OpRecht februari 2010

28
Op Recht Magazine van Studievereniging Sirius Februari 2010 jaargang 5 nr. 2: Over staan en zitten • Gij zult informeren • Wat de rechter niet zegt Zitten wij in elkaars vaarwater?

description

OpRecht is het tweemaandelijkse juridische magazine van Sirius, de studievereniging van het Utrecht Law College

Transcript of OpRecht februari 2010

Page 1: OpRecht februari 2010

OpRecht Magazine van Studievereniging Sirius

Februari 2010 jaargang 5 nr. 2: Over staan en zitten • Gij zult informeren • Wat de rechter niet zegt

Zitten wij in elkaars vaarwater?

Page 2: OpRecht februari 2010
Page 3: OpRecht februari 2010

3

Deze maand

Nieuws

Van het bestuur

Column

Wat een maand…

In beeld

■ RubriekenPagina 4

Pagina 26

Pagina 25

Pagina 25

Pagina 5

Lex

Pagina 27

Agenda

■ Over staan en zitten

■ Omdat geen decennium compleet is zonder studentendemonstratie

■ Goed en kwaad

Pagina 7

Pagina 9

Pagina 10

Pagina 13

Maart

2 Bijeenkomst Module Jeugdrecht

3 ULC Café

4 Kantoorbezoek Kienhuis Hoving 23 Utrechtse Pleitkampioenschappen 2010

Iedere tijd heeft zijn eigen protesten. Nu is onze generatie aan de beurt en we hebben wat te melden.

Laura Dekker wenst te worden beschouwd als een volwassene, mag dat? Wanneer worden kinderen gezien als volwassene vol-gens het recht en is dat wel wenselijk?

Ethiek en moraal hebben zich ontwikkeld door de jaren heen. Een korte terugblik op de geschiedenis, om te kunnen kijken naar het heden en naar de toekomst vna onze moraal.

Onlangs is besloten uit respect voor het geloof, dat voor advocaten niet altijd voor de rechter hoeven op te staan. Een kritische kijk naar het besluit.

Heeft de overheid niet de plicht om haar burgers te informeren als het om belangrijke beslissingen gaat?

Pagina 18

In Nederland is het raadkamergeheim heilig. In andere landen niet, zouden wij hun voorbeeld moeten volgen?

Pagina 21■ Wat de rechter niet zegt

■ Gij zult informeren

■ “Ik ben al heel volwassen hoor”

Page 4: OpRecht februari 2010

4 OpRecht - februari 2010

Redactioneel

LEX

Beste lezer,

“Alles stroomt, niets blijft” (Heracli-tus). Of liever gezegd “Niets is ooit, maar alles wordt”. (Plato). De vraag is dus niet hoe de dingen zijn, neen, de vraag is wat zij zullen, of moeten wor-den. Terwijl studenten andermaal hun universiteit bezetten (dat lijkt haast een constan-te) worstelt Den Haag met de verwording van de basisbeurs tot een ‘sociaal leenstelsel’. Wat er zo sociaal is aan dit leenstelsel blijft overigens on-duidelijk, het lijkt mij voornamelijk een Haags eufemisme. Dat er iets gaat veranderen is dus duidelijk, maar welke kant het op gaat, dat valt nog te bezien. Daar die verandering algemeen is, bezien wij de richting van verandering uitgebreid in deze OpRecht. Zo belichten wij onder andere de ver-andering in de ethiek (p XX), mogelijke veran-deringen in de benoeming van rechters (p. ), pro-

paganda van de overheid, en het al dan niet opstaan voor de rechter. (p. ). Natuurlijk hebben we ook een paar constanten ingebouwd. Lex is kritisch als altijd (pXX), het bestuur schrijft weer over haar wel en wee (pXX), en we blikken ook wat luchtiger terug op afgelopen tijd (p van wat een maand).

Ook voor mij staat er een verandering op stapel, ik verlaat de redactie van de OpRecht. Met veel plezier heb ik de afgelopen jaren meegeholpen The Sirius Times om te vormen tot de huidige OpRecht. Maar voor mij zit het erop, ik word langzamerhand wat anders. Masterstudent bij-voorbeeld, en natuurkundige. Ik wens u veel ple-zier met deze, maar ook alle andere toekomstige OpRechten.

Lees ze! Niels Pannevis

Page 5: OpRecht februari 2010

5

Nieuws

Nieuwe oorlog op de loer

Wij protesteren!

Wilders zit niet met de handen in het haar

Niet alleen de HBO-ers en de WO-ers zijn het niet eens met hun onderwijsinstellingen. Ook de MBO-ers gaan de straat op. Zij zijn niet tevreden over het niveau van hun onderwijs, over de uitval van lesuren en over de docen-ten. Onlangs verscheen er een rapport van de onderwijs-inspectie waarin 64 MBO-scholen werden geclassificeerd als ‘zeer zwak’ en 500 ‘zwakke’ opleidingen. De Algemene Onderwijsbond is het eens met de leerlingen die van zich lieten horen in Den Haag, voorafgaand aan het spoeddebat van de tweede kamer. Een verschil met de protesten van Hbo- en WO- studenten is dat hier iedereen het er wel over eens is dat er genoeg geld is, het wordt alleen niet goed verdeeld. ■

De strijd tegen Al-Qaeda is nog niet gestreden. De boe-venbende is al enige tijd neergestreken in het verscheur-de Jemen. De Nigeriaan die even terug een aanslag poogde te plegen in een Amerikaans passagiersvliegtuig bleek getraind in Jemen. De regering van Jemen denkt het wel zelf aan te kunnen, mits zij genoeg internationa-le financiële steun en wapens krijgen. Er heerst veel ar-moede in Jemen; in het noorden van het land heerst een burgeroorlog en in het zuiden is er een beweging actief die zich wil afscheiden van Jemen. Er is een vruchtbare bodem in dit land voor een organisatie als Al-Qaeda. Het is wachten tot de internationale gemeenschap zich realiseert dat er een tijdbom aan het tik, tik, tikken is. Wordt, vast en zeker, vervolgd. ■

Voor het proces van Wilders zijn maar liefst vijf zit-tingsdagen vrij gehouden. De zaak, die juridisch niet al te ingewikkeld ligt, zal veel tijd in beslag gaan nemen. Wilders is erop gebrand te bewijzen dat zijn discutabele uitspraken niet alleen niet strafbaar zijn, maar dat zij ook de waarheid zijn. Wilders vergeet wel dat ook de waar-heid verkondigen, onder smaad, onder omstandigheden wel degelijk strafbaar kunnen zijn. Hij verklaarde ook voor de camera na een regiezitting, dus voor de eigenlij-ke rechtszaak, dat dit proces oneerlijk zal zijn. Wellicht was dit een reactie op het feit dat vijftien van de achttien getuigen die hij wilde oproepen zijn afgewezen door de rechtbank, misschien dat ‘het oneerlijke proces’ nu maar vier dagen gaat duren. ■ Bron: Tweede Kamer

Page 6: OpRecht februari 2010
Page 7: OpRecht februari 2010

7

Achtergrond

Over staan en zitten

Door Thijmen Nuninga

De zittende advocaat was al vaker in het nieuws: Mohammed Faizel Ali Enaït weigerde medio 2006 al de handen van vrouwen te schudden en werd daarom geweigerd bij de gemeente Rotter-dam als medewerker. Halverwege het afgelopen jaar weigerde de advocaat op te staan voor de rechtbank bij entree en stond hij er op dat hij zijn ‘islamitisch hoofddeksel’ mocht ophouden. Bei-de incidenten kwamen voort uit zijn geloofsover-tuiging en leidden tot een rechtszaak: de eerste geïnitieerd door de advocaat, de tweede door de Deken van de Orde van Advocaten in Rotterdam omdat zijn gedrag in strijd zou zijn met artikel 46 van de advocatenwet: ‘De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen [...] ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.’ Enaït druist tegen alle gebruiken in maar blijft, zoals hij zelf zegt, ‘bin-nen de stalen kaders van de rechtsstaat.’ 1 De vraag is of dat wel zo is.

