor een samenvattend artikel van het onderzoek. Poldercrash, 25 februari 2009. Aangeboden aan de minister van BZK, 19 juni 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091128) De IOOV heeft in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, onderzoek gedaan naar de hulpverlening rond de crash van een toestel van Turkish Airlines op 25 februari 2009 nabij de luchthaven Schiphol. Dit onderzoek is verricht op verzoek van de veiligheidsregio Kennemerland en de gemeente Haarlemmermeer.

Rampenbestrijding op Orde. Tussenrapportage januari 2009. Aangeboden aan de Tweede kamer, 23 februari 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091055). Tussenrapportage 'Rampenbestrijding op Orde' van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. De eindrapportage verschijnt begin 2010.

Onderzoek provincies (Afsluitende rapportage). Aangeboden aan de Tweede Kamer, 8 april

2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091057) De afsluitende rapportage van het onderzoek ‘de voorbereiding op de rampenbestrijding door de provincie’, dat de IOOV heeft uitgevoerd en waaruit blijkt dat de provincies in het kader van in eerder onderzoek geconstateerde verbeterpunten grotendeels hebben uitgevoerd.

Politie en Veilige Publieke Taak. Inspectiebericht, april 2010. De IOOV gaat in de tweede helft van 2010 aan de slag met een onderzoek naar “Politie en

Veilige publieke taak’, gericht op de uitvoering van het politiewerk bij het voorkomen en afhandelen van agressie- en geweldsincidenten in de publieke sector. Drie beroepsgroepen staan daarbij centraal: buschauffeurs, ambulancepersoneel en treinconducteurs. Hierbij zal gelet worden op de implementatie van de zogenaamde ‘Eenduidige Landelijke Afspraken’ (ELA). In het onderzoek wordt zowel aan de zijde van de politie onderzoek gedaan als bij de Ambulancezorg en het Openbaar Vervoer.

Civiel-militaire samenwerking (ICMS), Tussenmeting 2009. Aangeboden aan de Tweede Kamer, 18 mei 2010. De civiel-militaire samenwerking bestaat uit processen, waar de onderlinge relatie tussen de ministeries van Defensie, BZK en Justitie duidelijk naar voren komt. De IOOV en de Audit Dienst Defensie (ADD) hebben gezamenlijk onderzoek verricht naar de civiel-militaire samenwerking. In 2006 is een rapport uitgebracht met de resultaten van de nulmeting. De tussenmeting 2009 beoogt nader inzicht te geven in voortgang en ontwikkelingen binnen de samenwerking.

Page 32: Politieonderwijsraad

32

Page 33: Politieonderwijsraad

33

3 ● Transformatie van de politieprofessie In dit hoofdstuk wordt ten eerste ingegaan op recente ontwikkelingen met betrekking tot het politiebestel ( paragraaf 3.1). Een thema dat grote actualiteit heeft in het licht van de noodzaak tot bezuinigingen en de Tweede Kamerverkiezingen van juni 2010 ( hoofdstuk 7 en bijlage 1). Ook vanuit de politieprofessie zelf wordt, in aansluiting op eerdere visienota’s zoals Politie in Ontwikkeling, bijgedragen aan de meningsvorming. Daarbij speelt steeds het vraagstuk van ‘het gezag’ een rol, wat meer dan ooit omstreden lijkt.

Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het omvattende onderwerp ‘intelligence’, de wijze waarop de Nederlandse politie en ‘veiligheidspartners’ (in binnen- en buitenland) omgaan met informatie en operationele kennis. Recent is op dit onderwerp een nieuw lectoraat bij de Politieacademie formeel van start gegaan ( paragraaf 3.2.). Recent heeft de Politieonderwijsraad uitvoerig stilgestaan bij de internationalisering van de politiefunctie (‘Zicht op Internationalisering’, januari 2010). Daarom wordt hier volstaan met slechts enkele aanvullende signaleringen ( paragraaf 3.3).

Page 34: Politieonderwijsraad

34

3.1 ● Bestel en professie De inrichting en het functioneren van het politiebestel is een oud discussiethema, zoals blijkt uit het bekende vierdelige werk van Fijnaut, Meershoek, Smeets en Van der Wal over de geschiedenis van de Nederlandse politie (2006). Ook in 2009 is er het nodige over gezegd. Het kabinetsplan met betrekking tot de wijziging van de politiewet leidde tot veel debat. Parallel hieraan, maar er niet los van te zien, waren er de kwesties van het gezag en de professionele status van de politie. Hieronder wordt eerst ingegaan op het bestelvraagstuk, daarna volgen enkele signaleringen met betrekking tot de discussie over de politieprofessie.

3.1.1 ● Bestel In 2009 is veel gesproken over een mogelijke wetswijziging van de Politiewet en daaraan gerelateerd, de Wet op het LSOP en het politieonderwijs. De kabinetsplannen werden eind 2008 ontvouwd en kwamen in het kort neer op een verdergaande concentratie van diensten ten behoeve van de Nederlandse politie, onder de noemer van een Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering. De Politieacademie zou, zo was aanvankelijk de bedoeling, hiervan deel uitmaken. In de voorstellen die voor advies naar de Raad van State werden verzonden, was dit voornemen bijgesteld, zodanig dat de Politieacademie zelfstandig zou blijven, maar onder het bestuurlijk gezag van het Korpsbeheerdersberaad zou worden gebracht. Met de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV is dit wetgevingstraject stil komen te liggen. Wel is het thema ‘nationale politie’ prominent aanwezig in de heroverwegingsrapporten die door ambtelijke werkgroepen zijn opgesteld om een antwoord te vinden op de huidige economische crisis. Ook is het punt in de meeste partijprogramma’s vermeld ( hoofdstuk 7.2 en bijlage 1). Tijdens het wetgevingstraject is ook de Politieonderwijsraad geconsulteerd, met name in verband met mogelijke consequenties voor de kwaliteit van het politieonderwijs. Kort samengevat luidde de opvatting van de Raad als volgt6:

er is een algemeen maatschappelijk belang verbonden met het politieonderwijs, dat uitstijgt boven het specifieke belang van de politiesector;

gewezen is op de komst van het Europees kwalificatiekader, waartoe het politieonderwijs (maar ook andere veiligheidsopleidingen die buiten de regie van OCW vallen) zich zal moeten gaan verhouden;

de relatie tussen reguliere onderwijswetgeving en het politieonderwijs kan op diverse punten worden versterkt (leerwegen, kwalificatiebeleid, studie-financiering, rendement, bekwaamheid van onderwijsgevend personeel);

er zijn aanzienlijke risico’s qua inhoud en kwaliteit verbonden met het onderbrengen van de Politieacademie en het politieonderwijs binnen een te vormen shared services organisatie van het politieconcern;

het ware verstandig een eventuele herbezinning op het wettelijk kader van het politieonderwijs (formeel: de Wet op het LSOP en het politieonderwijs) te doen plaatsvinden op basis van een agenda die gebaseerd is op ervaringen met het politieonderwijs zelf, met aandacht voor elk van de uitvoerende partijen (Politieacademie, korpsen en instellingen voor regulier onderwijs) en met aandacht voor relevante aspecten die voortvloeien uit aanpalende (internationale) onderwijswetgeving;

vier specifieke aspecten zijn in het advies uitgelicht: de kennisfunctie van de Politieacademie, de landelijke werving en selectie, de Politieacademie als onderwijsinstelling en de Politieonderwijsraad als advies- en afstemmingsorgaan.

6 ‘Kwaliteit in partnership’. Politieonderwijsraad, september 2009.

Page 35: Politieonderwijsraad

35

3.1.2 ● Politieprofessie In het Tijdschrift voor de politie buigen korpschef Bernard Welten en Frank Hoogewoning, beiden werkzaam bij het korps Amsterdam Amstelland, zich opnieuw over de strategische positie en koers van de Nederlandse politie. In aansluiting op Politie in ontwikkeling (PiO, 2005), daaraan gelieerde visieproducten en de strategische agenda van de RKC (2007) is een drietal veiligheidsthema’s verder verkend: ongelijkwaardigheid, overlast en ondermijning.7 In een inleidend artikel schetsen de auteurs enkele achtergronden. Het belang van deze strategische exercitie is groot om een scherp focus te bevorderen op het veiligheidsvraagstuk en de rollen en doelen van partijen op het veld van veiligheid te verhelderen. Ook de politie moet leren scherper te zien wat de eigen toegevoegde waarde is en daar ook prioriteiten aan leren te verbinden. Een scherpere positionering ten opzichte van het bestuur, het bevoegd gezag, burgers en netwerken volgt hier uit. De genoemde veiligheidsthema’s zijn nog abstract geformuleerd en moeten met praktijkervaringen worden gevuld. Hiermee wordt de verbinding gemaakt tussen strategie en professie. Dit is in de ogen van de auteurs van belang omdat strategie te veel beperkt blijft tot beheersvraagstukken. De RKC hanteert inmiddels een strategisch ontwikkelingskader, waarin de vijf veiligheidsthema’s gekoppeld zijn met de visie van PiO en nieuwe concepten als programmasturing en policing of communities. Qua positionering worden, eveneens in navolging van PiO, twee richtinggevende principes vermeld: samenwerkings-gerichtheid en ondergeschiktheid met gezag. Aan het ontwikkelingskader is een strategische agenda gekoppeld waarin de onderwerpen die politiek en bevoegd gezag op het bord van de politie leggen, worden geordend. Met andere woorden, een agenda voor de politie, wat niet hetzelfde is als een agenda van de politie. De auteurs stellen dat de onderwerpen op deze agenda nogal willekeurig gekozen lijken en bovendien ongelijksoortig van karakter zijn. Het lijkt erop dat de politiek niet goed voor ogen heeft wat er moet gebeuren en wat de toegevoegde waarde van de politie is. Dit houdt niet alleen een zorg in ten aanzien van ‘de politiek’, maar ook een uitdaging voor de politie zelf. Als de politie vanuit de eigen professionele deskundigheid wil bijdragen aan veiligheid en het veiligheidsdebat in Nederland, dan wel in internationaal verband, welke boodschap wordt er dan gegeven? Dan volstaan abstracte noties niet en moeten thema’s worden ingekleurd en uitgewerkt. Het korps Amsterdam-Amstelland heeft ervoor gekozen hierin het voortouw te nemen en heeft inmiddels drie verkenningen afgerond: naar overlast, ongelijkwaardigheid en ondermijning. In de verkenningen is de verbinding gezocht tussen theoretische kennis en deskundigheid uit de praktijk. In de rapporten wordt algemene, meer theoretische kennis verbonden met regiospecifieke praktijkervaringen. Bij de thema’s ongelijkwaardigheid en ondermijning is samengewerkt met de gemeente Amsterdam en het arrondissementsparket. Niet los te zien van het bovenstaande is een recent opgesteld pamflet over de toekomst van de Nederlandse politie, dat zal verschijnen bij de SMVP, onder de titel ‘De kogel moet door de kerk’. Ook hieraan heeft Frank Hoogewoning meegewerkt, en daarnaast bekende debaters als Auke van Dijk, Bob Hoogenboom, Maurice Punch en Kees van der Vijver. De schrijvers betogen dat er onvoldoende strategische discussie gevoerd wordt binnen de politie in landen als Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk, terwijl daar toch alle aanleiding toe bestaat. Teveel stralen politieleiders

7 Tijdschrift voor de politie, nr. 2, 2010. Naast de drie genoemde thema’s volgen in een later stadium nog twee andere thema’s, te weten: Veelvoorkomende criminaliteit en Criminaliteit met een grote impact. Tezamen vormen deze vijf thema’s de invulling van het begrip veiligheid, in de ogen van de RKC. Zie ook Signaleringsrapportage, november 2008.

Page 36: Politieonderwijsraad

36

een houding uit ‘dat het wel zal overwaaien’. Deze houding past echter niet in de huidige tijd, waarin de politie slechts één van de organisaties is die zich bezighoudt met processen als controle, toezicht, handhaving en opsporing. De publieke politie fungeert naast bestuurlijke interventieteams, stadstoezicht, bijzondere opsporings-ambtenaren en –diensten, inspecties en particuliere veiligheid. Bovendien vormt de politie een belangrijk onderwerp van politiek debat. Wie weet hoe de politie er over 10 tot 15 jaar uitziet? En, zou de politie daar niet veel meer een eigen, goed onderbouwde visie op moeten tonen? En wordt het niet eens tijd om ‘loodzware bureaucratische overleg- en sturingsstructuren’ tegen het licht te houden? Om de noodzakelijke discussie te voeren, hebben de pamflettisten drie essays opgesteld die uitdrukking geven aan de gevoelde urgentie:

Policing in perilous times: a moment of choice gaat over universele thema’s en de veranderende context van de politiezorg;

Politiehervormingen blijven te lang uit problematiseert het huidige ‘gefragmenteerde’ politiebestel en het ontbreken van een gemeenschappelijke visie en stem van de politie, waarbij wordt gepleit voor een grotere nadruk op de kwaliteit en professionaliteit van ordehandhaving en opsporing;

Politieleiderschap in scenario’s toont een uitwerking van politieke en operationele handelingsrichtingen voor de toekomst van de politie.

De auteurs hopen hiermee bij te dragen aan ‘het tot stand komen van een heldere en gemeenschappelijke visie – en bijbehorende besluitvorming - op de toekomst van de politiezorg’.

Box 14

Vakmanschap Soms lijkt het er op, volgens Ybo Buruma, dat het gevoel van vakmanschap bij de politie aan het verslappen is. Politiemensen zeggen dat zij teveel naar de regeltjes en de protocollen moeten handelen, dat ze zich robots voelen, en dat prestaties centraal staan in het denken. Daar komt bij dat er van de politie verwacht wordt, dat ze luisteren naar ‘de samenleving’. Maar wie is daarvan de woordvoerder? Politici, landelijk of lokaal, ambtenaren, het bevoegd gezag? En dat terwijl de politiemensen eigenlijk de oren en ogen vormen van de samenleving. Steeds meer wordt van politiemensen verwacht dat ze zich verantwoorden. Op zich is dat goed, maar het lijkt nu door te slaan. Verantwoording afleggen is goed, maar dat moet niet koste van verantwoordelijkheid nemen. Buruma meent dat de politiecultuur teveel in het teken is komen te staan van overleg, samenwerking en coaching, in plaats van: ik val aan, volg mij. Lees verder in het Tijdschrift voor de politie, 2010 nr. 2: 12-15.

Page 37: Politieonderwijsraad

37

3.2 ● Intelligence8

Om tot zinvol beleid en gerichte uitvoeringsactiviteiten te komen, is er een grote uitdaging om uit de enorme hoeveelheid beschikbare informatie die zaken te filteren die van belang zijn. Op 16 maart 2010 hield de nieuw benoemde lector Intelligence, Mariëlle den Hengst, hierover een zogenaamde lectorale rede onder de titel “Informatierijk en toch kennisarm?”. Hieronder volgt een beknopte samenvatting.

Hoewel de politie over heel veel informatie beschikt, wordt er niet optimaal gebruik van gemaakt. Daardoor komt een proactieve en preventieve aanpak niet goed uit de verf. Het nieuwe lectoraat intelligence beoogt bij te dragen aan een beter gebruik van beschikbare informatie en kennis. Het politieonderwijs vormt daartoe een belangrijke hefboom. Voor het Engelse woord intelligence bestaat geen goede Nederlandse vertaling. Meestal wordt het vertaald in ‘inlichtingen’ of ‘informatie’, maar dat is te beperkt. Waar het om gaat, is dat beschikbare kennis en informatie gebruikt wordt bij besluitvorming. Zo wordt in bedrijven gesproken van business intelligence en in het Nationaal Intelligence Model (NIM) van de politie over: “geanalyseerde informatie en kennis op grond waarvan beslissingen over de uitvoering van de politietaak worden genomen”. Dit wordt verhelderd in het volgende schema9:

De verbindignen in het model wijzen twee kanten op, stelt Den Hengst: zonder actie weet je niet wat je kennisbehoefte is, zonder kennis kun je niet je informatiebehoefte vaststellen en zonder informatiebehoefte weet je niet wat je moet vastleggen aan gegevens. Data, informatie en kennis kunnen, mits toegepast in een specifieke context, leiden tot intelligence. Steeds is er de directe relatie met (het voornemen tot) actie, dan wel het doelbewust afzien daarvan. Den Hengst noemt drie ontwikkelingen die het belang van intelligence onderstrepen: (1) digitalisering, (2) terroristische aanslagen en ander georganiseerd geweld en (3) de verbreding van informatiegestuurde politie naar de gehele politietaak. Wat betreft het laatste gaat het niet alleen meer om opsporen, maar ook om het tijdig onderkennen

8 De projectgroep Herijking beroepsprofielen heeft in september 2009 een rapport opgesteld van de eerste fase van het project. Hierin is de opbrengst genoteerd van een uitvoerige literatuurstudie, een reeks van interviews en een survey-onderzoek. Centraal in de verslaglegging staat het begrip ‘Intelligence’. Zie ook hoofdstuk 9. 9 Box 9.

Page 38: Politieonderwijsraad

38

van risico’s en potentiële gevaren. De nadruk ligt dan niet op waarheidsvinding, maar op onzekerheidsreductie bij beslissers. Den Hengst pleit ervoor dat de politie gaat werken met een business intelligence model, waarbij besluitvorming, waar het ook over gaat en op welk organisatieniveau dan ook, plaatsvindt op basis van interne en externe informatie en daaraan gekoppelde, voorspellende analyses. Dit werkt alleen als er gerichte aandacht is voor het ontsluiten van informatie en kennis. Hieraan kan een technisch aspect worden onderscheiden (systemen) en een menselijk aspect (wat mensen weten). De drie deelprocessen binnen intelligence zijn daarmee: ontsluiten, analyseren en beslissen. Dit is aan de orde op elk niveau van handelen: puur operationeel op straat, (de-) briefing in teams, maar ook op landelijk niveau bij het nationaal dreigingsbeeld. In zekere zin overlapt het nieuwe lectoraat Intelligence alle andere lectoraten. Het lectoraat heeft niet een bepaald handhavings- of opsporingsthema voor ogen, maar eerder een methodisch innovatiethema, ingegeven door nieuwe informatie- en communicatiemiddelen (w.o. het internet) en vanuit het besef dat ook anderen (burgers, bedrijven en instellingen) bij kunnen dragen aan de informatie- en kennispositie van de politie. Dit vergt interactie, wederkerigheid en wederzijds vertrouwen. Hoewel het populair klinkt om te stellen dat politieagenten vooral hun werk op straat moeten doen en zo min mogelijk op het bureau, staat dit op gespannen voet met wat Den Hengst de informatietaak van de politie noemt. De grote uitdaging is dat er een efficiënt en effectief informatiesysteem komt:

dat door agenten op straat geraadpleegd kan worden; waarmee ze op relevante zaken geattendeerd kunnen worden; en dat ook gevuld kan worden met tekst of beelden (foto’s, video’s).

De politie kan een voorbeeld nemen aan andere bedrijfstakken, maar ook aan burgers die gebruik maken van allerlei nieuwe digitale kanalen, zoals sms, twitter, youtube, e.d. Qua organisatie pleit Den Hengst voor een beter samenspel tussen agenten (front office) en analisten (back office). Dit kan de kennispositie van de agent op straat versterken en er toe leiden dat de agent de toegevoegde waarde van intelligence beter inziet. Om de analysefunctie bij de politie te versterken, zijn naast technologie en organisatie vooral de competenties van analisten van belang. Daarbij zou meer dan tot nu toe de nadruk gelegd moeten worden bij het samenspel tussen analisten en beslissers. Analisten moeten zich niet beperken tot analyseproducten, maar hun kennispositie zo ontwikkelen dat ze beslissers kunnen ondersteunen. Dit vergt een directe relatie tussen analyse, technologie en ‘de business’. Den Hengst wijst in dit verband op experimenten met ‘Business Intelligence Competence Centers’. Het vergt echter ook wat aan de kant van de ontvanger, de beslisser, namelijk het vermogen om op basis van inhoudelijke kennis de relevantie van intelligence goed te kunnen wegen, en dat binnen het geheel afwegingen in de complexe, ongestructureerde omgevingen waarin het werk moet gebeuren.

In haar lectorale rede maakt Den Hengst duidelijk dat het lectoraat direct verbonden is met het Programma Intelligence Politie Nederland dat in 2008 is opgericht. Dit programma kent drie speerpunten:

sturing (beslissers werken meer op basis van informatie); informatie (met behulp van informatie kunnen beter verbanden worden gelegd

tussen gebeurtenissen en betrokkenen); samenwerking (politie en partners wisselen informatie en kennis uit).

Page 39: Politieonderwijsraad

39

Box 15

Basisboek Intelligence gestuurd politiewerk (IGP) De Politieacademie heeft in 2009 een basisboek ‘Intelligencegestuurd politiewerk’ het daglicht laten zien, vooral bedoeld voor docenten van de Academie zelf (auteurs: Peter Klerks, Nicolien Kop). Inmiddels wordt het ook in de praktijk en door studenten gebruikt. Het beoogt te inspireren, inzicht te bieden en handvatten voor de onderwijspraktijk aan te reiken. Door op een slimme manier gebruik te maken van informatie die de politie toch al in huis heeft, kan er gericht ingezet worden op bepaalde onderwerpen of daders (bijv. veelplegers en ‘hufters’). IGP betreft niet alleen de opsporing, maar gaat over de gehele politietaak en kan niet los gezien worden van de richtinggevende concernbrede visie op de informatiehuishouding van de Nederlandse politie, zoals beschreven in het uit 2008 stammende Nationaal Intelligence Model (NIM). Met het verschijnen van het nieuwe basisboek kan ook sterker worden ingezet op een verankering van de IGP over de volle breedte van het politieonderwijs. Het thema intelligence is dan ook typisch een onderwerp dat zich hiervoor leent. Politiemensen moeten, in welke functie ze ook opereren, er steeds op bedacht zijn wat ‘de politie’ kan hebben aan bepaalde informatie. Dat betekent dat politiemensen moeten leren om hun waarnemingen goed en volledig in de politiesystemen te melden. Met het oog op de verdere implementatie is in april 2009 een vakgroep Intelligence in het leven geroepen, waarin docenten uit alle opleidingsdomeinen participeren. Blauw, 20 juni 2009.

Unit Forensic Intelligence & Identification In Blauw, 3 april 2010, wordt ingegaan op de betekenis van intelligence voor het opsporen van mogelijke serieverkrachters. Niet altijd bieden technische sporen als dacty en DNA voldoende aanknopingspunten. Gedragskundige analyses kunnen dan helpen, mits er ook gedragsmatige kenmerken worden opgeslagen. Hiertoe is een speciale databank beschikbaar, onder de naam Violent Crime Linkage Analyses System (ViCLAS), die sedert 1997 is ondergebracht bij het KLPD. Dit systeem wordt ook gebruikt in Canada, de VS, Zweden, Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Frankrijk, België en Zwitserland. Waar het omgaat is dat bepaalde gedragingen, de aard van de geweldstoepassing, het geografische gebied waarin de dader opereert of bepaalde uitspraken met elkaar in verband gebracht kunnen worden, waarmee er bepaalde patronen zichtbaar kunnen worden.

Page 40: Politieonderwijsraad

40

3.3 ● Internationalisering

In januari 2010 heeft de Politieonderwijsraad het rapport ‘Zicht op Internationalisering’ vastgesteld. Op basis van dit rapport zijn afspraken gemaakt met de Politieacademie over de opstelling van een plan van aanpak. In aanvulling op dit rapport volgen hier enkele recente signaleringen.

Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden en bovendien de contouren van een nieuw vijfjarig werkprogramma voor politie en justitie zijn vastgesteld (het Stockholm Programma10), wordt er gewerkt aan de verdere planvorming. In juni 2010 worden, onder het Spaans voorzitterschap, de puntjes op de i gezet van het Stockholm Programma. Onder andere betreft dit de paragraaf opleiding en training: het zogenaamde Erasmus Programma voor politie en justitie. Digitalisering en noodhulp Digitalisering en internationalisering gaan hand in hand. Een voorbeeld waarvoor dit geldt, betreft de noodhulp. Bijna alle EU lidstaten hebben zich achter het initiatief geschaard van eCall, een automatisch SOS-systeem dat bij ongevallen automatisch hulpdiensten belt en dat ingebouwd wordt bij nieuwe auto’s. Ook Noorwegen en Zwitserland doen mee. Wanneer het eCall-apparaat een hevige schok registreert, belt het automatisch 112, het Europees noodnummer, en geeft het de hulpdiensten door waar de auto zich bevindt. Ook komt er dan een telefoonverbinding tot stand. Als de inzittenden van de auto nog kunnen spreken, kunnen zij meer informatie geven. Zodra het systeem in heel Europa is ingevoerd, kan het ongeveer 2.500 levens per jaar redden en zal het aantal ernstige letsels met minstens 15% verminderen. In 2008 vielen er op de Europese wegen volgens de laatste cijfers nog 39.000 doden.

10 ‘The Stockholm Programme. An open and secure Europe serving and protecting the citizens’.

