Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale...

13
591 tes als tyfus en tuberculose 1 (Vos, 1917; Klein, 1919). De hygiëne liet veel te wen- sen over (Lingmont, 1917, 1919; Penon, 1929). De ouders uit de gegoede burgerij werden gewaarschuwd voor de volkse scholen en de straatkinderen. 2 Rijke burgers zagen echter ook de noodzaak om tegenwicht te bieden tegen de ‘onbe- schaafde’ leefwijze van de overwegend tot de stedelijke arbeidsklasse behorende ouders. De gedachte was dat door een tijdelijk onderbrengen in een koloniehuis en een strikt hygiënisch regime een dub- bel doel bereikt zou worden: verhoging van de weerstand tegen ziekte (medisch doel) en tegenwicht tegen het ‘slechte’ milieu (pedagogisch doel). Zo kwam in 1884 de Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheids- en Vakantiekolonies tot stand. Deze vereniging organiseerde kampen van drie weken. Dit voorbeeld Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51 (2012) 591-603 Jan Brandsma Onze Kolonie De Centrale Vereeniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen (1912-1984) SAMENVATTING Vakantiekolonies werden erg populair aan het eind van de negentiende eeuw. Een sterke groei werd geconstateerd in de eerste helft van de twintigste eeuw. Met name de kinde- ren afkomstig uit ‘arme’ buurten van de grote steden waren kandidaat voor uitzending. Daarmee werd de ‘kinderuitzending’ een belangrijke sociaal-geneeskundige voorziening. Ook de leerlingen van de scholen voor B.O. konden uitgezonden worden naar een vakan- tiekolonie. Het bleek echter dat dit problemen gaf en uiteindelijk was het beter voor de ‘normale leerling’ dat ze niet meer kwamen. Een pionier uit het Buitengewoon Onderwijs, P.H. Schreuder, nam het initiatief voor een eigen vereniging. Ruim 30.000 leerlingen van de scholen voor B.O. zouden in de periode 1912 tot 1973 uitgezonden worden naar Onze Ko- lonie. In de zomer van 1912 belastte de Centrale Vereeniging voor Vakantiekolonies voor Zwakzinnigen zich voor het eerst met deze uitzending. In dit artikel wordt het ontstaan en de groei van de Centrale Vereniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen be- schreven. Net als bij het ontstaan van het speciaal onderwijs is hier kenmerkend: eigen initiatief, maatschappelijke betrokkenheid en een hoge mate van creativiteit. 1 Inleiding Eind 19e eeuw leefden de kinderen in de grote steden vaak in armoedige omstan- digheden: lage inkomens en beperkte woonruimte dwongen de kinderen de straat op. De eenkamerwoningen in de grote stad boden weinig speelruimte voor de kinderen uit dikwijls grote gezinnen. Ook de voeding was veelal eenzijdig en velen stierven op jonge leeftijd aan ziek- De gedachte was dat door een tijdelijk onderbrengen in een koloniehuis en een strikt hygiënisch regime een dubbel doel bereikt zou worden: verhoging van de weerstand tegen ziekte (medisch doel) en tegenwicht tegen het ‘slechte’ milieu (pedagogisch doel)

Transcript of Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale...

Page 1: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

591

tes als tyfus en tuberculose1 (Vos, 1917; Klein, 1919). De hygiëne liet veel te wen-sen over (Lingmont, 1917, 1919; Penon, 1929). De ouders uit de gegoede burgerij werden gewaarschuwd voor de volkse scholen en de straatkinderen.2 Rijke burgers zagen echter ook de noodzaak om tegenwicht te bieden tegen de ‘onbe-schaafde’ leefwijze van de overwegend tot de stedelijke arbeidsklasse behorende ouders. De gedachte was dat door een tijdelijk onderbrengen in een koloniehuis en een strikt hygiënisch regime een dub-bel doel bereikt zou worden: verhoging van de weerstand tegen ziekte (medisch doel) en tegenwicht tegen het ‘slechte’ milieu (pedagogisch doel). Zo kwam in 1884 de Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheids- en Vakantiekolonies tot stand. Deze vereniging organiseerde kampen van drie weken. Dit voorbeeld

Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51 (2012) 591-603

Jan Brandsma

Onze Kolonie

De Centrale Vereeniging voor Gezondheidskolonies voor

Zwakzinnigen (1912-1984)

SAMENVATTING

Vakantiekolonies werden erg populair aan het eind van de negentiende eeuw. Een sterke groei werd geconstateerd in de eerste helft van de twintigste eeuw. Met name de kinde-ren afkomstig uit ‘arme’ buurten van de grote steden waren kandidaat voor uitzending. Daarmee werd de ‘kinderuitzending’ een belangrijke sociaal-geneeskundige voorziening. Ook de leerlingen van de scholen voor B.O. konden uitgezonden worden naar een vakan-tiekolonie. Het bleek echter dat dit problemen gaf en uiteindelijk was het beter voor de ‘normale leerling’ dat ze niet meer kwamen. Een pionier uit het Buitengewoon Onderwijs, P.H. Schreuder, nam het initiatief voor een eigen vereniging. Ruim 30.000 leerlingen van de scholen voor B.O. zouden in de periode 1912 tot 1973 uitgezonden worden naar Onze Ko-lonie. In de zomer van 1912 belastte de Centrale Vereeniging voor Vakantiekolonies voor Zwakzinnigen zich voor het eerst met deze uitzending. In dit artikel wordt het ontstaan en de groei van de Centrale Vereniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen be-schreven. Net als bij het ontstaan van het speciaal onderwijs is hier kenmerkend: eigen initiatief, maatschappelijke betrokkenheid en een hoge mate van creativiteit.

1 Inleiding

Eind 19e eeuw leefden de kinderen in de grote steden vaak in armoedige omstan-digheden: lage inkomens en beperkte woonruimte dwongen de kinderen de straat op. De eenkamerwoningen in de grote stad boden weinig speelruimte voor de kinderen uit dikwijls grote gezinnen. Ook de voeding was veelal eenzijdig en velen stierven op jonge leeftijd aan ziek-

De gedachte was dat door een tijdelijk onderbrengen in een koloniehuis en een strikt hygiënisch regime een dubbel doel bereikt zou worden: verhoging van de weerstand tegen ziekte (medisch doel) en tegenwicht tegen het ‘slechte’ milieu (pedagogisch doel)

