OpRecht januari 2012

28
Magazine van Studievereniging Sirius januari 2012 jaargang 7 nr. 1 The occupied mind OPRECHT

description

Juridisch magazine van Studievereniging Sirius

Transcript of OpRecht januari 2012

Page 1: OpRecht januari 2012

Magazine van Studievereniging Sirius

januari 2012 • jaargang 7 nr. 1

the occupied mind09 de advocatuur onder vuurde advocatuur onder vuur21 @Politie is following you!@Politie is following you!

OPreCHt

Page 2: OpRecht januari 2012

TOPMOMENT #3

Afronden van het contract

Al tijdens je studie ervaring opdoen in de rechtspraktijk?

Maak kennis met de duale master en

onderzoeksmaster Onderneming & Recht

Hier doe je werkervaring op bij: AKD, Clifford Chance,

De Brauw Blackstone Westbroek, Nauta Dutilh,

Onderzoekscentrum Onderneming & Recht,

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, Philips

International, Rechtbank en Gerechtshof Arnhem,

Simmons & Simmons, Stibbe, Van Doorne.

Vraag de brochure aan.

Kijk op www.ru.nl/topmomenten of bel (024) 361 20 79.

Bereid je voor op topniveau

nls0023_advA4_topm3_fc_01.indd 1 13-12-11 14:07

Page 3: OpRecht januari 2012

In dIt nummer: Artikelen

the occupied mindHet tentenkampje van Occupy Utrecht staat al weken in de kou op de Ganzenmarkt achter het stadshuis. Hoewel hun aanwezigheid niet aan de aandacht kan ontsnappen, kunnen hun standpunten en ideeën dat wel. Een onzer redacteuren trok erop uit om de protestactie te onderzoeken, met verrassende resultaten.

06

de advocatuur onder vuurHet verdedigen van de handelingen van een ander met krachtige argumenten: de advocatuur heeft er een professie van gemaakt. Emoties kunnen hoog oplopen, soms met fatale gevolgen voor de advocaat. Vaker komt het voor dat advocaten bedreigd worden door verontwaardigde vreemden, de wederpartij en zelfs de eigen cliënt.

09 12

15

OpRecht januari 2012

Voorbij de grenzen van het rechtEuthanasie was lange tijd slechts beschikbaar voor degenen die nog voldoende helder zijn om hun sterftewens goed te kunnen uitleggen. Hierbij viel een belangrijke groep steevast buiten de boot: de dementiepatiënten. Sinds de euthanasie van een demente vrouw in 2010 lijkt dat tij gekeerd te zijn.

Zware jongetjesOoit werd gedacht dat de grootte van de oren kon worden gebruikt om (potentiële) criminelen te herkennen. Tegenwoordig registreert en analyseert de politie de thuissituatie en diverse handelingen van kinderen onder de twaalf om hun criminele loopbaan te voorspellen. Dit alles in de hoop kinderen op het rechte pad te houden.

18

21 24

“Sloan, pa!”Toen de adjunct-directeur van het Anna van Rijn College ervan werd verdacht een leerling hardhandig uit de klas te hebben verwijderd, was de publieke verontwaardiging alom te horen. Zodra hij onschuldig bleek te zijn barstte een debat over de corrigerende tik los. Kan het slaan van een kind toch pedagogisch verantwoord zijn?

@Politie is following you!Waar ooit de politie buiten de kroeg jongens die opschepten over hun misdaden in de kraag kon vatten, lijkt het nu lucratiever om sites als Facebook en Twitter in de gaten te houden. Zowel de proactieve als de reactieve opsporing hebben in de social media een plek gekregen, maar over de uitwerking ervan bestaat nog geen consensus.

America: Land of the obeseOvergewicht is in de hele Westerse wereld een probleem, maar het heeft zich nergens zo ernstig gemanifesteerd als in de Verenigde Staten. Het is dus wellicht niet zo vreemd dat pizza daar als groente gekwalificeerd wordt. Toch behoeft deze tragische, grappige en ietwat ongeloofwaardige uitspraak enige toelichting.

OpRecht januari 2012 3

rubrieken redactioneel05Lex05Van het bestuurColumn

2526

Wat een maand27

TOPMOMENT #3

Afronden van het contract

Al tijdens je studie ervaring opdoen in de rechtspraktijk?

Maak kennis met de duale master en

onderzoeksmaster Onderneming & Recht

Hier doe je werkervaring op bij: AKD, Clifford Chance,

De Brauw Blackstone Westbroek, Nauta Dutilh,

Onderzoekscentrum Onderneming & Recht,

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, Philips

International, Rechtbank en Gerechtshof Arnhem,

Simmons & Simmons, Stibbe, Van Doorne.

Vraag de brochure aan.

Kijk op www.ru.nl/topmomenten of bel (024) 361 20 79.

Bereid je voor op topniveau

nls0023_advA4_topm3_fc_01.indd 1 13-12-11 14:07

Page 4: OpRecht januari 2012

Founding partners

The past years’ global economic crisis and

fi nancial market calamities clearly indicated

the need for change in fi nancial thinking and

approaches. In response, Dutch academic in-

stitutions and leading international corpo-

rations in the Netherlands joined together

to fi nd and develop a solution. Their shared

vision was to create a single, distinctive pri-

vate fi nancial academic institution that would

pave the way in creating ‘new thinking in

fi nance’ – a way of thinking that integrates

the latest fi nancial industry knowledge and

developments with acute intellectual foresight.

World Class Faculty

DSF attracts leading fi nance, economics and

business academics as permanent teaching

faculty, visiting professors, guest lecturers

and advisors. Not surprisingly, DSF faculty

are affi liated with the world’s top universi-

ties, conducting cutting-edge fi nancial and

economic research, as well as advising the

world’s major corporations and governments

on fi scal matters. In addition to academics,

though, some of DSF’s faculty are current or

former executives from the fi nancial industry.

This combination of academic and industry

knowledge in the DSF classroom forms the

core of DSF’s educational philosophy and is

pivotal to preparing well-rounded, highly

capable future fi nancial leaders.

Admitting Only the Best

Meeting the minimum admissions require-

ments is only the fi rst step in DSF’s chal-

lenging application process. The Admissions

Committee, comprised of professors, staff

and industry experts, closely evaluate a

candidate’s combination of Knowledge, Skills

and Attitude (KSAs) as presented in a can-

didate’s application and a personal inter-

view. Only the best, most well-rounded and

motivated candidates from around the world

are handpicked and invited to attend DSF.

Only 30 students maximum are admitted to

each programme. What is further noteworthy

is that DSF goes above and beyond most

educational institutions to provide admit-

ted students guaranteed access to incredible

funding opportunities, in the form of scholar-

ships and a specially-developed loan scheme.

The same criteria used to evaluate candidates

for admission to the school are also applied in

the awarding of scholarships.

Master’s in Finance Programmes

DSF has 4 highly-specialised, intensive 1-year

Master’s degree programmes in: Risk Manage-

ment, Corporate Finance and Banking, and

both a LLM and MSc programme in Finance

and Law. In addition to the core courses, each

Master’s student is required to perform an

internship, to write a thesis and complete the

Duisenberg Leadership Programme (DLP). The

DLP is designed to develop fi nancial experts

as experts who can also act and lead with

integrity. The DLP includes courses, such as:

Ethics, Professional Communication Skills,

Incentives and Behavioural Finance, Financial

Regulation, Economics of Risk, and Interna-

tional Corporate Governance.

DSF Makes Landing that Dream Job

in Finance a Reality

It is no secret that DSF graduates are strongly

favoured by prospective employers, which is

evident by its impressive placement records.

The rigorous academic training – the teaching

methods, demanding research ambitions and

heavy emphasis on career development – ef-

fectively prepares graduates for employment

in fi elds such as: risk management, consul-

tancy, fi nancial law, private equity, mergers

and acquisitions, corporate reinsurance, in-

vestment banking, portfolio management,

and more. Next to our sponsor companies,

some examples of companies employing

DSF graduates include: UBS, JPMorgan,

Bain, Morgan Stanley, Barclays Capital and

Goldman Sachs.

Symphony Building

Gustav Mahlerplein 117

1082 MS Amsterdam

+31 (0)20 525 8590

[email protected]

www.dsf.nl

Duisenberg school of fi nance New thinking in fi nance

The story behind Duisenberg school of fi nance (DSF) is an exceptional one. DSF is venturing a new path in fi nancial education, bringing

both real world pragmatism and top intellectual insights to its students through an unprecedented synergy between industry and

academia. DSF is an educational institution that focuses on producing tomorrow’s top echelon of fi nancial experts. Experts who are

fi nancial masterminds, but also grounded, dynamic leaders. Experts who are readily prepared to move from the classroom to the

boardroom. Experts who can apply ‘new thinking in fi nance’ to discover innovative real market solutions for real market issues.

Text: Melissa Ruggles

In 2007, DSF was established. The corporate

partners are: ING, NYSE Euronext, Houthoff

Buruma, ABN Amro, De Nederlandsche Bank,

AEGON, APG, RBS and SNS Reaal. The acade-

mic institutions are: RSM Erasmus Universiteit,

VU Amsterdam, Tilburg Universiteit, Tinbergen

Institute, and Universiteit van Amsterdam.

DSF138 Advetorial_CMYK.indd 1 6/12/10 15:37:32

Page 5: OpRecht januari 2012

LeX

redACtIOneeL

OpRecht januari 2012 5

Vrijdagavond 8 december was een koude nacht. Met vorst in de grond en hagel in de lucht het perfecte weer om de stamkroeg op te zoeken voor wat warmte en gezelligheid. Zo niet de OpRecht-redacteur. Hoewel hij zich naar het centrum begeeft met een bochel van kont tot kruin, is hij niet op zoek naar zijn ware Esmeralda. Het centrum is de Ganzenmarkt, de bochel is een tent, een slaapzak en heel veel sokken. Gelukkig is onze redactie geen kleintje vervaard, weerstaat de zoete geuren van een broodje Ploff en stapt met brede schreden voort. Eenmaal onder tentzeil wordt, na vele leerzame ervaringen maar vooral ook verwensingen van aangeschoten uitgaanspubliek, de laatste kostbare warmte besteed aan het schrijven van een artikel.

Dit redactielid was echter niet de enige die ontberingen moest doorstaan. Het opvoeden van een enfant terrible, samenleven met insecten en de langste grammaticadiscussie in de geschiedenis van het recht: it’s all part of the game.

Het resultaat? De modernste vormen van opsporing in kaart gebracht, de promotie van een pizzapunt tot groente en een uiteenzetting van het bewustzijn, de morele plicht en het, natuurlijk het recht. Dit, waarde lezers, is hoeveel wij voor u over hebben. Dit is de OpRecht van januari 2012.

Cristian Oranje

Founding partners

The past years’ global economic crisis and

fi nancial market calamities clearly indicated

the need for change in fi nancial thinking and

approaches. In response, Dutch academic in-

stitutions and leading international corpo-

rations in the Netherlands joined together

to fi nd and develop a solution. Their shared

vision was to create a single, distinctive pri-

vate fi nancial academic institution that would

pave the way in creating ‘new thinking in

fi nance’ – a way of thinking that integrates

the latest fi nancial industry knowledge and

developments with acute intellectual foresight.

World Class Faculty

DSF attracts leading fi nance, economics and

business academics as permanent teaching

faculty, visiting professors, guest lecturers

and advisors. Not surprisingly, DSF faculty

are affi liated with the world’s top universi-

ties, conducting cutting-edge fi nancial and

economic research, as well as advising the

world’s major corporations and governments

on fi scal matters. In addition to academics,

though, some of DSF’s faculty are current or

former executives from the fi nancial industry.

This combination of academic and industry

knowledge in the DSF classroom forms the

core of DSF’s educational philosophy and is

pivotal to preparing well-rounded, highly

capable future fi nancial leaders.

Admitting Only the Best

Meeting the minimum admissions require-

ments is only the fi rst step in DSF’s chal-

lenging application process. The Admissions

Committee, comprised of professors, staff

and industry experts, closely evaluate a

candidate’s combination of Knowledge, Skills

and Attitude (KSAs) as presented in a can-

didate’s application and a personal inter-

view. Only the best, most well-rounded and

motivated candidates from around the world

are handpicked and invited to attend DSF.

Only 30 students maximum are admitted to

each programme. What is further noteworthy

is that DSF goes above and beyond most

educational institutions to provide admit-

ted students guaranteed access to incredible

funding opportunities, in the form of scholar-

ships and a specially-developed loan scheme.

The same criteria used to evaluate candidates

for admission to the school are also applied in

the awarding of scholarships.