Page 41: Politieonderwijsraad

41

Een Europese politie? Op 5 juni 2010 organiseerde de Stichting Design Den Haag, de vts Politie Nederland, het korps Haaglanden, de KMar en het district Haaglanden van de International Police Association, een demonstratie met afvaardigingen van de politie uit diverse EU- lidstaten, die hun eigen uniformen en politievoertuigen kwamen showen. Daarnaast was er een debat over een Europese politie. Stel, dat die er komt, hoe zou die er dan uit kunnen zien? Nu zijn er grote verschillen van land tot land. Het debat vond plaats in de Prinses Juliana Kazerne. De politieauto’s verzorgden een optocht door Den Haag die eindigde op het Plein voor de Tweede Kamer. Van 7 tot en met 26 juni is er een tentoonstelling in het Atrium van het Stadhuis in Den Haag, met daarin politie-uniformen die in Europa worden gedragen. Nederlands Franse verkenningen Politiemensen uit Nederland hebben werkbezoeken gebracht aan Franse grootstedelijke korpsen, omgekeerd kwamen Franse collega’s een kijkje nemen in Slotervaart. Het was al langer bekend, dat de Franse en Nederlandse politiestijlen met betrekking tot probleemwijken flink verschillen. Waar Nederland vooral inzet op goede contacten met burgers, ook in probleemwijken, en denkt in termen van dienstverlening, werkt de Franse politie vooral vanuit een oogpunt van repressie en het hard handhaven van de openbare orde. Dat werk wordt uitgevoerd door de Police Nationale, die semimilitair is uitgerust. Of de Franse aanpak wel zo goed werkt, wordt betwijfeld. In plaats van een politie die als een vliegende brigade uitrukt, als er wat loos is, lijkt het alternatief van een police généraliste een goed alternatief. In de landelijke gebieden werkt de Franse gendarmerie wel op deze manier.11 Reddingsmissie Haïti In Blauw van 17 april 2010 is een impressie te lezen van de inzet van het Nederlandse Urban Search and Rescue Team (USAR) na de aardbeving in Haïti van januari 2010. Het USAR is een multidisciplinaire bijstandseenheid die is gespecialiseerd in het zoeken naar en redden van ingesloten of bedolven slachtoffers bij rampen in binnen- en buitenland. De leden van USAR zijn afkomstig uit de beroepsgroepen politie, brandweer, defensie en gezondheidszorg. USAR telt in totaal circa 150 leden. USAR ontstond in 2004 na een aantal rampen waarbij veel diensten hulp aanboden, maar centrale sturing ontbrak. De inzet in Haïti was de vierde keer dat USAR actief was.

Box 16

Nederlandse veteranendag, ook voor de politie De waardering voor de inzet van politiemensen in het buitenland krijgt onder meer vorm via deelname aan de Nederlandse Veteranendag, die in 2010 plaatsvindt op 26 juni. Hoewel wettelijk gesproken alleen gewezen militairen met uitzendervaring beschouwd worden als veteranen (dus formeel gezien politiemensen die hebben deelgenomen aan vredesmissies niet), worden sedert 2009 ook zogenaamde bedrijfsdetachementen uitgenodigd om deel te nemen aan het defilé, dat wordt afgenomen door de prins van Oranje. In 2009 namen politieveteranen van de politiekorpsen Haaglanden en Utrecht deel. Zie ook: www.veteranendag.nl/politie.

11 Volkskrant, 1 juni 2010.

Page 42: Politieonderwijsraad

42

Inspectie OOV Informatiegestuurde Politie. Aangeboden aan de Tweede Kamer, 8 april 2009. Ingekomen

Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091057). Onderzoeksrapportage over de mate waarin het concept van IGP binnen de korpsen wordt gebruikt zodat mensen en middelen optimaal worden ingezet. Het doel is om uiterlijk eind 2012 informatiegestuurd werken. Het programma Intelligence is gestart om deze doelstelling te bereiken. Alle korpsen zijn actief bezig met de invoering van IGP, maar niet alle kernelementen zijn uitontwikkeld. Geconstateerd wordt dat het informatiegestuurd werken nog in ontwikkeling is.

Page 43: Politieonderwijsraad

43

4 ● Hoofdprocessen In dit hoofdstuk komen de hoofdprocessen van het politiewerk aan de orde: intake, noodhulp, handhaving en opsporing. Hoewel de politietaak strikt genomen ondeelbaar is, zijn er om organisatorische redenen hoofd- en subprocessen onderscheiden. Dit is onvermijdelijk; tegelijk is het van belang steeds het integrale karakter van het politiewerk te benadrukken. In de eerstvolgende paragraaf komen de processen intake, noodhulp en meldkamer aan bod. Daarna volgende hoofdprocessen handhaving en opsporing. In hoofdstuk 5 komen aspecten aan bod van het hoofdproces ondersteuning. Dit blijft evenwel beperkt tot de onderwerpen personeelsvraag, onderwijs en kennis.

Met name in de activiteiten in het meldkamerdomein blijkt hoezeer de hoofdprocessen van de politie verbonden zijn met de activiteiten van andere uitvoeringsorganisaties in het veiligheidsdomein. Politie, brandweer, ambulancediensten en het gemeentelijke toezicht werken hier samen. Meldkamers vormen dikwijls ook het eerste contactpunt voor wie een melding wil doen of een verzoek om hulp. De samenhang tussen de hoofdprocessen van de politie en de meldkamer kan als volgt worden getekend:

In verband met het lopende project Herijking beroepsprofielen beperkt deze signaleringsrapportage zich tot enkele actuele ontwikkelingen. Meer uitgewerkte beschrijvingen en analyse van de hoofdprocessen zijn immers aan de orde in het rapport van het genoemde project dat eind 2010 definitief zal zijn afgerond en begin 2011 tot een advies van de Politieonderwijsraad aan de ministers van BZK en Justitie zal leiden. Het wijdere, achterliggende strategische kader is beschreven in de signaleringsrapportage van november 2008.

Page 44: Politieonderwijsraad

44

4.1 ● Intake, Noodhulp en Meldkamer

De processen Intake, Noodhulp en Meldkamer houden de meest directe dienstverlening van de politie in jegens burgers. Daarbij horen criteria als klantvriendelijkheid, toegankelijkheid en professionaliteit; niet alleen face to face, maar ook in termen van digitale dienstverlening (virtueel politiebureau). Intake, Noodhulp en Meldkamer vormen de entree tot het politiewerk, en daarmee ook tot de processen handhaving en opsporing.

Bij de intake staat de dienstverlening aan de burger centraal en het vertrouwen dat burgers in de politie stellen. Actieve wederkerigheid geldt als het leidmotief. Waar mogelijk wordt er gestandaardiseerd (aangiften, meldingen); naar verwachting zal dit steeds meer langs digitale weg plaatsvinden.

De wijze waarop de noodhulp wordt ingevuld / dient te worden, staat beschreven in het in 2008 verschenen visiedocument van de RKC “Visie op Noodhulp, van noodhulp naar Assistentie Burger”. Met dit visiedocument in de hand heeft de IOOV een onderzoek gedaan, in hoeverre korpsen voldoen aan de door hen zelf gestelde criteria ( einde hoofdstuk). De politie heeft tot taak om 24 uur per dag, 7 dagen van de week, te reageren op noodhulpvragen van burgers. Wat hier precies onder verstaan wordt en hoe dit regionaal en lokaal wordt aangepakt, is in het ene gebied niet hetzelfde als het andere, vooral omdat de kenmerken van gebieden sterk verschillen. Noodhulp in de binnenstad van een grote stad, is anders dan in een meer landelijk gebied met belangrijke verkeersknooppunten. Zo alert als de politie reageert op een oproep tot hulp van een collega (‘Assistentie collega’), zo alert zou er gereageerd moeten worden op de oproep tot hulp van burgers. Aan de visie lagen twee rapporten ten grondslag:

Het rapport Actieve Wederkerigheid, waarin is te lezen dat burgers verwachten dat de politie een ‘onverschrokken hulpverlener’ is, een ‘daadkrachtige sterke arm’ en een ‘effectieve crime fighter’.

Het rapport ‘Heterdaad kracht’, waarin het belang van samenwerking tussen burgers en politie wordt benadrukt om direct en adequaat te reageren in geval van wetsovertreding.

Welke noodhulpvragen thuis horen op het bord van de politie, en welke niet, is een belangrijk aspect in de visie. Sommige verzoeken horen eerder thuis bij geneeskundige diensten, bij de brandweer of zouden door burgers zelf beantwoord kunnen worden. De meldkamer geldt hierbij als de ‘spelverdeler’. Op landelijk niveau doet ook Defensie mee bij het verlenen van noodhulp.

Box 17 Defensie en nationale veiligheid Sinds 2005 is Defensie formeel een structurele veiligheidspartner van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Onder de vlag van het ministerie van BZK zijn er sindsdien diverse projecten en gezamenlijke oefeningen uitgevoerd om de samenwerking te bevorderen. Op verzoek van BZK en Defensie hebben Politieacademie, het NIFV en de Defensieacademie de stand van zaken vastgesteld. Daarbij is gewerkt met drie scenario’s; ergst denkbare grieppandemie, ergst denkbare overstroming en ergst denkbare openbare orde verstoring. In een vervolgonderzoek zal gekeken worden naar het onderwijs en hoe langs deze weg bijgedragen kan worden aan een verbetering van de samenwerking, BZK, 10 maart 2010. Zie verder paragraaf 2.2.2.

Page 45: Politieonderwijsraad

45

4.2 ● Handhaving

Ook hieronder volgen enkele losse signaleringen. Het hoofdproces ‘handhaving’ bevat allerlei, uiteenlopende werkprocessen. Zoals eerder gezegd, worden deze uitvoerig besproken in het project Herijking beroepsprofielen. Deze paragraaf beperkt zich daarom tot slechts enkele berichten op het terrein van het gebiedsgebonden politiewerken en de handhaving van de openbare orde bij grootschalige, publieke evenementen, de politieverkeerstaak en de vreemdelingenketen.

4.2.1 ● Gebiedsgebonden politiewerk

Op 26 april jl. boden lector Otto Adang van de Politieacademie en collega-onderzoekers Hani Quint en Ronald van der Wal, het onderzoeksrapport ‘Zijn wij anders? Waarom Nederland geen grootschalige etnische rellen heeft’ aan aan de minister van BZK.12 Op basis van literatuurstudie en casestudy’s concluderen zij dat Nederland tot nu toe ontsnapt is aan grootschalige etnische rellen, vanwege de gebiedsgebonden werkwijze van de politie. Hoewel Nederland de afgelopen decennia ontwikkeld is tot een multiculturele samenleving en er ook incidenten voorkomen met een etnische component (onlangs nog in de Culemborgse wijk Terweijde), heeft dat niet geleid tot grootschalige escalatie, zoals in de Franse banlieues of de binnensteden van Groot-Brittannië. Het gebiedsgebonden politiewerk kenmerkt zich door een balans tussen preventie en repressie en een combinatie van handhaven en empathie. Om deze strategie succesvol te kunnen toepassen zijn nauwe samenwerking met ketenpartners en een goede lokale verankering cruciaal. Agenten zijn veel aanwezig in de wijken en werken nauw samen met andere organisaties, zoals buurtwerk, gemeenten, ondernemers, kerken, moskeeën en scholen. De wijkagent vormt daarbij het eerste aanspreekpunt. Daarnaast is de uitgangspositie in Nederland in verschillende opzichten beter dan in andere landen, concluderen de onderzoekers. Zo is de achterstand van minderheden in Nederland relatief klein, evenals de aanhang van extreem rechts. Het lectoraat onderzocht vijf incidenten met een ‘etnische component’ om goede werkwijzen en verbeterpunten in het operationele politieoptreden in kaart te brengen. De maatregelen van de politie zijn er steeds op gericht om met inschakeling van ketenpartners (gemeente, jongerenwerk) en een netwerk van sleutelpersonen te voorkomen dat bewoners partij kiezen voor geweldplegers. Empathie en intensief informeren zijn daarbij cruciaal. Anderzijds voorkomt de politie nieuwe incidenten door duidelijke grenzen te stellen en repressieve maatregelen te nemen zodat geweld niet zonder gevolgen blijft. Gericht handhaven op de doorgaans relatief kleine groep geweldplegers is daarbij de sleutel. 4.2.2 ● Grote evenementen Op 22 augustus 2009 vond een groot en gratis toegankelijk ‘dance feest’ plaats in Hoek van Holland. Zoals bekend, liep dit feest enorm uit de hand en werden politiefunctionarissen zodanig in het nauw gebracht dat het vuurwapen moest worden gehanteerd, waarbij één dodelijk slachtoffer viel. Hoewel de politie de kern van potentiële geweldsplegers kende en ook op de hoogte was dat deze van plan was om rellen te trappen, werd er niet adequaat op gereageerd en kon er, toen het uit de hand liep, niet op tijd worden opgeschaald. De korpsbeheerder, korpsleiding en de hoofdofficier van justitie werden pas na middernacht over de ernstige ordeverstoringen geïnformeerd.

12 Het onderzoek ‘Zijn wij anders? Waarom Nederland geen grootschalige etnische rellen heeft’ is in zijn geheel te downloaden op www.politieacademie.nl.

Page 46: Politieonderwijsraad

46

In opdracht van de burgemeester van Rotterdam en in overeenstemming met de driehoek werd deze calamiteit diepgaand onderzocht door het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement en Bureau Beke. De gang van zaken werd door het onderzoeksteam gereconstrueerd en op basis hiervan zijn bevindingen, conclusies en aanbevelingen opgesteld. Er is een documentanalyse uitgevoerd en er zijn gesprekken gevoerd met in totaal 61 respondenten. Voor de beoordeling van de geconstateerde feiten is een normenkader gehanteerd wat betrekking had op: (1) het evenementen- en vergunningenbeleid, (2) de voorbereidingen, (3) de organisatie, (4) de informatie, (5) de uitvoering en (6) de nafase. Op 8 december 2009 werd het rapport van het onderzoek gepubliceerd. Het rapport leidde tot veel debat, niet alleen in de gemeenteraad van Rotterdam, maar ook elders. Zo generaliseerde Otto Adang het rapport in Trouw (12 december 2009) door te stellen dat er bij grote evenementen sowieso te veel risico’s worden genomen en dat het tijd is voor nieuwe veiligheidsnormen. Waar het COT en Beke rapport stelt dat het geweldsgebruik in Hoek van Holland van een ongekende hevigheid en intensiteit was, meent Adang dat min of meer vergelijkbare situaties aan de orde waren rond de jaarwisselingen die zijn onderzocht door het lectoraat openbare orde & gevaarsbeheersing. Het blijkt dat er een categorie overwegend jongemannen is, die er keer op keer op uit is rellen uit te lokken.13 Toch lijkt het Adang niet goed hier alleen op te focussen. Zo maakten de bereikbaarheid van de locatie van het dance feest en de infrastructuur het extra moeilijk om tijdig en adequaat op te treden en ook de particuliere beveiliging schoot schromelijk te kort. Volgens Adang is er in Nederland sprake van een toenemend aantal grootschalige evenementen, waarbij de planning en organisatie rammelt. De bestuurlijke aandacht is onvoldoende, goede risicoanalyses ontbreken en ook de professionaliteit van de organisatoren is onder de maat. Op 12 maart 2010 gaf de minister van BZK een beleidsreactie op het COT en Beke rapport, gericht aan de Tweede Kamer. Daarin werd onder andere vermeld dat BZK – met de burgemeester van Rotterdam als medeopdrachtgever – opdracht heeft gegeven aan het COT, Bureau Beke en de Politieacademie om een verdiepend onderzoek in te stellen naar het fenomeen geweld en ernstige openbare ordeverstoringen die worden gepleegd bij evenementen en grootschalige gebeurtenissen. Daarnaast zal de IOOV samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoek doen naar de kwaliteit van de vergunningverlening door gemeenten bij publieksevenementen.

Box 18 Helm of Pet? In het grijze gebied tussen de reguliere politie (de ‘platte pet’) en de mobiele eenheid is het niet altijd duidelijk wat het juiste handelen is bij onvoorziene, uit de hand lopende incidenten. Hoewel tal van korpsen dit met enige regelmaat meemaken, lijkt er niet veel progressie geboekt te worden. Leren van de eigen en elkaars ervaringen is niet goed georganiseerd. Al met al lijkt er sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw weinig veranderd in de spelverdeling. Grote, van tevoren bekende evenementen worden goed voorbereid door politie en bestuur en doorgaans werkt dat ook goed. Met name situaties die minder grootschalig zijn, waarbij toch veel mensen op de been zijn, kunnen echter ook uit de hand lopen. Burgers die dit meemaken, kunnen maar weinig begrip opbrengen voor het in hun ogen ‘disproportioneel geweld’ in zulke omstandigheden. Had de politie zich niet beter kunnen voorbereiden en beheerster kunnen optreden? Uit onderzoek blijkt dat bepaalde incidenten dermate vaak voorkomen, dat het structureel genoemd kan worden. Daarom zouden ook gewone agenten (in opleiding, dan wel nadien) meer voorbereid moeten worden op grootschalige ordehandhaving vanuit een perspectief van public order management. (Blauw, 20-2-2010: 22-25). Zie ook de bijlage, onderzoeksrapporten Politie &Wetenschap.

13 Zie ook: Rellen om te rellen. Politie & Wetenschap, Reeks Politiekunde nr. 25 bijlage 1.

Page 47: Politieonderwijsraad

47

4.2.3 ● Politieverkeerstaak De politie beschikt over mogelijkheden om in het verkeer kentekenplaten automatisch te registeren en te vergelijken met kentekens die in bestanden zijn opgeslagen (Automatic Number Plate Recognition, ANPR). Bij een ‘hit’ kan de politie gelijk handelen, de auto in beslag nemen of een boete uitdelen. Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft richtsnoeren opgesteld omtrent de toepassing van deze nieuwe methodiek in verband met een correcte en zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Het CBP gaat in op drie soorten criteria: (1) selectie van gegevens (welke gegevens mogen verzameld en benut worden); (2) de verwerking van gescande kentekens (opslaan en bewaren alleen als dit voorzien is in de Wet Politie Gegevens, WPG); (3) samenwerking tussen politie en andere overheidsorganisaties. Het CBP geeft aan dat indien verantwoordelijken in strijd handelen met de Wet Politiegegevens of de Wet bescherming persoonsgegevens zij hierop in rechte kunnen worden aangesproken. Zie verder: www.cbpweb.nl en www.mijnprivacy.nl.

Box 19 Strategische nota politieverkeerstaak 2010-2012 De Nederlandse politie werkt stap voor stap aan een eigen professionele strategie. In navolging van Politie in Ontwikkeling is recent een strategische nota verschenen over de politiële verkeerstaak. Ron Berkhout, docent aan de Politieacademie, die deze nota bespreekt in het Tijdschrift voor de politie (nr. 2, 2010, pg. 30-33), stelt dat de politie te lang heeft volstaan met de handhaving van vijf speerpunten: helm, gordel, rood licht, alcohol en snelheid. Naast verkeersveiligheid, waren er echter ook steeds de financiële doelstellingen en juist deze leidden met regelmaat tot heftige publieke commentaren. Hoewel Nederland tot de meest verkeersveilige landen van de wereld behoort, is er qua verkeersgedrag nog wel het een en ander te verbeteren. De politie kan hier met weloverwogen handhaving aan bijdragen, maar ook met advisering van anderen. Naast de politie zijn er diverse andere partijen die bijdragen aan verkeersveiligheid, zoals de wegbeheerders, de bestuurders zelf, het Openbaar Ministerie, wetenschappelijke instituten en adviesorganen. De politie heeft in het verkeer echter nog meer doelen die van belang zijn, zoals de opsporing van criminaliteit. Met de introductie van de nodale oriëntatie in Politie in Ontwikkeling is de aanwezigheid van de politie in het verkeer in een breder perspectief geplaatst. Gerichte signalering langs de weg kan bijdragen aan de bestrijding van criminaliteit bijv. via het aanleveren van relevante data over de mobiliteit van personen en goederen in het kader van intelligence.

4.2.4 ● Vreemdelingenketen In Nederland werken meerdere organisaties samen in de zogenaamde vreemdelingenketen. Aan het begin van de keten staat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hier wordt beoordeeld of een asielvraag kan leiden tot een (tijdelijk) verblijf in Nederland. Als de aanvraag van een asielzoeker wordt afgewezen, dient deze binnen 28 dagen het land te verlaten, bij voorkeur vrijwillig. De regie hierop wordt gevoerd door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van het ministerie van Justitie. Wie weigert of niet meewerkt kan worden opgepakt door de Vreemdelingenpolitie, die de persoon in kwestie dan overdraagt aan de Koninklijke Marechaussee. Ook de KMar zelf brengt illegale vreemdelingen aan (mobiel toezicht). Ook zorgt de KMar ervoor dat het feitelijke vertrek van een vreemdeling daadwerkelijk plaatsvindt. Uitgeprocedeerde en ongewenste vreemdelingen die Nederland niet vrijwillig verlaten, worden begeleid door ‘escorts’ van de KMar. Dit gebeurt in ongeveer 20% van alle vijfduidend uitzettingen per jaar. Blauw, 17 april 2010.14

14 Zie ook bijlage 1: Thema Asiel, immigratie en samenhang.

Page 48: Politieonderwijsraad

48

4.3 ● Opsporing

In de geest van Politie in Ontwikkeling wordt de kwaliteit van de opsporing langs programmatische weg bevorderd. In eerste instantie begonnen met het programma Versterking Opsporing (en Vervolging), zijn er inmiddels vijf programma’s. Naast het al eerder genoemde programma Intelligence ( hoofdstuk 3), zijn er de programma’s Aanpak mensenhandel, Financieel-economische criminaliteit (FINEC), Aanpak cybercrime en Aanpak georganiseerde hennepteelt. Deze programma’s zijn geordend onder de noemer Operatie Opsporing. Gegeven het lopende project Herijking beroepsprofielen wordt ook hier volstaan met slechts enkele signaleringen.

Inmiddels is het Programma Versterking Opsporing geïnstitutionaliseerd in het Centrum Versterking Opsporing. Dit centrum gaat verder met een aantal onderwerpen uit het programma, w.o. de recherchekunde zij-instromers ( hoofdstuk 5) en de audiovisuele registratie van het politieverhoor. Een nieuw onderwerp is de regie op de uitvoering van bovenregionale opsporingstaken, die recent door de commissie De Graaf zijn aangewezen.15

Box 20 Netwerkend leren en intelligent opsporen. Een meervoudige uitdaging voor de Nederlandse politie. Roobeek, A.J.M. en M. van der Helm. Dit boek bevat de neerslag van een onderzoek onder vier korpsen (Haaglanden, Utrecht, IJsselland en Brabant-Noord) naar ‘intelligent netwerkend werken in de opsporing’. De opdracht: ‘Doe onderzoek naar een organisatievorm die nodig is voor opsporingswerk in een netwerksamenleving waarin de toegevoegde waarde zichtbaar wordt van hoger opgeleide recherchekundigen in relatie tot zittende medewerkers’. Hoger opgeleide recherche-medewerkers (daarmee: recherchekundigen) zouden ertoe kunnen leiden dat de politie beter gebruik leert te maken van informatie die bij andere organisaties beschikbaar is. Met het leren van de juiste vragen te stellen, kan meer relevante informatie beschikbaar komen. Daarmee kan een misdaad in een veel groter perspectief begrepen worden. Een drugsdelict blijkt dan samen te kunnen hangen met wapenhandel, de vastgoedsector, prostitutie en mensenhandel. Dit vergt meer dan rechercheren, dit vergt investigation. Dat vergt ook dat de reflex ‘boeven vangen’ onder controle gehouden moet worden, om zo achterliggende zaken te kunnen traceren. Het voornemen bestaat om een vervolgtraject in te gaan met twaalf andere korpsen, waarbij de Politieacademie actief ondersteunt met coaches en trainingen. Blauw, 6 maart 2010: 11-16.16

Undercover Na het onderzoek door de commissie Van Traa (1995) en de inwerkingtreding van de Wet bijzondere opsporingsmethoden (Wet BOB, 1999) zijn ‘transparantie en controleerbaarheid’ de criteria bij uitstek geworden in de opsporing. Opvallend is dat daarna undercovermethoden terecht gekomen lijken te zijn in de hoek van ‘niet doen’. Dat is wellicht te beschouwen als een overreactie. Meer noodzaak van openheid over undercoveracties in termen van verantwoording voor- en achteraf, zou er echter niet toe hoeven te leiden dat deze methoden worden vermeden. In een recent artikel in het Nederlands Juristenblad (12-02-2010: 341-347) wordt een pleidooi gevoerd voor ‘meer openheid over een verborgen onderzoeksinstrument’. In het artikel wordt gerapporteerd over een WODC onderzoek naar de inzet van undercovermethodieken in 2004 ( bijlage 1). Opvallend is hoe weinig er op dit moment bekend is over de inzet van deze methodiek en de effectiviteit ervan.

15 Dat zijn: teams grootschalige opsporing, forensische opsporing, observatie, financieel-economische opsporing, digitale opsporing, intelligence en milieu. Blauw, 20 maart 2010: 4. 16 In Blauw, 3 april 2010, is een ingezonden brief opgenomen waarin een door de wol geverfde politieman aangeeft dat zij-instromers ook een belangrijk nadeel hebben, nl. geen politiële straatkennis. Dit ontbreekt ook bij veel medewerkers van de netwerkpartners van de politie. De veronderstelde meerwaarde van zijinstromende hoger opgeleiden moet nog maar bewezen worden. Ondertussen, zo maakt de schrijver duidelijk, ergeren veel van origine ‘lager’ opgeleide politiemensen zich aan de wollige studententaal van hoger opgeleiden, die zich laatdunkend uitlaten over ‘doeners’ en ‘handen’.

