Zwarte Kameraden in de kolonie

62
Zwarte Kameraden in de kolonie De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië Masterscriptie J. Roukema

Transcript of Zwarte Kameraden in de kolonie

Zwarte Kameraden in de kolonie

De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië

Masterscriptie

J. Roukema

1

2015, Jelmer Roukema

Foto Omslag: Indische NSB’ers lezen de NSB-partijkrant, Beeldbank WOII, NIOD.

2

Zwarte Kameraden in de kolonie

De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië

Masterscriptie

Jelmer Roukema

S2249669

Email: [email protected]

Eerste beoordelaar/Scriptiebegeleiders: Dr. Erwin H. Karel

Dr. Barbara Henkes

Tweede beoordelaar: Dr. S.I. Aasman

11-02-2015

3

Inhoudsopgave

Voorwoord ………………………………………………………………………………….. 4.

1. Inleiding .............................................................................................................................. 5.

2. Het koloniale beleid en de Indische samenleving ............................................................ 9.

- De Indische archipel ……………………………………………………………………… 12.

- Etniciteiten en bevolkingsgroepen in Nederland-Indië ……………………………...…… 15.

- Het vroege fascisme in de Nederlandse kolonie ………………………………………...... 16.

- Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië …………….. 18.

- De partijstructuur van de Beweging in Nederlands-Indië ……………………………………. 16.

- Beweegredenen voor het NSB-lidmaatschap ………………...…………………………… 19.

- Tegenwerking door andere politieke partijen in Indië …………………………………… 21.

3. De NSB en de Groot-Nederlandse imperiale droom ………………..…....……..….… 23.

- De visie van de NSB op het Nederlandse koloniale imperium ……………………...……. 23.

- De visie van de NSB op etnische groepen binnen het Koninkrijk ………………………… 25.

- De NSB en het koloniale gezag van Nederlands-Indië …………………...………………. 29.

4. De Nationaal- Socialistische Beweging in Nederlands-Indië: perceptie en interactie 32.

- Interactie en communicatie tussen de Beweging in Indië en Nederland ………….……… 32.

- De koloniale regering en de Indische NSB ……………………………...……………..…. 34.

- Musserts reis 'door de gordel van smaragd' ……………………………………………… 38.

5. Verscherpte politieke verhoudingen en ideologische tegenstellingen ……………..… 40.

- Ideologische Tegenstellingen tussen de NSB-fracties in Indië en Nederland ……….…… 50.

- Verandering en radicalisering van de ideologische koers binnen de Beweging ……......… 40.

6. De ondergang van het nationaalsocialisme in Indië ………………………………...…47.

- De oorlog met Japan en NSB’ers in gevangenschap …………………………………...… 50.

- Vermeende collaboratie onder de Indische nationaalsocialisten ………………………… 53.

7. Conclusie ………………………………………………………………………...……… 55.

Bronnen ……………………………………………………………………………….…… 57.

Geraadpleegde literatuur …..…………………………………………………………….. 59.

Bijlagen ………………………………………………………………………...………….. 61.

4

Voorwoord

In deze thesis staat de Nationaal-Socialistische Beweging in de Nederlandse kolonie centraal.

Een uitgebreid archief-en literatuuronderzoek is aan dit uiteindelijke resultaat voorafgegaan.

Het onderwerp van deze scriptie komt voort uit persoonlijke interesse en een opgelaaide

nieuwsgierigheid na het zien van de onderstaande

afbeelding. De foto toont een vrijwilliger voor de

Waffen-SS, gedurende de Tweede Wereldoorlog. De

insignes op het uniform van de soldaat wijzen erop dat

hij onderdeel uitmaakte van de Landstorm Nederland

divisie. Dit legeronderdeel nam aan het einde van de

oorlog deel aan diverse gevechten in Midden-

Nederland. Het gelaat van de man geeft zijn Indische

achtergrond prijs, een verschijnsel dat bij mij en

anderen vragen oproept.

Op diverse fora op internet wordt druk

gespeculeerd over de identiteit en achtergrond van de

persoon op de foto. Enig betrouwbaar bewijs over de onbekende Indische soldaat bestaat

echter niet. Naar het schijnt is de man op de foto gesneuveld in de omgeving van Arnhem

gedurende Operation Market Garden.1 De foto en de discussie daaromtrent riepen bij mij nog

veel meer vragen op: hoe manifesteerde het nationaalsocialisme zich in de kolonie? waren er

ook NSB’ers in Nederlands-Indië? Na enig onderzoek bleek dat er inderdaad Nederlandse

nationaalsocialisten actief waren in Indië. Het gebrek aan uitgebreide informatie betreffende

de Indische NSB, deed mij doen besluiten om dit onderwerp aan te grijpen voor de thesis die

voor u ligt.

1 http://forum.axishistory.com/viewtopic.php?t=189851, geraadpleegd op 12-01-2015.

5

1. Inleiding

'Voor het zedelijk en lichamelijk welzijn van een volk is nodig een krachtig staatsbestuur,

zelfrespect van de natie, tucht, orde, solidariteit van alle bevolkingsklassen en het

voorgaan van het algemeen nationaal belang boven het groepsbelang en van het

groepsbelang boven het persoonlijk belang.' - Leidend Beginsel der NSB.2

Nederlands-Indië verkeerde in 1933, net als de rest van de wereld, in een economische crisis.

Door de crisis ontstonden grote problemen: hoge werkloosheid, een daling van export en

industriële capaciteit. Tevens zorgde het voor onvrede onder de diverse volkeren binnen de

Indische archipel. Deze groeiende ontevredenheid deed de angst voor inheems nationalisme

groeien onder de Europese machthebbers van de kolonie.3 De economische crisis zorgde voor

grote armoede onder de sociale onderlaag van de kolonie. De misère deed de opstandigheid

onder de inheemse bevolking groeien, omdat zij het zwaarst onder de crisis te lijden hadden.

