OOST 3-2010

48
JAARGANG 2 / OKTOBER 2010 / NR. 3 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel Het tijdwonder van Nederhemert-Zuid Het landschap van mijn jeugd Jan Siebelink en Jan Cremer Ooijpolder in beeld Lastig landschap Jan Hein van Rooy Stadshart Almelo

description

Tijdschrift voor ruimte en cultuur in Gelderland en Overijssel

Transcript of OOST 3-2010

Page 1: OOST 3-2010

JAARGANG 2 / OKTOBER 2010 / NR. 3 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL

tijdschrift voor ruimte en cultuurin Gelderland en Overijssel

Het tijdwonder van Nederhemert-Zuid

Het landschap van mijn jeugdJan Siebelink en Jan Cremer

Ooijpolder in beeld

LastiglandschapJan Hein van RooyStadshart Almelo

Page 2: OOST 3-2010

Overijssel herbergt een grote diversiteit aan plant- en dier-soorten. De biodiversiteit is van groot belang voor de kwaliteiten beleving van een gebied. Door versnippering, verdrogingen vermesting worden veel soorten in hun voortbestaan bedreigd. Wij hebben een belangrijke verantwoordelijkheid omde biodiversiteit in Overijssel te behouden. Dit doen wij doorsysteembeheer en soortenbescherming toe te passen. Daar-naast adviseren wij gemeenten en andere partijen hoe zij methun plannen in kunnen spelen op het behoud van soorten.

Achteruitgang biodiversiteitMeer dan 100 jaar geleden bestond Overijssel nog uit grotedelen relatief ongerepte grond, veelal heideterreinen. Daarnaastwaren er delen gecultiveerd, zij het met extensief gebruik. Alsgevolg van veranderingen in het grondgebruik en het omzettenvan natuurlijke terreinen in cultuurgronden hebben zich ver-anderingen in de samenstelling en aantallen van soorten voor-gedaan. Aanpassing van de hydrologie op het grondgebruikheeft aan deze veranderingen bijgedragen. De ruimte voorschaarse en bedreigde planten en dieren werd hiermee steedsbeperkter. Uiteindelijk zijn natuurterreinen relatief geïsoleerdkomen te liggen. Verdroging en vermesting spelen hier eenbelangrijke rol in de achteruitgang van de biodiversiteit.

Systeembeheer en soortenbeschermingBij het behouden van biodiversiteit streven wij naar een ecologische samenhang in een gebied. Het nastreven van deze ecologische samenhang en hiermee het creëren van eengeschikt leefmilieu voor verschillende soorten wordt systeem-beheer genoemd. Echter dit werkt alleen wanneer alle omstan-digheden in een gebied gunstig zijn. Dit is lang niet altijd hetgeval. Daarom kiezen we soms voor specifieke maatregelenvoor een plant- of diersoort die in de verdrukking komt. Soortenbescherming helpt dan om bedreigde soorten op debeen te houden totdat het systeem weer goed functioneert.

Ervenscan en Soorten op de KaartBewoners binnen, maar vooral buiten de bebouwde kom kunnen een bijdrage leveren aan het behoud van kwetsbaresoorten. Hiervoor hebben wij de ervenscan in het leven geroepen. Deze ervenscan bestaat uit een advies over de inrichting van en beplanting op een erf. Naast landschaps-elementen kunnen ook nestkasten onderdeel zijn van het advies. Dit alles gericht op de wensen van soorten die in hetdesbetreffende erf hun (potentiële) leefgebied zien. Bij de advisering maken wij gebruik van onze ervaringen en bronnenals ‘Soorten op de Kaart’. Via www.soortenopdekaart.nl is het voor iedereen mogelijk na te gaan voor welke soorteneen specifiek perceel een (potentieel) leefgebied vormt. Naasteen omschrijving van de soorten biedt het systeem tevenseen overzicht van de beschermingsmaatregelen en eventuelesubsidiemogelijkheden binnen projecten als Streekeigen Huis en Erf.

Optimale inrichtingDoor potentiële leefgebieden optimaal in te richten, is dekans soms wel vijftig procent dat desbetreffende soorten zichhier binnen vijf jaar vestigen. Het project steenuil vormt eenmooi voorbeeld van het toepassen van de ervenscan. Binnendit project adviseren wij een erf zo in te richten dat zowel desteenuil als zijn favoriete voedsel als zangvogels en muizenzich er kunnen vestigen. In Overijssel zijn al 400 nestkastenvoor steenuilen opgehangen. Inmiddels wordt de helft hiervanpermanent bewoond. Bij het inrichten van tuin of erf is hetraadzaam de omgeving ook eens door de ogen van bijvoor-beeld een egel te bekijken. Het zal direct duidelijk zijn dathet konijnengaas rond de moestuin, de dichte compostbak,de hoge schuttingen of de sloten zonder bruggetje enormebarrières voor een egel vormen. Door dergelijke barrières weg te nemen, kunnen we allemaal een steentje bijdragenaan het behoud van biodiversiteit.

Wilt u ook een advies

of een scan?

Landschap OverijsselHuis De HortePoppenallee 397722 KW Dalfsen T (0529) 401731

[email protected]

Steenuil spiedt naar Overijssels nest

Landschap Overijssel beheert en ontwikkelt natuur&landschap in heelOverijssel. Niet alleen in onze eigennatuurterreinen, maar ook bij parti-culiere eigenaren en agrariërs in het landelijk gebied. Zo adviseren wij in de hele provincie gemeenten enparticulieren over natuurbeheer engroene diensten, zoals het herstelen onderhoud van houtwallen,lanen, boomgaarden en streekeigenerven. Wij communiceren over dewaarde en schoonheid van natuur&landschap en begeleiden duizendenvrijwilligers die in dit veld actiefzijn. Landschap Overijssel is eenvan de partners van Atelier Over-ijssel en wij zijn actief in de con-cre-tisering van ruimtelijke kwaliteit inde groene ruimte. Kortom, wij wer-ken aan alles wat onze achtertuinzo waardevol maakt.

ADVERTORIAL

Page 3: OOST 3-2010

3o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Kies twee landschappen die onze provincies het best representeren. Wat

wordt het dan: de Holterberg, zoals Marcel Möring in deze aflevering doet? De

IJssel bij Hattem? Voor Gelderland de Ooijpolder, door Jaap Dirkmaat uitverkoren

als een van de mooiste Nederlandse cultuurlandschappen? Of toch het rivierland-

schap bij de Waal, waar schrijver Willem van Toorn en kunstenaar Jan Hein van

Rooy hun grootste inspiratie uit putten – en hun grootste ergernissen. Want in

Nederland zijn die twee, inspiratie en ergernis, onlosmakelijk verbonden.

Het gaat niet altijd vanzelf met het beheer van ons kostbare landschap, dat

weten we, en de bijdrage van Peter Leunissen in deze aflevering van OOST

bevestigt het met feiten en cijfers: weliswaar staan onze provincies op de derde

en vijfde plaats in de landelijke schoonheidswedstrijd, redelijk hoog, maar er is

veel mis, en er wordt veel te weinig gedaan om de vernietiging uit het verleden

te herstellen. Leunissen citeert het in juni j.l. verschenen rapport Nederland vande Kaart van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap: ‘Ondanks dat het

kabinetsprogramma Nederland mooi is verheven tot speerpunt van regerings-

beleid heeft dat in de praktijk niet geleid tot zelfs maar het begin van de gewen-

ste landschappelijke verfraaiing.’ Dat is een ernstige constatering. Leunissen

noemt drie zwaarwegende redenen waarom dat zo is: er is zoveel verloren

gegaan, waar moet je beginnen met een herstel; de druk op de beperkte

hoeveelheid grond is groter dan ooit, kwetsbaar voor conjunctuur en politieke

grilligheid, en er is simpelweg gebrek aan geld.

Daar komt sinds enige tijd het begrip motivatie bij als een factor die een herstel

van landschappelijk verval verder kan stagneren. Er is ook iets voelbaar van

milieumoeheid.

In het Jaarverslag 2009 van de Vereniging Natuurmonumenten staat dat de

komende jaren de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur en Natura

2000 veel inzet blijft vragen van Natuurmonumenten. Daarbij is wel meer

aandacht nodig voor de betrokkenheid van de samenleving bij de natuur en

bij het natuur beleid. In dit verband baart het zorgen dat de fondsen- en leden-

werving van Natuurmonumenten moeizamer verlopen.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS), werd twintig jaar geleden geïntroduceerd

als een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Nederland. De laatste

tijd is er steeds meer verzet te horen tegen het handhaven van dit ideaal. In een

land als Nederland vergt het een enorme collectieve bereidwilligheid om zoiets

te verwezenlijken. En de voortgangsrapportage ziet er niet gunstig uit.

In de jaren tachtig groeide het besef dat natuurbeheer niet zozeer ging om het

bewaren van mooie landschappen, maar om het herstellen van processen. De

natuur is geen schilderij, en zelfs geen park, maar een bedding voor soorten die

elkaar als het goed is reguleren. Bossen werden niet meer angstvallig opgeruimd.

Een omgewaaide boom was geen rommel, maar een mogelijkheid: duizenden

organismen zouden dankzij de dode boom weer tot wasdom kunnen komen.

Die aanpak was succesvol. Uit dit succes kwam meer recent de strategie van

de natuurbeheerders om landschappen niet alleen te bewaren, maar ook te

creëren, of misschien moet je zeggen: te restaureren. Arealen bos- en land-

bouwgrond worden ‘geplagd’. Dat wil zeggen, de bomen worden gekapt en

de bovenste, te voedselrijke, laag verwijderd om een oudere natuur terug te

winnen, die meer gedijt op schrale grond. De laatste tijd is er toenemend

protest tegen deze vormen van terugwinning. Het werkt lang niet altijd: soms

blijken de beloofde zaden van oude plantensoorten niet meer levensvatbaar,

en soms worden mooie gebieden opgeofferd voor iets waarvan je nog maar

moet afwachten of en hoe het aanslaat.

Kortom: het is duidelijk dat de natuurbeheerders niet meer automatisch op

de sympathie van natuurliefhebbers kunnen rekenen. Dat is op zichzelf wel

redelijk; grote organisaties vragen om kritische buitenstaanders. Maar een

gevaar van deze ontwikkeling is dat het kind met het badwater wordt weg-

gegooid. Kritische steun: dat zijn wij de natuurbeheerders verschuldigd.

Zeker in een tijd waarin de bescherming en de restauratie van landschappelijk

erfgoed niet meer hoort tot de vanzelfsprekende onderdelen van beschaafd

bestuur. Anders zijn onze twee provincies, die het zo moeten hebben van hun

landschappelijk schoon, ernstig de dupe. MARIËTTE HAVEMAN

foto Jeroen Stumpel

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/56

Lastig landschap

Page 4: OOST 3-2010

20

8

14

oo

stO

KT

OB

ER

2010

3 Redactioneel: Lastig landschapDOOR MARIËTTE HAVEMAN

6 Ruimtelijk rumoer

8 Circul van de OoijDOOR AD HABETS, FOTOESSAY DANIEL NICOLAS

Fotoessay van de Ooijpolder bij Nijmegen, die gedijt, ook

economisch, omdat hier op een steenworp afstand van de stad

uitersten elkaar raken: heuvels en rivierenland, wildernis en

mensenhand.

14 Dubbelinterview: Jan Siebelink en JanCremer, Het landschap van mijn jeugdDOOR TRIX BROEKMANS

Twee monumenten uit de Nederlandse literatuur. Bestseller-

schrijvers Jan Siebelink en Jan Cremer. Twee jongens uit het

oosten. Siebelink (72) is geboren in Velp, Cremer (70) in

Enschede. Cremer vereeuwigde de ruige smokkelstad

Enschede in zijn boek De Hunnen, Siebelink gaf Velp een

ereplaats in de literatuur met zijn boek Knielen op een bed violen.

Over ‘de meest glorieuze tijd van mijn leven’.

20 Vergeten gebouwen (5): Een tijdwonder in Nederhemert-ZuidDOOR BERNARD HULSMAN

Ook in Nederhemert-Zuid, een dorpje in het uiterste westen

van Gelderland, heeft de tijd niet stilgestaan. Kasteel Neder-

hemert is na een grondige restauratie weer toegankelijk, de

meeste huizen zijn er mooi opgeknapt, maar het echte tijd-

wonder is de Speeltuin Nederhemert, waar sinds 1915 weinig

veranderd lijkt te zijn.

23 Van gieterij naar ROC van TwenteDOOR LAMBERTHE DE JONG

De oude Stork-gieterij uit 1902, een rijksmonument, werd

na jarenlange leegstand getransformeerd in een duurzaam

onderwijsgebouw voor het ROC van Twente.

24 Landschappelijk beheer in Oost-Nederland: een treurig hoofdstukDOOR PETER LEUNISSEN

Twee jaar geleden ondertekenden rijk, provincies, gemeenten

en tientallen belangenorganisaties het ‘Akkoord van Apeldoorn’,

om ‘mooi Nederland’ te behouden. De ondertekenaars

beloofden de komende drie jaar plannen en financieringen uit

te werken die leiden tot een forse impuls voor het landschap.

Daarna is er helaas weinig meer van vernomen.

Inhoud

Page 5: OOST 3-2010

oo

stO

KT

OB

ER

2010

28 3428 De geliefde plek (3): Marcel Möring

DOOR TIM PARDIJS

Bij het schrijven van Louteringsberg had Marcel Möring een van

de landschappen van zijn jeugd, de Holterberg, in gedachten.

Hij keert voor OOST terug naar zijn mentale habitat.

30 Jan Hein van Rooy: Berichten van deWaalkantDOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN

De oever van de Waal bij Nijmegen blijkt niet alleen voor

schrijvers een onuitputtelijke bron van inspiratie. Kunstenaar

Jan Hein van Rooy bundelt de bewegingen van het water tot

rivierschrift, en verzamelt drijfhout tot een ornithologisch

laboratorium. Naast inspiratie is er ergernis. ‘Je zou wensen

dat het allemaal iets behoedzamer zou kunnen’, verzucht de

kunstenaar. Maar de bulldozers van RWS kennen geen rust in

hun reddingsoperatie van het lage land: Ruimte voor de Rivier.

34 Stadsdossier (5): Almelo

36 Almelo: een oude stad wacht op vernieuwingDOOR MARTIN PIETERSE

Net als veel andere oude industriesteden staat Almelo voor een

heftige keuze: van koers veranderen of langzaam wegkwijnen,

tot de laatste Almeloër het licht uitdoet. Almelo heeft gekozen

voor vernieuwing, op basis van oude waarden. Een masterplan

geeft in de volgende decennia richting aan dit proces. Het plan

is intelligent, maar ook omstreden. Een pleidooi.

42 Het dorp (5): LooDOOR GIJS EIJSINK

Gesprekken met bewoners in Loo, een buurtschap tussen

Holten en Bathmen, waar de deur van de basisschool als

agenda van het dorpje symbool staat voor de plaatselijke

roerigheid.

44 Tentoonstellingen 45 Publicaties46 Colofon

Omslagbeeld: De voormalige steenfabriek aan de Ooijse Bandijk, Ooijpolder, Nijmegen (foto Daniel Nicolas)

Page 6: OOST 3-2010

6

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Ruimtelijk rumoer VAN DE REDACTIE

Magie in OverijsselNieuwsgierig naar ‘De verborgen geschiedenis van

het Overijssels landschap’ had ik me aangemeld

voor de gelijknamige excursie, georganiseerd door

de Stichting Kunst & Cultuur Overijssel (KCO).

De drie begeleidende docenten zouden ons met

behulp van historische geografie en geomantie

(geduid als de kunst om tekens van de natuur te

interpreteren) leren om het Overijssels landschap

te lezen.

Wie wil dat niet?! Het leven biedt oneindig veel

momenten die zich lenen voor komische filmbeelden

en alleen al in dit perspectief zou het een zeer rijke

dag worden. Stelt u zich voor: zo’n vijftig personen

die in een rijdende bus mediteren en aldus trachten te

aarden. Of die met gesloten ogen op een wonder-

mooie plek bij de Vecht contact zoeken met het land-

schap door zich te verbeelden op de rug van een vogel

mee te vliegen. Of die hand in hand in een grote

kring proberen om een stel bomen wakker te krijgen

– wat tot mijn diepe spijt niet lukte. De vrolijke

blikken van voorbijgangers spraken duidelijke taal

toen we in de stille dorpskern van Wijhe werden

ingewijd in het gebruik van de wichelroede om zoge-

noemde leylijnen te traceren. Men mag bij de bus-

passagiers een bovengemiddelde ontvankelijkheid

veronderstellen, maar velen van ons waren niettemin

verbluft om de uiteinden van de uitgereikte wichel-

roeden, een tweetal antennen van verkoperd staal-

draad, te zien bewegen. Én de kracht te voelen, die

wat lijkt op magneten die elkaar afstoten. Leylijnen

zijn onzichtbare lijnen of banen door het landschap

gevuld met positieve, etherische energieën onderdeel

van een omvattend kosmisch systeem. De kruis-

punten, de leycentra, hebben een helende kracht.