Page 49: Politieonderwijsraad

49

In de Wet BOB worden drie undercoverbevoegdheden onderscheiden: het stelselmatig inwinnen van informatie, pseudokoop/-dienstverlening en infiltratie. Uit het onderzoek komt naar voren dat deze bevoegdheden zeer terughoudend worden ingezet, en de laatste mogelijkheid vrijwel helemaal niet. Uit de literatuur blijkt een fundamenteel verschil in de hantering van undercovermethoden tussen de Verenigde Staten en Europa. Waar in de VS deze veelvuldig worden toegepast, is men er in Europa zeer huiverig voor. Er kleven dan ook risico’s aan in termen van integriteit, fysieke veiligheid en het psychische welzijn van undercoveragenten. Toch moeten deze niet worden overdreven. In Nederland lijkt momenteel sprake te zijn van toenemende onbekendheid waarmee de terughoudendheid, zowel ten aanzien van eigen undercover agenten als de inzet van burgers, groter is dan noodzakelijk of gewenst. Meldpunt kinderporno op Internet In het jaarverslag over 2009 schrijft het Meldpunt dat er in dit jaar ruim 9000 meldingen zijn binnengekomen, waarvan er 1373 doorgegeven zijn aan de politie omdat er strafbaar materiaal op Nederlandse servers staat. Het meldpunt pleit voor een blijvende aandacht van de zijde van de politie (www.meldpunt-kinderporno.nl). In september 2010 loopt echter het speciaal hiervoor opgezette Programma Aanpak Kinderporno van de politie af; mogelijk vindt er nog een doorloop van activiteiten plaats. Het thema kinderporno is een van de aandachtspunten van de bovenregionale recherche. Blauw, 17 april 2010.

Box 21 Jagen met een nickname Volgens korpschef Frans Heeres moet de politie haar bevoegdheden op het gebied van de bijzondere opsporing beter benutten in de strijd tegen kinderporno, of het nu gat om infiltratie of pseudokoop. Met een nickname zouden politieagenten het vertrouwen kunnen wekken bij criminelen om ze uiteindelijk te kunnen aanpakken en te kunnen vervolgen. Ook het gebruik van burgerinfiltranten of zelfs criminele infiltranten zou overwogen moeten worden. Heeres maakt melding van een proef met werken onder dekmantel in de regio Rotterdam. De Pers, 15 maart 2010.

Page 50: Politieonderwijsraad

50

Inspectie OOV Doorschakelen! Een onderzoek naar de inrichting van de noodhulp door de Nederlandse politie. Aangeboden aan de Tweede Kamer, januari 2010. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 maart 2010 (POR/101278). Met het bovengenoemde visiedocument in de hand heeft de inspectie een onderzoek naar de stand van zaken op het terrein van de noodhulp uitgevoerd. De inspectie heeft hiermee een bijdrage willen leveren aan de implementatie van het visiedocument. Onderzocht is in hoeverre er al sprake is van overeenstemming in de uitvoering van de noodhulp. Er blijkt nog veel variëteit in de uitvoering te zijn en ook relevant te achten informatie is niet altijd beschikbaar. Hierbij past de oproep om te komen tot verdere standaardisatie en normering en de kwaliteit van de informatie over de noodhulp te verbeteren. Daarnaast geeft de inspectie een belangrijk signaal af, betreffende het gegeven dat veel korpsen de noodhulp toedelen aan de starters in het vak, doorgaans jonge, pas afgestudeerde politiemedewerkers. De inspectie onderstreept dat dit niet overeenstemt met de visie van de RKC waarin het reageren op meldingen vakmanschap, kennis en ervaring vereisen en noodhulp ‘niet als een beginnerfunctie kan worden gezien’. Zie ook het artikel: Meldkamer als regisseur van de hand van Rosmarijn Zuring, Blauw 20-2-2010: 8-11. Evenwichtige opsporing. Een onderzoek naar Zicht op Zaken. Aangeboden aan de Tweede Kamer, 13 oktober 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 27 november 2009 (POR/091197). In het kader van het informatiegericht werken in de opsporing, is het instrument Zicht op Zaken ontwikkeld. De inspectie heeft onderzoek gedaan naar de invulling en werking van dit instrument in de praktijk. Kenmerkend voor de praktijk is dat er meer werk, dan capaciteit is en dat er daarom telkens weer keuzes gemaakt moeten worden. Zicht op Zaken heeft hierop betrekking. Uit het onderzoek blijkt dat het instrument nog niet optimaal gebruikt wordt en dat de verwachtingen op dit punt ook nog niet waargemaakt kunnen worden. Vooral de samenwerking tussen politie en het Openbaar Ministerie ‘aan de voorkant’ als er gekozen moet worden, kan beter.

Afhandeling van in beslag genomen drugs – Fase 1. Aangeboden aan de Korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen en KLPD, 28 oktober 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 27 november 2009 (POR/091198). Uit de eerste fase van het onderzoek, uitgevoerd in de eerste helft van 2009, bleek dat het model-protocol waarmee de verbetermaatregelen uniform geïmplementeerd moesten worden, nog niet compleet was en dat hierin een aantal risico’s nog onvoldoende was afgedekt. Verder was er van die risico’s nog geen overzicht en analyse beschikbaar te zijn. Tijdens fase 1 van het onderzoek is ook een concept-normenkader opgesteld en een concept risicoanalyse voor het drugsbeslag.

Onderzoek Afhandeling van in beslag genomen drugs. Aangeboden aan de Korpschefs van de regionale politiekorpsen en KLPD, 12 mei 2010. Stand van zaken. De RKC heeft toegezegd om ultimo januari 2010 te voorzien in een (aangepast) model-protocol voor de regiokorpsen maar is dit niet nagekomen. Nu, twee en een half jaar na de afkondiging van belangrijke verbetermaatregelen voor de afhandeling van in beslag genomen drugs, bestaat er dus nog steeds geen zicht op een uniforme implementatie hiervan. Enkele korpsen hebben al wel hun eigen protocol aangepast en laten weten dat zij in de loop van 2010 voldoen aan de vereiste maatregelen.

Koninginnedag 2009 Apeldoorn. Aangeboden aan de Gemeente Apeldoorn, 4 september 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 27 november 2009 (POR/091196) Dit rapport bevat de resultaten van het onderzoek dat de IOOV heeft uitgevoerd naar de gebeurtenissen rond Koninginnedag 2009 in Apeldoorn waarbij een dramatisch incident een einde maakte aan een feestelijke dag. Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn.

Page 51: Politieonderwijsraad

51

5 ● Personeelsvraag en de vraag naar onderwijs en kennis

Met de komst van het Expertisecentrum Personeelsvoorziening werken de gezamenlijke korpsen aan een verdere ontwikkeling van het inzicht in wat er komende jaren nodig is aan personeel, ten eerste kwantitatief, maar verwacht mag worden dat dit ook meer en meer kwalitatief van aard zal zijn. Daarbij is inzicht in het personeelsverloop vanzelfsprekend voorwaardelijk, deels af te leiden uit de leeftijdsopbouw van het politiepersoneel en ervaringen met uitstroom in afgelopen jaren. Daarnaast spelen overstijgende maatschappelijke ontwikkelingen een grote rol.

Het politieonderwijs vervult een zeer belangrijke rol bij de personeelsvoorziening van de Nederlandse politie. Enerzijds door het bieden van een weloverwogen opleidingenaanbod (algemeen politiekundig, specialismen en opleidingen gericht op leidinggeven en management), anderzijds door het bieden van kennisdiensten. Hoe de aansluiting tussen de personeelsvraag en het onderwijsaanbod plaatsvindt, is onderwerp van de jaarlijkse advisering door de Politieonderwijsraad en kan daarom hier buiten beschouwing blijven. Wel zijn enkele signalen op zijn plaats met betrekking tot specifieke onderwerpen die de laatste tijd het nieuws haalden. Ook is het mogelijk relevant kort stil te staan bij de kennisinfrastructuur op het gebied van veiligheid en politie en de positie van de Politieacademie daarin.

Page 52: Politieonderwijsraad

52

5.1 ● Personeelsvraag In totaal werkten er eind 2009 ruim 53.000 politiemensen in Nederland. Hiermee wordt, tegen de verwachting in, voldaan de doelstelling die afgesproken is met de Tweede Kamer. De groei van de laatste tijd is te danken aan het langer doorwerken van politieambtenaren (BZK, 5 februari 2010). Ondanks dit optimistische geluid kan ook vastgesteld worden dat het aantal studenten dat een politieopleiding gaat volgen, is afgenomen.

Omdat het politieonderwijs tot op heden alleen gevolgd kan worden door studenten die een aanstelling hebben bij een korps (en daarmee een salaris ontvangen), is het politieonderwijs sterk conjunctuurgevoelig. Als de korpsen genoodzaakt zijn tot bezuinigingen, kan dit ten koste gaan van het aannemen van nieuwe aspiranten. Voor de komende jaren kan dit ertoe leiden dat de totale personeelsomvang gaat afnemen. In het akkoord over het sociaal statuut en de verlenging van de CAO politie, is afgesproken dat er gekort wordt op het salaris van nieuwe aspiranten (25%), en dat er gezocht gaat worden naar mogelijkheden om studenten op basis van een beurs de opleiding te laten volgen (BZK, 3 maart 2010). Het Verbond Sectorwerkgevers Overheid, de Samenwerkende Centrales Overheidspersoneel en het ministerie van BZK hebben een toekomstverkenning gemaakt van de arbeidsmarkt van de publieke sectoren (onderwijs, overheid).17

Hierbij is gebruik gemaakt van de methodiek van de scenarioplanning. Daartoe zijn de voornaamste trends geïnventariseerd en de zogenaamde kernonzekerheden voor de toekomst bepaald. Op basis daarvan zijn vier toekomstscenario’s gemaakt en is bedacht welke oplossingen voor belangrijke arbeidsthema’s daar dan bijpassen. De blik is gericht op de jaren 2010-2020. Met behulp van de resultaten van deze verkenning kunnen diverse partijen (de landelijke overheid, cao-partijen, scholen, gemeenten en andere organisaties) beter nadenken over wat hen te doen staat. In totaal werken er in Nederland in de overheids- en onderwijssectoren bijna één miljoen mensen. De grote trend die zich toont in het rapport betreft de vergrijzing van de Nederlandse beroepsbevolking en de uittocht die dit inhoudt voor de onderwijs- en overheidssectoren. Daarnaast is er de grote onzekerheid van de economische recessie, die zich mogelijk nog verder verdiept, of wellicht ook niet. Voor het onderwijs en de overheid levert dit een toenemende spanning op: de concurrentie met andere sectoren wordt groter (en daarmee het belang van de factor salaris), maar de beschikbare middelen van de overheid nemen af (noodzaak tot bezuiniging). De verwachting is dat er van elke tien mensen die nu in de genoemde sectoren werken, er in 2020 gemiddeld zeven vertrokken zullen zijn (gepensioneerd of naar elders vertrokken). Het rapport baseert zich onder andere op een publicatie van het ROA

17 De grote uittocht. Vier toekomstbeelden van de arbeidsmarkt. April 2010.

Page 53: Politieonderwijsraad

53

(Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt): De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2015, 2009. Het lectoraat ‘lerende organisatie’ van de Politieacademie voert het project ‘Kennis in beweging’ uit dat gesubsidieerd wordt met SAOP-gelden.18 Het project betreft met name de oudere politiemedewerker die geacht wordt langer door te werken. Voor sommigen een teleurstelling, voor anderen juist een positief perspectief. In onderstaande afbeelding blijkt de leeftijdsopbouw van het politiepersoneel in ons land.

Vergrijzing komt in beeld

Politie leeftijdsopbouween kwart > 50; een derde 40 – 50 jaarLanger doorwerkenVeranderingen in omgeving en politiewerk zelfDiversiteit in werkbeleving

Het project onderzoekt de vraag hoe het oudere deel van het personeel met scholing en begeleiding zich zo kan ontwikkelen dat ‘beweging’ en een betere inzetbaarheid volgt, tot tevredenheid van de medewerkers zelf en van de organisatie.

Box 22 Politietop Divers Dit samenwerkingsprogramma is er op gericht de mobiliteit aan de top van de politie te vergroten om zo ruimte te maken voor meer vrouwen en allochtonen. Dit is van belang omdat de politie met een grote variëteit aan vraagstukken te maken heeft die een even grote variëteit aan competenties en kennis noodzakelijk maken. Competenties die nooit in één mens zijn te verenigen. De politie is daarom gebaat bij verscheidenheid, qua achtergronden, netwerken, leeftijden, expertise, etc. Ineke Stam, voorzitter van het samenwerkings-programma, lichtte de doelen en de werkwijze toe in een recent artikel in Trouw, 17 maart 2010. Die directe aanleiding was dat de pers ruim de vloer gegeven had aan een oud-commissaris van politie, die meende dat door het voorkeursbeleid voor vrouwen en allochtonen er geen enkele ruimte meer zou zijn voor (witte) mannen aan de top van de politie. Stam weerlegt dit door aan te geven dat meer dan de helft van het aantal benoemingen in de afgelopen 2,5 jaar is ingevuld door een man.

18 Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Politie (SAOP) subsidieert, adviseert en registreert scholings- arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsprojecten binnen de sector Politie. Dit doet de SAOP met behulp van de subsidie die zij ontvangt van BZK. Bij voorkeur subsidieert SAOP niet-reguliere opleidingen en projecten. De SAOP is door het Centraal Georganiseerd Overleg Sector Politie (CGOP) in 1994 ingesteld in de vorm van een subsidiecommissie. Op 1 januari 2010 is de commissie een rechtspersoon geworden. Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat uit twee leden van de werkgeversorganisaties (ministerie van BZK en de vtsPN) en twee vertegenwoordigers van de vier werknemersorganisaties die zijn toegelaten tot het CGOP (NPB, ACP, VMHP en ANPV).

Page 54: Politieonderwijsraad

54

5.2 ● Onderwijs en kennis Voor wat betreft benodigde opleidingen en kennis, wendt de Nederlandse politie zich ten eerste tot de Politieacademie. De Academie wordt hiertoe bekostigd vanuit de rijksoverheid, via het ministerie van BZK. De Politieonderwijsraad heeft in maart 2010 geadviseerd over de toekomst van het politieonderwijs onder de noemer ‘Perspectieven op politieonderwijs: kwaliteit, variëteit en doelmatigheid’ ( paragraaf 7.1.1).

Zoals gezegd, de aansluiting van het politieonderwijs op de personeelsvraag van korpsen (kwantitatief, kwalitatief) vormt de kerntaak van de Politieonderwijsraad en blijft om deze reden op deze plaats buiten beschouwing.19

Box 23 Zij -instroom recherche Eén uitzondering lijkt echter op zijn plaats betreffende de recherchekundige master. De kwalificatiestructuur politieonderwijs kent al jarenlang een opleiding tot master in de recherchekunde. Deze opleiding is getekend als een postinitiële master op het hbo-niveau, maar dient nu ook het doel om zij-instromers op te leiden voor het recherchevak. Voorwaardelijk is dat studenten beschikken over een (relevant) HBO-diploma of een diploma wetenschappelijk onderwijs. De eerste lichting gediplomeerden dateert van augustus 2008. Inmiddels is het zijinstroom-traject langs verschillende wegen geëvalueerd. Daarin kwamen diverse verbeterpunten naar voren, die voor een belangrijk deel ook al in uitvoering zijn genomen. Deze hadden te maken met de organisatie en inhoud van de opleiding zelf, de mogelijkheid om relevante werkervaring op te doen en bijbehorende begeleiding en loopbaanperspectieven. De gedachte dat zij-instromers snel weg zouden lopen bij de recherche blijkt mee te vallen. Voor zover dit gebeurt, is de mobiliteit gericht op ketenpartners of naar andere functies in korpsen, en daarmee een veel minder groot probleem dan gedacht. Minbzk.nl, 3 februari 2010 ( box 20).

De onderwijs- en kennisfunctie staan niet los van elkaar, maar hebben vanzelfsprekend een directe relatie. De kennisfunctie draagt er zorg voor dat het onderwijs up to date verzorgd kan worden, dat docenten geïnformeerd zijn en leermiddelen actueel. Bovendien kunnen zowel studenten, als werkenden in de korpsen er terecht voor gevalideerde informatie over politietaken, het werk en te hanteren standaarden (met name via Politie Kennisnet).

Box 24 Zelfstudiebundel FINEC voor de basispolitiezorg. G. Heitkamp, K. Roos, H. Scholtens, R. Joppe, 2009. De Politieacademie stelt via Politie Kennisnet (PKN) een nieuwe zelfstudiebundel beschikbaar, die gratis te downloaden is. De bundel is ontwikkeld door de Politieacademie op basis van financiering vanuit het Programma FINEC. Dit programma beoogt dat financieel-economische criminaliteit beter wordt herkend, criminaliteit slimmer wordt aangepakt en dat FINEC ook effectiever wordt bestreden. Een belangrijk speerpunt is het versterken van opleidingen en kennisdiensten vanuit een perspectief van FINEC. In dat kader is bijv. een nieuw lectoraat gevormd op de Politieacademie. De bundel is vooral bedoeld voor studenten en voor medewerkers van de basispolitiezorg. De bundel besteedt aandacht aan aspecten van financieel rechercheren, aan de juridische aspecten van het ontnemen en afnemen, aan witwassen, fraude en inbeslagneming. De leerstof wordt vergezeld van een zelftoets. Aan het einde van de bundel zijn antwoorden vermeld.

De Politieacademie staat, evenmin als de politie, alleen. Er zijn diverse andere kennisinstellingen die een bijdrage (kunnen) leveren aan de opleiding, vorming en nascholing van medewerkers in de veiligheidssector. Als het gaat om de ontwikkeling en de transfer van kennis draagt de Politieacademie bij via eigen lectoraten ( box

19 Zie verder de jaarlijkse adviezen van de Politieonderwijsraad over de kwalificatiestructuur politieonderwijs en het proces van afstemming tussen de personeelsvraag van korpsen en het onderwijsaanbod van de Politieacademie.

Page 55: Politieonderwijsraad

55

24), andere onderzoekers en via het Programma Politie & Wetenschap. In bijlage 2 van deze rapportage zijn de rapporten die onder deze noemer zijn gepubliceerd, vermeld en geïntroduceerd aan de hand van een zeer beknopte samenvatting. Het overzicht van deze publicatiereeks toont de thematiek die in de dialoog tussen de politieprofessie en onderzoekers als het meest relevant wordt beschouwd.20 Een actueel onderwerp dat onder regie van Politie & Wetenschap binnenkort zal worden aangepakt, betreft het thema van de politiesterkte in internationaal verband. Dit onderwerp kreeg ook aandacht in de Tweede Kamer, bij de bespreking van het beleid van het kabinet op dit punt (november 2009). Naar verwachting zal het onderzoek in september 2010 afgerond kunnen worden. In het onderzoek wordt onder andere ingegaan op de volgende vragen:

de aantallen executief personeel van de Nederlandse politie vergeleken met de politie in België, Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk;

in hoeverre er verschillen zijn tussen enerzijds het opleidingsniveau en anderzijds het takenpakket;

en hoe eventuele verschillen zich verhouden tot de (relatieve) omvang van de bevolking enerzijds en het criminaliteitsniveau anderzijds.21

Box 25 Politiemensen elke drie jaar naar training rijvaardigheid

Alle politiemensen die auto of motor rijden, moeten elke drie jaar naar een verplichte rijvaardigheidstraining. Dit kan op het oefencircuit van de politie in Lelystad of met een training in de eigen regio, bijvoorbeeld tijdens surveillances. De Politieacademie bewaakt de kwaliteit van de rijvaardigheidstrainingen.

De trainingen moeten het aantal verkeersongevallen met politievoertuigen verder omlaag brengen. Dat schrijft minister Hirsch Ballin (BZK) aan de Tweede Kamer. Hij hoeft de verplichte driejaarlijkse rijvaardigheidstraining niet wettelijk te regelen, omdat de politiekorpsen zelf deze verplichting al hebben vastgelegd. De intensivering van de rijvaardigheidstrainingen is noodzakelijk, omdat het aantal ongevallen met politieauto’s en motoren toeneemt, hoewel er minder schade berokkend wordt aan derden. Minbzk.nl, 26 maart 2010.

20 Zie ook de site www.politieenwetenschap.nl. 21 Brief minister van BZK aan de Tweede Kamer, 18 mei 2010. Zie ook bijlage 2, P&W publicatie nr. 49: Het betwiste politiebestel.

Page 56: Politieonderwijsraad

56

Box 26 Lectoraten Politieacademie In aansluiting op het reguliere HBO kent de Politieacademie sedert 2004 lectoraten. In eerste instantie ging het om lectoraten op de hoofddomeinen van het politiewerk: gemeenschappelijke veiligheidskunde, openbare orde en gevaarsbeheersing, criminaliteitsbeheersing en recherchekunde, verkeer & milieu en leiderschap en maatschappelijke integriteit (eerst geduid als een programma, maar sedert enige tijd hernoemd als het lectoraat polieleiderschap). Na evaluatie van deze eerste generatie lectoraten, is het lectoraat verkeer & milieu gestopt. De onderlinge samenhang binnen het domein bleek te beperkt en met name het thema milieu lijkt meer en meer buiten de politie geplaatst te worden. Inmiddels zijn er diverse lectoraten bijgekomen, die de samenwerking tussen Politieacademie en andere kennisinstellingen dienen te bevorderen en in een aantal gevallen ook sterk aansluiten op de programma’s die gericht zijn op versterking van de opsporing. De nieuwe generatie lectoraten is als volgt: - Financieel-economische criminaliteit (i.s.m. het gelijknamige programma van de RKC); - Intelligence (idem met het programma Intelligence Politie Nederland) - Ethiek en gezag - Multicultureel vakmanschap en diversiteit - Lerende politieorganisatie - Crisisbeheersing, in samenwerking met het NIFV - Forensisch onderzoek, in samenwerking met de Hogeschool Amsterdam

Zie verder: http://www.politieacademie.nl/Kennis/Lectoraten/Pages/default.aspx.

Page 57: Politieonderwijsraad

57

Inspectie OOV Diversiteit bij de politie. Aangeboden aan de Tweede Kamer. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091053). Diversiteit bij de Nederlandse politie is van belang voor de kwaliteit van de taakuitvoering en voor de legitimiteit van de politie in de samenleving. De IOOV heeft onderzoek verricht naar de ontwikkeling van diversiteit bij de Nederlandse politie. Zij heeft daarbij gekeken hoe de politiekorpsen en de politieondersteunende organisaties Politieacademie en vtsPN scoren op een aantal relevante referenties.

Toezichtkader kwaliteitsonderzoeken politieonderwijs. Aangeboden 22 april 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091054) Het is cruciaal dat er inzicht bestaat in de kwaliteit van het politieonderwijs. De wetgever heeft ervoor gekozen om inzicht in de kwaliteit van het politieonderwijs te organiseren door het toezicht daarop te beleggen bij de IOOV. Aangezien ook het toezicht op de totale politieorganisatie bij deze inspectie is belegd, kan de kwaliteit van het politieonderwijs in samenhang met de kwaliteit van de politieorganisatie worden bezien.

Kwaliteitsonderzoek School voor Handhaving, leergang politiële verkeersspecialist, leergang politiële milieuspecialist 2009. Aangeboden aan de Tweede Kamer, 2 februari 2010. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 maart 2010 (POR/101289) De centrale vraag in het rapport van de IOOV is of het verzorgde onderwijs en de examinering aan het domein Verkeer en Milieu, met name de leergangen Politiële Verkeersspecialist en Politiële Milieuspecialist, inclusief de periode van werkend leren die studenten doorbrengen bij de korpsen, van voldoende kwaliteit is. Daarbij concludeert de IOOV op grond van haar bevindingen dat op tal van aspecten vooruitgang is geboekt.

Kwaliteitsonderzoek School voor Politiekunde Apeldoorn. Aangeboden aan de Tweede Kamer, 4 december 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 29 januari 2010 (POR/101250) De centrale vraag in het toezichtkader is of het verzorgde onderwijs inclusief de periode van werkend leren van voldoende kwaliteit is. Aanleiding is eerder onderzoek in 2006 en in 2007. Waardering is er voor het aanbieden van een verkort opleidingstraject voor de groep hoger gekwalificeerde studenten, de ontwikkeling van nieuw voorlichtingsmateriaal, de aanstelling van de leerprocesbegeleiders en de aandacht voor de studenten in de korpsen. Minder positief is het feit dat veel van de eerder gesignaleerde knelpunten in onderhavig onderzoek niet blijken te zijn opgelost.