Het ongenoegen van de inheemse bevolking uitte zich, met name in de rurale gebieden, in een

steeds luider hoorbare Merdeka Sekarang! (Vrijheid Nu!).4 Onder zowel de Europeaanse

bevolking als de Indo-Europeaanse bevolking, zat de angst voor het groeiende Indonesisch

nationalisme er goed in. De Indonesische nationalisten eisten politieke en bestuurlijke

onafhankelijkheid van Nederland. Een groei van deze beweging zou het koloniale

gouvernement kunnen ondermijnen en daarmee de bevoorrechte positie van de Europeanen en

Indo-Europeanen aantasten. Vanaf 1933 vonden daarom duizenden individuen binnen deze

twee bevolkingsgroepen hun heil bij de NSB in Indië. Deze Beweging was, evenals de meeste

andere politieke partijen in Nederland, sterk gekant tegen alles wat zou kunnen leiden tot

autonomie van Indische bevolking. Ook een mogelijke zelfstandigheid van de kolonie en het

inherente verlies van de Nederlandse machtspositie in de archipel was voor de NSB totaal

onacceptabel.5 Deze stellingname ten opzichte van de Indische onafhankelijkheidsbeweging,

evenals hun roep voor een sterk (koloniaal) gezag en bestuur, zorgde in de eerste instantie

voor sympathie onder de Europese en Indo-Europese bevolking in Nederlands-Indië. Deze

starre houding van de Europeanen in de kolonie, gevoed door de crisis en de opkomst van de

2 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 1 (1933) nr. 1, 7

januari 1933. 1. 3 Tessel Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het

nieuwe Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009)

172. 4 Joke Sluyter,"Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," Haagse Post, nr. 45. (november, 1984) 26. 5 A. A. Mussert, “In Godvertrouwen alles voor het Vaderland,” in Fotonieuws IV, (april, 1942) 74.

6

partijen zoals de NSB, zorgde er tevens voor dat de politieke verhoudingen op scherp kwamen

te staan. Enerzijds de meerderheid van de inheemse bevolking, met een groeiend verlangen

naar politieke en bestuurlijke vrijheid. Anderzijds de meerderheid van de Europeanen en

Indo-Europeanen die krampachtig het oude koloniale systeem wilden behouden.

Onder de Nederlanders en Indo-Europeanen in de kolonie heerste een ongenoegen

betreffende het verzwakte militaire apparaat, de economische crisis en de politiek bewust en

actief wordende inheemse bevolking. De onvrede zorgde er voor dat velen zich wel konden

vinden in de krachtige taal van de NSB. In 1937 bereikte de beweging een hoogtepunt in de

kolonie met vijfduizend leden. Daarnaast had de NSB in Nederlands-Indië ook vele 'stille

sympathisanten', dit waren personen die niet lid waren van de beweging, maar zich wel

konden vinden in de krachtige retoriek van Mussert en de zijnen.6 Opmerkelijk is dat circa 7

procent van de leden Indo-Europeaan was. De overige 30 procent waren voornamelijk blanke

Nederlanders die zich verwant voelden met Nederland en ontevreden waren over het

koloniale bestuur.7 De etnische diversiteit van de Indische partijleden van de NSB is

opmerkelijk te noemen, gezien de racistische aard van de nationaalsocialistische ideologie,

zoals deze zich veelal manifesteerde in Europese nationaalsocialistische kringen.

Formeel gezien stonden alle fracties en kringen van de NSB onder centraal bestuur van

het NSB-hoofdkwartier in Utrecht. Het Leidend Beginsel, de ideologische fundering van de

Beweging, zou in theorie ook voor de afdeling in Nederlands-Indië geldig zijn geweest. De

etnische samenstelling van de leden, de behoeften, de frustraties, de interesses en de

doelgroep van de Indische NSB, waren echter van andere aard dan die van de NSB in

Nederland. Dit zorgde voor botsingen en een ideologisch conflict tussen de beide afdelingen.

Uit deze tegenstelling vloeit dan ook mijn hoofdvraag voor deze thesis voort: op welke punten

verschilde de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië in politiek opzicht van

de moederpartij in Nederland en hoe zijn deze verschillen te verklaren?

Er is de afgelopen decennia veel geschreven over de NSB in Nederland, echter niet

over de Indische fractie van de Beweging. Het gebrek aan literatuur zorgde ervoor dat de

etnische diversiteit van de NSB in Indië, na de Tweede Wereldoorlog geen onderdeel werd

van het algemeen heersende beeld van de Beweging. Met deze scriptie wordt een bescheiden

bijdrage geleverd aan dit relatief onderbelichte thema.

6 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 28. 7 Jennifer Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942,"

European History Quarterly 43, nr. 27. (January, 2013) 35.

7

Op historiografisch vlak is niet veel verschenen over de Indische NSB. Eén

verdiepende monografie over louter de Indische NSB bestaat niet. Een vaak geciteerd artikel

over dit onderwerp is het werk van Tessel Pollmann: “Men is fascist of men is het niet: De

Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe”.8 In dit artikel stelt de historica dat

de Indische fractie slechts de functie van “Zahlen und Maul halten” had voor het centrale

partijbestuur in Nederland, de zogeheten “koloniale melkkoe”.9 De NSB’ers in Indië waren

volgens Pollmann louter een portemonnee, die geleegd kon worden als de NSB in Nederland

in geldnood zat. In recente literatuur over de NSB wordt Pollmann vaak aangehaald wanneer

de Indische afdeling van de NSB ter sprake komt.10 Een divers beeld bestaat derhalve niet.

Hoewel het artikel van Pollmann als autoriteit te boek staat betreffende de Indische NSB, lijkt

haar artikel tevens vanuit een eigen politiek perspectief geschreven te zijn: ‘(…) de uitspraak

geeft goed weer hoe in NSB-kringen over de inheemsen werd gedacht: als mensen die tot last

waren. Overigens is het alsof we de Nederlanders van nu horen die het alsmaar hebben over

doodgeknuffelde allochtonen.’11

Om het nationaalsocialistische gedachtengoed aan de man te brengen werd er veel

geschreven en gepubliceerd door de NSB. Het Leidend Beginsel van de Beweging geeft een

goed beeld van de prille nationaalsocialistische ideologie aan het begin van de jaren dertig. Er

zijn veel memoires en geschriften van prominente leden voorhanden: Van Geelkerken,

Mussert, Van der Laaken, Van Tonningen. Deze vooraanstaande NSB’ers schreven, net als

Mussert, voor een breed publiek en zijn dus een autoriteit als het op de ideologie van de NSB

aankomt, in zowel Nederland als in Nederlands-Indië. Het archief van de NSB in het Instituut

voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) in Amsterdam is openbaar voor

bezoekers. Hier zijn diverse stukken bewaard gebleven van de NSB-afdeling Indische Zaken.

Financiële rapporten en notulen zijn volop aanwezig. Ook zijn er een tientallen brieven

bewaard gebleven die communicatie tussen NSB’ers in Nederland en Indië weergeven. Met

name deze persoonlijke brieven, die soms behoorlijk gepeperd waren, geven veel informatie

over de onderlinge contacten tussen de NSB-fracties in de kolonie en Nederland. Deze

8 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het nieuwe

Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009) 9 Tessel Pollmann, “Either one is a Fascist, or one is not: The Indies’ National Socialist Movement, the Imperial

dream and Mussert’s Colonial Milch Cow,” Indonesia, nr. 92 (Oktober 2011) 58. 10 Zie: Jennifer Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party," European

History Quarterly 43, nr. 27. (Januari, 2013) 27-51; J.M. Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of

National Socialist collaborators (Amsterdam: UvA Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, 2013) 68-73; en

Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-

1935 (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2009) 667-680. 11 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," 171.