Master’s in Finance Programmes

DSF has 4 highly-specialised, intensive 1-year

Master’s degree programmes in: Risk Manage-

ment, Corporate Finance and Banking, and

both a LLM and MSc programme in Finance

and Law. In addition to the core courses, each

Master’s student is required to perform an

internship, to write a thesis and complete the

Duisenberg Leadership Programme (DLP). The

DLP is designed to develop fi nancial experts

as experts who can also act and lead with

integrity. The DLP includes courses, such as:

Ethics, Professional Communication Skills,

Incentives and Behavioural Finance, Financial

Regulation, Economics of Risk, and Interna-

tional Corporate Governance.

DSF Makes Landing that Dream Job

in Finance a Reality

It is no secret that DSF graduates are strongly

favoured by prospective employers, which is

evident by its impressive placement records.

The rigorous academic training – the teaching

methods, demanding research ambitions and

heavy emphasis on career development – ef-

fectively prepares graduates for employment

in fi elds such as: risk management, consul-

tancy, fi nancial law, private equity, mergers

and acquisitions, corporate reinsurance, in-

vestment banking, portfolio management,

and more. Next to our sponsor companies,

some examples of companies employing

DSF graduates include: UBS, JPMorgan,

Bain, Morgan Stanley, Barclays Capital and

Goldman Sachs.

Symphony Building

Gustav Mahlerplein 117

1082 MS Amsterdam

+31 (0)20 525 8590

[email protected]

www.dsf.nl

Duisenberg school of fi nance New thinking in fi nance

The story behind Duisenberg school of fi nance (DSF) is an exceptional one. DSF is venturing a new path in fi nancial education, bringing

both real world pragmatism and top intellectual insights to its students through an unprecedented synergy between industry and

academia. DSF is an educational institution that focuses on producing tomorrow’s top echelon of fi nancial experts. Experts who are

fi nancial masterminds, but also grounded, dynamic leaders. Experts who are readily prepared to move from the classroom to the

boardroom. Experts who can apply ‘new thinking in fi nance’ to discover innovative real market solutions for real market issues.

Text: Melissa Ruggles

In 2007, DSF was established. The corporate

partners are: ING, NYSE Euronext, Houthoff

Buruma, ABN Amro, De Nederlandsche Bank,

AEGON, APG, RBS and SNS Reaal. The acade-

mic institutions are: RSM Erasmus Universiteit,

VU Amsterdam, Tilburg Universiteit, Tinbergen

Institute, and Universiteit van Amsterdam.

DSF138 Advetorial_CMYK.indd 1 6/12/10 15:37:32

Page 6: OpRecht januari 2012

6

the

mindoccupied

Op een vroege vrijdagmorgen loop ik langs de Oudegracht. De winkels zijn nog gesloten, de terrasjes zijn leeg; het is stil in de stad. Net voordat ik de hoek omsla richting het Neude, wordt die stilte echter subiet doorbroken door een ijselijke gil van een meisje, Fleur, dat in de gracht is gevallen. Ik aarzel geen moment, draai me om, spring in het water en weet net op tijd het meisje te redden. Mijn schoenen zijn kapot, mijn shirt geruïneerd, maar wat kan mij het schelen: vandaag ben ik een held. Later op de dag gooi ik achteloos een acceptgiro om een Nigeriaans meisje, Kanina, van de hongerdood te redden in de vuilnisbak. Welke actie maakt mij nu een held of een schooier? Wat was moreel gezien mijn plicht? Dit zijn de vragen van Occupy Utrecht, de vragen uit onze binnenstad. door CristiaN oraNJe

Het protestHet eerste protest begon op 17 september 2011 op het Zucotti Park, in de wijk Wall Street, New York.1De achtergronden leken corruptie, machtsmisbruik en het idee van wereldbeheersing door monetaire belangen. Het protest was en is anoniem, geweld- en leiderloos. Het streven was aanvankelijk ‘vrijheid’, maar dit principe verruimde zich al snel.2 De demonstranten van Wall Street veroorzaakten een vloedgolf aan protesten. Overal ter wereld werden tentenkampen opgezet waar burgers zich verenigden. Occupy was geboren, en vanaf 15 oktober 2011 was ook Nederland aan de beurt.

Het kamp: een klein dorp in de grote stadOp de beruchte zaterdagmiddag wordt voor het eerst gewerkt aan de skyline van de Ganzenmarkt.

1 Dit protest was geïnspireerd door de opstand op het Egyptische Tahrir square en de Spaanse acampadas. Initiatiefnemers waren de leden van de Adbuster Media Foundation; een non-profi t organisatie die zich inzet voor het milieu en strijdt tegen consu-mentisme.2 ‘# OCCUPYWALLSTREET’, www.adbusters.org/campaigns/occu-pywallstreet en ‘The Banks Got Bailed Out But We Got Sold Out | Occupy Wall Street Protest Issues’, 15 oktober 2011,www.newsfl avor.com/opinions/the-banks-got-bailed-out-but-we-got-sold-out-occupy-wall-street-protest-issues.

Het piramideachtige bouwsel dat werd opgetrokken was geen teken van onderdrukking en slavernij, maar van protest en bevrijding. Verscheidene mensen volgden het voorbeeld en enkele dagen later stonden reeds 10 tenten in de binnenstad. Occupy Utrecht was geboren.

De centrale locatie in een relatief goede buurt blijkt erg gunstig. Anders dan bijvoorbeeld Occupy Amsterdam, gesitueerd bij de Wallen, hoeven hier niet voortdurend junks, profi terende daklozen en dieven te worden geweerd. Dergelijke fi guren lijken in het kamp niet of nauwelijks aanwezig. Het kamp is dan ook aan een bepaalde tendens onderhevig; een tendens die van de aanwezigen een effectieve bijdrage aan de discussie, het protest of het voortbestaan van het kamp eist.

Vooral dit laatste punt was opvallend goed geregeld. Van alle kanten komen levensmiddelen en materialen binnen die gelijk worden gedistribueerd. Gezamenlijk worden maaltijden klaargemaakt en genuttigd en elke avond wordt een nachtwacht aangesteld die waakt over het kamp en relschoppers tot kalmte maant. Vooral de mensen die al langer op de Ganzenmarkt bivakkeren, blijken verassend snel het gehele kamp op te kunnen breken, schoon te

Page 7: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 7

maken en te verplaatsen vanuit hygiënisch oogpunt of op aanwijzingen van de Gemeente . Occupy Utrecht lijkt een klein dorp binnen een grote stad.3

TolerantieTevens opmerkelijk is de tolerantie en zelfs een lichte vorm van steun van de Gemeente Utrecht. Dit is verrassend voor een protestbeweging die zich direct naast het gemeentehuis heeft gevestigd. Aanvankelijk mochten de toiletten gebruikt worden en kon gratis koffi e worden gehaald. Nog steeds staat de wifi van de gemeentelijke router ter beschikking van de Occupisten en er is sprake van goede communicatie en redelijke afspraken tussen beide partijen. Lijkt het niet paradoxaal dat je op een dergelijke plaats langdurig kan protesteren en niet alleen wordt gedoogd, maar zelfs gedeeltelijk wordt ondersteund door de regionale overheid?

LegaliteitUit de Wet openbare manifestaties (WOM) blijkt dat de gemeente een discretionaire bevoegdheid heeft om op basis van een der drie algemene belangen het protest te verbieden (art. 2 Wom). Uit art. 5 lid 2 sub a jo. sub b blijkt tevens dat een verbod ook rechtmatig is bij de niet tijdige kennisgeving of het niet tijdig verstrekken van gegevens betreffende het protest. De jurisprudentie geeft ten slotte aan dat al snel aan de in art. 2 genoemde belangen is voldaan.

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de legaliteit van Occupy Utrecht afhangt van het beleid van de Gemeente Utrecht. Een eenvoudige APV is immers voldoende om het plein te ontruimen en een rechtvaardigingsgrond hiervoor lijkt in de praktijk snel gevonden.4 Het (in lichte mate) ondersteunen van protesten door de Gemeente is echter noch in de Wom, noch in andere wetgeving terug te vinden. Het gedoog- en steunbeleid lijkt derhalve een eigen initiatief.

Wat is Occupy?Voorlopig kan er dus van worden uitgegaan dat Occupy Utrecht in zijn huidige hoedanigheid kan blijven bestaan. Maar wat is die hoedanigheid eigenlijk? 3 Zo is met de gemeente afgesproken dat, met name in het belang van de eigen veiligheid, de tenten rond Oud en Nieuw worden afgebroken.4 In Amsterdam bijvoorbeeld moest het kamp grotendeels worden ontruimd wegens het niet voldoen aan de eisen van de gemeente: Annemarie Coevert, ‘Veertien arrestaties bij ontruiming Occupy Amsterdam’, NRC Handelsblad, 8 december 2011 www.nrc.nl/nieuws/2011/12/08/occupy-beursplein-amsterdam-ontrui-md-door-politie.

Occupy Utrecht is een discussieplatform dat openstaat voor iedereen. Een ieder kan binnenlopen om te praten over problemen in de regio, het land of in de wereld en mogelijke oplossingen hiervoor. Dit kan niet alleen op de Ganzenmarkt, maar ook digitaal.5 Vanuit Occupy zelf wordt initiatief genomen door het organiseren van allerlei bijeenkomsten, concerten en discussiegroepen.6 Deze worden aangegeven op de kalender van de website. Daarnaast organiseert Occupy Utrecht elke week een GA, waar met meerderheid van stemmen beslist wordt over interne en externe aangelegenheden. Het is dus voor iedereen in Utrecht op verschillende manieren mogelijk om met Occupy in contact te komen en deze praktijk staat dan ook centraal binnen Occupy Utrecht.

Nu is niet iedereen die op Occupy rondloopt in staat om je het volledige ‘Occupy-ideaal’ uit te leggen, maar iedereen heeft zijn eigen ervaringen en zijn eigen verhaal. Desondanks hebben allen in het gedachtegoed één ding gemeen: er is iets fundamenteels mis met de maatschappij en samen wil men erachter komen wat dat precies is en hoe dat kan worden veranderd.

Effectiviteit Een veelvuldig aangehaald punt van kritiek op Occupy in het algemeen is dat Occupisten niet weten waartegen ze protesteren en (mede daardoor) geen idee hebben hoe ze problemen willen oplossen. Men ziet het als een protestbeweging zonder inhoud, zonder doel en de beweging zou derhalve nooit effectief kunnen protesteren.

Ondanks het feit dat deze kritiek vaak gebaseerd is op vooroordelen en krantenartikelen, bevat het wel een kern van waarheid. Occupy kenmerkt zich door het open karakter, het algemeen discussieplatform. Hier komen veel verschillende mensen op af, die allemaal eigen visies en belangen willen delen. Hierdoor is het lastig om één lijn te onderscheiden, één doel na te streven, simpelweg door de veelheid aan verschillende belangen.

In reactie hierop proberen de actievelingen en academici binnen Occupy om het protest te

5 Zie bijvoorbeeld www.facebook.com/occupyutrecht en www.occupyutrecht.nl. 6 Hierin is Occupy Utrecht vrij uniek. Het is een van de weinige Occupy’s die een zeker academisch gehalte heeft door de vele studenten die elke donderdag tussen 16:00 en 18:00 komen discussiëren over voorbereide literatuur, onder leiding van universitair docent Bald de Vries.

Page 8: OpRecht januari 2012

8

consolideren en vorm te geven. Dit gebeurt reeds door middel van het digitale netwerk tussen de verschillende Occupy’s in Nederland, en het uitbrengen van een (brede) protestverklaring.7 Een directere poging is de eerste Landelijke Occupy Meeting op 18 december.8 Eén van de agendapunten op deze zondag is het vormen van denktanks, waardoor interne en externe problemen die Occupy wil behandelen worden geïdentificeerd en aangepakt. Het protest lijkt zich dus te consolideren, maar waarom kan dit alles niet gewoon in een collegezaal of op een open podium door middel van lezingen en presentaties?

Bewustwording: how to occupy the mind?Het antwoord op laatstgenoemde vraag zit hem wellicht in een van de centrale gedachten van Occupy Utrecht: bewustwording. Occupisten stellen dat alle burgers zijn opgevoed in een bepaalde cultuur, met ieder een directe leefomgeving. Derhalve is een groot gedeelte van ons denkkader reeds gevormd: we moeten naar school om uiteindelijk te gaan werken, democratie is een eerlijk en representatief staatsidee etc. Onze gedachtegang is als het ware gepreoccupeerd: we houden ons bezig met voor ons relevante zaken, dingen die wij belangrijk vinden. Occupy vraagt naar het waarom van deze gedachte. Waarom vind ik bepaalde zaken relevant in het leven, waarom is democratie een juiste regeringsvorm? Door discussie hierover “ontstaat bewustzijn van het feit dat de huidige stand van zaken niet vanzelfsprekend en zeker niet noodzakelijk is”.9

De beste manier om dit toe te lichten is om het voorbeeld uit de inleiding aan te halen, dat ook een discussiepunt binnen Occupy geweest is. Waarom zou ik Fleur wel redden, maar Kanina niet, als we ervan uitgaan dat alle omstandigheden (leeftijd, ogenblikkelijk gevaar voor het leven, geld voor nieuwe kleding en het geld voor de acceptgiro) gelijk zijn? Ik zou Fleur redden, omdat Fleur mij direct aangaat10 en ik niet alle verhongerende kinderen ter wereld kan redden. Maar verandert dit iets aan mijn morele plicht om een mens in nood te helpen? Ik kan niet iedereen 7 ‘Occupy Utrecht Statement’, Utrecht, 29 november 2011 www.occupyutrecht.nl/statement.8 ‘Eerste Landelijke Occupy Meeting!’, 13 december 2011 www.occupyutrecht.nl/node/866.9 ‘Occupy Utrecht Statement’, Utrecht, 29 november 2011 www.occupyutrecht.nl/statement.10 Dit is het zogenoemde ‘proximity argument’, Kevin De Young, ‘Social Justice and the Poor’, 19 augustus 2009, thegospelcoalition.org/blogs/kevindeyoung/2009/08/19/social-justice-and-poor-1.

redden, maar waarom red ik de één wel en de ander niet?

