JAARGANG 2 / OKTOBER 2010 / NR. 3 / WWW.TIJDSCHRIFTOOST.NL
tijdschrift voor ruimte en cultuurin Gelderland en Overijssel
Het tijdwonder van Nederhemert-Zuid
Het landschap van mijn jeugdJan Siebelink en Jan Cremer
Ooijpolder in beeld
LastiglandschapJan Hein van RooyStadshart Almelo
Overijssel herbergt een grote diversiteit aan plant- en dier-soorten. De biodiversiteit is van groot belang voor de kwaliteiten beleving van een gebied. Door versnippering, verdrogingen vermesting worden veel soorten in hun voortbestaan bedreigd. Wij hebben een belangrijke verantwoordelijkheid omde biodiversiteit in Overijssel te behouden. Dit doen wij doorsysteembeheer en soortenbescherming toe te passen. Daar-naast adviseren wij gemeenten en andere partijen hoe zij methun plannen in kunnen spelen op het behoud van soorten.
Achteruitgang biodiversiteitMeer dan 100 jaar geleden bestond Overijssel nog uit grotedelen relatief ongerepte grond, veelal heideterreinen. Daarnaastwaren er delen gecultiveerd, zij het met extensief gebruik. Alsgevolg van veranderingen in het grondgebruik en het omzettenvan natuurlijke terreinen in cultuurgronden hebben zich ver-anderingen in de samenstelling en aantallen van soorten voor-gedaan. Aanpassing van de hydrologie op het grondgebruikheeft aan deze veranderingen bijgedragen. De ruimte voorschaarse en bedreigde planten en dieren werd hiermee steedsbeperkter. Uiteindelijk zijn natuurterreinen relatief geïsoleerdkomen te liggen. Verdroging en vermesting spelen hier eenbelangrijke rol in de achteruitgang van de biodiversiteit.
Systeembeheer en soortenbeschermingBij het behouden van biodiversiteit streven wij naar een ecologische samenhang in een gebied. Het nastreven van deze ecologische samenhang en hiermee het creëren van eengeschikt leefmilieu voor verschillende soorten wordt systeem-beheer genoemd. Echter dit werkt alleen wanneer alle omstan-digheden in een gebied gunstig zijn. Dit is lang niet altijd hetgeval. Daarom kiezen we soms voor specifieke maatregelenvoor een plant- of diersoort die in de verdrukking komt. Soortenbescherming helpt dan om bedreigde soorten op debeen te houden totdat het systeem weer goed functioneert.
Ervenscan en Soorten op de KaartBewoners binnen, maar vooral buiten de bebouwde kom kunnen een bijdrage leveren aan het behoud van kwetsbaresoorten. Hiervoor hebben wij de ervenscan in het leven geroepen. Deze ervenscan bestaat uit een advies over de inrichting van en beplanting op een erf. Naast landschaps-elementen kunnen ook nestkasten onderdeel zijn van het advies. Dit alles gericht op de wensen van soorten die in hetdesbetreffende erf hun (potentiële) leefgebied zien. Bij de advisering maken wij gebruik van onze ervaringen en bronnenals ‘Soorten op de Kaart’. Via www.soortenopdekaart.nl is het voor iedereen mogelijk na te gaan voor welke soorteneen specifiek perceel een (potentieel) leefgebied vormt. Naasteen omschrijving van de soorten biedt het systeem tevenseen overzicht van de beschermingsmaatregelen en eventuelesubsidiemogelijkheden binnen projecten als Streekeigen Huis en Erf.
Optimale inrichtingDoor potentiële leefgebieden optimaal in te richten, is dekans soms wel vijftig procent dat desbetreffende soorten zichhier binnen vijf jaar vestigen. Het project steenuil vormt eenmooi voorbeeld van het toepassen van de ervenscan. Binnendit project adviseren wij een erf zo in te richten dat zowel desteenuil als zijn favoriete voedsel als zangvogels en muizenzich er kunnen vestigen. In Overijssel zijn al 400 nestkastenvoor steenuilen opgehangen. Inmiddels wordt de helft hiervanpermanent bewoond. Bij het inrichten van tuin of erf is hetraadzaam de omgeving ook eens door de ogen van bijvoor-beeld een egel te bekijken. Het zal direct duidelijk zijn dathet konijnengaas rond de moestuin, de dichte compostbak,de hoge schuttingen of de sloten zonder bruggetje enormebarrières voor een egel vormen. Door dergelijke barrières weg te nemen, kunnen we allemaal een steentje bijdragenaan het behoud van biodiversiteit.
Wilt u ook een advies
of een scan?
Landschap OverijsselHuis De HortePoppenallee 397722 KW Dalfsen T (0529) 401731
Steenuil spiedt naar Overijssels nest
Landschap Overijssel beheert en ontwikkelt natuur&landschap in heelOverijssel. Niet alleen in onze eigennatuurterreinen, maar ook bij parti-culiere eigenaren en agrariërs in het landelijk gebied. Zo adviseren wij in de hele provincie gemeenten enparticulieren over natuurbeheer engroene diensten, zoals het herstelen onderhoud van houtwallen,lanen, boomgaarden en streekeigenerven. Wij communiceren over dewaarde en schoonheid van natuur&landschap en begeleiden duizendenvrijwilligers die in dit veld actiefzijn. Landschap Overijssel is eenvan de partners van Atelier Over-ijssel en wij zijn actief in de con-cre-tisering van ruimtelijke kwaliteit inde groene ruimte. Kortom, wij wer-ken aan alles wat onze achtertuinzo waardevol maakt.
ADVERTORIAL
3o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Kies twee landschappen die onze provincies het best representeren. Wat
wordt het dan: de Holterberg, zoals Marcel Möring in deze aflevering doet? De
IJssel bij Hattem? Voor Gelderland de Ooijpolder, door Jaap Dirkmaat uitverkoren
als een van de mooiste Nederlandse cultuurlandschappen? Of toch het rivierland-
schap bij de Waal, waar schrijver Willem van Toorn en kunstenaar Jan Hein van
Rooy hun grootste inspiratie uit putten – en hun grootste ergernissen. Want in
Nederland zijn die twee, inspiratie en ergernis, onlosmakelijk verbonden.
Het gaat niet altijd vanzelf met het beheer van ons kostbare landschap, dat
weten we, en de bijdrage van Peter Leunissen in deze aflevering van OOST
bevestigt het met feiten en cijfers: weliswaar staan onze provincies op de derde
en vijfde plaats in de landelijke schoonheidswedstrijd, redelijk hoog, maar er is
veel mis, en er wordt veel te weinig gedaan om de vernietiging uit het verleden
te herstellen. Leunissen citeert het in juni j.l. verschenen rapport Nederland vande Kaart van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap: ‘Ondanks dat het
kabinetsprogramma Nederland mooi is verheven tot speerpunt van regerings-
beleid heeft dat in de praktijk niet geleid tot zelfs maar het begin van de gewen-
ste landschappelijke verfraaiing.’ Dat is een ernstige constatering. Leunissen
noemt drie zwaarwegende redenen waarom dat zo is: er is zoveel verloren
gegaan, waar moet je beginnen met een herstel; de druk op de beperkte
hoeveelheid grond is groter dan ooit, kwetsbaar voor conjunctuur en politieke
grilligheid, en er is simpelweg gebrek aan geld.
Daar komt sinds enige tijd het begrip motivatie bij als een factor die een herstel
van landschappelijk verval verder kan stagneren. Er is ook iets voelbaar van
milieumoeheid.
In het Jaarverslag 2009 van de Vereniging Natuurmonumenten staat dat de
komende jaren de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur en Natura
2000 veel inzet blijft vragen van Natuurmonumenten. Daarbij is wel meer
aandacht nodig voor de betrokkenheid van de samenleving bij de natuur en
bij het natuur beleid. In dit verband baart het zorgen dat de fondsen- en leden-
werving van Natuurmonumenten moeizamer verlopen.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS), werd twintig jaar geleden geïntroduceerd
als een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Nederland. De laatste
tijd is er steeds meer verzet te horen tegen het handhaven van dit ideaal. In een
land als Nederland vergt het een enorme collectieve bereidwilligheid om zoiets
te verwezenlijken. En de voortgangsrapportage ziet er niet gunstig uit.
In de jaren tachtig groeide het besef dat natuurbeheer niet zozeer ging om het
bewaren van mooie landschappen, maar om het herstellen van processen. De
natuur is geen schilderij, en zelfs geen park, maar een bedding voor soorten die
elkaar als het goed is reguleren. Bossen werden niet meer angstvallig opgeruimd.
Een omgewaaide boom was geen rommel, maar een mogelijkheid: duizenden
organismen zouden dankzij de dode boom weer tot wasdom kunnen komen.
Die aanpak was succesvol. Uit dit succes kwam meer recent de strategie van
de natuurbeheerders om landschappen niet alleen te bewaren, maar ook te
creëren, of misschien moet je zeggen: te restaureren. Arealen bos- en land-
bouwgrond worden ‘geplagd’. Dat wil zeggen, de bomen worden gekapt en
de bovenste, te voedselrijke, laag verwijderd om een oudere natuur terug te
winnen, die meer gedijt op schrale grond. De laatste tijd is er toenemend
protest tegen deze vormen van terugwinning. Het werkt lang niet altijd: soms
blijken de beloofde zaden van oude plantensoorten niet meer levensvatbaar,
en soms worden mooie gebieden opgeofferd voor iets waarvan je nog maar
moet afwachten of en hoe het aanslaat.
Kortom: het is duidelijk dat de natuurbeheerders niet meer automatisch op
de sympathie van natuurliefhebbers kunnen rekenen. Dat is op zichzelf wel
redelijk; grote organisaties vragen om kritische buitenstaanders. Maar een
gevaar van deze ontwikkeling is dat het kind met het badwater wordt weg-
gegooid. Kritische steun: dat zijn wij de natuurbeheerders verschuldigd.
Zeker in een tijd waarin de bescherming en de restauratie van landschappelijk
erfgoed niet meer hoort tot de vanzelfsprekende onderdelen van beschaafd
bestuur. Anders zijn onze twee provincies, die het zo moeten hebben van hun
landschappelijk schoon, ernstig de dupe. MARIËTTE HAVEMAN
foto Jeroen Stumpel
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/56
Lastig landschap
20
8
14
oo
stO
KT
OB
ER
2010
3 Redactioneel: Lastig landschapDOOR MARIËTTE HAVEMAN
6 Ruimtelijk rumoer
8 Circul van de OoijDOOR AD HABETS, FOTOESSAY DANIEL NICOLAS
Fotoessay van de Ooijpolder bij Nijmegen, die gedijt, ook
economisch, omdat hier op een steenworp afstand van de stad
uitersten elkaar raken: heuvels en rivierenland, wildernis en
mensenhand.
14 Dubbelinterview: Jan Siebelink en JanCremer, Het landschap van mijn jeugdDOOR TRIX BROEKMANS
Twee monumenten uit de Nederlandse literatuur. Bestseller-
schrijvers Jan Siebelink en Jan Cremer. Twee jongens uit het
oosten. Siebelink (72) is geboren in Velp, Cremer (70) in
Enschede. Cremer vereeuwigde de ruige smokkelstad
Enschede in zijn boek De Hunnen, Siebelink gaf Velp een
ereplaats in de literatuur met zijn boek Knielen op een bed violen.
Over ‘de meest glorieuze tijd van mijn leven’.
20 Vergeten gebouwen (5): Een tijdwonder in Nederhemert-ZuidDOOR BERNARD HULSMAN
Ook in Nederhemert-Zuid, een dorpje in het uiterste westen
van Gelderland, heeft de tijd niet stilgestaan. Kasteel Neder-
hemert is na een grondige restauratie weer toegankelijk, de
meeste huizen zijn er mooi opgeknapt, maar het echte tijd-
wonder is de Speeltuin Nederhemert, waar sinds 1915 weinig
veranderd lijkt te zijn.
23 Van gieterij naar ROC van TwenteDOOR LAMBERTHE DE JONG
De oude Stork-gieterij uit 1902, een rijksmonument, werd
na jarenlange leegstand getransformeerd in een duurzaam
onderwijsgebouw voor het ROC van Twente.
24 Landschappelijk beheer in Oost-Nederland: een treurig hoofdstukDOOR PETER LEUNISSEN
Twee jaar geleden ondertekenden rijk, provincies, gemeenten
en tientallen belangenorganisaties het ‘Akkoord van Apeldoorn’,
om ‘mooi Nederland’ te behouden. De ondertekenaars
beloofden de komende drie jaar plannen en financieringen uit
te werken die leiden tot een forse impuls voor het landschap.
Daarna is er helaas weinig meer van vernomen.
Inhoud
oo
stO
KT
OB
ER
2010
28 3428 De geliefde plek (3): Marcel Möring
DOOR TIM PARDIJS
Bij het schrijven van Louteringsberg had Marcel Möring een van
de landschappen van zijn jeugd, de Holterberg, in gedachten.
Hij keert voor OOST terug naar zijn mentale habitat.
30 Jan Hein van Rooy: Berichten van deWaalkantDOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN
De oever van de Waal bij Nijmegen blijkt niet alleen voor
schrijvers een onuitputtelijke bron van inspiratie. Kunstenaar
Jan Hein van Rooy bundelt de bewegingen van het water tot
rivierschrift, en verzamelt drijfhout tot een ornithologisch
laboratorium. Naast inspiratie is er ergernis. ‘Je zou wensen
dat het allemaal iets behoedzamer zou kunnen’, verzucht de
kunstenaar. Maar de bulldozers van RWS kennen geen rust in
hun reddingsoperatie van het lage land: Ruimte voor de Rivier.
34 Stadsdossier (5): Almelo
36 Almelo: een oude stad wacht op vernieuwingDOOR MARTIN PIETERSE
Net als veel andere oude industriesteden staat Almelo voor een
heftige keuze: van koers veranderen of langzaam wegkwijnen,
tot de laatste Almeloër het licht uitdoet. Almelo heeft gekozen
voor vernieuwing, op basis van oude waarden. Een masterplan
geeft in de volgende decennia richting aan dit proces. Het plan
is intelligent, maar ook omstreden. Een pleidooi.
42 Het dorp (5): LooDOOR GIJS EIJSINK
Gesprekken met bewoners in Loo, een buurtschap tussen
Holten en Bathmen, waar de deur van de basisschool als
agenda van het dorpje symbool staat voor de plaatselijke
roerigheid.
44 Tentoonstellingen 45 Publicaties46 Colofon
Omslagbeeld: De voormalige steenfabriek aan de Ooijse Bandijk, Ooijpolder, Nijmegen (foto Daniel Nicolas)
6
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Ruimtelijk rumoer VAN DE REDACTIE
Magie in OverijsselNieuwsgierig naar ‘De verborgen geschiedenis van
het Overijssels landschap’ had ik me aangemeld
voor de gelijknamige excursie, georganiseerd door
de Stichting Kunst & Cultuur Overijssel (KCO).
De drie begeleidende docenten zouden ons met
behulp van historische geografie en geomantie
(geduid als de kunst om tekens van de natuur te
interpreteren) leren om het Overijssels landschap
te lezen.
Wie wil dat niet?! Het leven biedt oneindig veel
momenten die zich lenen voor komische filmbeelden
en alleen al in dit perspectief zou het een zeer rijke
dag worden. Stelt u zich voor: zo’n vijftig personen
die in een rijdende bus mediteren en aldus trachten te
aarden. Of die met gesloten ogen op een wonder-
mooie plek bij de Vecht contact zoeken met het land-
schap door zich te verbeelden op de rug van een vogel
mee te vliegen. Of die hand in hand in een grote
kring proberen om een stel bomen wakker te krijgen
– wat tot mijn diepe spijt niet lukte. De vrolijke
blikken van voorbijgangers spraken duidelijke taal
toen we in de stille dorpskern van Wijhe werden
ingewijd in het gebruik van de wichelroede om zoge-
noemde leylijnen te traceren. Men mag bij de bus-
passagiers een bovengemiddelde ontvankelijkheid
veronderstellen, maar velen van ons waren niettemin
verbluft om de uiteinden van de uitgereikte wichel-
roeden, een tweetal antennen van verkoperd staal-
draad, te zien bewegen. Én de kracht te voelen, die
wat lijkt op magneten die elkaar afstoten. Leylijnen
zijn onzichtbare lijnen of banen door het landschap
gevuld met positieve, etherische energieën onderdeel
van een omvattend kosmisch systeem. De kruis-
punten, de leycentra, hebben een helende kracht.