8

brieven zijn dan ook belangrijk om de politieke verhoudingen tussen beide in kaart te

brengen. In het archief van het NIOD heb ik al het beschikbare materiaal van de NSB-

afdeling Indische Zaken systematisch doorgenomen. Een groot deel bleek uiteindelijk niet

bruikbaar om de politieke verschillen tussen de NSB in Nederland en de kolonie uiteen te

zetten. Naast het NSB-archief was er veel informatie te verkrijgen uit de NSB-publicaties. Het

waren de publicaties en kranten zoals Volk en Vaderland, waarin de lezers iedere week weer

de standpunten van de Beweging vernamen. Wie de ideologie van NSB wilde doorgronden,

las de publicaties. De beschikbare exemplaren van Volk en Vaderland in het archief, de

bibliotheek en op het internet zijn tevens systematisch doorgenomen. Hierin stonden

regelmatig artikelen over Nederlands-Indië en de NSB aldaar. Ook de Nederlandsch

Nationaal-Socialistische Uitgeverij (NENASU), die boeken, pamfletten en brochures voor de

NSB publiceerde, gaf met enkele publicaties inzicht in het politieke denken van de Beweging

met betrekking tot de Indische kolonie. In dit onderzoek staan de schriftelijke documentatie

van NSB’ers en de politieke NSB-publicaties centraal. Daarnaast worden verkiezingsuitslagen

in Nederland, evenals de ledenaantallen van de NSB in de kolonie, getoetst aan de politieke

en ideologische ontwikkelingen binnen de Beweging in Nederland. Hiermee kan een politieke

verschuiving binnen de Beweging en de gevolgen hiervan in kaart worden gebracht. De

eerdergenoemde persoonlijke documentatie van NSB’ers in de vorm van proclamaties en

brieven, zijn veelal een reactie op de politieke verschuivingen binnen de NSB. De grondige

analyse van deze bronnen geeft dan ook een inzicht in de (politieke) verhoudingen tussen de

NSB in Nederland en in Nederlands-Indië.

9

2. Het koloniale beleid en de Indische samenleving

De Indische archipel

Om de politiek, het ledenbestand en houding tot de inheemse bevolking van de Indische NSB

te begrijpen, moeten eerst de koloniale verhoudingen in de periode van november 1933 tot

mei 1940 uiteengezet worden. Nederlands-Indië werd aan het begin van de twintigste eeuw al

driehonderd jaren door de Nederlanders bestuurd.12 De Indische archipel, met meer dan

drieduizend eilanden, van oost naar west uitstrekkend over vijfduizend kilometer en van

noord naar zuid uitstrekkend over tweeduizend kilometer, is de grootste eilandengroep ter

wereld. De meeste inwoners – hun aantal wordt in 1930 geschat op zestig miljoen - woonden

op de grootste en dichtstbevolkte eilanden: Java, Sumatra, Borneo (huidige Kalimantan),

Celebes (huidige Sulawesi) en Nieuw-Guinea (het huidige Irian Jaya).13

Tot het begin van de twintigste eeuw had de Nederlandse Gouverneur-Generaal op een

autoritaire manier kunnen regeren in Nederlands-Indië. Hij kon vrijwel alle beslissingen

nemen zonder enige bemoeienis uit Nederland.14 Sinds 1918 moest het dagelijkse bestuur van

de kolonie echter in overleg gebeuren met de Volksraad. Dit was ten dele een gekozen

parlement en was een uitvloeisel van politiek-bestuurlijke hervormingen die er op gericht

waren om de inheemse bevolking meer bij het bestuurlijke proces te betrekken. De bedoeling

van de Volksraad als democratisch parlement was om alle etnische groeperingen in de

archipel een politiek platform te bieden. Het ontstaan van de Volksraad was tevens een

noodzakelijke politiek-bestuurlijke hervorming vanuit Nederland om een vriendelijk en

welwillend gebaar te maken naar de opkomende Indonesische onafhankelijkheidsbeweging.

De samenstelling van dit “pseudo-parlement” telde 38 permanente leden die op basis van

gelijkheid participeerden (20 Europeanen en 18 inheemsen).15 In de praktijk kwam het er

echter op neer dat de Volksraad meer een adviesorgaan bleef en dat de werkelijke bestuurlijke

macht bij het Nederlandse parlement in Den Haag kwam te liggen. De Volksraad werd in de

volksmond spottend 'het klachtenbureau' genoemd.16

12 L. de Jong, "Nederlands-Indië bedreigd," De bezetting 2 (Amsterdam: Querido's Uitgeverij, 1961) 112. 13 P.J. Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 1ste druk (Amsterdam:

Bataafsche Leeuw, 1994) 10. 14 Ibid., 10-11. 15 Hans Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2004) 60. 16 Ibid., 60-61.

10

De Volksraad was niet voor iedereen een acceptabele vorm van politiek bedrijven. Zo

waren de nationalisten onder de Europese bevolking niet te spreken over het adviesorgaan.

Deze ontevreden Europeanen concentreerden en verenigden zich gedurende de

daaropvolgende twee decennia veelal in partijen als de NSB, de Vaderlandsche club en

diverse andere kleinere rechts-georiënteerde bewegingen. Zij waren alle van mening dat het

dulden van een politiek orgaan als de Volksraad, wat (indirect) kon leiden naar meer

autonomie van de inheemse bevolking en derhalve kon escaleren in een uiteindelijke Indië-

los-van-Nederland situatie, hetzelfde was als politiek landverraad.17 Hoewel de Volksraad

ingesteld was om iedere groep een politieke stem te bieden, bleef de algehele politieke

organisatie en participatie van de verschillende bevolkingsgroepen in de kolonie gering. Ook

bleef de aanhang van de bestaande politieke partijen beperkt tot enkele duizenden leden.

Vanaf het begin van de jaren dertig begonnen de politieke partijen van de kolonie echter te

groeien in ledenaantallen. De Europeanen in de kolonie voelden zich in hun bevoorrechte

positie bedreigd vanwege de economische crisis en het expansionistische buitenlandse beleid

van Japan. Ook de groeiende politieke ambities van onafhankelijkheid onder de inheemse

populatie, droeg bij aan het bedreigende gevoel onder de sociale bovenlaag in de kolonie. De

inheemse bevolking werd namelijk steeds mondiger in hun eis naar politieke en bestuurlijke

onafhankelijkheid, wat zich uitte in burgerlijke ongehoorzaamheid en politieke organisatie.18

Deze veranderingen op politiek vlak, zorgden ervoor dat de verhoudingen tussen de koloniale

bovenlaag en inheemse bevolking op scherp kwamen te staan, waardoor een voedingsbodem

werd gecreëerd voor politieke partijen van een extreme ideologische signatuur, zoals de NSB.