In een ver verleden konden druïden, medicijnmannen

of andere spiritueel begaafden deze centra feilloos

aanwijzen en hier werden dan de gewijde rituelen

voltrokken en heiligdommen of grafheuvels

opgericht. In latere, christelijke tijden verrezen hier

kerken en kapelletjes. De uitgedeelde kaart van Over-

ijssel vermeldt wel veertig van dergelijke leycentra.

Het was spijtig dat de beloofde historische geografie

totaal ontbrak. Het zou spannend zijn geweest als

het esoterisch docententeam was aangevuld met een

aardse, historisch geograaf. Alleen al om te zien of de

magie en ratio iets voor elkaar zouden kunnen

betekenen. Op mijn vraag aan de excursiebegeleider

namens KCO of men wel vaker van dit soort uitstap-

jes organiseerde, keek hij een tikkeltje vermoeid.

Nee eigenlijk niet, maar dit is ook een manier om

‘ruimtelijke kwaliteit’ te beleven. Volkscultuur,

voegde hij er zacht aan toe. MJvB

www.kco.nl

Kan iemand ons beschermen tegen de natuurbescher-

mers?, luidde de kop boven een opiniestuk in NRC Handelsblad van 7 augustus 2010. Het stuk was

geschreven door Ruben van Luijk, die werd afgetiteld

als ‘promovendus’ (een ruim begrip) aan de universiteit

van Tilburg. Het stuk bevatte een aanklacht tegen de

natuurorganisaties, die zich hebben ontwikkeld tot

projectontwikkelaars met een dure hobby: ‘nieuwe

natuur’, onder meer in de Gelderse Poort. Het bepleitte

een aanpak waarbij de organisaties zich zouden inzetten

voor een ‘ecologisch verantwoorde, maar niettemin

productieve en commercieel levensvatbare sector, met

inzet van bestaande en aspirant-landbouwers.’ Op het

stuk kwamen enkele nuan cerende reacties. Sommige

oude cultuurlandschappen zijn danig versleten, nieuwe

milieus hebben tijd nodig zich te ontwikkelen, schreef

Frits Maas uit Dordrecht. Hoofddoel van de terrein-

beherende organisaties blijft het beheren van natuur-

gebieden. Slechts 4 procent van het areaal aan land-

bouwgrond wordt ‘opgeofferd’ aan nieuwe natuur,

aldus directeur natuurmonumenten Jan Jaap de Graeff.

De aanval op de natuurbeheerders herinnert aan een

ander, veel groter gremium dat sinds enige tijd onder

vuur ligt: het IPCC-klimaatpanel van de Verenigde

Naties (Intergovernmental Panel on Climate Change).

Fouten in klimaatrapportages hebben deze instelling

veel negatieve publiciteit bezorgd. Maar uit onder-

zoek is gebleken dat het panel op de hoofdpunten

wel degelijk gelijk heeft. De fouten waren bij nader

onderzoek ‘ondergeschikte details die de realiteit

van een ongewoon snelle klimaatverandering niet

wegnemen’ (Martijn van Calmthout, de Volkskrant31 augustus 2010). Een internationale onderzoeks-

commissie o.l.v. Robbert Dijkgraaf concludeert dat

het IPCC niet voldoende is toegerust op haar gevoelige

taak. Net als een aantal van de natuurbeschermers

is het voortgekomen uit een groep enthousiaste

vrij willigers. Nu zou een professionalisering moeten

plaatsvinden met vastere richtlijnen en meer onaf-

hankelijkheid in het bestuur.

Deze uitkomst klinkt ferm, maar wekte bij mij grote

twijfel. Want is het niet diezelfde professionalisering

die de Vereniging Natuurmonumenten en Staats-

bosbeheer voor de voeten wordt geworpen? Het lijkt

er eerder op dat de hoeders en beheerders van ons

klimaat ook mensen zijn, met alle voor- en nadelen

die daar aan kleven. En er is nog iets anders: het

fenomeen van de backlash. Dat laatste is iets waar je

misschien ernstig mee moet uitkijken, in het zicht

van een rechts kabinet. MH

foto Marie-José van Beckhoven

Natuurbeschermers onder vuur

Werkzaamheden in de Engbertdijksvenen (linker foto) en herstelwerkzaamheden aan de bronnen op Stadswallen van Ootmarsum en Oldenzaalfoto’s Erwin Zijlstra

Page 7: OOST 3-2010

7o

ost

OK

TO

BE

R 2

0107

Meer dan tweehonderd (!) professionals

en geïnteresseerden waren aanwezig bij

het debat, 7 september in LUX Nijmegen,

over de toekomst van de stad. Wethouders

Hannie Kunst (Stedelijke ontwikkeling,

Cultuurhistorie, Maatschappelijk Vastgoed

en P&O) en Jan van der Meer (Ruimtelijke

ontwikkeling Waalsprong, Wonen, Klimaat

& Energie en Groen & Water) presenteerden

hun plannen voor de komende vier jaar. Een

aantal deskundigen was uitgenodigd om

deze van kritisch commentaar te voorzien.

De korte presentaties van Kunst en Van der

Meer concentreerden zich op het Waalfront,

de Waalsprong en Dukenburg met als

sleutelwoorden: bezuinigen, duurzaamheid

en cultuurhistorie. De economische crisis wil

men het hoofd bieden door selectiever met

bouwplannen om te gaan en door het tempo

van uitvoering te faseren. Maar in principe

wordt er doorgebouwd. In tegenstelling tot

de meeste andere steden en regio’s in Oost-

Nederland staat Nijmegen immers volgens

het CBS tot 2040 een groei van maar liefst

20.000 mensen te wachten. Eric Luiten (land-

schapsarchitect & hoogleraar cultuurhistorie

en ontwerp Delft) was kritisch over de factor

cultuur-historie in het masterplan voor het

Waalfront (Liesbeth van der Pol & Lodewijk

Baljon): te veel volgens het perspectief van

de antiquair geïnteresseerd voornamelijk

in artefacten, ten koste van de optiek van de

biograaf. De vraag stellen naar het volgende

hoofdstuk in de biografie van deze locatie,

biedt volgens Luiten een beter uitgangspunt.

Daarmee kan Stad Treft Rivier, hét thema van

2000 jaar historie, een waardig vervolg krij-

gen. Stedenbouwkundige Martin Dubbeling

pleitte ervoor om bij de Waalsprong fors in

te zetten op woningbouw die energie produ-

ceert in plaats van het terugdringen van

energieverbruik. Wat betreft Dukenburg,

stadsdeel ontstaan in de jaren zestig, heeft

de gemeente de ambitie om een omvattende

visie te ontwikkelen ingeruild voor het

streven naar maatwerk, met als voorbeeld de

HAN-locatie (Mecanoo architecten) aan de

Van Schuylenburgweg. Ondanks het door

B&W gestelde ideaal ‘Wij blijven werken aan

een ongedeelde stad’ vrezen bewoners dat

hun wijken weinig prioriteit krijgt in plan-

vorming én uitvoering. Maar Kunst maakt

zich sterk voor bouwkranen in Dukenburg. MJvB

Uitgebreid verslag: zie www.ruimteinlux.nl

Een van de

grootste pro-

blemen die onze

welvarende

wereld stelt aan

het milieu vormt

die van het afval.

Geen wonder

dat al decennia

wordt gezocht naar middelen om vuil in

schoon te keren: afval dat dient als voedings-

bodem voor iets anders waarmee het milieu

kan worden gespaard. Het is prettig dat

Oost-Nederland in de ontwikkeling van

deze technologie een rol kan spelen.

Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn:

een echte gesloten kringloop in een produc-

tieproces. Hier en daar lijkt het mogelijk. Zo

werken twee Gelderse bedrijven samen om

afval uit de aardappelverwer-kende industrie

te verwerken met behulp van algen. Het gaat

om algenkweker Ingepro Renewables uit

Borculo en afvalwaterzuiveraar Waterstromen

uit Lochem. Op het terrein van Waterstromen

in Olburgen wordt gewerkt aan een instal-

latie om afvalwater te zuiveren. Het laatste

restje van de zuivering gebeurt met behulp

van algen. En deze worden gevoed met

behulp van afvalwater uit de levensmiddelen -

industrie. Hoe biologischer het afvalwater,

des te breder inzetbaar zijn de algen. Naast

de zuivering van water vormen ze ook een

bron van eiwitten, koolhydraten, vitamines

en pigmenten waar de farmaceutische- en

voedingsmiddelenindustrie zijn voordeel

mee kan doen.

De samenwerking bevindt zich nog in de

onderzoeksfase. De benodigde onderzoeks-

duur is ongeveer twee jaar. Het project wordt

financieel ondersteund door het innovatie-

fonds van waterschap Rijn en IJssel, en een

bijdrage van de provincie Gelderland. MH

De ene hand wast de andere

Hoe ziet Nijmegen eruit in 2014?

Aan deze rubriek werken mee: Marie-José van Beckhoven, Mariëtte Haveman, Lamberthe de Jong

Boerderij Oosterhuisweg, Deventerfoto Het Oversticht

Algenkweker Ingepro Renewables, Borculofoto Ingepro Renewables

Karakteristieke panden in buiten-gebied DeventerElke streek is te herkennen aan zijn boerderijen. In de gemeente

Deventer zijn dat bijvoorbeeld de hallenhuisboerderij en de

dwarshuis- of krukhuisboerderij. Zulke panden hebben een eigen

karakter en zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol.

De laatste jaren is daar veel aandacht voor, vooral omdat veel

boerderijen niet meer als bedrijf in werking zijn en oude of

nieuwe eigenaren willen vernieuwen of verbouwen.

Deventer vindt het streekeigen karakter erg belang rijk. Daarom is de

gemeente – samen met Olst-Wijhe en Raalte – gestart met de actuali -

satie van het bestemmingsplan voor het buitengebied (buiten de

bebouwde kom). Onderdeel van het plan is het aanwijzen van karakte -

ris tieke panden om de oorspronkelijke kwaliteit van de bebouwing beter

te behouden. Dan gaat het vooral om het beeld. De status karakteristiek

heeft in de provincie Overijssel als beleidsconsequentie dat functie -

wijziging makkelijker is en sloop is niet meer mogelijk.

Aan het Oversticht, kennis- en adviescentrum ruimtelijke kwaliteit in

Zwolle, werd gevraagd om onderzoek te doen en ook de actualisatie

van de gemeentelijke monumentenlijst mee te nemen. De onder-

zoekers richtten zich op erfinrichting, erfstructuur, relatie met land-

schap en het gebouw (gaafheid, architectuur- en cultuurhistorische

waarde). Er kwam een lijst met meer dan zevenhonderd panden, die

– op afstand – gefotografeerd en beschreven werden. Een monniken-

werk, want de onderzoekers bezochten vrijwel alle buitenwegen.

In het uiteindelijke advies kwam een voorstel om 275 panden aan te

wijzen als karakteristiek, negentien als monument en extra onderzoek te

doen naar veertig monumentwaardige panden. De gemeente Deventer

is inmiddels gestart met het aanwijzen van boerderijen in de voormalige

gemeente Bathmen, waar nog geen gemeentelijke monumenten waren.

De provincie Overijssel heeft de ervenconsulent ingesteld, die advies

geeft over gebouwen en beplanting bij erftransformaties. Motto is

‘het landschap verandert en de erven veranderen mee’. Belangrijk voor

degenen wiens boerderij of pand als karakteristiek of monument

wordt aangewezen. LdJ

Informatie: www.oversticht.nl, www.deventer.nl, www.erveninoverijssel.nl

Page 8: OOST 3-2010

8

Circul van de OoijFotoessay Daniel Nicolas

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Page 9: OOST 3-2010

9o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Zicht vanaf Ooijse Bandijk op de Persingensestraat

Page 10: OOST 3-2010

10

oo

stO

KT

OB

ER

2010

> Circul van de Ooij

Paarden en wandelaarsdiep in de Groenlanden

Maakte de Nijmegenaar vroeger op zondagmiddag een wandeling in de

Goffert, tegenwoordig doet hij een rondje Ooij. Het Circul* van de Ooij (de

Ooijpolder) is buitengebied, maar in het weekend lijkt het wel een stadspark.

De hangjeugd sleept zijn bierkratten naar strandjes langs de Waal. Skeelers,

fietsers en lopers maken file op de Ooijse Bandijk. Oortjeshekken is van

dorpscafé uitgegroeid tot een bruisend paviljoen aan de Bisonbaai. En voor

wie de Ooijpolder te klein is, ligt er achter Erlecom nog een polder, de Duffelt

die doorgaat tot ver in Duitsland met vele extra kilometers dijkwegen en

wandelpaden. Zij kunnen neerstrijken in de Oosters aandoende theetuin,

bekoorlijke oase in de verwilderde Millingerwaard.

Sinds kort zijn elf veldpaden over particuliere grond opengesteld voor

publiek. Maar de Ooij is meer dan uitloop voor de stad. Dwars door het

menselijk weefsel van wegen en akkers voeren wildsporen en veepaden.

De biotopen zijn talrijk en afwisselend: de Oude Waal, restant van een

vroegere rivierloop, kleiputten met moerasbos, rivierduinen, een diepe

zandwinplas, verlaten steenfabrieken, terpen, wielen en kleine bospercelen,

alles tegen de achtergrond van de donkere hellingen van Ubbergen. Dit half

ruige, half boerenland trekt, ’s winters en ’s zomers, mensen en dieren aan.

Hun ontmoetingen verlopen niet altijd zonder wrijving. In juni werd de

jacht op damhert opengesteld. Reden: vraatschade. Toch gedijt de Ooij, ook

economisch, omdat hier op een steenworp afstand van de stad uitersten

elkaar raken: heuvels en rivierenland, wildernis en mensenhand.

* Zo heette het waterschap dat in 1580 door het Hof van Gelre werd ingesteld. De naam verwijst naar de ringvan dijken die het gebied omsloot.

DOOR AD HABETS

Voormalige steenfabriek aan de Ooijse Bandijk

Page 11: OOST 3-2010

11o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

De oever van de Bizonbaai in de Groenlanden

LINKS

Ooijse Bandijk nabij de Oude Waal

RECHTS

Terras Hotel Restaurant Café Oortjeshekken, Erlecomsedam, Ooij

Page 12: OOST 3-2010

12

oo

stO

KT

OB

ER

2010

> Circul van de Ooij

Vlietberg nabij de Oude Waal

De loopbrug bij de Bizonbaai in de Groenlanden

Page 13: OOST 3-2010

13o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Kinderen onderzoeken het wilde terrein van de Groenlanden

LINKS

De Stalhouderij Kasteelsche Hof is gelegen op de voorburcht van het voormalige Kasteel Ooij, Hezelstraat, Ooij

RECHTS

Zicht vanaf de Persingensestraat richting Ubbergen

Woonboten langs de Ubbergseweg nabij de Waalbrug

Page 14: OOST 3-2010

oo

stO

KT

OB

ER

2010

14

DOOR TRIX BROEKMANS

Het landschap van mijn jeugd

Dubbelinterview Jan Siebelink en Jan Cremer

Page 15: OOST 3-2010

15o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Jan Siebelink (links) en Jan Cremer foto’s Christiaan Krouwels

Page 16: OOST 3-2010

16

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Jan Siebelink: ‘Het landschap van mijn jeugd is heel

belangrijk geweest voor mijn schrijverschap. Velp ligt

op de grens van de Hoge Veluwe, van de Veluwe-

zoom, waar het omhoog gaat naar de Posbank, en

aan de andere kant loopt het af naar de rivier de IJs-

sel. Mijn ouders komen van de overkant van de rivier

en daar woonden mijn opa’s en oma’s en hadden alle

tantes en ooms boerderijen. Aan de overkant liepen

we drie kilometer het land in, over hekken, vlonder-

tjes, kleine beekjes... want daar was geen weg. Vóór

tien uur moest je terug bij het veer zijn. Dan trok je

aan een bel, dat klonk enorm ver over het water. Het

duurde heel lang eer er aan de overkant een man uit

het veerhuis kwam, met een lantaarn.’

Jan Cremer: ‘De veerman!’