Als men hier art. 450 Sr op naslaat, het verplicht verlenen van hulp aan mensen in een acute noodsituatie, maakt de wet tussen beide ogenblikkelijk levensbedreigende situaties geen onderscheid. Toch ben ik voor het weglopen bij Fleur strafbaar en bij Kanina niet, hoewel bij een grammaticale uitleg van de wet deze vlieger nooit op zou gaan. Door mijn omgeving zal ik tevens veel meer als een held gezien worden als ik een meisje uit de gracht trek, dan als ik het leven van een meisje in Nigeria red.

Deze situatie kan echter ook omgekeerd worden. Fleur kom ik toevallig tegen, met haar word ik direct geconfronteerd: ik kan er moeilijk omheen. Maar als ik besluit om Kanina te helpen, neem ik zelf initiatief om aan mijn morele plicht als wereldburger te voldoen. Met deze zienswijze moet juist meer respect voor deze daad opgebracht worden dan wanneer ik toevallig iemand tegenkom die in nood

verkeert. Het is maar hoe je het bekijkt.

Het gaat de Occupisten om het bewust worden van het feit dat je een keuze maakt. Keuzes brengen v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d mee. Nadenken over de beweegredenen van een

keuze leidt uiteindelijk tot zelfinzicht.11 Je moet dus aanvaarden dat je verantwoordelijk bent, ook voor dingen die je niet doet, en dus besluiten waar jij verantwoordelijk voor wilt zijn en je mee bezig wilt houden: how to occupy your mind. ConclusieVoor de bewustwording van de burger meent Occupy Utrecht dat informatie verstrekken niet genoeg is. Om je te deconsolideren is confrontatie nodig, en daarom staan er tenten op de Ganzenmarkt. Wie er langs loopt kan er niet zomaar omheen. Daarnaast is over de effectiviteit van Occupy het een en ander te zeggen en het streven is dan ook terecht om die te verbeteren. Tot slot kan wellicht ook de tolerante houding van de Gemeente Utrecht verklaard worden. Occupy Utrecht is niet links of rechts, liberaal of conservatief, patriot of anarchist. Het protest is niet tegen hen of een andere overheid gericht, maar tegen het individuele en collectieve bewustzijn van de mens. n

11 Dit wordt binnen Occupy “occupy yourself” genoemd.

Het gaat de Occupisten om het bewust worden van het feit dat je een

keuze maakt.

Page 9: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 9

Dat bedreiging van advocaten niet zelden veel verder gaat dan stenen door de ruit of dreigmails, blijkt bijvoorbeeld uit het geval van Evert Hingst. Deze voormalig strafrechtadvocaat in Amsterdam werd zelf verdacht van o.a. deelname aan een criminele organisatie. In juli 2005 gaf hij zijn baan als advocaat op; een paar maanden later, in oktober, werd hij geliquideerd.1 Een jaar eerder leidde ook voor Machiel Pul zijn werk als advocaat uiteindelijk tot zijn dood: Pul werd op 32-jarige leeftijd in zijn kantoor in Doetinchem doodgestoken. Dader was de 18-jarige zoon van een van Puls cliënten in een slepende echtscheidingsprocedure.2 Hetzelfde overkwam bijna de Utrechtse advocaat Bernard Tomlow. Tomlow werd na afl oop van een rechtszaak aangevallen in een poging tot doodslag door vier leden van een Utrechtse familie. De familie was woedend op hem, omdat hij ervoor had gepleit om hun (groot)ouders

1 ‘Advocaat geliquideerd in Amsterdam’, www.nu.nl/alge-meen/618014/advocaat-geliquideerd-in-amsterdam-video.html, 31 oktober 2005.2 ‘Verdachte doodsteken advocaat Pul uitgeleverd, www.advo-catie.nl/page?1,1148/Personen/verdachte_doodsteken_advocaat_pul_uitgeleverd, 17 maart 2010.

uit hun huis te laten zetten vanwege overlast.3 De voorbeelden van Hingst, Pul en Tomlow laten zien dat het werk van een advocaat zeker niet zonder gevaar is en zelfs de dood tot gevolg kan hebben.

Een op de drieHoe vaak komt bedreiging van advocaten dan eigenlijk voor? Uit een uitgebreid onderzoek uit 2004 bleek dat ruim een op de drie advocaten in de zes jaar voorafgaand aan het onderzoek wel eens was bedreigd. Men kreeg te maken met zowel mondelinge als schriftelijke bedreigingen, maar de eerste variant kwam beduidend vaker voor. Het bleek voornamelijk incidentele bedreigingen te betreffen: van de bedreigde advocaten gaf 84 procent aan dat het ging om een à twee bedreigingen per jaar.4

Op de vraag of men dacht dat het aantal bedreigingen was toegenomen, antwoordde tweederde van de

3 ‘Familie veroordeeld wegens poging tot doodslag’, www.advocatie.nl/page?1,209/Personen/familie_veroordeeld_wegens_poging_tot_doodslag, 17 maart 2010.4 V. van der Boon en J. van Wijnen, ‘Bedreiging en fysiek geweld tegen advocaten; een op de drie advocaten komt ermee in aan-raking’ (in opdracht van FD/Nova), 3 december 2004, p. 6.

de

onderadvocatuur

vuurAfgelopen augustus werd er in minder dan vier weken tijd acht keer een steen door de ruit gegooid bij advocatenkantoor Anker en Anker. De verdachte, die op heterdaad werd betrapt, deed dit uit woede over de zaak-Vaatstra, die de gebroeders Anker op zich hadden genomen. De gewelddadigheden waren voor hen niet nieuw: sinds de broers de zaak-Robert M. hebben aangenomen, zijn er ongeveer vijfhonderd haat- en dreigmails naar hun kantoor gestuurd. Nu zijn Anker en Anker niet de enige advocaten die regelmatig met bedreiging te maken hebben. Hoe vaak komt bedreiging van advocaten voor? Om wat voor soort bedreigingen gaat het? En hoe reageren advocaten erop? DOOR LISA ANSEMS

Page 10: OpRecht januari 2012

10

ondervraagde advocaten bevestigend: 29 procent dacht dat er ging om een kleine toename, 30 procent meende dat er sprake was van een ‘gewone’ toename en 3 procent bemerkte een sterke toename van de bedreigingen. Daarbij gaven sommigen aan dat volgens hen wel enige relativering op zijn plaats was, bijvoorbeeld omdat deze toename zou passen binnen de algemene ontwikkeling van het steeds agressiever worden van de maatschappij.5

EmotiesUit een onderzoek uit 2005, waarin verwezen wordt naar het hierboven genoemde onderzoek, bleek dat de bedreigingen vooral voorkomen in bepaalde sectoren van het recht. De sector waarin het grootste aantal bedreigingen werd geconstateerd, was strafrecht: 40 procent van de strafrechtadvocaten bleek ooit te zijn bedreigd. Ook personen-, familie- en erfrechtadvocaten bleken echter regelmatig met bedreiging te maken te hebben gehad (37 procent), net als curatoren (36 procent).6 Dat is ook niet vreemd, gelet op het feit dat vooral in deze rechtsgebieden de emoties erg hoog kunnen oplopen. Hierbij past ook het gegeven dat het bij meer dan de helft van de mondelinge bedreigingen ging om dreigementen die volgens de bedreigde advocaten in woede waren geuit. Bij schriftelijke bedreigingen kwamen dat soort bedreigingen veel minder voor.7 Het schrijven van een brief of e-mail kost immers tijd; dat geeft mensen de gelegenheid om tot bezinning te komen.

De bedreigingen bleken het vaakst afkomstig te zijn van de wederpartij (40 procent) en soms zelfs van diens advocaat (3 procent). In een derde van de gevallen was de eigen cliënt degene die de bedreiging uitte. De oorzaak van de bedreigingen was vaak frustratie, maar ook de wil om de rechtsgang te manipuleren en ontevredenheid over de factuur werden als reden voor de bedreigingen genoemd.8 De bedreigingen kunnen allerlei vormen aannemen. Veelvoorkomend zijn bijvoorbeeld het vernielen van eigendommen van de advocaat, het gooien van voorwerpen door de ruiten van het kantoor en bedreigingen aan het adres van het gezin van de advocaat.9

5 Idem, p. 7.6 M. Boone, R.C. Passier & D. van der Sluis, ‘Advocaten’, in: F. Bovenkerk (red.), Bedreigingen in Nederland, Amsterdam: Uitge-verij Augustus 2005, p. 106-136.7 V. van der Boon en J. van Wijnen, ‘Bedreiging en fysiek geweld tegen advocaten; een op de drie advocaten komt ermee in aan-raking’ (in opdracht van FD/Nova), 3 december 2004, p. 8.8 Idem.9 Idem, p. 12.

Waar ligt de grens?De vraag om wat voor soort bedreiging het gaat, blijkt van groot belang te zijn voor de mate waarin advocaten een bedreiging serieus nemen. Zo maakt het nogal uit of de bedreiging afkomstig is van iemand die bij een bepaalde zaak betrokken is of van iemand die niets met de zaak te maken heeft, maar slechts reageert op informatie uit de krant of een ander medium. “Bekenden of belanghebbenden zijn over het algemeen van plan iets te bereiken met hun bedreigingen en die moeten daarom serieus genomen worden”, zei een anonieme advocaat die deelnam aan het onderzoek uit 2005.10 Ook bedreigingen met betrekking tot het gezin van de advocaat worden niet licht opgevat: “In een bepaalde zaak kreeg ik te maken met een bedreiging aan het adres van mijn dochter. Daarmee werd een grens gepasseerd.”11 Verder geldt dat meer acht wordt geslagen op bedreigingen die concreet zijn (door bijvoorbeeld precies te omschrijven hoe de bedreiging zal worden verwezenlijkt) dan op abstracte bedreigingen. Een andere maatstaf is of de bedreiging eenmalig wordt geuit of dat er sprake is van standvastigheid. Tot slot blijken advocaten ook veel op hun gevoel en praktijkervaring af te gaan.12

Roep om maatregelenOmdat het niet altijd bij bedreigingen blijft, kan men zich afvragen of er maatregelen moeten worden genomen. Een kwart van de advocaten vindt dit niet nodig, maar ruim 60 procent is van mening dat er wel degelijk iets moet gebeuren. Hoewel het merendeel van hen vindt dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de advocaat zelf moet liggen, worden er ook andersoortige maatregelen voorgesteld. Voorbeelden zijn het aanbieden van een speciale training, het geven van instructies en het gebruik van een alarmbel voor dringende gevallen.13 Advocaat Rob van der Hoeven spreekt verder over de optie om tijdens de rechtenopleiding meer aandacht te besteden aan het risico van bedreiging. Momenteel komt dit onderwerp alleen terloops aan bod in het kader

10 M. Boone, R.C. Passier & D. van der Sluis, ‘Advocaten’, in: F. Bovenkerk (red.), Bedreigingen in Nederland, Amsterdam: Uitge-verij Augustus 2005, p. 106-136.11 Idem.12 Idem.13 V. van der Boon en J. van Wijnen, ‘Bedreiging en fysiek geweld tegen advocaten; een op de drie advocaten komt ermee in aanraking’ (in opdracht van FD/Nova), 3 december 2004, p. 13.