De globale economische crisis kwam hard aan in de Indische kolonie: de vraag naar

ruwe grondstoffen daalde sterk en de waarde van de Indische exportproducten daalde daarom

in 1933 tot slechts een magere 30 procent van de marktwaarde van dezelfde producten in

1928.19 De economische crisis zorgde in de gehele Indische archipel voor algemene onvrede

op maatschappelijk en politiek vlak. Veel Europeanen in de kolonie waren van mening dat de

economische misère onder de inheemse bevolking zou kunnen leiden tot algemene

opstandigheid en een groeiende sympathie voor communisme. De kolonie was in de

voorgaande eeuw ook al het strijdtoneel geweest van oorlogen, rebellies en opstanden. Naast

de grote conflicten zoals de Atjeh-oorlog en de Java-oorlog, zag het Koninklijk Nederland-

17 Tessel Pollmann, Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen (Amsterdam: Boom, 2012) 235. 18 E. Locher-Scholten "Het moreel van de Europese burgerbevolking in Nederlands-Indië, 1936 – 1941,"

Nederlands- Indië 1942: Illusie en ontgoocheling, ed. Groen, Petra en Elly Touwen-Bouwsma, (Den Haag: Sdu

Uitgeverij Koninginnegracht, 1992) 15. 19 Meijer, 114.

11

Indisch Leger (KNIL) altijd wel een reden om in een gewapend conflict te raken met de

plaatselijke bevolking. In 1926 en 1927 vonden op Java en Sumatra grote communistische

opstanden plaats. Deze gebeurtenissen deden het gevestigde koloniale bestuur schudden tot op

zijn grondvesten omdat de inheemse onvrede ernstig onderschat werd. Hoewel de

(gewelddadige) repressie van de opstanden succesvol was geweest, zat de angst voor zowel

het communisme als het inheems nationalisme er goed in onder de koloniale machthebbers.

Voortaan werd alles dat op maatschappelijke onvrede onder de inheemse bevolking leek

scherp in de gaten gehouden en onderdrukt door de lokale koloniale autoriteiten.20

Vanaf het begin van de twintigste eeuw werd de koloniale politiek van Nederland

gekenmerkt door de zogeheten Ethische Politiek. De gedachte was, dat de inheemse volkeren

opgevoed moesten worden tot een zekere mate van zelfstandigheid. Deze “emancipatie” van

de inheemse bevolking moest leiden tot een vreedzaam bestaan en een goede samenwerking

tussen alle verschillende bevolkingsgroepen in de kolonie. Rond 1930 werd deze

“emancipatie”, vanuit de inheemse zijde door Indonesische nationalisten steeds meer

afgewezen. Het Indonesische nationalisme en de gedachte dat Indonesië beter af zou zijn

zonder de Nederlanders vond vanaf de jaren dertig een groter draagvlak onder de inheemse

bevolking.21 Ook de gematigde Indische intellectuele elite, die veelal in Europa opgeleid was,

eiste een verregaandere vorm van autonomie die politiek onafhankelijk was van Nederland.

De harde kern van de Indonesische nationalisten, tevens opgeleid in Europa, eiste echter

volledige politieke en bestuurlijk onafhankelijkheid: Merkdeka Sekarnang!22 De Europeanen

en de Indo-Europeanen voelden zich hierdoor steeds meer bedreigd in hun bevoorrechte

positie in de kolonie. Zij waren met 240.000 mensen immers veruit in de minderheid ten

opzichte van de zestig miljoen inheemse Indiërs.23 De Indo-Europeanen hadden zich om deze

reden weten te organiseren in een politiek platform, om alsnog een vuist te kunnen maken

tegen de politieke aspiraties voor onafhankelijkheid van de Indiërs. In 1919 werd het Indo-

Europees Verbond (IEV) opgericht, een Indo-Europese belangenorganisatie. De aanhangers

en begunstigers van deze partij waren voornamelijk Indo-Europeanen, evenals enkele blanke

Europeanen.24 Het IEV was vertegenwoordigd in de Volksraad, waar het de politieke ambities

voor onafhankelijkheid van de inheemse bevolking probeerde te dwarsbomen en de eigen

belangen probeerde te behartigen. Het Verbond vormde verder echter geen machtige lobby

20 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 32. 21 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 27. 22 Ibid., 27-28. 23 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 34. 24 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 679.

12

voor de Indo-Europeanen: veel politieke invloed op het dagelijkse bestuur van de kolonie had

het niet. Het ledenaantal groeide echter gestaag en al snel werd het IEV de grootste politieke

partij van Nederlands-Indië, met meer dan tienduizend leden.25

Etniciteiten en bevolkingsgroepen in Nederland-Indië

De kwestie van de diverse etniciteiten in de Nederlandse kolonie, is er een die duiding nodig

heeft, om dit gehele eerste hoofdstuk beter in de algemene context van de Nederlandse

koloniale tijd te kunnen plaatsen. De Indische archipel telde onder het bestuur van de

Nederlanders vele verschillende volkeren met een eigen cultuur en etniciteit. De vraag of deze

gevormd zijn door sociale positionering, culturele eigenschappen of historische factoren is er

een die enige duiding nodig heeft. Ras en cultuur waren tot na de Tweede Wereldoorlog sterk

aan elkaar verbonden. Er werd sterk onderscheid gemaakt tussen de verschillende

bevolkingsgroepen. Of iemand de Indo-Europese of de inheemse Indonesische etniciteit had,

werd voornamelijk biologisch gedefinieerd. Dit wil zeggen dat huidkleur, uiterlijk en

genetische achtergrond, bepalend waren voor de positie van een individu in de sociaal-

maatschappelijke stratificatie. Door deze ideeën over ras en etniciteit in de context van de

koloniale tijd van het begin van de twintigste eeuw te plaatsen, is het mogelijk om de

ideologie van de (Indische) NSB met betrekking tot niet-blanke bevolkingsgroepen te

analyseren en te verklaren.

Nederlands-Indië werd gedurende de koloniale tijd bewoond door een conglomeraat

van verschillende volkeren. Het immense gebied telde honderd tot driehonderd verschillende

bevolkingsgroepen. Sommige volkeren leefden in stamverband, maakten geen gebruik van

moderne (westerse) middelen en leefden veelal in uithoeken van de archipel. Voorbeelden

hiervan waren de stammen van de Dajaks op Borneo en de Papoea's op Nieuw-Guinea. Op de

grotere eilanden zoals Java en Sumatra leefde de inheemse bevolking door de historische

interactie met de aldaar woonachtige Europeanen, wel met moderne (westerse) middelen. In

de dorpen en steden bestond een duidelijke koloniale hiërarchie door de demografische

aanwezigheid en invloed van Europeanen. In rurale gebieden bestond deze hiërarchie minder.