In een ver verleden konden druïden, medicijnmannen
of andere spiritueel begaafden deze centra feilloos
aanwijzen en hier werden dan de gewijde rituelen
voltrokken en heiligdommen of grafheuvels
opgericht. In latere, christelijke tijden verrezen hier
kerken en kapelletjes. De uitgedeelde kaart van Over-
ijssel vermeldt wel veertig van dergelijke leycentra.
Het was spijtig dat de beloofde historische geografie
totaal ontbrak. Het zou spannend zijn geweest als
het esoterisch docententeam was aangevuld met een
aardse, historisch geograaf. Alleen al om te zien of de
magie en ratio iets voor elkaar zouden kunnen
betekenen. Op mijn vraag aan de excursiebegeleider
namens KCO of men wel vaker van dit soort uitstap-
jes organiseerde, keek hij een tikkeltje vermoeid.
Nee eigenlijk niet, maar dit is ook een manier om
‘ruimtelijke kwaliteit’ te beleven. Volkscultuur,
voegde hij er zacht aan toe. MJvB
www.kco.nl
Kan iemand ons beschermen tegen de natuurbescher-
mers?, luidde de kop boven een opiniestuk in NRC Handelsblad van 7 augustus 2010. Het stuk was
geschreven door Ruben van Luijk, die werd afgetiteld
als ‘promovendus’ (een ruim begrip) aan de universiteit
van Tilburg. Het stuk bevatte een aanklacht tegen de
natuurorganisaties, die zich hebben ontwikkeld tot
projectontwikkelaars met een dure hobby: ‘nieuwe
natuur’, onder meer in de Gelderse Poort. Het bepleitte
een aanpak waarbij de organisaties zich zouden inzetten
voor een ‘ecologisch verantwoorde, maar niettemin
productieve en commercieel levensvatbare sector, met
inzet van bestaande en aspirant-landbouwers.’ Op het
stuk kwamen enkele nuan cerende reacties. Sommige
oude cultuurlandschappen zijn danig versleten, nieuwe
milieus hebben tijd nodig zich te ontwikkelen, schreef
Frits Maas uit Dordrecht. Hoofddoel van de terrein-
beherende organisaties blijft het beheren van natuur-
gebieden. Slechts 4 procent van het areaal aan land-
bouwgrond wordt ‘opgeofferd’ aan nieuwe natuur,
aldus directeur natuurmonumenten Jan Jaap de Graeff.
De aanval op de natuurbeheerders herinnert aan een
ander, veel groter gremium dat sinds enige tijd onder
vuur ligt: het IPCC-klimaatpanel van de Verenigde
Naties (Intergovernmental Panel on Climate Change).
Fouten in klimaatrapportages hebben deze instelling
veel negatieve publiciteit bezorgd. Maar uit onder-
zoek is gebleken dat het panel op de hoofdpunten
wel degelijk gelijk heeft. De fouten waren bij nader
onderzoek ‘ondergeschikte details die de realiteit
van een ongewoon snelle klimaatverandering niet
wegnemen’ (Martijn van Calmthout, de Volkskrant31 augustus 2010). Een internationale onderzoeks-
commissie o.l.v. Robbert Dijkgraaf concludeert dat
het IPCC niet voldoende is toegerust op haar gevoelige
taak. Net als een aantal van de natuurbeschermers
is het voortgekomen uit een groep enthousiaste
vrij willigers. Nu zou een professionalisering moeten
plaatsvinden met vastere richtlijnen en meer onaf-
hankelijkheid in het bestuur.
Deze uitkomst klinkt ferm, maar wekte bij mij grote
twijfel. Want is het niet diezelfde professionalisering
die de Vereniging Natuurmonumenten en Staats-
bosbeheer voor de voeten wordt geworpen? Het lijkt
er eerder op dat de hoeders en beheerders van ons
klimaat ook mensen zijn, met alle voor- en nadelen
die daar aan kleven. En er is nog iets anders: het
fenomeen van de backlash. Dat laatste is iets waar je
misschien ernstig mee moet uitkijken, in het zicht
van een rechts kabinet. MH
foto Marie-José van Beckhoven
Natuurbeschermers onder vuur
Werkzaamheden in de Engbertdijksvenen (linker foto) en herstelwerkzaamheden aan de bronnen op Stadswallen van Ootmarsum en Oldenzaalfoto’s Erwin Zijlstra
7o
ost
OK
TO
BE
R 2
0107
Meer dan tweehonderd (!) professionals
en geïnteresseerden waren aanwezig bij
het debat, 7 september in LUX Nijmegen,
over de toekomst van de stad. Wethouders
Hannie Kunst (Stedelijke ontwikkeling,
Cultuurhistorie, Maatschappelijk Vastgoed
en P&O) en Jan van der Meer (Ruimtelijke
ontwikkeling Waalsprong, Wonen, Klimaat
& Energie en Groen & Water) presenteerden
hun plannen voor de komende vier jaar. Een
aantal deskundigen was uitgenodigd om
deze van kritisch commentaar te voorzien.
De korte presentaties van Kunst en Van der
Meer concentreerden zich op het Waalfront,
de Waalsprong en Dukenburg met als
sleutelwoorden: bezuinigen, duurzaamheid
en cultuurhistorie. De economische crisis wil
men het hoofd bieden door selectiever met
bouwplannen om te gaan en door het tempo
van uitvoering te faseren. Maar in principe
wordt er doorgebouwd. In tegenstelling tot
de meeste andere steden en regio’s in Oost-
Nederland staat Nijmegen immers volgens
het CBS tot 2040 een groei van maar liefst
20.000 mensen te wachten. Eric Luiten (land-
schapsarchitect & hoogleraar cultuurhistorie
en ontwerp Delft) was kritisch over de factor
cultuur-historie in het masterplan voor het
Waalfront (Liesbeth van der Pol & Lodewijk
Baljon): te veel volgens het perspectief van
de antiquair geïnteresseerd voornamelijk
in artefacten, ten koste van de optiek van de
biograaf. De vraag stellen naar het volgende
hoofdstuk in de biografie van deze locatie,
biedt volgens Luiten een beter uitgangspunt.
Daarmee kan Stad Treft Rivier, hét thema van
2000 jaar historie, een waardig vervolg krij-
gen. Stedenbouwkundige Martin Dubbeling
pleitte ervoor om bij de Waalsprong fors in
te zetten op woningbouw die energie produ-
ceert in plaats van het terugdringen van
energieverbruik. Wat betreft Dukenburg,
stadsdeel ontstaan in de jaren zestig, heeft
de gemeente de ambitie om een omvattende
visie te ontwikkelen ingeruild voor het
streven naar maatwerk, met als voorbeeld de
HAN-locatie (Mecanoo architecten) aan de
Van Schuylenburgweg. Ondanks het door
B&W gestelde ideaal ‘Wij blijven werken aan
een ongedeelde stad’ vrezen bewoners dat
hun wijken weinig prioriteit krijgt in plan-
vorming én uitvoering. Maar Kunst maakt
zich sterk voor bouwkranen in Dukenburg. MJvB
Uitgebreid verslag: zie www.ruimteinlux.nl
Een van de
grootste pro-
blemen die onze
welvarende
wereld stelt aan
het milieu vormt
die van het afval.
Geen wonder
dat al decennia
wordt gezocht naar middelen om vuil in
schoon te keren: afval dat dient als voedings-
bodem voor iets anders waarmee het milieu
kan worden gespaard. Het is prettig dat
Oost-Nederland in de ontwikkeling van
deze technologie een rol kan spelen.
Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn:
een echte gesloten kringloop in een produc-
tieproces. Hier en daar lijkt het mogelijk. Zo
werken twee Gelderse bedrijven samen om
afval uit de aardappelverwer-kende industrie
te verwerken met behulp van algen. Het gaat
om algenkweker Ingepro Renewables uit
Borculo en afvalwaterzuiveraar Waterstromen
uit Lochem. Op het terrein van Waterstromen
in Olburgen wordt gewerkt aan een instal-
latie om afvalwater te zuiveren. Het laatste
restje van de zuivering gebeurt met behulp
van algen. En deze worden gevoed met
behulp van afvalwater uit de levensmiddelen -
industrie. Hoe biologischer het afvalwater,
des te breder inzetbaar zijn de algen. Naast
de zuivering van water vormen ze ook een
bron van eiwitten, koolhydraten, vitamines
en pigmenten waar de farmaceutische- en
voedingsmiddelenindustrie zijn voordeel
mee kan doen.
De samenwerking bevindt zich nog in de
onderzoeksfase. De benodigde onderzoeks-
duur is ongeveer twee jaar. Het project wordt
financieel ondersteund door het innovatie-
fonds van waterschap Rijn en IJssel, en een
bijdrage van de provincie Gelderland. MH
De ene hand wast de andere
Hoe ziet Nijmegen eruit in 2014?
Aan deze rubriek werken mee: Marie-José van Beckhoven, Mariëtte Haveman, Lamberthe de Jong
Boerderij Oosterhuisweg, Deventerfoto Het Oversticht
Algenkweker Ingepro Renewables, Borculofoto Ingepro Renewables
Karakteristieke panden in buiten-gebied DeventerElke streek is te herkennen aan zijn boerderijen. In de gemeente
Deventer zijn dat bijvoorbeeld de hallenhuisboerderij en de
dwarshuis- of krukhuisboerderij. Zulke panden hebben een eigen
karakter en zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol.
De laatste jaren is daar veel aandacht voor, vooral omdat veel
boerderijen niet meer als bedrijf in werking zijn en oude of
nieuwe eigenaren willen vernieuwen of verbouwen.
Deventer vindt het streekeigen karakter erg belang rijk. Daarom is de
gemeente – samen met Olst-Wijhe en Raalte – gestart met de actuali -
satie van het bestemmingsplan voor het buitengebied (buiten de
bebouwde kom). Onderdeel van het plan is het aanwijzen van karakte -
ris tieke panden om de oorspronkelijke kwaliteit van de bebouwing beter
te behouden. Dan gaat het vooral om het beeld. De status karakteristiek
heeft in de provincie Overijssel als beleidsconsequentie dat functie -
wijziging makkelijker is en sloop is niet meer mogelijk.
Aan het Oversticht, kennis- en adviescentrum ruimtelijke kwaliteit in
Zwolle, werd gevraagd om onderzoek te doen en ook de actualisatie
van de gemeentelijke monumentenlijst mee te nemen. De onder-
zoekers richtten zich op erfinrichting, erfstructuur, relatie met land-
schap en het gebouw (gaafheid, architectuur- en cultuurhistorische
waarde). Er kwam een lijst met meer dan zevenhonderd panden, die
– op afstand – gefotografeerd en beschreven werden. Een monniken-
werk, want de onderzoekers bezochten vrijwel alle buitenwegen.
In het uiteindelijke advies kwam een voorstel om 275 panden aan te
wijzen als karakteristiek, negentien als monument en extra onderzoek te
doen naar veertig monumentwaardige panden. De gemeente Deventer
is inmiddels gestart met het aanwijzen van boerderijen in de voormalige
gemeente Bathmen, waar nog geen gemeentelijke monumenten waren.
De provincie Overijssel heeft de ervenconsulent ingesteld, die advies
geeft over gebouwen en beplanting bij erftransformaties. Motto is
‘het landschap verandert en de erven veranderen mee’. Belangrijk voor
degenen wiens boerderij of pand als karakteristiek of monument
wordt aangewezen. LdJ
Informatie: www.oversticht.nl, www.deventer.nl, www.erveninoverijssel.nl
8
Circul van de OoijFotoessay Daniel Nicolas
oo
stO
KT
OB
ER
2010
9o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Zicht vanaf Ooijse Bandijk op de Persingensestraat
10
oo
stO
KT
OB
ER
2010
> Circul van de Ooij
Paarden en wandelaarsdiep in de Groenlanden
Maakte de Nijmegenaar vroeger op zondagmiddag een wandeling in de
Goffert, tegenwoordig doet hij een rondje Ooij. Het Circul* van de Ooij (de
Ooijpolder) is buitengebied, maar in het weekend lijkt het wel een stadspark.
De hangjeugd sleept zijn bierkratten naar strandjes langs de Waal. Skeelers,
fietsers en lopers maken file op de Ooijse Bandijk. Oortjeshekken is van
dorpscafé uitgegroeid tot een bruisend paviljoen aan de Bisonbaai. En voor
wie de Ooijpolder te klein is, ligt er achter Erlecom nog een polder, de Duffelt
die doorgaat tot ver in Duitsland met vele extra kilometers dijkwegen en
wandelpaden. Zij kunnen neerstrijken in de Oosters aandoende theetuin,
bekoorlijke oase in de verwilderde Millingerwaard.
Sinds kort zijn elf veldpaden over particuliere grond opengesteld voor
publiek. Maar de Ooij is meer dan uitloop voor de stad. Dwars door het
menselijk weefsel van wegen en akkers voeren wildsporen en veepaden.
De biotopen zijn talrijk en afwisselend: de Oude Waal, restant van een
vroegere rivierloop, kleiputten met moerasbos, rivierduinen, een diepe
zandwinplas, verlaten steenfabrieken, terpen, wielen en kleine bospercelen,
alles tegen de achtergrond van de donkere hellingen van Ubbergen. Dit half
ruige, half boerenland trekt, ’s winters en ’s zomers, mensen en dieren aan.
Hun ontmoetingen verlopen niet altijd zonder wrijving. In juni werd de
jacht op damhert opengesteld. Reden: vraatschade. Toch gedijt de Ooij, ook
economisch, omdat hier op een steenworp afstand van de stad uitersten
elkaar raken: heuvels en rivierenland, wildernis en mensenhand.
* Zo heette het waterschap dat in 1580 door het Hof van Gelre werd ingesteld. De naam verwijst naar de ringvan dijken die het gebied omsloot.
DOOR AD HABETS
Voormalige steenfabriek aan de Ooijse Bandijk
11o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
De oever van de Bizonbaai in de Groenlanden
LINKS
Ooijse Bandijk nabij de Oude Waal
RECHTS
Terras Hotel Restaurant Café Oortjeshekken, Erlecomsedam, Ooij
12
oo
stO
KT
OB
ER
2010
> Circul van de Ooij
Vlietberg nabij de Oude Waal
De loopbrug bij de Bizonbaai in de Groenlanden
13o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Kinderen onderzoeken het wilde terrein van de Groenlanden
LINKS
De Stalhouderij Kasteelsche Hof is gelegen op de voorburcht van het voormalige Kasteel Ooij, Hezelstraat, Ooij
RECHTS
Zicht vanaf de Persingensestraat richting Ubbergen
Woonboten langs de Ubbergseweg nabij de Waalbrug
oo
stO
KT
OB
ER
2010
14
DOOR TRIX BROEKMANS
Het landschap van mijn jeugd
Dubbelinterview Jan Siebelink en Jan Cremer
15o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Jan Siebelink (links) en Jan Cremer foto’s Christiaan Krouwels
16
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Jan Siebelink: ‘Het landschap van mijn jeugd is heel
belangrijk geweest voor mijn schrijverschap. Velp ligt
op de grens van de Hoge Veluwe, van de Veluwe-
zoom, waar het omhoog gaat naar de Posbank, en
aan de andere kant loopt het af naar de rivier de IJs-
sel. Mijn ouders komen van de overkant van de rivier
en daar woonden mijn opa’s en oma’s en hadden alle
tantes en ooms boerderijen. Aan de overkant liepen
we drie kilometer het land in, over hekken, vlonder-
tjes, kleine beekjes... want daar was geen weg. Vóór
tien uur moest je terug bij het veer zijn. Dan trok je
aan een bel, dat klonk enorm ver over het water. Het
duurde heel lang eer er aan de overkant een man uit
het veerhuis kwam, met een lantaarn.’
Jan Cremer: ‘De veerman!’
Siebelink: ‘Prachtig woord hè. En dan hoorde je de
riemen van het roeibootje plassen over het water.
Eerst ging-ie stroomopwaarts mee langs de kribben
en dan opeens maakte hij de oversteek naar hier en
door de stroom kwam hij uit waar wij stonden te
wachten. Vaak was het heel donker en regenachtig
weer en pikkedonker op het water. Mijn moeder zei:
“Dat dat altijd goed gegaan is...” Want de IJssel was
een brede, sterk stromende rivier. Maar toch zwom ik
in de zomer als jong van dertien, veertien schepen
achterna. De meest glorieuze tijd van mijn leven.