Page 11: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 11

van bepaalde vakken.14 Een maatregel die in een van de arrondissementen in Nederland al genomen is, is het maken van afspraken over dit onderwerp tussen de locale deken en de hoofdofficier van justitie. Bedreigde advocaten moeten bij de deken melding maken van de bedreiging, waarna de kwestie door de deken en de hoofdofficier wordt besproken en er eventueel besloten wordt om in actie te komen.15 Risico van het vak?De al eerder genoemde advocaat Tomlow, die slachtoffer werd van een poging tot doodslag, liet weten dat het wat hem betreft “geen ingecalculeerd risico [moet] worden dat je vermoord kunt worden omdat je als advocaat werkt.”16 Toch zien veel advocaten dat risico als inherent aan hun vak. Bedreiging komt, zoals hierboven is gebleken, nu eenmaal vaak voor. Een anonieme advocaat zei in het kader van het

14 ‘De advocatuur: een bedreigde beroepsgroep?’, www.advoca-tie.nl/page?1%2c1152/Management/HRM/de_advocatuur_een_bedreigde_beroepsgroep, 17 maart 2010.15 M. Boone, R.C. Passier & D. van der Sluis, ‘Advocaten’, in: F. Bovenkerk (red.), Bedreigingen in Nederland, Amsterdam: Uitge-verij Augustus 2005, p. 106-136.16 ‘De advocatuur: een bedreigde beroepsgroep?’, www.advoca-tie.nl/page?1%2c1152/Management/HRM/de_advocatuur_een_bedreigde_beroepsgroep, 17 maart 2010.

onderzoek uit 2005: “Van mijn patroon kreeg ik in 1981 al het advies om nooit mijn briefopener zichtbaar op tafel te leggen. Iemand anders zou dat ding als steekwapen kunnen gebruiken.”17 Een ander liet weten dat advocaten dat risico volgens hem altijd al hebben gelopen. “Inderdaad, je zou het een beroepsrisico van advocaten kunnen noemen.” Datzelfde geldt, “hoe wrang ook”, voor de moord op advocaat Pul.18 Ook de Friese advocaat Wim Anker laat weten bedreigingen als risico van het vak te zien. “In de jaren negentig stonden we veel extreemrechtse politici bij (…). In die tijd zijn ook wel eens vier dagen achter elkaar stenen door de uiten gegooid. Een van die stenen heb ik bewaard. Hij ligt op een kast in mijn kantoor, om mezelf eraan te herinneren dat ons vak niet alleen mooie kanten heeft, maar ook nare. Die horen erbij, dat moet je accepteren.”19 n

17 M. Boone, R.C. Passier & D. van der Sluis, ‘Advocaten’, in: F. Bovenkerk (red.), Bedreigingen in Nederland, Amsterdam: Uitgeverij Augustus 2005, p. 106-136.18 Idem.19 M. van Dongen, ‘Stenen door de ruit, hoort bij het vak’, De Volkskrant 26 augustus 2011.

Page 12: OpRecht januari 2012

12

Zwarejongetjes

Voorkomen is beter dan genezen: dat is zeker het beleid van de overheid inzake de criminaliteit. De reden hiervoor is de veiligheid van de burger. In Nederland vigeert namelijk de zogeheten voorzorgcultuur.1 Deze cultuur wordt gekenmerkt door de gedachte dat alle risico’s in principe voorkomen kunnen worden, dus dat wanneer er schade intreedt dit te wijten is aan een verkeerde beslissing van een daarvoor verantwoordelijk persoon.2 Voor deze verkeerde beslissing treft deze persoon dan ook blaam.3 Hierom wordt in de voorzorgcultuur geprobeerd steeds meer risico’s te ondervangen: men probeert niet alleen prangende problemen, maar ook de realisatie van minder waarschijnlijke en verder in de toekomst gelegen risico’s te voorkomen.

Met dit idee dat alle mogelijke problemen kunnen worden voorkomen kan de overheid het vergaand in het leven van de burger treden rechtvaardigen. Want wie wil nu niet een veiligere samenleving? Wie wil nu niet dat er voorkomen wordt dat kinderen gecorrumpeerd worden door een slechte omgeving en daardoor de criminaliteit ingaan? Het probleem van de risicocultuur zit in het feit dat de 1 R. Pieterman, De voorzorgcultuur: streven naar veiligheid in een wereld vol risico en onzekerheid, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2008, p. 82-84.2 Idem, p. 67.3 Idem, p. 72.

proportionaliteit tussen de kosten en baten van het treffen voorzorgsmaatregelen van het toneel verdwijnt, of in elk geval slechts een fi gurantenrol toebedeeld krijgt.4 En zo kan de overheid dus systemen als ProKid opzetten.

Zoals al genoemd is, is ProKid gebaseerd op de gedachte dat met voldoende gegevens het gedrag van mensen –in dit geval kinderen van onder de twaalf- kan worden voorspeld. Er moet bepaald worden of deze zogenoemde twaalf-minners een criminele loopbaan zullen krijgen. Vervolgens kan men, vóórdat deze kinderen het rechte pad hebben verlaten, stappen nemen om te voorkomen dat zij dat zullen doen.

De theoretische basis voor ProKid is afkomstig uit wetenschappelijk onderzoek dat gedaan is onder leiding van dr. Ron Scholte van de Radboud Universiteit Nijmegen.5 Door het kwantitatieve onderzoek zijn bepaalde risicofactoren

4 Idem, p. 73.5 Zie I.L. Aarntzen-Tacken, R. Engels & R. Scholte Gezinsgebon-den risicofactoren voor overlastveroorzakend en crimineel gedrag bij twaalfminners: een literatuurstudie, Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen 2008 en M. Boerkamp, R. Engels & R. Scholte, ProKid: een onderzoek naar de betrouwbaarheid en pre-dictieve validiteit van de methodiek ProKid, Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen 2008.

Crimineel gedrag van individuen voorspellen en voorkomen; wat zou dat een droom zijn. Sinds 2008 timmert de overheid aan een programma dat precies dit moet doen: het identifi ceren van kinderen die een risicofactor vormen voor de maatschappij. Gebaseerd op diverse politiegegevens over daderschap, slachtofferschap en getuigenissen van delicten worden kinderen door dit programma, ProKid, gefi lterd en een bepaald risiconiveau toegekend. Politie en jeugdzorg kunnen dan stappen nemen om verdere ontsporing van het kind te voorkomen. Althans, zo klinkt de idealistische theorie. DOOR MARIEKE PALSTRA

Page 13: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 13

geïdentifi ceerd die kenmerkend zijn voor de jeugd van inmiddels volwassen draaideurcriminelen, aldus dr. Scholte.6 Criminoloog Henk Ferwerda is het met hem eens: volgens hem hebben de meeste zware criminelen van achttien ook al voor hun twaalfde het criminele pad betreden.7

De risicofactoren zijn onderverdeeld in gedragsindicatoren en risico-indicatoren in het gezin. Gedragsindicatoren zijn onder andere “spijbelen, pesten, dierenmishandeling, schelden, op straat rondhangen zonder toezicht”8 maar ook het weglopen van huis en het meemaken van “seksueel misbruik of geweld”.9 Het is niet alleen het gedrag van het kind zelf dat bijdraagt aan zijn indicatie als potentieel crimineel. De risicotaxatie wordt gemaakt op basis van de gegevens die uit de databanken van de politie te verkrijgen zijn over incidenten waarbij het kind betrokken is geweest als getuige, slachtoffer óf als verdachte. Hierbij krijgt een verdacht kind wel weer een groter risico wordt toegeschreven dan een getuige. 10

De risico-indicatoren in het gezin zijn vrij vergelijkbaar. Hier wordt gekeken naar de bij de politie geregistreerde incidenten binnen het gezin waarbij het kind betrokken is geweest, naar de meldingen die op het woonadres van het kind zijn gedaan en naar de registraties van zijn medebewoners in het systeem. Voor deze gegevens kijkt men, als het kind al eerder dat jaar door het systeem is gesignaleerd, twaalf jaar terug naar alle meldingen die op het woonadres zijn gedaan.11

De verschillende risicofactoren worden dan samengenomen in een ingewikkelde optelsom om het kind in een bepaalde categorie te plaatsen. In categorie wit zitten kinderen die maximaal twee keer zijn geregistreerd als slachtoffer of getuige, waarbij maximaal twee incidenten zijn geregistreerd op hun woonadres en waarvan de medebewoners maximaal drie keer in politiesysteem zijn geregistreerd. Dit is de lichtste categorie; kinderen die code wit hebben lopen weinig tot geen risico te ontsporen. Categorieën geel en oranje zijn voor de kinderen die vaker in de ene of de andere hoedanigheid zijn geregistreerd; deze

6 Gesproken door ondergetekende op 13 december 2011.7 M. van Ketwich, ‘Aanpak boefjes staat in kinderschoenen’, De Stentor/Gelders Dagblad, 28 april 2009, p. 12.8 M. Abraham, W. Buysse, B. van Dijk & L. Loef, Pilots ProKid Sig-naleringsinstrument 12- geëvalueerd, DSP-groep in opdracht van het WODC, 31 mei 2011, p. 24.9 Idem.10 Idem, p. 25.11 Idem, p. 24.

kinderen worden respectievelijk geïndiceerd als kinderen met een opkomend risicopotentieel of kinderen met een probleemjeugd/probleemadres.12

Als een kind in de categorie rood valt, gaan de alarmbellen luiden: er is nu sprake van een indicatie van een criminele jeugd of een alarmadres. Volgens dr. Scholte zijn het alleen de kinderen in deze laatste categorie die echt aangepakt moeten worden, omdat veel van de criminelen van morgen hieronder vallen.13 Voordat een kind in deze categorie wordt geplaatst, moet het kind minimaal twee keer zijn geregistreerd als verdachte van een ernstig misdrijf. Deze ernstige misdrijven zijn dierenkwelling, brandstichting, zedendelicten, openlijke geweldpleging en diefstal met geweld. Daarnaast moet de thuissituatie van het kind behoorlijk benard zijn: er moet minimaal één registratie van kindermishandeling zijn, of er moeten twee registraties van huiselijk geweld op het woonadres óf dertig registraties van medebewoners en incidenten op het woonadres van het kind zijn.14

Om de optelsom nog wat ingewikkelder te maken, blijkt dat kinderen die qua gedrag in categorie wit vallen een hogere risicotaxatie kunnen krijgen als hun leefsituatie in categorie oranje of rood valt. Dit geldt analoog voor de andere categorieën.15

Zodra het bekend is dat een kind risico loopt om crimineel te worden, wordt van de politie verwacht dat zij het kind in contact brengt met Bureau Jeugdzorg. Eerst gaat het echter nog langs een kwaliteitscontroleur, die nagaat of het systeem de situatie correct heeft beoordeeld. De kinderen in de rode categorie hebben uiteraard prioriteit boven degenen die als oranje of geel zijn aangemerkt. Vervolgens beoordeelt jeugdzorg welke interventie het beste op het kind kan worden toegepast. Als jeugdzorg haar interventie goed toepast, is het gevaar hopelijk geweken –het kind zal dan geen crimineel in potentia meer zijn.

12 Idem, p. 25.13 Zoals verteld aan ondergetekende op 13 december 2011.14 M. Abraham, W. Buysse, B. van Dijk & L. Loef, Pilots ProKid Signaleringsinstrument 12- geëvalueerd, DSP-groep in opdracht van het WODC, 31 mei 2011, p. 25.15 Idem.

Page 14: OpRecht januari 2012

14

Sinds haar invoering in politieregio Gelderland-Midden in 200716 is ProKid in 2010 in nog drie andere politieregio’s uitgetest: in Brabant-Zuidoost, Hollands-Midden en Amsterdam-Amstelland. 17Over het project en de samenwerking waren de medewerkers bij zowel de politie als bij de jeugdzorg in het algemeen positief.18 Tussen 1 september en 1 december 2010 werden in de vier regio’s een totaal van 2444 kinderen gesignaleerd in de categorieën geel, oranje en rood.19 Hiervan waren slechts ongeveer 6,5% werkelijk hulpbehoevend en nog niet bekend bij de jeugdzorg.20

De positieve houding tegenover ProKid is opvallend gezien de kleine hoeveelheid kinderen die werkelijk nieuw gesignaleerd wordt, maar al helemaal nu er over de werkelijke effectiviteit nog geen uitspraken kunnen worden gedaan. Dit omdat het project nog niet lang genoeg loopt om dingen als recidive of een latere minder grote hulpbehoefte bij de kinderen adequaat te meten.21 De vraag of ProKid nu echt effectief en doeltreffend is blijft dus helaas onbeantwoord. Dit vooral nu het programma aanzienlijk veel tijdrovende technische problemen heeft gegeven, waardoor de kwaliteitscontroleurs veel uren moesten draaien.22 Daarnaast is het programma geheel afhankelijk van de feiten die de politieagenten in het systeem invoeren; worden feiten niet genoteerd, dan kunnen ze niet in de uitvoering van ProKid worden meegenomen.23 Het blijkt dat er weinig gevolg wordt gegeven aan de wetenschappelijk onderbouwde categorieën: kinderen in categorie geel hebben ruwweg evenveel kans om te worden doorverwezen naar de jeugdzorg als kinderen in categorie rood.24 Tot slot hebben de onderling verschillende manieren

16 A. Sligter, ‘Gelderse crimineeltjes vroeg in beeld; Politie en Ni-jmeegse universiteit ontwikkelen methode om in beeld te krijgen welke jongeren dreigen af te glijden’, de Volkskrant, 8 februari 2008, p. 4.17 M. Boersma, ‘Succesvolle proef met jonge delinquenten - Probleemkinderen eerder opgemerkt’, de Gelderlander, 13 augus-tus 2011.18 M. Abraham, W. Buysse, B. van Dijk & L. Loef, Pilots ProKid Signaleringsinstrument 12- geëvalueerd, DSP-groep in opdracht van het WODC, 31 mei 2011, p. 66-67.19 Idem, p. 68.20 Idem, p. 82.21 Idem, p. 74.22 Idem, p. 78.23 Idem, p. 83.24 Idem, p. 75.

waarop het programma per regio is ingevoerd het evaluerend onderzoek van de DSP-groep geen goed gedaan.25

En zo komen wij terug bij de voorzorgcultuur. Ondanks het feit dat er slechts een klein aantal kinderen wordt opgespoord en er allerlei mankementen aan het systeem zitten, wordt ProKid nog steeds als succes gezien. De proportionaliteit tussen de kosten en de baten van het systeem wordt niet goed gemeten. De baten überhaupt blijven in het midden, nu er geen poging wordt gedaan om te meten in hoeverre de criminaliteit zal afnemen ten gevolge van het initiatief, maar slechts een idee wordt gegeven van hoeveel kinderen bij jeugdzorg worden aangemeld die tot nog toe over het hoofd zijn gezien.