Wel bestond er een duidelijke sociale stratificatie waarbij de inheemse elite bovenaan stond.

Het eiland Java was veruit het meest technologische en economisch ontwikkelde eiland

25 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 41.

13

binnen de archipel. De Javanen vormden tevens de grootste etnische groep binnen de kolonie;

met circa 50 procent (circa dertig miljoen mensen) waren zij het meest talrijk.26 Java was

tevens het dichtstbevolkte eiland, het bezat uiterst vruchtbare grond en was qua omvang vier

maal zo groot als Nederland.27 Het centrale gezag van de koloniale machthebber strekte zich

niet uit tot in alle uithoeken van de Indië. Het koloniale bestuur had zich sterk gevestigd op

Java, waar vanuit Batavia de gehele kolonie bestuurd werd. Het is niet vreemd dat door de

aanwezigheid van de Europeanen, Java als eerste moderniseerde van alle eilanden. De eerste

moderne infrastructuur, waaronder spoorwegen, havens en fabrieken, werden hier aangelegd.

Mede hierdoor kon het Nederlandse koloniale gezag steeds verder uitgebreid worden naar de

andere eilanden in de archipel. De Europeaanse aanwezigheid was het meest omvangrijk op

Java, wat uiteindelijk ook gevolgen zou hebben voor de samenstelling en de concentratie van

de NSB op het eiland gedurende de jaren dertig.

Veruit het overgrote deel (circa 90 procent) van de Indische bevolkingsgroepen was

islamitisch.28 Binnen deze meerderheid van Moslims viel ook weer onderscheid te maken

tussen de orthodoxe moslims en de gelovigen die een vrijere interpretatie van de geloofsleer

bepleitten. Onder de overige 10 procent vielen vooral christenen. In gebieden waar de

Europeanen vroeg aanwezig waren en waar de Islam nog weinig voet aan de grond kreeg, was

het christendom het sterkst vertegenwoordigd. De inheemse groepen die van oudsher veel met

de Europeanen omgingen, waren veelal christelijk. Dit gold ook voor de Indo-Europeanen.29

De grootste koloniale steden op Sumatra en Java, waar de meeste Nederlanders woonden,

waren in etnisch opzicht zeer gemengd. Naast blanken uit allerlei Europese landen, vond men

er bijvoorbeeld ook Chinezen die zich veel in de handels- en ambachtssector bevonden. Ook

waren er inheemse Indische bevolkingsgroepen in de grote steden. De blanke bevolking werd

door de inheemse bevolking ook wel totoks genoemd. Deze totok-Europeanen vielen grofweg

uiteen in twee groepen, de zogeheten 'trekkers' en 'blijvers'. De trekkers waren degenen die

tijdelijk naar de kolonie kwamen om geld te verdienen en uiteindelijk naar Europa terug

zouden keren. De blijvers hadden hun wortels in Indië. Zij waren er geboren en hadden zich

samen met hun familie permanent gevestigd in de kolonie.30

Naast de inheemse bevolkingsgroepen en totok-bevolking waren er nog de

zogenaamde “mestiezen”. Dit waren personen van gemengde Europees-Aziatische afkomst.

26 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 10. 27 De Jong, "Nederlands-Indië bedreigd," 112. 28 Ibid., 110-111. 29 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 12. 30 Lizzy van Leeuwen, Ons Indisch erfgoed, Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit (Amsterdam: Uitgeverij

Bert Bakker, 2008) 31.

14

Sinds het einde van de negentiende eeuw werd deze bevolkingsgroep geclassificeerd als Indo-

Europeaan of Indo. Aangezien er in veel van de geraadpleegde bronnen en literatuur gebruik

wordt gemaakt van deze begrippen, vragen deze termen om enige toelichting. Hoewel beide

termen gebruikt werden voor personen van gemengde afkomst, werd met de term Indo-

Europeaan meer nadruk gelegd op de Europese culturele oriëntatie van een individu. Het was

dan ook de sociale bovenlaag van de mestiezen die zichzelf zo noemde. De term Indo ging uit

van een sterkere verwantschap met de Indonesische cultuur. De term Indo had daarom

betrekking op de lagere sociale klasse binnen die van de zogenaamde mestiezen, omdat de

Europese cultuur als superieur beschouwd werd door de koloniale elite. Zowel de totok-

Europeanen als de Indo-Europeanen en Indo's vormden binnen de maatschappelijke

stratificatie de sociale bovenlaag. Dankzij deze bevoorrechte positie voelden zij zich veelal

superieur aan de inheemse Indiërs.31 De economische en sociaal-maatschappelijke voordelen

van een oriëntatie op de Europese cultuur, zorgde onder de Indo-Europeanen voor een drang

tot assimilatie in de Nederlandse en Europese cultuur. De historicus Hans Meijer stelt in zijn

boek In Indië geworteld, de twintigste eeuw, dat dit fenomeen veel Indo-Europeanen

“Nederlandser” maakte, dan de meeste Nederlanders in Indië zelf: 'Geen der mensen in Indië

legt zo zeer de nadruk op zijn Europaanschap als juist de mensen die Europa nooit gezien

hebben en het in vele gevallen ook nooit te zien krijgen. En ter meerdere onderstreping van dit

pseudo-Europeaanschap nemen zulke mensen een hooghartige houding aan tegen den

inlander.'32

De Indo-Europeanen vormden, evenals de blanke Europanen, een demografische

minderheid in de Indonesische archipel. Hoewel zij tot de sociale bovenlaag behoorden,

waren zij geen onderdeel van de koloniale elite. Toch voelden veel Indo-Europeanen zich

door hun culturele verwantschap met de Europeanen in morele en culturele zin verheven

boven de inlander. Een belangrijk aspect om de koloniale wereld van de eerste helft van de

twintigste eeuw te begrijpen, is het gevoel van superioriteit van de Indo-Europeanen en de

totoks ten opzichte van de inheemse volkeren. De aantrekkingskracht van de NSB op deze

twee bevolkingsgroepen valt daarom ook goed te verklaren. Verderop in dit onderzoek komen

wij daar op terug.

In de koloniale samenleving bestond een sterke hiërarchische sociale structuur. Dat wil

zeggen dat er veel nadruk stond op rang en stand. De belangrijke factoren die dit bepaalden

waren respectievelijk huidskleur, geloof en financiële welstand. De sociale rangorde speelde

31 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 34. 32 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 73.