Page 58: Politieonderwijsraad

58

Page 59: Politieonderwijsraad

59

6 ● Ontwikkelingen in en in de samenwerking met het reguliere onderwijs

In het reguliere onderwijs worden ook opleidingen aangeboden ten behoeve van organisaties in het brede veld van veiligheid, zowel in het MBO als het Hoger Onderwijs. Zelfs in het VMBO is sprake van een uitstroomrichting Sport, Dienstverlening en Veiligheid. Ook zijn er diverse lectoraten in het HBO die inspelen op de behoeften aan meer kennis over veiligheids-vraagstukken en kent het universitaire domein een breed scala aan onderwijsmogelijkheden en onderzoeksactiviteiten.

Enkele actuele ontwikkelingen zijn hieronder weergeven. Aparte aandacht is er voor de veiligheidstaak die onderwijsinstellingen zelf hebben. Daarnaast zijn in paragraaf 6.2 ontwikkelingen vermeld die niet zozeer met veiligheidsonderwijs te maken hebben, maar mogelijk wel van onderwijskundige betekenis zijn, zoals de nieuwe Wet Referentieniveaus Taal en Rekenen en onderwerpen uit ‘de Staat van het onderwijs’ 2008-2009, opgesteld door de Onderwijsinspectie.

Page 60: Politieonderwijsraad

60

6.1 ● Veiligheidsopleidingen De afgelopen jaren is een groei waar te nemen van het aantal opleidingen gericht op beroepen in de brede veiligheidssector en van het aantal studenten dat deze opleidingen volgt. In het MBO groeit het aantal kwalificaties en is de band met het politieonderwijs versterkt, onder de regie van het kenniscentrum ECABO. Zowel de Politieonderwijsraad, als de Politieacademie zijn betrokken bij de ontwikkeling van deze opleidingen, beleidsmatig en inhoudelijk. Ook in het hoger onderwijs zijn er diverse opleidingen te noemen, doorgaans echter beduidend minder operationeel van karakter.22

De ROC’s in ons land leiden op voor diverse functies in de brede veiligheidssector. Lag in eerste termijn het accent op de private beveiliging, de laatste tijd neemt de aandacht voor de publieke sector toe. Niet in de laatste plaats vanwege de komst van toezichthouders en handhavers in de dienst van de gemeenten. Het kenniscentrum ECABO verzorgt het onderhoud en de verdere ontwikkeling van de betreffende kwalificatiedossiers. Medio 2009 vroeg ECABO aandacht voor de kansen die er zijn op het raakvlak van de opleiding Medewerker Toezicht en Veiligheid (niveau 2) en Handhaver Toezicht en Veiligheid (niveau 3) enerzijds, en de politieopleidingen anderzijds. Een versterking van de samenwerking en de inhoudelijke samenhang zou kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de samenwerking in de beroepspraktijk, de doorstroom van studenten en mogelijk aan een verkorting van leerwegen binnen het politieonderwijs ( hoofdstuk 7 en bijlage 4). Ook in het hoger onderwijs zijn diverse opleidingen te noemen op het terrein van veiligheid. Naast de HBO bacheloropleidingen Veiligheidskunde, zijn er ook diverse universitaire studierichtingen die zich richten op aspecten van veiligheid, niet alleen in de rechtswetenschappen, maar ook op het terrein van de sociale wetenschappen, de bestuurskunde en forensische studierichtingen binnen bijv. de psychologie. De zij-instroomopleiding recherchekunde maakt hiervan dankbaar gebruik, waarmee de facto de recherchekundige master het karakter krijgt van een kopopleiding. In het advies ‘Perspectieven op politieonderwijs. Kwaliteit, varieteit en doelmatigheid’ van de Politieonderwijsraad (maart 2010) is ruim aandacht besteed aan de relatie tussen het reguliere MBO en hoger onderwijs en het politieonderwijs.

Box 27

Veilige Publieke Taak Onderwijs Scholen kunnen in 2010 een beroep doen op speciale adviseurs bij het invullen van hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hun eigen personeel onder veilige omstandigheden kan werken. Het ministerie van OCW heeft hier geld voor vrijgemaakt. De aanleiding hiervoor is een aantal geweldsincidenten tegen mensen die in (semi-)overheidsfuncties werken, helaas ook in het onderwijs (verbaal geweld, bedreigingen, intimidatie en fysiek geweld). Door een goed preventiebeleid en een adequate reactie op bepaalde gebeurtenissen kan voorkomen worden dat een gevoel van onveiligheid ontstaat op een school. Scholen worden geacht de veiligheidsrisico’s goed te kennen en daar naar te handelen. Dit vergt dat er beleidskeuzes gemaakt worden, stelt OCW. De adviseurs helpen scholen daarbij. Zie verder de site van het Centrum voor School en Veiligheid www.schoolenveiligheid.nl/aps/School+en+Veiligheid/over+CSV.  Aanval op de schooluitval Scholieren die spijbelen worden in Amsterdam op hun huid gezeten door zowel ambtenaren van leerplicht, politie en ambtenaren handhaving van de gemeente Amsterdam. Leerlingen die spijbelen maken zich regelmatig schuldig aan overlast en criminaliteit, is de indruk. Niettemin bleek bij controle dat van de 384 jongeren die werden aangesproken 84% geoorloofd afwezig was op school. Blauw 20 maart 2010: 12-15.

22 Zie ook: Het veiligheidsonderwijs in Nederland. Huisjes, 2009 in: Orde van de dag, juni 2009.

Page 61: Politieonderwijsraad

61

Box 28 Nieuw lectoraat forensische opsporing Op 1 februari 2010 startten de Politieacademie, de Hogeschool van Amsterdam en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) met een nieuw lectoraat forensische opsporing. Dit lectoraat bouwt voort op een al wat oudere visie van de RKC, ‘Spelverdeler in de opsporing’. Christianne de Poot, de nieuwe lector, gaat zich richten op de relatie en de informatie-overdracht tussen de tactische en de forensische opsporing en de overdracht van informatie uit het forensisch onderzoek naar het OM en de rechterlijke macht. Al in 2007 werd een aanvang gemaakt met de samenwerking tussen de drie genoemde partijen onder de noemer Academic Centre for Forensic Science. Ook de Universiteit van Amsterdam neemt hieraan deel. Tezamen worden zowel bachelor- als masteropleidingen verzorgd. Blauw 20 februari 2010: 7.

Box 29

Oratie prof. dr. Marianne Junger Op 19 november 2009 aanvaardde Marianne Junger het ambt van hoogleraar Studies maatschappelijke veiligheid binnen de Vakgroep Maatschappelijke risico’s en veiligheid aan de Universiteit van Twente (faculteit Management en Bestuur). Haar rede betrof het onderwerp Criminaliteitspreventie: beleid en technologie. In haar rede onderstreept zij het grote belang dat overheden burgers beschermen tegen diefstal en geweld. Als deze bescherming te wensen overlaat, gaat dat ten koste van sociaal en economische ontwikkeling. Junger heeft in het verleden veel dadergericht onderzoek gedaan en naar mogelijkheden gezocht om via interventies op gezins- en opvoedingssituaties criminaliteit te verminderen.

Met haar nieuwe leeropdracht gaat zij zich focussen op de context waarin criminaliteit plaatsvindt. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld om de fysieke omgeving, de sociale omgeving en de wijze waarop diensten, zoals vervoer, worden geregeld. Deze thematiek wordt bestudeerd door een multidisciplinair onderzoeksveld met de naam Crime Science. Het voornaamste doel hiervan is kennis te genereren over delicten en andere vormen van risico’s met het oogmerk maatregelen te ontwikkelen gericht op het voorkomen van ongewenste incidenten (criminaliteit, en andere vormen van risicogedrag). De theoretische basis wordt gevonden in de gelegenheidstheorie en rational choice modellen (mensen maken hoe dan ook ‘kosten– en batenafwegingen’ en risico-inschattingen). Het blijkt dat criminaliteit aantoonbaar afneemt, als het ‘moeilijker’ of ‘riskanter’ wordt gemaakt en de verleiding afneemt. Via allerlei fysieke maatregelen in de gebouwde omgeving, verkeersvoorzieningen, gebruik van materialen en beter toezicht (slim beleid, slimme technologie en handige technieken) kan criminaliteit en andere ongewenst gedrag sterk worden beperkt. Deze ‘situationele preventie’ leidt doorgaans niet tot verplaatsingseffecten, zo blijkt uit statistiek.

Page 62: Politieonderwijsraad

62

6.2 ● Onderwijskundige thema’s De Politieonderwijsraad ziet toe op de relatie tussen politieonderwijs en het reguliere onderwijs. Dat gaat niet alleen over inhoudelijke kwesties, zoals de relatie met andere veiligheidsopleidingen en andere min of meer verwante opleidingen. Ook algemene ontwikkelingen in het reguliere onderwijs kunnen van betekenis zijn of worden voor het politieonderwijs. Hieronder wordt o.a. aandacht geschonken aan de opwaardering van het belang van Nederlands, rekenen en wiskunde in het reguliere onderwijs, als ook de ‘Staat van het onderwijs’ zoals opgesteld door de onderwijsinspectie.

Box 30 Onderwijserfgoed Het reguliere onderwijs is een belangrijke partner van het politieonderwijs. Een belangrijk adviesorgaan is de Onderwijsraad, het adviesorgaan van regering en parlement. In 2009 bestond de Onderwijsraad 90 jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum is de website Geheugen van het onderwijs geopend. Opvallend is de tijdbalk met daarop alle Nederlandse kabinetten vanaf 1919 tot nu toe. Ook de belangrijkste adviezen van de Onderwijsraad zijn weergegeven. Zie www.onderwijserfgoed.nl. Zie bijlage 1 voor een opsomming van enkele, mogelijke relevante adviezen en rapporten van de Onderwijsraad.

6.2.1 ● Wet referentieniveaus Nederlands en rekenen Hoewel het kabinet Balkenende IV demissionaire status geniet, ligt het wetgevingsproces toch niet geheel stil. Op dit moment worden de laatste stappen gezet in het wetgevingstraject Wet Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Met deze wet wordt een gemeenschappelijke basis gelegd voor het taal- en rekenonderwijs in alle onderwijssectoren. Er is behoefte gebleken aan een samenhangende aanpak, gericht op een doorlopende leerlijn voor taal en rekenen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. Met betrekking tot het MBO is besloten om op basis van deze referentieniveaus centrale examens taal en rekenen in te voeren. De beoogde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 augustus 2010, wellicht dat het nog enige maanden opschuift. Het eerste cohort waarop de wet van toepassing is, is het cohort 2010-2011. Kort samengevat wordt de volgende route gevolgd: centrale examinering taal en rekenen voor MBO-4 opleidingen vanaf 2013-2014; voor de niveaus MBO-2 en MBO-3 is dat 2014-2015; scholen ontvangen financiële en inhoudelijke ondersteuning ter bevordering van

de implementatie van het noodzakelijke taal- en rekenonderwijs.23 Met betrekking tot het politieonderwijs is het van belang kennis te nemen van deze ontwikkeling, de motieven hierachter. Het lijkt wenselijk het voorbeeld van het reguliere onderwijs in deze te volgen.

23 O.a. via: http://www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl/index.cfm/t/Home/vid/B9F76268-50FC-2BA0-8681A4BDC709A29C.

Page 63: Politieonderwijsraad

63

Box 31 Straattaal Steeds vaker wordt gesproken over ‘straatcultuur’ en ‘straattaal’, waarbij jongeren ongeacht hun afkomst of achtergronden met elkaar communiceren op een voor menig ander onnavolgbare wijze. Met name in de grote steden heeft zich een nieuw soort ‘slang’ ontwikkeld, een straattaal die gepaard gaat met nieuw soort gedragscodes, afgekeken van de Amerikaanse gangsterrap (machogedrag, geweld = stoer, bling bling). Vooral op regionale opleidingscentra in de grote steden wordt de ‘stoere straatcultuur’ overgenomen door leerlingen uit de middenklassewijken, die samen deelnemen aan het middelbaar beroepsonderwijs. Volgens de Rotterdamse socioloog Iliass el Hadioui die hier onderzoek naar heeft gedaan, is straatcultuur een bron van overlastgevend gedrag, leidt ertoe dat het schoolsucces achteruit gaat en de kansen op een baan kleiner worden. Vooral de beheersing van de standaard Nederlandse taal blijkt fors achteruit te gaan. Ook blijkt dat het werk van docenten zwaarder wordt, als gevolg van agressie en geweld. Leerlingen claimen ‘respect’ en laten zich niet veel zeggen door docenten. Volgens El Hadioui moeten scholen erg uitkijken met het doen van concessies aan de straatcultuur, het is bovendien erg schadelijk voor de positie van vrouwen en meisjes. Het corrigeren vergt echter wel bepaalde vaardigheden, anders gaat het niet lukken, meent hij. Dat komt erop neer dat de ‘codes’ gekend moeten worden door docenten zodat ze gepast kunnen reageren. NRC Weekblad, 20-26 maart 2010.

6.2.2 ● De Staat van het Onderwijs In april 2010 verscheen het onderwijsverslag 2008/2009 van de Inspectie van het onderwijs (www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/Onderwijsverslag). Het verslag handelt over alle sectoren van het onderwijs, van het primair onderwijs tot en met het hoger onderwijs. De inspectie beoordeelt ieder jaar of onderwijsinstellingen voldoen aan normen voor basiskwaliteit en spoort scholen die zwak of zeer zwak scoren aan zich zo snel mogelijk te verbeteren. Hieronder volgen enkele bevindingen: In internationaal opzicht presteren Nederlandse leerlingen naar lezen en

rekenen/wiskunde nog boven het gemiddelde, maar andere landen halen Nederland in waardoor de positie op de ranglijst daalt. Nederland heeft in vergelijking met andere landen relatief weinig lage presteerders, maar ook een kleinere topgroep ( paragraaf 6.2.1).

Een belangrijk en algemeen zorgpunt is het lerarentekort. Wat grote zorgen baart, is de scheve leeftijdsopbouw van de lerarenpopulatie. Daarnaast zijn er zorgen over het niveau van leraren dat soms tekort schiet. De Wet BIO (Wet op de beroepen in het onderwijs) lijkt langzamerhand tot verbeteringen te leiden en de bekendheid ermee groeit. De inspectie krijgt mogelijk een taak in het toezicht op de kwaliteit van het onderwijspersoneel. De Staat van het Onderwijs besteedt apart aandacht aan dit thema in een apart hoofdstuk, waarin alvast ingegaan wordt op een aantal bevindingen op dit punt, zoals de kwaliteit van het didactisch handelen, scholing en professionalisering, de formele positie van leraren en het al genoemde lerarentekort. Wat betreft het laatste punt, kan de economische crisis mogelijk een gunstige uitwerking hebben.

Binnen het MBO wordt in het kader van het competentiegerichte beroepsonderwijs de klacht van studenten gehoord dat de opleidingen te gemakkelijk, onvoldoende uitdagend en te weinig diepgaand zijn in de theoretische vakken. Bedrijven en docenten vrezen dat competentiegericht onderwijs ten koste gaat van de diepgang en de algemene en theoretische bagage van studenten. Echter ook is waargenomen dat opleidingen meer evenwicht in het aanbod brengen en meer variatie in werkvormen. Studenten krijgen vaker klassikaal onderwijs, beoordeling en borging worden beter aangepakt en docenten zijn competenter. Opleidingen toetsen een deel van de competenties in de praktijk, maar er bestaat onzekerheid over de inhoud en organisatie hiervan. Studenten vragen om meer klassikaal onderwijs en meer instructie. Ze willen meer duidelijkheid, meer uitdaging en beter georganiseerd onderwijs.

Page 64: Politieonderwijsraad

64

De inspectie heeft de afgelopen jaren in diverse scholen onderzoek gedaan naar de onderwijstijd die leerlingen daadwerkelijk krijgen aangeboden. Er is een duidelijke relatie tussen prestaties, de tijd die scholen uittrekken voor bepaalde vakken en de kwalitatieve invulling van die tijd. Hoewel voldoende onderwijstijd welhaast vanzelfsprekend lijkt, lukt het niet alle scholen hieraan te voldoen. Wel zijn er aanmerkelijke verbeteringen opgetreden, mede door het toezicht van de inspectie. Tijd zou in de ogen van de inspectie veel meer als een strategische factor beschouwd moeten worden.

De kwaliteit van toetsing en examinering is van groot belang voor de betrouwbaarheid en waardevastheid van diploma’s. Ook dit onderwerp wordt in een apart hoofdstuk uitgediept. In het voortgezet onderwijs is sprake van schoolexamens en centrale examens. Het verschil in uitslag blijkt in te veel gevallen te groot. In het MBO onderzocht de inspectie examenproducten. Ruim een kwart van deze producten dekt de uitstroomeisen onvoldoende of schiet toetstechnisch tekort. Ook als deze producten niet zelf worden ontwikkeld, maar ingekocht, voldoen ze niet in alle gevallen. De inspectie zal op dit punt nauwlettend de vinger aan de pols houden. Op alle niveaus van het onderwijs dient de waarde van diploma’s geborgd te worden. Ook in het hoger onderwijs zijn extra inspanningen nodig op het terrein van de examinering.

Met betrekking tot het hoger onderwijs constateert de inspectie dat het accreditatiestelsel bijna afgerond is en dat de NVAO (Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie) een belangrijke plaats verworven heeft in de kwaliteitszorg van het hoger onderwijs. De bedoeling is dat accreditatie bijdraagt aan de ontwikkeling van de kwaliteitszorg. Accreditatierapporten geven echter weinig zicht op zwakke punten en verbeteringen en vermijden kritische opmerkingen en oordelen. Daarmee leidt accreditatie tot weinig zicht op verschillen. Het systeem blijkt niet waterdicht, waardoor de inspectie soms tussentijds moet ingrijpen bij falende instellingen. Mede daarom is aandacht geboden voor internationale benchmarking en voor de profilering van opleidingen. Er is sprake van een groeiende diversificatie binnen het hoger onderwijs. Zo zijn er inmiddels 91 associate degree- programma’s (kort tweejarig HBO).

Box 32 Groen Onderwijs De Staat van het Onderwijs schenkt speciale aandacht aan het zogenaamde groene onderwijs, dat wil zeggen het onderwijs dat weliswaar valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van LNV, maar waar de onderwijsinspectie toezicht op houdt. Het gaat hier om VMBO- en MBO-opleidingen, verzorgd door de AOC’s (Agrarische Opleidingencentra), de vijf agrarische hogescholen en het wetenschappelijk onderwijs dat is ondergebracht bij Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Het agrarisch onderwijs staat voor een volledige beroepsonderwijskolom. Leerlingen die vanuit het VMBO doorstromen naar het MBO en HBO, doen het beter in vergelijking met andere sectoren. Een algemeen probleem dat zich toont, is de kenniscirculatie binnen het groene onderwijs. De nadruk ligt daar op de kenniscirculatie op zich en minder op onderwijsontwikkeling.

Page 65: Politieonderwijsraad

65

7 ● Ingrediënten veranderagenda’s politieonderwijs en regulier onderwijs Er zijn diverse beleidsontwikkelingen die van invloed (kunnen) zijn op de toekomst van het reguliere (beroeps)onderwijs en het politieonderwijs. Voor wat betreft het politieonderwijs kunnen beleidsontwikkelingen niet los gezien worden van opvattingen over de politieprofessie en andere actoren en uitvoeringsorganisaties op het brede veld van veiligheid. Er zijn diverse activiteiten van de Politieonderwijsraad, de Politieacademie en de ministeries van BZK en Justitie die op een rijtje gezet kunnen worden. Paragraaf 7.1 betreft lopende en voorgenomen activiteiten van genoemde actoren.

Daarnaast zijn er dit jaar Tweede Kamerverkiezingen die in belangrijke mate in het teken staan van de noodzaak tot bezuinigen ten gevolge van de wereldomvattende financiële crisis. Zo zijn er recent een 20-tal ambtelijke rapporten verschenen met mogelijke opties tot bezuiniging. Partijen hebben hiervan gebruik gemaakt bij de opstelling van hun programma’s. In paragraaf 7.2 zijn de meest relevante thema’s benoemd. In bijlage 1 zijn acht ambtelijke rapporten samengevat en gerelateerd aan de partijprogramma’s, te weten (1) Productiviteit onderwijs, (2) Hoger onderwijs, (3) Internationale samenwerking, (4) Asiel, immigratie en samenhang, (5) Veiligheid en terrorisme, (6) Openbaar bestuur, (7) Bedrijfsvoering en (8) Internationale veiligheid.

Page 66: Politieonderwijsraad

66

7.1 ● Agenda in ontwikkeling In deze paragraaf worden beleidsontwikkelwerkzaamheden en projecten vermeld, die uitgevoerd worden onder de vlag van de ministeries van BZK en Justitie, de Politieacademie en de Politieonderwijsraad en die van invloed (kunnen) zijn op het politieonderwijs.

Wat betreft de Politieonderwijsraad gaat het om onderwerpen die onlangs zijn verwoord in het advies ‘Perspectieven op politieonderwijs’ en daarnaast om enkele lopende en voorgenomen projecten. Wat betreft BZK en Justitie gaat het met name op de hoofdzaken uit het traject ‘Visie Herziening Politieonderwijs’ en recente ontwikkelingen op het gebied van de Bijzondere Opsporingsambtenaren ( paragraaf 2.5). Wat betreft de Politieacademie gaat het om het beleid zoals blijkt uit het programma Versterking Politieprofessie en Burgers Eisen Beter Blauw. In alle gevallen blijken andere actoren, zoals de korpsen, de vakorganisaties, het OM, het reguliere onderwijs (MBO, hoger onderwijs) betrokken te zijn bij werkzaamheden en/of projecten. 7.1.1 ● Politieonderwijsraad In maart 2010 bracht de Politieonderwijsraad het advies ‘Perspectieven op politieonderwijs: kwaliteit, variëteit en doelmatigheid’ uit. Diverse projectactiviteiten hebben een relatie met dit advies, zoals: het al langer lopende onderzoek naar de behoefte aan politieopleidingen, dat

resulteerde in twee rapporten (november 2008, november 2009) en dat in juni 2010 een vervolg kreeg in het project ‘Politieonderwijs, prijs en kwaliteit: methodiek en casuïstiek’;

een nieuw project gericht op een verkenning van mogelijke varianten van leerwegen, gegeven de principes van duaal, competentiegericht opleiden (zowel gekeken naar voorbeelden buiten het politieonderwijs, als lopende experimenten binnen het politieonderwijs);

een mogelijk nieuw project gericht op een verkenning van mogelijke consequenties van een variatie in leerwegen voor beoordelen en examineren (uitgaande van zelfde, toetsbaar geformuleerde competentiegerichte eindtermen, betreft dit met name de kwestie van de organisatie, de rollen van betrokkenen en instrumenten).

Het project Herijking Beroepsprofielen wordt in 2010 afgerond en leidt tot een advies van de Politieonderwijsraad in het vroege voorjaar van 2011. Bij de vraag welke actuele beroepsprofielen opgesteld kunnen worden, wordt enerzijds gestreefd naar een herkenbare afspiegeling van de politiepraktijk van dit moment, met een vooruitblik op het komende decennium. Anderzijds wordt gestreefd naar een helder en bruikbaar fundament voor de kwalificatiestructuur van de komende jaren (= het geheel van diploma’s en certificaten). Dit kan in meer of mindere mate leiden tot een herordening van deze structuur, van specifieke kwalificatieprofielen en tot een actualisatie van bijbehorende opleidingsprofielen en curricula. De projectgroep zal in september 2010 een voorlopig rapport voorleggen aan de Politieonderwijsraad, zoals dat aan de orde komt in valideringsbijeenkomsten in september / oktober 2010. Vaststelling vindt plaats in twee ronden in de Raad in december 2010 / januari 2011. Om de verdere doorvertaling van de herijkte beroepsprofielen te doen plaatsvinden is aandacht noodzakelijk voor het volgende: bespreking van het (voorlopig) rapport van de projectgroep Herijking

beroepsprofielen binnen de Politieacademie; voorbereiding van korte en langere termijn wijzigingsvoorstellen van de

kwalificatiestructuur (welke diploma’s/certificaten veranderen, worden toegevoegd of geschrapt);

een herbezinning op de processen die dienen voor het onderhoud en de verdere ontwikkeling van de kwalificatiestructuur.