In de zaak rondom de afwijzing van zijn sol-licitatie bij de gemeente Rotterdam, nadat hij weigerde vrouwenhanden te schudden kreeg de moslimfundamentalist ongelijk.2 Enaït wei-gerde handen te schudden op grond van zijn geloof, maar de rechtbank te Rotterdam achtte de afwijzing van zijn sollicitatie niet in strijd met de godsdienstvrijheid, omdat dit grondrecht niet aan ambtenaren in functie wordt toegekend. Toen Enaït werd beëdigd als advocaat besloot de rechtbank hem zijn pleziertje te gunnen: als de rechtbank zijn entree maakt, hoeft Enaït niet op te staan. Het OM vond deze voorkeursbehande-ling ongehoord en tekende protest aan tegen zijn gedrag. Zo kwam het dat Mohammed Faizel Ali Enaït in mei 2009 voor de Raad van Discipline terecht stond en, wederom, ongelijk kreeg: Enaït

1 Pauw en Witteman, 12 december 2009, VARA.2 Rb. Rotterdam 6 augustus 2008, LJN BD9643.

moest weer staan en moest zijn hoofddeksel af-zetten tijdens de zitting. De advocaat was niet voor één gat te vangen - hij kent in ieder geval zijn vak - en procedeerde tot aan het Hof van Discipline: het hoogste rechtsorgaan belast met tuchtrechtspraak van advocaten. Het Hof door-kruiste het pad van de Raad en stelde Enaït in het gelijk. Waar de Raad nog stelde dat ‘verweerder gehouden is ten overstaan de rechterlijke auto-riteiten de aan de orde zijnde gewoonteregel, die is aan te merken als gedragsregel, in acht te nemen.’ stelde het Hof dat het ‘Feit is dat in de Nederlandse rechtszalen aan het gebruik om op te staan door de rechter(s) al jaren niet meer strikt de hand wordt gehouden. Vaak is dat ook niet mogelijk, omdat de rechter of het college op het moment dat de partijen en hun raadslie-den de zittingszaal betreden daar al heeft plaats-genomen’ en ‘Tevens is onmiskenbaar dat in de hedendaagse Nederlandse maatschappij de op-vattingen over gebruiken en gewoontes zich wij-zigen mede onder invloed van andere culturen en godsdienstbelevingen van mensen die zich in Nederland hebben gevestigd. Die culturele en godsdienstige opvattingen en uitingen dienen te worden gerespecteerd en getolereerd, ook in de rechtszaal.’ Het precedent ligt er en Enaït was tevreden: eindelijk werd erkend dat zijn gedrag volledig rechtmatig was. Het Hof heeft gespro-ken, maar is dit wel een wenselijke uitspraak? Staatssecretaris Albayrak van Justitie vindt van niet. ‘Een samenleving bedient zich echter ook van rituelen om waarden te benadrukken en te be-stendigen. Dit geldt bij uitstek ook voor de om-gangsvormen die het gezag van de instituties van de rechtsstaat kracht bijzetten.’ Op deze manier drukte de staatsecretaris haar ongenoegen uit in een brief aan de Tweede Kamer.3 Verder meldde zij dat de Deken van de Orde van Advocaten met een gepaste regeling zou komen en dat als zij deze regels niet toereikend zou vinden, ze zelf met passende maatregelen zou komen. ► 3 Kamerstukken II 2009/10, 32 123, nr. 76, p. 1.

Page 8: OpRecht februari 2010

8 OpRecht - februari 2010

Kan dat wel? Is het wel wenselijk dat een staats-secretaris zich op deze manier uitlaat over een uitspraak van het Hof? Ja, ben ik geneigd te zeg-gen. De publieke opinie - althans de politiek - lijkt zich tegen de uitspraak te keren. Het is dan aan de staatssecretaris om met nieuwe, duide-lijkere regelgeving te komen. In dit geval is dat zeer gemakkelijk gezegd, omdat de staatssecre-taris de spijker op zijn kop slaat: er zijn rituelen om de instituties van de rechtsstaat kracht bij te zetten die op dit moment gelden en dus volgens

het gewoonterecht (hoe wij die term ook mogen verfoeien!) gehandhaafd moeten worden. Daar komt nog eens bij dat een advocaat niet zichzelf vertegenwoordigt in de rechtbank: hij is een stuk gereedschap, zodra hij in toga binnenstapt. Van-af dat moment is hij even niet meer zichzelf; het Hof lijkt dat te vergeten. Dat neemt geenszins weg dat het een blamage voor de advocatuur zou zijn als de staatssecreta-ris hier moet ingrijpen. De Orde van Advocaten kan zelf gedragsregels opstellen en dat is ook de weg van de minste pijn. Een politiek debat over deze zaak kan eindigen in een eindeloos wij-zij-verhaal waar het in deze zaak helemaal niet om gaat: de vraag is of deze gewoonterechtelijke regels gehandhaafd mogen worden in het licht van de godsdienstvrijheid . Mijn antwoord is een volmondig ja: geen enkel geloof mag door een advocaat, rechter of officier van justitie op een manier die in strijd is met gewoonterechtelijke gedragsregels de rechtszaal ingedragen worden.Het zou zonde zijn als deze uitspraak de hou-ding van toekomstige advocaten definieert. Het is helemaal niet aan advocaten toegekend een persoonlijkheid in de rechtszaal te hebben. La-ten we hopen dat de Orde haar advocaten in het gelid krijgt - het zou zonde zijn als er een staats-secretaris nodig is om gebruikelijk respect voor de rechterlijke macht te waarborgen. ■

‘Dat neemt geenszins weg dat het een blamage voor de advocatuur zou zijn als de staatssecretaris hier moet ingrijpen.’

Page 9: OpRecht februari 2010

9

Opinie

Omdat geen decennium compleet is zonder studentendemonstratie

Door Marieke Palstra

Met het begin van februari, begonnen ook de studentenacties tegen de suggestie vanuit de politiek dat de studiefinanciering geheel moet worden omgezet in een lening. Dat, en tegen het verdwijnen van het Ublad.

Minister Bos (Financiën) had in september van vorig jaar al gezegd dat het afschaffen van de studiefinanciering een “interessante optie”1 was. Het idee is niet dat de studiefinanciering geheel verdwijnt, maar dat het in een lening met een lage rente moet worden veranderd. Dit zou de overheid een forse som besparen.