15

een belangrijke rol bij bijvoorbeeld het in aanmerking komen voor ambtelijke functies of

maatschappelijke posities. Bovenaan in de piramide bewogen zich de blanke Europeanen, met

daaronder de Indo-Europeanen en Indo’s, waarbij huidskleur en culturele oriëntatie de

belangrijkste factoren waren. Onder de Indo-Europeanen stonden de inheemse volkeren, met

de christelijke inheemsen boven de islamitische en hindoestaanse Indiërs. Dat er een

duidelijke stratificatie bestond, betekende niet dat de verschillende bevolkingsgroepen

gesegregeerd van elkaar leefden.33 Met de snelle modernisering van de Indische archipel, die

veelal plaatsvond gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw, werd de verbinding met

Nederland steeds efficiënter. Het resultaat was een toename in het aantal Europeanen in de

kolonie. Door de gegroeide toevoer van Europeanen en Europese culturele invloeden, zouden

de Indo-Europeanen en aldaar wonende Nederlanders zich vanaf 1900 meer op Nederland

gaan oriënteren dan voorheen. De Europees-Aziatische “mengcultuur” die voorheen was

ontstaan, veranderde steeds meer in een koloniale cultuur waar de Europese cultuur

dominanter werd. Hierdoor werden culturele tegenstellingen verscherpt.

Het vroege fascisme in de Nederlandse kolonie

Na de Eerste Wereldoorlog werden in tal van Europese landen fascistische partijen en

organisaties opgericht. Het karakter van deze bewegingen bestond voornamelijk uit een 'anti-

karakter'. Dat wil zeggen, dat zij zich afkeerden van het bestaande democratische systeem en

andere bestaande politieke ideologieën, waaronder het socialisme, communisme en

liberalisme. Het beoogde alternatief was eendracht van de natie door middel van een

fascistisch model. Hierbinnen zou autocratisch leiderschap, orde, vaderlandsliefde en tucht

centraal komen te staan. De fascistische ideologie verspreidde zich vanuit het Europese

vasteland naar de Europese koloniën, waar al spoedig zustergroeperingen opkwamen.34

Voordat de NSB voet aan de grond kreeg in de kolonie, bestonden er in Nederlands-

Indië al enkele kleine fascistische organisaties. Nadat Mussolini in 1922 de macht greep in

Italië, werden over de gehele wereld partijen en bewegingen opgericht die het Italiaanse

fascisme als uitgangspunt namen. De Indo-Europeaan T.A. Ronkes richtte in 1923 de eerste

fascistische organisatie in de Indische archipel op: het Verbond Nederland en Indië (VNI).

Ronkes was tevens lid van het Indo-Europees Verbond (IEV). In 1929 werd de Vaderlandsche

33 Drooglever, Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië, 17. 34 R. Havenaar, Anton Adriaan Mussert, verrader voor het vaderland: Een biografische schets (Den Haag:

Kruseman, 1984) 40.

16

Club (VC) opgericht. Dit was geen fascistische partij met een ideologische basis. Toch kan

deze tamelijk invloedrijke groep bestempeld worden als een extreemrechtse en autoritaire

beweging. De oprichting van de VC kwam voornamelijk voort uit ongenoegen onder de

blanke bevolking. Deze ontevredenheid was met name gebaseerd op het slappe koloniale

beleid van de toenmalige Gouverneur-Generaal, De Graeff, aldus de VC'ers.35 Ook vond de

Vaderlandsche Club dat de Ethische Politiek van de Nederlandse regering, ten opzichte van

de inheemse bevolking veel te ver ging. Het opvoeden en zelfredzaam maken van de Indiërs

behoorden volgens de VC niet tot de taken van het koloniale bestuur. De Vaderlandsche Club

zou uitgroeien tot een eliteclub van blanken en zou tevens een stevige concurrent worden voor

de NSB in Indië. In de Volksraad zou de VC openlijk strijd voeren tegen het zwakke imago

van de koloniale regering.36

In december 1931 werd door de Nederlander J.A. Couwenberg, de Nederlandsch

Indische Fascisten Organisatie (NIFO) opgericht. Deze partij zou zich vanaf het begin af aan

inzetten voor grondrechten voor alle Indo-Europeanen. Om deze reden bestond het

ledenbestand niet uit louter blanke Europeanen, zoals dit bij de VC het geval was. In 1933

vond een scheuring plaats binnen de partij. Er was grote onvrede over de politieke koers van

de partij, die niet fascistisch genoeg zou zijn geweest.37 Derhalve besloot een aantal

prominente leden, waaronder A.J. Schoof en J.A.A. de Bree, eigen partijen op te richten. Zo

werden de Fascistische Unie (FU) en de Fascistische Organisatie in Nederlands Indië (FOINI)

opgericht. Deze kleine rechts-autoritaire partijen waren geduchte concurrenten van elkaar en

verkeerden continu met elkaar in conflict. Alleen de Vaderlandsche Club en de NIFO werkten

nauw met elkaar samen.38 Wat de fascisten in de kolonie nodig hadden, was een solide en

eendrachtige fascistische partij die alle kleinere partijen kon verbinden. Dat werd de NSB.

Oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-Indië

In november 1933 gaf Anton Mussert aan W.E Scheurer, een oud-Indisch bestuursambtenaar,

de opdracht af te reizen naar de kolonie om daar een afdeling van de NSB op te zetten en te

besturen. De NSB ambieerde een groot Nederlands mondiaal imperium. Een NSB-afdeling

oprichten in de Nederlandse kolonie was daarom een prestigieuze onderneming en van groot

35 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 679. 36 Ibid., 679-680. 37 Ibid., 681-682. 38 Ibid., 682.

17

belang.39 Eenmaal aangekomen in Nederlands-Indië begon Scheurer met de ledenwerving op

Java en Sumatra. Door de andere kleine fascistische organisaties te benaderen, waaronder de

NIFO en het VNI, konden de ideologisch gelijkgestemde partijen probleemloos opgaan in de

NSB, mits zij met de fusie instemden. De Beweging begon met 49 leden, waarvan er zich

twintig op Sumatra bevonden en de rest op Java. In januari 1934 besloot Couwenberg, de

leider van de NIFO, dat ook zijn partij volledig op zou gaan in de nieuw gevormde NSB. Het

overgrote deel van de eerste leden was afkomstig uit de kleinere fascistische partijen die de

fusie met de NSB aangingen.40 Met de aansluiting van de voormalige NIFO-leden, werden

dan ook de eerste Indo-Europeanen lid van de NSB.

Binnen een tijdsbestek van enkele maanden kwamen over de gehele Indische archipel

NSB-kringen van de grond. De secretaris en plaatsvervangend leider van de NSB in

Nederland, Cees van Geelkerken, beschreef dit proces in het NSB-Jubileumboek op

enthousiaste wijze: 'Men telde na enige tijd NSB'ers, verspreid onder de Nederlandse

bevolking van den gehele archipel, van de uiterste Noordkust van Sumatra, tot in den verste

uithoek van Nieuw-Guinea, waar de beschaving nog nauwelijks is doorgedrongen. Ja, zelfs tot

in Japan!'41 Opmerkelijk is dat van Geelkerken hierbij de Indo-Europese NSB’ers buiten

beschouwing laat, terwijl zij statistisch gezien het merendeel van de Indische NSB-leden

uitmaakten.