Page 67: Politieonderwijsraad

67

Binnen het lopende project Summatieve Evaluatie is in 2010 is een pilot uitgevoerd in het korps Midden West- Brabant. Op basis hiervan worden leerpunten verwerkt, waarna een summatief evaluatieonderzoek zal worden uitgevoerd in zeven andere korpsen. Hierna is er naar verwachting een beproefd en uitvoerbaar onderzoeks-instrument beschikbaar waarmee in komende jaren bepaald kan worden of de opbrengst van het politieonderwijs aansluit bij de behoeften van de politiepraktijk. Daarbij gaat het minder om de vraag of het nieuwe politieonderwijs een beter ‘product’ aflevert, dan het oude. Centraal zal de vraag staan of benodigde en expliciet geformuleerde competenties in de praktijk getoond worden door alumni, en zo ja, of deze in de opleiding verworven zijn, dan wel pas in de jaren daarna in de verdere ontwikkeling van ‘aanvankelijk’ naar ‘vakvolwassen’ beroepsbeoefenaar. Diverse signalen uit de politieorganisatie, het OM en de rechterlijke macht hebben geleid tot extra aandacht voor benodigde competenties (of specifieker: kennis en vaardigheden) met betrekking tot het opstellen van het proces-verbaal. Dit project wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking tussen Politieonderwijsraad, Politieacademie, korpsen en OM. 7.1.2 ● Politieacademie In vervolg op de (formatieve) evaluatie van het politieonderwijs in 2006/2007 heeft de Politieacademie het Programma Versterking Politieprofessie (2008) opgesteld. Hierin zijn diverse verbeteractiviteiten opgenomen. Deze zijn naderhand bevestigd in het rapport ‘Burgers eisen beter blauw’, waarin een nieuwe koers is uitgestippeld voor de Politieacademie en het politieonderwijs. Deze koers is mede ingegeven door een taakstelling die van rijkswege aan de Academie werd opgelegd. Qua organisatie gaat het onder andere om: de komst van een nieuw systeem van studentenadministratie en onderwijs-

planning (studentvolgsysteem); de organisatie van het onderwijs in zes scholen, onder verantwoordelijkheid van

één directie Onderwijs; het gaat om de volgende scholen: Politiekunde (6 vestigingen), Hogere politiekunde, Politieleiderschap, Recherche, Handhaving, Gevaar & Crisisbeheersing. Daarnaast is er een aparte afdeling examinering;

de vorming van een aparte directie Onderzoek, Kennis en Ontwikkeling, waaronder o.a. de lectoraten zijn geordend. Het gaat hier in hoofdzaak om twee doelen: (1) de bijdrage aan de verdere ontwikkeling van het onderwijs en (2) de ondersteuning van korpsen bij het ontwikkelen en beschikbaar maken van nieuwe kennis.

Meer specifiek over het onderwijs gaat het om: de student staat centraal en de ‘kleine kwaliteit’ gaat verbeteren; docenten wordt ‘hun vak teruggegeven’, waardoor zij meer betrokken zullen

worden bij de beoordeling en examinering, meer aan onderzoek kunnen doen en een grotere rol krijgen in het continue proces van onderwijsverbetering;

een samenhangend pakket van verbeteractiviteiten onder de noemer ‘Versterking politieprofessie’, gericht op o.a. flexibilisering van het politieonderwijs (met mogelijke consequenties voor de bekostiging), ontwikkeling van deeltijdvarianten voor hbo’ers en doorstromers, aanpassingen in het bestaande duale ritme, vernieuwing van de samenwerking met ROC’s en hogescholen, meer toetsing tijdens de opleiding, etc.;

gegeven de kenmerken van de studenten die instromen in de niveau 4 opleiding allround politiemedewerker en de ervaringen van de afgelopen jaren, wordt deze opleiding teruggebracht van 4 naar 3 jaar;

binnen de bachelor opleiding zal meer ruimte komen voor aspecten van leidinggeven;

Page 68: Politieonderwijsraad

68

er komt meer aandacht voor de cognitieve elementen van de opleiding en de noodzaak van parate kennis; in het bijzonder gaat het om juridische kennis en de beheersing van moderne vreemde talen;

de aandacht voor het thema internationalisering krijgt, mede na bespreking van het signaleringsrapport ‘Zicht op Internationalisering’ (POR, januari 2010), vastere vorm in een plan van aanpak dat opgesteld is door de Politieacademie (juni, 2010);

recent zijn afspraken gemaakt met BZK, korpsen en vakorganisaties over een pilot met zogenaamde ‘beursstudenten’, dat wil zeggen (nog) zonder een aanstelling bij een korps;

versterking van het gezag begint bij de opleiding, waarin steeds de onverbrekelijke relatie tussen morele integriteit en het politievak centraal staat;

erkend wordt dat veiligheid meer inhoudt dan politie alleen, zodat de noodzaak tot samenwerken met partners in de veiligheidsketen als vanzelfsprekend wordt gezien.

7.1.3 ● BZK / Justitie In september 2009 is BZK (in afstemming met Justitie) begonnen met een traject van beleidsvoorbereiding onder de noemer Visie herziening politieonderwijs. Hieraan ten grondslag liggen afspraken tussen BZK en het Korpsbeheerdersberaad, maar ook de noodzaak tot bezuinigingen spelen een rol, evenals afspraken die gemaakt zijn het in het kader van de CAO. Mogelijk moet ook het politieonderwijs, na eerdere taakstellingen in het kader van het vorige kabinet, bekeken worden op mogelijkheden tot verdere besparingen. Thema’s die een rol spelen bij de beleidsvoorbereiding en die deels al tot uitdrukking komen in projectactiviteiten betreffen o.a.: de mogelijkheid om ook studenten die (nog) geen aanstelling hebben bij een

politiekorps een algemeen politiekundige opleiding te kunnen laten volgen (pilot beursstudenten); en daarmee in verband: de voor- en nadelen van een ontwikkeling van een tweetal onderscheiden leerwegen in de algemeen politiekundige opleidingen, naar het voorbeeld van het reguliere middelbaar en hoger beroepsonderwijs;

de betere benutting van veiligheidsopleidingen die verzorgd worden in het reguliere MBO en hoger onderwijs: de ontwikkeling van ‘brugopleidingen’, ‘doorlopende leerlijnen’ of ‘doorstroomprogramma’s’ of mogelijk brede veiligheidsopleidingen die via uitstroomdifferentiaties toeleiden naar het politieonderwijs;

de versterking van de samenhang tussen onderscheiden veiligheidsopleidingen, w.o. het politieonderwijs, waarmee bijgedragen kan worden aan de kwaliteit van de uitvoering, de organiseerbaarheid van samenhang op het veld van veiligheid en de mobiliteit van de ene (sub)sector naar de andere;

bevorderen afspraken over de inbedding van de basisopleiding tot Boa in opleidingen van het reguliere beroepsonderwijs, en mogelijk op onderdelen ook in het politieonderwijs en ander veiligheidsonderwijs (onder regie van het ministerie van Justitie) paragraaf 2.5.

7.1.4 ● Toekomstig veiligheidsonderwijs Ook gegeven eerdere signaleringen in hoofdstuk 3 met betrekking tot het BOA-stelsel en het opleiden en oefenen voor het werk in rampen- en crisisbestrijding, is er aanleiding voor een bezinning op de (benodigde) afstemming en samenhang tussen de veiligheidsopleidingen (w.o. het politieonderwijs). Op langere termijn zou dit kunnen leiden tot de vraag of een van rijkswege vastgestelde kwalificatiestructuur veiligheidsonderwijs meerwaarde kan hebben. Meerwaarde zou gevonden kunnen worden in de mogelijkheid tot beleidscoördinatie aangaande het veiligheidsonderwijs, kwaliteitsborging, doelmatigheid van opleiden (bedrijfsmatig, onderwijskundig) en

Page 69: Politieonderwijsraad

69

een verruiming van mogelijkheden tot verticale en horizontale verantwoording van rijksbekostigd onderwijs. In deze gedachtegang zou er niet zozeer gestreefd worden naar een clustering van onderwijsorganisaties op het brede veld van veiligheid, maar naar een structuur die de samenhang van eindtermen van opleidingen, diploma’s en certificaten laat zien en de verbinding legt met de structuren van reguliere onderwijs, mede in internationaal verband (in casu het Europees kwalificatiekader). De huidige stand van zaken kan getekend worden, zoals in bijlage 4.

Page 70: Politieonderwijsraad

70

7.2 ● Opties om te bezuinigen In deze paragraaf worden ingrediënten van veranderagenda’s benoemd, die mogelijk een belangrijke rol gaan spelen bij de komende kabinetsformatie. In de heroverwegingsrapporten, noch de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen, zijn expliciete doelen of opties vermeld met betrekking tot de veiligheidsopleidingen, zoals het politieonderwijs, het brandweer-onderwijs of de opleidingen ten behoeve van de GHOR. De beschouwingen en programma’s hebben daarvoor een te generiek karakter.

Niettemin kunnen een nadere invulling en mutatis mutandis redeneringen wel degelijk een doorwerking hebben. Deze paragraaf toont mogelijk relevante aspecten in dit verband. Een verdere uitwerking is te lezen in bijlage 1 van deze signalerings-rapportage. 7.2.1 ● Productiviteit onderwijs / hoger onderwijs ( bijlage 1, velden 1 en 2) Ondanks de noodzaak tot bezuinigingen geldt onderwijs als een investeringsthema. Veelvuldig wordt gesteld dat het onderwijs ’teruggegeven moet worden aan de

leraar’, wordt het belang van ‘kennis’ benadrukt en onderstreept dat het niveau van de pabo’s en lerarenopleidingen omhoog moet. Van verschillende kanten wordt gewezen op de voordelen van het aktesysteem van weleer dat een leven lang leren bevorderde. Al met al moet de kwaliteit van het onderwijs omhoog en worden geïntensiveerd (meer lesgeven, minder bureauwerk). Ook op universiteiten moet de kwaliteit van het leraarschap omhoog.

Om de productiviteit te verhogen, wordt met betrekking tot het MBO sterk de nadruk gelegd op vakbekwaamheid, de vorming van vakcolleges en op de noodzaak van bevoegdheidseisen. Het theoretisch niveau moet omhoog om de mogelijkheid tot doorstroom naar het HBO te vergroten.

In het hoger onderwijs moet de herkenbaarheid van opleidingen worden vergroot door brede bachelors, verzwaring van masteropleidingen en meer profilering en topopleidingen op universiteiten.

Dat wil niet zeggen dat er geen besparingen nodig gevonden worden. Met name de studiefinanciering (incl. de OV- kaart) wordt als besparingsthema genoemd, daarnaast wordt voor wat betreft het hoger onderwijs meer geredeneerd vanuit het profijtbeginsel (hogere eigen bijdragen, onderwijsbelasting voor afgestudeerden).

Box 32

Top Onderwijs Nu! Vanzelfsprekend hebben ook belangenorganisaties zich ingezet voor bepaalde standpunten, zoals de Algemene Onderwijsbond. Enkele punten uit de campagne van de AOB: ■ Investeren in de klas, verminder overhead, zorg voor bevoegde leerkrachten, gebruik de

beschikbare onderwijstijd.

■ Investeer in onderwijspersoneel, breid de lerarenbeurs uit, maak werken in het onderwijs aantrekkelijker, voer een promotiebeurs in zodat leerkrachten een proefschrift kunnen schrijven.

■ Onderwijs is een publieke zaak, blijf dit bekostigen van overheidswege, stop met marktwerking in mbo en educatie, houd het hoger onderwijs toegankelijk met bekostigde bachelors en masters.

Page 71: Politieonderwijsraad

71

7.2.2 ● Veiligheid ( bijlage 1, velden 4, 5 en 8). Ook veiligheid geldt als een investeringsthema, hoewel er op diverse punten ook ingezet wordt op besparingen. Naast de politie, zijn er andere ‘spelers op het veld’. Belangrijke thema’s zijn: herstel gezag, hard aanpakken van criminaliteit en overlast; in meer of mindere mate: méér blauw op straat; samenwerking politie en bestuurlijke toezichthouders; meer deskundigheid op bepaalde thema’s, zoals cybercrime, zeden,

mensenhandel, huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, financieel, internationaal; wat betreft het soft drugsbeleid zijn de meningen sterk verdeeld; ook als het gaat over het verzamelen en delen van informatie betreffende

individuele burgers zijn de meningen verdeeld (veiligheid versus privacy).

Besparingen moeten bereikt worden door: ‘minder bureaucratie’; één landelijke politieorganisatie (draagvlak hiervoor is toegenomen); harmonisatie regionale indeling politie, OM en rechtspraak; clustering van overheidsdiensten; betere samenwerking met particuliere beveiligingsorganisaties.

7.2.3 ● Internationale samenwerking en veiligheid ( bijlage 1, velden 3, 4 en 8).

Externe veiligheid wordt in toenemende mate gezien in relatie tot vraagstukken van interne veiligheid. In beide gevallen blijkt dat veiligheid niet los gezien wordt van andere sociale, economische en politieke vraagstukken: internationale rechtsorde, veiligheid en mensenrechten hangen nauw samen;

ontwikkelingssamenwerking, wereldhandelsbeleid, migratiebeleid en veiligheidsbeleid ook, w.o. terrorismebestrijding;

de aanpak van mondiale vraagstukken vergt een internationale aanpak, in VN- verband of anderszins, met respect voor de internationale rechtsorde; meningen verschillen over de mogelijkheden van militaire, dan wel civiele operaties, alsook over de mogelijke rollen van EU, VN en NATO;

een meer integraal en Europees beleid kan ertoe leiden dat de migratiedruk op Nederland vermindert en asielverzoeken adequater worden behandeld. Mensenhandel en criminele vreemdelingen moeten hard worden aangepakt, tegelijkertijd zijn hoger opgeleide arbeidsmigranten welkom.

Hoewel internationale veiligheid en samenwerking doorgaans als van groot belang worden gezien, worden diverse mogelijkheden van bezuinigen genoemd, zoals: een kleiner en goedkoper postennet (ambassades, consulaten) en meer gebruik

maken van de EU (bijv. één permanente zetel in de Veiligheidsraad); minder afdracht aan de EU (scherpere keuzes maken, veiligheid is prioriteit);

sommige partijen vinden dat er (flink) bezuinigd kan worden op ontwikkelings-samenwerking; vrijwel elke partij mikt op scherpere afwegingen met meer aandacht voor de inzet van Nederlandse expertise en Nederlandse belangen;

sommige partijen vinden dat er (flink) bezuinigd kan worden op Defensie, andere juist niet.

7.2.4 ● Openbaar bestuur en de bedrijfsvoering van het Rijk ( bijlage 1, velden 6, 7). Een herordening van het openbaar bestuur vormt een belangrijk thema bij het zoeken naar mogelijke besparingen (minder bureaucratie, clustering van departementen en uitvoeringsorganisaties, terug naar de ‘kerntaken’). Het thema veiligheid kan hierbij een belangrijke invalshoek vormen.

Page 72: Politieonderwijsraad

72

Page 73: Politieonderwijsraad

73

Bijlage 1 ● Heroverwegingsrapporten en Tweede Kamerverkiezingen In april 2010 heeft het demissionaire kabinet Balkende twintig heroverwegingsrapporten aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze rapporten zijn opgesteld door ambtelijke werkgroepen. In elk van de rapporten wordt tenminste een beleidsvariant gepresenteerd die leidt tot een besparing van 20% op de uitgaven van het betreffende thema. Vanwege de demissionaire status van het kabinet zijn de rapporten zonder kabinetsstandpunt aangeboden aan de Kamer. Ook zijn de afzonderlijke rapporten niet op elkaar betrokken. Politieke partijen hebben de rapporten gebruikt bij de voorbereiding van de verkiezingen die plaatsvonden op 9 juni 2010. In het tweede deel van deze bijlage worden de highlights uit deze programma’s besproken, voor zover relevant voor politie en politieonderwijs.

Heroverwegingsrapporten Een aantal rapporten is gescand op relevantie voor de politieprofessie, (de kwaliteit van) het politieonderwijs en het reguliere onderwijs (MBO, hoger onderwijs). De volgende rapporten zijn gescand: 1. Productiviteit onderwijs 2. Hoger onderwijs 3. Internationale samenwerking 4. Asiel, immigratie en samenhang 5. Veiligheid en terrorisme 6. Openbaar bestuur 7. Bedrijfsvoering 8. Internationale veiligheid. Hieronder volgt een beknopte toelichting per bekeken rapport: Ad 1 ● Productiviteit van onderwijs Dit rapport betreft het gehele onderwijs, met uitzondering van het hoger onderwijs (zie het volgende thema). De grondslag bedraagt in totaal ong. 20 miljard. Om besparingen mogelijk te maken, zou het beleid zich moeten richten op een verhoging van de productiviteit. Het onderwijs mag qua kwaliteit niet achteruit gaan, eerder zou het omgekeerde moeten plaatsvinden, gegeven eerder geformuleerd beleid (verhoging prestaties bijv. voor taal en rekenen; kwaliteitsverhoging docenten). Forse kritiek wordt geuit op de sterke afname van de vakinhoudelijke component in de pabo’s en lerarenopleidingen in de laatste decennia. Ook hangt de kwaliteit van het onderwijs duidelijk samen met de aantrekkelijkheid van het beroep en de geboden arbeidsvoorwaarden (en blijven daarom – grotendeels - buiten de besparingsvoorstellen). Vijf typen van beleidsmaatregelen worden voorgelegd: 1. er moet een scherper focus komen op het basiscurriculum (PO, VO); 2. de complexiteit van het onderwijs kan omlaag (minder verschillende soorten opleidingen in het beroepsonderwijs); 3. opleidingen kunnen korter en intensiever worden gemaakt; 4. mede door (1) kan er bespaard worden op zorgleerlingen; 5. sterker toepassen van het profijtbeginsel (eigen bijdragen gaan omhoog). Het rapport geeft aan dat de invalshoeken 1, 2 en 3 als de belangrijkste moeten worden gezien. Hoewel deze maatregelen op termijn zeker kunnen bijdragen aan de productiviteit van het onderwijs, stelt het rapport dat een 20% besparing op de korte termijn van 2015 echter onmiskenbaar zal leiden tot een verlaging van de kwaliteit. Mogelijke besparingen zijn uitgewerkt in vijf varianten (hier niet nader vermeld).

Met betrekking tot het MBO bevat het rapport de volgende voorstellen (met bijbehorende nadelen): − het verminderen van het aantal opleidingen in de beroepsopleidende leerweg (bol), waarmee de

organiseerbaarheid groter wordt en de leerlingen breder worden opgeleid; − de samenvoeging van kenniscentra (nu nog 17, idealiter terug te brengen tot één landelijke

organisatie); − VMBO-scholen kunnen tot en met MBO kwalificatieniveau 2 opleiden (duur: max. 5 jaar);

Page 74: Politieonderwijsraad

74

− verkorting van de opleidingsduur kan worden overwogen (inkorten beroepskolom, intensivering): MBO kwalificatieniveau 4 kan mogelijk naar drie jaar; de kwalificatieniveaus 2 en 3 zouden kunnen worden samengevoegd en twee jaren gaan duren.

− opnieuw introduceren van lesgeldverplichting voor 16-/17-jarigen; − deelnemers van 27 jaar e.o. niet langer bekostigen via de rijksoverheid (fiscale faciliteiten voor

werkgevers blijven in stand). Bijlage 14 bij het rapport, dat handelt over de kwaliteit van onderwijs, maakt duidelijk dat er maar beperkt onderzoek beschikbaar is voor het MBO (in tegenstelling tot het PO en het VO). Uit onderzoeken van de inspectie en arbeidsmarktonderzoek blijkt dat de onderwijskwaliteit van het MBO aanleiding geeft tot zorg en dat een grote meerderheid van de afgestudeerden de eigen opleiding te weinig uitdagend vindt. Ad 2 ● Hoger onderwijs (en studiefinanciering) In dit rapport gaat het over de uitvoeringslasten hoger onderwijs en de kosten die de rijksoverheid maakt in verband met de studiefinanciering. Dit laatste betreft ook bepaalde categorieën studenten in het MBO. De totale grondslag betreft ongeveer 5 miljard euro; de target van de besparingen 1 miljard. De werkgroep heeft varianten voor besparingen ontwikkeld, die (in principe) niet ten koste gaan van de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Hoewel de kwaliteit van het hoger onderwijs in algemene zin in orde lijkt, wordt er weinig geëxcelleerd. Bovendien stelt bijna de helft van de studenten in het HBO en een derde in het WO dat men zich onvoldoende voelt uitgedaagd. Ook is het gemiddeld aantal uren dat studenten in Nederland besteden aan hun studie laag in vergelijking met andere landen. Het rapport schetst een drietal besparingsvarianten. Besparingen worden gevonden in een vergroting van de financiële verantwoordelijkheid van studenten (kosten levensonderhoud, mobiliteit, studie) en ‘productiviteitskortingen’ bij de instellingen wat tot het wegwerken van ‘inefficiënties’ zou kunnen leiden. Overwegingen betreffende de student houden in een omzetting van de basisbeurs in een (sociaal) leenstelsel, de versobering van de OV-kaart (eigen bijdrage) en een verhoging van de collegegelden. Door meer voor de studie te moeten betalen, zouden de studieprestaties kunnen worden bevorderd, is de gedachte. Om te voorkomen dat er een tegengesteld fiscaal effect zou kunnen gaan optreden, wordt voorgesteld om de aftrek voor scholingsuitgaven en levensonderhoud voor kinderen van 18-30 jaar te laten vervallen. Ad 3 ● Internationale samenwerking In dit rapport komen twee thema’s aan bod: ‘internationale solidariteit’ (grondslag ongeveer 4,5 miljard euro) en ‘diplomatie’ (grondslag ongeveer 0,7 miljard euro). Over beide thema’s volgen enkele opmerkingen. Internationale solidariteit betreft voor een belangrijk deel ontwikkelingssamenwerking, maar dit wordt in samenhang gezien met ‘mondiale uitdagingen’, zoals het internationale handelssysteem, water, migratie, klimaat, infectieziekten, vrede en veiligheid (met name gericht op ‘fragiele staten’). Deze uitdagingen raken Nederlandse belangen. Diplomatie betreft overwegend het aantal posten in de wereld en het takenpakket van deze posten. De varianten betreffen besparingen in de breedte van de agenda (prioriteren van thema’s) dan wel op de reikwijdte (prioriteren van landen). Daarnaast worden mogelijke keuzes voorgelegd waarbij samenwerking met andere (EU) landen tot besparingen kan leiden. Het risico dat Nederland risico’s loopt in termen van aanzien en positie wordt onderstreept. In nagenoeg alle varianten worden besparingen vermeld met betrekking tot de steun aan fragiele staten en vredesmissies en in de financiële steun aan intergouvernementele organisaties. Bij het thema ‘diplomatie’ worden in alle varianten besparingen vermeld met betrekking tot Europol en Eurojust. Ad 4 ● Asiel, immigratie en samenhang De werkgroep heeft gekeken naar mogelijkheden om het beleid aan te passen, ambities bij te stellen en overheidstaken te versoberen. Er zijn geen beleidswijzigingen overwogen waarvoor aanpassing of opzegging van internationale verdragen noodzakelijk is. De grondslag waar de besparingsopties

Page 75: Politieonderwijsraad

75

betrekking op hebben, bedraagt ongeveer 1,5 miljard. De opties bedragen daarmee in totaal een bedrag van 0,3 miljard. Het budget wordt besteed aan diverse diensten, te weten het IND, het COA, de DJI en de dienst Terugkeer en Vertrek (totaal ongeveer 60%); de rest wordt besteed aan inburgering, integratie en remigratie. De thema’s raken diverse andere werkgroepen, w.o. internationale samenwerking (asieluitgaven, posten in het buitenland) en veiligheid (taken KMar, vreemdelingenpolitie, zeehavenpolitie; rechtsgang en opvangkosten). In hoofdzaak gaat het om twee beïnvloedbare budgetten: 'inburgering' en de ‘vreemdelingenketen'. Er worden vijf varianten voorgelegd. In algemene zin gaat het om voorstellen die leiden tot een beperking van toegankelijkheid (van Nederland, van voorzieningen), verkorting van doorlooptijden (in de dienstverleningsketens) en grotere (financiële) verantwoordelijkheden bij individuen, werkgevers en lokale overheden (opvang, binnenlands toezicht). Voor wat betreft de politie is met name de variant 'productiviteit vreemdelingenketen' van belang. Er worden onder andere voorstellen gedaan voor reorganisatie van het grenstoezicht, het binnenlands toezicht en de dienst Terugkeer en Vertrek. De werkgroep constateert dat besparingen door deze voorstellen vooral ten gunste komen van de begrotingen van Defensie, Financiën en BZK (ongeveer 50 miljoen in relatie tot de KMar en het KLPD). Voorgesteld wordt om het toezicht aan de Schengenbuitengrenzen (luchthavens, zeehavens) landelijk te laten uitvoeren door één organisatie. Het betreft hier onder meer de controle op personen en hun goederen, taken die nu worden uitgevoerd door KMar, de douane en de zeehavenpolitie. Hierdoor zou de rijksoverheid beter toegerust zijn voor de uitdagingen en ontwikkelingen op het gebied van vernieuwing van grensmanagement, Europese ontwikkelingen, veiligheid en terrorismebestrijding. Naast aansturing wordt ook de politieke verantwoordelijkheid daarmee duidelijk belegd. Illegaliteit en illegaal verblijf wordt primair gezien als een onderwerp van toezicht in het publieke domein. Gemeenten hebben hierin een belangrijke taak, onder regie van de regiopolitie. Taken van de huidige vreemdelingenpolitie kunnen volgens het rapport worden beperkt tot identiteitsvaststelling en het actief en passief ondersteunen van de basispolitiezorg en de opsporingsdiensten. Het vreemdelingentoezicht dat wordt uitgevoerd door de KMar kan worden overgenomen door de regiopolitie. Migratiecriminaliteit blijft gezien worden als een prioriteit, maar zou moeten worden gecentraliseerd bij het KLPD. Ad 5 ● Veiligheid en terrorisme In dit rapport gaat het om een grondslag van ruim 10 miljard euro, en daarmee een besparingstarget van 2 miljard. Hoewel de afgelopen jaren de noodzaak van efficiency met regelmaat benadrukt is, zijn de uitgaven de laatste 10 jaar flink gestegen tot een bedrag ca. 600 euro per inwoner per jaar. Het veiligheidsbeleid blijkt om uiteenlopende redenen fors te zijn geïntensiveerd en de behoefte aan veiligheidszorg lijkt groter dan ooit (veiligheidsutopie, risicovermijding, juridisering). Een ongerichte bezuinigingsactie (‘kaasschaaf’) zou veel teniet doen, wat de afgelopen tijd is bereikt. Bovendien ontstaat er al snel spanning met opvattingen over wat tot de kerntaken van de rechtstaat gerekend wordt en waar de overheid haar eigen rol niet kan terugschroeven. De werkgroep ontwikkelde vier denkrichtingen: (1) het vergroten van doelmatigheid (2) ruimere toepassing van het profijtbeginsel; (3) versobering van de taakuitvoering (4) overdragen van verantwoordelijkheden aan burgers en bedrijven. Een belangrijk punt in de voorstellen betreft een verdere inzet op ‘opschaling en integratie’, o.a. door de vorming van één nationale politieorganisatie. Daarbij zou het kunnen gaan om 10 territoriale eenheden, aansluitend bij de schaal van het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. Ook zouden meldkamers van politie, brandweer en ambulancediensten op dit schaalniveau kunnen integreren. Deze reorganisatie zou onverlet moeten laten dat de lokale verbinding en de bestaande gezagsverhoudingen in tact blijven. De politie zou, in opdracht van de burgemeester, moeten zorgen voor voldoende samenhang bij de eigen inzet en die van (al dan niet van de particuliere sector

Page 76: Politieonderwijsraad

76

ingehuurde) gemeentelijke toezichthouders.24 De politie, KMar en de bijzondere opsporingsdiensten zouden een vorm van ruilverkaveling kunnen toepassen waardoor er logischer takenpakketten gaan ontstaan. Ook zou er efficiencywinst te boeken zijn in de samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten en tussen de ministeries BZK en Justitie. De werkgroep heeft bovenstaande, en enkele andere opties, samengevoegd in één besparingspakket met een omvang van 2 miljard. Wat betreft het onderwijs, worden diverse (kleinere) voorstellen gedaan die bij elkaar resulteren in een te besparen bedrag van 60 miljoen euro, overwegend in het kader van het politieonderwijs: − versterking samenwerking Politieacademie / landelijk opleidingscentrum KMar, dan wel fusie (5

miljoen); − wijziging bekostiging Politieacademie, alleen voor de tijd dat aspiranten op het instituut aanwezig

zijn en niet voor de tijd dat ze voor het praktijkgedeelte in de korpsen zijn (15 miljoen); − in plaats van een salaris krijgen aspiranten een zakgeldvergoeding (40 miljoen euro bij de politie; 5

miljoen bij de KMar); − hervorming duaal stelsel politieonderwijs en bekorting opleidingsduur van 4 naar bijvoorbeeld 3

of 2 jaar, eventueel als kopstudie op een reguliere HBO/MBO -opleiding (20 miljoen); de Raio -opleiding (rechterlijke organisatie) kan buitenstages schrappen (5 miljoen).