Het grote probleem is uiteraard dat het hoger onderwijs potentieel studenten verliest, omdat deze vanuit huis niet voldoende financiële steun krijgen, en zij niet durven te lenen. Minister Bos vreest hier echter niet voor. In een interview met Nu.nl zei hij: “Sommige landen kennen al een dergelijk systeem van studiefinanciering. Daar zie je dat studenten na een gewenningsperiode vrij snel genezen van leenangst.”2

Nochtans lieten veel Nederlandse studenten een sterk geluid tegen het afschaffen van de basis-beurs horen. Op maandag 1 februari werd het be-stuursgebouw van de Universiteit Utrecht op de Uithof bezet. Ramen werden afgeplakt en span-doeken hingen naar buiten. Voor het gebouw stonden studenten met megafoons en borden met leuzen als “Kenniseconomie: faillissementsuit-verkoop” en “Vecht voor je studierecht”. Via een groep op Facebook.com, Studenten Protest Utrecht, werden studenten opgeroepen om zich bij de demonstranten te voegen.

De bezetting ging door tot de avond van woens-dag 3 februari. Toen tekende het College van Bestuur en de bezetters een verklaring omtrent het Ublad en de toegankelijkheid van het onder-

1 L. Benschop, ´Afschaffen basisbeurs optie bij heroverwegin-gen´, www.nu.nl, 28 september 20092 L. Benschop, ´Afschaffen basisbeurs optie bij heroverwegin-gen´, www.nu.nl, 28 september 2009

wijs. De verklaring3 is bijzonder vaag geformu-leerd, waarin behalve een belofte om nog twee uitgaven van het Ublad te financieren, weinig concrete toezeggingen worden gedaan door het College van Bestuur. Het is natuurlijk ook enkel aan de overheid om over het voortbestaan van de basisbeurs te beslissen.

Behalve in Utrecht werden in Amsterdam, Rot-terdam en Nijmegen universiteitsgebouwen bezet. In andere studentensteden werd ook ge-protesteerd. De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) meldde dat dit slechts een eerste golf aan protestacties was. Volgens de voorzitter van de LSVb, Gerard Oosterwijk, was “de afgelopen week […] vooral een bewustwordingscampagne, omdat veel studenten niet weten dat de studiefi-nanciering in gevaar is.”4

Het is de vraag of de protestacties effect zullen hebben. Volgens Jan Kees de Jager (staatssecre-taris van Financiën) bestaat er namelijk geen beleidsvoornemen om de basisbeurs af te schaf-fen. Anderzijds heeft minister Plasterk nog geen toezeggingen op dat vlak durven doen. Het is dus afwachten geblazen: afwachten of we straks met een lening van DUO een profile fee voor het ULC moeten betalen. ■

3 E. Hardeman, ‘Bezetters verlaten na overwinning bestuursge-bouw’, www.ublad.uu.nl, 4 februari 20104 ANP nieuws, ‘Plasterk doet bezorgde studenten handreiking,’ www.tweedekamer.nl, 4 februari 2010

Page 10: OpRecht februari 2010

10 OpRecht - februari 2010

Door Yarden Nieboer

De advocaat van Laura Dekker wil haar laten veroordelen als een volwassene.1 Hij wil dat haar zaak wordt bekeken ware zij een volwas-sene, en dan in het bijzonder voor het recht. Hij vindt dat Laura als volwassene behandeld dient te worden, omdat zij de wereld over wil zeilen; iets dat een volwassen ‘iets’ is om te doen. Als de rechtbank dit zal doen, dan zal deze genoodzaakt zijn geen ondertoezichtstelling uit te spreken; een volwassenen kan immers geen OTS krijgen. Zou zij zich volwassen kunnen laten verklaren? Is dat wel wenselijk?

Ieder kind vindt op zijn veertiende dat hij of zij al heel volwassen is en dat hij al helemaal groot genoeg is om zijn eigen dienst uit te maken. Zelf beslissen om de wereld om te varen is dan ook echt iets waar het kind zelf over mag beslissen. Je beschikt dan al immers over je eigen spullen en over je eigen leven. Als je veroordeeld kan worden, dat is vanaf je twaalfde, kan je beslis-sen over goed en kwaad. Een beslissing over het alleen de wereld over gaan ligt dan enkel in het verlengde hiervan.

1 Laura Dekker in Hoger Beroep, bron: ANP op nu.nl op 4 februari 2010

Niets is minder waar. Op je veertiende kun je nog niet door de wet gezien worden als een volwas-sene. Dat kan pas vanaf zestien jaar.2 Dat gebeurt bij een berechting of wanneer een meisje zwan-ger is van een kind of automatisch als je trouwt. Laura is echter pas veertien. Natuurlijk betekent het feit dat je veertien bent en niet tien, dat een kind in staat is om zijn eigen mening helder te formuleren en om deze zelfstandig te verwer-ven. De rechter hecht dus wel veel waarde aan de mening van het kind. Bij een echtscheiding moeten kinderen vanaf twaalf jaar bijvoorbeeld opgeroepen worden door de rechter, om gehoord te worden. Daarvoor kan een kind zelfs via een informele rechtsingang, het sturen van een brief, een gesprek met de rechter trachten te forceren. Het is dus niet dat een kind geen zelfstandige rechten heeft en dat hij in ons rechtssysteem niet serieus genomen wordt, omdat hij kind is. Als een kind dat gevoel wel heeft, dan kan hij zelfs verzoeken om een bijzonder curator. (Een rech-ter moet dit dan wel toewijzen.) Bovendien kan een rechter handlichting verlenen. Dat betekent dat op een deelgebied een kind voor de wet als volwassene gezien wordt. Zonder toestemming van de gezaghebbende kan dit echter niet. ► 2 Art. 1:253ha BW

“Ik ben al heel volwassen hoor!” Achtergrond

Page 11: OpRecht februari 2010

11

Dit reikt echter niet zover, dat Laura, als zij zes-tien wordt, zal mogen beslissen over haar ver-blijfplaats en over haar (wijze van) scholing. De wet zegt namelijk: Deze bevoegdheden mogen zich niet verder uitstrekken dan tot de gedeelte-lijke of de gehele ontvangst van zijn inkomsten en de beschikking daarover, het sluiten van ver-huringen en verpachtingen, het in een vennoot-schap deelnemen en het uitoefenen van een be-roep of bedrijf. De minderjarige wordt echter door handlichting niet bekwaam tot het beschik-ken over registergoederen, effecten, of door hy-potheek gedekte vorderingen.3 Kinderen worden gezien als individuen die wel degelijk een in-breng hebben in hun eigen levensloop.