Page 2: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

592

afgemeten. Maar de leerkrachten rappor-teerden ook over minder schoolverzuim en betere leerprestaties na een verblijf in een vakantiekolonie: ‘Welk een gunstige invloed de buitenlucht en de degelijke voeding en verzorging op den gezond-heidstoestand der kinderen hebben, kan wel blijken uit de gewichtstoename van de zestien kinderen, die in de maand Juni j.l. zijn verpleegd. Ze kwamen sa-men 94 pond aan!’ en vervolgens: ‘Bij navraag blijkt herhaaldelijk, dat de oud-kolonistjes zich voortreffelijk houden, wat schoolbezoek betreft’ (Linthorst, 1913, 109). De leerlingen van de scholen voor zwakzinnige kinderen werden in eerste instantie uitgezonden naar de be-staande koloniehuizen. Dit leidde echter tot een aantal problemen met als gevolg dat de leerlingen van B.O.-scholen niet meer welkom waren (Linthorst, 1913; Van Voorthuijsen, 1924). Al in 1903 had-den de twee hoofden van scholen voor B.O. te ‘s-Gravenhage (P.H. Schreuder en P. Linthorst) gepoogd leerlingen van het buitengewoon onderwijs in de bestaande vakantiekoloniehuizen onder te brengen. Dat werd geen succes: ‘Met de kolonies van het Centraal Genootschap voor Kin-derherstellings- en Vacantiekolonies (d.i. de vereeniging voor normale kinderen) mogen de leerlingen der buitengewone scholen niet meer mee. In Den Haag en Rotterdam al sedert lang niet meer. In andere plaatsen heeft men het tel-kens beproefd, doch het resultaat van die proefnemingen was van dien aard, dat men eindelijk heeft besloten, geen zwakzinnige kinderen meer op te ne-men - hoe graag men ze ook zou willen helpen. Voor de andere kinderen vond men ’t beter, dat ze niet meer meegingen. Dezelfde reden, die bestaat voor de op-richting van afzonderlijke scholen voor achterlijken, geldt ook voor de verpleging van achterlijke kinderen in afzonderlijke gezondheidskolonies’ (Linthorst, 1913, 112)7. Daarom richtten P.H. Schreuder en P. Linthorst in 1905 te ’s-Gravenhage een eigen vereniging op: Zorg voor het Ach-

werd nagevolgd en in 1901 ontstond op initiatief van het Nut, het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap en de Bond van Nederlandsche Onderwijzers het co-ordinerend Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies (Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor Kinderherstel-lings- en Vacantiekolonies3 bracht de kin-deren bijeen in koloniehuizen ‘waar alles wat betreft voeding, slaapgelegenheid, reinheid en toezicht tot hooge volmaakt-heid is opgevoerd’ (Van Voorthuijsen, 1919, 127). In de beginjaren vond uitzen-ding alleen plaats in de zomervakantie; vandaar de naam vakantiekolonie. Later wordt gedurende het hele jaar uitgezon-den en wijzigt de naam in gezondheids-kolonie. Toen werd ook op initiatief van de (school)artsen de uitzendtijd verlengd van drie à vier naar vijf à zes weken.4 De gezondheidskolonies werden erg po-pulair; de stadskinderen moesten naar buiten, de gezonde lucht in (Droogleever Fortuyn, 1917; Hamelberg, 1918; Schreu-der, 1918). In het verslag over 1918 van het Centraal Genootschap wordt melding gemaakt ‘van de oprichting van 18 nieu-we afdeelingen, van de aanstelling van een geneeskundig inspecteur, van het betrekken van twee nieuwe koloniehui-zen en ten slotte van de verpleging van een groot aantal ondervoede kinderen in den afgeloopen winter’ (Van Voorthuij-sen, 1919, 127). Belangrijke bestemmin-gen waren bos of zee.5 Vooraf was een keuring, doorgaans door de schoolarts, noodzakelijk. In de eerste plaats moest beoordeeld worden of ‘uitzending’ wen-selijk was, maar ook moest het kind ge-screend worden op besmettelijke ziekten. Ondervoeding6 kwam regelmatig voor en daardoor ontstond een vermindering van het weerstandsvermogen tegen acute en chronische infectieziekten (Van Voorthuijsen, 1917, 1918; Herderschêe, 1947). Aan de gewichtstoename werd dikwijls het succes van de uitzending

Page 3: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

593

terlijke Kind. Vanuit deze vereniging ver-zorgden zij zomerkampen voor hun leer-lingen.8 Hiertoe werd een huis gehuurd. Ook waren beiden actief in de plaatselijke afdeling van de Vereeniging voor Onder-wijzers en Artsen werkzaam aan Inrich-tingen voor Onderwijs aan achterlijke en zenuw-zwakke Kinderen (O. en A.). Via de Haagse afdeling van O. en A. brachten zij op de algemene vergadering het voor-stel te komen tot een Centrale Vereniging. Op de jaarvergadering (16 oktober 1909) werd voorgesteld een Centrale Commissie te benoemen voor het oprichten van een koloniehuis. En deze commissie werkte voortvarend. Op de jaarvergadering 1910 (23 april te Amsterdam) ‘… deelt de voor-zitter mee, dat de Vereeniging voor va-cantiekolonies voor achterlijke kinderen opgericht is en dat de Statuten met Regle-ment zijn vastgesteld en wachten op Ko-ninklijke goedkeuring’ (G.J.V., 1910, 42).9

2 Centrale Vereeniging voor Vakantiekolonies voor Zwakzinnigen

P. Linthorst en P.H. Schreuder10 hadden zitting genomen in deze commissie en traden ook toe tot het bestuur van deze nieuw opgerichte Centrale Vereniging. Het voornaamste doel was uitzending van de leerlingen naar een vakantiehuis mogelijk maken.11 Er moesten eigen mogelijkheden gecreëerd worden. Dat vereiste een goede organisatiestructuur en natuurlijk financiële middelen. Van belang hiervoor was dat er lokale ver-

enigingen zouden worden opgericht. Vanuit de Centrale Vereniging werden de hoofden van scholen voor B.O. aange-schreven. In de zomer van 1912 belastte de Centrale Vereeniging voor Vacantie-kolonies voor Zwakzinnigen zich voor het eerst met de verpleging in een door haar in bruikleen gekregen gebouw te Noordwijkerhout: ‘Leerlingen van de buitengewone scholen te ’s-Gravenhage, Scheveningen, Haarlem en Amsterdam werden op de welwillend afgestane bui-tenplaats ‘Zandhorst’ te Noordwijkerhout een maand lang verpleegd; genoten een maand lang van uitstekende, doelmatige voeding en gezonde buitenlucht. Ze kwa-men weer thuis terug met een blos op de heerlijk bruingebrande wangen, nog na-vertellend van al wat ze genoten hadden. Een maand van zomerweelde in de vrije natuur voor die grootestadskinderen, uit de nauwe straten en stegen, de trieste hofjes en stoffige, warme buurtjes! Zoo maar in eens werden ze verplaatst in een omgeving, waar alles soms precies tegen-gesteld was als thuis; waar niet anders was dan versche lucht, waar ze niet in de muffe kamer op klein zusje of broer-tje behoeften te passen, maar waar ze el-ken dag maar weer het bosch in werden gestuurd!’ (Linthorst, 1913, 108). Het dagprogramma was strak geregeld: ‘Het eerste werk van de dames-geleidsters is altijd even vluchtig kennis te maken met de patiëntjes. Dan gaan ze aan tafel en daarna komt het werk van den eersten dag, de reiniging, die uren aanhoudt, en ook de bewijzen geeft, dat de lichame-lijke verzorging van de meesten ook al zeer veel te wenschen overlaat. Na dien dag gaat alles meer geregeld. Om zeven uur opstaan, waschen, aankleeden; acht uur ontbijten en dan eruit; naar ’t bosch, naar zee of de duinen in. Om elf uren zijn ze weer thuis om even een glas melk te drinken, maar dan gaan ze ook dadelijk weer de buitenlucht in tot één uur. In dien tusschentijd wordt de tafel gedekt, en als ze - hongerig natuurlijk - binnenkomen, staat voor elk een heerlijk

