INGEZONDEN - 100jaar orthopedagogiek100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1943-01.pdf ·...

6
INGEZONDEN — VEREENIGING VOOR L0G0P. EN PHONIATHIE 8 INGEZONDEN Vereniging tot bevordering der belangen van slechthorenden. Diploma Liplezen. Reeds enige jaren achtereen geeft het H.B. der Vereniging tot bevorde- ding der belangen van slechthorenden gelegenheid tot het afleggen van een examen ter verkrijging van een Diploma Liplezen. Daartoe wordt elk jaar een Commissie van deskundigen benoemd, die omstreeks Pasen genoemd examen afneemt. Op het diploma kan een aantekening voor goed en duidelijk spreken worden gegeven. De bedoeling van het diploma is, het aanleren en beoefenen van liplezen zoveel mogelijk te bevorderen. Tevens wil het diploma een steun zijn in het bijzonder voor slechthorende jonge mensen, om hen te helpen een plaats in de maatschappij te veroveren, of deze te doen behouden. Kinderen binnen , de leerplichtige leeftijd kunnen niet aan het examen deelnemen, terwijl de Commissie van deskundigen bevoegd is, in overleg met het Hoofdbestuur, candidaten, van wie geacht wordt, dat zij de be- tekenis der examenopgaven, tengevolge van slecht aangepast lager onderwijs, niet ten volle kunnen begrijpen, niet tot het examen toe te laten. Alle gegevens omtrent dit examen, met inbegrip van de exameneisen, zijn te vinden in het Jaarboekje 1943 van bovengenoemde Vereniging blz. 58en59. De Commissie is voor 1943 als volgt samengesteld: Mevr. H. Strunk- Meulenbelt, Voorzitster; P. J. Evertse, Secretaris en O. E. Buschhaus, lid. Gedelegeerden van het H.B. zijn de heren Tj. van Eijk en Ir. J. C. Schagen van Soelen. Het adres van den Secretaris is: Eerste Barendrechtse weg 146, Baren- drecht. VERREENIGING VOOR LOGOPAEDIE EN PHONIATRIE Contributiebetaling 1943. Aan alle afdelings- en algemene leden wordt verzocht, hun contributie over 1943 spoedig te voldoen, volgens onderstaande gegevens: afd. Den Haag: f 9.— (17.50+f f 1.50 afd.contr.) op postrekening 71163 van Mw. H. Alma, Den Haag; afd. Rotterdam: f 9.— (f 7.50+ f 1.50 afd.contr.) op postrekening 33906 van dr. J. Murck Jansen, Rotterdam; afd. Amsterdam: f 9.50 (f 7.50+f 2.— afd.contr.) op postrek. 315617 van Penningmeester afd. Amsterdam v. d. Ver. v. Log. en Phon. te Am- sterdam; afd. Utrecht: f 7.50 (dit jaar geen afd.contr.) op postrekening 109660 van dr. L. Mes, De Bilt; algemene leden: f 7.50 op postrekening 67578 van ondergetekende te Utrecht. Laten allen nu eens dadelijk gireren. Dat bespaart alle penningmeesters veel last en moeite. J. H. HARMSEN, alg. Pennn. Aan de secretarissen van de afdelingen wordt vriendelijk verzocht hun jaarverslagen vóór 15 Februari bij den secretaris van het Hoofdbestuur in te zenden. De daarin vermelde gegevens zijn nodig voor het opstellen van liet algemeen jaarverslag. De algemene vergadering zal waarschijnlijk gehouden worden in de maand April. De juiste datum zal tijdig bekend gemaakt worden. Voorstellen voor deze vergadering worden bij den secretaris van het Hoofdbestuur ingewacht vóór 15 Februari a.s.

Transcript of INGEZONDEN - 100jaar orthopedagogiek100jaarorthopedagogiek.nl/100jaarPDF/PDF/paid/1943-01.pdf ·...

INGEZONDEN — VEREENIGING VOOR L0G0P. EN PHONIATHIE 8

INGEZONDEN Vereniging tot bevordering der belangen van slechthorenden.