Het zou echter wel het hele systeem van jeugd-recht ondermijnen. Wanneer we kinderen als vol-wassenen zouden gaan zien, omdat zij een ‘vol-wassen’ beslissing moeten maken, of omdat zij iets gaan ondernemen dat volwassenen over het algemeen veel vaker ondernemen dan kinderen. Het zou ook de leerplicht ondermijnen en het pe-dagogische karakter van het jeugdrecht, wanneer Laura als volwassene zou worden gezien, omdat zij vindt dat zij volwassen is. Nogmaals, ieder kind vindt zichzelf heel groot en heel capabel om

3 Art. 1:235 lid 3 BW

zijn leven volledig zelf in te richten. Dit betekent echter niet dat je al uitgeleerd bent of dat je weet wat goed is voor jouzelf. Als maatschappij heb-ben wij samen bepaald dat je vanaf je twaalfde goed en fout kunt onderscheiden; vanaf je zes-tiende kunt beslissen of je wilt roken; en vanaf je achttiende pas kunt beslissen over je toekomst en over wie jouw politieke ideeën kan vertegen-woordigen. Op je veertiende is je ontwikkeling simpelweg nog niet ver genoeg, om te kunnen functioneren alsof je minstens achttien bent. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en Laura is ze-ker een hele bijzondere meid, maar dat betekent nog niet dat de wet dan maar opzij gezet moet worden. Laura moet nog naar school, ze moet zich nog ontwikkelen en ze moet nog opgevoed worden. Als haar ouders dat niet goed kunnen, dan is het de taak aan de rechter om te zorgen dat Bureau Jeugdzorg zorgt dat Laura wel op-gevoed wordt. Bovendien als haar droom puur zou zijn om de wereld rond te varen, dan zou ze die paar jaar ook nog wel even kunnen wachten. Volwassen zijn is niet als jongste de wereld solo willen overzeilen, om een record te halen; dat is bij uitstek een kinderlijke droom. En wegrennen, zoals zij afgelopen december deed, heeft des te meer bewezen dat Laura Dekker niet de volwas-sen uitzondering is die de regel bevestigt.

Kinderen hebben een zelfstandig recht op in-menging in hun eigen zaken. Kinderen kunnen ook zeker weten wat het beste is voor hen, en ze kunnen daar ook zeker naar handelen. Echter weten ze niet altijd wat goed is en zullen ze niet altijd hun zin kunnen krijgen. Maar is dat nou zo erg, als je over een paar jaartjes wel al je dromen kunt proberen te laten uitkomen? Geduld is iets dat kinderen vaak ook nog bijgeleerd moet wor-den. Dus Laura, heb geduld. ■

Wie wil er nou niet op deze manier de wereld rond?

Page 12: OpRecht februari 2010
Page 13: OpRecht februari 2010

13

Achtergrond

Goed en KwaadDoor Jaco van den Brink

Waarom hebben wij een Algemene Wet Gelijke Behandeling? Waarom verbiedt ons Wetboek van Strafrecht dingen als belediging? Waarom ziet ons familierecht er totaal anders uit dan in Egypte? Zelfs de meest verstokte positivist zal niet ontkennen dat er tenminste empirisch gezien een verband bestaat tussen het recht en enige vorm van moraal. Daarom is een aantal artike-len over de ethiek die ten grondslag ligt aan het huidige Nederlandse recht in een juridisch tijd-schrift wel op zijn plaats. In deze artikelen wil ik ingaan op zowel persoon-lijke als publieke ethiek en de invloed ervan op het publiekrecht. Telkens zal ook het historisch perspectief niet ontbreken.

In dit eerste artikel zal het met name gaan over persoonlijke ethiek. De moderne westerse ethiek kan getypeerd worden met kernwaarden als au-tonomie en zelfontplooiing van het individu, het schadebeginsel (mijn vrijheid houdt op waar ik die van anderen schaad) en dergelijke. Hieron-der zal ik in vogelvlucht de geschiedenis langs gaan om te bezien of dit altijd zo is geweest. Ver-der is het goed om deze principes eens kritisch op eventuele onvolkomenheden te bevragen.

Oudheid en middeleeuwen: deugden als maatstafIn het Athene van de vijfde eeuw voor Christus speelde zich een belangrijk debat af. Socrates en zijn leerling Plato keerden zich tegen veel leraars in de welsprekendheid, sofisten, die ont-kenden dat wetten en regels een absolute, uni-versele oorsprong hadden. De eerstgenoemden betoogden dat er wel vaststaande morele waar-den waren, vaststaande begrippen van goed en kwaad. Dit sluit ook aan bij Plato’s ideeënleer. De ethiek van de klassieke oudheid centreerde zich rond vier ‘kardinale deugden’: verstandig-

heid, moed, gematigdheid en rechtvaardigheid. De eerste hield grofweg het inzicht in wat goed is in, moed was nodig om dat goede werkelijk te doen en gematigdheid om zichzelf en zijn kwade neigingen te beheersen. Rechtvaardigheid, wat gedefinieerd werd als ieder het zijne te geven, was de voornaamste van de vier. Dit enerzijds, omdat ze nodig was om de andere deugden op het algemeen belang te richten, anderzijds omdat in haar de andere deugden vervat waren: iemand die rechtvaardig was moest noodzakelijkerwijs ook de andere drie deugden bezitten. Het klas-sieke denken heeft een belangrijke stempel op de westerse cultuur gedrukt.1

Na het begin van onze jaartelling kwam daar een ‘stempelaar’ bij: het christendom. In de Tien Geboden en de talloze Bijbelgedeelten die daarvan een uitwerking vormen, geeft de Bijbel een duidelijke christelijke ethiek, die voor de christenen gezaghebbend was. Christelijke den-kers als Augustinus (vierde en vijfde eeuw) en Thomas van Aquino (dertiende eeuw) maakten gebruik van de deugdethiek van de klassieken, maar voegden daar ook iets aan toe. De vier ge-noemde deugden werden christelijk geduid en drie deugden, die de Bijbel wel noemt maar die bij de klassieken niet te vinden waren, werden toegevoegd: geloof, hoop en liefde. Gedurende de middeleeuwen draaide de ethiek om deze ze-ven deugden, en, niet te vergeten, om de zeven ondeugden of hoofdzonden. Het zijn ‘hoofdzon-den’, niet omdat die de belangrijkste zijn, maar omdat die de ‘moederzonden’ zijn, moeders met elk vele dochters. Het zijn de volgende: hoog-moed, hebzucht, wellust, toorn, afgunst, gulzig-heid en traagheid.2 ►

1 Geografie van goed en kwaad. Filosofische essays, A. Kin-neging, Utrecht: 2006, met name blz. 100-114. (voortaan: Geografie)

2 Geografie, blz. 127-145.

Page 14: OpRecht februari 2010

14 OpRecht - februari 2010

Verlichting en romantiek: individu als maatstafIn de twee eeuwen voor de Franse Revolutie3 werd deze nadruk op deugden langzaam maar zeker verlaten. Een belangrijke stap was het ont-kennen van de aangeboren neiging tot het kwade in de mens. Rousseau was van mening dat de mens van nature goed is en dat het kwade in de wereld komt door de sociale structuren. Uitein-delijk resulteerde dit in een ethiek waarin niet meer het beheersen van de mens zelf en zijn neigingen uitgangspunt was, maar juist het na-streven van individuele vrijheid. In de woorden van de Leidse professor Kinneging: niet meer de deugden en plichten stonden centraal, maar de rechten van de mens.4 Bovendien verschoof de aandacht van het verbeteren van het eigen leven naar het verbeteren, het modelleren van de maat-schappij.