De oorlogsjaren, 1914-1918, waren moeilijk. De leerlingen die uitgezonden werden waren dikwijls ernstig onder-voed en de levensmiddelen werden schaars en duur en daarnaast was de huur van een vakantiehuis hoog door het grote gebrek aan woonruimte. Het zelf bouwen van een koloniehuis leek nu een logische en noodzakelijke keuze

Page 4: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

594

middagmaal gereed: vleesch, aardap-pelen, groente en nog meelkost toe. Zoo gaat de dag voorbij met eten en spelen. Het eenige, wat de kolonistjes vooral in ’t begin, als ze er nog niet aan gewend zijn, minder aangenaam vinden, maar wat toch zoo heilzaam op hun gestel werkt, is de verplichte rusttijd van twee tot half vier, na het middagmaal. Dan lig-gen allen boven op de bedden in de don-ker gemaakte kamers, en het is zoo stil in huis, alsof er niet een twintig kleine woelwaters zijn’12 (Linthorst, 1913, 109). In 1913 is de villa ‘Zandhorst’ niet meer beschikbaar. De vereniging moest op zoek naar een nieuw huis om te huren. De oorlogsjaren, 1914-1918, waren moei-lijk. De leerlingen die uitgezonden wer-den waren dikwijls ernstig ondervoed en de levensmiddelen werden schaars en duur en daarnaast was de huur van een vakantiehuis hoog door het grote gebrek aan woonruimte. Het zelf bouwen van een koloniehuis leek nu een logische en noodzakelijke keuze: ‘Een huis huren heeft zooveel bezwaren. In de eerste plaats de groote huursom, de telkens terugkeerende transportkosten voor inventaris, enz. enz. Om aan al deze moeilijkheden, die elk jaar terugkeeren, te ontkomen, is maar één uitweg: het bouwen van een eigen koloniehuis voor onze zwakzinnige kinderen’ (Linthorst, 1913, 112). Een eigen koloniehuis zou de mogelijkheden voor uitzending aanmer-kelijk vergroten. Een fonds werd hiertoe gesticht en ‘De Haagsche onafhanke-lijkheidsfeesten boden een welkome gelegenheid aan tot het vormen van een beginfondsje voor een zelfstandig kolo-niehuis. In enkele dagen werd een model in hout vervaardigd van het te bouwen koloniehuis en naast dit reclamehuisje werd op drukke stadspunten gedurende de jubileumweek in 1913 ± f 600 gecol-lecteerd’ (Broekhuijsen, 1924, 35).

2.1 Sunny-HomeDe fondswerving ging door en acties en giften van particulieren, verenigingen

en scholen leidden ertoe dat in 1916 het heidehuisje ‘Sunny-Home’ te Ede kon worden aangekocht. In het Tijdschrift voor Buitengewoon onderwijs verschijnt vanaf 1910 een nieuwe vaste rubriek Onze Kolonie. Via deze rubriek worden de leden op de hoogte gehouden van fondswerving; nieuwe locale verenigin-gen Zorg voor het Achterlijke Kind; aan-koop van het heidehuis Sunny-Home; bouw van Zonne-oord; aantal verpleeg-den; (beknopte) jaarverslagen en speci-fieke artikelen over Onze Kolonie. In het jaarverslag over 1916 van de Vereniging O. en A. staat: ‘Op voorstel van de Hr. Linthorst werd besloten de volgende maal te Ede te vergaderen. De centrale vereniging van vakantiekoloniehuizen voor zwakzinnigen zal het zeer op prijs stellen in September de vergadering in haar nieuwe koloniehuis te ontvangen’ (TvBO, 1919, 41). In 1920 treedt de Stichting Amsterdamsche Kolonieverple-ging voor Kinderen als lid toe. Dat was erg fijn, maar gaf direct een probleem: ‘Het is met een sterk gevoel van vreugde dat hiervan melding wordt gemaakt; het beteekent een groot geluk voor de Amsterdamsche zwakzinnige kinderen, die nu ook kunnen worden verpleegd in voor hen geschikte kolonies. Voor dit jaar werd reeds door de genoemde Am-sterdamsche Vereeniging aangevraagd de verpleging van 60 à 70 leerlingen der Amsterdamsche Buitengewone Scholen, elk gedurende zes weken. Door gebrek aan ruimte kon slechts de helft worden geplaatst’ (TvBO, 1920, 78). Sunny-Home kon alleen - vanwege ‘de toestand van het gebouw’ - in de zomermaanden (maart-oktober) gebruikt worden.

2.2 Winterverpleging Er werd nu ook gezocht naar de moge-lijkheid om ’s winters verpleging aan te bieden. Voor de wintermaanden werd nu huize ‘De Vonk’ te Noordwijkerhout gehuurd. ‘Alle plaatsen zijn bezet. Het is diep treurig om te zien, welke stakkerds tot deze groep behooren’ (TvBO, 1920,

Page 5: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

595

192). Van Voorthuijsen houdt in zijn artikel De verpleging in Gezondheids-ko-lonies in den Winter een warm pleidooi voor winterverpleging: ‘Eigen ondervin-ding heeft mij geleerd, dat alle invloe-den, die het herstel van verloren krach-ten bevorderen, juist ’s winters gezocht moeten worden ver van onze steden en in een omgeving van heide en bosschen’ (Van Voorthuijsen, 1923, 29). Hij noemt drie factoren, waar de gunstige werking van het verblijf in een vakantiekolonie aan moet worden toegeschreven: ‘Bo-venaan staat de frissche lucht, daarop volgt de goede voeding en ten slotte komt de doelmatige verdeeling van den dag ten opzichte van rust en beweging’ (Van Voorthuijsen, 1923, 30). En juist in de winter zouden de kinderen baat heb-ben bij een verblijf in het Koloniehuis: ‘De onvoldoende woonruimte oefent haar nadeelige werking vooral uit in den winter. De kinderen zijn gedurende de lange winteravonden aangewezen op de woonkamer, waar het bijna steeds veel te warm is of zij moeten vertoeven op straat, waar het als regel veel te koud is. Niet zelden is het loon van den vader in den winter lager en daardoor de voe-ding minder goed dan in den zomer’, en hij concludeert: ‘Juist in den winter kan uitzending naar een gezondheidskolonie voor vele zwakke kinderen van onbere-kenbaar nut zijn’ (idem, 31).

2.3 NieuwbouwIn 1920 werd besloten ‘plannen te ma-ken voor den bouw van een tweede huis, dat op het terrein in Ede zal wor-den gebouwd’ (TvBO, 1920, 79). Maar de financiële middelen waren er niet; men beschikte slechts over 1/10 van de benodigde bouwsom. ‘Doch het is niet neerdrukkend, een tekort van financiën is een algemeen voorkomend verschijn-sel in de philantropie. Het wekt soms krachten die men niet aanwezig waan-de’ (TvBO, 1921, 104). Acties, giften e.d. zouden voor het benodigde kapitaal moeten zorgen. De locale verenigingen

voldeden hun jaarlijkse contributie aan de centrale vereniging13, daarnaast be-taalden zij een dagprijs voor de verple-ging van de kinderen die zij uitzonden. Naast de contributie en donaties moes-ten de afdelingen zelf voor aanvullende financiën zorgen. Zij interesseerden daartoe de gemeenten en provincies. In verschillende steden werden de ver-enigingen jaarlijks gesubsidieerd (o.a. ‘s-Gravenhage, Arnhem en Rotterdam). ‘De provinciën Noord- en Zuid-Holland dragen sedert eenige jaren voor elk kind uit de provincie per verpleegdag 25 cent bij, terwijl de provincie Noord-Holland voor elken verpleegdag in den winter bovendien nog f 0,50 betaalt. Ook het rijk gedenkt onze kinderen en subsi-dieert met 0,50 per verpleegdag, welk bedrag echter tot groot ongerief van de financiën der vereeniging verleden jaar tot f 0,35 werd verminderd’ (Broekhuij-sen, 1924, 36). In februari 1924 werd de aflevering van het Tijdschrift voor Bui-tengewoon Onderwijs geheel gewijd aan ‘Onze Kolonie’.