Diploma Liplezen. Reeds enige jaren achtereen geeft het H.B. der Vereniging tot bevorde-

ding der belangen van slechthorenden gelegenheid tot het afleggen van een examen ter verkrijging van een Diploma Liplezen. Daartoe wordt elk jaar een Commissie van deskundigen benoemd, die omstreeks Pasen genoemd examen afneemt. Op het diploma kan een aantekening voor goed en duidelijk spreken worden gegeven.

De bedoeling van het diploma is, het aanleren en beoefenen van liplezen zoveel mogelijk te bevorderen. Tevens wil het diploma een steun zijn in het bijzonder voor slechthorende jonge mensen, om hen te helpen een plaats in de maatschappij te veroveren, of deze te doen behouden.

Kinderen binnen ,de leerplichtige leeftijd kunnen niet aan het examen deelnemen, terwijl de Commissie van deskundigen bevoegd is, in overleg met het Hoofdbestuur, candidaten, van wie geacht wordt, dat zij de be-tekenis der examenopgaven, tengevolge van slecht aangepast lager onderwijs, niet ten volle kunnen begrijpen, niet tot het examen toe te laten.

Alle gegevens omtrent dit examen, met inbegrip van de exameneisen, zijn te vinden in het Jaarboekje 1943 van bovengenoemde Vereniging blz. 58en59.

De Commissie is voor 1943 als volgt samengesteld: Mevr. H. Strunk-Meulenbelt, Voorzitster; P. J. Evertse, Secretaris en O. E. Buschhaus, lid. Gedelegeerden van het H.B. zijn de heren Tj. van Eijk en Ir. J. C. Schagen van Soelen.

Het adres van den Secretaris is: Eerste Barendrechtse weg 146, Baren-drecht.

VERREENIGING VOOR LOGOPAEDIE EN PHONIATRIE Contributiebetaling 1943.

Aan alle afdelings- en algemene leden wordt verzocht, hun contributie over 1943 spoedig te voldoen, volgens onderstaande gegevens:

afd. Den Haag: f 9.— (17.50+f f 1.50 afd.contr.) op postrekening 71163 van Mw. H. Alma, Den Haag;

afd. Rotterdam: f 9.— (f 7.50+ f 1.50 afd.contr.) op postrekening 33906 van dr. J. Murck Jansen, Rotterdam;

afd. Amsterdam: f 9.50 (f 7.50+f 2.— afd.contr.) op postrek. 315617 van Penningmeester afd. Amsterdam v. d. Ver. v. Log. en Phon. te Am-sterdam;

afd. Utrecht: f 7.50 (dit jaar geen afd.contr.) op postrekening 109660 van dr. L. Mes, De Bilt;

algemene leden: f 7.50 op postrekening 67578 van ondergetekende te Utrecht.

Laten allen nu eens dadelijk gireren. Dat bespaart alle penningmeesters veel last en moeite. J. H. HARMSEN, alg. Pennn.

Aan de secretarissen van de afdelingen wordt vriendelijk verzocht hun jaarverslagen vóór 15 Februari bij den secretaris van het Hoofdbestuur in te zenden. De daarin vermelde gegevens zijn nodig voor het opstellen van liet algemeen jaarverslag.

De algemene vergadering zal waarschijnlijk gehouden worden in de maand April. De juiste datum zal tijdig bekend gemaakt worden. Voorstellen voor deze vergadering worden bij den secretaris van het Hoofdbestuur ingewacht vóór 15 Februari a.s.

PE PROBLEMEN VAN HET MONGOLISME 19

voor imbecillen, zijn derhalve voor meer dan het vierde deel door mongolen bevolkt.

Ten slotte doet tabel lI zien, dat "bij de mongolen der dag-scholen het aantal meisjes dat der jongens belangrijk overtreft. Dit komt nog duidelijker tot uiting, wanneer men tevens rekening houdt niet alle jongens en meisjes, die op de dagscholen en in de klassen voor imbecillen werden aangetroffen. Op 1 Juli 1942 waren op deze scholen en in deze klassen te zamen geplaatst: 1350 jongens en 1074 meisjes.

Van deze 1350 jongens behoorden er 284 of 21 % tot de mongolen.

Van de 1074 meisjes behoorden er 340 of 31,6 % tot de mon-golen.

Ten opzichte van de mongolen der dagscholen is er derhalve een duidelijk overwicht van de vrouwelijke sexe. De vraag zal nog onder het oog moeten worden gezien of dit overwicht voor alle mongolen geldt.