Siebelink: ‘Prachtig woord hè. En dan hoorde je de

riemen van het roeibootje plassen over het water.

Eerst ging-ie stroomopwaarts mee langs de kribben

en dan opeens maakte hij de oversteek naar hier en

door de stroom kwam hij uit waar wij stonden te

wachten. Vaak was het heel donker en regenachtig

weer en pikkedonker op het water. Mijn moeder zei:

“Dat dat altijd goed gegaan is...” Want de IJssel was

een brede, sterk stromende rivier. Maar toch zwom ik

in de zomer als jong van dertien, veertien schepen

achterna. De meest glorieuze tijd van mijn leven.

Vanaf het veerhuis zwommen we naar het midden van

de rivier. Dan wachtten we op een sleep die richting

Arnhem ging, klommen in het roeibootje dat er achter

hing en vandaaruit op het dek. Daar gingen we lekker

liggen zonnebaden tot de Rijnbrug in Arnhem. Daar

doken we af, lieten ons met de stroom terugdrijven

naar Velp en zo waren we de hele dag bezig.’

Avontuurlijk en gevaarlijk.Siebelink: ‘Je realiseerde je niet dat het gevaarlijk

was. Maar er was één jongetje, dat zal ik je vertellen,

Pietje Heer..’

Cremer: ‘Dé Pietje Heer?’

Hilariteit. Siebelink: ‘Pietje Heer was mijn vriendje in

de tweede en derde klas lagere school. We mochten

zwemmen tussen twee kribben waar een afscheiding

met kurk was gemaakt. De vader van Pietje ging mee

en hield ons in de gaten. Hij begint te praten met een

buurman, en opeens is Pietje weg. Meegezogen in de

stroom tussen die kribben. Een paar kribben verder is

hij opgedregd. Hij ligt begraven naast de kwekerij van

mijn vader. Ik ga er nog altijd even kijken. Pietje komt

in allerlei vermommingen in mijn verhalen voor. De

rivier speelt in mijn boeken een heel grote rol.’

Een heel ander landschap dan het Enschede waar JanCremer tot zijn zestiende is opgegroeid, vereeuwigd in De

Hunnen.

Siebelink: ‘Ik ben het weer aan het lezen. Prachtig. Ik

moet af en toe wél stoppen...’

Cremer: ‘Nee, je moet dóórrammen.’

Siebelink: ‘Waar je het ook opslaat, ik vind het mooi.’

Cremer: Wat ik beschrijf is Enschede tot 1956, een

smokkelstad aan de grens. Ik ben eigenlijk aan de

verkeerde kant van de grens geboren, aan de Duitse

kant had ik een heel ander leven gehad dan in het

Enschede van toen. Een heel erg ruwe stad. En

daaromheen de natuur. Twente vind ik nog steeds

het mooiste gebied van Nederland. Ik heb absoluut

heimwee naar dat Twente.’

Siebelink: ‘Misschien is het er wel woester dan bij ons.’

Cremer: ‘Twente is nooit door de Romeinen bezet

geweest. Wel aan deze kant tot aan Oldenzaal, maar

niet aan de Enschedese kant. De sporen daarvan kun

je nog steeds vinden, in de karakters. Maar het

Twente dat ik heb gekend bestaat niet meer. Van het

oude Enschede is ook bijna niets meer over. Ik ben er

dertig jaar niet meer geweest, en nu kom ik er weer

regelmatig. De band wordt steeds sterker.’

Hoe komt dat?Cremer: ‘Ze zijn bezig met een Cremer Museum. Op

een heel symbolische plek. De vuurwerkramp heeft

zowat alles vernield in de wijk Roombeek, behalve één

gebouw: het Balengebouw. Dat is een vierkant, sturdygebouw, waar vroeger alle katoenbalen uit de wereld

werden verzameld. Daar kwamen de fabrieksbazen

hun katoen uitzoeken. Dat wordt het Cremer Museum.’

Siebelink: ‘Ik dacht dat het alleen nog plannen waren.’

Cremer: ‘Nee jongen, het is er allemaal al. Je kunt het

bekijken op internet. Het is gemoderniseerd door

Rem Koolhaas. Die heeft het gebouw horizontaal

doorgesneden en er iets tussen gezet. Het wordt een

heel mooi modern museum.’

Siebelink: ‘En daar komen jouw schilderijen?’

Cremer: ‘Mijn werk komt daar te hangen, maar ook

werk van jonge kunstenaars.’

Twee monumenten uit de Nederlandse literatuur. Bestsellerschrijvers Jan Siebelink en Jan Cremer. Twee

jongens uit het oosten. Siebelink (72) is geboren in Velp, Cremer (70) in Enschede. Cremer vereeuwigde

de ruige smokkelstad Enschede in zijn boek De Hunnen, Siebelink gaf Velp een ereplaats in de literatuur

met zijn boek Knielen op een bed violen. Over ‘de meest glorieuze tijd van mijn leven’. Dubbelinterview

> Dubbelinterview

Cremer: ‘In Twente hebben de mensenaltijd de blik op het oosten gehouden.Twentenaren leven met hun rug naarhet westen.’

Page 17: OOST 3-2010

17o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Siebelink: ‘En ook nog kleding van jou, of de pen

waar je mee schrijft?’

Cremer: ‘Vooral schilderijen. En manuscripten. Maar

ik ga er ook masterclasses geven. Een derde van het

museum is aan mij gewijd.’

En in Velp kun je Siebelinks Knielen op een bed violen

na lopen. Siebelink: ‘Die wandelingen maak ik zelf. Ik heb heel

simpel een kaartje getekend, met de kwekerij van

mijn vader aan de Bergweg, de katholieke begraaf-

plaats ernaast en de haag ertussen waar de predikers

doorheen kropen. En ook de hoofdstraat van Velp

naar Arnhem waarheen mijn vader met de bakfiets de

planten wegbracht. Vrouwen lopen die wandeling in

groepen van zestig.’

Wie heeft dit bedacht?Siebelink: ‘Ikzelf. Mensen kwamen steeds weer met

heel veel vragen: waar was de kwekerij en waar stond

de boerderij van je opa, waar was het veerhuis en hoe

kom je daar. Toen heb ik dat kaartje getekend, dat

kunnen mensen aanklikken op internet en dan krij-

gen ze bijvoorbeeld een foto te zien van de boerderij

waar mijn moeder is geboren en waar mijn vader is

geboren. Het wordt heel erg gewaardeerd.’

Cremer: ‘Je moet er een boekje van maken.’

Wat is er nog over van de kwekerij?Siebelink: ‘Het huis waar ik vanaf mijn eerste levens-

jaar heb gewoond, staat er nog en het pad naar de

kwekerij is er ook nog, maar op de kwekerijgrond

is onlangs een huis gebouwd. Dus daar mag ik niet

meer komen, de kwekerij bestaat niet meer. Op de

katholieke begraafplaats zouden hele mooie dure

huizen komen te staan, maar de bisschop van

Utrecht heeft bepaald dat de komende eeuw die

begraafplaats bewaard blijft.’

Komt dat door het boek?Siebelink: ‘Absoluut door dat boek. Iedereen denkt

trouwens dat mijn vader en moeder daar begraven

liggen, maar ze liggen op Heiderust bij Rheden.

Pietje Heer ligt daar wél begraven.’

Cremer: ‘Jij had het over de rivier. Toen ik klein was

zat ik onder meer in een kinderthuis in Heelsum, bij

Doorwerth. Om een uur of zes werden we wakker

door het fluiten van de steenfabriek, aan de Rijn.

Dan begonnen ze te werken.’

Siebelink: ‘Dat heb ik nooit gehoord.’

Cremer: ‘Zo had je in Enschede het lied van de arbeid.

Een uur voordat het werk begon, klonk één toon, na

een half uur twee tonen, een kwartier van te voren

drie tonen en een korte stoot een paar minuten

ervoor.’

Siebelink: ‘O ja?’

Cremer: ‘En als je dan niet binnen werd, was je

ontslagen. Alle fabrieken hadden hun eigen fluit,

en ik kende alle fluiten uit mijn hoofd. Dat heette

het lied van de arbeid.’

Siebelink: ‘Schitterend.’

Jullie hadden al heel vroeg een scherp oog voor details.Cremer: ‘Ik zal het je nog sterker vertellen. Een dag

of drie, vier geleden, zag ik in een boek een foto van

mijn geboortehuis. Vervolgens droomde ik voor het

eerst in zestig of vijfenzestig jaar over mijn oude huis

in de Emmastraat. De bijkeuken, de kamer, de

etalages. Ik heb vroeger weleens geprobeerd het

me te herinneren, en nu liep ik plotseling door mijn

huis heen.’

Dat huis is er niet meer?Cremer: ‘Nee. Maar elke taxichauffeur wijst gewoon

iets aan en zegt: dat is het geboortehuis van Jan

Cremer.’

Jullie keken blijkbaar al als jong kind met schrijversogennaar je omgeving.Cremer: ‘Je wordt als schrijver of schilder geboren.

Dat is een doem. Elk kind kan prachtig tekenen,

mooie teksten schrijven, en op school wordt dat alle-

maal afgeleerd. Hij moet binnen de lijntjes schrijven,

en tekenen naar voorbeelden, en zo wordt alle

creativiteit kapotgemaakt. Maar degenen die daar

niet aan meedoen, de rebelse kinderen, die zichzelf

blijven, dat zijn kunstenaars. Die gaan een moeilijke

weg, over een doornen pad.’

Siebelink: ‘Dat pad gaat ook door de woestijn, want

je weet niet wat er gaat gebeuren. Het kan misgaan.

Je kunt niet slagen en geen succes hebben.’

Cremer: ‘Dat is die doem. Maar als schrijver heb je

wel een streepje voor op andere mensen. Je let op

en daardoor zie je meer. Ik heb een fotografisch

geheugen, ik kan je de kaart van Enschede voor-

tekenen tot 1956.’

Siebelink: ‘Dat heb ik ook.’

Cremer: ‘Andere mensen lopen gewoon door. Ik zie

alles. Ik heb altijd alles goed geobserveerd.’

Siebelink: ‘Maar je verhevigt natuurlijk wel de werke-

lijkheid. Mijn ouders waren heel gewone mensen met

alleen maar lagere school, maar ik heb er mythische

figuren van gemaakt.’

Die doem, is dat een last die op je schouders ligt?Siebelink: ‘Nee, maar ik heb heel sterk gehad toen ik

een jaar of acht, negen jaar was, dat ik wist: wat ik nu

zie op die kwekerij en mijn vader die daar zwoegde

van vijf uur ’s morgens tot diep in de avond, dat ga ik

hoe dan ook aan de wereld vertellen. Dat moet

iedereen weten. Daar kon ik niet mee blijven rond-

lopen, want dan zou ik uit elkaar spatten.’

Cremer: ‘Ik heb vanaf mijn veertiende baantjes gehad

waarin ik zwaar uitgebuit werd en ik dacht: wacht

maar jongens, ik onthoud alles en ik ga het op -

schrijven, met naam en toenaam.’

Siebelink: ‘Jan is rebelser dan ik. Ik ben toch meer

bourgeois, en de angst om geen geld te hebben

noopte mij te gaan studeren voor onderwijzer en later

leraar, zodat ik in ieder geval een vast inkomen had.

Ik was heel erg bang om geen geld te hebben.

Desnoods ging je bij het leger, als je maar bij het rijk

zat. Dat was veilig. Ik heb bij de luchtmacht gezeten,

zelfs nog twee keer een jaar bijgetekend, dat leverde

een bonus op van negenhonderd gulden. Daar

konden mijn ouders dan weer een maand van

rondkomen. Ik heb altijd voor hen gevochten.

Mensen zeggen soms: wat heb je toch een moeilijk

leven gehad, met die vader en dat strenge geloof en

zo, maar ik heb precies het leven gehad dat ik

hebben wilde.’

Cremer: ‘Jajaja. Ik ook.’ >

Page 18: OOST 3-2010

18

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Jan Cremer (links) en Jan Siebelink

Page 19: OOST 3-2010

19o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Mooi contrast: het spannende Enschede, en het bezadigdeVelp.Siebelink: ‘En van Velp beschrijf ik niet meer dan de

kwekerij en de twee straten eromheen. Dat is mijn

wereld, een heel klein wereldje. En de weg naar

Arnhem en naar het veer. Verder snij ik alles weg wat

ik niet nodig heb. Want het gaat om het drama.’

Cremer: ‘Soms haal je eraf, soms voeg je toe. Dat is

de taak van schrijver en schilder. Boetseren met

beelden. Heel veel beeld maken.’

Voor de eerste keer vanuit Enschede naar Vroomshoop endan besluiten: ik wil de wijde wereld in. Cremer: ‘Ja, dat was in 1943. Mijn moeder en ik reden

het station uit in dat stomende zwarte monster en

plotseling was alles anders. Fantastisch. Andere

mensen, andere weilanden, andere bossen. Vanaf

dat moment wilde ik op reis. Daar ligt de kiem.’

Misschien ooit nog voorgoed terug naar Twente?Cremer: ‘Nou, laat ik het zo zeggen: het landgoed

in Italië, waar ik nu woon, is goedkoper dan een

boerderijtje in Twente. (Lacht.) Onbetaalbaar. Een

jaar of twintig geleden wilde ik een boerderij in

Twente hebben. Ik belde een vriend van me, een

makelaar en vroeg of ie een mooi oud Saksisch

boerderijtje kon vinden. Hij zei: da’s goed, wat heb je

ervoor over? Ik zei: zestigduizend gulden. Toen werd

het stil. Ik denk: godverdomme, ik ben veel te hoog

gaan zitten. Zegt hij: zet er maar een nul achter. Toen

al. Het is echt niet te betalen. Maar ik zou er wel

willen wonen ja, absoluut. Maar dan aan de Duitse

kant. Want zodra je de grens over bent, stilte jongen,

ruimte, heerlijk. Kom je weer terug, overal auto’s,

hartstikke druk. En ik moet ruimte hebben.’

Siebelink: ‘Als ik met mijn cabriootje even wil hard -

rijden, ga ik op de Duitse Autobahn eventjes richting

de tweehonderd.’

Cremer: ‘Ja, lekker.’

Siebelink: ‘En na een uurtje rijden ben ik weer

helemaal rustig.’

Zou hij weer in Velp willen wonen?Siebelink: ‘Nee. Want dan kan ik niet meer schrijven.

Dan kom ik mensen tegen die ik vaag herken en

daar word ik nerveus van, ik wil niemand zien. Maar

met mijn racefietsje ga ik wel altijd richting Velp en

Arnhem. En naar de Posbank en Rheden. En dan ga

ik even naar het huis kijken waar mijn moeder

zwaaide als ik op bezoek was geweest. En een ijsje

eten, of een haring, of even naar de boekwinkel. Heel

simpele dingen. En dan weer naar huis. We hebben

een heel schattig oud huisje dat honderd jaar oud is,

in oud-Ede.’

De Stichting Nederland Cultuurlandschap heeft een industrieterrein in Ede aanwezen als zo ongeveer het lompste stukje Gelders landschap.

Siebelink: ‘Maar dat is tegen de A12 aan. Wij wonen

aan de noordkant waar de Ginkelse hei begint,

echt een schitterend terrein met bijzondere dassen-

burchten. Ik wil Ede wel verdedigen. De Staten

hebben bepaald dat Ede moest groeien en Ede is

gegroeid tot een stad van wel honderdduizend

mensen. Velp groeit nooit, Velp zit gebonden

tussen de heuvels en de rivier. Velp is nog helemaal

zoals het was.’

Siebelink: ‘Louis Ferron, een intieme vriend van me,

zei een keer toen we zaten te eten in de Achterhoek,

waar het vlakke land begint: dit land loopt precies zo

door, door Duitsland heen, door Polen heen, tot in

Rusland toe. Dat vond ik een mooi beeld.’

Cremer: ‘In Twente hebben de mensen altijd de blik

op het oosten gehouden. Twentenaren leven met hun

rug naar het westen. In Vriezenveen had je de Rusluu,

dat waren de Vriezenveners die zaken deden met

Rusland. Russische namen herinneren daar ook nog

aan. Berkov, admiraal van de vloot van Peter de

Grote, kwam uit Ootmarsum en heette Berkhof.

De Twentse keuken is ook anders dan in het westen.

De specerijen werden vroeger via de Hanzesteden,

dus ook Kampen, Deventer, Zutphen naar het oosten

gebracht, naar de tsaren, want die gebruikten veel

specerijen. Kruidnagel, kaneel, nootmuskaat. Dat

vind je nog steeds in Twente terug. Koop daar maar

een droge metworst, of de koek van Bussink.’