Vanaf het veerhuis zwommen we naar het midden van
de rivier. Dan wachtten we op een sleep die richting
Arnhem ging, klommen in het roeibootje dat er achter
hing en vandaaruit op het dek. Daar gingen we lekker
liggen zonnebaden tot de Rijnbrug in Arnhem. Daar
doken we af, lieten ons met de stroom terugdrijven
naar Velp en zo waren we de hele dag bezig.’
Avontuurlijk en gevaarlijk.Siebelink: ‘Je realiseerde je niet dat het gevaarlijk
was. Maar er was één jongetje, dat zal ik je vertellen,
Pietje Heer..’
Cremer: ‘Dé Pietje Heer?’
Hilariteit. Siebelink: ‘Pietje Heer was mijn vriendje in
de tweede en derde klas lagere school. We mochten
zwemmen tussen twee kribben waar een afscheiding
met kurk was gemaakt. De vader van Pietje ging mee
en hield ons in de gaten. Hij begint te praten met een
buurman, en opeens is Pietje weg. Meegezogen in de
stroom tussen die kribben. Een paar kribben verder is
hij opgedregd. Hij ligt begraven naast de kwekerij van
mijn vader. Ik ga er nog altijd even kijken. Pietje komt
in allerlei vermommingen in mijn verhalen voor. De
rivier speelt in mijn boeken een heel grote rol.’
Een heel ander landschap dan het Enschede waar JanCremer tot zijn zestiende is opgegroeid, vereeuwigd in De
Hunnen.
Siebelink: ‘Ik ben het weer aan het lezen. Prachtig. Ik
moet af en toe wél stoppen...’
Cremer: ‘Nee, je moet dóórrammen.’
Siebelink: ‘Waar je het ook opslaat, ik vind het mooi.’
Cremer: Wat ik beschrijf is Enschede tot 1956, een
smokkelstad aan de grens. Ik ben eigenlijk aan de
verkeerde kant van de grens geboren, aan de Duitse
kant had ik een heel ander leven gehad dan in het
Enschede van toen. Een heel erg ruwe stad. En
daaromheen de natuur. Twente vind ik nog steeds
het mooiste gebied van Nederland. Ik heb absoluut
heimwee naar dat Twente.’
Siebelink: ‘Misschien is het er wel woester dan bij ons.’
Cremer: ‘Twente is nooit door de Romeinen bezet
geweest. Wel aan deze kant tot aan Oldenzaal, maar
niet aan de Enschedese kant. De sporen daarvan kun
je nog steeds vinden, in de karakters. Maar het
Twente dat ik heb gekend bestaat niet meer. Van het
oude Enschede is ook bijna niets meer over. Ik ben er
dertig jaar niet meer geweest, en nu kom ik er weer
regelmatig. De band wordt steeds sterker.’
Hoe komt dat?Cremer: ‘Ze zijn bezig met een Cremer Museum. Op
een heel symbolische plek. De vuurwerkramp heeft
zowat alles vernield in de wijk Roombeek, behalve één
gebouw: het Balengebouw. Dat is een vierkant, sturdygebouw, waar vroeger alle katoenbalen uit de wereld
werden verzameld. Daar kwamen de fabrieksbazen
hun katoen uitzoeken. Dat wordt het Cremer Museum.’
Siebelink: ‘Ik dacht dat het alleen nog plannen waren.’
Cremer: ‘Nee jongen, het is er allemaal al. Je kunt het
bekijken op internet. Het is gemoderniseerd door
Rem Koolhaas. Die heeft het gebouw horizontaal
doorgesneden en er iets tussen gezet. Het wordt een
heel mooi modern museum.’
Siebelink: ‘En daar komen jouw schilderijen?’
Cremer: ‘Mijn werk komt daar te hangen, maar ook
werk van jonge kunstenaars.’
Twee monumenten uit de Nederlandse literatuur. Bestsellerschrijvers Jan Siebelink en Jan Cremer. Twee
jongens uit het oosten. Siebelink (72) is geboren in Velp, Cremer (70) in Enschede. Cremer vereeuwigde
de ruige smokkelstad Enschede in zijn boek De Hunnen, Siebelink gaf Velp een ereplaats in de literatuur
met zijn boek Knielen op een bed violen. Over ‘de meest glorieuze tijd van mijn leven’. Dubbelinterview
> Dubbelinterview
Cremer: ‘In Twente hebben de mensenaltijd de blik op het oosten gehouden.Twentenaren leven met hun rug naarhet westen.’
17o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Siebelink: ‘En ook nog kleding van jou, of de pen
waar je mee schrijft?’
Cremer: ‘Vooral schilderijen. En manuscripten. Maar
ik ga er ook masterclasses geven. Een derde van het
museum is aan mij gewijd.’
En in Velp kun je Siebelinks Knielen op een bed violen
na lopen. Siebelink: ‘Die wandelingen maak ik zelf. Ik heb heel
simpel een kaartje getekend, met de kwekerij van
mijn vader aan de Bergweg, de katholieke begraaf-
plaats ernaast en de haag ertussen waar de predikers
doorheen kropen. En ook de hoofdstraat van Velp
naar Arnhem waarheen mijn vader met de bakfiets de
planten wegbracht. Vrouwen lopen die wandeling in
groepen van zestig.’
Wie heeft dit bedacht?Siebelink: ‘Ikzelf. Mensen kwamen steeds weer met
heel veel vragen: waar was de kwekerij en waar stond
de boerderij van je opa, waar was het veerhuis en hoe
kom je daar. Toen heb ik dat kaartje getekend, dat
kunnen mensen aanklikken op internet en dan krij-
gen ze bijvoorbeeld een foto te zien van de boerderij
waar mijn moeder is geboren en waar mijn vader is
geboren. Het wordt heel erg gewaardeerd.’
Cremer: ‘Je moet er een boekje van maken.’
Wat is er nog over van de kwekerij?Siebelink: ‘Het huis waar ik vanaf mijn eerste levens-
jaar heb gewoond, staat er nog en het pad naar de
kwekerij is er ook nog, maar op de kwekerijgrond
is onlangs een huis gebouwd. Dus daar mag ik niet
meer komen, de kwekerij bestaat niet meer. Op de
katholieke begraafplaats zouden hele mooie dure
huizen komen te staan, maar de bisschop van
Utrecht heeft bepaald dat de komende eeuw die
begraafplaats bewaard blijft.’
Komt dat door het boek?Siebelink: ‘Absoluut door dat boek. Iedereen denkt
trouwens dat mijn vader en moeder daar begraven
liggen, maar ze liggen op Heiderust bij Rheden.
Pietje Heer ligt daar wél begraven.’
Cremer: ‘Jij had het over de rivier. Toen ik klein was
zat ik onder meer in een kinderthuis in Heelsum, bij
Doorwerth. Om een uur of zes werden we wakker
door het fluiten van de steenfabriek, aan de Rijn.
Dan begonnen ze te werken.’
Siebelink: ‘Dat heb ik nooit gehoord.’
Cremer: ‘Zo had je in Enschede het lied van de arbeid.
Een uur voordat het werk begon, klonk één toon, na
een half uur twee tonen, een kwartier van te voren
drie tonen en een korte stoot een paar minuten
ervoor.’
Siebelink: ‘O ja?’
Cremer: ‘En als je dan niet binnen werd, was je
ontslagen. Alle fabrieken hadden hun eigen fluit,
en ik kende alle fluiten uit mijn hoofd. Dat heette
het lied van de arbeid.’
Siebelink: ‘Schitterend.’
Jullie hadden al heel vroeg een scherp oog voor details.Cremer: ‘Ik zal het je nog sterker vertellen. Een dag
of drie, vier geleden, zag ik in een boek een foto van
mijn geboortehuis. Vervolgens droomde ik voor het
eerst in zestig of vijfenzestig jaar over mijn oude huis
in de Emmastraat. De bijkeuken, de kamer, de
etalages. Ik heb vroeger weleens geprobeerd het
me te herinneren, en nu liep ik plotseling door mijn
huis heen.’
Dat huis is er niet meer?Cremer: ‘Nee. Maar elke taxichauffeur wijst gewoon
iets aan en zegt: dat is het geboortehuis van Jan
Cremer.’
Jullie keken blijkbaar al als jong kind met schrijversogennaar je omgeving.Cremer: ‘Je wordt als schrijver of schilder geboren.
Dat is een doem. Elk kind kan prachtig tekenen,
mooie teksten schrijven, en op school wordt dat alle-
maal afgeleerd. Hij moet binnen de lijntjes schrijven,
en tekenen naar voorbeelden, en zo wordt alle
creativiteit kapotgemaakt. Maar degenen die daar
niet aan meedoen, de rebelse kinderen, die zichzelf
blijven, dat zijn kunstenaars. Die gaan een moeilijke
weg, over een doornen pad.’
Siebelink: ‘Dat pad gaat ook door de woestijn, want
je weet niet wat er gaat gebeuren. Het kan misgaan.
Je kunt niet slagen en geen succes hebben.’
Cremer: ‘Dat is die doem. Maar als schrijver heb je
wel een streepje voor op andere mensen. Je let op
en daardoor zie je meer. Ik heb een fotografisch
geheugen, ik kan je de kaart van Enschede voor-
tekenen tot 1956.’
Siebelink: ‘Dat heb ik ook.’
Cremer: ‘Andere mensen lopen gewoon door. Ik zie
alles. Ik heb altijd alles goed geobserveerd.’
Siebelink: ‘Maar je verhevigt natuurlijk wel de werke-
lijkheid. Mijn ouders waren heel gewone mensen met
alleen maar lagere school, maar ik heb er mythische
figuren van gemaakt.’
Die doem, is dat een last die op je schouders ligt?Siebelink: ‘Nee, maar ik heb heel sterk gehad toen ik
een jaar of acht, negen jaar was, dat ik wist: wat ik nu
zie op die kwekerij en mijn vader die daar zwoegde
van vijf uur ’s morgens tot diep in de avond, dat ga ik
hoe dan ook aan de wereld vertellen. Dat moet
iedereen weten. Daar kon ik niet mee blijven rond-
lopen, want dan zou ik uit elkaar spatten.’
Cremer: ‘Ik heb vanaf mijn veertiende baantjes gehad
waarin ik zwaar uitgebuit werd en ik dacht: wacht
maar jongens, ik onthoud alles en ik ga het op -
schrijven, met naam en toenaam.’
Siebelink: ‘Jan is rebelser dan ik. Ik ben toch meer
bourgeois, en de angst om geen geld te hebben
noopte mij te gaan studeren voor onderwijzer en later
leraar, zodat ik in ieder geval een vast inkomen had.
Ik was heel erg bang om geen geld te hebben.
Desnoods ging je bij het leger, als je maar bij het rijk
zat. Dat was veilig. Ik heb bij de luchtmacht gezeten,
zelfs nog twee keer een jaar bijgetekend, dat leverde
een bonus op van negenhonderd gulden. Daar
konden mijn ouders dan weer een maand van
rondkomen. Ik heb altijd voor hen gevochten.
Mensen zeggen soms: wat heb je toch een moeilijk
leven gehad, met die vader en dat strenge geloof en
zo, maar ik heb precies het leven gehad dat ik
hebben wilde.’
Cremer: ‘Jajaja. Ik ook.’ >
18
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Jan Cremer (links) en Jan Siebelink
19o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Mooi contrast: het spannende Enschede, en het bezadigdeVelp.Siebelink: ‘En van Velp beschrijf ik niet meer dan de
kwekerij en de twee straten eromheen. Dat is mijn
wereld, een heel klein wereldje. En de weg naar
Arnhem en naar het veer. Verder snij ik alles weg wat
ik niet nodig heb. Want het gaat om het drama.’
Cremer: ‘Soms haal je eraf, soms voeg je toe. Dat is
de taak van schrijver en schilder. Boetseren met
beelden. Heel veel beeld maken.’
Voor de eerste keer vanuit Enschede naar Vroomshoop endan besluiten: ik wil de wijde wereld in. Cremer: ‘Ja, dat was in 1943. Mijn moeder en ik reden
het station uit in dat stomende zwarte monster en
plotseling was alles anders. Fantastisch. Andere
mensen, andere weilanden, andere bossen. Vanaf
dat moment wilde ik op reis. Daar ligt de kiem.’
Misschien ooit nog voorgoed terug naar Twente?Cremer: ‘Nou, laat ik het zo zeggen: het landgoed
in Italië, waar ik nu woon, is goedkoper dan een
boerderijtje in Twente. (Lacht.) Onbetaalbaar. Een
jaar of twintig geleden wilde ik een boerderij in
Twente hebben. Ik belde een vriend van me, een
makelaar en vroeg of ie een mooi oud Saksisch
boerderijtje kon vinden. Hij zei: da’s goed, wat heb je
ervoor over? Ik zei: zestigduizend gulden. Toen werd
het stil. Ik denk: godverdomme, ik ben veel te hoog
gaan zitten. Zegt hij: zet er maar een nul achter. Toen
al. Het is echt niet te betalen. Maar ik zou er wel
willen wonen ja, absoluut. Maar dan aan de Duitse
kant. Want zodra je de grens over bent, stilte jongen,
ruimte, heerlijk. Kom je weer terug, overal auto’s,
hartstikke druk. En ik moet ruimte hebben.’
Siebelink: ‘Als ik met mijn cabriootje even wil hard -
rijden, ga ik op de Duitse Autobahn eventjes richting
de tweehonderd.’
Cremer: ‘Ja, lekker.’
Siebelink: ‘En na een uurtje rijden ben ik weer
helemaal rustig.’
Zou hij weer in Velp willen wonen?Siebelink: ‘Nee. Want dan kan ik niet meer schrijven.
Dan kom ik mensen tegen die ik vaag herken en
daar word ik nerveus van, ik wil niemand zien. Maar
met mijn racefietsje ga ik wel altijd richting Velp en
Arnhem. En naar de Posbank en Rheden. En dan ga
ik even naar het huis kijken waar mijn moeder
zwaaide als ik op bezoek was geweest. En een ijsje
eten, of een haring, of even naar de boekwinkel. Heel
simpele dingen. En dan weer naar huis. We hebben
een heel schattig oud huisje dat honderd jaar oud is,
in oud-Ede.’
De Stichting Nederland Cultuurlandschap heeft een industrieterrein in Ede aanwezen als zo ongeveer het lompste stukje Gelders landschap.
Siebelink: ‘Maar dat is tegen de A12 aan. Wij wonen
aan de noordkant waar de Ginkelse hei begint,
echt een schitterend terrein met bijzondere dassen-
burchten. Ik wil Ede wel verdedigen. De Staten
hebben bepaald dat Ede moest groeien en Ede is
gegroeid tot een stad van wel honderdduizend
mensen. Velp groeit nooit, Velp zit gebonden
tussen de heuvels en de rivier. Velp is nog helemaal
zoals het was.’
Siebelink: ‘Louis Ferron, een intieme vriend van me,
zei een keer toen we zaten te eten in de Achterhoek,
waar het vlakke land begint: dit land loopt precies zo
door, door Duitsland heen, door Polen heen, tot in
Rusland toe. Dat vond ik een mooi beeld.’
Cremer: ‘In Twente hebben de mensen altijd de blik
op het oosten gehouden. Twentenaren leven met hun
rug naar het westen. In Vriezenveen had je de Rusluu,
dat waren de Vriezenveners die zaken deden met
Rusland. Russische namen herinneren daar ook nog
aan. Berkov, admiraal van de vloot van Peter de
Grote, kwam uit Ootmarsum en heette Berkhof.
De Twentse keuken is ook anders dan in het westen.
De specerijen werden vroeger via de Hanzesteden,
dus ook Kampen, Deventer, Zutphen naar het oosten
gebracht, naar de tsaren, want die gebruikten veel
specerijen. Kruidnagel, kaneel, nootmuskaat. Dat
vind je nog steeds in Twente terug. Koop daar maar
een droge metworst, of de koek van Bussink.’
Siebelink: ‘Dit is helemaal nieuw voor mij. Ik leer
wat vandaag.’
Cremer: ‘Twente was ook een centrum voor Oost-
Europeanen die daar in de textiel kwamen werken.