Ad 6 ● Openbaar bestuur De werkgroep heeft twee perspectieven opgesteld. Het eerste betreft het opheffen van het middenbestuur (provincies, waterschappen) en een inzet op sterke ‘regiogemeenten’ (25-30). Het rijk zou in dat perspectief het nieuwe middenbestuur worden tussen de EU en de gemeenten. In het tweede perspectief blijft het middenbestuur bestaan, maar ontstaat er een scherpere taakafbakening tussen provincies en gemeenten. De provincies krijgen een versterkte focus op ruimtelijk-economisch gebied en de gemeenten worden de eerste overheid voor zorg en welzijn. Zowel gemeenten als provincies zouden flink moeten opschalen (5-8 provincies; 100-150 gemeenten). Het gaat bij beide perspectieven om lange termijnperspectieven die zeker niet in één kabinetsperiode zijn te realiseren, maar wel zijn er al gerichte maatregelen mogelijk die tot besparingen kunnen leiden. Deze zijn uitgewerkt in een tweetal maatregelen, gericht op (neerwaartse) bijstelling van het provinciefonds en het gemeentefonds. De werkgroep meent dat onderzoeken in de afgelopen jaren de mogelijkheid en wenselijkheid onderstrepen van een meer doeltreffende en doelmatige overheid. De noodzaak te bezuinigingen maakt het mogelijk om het openbaar bestuur te verbeteren, te vereenvoudigen en goedkoper te maken. De werkgroep meent dat er redenen zijn om enerzijds meer te decentraliseren naar lagere overheden, maar dat daar dan wel sprake moet zijn van verdere schaalvergroting (bijv. bij gemeenten) en bundeling in de uitvoering: Het behouden en ontwikkelen van competente uitvoeringsorganisaties met groot gevoel voor politieke en maatschappelijke verhoudingen, onder politieke regie, met goed opdrachtgeverschap en met goede verticale en horizontale verantwoording kan besparingen opleveren voor de samenleving. Nederland moet daarnaast sterk inzetten op kennis van Europees beleid en Europese besluitvorming, bij het rijk maar ook bij lagere overheden. Bovendien is het van groot belang dat er meer bestuurd gaat worden op basis van vertrouwen en de professionaliteit van de uitvoeringsorganisaties. Controle op het beleid vindt daarbij horizontaal plaats door het democratische gelegitimeerde orgaan van de eerstverantwoordelijke bestuurslaag (minder bureaucratie, minder transactiekosten, betere prestaties). Pas bij een gebrek aan zelfcorrigerend vermogen zou extern toezicht in werking moeten treden.

Ad. 7 ● Bedrijfsvoering Deze werkgroep heeft over de departementale beleidsterreinen heen gekeken naar mogelijkheden van besparing. Daartoe heeft men een perspectief gekozen waarbij de rijksdienst als één organisatie wordt beschouwd waarin bepaalde processen plaatsvinden: beleidmaken, uitvoeren, toezichthouden en ondersteunen. Een herordening van departementale beleidsterreinen is mogelijk door clustering naar ‘doelgroep en (dominant) proces’. Dit kan leiden tot schaalvoordelen en meer doelmatigheid, omdat

24 Er wordt daarbij gesproken van een ‘politietoezichthouder’ voor het toezicht in de openbare ruimte (maatregel 8), hetgeen een omvorming van ruim 10.000 functies bij de politie zou kunnen inhouden, met een besparing van ruim 40 miljoen euro.

Page 77: Politieonderwijsraad

77

er meerdere uitvoerings- en toezichtorganisaties zijn met gelijksoortige processen en doelgroepen. Een voorbeeld betreft Agentschap NL dat opdrachten uitvoert voor elf ministeries en het RIVM dat opdrachten uitvoert voor de ministeries VROM, LNV en VWS. Daarbij zijn, in afnemende van ingrijpendheid, drie varianten gevonden: ‘sturen op bedrijfsprocessen’ (1 miljard), ‘sturen op ondersteuning’ (0,5 miljard), ‘samenwerken in ondersteuning’ (0,2 miljard). Waar de 3e variant zich beperkt tot een pakket van maatregelen dat verdere samenwerking in de PIOFACH-functies van de ministeries en ZBO’s bewerkstelligen, gaan de andere twee aanmerkelijk verder. Bij variant 2 (sturen op ondersteuning) wordt gesproken van een ‘gestandaardiseerde, rijksbrede voorziening, waarbij één departement als opdrachtgever optreedt’ en waarbij ‘politieke en ambtelijke bevoegdheden en budgetten centraal in de rijksdienst worden belegd’. Bij de meest vergaande variant, wordt scherper ingezet op een clustering van uitvoerings- en toezichtorganisaties, te beginnen met een aantal die reeds zijn onderzocht, waaronder het cluster Toezicht milieu en veiligheid private sector. De werkgroep heeft, gegeven de opdracht, zich niet gebogen over gemeenten, provincie en gesubsidieerde overheidssectoren als onderwijs en zorg, waarmee de overwegingen over mogelijke clustering binnen de reikwijdte van de rijksoverheid is bedacht.25

Ad 8 ● Internationale veiligheid Dit rapport gaat over de Defensiebegroting. De KMar is hier niet meegenomen, omdat deze verwerkt is in het rapport Veiligheid en terrorisme, zie boven ad 5. Ook de begrotingspost Crisisbeheersings-operaties is niet meegenomen omdat deze verwerkt is in het rapport Internationale samenwerking, zie boven punt ad 3. De geschetste scenario’s hebben consequenties voor de functie en reikwijdte die Nederland aan de eigen krijgsmacht wenst toe te kennen. Er zijn drie te onderscheiden hoofdtaken van Defensie: − bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, incl. de

Nederlandse Antillen en Aruba; − bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit; − ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire

hulp, zowel nationaal als internationaal. Bij de heroverweging is deels gebruik gemaakt van eerdere toekomstverkenningen van Defensie, daarnaast zijn er andere (minder onderbouwde) scenario’s geschetst met betrekking tot de functie van de krijgsmacht. Ook zijn er enkele scenario’s geschetst die zich richten op aspecten van bedrijfsvoering (arbeidsvoorwaarden, ondersteunende diensten, omvang van de staven). Wel is aangetekend dat Defensie de afgelopen jaren al fors heeft gesneden in de uitgaven. Als percentage van het BNP zijn de uitgaven gedaald van 2,7% in 1990 naar 1,5 % in 2010. Bij de verschillende opties worden keuzes voorgelegd met betrekking tot de verschillende krijgsmachtonderdelen. Indien de prioriteit gelegd wordt bij de bescherming van het Koninkrijk en zijn onderdanen, volgen er andere bezuinigingen, dan indien de prioriteit gelegd wordt bij meer mondiale taken. Alle varianten resulteren meer of minder in een verlies van arbeidsplaatsen. Ook laten alle opties bezuinigingen zien ten koste van de (inter-)nationale civiele ondersteuning en bijstand. De enkele jaren ingezette Intensivering Civiel Militaire Samenwerking lijkt in alle gevallen te moeten worden stopgezet. Verkiezingsprogramma’s Tweede Kamer juni 2010 De hierboven vermelde heroverwegingsrapporten zijn in meer of mindere mate gebruikt bij de voorbereidingen van de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010. Zie de volgende pagina’s.26

25 Budgettaire en synergievoordelen door intensivering van de samenwerking op het terrein van veiligheidsonderwijs blijven hiermee buiten beeld. 26 Zie ook: Keuzes in kaart. Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving, 20 mei 2010.

Page 78: Politieonderwijsraad

78

1. Productiviteit onderwijs

In het MBO ligt accent op vakbekwaamheid en daarmee op beroepsgerichte vakken. Voorstander van branchegerichte vakscholen met vaktrots als leidend principe.

Meer ruimte voor doorstromen en stapelen. Niveau 4 MBO moet omhoog i.v.m. doorstroom -mogelijkheid naar HBO. Vakcolleges en zorgcolleges (samenwerking van VMBO en MBO). Meer ruimte voor professionals.

Belang van leerling en student centraal en het onderwijs wordt teruggegeven aan de leraar. Investeren in onderwijs. Betere lerarenopleidingen (niveau, vakinhoud). Bevoegde leraren. Landelijke examens MBO.

Slechte scholen snel sluiten. Vakcolleges verder uitrollen en interessant maken voor talentvolle jongeren, entreetoets. Diploma- stapelen VMBO, HAVO en VWO. Internationalisering moet. Overheid bepaalt het ‘wat’ (doelen, inhouden), docenten het ‘hoe’. Geef de leraar zijn vak terug. Voer het aktensysteem weer in, stimuleer zo het LLL van docenten.

Heldere eindtermen. Ambachtsschool terug. Kennisoverdracht moet weer centraal staan, competenties zijn ongrijpbaar. Centrale examens op kernvakken. Zeer zwakke scholen al na 1 jaar sluiten.

Niet bezuinigen op onderwijs, maar investeren vooral in basis- en beroepsonderwijs. Meer en betere leraren. Stimuleren brede vakscholen.

Vakmensen in het onderwijs moeten hun werk kunnen doen, overheid schept voorwaarden. Geen geoormerkte budgetten, maar lumpsum. Investeren in leerkrachten, meer scholing in eigen tijd. VMBO en MBO verzorgen 6-jarig vakonderwijs (liefst binnen VMBO). MBO: minder opleidingen, kwaliteit omhoog. Binnen MBO beroepsgerichte en theoretische opleidingen (gericht op doorstroom naar HBO).

Investeren in onderwijs. Talenten beter benutten, ook bij volwassenen, via leerwerk-contracten en LLL. Voortijdige schoolverlating financieel aanpakken. Minder, maar bredere MBO-opleidingen en betere aansluiting op HBO. Internationalisering beroeps-onderwijs versterken; beheersen van meerdere talen bevorderen. Bevoegdheidseisen MBO invoeren en in alle sectoren streng handhaven. Bijscholing van leraren laten doorwerken in hun salaris. Studieleningen lerarenopleidingen proportioneel kwijtschelden in de jaren dat leraren lesgeven. Zeer zwakke scholen of opleidingen snel sluiten.

Grootschaligheid en competentie-gericht leren maakt onderwijs onpersoonlijk en ongestructureerd. Vakonderwijs voor VMBO en MBO moet worden hersteld

Meer aandacht voor vakmanschap in (V)MBO. Meer aandacht voor kennis en vaardigheden in competentiegericht beroepsonderwijs. Beperken aantal kwalificatiedossiers.

MBO herstelt onderscheid tussen theoretische en praktische opleidingen. Ambachtsschool moet terug. Competenties zijn slechts een aanvulling op kennis en vaardigheden.

Page 79: Politieonderwijsraad

79

2. Hoger onderwijs

Meer differentiatie, specialisatie en maatwerk. Topopleidingen stimuleren. Instellingen duidelijker profileren. Verkorte HBO opleidingen voor VWO’ers. Versterken toepassings-gericht onderzoek HBO. SF blijft bestaan, beperking OV- studentenkaart.

Niveau lerarenopleiding dringend omhoog. Meer ruimte voor verschillen in hoger onderwijs. Overlap verminderen tussen instellingen. Investeren in kennis. Basisbeurs omzetten in sociaal leenstelsel.

Niet morrelen aan studie-financiering. Wetenschappelijk onderzoek moet onafhankelijk.

Investeer 1 miljard extra in hoger onderwijs. Kwaliteit Pabo’s versterken. Verbeter ook het leraarschap in het hoger onderwijs zelf. Studiefinanciering gaat over in toegankelijk en sociaal leenstelsel. HO krijgt ruimte om excellent onderwijs aan te bieden, tegen hogere prijs, bevordert kwaliteit en concurrentie.

Vakinhoud centraal op PABO, niet didactiek. HBO en universiteit moeten toegankelijk blijven, studiefinanciering en ov-jaarkaart handhaven. Kwaliteit onderwijs moet omhoog. Scheiding HBO en universiteit blijft.

Ruime studiebeurzen in de vorm van studieloon. Studeren zonder leenangst. Invoering hoger onderwijsbelasting voor afgestudeerden. Intensivering van het onderwijs, professionalisering docenten. Op EU niveau meer investeren in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, voor alle studenten een Erasmusbeurs beschikbaar.

Niet alleen de economie telt, ook ruimte voor vorming. Instellingen profileren zich op waar ze goed in zijn. Meer uren lesgeven en beter lesgeven. Basisbeurs blijft behouden. Studiebegeleiding wordt onderdeel accreditatiekader. Masters worden duurder.

Brede bachelor opleidingen (clustering). Meer ruimte voor specialisatie en verdieping. Invoering Associate degree, meer HBO-masters, Honours programma’s en University colleges. Verlenging WO- masters naar twee jaar. topinstituten door concentratie van kennis en onderzoek. Basisbeurs op termijn vervangen door sociaal leenstelsel.

Collegegelddifferentiatie en selectie aan de poort onnodige belemmering toegankelijkheid; stelsel studiefinanciering blijft ongewijzigd.

Lengte masteropleidingen naar twee jaar, topuniversiteiten nodig. Educatieve minor biedt basis voor tijdelijke aanstelling, binnen 5 jaar moet educatieve master worden gehaald. Versterking faculteiten geesteswetenschappen.

Nederland moet terug in de top 10 van het hoger onderwijs, meer voor minder geld.

Page 80: Politieonderwijsraad

80

3. Internationale samenwerking

Kleiner en goedkoper postennet. Gebruik maken van EU dienst voor extern optreden. Verdere liberalisering wereldhandel, investeren in Europa. Streven naar één EU zetel in Veiligheidsraad. Ontwikkelingssamenwerking (OS) focussen op waar NL expertise heeft te bieden, alsmede opbouwen internationale rechtsorde en mensenrechten.

Slimme ‘axes of justice’ smeden om politieke en diplomatieke doorbraken te realiseren. Eerlijker verdeling van macht en welvaart in de wereld matigt migratie, goed voor de export en stabiliseert. Sterk, assertief en verenigd Europa = wereldmacht. Lagere EU begroting, minder afdracht aan EU. Postennet slanker, meer samen met andere EU landen.

Brussel moet goedkoper. IMF en Wereldbank moeten worden gedemocratiseerd. WTO moet zich minder richten op vrijhandel en meer op eerlijke handel. Handhaving budget ontwikkelingssamenwerking.

Aanzienlijke reductie postennetwerk in de wereld. Samenvoegen ambassades binnen EU-verband. Binnen EU meer nadruk op strategische keuzes: energie, migratie, infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling, criminaliteit en terrorismebestrijding.

Alleen buitenlandbeleid ten dienste van NL. Bij OS alleen noodhulp. Geen hulp, maar handel. De EU beperken tot economisch en monetair beleid, geen superstaat.

Nederland wereldland. Eerlijke globalisering, eerlijke handel. Casinomarkten temmen. Bij open markten horen arbeidsmigranten. Mensenrechten leidend bij internationale samenwerking. Landen in de W-Balkan en Turkije mogen lid worden van de EU en natuurlijk ook IJsland, Noorwegen en Zwitserland. Criteria: democratie, mensenrechten en non-discriminatie. Postennet versoberen (samenvoegen met posten andere lidstaten, dan wel nieuwe EU diplomatieke dienst).

Internationale gerechtigheid bevorderen; mensenrechten en godsdienstvrijheid. Budget OS blijft behouden, OS-beleid beter verbinden met ander internationaal beleid. Lokale armoedebestrijding werkt beter via particuliere organisaties (medefinanciering). Bilaterale en multilaterale hulp kritisch evalueren en verbeteren, bilaterale hulp concentreren op terrein waar NL goed in is, w.o. justitie.

Uitgaan van internationaal recht, mensen- rechten, eerlijke en vrije wereldmarkt. Leidende rol EU (= binnenland). Uitbreiding is mogelijk als voldaan wordt aan criteria (ook Turkije). Politieke stabiliteit en goed bestuur voorwaardelijk voor ontwikkeling. OS moet beter en doelgerichter, niet op bezuinigen. Hervorming multilaterale instellingen, meer invloed ontwikkelingslanden.

Beperken aantal ambassades, bezuinigen op diplomatieke dienst. NL bijdrage aan EU minstens 10% omlaag.

EU ten dienste van lidstaten, geen doel op zich. Alleen kerntaken / grensoverschrijdende problemen. Turkije geen lid. Minder afdracht van NL aan EU. Buiten EU relaties met landen voorop waarmee historische band bestaat. Netwerk diplomatie beperken. Belang trans-Atlantische betrekkingen groter dan VN-verband. OS budget blijft overeind, beter samenwerken met bedrijfsleven en onderwijs. Nadruk op economische ontwikkeling, m.n. de landbouw. OS blijft zaak van de lidstaten zelf (EU mag slechts coördineren).

Bijdrage aan EU verminderen, EU- landbouwsubsidies en structuurfondsen afschaffen. Toetreding van Turkije uitgesloten. Geen NL ambassades in EU landen. Daarbuiten in EU verband organiseren. OS terug naar 1/3 van het huidige niveau, alleen noodhulp.

Page 81: Politieonderwijsraad

81

4. Asiel, immigratie en samenhang

Naast bescherming van vluchtelingen, is een selectief immigratiebeleid noodzakelijk. Harmonisatie in EU is nodig. I.g.v. arbeidsmigranten staat het belang van de eigen arbeidsmarkt voorop. Aanscherping taaleisen. Criminele vreemdelingen snel uitzetten, hard optreden tegen mensen die van illegalen profiteren.

Restrictief, selectief, streng en rechtvaardig. Sneller beslissen wie mag blijven en anders snel uitwijzen. Mensensmokkel nationaal en internationaal bestrijden. Gemeenschappelijk EU beleid nodig.

Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben recht op opvang mits men actief werkt aan terugkeer. Slachtoffers mensenhandel krijgen permanente verblijfsvergunning als ze getuigen tegen de handelaren. Mensenhandel wordt hard besteden.

Eerlijk en restrictief vreemdelingenbeleid. Kansen voor hoogopgeleide, kennismigranten (stimuleren). Toestroom kansarme immigranten terug naar 0. Illegaal verblijf strafbaar stellen; activeren opsporing en uitzetting, prioriteit als sprake is van criminaliteit. Buitengrenzen EU moeten beter bewaakt en asielaanvragen alleen aan de grens.

Volledige immigratiestop voor moslims. Terugdraaien immigratie vanuit O-Europa. NL bepaalt zelf immigratiebeleid, niet de EU. Niet-Nederlandse criminelen het land uit. Stoppen dubbele nationaliteit. Commissie Gelijke behandeling stoppen. Geen hoofddoekjes. Alleen Nederlands in het onderwijs.

Integratie door emancipatie. Vrijzinnig samenleven met respect voor mensenrechten en minderheden. Naleving VN- vluchtelingenverdrag. Verkorte asielprocedure. Afgewezen asielzoekers behouden recht op opvang tot terugkeer is gerealiseerd.

Immigranten t.g.v. gezinshereniging – of –vorming hebben minimaal middelbaar niveau, inburgering in land van herkomst. Procedures m.b.t. vluchtelingen snel en zorgvuldig. Effectief terugkeerbeleid. Overheid heeft zorgplicht, ook als men uitgeprocedeerd is. Minderjarige kinderen die langer dan 10 jaar in NL verblijven, kan alsnog verblijfsrecht toegekend worden.

Kennismigranten zijn nodig. Gezinshereniging en -vorming strikt cf. verdrags-rechtelijke verplichtingen. Procedures asiel versnellen en effectiever maken. Toewerken naar Europees asielsysteem, met eerlijke verdeling van asiel-zoekers over lidstaten. Bij bewaken buitengrenzen meer aandacht voor mensenrechten-schendingen.

Humaan en rechtvaardig asielbeleid. Asielzoekers die langer dan 2 jaar moeten wachten op uitsluitsel, krijgen verblijfs-vergunning. Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben recht op medische zorg en mogen niet op straat gezet worden.

EU beleid noodzakelijk, koppelen bestanden, toestroom kansarme immigranten beperken, onderlinge afspraken over opvang asielzoekers. Alleen echte asielzoekers welkom. Korte, doelmatige procedures. Op straat zetten van uitgeprocedeerde asielzoekers niet toestaan.

Kansarme immigranten weren, alleen hoogopgeleide immigranten welkom. Alleen echte vluchtelingen krijgen asiel. Elke zichtbare uiting van geloof, cultuur of deelbelang worden geweerd uit de overheid (neutrale overheid).

Page 82: Politieonderwijsraad

82

5. Veiligheid en terrorisme

Gebiedsgebonden politiezorg door politie

en toezichthouders. Verhoging efficiency, minder bureaucratie. Herstel gezag. Harde aanpak criminaliteit. Patseraanpak uitbreiden naar jeugdige overlastgevers. Meer deskundigheid nodig voor opsporen op Internet. Gedogen coffeeshops stopt. Eén landelijke politieorganisatie. Harmonisatie regionale indeling politie, rechtspraak en OM. Samenvoeging: BOD-en nationale recherche; functioneel parket en landelijke parket; AIVD en MIVD; Bureau Halt en de reclassering.

Veiligheid = topprioriteit. Bestrijding radicalisering en terrorisme evalueren, ook kijken naar privacy. Coffeeshops = horeca. Teelt reguleren. Overlast, intimidatie en criminaliteit in samenhang aanpakken. Structuur thuis en op school versterken. Minister verantwoordelijk voor beheer politie. 10 Politieregio’s, aansluitend op OM. KLPD leidt bovenregionale (recherche) zaken, onder gezag van één parket OM.

Meer wijkposten en wijkagenten. Blauw op straat: 1.500 erbij. Prioriteit bij de aanpak van witteboorden- criminaliteit. Alle aangiftes in behandeling nemen. Meer expertise kinderporno, cybercrime, mensenhandel en zedendelicten. Meer aandacht voor huiselijk geweld en eerwraak. Softdrugs legaliseren. Actiever optreden tegen internet-criminaliteit. Internationale aanpak terrorisme. Parlementair toezicht op veiligheidsdiensten versterken.

Onveiligheid stoppen. Strenger straffen, geen gedogen. 3.500 Extra agenten op straat, waarvan

1000 in landelijke gebieden. 26 Korpsen en KMar één ‘Politie Nederland’. Beter samenwerken met particuliere beveiligingsorganisaties (beter, goedkoper). Delen van informatie. Eén minister voor het OM en Politie Nederland. Dataopslag alleen als daar goede redenen voor zijn (criminaliteit, terrorisme).