Onze Kolonie

Page 6: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

596

2.4 Medisch-Paedagogisch instituutDr. A. van Voorthuijsen schrijft het ope-ningsartikel De Vacantie-Kolonie voor Zwakzinnigen als Medisch-Paedagogisch instituut. Van Voorthuijsen stelt in dit artikel dat de achterstand op geestelijk gebied in vele gevallen gepaard gaat ‘met een zekere minderwaardigheid van het geheele organisme’ wat blijkt uit het feit dat de zwakzinnigen over ‘het alge-meen kleiner zijn en lichter, dat zij een geringeren borstomvang hebben en dat zij vaker de school verzuimen wegens ziekte en dat zij behept zijn met een veel grooter aantal afwijkingen dan bij normalen voorkomt’ en ‘het is derhalve voor den geneesheer volstrekt niet moei-lijk op de scholen voor zwakzinnigen talrijke kinderen aan te wijzen, die op medische gronden hoog noodig toe zijn aan een kuur, die, zoals men gezegd heeft, voornamelijk bestaat in dubbele porties frissche lucht, dubbele porties voedsel en halve porties werk’ (Van Voorthuijsen, 1924, 18-19). Ook zegt hij dat wij naast ‘de slechten aanleg maar al te vaak op minder gunstige invloeden der omgeving’ stuiten. En ‘de belangrij-ke rol, die de erfelijkheid speelt bij het ontstaan der zwakzinnigheid, maakt het duidelijk, dat een verstandige ouderlijke opvoeding niet zelden volkomen ont-breekt. (…) Het medische gedeelte vindt haar uiting in het weerstandsvermo-gen, dat door het verblijf in de kolonie toeneemt; het paedagogische gedeelte komt tot haar recht in de goede hygië-nische gewoonten, welke de kinderen uit de kolonie mee naar huis nemen’. De vacantie-kolonie voor zwakzinnigen is, volgens Van Voorthuijsen, een medisch-pedagogisch instituut, en ‘Als medisch-paedagogisch instituut sluit zij zich aan bij de school’ (idem). Dat wordt onder-kend door de hoofden van scholen. Een van hen, de heer A. Willeboer, hoofd van een Buitengewone School voor achterlijke kinderen en secretaris van de vereniging ‘Zorg voor het Achterlijke Kind’ te Rotterdam schrijft: ‘Na jaren-

lange ervaring toch is mij gebleken, dat de kinderen na de uitzending meer ont-vankelijk waren voor vruchtdragend on-derwijs en beter bestand tegen inspan-nende en langdurige arbeid’ (Willeboer, 1923, 142). Al is het voor veel kinderen wel even wennen. De kinderen kwamen dikwijls vanuit een overbevolkt huis, met geen privé-ruimte en nu kwamen ze in de ruime voorzieningen van het koloniehuis en mochten de kinderen in een eigen bed slapen. ‘Maar voor Marie-tje is dat heel gevaarlijk, alléén in een bed. Zij is dat niet gewoon. Zij slaapt anders met zijn vijven in één bedstee, dat geeft zo’n gevoel van veiligheid in de duistere mysteriën van de nacht. Als zij ook klaar is om in te stappen, breekt zij in huilen uit en roept: ‘Ik wil niet in dat bed slapen, ik moet thuis bij mijn moeder slapen’’ (L., 1923, 159).

2.5 Zonne-Oord Op 19 april 1924 werd het Koloniehuis ‘Zonne-Oord’ geopend. Het aantal ver-enigingen Zorg voor het Achterlijke Kind nam gestaag toe en zo ontwikkelde zich een landelijk netwerk van locale ver-enigingen. Regelmatig wordt melding gemaakt van een nieuwe vereniging of een voornemen daartoe: ‘Een zeer aangenaam bericht is te vermelden. Binnenkort zullen de eerste leerlingen van de Buitengewone School te Utrecht in Zonne-Oord aankomen. Hartelijk welkom zullen zij daar zijn. Deze kin-deren werden door den Gemeentelijken geneeskundigen dienst uitgezonden. Maar we vernamen, dat in Utrecht een vereeniging ‘Zorg voor het Achterlijke Kind’ in oprichting is’ (TvBO, 1924, 107). Het initiatief voor het oprichten van een dergelijke vereniging kwam doorgaans van het Hoofd der School voor Buitengewoon Onderwijs in de betreffende gemeente. Zo kende de ge-meente Rheden twee scholen voor Bui-tengewoon Onderwijs. Ook hier wilden de twee hoofden, Teitsma (Hoofd der School voor B.O. te Dieren) en Van Gin-

Page 7: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

597

werd enkele dagen geleden verblijd met de mededeling van den Minister van Ar-beid, dat ook aan ‘Onze Kolonie’ rijks-subsidie zou worden toegekend’ (TvBO, 1922, 191).

2.6 Uitbreiding Uit het verslag van de in 1928 gehouden ‘algemeene vergadering der Centrale Vereeniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen’ komt naar voren dat uitbreiding noodzakelijk is: ‘De groote toeneming der verpleging ver-oorzaakte een belangrijk tekort aan ver-pleegruimte. Daartoe zal een derde huis moeten worden gebouwd, waarvoor wel het bouwplan reeds aanwezig is, doch het geld ontbreekt. Met belangstelling werd kennis genomen van de tijding, dat een Haagsch philantroop zich bereid verklaarde, de eerste f 10.000 van de be-noodigde 53.000 ter leen te verstrekken. Verwacht wordt dat het bedrag spoedig bijeen zal zijn, omdat het niet behoeft te worden geschonken maar tegen een normaal rentetarief aan de vereeniging in leen kan worden verstrekt. De finan-cieele toestand is zoodanig, dat de ver-eeniging ten vollen kan instaan voor de betaling van rente en aflossing, hetgeen de penningmeester nog nader bij zijn rekening en verantwoording toelichtte’ (TvBO, 1929, 147). En later wordt ge-meld: ‘De bouw wordt krachtig voort-gezet; minstens twintig werklieden ar-beiden dagelijks om het huis binnen de bepaalde tijd gereed te hebben (…) doch stellig zal het gedurende de laatste helft van 1930 voor de verpleging kunnen worden gebruikt’ (TvBO, 1929, 313). Als ‘Groot-Zonneoord’ gereed is zal er het hele jaar door plaats zijn voor 78 kin-deren. En op 21 juni vond de opening plaats van het derde koloniehuis. ‘Bij deze gelegenheid wijst de voorzitter er nog eens op dat zwakzinnige leerlingen uitgezonden behoren te worden naar aparte gezondheidskolonies’ (C.d.J., 1930, 150).14 Dr. Van Voorthuijsen gaat hier in zijn toespraak verder op in en