De mongolen der gestichten, vallende • onder de krankzinnigenwet. Het overzicht, dat in tabel III wordt gegeven van de mongolen,

die op ,de gestichten, vallende onder de krankzinnigenwet, worden verpleegd, heeft niet alleen betrekking op de mongolen, die op de aan de gestichten verbonden scholen waren geplaatst, doch tevens op alle andere mongolen, die op 1 Juli 1942 in de bedoelde inrichtingen aanwezig waren.

Op 1 Juli 1942 bedroeg het aantal patiënten op de gestichten voor zwakzinnigen, voor zover deze vallen onder de krankzinnigen-wet 3251. Onder deze patiënten bevonden zich 247 mongolen. Over het geheel was derhalve 7,6 % van de gestichtsbevolking lijdende aan mongolisme.

Over het algemeen gesproken, hebben de patiënten, die - in de gestichten worden verpleegd, eigenschappen, die meer moeilijk-heden geven, dan de leerlingen bezitten, die van uit het ouderlijke huis de dagscholen voor zwakzinnigen bezoeken.

Deze voor de hand liggende omstandigheid hangt vooral samen met het lage verstandelijk peil van vele gestichtspatiënten. De mongolen der gestichten maken hierop geen uitzondering. De meerderheid van hen staat op een lager intellectueel niveau. dan de mongolen der dagscholen en der vrije internaten.

Ook in lichamelijk opzicht zijn de gestichtsmongolen ten achter bij de mongolen, die in de vrije maatschappij verkeren. Deze geestelijke en (of) lichamelijke achterstand van de mongolen der gestichten treedt duidelijk te voorschijn, wanneer wordt nage-gaan, hoeveel mongolen van de schoolleeftijd in staat zijn om de school te bezoeken. De cijfers van tabel VIII geven hiervan een overzicht.

DE PROBLEMEN VAN HET MONGOLISME 20

TABEL VIII.

GESTICHTEN Totaal aantal

mongolen Aantal mong. v. d. schoolleeftijd

Aant. op school gepl. mongolen

Assisië 22 13 0 v. d. Bergh-Stichting . 66 34 24 Boldershof 13 9 0 's Heeren Loo 78 35 7 St. Ursula . 45 36 29 Voorgeest 23 17 6

Te zamen . 247 144 66

Overzicht van het aantal der op de gestichten geplaatste mongolen van de schoolleeftijd, die in staat zijn de school te bezoeken.

Uit de gegevens van tabel VIII blijkt, dat er onder de mongolen der gestichten een groot aantal worden aangetroffen, die, hoewel zij in de schooljaren zijn, de school niet kunnen bezoeken. Daar de reden hiervan voor het grootste deel in geestelijke onvolwaar-digheid moet worden gezocht, kan ten aanzien van deze kinderen van mongoloïde idiotie worden gesproken. Daarnaast staan dan de mongoloïde imbecillen, die wel op de scholen kunnen worden geplaatst en aldaar allerlei nuttige bezigheden kunnen leren.

Het valt op, dat de verhouding van de manlijke sexe tot de vrouwelijke sexe onder de mongolen der gestichten een andere is, dan dit op de dagscholen het geval is. De cijfers van tabel III tonen aan, dat onder de aanwezige mongolen der gestichten tweemaal meer jongens en mannen worden aangetroffen dan meisjes en vrouwen. Het is niet geheel duidelijk, waardoor dit verschil met de dagscholen wordt veroorzaakt.

Ten opzichte van dit punt dient te worden opgemerkt, dat het gehele aantal manlijke patiënten op de bedoelde gestichten dat der vrouwelijke patiënten overtreft. Op 1 Juli 1942 waren in totaal aanwezig 3251 imbecillen en idioten. Hiervan behoorden er 1949 tot het manlijke geslacht en 1302 tot het vrouwelijke. Het is mogelijk, dat dit overwicht van de manlijke sexe bij ,de in gestichten verpleegden een gevolg is van het veelvuldiger optreden van hinderlijke eigenschappen bij de jongens dan bij de meisjes. Het is niet onwaarschijnlijk, dat jongens in de eigen omgeving meer last veroorzaken dan meisjes en derhalve eerder dan meisjes in inrichtingen worden opgenomen.