Voorstanders van het programma grijpen de heftigste voorbeelden aan: Savannah, het Maasmeisje, het Meisje van Nulde.26 Allemaal situaties waarin er veel problemen waren thuis, maar waar dat pas was gesignaleerd toen de meisjes op gruwelijke wijze om het leven waren gebracht. Het voorzorgsidee speelt

hier ten top: het is laakbaar dat de politie deze gevallen niet eerder heeft herkend en het onheil heeft voorkomen. Deze mensen miskennen het oorspronkelijke doel van ProKid: het onderscheppen van potentiële draaideurcrimineeltjes. Daarnaast geven zij er blijk van geen enkel risico te willen aanvaarden waar het deze kinderen betreft.27

Mijn vraag is een andere: is het te rechtvaardigen dat in een financieel klimaat waarin steeds meer moet worden bezuinigd, in een officiele recessie, geld gepompt wordt in een project waardoor in vier regio’s samen ongeveer 50 kinderen per maand worden gesignaleerd? Anderzijds zou ProKid op de lange termijn, mits het effectief is, het justitieel systeem veel geld kunnen schelen aan juridische en detentiekosten. Binnenkort zal de wetgever besluiten of ProKid landelijk wordt ingevoerd. Tot die tijd wachten we in spanning af. n

25 Idem, p. 79.26 N. Gerson, ‘Kleine informantjes; Veiligheid en privacy’, De Groene Amsterdammer, 4 juli 2008.27 J.W. Veerman, ‘Het label ‘risicojongere’ is niet geheel zonder gevaar’, Trouw: de Verdieping, 17 oktober 2008.

Als een kind in de categorie rood valt, gaan

de alarmbellen luiden: er is nu sprake van een indicatie

van eencriminele jeugd

Page 15: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 15

Voorbij de

van het rechtgrenzen

ErbinnenDe totstandkoming van het besluit het verzoek om euthanasie al dan niet in te willigen wordt door een daartoe opgerichte toetsingscommissie getest. Zij toetst echter slechts of in een individueel geval aan de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 lid 2 Euthanasiewet1 is voldaan; zij waakt noch voor rechtszekerheid, noch rechtseenheid.2 Dus kan het voorkomen dat een toetsingscommissie de in de wet neergelegde grenzen zo oprekt dat aangevoerde gronden erbinnen blijven vallen en missende elementen in de argumentatie niet langer als onmisbaar worden beschouwd. Dit gebeurt waar strikte toepassing van de wet zou leiden tot een onrechtvaardige uitkomst, namelijk de vervolging van de arts die op invoelbare gronden het verzoek om euthanasie heeft ingewilligd. Pas wanneer de commissie tot de conclusie komt dat het besluit niet

1 Artikel 2 van de Wet van 12 april 2001, houdende toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding).2 Regionale Toetsingscommissie Euthanasie, www.euthana-siecommissie.nl, homepage.

in overeenstemming met de zorgvuldigheidseisen genomen is, wordt een zaak doorverwezen naar het Openbaar Ministerie en beweegt de rechtsvraag zich weer binnen het bereik van de rechterlijke macht.

Dit gaat negen van de tien keer goed. Hoewel de grenzen steeds een klein stukje verschoven zijn, om de balans te bewaren tussen aan de ene kant het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt en aan de andere kant het zelfbeschikkingsrecht van de arts, is op de essentiële punten niet van de bedoeling van de wetgever3 en de rechter4 afgeweken. Ik beschreef eerder5 het vereiste dat er bij de patiënt sprake moet zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. De wetgever heeft deze eis als volledig subjectief bedoeld. Met andere woorden: of er al dan niet sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden is aan de patiënt, niet aan de arts.

3 Kamerstukken II, 1998/99, 26 691, nr. 3, p. 8-9.4 HR 21 juni 1994, NJ 1994, 656.5 R. Kindt, ‘Genadedood’, OpRecht 2011-5, nr. 7, p. 6-8.

Het recht op papier en het recht in de praktijk wijken nog wel eens van elkaar af. Dat wil zeggen, men interpreteert in de praktijk een rechtsregel wel eens anders dan de wetgever en de rechter voor ogen hadden bij de totstandkoming respectievelijk invulling ervan. Immers, once it’s out there, it’s out there. Het toezicht van de rechter over een eenduidige interpretatie van het recht reikt slechts tot de deur van de rechtszaal; daarbuiten is zij vogelvrij. Deze tendens wordt vergroot wanneer de toetsing van de toepassing van het recht aan de rechter wordt onttrokken, zoals dat bij euthanasie het geval is. DOOR ROSA KINDT

Page 16: OpRecht januari 2012

16

Als de patiënt kan aantonen dat dit zo is, dan is dit gegeven. Dit bleek echter niet houdbaar in de praktijk. Je kunt immers van een arts niet vragen dat hij een patiënt euthanaseert, wanneer hij niet van de noodzaak van levensbeëindiging overtuigd is. Dat is onmenselijk, en daarenboven een ontoelaatbare schending van zijn recht op zelfbeschikking: hij moet het recht kunnen handhaven een patiënt niet om het leven te hoeven brengen van wie hij niet vindt dat die sterven mag. Derhalve is aan het lijden de extra eis gesteld dat de ondraaglijkheid ervan invoelbaar moet zijn voor de arts die over het verzoek tot euthanasie moet beslissen.6 Dit is weliswaar geen wettelijke eis, maar desondanks een eis waar in de praktijk aan vastgehouden wordt en die door de toetsingscommissie strak wordt gehanteerd. Dit kan echter alleen maar tot een bredere acceptatie van de euthanasie leiden: er wordt slechts overgegaan tot euthanasie wanneer alle betrokkenen het erover eens zijn dat dit goed is. Aan het uiteindelijke doel van de zorgvuldigheidseisen, het waarborgen van de betrokken belangen, wordt niet getornd. Daar zou nu wel eens verandering in gekomen kunnen zijn.

Casus7 In 2004 werd een vrouw gediagnostiseerd met Alzheimer. Tot vijf jaar na het stellen van de diagnose bleef ze redelijk stabiel en kon ze min of meer zelfstandig functioneren. Ze wilde echter koste wat het kost vermijden dat ze in een verpleeghuis terecht zou komen. Derhalve zette ze het proces in gang dat zou leiden tot het opstellen van een euthanasieverklaring-op-termijn: een schriftelijke verklaring waarin een patiënt de omstandigheden schetst waaronder hij absoluut niet verder wil leven, nog voordat die intreden - in haar geval een dermate verslechterde cognitie en fysiek dat het niet langer mogelijk zou zijn thuis te blijven wonen. Deze verklaring moet regelmatig opnieuw bevestigd worden, wat ze in de zeven daarop volgende jaren met regelmaat heeft gedaan.

6 Regionale toetsingscommissies euthanasie, Jaarverslag 2010, p. 27. www.euthanasiecommissie.nl/jaarverslagtoetsingscommissieseu-thanasie.asp.7 Oordeel Regionale toetsingscommissie euthanasie, www.euthana-siecommissie.nl (zoek op 2011).

Na een epileptisch insult in 2009 raakt het dementeringsproces in een stroomversnelling. Zeker in de laatste maanden van haar leven verloopt de progressie van de ziekte bijzonder snel, en ze wordt steeds angstiger en onrustiger. Toch is ze tot de zomer van 2010 nog in staat haar verklaring naar tevredenheid van haar arts te actualiseren. Dat wil zeggen: ze is tot dat moment nog steeds voldoende wilsbekwaam om overeenkomstig de eisen zoals gesteld in artikel 2 lid 2, sub a en b Euthanasiewet vrijwillig en weloverwogen aan haar arts aan te geven onder welke omstandigheden het lijden voor haar ondraaglijk en uitzichtloos wordt.

Na die zomer verslechtert het ziektebeeld echter opnieuw aanzienlijk. Haar wilsbekwaamheid neemt af, ze is slechts bij vlagen helder. Ze herinnert zich enkel delen van haar euthanasieverzoek en kan het niet meer overtuigend beargumenteren, hoewel ze blijft herhalen dat ze liever zou sterven dan opgenomen worden in een verpleeghuis.

Het is bij wet voorgeschreven (artikel 2 lid 2, sub e Euthanasiewet) dat de behandelend arts een second opinion vraagt van een onafhankelijke arts bij een verzoek om euthanasie. Hiertoe is SCEN8 in het leven geroepen, waaraan artsen verbonden zijn die zo’n tweede consult uitvoeren. De door de behandelend arts in deze zaak geconsulteerde SCEN-arts wees het verzoek af. De vrouw was niet meer in staat de ondraaglijkheid van haar lijden onder woorden te brengen. Daarbij was ze naar zijn mening niet langer wilsbekwaam genoeg om vrijwillig en weloverwogen verzoek te doen tot euthanasie. Op het moment van het laatste tekenen van de wilsverklaring ongetwijfeld nog wel, maar nu niet meer.

Dit nam de behandelend arts niet. Hij heeft vervolgens - heel ongebruikelijk - gericht nóg een SCEN-arts benaderd, maar dan een waarvan hij wist dat ze eerder consulent was geweest bij zaken

8 ‘SCEN, steun en consultatie bij euthanasie Nederland’, knmg.artsennet.nl/Diensten/SCEN.htm.

Je kunt immers van een arts niet vragen dat

hij een patiënteuthanaseert, wanneer hij niet van de noodzaak van levensbeëindiging

overtuigd is.

Page 17: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 17

die dementerende patiënten betroffen. Ondanks het feit dat de tweede consulent ook aanzienlijke gaten aantrof in het geheugen van de vrouw wat betreft haar verklaring en ondanks het feit dat ook zij van mening was dat de vrouw niet meer wilsbekwaam was, keurde zij het verzoek tot euthanasie goed. Ze achtte de schriftelijke verklaring in de voorgaande jaren zo goed voorbereid en onderbouwd, dat aan de zorgvuldigheidseisen toch was voldaan.9Zo geschiedde het dat er begin maart van dit jaar een vrouw geëuthanaseerd werd die, zo gaf de tweede consulent – let wel, een gekwalificeerd SCEN-arts - zelf in een interview aan, niet meer in staat was te overzien, dat de injectie die haar toegediend zou worden tot de dood zou leiden.10 Omdat de zaak dermate precair was dat men bijzondere zorgvuldigheid betrachten wilde, is zij door alle vijf de toetsingscommissies behandeld. Zij schaarden zich achter het oordeel van de tweede consulent: op basis van de goed onderbouwde s c h r i f t e l i j k e verklaring in de eerste plaats en de goede verhouding met de huisarts in de tweede plaats heeft de arts tot de beslissing mogen komen het verzoek in te willigen. Daarbij werd mede van doorslaggevend belang geacht dat de vrouw, ondanks het feit dat ze niet langer in staat was zich helder uit te drukken, tot op het laatste moment aangaf te willen sterven.