kel (Hoofd der School voor B.O. te Velp) een vereniging Zorg voor het Achterlijke Kind oprichten. ‘Na veel praten en wat vergaderen met vooraanstaande mannen op schoolgebied in onzer gemeente is er een voorlopig comité samengesteld, dat de voorbereidende werkzaamheden regelde’ (Van Ginkel & Teitsma, 1925, 206). Actief wierven Teitsma en Van Ginkel nieuwe leden onder de notabelen van de gemeente en voor een gering bedrag (minimaal f 1,- p.j.) konden zij door het lidmaatschap het werk van de vereniging ondersteunen. Het doel van de vereniging was ‘de belangen te behartigen van leerlingen en oud-leerlingen der scholen voor B.O. in deze gemeente’. En dit doel trachtten ze te bereiken door te helpen bevorderen ‘dat de scholen voor buitengewoon onder-wijs zooveel mogelijk bezocht worden door de kinderen, die er behooren; dat het onderwijs worde ingericht naar de verschillende behoeften der leerlingen; dat de noodige hygiënische maatregelen ten aanzien der kinderen kunnen wor-den uitgevoerd; dat de kosten voor bui-tengewone uitgaansdagen der leerlingen gevonden worden; dat de plaatsing der kinderen in de maatschappij voorbereid, uitgevoerd en gecontroleerd worde; dat in voorkomende gevallen raad en voor-lichting worden gegeven’ (Van Ginkel & Teitsma, 1925, 207). Het jaar erop berichten Teitsma en Van Ginkel: ‘Mo-menteel telt de ver. 150 leden en 50 donateurs. Aan contributies werd tot heden ± f 270 ontvangen, terwijl f 100 aan giften binnen kwam. Besloten werd lid te worden van de centrale vereeni-ging voor gezondheidskolonies en dit jaar nog een drietal kinderen voor een maand naar ons koloniehuis in Ede te zenden’ (Teitsma & Van Ginkel, 1926, 108). Bij al deze groei was er wel een probleem. De minister wilde de uitzen-ding voor zwakzinnige kinderen in eer-ste instantie niet subsidiëren, maar aan het einde van 1922 kwam er een positief bericht van het ministerie: ‘Het Bestuur

Page 8: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

598

van gemaakt: ‘Voor het eerst sedert vele jaren moet over 1933 melding worden gemaakt van een teruggang van het aan-tal kinderen, dat in gezondheidskolonies naar buiten werd gezonden. Deze uit-zending moet als een wezenlijk deel der zorg voor zwakzinnigen van den school-leeftijd worden beschouwd. De vermeer-dering van het gewicht in kilogrammen geeft volstrekt niet alleen den maatstaf van hetgeen met een verblijf van eenige weken wordt bereikt. Er zijn tal van on-weegbare resultaten, die in lichamelijk opzicht als grooter weerstandsvermogen en in geestelijk opzicht als betere aan-passing en betere manieren voor den dag komen’ (O.K. en W., 1934, 387). In 1935 neemt het aantal verpleegdagen weer toe: ‘Steeds waren alle plaatsen bezet. Zelfs moesten meermalen enige bedden worden bijgeplaatst om aan de overstelpende aanvrage te kunnen voldoen’16 (TvBO, 1935, 218). En deze bezetting stemt tot voldoening: ‘Immers, juist in deze tijd van werkeloosheid, waardoor de levensvoorwaarden van het kind in het gedrang komen, is zij van buitengewone waarde. Maar bovendien maakt zij de exploitatie gemakkelijker, waardoor de verwachte schade, tenge-volge van de belangrijke verlaging der verplegingsgelden, uitbleef’ (idem). Ook werd de doelgroep uitgebreid. Niet meer alleen kinderen van de scholen voor B.O. aan zwakzinnigen, maar ‘Verschil-lende groepen van misdeelden vinden thans een plaats in onze kolonie. Waren het oorspronkelijk zwakzinnigen, die er voor herstel van hun gezondheid kwamen, in de laatste jaren zijn er ook andere onvolwaardigen verpleegd. Zo vonden er horend-stommen, slecht-horenden, lichamelijk gebrekkigen, kinderen met ernstige hartgebreken in afzonderlijke groepen een thuis’ (TvBO, 1936, 66). De drie huizen vormden een goede mogelijkheid om tot een indeling te komen: ‘Het grote gebouw wordt bewoond door de leerlingen der scholen voor zwakzinnigen; in het mid-

concludeert dat de grote meerderheid van de zwakzinnigen gekenmerkt wordt door eigenschappen die maken dat zij in kolonies voor normale kinderen niet op hun plaats zijn. En het nieuwe huis bracht nog een groot voordeel: ‘Even-als thans in de scholen gewoonte is geworden, zijn de zeer zware gevallen van geestelijke afwijking van de minder zware gescheiden. Dit is door de inrich-ting van het nieuwe huis mogelijk ge-worden, en de dames, aan wie de zorg onzer kinderen is toevertrouwd, achten dit een zeer groote verbetering’ (TvBO, 1930, 200).

3 Crisis

Voor het eerst sinds lange tijd daalt het aantal verpleegdagen. Van 24055 in 1932 naar 23167 in 1933. ‘Het laat zich aanzien dat 1934 een veel belangrijker vermindering zal geven; en wel om drie redenen. Eerstens zullen de crises en de daaruit volgende subsidieverminde-ringen in nog sterker mate hun invloed doen gelden, en ten tweede verkeert onze aangesloten vereniging te Amster-dam in staat van liquidatie, zodat uit de hoofdstad geen enkel zwakzinnig kind zal worden verpleegd - tenzij de pogin-gen van het bestuur, om ook voor Am-sterdam weder uitzendmogelijkheden te scheppen, succes hebben. Doch als der-de, steeds meer de uitzending remmen-de reden, is te vermelden het feit, dat in verschillende steden een deel van het geld, dat vroeger voor uitzending werd besteed - soms het gehele bedrag - wordt bestemd voor de werkinrichting’ (P.L., 1934, 44).15 En ook in het onderwijs-verslag over dat jaar wordt hier melding

Voor het eerst sedert vele jaren moet over 1933 melding worden gemaakt van een teruggang van het aantal kinde-ren, dat in gezondheidskolonies naar buiten werd gezonden