Siebelink: ‘Dit is helemaal nieuw voor mij. Ik leer

wat vandaag.’

Cremer: ‘Twente was ook een centrum voor Oost-

Europeanen die daar in de textiel kwamen werken.

Op het station stonden de ploegbazen de krachtige

mensen ertussenuit te zoeken. En de mooie meiden

voor hun zonen. Er kwamen Hongaren, Russen,

Oekraïners, Tsjechen. Dat zag je terug in de keuken.

Tientallen restaurants. Hongaars, Pools, Italiaans

ook. Daar is helaas weinig meer van over. Door de

universiteit is het weer een beetje terug, maar die

oude eethuizen van de Hunnen zijn verdwenen. Ik

ben blij dat ik daar geboren ben, dat meen ik echt.

In een fabrieksstad die ongekend is in het westen

van Nederland. En ook nog een grensstad. Met alle

elementen waar een schrijver uit kan putten.’

Siebelink: ‘Ook ik ben blij met mijn geboorteplek.

Ik had als jongen een enorme ruimte, mijn vriendjes

kwamen bij mij verstoppertje spelen, overal kon je je

verschuilen, achter rietmatten en zonnebloemvelden.

Ik was heel trots dat ik een vader had met zo’n stukje

land.’

Blijft die jeugd in dat landschap de voedingsbodem?‘Cremer: ‘Ik denk het wel.’

Siebelink: ‘Die bron is onuitputtelijk.’

Cremer: ‘Die blik is toen gevormd.’

Siebelink: ‘En daarmee blijf je naar de wereld

kijken.’ <

> Dubbelinterview

Siebelink: ‘Want de IJssel was een brede, sterk stromende rivier. Maar toch zwom ik in de zomer als jong van dertien, veertien schepenachterna. De meest glorieuze tijd van mijn leven.’

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/57

Page 20: OOST 3-2010

20

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Kasteel Nederhemertfoto’s Luuk Kramer

Page 21: OOST 3-2010

21o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Van een landschap zeggen dat de tijd er heeft stilgestaan, is een cliché.

Het is wel een bijzonder cliché, want, anders dan veel andere clichés, is

het nooit helemaal waar. In welk Nederlands landschap dan ook is de

moderne tijd doorgedrongen. Bijna overal loopt bij voorbeeld wel een

asfaltweg waar auto’s op rijden die ons doen beseffen dat we in het

begin van de eenentwintigste eeuw leven – nog beter dan aan kleding

of kapsels valt een tijdperk te dateren aan de hand van automodellen.

Ook in Nederhemert-Zuid, een dorpje met ongeveer 45 inwoners in het

uiterste westen van Gelderland bij de grens met Brabant, rijden auto’s

die onmiskenbaar van deze tijd zijn. Heel veel zijn het er niet, want ze

kunnen slechts een rondje rijden rondom kasteel Nederhemert of met

een kleine kettingpont over de afgedamde Maas naar Nederhemert-

Noord rijden. Op zondag gaat de pont niet, want Nederhemert-Noord

is een streng gereformeerd dorp. Hier beieren op zondag ’s ochtends

en laat in de middag klokken die gelovigen oproepen naar een klein

gerefor meerd kerkje te gaan om het woord van de Heer te horen en

te zingen op hele tonen. Allemaal gaan ze naar de kerk, zoals ze dat

al tientallen jaren doen: in hun beste kleren lopen gezinnen – de

mannen in het zwart, de vrouwen in lange rokken en met hoedjes –

over de bochtige Maasdijk die niet zichtbaar is aangetast door de

recente dijkverzwaringen. Zo zorgen ze elke week weer voor een

archetypisch Nederlands tafereel.

Voor gebouwen geldt ook dat ze de tijd nooit helemaal ongeschonden

hebben doorstaan. Voor Kasteel Nederhemert, een van de attracties in

Nederhemert-Zuid, is dit zelfs zacht uitgedrukt. In het laatste jaar van

de Tweede Wereldoorlog brandde het door geallieerde beschietingen

af. Na de oorlog verviel het tot een ruïne. In 1957 droeg de eigenaar, de

familie Wassenaer die ook andere bezittingen heeft in Nederhemert-

Zuid, de ruïne over aan de staat. Op zijn beurt gaf die het kasteel in >

Een tijdwonder in Nederhemert-ZuidDOOR BERNARD HULSMAN

Nederhemert-Zuid

OOST gaat over ruimte en cultuur. Op het kruispunt waar deze twee terreinen elkaar raken,

bevindt zich vaak een interessant gebouw. Soms zijn zulke gebouwen wat in de vergetelheid

geraakt. Hetzij als gevolg van de veranderde mode, omdat het in onbruik is geraakt of als

gevolg van de oprukkende omringende bebouwing. In zijn rubriek Vergeten gebouwen zet

Bernard Hulsman een dergelijk gebouw opnieuw in de schijnwerpers. Vergeten gebouwen (5)

Page 22: OOST 3-2010

22

oo

stO

KT

OB

ER

2010

1961 in langdurige erfpacht aan Geldersch Landschap en Geldersche

Kasteelen. Pas in het begin van de eenentwintigste eeuw zag dit

genootschap kans om het te restaureren.

Toen de restauratie in 2005 gereed was, was het kasteel anders dan

vlak voor de brand in 1945. De negentiende-eeuwse neogotische

toevoeging was weggelaten, een bewijs van de nog altijd incomplete

rehabilitatie van de negentiende-eeuwse bouwkunst. De vele andere

uitbreidingen van het kasteel, sinds het omstreeks 1300 als woon-

toren begon, werden wel min of meer hersteld. Het is nu weer een

klassiek kasteel, met verschillende torens en zalen rondom een

binnenhof.

Het kasteel is niet publiek toegankelijk en wordt nu gedeeltelijk

verhuurd als kantoor. In de grote zaal worden nu en dan huwelijken

voltrokken. Het is verder ook niet nadrukkelijk aanwezig op ‘het

eiland’, zoals Nederhemert-Zuid in de Bommelerwaard bekend staat.

Anders dan bijvoorbeeld het naburige Slot Loevestijn is Kasteel

Nederhemert geen gebouw dat de omgeving domineert, maar ligt het

verscholen achter grote bomen, waaronder twee sequoia’s, en een

vreemde diepliggende slotgracht die veel weg heeft van een ven.

Ook de rest van de oude boerderijen en landhuizen in Nederhemert-

Zuid zijn ontegenzeggelijk in de loop der tijd veranderd. Net als

bijvoorbeeld de oude centra van Nederlandse steden, zijn ze nu ver-

moedelijk in betere staat dan ze lange tijd gedurende de twintigste

eeuw zijn geweest. De meeste eigenaren hebben hun huizen mooi

opgeknapt, verval is ver te zoeken op het eiland. Maar echt grote

veranderingen zijn moeilijk aan te wijzen. Recente nieuwbouw is

er niet – dat zou ook moeilijk zijn, want Nederhemert-Zuid is een

beschermd dorpsgezicht – en wie bijvoorbeeld naar de door bomen

omzoomde weide langs de Kasteellaan loopt, krijgt ondanks de

auto’s het gevoel dat hier erg weinig is veranderd. De paarden in de

wei, de ruisende bomen, de pittoreske huizen die precies op de goede

plek staan, de spits van hervormde kerk die in de verte boven de

bomen uitsteekt – zo ongeveer moet het hier een eeuw geleden ook

zijn geweest. De meest in het oog springende nieuwigheid die je

hier kunt aanwijzen, is de paal met een wiel voor een ooievaarsnest

midden in de wei. Die stond er twintig jaar geleden niet, maar is pas

neergezet toen de ooievaar was teruggekeerd in Nederland.

Toch is niet het landschap het grootste tijdwonder van Nederhemert-

Zuid. Dat is de Speeltuin Nederhemert, volgens de eigenaren een van

de oudste, zo niet de alleroudste in Nederland – ‘de eerste vermelding

van de speeltuin in de krant dateert van 15 mei 1915’, meldt een web-

site over attracties in de Bommelerwaard trots. Ongetwijfeld zijn er

ook andere speeltuinen in Nederland die dit over zichzelf beweren.

Maar het is onwaarschijnlijk dat daar net zulke oude speeltoestellen

staan als in Nederhemert-Zuid. Het is alsof het nadrukkelijk de

bedoeling is van de eigenaren van de speeltuin om niet met hun tijd

mee te gaan. Alle vijftigplussers zullen de verschillende draaimolens,

meerpersoonsschommels en de hoge glijbaan van ijzer en hout

herkennen als de toestellen waar ze zelf in hun jeugd uren hebben

gedraaid, geschommeld en gegleden. Het is verbazend dat deze

robuuste museumstukken nog in gebruik zijn, nu overbezorgde

ouders elk risico willen uitsluiten en zelfs wipkippen op een rubberen

vloer te gevaarlijk vinden voor hun peuters.

Ook de eenvoudige houten keet, die dienst doet als restaurant en bar,

is sinds de bouw nauwelijks veranderd. En op het terras, waar net

als in de speeltuin grote, oude kastanje- en eikenbomen zorgen

voor een dak van bladeren, is de hedendaagse wereld alleen door -

gedrongen in de vorm van de gegoten plastic tuinstoelen, die sinds

de jaren negentig overal op de wereld, van Afghanistan tot Canada,

worden gebruikt. Wie hier met zijn rug naar de geparkeerde auto’s

gaat zitten en de stoelen wegdenkt, begint onvermijdelijk te denken:

ja, hier heeft de tijd echt stilgestaan. <

> Vergeten gebouwen (4)

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/58

Speeltuin Nederhemert

Page 23: OOST 3-2010

23o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Een prachtig voorbeeld van een geslaagde transformatie

is te vinden in Hengelo: de oude gieterij uit 1902 van

Stork, nu in gebruik door het ROC van Twente. Harry

Abels (IAA Architecten, Enschede) tekende voor de

nieuwe inrichting van dit rijksmonument. In de opdracht

was de eis voor duurzaam bouwen meegenomen en

dat resulteerde onder meer in acht zonneschoorstenen,

water uit een stadsbron en vloeren die gekoeld en

verwarmd worden met betonkernactivering. De bouw

duurde zeven jaar en in 2009 was de enorme hal, die

al leegstond sinds 1979, klaar.

Het ROC had negen verspreid liggende vestigingen, maar

biedt nu de 7.000 studenten één locatie aan. De grote hal

is het middelpunt. Vanuit deze ruimte worden de onder-

wijsruimten bereikt; er is plaats voor restaurants, winkels

en zelfs voor concerten dankzij de goede akoestiek.

Op de galerijen zijn voor elke afdeling ruimtes ingericht.

Daarnaast zijn aparte plekken voor de studenten.

Jongeren die metaal of bouwkunde studeren, kunnen

hier in werkelijkheid zien wat hun vak inhoudt. De

meesten moesten wel wennen. ‘Is het al af ?’ blijkt

een terugkerende vraag.

In het nieuwe gebouw hangt veel kunst. Een deel is

meegenomen uit de oude vestigingen, waaronder beeld-

houwwerk en textiel. Indertijd konden scholen voordelig

kunst aankopen via de eenprocentsregeling. Nieuw is

onder andere een groot kunstwerk in de vorm van een

klok van Hester Oerlemans, waarvan de cijfers vier meter

hoog zijn. Er is zelfs sprake van een kunstroute voor

het gebouw.

In maart 2009 werd het project ROC van Twente uit vijftig

kanshebbers uitgeroepen tot BNA Gebouw Jaar 2009

Regio Oost. Oud-Stork medewerkers geven er rond-

leidingen. Het bouwproces is gedocumenteerd in de

kloeke uitgave IJzer en lef. Het nieuwe leven van een oude gieterij met oude beelden en recente foto’s. Agnes

Booijnk maakte meer dan 8.000 foto’s van deze

transformatie (zie: publicaties, p. 46). INFORMATIE

hartvanzuid.rocvantwente.nl

Van gieterij naar ROC van Twente DOOR LAMBERTHE DE JONG

LINKS

Grote fabriekshal oude gieterij Stork, Hengelofoto ROC van Twente

RECHTS

Grote hal van het ROC van Twente, Hengelofoto Anja Brokers, ROC van Twente

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/59

Page 24: OOST 3-2010

24

oo

stO

KT

OB

ER

2010

De argeloze krantenlezer zal de indruk krijgen dat het met de ver -

betering van onze natuur en landschap wel goed zit. Want hoeveel

artikelen gaan de laatste jaren niet over plannen met allemaal het-

zelfde doel: de kwaliteit van onze natuurlijke omgeving te verbeteren

en de biodiversiteit niet verder te laten afkalven? De Ecologische

Hoofdstructuur, de Kaderrichtlijn water, Natura 2000, Nationale

landschappen, subsidieregelingen voor particulieren. Dat alles moet

onze natuurlijke leefomgeving toch een geweldige impuls geven?

Het blijkt tegen te vallen.

Van alle bossen in Nederland ligt 38 procent in Gelderland en Over-

ijssel. De oostelijke VVV’s geven in hun folders en brochures ook

graag hoog op over de natuurlijke kwaliteiten van beide provincies.

In juni echter verscheen het rapport Nederland van de Kaart van de

Vereniging Nederlands Cultuurlandschap. Niet de minsten behoor-

den tot de opstellers. Prof.drs. Fons Asselbergs, oud-rijksadviseur

voor cultureel erfgoed en hoogleraar Monumentaal Bouwkundig

Erfgoed aan de Radboud Universiteit Nijmegen bijvoorbeeld. En

drs. Chris Kalden, directeur Staatsbosbeheer. Het beeld dat zij van

ons landschap schetsen is ontluisterend: ‘Er is iets grondig mis met

ons landschap en haar fundamentele waarden. Tientallen jaren van

eenzijdig denken en handelen hebben afbreuk gedaan aan het land-

schappelijk erfgoed van ons en onze kinderen. Niet alleen in his-

torische maar ook in natuurlijke zin is ons erfgoed zwaar beschadigd,

soms zelfs verdwenen. Ondanks dat het kabinetsprogramma

Nederland mooi verheven is tot speerpunt van regeringsbeleid, heeft

dat in de praktijk niet geleid tot zelfs maar het begin van de gewenste

landschappelijke verfraaiing en financiering.’

In het rapport is vervolgens een waarderingslijst opgesteld waarin de

mooiheid van provincies wordt uitgedrukt. Gelderland en Overijssel

scoren met een respectievelijke derde en vijfde plaats niet heel

beroerd. Maar daarmee is het goede wel gezegd. Want veel deugt

niet. Zo zijn in Gelderland kleinschalige coulisselandschappen van

de Gelderse Vallei, de Liemers, de Graafschap en de Achterhoek

grotendeels verdwenen of staan onder druk. De Veluwe weet zich

ingesnoerd door verstikkend korset van dorpen en infrastructuur.

Exact hetzelfde geldt voor de bossen oostelijk en zuidelijk van

Nijmegen. In het rivierengebied gaat vooral de kwaliteit van de

Betuwe sterk achteruit, wat ook geldt voor het Land van Maas en

Waal. De opsomming is niet uitputtend. Dus al ligt in Gelderland

het grootste bosgebied van Nederland, zelfs van Noordwest-Europa,

slecht 35 procent mag van de Vereniging Nederlands Cultuurland-

schap gelden als mooi.

Overijssel (31,9 procent mooi) komt er in de rapportage al niet beter

vanaf. De provincie is weliswaar gevarieerd en heeft landschappelijk

veel te bieden, maar is al veel moois kwijtgeraakt. De druk op het

landelijk gebied is groot. De uitdijende verstedelijking in Twente

Twee jaar geleden ondertekenden rijk, provincies, gemeenten en tientallen belangen-

organisaties op het gebied van milieu, natuur, landbouw, mobiliteit en recreatie in de

Kathedraal van Kootwijk het ‘Akkoord van Apeldoorn’. Het heette een gezamenlijke

noodkreet te zijn, om ‘mooi Nederland’ te behouden en de verrommeling tegen te gaan.

De ondertekenaars beloofden de komende drie jaar plannen en financieringen uit te

werken die leiden tot een forse impuls voor het landschap. Daarna is er helaas weinig

meer van vernomen.

Landschappelijk beheer in Oost-Nederland: een treurig hoofdstukDOOR PETER LEUNISSEN

Page 25: OOST 3-2010

25o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

bijvoorbeeld tast nog zeer gave landschaps -

patronen aan. Bij Kampen, IJsselmonde en

Zwolle voelen de ommelanden ook de druk

van de groeiende steden. Het patroon van

landgoederen, houtwallen en slagenland-

schappen met singels is door schaal-

vergroting in de landbouw ernstig aangetast.