10.000 agenten erbij, moeten voor 80% zichtbaar op straat werken. Eén nationale politie. Ministerie van Veiligheid. Strenger straffen, versobering gevangenissen, heropvoedingskampen.

Grenzen stellen, preventie. Straffen: snel, transparant en rechtvaardig. Agenten verlossen van zinloze strijd tegen softdrugs. Politie richt zich op winkeldiefstal, straatroof, inbraken en huiselijk geweld. Technologie die mensen ‘in de gaten houdt’ tot minimum beperken. Geen schending privacy, geen landelijke databank vingerafdrukken.

Efficiënte politieorganisatie, niet alleen territoriaal georganiseerd. Concentreren op opsporing en openbare orde. Toezicht naar bestuurlijke organisaties (verkeer, groen, milieu). Minder politieregio’s. ‘Grenzeloze criminaliteit’ aanpakken via landelijke eenheden. Geïntegreerde samenwerking tussen politie, douane, arbeidsinspectie en bijzondere opsporingsdiensten. Bestrijding terrorisme, radicalisme en extremisme vergen meer kennis en analyse. Waar nodig ontneming Nederlanderschap, beroepsverboden.

Niet bezuinigen op ‘blauw op straat’. Bescherming privacy, koppelen dossiers alleen met toestemming burger. Betere opsporing na aangifte. Agenten meer op straat, ook ’s avonds. Regulering softdrugs via gesloten circuit. Landelijke politie (beheer, prioriteiten). Nieuwe expertise nodig: financieel, cybercrime, internationaal. Versterking politie en justitie in EU. In EU internationaal terrorisme bestrijden, in evenwicht met burgerrechten.

Mensenhandel en gedwongen prostitutie krijgen hogere prioriteit; eerwraak en vrouwenbesnijdenis actiever bestrijden; sterkere controle op handel in en doorvoer van wapens.

Tegen gedoogbeleid. Overheid geeft slechte voorbeeld door slechte

praktijken te gedogen of toe te staan (prostitutie, drugs, gewelddadige spellen, kansspelen). Strengere straffen kinderporno. Alert blijven op radicalisering, al dan niet via Internet. Extra geld voor de politie (wijk-agenten). Eén minister van veiligheid. Geen nationale politie, wel nationale inzet. Hoger opleidingsniveau om complexe internationale zaken aan te kunnen. Burgers meer betrekken.

Handhaven i.p.v. gedogen. Strenger straffen. Politie is de baas op straat. Eén landelijke politie. Veiligheid is kerntaak overheid. Eén minister van veiligheid. Geen filters op het internet.

Page 83: Politieonderwijsraad

83

6. Openbaar bestuur

Bestuurslagen blijven in tact, kerntaken provincies worden aangescherpt. Waterschappen samenvoegen met provincies. Minder departementen, bij nieuwe indeling kijken naar meer samenhang op terreinen van ruimte en milieu, kennis, energie, ondernemen en innovatie en veiligheid. Regelgeving en beleidsontwikkeling hoort niet thuis bij toezichthouders. Overheid = rentmeester.

Binden en verbinden, respectvolle omgang. Adviesrecht Raad van State vervalt. Besparen op bureaucratie en bestuurslagen. Kerntaak provincies is ruimtelijk beleid. Waterschappen uitvoeringsorganisaties onder provincie. Lokale overheid staat centraal.

Minder ministeries, minder externe medewerkers bij overheid. Afschaffen waterschappen, komen bij provincies. Stop privatisering overheidstaken.

Vrije markt vraagt om goede toezichthouder; overheid = marktmeester. Krachtig, maar klein. Aantal leden 1e en 2e kamer omlaag. Minder departementen, halveren omvang ministerraad. Provincies terug naar kerntaken op ruimtelijk gebied, ook toezicht op waterschappen (krijgen getrapte verkiezingen). Minder provincies, w.o. een Randstad-provincie. Besparing tot 2015 4 miljard op dit thema.

Waterschappen bij de provincies. Minder politici, minder ambtenaren (-20%). Afschaffen Eerste Kamer. Tweede Kamer terug naar 100 leden. Gekozen minister-president. Topfuncties in OM en rechterlijke macht verkiesbaar. Antillen en Aruba uit het Koninkrijk. Europees parlement afschaffen.

Overheid is ‘strenge marktmeester’. Overheid moet actiever en selectiever worden. Minder ministeries (8), minder provincies (maximaal 7, samenvoegen met water-schappen), minder bestuurders. Afschaffen Eerste Kamer, Tweede Kamer naar 100 leden. Publieke professionals krijgen de ruimte, verantwoording achteraf.

Beperkte overheid ten dienste van burgers en instellingen (bondgenoot). Pas daarna beslisser en afdwinger. Reorganisatie openbaar bestuur alleen als dat niet ten koste gaat van democratie.

Overheid is te aanwezig, teveel regels. Maximaal zeven ministeries. Minder taken bij het rijk, meer bij gemeente. Provincies en waterschappen integreren. Grotere betrokkenheid TK bij EU-regelgeving. Afschaffen verplichte advisering door Raad van State. Afschaffen Eerste Kamer.

Opheffen ministerie van LNV, daarvoor in de plek ministerie van duurzame ontwikkeling, ruimte, energie en dierenwelzijn, samenbrengen in ministerie van VROM; waterschappen blijven bestaan.

Verminderen bestuurlijke drukte, verminderen aantal ministeries, bezuinigen op externen. Gemeenten centraal stellen. Kansspelen en prostitutie mogen door gemeenten worden geweerd. Eventueel aantal provincies omlaag.

Overheid is ‘plat en efficiënt’, alleen kerntaken. Aantal eden 1e en 2e kamer halveren. Teveel ambtenaren en regeldruk, teveel bestuurders en bestuurslagen. Ambtelijke top krijgt automatisch ontslag als minister of wethouder verdwijnt. Overheid = scheidsrechter.

Page 84: Politieonderwijsraad

84

7. Bedrijfsvoering

Kleine, slagvaardige overheid. Overheidstaken organiseren naar doelgroepen en werkprocessen. Binnen 10-20 jaar moet staatsschuld terug zijn op het niveau van voor de financiële crisis. Structureel besparen in komend kabinet: 18 miljard.

Modernisering rijksoverheid. Ministers krijgen tenminste twee departementen. Afslanking rijksoverheid, decentralisatie. Uitvoeringsorganisaties in clusters van samenhangende taken en doelgroepen. Structureel besparen tot 2015: 10 miljard. Totaal over 8 jaar: 30 miljard.

Sterkste schouders, zwaarste lasten. Minder ministeries. Fors bezuinigen op Defensie en uitgaven voor externen bij overheden. Overheidstekort niet in één kabinetsperiode goed willen maken, te groot risico, daarom beperken tot 10 miljard. Eind volgende kabinetsperiode overheidstekort maximaal 2%.

Overheid leeft op te grote voet, met zware rentelasten ten gevolg. Tekort rijksoverheid in 2015 terugbrengen tot 0. Structureel besparen in komend kabinet: 20 miljard. Daarop volgend kabinet nog eens 10 miljard.

Op overheid bezuinigen, niet op de burger. Korten van provincies en gemeenten, subsidies. 21 miljard ombuigen tot 2015, waarvan 16 miljard aan het begrotingstekort.

Bezuinigen waar dat kan en verantwoord is, investeren waar noodzakelijk (schoon, groen) . Vermindering staatschuld is belangrijk, maar niet heilig. Bij bezuinigingen worden onderwijs, zorg, OV en OS gespaard. Onderwijs heeft topprioriteit. Som besparing, extra uitgaven en lasten - 9 miljard (tot 2015).

Minder ministeries. Samenvoegen ministeries Justitie en BZK. Wel meerdere ministers mogelijk (BZK en Justitie). Betere taakverdeling tussen bestuurslagen, maakt minder ambtenaren mogelijk. Waterschapsbesturen indirect kiezen via gemeenteraden. Tot 2015: 16 miljard bezuinigen.

Tot 2015 15 miljard besparen. Per 2020 overschot op rijksbegroting. Bestuurlijke drukte verminderen, efficiënter werken. Minder ministeries, waterschappen en provincies samenvoegen tot landsdelen.

Minder rijksambtenaren via natuurlijk verloop (-20%), budget voor inhuren externe adviseurs omlaag met 20%; halvering duur wachtgelden politieke ambtsdragers.

Noodzaak om 29 miljard te besparen spreiden over twee kabinetsperioden. Niettemin fors investeren in onderwijs en innovatie. Snoeien in het woud van subsidies en regelingen. Beperking tot kerntaken.

Jaarlijks 3,6 miljard extra bezuinigen. Totaal over 8 jaar 29 miljard. Salarissen uitvoerende politieambtenaren + 20%.

Page 85: Politieonderwijsraad

85

8. Internationale veiligheid.

Kiest voor 3D (defence, diplomacy and development) en deelname aan internationale missies en crisis-beheersingsoperaties, ook vanuit welbegrepen eigenbelang. Grote mondiale vraagstukken vragen om gezamenlijke aanpak, bijv. tegen piraten, drugs, terrorisme en illegale immigratie. Defensie is belangrijke werkgever en in samenwerking met ROC’s kiezen veel jongeren voor opleiding Veiligheid en vakmanschap.

Toegewijd lid blijven van NATO, maar minder inzetten buiten NATO-gebied. Ambitieniveau krijgsmacht omlaag, investering proportioneel. Internationaal ingrijpen in niet-functionerende staten alleen bij volkenrechtelijk mandaat. VN moeten sterke vredeshandhaver zijn. EU moet permanente zetel krijgen in Veiligheidsraad.

Nieuw mondiale veiligheidsorde nodig onder leiding van de VN. Van internationale machtsorde naar internationale rechtsorde. NATO mag geen mondiale rol spelen. Geen militaire missies, maar civiele steun in Afghanistan. Vredesoperaties alleen onder strikte voorwaarden. NL mag niet meewerken aan EU gevechts-groep. Rol Raad van Europa, OVSE en VN versterken bij het vreedzaam oplossen van conflicten.

Buitenlandbeleid moet welvaart en vrede en veiligheid vergroten. Minister BuZa ook verantwoordelijk voor OS en handelspolitiek. NATO blijft hoeksteen externe veiligheid. NATO en EU moeten elkaar effectief aanvullen op politiek, militair en diplomatiek terrein. Voorgenomen bezuinigingen op de krijgsmacht worden teruggedraaid. Krijgsmacht ontwikkelt zich in eigen land tot een volwaardige veiligheids-partner (beveiliging havens en het luchtruim) en daarbuiten (bescherming handelsbelangen, bestrijden piraterij).

Prioriteit voor binnenlandse veiligheid, minder geld naar Europa, bezuinigen op Defensie. Geen EU Defensie en buitenlandse dienst.

Inzet soldaten, diplomaten en ontwikkelingswerkers bundelen, ook in EU-verband. Nederland draagt met politietrainers bij aan de EU opleidingsmissie in Afghanistan. Crisispreventie, vredesopbouw en bescherming mensenrechten-activisten en journalisten. Defensie legt prioriteit bij missies mits gesteund door de VN. Binnen EU zoeken naar specialismen op gebied van Defensie. Bestrijding wapen-handel. EU één permanent lid in de Veiligheidsraad.

EU Veiligheids- en defensiebeleid niet zelfstandig, maar in directe samenhang met NATO. Veelzijdig inzetbare krijgsmacht blijft belangrijk, extern maar ook intern. Nieuwe dreigingen moeten worden onderkend (cyberwar).

Leidende rol EU, civiel en militair. Ontwikkelen Europese veiligheidsmacht. Collectieve slagvaardigheid en kosteneffectiviteit. Krijgsmacht blijft in stand, bij voorkeur steun voor operaties onder VN-vlag. Stabilisatiemissies van NATO onder vlag van VN. EU zetel in Veiligheidsraad. Strenge maatregelen tegen wapen-smokkel. NL levert bijdrage in Afghanistan op het gebied van (weder)opbouw, goed bestuur en opleiding militairen en politie.

Loyale opstelling in internationale bondgenoot-schappen, echter i.p.v. geopolitieke afwegingen moet het gaan om mededogen en duurzaamheid. Beter ontwikkelingssamenwerking dan militaire missies. Defensiebudget omlaag (-20%).

EU kan slechts bijrol op zich nemen t.o.v. de NATO. Bezuinigingen op Defensie terugdraaien, verhoging budgetten is nodig.NL blijft substantieel bijdragen aan de veiligheidssituatie in Afghanistan.

Meer geld naar Defensie. Uitzendingen alleen als de interne veiligheid op het spel staat.

Page 86: Politieonderwijsraad

86

Bijlage 2 ● Publicaties Politie & Wetenschap en de Stichting voor maatschappij, veiligheid en politie (SMVP). November 2008 tot mei 2010. In volgorde van publicatie.27 Politie & Wetenschap is een wetenschappelijk onderzoeksprogramma dat zich specifiek richt op de politiefunctie. Het programma is ondergebracht bij de Politieacademie maar de uitvoering ervan is onafhankelijk gepositioneerd. Er zijn twee reeksen publicaties, de reeks Politiekunde en de reeks Politiewetenschap. Reeks Politiekunde Overbelast? De administratieve belasting van politiemensen bij de afhandeling van jeugdzaken. Guido Brummelkamp, Michiel Linssen. Nr. 18 (november, 2008). Uit een onderzoek onder drie regiokorpsen is de feitelijke administratieve belasting onderzocht. Een verrassend gegeven is dat deze belasting meevalt en lager uitvalt dan uit de negatieve beeldvorming verwacht kon worden. In samenhang hiermee blijkt dat sommige agenten hun taak breder zien (met als het gaat om jeugdzaken), dan anderen en dat er vooral minder ervaren agenten problemen ervaren met gebruikersonvriendelijke informatie- en registratiesystemen. Al met al zet het onderzoek weinig vraagstekens bij het nut van administratieve verplichtingen, maar geven zij wel mogelijkheden aan om te komen tot een efficiëntere inrichting en uitvoering van de jeugdtaak bij de politie en in de relatie met ketenpartners.

Geografische daderprofilering. Een inventarisatie van randvoorwaarden en succesfactoren. Guido te Brake, Aletta Eikelboom. Nr. 19 (december, 2008). Geografische daderprofilering is een in de VS ontwikkelde (criminologische) methode om het woongebied van een vermoedelijke dader van een reeks van delicten te identificeren. Aan de hand van voorbeelden uit twee korpsen in Nederland die de methodiek al langer hanteren wordt duidelijk dat dit een meerwaarde voor de opsporingspraktijk kan inhouden, mits tijdig het seriematige karakter van delicten wordt onderkend. Omdat de belangstelling voor de methodiek toeneemt, is een inschatting gemaakt van de landelijke behoefte aan gekwalificeerde profilers.

De gebiedsscan criminaliteit en overlast. Een methodiekbeschrijving. Balthazar Beke, Eddy Klein Hofmeijer, Peter Versteegh. Nr. 22 (maart 2009). Om een goed zicht te verkrijgen en te houden op wat zich afspeelt in wijken is de ‘wijkscan criminaliteit en overlast’ ontwikkeld, een methode waarmee informatie -, probleem- en resultaatsturing wordt gecombineerd. Hiermee wordt ‘systeemkennis’ (registraties) gecombineerd met ‘straatkennis’ (van politie en partners). Dit maakt analyse mogelijk in termen van groepen en locaties. De methodiek is opgenomen in het project ‘Programmaontwikkeling gebiedsgebonden politie en moet in 2011 landelijk zijn geïmplementeerd.

Solosurveillance. Kosten en baten. S.H. Esselink, J. Broekhuizen, F.M.H.M. Driessen. Nr. 20 (april 2009). Het onderzoek in vijf Nederlandse regiokorpsen, aangevuld met buitenlandse ervaringen, laat zien dat solosurveillance een efficiënte en acceptabele werkvorm is, in aanvulling op de gebruikelijke duosurveillance. Wel is het van belang om goed te letten op aspecten als deelname op basis van vrijwilligheid, en mogelijke risico’s in termen van locaties, tijdstippen en de aard van meldingen. Nodale praktijken. Empirisch onderzoek naar het nodale politieconcept. H. Ferwerda, E. van der Torre, V. van Bolhuis. Nr. 24 (mei, 2009). Nadat het concept ‘nodale oriëntatie’ werd gelanceerd in Politie in Ontwikkeling, is er al heel wat over gezegd en is er onderzoek naar gedaan. Het begrip ‘nodaal’ heeft betrekking op (verkeers)stromen van mensen, goederen, kapitaal en informatie en op belangrijke knooppunten daarbinnen (rondwegen, treinstations, havens, e.d.). Politiemensen bleken moeite te hebben met het relatief abstracte en academische karakter van het begrip. Mits deze oriëntatie teruggebracht wordt tot ‘concrete en gerichte’ controlemethodes en interventiestrategieën toont het onderzoek met voorbeelden dat ‘nodaal’ een belangrijke aanvulling inhoudt op de ‘traditionele gebiedsgebonden fixatie van de Nederlandse politie’.

Informatiemanagement binnen de politie. Van praktijk tot normatief kader. V. Bekkers, M. Thaens, G. Straten, P. Siep. Nr. 23 (juni 2009). Informatiemanagement is een weerbarstig thema, waarbij ‘techniek’ en de behoeften van organisaties maar zelden goed aansluiten. Maar zelden is sprake van een consequent volgehouden ontwerpperspectief, een heldere visie of integrale besluitvorming. Niet alleen de Nederlandse politie heeft hiermee te kampen, zo blijkt uit cases van de Rabobank, Philips en de Engelse politie. Mede op basis van deze cases resulteert het onderzoek in een normatief kader, met ontwerpprincipes en aanbevelingen voor een procesmatige aanpak.

27 Ontbrekende nummers uit de reeks zijn voor november 2008 gepubliceerd of nog niet. Zie ook: www.politieenwetenschap.nl.

Page 87: Politieonderwijsraad

87

Rellen om te rellen. Ilse van Leiden, Nicole Arts, Henk Ferwerda (Bureau Beke). Nr. 25 (augustus 2009) Het onderzoek toont aan dat bepaalde personen stelselmatig de aandacht zoeken via grootschalige verstoringen van de openbare orde. Hoewel er ook vele meelopers en wannabee’s meedoen, is er een groep typische notoire ordeverstoorders met een zekere ‘staat van dienst’ die er de kern van vormen. Naast activisten, gaat het om hooligans en wijkverstoorders.

Een tweeluik over signaleren en adviseren als politietaak: - Verbinden van politie- en veiligheidszorg. Politie en partners over signaleren & adviseren. Twynstra Adviseurs. Nr. 26a (november 2009) - Politiepolitiek. Een empirisch onderzoek naar politiële signalering & advisering. E.J.A. Bervoets, E.J. vander Torre, J. Dobbelaar. M.m.v. N. Koeman. Nr. 26b (november 2009). Signaleren & adviseren wordt wel de vierde hoofdtaak van de politie genoemd. Vanuit de eigen informatiepositie wordt de politie in staat geacht om tijdig problemen van leefbaarheid en veiligheid te signaleren en aan te kaarten bij het bevoegd gezag. Hoe de politie hieraan invulling geeft is het onderwerp van de volgende twee studies, waarbij de eerste vertrekt vanuit het perspectief van de politieorganisatie zelf en het tweede vanuit het perspectief van het lokaal bestuur. Het blijkt niet gemakkelijk om deze taak in de praktijk in te vullen. Vanuit eigen normatieve opvattingen gebeurt het dat politiemensen het lokaal bestuur en andere lokale partners terechtwijzen en aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Dit leidt gemakkelijk tot averechtse effecten. Een meer terughoudende en professionele opstelling wordt geadviseerd. Erkend wordt dat de politie niet gemakkelijk aan verwachtingen kan voldoen: wanneer moet er vooral in coulissen gewerkt worden en wanneer is zichtbaar handelen op het toneel zelf van belang.

Boven de pet? Een onderzoek naar grootschalige ordehandhaving in Nederland. O.M.J. Adang (red.)/ lectoraat Openbare orde en gevaarsbeheersing, Politieacademie. Nr. 28 (december 2009). Naar aanleiding van enkele geruchtmakende zaken, waaronder de Oranjefeesten in Pijnacker, is het politieoptreden onderzocht. Bezien is of er een rode draad te vinden is in de vergelijking van een vijftal voorbeelden en welke lessen er te trekken zijn wat betreft de wijze van politieoptreden bij (risico) evenementen en incidenten. Veel problemen doen zich voor in het ‘grijze gebied’ tussen ordehandhaving vanuit de basispolitiezorg en door de mobiele eenheden, met name als ongeregeldheden nog een relatief beperkte omvang hebben, waarbij het onduidelijk is wie er moet handelen, de agent (‘de platte pet’) of de ME, en op welke manier. Geadviseerd wordt om te komen tot een fundamentele heroriëntatie op de ME.

De politie aan zet: de aanpak van veelplegers in Deventer. Inge Bakker, Mirjam Krommendijk. Nr. 27 (februari 2010). In opdracht van P&W heeft het Instituut voor Maatschappelijke Veiligheidsvraagstukken van de Universiteit van Twente een onderzoek uitgevoerd naar de aanpak van de ‘veelplegerproblematiek’ in Deventer. Bij de lokale aanpak van veelplegers werken actoren uit de strafrechts-, en welzijns- en hulpverleningsketen intensief samen. Een belangrijke component daarin is een dadergerichte werkwijze van de politie. In de periode 2002-2006 is deze toegepast en nu geëvalueerd met het oog op de vaststelling van het bereikte effect. Hoewel de integratie van de veelplegeraanpak in het politiewerk succesvol blijkt, blijkt ook dat alleen een ketengerichte werkwijze waarbij elke relevante actor zijn aandeel levert, daadwerkelijk helpt.

Rellen in Ondiep. Ontstaan en afhandeling van grootschalige ordeverstoring in een Utrechtse achterstandswijk. Redactie: G.J.M. van den Brink, M.Y. Bruinsma. Nr. 29 (maart 2010). Begin 2007 vond er een schietincident plaats in de wijk Ondiep in Utrecht, waarbij een bewoner dodelijk werd getroffen door een politiekogel. Dit leidde tot ernstige ongeregeldheden en krachtdadig optreden van de zijde van het openbaar bestuur. In deze studie worden de gebeurtenissen gereconstrueerd vanuit verschillende perspectieven: nabestaanden, wijkbewoners, politie, opbouwwerkers en andere professionals en de plaatselijke overheid. De nadruk ligt op functioneren van de politie en de mogelijke lessen die hieruit zijn te trekken. De strategie van enerzijds empathie en anderzijds handhaven werkte goed, en is op te vatten als passend in de traditie van gebiedsgebonden politiewerk in Nederland. Daarbij zijn fijnmazigheid en lokale inbedding belangrijke voorwaarden voor maatschappelijke binding, gezag en vertrouwen. Dit vergt echter wel een duurzame investering in goede contacten en samenwerking. Burgerparticipatie in de opsporing. A. Cornelissens, H. Ferwerda. M.m.v. I. van Leiden, N. Arts, T. van Ham. Nr. 30 (april 2010). Het verhogen van burgerparticipatie bij het werk van de politie is een al lang bestaande wens, van de politie als ook van de overheid. Een actief betrokken burger kan in belangrijke mate bijdragen aan het opsporen en oplossen van misdrijven. Bovendien leidt dit tot een groter draagvlak voor het politiewerk. Nieuwe media (mobiele telefonie, internet) zorgen voor nieuwe mogelijkheden. In dit onderzoek zijn initiatieven van de laatste jaren op een rijtje gezet. Daarbij is een eerste poging gedaan deze op hun effectiviteit te beoordelen. Dit blijkt niet eenvoudig omdat de variëteit van initiatieven momenteel erg groot is. Enkele aanzetten worden gegeven om

Page 88: Politieonderwijsraad

88

tegemoet te komen aan de groeiende behoefte aan selectie van de meest geschikte initiatieven. Daarbij is het van belang om goed te kijken naar de doelen , de resultaten en de kosten die ermee gemoeid zijn.

Het integriteitsbeleid van de Nederlandse politie: wat er is en wat ertoe doet. M.H.M. van Tankeren, VU Amsterdam. Nr. 32 (mei 2010). In deze publicatie worden de inhoud en de organisatorische vormgeving van het integriteitsbeleid van de Nederlandse politie in kaart gebracht en beoordeeld op basis van bestaande wetenschappelijke kennis over de werking van beleidsinstrumenten en -strategieën. Vier korpsen worden meer specifiek beschreven: Amsterdam-Amstelland, Drenthe, Midden- en West-Brabant en Rotterdam-Rijnmond. Hoewel het buiten kijf staat dat integriteit van groot belang is als kernwaarde van de Nederlandse politie, blijkt dat er toch sprake is van een grote mate van verscheidenheid op dit punt tussen de korpsen. Meer landelijke inkadering lijkt van belang, zonder dat daarmee ruimte voor regionale inkleuring tekort wordt gedaan.