Uit dit verlichtingsdenken sproten in grote lijnen twee morele theorieën die tot op heden de ethiek domineren: 1) het liberalisme, dat dacht vanuit het individueel belang, en 2) het utilisme (het 3 Reflections on the Revolution in France, E. Burke, Londen: 19644 Geografie, blz.155-160.

socialisme kan worden beschouwd als een uit-werking hiervan), dat dacht vanuit het algemeen belang; beiden nemen echter geen universele ethische waarden als uitgangspunt. Het libera-lisme is uit op een zo groot mogelijke individu-ele vrijheid, zodat eenieder zijn eigen geluk kan nastreven. Het utilisme is uit op nutsmaximali-satie: zoveel mogelijk geluk voor zoveel moge-lijk mensen. Iets wat uiteindelijk per saldo pain veroorzaakt is slecht, iets wat pleasure met zich brengt, is goed.5

Een belangrijke stroming was verder de negen-tiende-eeuwse romantiek. Zij legde de nadruk niet op het universele, op dingen die voor een-ieder goed zijn, maar juist op het individuele, de eigen passies. Wees authentiek, wees jezelf, ge-bood de romantiek. ‘Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten’, dichtte Willem Kloos. De culturele revolutie van de jaren 1960 rekende af met de laatste overblijfselen van wantrouwen ten opzichte van het individu om zijn eigen morele kaders volledig vast te stellen. ►

5 Grondslagen van het recht: Achtergronden, P.P. Rijpkema (red.) , Den Haag: 2003, blz. 63-82.

De discussie over goed en kwaad heeft een lange geschiedenis

Page 15: OpRecht februari 2010

15

‘Het zijn ‘hoofdzonden’, niet omdat die de belangrijkste zijn, maar omdat die de ‘moederzonden’ zijn, moeders met elk vele dochters.’

Het resultaat hiervan is dat er twee ethische beginselen lijken te domineren in de moderne ethiek. In de eerste plaats zelfontplooiing en au-tonomie, en in de tweede plaats het schadebegin-sel... Zijn we hiermee nu onverdeeld beter af, of zou het ook zo kunnen zijn dat we onderweg hier naartoe bepaalde dingen over het hoofd gezien hebben?

KritiekDeze ontwikkelingen in de ethiek zijn in de loop van de geschiedenis in elk geval door allerlei denkers bekritiseerd. Naast de denkrichtingen die al genoemd zijn (liberalisme en socialisme), ontstond er ook een stroming die vooral kritisch stond (en staat) tegenover de erfenissen van de Franse Revolutie, veelal aangeduid als het con-servatisme.

Eén van de belangrijkste kritiekpunten die het conservatisme op de ideeën van verlichting en romantiek heeft, heeft te maken met het mens-beeld. Zoals gezegd rekende de verlichting af met de gedachte dat de mens van nature geneigd is tot het kwade. Volgens de conservatief is het alleen al empirisch gezien evident dat de mens behept is met een aantal kwade aandriften, zoals hebzucht, afgunst, wellust en andere. Het zou van realisme getuigen wanneer erkend werd dat het belangrijk is dat deze driften in toom gehouden worden. Daarom is het belang van een ethiek die gecentreerd is rond deugden zo belangrijk. Men-sen moet vanaf het begin geleerd worden dat zij hun kwade neigingen moeten onderdrukken en het goede moeten nastreven. Het kan als een tekortkoming van een eenzijdige individuele-rechten-benadering beschouwd worden dat deze veel minder oog heeft voor de gevaren die het menselijk egoïsme met zich kan brengen.

Hetzelfde kan tot op zekere hoogte gezegd wor-den van de utilistische criteria voor goed en

kwaad. Volgens Kinneging wordt daardoor mis-kend ‘dat de mens moet waken voor wat hem als pleasure voorkomt en pain niet moet schuwen, om een goed leven te leiden. Dat er iets radicaal verkeerd is in zijn natuurlijke affectieve huis-houding en een innerlijke strijd noodzakelijk is teneinde die huishouding op orde te brengen.’6

Kinneging laat verder zien dat een moraal die vrijheid propageert met als enige grens de vrij-heid van anderen, tekortschiet. Hij doet dat door onderscheid te maken tussen sociale deugden, die nodig zijn in de omgang met anderen, en 6 Geografie, blz. 470.

‘Mensen moet vanaf het begin geleerd worden dat zij hun kwade neigingen moeten onderdrukken en het goede moeten nastreven.’

individuele deugden. De belangrijkste sociale deugden zijn dan rechtvaardigheid en solidari-teit; als individuele deugden kunnen genoemd worden zelfbeheersing, moed, ijver en zelfdisci-pline. Op het eerste gezicht lijken de individuele deugden niet van direct belang voor de samenle-ving te zijn.

Maar, betoogt Kinneging dan, er is tweeërlei ver-band tussen de individuele en de sociale deug-den. ‘Ten eerste geldt dat de sociale deugden de individuele deugden vooronderstellen.’ Met an-dere woorden: het eerste kan er niet zijn zonder het tweede. ‘Ten tweede geldt dat, met de toe-name van individuele deugden, de dringendheid van sociale deugden afneemt.’ Zijn zorg is dan ook dat het er nu op lijkt dat door het schadebe-ginsel de individuele deugden onder het stof ►

Page 16: OpRecht februari 2010

16

geraakt zijn, waardoor enerzijds de noodzake-lijkheid van sociale deugden toeneemt, maar an-derzijds de mogelijkheid daartoe afneemt.7

Eén en ander wordt door C.S. Lewis met een voorbeeld verduidelijkt. Hij vergelijkt de maat-schappij met een vloot schepen. Je zou op het eerste gezicht kunnen zeggen dat elk schip hele-maal zelf kan weten wat hij doet mits de schepen niet tegen elkaar aanbotsen. Maar, zegt Lewis, als de gang van zaken op de schepen afzonderlijk niet goed geregeld is en niet strak geleid wordt, zijn botsingen met andere schepen (op den duur) onvermijdelijk.8

Als het gaat om het verwerven van deugden en het verwerpen van ondeugden is het menselijk geweten een onmisbare instantie. Het belang van gewetensvorming in onderwijs en opvoeding is moeilijk te onderschatten. Ten tweede is het volgens conservatieven belangrijk dat er sociale controle is, omdat dat mensen ook vaak kan aan-sporen het goede te doen. En juist deze twee, ge-wetensvorming en sociale controle, worden door de verlichtingstraditie enorm gewantrouwd als 7 Geografie, blz. 67-70.8 Mere Christianity, C.S. Lewis, San Francisco: 2001. De door mij geraadpleegde Nederlandse vertaling: Onversneden christen-dom, C.S. Lewis, vertaald door Arend Smilde, Kampen: 2006, blz. 75-81.The abolition of man, C.S. Lewis, Glasgow: 1978

bedreigingen voor de individuele vrijheid.9

Deze traditie beschouwt de staat met haar juridi-sche instrumenten als de belangrijkste instantie die een veilige en solidaire samenleving moet bewerkstelligen. In een volgend artikel, dat een meer politiek-historisch karakter zal dragen, zal op dit laatste verder worden ingegaan.

Tot slotVaak wordt er stilzwijgend vanuit gegaan dat we nu een verlicht en vrij tijdperk beleven, daar vroeger alles nog in duisternis en knellende ban-den verkeerde, en men veel minder dan nu in-zag wat goed is voor de maatschappij. En zeker heeft de moderniteit veel onverdeeld goede din-gen gebracht. Toch kleven er ook nadelen aan de moderne ethische principes, en is de vraag gerechtvaardigd of deze wel in alle gevallen als onbetwistbaar uitgangspunt voor het recht moe-ten dienen. ■

9 Geografie, blz. 455-457.

‘Je zou op het eerste gezicht kunnen zeggen dat elk schip helemaal zelf kan weten wat hij doet mits de schepen niet tegen elkaar aanbotsen.’