Op het station stonden de ploegbazen de krachtige
mensen ertussenuit te zoeken. En de mooie meiden
voor hun zonen. Er kwamen Hongaren, Russen,
Oekraïners, Tsjechen. Dat zag je terug in de keuken.
Tientallen restaurants. Hongaars, Pools, Italiaans
ook. Daar is helaas weinig meer van over. Door de
universiteit is het weer een beetje terug, maar die
oude eethuizen van de Hunnen zijn verdwenen. Ik
ben blij dat ik daar geboren ben, dat meen ik echt.
In een fabrieksstad die ongekend is in het westen
van Nederland. En ook nog een grensstad. Met alle
elementen waar een schrijver uit kan putten.’
Siebelink: ‘Ook ik ben blij met mijn geboorteplek.
Ik had als jongen een enorme ruimte, mijn vriendjes
kwamen bij mij verstoppertje spelen, overal kon je je
verschuilen, achter rietmatten en zonnebloemvelden.
Ik was heel trots dat ik een vader had met zo’n stukje
land.’
Blijft die jeugd in dat landschap de voedingsbodem?‘Cremer: ‘Ik denk het wel.’
Siebelink: ‘Die bron is onuitputtelijk.’
Cremer: ‘Die blik is toen gevormd.’
Siebelink: ‘En daarmee blijf je naar de wereld
kijken.’ <
> Dubbelinterview
Siebelink: ‘Want de IJssel was een brede, sterk stromende rivier. Maar toch zwom ik in de zomer als jong van dertien, veertien schepenachterna. De meest glorieuze tijd van mijn leven.’
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/57
20
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Kasteel Nederhemertfoto’s Luuk Kramer
21o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Van een landschap zeggen dat de tijd er heeft stilgestaan, is een cliché.
Het is wel een bijzonder cliché, want, anders dan veel andere clichés, is
het nooit helemaal waar. In welk Nederlands landschap dan ook is de
moderne tijd doorgedrongen. Bijna overal loopt bij voorbeeld wel een
asfaltweg waar auto’s op rijden die ons doen beseffen dat we in het
begin van de eenentwintigste eeuw leven – nog beter dan aan kleding
of kapsels valt een tijdperk te dateren aan de hand van automodellen.
Ook in Nederhemert-Zuid, een dorpje met ongeveer 45 inwoners in het
uiterste westen van Gelderland bij de grens met Brabant, rijden auto’s
die onmiskenbaar van deze tijd zijn. Heel veel zijn het er niet, want ze
kunnen slechts een rondje rijden rondom kasteel Nederhemert of met
een kleine kettingpont over de afgedamde Maas naar Nederhemert-
Noord rijden. Op zondag gaat de pont niet, want Nederhemert-Noord
is een streng gereformeerd dorp. Hier beieren op zondag ’s ochtends
en laat in de middag klokken die gelovigen oproepen naar een klein
gerefor meerd kerkje te gaan om het woord van de Heer te horen en
te zingen op hele tonen. Allemaal gaan ze naar de kerk, zoals ze dat
al tientallen jaren doen: in hun beste kleren lopen gezinnen – de
mannen in het zwart, de vrouwen in lange rokken en met hoedjes –
over de bochtige Maasdijk die niet zichtbaar is aangetast door de
recente dijkverzwaringen. Zo zorgen ze elke week weer voor een
archetypisch Nederlands tafereel.
Voor gebouwen geldt ook dat ze de tijd nooit helemaal ongeschonden
hebben doorstaan. Voor Kasteel Nederhemert, een van de attracties in
Nederhemert-Zuid, is dit zelfs zacht uitgedrukt. In het laatste jaar van
de Tweede Wereldoorlog brandde het door geallieerde beschietingen
af. Na de oorlog verviel het tot een ruïne. In 1957 droeg de eigenaar, de
familie Wassenaer die ook andere bezittingen heeft in Nederhemert-
Zuid, de ruïne over aan de staat. Op zijn beurt gaf die het kasteel in >
Een tijdwonder in Nederhemert-ZuidDOOR BERNARD HULSMAN
Nederhemert-Zuid
OOST gaat over ruimte en cultuur. Op het kruispunt waar deze twee terreinen elkaar raken,
bevindt zich vaak een interessant gebouw. Soms zijn zulke gebouwen wat in de vergetelheid
geraakt. Hetzij als gevolg van de veranderde mode, omdat het in onbruik is geraakt of als
gevolg van de oprukkende omringende bebouwing. In zijn rubriek Vergeten gebouwen zet
Bernard Hulsman een dergelijk gebouw opnieuw in de schijnwerpers. Vergeten gebouwen (5)
22
oo
stO
KT
OB
ER
2010
1961 in langdurige erfpacht aan Geldersch Landschap en Geldersche
Kasteelen. Pas in het begin van de eenentwintigste eeuw zag dit
genootschap kans om het te restaureren.
Toen de restauratie in 2005 gereed was, was het kasteel anders dan
vlak voor de brand in 1945. De negentiende-eeuwse neogotische
toevoeging was weggelaten, een bewijs van de nog altijd incomplete
rehabilitatie van de negentiende-eeuwse bouwkunst. De vele andere
uitbreidingen van het kasteel, sinds het omstreeks 1300 als woon-
toren begon, werden wel min of meer hersteld. Het is nu weer een
klassiek kasteel, met verschillende torens en zalen rondom een
binnenhof.
Het kasteel is niet publiek toegankelijk en wordt nu gedeeltelijk
verhuurd als kantoor. In de grote zaal worden nu en dan huwelijken
voltrokken. Het is verder ook niet nadrukkelijk aanwezig op ‘het
eiland’, zoals Nederhemert-Zuid in de Bommelerwaard bekend staat.
Anders dan bijvoorbeeld het naburige Slot Loevestijn is Kasteel
Nederhemert geen gebouw dat de omgeving domineert, maar ligt het
verscholen achter grote bomen, waaronder twee sequoia’s, en een
vreemde diepliggende slotgracht die veel weg heeft van een ven.
Ook de rest van de oude boerderijen en landhuizen in Nederhemert-
Zuid zijn ontegenzeggelijk in de loop der tijd veranderd. Net als
bijvoorbeeld de oude centra van Nederlandse steden, zijn ze nu ver-
moedelijk in betere staat dan ze lange tijd gedurende de twintigste
eeuw zijn geweest. De meeste eigenaren hebben hun huizen mooi
opgeknapt, verval is ver te zoeken op het eiland. Maar echt grote
veranderingen zijn moeilijk aan te wijzen. Recente nieuwbouw is
er niet – dat zou ook moeilijk zijn, want Nederhemert-Zuid is een
beschermd dorpsgezicht – en wie bijvoorbeeld naar de door bomen
omzoomde weide langs de Kasteellaan loopt, krijgt ondanks de
auto’s het gevoel dat hier erg weinig is veranderd. De paarden in de
wei, de ruisende bomen, de pittoreske huizen die precies op de goede
plek staan, de spits van hervormde kerk die in de verte boven de
bomen uitsteekt – zo ongeveer moet het hier een eeuw geleden ook
zijn geweest. De meest in het oog springende nieuwigheid die je
hier kunt aanwijzen, is de paal met een wiel voor een ooievaarsnest
midden in de wei. Die stond er twintig jaar geleden niet, maar is pas
neergezet toen de ooievaar was teruggekeerd in Nederland.
Toch is niet het landschap het grootste tijdwonder van Nederhemert-
Zuid. Dat is de Speeltuin Nederhemert, volgens de eigenaren een van
de oudste, zo niet de alleroudste in Nederland – ‘de eerste vermelding
van de speeltuin in de krant dateert van 15 mei 1915’, meldt een web-
site over attracties in de Bommelerwaard trots. Ongetwijfeld zijn er
ook andere speeltuinen in Nederland die dit over zichzelf beweren.
Maar het is onwaarschijnlijk dat daar net zulke oude speeltoestellen
staan als in Nederhemert-Zuid. Het is alsof het nadrukkelijk de
bedoeling is van de eigenaren van de speeltuin om niet met hun tijd
mee te gaan. Alle vijftigplussers zullen de verschillende draaimolens,
meerpersoonsschommels en de hoge glijbaan van ijzer en hout
herkennen als de toestellen waar ze zelf in hun jeugd uren hebben
gedraaid, geschommeld en gegleden. Het is verbazend dat deze
robuuste museumstukken nog in gebruik zijn, nu overbezorgde
ouders elk risico willen uitsluiten en zelfs wipkippen op een rubberen
vloer te gevaarlijk vinden voor hun peuters.
Ook de eenvoudige houten keet, die dienst doet als restaurant en bar,
is sinds de bouw nauwelijks veranderd. En op het terras, waar net
als in de speeltuin grote, oude kastanje- en eikenbomen zorgen
voor een dak van bladeren, is de hedendaagse wereld alleen door -
gedrongen in de vorm van de gegoten plastic tuinstoelen, die sinds
de jaren negentig overal op de wereld, van Afghanistan tot Canada,
worden gebruikt. Wie hier met zijn rug naar de geparkeerde auto’s
gaat zitten en de stoelen wegdenkt, begint onvermijdelijk te denken:
ja, hier heeft de tijd echt stilgestaan. <
> Vergeten gebouwen (4)
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/58
Speeltuin Nederhemert
23o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Een prachtig voorbeeld van een geslaagde transformatie
is te vinden in Hengelo: de oude gieterij uit 1902 van
Stork, nu in gebruik door het ROC van Twente. Harry
Abels (IAA Architecten, Enschede) tekende voor de
nieuwe inrichting van dit rijksmonument. In de opdracht
was de eis voor duurzaam bouwen meegenomen en
dat resulteerde onder meer in acht zonneschoorstenen,
water uit een stadsbron en vloeren die gekoeld en
verwarmd worden met betonkernactivering. De bouw
duurde zeven jaar en in 2009 was de enorme hal, die
al leegstond sinds 1979, klaar.
Het ROC had negen verspreid liggende vestigingen, maar
biedt nu de 7.000 studenten één locatie aan. De grote hal
is het middelpunt. Vanuit deze ruimte worden de onder-
wijsruimten bereikt; er is plaats voor restaurants, winkels
en zelfs voor concerten dankzij de goede akoestiek.
Op de galerijen zijn voor elke afdeling ruimtes ingericht.
Daarnaast zijn aparte plekken voor de studenten.
Jongeren die metaal of bouwkunde studeren, kunnen
hier in werkelijkheid zien wat hun vak inhoudt. De
meesten moesten wel wennen. ‘Is het al af ?’ blijkt
een terugkerende vraag.
In het nieuwe gebouw hangt veel kunst. Een deel is
meegenomen uit de oude vestigingen, waaronder beeld-
houwwerk en textiel. Indertijd konden scholen voordelig
kunst aankopen via de eenprocentsregeling. Nieuw is
onder andere een groot kunstwerk in de vorm van een
klok van Hester Oerlemans, waarvan de cijfers vier meter
hoog zijn. Er is zelfs sprake van een kunstroute voor
het gebouw.
In maart 2009 werd het project ROC van Twente uit vijftig
kanshebbers uitgeroepen tot BNA Gebouw Jaar 2009
Regio Oost. Oud-Stork medewerkers geven er rond-
leidingen. Het bouwproces is gedocumenteerd in de
kloeke uitgave IJzer en lef. Het nieuwe leven van een oude gieterij met oude beelden en recente foto’s. Agnes
Booijnk maakte meer dan 8.000 foto’s van deze
transformatie (zie: publicaties, p. 46). INFORMATIE
hartvanzuid.rocvantwente.nl
Van gieterij naar ROC van Twente DOOR LAMBERTHE DE JONG
LINKS
Grote fabriekshal oude gieterij Stork, Hengelofoto ROC van Twente
RECHTS
Grote hal van het ROC van Twente, Hengelofoto Anja Brokers, ROC van Twente
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/59
24
oo
stO
KT
OB
ER
2010
De argeloze krantenlezer zal de indruk krijgen dat het met de ver -
betering van onze natuur en landschap wel goed zit. Want hoeveel
artikelen gaan de laatste jaren niet over plannen met allemaal het-
zelfde doel: de kwaliteit van onze natuurlijke omgeving te verbeteren
en de biodiversiteit niet verder te laten afkalven? De Ecologische
Hoofdstructuur, de Kaderrichtlijn water, Natura 2000, Nationale
landschappen, subsidieregelingen voor particulieren. Dat alles moet
onze natuurlijke leefomgeving toch een geweldige impuls geven?
Het blijkt tegen te vallen.
Van alle bossen in Nederland ligt 38 procent in Gelderland en Over-
ijssel. De oostelijke VVV’s geven in hun folders en brochures ook
graag hoog op over de natuurlijke kwaliteiten van beide provincies.
In juni echter verscheen het rapport Nederland van de Kaart van de
Vereniging Nederlands Cultuurlandschap. Niet de minsten behoor-
den tot de opstellers. Prof.drs. Fons Asselbergs, oud-rijksadviseur
voor cultureel erfgoed en hoogleraar Monumentaal Bouwkundig
Erfgoed aan de Radboud Universiteit Nijmegen bijvoorbeeld. En
drs. Chris Kalden, directeur Staatsbosbeheer. Het beeld dat zij van
ons landschap schetsen is ontluisterend: ‘Er is iets grondig mis met
ons landschap en haar fundamentele waarden. Tientallen jaren van
eenzijdig denken en handelen hebben afbreuk gedaan aan het land-
schappelijk erfgoed van ons en onze kinderen. Niet alleen in his-
torische maar ook in natuurlijke zin is ons erfgoed zwaar beschadigd,
soms zelfs verdwenen. Ondanks dat het kabinetsprogramma
Nederland mooi verheven is tot speerpunt van regeringsbeleid, heeft
dat in de praktijk niet geleid tot zelfs maar het begin van de gewenste
landschappelijke verfraaiing en financiering.’
In het rapport is vervolgens een waarderingslijst opgesteld waarin de
mooiheid van provincies wordt uitgedrukt. Gelderland en Overijssel
scoren met een respectievelijke derde en vijfde plaats niet heel
beroerd. Maar daarmee is het goede wel gezegd. Want veel deugt
niet. Zo zijn in Gelderland kleinschalige coulisselandschappen van
de Gelderse Vallei, de Liemers, de Graafschap en de Achterhoek
grotendeels verdwenen of staan onder druk. De Veluwe weet zich
ingesnoerd door verstikkend korset van dorpen en infrastructuur.
Exact hetzelfde geldt voor de bossen oostelijk en zuidelijk van
Nijmegen. In het rivierengebied gaat vooral de kwaliteit van de
Betuwe sterk achteruit, wat ook geldt voor het Land van Maas en
Waal. De opsomming is niet uitputtend. Dus al ligt in Gelderland
het grootste bosgebied van Nederland, zelfs van Noordwest-Europa,
slecht 35 procent mag van de Vereniging Nederlands Cultuurland-
schap gelden als mooi.
Overijssel (31,9 procent mooi) komt er in de rapportage al niet beter
vanaf. De provincie is weliswaar gevarieerd en heeft landschappelijk
veel te bieden, maar is al veel moois kwijtgeraakt. De druk op het
landelijk gebied is groot. De uitdijende verstedelijking in Twente
Twee jaar geleden ondertekenden rijk, provincies, gemeenten en tientallen belangen-
organisaties op het gebied van milieu, natuur, landbouw, mobiliteit en recreatie in de
Kathedraal van Kootwijk het ‘Akkoord van Apeldoorn’. Het heette een gezamenlijke
noodkreet te zijn, om ‘mooi Nederland’ te behouden en de verrommeling tegen te gaan.
De ondertekenaars beloofden de komende drie jaar plannen en financieringen uit te
werken die leiden tot een forse impuls voor het landschap. Daarna is er helaas weinig
meer van vernomen.
Landschappelijk beheer in Oost-Nederland: een treurig hoofdstukDOOR PETER LEUNISSEN
25o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
bijvoorbeeld tast nog zeer gave landschaps -
patronen aan. Bij Kampen, IJsselmonde en
Zwolle voelen de ommelanden ook de druk
van de groeiende steden. Het patroon van
landgoederen, houtwallen en slagenland-
schappen met singels is door schaal-
vergroting in de landbouw ernstig aangetast.