Erbuiten?Alleen een uitermate koel, afstandelijk en apathisch mens kan van iemand in een dergelijke situatie eisen dat hij doorgaat met leven, wanneer hij al zo lang en zo stellig aangegeven heeft onder deze omstandigheden te willen sterven. En het zou niet eens zoiets hards

9 Constance de Vries-Ekkers, ‘Euthanasie bij dementerenden’, http://medischcontact.artsennet.nl.

10 Antoinette Reerink, ‘Euthanasie niet bestraft bij wilsonbe-kwaamheid’, NRC Handelsblad 9 november 2011, www.nrc.nl.

en overdachts als eisen betreffen; dit impliceert immers een bedoeling of een plan. Het zou slechts gaan om het afwijzen van een verzoek om te sterven, omdat de grens tussen wilsbekwaam en wilsonbekwaam is overschreden. Niet ‘ik wil dat jij blijft leven, omdat ik nog plannen met je heb’, maar ‘ik weiger je te laten sterven, omdat je niet langer aan de voorwaarden voldoet’. Het is dan ook niet meer dan begrijpelijk, misschien zelfs wel rechtvaardig, dat in dit geval het verzoek toch ingewilligd is.

De vraag is echter wel of de zorgvuldigheidseisen - en dan met name de eis van vrijwilligheid en weloverwogenheid - niet dermate opgerekt zijn geraakt door het loslaten, althans devalueren van het vereiste van wilsbekwaamheid, dat de door

die eisen beschermde belangen in het geding gekomen zijn. Het is uiteraard niet na te gaan wat er precies in de commissieleden omging. Ze lijken de invoelbaarheid van het leed te hebben bevorderd ten faveure van wi lsbekwaamheid . Wordt hier nu buiten de grenzen van het recht getreden, worden de eisen hiermee voorbij h e r k e n b a a r h e i d vervormd? Of is het een uitzonderlijk

besluit in een uitzonderlijk geval geweest? Dat weten we niet en kunnen we niet weten tot een dergelijk geval zich weer voordoet. Dat wordt dus afwachten. Tot die tijd is men zich van het recht niet zeker. Het is daarom uitermate jammer dat de toetsingscommissie niet besloten heeft de zaak te verwijzen naar het OM. Het is aan de rechterlijke macht de grenzen van het recht vast te stellen en het is aan diezelfde macht ze te doorbreken, mocht daar noodzaak toe zijn. n

Page 18: OpRecht januari 2012

18

“Sloan, pa!“

Het is allereerst interessant om te kijken wat er precies is gebeurd op die Nieuwegeinse middelbare school. Uit diverse krantenberichtgeving kwam consistent naar voren dat een 13-jarige leerling door zijn docent gesommeerd was de klas te verlaten. Toen hij vervolgens weigerde, werd hij door de adjunct-directeur uit de klas gezet. Daarbij had de schoolmedewerker hem dusdanig hard aangepakt dat de leerling hier verschillende blauwe plekken en een kras op zijn rug aan overhield. Vervolgens deed de stiefvader van de jongen aangifte, waarop enkele uren later de politie de adjunct-directeur wegens mishandeling oppakte en hij een halve dag in de cel moest doorbrengen. 1

De schoolleiding van het Anna van Rijn College liet nog diezelfde dag een persbericht uitgaan, waarin het aangaf achter de “verdachte” leraar te staan. Hoewel de schoolleiding te kennen gaf dat het nog aan het onderzoeken was wat zich precies had afgespeeld, gaf het al wel een schot voor de boeg 1 ‘Adjunct school opgepakt voor mishandeling’ 10 november 2011, http://www.rtvutrecht.nl (zoek op adjunct).

door te stellen dat, hoewel fysiek geweld uit den boze is, de realiteit soms weerbarstiger kan zijn.2 Toen medeleerlingen in de (sociale) media aan het woord kwamen, bleek de situatie geheel anders te liggen. Zij typeerden ‘het slachtoffer’ namelijk als een “etterbak” en een “onruststoker”, die al vaker tijdens de lessen voor problemen had gezorgd.3 Zo erkende ook zijn stiefvader dat de jongen geen lieverdje was en dat hij al eerder een dag geschorst was geweest. Als verweer voerde hij aan dat de jongen gedragsproblemen had en dat de school daarvan op de hoogte was.4 En zijn verwondingen dan? Die had hij waarschijnlijk opgelopen tijdens een vechtpartij in de pauze, suggereerden enkele leerlingen.

2 ‘School staat achter beschuldigde docent’ 10 november 2011, http://www.rtvutrecht.nl (zoek op docent).3 Redactie, ‘Steun voor opgepakte schooldirecteur’, de Volk-skrant, 11 november 2011.4 ‘Stiefvader: jongen niet welkom op Anna van Rijn’ 11 november 2011, http://www.rtvutrecht.nl (zoek op stiefvader).

Zelden vond er de afgelopen maanden een dergelijk radicale ommekeer plaats in de berichtgeving van de media. Kopten de kranten en mediasites in de vroege ochtend van 10 november nog dat een leidinggevende docent van het Anna van Rijn College te Nieuwegein was opgepakt naar aanleiding van een aangifte vanwege mishandeling, al binnen 24 uur werd duidelijk dat de zaak volledig anders lag. Het was echter al te laat: de ene na de andere politicus dook al op voor de camera’s, waarbij gepassioneerd werd gepleit voor het tegengaan van kindermishandeling. Toen enkele uren later het nieuws uitlekte dat de situatie toch wat anders lag, volgden uitgebreide betogen voor het herstellen van het gezag van docenten door het aanpakken van onruststokers te faciliteren. Kortom, de discussie over de corrigerende tik is weer terug van weggeweest. DOOR TOM VERDONK

Page 19: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 19

Hoe het ook moge zijn, enkele dagen na het incident bracht het Openbaar Ministerie een persbericht uit, waarin het na onderzoek oordeelde dat de adjunct-directeur onschuldig was en niet had mogen worden aangehouden. Maar het incident op het Anna van Rijn vormde slechts de aanleiding voor een inmiddels wekenlang durende discussie over de invoering van meer mogelijkheden voor ouders en docenten tot tuchtiging van hun kinderen respectievelijk hun leerlingen.

Je zou kunnen zeggen dat er jarenlang een behoorlijk taboe heeft bestaan over de discussie van de corrigerende, ofwel pedagogische tik: -een term die in pedagogische kringen geprefereerd wordt- aangezien het vraagstuk in hun kringen alleen van toepassing is vanuit opvoedkundig perspectief. Tot voor kort behoorde Nederland binnen Europa tot de minderheid die de pedagogische tik nog niet als wederrechtelijk beschouwt. Dat was op zijn minst opmerkelijk te noemen, omdat in vele gevallen het gebruik van geweld voor opvoedkundige redenen tegen ondergeschikten decennia geleden al was afgeschaft. In 1809 werd het slaan van “ongehoorzame” vrouwen afgeschaft, in 1863 volgde het slaan van slaven en in 1993 werd ten slotte ook het slaan van dieren verboden, dankzij de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.5 De grote afwezige binnen dit rijtje leek dan ook het kind te zijn.

Aan de afwezigheid van het kind in deze opsomming ligt waarschijnlijk de opvatting ten grondslag dat het opvoeden van kinderen door ouders nog altijd werd beschouwd als een aangelegenheid enkel binnen de privésfeer. De overheid had er niets over te zeggen: er heerste zogenaamde ouderlijke opvoedingsautonomie.

Het recht, maar daarnaast ook de plicht, tot het opvoeden van kinderen is nadrukkelijk vastgelegd in de Nederlandse wetgeving. “Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden,” aldus artikel 1:247 lid 1 BW. Deze regeling lijkt op het eerste gezicht een vrijbrief voor ouders om hun kinderen in grote lijnen op

5 J.C.M. Willems, ‘Geweld is nooit privé. Op weg naar een verbod op slaan en ander opvoedingsgeweld’, Nederlands Juristenblad 2003.

te voeden op de wijze die zij verantwoord vinden, al dan niet met het gebruik van lichte lijfstraffen.

In 2007 kwam op initiatief van de Minister van Justitie, destijds mr. dr. Hirsch Ballin, “de wet tegen de corrigerende tik”, tot stand. In het tweede lid van 1:247 BW werd de vrijheid beperkt, sindsdien is het namelijk niet meer toegestaan in de verzorging en opvoeding van het kind geestelijk of lichamelijk geweld of enig andere vernederende behandeling toe te passen.

Destijds kon de minister al op veel kritiek rekenen. Zo leverde dr. Weijers, bijzonder hoogleraar Jeugdrechtspleging en universitair docent Pedagogiek aan de Universiteit Utrecht, in een uitgebreide publicatie op veel vlakken commentaar. Zijn voornaamste punt van kritiek betreft een nuanceringsgebrek: de wetgever maakt geen onderscheid tussen (kinder)mishandeling en de pedagogische tik. Alles wordt over één kam geschoren, terwijl in verschillende pedagogische studies wel degelijk het nut van de corrigerende tik is erkend. Het gevaar dat hierin schuilt is dat een tik te ver door kan slaan, om uit te monden in mishandeling.6 Dat dit een reëel gevaar is, werd bewezen door een Amerikaanse studie: in de meeste gevallen is fysieke mishandeling van kinderen een uit de hand gelopen pedagogische tik.7 Dit vormde overigens voor de minister de voornaamste reden om simpelweg met een totaalverbod op het slaan van kinderen te komen.

De wettekst vormt voor een heleboel ouders een dilemma. Hoe moeten zij hun kinderen nu opvoeden? Het is namelijk niet mogelijk om te zeggen dat, omdat de meeste gevallen van lichamelijke mishandeling voortkomen uit pedagogische tikken, iedere pedagogische tik leidt tot een dergelijke mishandeling. Dat zou betekenen dat er in Nederland meer dan honderdduizenden mishandelaars rondlopen. Zo stellen veel pedagogen dat onder opvoeden ook fysiek tuchtigen geschaard kan worden. Immers, deze vorm van tuchtigen is het duidelijk maken aan het kind dat het iets fout heeft gedaan. 6 I. Weijers, ‘Kindermishandeling: geen wetswijziging, wel heldere criteria.’, Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht 2005, p. 169-174.7 D. Gil, Child abuse and violence, New York: AMS Press 1979.

Page 20: OpRecht januari 2012

20

En dat behoort ook tot het takenpakket van ouders. Kinderen staan onder het gezag van hun ouders en, hoe vreemd het ook mag klinken, daarbij vormt gelijkheid niet de basis in opvoeding. Dr. Weijers stelde in zijn publicatie de vraag waarheen de grenzen verschoven worden. Als een corrigerende tik niet meer mag, mag het stevig beetpakken van een kind dan ook niet meer? Immers, dat zou ook onder een schending van de ontastbaarheid van het lichaam geschaard kunnen worden.

Hoewel de pedagogiek en de wetgeving er samen nog niet uit zijn, wordt in de rechtspraktijk op dit moment wel steeds een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de pedagogische tik en mishandeling, waarbij de tik meestal als onstrafbaar wordt beschouwd. In het strafrecht wordt dan ook gesproken van een zogenaamd ouderlijk tuchtigingsrecht.8

Overigens zijn er weinig zaken waarbij het primair draait om de vraag of er sprake is van een pedagogische tik dan wel kindermishandeling. Meestal is sprake van een meervoudige t e n l a s t e l e g g i n g , waarbij daarnaast vaak huiselijk geweld jegens de levensgezel ten laste wordt gelegd. Een voorbeeld van een dergelijke zaak speelde zich af in juni 2011. De man des huizes werd ervan verdacht zijn partner en hun vijfjarig dochtertje gedurende een lange periode te hebben mishandeld. Hierbij kwalificeerde de verdachte zijn gebruik van geweld richting zijn dochter als “corrigerende tikken”. De rechtbank maakte echter korte metten met zijn verweer door allereerst te stellen dat de uitgedeelde straffen niet in verhouding stonden tot de ernst van de ‘fouten’ van het kind en dat daarnaast vanuit opvoedkundig perspectief een minder ingrijpende maatregel ook had kunnen voldaan.

8 Rb. Dordrecht, 7 juni 2011, LJN BQ8241.

Kortom: als ouder moet men bij het tuchtigen van het kind rekening houden met de proportionaliteit en subsidiariteit van een straf. Wat hem daarnaast zeer kwalijk werd genomen, was dat hij met ontoelaatbaar fysiek geweld had gereageerd op conflicten in de huiselijke sfeer. “Juist in die omgeving moeten mensen, kinderen in het bijzonder, zich veilig en vertrouwd kunnen voelen,” luidde het oordeel van de rechtbank. Hij werd dan ook onder andere voor dit misdrijf veroordeeld.9

De lijn tussen de corrigerende tik en kindermishandeling lijkt niet altijd even duidelijk te trekken te zijn. Dr. Weijers suggereert dat het onderscheid tussen een corrigerende tik en kindermishandeling zeer eenvoudig gemaakt zou kunnen worden aan de hand van enkele criteria die opgesteld zijn door het Hooggerechtshof

van Canada. Bij deze suggestie wil ik mij graag aansluiten. Dit rechtscollege definieert een corrigerende tik als een kleine corrigerende maatregel van tijdelijke en zeer beperkte aard, waarbij gebruik van hulpmiddelen uitdrukkelijk wordt uitgesloten. Of dit een einde zou kunnen maken aan de in de ogen van goedwillende opvoeders baldadige jeugd is nog maar de vraag. Om met de wijze woorden van

Aristoteles te eindigen: “De jeugd is opvliegend en tegendraads, ze tiranniseren hun opvoeders en leermeesters, de jeugd van tegenwoordig houdt van luxe, heeft slechte manieren en veracht alle gezag.” En zo zal het waarschijnlijk altijd blijven. Dus misschien is er maar één oplossing: “Sloan, pa!” (Of ma, natuurlijk).10 n

9 Idem.10 Uit een groot onderzoek van het NIZW i.s.m. het Exper-tisecentrum Kindermishandeling in 2001 bleek namelijk dat in maar liefst 35,2% van kindermishandelinggevallen de moeder de pleger is, tegenover 14,3% van de gevallen waarbij de vader zich hieraan schuldig had gemaakt.