Page 9: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

599

delste, ‘Zonne-oord’, vormen de twintig doof-stommen, allen leerlingen van de Inrichting voor Doofstommen-Onderwijs te Rotterdam, een eigen, afzonderlijk gezin, terwijl de lichamelijk gebrekki-gen hun intrek hebben genomen in het paviljoen Sunny-Home, waar vele bed-den gelijkvloers zijn opgesteld, zodat de verpleging voor hen gemakkelijker wordt’ (TvBO, 1936, 185). Er werd in 1937 ook een ander probleem opgelost. Veel gezinnen waren namelijk op onder-steuning aangewezen en als een kind werd uitgezonden uit dat gezin werd er door de gemeenten een korting toe-gepast op de ondersteuning. Het kwam dikwijls voor dat ouders hun kinderen niet wilden doen ‘verplegen’ omdat zij daar financieel nadeel van ondervonden. Daarop schreef de minister van Sociale zaken een verzoek aan de gemeenten inhoudend ’indien uit ondersteunde ge-zinnen kinderen in een gezondheids va-cantiekolonie werden opgenomen, deze gezinnen niet meer in deze steun zullen worden gekort’ (TvBO, 1937, 136). De crisisjaren werden langzamerhand ook meer zichtbaar: ’19 Rotterdamse kinde-ren, allen leerlingen van scholen voor B.L.O. vertrokken begin Januari naar Ede. Zes weken later keerden zij terug. Zij waren tezamen 191 pond in gewicht toegenomen. Dat is gemiddeld ruim 10 pond per kind. Zou de kolonieverpleging nodig zijn? De Koloniearts constateert ondervoeding - herhaaldelijk’ (TvBO, 1938, 62). De dreigende oorlog maakte eind 1939 uitzending niet meer moge-lijk. ‘In de late avond van 9 november ontving het Bestuur een telegram van den hoofdinspecteur van de Volksge-zondheid, waarin bevel gegeven werd binnen 24 uur de koloniehuizen te ont-ruimen. (…) Twee en negentig kinderen uit verschillende plaatsen van ons land waren in verpleging. Zij allen moesten naar hun respectievelijke woonplaatsen terug. (...) Doch bovendien had de rege-ringsmaatregel ten gevolge, dat vrijwel ons gehele personeel moest worden ont-

slagen. Met de dag van de stopzetting der verpleging houden onze inkomsten op. Wat de toekomst ons zal brengen kan niemand zeggen’ (P.L., 1939, 258). De huizen werden ontruimd, maar na overleg met de Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid nam de minister van Defensie een ‘nadere beslissing’: ‘Evenwel kunnen slechts kinderen uit bepaalde gebieden worden verpleegd (…) Onmiddellijk zijn maatregelen ge-nomen om de koloniehuizen weer in gebruik te nemen, zodat op 11 december de verpleging kon worden hervat met 55 kinderen uit Den Haag en Rotterdam afkomstig’ (TvBO, 1940a, 21).

4 Oorlogsjaren

En dan is er de inval van de Duitsers. Enkele bestuursleden gaan zo snel mo-gelijk naar Ede om zich op de hoogte

Page 10: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

600

is daarom dat wij een dringend beroep doen op de aangesloten verenigingen, teneinde toe te zien, dat de distributie-bescheiden van de uitgezonden kinde-ren volledig in orde zijn’ (TvBO, 1941, 82). In 1942 neemt het aantal kinderen weer toe. ‘Niet minder dan 682 kinde-ren verbleven in ‘Zonne-Oord’, d.i. 111 meer dan het vorige jaar (…) juist in deze tijd van voedselschaarste en dis-tributiemoeilijkheden’ (P.L., 1942, 29). En: ‘Het mag niet beweerd worden, dat de doelmatigheid der verpleging kan worden afgewogen naar de gewichtstoe-name. Enigermate kan deze toch wel als maatstaf dienen. Daarom is het goed, dat de gemiddelde gewichtstoename over 1941 6,72 pond bedroeg. Het vorig jaar was deze 8 pond. Deze verminde-ring vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in moeilijkheden met de voeding tenge-volge van distributiemaatregelen (P.L., 1942, 46). Voor de ouders was het soms moeilijk hun kind zes weken te missen: ‘Eén Haags kind werd weggehaald, toen het reeds enige weken verpleegd was. De moeder kon het niet langer missen. Volgens de tante die het haalde, ‘viel de moeder om van de zenuwen, als ze het kind nog langer moest missen’. Jam-mer voor dit kind, dat na enkele weken reeds verschillende ponden was aange-komen’ (P.L., 1942, 136). Na de bevrij-ding was A. van Voorthuijsen ‘de eerste van het bestuur die naar Ede trok, om te zien hoe het er gesteld was en zijn dank te betuigen voor wat daar gedu-rende de bezettingstijd was gepresteerd. Treinen reden nog niet, maar per fiets kon Dr. Van Voorthuijsen, die toch al 73 jaar was, zijn plan doorzetten’ (Jacobs, 1952, 30). In het Tijdschrift voor Buiten-gewoon Onderwijs verschijnen in die ja-ren weinig berichten over Onze Kolonie: ‘Gebrek aan plaatsruimte was oorzaak, dat wij tot heden in ons Tijdschrift nog geen berichten omtrent de kolonie opna-men. Gelukkig kunnen we melden dat ook deze instelling tijdens de oorlogsja-ren veel goed werk heeft verricht. Onze

te stellen. ‘Er waren op die bewuste Vrijdagmorgen 85 kinderen in het kolo-niehuis opgenomen - vooral leerlingen der Rotterdamse en Haagse scholen. Van vervoer naar de woonplaatsen der kinderen was van stonde af aan geen sprake meer geweest (…). Enkele nach-ten werden in de kelders doorgebracht (…). Eten was er genoeg en de kinderen sliepen, telkens na angstige ogenblik-ken, weer als rozen. Zondags werden de moeilijkheden nog vergroot door de komst van ruim 80 inwoners van Ede, die het dorp moesten verlaten en in een der huizen en in de omgeving van Zon-neoord werden ondergebracht (…). Op het ogenblik, dat deze regelen worden geschreven, is er nog niets bekend, wan-neer de kinderen thuis zullen komen en hoe het verder met de uitzending zal gaan’ (Van Voorthuijsen, 1940, 132). Via de radio (A.N.P) werd omgeroepen dat de kinderen veilig waren. ‘Dit met name omdat de Rotterdamse ouders niet bereikt konden worden’ (P.L., 1940, 157). Eind juni komen er weer kinde-ren naar Ede. De bezetting is dan vanaf juli gemiddeld 90 kinderen. De uitzen-ding bewijst haar waarde ‘juist in deze tijden waarin de voedselvoorziening moeilijkheden met zich brengt (…). Als voorbeeld daarvan moge dienen, dat in het begin van oktober 89 kinderen het koloniehuis verlieten, welke tezamen ruim 750 pond in gewicht waren toege-nomen (…). Gewichtvermeerderingen van 12, 13 en 14 pond waren geen zeldzaamheid’ (P.L., 1940, 226). Gebrek aan gezonde voeding vormde een steeds groter probleem. En ook in de kolonie wordt het nijpender. ‘De levensmidde-lenvoorziening, alsmede de kleding der kinderen eist van de directie veel zorgen (…). Toch is het nodig, dat de kinde-ren steeds hun levensmiddelenkaarten, alsmede hun textielkaart medebrengen (…). Vele ouders evenwel proberen nog juist de bon, die voor de betreffende tijd geldig is, van de kaart af te scheuren en dus voor hun gezin te gebruiken. Het

Page 11: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

601

Dringend meent het daarom er de aan-dacht op te moeten vestigen, dat het ge-wenst is, dat de ouders naar draagkracht bijbetalen aan de kosten van uitzending’ (Jacobs, 1947, 62). En: ‘Behalve de ver-schillende distributiebescheiden dienen de te verplegen kinderen 2 textielpunten en hun snoepkaart in te leveren. Het is wenselijk dat de geleiders die verzame-len’ (Jacobs, 1947, 112). Uit het jaarver-slag over 1948 blijkt dat dit jaar voor de kolonie een recordjaar is geweest. Het aantal verpleegdagen bedroeg 31.144 (Jacobs, 1949, 146). En in dat jaarverslag wordt ook vermeld dat de gemiddelde gewichtstoename in de wintermaanden 3.886 kg bedroeg en in de zomermaan-den was dit 2.885 kg.