Page 17: OpRecht februari 2010
Page 18: OpRecht februari 2010

18 OpRecht - februari 2010

Achtergrond

Gij zult informerenDoor Yarden Nieboer

Donor zijn is goed. Je bent dan een moreel goed persoon. Dat is de publieke opinie. Niemand zal namelijk zeggen, na het horen dat een ander do-nor is, dat dit toch echt niet door de beugel kan. Als je geen donor bent, dan moet je je over het al-gemeen verantwoorden. Als je niet geregistreerd staat, dan moet je je gaan schamen. Nooit wordt er gevraagd of degenen die zo moreel waardig zijn of niet, weten waarvoor zij gekozen hebben. De overheid maakt geen prioriteit van het zorgen dat je een geïnformeerde keuze maakt. Het gaat erom dat je de maatschappelijk geaccepteerde keuze maakt. De overheid mag dergelijke be-langrijke persoonlijke keuzes niet forceren, laat staan dat zij middels maatschappelijke druk een bepaalde uitkomst mag forceren.

De komende paar jaar is de overheid bezig met orgaanwerving middels de campagne ‘jaofnee’ met bijbehorende site. De reclames zijn duide-lijk gericht op het werven van donoren, niet op het informeren. In de tv-reclame hoor je men-sen ja of nee zeggen. Het aantal keer volmon-dig ‘ja’ is vele malen groter dan het op een paar vingers te tellen voorzichtige ‘nee.’ Bovendien heet de campagne JAofnee, waarom geen nee-ofja? Of waarom niet het daadwerkelijk noe-men wat alle opties zijn, hoewel dat minder aantrekkelijk klinkt? ‘Jaofneeofik-laat-mijn-nabestaanden-beslissen.’ In een campagne moe-ten we toch eerlijk zijn. Op de site van deze campagne is het ook duidelijk niet het doel om mensen te laten informeren. Het doel is vooral om te registreren. Als je op ‘ja’ klikt, dan kun je dat gelijk al doen. Alsof het niets is! Bij ‘nee’ tracht de site vervolgens middels schuldgevoe-lens je toch over te halen naar de ‘ja-kant. ►’

Page 19: OpRecht februari 2010

19

Het informeren van de burger over wat een ‘ja’of een ‘nee’ voor consequenties heeft is enkel een subdoel. Onderaan de pagina staan haast onop-vallend links naar informatie.

Wist je bijvoorbeeld dat wat je ook kiest, je na-bestaanden alsnog tegen jouw wens in kunnen beslissen? Wist je dat voor sommige mensen het hersendoodcriterium inhoudt dat iemand nog helemaal niet dood is? Of dat als iemand een heartbeating transplantatie (Weet je wat dat is?) aangaat, de nabestaanden afscheid nemen van een (weliswaar kunstmatig) ademende geliefde, die ‘warm’ en levend aanvoelt? Wist je dat er ‘maar’ een kleine 1600 transplantaties (een klein percentage van de bevolking) worden uitgevoerd ieder jaar? Wist je dat er honderden mensen per jaar dood gaan, omdat zij geen orgaantransplan-tatie krijgen? Wist je dat als je niets hebt laten registreren je eigenlijk kiest voor de optie om je nabestaanden te laten kiezen? Er is een grote kans dat je het antwoord op een deel van deze belangrijke vragen niet kent. Dat is ernstig; het is immers jouw lichaam of jouw geliefde waar je over beslist. Zo zijn er nog meer vragen die veel mensen onbeantwoord laten uit onwetend-heid, vragen die cruciaal zijn voor een goed ge-ïnformeerde keuze over een zeer belangrijk en persoonlijk onderwerp.

Het is niet van belang wat je keuze is, de over-heid mag wel een bepaald beleid in het lichtelijk vormen van die keuze instellen, maar het zou niet zo mogen zijn dat zij burgers ongeïnformeerd laat kiezen over een onderwerp dat het leven van henzelf en dat van anderen drastisch kan doen veranderen. Het is immers van belang dat je een duidelijk beeld over ‘de dood’ hebt en over ‘het leven’, wil je een keuze kunnen maken over of je wel of niet donor wilt worden. ■

Weet jij wat je hiervan kunt doneren?

Page 20: OpRecht februari 2010
Page 21: OpRecht februari 2010

21

Achtergrond

Wat de rechter niet zegtDoor Marieke Palstra

“Hoe is de rechter?” vragen advocaten elkaar buiten de rechtszaal. “Hoe streng is hij?” Dui-delijk is dat rechters qua dispositie van elkaar verschillen. Verschilt daarmee ook de uitspraak? In hoeverre kun je als procespartij geluk of pech hebben met de rechter die je zaak beoordeelt?

In Nederland zijn rechters rechtsvinders. Wij ver-wachten dat een rechter ons als een orakel vertelt wat het recht is. Een eigen mening dient de rech-ter niet te hebben; hij is enkel de mond van het rechtssysteem. La bouche de la loi. Daarentegen hebben rechters in, bijvoorbeeld, de Verenigde Staten meer uitgesproken eigen meningen. Wat doet de kenbaarheid van de mening van een rechter met het rechtssysteem?

Wij gaan uit van een perfect rechtsysteem, waar-in de rechters precies weten wat het recht is, hoe deze bedeeld moet worden en waarom. Het is het rechtsstelsel dat weerklinkt in elke uitspraak. Je hebt iemand mishandeld? Een jaar in de cel. Je hebt een onrechtmatige daad gepleegd? 500 euro schadevergoeding. Uiteraard hoort bij elke uitspraak een goede motivering, maar het is nog steeds de rechter die precies weet hoe het recht in elkaar steekt. In het systeem dat wij voor ogen hebben, is iedereen gelijk. Het maakt niet uit welke rechter de zaak beoordeelt: elke rech-ter zou tot precies hetzelfde concluderen. Ook maakt de kundigheid van de advocaat niet uit. Al zou hij stotterend van een blaadje lezen, de rechter zou uit de hem gepresenteerde informatie het recht distilleren. Elke officier van justitie zou dezelfde straf eisen.

Maar dit is niet de werkelijkheid. Dit wordt in het rechtssysteem reeds erkend: waarom zou-den wij anders voorzieningen als hoger beroep

en cassatie nodig hebben? Tevens is bekend dat rechters streng of soepel kunnen zijn. Bovendien doen veel van onze medestudenten hun best om een ‘goede’ advocaat te worden. Impliciet hier-aan is dat je ook slechte advocaten hebt, advoca-ten die veel zaken verliezen. Dit niet omdat zij altijd pech hebben met de partij die zij moeten vertegenwoordigen, maar omdat zij niet de nodi-ge know-how hebben. Zij doen onvoldoende on-derzoek naar hun zaak, of hebben minder goede pleitvaardigheden.

Als wij als uitgangspunt nemen dat deze facto-ren (de strengheid van de rechter, de kundigheid van de advocaat) per zaak erg kunnen verschil-len, rest de vraag: kunnen zij genoeg verschillen om de uitspraak wezenlijk te beïnvloeden? Is het mogelijk dat een veroordeelde een paar uur meer taakstraf heeft dan hij bij een andere rechter zou hebben gekregen, omdat de behandelende rech-ter chagrijnig is na een lange dag en de advocaat zijn woorden verhaspelde? Ongetwijfeld. Rech-ters zijn ook mensen met politieke opvattingen; waarom zouden zij meer dan de gemiddelde bur-ger hun ideologieën buiten de rechtzaal kunnen houden? ►

Wellicht dat het bij deze “rechters” straks anders gaat...