Het rapport schets eerder een beeld van

verval dan van herstel van de landelijke en

natuurlijke waarden. Toch zijn talloze

partijen met dat laatste bezig. De grote

natuurbeheerders als Staatsbosbeheer,

Natuurmonumenten en Gelders Landschap

Natuurlijk. Maar ook landgoedeigenaren,

particulier of in een stichtingsvorm als de

Stichting IJssellandschap. Of landbouwers

die minder extensief gaan boeren. En over-

heidsorganisaties als Rijkswaterstaat en

waterschappen. De eerste heeft bijvoorbeeld

bij de uitvoering van de plannen Ruimte voor

de Rivier een serieus speerpunt gemaakt van

natuurontwikkeling langs de IJssel. De

schappen werken aan de verbetering van

kwaliteit en biodiversiteit door onder meer

beeksaneringen, het aanleggen van vistrap-

pen en aangepast peilbeheer om verdroging

tegen te gaan.

Waarom komt de Vereniging Nederlands

Cultuurlandschap dan toch tot zulke treurige

conclusies? Feit is dat we van ver moeten

komen. Er is veel verloren gegaan. Tot ver

in de jaren tachtig was ‘groen denken’ het

exclusieve domein van politieke splinter-

partijen. Ten tweede: de aandacht mag nu veel

algemener zijn, maar de druk op onze beperkte

hoeveelheid grond is aanzienlijk groter.

Wonen, werken, infrastructuur, recreatie,

natuur en landbouw eisen allemaal hun part

van de schaarse grond. En in de belangen-

strijd is natuur of behoud van landschappe-

lijke waarde lang niet altijd het leidende

motief. Met andere woorden: er gaat nog

steeds landschappelijke kwaliteit verloren.

Een derde belangrijke reden waarom herstel

zo langzaam gaat is simpelweg gebrek aan

geld. Lees de laatste jaarverslagen van de

grote natuurbeheerders er maar op na.

Grondaankopen stagneren (onder meer)

omdat er minder geld komt van overheden of

donateurs. Staatsbosbeheer kampt zelfs met

grote problemen om het onderhoud aan haar

terreinen te kunnen bekostigen. In het licht

van de forse bezuinigingen die de overheid

wil realiseren, is de verwachting dat de geld-

kraan voor natuur en landschap eerder verder

dicht zal gaan, dan open. >

De Empese en TondenseHeide. Een relatief kleinnatuurgebied in de IJssel-vallei, tussen Zutphen enEerbeek. Het natte heide-gebied en de blauwgras-landen zijn aangewezenals Natura 2000-gebied,het maakt deel uit van deEcologische Hoofdstruc-tuur en bovendien heeft deprovincie Gelderland hetgebied aangewezen als‘waterparel’ en TOP-gebiedvoor de bestrijding vanverdroging. Desondanksdreigt het gebied, waarzeldzame planten en dierenvoorkomen, verloren tegaan. Het is door de land-bouwactiviteiten in de omgeving (en de aanlegvan sloten daarvoor) verdroogd geraakt. Financiering van de aankoop van landbouw-gronden lijkt het probleemte zijn.

Natuurmonumenten in De Wieden en Staatsbosbeheer in De Weerribben (Noordwest-Overijssel) werken sinds 2006 aan een groot project ‘Nieuw leven voor het moeras’. Dat beoogt de bijzondere moerasnatuurin het gebied te versterken en ontwikkelen. Maatregelen, als het graven van petgaten en afplaggen van rietland, zorgen dat de variatie aan bijzondere planten en vogels blijft en groeit. foto’s Erwin Zijlstra

De Empese en Tondense Heide

foto HH / Koen Verheijden(boven) en Herman Engbers

Page 26: OOST 3-2010

26

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Godelieve Wijffels, directeur van Natuur en Milieu Overijssel, is dan

ook niet bijzonder tevreden over de vooruitgang van de kwaliteit van

het Overijsselse landschap. ‘Natuurlijk wordt er op veel plaatsen

gewerkt aan herstel van landschappelijke waarde en de kwaliteit van

onze natuurlijke omgeving. Maar feit is wel dat we in het door de VN

uitgeroepen “Jaar van de Biodiversiteit” er nog steeds niet in slagen

een eind te maken aan het afbrokkelen van de soortenrijkdom in ons

land. We kampen ook in Overijssel met grote problemen door ver-

droging, vermesting en verzuring. We boeken wel wat vooruitgang in

de aanpak daarvan, maar aan de andere kant zie je dat bijvoorbeeld

het aantal vleesvarkens en kippen dat in Overijssel wordt gehouden

nog steeds toeneemt. Tussen 2004 en 2009 met 10 procent. Dat legt

weer een extra druk op het milieu.’

De provincie Overijssel moet in 2018 ruim 22.000 hectare nieuwe

natuur hebben gerealiseerd in het kader van de EHS. De teller staat

op de helft. Binnen de EHS gaat het met veel beschermde planten-

soorten beter dan daarbuiten. Wijffels: ‘Het is daarom jammer dat je

ziet dat het tempo van de aanleg van de EHS overal stagneert. Dat is

niet alleen nadelig voor onze natuur. Ook het draagvlak brokkelt af.

Als bijvoorbeeld grondaankopen of grondruil telkens op de lange

baan gaan door gebrek aan geld of procedures, haken mensen af.

Dat is vreselijk zonde. Natuur is geen luxe. De baten van een mooie

omgeving zijn veel hoger dan de lasten. Alleen al de positieve invloed

die het heeft op het welzijn en de gezondheid van mensen.’

Volkert Vintgens, directeur van de Gelderse Milieufederatie, oordeelt

in dezelfde lijn: ‘De natuur staat nog steeds onder zware druk, vooral

in het landelijk gebied. Veel biodiversiteit is verloren gegaan of dreigt

Hersteld cultuurlandschap in HoogBuurlo op de Veluwe. Oorspronkelijk eenheidelandschap met lanen, schaaps-kooien, schapendriften en akkers. Desporen van de eeuwenoude geschiedeniszijn in het landschap nog heel goedterug te zien. Staatsbosbeheer herstelthet gebied in ere. Onder meer door debouw van een nieuwe schaapskooi enherstel van de zichtlijnen en akkerrand-begroeiing.

> Landschappelijk beheer

NoordPeil landschap & stedenbouw in opdracht van Staatsbosbeheer, Landschapsplan Hoog Buurlo, 2007-2008 foto’s NoordPeil landschap & stedenbouw

Page 27: OOST 3-2010

27o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

verloren te gaan. En ik heb het gevoel dat we ook te weinig voortgang

boeken in de verbetering van de kwaliteit. Als je kijkt naar de invul-

ling van de EHS, daar is echt de vaart uit. We kunnen wel vergeten

dat de gestelde doelen worden gehaald voor 2018. De provincie

bezuinigt. Er zijn weliswaar ruilgronden aangekocht om bijvoorbeeld

boeren aan te bieden die te dicht bij kwetsbare gebieden zitten. Maar

er wordt weinig geruild. De procedures zijn te ingewikkeld en te on-

doorzichtig. Ik zie bovendien dat delen van de EHS (die gelegen zijn

buiten de Natura 2000-gebieden en de Nationale landschappen, red.)

sinds de invoering van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening

in de knel komen. Gemeenten kunnen door die wet bestemmings-

plannen vaststellen, die ingaan tegen dat wat rijk of provincie willen.

Weliswaar kunnen die dat door algemene maatregelen van bestuur en

provinciale verordeningen tegengaan, maar die maatregelen zijn niet

genomen. Nu zie je dat stukken EHS door gemeenten worden

weggesnoept voor woonwijkjes of infrastructuur.’

Zelfs Eibert Jongsma, die zich bezighoudt met de regeling ‘Groene en

Blauwe Diensten’ in Overijssel, verzucht dat – ondanks het succes van

de regeling – het soms dweilen met de kraan open lijkt. In samen-

werking met het gros van de Overijsselse gemeenten en de provincie

tracht zijn organisatie karakteristieke elementen in het landschap te

behouden, te herstellen en soms aan te leggen. Het gaat dan om

houtwallen en singels, hoogstamboomgaarden en kikkerpoelen.

‘We zijn zes jaar bezig. Onze projecten zijn vrij kleinschalig, maar

gaandeweg zie je wel dingen gebeuren. We slagen erin stukjes land-

schap die kwaliteit terug te geven die we met zijn allen zo waarderen.

Het is een illusie te denken dat we terug kunnen naar het als

arcadisch ervaren platteland van pakweg honderd jaar geleden.

Als je dat al zou willen. Maar alleen grote, strakke stukken landbouw-

grond zonder boom of struik willen we zeker niet.’

Maar Jongsma ziet ook nog steeds landschapselementen verdwijnen.

‘Voor sommige boeren is elke meter die vrucht oplevert er één. En

sommige elementen hebben hun functie verloren en worden verwaar-

loosd. Dan zie je een houtwal waar de onderbegroeiing verdwijnt en

de bomen uiteindelijk vervallen. Helaas hebben wij niet de capaciteit

dat alles in stand te houden. Het mooiste zou zijn als burgers zich

ook meer voor behoud van dat soort elementen zouden inzetten. Een

buurtschap bijvoorbeeld, dat zich opwerpt om een bomensingel te

behouden. Door bij de gemeente op de stoep te staan of misschien

zelf te investeren. Hoeft niet alleen met geld, dat kan ook door op

zaterdagochtend met zijn allen zo’n stukje verwaarloosde natuur eens

aan te pakken. Tenslotte: het landschap is van iedereen. En dus ook

ieders verantwoordelijkheid.’

Twee jaar geleden ondertekenden rijk, provincies, gemeenten en

tientallen belangenorganisaties op het gebied van milieu, natuur,

landbouw, mobiliteit en recreatie in de Kathedraal van Kootwijk het

‘Akkoord van Apeldoorn’. Het heette een gezamenlijke noodkreet

te zijn, om ‘mooi Nederland’ te behouden en de verrommeling tegen

te gaan.

De ondertekenaars beloofden de komende drie jaar plannen en

financieringen uit te werken die leiden tot een forse impuls voor het

landschap. Daarna is er helaas weinig meer van vernomen. <

Houtwallen, singels, hoogstamboomgaarden en kikkerpoelen dragen bij aan de kwaliteit en de variatie van het Overijssels landschap. Veel ervan is verloren gegaan en gaat nog verloren. Met de regeling ‘Groene en Blauwe Diensten’ wordt getracht waar mogelijk te behouden en te herstellen.

Landgoed De Poll, Bussloo (links) en Woltberg bij Steenwijk foto’s Erwin Zijlstra

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/60

Page 28: OOST 3-2010

28

oo

stO

KT

OB

ER

2010

De openbare ruimte wordt soms voorgesteld als een anonieme omgeving, waarop woorden

als ‘infrastructuur’ en ‘herindeling’ van toepassing zijn. Maar iedereen heeft wel een plek,

een plein of een park waar hij of zij zich mee verbonden voelt. In elke aflevering van OOST

voert Tim Pardijs een gesprek met zo iemand: een markante oosterling, op een markante

plek van zijn of haar keuze. De geliefde plek (3)

DOOR TIM PARDIJS

Marcel Möring op zijn geliefde plek de Holterberg

foto Rein Lammers

Page 29: OOST 3-2010

29o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

Een stofwolk wordt van de Holterberg geblazen, over het kleine witte station-

netje waar Marcel Möring (1957) op het perron stapt. Hij is gekleed in een

driedelig pak: wit overhemd, grijs katoenen gilet, donkerblauwe pantalon en

jasje met een grove ruit. Hij heeft geen speciale plek in gedachten, ‘als het

maar een beetje uit de wind is.’ We kiezen een smal geasfalteerd fietspad

omhoog.

‘Bij het schrijven van Louteringsberg had ik dit landschap in gedachten’, vertelt

Möring over het tweede deel van zijn trilogie, het vervolg op Dis. Het is de

‘louteringsberg’ voor de hoofdpersoon, Marcus Kolpa, maar de schrijver is

hier de laatste tijd niet meer geweest. Juist niet. ‘In mijn hoofd is deze plek

gemythologiseerd, en dat moet ik zo houden. Een bezoek ondergraaft dat

beeld. Ik gebruik deze plek omdat hij een betekenis heeft gekregen. De

hoofdpersoon is een moderne intellectueel met een grote zware bril zoals ik

die heb, die de wereld van meningen achter zich laat. Het zegt wat over een

man als hij daar een huis koopt. Geïsoleerd in de natuur, waar hij nu hij

halverwege de vijftig is, zich afvraagt wat echt is in zijn leven en wat niet.’

Over een grindpad bereiken we het terras van Hotel Hoog Holten en bestellen

koffie. Möring steekt een sigaret op. ‘Mooi is het hier hè. Onvervangbaar’,

zegt hij ontspannen, terwijl hij om zich heen kijkt naar de bomen met

daarachter de glooiende akkers, het witte stationsgebouw en het dorp

Holten. ‘Ik ben geboren in Enschede en opgegroeid in Assen, dus dit zijn de

landschappen van mijn jeugd. Die verdwijnen nooit uit mijn hoofd. Het is

nog steeds mijn mentale habitat, waar ik als ik schrijf goed in kan komen.

Ik zou hier wel een huisje willen kopen, maar dat is er nog niet van gekomen.

Ik woon in Rotterdam omdat mijn vrouw er werkt, maar eigenlijk ben ik een

provinciaal. De manier waarop het leven zich hier voltrekt: er is meer ruimte

om de dingen de dingen te laten zijn. In een stedelijke omgeving staat alles

onder druk, je mag niets missen. Het voelt alsof ik op twee plekken tegelijk

ben. Ik weet ook wel dat ik in Rotterdam niet op mijn plek ben, maar zo gaat

het soms in het leven.’ De uitbarsting op de vraag of hem dat dan frustreert,

komt onverwacht en is moeilijk te plaatsen. Luid lachend: ‘Ja! Geweldig frus-

trerend!’ Later, kalmer: ‘Wat me elk jaar weer dwars zit, is dat ik niet meer

kan ruiken dat de seizoenen veranderen. Daar kan ik maar niet aan wennen.

Ik ben het contact kwijt met de echte wereld.’

Als we door het rulle zand de Holterberg aflopen richting het station, de

uitgestelde vraag. ‘Ja, natuurlijk’, luidt het antwoord. ‘Anders zou ik dit boek

niet geschreven hebben. Ik ben daar zelf ook over aan het nadenken: ben ik

wel wie ik ben? Of moet ik gereinigd worden van het stof dat ik onderweg

opgedaan heb?’ Marcel Möring zwijgt. Zijn voeten werpen beetjes zand vooruit. <

MarcelMöring

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/61

Page 30: OOST 3-2010

30

oo

stO

KT

OB

ER

2010 Berichten van

de Waalkant

Jan Hein van Rooy

DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN

De oever van de Waal bij Nijmegen blijkt niet alleen voor schrijvers een onuitputtelijke bron

van inspiratie. Kunstenaar Jan Hein van Rooy bundelt de bewegingen van het water tot

rivierschrift, en verzamelt drijfhout tot een ornithologisch laboratorium. Naast inspiratie is er

ergernis. ‘Je zou wensen dat het allemaal iets behoedzamer zou kunnen. Dat een gebied

eens wat rust wordt gegund’, verzucht de kunstenaar .Maar de bulldozers van RWS kennen

geen rust in hun reddingsoperatie van het lage land: Ruimte voor de Rivier.

Eindelijk weer eens zonder regenjas naar buiten.

Een prachtige dag voor een afspraak met kunste-

naar Jan Hein van Rooy, voor een tochtje naar de

rivier en om wat rond te kijken in het atelier bij

zijn woonhuis in Beuningen.

Liefde voor het landschap is niet alleen een

belangrijk leidmotief in zijn levensverhaal, dat

begint in 1940, maar onmiskenbaar ook het

hoofdthema van zijn werk als kunstenaar. Dat

concentreert zich feitelijk op twee soorten

landschap, dat van de Waal en het berg- en

erosielandschap in Spanje. Hoe verschillend

ook, de bron van beide ligt in zijn jeugd. Meer

dan het nabijgelegen kustgebied houdt hij van

de polders bij Den Haag. Urenlang tuurt hij als

kleine jongen door het zolderraam van hun huis

in Voorburg naar de weilanden die zich – hoe

anders dan nu – uitstrekken tot aan de horizon.

Ook de fantastische miniatuurlandschappen die

zijn vader knutselt als decor voor de speelgoed -

treintjes laten een onuitwisbare indruk achter.