Tot 1940 was Onze Kolonie een vaste rubriek in iedere uitgave van het Tijd-schrift voor Buitengewoon Onderwijs. Vanaf 1940 tot 1960 komen we de ru-briek nog regelmatig tegen. Vanaf 1960 komt er zo nu en dan een mededeling over Onze Kolonie in de rubriek ‘Be-richten’ zoals in 1967 als het zwembad ‘een prachtig open luchtbad ... verdeeld in drie verschillende diepten’ wordt geopend’ (Prins, 1967, 319). In het jubi-leumartikel dat in mei 1960 verschijnt wordt een terugblik gegeven over de pe-riode 1910-1960. Over het gedrag van de patiëntjes wordt door de directrice ge-zegd ‘Wanneer ik af ga op de rapporten die men mij over de kinderen toezendt, dan zou het merendeel agressief zijn, nerveus, ongezeglijk, affectief verwaar-loosd, soms neurotische symptomen vertonend. Dit moge dan wellicht gel-den voor de stad, hier in de vrije natuur, waar zij naar hartelust kunnen spelen, merken wij daar weinig van. Het zijn dezelfde kinderen als 30 jaar geleden, gewoon lief en gewoon ondeugend - uit-gesproken ‘probleemkinderen’ hebben we hier maar zelden’ (Prins, 1960, 90).

gebouwen te Ede waren tot September 1944 nog vrijwel bezet door gewone patiënten. Na de strijd om Arnhem, half september 1944, is het gelukt, zij ’t dan ook met vele moeilijkheden, de kin-deren weer naar hun woonplaatsen te vervoeren. Alleen een 8-tal patientjes uit de Heye-stichting bleven achter, omdat hun tehuis was verwoest. De uitzending is toen stopgezet, maar onze kolonie-gebouwen werden een toevluchtsoord voor vluchtelingen, evacué’s en ook on-derduikers (…). Met grote vreugde kon het bestuur na de bevrijding bovendien vaststellen, dat onze gebouwen weinig geleden hadden, zodat vrij spoedig het ‘bedrijf’ kon worden hervat (...). De in-ventaris der kolonie is er echter uiterst slecht aan toe’ (H.J.J., 1946, 15).17

5 Wederopbouw

Langzamerhand nadert het aantal ver-pleegdagen weer het ‘vooroorlogse peil’. In 1946 werden er 712 kinderen ver-pleegd. Maar niet alles is in orde: ‘Zeer jammer is het, dat gebrek aan matrassen, kussens, lakens, handdoeken, e.d. en aan personeel oorzaak is, dat de huizen in Ede niet volledig bezet kunnen wor-den. De rekening sluit met een verlies-saldo van f 2425,98 wat voornamelijk ontstond, doordat de verpleegprijzen, die nog niet verhoogd zijn, de kostprijs niet dekten’ (TvBO, 1947, 54). En dan moe-ten de verpleegprijzen ‘node’ worden verhoogd naar f 2 per verpleegdag. ‘Het bestuur begrijpt volkomen voor welke moeilijkheden de uitzendende verenigin-gen door deze verhoging komen te staan.

Tot 1940 was Onze Kolonie een vaste ru-briek in iedere uitgave van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs. Vanaf 1940 tot 1960 komen we de rubriek nog regelmatig tegen. Vanaf 1960 komt er zo nu en dan een mededeling over Onze Kolonie in de rubriek ‘Berichten’

Page 12: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

602

advies. Het aantal leerlingen van de B.O.-scholen dat nog gebruik maakte van de kolonie verminderde snel. In 1984 werd de Vereniging omgezet in de ‘Stichting Zonneoord’. Deze stichting ging nauw samenwerken met het orthopedagogisch centrum Michiel uit Nijmegen en het Riagg. Speerpunten werden: naschoolse opvang en begeleid-kamer-wonen. De gebouwen van Zonneoord pasten niet bij de veranderde behoeften en werden eind 1986 gesloten. Het terrein met de gebou-wen werd in 1987 verkocht.18 Opmerke-lijk is dat thans - 100 jaar later - opnieuw vakantiekampen worden georganiseerd. Niet voor leerlingen die ondervoed zijn, integendeel. Deze kampen zijn voor leerlingen met overgewicht. De principes zijn echter hetzelfde: frisse buitenlucht, veel bewegen en gezonde voeding. En de resultaten worden weergegeven in ge-wichtsafname.

6 Tot slot

Het aantal ‘patiënten’ van Zonneoord groeide in de loop der jaren gestaag. In het openingsjaar werden in Sunny-Home 24 kinderen verzorgd met 1109 verpleeg-dagen. In 1959 werden 853 kinderen met een totaal aantal verpleegdagen van 39.245 in Zonneoord opgenomen; er konden toen meer dan 100 kinderen tegelijk opgenomen worden. In de jaren zestig verbeterden de levensomstandig-heden waarin de kinderen opgroeiden. Het aantal ‘lichamelijk zwakke kinderen’ nam sterk af. Vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw werd het koloniewerk min-der. In 1973 stopte de overheid met het verstrekken van subsidie. De oorspron-kelijke doelstellingen: ‘verhoging van de weerstand tegen ziekte (medisch doel) en tegen het ‘slechte’ milieu (pedagogisch doel) waren grotendeels achterhaald door andere vormen van begeleiding en

NOTEN

1 Tussen 1900 en 1920 was tuberculose de veroorzaker van 30% van de totale kindersterfte. Mazelen, kinkhoest, roodvonk en difterie waren met 12% doodsoorzaak nummer twee.

2 ‘Met de grootste angstvalligheid zoekt gij er steeds voor te waken, dat uw kind geene vloek- of scheld-woorden in den mond neme en ziedaar, een oogenblik in gezelschap van slecht opgevoede kinderen doorgebracht, - en uw kind beschikt over een formeel woordenboek van meest aan de dierenwereld ontleende, krachtige, bij het volk algemeen gangbare uitdrukkingen. Nog maar een paar dagen heeft uw kind de school bezocht of reeds brengt het van daar een staalkaart van onhebbelijkheden mede naar huis. Laat gij het uit voorzorg niet naar school gaan, het neemt toch allerlei ongemanierdheden van de dienstboden over en mochten deze soms te welopgevoed zijn, dan ziet het ze zoo in ’t voorbijgaan af van zijne vrienden uit de verte, de straatkinderen’ (Bokma de Boer, 1887, 109-110).

3 Naast uitzending naar een koloniehuis was ook ‘gezinsverpleging’ mogelijk. Deze uitzending werd mo-gelijk gemaakt door de Centrale Commissie voor uitzending van Nederlandsche kinderen naar buiten. Het verslag over 1918 meldt ‘Aan niet minder dan 3965 kinderen werd huisvesting verschaft gedurende een tijd van gemiddeld 44 dagen per kind’ (Van Voorthuijsen, 1919, 127).

4 De kinderuitzendingen groeiden uit tot een van de belangrijkste sociaal-geneeskundige voorzieningen voor schoolkinderen waar in bijna honderd jaar naar schatting zo’n 800.000 kinderen aan deelnamen (Bron: Canon Jeugdzorg Nederland/vakantiekolonies).