Page 22: OpRecht februari 2010

22 OpRecht - februari 2010

Om nu vast te stellen dat een uitspraak afhanke-lijk is van de persoonlijke mening van de rechter is echter geen grote verassing. Wanneer men de arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (voortaan: EHRM) leest, of die van een andere buitenlandse rechterlijke instantie, kan men duidelijk zien dat rechters het niet in alle gevallen met elkaar eens zijn. Uitspraken door het EHRM worden bij meerderheid van stemmen gedaan. Daarnaast kan elke rechter een concurring of dissenting opinion aan de uitspraak toevoegen. Hieruit wordt al helemaal duidelijk dat verschillende rechters bij exact dezelfde ca-sus toch van mening kunnen verschillen.

In Nederland komen deze meningsverschillen echter niet aan het licht. Veel zaken worden door een enkelvoudige kamer beoordeeld, waardoor het vergelijken van meningen van twee rechters in dezelfde instantie onmogelijk is. In meervou-dige kamers speelt het geheim van de raadkamer, waarbij het publiek nooit zal weten welke dis-cussies er achter gesloten deuren worden gehou-den.

Tot op zekere hoogte komt het erg gelegen dat rechters hun mening min of meer voor zich hou-den. Dit bevordert het idee van de rechtseenheid bij het publiek. Bovendien zijn rechters in grote mate gebonden door de wet en de jurisprudentie, dus is er weinig sprake van een discretionaire ruimte voor de rechter. Maar in sommige geval-len (het beoordelen van een casus naar redelijk-heid en billijkheid en de straftoemeting, bijvoor-beeld) zijn procespartijen aan de genade van de rechter overgelaten.

Het Nederlandse rechtsysteem probeert zichzelf als een eenheid te presenteren die in de werke-lijkheid niet kan bestaan. Rechters in de Verenig-de Staten, daarentegen, worden in veel staten verkozen in openbare verkiezingen. Zo wordt een rechter in een geheel ander spel gegooid; rechters moeten fondsen werven om campagne te voeren, zij moeten naamsbekendheid krijgen.

Deze rechters versluieren hun mening niet, inte-gendeel: zij gebruiken het als subtiele strategie. Dit alles om het volk een rechter te laten kiezen die hun belangen behartigt, die zij vertrouwen. Op deze manier hoeft de rechter natuurlijk nooit lang te twisten over de invulling van het begrip ‘verkeersopvatting’, met mandaat van het volk kan hij er gerust van uit gaan dat deze overeen-komstig is met zijn eigen mening. ►

Page 23: OpRecht februari 2010

23

Uiteraard moeten rechters daar ook een schijn van onpartijdigheid ophouden, maar in mindere mate. Omdat de rechters campagne hebben ge-voerd, weet je hoe ze zich hebben gepresenteerd. Het hele vraagstuk van de juryrechtspraak daar-gelaten, als je daar buiten de rechtzaal staat te wachten, weet je als advocaat wat voor vlees je in de kuip hebt. Op die manier wordt het veel makkelijker om een strategie te kiezen voor je pleidooi.

Dit geldt eveneens voor het systeem van con-curring en dissenting opinions die behalve in de Verenigde Staten en internationale gerechtsho-ven ook in het Verenigd Koninkrijk zegeviert. Daar wordt de rechter door een commissie be-noemd. Zo wordt hem het campagnevoeren be-spaard, maar is alsnog duidelijk hoe een speci-fieke rechter tegen een specifieke zaak aankijkt. In Nederland moet men ook een uitgebreide selectieprocedure doorlopen alvorens men zich-zelf Rechterlijke Ambtenaar In Opleiding mag noemen. Maar wanneer men eenmaal rechter is, wordt verwacht dat je je mondje houdt over jouw persoonlijke overwegingen in een zaak.

Meningen en meningsverschillen worden elders dus openlijk uitgesproken. Hieruit blijkt ook voor het volk dat de rechterlijke macht niet één enkele mening heeft, maar dat rechters in de-zelfde casus tot verschillende conclusies kunnen komen. Zou dit het vertrouwen van het volk in de rechtspraak verminderen?

In het Verenigd Koninkrijk is het vertrouwen van het volk in het juridische systeem lager dan in Nederland.1 In Nederland vertrouwde in 2005 slechts 62% van de bevolking in het sys-teem. Dus ondanks de schijnbare rechtseenheid, is maar een klein merendeel van het volk ervan overtuigd dat de Nederlandse rechtspraak recht-vaardig is. Of dit vertrouwen wordt veroorzaakt door de manier van rechtspreken is maar zeer de

1 www.eurofound.europa.eu: EurLIFE – Trust in the judicial system

vraag. Vermoedelijk heeft het ook te maken met de meningsverschillen van rechters en leken om-trent beslissingen van straftoemeting.2

Dit heeft echter juist alles te maken met de ma-nier waarop rechters benoemd worden. Als het volk de straffen te laag vindt, zouden die in onze democratische rechtsstaat niet moeten worden verhoogd? Als juristen, althans, juristen in spe, hebben wij wellicht meer besef van de impact van een straf dan leken en zijn wij dus geneigd tot lagere straffen. Toch is het het volk dat re-geert.

Professor Gabriël van den Brink heeft wel be-toogd dat rechters simpelweg beter moeten moti-veren, opdat de gewone burger meer inzicht krijgt in het juridische systeem en zo meer vertrouwen.3 Dat is echter juist wat er in het Verenigd Konink-rijk gebeurt; uitspraken zijn pagina’s lang en met de opinions erbij nog langer. Toch ligt het ver-trouwen in het juridische systeem daar ongeveer 10% onder dat in Nederland.

Het is duidelijk dat het Nederlandse volk kri-tischer wordt tegenover de rechter. Terwijl wij in Nederland nog steeds proberen een beeld te scheppen van eenheid in de rechtspraak, wordt dit beeld onvoldoende door de werkelijkheid ondersteund. Rechters kunnen wel degelijk tot verschillende uitspraken komen bij exact de-zelfde casus, en dus kun je als procespartij ge-luk of pech hebben met de rechter die je zaak beoordeelt. Dit kan bij de burger het vertrouwen in de rechtspraak doen verdwijnen. Wellicht is het uitgebreider en begrijpelijker motiveren van uitspraken een manier om het vertrouwen op te krikken –maar in het Verenigd Koninkrijk is de burger tegenover zijn breedsprakige rechter nog wantrouwiger dan de burger hier. ■

2 H. Elffers & J. de Keijser, De strafrechter en de burger: Zij konden bijeen niet komen…, Rechtstreeks nr. 2, 2007, Den Haag: Raad voor de rechtspraak3 G. van den Brink, Geloofwaardige rechtspraak: De rechter als bruggenbouwer, Rechtspraaklezing 2008, Den Haag: Raad voor de rechtspraak

‘Maar in sommige gevallen (het beoordelen van een casus naar redelijkheid en billijkheid en de straftoemeting, bijvoorbeeld) zijn procespartijen aan de genade

van de rechter overgelaten.’