Bij de bespreking van de herediteit, als oorzaak van het mongolisme zal ide verhouding van de mannen tot de vrouwen nogmaals ter sprake worden gebracht.

DE PROBLEMEN VAN ZIET MONGOLISME 21

De mongolen op de werkinrichtingen voor laagstaande zwakzinnigen.

Op de 36 werkinrichtingen, waarvan inlichtingen werden ver-kregen, waren op 1 Juli 1924 845 laagstaande zwakzinnigen ge-plaatst — 683 mannen en 162 vrouwen. Het aantal mongolen bedroeg 55 mannen en 12 vrouwen — te zamen 67 of 7,9 % van het gehele aantal aanwezige imbecillen.

Door vergelijking van de cijfers van tabel II met de cijfers van tabel IV blijkt het, dat niet alle mongolen, die de scholen en de klassen voor imbecillen hebben bezocht, op de werkinrichtingen worden geplaatst. De reden hiervan zal voor een deel zijn gelegen in het feit, dat lang niet overal, waar scholen en klassen voor imbecillen aanwezig zijn, tevens werkinrichtingen worden ge-vonden.

Voorts is het echter van betekenis, dat volstrekt niet elke mongool, die de geschiktheid heeft om enig onderwijs te ontvangen, tevens de kracht en de flinkheid bezit om op een werkinrichting regelmatig arbeid te verrichten. De cijfers tonen duidelijk aan, dat vooral de meisjes, die van school afgaan, thuis worden gehouden.

Oud-leerlingen van scholen voor zwak- zinnigen, lijdende aan mongolisme.

Het onderzoek naar de toestand, waarin zich de oud-leerlingen der scholen bevinden, voor zover deze tijdens de schooljaren als mongolen waren gesignaleerd, is ingesteld door aan de hoofden der scholen te verzoeken mij gegevens te verstrekken over de mongolen, die de school hebben verlaten en bij welke aan de diagnose niet behoefde te worden getwijfeld.

Daar op weinige scholen aantekeningen worden gehouden over de oud-leerlingen, betreffen de ingewonnen inlichtingen slechts een beperkt aantal gevallen. Het behoeft geen betoog, dat de meeste gegevens werden verkregen van de hoofden, die zich met de nazorg bezighouden.

Op deze wijze kon van 352 mongolen, die voor verreweg het grootste deel ouder waren dan 18 jaar, worden nagegaan, of zij nog in leven waren, waar zij waren gehuisvest en welke werk-zaamheden door hen werden verricht. Daarenboven konden van een zeker aantal tevens inlichtingen worden verkregen over het beroep van de vaders, over de rij der kinderen in het gezin en over de leeftijd der moeders tijdens de geboorte der mongolen. Van deze inlichtingen zal bij de bespreking van de genoemde punten gebruik worden gemaakt.

Het gehele aantal van 352 oud-leerlingen, lijdende aan mon-golisme kan als volgt worden verdeeld:

DE PROBLEMEN VAN HET MONGOLISME 22

TABEL IX. Oud-leerlingen der dagscholen en der scholen van internaten voor zwakzinnigen, voor zover zij lijden (of tijdens hun leven geleden

hebben) aan mongolisme.

OUD-LEERLINGEN Aantal mongolen

In procenten

1. Gehuisvest in het gezin van ouders of familieleden . . . .. 216 61.4 a. tevens geplaatst op werkinrichtingen . (39) (11.1) b.. gehele dag in eigen omgeving (177) (50.3)

2. Gehuisvest in internaten of in gestichten voor zwakzinnigen 41 11.6

3. Gehuisvest in gestichten voor krankzinnigen 5 1.4

4. Overleden 90 25.6

5. In totaal 352, 100.0

Het zij hier nogmaals herhaald, dat de cijfers van tabel IX alleen betrekking hebben op de gegevens, die door de hoofden der dagscholen en der scholen van de internaten omtrent de oud-leerlingen zijn verstrekt. Dat deel van het . onderzoek staat geheel op zich zelf. De uitkomsten daarvan mogen niet in verband worden gebracht met de cijfers der tabellen II tot V.