Het rapport schets eerder een beeld van
verval dan van herstel van de landelijke en
natuurlijke waarden. Toch zijn talloze
partijen met dat laatste bezig. De grote
natuurbeheerders als Staatsbosbeheer,
Natuurmonumenten en Gelders Landschap
Natuurlijk. Maar ook landgoedeigenaren,
particulier of in een stichtingsvorm als de
Stichting IJssellandschap. Of landbouwers
die minder extensief gaan boeren. En over-
heidsorganisaties als Rijkswaterstaat en
waterschappen. De eerste heeft bijvoorbeeld
bij de uitvoering van de plannen Ruimte voor
de Rivier een serieus speerpunt gemaakt van
natuurontwikkeling langs de IJssel. De
schappen werken aan de verbetering van
kwaliteit en biodiversiteit door onder meer
beeksaneringen, het aanleggen van vistrap-
pen en aangepast peilbeheer om verdroging
tegen te gaan.
Waarom komt de Vereniging Nederlands
Cultuurlandschap dan toch tot zulke treurige
conclusies? Feit is dat we van ver moeten
komen. Er is veel verloren gegaan. Tot ver
in de jaren tachtig was ‘groen denken’ het
exclusieve domein van politieke splinter-
partijen. Ten tweede: de aandacht mag nu veel
algemener zijn, maar de druk op onze beperkte
hoeveelheid grond is aanzienlijk groter.
Wonen, werken, infrastructuur, recreatie,
natuur en landbouw eisen allemaal hun part
van de schaarse grond. En in de belangen-
strijd is natuur of behoud van landschappe-
lijke waarde lang niet altijd het leidende
motief. Met andere woorden: er gaat nog
steeds landschappelijke kwaliteit verloren.
Een derde belangrijke reden waarom herstel
zo langzaam gaat is simpelweg gebrek aan
geld. Lees de laatste jaarverslagen van de
grote natuurbeheerders er maar op na.
Grondaankopen stagneren (onder meer)
omdat er minder geld komt van overheden of
donateurs. Staatsbosbeheer kampt zelfs met
grote problemen om het onderhoud aan haar
terreinen te kunnen bekostigen. In het licht
van de forse bezuinigingen die de overheid
wil realiseren, is de verwachting dat de geld-
kraan voor natuur en landschap eerder verder
dicht zal gaan, dan open. >
De Empese en TondenseHeide. Een relatief kleinnatuurgebied in de IJssel-vallei, tussen Zutphen enEerbeek. Het natte heide-gebied en de blauwgras-landen zijn aangewezenals Natura 2000-gebied,het maakt deel uit van deEcologische Hoofdstruc-tuur en bovendien heeft deprovincie Gelderland hetgebied aangewezen als‘waterparel’ en TOP-gebiedvoor de bestrijding vanverdroging. Desondanksdreigt het gebied, waarzeldzame planten en dierenvoorkomen, verloren tegaan. Het is door de land-bouwactiviteiten in de omgeving (en de aanlegvan sloten daarvoor) verdroogd geraakt. Financiering van de aankoop van landbouw-gronden lijkt het probleemte zijn.
Natuurmonumenten in De Wieden en Staatsbosbeheer in De Weerribben (Noordwest-Overijssel) werken sinds 2006 aan een groot project ‘Nieuw leven voor het moeras’. Dat beoogt de bijzondere moerasnatuurin het gebied te versterken en ontwikkelen. Maatregelen, als het graven van petgaten en afplaggen van rietland, zorgen dat de variatie aan bijzondere planten en vogels blijft en groeit. foto’s Erwin Zijlstra
De Empese en Tondense Heide
foto HH / Koen Verheijden(boven) en Herman Engbers
26
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Godelieve Wijffels, directeur van Natuur en Milieu Overijssel, is dan
ook niet bijzonder tevreden over de vooruitgang van de kwaliteit van
het Overijsselse landschap. ‘Natuurlijk wordt er op veel plaatsen
gewerkt aan herstel van landschappelijke waarde en de kwaliteit van
onze natuurlijke omgeving. Maar feit is wel dat we in het door de VN
uitgeroepen “Jaar van de Biodiversiteit” er nog steeds niet in slagen
een eind te maken aan het afbrokkelen van de soortenrijkdom in ons
land. We kampen ook in Overijssel met grote problemen door ver-
droging, vermesting en verzuring. We boeken wel wat vooruitgang in
de aanpak daarvan, maar aan de andere kant zie je dat bijvoorbeeld
het aantal vleesvarkens en kippen dat in Overijssel wordt gehouden
nog steeds toeneemt. Tussen 2004 en 2009 met 10 procent. Dat legt
weer een extra druk op het milieu.’
De provincie Overijssel moet in 2018 ruim 22.000 hectare nieuwe
natuur hebben gerealiseerd in het kader van de EHS. De teller staat
op de helft. Binnen de EHS gaat het met veel beschermde planten-
soorten beter dan daarbuiten. Wijffels: ‘Het is daarom jammer dat je
ziet dat het tempo van de aanleg van de EHS overal stagneert. Dat is
niet alleen nadelig voor onze natuur. Ook het draagvlak brokkelt af.
Als bijvoorbeeld grondaankopen of grondruil telkens op de lange
baan gaan door gebrek aan geld of procedures, haken mensen af.
Dat is vreselijk zonde. Natuur is geen luxe. De baten van een mooie
omgeving zijn veel hoger dan de lasten. Alleen al de positieve invloed
die het heeft op het welzijn en de gezondheid van mensen.’
Volkert Vintgens, directeur van de Gelderse Milieufederatie, oordeelt
in dezelfde lijn: ‘De natuur staat nog steeds onder zware druk, vooral
in het landelijk gebied. Veel biodiversiteit is verloren gegaan of dreigt
Hersteld cultuurlandschap in HoogBuurlo op de Veluwe. Oorspronkelijk eenheidelandschap met lanen, schaaps-kooien, schapendriften en akkers. Desporen van de eeuwenoude geschiedeniszijn in het landschap nog heel goedterug te zien. Staatsbosbeheer herstelthet gebied in ere. Onder meer door debouw van een nieuwe schaapskooi enherstel van de zichtlijnen en akkerrand-begroeiing.
> Landschappelijk beheer
NoordPeil landschap & stedenbouw in opdracht van Staatsbosbeheer, Landschapsplan Hoog Buurlo, 2007-2008 foto’s NoordPeil landschap & stedenbouw
27o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
verloren te gaan. En ik heb het gevoel dat we ook te weinig voortgang
boeken in de verbetering van de kwaliteit. Als je kijkt naar de invul-
ling van de EHS, daar is echt de vaart uit. We kunnen wel vergeten
dat de gestelde doelen worden gehaald voor 2018. De provincie
bezuinigt. Er zijn weliswaar ruilgronden aangekocht om bijvoorbeeld
boeren aan te bieden die te dicht bij kwetsbare gebieden zitten. Maar
er wordt weinig geruild. De procedures zijn te ingewikkeld en te on-
doorzichtig. Ik zie bovendien dat delen van de EHS (die gelegen zijn
buiten de Natura 2000-gebieden en de Nationale landschappen, red.)
sinds de invoering van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening
in de knel komen. Gemeenten kunnen door die wet bestemmings-
plannen vaststellen, die ingaan tegen dat wat rijk of provincie willen.
Weliswaar kunnen die dat door algemene maatregelen van bestuur en
provinciale verordeningen tegengaan, maar die maatregelen zijn niet
genomen. Nu zie je dat stukken EHS door gemeenten worden
weggesnoept voor woonwijkjes of infrastructuur.’
Zelfs Eibert Jongsma, die zich bezighoudt met de regeling ‘Groene en
Blauwe Diensten’ in Overijssel, verzucht dat – ondanks het succes van
de regeling – het soms dweilen met de kraan open lijkt. In samen-
werking met het gros van de Overijsselse gemeenten en de provincie
tracht zijn organisatie karakteristieke elementen in het landschap te
behouden, te herstellen en soms aan te leggen. Het gaat dan om
houtwallen en singels, hoogstamboomgaarden en kikkerpoelen.
‘We zijn zes jaar bezig. Onze projecten zijn vrij kleinschalig, maar
gaandeweg zie je wel dingen gebeuren. We slagen erin stukjes land-
schap die kwaliteit terug te geven die we met zijn allen zo waarderen.
Het is een illusie te denken dat we terug kunnen naar het als
arcadisch ervaren platteland van pakweg honderd jaar geleden.
Als je dat al zou willen. Maar alleen grote, strakke stukken landbouw-
grond zonder boom of struik willen we zeker niet.’
Maar Jongsma ziet ook nog steeds landschapselementen verdwijnen.
‘Voor sommige boeren is elke meter die vrucht oplevert er één. En
sommige elementen hebben hun functie verloren en worden verwaar-
loosd. Dan zie je een houtwal waar de onderbegroeiing verdwijnt en
de bomen uiteindelijk vervallen. Helaas hebben wij niet de capaciteit
dat alles in stand te houden. Het mooiste zou zijn als burgers zich
ook meer voor behoud van dat soort elementen zouden inzetten. Een
buurtschap bijvoorbeeld, dat zich opwerpt om een bomensingel te
behouden. Door bij de gemeente op de stoep te staan of misschien
zelf te investeren. Hoeft niet alleen met geld, dat kan ook door op
zaterdagochtend met zijn allen zo’n stukje verwaarloosde natuur eens
aan te pakken. Tenslotte: het landschap is van iedereen. En dus ook
ieders verantwoordelijkheid.’
Twee jaar geleden ondertekenden rijk, provincies, gemeenten en
tientallen belangenorganisaties op het gebied van milieu, natuur,
landbouw, mobiliteit en recreatie in de Kathedraal van Kootwijk het
‘Akkoord van Apeldoorn’. Het heette een gezamenlijke noodkreet
te zijn, om ‘mooi Nederland’ te behouden en de verrommeling tegen
te gaan.
De ondertekenaars beloofden de komende drie jaar plannen en
financieringen uit te werken die leiden tot een forse impuls voor het
landschap. Daarna is er helaas weinig meer van vernomen. <
Houtwallen, singels, hoogstamboomgaarden en kikkerpoelen dragen bij aan de kwaliteit en de variatie van het Overijssels landschap. Veel ervan is verloren gegaan en gaat nog verloren. Met de regeling ‘Groene en Blauwe Diensten’ wordt getracht waar mogelijk te behouden en te herstellen.
Landgoed De Poll, Bussloo (links) en Woltberg bij Steenwijk foto’s Erwin Zijlstra
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/60
28
oo
stO
KT
OB
ER
2010
De openbare ruimte wordt soms voorgesteld als een anonieme omgeving, waarop woorden
als ‘infrastructuur’ en ‘herindeling’ van toepassing zijn. Maar iedereen heeft wel een plek,
een plein of een park waar hij of zij zich mee verbonden voelt. In elke aflevering van OOST
voert Tim Pardijs een gesprek met zo iemand: een markante oosterling, op een markante
plek van zijn of haar keuze. De geliefde plek (3)
DOOR TIM PARDIJS
Marcel Möring op zijn geliefde plek de Holterberg
foto Rein Lammers
29o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
Een stofwolk wordt van de Holterberg geblazen, over het kleine witte station-
netje waar Marcel Möring (1957) op het perron stapt. Hij is gekleed in een
driedelig pak: wit overhemd, grijs katoenen gilet, donkerblauwe pantalon en
jasje met een grove ruit. Hij heeft geen speciale plek in gedachten, ‘als het
maar een beetje uit de wind is.’ We kiezen een smal geasfalteerd fietspad
omhoog.
‘Bij het schrijven van Louteringsberg had ik dit landschap in gedachten’, vertelt
Möring over het tweede deel van zijn trilogie, het vervolg op Dis. Het is de
‘louteringsberg’ voor de hoofdpersoon, Marcus Kolpa, maar de schrijver is
hier de laatste tijd niet meer geweest. Juist niet. ‘In mijn hoofd is deze plek
gemythologiseerd, en dat moet ik zo houden. Een bezoek ondergraaft dat
beeld. Ik gebruik deze plek omdat hij een betekenis heeft gekregen. De
hoofdpersoon is een moderne intellectueel met een grote zware bril zoals ik
die heb, die de wereld van meningen achter zich laat. Het zegt wat over een
man als hij daar een huis koopt. Geïsoleerd in de natuur, waar hij nu hij
halverwege de vijftig is, zich afvraagt wat echt is in zijn leven en wat niet.’
Over een grindpad bereiken we het terras van Hotel Hoog Holten en bestellen
koffie. Möring steekt een sigaret op. ‘Mooi is het hier hè. Onvervangbaar’,
zegt hij ontspannen, terwijl hij om zich heen kijkt naar de bomen met
daarachter de glooiende akkers, het witte stationsgebouw en het dorp
Holten. ‘Ik ben geboren in Enschede en opgegroeid in Assen, dus dit zijn de
landschappen van mijn jeugd. Die verdwijnen nooit uit mijn hoofd. Het is
nog steeds mijn mentale habitat, waar ik als ik schrijf goed in kan komen.
Ik zou hier wel een huisje willen kopen, maar dat is er nog niet van gekomen.
Ik woon in Rotterdam omdat mijn vrouw er werkt, maar eigenlijk ben ik een
provinciaal. De manier waarop het leven zich hier voltrekt: er is meer ruimte
om de dingen de dingen te laten zijn. In een stedelijke omgeving staat alles
onder druk, je mag niets missen. Het voelt alsof ik op twee plekken tegelijk
ben. Ik weet ook wel dat ik in Rotterdam niet op mijn plek ben, maar zo gaat
het soms in het leven.’ De uitbarsting op de vraag of hem dat dan frustreert,
komt onverwacht en is moeilijk te plaatsen. Luid lachend: ‘Ja! Geweldig frus-
trerend!’ Later, kalmer: ‘Wat me elk jaar weer dwars zit, is dat ik niet meer
kan ruiken dat de seizoenen veranderen. Daar kan ik maar niet aan wennen.
Ik ben het contact kwijt met de echte wereld.’
Als we door het rulle zand de Holterberg aflopen richting het station, de
uitgestelde vraag. ‘Ja, natuurlijk’, luidt het antwoord. ‘Anders zou ik dit boek
niet geschreven hebben. Ik ben daar zelf ook over aan het nadenken: ben ik
wel wie ik ben? Of moet ik gereinigd worden van het stof dat ik onderweg
opgedaan heb?’ Marcel Möring zwijgt. Zijn voeten werpen beetjes zand vooruit. <
MarcelMöring
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/61
30
oo
stO
KT
OB
ER
2010 Berichten van
de Waalkant
Jan Hein van Rooy
DOOR MARIE-JOSÉ VAN BECKHOVEN
De oever van de Waal bij Nijmegen blijkt niet alleen voor schrijvers een onuitputtelijke bron
van inspiratie. Kunstenaar Jan Hein van Rooy bundelt de bewegingen van het water tot
rivierschrift, en verzamelt drijfhout tot een ornithologisch laboratorium. Naast inspiratie is er
ergernis. ‘Je zou wensen dat het allemaal iets behoedzamer zou kunnen. Dat een gebied
eens wat rust wordt gegund’, verzucht de kunstenaar .Maar de bulldozers van RWS kennen
geen rust in hun reddingsoperatie van het lage land: Ruimte voor de Rivier.
Eindelijk weer eens zonder regenjas naar buiten.
Een prachtige dag voor een afspraak met kunste-
naar Jan Hein van Rooy, voor een tochtje naar de
rivier en om wat rond te kijken in het atelier bij
zijn woonhuis in Beuningen.
Liefde voor het landschap is niet alleen een
belangrijk leidmotief in zijn levensverhaal, dat
begint in 1940, maar onmiskenbaar ook het
hoofdthema van zijn werk als kunstenaar. Dat
concentreert zich feitelijk op twee soorten
landschap, dat van de Waal en het berg- en
erosielandschap in Spanje. Hoe verschillend
ook, de bron van beide ligt in zijn jeugd. Meer
dan het nabijgelegen kustgebied houdt hij van
de polders bij Den Haag. Urenlang tuurt hij als
kleine jongen door het zolderraam van hun huis
in Voorburg naar de weilanden die zich – hoe
anders dan nu – uitstrekken tot aan de horizon.
Ook de fantastische miniatuurlandschappen die
zijn vader knutselt als decor voor de speelgoed -
treintjes laten een onuitwisbare indruk achter.
Gevoel voor schone kunsten, architectuur en
vormgeving wordt met de paplepel ingegoten.