Page 24: OpRecht februari 2010
Page 25: OpRecht februari 2010

25

In beeld

Wat is er deze maand bij jou in beeld? Stuur je foto naar [email protected]

Van het bestuur

Na een weekendje ouderlijke verzor-ging stap ik met een tas vol schone kleren mijn kamer binnen. De tas ploft op de grond en ik klap m’n lap-top open. De agenda en e-mail sprin-gen in beeld. Een beetje geïmponeerd zie ik wat me te wachten staat. Dit wordt zo’n week als de vorige. En die daarvoor. En die daarvoor.Het besturen van een vereniging kost tijd. Naast het vaste takenpakket dat ik als fiscus heb (contracten schrij-ven, incasso’s regelen, begrotingen opstellen en nog veel meer) richt ik mij op van alles en nog wat. Zo moeten we een kalender vaststellen, een lustrumthema bedenken en een departements-plan, in ieder geval in deze vorm, tegenhouden. En oja, ik studeer nog.Ondanks die drukte, geniet ik van elke dag. Het is heel leerzaam om met een klein team zo’n groot scala van activiteiten te organiseren en fa-ciliteren. Ook haal ik uit mijn bestuurstaken veel voldoening. Ik denk dat een bestuursfunctie al-tijd als een sprong in het diepe voelt en dat je verkiezing een periode van een heleboel eerste keren inluidt. Zo zat ik op 6 januari voor de eer-ste keer aan de andere kant van de tafel op een ALV, is het de eerste keer dat ik per se naar een “zakelijke” rabobank moet, de eerste keer dat ik een bonnetje heb gevraagd bij de aanschaf van

een doosje paperclips en de eerste keer dat het binnenlopen van Janskerkhof 15a als thuiskomen voelde.Ook wordt het in april de eerste keer dat ik naar Rusland ga. Ter inspiratie reisden de commissie en ik af naar de Hermitage in Amsterdam, waar de rijk-dom van de Romanov’s je overspoelt. Daar werden kosten noch moeite ge-spaard. De paarden liepen op zilveren schoenen, de vrouwen in met goud overladen jurken en de heren in kos-

tuums zelfs voor Brandon Flowers te extrava-gant. Er is niks wat mijn drukte zo heerlijk rela-tiveert als denken aan de man die daar financieel verantwoordelijk voor moet zijn geweest.Drie Cola, een icea-tea en twee fanta? De ser-veerster kijkt ons vragend aan. Als een praat-groep van de Anonieme Alcoholisten knikt het vijfde Siriusbestuur. Het mag dan half tien op een dinsdagavond zijn, maar er moeten nog werkgroepen worden voorbereid, bestuurstaken worden afgerond en morgen gaat om acht uur de wekker net zoals gister. En eigenlijk de hele vo-rige week. En de week daarvoor. Ik zou het niet anders willen.

Tim SweertsFiscus ■

Zag Michiel van Rede een nieuwe potentiële werkgever toen hij dit logo doorstuurde?

Page 26: OpRecht februari 2010

26 OpRecht - februari 2010

Column

ColofonOpRecht is het maandblad van het Utrecht Law College en de studievereniging Sirius. Wil je iets kwijt aan de redactie of heb je een idee voor een artikel? Mail dan naar: [email protected]. Oplage: 400, jaargang 5, num-mer 2, februari 2010. Een online versie van OpRecht is beschik-baar op www.ulcsirius.nl

Drukwerk: Grafisch Centrum Vanderheym Herculesplein 275 3584 AA Utrecht 030 252 03 94

REDACTIEHoofdredactieYarden Nieboer

OpRechtWouter de Zanger, Marieke Palstra, Milo Prins, Thijmen Nuninga, Niels Pannevis, Lex.

VormgevingMaaike Kerkhof

Aan dit nummer hebben meege-werkt:Jaco van den Brink, Tim Sweerts

Noodzakelijk glijmiddel

De Tweede Kamer: de plaats waar alles gebeurt. Hier worden de wetten vervaardigd die wij nu allen zo ijverig bestuderen. Dagelijks wordt hier heftig gedebatteerd over allerlei uiteenlopende onderwerpen. Het duurt dus regelmatig vrij lang voordat een nieuw wetsvoorstel tot een daadwerkelijke wet verwordt. Dit roept de vraag op: is dit wel een efficiënt systeem?

Wij houden allemaal wel van een goede discussie op zijn tijd, maar de Tweede Kamer maakt het soms wat te bont. Toch zijn deze stugge bavianen in maatpakken bezwaard met de redelijk belangrijke taak van onze wetgeving. Dit terwijl het in zijn geheel alles behalve efficiënt is. Door de snelle technologische ontwikkelingen vandaag de dag, is de samenleving uitermate dynamisch geworden. Stroperige besluitvorming als de onze is dus sterk verouderd. In onze glorietijd, de Gouden Eeuw, hebben wij eerder onze voorsprong verloren, omdat wij te druk waren met kibbelen om ons te realiseren dat de wereld aan het veranderen was en flexibiliteit dus geboden was. Om te voorkomen dat wij zelfs een ezel voorbij spurten in domheid door onszelf voor de tweede maal aan dezelfde steen te stoten, is een hevige verandering noodzakelijk.

Weg met de kamers. Weg met de gladde, met peroxide overgoten politici. Wat wij nodig hebben is een alleenheerser. Deze alleenheerser kan dan zonder bureaucratische rompslomp wetten uit zijn mouw schudden. Angst voor dictatuur hoeft er niet te zijn, de alleenheerser dient immers in het belang van het volk te handelen. Want zodra deze in opstand komt, is hij al zijn macht kwijt. Het is dus in zijn of haar beste belang om het volk gelukkig te houden. De machtenscheiding moet dan uiteraard nog wel worden aangehouden.

Wellicht fronzen jullie verontwaardigd terwijl jullie dit lezen, maar wij hebben in ons rechtssysteem al eerder efficiëntie boven democratie gesteld: de rechter. In onze procesrecht speelt de rechter de hoofdrol. Een rechter die niet wordt verkozen, maar voor het leven is aangesteld. Een alleenheerser in de rechtzaal, als het ware. Dit, onder andere, in het oogmerk van efficiëntie. Volksbemoeienis in de vorm van juryrechtspraak, bestempelen wij dan ook eenduidig als inefficiënt en inadequaat.

Onze keuze op dat vlak is slechts een goed begin. Willen wij als klein landje ooit weer eens wat betekenen in de huidige wereld, dan zullen wij de kibbelende zeurpieten moeten verruilen voor een sterke, charismatische alleenheerser. Een drastisch, doch noodzakelijk glijmiddel.

Milo Prins ■

Page 27: OpRecht februari 2010

27

Wat een maand

Tijdens de eerstejaarsoefenrechtbank werd flink gepleit

De Almanakcommissie bereidt zich voor op het grote uitdelen...

Cees en Bernold nemen het woord ski”pak” wel héél letterlijk

Milo P.: “Ik ben zó privaatrechtelijk braaf.”

M. van den Brink over het gelijkheidsbeginsel: ‘Het gaat niet om je velletje’

“Ik kon nooit zo goed omgaan met de knapheid van mijn zus” - Bernold

Lionel van den Berg: Hoe moet je de voorzitter van de be-zwaarcommissie eigenlijk aanspreken?Marieke Koekkoek: Wij hebben ‘waarde voorzitter’ gezegd.Lionel van den Berg: ‘Behaarde voorzitter?!’

Anonieme studente iets te enthousiast op de borrel: ‘6 stoephoertjes voor 10 euro!’

Page 28: OpRecht februari 2010