Op 10 juni 1933 werd door de Indische NSB'er P.R. Winkler een nieuwe, aan de NSB

gerelateerde vereniging opgericht: de Nationale Nieuw-Guinea Vereniging. Het doel van deze

vereniging was het koloniseren van Guinea als blanke kolonie. De Papoea’s die reeds op het

eiland leefden, zouden in reservaten moeten worden geplaatst. Het plan was een alternatief

om overbevolking in Nederland en op Java en Sumatra tegen te gaan. Ook moest het een

blank Europees bolwerk vormen tegen het expansionistische Japan.42 Het plan zou

uiteindelijk niet tot uitvoering gebracht worden, mede door het gebrek aan financiële

middelen, politiek-bestuurlijke slagkracht en steun onder rest van de blanke bevolking in de

kolonie. Toch geeft het initiatief de gedachtenpatronen van de nationaalsocialisten in de

kolonie goed weer: sterk anti-Japans en een hoge mate van superioriteitsgevoel ten opzichte

van de inheemse bevolking.

39 Pollmann, "Men is fascist of men is het niet," 171. 40 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 683. 41 Cees van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941 (NENASU, 1941) 157. 42 P. R. Winkler, Blank Nieuw- Guinea (Leiden: NENASU, 1935) 33.

18

De partijstructuur van de Beweging in Nederlands-Indië

De structuur van de Beweging in de Indische archipel was –net als in Nederland- sterk

hiërarchisch en gestructureerd opgebouwd. De gehele kolonie was verdeeld in twee

Gewestelijke Commissariaten. Het eerste omvatte het eiland Java en de Grote Oost, bestaande

uit de eilanden Borneo, Celebes en de Molukken. Het hoofdkwartier was gelegen in

Bandoeng, op Java. Het tweede Commissariaat omvatte het gehele eiland Sumatra, met het

hoofdkwartier gelegen in Medan.43 De commissarissen stonden direct in contact met de

afdeling Indische Zaken, die huisde in het NSB-hoofdkwartier te Utrecht.

Het Commissariaat Java en de Grote Oost had zeven NSB-kringen en zes groepen,

onderverdeeld in lokale blokken. De benaming berustte op het ledenaantal van de

desbetreffende blokken. De kringen in de twee Gewesten zagen er als volgt uit:

Tabel 1 NSB-kringen in de Indische archipel

Java en de Grote Oost Sumatra

Kring 401: Batavia

402: Bandoeng

403: Semarang

404: Djocjacarta

405: Soerabaja

406: Malang

407: Djemer

Kring 408: Medan

409: Padang

410: Palembang

Bron: Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), Toegangsnummer. 123, Nationaal-

Socialistische Beweging, Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel, afkomstig van de Algemeen

Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de organisatie van de

NSB aldaar, 1934- 1935. (grondslag NSB op Java en Sumatra).

Het Commisariaat Java en de Grote Oost behelsde een reusachtig gebied en werd centraal

bestuurd vanuit Bandoeng door kringleider S. Tesser (NSB-Stamkaarthouder no. 47318).44 De

Grote Oost was lastig te besturen omdat de functionarissen en partijleden louter met

geschreven brieven bereikbaar waren. Telegraaf- en telefoonverbindingen waren er niet of

nauwelijks in deze verre uithoek van het Nederlandse imperium. Het Commissariaat dat het

43 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 158. 44 Ibid., 304.

19

eiland Sumatra bestreek, was onderverdeeld in drie kringen.45 Een kring werd aangestuurd

door een zogeheten kringleider (K.L.) en werd geadviseerd door de Kringraad. Een NSB-

kring had een bepaalde territoriale omvang, afhankelijk van de bevolkingsdichtheid en

omvatte een minimum van driehonderd NSB’ers. De kringen waren onderverdeeld in groepen

die meerdere steden en dorpen konden omvatten, wederom afhankelijk van de

bevolkingsdichtheid. De groepen waren weer onderverdeeld in blokken. De blokken waren

ingedeeld op wijkniveau en hadden een maximum van vijftien leden.46 De blokken waren

daarmee de kleinste entiteit binnen de partijstructuur van de NSB. De Indische fractie was, net

als de Nederlandse, sterk hiërarchisch opgebouwd. De kring-, groeps- en blokleiders hadden

allen de volmacht om leden te schorsen en aan te nemen. De Gewestelijke Commissariaten

coördineerden de belangrijkste alledaagse zaken van de Beweging, waaronder de

ledenadministratie, de propagandamachine en de geldmiddelen. Tevens voorzagen de

Commissariaten alle groepen en kringen van instructies en middelen voor

propagandadoeleinden en nationaalsocialistische vorming voor partijleden.

Tekenend voor de sterke hiërarchie binnen de NSB was de uit Utrecht afkomstige

mededeling dat het voor de Indische NSB’ers verplicht was om tijdens 'officiële' taken het

zwarte hemd met partijinsigne te dragen. Donateurs mochten alleen het insigne op hun

kleding dragen.47

Beweegredenen voor het NSB-lidmaatschap

Waar het IEV voor de Indo-Europeaan een weinig daadkrachtig politiek platform bleek te

zijn, spraken de daadkracht en het krachtige leidersprincipe van de NSB tot de verbeelding

van duizenden ontevreden Indo-Europeanen.48 De behoefte onder veel Indo’s om zich in

culturele zin te oriënteren op de Nederlandse cultuur, zorgde er voor dat Indo-Europeanen uit

alle sociale lagen vertegenwoordigd waren binnen de NSB. Historicus Hans Meijer is van

mening dat het lidmaatschap van de NSB statusverhogend werkte voor de Indo-Europeaanse

leden van de Beweging, omdat zij zich hier, althans in theoretische zin, op gelijke voet met

blanke Europeanen bewogen. Het lidmaatschap van de NSB impliceerde een culturele en

politieke superioriteit over de inheemse Indiër, een gevoel dat sterk heerste onder de Indo-

45 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel,

afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de

organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935. (grondslag NSB op Sumatra) 46 Ibid. 47 Ibid. 48 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 147.

20

Europeanen.49 Het IEV was van mening dat de politieke band tussen Nederland en de

Indische archipel wel wat losser kon worden in bestuurlijke en administratieve zin.50 De Indo-

Europeanen, die sterk tegen de politieke afscheiding van Nederland gekant waren en vonden

dat de Volksraad als democratisch politiek platform voor alle bevolkingsgroepen afgeschaft

diende te worden, liepen halverwege de jaren dertig over van het IEV naar de NSB. Indo-

Europeanen die voor een forse versteviging van het militaire apparaat waren, evenals voor het

behouden van de sterke band met Nederland, hadden destijds meer redenen om zich bij de

nationaalsocialisten aan te sluiten, dan bij het Verbond.