Hoe kan het anders, met Berlage als grootvader,
een moeder die de kunstnijverheidsschool
bezocht en een vader die reclamechef was?
Begin jaren zestig leert hij op een Amsterdams
reclamebureau de beginselen van de grafische
technieken. Na een paar jaar studie aan de
avondschool van de kunstacademie, afdeling
grafische vormgeving en publiciteit, belandt
hij in 1966 als klusjesman in Spanje en maakt
daar zijn eerste vrije werk: monoprints van de
structuur van de Spaanse aardbodem. Rots -
tekeningen, maar dan op papier. Twee jaar later
vestigt hij zich in Nijmegen. ‘Het rivierlandschap
was een belangrijke reden om te verhuizen’,
vertelt hij. ‘Prachtig! En altijd een goed gevoel
als je met de trein over de brug komt en de stad
aan de Waal ziet liggen.’ Sindsdien is hij eigen-
lijk steeds dicht bij de rivier – behoudens de
periode in het najaar wanneer hij samen met
levensgezel Ine Klijn op werkreis door zijn
moederland Spanje trekt.
Bijna dagelijks, weer of geen weer, fietst hij in
de vroege ochtend vanuit huis westwaarts rich-
ting Ewijk, dorpje vlakbij de grote verkeersbrug
Jan Hein van Rooy, Ornithologisch laboratoriumfoto Marie-José van Beckhoven
31o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
van de A50 over de Waal. Daar de dijk op en dan in
oostelijke richting naar de Ewijkse Plaat, die op his-
torische kaarten ‘de Prins’ heet. Vlakbij raaibord 892,
voor schippers de aanduiding in kilometers tot het
begin van de vaarweg. Hier gaat de fiets tegen het hek.
Deze dag fiets ik mee. We lopen langs de schapen
naar de oever. Gevraagd naar zijn favoriete seizoen
zegt hij, na enige aarzeling, toch het meest van het
prille voorjaar te houden. ‘Het allereerste begin
wanneer de lijnen in het landschap er nog duidelijk
zijn en vooral de bomen dat begin van kleur (zacht
rood rose lichtgeel) laten zien voordat ze met groen
komen’, schrijft hij een paar dagen later in een brief.
Tussen de briefregels door komt de scheepvaart
voorbij. In kapitalen: CONFIANZA, AQUITANE,
SWISS CROWN.
Jan Hein wijst op de kribben die Rijkswaterstaat
afgelopen najaar bij wijze van proef tussen Beuningen
en Druten met zo’n twee meter heeft verlaagd. Vol-
gens berekening zal het waterpeil bij hoogwater dan
weer luttele centimeters lager uitkomen. De opval-
lende berg basaltblokken met rivierbaken en radar is
een zogenaamde innovatieve eilandkrib, recent
ontwikkeld ter verbetering van scheepvaart én
natuur. Met het megagrondverzet voor de dijk-
verhoging en -verzwaring in de jaren negentig in het
geheugen gegrift, wordt dit de zoveelste ingreep in
het rivierlandschap. Jan Hein zucht, je zou wensen
dat het allemaal iets behoedzamer zou kunnen. Dat
een gebied eens wat rust wordt gegund. Maar de bull-
dozers van RWS kennen geen rust in hun redding-
soperatie van het lage land: Ruimte voor de Rivier!
We naderen zijn vaste stek naast een oude wilg met
ferme luchtwortels. De werkplek waar hij kijkt,
schetst en tekent, observaties en gedachten noteert,
brieven en gedichten schrijft. En kijkt en nog eens
kijkt. Ooit lag hier de Steenarend met zijn meters wijde
vleugels die hij maakte van aan de Waalkant gevon-
den bakstenen en later van basalt. ‘Het gaat op en
neer met de waterstand. (…) De steenarend was nog
maar net uit het water herrezen of een droge oosten-
wind had ’m bijna weer geheel onder het zand bedol-
ven. Korte tijd later werd ’ie weer overspoeld en nu
is ’ie weer prachtig blinkend zwart basalt uit de
onstuimig stromende rivier tevoorschijn gekomen’,
noteerde hij in een werkschrift. Uiteindelijk zou de
rivier de vogel weer terugnemen.
Jan Hein registreert de immer wisselende bewegingen
van het water, veroorzaakt door stroming, wind en
scheepvaart, vertaalt ze in beeld en bundelt ze tot
Rivierschrift. Taal van de rivier. Schetsboeken vol
potloodtekeningen, veel tonen grijs met hier en daar
wat oker en met vermelding van het passerende
schip. DEOVIRA, SEINPOST, NEPTUNUS. Of hij
kerft de waterlijnen in zink of aluminium, de droge
naalden, die hij later op het atelier afdrukt op het
vezelige papier van de moerbeiboom, nat inschildert
en vervolgens op linnen aanbrengt.
Met ervaren oog leest hij de watergrens, de ijle lijntjes
koolstof – vermoedelijk afval afkomstig van de
hoogovens uit IJmuiden dat van de schepen waait.
Of de bredere lijnen van aangespoeld gewas, verder
het Waalstrand op of zelfs tot tegen de dijk naarmate
het waterpeil stijgt. Hij herkent de golfslag van
diepgeladen zandschepen en de gigantische duwbak-
combinaties, ziet glinsterende linten lichtspoor in de
verte verdwijnen, weet hoe het water naar de oever
rolt of in kolken terugdraait bij de krib.
Hier in de Prins trekt het allemaal voorbij: de kudde
Konikpaarden met hun veulentjes, het roodvee, gak >
Jan Hein van Rooy, berichten van de Waalkant (droge naald aquarellen)foto Jan Hein van Rooy
32
oo
stO
KT
OB
ER
2010
> Jan Hein van Rooy
Jan Hein van Rooy, berichten van de Waalkant (droge naald aquarellen)foto Jan Hein van Rooy
33o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
gak de ganzen, de scholeksters en aalschol-
vers. De stoere wandelaarster met zwaar
getatoeëerde linker bovenarm. Jan Hein ziet
het direct als zijn oude ‘waterboom’ weer
wat takken is kwijtgeraakt voor kampvuurtjes
van de dorpsjeugd of wildkampeerders.
Terwijl we verder slenteren, bukt hij af en
toe om een stukje aangespoeld hout op te
rapen. Pratend schat en voelt hij de vorm.
Er verdwijnt een stukje in zijn broekzak.
‘Er wordt in mijn hoofd gewerkt aan iets dat
er nog niet is’, lees ik in De roep van de steen-arend (voorjaar 2009). ‘Het oog richt zich hoe
langer hoe meer op vleugeltjes-, draaihals-
en vogelkophoutjes, pootjes, staartjes.’
Uiteindelijk zou zijn verzameling drijfhout
uitgroeien tot Het ornithologisch laboratorium,
waar hij als ‘laborant in tijdelijke dienst’
oevervondsten omtovert tot modellen van
riviervogels. De allermooiste, vind ik, zijn
de river-made’s: gevormd door de stroom
van het water, door weer en wind. Ach, zo’n
eigenwijs uiltje!
Zeker in tegenstelling tot het zomergroen
buiten, valt bij terugkeer in het atelier op dat
de kleur groen ontbreekt. Voor de extreme
erosielandschappen van Spaanse bodem is
dat nu eenmaal karakteristiek. Op wat steen-
eiken en olijfbomen na valt er zeker na de
hete zomer geen groen te bekennen. Maar
ook in zijn werk van het waterige polderland:
niks geen lieflijk groen struweel. Veel wit en
grijzen, grafische vertaling die structuur
blootlegt. Of het nou het laagland of het
hooggebergte betreft, Jan Hein van Rooy
zoekt en verbeeldt de lijnen van het land-
schap met de ruimte daartussen. Er scharrelt
een kipje het atelier binnen, het kijkt met
schrander oog eens rond en springt dan
tussen de vogels van drijfhout. Het gakelt. <
www.janheinvanrooy.nl
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/62
foto Marie-José van Beckhoven
Jan Hein van Rooy, Ornithologisch laboratoriumfoto Marie-José van Beckhoven
foto Marie-José van Beckhoven
34
oo
stO
KT
OB
ER
2010
34
De provincies Gelderland en Overijssel hebben een
bevolking van zo’n drie miljoen mensen, en een groot deel
van hen woont in de steden. Deze steden vormen van
oudsher een markant onderdeel van de ruimtelijke inrichting,
met een eigen schoonheid, traditie, en stedenbouwkundige
problematiek. Wat onderscheidt de steden van het oosten?
Welke oplossingen worden gevonden voor de problemen die
zich voordoen, en in hoeverre zijn goede bedoelingen terug
te vinden in het resultaat? Stadsdossier (5)
35o
ost
OK
TO
BE
R 2
01035
Spoorzone met tunnelbak, Almelofoto’s Erwin Zijlstra
36
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Jaren geleden maakte cabaretier Herman Finkers een inmiddels
beruchte grap over Almelo. Op het podium suggereerde hij dat er in
zijn geboortestad niets interessants gebeurt. De verkeerslichten
springen er op groen, en daarna weer op rood. Voor het overige zou
er niets te beleven zijn. Veel Almeloërs namen hem de grap kwalijk.
In deze postmoderne tijd is het imago van een stad immers een
belangrijk kapitaal. Wie wil er nou wonen, werken en investeren in
een stad die landelijk bekend staat als een suffig dorp? En dat terwijl
Almelo juist nadrukkelijk aan de snelweg van de nieuwe tijd timmert!
Net als in elk cliché schuilt er in de grap van Finkers een kern van
waarheid. Sinds de negentiende eeuw was Almelo een centrum van
de Twentse textielindustrie. De schoorstenen rookten en de
weeftoestellen ratelden, en alles was oké. Aan die vanzelfsprekend-
heid kwam een einde in de jaren zestig van de vorige eeuw, toen de
textielproductie snel onrendabel werd. Kort na elkaar sloten de
fabrieken, en de economie stagneerde. Almelo werd de enigszins
sleetse woonplaats van een leger langdurig werkloze ex-textiel-
arbeiders, waar niets meer leek te gebeuren.
Begin deze eeuw besloten de Almeloërs om de neergang niet langer
op zijn beloop te laten, en de tegenspoed krachtdadig te keren. In
2004 resulteerde dat in een masterplan, dat de komende kwart eeuw
de blauwdruk is van een omvangrijke herstructurering van de stad.
Het Almelose masterplan is een interessante studie naar de kern-
waarden uit het verleden, die als leidraad voor de toekomst gaan
> Almelo
Net als veel andere oude industriesteden staat Almelo voor een heftige keuze: van koers
veranderen of langzaam wegkwijnen, tot de laatste Almeloër het licht uitdoet. Almelo
heeft gekozen voor vernieuwing, op basis van oude waarden. Een masterplan geeft in de
volgende decennia richting aan dit proces. Het plan is intelligent, maar ook omstreden.
Een pleidooi.
Almelo: een oude stadwacht op vernieuwing
DOOR MARTIN PIETERSE
LINKS
Fabriekspijp en portiers-loge van de voormalige Van Heek-Scholco fabriek,Almelo
RECHTS
Het in 1995 gerestaureerdetorentje van de oude textiel-fabriek Ten Cate, Almelo
37
dienen. In die zin leest dit masterplan eigenlijk als
een soort ‘stadsdossier’, waarin heden, verleden
en toekomst op een inspirerende manier in elkaar
geweven zijn.
Knooppunt
Historisch gezien is Almelo altijd al een druk stadje
geweest, met zelfbewuste burgers. Gelegen op een
knooppunt van land- en waterwegen, werd hier
eeuwen geleden al handel gedreven, en weefden de
eerste ambachtelijke wevers hun wollen stoffen.
Burgertrots, nuchterheid, het typisch Twentse
noaberschap en een optimistisch arbeidsethos
maakten van Almelo, ook in sociaal en cultureel
opzicht, een interessante plek. Hier gebeurde wat.
Ondernemende heren legden kanalen en moderne
wegen aan, die er, samen met de ambachtelijke weef-
traditie, voor zorgden dat Almelo op een vanzelf-
sprekende manier klaar was voor de moderne
textielindustrie. Die industrie zorgde voor werk, en
bracht sommige investeerders rijkdom. De industrie
zorgde echter ook voor sociale en economische
scheefgroei. Almelo werd op veel plaatsen een
grauwe fabrieksstad met ruimschoots armoede
en achterstelling.
Na de snelle aftakeling van de textielindustrie
vertrokken de fabrieken, maar bleven de sociale
problemen. Er heerste een gebrek aan perspectief.
Voor hoog opgeleide, jonge en actieve mensen was er
in Almelo weinig toekomst. Zij trokken naar andere
delen van het land. Bovendien wilde niemand van
elders zich in het schijnbaar ingedutte Almelo
vestigen. Als gevolg vergrijsde en verpauperde de
stad nog verder.
Het in 2004 aangenomen masterplan moet die neer-
gang keren. Centraal staat de economische heron-
twikkeling van Almelo en de omliggende gebieden.
De oude, eenzijdige industrie komt nooit meer terug.
Als Almelo de leegloop wil stoppen en een continue
groei wil inzetten, moet er nieuwe bedrijvigheid
worden aangetrokken. De Almelose bedrijven van
de toekomst zullen duurzaam, veelzijdig, kennis-
intensief en innovatief moeten zijn. Ze zullen in staat
moeten zijn om ook in de toekomst mee te groeien
met de steeds veranderende technische en econo-
mische ontwikkelingen.
Zulke toekomstgerichte bedrijvigheid vraagt niet
alleen om slimme ondernemers, maar ook om een
ander soort werknemers dan de textielarbeiders van
weleer. De nieuwe werknemers zijn hoog opgeleid en
actief. Het zijn mensen die bepaalde eisen stellen >
oo
stO
KT
OB
ER
2010
De voormalige Stoomspinnerij Twenthe (architect A.G. Beltman, 1914), Almelo
38
oo
stO
KT
OB
ER
2010
aan hun werk, maar ook aan hun woon- en leefomgeving. Als je wilt
verhinderen dat talentvolle Almeroërs wegtrekken, en dat goede
mensen van buiten niet naar Almelo willen verhuizen, moet je een
stad creëren die ruimte biedt aan de bijzondere wensen van bijzon-
dere mensen. Een stad vol kwaliteiten.
Lobben
Volgens het masterplan liggen de kernkwaliteiten van Almelo aller-
eerst in de topografie van de stad en het ommeland. Almelo ligt
midden in een netwerk van eeuwenoude land- en waterwegen, dat
het verbindt met de rest van de wereld. Toen Almelo ging groeien,
groeide de stad tussen die verkeersaders in. Het masterplan spreekt
van vier ‘lobben’ met bebouwing, die op de plattegrond vaag de vorm
van vlindervleugels aannemen. De vier diepe insnijdingen tussen die
vlindervleugels lopen tot bij het centrum van de stad, en bestaan
hoofdzakelijk uit groenzones en water. Het hart van Almelo staat via
deze natuurrijke inhammen direct in verbinding met het fraaie land-
schap rondom de stad.
In de loop der tijd zijn die groene insneden verrommeld en dicht-
geslibd. Het masterplan voorziet in het herstellen en opschonen van
de vaak lange, rechte assen tussen stad en ommeland, zoals wegen,
kanalen en lange bomenrijen. Daarvoor is een grondige herstruc-
turering nodig. Zo zijn de beken de Aa en de Weezebeek vrijwel uit
het huidige stadsbeeld verdwenen. Die zullen nadrukkelijk weer in
het zicht worden gebracht. Almelo moet weer de waterstad worden
die het ooit was, vindt het masterplan.
Door het herstellen van die lange lijnen de stad uit, het landschap in,
moet Almelo weer een zichtbare eenheid gaan vormen met het oude
Twentse land waar het ooit uit voortkwam. Dat heeft niet alleen een
sentimentele historische betekenis. Een stad waar de natuur tot in
het centrum doordringt, is immers een aantrekkelijke stad. De
bijzondere band tussen stad en land maakt het prettig om in Almelo
te wonen, te werken en te investeren. Bovendien biedt de natuur
mogelijkheden voor hoogwaardige en dus economisch interessante
recreatie. Almelo zal nadrukkelijk worden ingebonden in het steeds
populairder wordende landelijke net van wandel- en fietspaden.
Als een spin in een web van heldere verbindingen kan Almelo, sterker
dan voorheen, de functie van regionaal centrum gaan vervullen, op
economisch en op cultureel gebied, en op het gebied van voorzienin-
gen. De naar buiten toe heropende stad Almelo zal intensief moeten
gaan samenwerken met omliggende steden als Enschede, Hengelo
en Borne.