Gevoel voor schone kunsten, architectuur en

vormgeving wordt met de paplepel ingegoten.

Hoe kan het anders, met Berlage als grootvader,

een moeder die de kunstnijverheidsschool

bezocht en een vader die reclamechef was?

Begin jaren zestig leert hij op een Amsterdams

reclamebureau de beginselen van de grafische

technieken. Na een paar jaar studie aan de

avondschool van de kunstacademie, afdeling

grafische vormgeving en publiciteit, belandt

hij in 1966 als klusjesman in Spanje en maakt

daar zijn eerste vrije werk: monoprints van de

structuur van de Spaanse aardbodem. Rots -

tekeningen, maar dan op papier. Twee jaar later

vestigt hij zich in Nijmegen. ‘Het rivierlandschap

was een belangrijke reden om te verhuizen’,

vertelt hij. ‘Prachtig! En altijd een goed gevoel

als je met de trein over de brug komt en de stad

aan de Waal ziet liggen.’ Sindsdien is hij eigen-

lijk steeds dicht bij de rivier – behoudens de

periode in het najaar wanneer hij samen met

levensgezel Ine Klijn op werkreis door zijn

moederland Spanje trekt.

Bijna dagelijks, weer of geen weer, fietst hij in

de vroege ochtend vanuit huis westwaarts rich-

ting Ewijk, dorpje vlakbij de grote verkeersbrug

Jan Hein van Rooy, Ornithologisch laboratoriumfoto Marie-José van Beckhoven

Page 31: OOST 3-2010

31o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

van de A50 over de Waal. Daar de dijk op en dan in

oostelijke richting naar de Ewijkse Plaat, die op his-

torische kaarten ‘de Prins’ heet. Vlakbij raaibord 892,

voor schippers de aanduiding in kilometers tot het

begin van de vaarweg. Hier gaat de fiets tegen het hek.

Deze dag fiets ik mee. We lopen langs de schapen

naar de oever. Gevraagd naar zijn favoriete seizoen

zegt hij, na enige aarzeling, toch het meest van het

prille voorjaar te houden. ‘Het allereerste begin

wanneer de lijnen in het landschap er nog duidelijk

zijn en vooral de bomen dat begin van kleur (zacht

rood rose lichtgeel) laten zien voordat ze met groen

komen’, schrijft hij een paar dagen later in een brief.

Tussen de briefregels door komt de scheepvaart

voorbij. In kapitalen: CONFIANZA, AQUITANE,

SWISS CROWN.

Jan Hein wijst op de kribben die Rijkswaterstaat

afgelopen najaar bij wijze van proef tussen Beuningen

en Druten met zo’n twee meter heeft verlaagd. Vol-

gens berekening zal het waterpeil bij hoogwater dan

weer luttele centimeters lager uitkomen. De opval-

lende berg basaltblokken met rivierbaken en radar is

een zogenaamde innovatieve eilandkrib, recent

ontwikkeld ter verbetering van scheepvaart én

natuur. Met het megagrondverzet voor de dijk-

verhoging en -verzwaring in de jaren negentig in het

geheugen gegrift, wordt dit de zoveelste ingreep in

het rivierlandschap. Jan Hein zucht, je zou wensen

dat het allemaal iets behoedzamer zou kunnen. Dat

een gebied eens wat rust wordt gegund. Maar de bull-

dozers van RWS kennen geen rust in hun redding-

soperatie van het lage land: Ruimte voor de Rivier!

We naderen zijn vaste stek naast een oude wilg met

ferme luchtwortels. De werkplek waar hij kijkt,

schetst en tekent, observaties en gedachten noteert,

brieven en gedichten schrijft. En kijkt en nog eens

kijkt. Ooit lag hier de Steenarend met zijn meters wijde

vleugels die hij maakte van aan de Waalkant gevon-

den bakstenen en later van basalt. ‘Het gaat op en

neer met de waterstand. (…) De steenarend was nog

maar net uit het water herrezen of een droge oosten-

wind had ’m bijna weer geheel onder het zand bedol-

ven. Korte tijd later werd ’ie weer overspoeld en nu

is ’ie weer prachtig blinkend zwart basalt uit de

onstuimig stromende rivier tevoorschijn gekomen’,

noteerde hij in een werkschrift. Uiteindelijk zou de

rivier de vogel weer terugnemen.

Jan Hein registreert de immer wisselende bewegingen

van het water, veroorzaakt door stroming, wind en

scheepvaart, vertaalt ze in beeld en bundelt ze tot

Rivierschrift. Taal van de rivier. Schetsboeken vol

potloodtekeningen, veel tonen grijs met hier en daar

wat oker en met vermelding van het passerende

schip. DEOVIRA, SEINPOST, NEPTUNUS. Of hij

kerft de waterlijnen in zink of aluminium, de droge

naalden, die hij later op het atelier afdrukt op het

vezelige papier van de moerbeiboom, nat inschildert

en vervolgens op linnen aanbrengt.

Met ervaren oog leest hij de watergrens, de ijle lijntjes

koolstof – vermoedelijk afval afkomstig van de

hoogovens uit IJmuiden dat van de schepen waait.

Of de bredere lijnen van aangespoeld gewas, verder

het Waalstrand op of zelfs tot tegen de dijk naarmate

het waterpeil stijgt. Hij herkent de golfslag van

diepgeladen zandschepen en de gigantische duwbak-

combinaties, ziet glinsterende linten lichtspoor in de

verte verdwijnen, weet hoe het water naar de oever

rolt of in kolken terugdraait bij de krib.

Hier in de Prins trekt het allemaal voorbij: de kudde

Konikpaarden met hun veulentjes, het roodvee, gak >

Jan Hein van Rooy, berichten van de Waalkant (droge naald aquarellen)foto Jan Hein van Rooy

Page 32: OOST 3-2010

32

oo

stO

KT

OB

ER

2010

> Jan Hein van Rooy

Jan Hein van Rooy, berichten van de Waalkant (droge naald aquarellen)foto Jan Hein van Rooy

Page 33: OOST 3-2010

33o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

gak de ganzen, de scholeksters en aalschol-

vers. De stoere wandelaarster met zwaar

getatoeëerde linker bovenarm. Jan Hein ziet

het direct als zijn oude ‘waterboom’ weer

wat takken is kwijtgeraakt voor kampvuurtjes

van de dorpsjeugd of wildkampeerders.

Terwijl we verder slenteren, bukt hij af en

toe om een stukje aangespoeld hout op te

rapen. Pratend schat en voelt hij de vorm.

Er verdwijnt een stukje in zijn broekzak.

‘Er wordt in mijn hoofd gewerkt aan iets dat

er nog niet is’, lees ik in De roep van de steen-arend (voorjaar 2009). ‘Het oog richt zich hoe

langer hoe meer op vleugeltjes-, draaihals-

en vogelkophoutjes, pootjes, staartjes.’

Uiteindelijk zou zijn verzameling drijfhout

uitgroeien tot Het ornithologisch laboratorium,

waar hij als ‘laborant in tijdelijke dienst’

oevervondsten omtovert tot modellen van

riviervogels. De allermooiste, vind ik, zijn

de river-made’s: gevormd door de stroom

van het water, door weer en wind. Ach, zo’n

eigenwijs uiltje!

Zeker in tegenstelling tot het zomergroen

buiten, valt bij terugkeer in het atelier op dat

de kleur groen ontbreekt. Voor de extreme

erosielandschappen van Spaanse bodem is

dat nu eenmaal karakteristiek. Op wat steen-

eiken en olijfbomen na valt er zeker na de

hete zomer geen groen te bekennen. Maar

ook in zijn werk van het waterige polderland:

niks geen lieflijk groen struweel. Veel wit en

grijzen, grafische vertaling die structuur

blootlegt. Of het nou het laagland of het

hooggebergte betreft, Jan Hein van Rooy

zoekt en verbeeldt de lijnen van het land-

schap met de ruimte daartussen. Er scharrelt

een kipje het atelier binnen, het kijkt met

schrander oog eens rond en springt dan

tussen de vogels van drijfhout. Het gakelt. <

www.janheinvanrooy.nl

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/62

foto Marie-José van Beckhoven

Jan Hein van Rooy, Ornithologisch laboratoriumfoto Marie-José van Beckhoven

foto Marie-José van Beckhoven

Page 34: OOST 3-2010

34

oo

stO

KT

OB

ER

2010

34

De provincies Gelderland en Overijssel hebben een

bevolking van zo’n drie miljoen mensen, en een groot deel

van hen woont in de steden. Deze steden vormen van

oudsher een markant onderdeel van de ruimtelijke inrichting,

met een eigen schoonheid, traditie, en stedenbouwkundige

problematiek. Wat onderscheidt de steden van het oosten?

Welke oplossingen worden gevonden voor de problemen die

zich voordoen, en in hoeverre zijn goede bedoelingen terug

te vinden in het resultaat? Stadsdossier (5)

Page 35: OOST 3-2010

35o

ost

OK

TO

BE

R 2

01035

Spoorzone met tunnelbak, Almelofoto’s Erwin Zijlstra

Page 36: OOST 3-2010

36

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Jaren geleden maakte cabaretier Herman Finkers een inmiddels

beruchte grap over Almelo. Op het podium suggereerde hij dat er in

zijn geboortestad niets interessants gebeurt. De verkeerslichten

springen er op groen, en daarna weer op rood. Voor het overige zou

er niets te beleven zijn. Veel Almeloërs namen hem de grap kwalijk.

In deze postmoderne tijd is het imago van een stad immers een

belangrijk kapitaal. Wie wil er nou wonen, werken en investeren in

een stad die landelijk bekend staat als een suffig dorp? En dat terwijl

Almelo juist nadrukkelijk aan de snelweg van de nieuwe tijd timmert!

Net als in elk cliché schuilt er in de grap van Finkers een kern van

waarheid. Sinds de negentiende eeuw was Almelo een centrum van

de Twentse textielindustrie. De schoorstenen rookten en de

weeftoestellen ratelden, en alles was oké. Aan die vanzelfsprekend-

heid kwam een einde in de jaren zestig van de vorige eeuw, toen de

textielproductie snel onrendabel werd. Kort na elkaar sloten de

fabrieken, en de economie stagneerde. Almelo werd de enigszins

sleetse woonplaats van een leger langdurig werkloze ex-textiel-

arbeiders, waar niets meer leek te gebeuren.

Begin deze eeuw besloten de Almeloërs om de neergang niet langer

op zijn beloop te laten, en de tegenspoed krachtdadig te keren. In

2004 resulteerde dat in een masterplan, dat de komende kwart eeuw

de blauwdruk is van een omvangrijke herstructurering van de stad.

Het Almelose masterplan is een interessante studie naar de kern-

waarden uit het verleden, die als leidraad voor de toekomst gaan

> Almelo

Net als veel andere oude industriesteden staat Almelo voor een heftige keuze: van koers

veranderen of langzaam wegkwijnen, tot de laatste Almeloër het licht uitdoet. Almelo

heeft gekozen voor vernieuwing, op basis van oude waarden. Een masterplan geeft in de

volgende decennia richting aan dit proces. Het plan is intelligent, maar ook omstreden.

Een pleidooi.

Almelo: een oude stadwacht op vernieuwing

DOOR MARTIN PIETERSE

LINKS

Fabriekspijp en portiers-loge van de voormalige Van Heek-Scholco fabriek,Almelo

RECHTS

Het in 1995 gerestaureerdetorentje van de oude textiel-fabriek Ten Cate, Almelo

Page 37: OOST 3-2010

37

dienen. In die zin leest dit masterplan eigenlijk als

een soort ‘stadsdossier’, waarin heden, verleden

en toekomst op een inspirerende manier in elkaar

geweven zijn.

Knooppunt

Historisch gezien is Almelo altijd al een druk stadje

geweest, met zelfbewuste burgers. Gelegen op een

knooppunt van land- en waterwegen, werd hier

eeuwen geleden al handel gedreven, en weefden de

eerste ambachtelijke wevers hun wollen stoffen.

Burgertrots, nuchterheid, het typisch Twentse

noaberschap en een optimistisch arbeidsethos

maakten van Almelo, ook in sociaal en cultureel

opzicht, een interessante plek. Hier gebeurde wat.

Ondernemende heren legden kanalen en moderne

wegen aan, die er, samen met de ambachtelijke weef-

traditie, voor zorgden dat Almelo op een vanzelf-

sprekende manier klaar was voor de moderne

textielindustrie. Die industrie zorgde voor werk, en

bracht sommige investeerders rijkdom. De industrie

zorgde echter ook voor sociale en economische

scheefgroei. Almelo werd op veel plaatsen een

grauwe fabrieksstad met ruimschoots armoede

en achterstelling.

Na de snelle aftakeling van de textielindustrie

vertrokken de fabrieken, maar bleven de sociale

problemen. Er heerste een gebrek aan perspectief.

Voor hoog opgeleide, jonge en actieve mensen was er

in Almelo weinig toekomst. Zij trokken naar andere

delen van het land. Bovendien wilde niemand van

elders zich in het schijnbaar ingedutte Almelo

vestigen. Als gevolg vergrijsde en verpauperde de

stad nog verder.

Het in 2004 aangenomen masterplan moet die neer-

gang keren. Centraal staat de economische heron-

twikkeling van Almelo en de omliggende gebieden.

De oude, eenzijdige industrie komt nooit meer terug.

Als Almelo de leegloop wil stoppen en een continue

groei wil inzetten, moet er nieuwe bedrijvigheid

worden aangetrokken. De Almelose bedrijven van

de toekomst zullen duurzaam, veelzijdig, kennis-

intensief en innovatief moeten zijn. Ze zullen in staat

moeten zijn om ook in de toekomst mee te groeien

met de steeds veranderende technische en econo-

mische ontwikkelingen.

Zulke toekomstgerichte bedrijvigheid vraagt niet

alleen om slimme ondernemers, maar ook om een

ander soort werknemers dan de textielarbeiders van

weleer. De nieuwe werknemers zijn hoog opgeleid en

actief. Het zijn mensen die bepaalde eisen stellen >

oo

stO

KT

OB

ER

2010

De voormalige Stoomspinnerij Twenthe (architect A.G. Beltman, 1914), Almelo

Page 38: OOST 3-2010

38

oo

stO

KT

OB

ER

2010

aan hun werk, maar ook aan hun woon- en leefomgeving. Als je wilt

verhinderen dat talentvolle Almeroërs wegtrekken, en dat goede

mensen van buiten niet naar Almelo willen verhuizen, moet je een

stad creëren die ruimte biedt aan de bijzondere wensen van bijzon-

dere mensen. Een stad vol kwaliteiten.

Lobben

Volgens het masterplan liggen de kernkwaliteiten van Almelo aller-

eerst in de topografie van de stad en het ommeland. Almelo ligt

midden in een netwerk van eeuwenoude land- en waterwegen, dat

het verbindt met de rest van de wereld. Toen Almelo ging groeien,

groeide de stad tussen die verkeersaders in. Het masterplan spreekt

van vier ‘lobben’ met bebouwing, die op de plattegrond vaag de vorm

van vlindervleugels aannemen. De vier diepe insnijdingen tussen die

vlindervleugels lopen tot bij het centrum van de stad, en bestaan

hoofdzakelijk uit groenzones en water. Het hart van Almelo staat via

deze natuurrijke inhammen direct in verbinding met het fraaie land-

schap rondom de stad.

In de loop der tijd zijn die groene insneden verrommeld en dicht-

geslibd. Het masterplan voorziet in het herstellen en opschonen van

de vaak lange, rechte assen tussen stad en ommeland, zoals wegen,

kanalen en lange bomenrijen. Daarvoor is een grondige herstruc-

turering nodig. Zo zijn de beken de Aa en de Weezebeek vrijwel uit

het huidige stadsbeeld verdwenen. Die zullen nadrukkelijk weer in

het zicht worden gebracht. Almelo moet weer de waterstad worden

die het ooit was, vindt het masterplan.

Door het herstellen van die lange lijnen de stad uit, het landschap in,

moet Almelo weer een zichtbare eenheid gaan vormen met het oude

Twentse land waar het ooit uit voortkwam. Dat heeft niet alleen een

sentimentele historische betekenis. Een stad waar de natuur tot in

het centrum doordringt, is immers een aantrekkelijke stad. De

bijzondere band tussen stad en land maakt het prettig om in Almelo

te wonen, te werken en te investeren. Bovendien biedt de natuur

mogelijkheden voor hoogwaardige en dus economisch interessante

recreatie. Almelo zal nadrukkelijk worden ingebonden in het steeds

populairder wordende landelijke net van wandel- en fietspaden.