Reeks Politiewetenschap Bijzonder zijn ze allemaal! Vergelijkend onderzoek naar reguliere en bijzondere opsporing. W. Faber, A.A.A. van Nunen, C. la Roi. Onderzoek nr. 47. 2009. Hoewel reguliere en bijzondere opsporing duidelijk van elkaar verschillen in termen van de bestuurlijke en maatschappelijke context, zijn er qua functioneren veel minder grote verschillen dan vaak wordt gedacht. Zo werken de ‘specialisten’ van de BOD-en meer in de luwte en is hun taakopdracht duidelijker afgebakend. De ‘generalisten’ bij de reguliere recherche fungeren in een complexere politiek-maatschappelijke context. Twee BOD-en krijgen de voornaamste aandacht, te weten de FIOD-ECD (Financiën) en de AID (LNV). Voor wat betreft de recherche is gekeken naar vier schaalniveaus: de district, regio, bovenregionaal en nationaal. Reeds eerder werd een verwant onderzoek uitgevoerd in het kader van Politie & Wetenschap, te weten onderzoek nr. 24 ‘In elkaar ’s verlengde? Publieke en private speurders in Nederland en België’ (2005). Gouden Bergen. Een verkennend onderzoek naar Nigeriaanse 419-fraude: achtergronden, daderkenmerken en aanpak. Yvette M.M. Schoenmakers, Edo de Vries Robbë, Anton Ph. Van Wijk, Bureau Beke. Onderzoek nr. 48. 2009. Verslag van een verkennend onderzoek naar de fraude door Nigeriaanse bendes die mensen onder valse voorwendselen flinke sommen geld afhandig maken. Deze bendes maken wereldwijd slachtoffers en opereren onder andere vanuit Nederland. De Nederlandse politie en andere opsporingsinstanties waren niet goed geïnformeerd over het bestaan en de werkwijzen van deze bendes en daarmee onvoldoende gericht op de bestrijding ervan.

Het betwiste politiebestel. Een vergelijkend onderzoek naar de ontwikkeling van het politiebestel in Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Engelans & Wales. Lex Cachet, Arie van Sluis, Theo Jochoms, Anne Sey, Arthur Ringeling. Onderzoek, nr. 49. 2009. Ook als gekeken wordt naar de omringende landen blijkt het politiebestel voortdurend onderwerp van discussie en beleidsontwikkeling. Elk bestel is volgens deze studie een ingewikkeld compromis tussen uiteenlopende waarden: rationaliteit, representativiteit, responsiviteit en robuustheid. De studie roept op tot een zekere terughoudendheid bij het ingrijpen in een bestel; het ware beter om de ruimte voor aanpassing en verandering goed te benutten in het besef dat het ideale bestel niet bestaat.

Leven met bedreiging. Achtergronden bij aangiften van burgers. B. Bieleman, W.J.M. de Haan, J.A. Nijboer, N. Tromp. Onderzoek, nr. 50. 2010. Intraval, bureau voor sociaalwetenschappelijk onderzoek en advies en de afd. Strafrecht en criminologie van de Rijksuniversiteit Groningen, faculteit rechtsgeleerdheid hebben onderzoek gedaan naar de achtergronden van aangiften van bedreigingen. Op basis van een steekproef van processen-verbaal van aangifte van bedreiging in de regio’s Groningen en Rotterdam-Rijnmond zijn gesprekken gevoerd met slachtoffers. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met professionals van politie, justitie en hulpverlening die beroepsmatig in aanraking komen met slachtoffers van bedreiging. In tegenstelling tot slachtofferenquêtes blijkt dat de meeste bedreigingen plaatsvinden in huiselijke kring, gevolgd door werkomgeving, buurt en kennissenkring. De meeste aangiften blijken een langere voorgeschiedenis te hebben. Omdat de bewijsvoering dikwijls lastig rond te krijgen is, zijn de kansen op vervolging en veroordeling erg gering.

Het publieke belang bij private preventie. Een economische analyse van inbraakpreventiebeleid. B.A. Vollaard. Onderzoek, nr. 51a. 2010. Dit rapport betreft het eerste deel van een reeks van opeenvolgende studies over de gestage daling van de (vermogen)criminaliteit in de periode 1995-2008. In deze studie gaat het om vraag naar het effect van preventiemaatregelen, met name op het terrein van de woningbouw en maatregelen gericht op burgers. Waar de eerste categorie maatregelen duidelijk effect sorteert, is dat voor de tweede categorie nauwelijks aantoonbaar.

Page 89: Politieonderwijsraad

89

Lokale politiek over politie. T.B.W.M. van der Torre-Eilert, H. Bergsma, M.J. van Duin. M.m.v. R. Eilert. Onderzoek, nr. 52. 2010. In het rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek onder ruim 600 gemeenteraadsleden die hun mening gaven over de politie, het politiebestel en de eigen invloed op de aanwezigheid en het functioneren van de politie in de eigen gemeente. Het blijkt dat gemeenteraadsleden positief zijn over individuele politieagenten (met name wijkagenten), maar minder te spreken zijn over het functioneren van de politie in het algemeen. De aanpak van probleemjongeren wordt kritisch beoordeeld, evenals de opsporing. Ook blijkt dat men het ontbreken van ‘eigen politie’ meer en meer compenseert met de aanstelling van toezichthouders (stadswachten e.d.).

Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie

De verantwoordelijkheid voor veiligheid. Kees van der Vijver en Pieter Deelman (red.). Uitgave ter gelegenheid van het afscheid van drs. Lodewijk Gunther Moor op 5 juni 2009. In deze bundel zijn bijdragen opgenomen van de sprekers bij dit afscheid, w.o. prof. mr. Pieter van Vollenhoven (over: De medeverantwoordelijkheid voor veiligheid), Bob Hoogenboom (over: De gulzige overheid), Jan Terpstra (over: Burgers over de politie), Paul Ponsaers (over: Politieonderzoek) en Kees van der Vijver (over: Veiligheidszorg tussen overheid en samenleving).

Over straatcultuur en groepsdynamiek. Pieter Deelman (red.). April 2010. In november 2009 organiseerde de SMVP de conferentie ‘Over straatcultuur en groepsdynamiek’ waaraan diverse sprekers bijdragen leverden. In deze bundel zijn de toespraken opgenomen. Tevens werd op deze conferentie de Publicatieprijs SMVP 2009 uitgereikt aan Dirk Jan de Jong voor zijn boek “Kapot moeilijk”. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent gedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. De Jong constateert dat het gedrag van deze jongeren veel minder van doen heeft met ‘de Marokkaanse cultuur’ maar veel beter is te verklaren vanuit de algemeen menselijke behoeften aan erkenning, veiligheid en vertier. Straatcultuur en groepsdynamiek vormen kernbegrippen in deze studie. De Jong verzorgde een van de inleidingen; diverse andere sprekers gingen op min of meer hetzelfde thema in: Hans Kaldenbach, Robby Roks, Tiom de Leeuw, Bernard Welten, Flora Trumpie en Willem de Haan.

Pamflet. De kogel moet door de kerk. Pamflet over de toekomst van de politie. Auke van Dijk, Bob Hoogenboom, Frank Hoogewoning, Maurice Punch, Kees van der Vijver. Een pamflet dat bedoeld is om de inbreng in het debat over de toekomst van de politie te voeden vanuit de politieprofessie zelf paragraaf 3.1.2.

Page 90: Politieonderwijsraad

90

Bijlage 3 ● Adviezen en rapporten Adviesraden (eind 2008 tot mei 2010) Onderwijsraad De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviesorgaan opgericht in 1919. De raad adviseert, gevraagd en ongevraagd, over hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het gebied van het onderwijs. Enkele adviezen zijn: Vernieuwd Toezicht. Advies, 10 april 2009 In dit rapport geeft de Onderwijsraad commentaar op de voorgenomen wijzigingen van de WOT (Wet op het onderwijstoezicht). Belangrijk is dat toezicht niet meer gebaseerd is op de zelfevaluatie van de onderwijsinstellingen, maar op openbare verantwoordingsinformatie. Al naar gelang de risico's kan de inspectie overgaan tot intensiever toezicht. De raad is positief over de voorgestelde wijzigingen, maar ziet een aantal punten tot verbetering. Daarnaast bepleit de raad een beknopte, duidelijke catalogus van sanctiemiddelen op te nemen bij de nieuwe wet. Verder adviseert de raad welke uitwerking het begrip zedelijkheid van de docenten kan krijgen. Het begrip burgerschap en bestaande integriteiteisen opgesteld door de beroepsgroep bieden hiervoor mogelijk een passend kader. De raad doet nog vier andere aanbevelingen naast de bovengenoemde drie.

Kwaliteitsborging van het eindniveau van aanstaande leraren . Advies, 25 mei 2009 Dit advies gaat over de kwaliteit van de lerarenopleidingen en bevat enkele aanbevelingen. Er wordt ingegaan op de examinering van de vakkenniscomponent van de lerarenopleidingen in het hoger beroepsonderwijs. Vervolgens wordt meer eenduidigheid in de inhoudsbeschrijvingen van de kenniscomponent voorgesteld. Voor de verbetering van de algehele afsluiting zou de VSNU en de HBO Raad een projectgroep Integratief toetsen in het leven moeten roepen. Door onderlinge uitwisseling van kennis en ervaringen kan dit integratief toetsen op een hoger peil worden gebracht. Ook wordt voorgesteld de examencommissie ter plekke te versterken met externe leden en jaarlijks een verslag voor het bevoegd gezag op te laten stellen. Ten slotte wordt gepleit om de accreditatie op opleidingsniveau door de NVAO te behouden.

Middelbaar en hoger onderwijs voor volwassenen. Verkenning, 9 juli 2008 Het publieke onderwijs voor volwassenen zou meer deeltijdmogelijkheden moeten aanbieden. De verkenning gaat na welke mogelijkheden er zijn om het aanbod van middelbaar (MBO niveau 4) en hoger onderwijs voor volwassenen te verbeteren en de effectiviteit te vergroten. De raad gaat in op vier functies van het volwassenenonderwijs te weten: de reparatiefunctie, hulp bij de wisseling in loopbaan, bij de tijd blijven en vooruit willen komen, de sociaal-culturele en persoonlijke functie.

Ontwikkelingsrichtingen voor het middelbaar beroepsonderwijs. Verkenning, 23 november 2009 In deze verkenning wordt de stand van zaken in het middelbaar beroepsonderwijs geschetst en wordt nagegaan in hoeverre het systeem toekomstbestendig is. De conclusie is dat dit het geval is en dat er drie ontwikkelingsrichtingen denkbaar zijn, namelijk: meer verbindingen met algemeen voortgezet onderwijs, verdere verticalisering binnen de beroepskolom en betere benutting van private mogelijkheden. De invalshoek die gehanteerd is die van de drievoudige kwalificatie: beroepskwalificatie, doorstroomkwalificatie en burgerschapskwalificatie. De raad stelt dat wettelijke verankering betekent dat er variëteit mag zijn in de verhoudingen tussen de drie kwalificaties. Dit sluit aan bij de grote verscheidenheid van eisen en doelgroepen.

De weg naar de hogeschool. Advies 2009, 30 november 2009 De Onderwijsraad buigt zich in dit advies over de aansluiting tussen middelbaar en hoger beroepsonderwijs. De uitval van MBO’ers in het HBO is aan de hoge kant en het rendement aan de lage kant. De raad ziet echter geen reden om het instroomrecht vanuit MBO-opleidingen in het HBO te beperken. De raad stelt voor om naast en in samenhang met het beroepskwalificatiedossier te komen tot een doorstroomdossier. Dit heeft betrekking op instroom in alle HBO-opleidingen, inclusief de lerarenopleidingen.

Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) Het Sociaal en Cultureel Planbureau is een interdepartementaal, wetenschappelijk instituut. Het SCP verricht zelfstandig onderzoek en rapporteert - gevraagd en ongevraagd - aan de regering, de Eerste en Tweede Kamer, ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. Daarnaast zijn de resultaten bestemd voor het professionele en bestuurlijke kader in de quartaire sector, voor de wetenschap én voor de individuele burger.

De staat van de publieke dienst. 2008. Burgers hebben in uiteenlopende rollen en omstandigheden te maken met de overheid als publieke dienstverlener. De kwaliteit daarvan is een belangrijk aandachtspunt, niet alleen voor de burger, maar ook voor de overheid. In het rapport wordt ingegaan op onder andere het onderwijs, de zorg, gemeentelijke instellingen en voorzieningen, uitkeringsinstanties, woningbouwcorporaties en politie en justitie. Uit het rapport komt naar voren dat bijna de helft van de Nederlanders ontevreden is over de dienstverlening van politie en justitie. Zo

Page 91: Politieonderwijsraad

91

vindt men onder meer dan er te weinig ‘blauw op straat’ is. Het onderzoek leert ook dat burgers menen dat de strengheid van politie en justitie de laatste tijd toeneemt; men ervaart dat als positief.

Sociale veiligheid ontsleuteld. Lonneke van Noije, Karin Wittebrood. 2008. Om de samenleving veiliger te maken, zet de Nederlandse overheid diverse maatregelen in: meer politie op straat, het invoeren van cameratoezicht, aanpassen van straatverlichting, opvang en begeleiding van risicojongeren, het opleggen van zwaardere sancties. Waarom zet de overheid juist deze maatregelen in en in hoeverre is dit een beargumenteerde keuze? Helpt het? Deze studie brengt de veronderstellingen van het recente veiligheidsbeleid in kaart en confronteert deze met empirische bevindingen over de effectiviteit van maatregelen. Zo wordt bijgedragen aan de onderbouwing van beleidskeuzen in de toekomst .

Nooit meer hetzelfde. Gevolgen van misdrijven voor slachtoffers. Willemijn Lamet en Karin Wittebrood. Februari 2009. Uitgevoerd in opdracht van het WODC. In 2008 werden vijf miljoen mensen in Nederland het slachtoffer van criminaliteit. Wat zijn hiervan de gevolgen? Op basis van literatuuronderzoek, analyses van grootschalige slachtofferenquêtes en interviews met slachtoffers is gekeken naar lichamelijke, financiële, emotionele en sociale gevolgen die op de korte en langere termijn kunnen optreden. Een van de belangrijkste bevindingen is dat misdrijven die in juridische zin (naar strafmaat) ernstig zijn niet altijd ernstige gevolgen hebben voor het slachtoffer, en dat slachtoffers van juridisch niet-ernstige misdrijven soms wel degelijk ernstige gevolgen ondervinden. Een groep van zo’n 9% ondervindt emotionele gevolgen van misdrijven. Bij meer dan 150.000 delicten gaat het om ernstige emotionele problemen.

De gevolgen blijken groter als het slachtoffer de dader van naam of gezicht kent, zoals het geval bij stalking of huiselijk geweld. Hetzelfde geldt voor delicten die plaatsvinden op plekken waar slachtoffers regelmatig komen (zoals de eigen buurt en de weg naar het werk). Inbraken in de woning beleven bewoners ook als een grove inbreuk op hun privésfeer. Dat maakt het soms psychisch moeilijk de inbraak te verwerken, ook voor de kinderen die thuis wonen. Ondanks de meestal beperkte directe gevolgen (financieel, fysiek) geldt voor veel slachtoffers dat hun leven niet meer hetzelfde was als voor het delict. Slachtoffers zijn alerter geworden op mogelijke incidenten, zijn wantrouwender tegenover onbekenden en zijn zich meer bewust van hun eigen kwetsbaarheid. Ze passen hun routines aan en lopen bijvoorbeeld om wanneer ze bang zijn in een onveilige of dreigende situatie terecht te zullen komen. Het zijn meestal geen grote of ernstige gedragsveranderingen, maar men voelt zich toch 'nooit meer dezelfde'.

Page 92: Politieonderwijsraad

92

Overlast en verloedering ontsleuteld. Veronderstelde en werkelijke effecten van het Actieplan overlast en verloedering. Lonneke van Noije, Karin Wittebrood. September 2009. Uit het rapport blijkt dat het beleid van de overheid in ieder geval deels werkt. Zo blijkt dat straf in combinatie met begeleiding effectiever is dan alleen maar straf. Risicojongeren moeten vooral individueel benaderd en behandeld worden en ook het tegengaan van verloedering in het straatbeeld werkt preventief. Verder blijkt dat het verhogen van de pakkans potentiële daders afschrikt en dat vooral menselijk toezicht preventief werkt.

Dit rapport is met de minister van BZK besproken in de Tweede Kamer. Daarbij is met name ingegaan op het instrument van de preventieve dwangsom gericht op de aanpak van ‘notoire overlastgevers’. Dit is een bestuurlijk instrument waar lokale overheden gebruik van kunnen maken en dat bijv. gebruikt wordt bij de handhaving van bouw- of gebruiksvoorschriften, of bij het tegengaan van loze brandmeldingen en woonoverlast. Brief minister BZK aan de Tweede Kamer, 26 maart 2010.

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) Het CCV is hét centrum dat kennis en samenhangende instrumenten ontwikkelt en implementeert om de maatschappelijke veiligheid te vergroten. Het CCV stimuleert samenwerking tussen publieke en private organisaties om criminaliteit integraal terug te dringen en vormt een schakel tussen beleid en praktijk. Aangesloten partijen bij het CCV zijn het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Verbond van Verzekeraars, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad van Korpschefs. Het CCV richt zich op lokale, regionale en nationale overheden, instellingen en brancheorganisaties. Via o.a. bijeenkomsten, de informatiedesk, publicaties, instrumenten en de website ondersteunt het CCV professionals op het gebied van criminaliteitspreventie en veiligheid. Ook speelt het CCV een rol als onafhankelijke partner in het veiligheidsdomein die probeert vraag en aanbod te verbinden en betrokkenen aan elkaar te koppelen. Het CCV richt zich niet op burgers of individuele ondernemers. Trendsignalement 2010 Het CVV zet in dit trendrapport een groot aantal ontwikkelingen op een rij, zoals avondklokken, burgersurveillanten, weekendarrangementen in de politiecel, stationverboden, DNA-douches in winkels, zwembadverboden, winkelstraatmanagers, gebiedsverboden, preventief fouilleren, maar ook meer ‘softe maatregelen’ als buurtbemiddeling door vrijwilligers en keukentafelgesprekken met de burgemeester. Het CVV constateert dat er in Nederland een tijdgeest heerst, waarin een ‘softe aanpak’ uit is, en repressie in. Politici kiezen graag voor daadkracht en maatregelen met een flink karakter, zonder dat echter duidelijk is dat dit beter zou werken dan alternatieve en wel beproefde methoden. Het CVV meent ook dat deze ‘nieuwe repressie’ ten koste gaat van burgerrechten en privacy. Volkskrant, 8 maart 2010.

Page 93: Politieonderwijsraad

93

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) De WRR adviseert de regering over toekomstige ontwikkelingen die van groot maatschappelijk belang zijn. De regering kan deze adviezen gebruiken om bestaand beleid tegen het licht te houden, bij de ontwikkeling van nieuw beleid of voor onderbouwing van de besluitvorming. Het is de bedoeling dat de WRR zich ontwikkelt tot een knooppunt van internationale kennisstromen van beleid, want het beleid wordt steeds meer beïnvloed door ontwikkelingen over de grenzen. Onzekere Veiligheid. Verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid. 2008. De WRR analyseert in dit rapport de huidige omgang met risico’s en de verdeling van verantwoordelijkheden die daaruit voortkomt. Onderwerpen als hoogwaterbescherming, voedselveiligheid, het transport van gevaarlijke stoffen, alsmede de risico’s van nieuwe technologieën en tal van andere bedreigingen van milieu en gezondheid vragen om voortdurende alertheid. De kwetsbaarheid van mensen, samenleving en natuurlijke omgeving vereist een proactieve omgang met onzekerheden. De raad adviseert om het nieuwe voorzorgsbeginsel in de grondwet op te nemen en doet hiertoe aanbevelingen. Een nieuwe aanpak is nodig omdat het huidige beleid lijdt onder complexe, onoverzichtelijke en dure regelgeving. Ook veiligheidsvraagstukken zelf zijn complexer geworden. De gedachte dat de overheid zich als een alleswetende regisseur kan opstellen die zaken tot in detail kan regelen, stuit op grenzen. Hoewel veiligheid een kerntaak van de overheid is en blijft, moeten de verantwoordelijkheden van de overheid, bedrijfsleven en burgers voor de fysieke veiligheidszorg op een nieuwe leest worden geschoeid.

Het Nederlandse veiligheidsbeleid in een veranderende wereld. 2010. In dit rapport wordt het Nederlandse veiligheidsbeleid beschreven als een reactie op internationale en nationale ontwikkelingen. Het rapport laat zien welke keuzes worden gemaakt, en de redenen daarvoor en hoe deze doorwerken in de praktijk. De vraag die centraal staat is in hoeverre Nederland nog beschikt over eigen handelingsruimte en beleidsvrijheid, gegeven toenemende internationale verwevenheden. In het algemeen geldt dat de grens tussen binnen- en buitenland vervaagt als het gaat over veiligheidsvraagstukken en dat er meer en meer niet-statelijke actoren meedoen op het wereldtoneel. Het karakter van risico’s en dreigingen verandert hiermee.

WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) Het WODC is een wetenschappelijk onderzoeks- en kenniscentrum voor het brede veld van Justitie. Het centrum is ingesteld door het ministerie van Justitie en belast met het verrichten van onderzoek, advisering over voorgenomen beleid en de verspreiding van kennis. Een voorbeeld is: Opsporen onder dekmantel. Regulering, uitvoering en resultaten van undercovertrajecten. In dit onderzoek zijn gegevens verzameld bij politiële infiltratieteams, betrekking hebbend op het jaar 2004. Het onderzoek is beperkt tot de uitvoering van undercoverbevoegdheden zoals die via de Wet BOB in het Wetboek van Strafvordering zijn opgenomen. Dit betekent dat de inzet van politieambtenaren in burger als observant bij grootschalige evenementen buiten beschouwing is gebleven. Digitaal beschikbaar via www.wodc.nl.

Page 94: Politieonderwijsraad

94

Bijlage 4 ● Veiligheidsonderwijs in Nederland28 Onderwijsstructuur in Nederland, afgezet tegen Europees kwalificatiekader

Politieonderwijs Veiligheidsopleidingen onder ministerie onderwijs (voorbeelden)

Veiligheidsopleidingen buiten ministerie onderwijs (voorbeelden, indicatief )

Niveau 1 Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (3e, 4e leerjaar) Assistentenopleiding

Sport, dienstverlening en veiligheid

Niveau 2 Basisberoepsopleiding

Assistent politiemedewerker Postinitiële certificering (taakaccenten)

Medewerker toezicht en veiligheid Beveiliger Vrede en veiligheid (toeleiding defensie)29 Brugjaar politie

Interne opleidingen defensie, zoals matroos of soldaat.

Niveau 3 Vakopleiding

Politiemedewerker Postinitiële certificering (taakaccenten)

Handhaver toezicht en veiligheid Coördinator beveiliging Aspirant onderofficier (toeleiding defensie)

Interne onder- officiersopleidingen defensie Buitengewoon opsporingsambtenaar30

Niveau 4 Middenkaderfunctionaris; Specialist Hoger algemeen vormend onderwijs (HAVO)

Allround politiemedewerker; postinitiële leergangen voor specialisten en operationeel leidinggevenden.

Particulier digitaal onderzoeker Specialist gevaarlijke stoffen Milieufunctionaris

Niveau 5 Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO) Associate degree31

Politiekundige Associate degree (‘slapend’)

Voortgezette vakopleiding voor onderofficieren

Niveau 6 Professionele bachelor (hogeschool) Academische bachelor (universitair)

Politiekundige bachelor Integrale veiligheid Forensisch onderzoek Criminologie

Basisofficiersopleiding defensie Brandweerofficier

Niveau 7 Professionele master (hogeschool, postinitieel) Academische master (universitair)

Postinitiële masters: specialisten; tactisch en strategisch leidinggevenden Politiekundige master (initieel)

Criminologie, e.a. academische disciplines32

Officiersopleiding Defensie Master of crisis and public order management33

Niveau 8 Professional doctorate / Ph D

Promovendi i.s.m. universiteiten

Promovendi in uiteenlopende disciplines

Promovendi i.s.m. universiteiten

28 Uit: Huisjes, Orde van de Dag, juni 2009. 29 Met ingang van het cursusjaar 2009-2010: ‘Veiligheid en vakmanschap’, uit te voeren op 27 regionale opleidingscentra. 30 Betreft voorwaardelijke juridische kennis en vaardigheden die van toepassing zijn op bepaalde categorieën administratief -technisch personeel in dienst van de politie, personeel met een handhavende functie in dienst van lagere overheden en personeel van de bijzondere opsporingsdiensten. Doorgaans is deze opleiding onderdeel van een ruimere en dikwijls ook hoger kwalificerende opleiding. De opleiding staat onder toezicht van het ministerie van Justitie. 31 Naar Angelsaksisch voorbeeld. Betreft de eerste fase van een professionele bacheloropleiding met een min of meer eigenstandige arbeidsmarktrelevantie. Gestart in het cursusjaar 2006-2007. 32 Bijv. sociale wetenschappen, rechtswetenschappen, bestuurskunde en forensic science. 33 Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid. Per 1-1-2010 ondergebracht in de kwalificatiestructuur politieonderwijs.

Page 95: Politieonderwijsraad

95