Rommelig
Bovenaan de lijst van actiepunten staat een verbetering van de
binnenstad. Het masterplan constateert dat het centrum van Almelo
rommelig, onoverzichtelijk en onaantrekkelijk is. Bovendien is het
door de onlogische structuur slecht te bereiken. Zonder aantrekkelijk
centrum kan de stad niet opkrabbelen, vindt het masterplan. Het
plan wil de binnenstad als brandpunt van Almelo en van het
omliggende land herstellen.
Voor een deel zijn de beoogde aanpassingen puur technisch en
stedenbouwkundig van aard. Door betere toegangswegen en door
een logischer indeling van het winkelgebied wordt het centrum >
> Almelo
LINKS
De Gravenallee, Almelo
RECHTS
Gemeente Almelo, Kaart Ruimtelijke visie op de stad - MasterplanAlmelo, 2004kaart Gemeente Almelo
39o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
RECHTS
Gemeente Almelo, Kaart vijf samenhangende plandelen - Masterplan Almelo, 2004. Vijf Grote Opgaven: binnenstad/centrum, Noord, Oost, West, Zuid/Weezebeekzonekaart Gemeente Almelo
ONDER
Gemeente Almelo, Kaart met de te herontwikkelen toegangswegen van en naar het stadshart - Masterplan Almelo, 2004kaart Gemeente Almelo
40
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Grotestraat is een van de winkelstraten in het centrum met historische panden, Almelo
41o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
‘leesbaar’, waardoor je er beter de weg kunt vinden.
Maar er speelt in de veranderingen ook wat emotie
mee. Door groen en water nadrukkelijk in de binnen-
stad te integreren, ontstaan er aardige plekjes die
uitnodigen om er wat langer te blijven. Als het over
aardige plekjes gaat, krijgt het masterplan iets van
een moodboard. Met behulp van plaatjes uit andere
steden schetst het masterplan een beeld van een
mooier, krachtiger en zelfbewuster Almelo, waar je
midden in de stad je blote voeten in het water van de
Weezebeek kunt laten bungelen, genietend van een
verzorgd hapje en drankje in een van de florerende
nieuwe horecagelegenheden. Het bloeit en bruist in
het – nu nog virtuele – Almelo van de toekomst.
Op dit moment wordt de aanpak van de binnenstad
in Almelo druk bediscussieerd. De uitvoering van het
masterplan is inmiddels echt begonnen, midden in
de stad. En meteen zie je bij de burgerij reacties, die
lijken op de reacties van elke burgerij van elke stad
die rigoureus op de schop gaat: er heerst ongeloof
over de haalbaarheid van de mooie plannen uit de
studies. In Almelo vallen woorden als ‘megalomaan’
en ‘misplaatst’. Moet het nou zo groots? Kan het niet
een tandje minder?
Zulke reacties zijn begrijpelijk, omdat de burgers van
Almelo gewend zijn aan de vertrouwde situatie. Maar
de vertrouwde situatie van weleer is definitief ten
dode opgeschreven. De plannen voor de binnenstad
zijn groots, zeker. Maar het zijn wel de plannen voor
het toekomstige Almelo, voor een Almelo dat er nu
nog niet is, maar dat er over een kwart eeuw wel moet
staan, wil Almelo overleven. Dat is geen gemakke-
lijke onderneming. Het masterplan spreekt van ‘een
partij simultaan schaken’, om het complexe proces
van besluitvorming en uitvoering van zoveel verschil-
lende projecten door zoveel verschillende partners
gelijktijdig te beschrijven.
Door het uitvoeren van het plan in de komende de-
cennia krijgt Almelo iets terug van haar historische
open en landelijke karakter, dat in de negentiende en
twintigste eeuw voor een deel verloren ging in de
grauwheid van de industrialisatie. Juist die oude
waarden lijken de sleutel tot een nieuwe, kwalitatief
betere toekomst in de eenentwintigste eeuw. Het
huidige Almelose masterplan geeft hoop dat die
toekomst er is. Dat is geen utopie, maar Almelose
nuchterheid. <
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/63
Door het herstellen van die lange lijnen de stad uit,het landschap in, moet Almelo weer een zichtbareeenheid gaan vormen met het oude Twentse landwaar het ooit uit voortkwam.
Het Kolkje met zicht op toren Grote Kerk, Almelo Zicht over het Overijssels kanaal, Almelo
42
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Als het lente is, komt Loo tot leven. Hoewel wat
ingeklemd tussen de Oude Schipbeek en de A1,
voelen de honderd inwoners van de buurtschap zich
zo vrij als een vogel. De deur van de basisschool als
agenda van het dorpje staat symbool voor de plaat-
selijke roerigheid. De wandelvierdaagse wordt er
aangekondigd evenals het traditionele Loofeest en
het jaarlijkse tentoptreden met de rockband Jovink.
En wat meldt de deur ons verder op een A4’tje met
grote zwarte kapitalen: ‘Er is geen hoofdluis gecon-
stateerd’. Toch mooi, die schooldeur als ongewilde
spiegel van de gebeurtenissen in deze weggestopte
buurtschap.
Liefst vijftien dorpen en andere nederzettingen in
ons land hebben de naam Loo gekregen. Alleen al in
Overijssel en Gelderland ligt een vijftal oorden met
deze naam.
De buurtschap in de slagschaduw van de A1, ergens
tussen Holten en Bathmen, kun je van vier verschil-
lende kanten binnenkomen. Rond de viersprong
staan zo’n 25 panden. Ruime woonhuizen, een paar
twee-onder-een-kappers, een autohandel, een winkel
voor gereedschappen en andere producten voor het
buitenleven, een fraai restaurant met de naam Graaf
Otto, een bed & breakfast en het grote, witte school-
gebouw als middelpunt van de kleine gemeenschap.
In de hoek van het plein staat een enkelvoudige
brievenbus met ernaast een merkwaardige, geel
geschilderde ijzeren doos op een paal. Deze simpele,
vierkante blikken bus moet vrijwel zeker een krat
verbeelden. Gegraveerde sierletters vertellen ons dat
Loo in het bezit is van een buitengewoon origineel
wereldrecord. ‘Loo 1995. Bierkrat’n stapel’n. Pyramidevan 25586 kratten, hoogte 10 meter’, staat erop.
En daaronder wordt de hernieuwde en eveneens
geslaagde poging gemeld: ‘Loo 1997, 53955 kratten,hoogte 12,54 meter, 16 uur.’
Met die wetenschap schieten wij een oude heer aan,
die voor het huis met het opschrift ‘BAKKERIJ’ de
gebeurtenissen in zijn knusse woonplaats observeert.
Hij was, zo vertelt hij trots, de bakker van toen. Ook
had hij een meelhandel, zoals te zien is aan het laad-
vloertje op ruim een meter hoogte. ‘Mijn zoon is ook
bakker geworden, maar niet hier. Dat kon toen niet
meer uit’, zegt hij. ‘Daarvoor is deze buurtschap en
omgeving te dunbevolkt.’
Zijn vader kwam in 1924 van de Veluwe naar Loo en
begon er een bakkerij. ‘Met een ouderwetse oven, die
nog met hout werd gestookt. Hij heeft mij dat ook nog
geleerd. Er was geen elektrisch. We hadden carbid-
lampen. Ik zie nog voor me hoe in de oorlog een on-
derduiker zo hard op tafel sloeg, dat de lamp omviel.
Ik schrok, want we luisterden met ons allen heel aan-
dachtig naar de radio die onderin de rijstkast stond.’
Hij is 79 jaar. Dat hij op ons verzoek terug mag gaan
naar de eerste helft van de vorige eeuw, animeert
hem. Interessant is het verhaal over de schrale jaren
dertig. Zijn vader organiseerde dan in de begindagen
van de winter een zogenaamde verwerping. Voor een
paar centen mochten mensen die dat wilden, een
rubberen ring om een spijker proberen te gooien.
Wie won kreeg een krentenbrood, de troostprijs was
een bolletje. ‘Zo realiseerde hij wat extra inkomsten
om aan het eind van het jaar de rekeningen van de
benodigde grondstoffen te kunnen betalen.’
We lopen een tiental meters verderop. ‘Dit huis’,
wijst hij op een fraai pand bij de viersprong, ‘was
vroeger een café. Je had hier een smid, een kruidenier,
een manufacturier en twee cafés. Deze hier werd
geëxploiteerd door Berend Jan Wieleman en die
daarginds door zijn broer Gerrit Jan. Die twee gun-
den elkaar het licht in de ogen niet.’ Hilarische anek-
dotes genoeg. Als het jaarlijkse Loofeest gehouden
werd, zetten beide broers een feesttent neer.
‘Samenwerken? Nee, dat woord kenden ze niet.’
‘Zien jullie daarginds dat witte huis? Daar heeft
Stotijn gewoond, een drugskoerier die over de hele
wereld bekend was. Heb je hem gekend?’, vraagt hij
lachend. ‘En in het kasteeltje daarachter woonden
Hans Kazan en zijn gezin. De kinderen zaten hier op
school. Aardige mensen waren dat.’
Hij loopt een stuk terug en wijst op de boerenhoeve
van Scheperboer aan de Schipbeek. Achter de
boerderij heeft ooit kasteel Arkelstein gestaan. ‘Het
is in de Tachtigjarige Oorlog verwoest. Ik herinner
me nog dat ze vlak voor de oorlog de resten ervan
hebben opgegraven.’ Geen betere gids voor de
geschiedenis en aantrekkelijkheden van Loo dan de
oude bakker. Als hij ons vertelt dat de school ooit is
uitgeroepen tot de beste basisschool van Nederland,
nemen we graag het advies ter harte om een vijftiger
die tachtig meter verderop zijn caravan aan het uit-
pakken is, daarover aan te spreken. ‘Hij weet er meer
van dan ik.’
Het verhaal schijnt ten dele te kloppen. De man blijkt
het voormalige schoolhoofd te zijn en was er zelf bij
toen de onderwijsinspectie in 1998 met een nieuwe
vorm van toezicht begon. ‘Ze kwamen drie dagen
lang lessen volgen, ouders interviewen, resultaten
bekijken en zo meer. Op een morgen kregen we
ineens enthousiaste telefoontjes en andere reacties,
want de Volkskrant had die dag de conclusies van die
uitgebreide toetsing over 1.500 scholen gepubliceerd.
Wij waren de beste van Overijssel en de derde van
Nederland. Ik vergeet het nooit meer. Iedereen was
blij. Jee, dit is onze school. Fantastisch dat je zo in
de Volkskrant staat. ’s Middags werd ik door Radio Oostgeïnterviewd. Heel mooi om mee te maken.’
Over twee jaar bestaat de school honderd jaar. De
jubileumcommissie is al begonnen met de organi -
satie van het eeuwfeest. Ongetwijfeld zal ook dan
de deur van de school dienst doen als aanplakbord
van het eeuwfeest. ‘Want de school’, zegt de voor -
malige directeur, ‘is in deze hechte, liberale en
actieve gemeenschap de bindende factor.’ <
LooDOOR GIJS EIJSINK
Iedereen die wel eens de fiets pakt weet hoe essentieel de dorpen zijn voor het landschap
en de ruimte in het oosten. In de dorpen wonen de herinneringen aan hoe het vroeger was,
en daar zijn de sporen van vernieuwing het meest direct zichtbaar. Gijs Eijsink bezoekt in
elke aflevering van OOST een dorp, en praat met de bewoners. Het dorp (5)
Nalezen en reageren: www.tijdschriftoost.nl/64
De Oude Schipbeek
43o
ost
OK
TO
BE
R 2
010
De Viersprongfoto’s Ewoud van Arkel
De voormalige Bakkerij
44
oo
stO
KT
OB
ER
2010
Tentoonstellingen MARIANNE LAHR
Arnhem, Museum voor Moderne KunstTe waar om mooi te zijn. Kritisch realisme van Dix & Co
Expositie samengesteld
door conservator Ype
Koopmans, waarin de
weergave van de mense-
lijke figuur door de
Duitse kunstenaar Otto
Dix (1891-1969), zijn
leerlingen en verwante
kunstenaars centraal
staat. In 1925 werd de
term Neue Sachlichkeit voor het eerst gebruikt als
titel van een tentoonstelling van de Kunsthalle
Mannheim. Kenmerkend waren de emotieloze weer-
gave van alledaagse onderwerpen en de voorkeur
voor eenvoud. Neue Sachlichkeit was een verzamel-
begrip voor een aantal verwante ontwikkelingen,
en Otto Dix werd het boegbeeld van deze stroming.
Het werk van Dix & Co was een voorbeeld voor
uiteenlopende Nederlandse kunstenaars.
17 OKTOBER 2010 - 9 JANUARI 2011
WWW.MMKARNHEM.NL
Apeldoorn, CODAWerk in uitvoering. De nalatenschap van Onno Boekhoudt- sieraden en studies
Na zijn onverwachte overlijden in 2002 verwierf CODA
de gehele nalatenschap van Onno Boekhoudt. Stap
voor stap wordt deze enorme collectie, bestaande uit
dozen vol schetsboeken, tekeningen, studies, experi-
menten, brieven, teksten en vele sieraden en objecten,
ontsloten en voor het eerst getoond aan het publiek.
De tentoonstelling is een ontmoeting met de prak-
tische kant van de museumpraktijk: hoe worden
studies, schetsen, tekeningen en proefjes geregis-
treerd en opgeslagen en hoe kan je het publiek
daarover informeren? Onno Boekhoudt werd opgeleid
aan de vakschool in Schoonhoven en de Kunst und
Werkschule in Pforzheim, en gaf zelf les aan de
Rietveld Academie, de Hogeschool voor de Kunsten
te Kampen en het Royal College of Art in Londen.
4 SEPTEMBER - 5 DECEMBER 2010
WWW.CODA-APELDOORN.NL
Enschede, Twentse WelleBeter dan God, het dilemma van maakbare schoonheid
Deze expositie over schoonheids -
idealen en veroudering is ont-
wikkeld in samenwerking met de
filosoof/journalist Hans Kennepohl,
die zich al jaren in dit onderwerp
verdiept heeft. Vaak wordt gezegd
dat we ons laten beïnvloeden door
de media. Zij overspoelen ons met
beelden van strakgetrokken en gefotoshopte
modellen. Maar is die invloed van de media wel zo
groot? Door de hele geschiedenis en in iedere cultuur
komen schoonheidsidealen voor, die echter sterk van
elkaar kunnen verschillen. In de expositie wordt in-
gegaan op de argumenten voor en tegen cosmetische
chirurgie. De bezoeker wordt geconfronteerd met de
extremen van veroudering en cosmetisch ingrijpen.
De tentoonstelling maakt onderdeel uit van het
kunstenfestival GrensWerk.
30 SEPTEMBER 2010 - 28 FEBRUARI 2011
WWW.TWENTSEWELLE.NL
Nijmegen, Museum Het ValkhofBerend Strik. May I Show You My Pictures?
Reisimpressies,
familiefoto’s,
souvenirs,
pornoplaatjes,
iconen uit de
kunstgeschie-
denis, katholiek
erfgoed, pop-
muziek en futuristische fantasieën: een greep uit de
inspira tiebronnen van Berend Strik (Nijmegen,
1960). Al meer dan twintig jaar maakt hij furore met
bor duursels van felgekleurde garens verwerkt op
foto’s, die de toeschouwer verleiden en manipuleren.
Museum Het Valkhof presenteert de eerste, grote
overzichtstentoonstelling. Strik opereert op verschil-
lende terreinen aan de rand van de beeldende kunst,
waarbij borduurkunst, applicaties en collages een
fascinerend totaalbeeld opleveren. Zijn techniek is
arbeidsintensief en wordt met perfectionisme
uitgevoerd.
25 SEPTEMBER 2010 - 9 JANUARI 2011
WWW.MUSEUMHETVALKHOF.NL
Otterlo, Kröller-Müller MuseumGilbert & George: The Paintings (with Us in the Nature)
Deze bijzondere ‘sculptuur’ uit 1971 bestaat uit zes
enorme geschilderde triptieken. De kunstenaars
noemden het toen een ‘new romantic sad beautiful
sculpture’. Het is de in de winter van 1970-1971 met
olieverf op doek uitgevoerde herschepping van de
gevoelens die ze beleefden in de daaraan vooraf-
gaande zomer in het Engelse landschap. Ze beeldden
zichzelf af zittend en slenterend in een overweldigend
aanwezige natuur. In elke triptiek (per stuk 230 x 680
cm) is als contrapunt steeds één element uit de cultuur
aanwezig. In het prentenkabinet zijn tegelijkertijd
foto’s en sculpturen van houtskool op papier van
Gilbert & George uit de collectie van het museum te
zien.