5 Het Centraal Genootschap voor kinderherstellings- en vacantiehuizen beschikte over een groot aantal koloniehuizen. Vier huizen te Egmond aan Zee en verder huizen in De Steeg en Nunspeet. In Nunspeet, huize ‘Weezenkas’, werden kinderen opgenomen ‘die meer zorg vereischen dan de gewone vacantie-kolonie kan geven. Patientjes met lichte longaandoeningen, doorgebroken klieren of fistels uitgaande van een beenhaard worden hierheen gebracht om door een uitstekende verpleging in de heerlijke omgeving van Nunspeet genezing te verkrijgen, die in de ongunstige omstandigheden thuis wellicht zou uitblijven’ (Van Voorthuijsen, 1917, 92).

6 Op 12 oktober 1918 werd er in Utrecht een Congres voor Kindervoeding gehouden. Tijdens dit congres werd een motie aangenomen die bij de regering toegelicht zou worden. Deze motie luidde: ‘Het congres enz., bijgewoond door 63 afgevaardigden, vertegenwoordigende 11 gemeentebesturen en 32 vereenigin-gen, die zich bezig houden met de verstrekking van voedsel aan schoolgaande kinderen: gezien het feit, dat ondervoeding zich bij vele schoolgaande kinderen openbaart; spreekt als zijn oordeel uit, dat mede met het oog op de toekomst van ons volk, het in zeer hooge mate gewenscht is: dat gedurende deze ab-normale tijden de verstrekking van schoolvoeding door de overheid ten zeerste worde bevorderd; dat de regeering voor de verstrekking van schoolvoeding in zeer ruime mate levensmiddelen beschikbaar stelle; en dat voor deze verstrekking geen levensmiddelenbons behoeven te worden ingehouden’ (X, 1918, 176).

Page 13: Onze Kolonie - 100jaar orthopedagogiek...(Bakker, 2011). In dat jaar waren er al 57 lokale verenigingen die kinderen uit-zonden naar een vakantiekolonie. Het Centraal Genootschap voor

603

7 In 1924 schrijft dr. A. van Voorthuijsen dat het nodig is dat zwakzinnigen verpleegd worden in afzon-derlijke huizen: ‘Achterlijken hooren niet thuis in de kolonies voor normale kinderen, omdat de min-derwaardigheid van den geest zich niet alleen uit in het niet mee komen op school, maar tevens te voor-schijn komt in allerlei verhoudingen van het dagelijksch leven. Van de geleidsters wordt ten opzichte van zwakzinnige kinderen verlangd; goed begrijpen, groot geduld en veel toewijding. Het is duidelijk, dat al deze eigenschappen zijn als vanzelf sprekend in een kolonie, waar alleen zwakzinnigen worden opgeno-men. Doch even duidelijk is het, dat een achterlijk kind, opgenomen in de gewone kolonie, dikwijls zal worden miskend. Niet zelden zullen de resultaten van het verblijf uitblijven, omdat het kind niet heeft kunnen wennen in de omgeving, waar het als onbegrepen lastpost eenige weken heeft vertoefd’ (Van Voorthuijsen, 1924, 19).

8 ‘Dank zij de buitengewone medewerking van het Gemeentebestuur van ’s-Gravenhage, konden leer-krachten uit die gemeente met hun echtgenote, als leider en leidster functioneren. Zij kregen gedurende die tijd verlof uit hun betrekking’ (H.J.J., 1950b, 21).

9 ‘Naar aanleiding van dezer mededeeling wordt de vraag gedaan of geen achterlijke kinderen worden geholpen vóór er een koloniehuis gesticht is. De voorzitter antwoordt, dat een deel der gelden zullen besteed worden voor uitzending van kinderen, en een deel voor ’t stichten van een fonds voor den bouw van een koloniehuis. Op de vraag of de Statuten en Reglement zijn aangenomen buiten onze Vereeniging om, wordt geantwoord, dat de indertijd ingestelde Commissie is afgetreden en de Vereeniging voor vacan-tiekolonies zich zelfstandig heeft georganiseerd’ (G.J.V., 1910, 42).

10 Jacobs jr. constateert in zijn lezing (1997) ten aanzien van deze pioniers dat ‘…de aandacht van de eerste werkers van het Buitengewoon Onderwijs niet zozeer naar systeemmodellen uitging, maar uitsluitend gericht was op de kinderen en hun onderwijzers. In die relatie lag immers het hart en de longen van het werk. School, gezin en maatschappij en zo ook de opvoeding werden als een onverbrekelijk geheel ge-zien’ (Jacobs, jr., 2).

11 ‘…aan het Centr. Genootschap werd herhaaldelijk vergeefs verzocht ruimte beschikbaar te stellen in een zijner koloniehuizen, ten dienste van deze nieuwe vereniging’ (H.J.J., 1950, 20).

12 Een belangrijke taak bij de reiniging was het ‘haarknippen’ en ‘ontluizen’ van de schoolkinderen. Zie voor deze problematiek o.a. Lingmont 1917 en 1919.

13 In 1921 telt de Centrale Vereniging 70 leden. Leden zijn plaatselijke verenigingen als ‘Zorg voor het ach-terlijke kind’. De minimumcontributie van de Centrale Vereeniging bedraagt dan f 2,50 per jaar.

14 Het koloniehuis werd voor die tijd professioneel ingericht. Op de parterre was plaats voor een grote keu-ken met bijkeuken, een doktersruimte met ziekenkamer, een badkamer en een grote speelkamer annex eetzaal. Op de eerste verdieping kwamen 36 slaapplaatsen, plus zes leidsterkamers. Op de zolder waren nog zes leidsterkamers en een droogruimte.

15 De Verenigingen Zorg voor het achterlijke Kind hielden zich ook bezig met de oprichting van werkinrich-tingen. Deze werkinrichtingen kunnen gezien worden als voorgangers van de sociale werkplaatsen.

16 In 1934 doet de Vereniging Vacantieoord voor Lichamelijk Gebrekkigen het verzoek tot verpleging van lichamelijk gebrekkige kinderen. Vanaf 1934 tot en met 1939 wordt daartoe Sunny-Home gereedgemaakt. In 1938 waren er alleen voor deze kinderen al 8000 verpleegdagen (TvBO, 1939, 50).

17 In de oorlogsjaren wordt het tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs beperkter in omvang en rubrieken verdwijnen (Brandsma, 2012). Dit vanwege de papierschaarste. Ook in de eerste jaren na de oorlog is dit een probleem.

18 Anno 2012 is op het landgoed Zonneoord VitaValley gevestigd. VitaValley is een innovatienetwerk in de zorg, opgericht voor een betere inrichting van de gezondheidszorg en een betere leefomgeving voor ou-deren, chronisch zieken en gehandicapten.

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

Zie hiervoor http://tvodigitaal.nl – december – ‘Artikelen, Columns, mededelingen’.

OVER DE AUTEUR

Jan Brandsma werkte van 1969 tot 1987 als onderwijzer in het speciaal onderwijs. Van 1988 tot 2002 was hij directeur van het Seminarium voor Orthopedagogiek en van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht tot 2008. Thans is hij als orthopeda-goog/onderzoeker met name geïnteresseerd in de geschiedenis van het speciaal onderwijs. E-mail: [email protected]