Page 21: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 21

Het opsporingswerk met behulp van het internet en dan in het bijzonder social media, is te onderscheiden in twee verschillende vormen, net als al het opsporingsonderzoek: de proactieve en de reactieve opsporing. Bij de proactieve vorm gaat de politie op social media sites kijken naar informatie die aanwijst dat een delict zal worden gepleegd. Dat wil zeggen dat zij actief opzoek gaat naar ‘hits’ op Facebook en Twitter waarbij er nog geen specifi ek delict of verdachte in het spel is. Anderzijds gebruikt de politie Facebook en Twitter slechts als hulpmiddelen bij het reactieve opsporingsonderzoek. Zo kunnen foto’s van verdachten die nog voortvluchtig zijn op social media sites geplaatst worden, of kunnen getuigen worden opgeroepen.

De eerste vorm, de proactieve opsporing, is te herkennen in de oprichting van de Task Force Opsporing Vuurwerk Bommenmakers door het OM, de politie en stichting Consument en Veiligheid eind november vorig jaar.1 De task force is er speciaal op gericht om door middel van

1 ‘Strengere aanpak makers vuurwerkbommen’ 22 november 2011, www.nu.nl/binnenland/2674264/strengere-aanpak-makers-vuurwerk-bommen.html.

Twitter en Youtube te zoeken naar internetfi lmpjes waarin men zich schuldig maakt aan het stunten met vuurwerkbommen of ander illegaal vuurwerk. Wanneer een dergelijke video wordt aangetroffen, wordt de maker verzocht het fi lmpje te verwijderen. De stichting Consument en Veiligheid houdt hierna het Youtube-account onder toezicht. Wanneer de maker geen gehoor aan het verzoek geeft, worden de politie en het OM alsnog ingeschakeld. 2

Ook in het buitenland is deze methode een opkomend verschijnsel: na de gewelddadige moord op Anthony Colloa op een huisfeest, had een van de daders erover opgeschept op zijn Facebookpagina. Hierdoor konden de daders worden gearresteerd. Mede naar aanleiding van dit incident werd er vanuit de New York Police Department een team opgericht dat belast is met het opsporen van criminelen met behulp van social media. Dit team, onder leiding van de slechts

2 J. Seegers, ‘Geen taakstraf maar maanden cel voor illegaal vuurwerk, ook online fi lmpjes aangepakt’ NRC Handelsblad 22 november 2011.

De populariteit van het gebruik van social media is ongekend. Het in 2004 door Mark Zuckerberg opgerichte Facebook kent inmiddels 800 miljoen actieve gebruikers. Het aantal gebruikers van Twitter, opgericht in 2006, heeft meer dan 100 miljoen actieve gebruikers. Deze relatief nieuwe media brengen niet enkel geneugten met zich mee. De kracht van deze fora, het delen van ervaringen met een groter publiek, kan tegelijkertijd verreikende consequenties hebben. Deze fora worden namelijk steeds vaker gebruikt om criminelen op te sporen. De slogan van Twitter: “Twitter is the best way to discover what’s new in the world.” lijkt bijna naadloos aan te sluiten bij dit ‘nieuwe’ opsporingswerk van de politie. De valkuil van het gebruik van social media wordt in één oogopslag duidelijk. Wat voor de burger zichtbaar is, zal ook niet onopgemerkt blijven bij de opsporingsautoriteiten. Wat zijn de grenzen van deze opsporingstechniek? Wordt de privacy van de burger niet geschonden door deze moderne manier van opsporen? Is deze nieuwe ontwikkeling wel als wenselijk te beschouwen? DOOR DAAN HANNEMA

@Politieis following you!

Page 22: OpRecht januari 2012

22

23-jarige Kevin O’Connor, heeft de opdracht om proactief plannen voor gevaarlijke huisfeesten, sexdelinquenten en showdowns tussen criminele bendes op te sporen.3 Niet lang na de oprichting van het team werd een grote groep bendeleden opgepakt die op Twitter hadden overlegd over een zogenaamde ‘Crips Holiday’, een afspraak om met alle leden te verzamelen in het Amersfort park in Brooklyn.4 De politie gebruikt social media ook reactief: hierbij begint het opsporen pas als er daadwerkelijk een delict is gepleegd. Vaak zijn er camerabeelden beschikbaar, of kunnen getuigen iets zeggen over het signalement van de dader. Deze informatie wordt dan op sites als Twitter beschikbaar gesteld voor het grote publiek om op die manier eventueel bruikbare tips binnen te krijgen om de dader op te sporen.5

Het politiekorps Brabant Zuid-Oost was in begin 2009 de eerste met een offi cieel Twitteraccount.6 Via @politiebzozoekt kan men onder andere de opsporingsberichten en oproepen voor getuigen van het korps volgen. Andere regio’s hebben het nu ook Twitteraccount. Zo is het opsporingsteam van regio Utrecht te volgen via @PolitieUtrecht, @Politie033 en tal van andere accounts.7

Een voorbeeld: 4 december 2011, na de voetbalwedstrijd FC Utrecht – FC Twente, keerden honderden hooligans zich tegen de politie. De politie loste waarschuwingsschoten nadat ze in het nauw was gedreven door de opgefokte

3 R. Parascandola, ‘Bragging Twits Won’t Like This! NYPD Assigns Unit to Monitor Social Media’, Daily News (New York) 10 augustus 2011, p. 6.4 J. Doyle, ‘Cops Collar Gang of B’klyn Crips’, Daily News (New York) 25 augustus 2011, p. 18.5 N. van den Bogaard, ‘Sociale media in de opsporing: Een verken-nend onderzoek naar de mogelijkheden van het betrekken van burgers bij de opsporing via sociale media in het korps Gelderland-Zuid’, p. 7, www.criminaliteitswijzer.nl/wiki/index.php/Afstudeerscripties_en_an-dere_documenten_over_Politie_en_web_2.0.6 ‘Politie op Twitter,’ 14 februari 2009, http://www.politie.nl/Brabant-Zuid-Oost/projecten/politieoptwitter.asp.7 ‘Politie Utrecht op Twitter’, http://www.politie.nl/utrecht/projecten/twitter.asp.

voetbalmassa.8 Vijf agenten werden geraakt door stenen. De politie plaatste na dit incident vijf foto’s van hooligans op het internet.9 Links naar de pagina werden onder andere op Twitter geplaatst, met de vraag of lezer de verdachten herkent.10

In Vancouver werd deze opsporingstechniek gebruikt naar aanleiding van de ‘Stanley Cup rellen’ na de ijshockeyfi nale van de NHL. Zowel op internet als op straat gingen er wanted posters rond van de mensen die betrokken zouden zijn geweest bij de rellen. Alleen al door het plaatsen van de foto’s online werden 57 van de 104 verdachten opgepakt. 11

Met deze vorm van opsporing draait het erom het grote publiek te laten meedenken met de overheid. De reikwijdte van het opsporingsonderzoek wordt hiermee verbluffend

vergroot. Door social media als hulpmiddel te gebruiken kan er

door de overheid een beroep worden gedaan op eenieder die zich op het internet begeeft.

De afkorting ‘www’ geven het bereik van de politie bijna letterlijk aan: een wereldwijd web, waar niemand aan kan ontsnappen.

Wanneer je kijkt naar deze opsporingstechniek doemt er een term op: ‘crowdsourcing.’12 Bij crowdsourcing kan gedacht worden aan het

8 ‘Politie houdt verdachten aan na tonen beelden’ 14 decem-ber 2011, www.nu.nl/binnenland/2692981/politie-houdt-ver-dachten-voetbalrellen-tonen-beelden.html.9 ‘Politie toont beelden relschoppers Utrecht’ 13 december 2011, www.nu.nl/binnenland/2692436/politie-toont-beelden-relschoppers-utrecht.html.10 @PolitieUtrecht, “Opnieuw beelden voetbalsupporters FC Utrecht - FC Twente op RTV Utrecht en online. Herkent u deze personen?”, 16 december 2011, http://twitter.com/PolitieU-trecht11 R. Zussman, ‘Wanted posters of rioters going up in Vancou-ver’, Toronto Sun 17 november 2011.12 N. van den Bogaard, ‘Sociale media in de opsporing: Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van het betrek-ken van burgers bij de opsporing via sociale media in het korps Gelderland-Zuid’, p. 7, www.criminaliteitswijzer.nl/wiki/index.php/Afstudeerscripties_en_andere_documenten_over_Poli-tie_en_web_2.0.

Page 23: OpRecht januari 2012

OpRecht januari 2012 23

oproepen van getuigen via Twitter die binnen een straal van vijf kilometer wonen van het plaats delict. De politie is in dit geval dus op zoek naar een ‘specifieke’ groep mensen. Ook kunnen zo de signalementen van verdachten worden doorgegeven, zodat het publiek de verdachten kunnen identificeren.

Wanneer we kijken naar de discussie over deze nieuwe opsporingstechnieken wordt al snel duidelijk dat er nog lang geen eenduidigheid bestaat over dit onderwerp. Dit soort relatief nieuwe vraagstukken zijn nog nauwelijks wettelijk genormeerd. De twee beschreven vormen, het proactie en het reactief opsporen, zijn op verschillende manieren problematisch.

De problematiek van de eerste vorm uit zich in de vraag of het proactieve doorzoeken van social media geschaard kan worden onder het begrip ‘opsporing’. Het opsporingsbegrip is door de jaren heen onderhevig geweest aan verandering. Waar de opsporing oorspronkelijk pas begon wanneer het vermoeden van een strafbaar feit was gerezen bestaat er nu ook ruimte voor ‘proactieve’ opsporing waarbij er wordt gekeken naar toekomstige, nog te plegen feiten.

Dit alles is te danken aan de verruiming van art. 132a Sv, bedoeld om het beginpunt van het onderzoek naar voren te schuiven.13 Het onderzoek moet volgens art. 132a Sv gericht zijn op het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Uit de wettekst vloeit dus niet voort dat deze beslissingen slechts betrekking mogen hebben op het al gepleegde strafbare feit: de uitbreiding van dit wetsartikel duidt erop dat er nu ook plaats is voor proactieve opsporing. Wanneer we ervan uitgaan dat proactieve opsporing via Twitter en Facebook nu ook onder art. 132a Sv valt, is de politie gerechtvaardigd in het online opsporen van criminelen die hun plannen via social media smeden.

Wegens de kwalificatie van het opzoeken via Facebook en Twitter als proactieve opsporing volgt automatisch dat een aantal beginselen in ogenschouw genomen worden. De eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en zuiverheid van oogmerk hebben door de onduidelijkheid van art. 132a hier een normerende betekenis. Er bestaat geen wettelijk beletsel tegen het zoeken in bestanden of op websites die voor een ieder toegankelijk zijn. Het op zoek

13 G. Knigge (red.), Leerstukken van het strafprocesrecht, Arnhem: Gouda Quint 2001, p. 21-29.

gaan naar hits als ‘vuurwerk bom’ of ‘huisfeesten’ dient er vooral toe startinformatie op te leveren die kunnen uitmonden in een concrete verdenking. Het geval is anders indien de doorzochte bestanden onder de reikwijdte van de Wet bescherming persoonsgegevens vallen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij overheidsregisters.

De tweede vorm, het plaatsen van beelden op internet nadat er een delict is gepleegd is minder problematisch. De wetgever staat dit toe zolang het maar gebeurt omwille van de opsporing.

Aangezien het feit al is gepleegd, bevinden we ons hier in de opsporingsfase van het politieonderzoek. De methode is legitiem mits er wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Het gevaar schuilt er hier meer in dat burgers zelf het heft in handen nemen. Steeds vaker plaatsen winkeliers de bewakingsbeelden zelf op het internet. Dit is in strijd met onder andere het verbod op eigenrichting.14 De gevolgen voor een wellicht onschuldige verdachte zijn immens

omdat informatie op het internet onuitwisbaar is. Om grote reputatieschade te voorkomen dient er zeer zorgvuldig met deze opsporingstechniek te worden omgegaan.