De in tabel IX voorkomende gegevens hebben alleen betrek-king op ,de oud-leerlingen, die ten minste gedurende enige jaren de scholen hebben bezocht. In de cijfers zijn voorts niet opgenomen de oud-leerlingen, die als zodanig zijn opgegeven, omdat zij een bepaalde school hebben verlaten, doch tevens naar een andere dagschool voor zwakzinnigen of naar een school, verbonden aan een vrij internaat -voor zwakzinnigen, zijn overgegaan. Wel is in de tabel rekening gehouden met de oud-leerlingen, die na het verlaten der school in de internaten zijn gebleven of die naar een gesticht, vallende onder de krankzinnigenwet, zijn gebracht, zonder aldaar op de school te worden geplaatst. .

In het algemeen kan men derhalve zeggen, dat tabel IX inlichtingen verstrekt over de omstandigheden, waarin de mon-golen verkeren, die hetzij regelmatig, hetzij gedurende een zekere periode van hun leven in staat werden geacht enig onderwijs te ontvangen.

(Wordt vervolgd.)

LINKSHANDIGHEID EN DAARMEE SAMENH. VERSCHIJNSELEN 23

LINKSHANDIGHEID EN DAARMEE SAMENHANGENDE VERSCHIJNSELEN

door A. TONNEMAN Jr.

II. Meermalen heeft men gezocht naar een eenvoudige en gemakkelijk

uitvoerbare test, om te bepalen of een proefpersoon in aanleg links- of rechtshandig geweest is.

Dit zou dan moeten zijn een spelletje of iets dergelijks, waarbij de invloed van de opvoeding (door in-oefening) uitgesloten kan worden geacht.

De beschrijving van een dergelijk proefje wordt gegeven in een noot bij het verslag van een lezing over linkshandigheid, in 1911 voor het N.O.G. gehouden door professor Winkler.

De proefpersoon houdt met uitgestoken wijsvingers beide handen hori-zontaal dicht voor het lichaam en wel zo, dat de wijsvingers naar elkaar toe gericht zijn.

Eerst beschrijft die rechter- of de linkerwijsvinger (naar keuze) snel kleine kringetjes van het lichaam af, dus zo: — naar boven, van het lichaam af, naar beneden, naar het lichaam toe, naar boven, enzovoort. Deze be-weging wordt even ingeoefend.

Dan beschrijft de andere wijsvinger dito kringetjes, maar naar het lichaam toe, dus zo — naar boven, naar het lichaam toe, naar beneden, van het lichaam af, naar boven, enzovoort. Ook dit wordt even ingeoefend.

Voor alle zekerheid worden beide bewegingen nog eens afzonderlijk herhaald.

Dan komt de eigenlijke test. De proefpersoon wordt uitgenodigd, de beide bewegingen nu snel en

onafgebroken gelijktijdig uit te voeren en daarmee onder geen beding op te houden, ook al gaat het verkeerd!

Slechts zeer zelden gelukt deze gelijktijdige uitvoering. Al spoedig neemt de ene hand de andere mee. De hand, die de leiding neemt is de in aanleg meest geschikte!

Daar het beestje een naam moet hebben, zullen wij bij onze verdere besprekingen deze test noemen: de proef met de leidende hand.

Aan het artikel: „Die functionelle Asymmetrie. der Augen" van den oogarts M. Hillemans, verschenen in „Klinische Monatsbltter fiir Augen-heilkunde", 1927, Band 78, is de volgende proef ontleend. Zij betreft het leidende oog. Zij is voor het eerst beschreven in 1903 door O. Rozenbach.

Beschrijving: Ga op enige meters afstand voor een raam staan, houdt beide ogen wijd

open, kijk naar een der verticale sponningslatten tussen twee ruiten in dat raam en probeer met een der wijsvingers, eveneens verticaal voor het aan-gezicht gehouden, die sponningslat te bedekken.

Dat lukt niet! Het is, alsof de wijsvinger transparant is. Wij zien er de lat nog

duidelijk door heen schijnen! Verander onder het vervolg van de proef in geen geval de positie -pan

liet lichaam, het hoofd of de opgeheven wijsvinger en sluit nu plotseling het linkeroog (of bedek het met de vrij gebleven hand). Zeer waarschijnlijk schijnt de vinger nu niet meer transparant, maar bedekt de lat volkomen.