Als een spin in een web van heldere verbindingen kan Almelo, sterker

dan voorheen, de functie van regionaal centrum gaan vervullen, op

economisch en op cultureel gebied, en op het gebied van voorzienin-

gen. De naar buiten toe heropende stad Almelo zal intensief moeten

gaan samenwerken met omliggende steden als Enschede, Hengelo

en Borne.

Rommelig

Bovenaan de lijst van actiepunten staat een verbetering van de

binnenstad. Het masterplan constateert dat het centrum van Almelo

rommelig, onoverzichtelijk en onaantrekkelijk is. Bovendien is het

door de onlogische structuur slecht te bereiken. Zonder aantrekkelijk

centrum kan de stad niet opkrabbelen, vindt het masterplan. Het

plan wil de binnenstad als brandpunt van Almelo en van het

omliggende land herstellen.

Voor een deel zijn de beoogde aanpassingen puur technisch en

stedenbouwkundig van aard. Door betere toegangswegen en door

een logischer indeling van het winkelgebied wordt het centrum >

> Almelo

LINKS

De Gravenallee, Almelo

RECHTS

Gemeente Almelo, Kaart Ruimtelijke visie op de stad - MasterplanAlmelo, 2004kaart Gemeente Almelo

Page 39: OOST 3-2010

39o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

RECHTS

Gemeente Almelo, Kaart vijf samenhangende plandelen - Masterplan Almelo, 2004. Vijf Grote Opgaven: binnenstad/centrum, Noord, Oost, West, Zuid/Weezebeekzonekaart Gemeente Almelo

ONDER

Gemeente Almelo, Kaart met de te herontwikkelen toegangswegen van en naar het stadshart - Masterplan Almelo, 2004kaart Gemeente Almelo

Page 40: OOST 3-2010

40

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Grotestraat is een van de winkelstraten in het centrum met historische panden, Almelo

Page 41: OOST 3-2010

41o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

‘leesbaar’, waardoor je er beter de weg kunt vinden.

Maar er speelt in de veranderingen ook wat emotie

mee. Door groen en water nadrukkelijk in de binnen-

stad te integreren, ontstaan er aardige plekjes die

uitnodigen om er wat langer te blijven. Als het over

aardige plekjes gaat, krijgt het masterplan iets van

een moodboard. Met behulp van plaatjes uit andere

steden schetst het masterplan een beeld van een

mooier, krachtiger en zelfbewuster Almelo, waar je

midden in de stad je blote voeten in het water van de

Weezebeek kunt laten bungelen, genietend van een

verzorgd hapje en drankje in een van de florerende

nieuwe horecagelegenheden. Het bloeit en bruist in

het – nu nog virtuele – Almelo van de toekomst.

Op dit moment wordt de aanpak van de binnenstad

in Almelo druk bediscussieerd. De uitvoering van het

masterplan is inmiddels echt begonnen, midden in

de stad. En meteen zie je bij de burgerij reacties, die

lijken op de reacties van elke burgerij van elke stad

die rigoureus op de schop gaat: er heerst ongeloof

over de haalbaarheid van de mooie plannen uit de

studies. In Almelo vallen woorden als ‘megalomaan’

en ‘misplaatst’. Moet het nou zo groots? Kan het niet

een tandje minder?

Zulke reacties zijn begrijpelijk, omdat de burgers van

Almelo gewend zijn aan de vertrouwde situatie. Maar

de vertrouwde situatie van weleer is definitief ten

dode opgeschreven. De plannen voor de binnenstad

zijn groots, zeker. Maar het zijn wel de plannen voor

het toekomstige Almelo, voor een Almelo dat er nu

nog niet is, maar dat er over een kwart eeuw wel moet

staan, wil Almelo overleven. Dat is geen gemakke-

lijke onderneming. Het masterplan spreekt van ‘een

partij simultaan schaken’, om het complexe proces

van besluitvorming en uitvoering van zoveel verschil-

lende projecten door zoveel verschillende partners

gelijktijdig te beschrijven.

Door het uitvoeren van het plan in de komende de-

cennia krijgt Almelo iets terug van haar historische

open en landelijke karakter, dat in de negentiende en

twintigste eeuw voor een deel verloren ging in de

grauwheid van de industrialisatie. Juist die oude

waarden lijken de sleutel tot een nieuwe, kwalitatief

betere toekomst in de eenentwintigste eeuw. Het

huidige Almelose masterplan geeft hoop dat die

toekomst er is. Dat is geen utopie, maar Almelose

nuchterheid. <

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/63

Door het herstellen van die lange lijnen de stad uit,het landschap in, moet Almelo weer een zichtbareeenheid gaan vormen met het oude Twentse landwaar het ooit uit voortkwam.

Het Kolkje met zicht op toren Grote Kerk, Almelo Zicht over het Overijssels kanaal, Almelo

Page 42: OOST 3-2010

42

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Als het lente is, komt Loo tot leven. Hoewel wat

ingeklemd tussen de Oude Schipbeek en de A1,

voelen de honderd inwoners van de buurtschap zich

zo vrij als een vogel. De deur van de basisschool als

agenda van het dorpje staat symbool voor de plaat-

selijke roerigheid. De wandelvierdaagse wordt er

aangekondigd evenals het traditionele Loofeest en

het jaarlijkse tentoptreden met de rockband Jovink.

En wat meldt de deur ons verder op een A4’tje met

grote zwarte kapitalen: ‘Er is geen hoofdluis gecon-

stateerd’. Toch mooi, die schooldeur als ongewilde

spiegel van de gebeurtenissen in deze weggestopte

buurtschap.

Liefst vijftien dorpen en andere nederzettingen in

ons land hebben de naam Loo gekregen. Alleen al in

Overijssel en Gelderland ligt een vijftal oorden met

deze naam.

De buurtschap in de slagschaduw van de A1, ergens

tussen Holten en Bathmen, kun je van vier verschil-

lende kanten binnenkomen. Rond de viersprong

staan zo’n 25 panden. Ruime woonhuizen, een paar

twee-onder-een-kappers, een autohandel, een winkel

voor gereedschappen en andere producten voor het

buitenleven, een fraai restaurant met de naam Graaf

Otto, een bed & breakfast en het grote, witte school-

gebouw als middelpunt van de kleine gemeenschap.

In de hoek van het plein staat een enkelvoudige

brievenbus met ernaast een merkwaardige, geel

geschilderde ijzeren doos op een paal. Deze simpele,

vierkante blikken bus moet vrijwel zeker een krat

verbeelden. Gegraveerde sierletters vertellen ons dat

Loo in het bezit is van een buitengewoon origineel

wereldrecord. ‘Loo 1995. Bierkrat’n stapel’n. Pyramidevan 25586 kratten, hoogte 10 meter’, staat erop.

En daaronder wordt de hernieuwde en eveneens

geslaagde poging gemeld: ‘Loo 1997, 53955 kratten,hoogte 12,54 meter, 16 uur.’

Met die wetenschap schieten wij een oude heer aan,

die voor het huis met het opschrift ‘BAKKERIJ’ de

gebeurtenissen in zijn knusse woonplaats observeert.

Hij was, zo vertelt hij trots, de bakker van toen. Ook

had hij een meelhandel, zoals te zien is aan het laad-

vloertje op ruim een meter hoogte. ‘Mijn zoon is ook

bakker geworden, maar niet hier. Dat kon toen niet

meer uit’, zegt hij. ‘Daarvoor is deze buurtschap en

omgeving te dunbevolkt.’

Zijn vader kwam in 1924 van de Veluwe naar Loo en

begon er een bakkerij. ‘Met een ouderwetse oven, die

nog met hout werd gestookt. Hij heeft mij dat ook nog

geleerd. Er was geen elektrisch. We hadden carbid-

lampen. Ik zie nog voor me hoe in de oorlog een on-

derduiker zo hard op tafel sloeg, dat de lamp omviel.

Ik schrok, want we luisterden met ons allen heel aan-

dachtig naar de radio die onderin de rijstkast stond.’

Hij is 79 jaar. Dat hij op ons verzoek terug mag gaan

naar de eerste helft van de vorige eeuw, animeert

hem. Interessant is het verhaal over de schrale jaren

dertig. Zijn vader organiseerde dan in de begindagen

van de winter een zogenaamde verwerping. Voor een

paar centen mochten mensen die dat wilden, een

rubberen ring om een spijker proberen te gooien.

Wie won kreeg een krentenbrood, de troostprijs was

een bolletje. ‘Zo realiseerde hij wat extra inkomsten

om aan het eind van het jaar de rekeningen van de

benodigde grondstoffen te kunnen betalen.’

We lopen een tiental meters verderop. ‘Dit huis’,

wijst hij op een fraai pand bij de viersprong, ‘was

vroeger een café. Je had hier een smid, een kruidenier,

een manufacturier en twee cafés. Deze hier werd

geëxploiteerd door Berend Jan Wieleman en die

daarginds door zijn broer Gerrit Jan. Die twee gun-

den elkaar het licht in de ogen niet.’ Hilarische anek-

dotes genoeg. Als het jaarlijkse Loofeest gehouden

werd, zetten beide broers een feesttent neer.

‘Samenwerken? Nee, dat woord kenden ze niet.’

‘Zien jullie daarginds dat witte huis? Daar heeft

Stotijn gewoond, een drugskoerier die over de hele

wereld bekend was. Heb je hem gekend?’, vraagt hij

lachend. ‘En in het kasteeltje daarachter woonden

Hans Kazan en zijn gezin. De kinderen zaten hier op

school. Aardige mensen waren dat.’

Hij loopt een stuk terug en wijst op de boerenhoeve

van Scheperboer aan de Schipbeek. Achter de

boerderij heeft ooit kasteel Arkelstein gestaan. ‘Het

is in de Tachtigjarige Oorlog verwoest. Ik herinner

me nog dat ze vlak voor de oorlog de resten ervan

hebben opgegraven.’ Geen betere gids voor de

geschiedenis en aantrekkelijkheden van Loo dan de

oude bakker. Als hij ons vertelt dat de school ooit is

uitgeroepen tot de beste basisschool van Nederland,

nemen we graag het advies ter harte om een vijftiger

die tachtig meter verderop zijn caravan aan het uit-

pakken is, daarover aan te spreken. ‘Hij weet er meer

van dan ik.’

Het verhaal schijnt ten dele te kloppen. De man blijkt

het voormalige schoolhoofd te zijn en was er zelf bij

toen de onderwijsinspectie in 1998 met een nieuwe

vorm van toezicht begon. ‘Ze kwamen drie dagen

lang lessen volgen, ouders interviewen, resultaten

bekijken en zo meer. Op een morgen kregen we

ineens enthousiaste telefoontjes en andere reacties,

want de Volkskrant had die dag de conclusies van die

uitgebreide toetsing over 1.500 scholen gepubliceerd.

Wij waren de beste van Overijssel en de derde van

Nederland. Ik vergeet het nooit meer. Iedereen was

blij. Jee, dit is onze school. Fantastisch dat je zo in

de Volkskrant staat. ’s Middags werd ik door Radio Oostgeïnterviewd. Heel mooi om mee te maken.’

Over twee jaar bestaat de school honderd jaar. De

jubileumcommissie is al begonnen met de organi -

satie van het eeuwfeest. Ongetwijfeld zal ook dan

de deur van de school dienst doen als aanplakbord

van het eeuwfeest. ‘Want de school’, zegt de voor -

malige directeur, ‘is in deze hechte, liberale en

actieve gemeenschap de bindende factor.’ <

LooDOOR GIJS EIJSINK

Iedereen die wel eens de fiets pakt weet hoe essentieel de dorpen zijn voor het landschap

en de ruimte in het oosten. In de dorpen wonen de herinneringen aan hoe het vroeger was,

en daar zijn de sporen van vernieuwing het meest direct zichtbaar. Gijs Eijsink bezoekt in

elke aflevering van OOST een dorp, en praat met de bewoners. Het dorp (5)

Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/64

Page 43: OOST 3-2010

De Oude Schipbeek

43o

ost

OK

TO

BE

R 2

010

De Viersprongfoto’s Ewoud van Arkel

De voormalige Bakkerij

Page 44: OOST 3-2010

44

oo

stO

KT

OB

ER

2010

Tentoonstellingen MARIANNE LAHR

Arnhem, Museum voor Moderne KunstTe waar om mooi te zijn. Kritisch realisme van Dix & Co

Expositie samengesteld

door conservator Ype

Koopmans, waarin de

weergave van de mense-

lijke figuur door de

Duitse kunstenaar Otto

Dix (1891-1969), zijn

leerlingen en verwante

kunstenaars centraal

staat. In 1925 werd de

term Neue Sachlichkeit voor het eerst gebruikt als

titel van een tentoonstelling van de Kunsthalle

Mannheim. Kenmerkend waren de emotieloze weer-

gave van alledaagse onderwerpen en de voorkeur

voor eenvoud. Neue Sachlichkeit was een verzamel-

begrip voor een aantal verwante ontwikkelingen,

en Otto Dix werd het boegbeeld van deze stroming.

Het werk van Dix & Co was een voorbeeld voor

uiteenlopende Nederlandse kunstenaars.

17 OKTOBER 2010 - 9 JANUARI 2011

WWW.MMKARNHEM.NL

Apeldoorn, CODAWerk in uitvoering. De nalatenschap van Onno Boekhoudt- sieraden en studies

Na zijn onverwachte overlijden in 2002 verwierf CODA

de gehele nalatenschap van Onno Boekhoudt. Stap

voor stap wordt deze enorme collectie, bestaande uit

dozen vol schetsboeken, tekeningen, studies, experi-

menten, brieven, teksten en vele sieraden en objecten,

ontsloten en voor het eerst getoond aan het publiek.

De tentoonstelling is een ontmoeting met de prak-

tische kant van de museumpraktijk: hoe worden

studies, schetsen, tekeningen en proefjes geregis-

treerd en opgeslagen en hoe kan je het publiek

daarover informeren? Onno Boekhoudt werd opgeleid

aan de vakschool in Schoonhoven en de Kunst und

Werkschule in Pforzheim, en gaf zelf les aan de

Rietveld Academie, de Hogeschool voor de Kunsten

te Kampen en het Royal College of Art in Londen.

4 SEPTEMBER - 5 DECEMBER 2010

WWW.CODA-APELDOORN.NL

Enschede, Twentse WelleBeter dan God, het dilemma van maakbare schoonheid

Deze expositie over schoonheids -

idealen en veroudering is ont-

wikkeld in samenwerking met de

filosoof/journalist Hans Kennepohl,

die zich al jaren in dit onderwerp

verdiept heeft. Vaak wordt gezegd

dat we ons laten beïnvloeden door

de media. Zij overspoelen ons met

beelden van strakgetrokken en gefotoshopte

modellen. Maar is die invloed van de media wel zo

groot? Door de hele geschiedenis en in iedere cultuur

komen schoonheidsidealen voor, die echter sterk van

elkaar kunnen verschillen. In de expositie wordt in-

gegaan op de argumenten voor en tegen cosmetische

chirurgie. De bezoeker wordt geconfronteerd met de

extremen van veroudering en cosmetisch ingrijpen.

De tentoonstelling maakt onderdeel uit van het

kunstenfestival GrensWerk.

30 SEPTEMBER 2010 - 28 FEBRUARI 2011

WWW.TWENTSEWELLE.NL

Nijmegen, Museum Het ValkhofBerend Strik. May I Show You My Pictures?

Reisimpressies,

familiefoto’s,

souvenirs,

pornoplaatjes,

iconen uit de

kunstgeschie-

denis, katholiek

erfgoed, pop-

muziek en futuristische fantasieën: een greep uit de

inspira tiebronnen van Berend Strik (Nijmegen,

1960). Al meer dan twintig jaar maakt hij furore met

bor duursels van felgekleurde garens verwerkt op

foto’s, die de toeschouwer verleiden en manipuleren.

Museum Het Valkhof presenteert de eerste, grote

overzichtstentoonstelling. Strik opereert op verschil-

lende terreinen aan de rand van de beeldende kunst,

waarbij borduurkunst, applicaties en collages een

fascinerend totaalbeeld opleveren. Zijn techniek is

arbeidsintensief en wordt met perfectionisme

uitgevoerd.