Beide vormen van deze relatief nieuwe manier van opsporing laten zien dat er nog genoeg ruimte is voor discussie. Bij de proactieve opsporing uit zich dat vooral in het feit dat er een duidelijk juridisch kader ontbreekt: er mist eenduidigheid. Bij het plaatsen van videobeelden en foto’s betreft het met name de maatschappelijke wenselijkheid van dit soort overheidsacties, hoever we kunnen gaan met de privacyrechten van de burger. Zolang er nog geen consensus over de toepassing van deze opsporingstechniek bestaat zal er per geval zorgvuldig een belangenafweging moeten worden gemaakt met de vraag of het doel de middelen heiligt. n

14 M. Paapst, ‘Alleen politie mag beelden verdachten op internet zetten’, 14 september 2011, www.rug.nl (zoek op politie Paapst).

Steeds vaker plaatsen winkeliers de

bewakingsbeelden zelf op het internet.

Page 24: OpRecht januari 2012

24

Het is allesbehalve opzienbarend om te verkondigen dat veel Amerikanen lijden aan overgewicht. Het nieuwste faciliterende instrument is dat echter wel: de wet. Afgelopen november heeft het Congres van de Verenigde Staten besloten dat, waar het de lunch van schoolkinderen betreft, pizza als groente mag worden geteld. Met een bevolking waarvan bijna 70% van de volwassenen aan overgewicht lijdt1 is een beetje onlogisch denken op het gebied van voedingspatronen wellicht niet zo vreemd. Nochtans behoeft deze beslissing van het Congres wel enige toelichting.

Primair moet worden gezegd dat het Congres afgelopen november geen nieuw besluit heeft genomen. Het heeft slechts besloten een oude regeling te handhaven. Het probleem ligt echter bij de inhoud van deze regeling. In de Verenigde Staten is het gebruikelijk dat kantines op scholen een warme lunch aanbieden. Hiervoor krijgen zij van de overheid een subsidie. Maar om in aanmerking te komen voor de subsidie, moeten de scholen garanderen dat een bepaald percentage van hun lunchaanbod uit groenten bestaat.2 Dit alles zodat de overheid kan zeggen mee te werken aan een gezonde toekomst voor de Amerikaanse jeugd.

Alle etenswaar die scholen aanbieden komt in aanmerking voor wat wij het beste ‘groentepunten’ kunnen noemen. Dit kunnen appels zijn, of verse salades, of het blaadje sla op de hamburger.3 1 Volgens de metingen van 2007-2008, zie de Centers for Disease Control and Prevention/National Center for Health Statistics ‘Obe-sity and Overweight’, http://www.cdc.gov/nchs/fastats/overwt.htm.2 A. Rosenthal, ‘It’s Delicious. But Is It a Vegetable?’, New York Times, 16 november 2011.3 Dit laatste voorbeeld is slechts genoemd als verbloeming; ondergetekende heeft niet kunnen ondervinden of het blaadje sla op de hamburger volgens Amerikaanse wetgeving werkelijk wordt gerekend als groente.

Zo ook de tomatenpuree op de pizza. Zodra een pizza meer dan twee eetlepels tomatenpuree bevat, tellen de pizzapunten mee voor het groentetotaal dat de school moet aanbieden. Hierbij is belangrijk om te weten dat de tomatenpuree viermaal de waardering krijgt van reguliere, verse groenten.4

In deze tijd van financiële crises en recessies zijn bezuinigingen op alle mogelijke fronten noodzakelijk. Het Congres van de VS was het hier ongetwijfeld mee eens. Immers, verse groenten zijn bederfelijk

en relatief duur; bevroren pizza’s zijn stukken langer houdbaar en bovendien goedkoper. Uiteraard moet voor alle betrokken partijen duidelijk zijn dat pizza’s niet opeens worden verkocht aan de kinderen als ware zij even gezond als een salade –de overheid is slechts bereid een equivalent bedrag ervoor neer te tellen.

Ook voor de Nederlanders is het opletten geblazen. Waar een derde van de Amerikanen met ernstig overgewicht kampt, heeft 12% van de Nederlandse bevolking met obesitas te maken.5 De enige hoop die wij kunnen koesteren is

dat onze overheid de aankoop van ongezond voedsel niet in dezelfde mate zal subsidiëren. Nochtans wekt het feit dat diepvriespizza’s een fractie van de prijs van een gezonde, met verse ingrediënten bereide maaltijd kosten niet de juiste indruk. n

4 S. Kliff, ‘No, Congress did not declare pizza a vegetable’, The Washington Post, 21 november 2011.5 CBS, ‘Aandeel inwoners met ernstig overgewicht in Nederland lager dan in andere OESO-landen’, www.cbs.nl (zoek op overge-wicht Nederland), 24 november 2011.

AmericaLand of the obese

door marieke palstra

Page 25: OpRecht januari 2012

VAn Het beStuur

COLOfOn OpRecht is het maandblad van het Utrecht Law College en de studievereniging Sirius. Wil je iets kwijt aan de redactie of heb je een idee voor een artikel? Mail dan naar: [email protected].

Oplage: 300. Jaargang 7, num-mer 1, januari 2012. Een online versie van OpRecht is beschikbaar op www.ulcsirius.nl

DrukwerkDrukkerij de GlobeBasicweg 213821 BR AmersfoortT 033 480 12 88F 033 480 32 23

VerspreidingUniversiteit Utrecht

REDACTIEHoofdredactieMarieke Palstra

OpRechtLisa Ansems, Joris Jansen, Daan Hannema, Rosa Kindt, Yarden Nieboer, Thijmen Nuninga, Cristian Oranje, Tom Verdonk, Lex.

Foto’s en illustratiesRosa Kindt

VormgevingPatrick Krom

OpRecht januari 2012 25

Mijn naam is Antoine Steenkamer, en ik ben de nieuwe Assessor van het Sirius bestuur. Allereerst een terugblik op het Diesgala. Als ik moet afgaan op de reacties die ik gehoord heb, was het Diesgala een groot succes. Ik wil daarom nog één keer de SAC2011 en Jonne bedanken voor hun inzet. Aan de andere kant was het Diesgala helaas uitverkocht, dus hebben we leden moeten teleurstellen. Wél betekent dat voor ons dat we het komende jaar naar grotere locaties mogen zoeken voor de Sirius-feesten.

Wat kunnen jullie het komende jaar verwachten:

De nieuwe commissies voor 2012 zijn ingesteld. De Culture activiteiten commissie en de Sociale activiteiten commissie vallen onder mijn hoede. Op dit moment ben ik voornamelijk met de CAC bezig. Dit jaar gaat er op sociaal vlak iets veranderden ten opzichte van vorig jaar: niet de SAC, maar de CAC gaat het open podium organiseren. We hebben daarvoor gekozen om het open podium groter te maken dan voorheen. Zo wordt er nu gekeken naar een heel unieke locatie en technische mogelijkheden om er een mooie avond van te maken. Maar de echte kracht achter het open podium zijn de acts. Het open podium zal ergens rond april plaatsvinden, maar ik wil jullie er nu al op wijzen dat het eraan komt.

Het nieuwe open podium is dé kans om je studiegenoten heel anders te leren kennen. Wij willen zoveel mogelijke verschillende acts: dansen, zingen, cabaret of iets anders. Ook zijn we op zoek naar een presentator of presentatieduo. Meer informatie hierover volgt binnenkort allemaal via een officiële weg.

Verder ga ik samen met de SAC mij bezighouden met de ULC-café’s, de Summertime en nog veel meer. De SAC van vorig jaar heeft de gemiddelde hoeveelheid bezoekers per activiteit een enorme boost gegeven, en ook dit jaar willen we dat verder uitbreiden. We gaan proberen dit jaar een vaste plek voor de ULC-café’s te vinden, zodat we een beetje een eigen plekje in Utrecht hebben. Verder willen we proberen om een aantal activiteiten voorafgaand aan een ULC-café te organiseren. Zo zal er voor degenen die dat leuk vinden, een extra mogelijkheid zijn om andere ULC-ers te leren kennen, maar zal er voor de echte ULC-cafébezoeker niets

veranderen.

Mochten jullie vragen, suggesties of opmerkingen hebben, neem dan gerust direct contact met mij op. Ik hoop dat ik jullie meer inzicht heb kunnen geven in wat komende jaar op sociaal vlak gaat gebeuren. Antoine SteenkamerAssessor

door marieke palstra

Page 26: OpRecht januari 2012

26

COLumn Symbiose Het begin van de lente wordt voor mij, meer dan dat van de andere seizoenen, door een aantal verschijnselen aangekondigd. Misschien ben ik er meer op gespitst omdat ik zo tegen medio februari echt wel genoeg begin te krijgen van de vochtigheid en de kou, en dat grijzige dat de winter dan heeft. Of misschien omdat het contrast tussen winter en lente zo groot is, dat die kleine veranderingen wat meer opvallen. Hoe dan ook, je voelt het aan de wind, die is ineens iets zachter. En dan ruik je bij vlagen wat mest van de boeren die hun land aan het bevruchten zijn. Waarschijnlijk. De wereld wordt weer groen, dat eeuwige cliché. Nog een heel duidelijk teken aan de wand: het opnieuw verschijnen van het lieveheersbeestje.

Zijn tevoorschijn komen is ook werkelijk een verschijning. In de winter is er geen teken van de beestjes - van geen enkel beestje - en dan, van het ene op het andere moment, is ons lieveheersbeestje weer te vinden op een blad of iets dergelijks. Het is heus niet zo dat ik me iedere winter afvraag waar alle beestjes, het lieveheersbeestje in het bijzonder, naartoe gaan. Maar ze - de lieveheersbeestjes dus - verschijnen de lente erna volledig ontwikkeld weer ten tonele, en ik had me wel al eens afgevraagd hoe het kwam dat je zo tegen de herfst, begin winter nergens lieveheersbeestpoppen vindt. Aan het begin van de lente ook niet trouwens. Dus waar komen ze dan vandaan?

Nu weet ik dat. Toegegeven, ik had het eerder al eens kunnen Googlen. Zo hoog was de nood dus ook weer niet. Maar dat ik het weet, dat dit mysterie ook weer opgelost is, ja, daar haal ik toch wel een zeker genoegen uit.

Ze winterslapen.

Want hoe kom ik eigenlijk bij mijn fascinatie met die diertjes?

Nou, mij was het privilege toebedeeld onderdak te mogen bieden aan zo’n overwinteraar. Ik trok op een ochtend, ergens in oktober of zo, mijn gordijn opzij, en in de hoek van het kozijn had zich een rood-zwart bolletje gevestigd. Aanvankelijk waren het er twee, maar twee bleek al snel te veel, want een van hen vertrok voor de week om was (of raakte opgegeten, opgezogen, of geplet, je weet het niet, het blijft een insect. Ik houd het er maar op dat hij een ander hoekje is gaan zoeken). De ander hield zich stil, en overwinterde. Eerst was ik een beetje huiverig. Als een lieveheersbeestje zich toegang tot mijn kamer had weten te verschaffen, welke andere creepy crawlies hadden zich dan wel niet in de hoeken en kieren verstopt? Ik heb ook al eens een invasie van mini-spinnen moeten neerslaan (letterlijk). Maar het was een mooi gezicht, en werd al heel snel vertrouwd. Ik merkte dat ik mijn best ging doen zijn slaap niet te verstoren (dus heel voorzichtig de gordijnen open en dicht, het raam niet open, of op een kier), en af en toe even controleerde of hij nog zat waar hij zat, en of hij zich had bewogen. Niet dus. Geen vin. Of pootje. Mijn ouders hebben katten, dus misschien miste ik de aanwezigheid van een dier om me heen? Ik begon die van hem in ieder geval enorm te waarderen, en was ook werkelijk gevleid dat hij mijn kamer veilig genoeg achtte om zich in dergelijke mate kwetsbaar op te stellen. Alsof hij wist dat ik hem niets zou doen. Dat vertrouwen, heel ontroerend.

Maar nu is hij weg. Vertrokken (of opgezogen, -gegeten, of geplet, je weet het niet). Het is nog lang geen lente, dus daar kan het niet aan liggen. Misschien vond hij mijn obsessieve observatie toch wat storend. Of zo. Eikel.

Rosa Kindt

Page 27: OpRecht januari 2012

COLumn

OpRecht januari 2012 27

WAt een mAAnd

Page 28: OpRecht januari 2012

Op 19 t/m 21 april krijgen 24 toptalenten de kans zich uit te leven tijdens onze Masterclass. Ben je 3e- of 4e jaars rechtenstudent? Wil je advocaat, fiscalist of notaris worden? En kun je een case meesterlijk oplossen? Meld je dan vóór 5 maart 2012 aan via werkenbijnautadutilh.nl.

advOcatEn • nOtarissEn • BElastingadvisEursamsterdam Brussel londen luxemburg new York rotterdam room for you

Masterthe class