9 JULI 2010 - 21 NOVEMBER 2010
WWW.KMM.NL
Wageningen, Het DepotGerrit Offringa
Naast de permanente tentoonstelling van circa
driehonderd beeldhouwwerken worden dit najaar
in de gerestaureerde en uitgebreide Villa Hinkeloord
de beelden getoond van Gerrit Offringa (Drachten,
1943), kunstenaar en filosoof. De ruimte en het vlak
zijn voor Offringa twee verschillende werelden die
ieder om een eigen benadering vragen. In zijn
beelden wordt het menselijk lichaam vaak op brute
wijze onder het mes gelegd, alsof het een anatomisch
onderzoek betreft, een doorsnijding, een vivisectie
of een lijkschouwing. Je krijgt een inkijkje in het
lichaam zelf te zien, dat telkens weer met simpele
middelen in beeld wordt gebracht. De beelden van
Gerrit Offringa staan vaak op zichzelf, alleen op de
wereld, als een solitair mens die staat voor alle
mensen waarmee hij solidair is.
13 JUNI 2010 - 6 FEBRUARI 2011
WWW.HETDEPOT.NL
Zwolle, Museum De Fundatie - Paleis a/d BlijmarktGeorge Grosz - Schwarzer Champagner und Blutiger Ernst
Ook dit najaar toont De Fun-
datie een belangrijke ‘Berliner’
uit het interbellum: George
Grosz (1893-1959). Deze
tentoonstelling is een samen-
werking met de Akademie der
Künste Berlijn, en omvat een
keuze van Grosz’ grafisch werk,
tekeningen en schetsboeken
afkomstig uit de collectie van
Akademie der Künste, die de nalatenschap van
George Grosz beheert. Grosz keerde getrauma-
tiseerd terug uit de loopgraven van de Eerste Wereld -
oorlog. Als geen andere kunstenaar uit zijn tijd heeft
hij met zijn scherpe pen en zijn kleurrijke penseel de
Duitse samenleving in de naoorlogse periode tussen
1918 en 1933 in beeld gebracht.
5 SEPTEMBER - 5 DECEMBER 2010
Jeroen Krabbé - De ondergang van Abraham Reiss
In het voorjaar van 2010 voltooide Jeroen Krabbé een
serie van negen schilderijen over het leven en de dood
van zijn grootvader, Abraham Reiss (1873-1943). In
negen schilderijen van groot formaat (150 cm x 220
cm) heeft Krabbé de levensstadia geschilderd van
zijn grootvader. Van onbezorgd geluk, het naderen
van de crisis en deportatie naar Westerbork, tot het
afgrijselijke en onafwendbare einde op de dag van
aankomst in Sobibor.
5 SEPTEMBER - 5 DECEMBER 2010
WWW.MUSEUMDEFUNDATIE.NL
Berend Strik, Scarfs (Conversation Piece), 2009
Marijke Helwegen
Otto Dix en Kurt Günther, dubbelportet, 1920
Ecce homo, blad XIV: Ach, knallige Welt, du seliges Abnormitätenkabinett, 1916
45o
ost
OK
TO
BE
R 2
010Publicaties
Duurzame stedenbouw – The Next Step.Voorbeelden en perspectievenSustainable Urban Design – The Next Step.Examples and perspectivesMichaël Meijer (red.), et.al.
Duurzame stedenbouw is geen
utopie. Concepten als ‘CO2-
neutraal’, ‘klimaatbestendig’
en ‘cradle tot cradle’ zijn
inmiddels vanzelfsprekend in
de dagelijkse bouwpraktijk.
Duurzame stedenbouw wordt
steeds meer de drager van
duurzame ruimtelijke ontwikkeling. The Next Step
brengt de actuele discussies, kennisontwikkeling en
inzichten onder de aandacht en geeft nieuwe en ge-
actualiseerde voorbeelden van geslaagde projecten.
Het is een compleet herziene uitgave van Duurzamestedenbouw, perspectieven en voorbeelden (2005). Uit
het oosten van Nederland worden twee voorbeeld-
projecten uitgebreid behandeld: Lanxmeer, Culemborg
(de ecologische wijk als praktische utopie) en De
Hutten, Ulft (nieuw leven voor dierbaar industrieel
erfgoed). Lanxmeer is het resultaat van een bijzonder
particulier initiatief, gesteund door een toegewijd
gemeentebestuur; De Hutten is als bakermat van
de Nederlandse ijzerdustrie, inmiddels verlaten als
bedrijventerrein en herontwikkeld voor wonen,
culturele functies en kantoren.
240 P., ISBN 9789075271331, € 37,00
WWW.UITGEVERIJBLAUWDRUK.NL,
WWW.DUURZAMESTEDENBOUW.NL
Beleef de IJssel. De mooiste rivier van NederlandPaul van Gaalen
Al eeuwen lang is de IJssel
een inspiratiebron voor onder
andere kunstenaars en natuurliefhebbers. Deze rivier
laat een grote variatie zien in landschap en natuur en
blijft daardoor voor velen de meest aantrekkelijke
grotere rivier. De gevarieerdheid van het IJsselland-
schap is te danken aan elementen zoals beboste
rivierduinen, voormalige steenfabrieken, kastelen en
waterfronten van de Hanzesteden. Natuurfotograaf
Paul van Gaalen brengt de rivierloop op haar mooist
in beeld. Deze hommage aan de IJssel toont de vele
gezichten van de rivier vanaf haar bron tot aan haar
monding in Kampen, waar zij wordt opgeslokt door
de watermassa van het Ketelmeer. De fotograaf zocht
ook de Duitse oorsprong op van het riviertje de Issel,
dat via de Oude IJssel bij Doesburg in de IJssel uit-
mondt. Naast het ontstaan en de betekenis van de
IJssel komen onderwerpen aan de orde zoals de uiter-
waarden door de seizoenen heen, bijzondere oever-
terreinen van Staatsbosbeheer, watermanagement
en de ontwikkeling van ‘nieuwe natuur’.
128 P., ISBN 9789057306594, € 29,95
WWW.WALBURGPERS.NL
In Deventer. Landschap en cultuurhistorieAdriaan Haartsen (Bureau Lantschap), Maarten vanRossem
Deel 2 uit een serie van
Architectuurcentrum Rondeel
die de geschiedenis van de
ruimtelijke ordening in
Deventer beschrijft, in dit
geval het omvangrijke
buitengebied (deel 1:
Architectuur tot 1950). Met de
toevoe-ging van Diepenveen en Bathmen is Deventer
gegroeid tot een oppervlakte van 134 vierkante
kilometer, met daarbinnen verschillende landschaps -
typen en veel diverse cultuurhistorische objecten.
Het boek is ingedeeld in landschappelijke en cultuur -
historische thema’s, zoals dorpen, landbouw,
boerderijen, defensie, landgoederen, recreatie,
kloosters en kerken. Van elk thema worden een korte
geschiedenis en de meest kenmerkende objecten
beschreven, die zijn gefotografeerd door Erwin Zijlstra.
Om het ommeland van Deventer te verkennen, zijn
drie fietsroutes bijgevoegd, gemiddeld dertig kilometer
lang en door drie verschillende landschapstypen.
Historicus Maarten van Rossem doorkruiste het
agrarisch cultuurlandschap rond Deventer ook (zij
het niet per fiets vanwege de sneeuw), en doet op
geheel eigen wijze verslag van wat hem daarbij
opviel. Zo is hij van mening dat cultuurlandschap
veel mooier is dan echte natuur.
96 P., ISBN 9789081404723, € 16,95
WWW.RONDEELDEVENTER.NL
Bijzondere bomen inNederland. 250 verhalenFrank Moens (red.), et.al.
Dit boek vertelt de rijke
geschiedenis van mooie,
opmerkelijke en soms
zeldzame bomen in Nederland, die sinds mensen-
heugenis een plek domineren en vaak zijn omgeven
met verhalen. Bomen leveren schaduw, beschutting,
bouwmateriaal en brandhout; ze worden gekoesterd
en beschermd, maar ook vaak bedreigd door kap -
lustige projectontwikkelaars, verwaarlozing of
gewoon hun eigen ouderdom. Per provincie worden
de meest bijzondere bomen van Nederland beschreven,
inclusief de legenden en anekdoten die eraan zijn
verbonden. Van de provincie Overijssel worden onder
meer de Onderduikersboom in IJhorst, de Kozakken-
linde van Diepenveen, de Horstlinde in Enschede,
de Piet Paaltjensboom op Landgoed Twickel en de
mammoetboom bij Villa De Haer in Oldenzaal
getoond en beschreven. Van de provincie Gelderland
zijn opgenomen: de dikste rode beuk van Nederland
op de Algemene Begraafplaats in Doesburg, de
Libanonceders bij Kasteel Middachten, de fladderiep
van Heure bij Borculo, de sequoiadendron op Land-
goed Voorstonden, de zomereiken Philemon en
Baucis in Velp, de tamme kastanje van Beltrum, de
Weidekoning bij de Konijnenbult, en nog vele andere.
408 P., ISBN9789085069348, € 39,50
WWW.UITGEVERIJBOOM.NL, WWW.BOMENSTICHTING.NL
46 > Publicaties
IJzer en lef. Het nieuwe leven van een oude gieterijMarco Krijnsen, Agnes Booijink ( fotografie)
Het ROC van Twente heeft tien jaar geleden
niet gekozen voor nieuwbouw aan de rand
van de stad, maar voor een oude verlaten
gieterijhal op het voormalige industrieterrein
van de firma Stork, in het Hart van Zuid te
Hengelo. De officiële opening eind vorig jaar
was aanleiding voor een rijk geïllustreerde
publicatie over de historie van de locatie,
waar meer dan honderd jaar is gewerkt, en over de verhalen die eraan
verbonden blijven, de verbouwing en het nieuwe gebruik als onder-
wijslocatie. Nadat de ijzergieterij eenmaal gesloten was, en nadat
het ROC van Twente een groter onderkomen nodig had, begon het
gevecht van architect Harry Abels om het monumentale gebouw
zo veel mogelijk in oorspronkelijke staat te behouden, en er tevens
een nieuwe bestemming aan te geven. Inmiddels bevolkt door
studenten is de gieterij aan een tweede leven begonnen.
192 P., ISBN 9789077780015, € 29,50
WWW.ROCVANTWENTE.NL,
WWW.BOEKHANDELBROEKHUIS.NL
De textielbaronnen. Twents-Gelders familisme en deeerste grootindustrie van Nederland (1800-1980)Bastiaan Willink
Hoewel er sinds de massale fabriekssluitingen
rond 1980 veel is gepubliceerd over de Twentse
en Achterhoekse textiel-industrie, is de ont -
wikkeling van de industrie als geheel daarvan
vrijwel nooit onderwerp geweest. De textiel -baronnen biedt een breder perspectief. Histori-
cus Bastiaan Willink, telg uit een Winterswijks
industrieel geslacht, vult onder meer veel
lacunes in de kennis over de families en familie netwerken die tussen
1800 en 1980 de dienst uitmaakten. Hij breekt een lans voor de stelling
dat meestal niet het star vasthouden aan familiebelangen, maar
andere factoren het bijna-einde van de bedrijfstak veroorzaakten.
Door de langdurige economische groei ontstonden in de regio
namelijk wel grote steden, waarin voorzieningen als een eigen
universiteit en zelfs succesvol profvoetbal gerealiseerd konden
worden. Het boek besluit met een historisch overzicht van de
500 belangrijkste fabrikanten van 48 bekende Twents-Gelderse
fabrikantenfamilies.
256 P., ISBN 9789057306846, € 29,50
WWW.WALBURGPERS.NL
oo
stO
KT
OB
ER
2010
HOOFDREDACTIE Mariëtte HavemanEINDREDACTIE Marianne LahrBEELDREDACTIE Ingrid OosterheerdREDACTIE ALGEMEEN Paul Baeten
Marie-José van BeckhovenAd HabetsHarry Harsema
AAN DIT NUMMER Trix Broekmans, Gijs Eijsink, Bernard Hulsman, Lamberthe de Jong,WERKTEN VERDER MEE Peter Leunissen,Tim Pardijs, Martin Pieterse
FOTOGRAFIE Ewoud van Arkel, Marie-José van Beckhoven, Anja Brokers/ROC van Twente, Hollandse Hoogte/Herman Engbers, Luuk Kramer, Christiaan Krouwels, Daniel Nicolas,Jan Hein van Rooy, Jeroen Stumpel, Erwin Zijlstra
VORMGEVING Beyond Illusions, Herman Dijenborgh, Heteren
UITGEVER Ewoud van Arkel
MARKETING Ellen Spaltman
REDACTIE e [email protected]
UITGEVER t 06 53170798 / e [email protected]
ALGEMEEN POSTADRES Hakkertsweg 27, 7451 LR Holten
WEBSITE www.tijdschriftoost.nl
ADVERTENTIEWERVING Acquire Media, ZwolleMichiel Noordzij, Raymond le Fevre / t 038 4606384 e [email protected]; [email protected] Advertentiemateriaal te sturen aan [email protected]
DRUK EPOS PRESS, Zwolle
ABONNEMENTEN EN OOST is niet langer in abonnement verkrijgbaar, alleen nog als losse afleveringLOSSE AFLEVERINGEN à € 9,50 (incl. btw, excl. verzendkosten)
BESTELADMINISTRATIE PinBizz, DoetinchemVragen over lopende abonnementen en bestellingen kunt u richten aan de afdelingklantenservice. Dagelijks telefonisch bereikbaar van 8.30 uur tot 17.00 uur: t 0314 320632 / f 0314 320639 / e [email protected] OOST, Postbus 359, 7000 AJ Doetinchem
Colofon
OOST wordt uitgeven door de stichting Oost.
OOST is een initiatief van Gelders Genootschap en Het Oversticht.Uitgave is financieel mede mogelijk gemaakt door de provincies Gelderland en Overijssel, de Regeling Projectsubsidies Belvedere en Landschap Overijssel
© 2010 – Stichting OostVoor het overnemen van bijdragen uit deze uitgave dient men contact op te nemen met de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijke vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht,Postbus 3051, 2130 KB te Hoofddorp. Auteurs van artikelen geven toestemming voor verveelvoudiging en openbaarmak-ing van hun artikelen via het maandblad en via elektronische weg, tenzij anders vermeld.
ISSN 1877-8763
HET NIEUWE PR
Het jaarboek Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland laat de mooiste plannen zien voor onze steden en land-schappen. En natuurlijk zijn die ook in Oost-Nederland te vinden. In de editie 2010 zijn onder andere projecten geselecteerd: de landgoedwoningen bij Gramsbergen, de ontwikkelingsvisie van de Provincie Over-ijssel, en de belvederes in het dal van de Drentsche Aa.Het boek geeft in een essay de achter-
DE MOOISTE PROJECTEN VAN HET OOSTENIN HET JAARBOEK LANDSCHAPSARCHITECTUUR
EN STEDENBOUW IN NEDERLAND 2010
Het boek wordt uitgegeven door Stichting
Jaarboek LS i.s.m. Uitgeverij Blauwdruk
en kost € 39,90.
www.jaarboekls.nl.
www.uitgeverijblauwdruk.nl.
gronden bij de selectie. In foto-essays is er aandacht voor het veranderende klimaat, het nieuwe programma tussen stad en land – zoals voor wonen, voedselwinning, en energieopwekking – en de nieuwe organisa-tievormen die een bijdrage leveren aan de inrichting van ons land met vooral kleine ini-tiatieven in particulier opdrachtgeverschap.‘Een uitstekend naslagwerk’ en ‘een absolute must have’. De editie verschijnt in november.
GEBIEDSVISIE OVERIJSSELLANDGOEDWONEN IN GRAMSBERGENBELVEDERES DRENTSCHE AA
Foto: Bureau B+B
Foto: Strootman landschapsarchitectenIllustraties: Provincie Overijssel / Van Paridon De Groot
Top Related