25 SEPTEMBER 2010 - 9 JANUARI 2011

WWW.MUSEUMHETVALKHOF.NL

Otterlo, Kröller-Müller MuseumGilbert & George: The Paintings (with Us in the Nature)

Deze bijzondere ‘sculptuur’ uit 1971 bestaat uit zes

enorme geschilderde triptieken. De kunstenaars

noemden het toen een ‘new romantic sad beautiful

sculpture’. Het is de in de winter van 1970-1971 met

olieverf op doek uitgevoerde herschepping van de

gevoelens die ze beleefden in de daaraan vooraf-

gaande zomer in het Engelse landschap. Ze beeldden

zichzelf af zittend en slenterend in een overweldigend

aanwezige natuur. In elke triptiek (per stuk 230 x 680

cm) is als contrapunt steeds één element uit de cultuur

aanwezig. In het prentenkabinet zijn tegelijkertijd

foto’s en sculpturen van houtskool op papier van

Gilbert & George uit de collectie van het museum te

zien.

9 JULI 2010 - 21 NOVEMBER 2010

WWW.KMM.NL

Wageningen, Het DepotGerrit Offringa

Naast de permanente tentoonstelling van circa

driehonderd beeldhouwwerken worden dit najaar

in de gerestaureerde en uitgebreide Villa Hinkeloord

de beelden getoond van Gerrit Offringa (Drachten,

1943), kunstenaar en filosoof. De ruimte en het vlak

zijn voor Offringa twee verschillende werelden die

ieder om een eigen benadering vragen. In zijn

beelden wordt het menselijk lichaam vaak op brute

wijze onder het mes gelegd, alsof het een anatomisch

onderzoek betreft, een doorsnijding, een vivisectie

of een lijkschouwing. Je krijgt een inkijkje in het

lichaam zelf te zien, dat telkens weer met simpele

middelen in beeld wordt gebracht. De beelden van

Gerrit Offringa staan vaak op zichzelf, alleen op de

wereld, als een solitair mens die staat voor alle

mensen waarmee hij solidair is.

13 JUNI 2010 - 6 FEBRUARI 2011

WWW.HETDEPOT.NL

Zwolle, Museum De Fundatie - Paleis a/d BlijmarktGeorge Grosz - Schwarzer Champagner und Blutiger Ernst

Ook dit najaar toont De Fun-

datie een belangrijke ‘Berliner’

uit het interbellum: George

Grosz (1893-1959). Deze

tentoonstelling is een samen-

werking met de Akademie der

Künste Berlijn, en omvat een

keuze van Grosz’ grafisch werk,

tekeningen en schetsboeken

afkomstig uit de collectie van

Akademie der Künste, die de nalatenschap van

George Grosz beheert. Grosz keerde getrauma-

tiseerd terug uit de loopgraven van de Eerste Wereld -

oorlog. Als geen andere kunstenaar uit zijn tijd heeft

hij met zijn scherpe pen en zijn kleurrijke penseel de

Duitse samenleving in de naoorlogse periode tussen

1918 en 1933 in beeld gebracht.

5 SEPTEMBER - 5 DECEMBER 2010

Jeroen Krabbé - De ondergang van Abraham Reiss

In het voorjaar van 2010 voltooide Jeroen Krabbé een

serie van negen schilderijen over het leven en de dood

van zijn grootvader, Abraham Reiss (1873-1943). In

negen schilderijen van groot formaat (150 cm x 220

cm) heeft Krabbé de levensstadia geschilderd van

zijn grootvader. Van onbezorgd geluk, het naderen

van de crisis en deportatie naar Westerbork, tot het

afgrijselijke en onafwendbare einde op de dag van

aankomst in Sobibor.

5 SEPTEMBER - 5 DECEMBER 2010

WWW.MUSEUMDEFUNDATIE.NL

Berend Strik, Scarfs (Conversation Piece), 2009

Marijke Helwegen

Otto Dix en Kurt Günther, dubbelportet, 1920

Ecce homo, blad XIV: Ach, knallige Welt, du seliges Abnormitätenkabinett, 1916

Page 45: OOST 3-2010

45o

ost

OK

TO

BE

R 2

010Publicaties

Duurzame stedenbouw – The Next Step.Voorbeelden en perspectievenSustainable Urban Design – The Next Step.Examples and perspectivesMichaël Meijer (red.), et.al.

Duurzame stedenbouw is geen

utopie. Concepten als ‘CO2-

neutraal’, ‘klimaatbestendig’

en ‘cradle tot cradle’ zijn

inmiddels vanzelfsprekend in

de dagelijkse bouwpraktijk.

Duurzame stedenbouw wordt

steeds meer de drager van

duurzame ruimtelijke ontwikkeling. The Next Step

brengt de actuele discussies, kennisontwikkeling en

inzichten onder de aandacht en geeft nieuwe en ge-

actualiseerde voorbeelden van geslaagde projecten.

Het is een compleet herziene uitgave van Duurzamestedenbouw, perspectieven en voorbeelden (2005). Uit

het oosten van Nederland worden twee voorbeeld-

projecten uitgebreid behandeld: Lanxmeer, Culemborg

(de ecologische wijk als praktische utopie) en De

Hutten, Ulft (nieuw leven voor dierbaar industrieel

erfgoed). Lanxmeer is het resultaat van een bijzonder

particulier initiatief, gesteund door een toegewijd

gemeentebestuur; De Hutten is als bakermat van

de Nederlandse ijzerdustrie, inmiddels verlaten als

bedrijventerrein en herontwikkeld voor wonen,

culturele functies en kantoren.

240 P., ISBN 9789075271331, € 37,00

WWW.UITGEVERIJBLAUWDRUK.NL,

WWW.DUURZAMESTEDENBOUW.NL

Beleef de IJssel. De mooiste rivier van NederlandPaul van Gaalen

Al eeuwen lang is de IJssel

een inspiratiebron voor onder

andere kunstenaars en natuurliefhebbers. Deze rivier

laat een grote variatie zien in landschap en natuur en

blijft daardoor voor velen de meest aantrekkelijke

grotere rivier. De gevarieerdheid van het IJsselland-

schap is te danken aan elementen zoals beboste

rivierduinen, voormalige steenfabrieken, kastelen en

waterfronten van de Hanzesteden. Natuurfotograaf

Paul van Gaalen brengt de rivierloop op haar mooist

in beeld. Deze hommage aan de IJssel toont de vele

gezichten van de rivier vanaf haar bron tot aan haar

monding in Kampen, waar zij wordt opgeslokt door

de watermassa van het Ketelmeer. De fotograaf zocht

ook de Duitse oorsprong op van het riviertje de Issel,

dat via de Oude IJssel bij Doesburg in de IJssel uit-

mondt. Naast het ontstaan en de betekenis van de

IJssel komen onderwerpen aan de orde zoals de uiter-

waarden door de seizoenen heen, bijzondere oever-

terreinen van Staatsbosbeheer, watermanagement

en de ontwikkeling van ‘nieuwe natuur’.

128 P., ISBN 9789057306594, € 29,95

WWW.WALBURGPERS.NL

In Deventer. Landschap en cultuurhistorieAdriaan Haartsen (Bureau Lantschap), Maarten vanRossem

Deel 2 uit een serie van

Architectuurcentrum Rondeel

die de geschiedenis van de

ruimtelijke ordening in

Deventer beschrijft, in dit

geval het omvangrijke

buitengebied (deel 1:

Architectuur tot 1950). Met de

toevoe-ging van Diepenveen en Bathmen is Deventer

gegroeid tot een oppervlakte van 134 vierkante

kilometer, met daarbinnen verschillende landschaps -

typen en veel diverse cultuurhistorische objecten.

Het boek is ingedeeld in landschappelijke en cultuur -

historische thema’s, zoals dorpen, landbouw,

boerderijen, defensie, landgoederen, recreatie,

kloosters en kerken. Van elk thema worden een korte

geschiedenis en de meest kenmerkende objecten

beschreven, die zijn gefotografeerd door Erwin Zijlstra.

Om het ommeland van Deventer te verkennen, zijn

drie fietsroutes bijgevoegd, gemiddeld dertig kilometer

lang en door drie verschillende landschapstypen.

Historicus Maarten van Rossem doorkruiste het

agrarisch cultuurlandschap rond Deventer ook (zij

het niet per fiets vanwege de sneeuw), en doet op

geheel eigen wijze verslag van wat hem daarbij

opviel. Zo is hij van mening dat cultuurlandschap

veel mooier is dan echte natuur.

96 P., ISBN 9789081404723, € 16,95

WWW.RONDEELDEVENTER.NL

Bijzondere bomen inNederland. 250 verhalenFrank Moens (red.), et.al.

Dit boek vertelt de rijke

geschiedenis van mooie,

opmerkelijke en soms

zeldzame bomen in Nederland, die sinds mensen-

heugenis een plek domineren en vaak zijn omgeven

met verhalen. Bomen leveren schaduw, beschutting,

bouwmateriaal en brandhout; ze worden gekoesterd

en beschermd, maar ook vaak bedreigd door kap -

lustige projectontwikkelaars, verwaarlozing of

gewoon hun eigen ouderdom. Per provincie worden

de meest bijzondere bomen van Nederland beschreven,

inclusief de legenden en anekdoten die eraan zijn

verbonden. Van de provincie Overijssel worden onder

meer de Onderduikersboom in IJhorst, de Kozakken-

linde van Diepenveen, de Horstlinde in Enschede,

de Piet Paaltjensboom op Landgoed Twickel en de

mammoetboom bij Villa De Haer in Oldenzaal

getoond en beschreven. Van de provincie Gelderland

zijn opgenomen: de dikste rode beuk van Nederland

op de Algemene Begraafplaats in Doesburg, de

Libanonceders bij Kasteel Middachten, de fladderiep

van Heure bij Borculo, de sequoiadendron op Land-

goed Voorstonden, de zomereiken Philemon en

Baucis in Velp, de tamme kastanje van Beltrum, de

Weidekoning bij de Konijnenbult, en nog vele andere.

408 P., ISBN9789085069348, € 39,50

WWW.UITGEVERIJBOOM.NL, WWW.BOMENSTICHTING.NL

Page 46: OOST 3-2010

46 > Publicaties

IJzer en lef. Het nieuwe leven van een oude gieterijMarco Krijnsen, Agnes Booijink ( fotografie)

Het ROC van Twente heeft tien jaar geleden

niet gekozen voor nieuwbouw aan de rand

van de stad, maar voor een oude verlaten

gieterijhal op het voormalige industrieterrein

van de firma Stork, in het Hart van Zuid te

Hengelo. De officiële opening eind vorig jaar

was aanleiding voor een rijk geïllustreerde

publicatie over de historie van de locatie,

waar meer dan honderd jaar is gewerkt, en over de verhalen die eraan

verbonden blijven, de verbouwing en het nieuwe gebruik als onder-

wijslocatie. Nadat de ijzergieterij eenmaal gesloten was, en nadat

het ROC van Twente een groter onderkomen nodig had, begon het

gevecht van architect Harry Abels om het monumentale gebouw

zo veel mogelijk in oorspronkelijke staat te behouden, en er tevens

een nieuwe bestemming aan te geven. Inmiddels bevolkt door

studenten is de gieterij aan een tweede leven begonnen.

192 P., ISBN 9789077780015, € 29,50

WWW.ROCVANTWENTE.NL,

WWW.BOEKHANDELBROEKHUIS.NL

De textielbaronnen. Twents-Gelders familisme en deeerste grootindustrie van Nederland (1800-1980)Bastiaan Willink

Hoewel er sinds de massale fabriekssluitingen

rond 1980 veel is gepubliceerd over de Twentse

en Achterhoekse textiel-industrie, is de ont -

wikkeling van de industrie als geheel daarvan

vrijwel nooit onderwerp geweest. De textiel -baronnen biedt een breder perspectief. Histori-

cus Bastiaan Willink, telg uit een Winterswijks

industrieel geslacht, vult onder meer veel

lacunes in de kennis over de families en familie netwerken die tussen

1800 en 1980 de dienst uitmaakten. Hij breekt een lans voor de stelling

dat meestal niet het star vasthouden aan familiebelangen, maar

andere factoren het bijna-einde van de bedrijfstak veroorzaakten.

Door de langdurige economische groei ontstonden in de regio

namelijk wel grote steden, waarin voorzieningen als een eigen

universiteit en zelfs succesvol profvoetbal gerealiseerd konden

worden. Het boek besluit met een historisch overzicht van de

500 belangrijkste fabrikanten van 48 bekende Twents-Gelderse

fabrikantenfamilies.

256 P., ISBN 9789057306846, € 29,50

WWW.WALBURGPERS.NL

oo

stO

KT

OB

ER

2010

HOOFDREDACTIE Mariëtte HavemanEINDREDACTIE Marianne LahrBEELDREDACTIE Ingrid OosterheerdREDACTIE ALGEMEEN Paul Baeten

Marie-José van BeckhovenAd HabetsHarry Harsema

AAN DIT NUMMER Trix Broekmans, Gijs Eijsink, Bernard Hulsman, Lamberthe de Jong,WERKTEN VERDER MEE Peter Leunissen,Tim Pardijs, Martin Pieterse

FOTOGRAFIE Ewoud van Arkel, Marie-José van Beckhoven, Anja Brokers/ROC van Twente, Hollandse Hoogte/Herman Engbers, Luuk Kramer, Christiaan Krouwels, Daniel Nicolas,Jan Hein van Rooy, Jeroen Stumpel, Erwin Zijlstra

VORMGEVING Beyond Illusions, Herman Dijenborgh, Heteren

UITGEVER Ewoud van Arkel

MARKETING Ellen Spaltman

REDACTIE e [email protected]

UITGEVER t 06 53170798 / e [email protected]

ALGEMEEN POSTADRES Hakkertsweg 27, 7451 LR Holten

WEBSITE www.tijdschriftoost.nl

ADVERTENTIEWERVING Acquire Media, ZwolleMichiel Noordzij, Raymond le Fevre / t 038 4606384 e [email protected]; [email protected] Advertentiemateriaal te sturen aan [email protected]

DRUK EPOS PRESS, Zwolle

ABONNEMENTEN EN OOST is niet langer in abonnement verkrijgbaar, alleen nog als losse afleveringLOSSE AFLEVERINGEN à € 9,50 (incl. btw, excl. verzendkosten)

BESTELADMINISTRATIE PinBizz, DoetinchemVragen over lopende abonnementen en bestellingen kunt u richten aan de afdelingklantenservice. Dagelijks telefonisch bereikbaar van 8.30 uur tot 17.00 uur: t 0314 320632 / f 0314 320639 / e [email protected] OOST, Postbus 359, 7000 AJ Doetinchem

Colofon

OOST wordt uitgeven door de stichting Oost.

OOST is een initiatief van Gelders Genootschap en Het Oversticht.Uitgave is financieel mede mogelijk gemaakt door de provincies Gelderland en Overijssel, de Regeling Projectsubsidies Belvedere en Landschap Overijssel

© 2010 – Stichting OostVoor het overnemen van bijdragen uit deze uitgave dient men contact op te nemen met de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijke vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht,Postbus 3051, 2130 KB te Hoofddorp. Auteurs van artikelen geven toestemming voor verveelvoudiging en openbaarmak-ing van hun artikelen via het maandblad en via elektronische weg, tenzij anders vermeld.

ISSN 1877-8763

Page 47: OOST 3-2010

HET NIEUWE PR

Het jaarboek Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland laat de mooiste plannen zien voor onze steden en land-schappen. En natuurlijk zijn die ook in Oost-Nederland te vinden. In de editie 2010 zijn onder andere projecten geselecteerd: de landgoedwoningen bij Gramsbergen, de ontwikkelingsvisie van de Provincie Over-ijssel, en de belvederes in het dal van de Drentsche Aa.Het boek geeft in een essay de achter-

DE MOOISTE PROJECTEN VAN HET OOSTENIN HET JAARBOEK LANDSCHAPSARCHITECTUUR

EN STEDENBOUW IN NEDERLAND 2010

Het boek wordt uitgegeven door Stichting

Jaarboek LS i.s.m. Uitgeverij Blauwdruk

en kost € 39,90.

www.jaarboekls.nl.

www.uitgeverijblauwdruk.nl.

gronden bij de selectie. In foto-essays is er aandacht voor het veranderende klimaat, het nieuwe programma tussen stad en land – zoals voor wonen, voedselwinning, en energieopwekking – en de nieuwe organisa-tievormen die een bijdrage leveren aan de inrichting van ons land met vooral kleine ini-tiatieven in particulier opdrachtgeverschap.‘Een uitstekend naslagwerk’ en ‘een absolute must have’. De editie verschijnt in november.

GEBIEDSVISIE OVERIJSSELLANDGOEDWONEN IN GRAMSBERGENBELVEDERES DRENTSCHE AA

Foto: Bureau B+B

Foto: Strootman landschapsarchitectenIllustraties: Provincie Overijssel / Van Paridon De Groot

Page 48: OOST 3-2010