De economische crisis van de jaren dertig kwam bij veel Indo's hard aan. Zij vormden

de middenklasse in de kolonie en waren tevens vaak afhankelijk van lagere administratieve

functies binnen de ambtenarenklasse. Dankzij de Ethische Politiek, gevoerd vanaf het begin

van de eeuw, zorgden de inheemsen voor enige concurrentie op de arbeidsmarkt. De

economische crisis resulteerde veelal in lagere lonen, zo ook voor de Indo-Europeanen. Om

de concurrentie van de inheemse bevolking het hoofd te bieden, werd door een groot deel van

de Indo's stevig de nadruk gelegd op hun trouw aan het Nederlandse koloniale gezag.51 Zij

hoopten hierdoor een betere sociale en economische positie te kunnen verwerven ten opzichte

van de inheemse bevolking. Het benadrukken van hun trouw aan het Nederlandse koloniale

gezag zorgde er voor dat duizenden Indo-Europeanen gingen sympathiseren met NSB. Voor

de Beweging in Indië stond trouw zijn aan het gezag in Batavia ten slotte centraal.

Aan het einde van 1934 begon de Beweging te groeien in ledenaantal. Dit gebeurde in

het bijzonder in het oosten van het eiland Sumatra. Ook op Java groeide het ledenaantal

gestaag. Zo werd op de eerste landdag -de benaming voor een NSB-partijbijeenkomst- in

Bandoeng door circa driehonderdvijftig partijleden een eed van trouw afgezworen aan de

koningin.52 In mei 1935 waren er in de gehele Indische archipel circa tweeduizend personen

lid geworden van de Beweging.53 Nadat NSB-leider Anton Mussert in juli en augustus van dat

jaar de verschillende kringen in de archipel kwam bezoeken, steeg het ledenaantal pas echt

explosief. In 1937 kwam de Beweging in de kolonie op haar hoogtepunt: vijfduizend leden.

Circa zevenhondervijftig leden woonden op het eiland Sumatra. Het overgrote deel van de

49 Ibid., 148. 50 Pollman, "Men is fascist of men is het niet," 175. 51 Sluyter,"Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 29. 52 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 3 (1935) nr. 2,

12 januari 1935. 1. 53 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 687.

21

leden was afkomstig van het dichtbevolkte Java.54 De NSB was, na het IEV en de

Vaderlandsche Club, wat ledenaantal betreft derde politieke organisatie van Nederlands-

Indië.55 Dit betekende dat de mensen die politiek actief waren, veelal Europeanen en Indo’s,

zich met name concentreerden in bewegingen die zich tegen communisme als de politieke

emancipatie van de inheemse bevolking keerden. Dit impliceerde wel degelijk dat de

koloniale bovenlaag zich bedreigd voelde door inheemse bevolking.

Dat het gedachtengoed en de retoriek van de NSB gedurende de jaren dertig aan

populariteit won onder de Indo-Europeanen, was te zien aan het feit dat de Beweging voor

circa 70 procent uit Indo-Europese leden bestond. Dit was vanzelfsprekend een doorn in het

oog van het IEV, die aan leden moest inleveren ten gunste van de NSB. Het feit dat de

politieke bijeenkomsten van de NSB vaak druk bezocht werden en die van het IEV niet,

versterkte de indruk dat de NSB een sterke tegenstander op het politieke toneel in Nederland-

Indië begon te worden.56

Tegenwerking door andere politieke partijen in Indië

Naarmate de NSB aan populariteit begon te winnen, groeide ook de tegenwerking jegens de

politieke nieuwkomer. Net als in Nederland, bestond ook in de kolonie onder de andere

politieke partijen een afkeer van de NSB. Met name de Indische Katholieke Partij, de

koloniale tak van de Rooms Katholieke Staatspartij in Nederland, was van begin af aan een

geduchte tegenstander.57 Het werd katholieken al in 1936 door de Kerk verboden om lid te

worden van een fascistische groepering, dit gold dus ook voor het lidmaatschap van de

NSB.58

In veel gevallen kon de in 1933 in Indië gevormde NSB echter op veel sympathie

rekenen onder de Europese bevolking van de kolonie, aangezien de nationaalsocialisten qua

ledenaantal de derde politieke partij van Indië vormden. Deze waardering kwam in de periode

1937-1938 echter ten einde. De voornaamste reden hiervoor was dat de Nederlandse NSB-

partijtop nieuwe ideologische richtlijnen uiteen ging zetten voor de Beweging. Ook het IEV,

in 1933 nog een sympathiserende politieke groep, nam in januari 1935 in ideologisch en

54 Jacob Zwaan, “De NSB in Indië,” in De zwarte kameraden: een geïllustreerde geschiedenis van de NSB

(Weesp: van Holkema en Warendorf, 1984) 164. 55 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 149. 56 Ibid., 149-150. 57 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 160. 58 Ibid., 160-161.

22

politiek opzicht duidelijk afstand van de NSB. Er werd door het Verbond betoogd dat de NSB

een buitenlandse partij was, geleid vanuit Nederland en dat het de Indische belangen totaal

niet behartigde. Het Verbond kon zich tevens niet vinden in de nieuwe racistische retoriek van

de NSB, waaronder ook de huwelijkspolitiek voor de Indische NSB'ers viel. Ook had de

partijleiding van het Verbond grote problemen met de gegroeide populariteit van de NSB

onder de Indo-Europeanen. Vanaf 1936 verbood het Verbond de IEV-leden een dubbel

lidmaatschap te hebben met de NSB. Wie zich daar niet aan hield, werd zonder meer

geroyeerd. Als reactie hierop verbood de NSB ook haar leden het lidmaatschap van het IEV.59

Door de veroordeling van rassenvermenging in de Beweging, verloor zij de

aantrekkingskracht op de Indo-Europeaanse bevolking, hetgeen weer resulteerde in een groei

van het Verbond.

Dankzij de politieke ontwikkelingen binnen de Nederlandse NSB -die zich steeds

meer oriënteren op nationaalsocialistisch Duitsland-, begon de Indische NSB het vertrouwen

en sympathie van de andere politieke spelers in de archipel te verliezen. Naast het IEV begon

ook de Vaderlandsche Club zich te verzetten tegen de NSB, wegens 'fascistische beginselen'

en sympathiserende houding richting Hitler-Duitsland. Dit is enigszins dubieus omdat de VC

zelf een elitaire club van extreemrechtse nationalisten was.60 De nationaalsocialisten kwamen

nu, net als in Nederland, ook in het koloniale politieke debat in zwaar weer terecht.

59 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 149. 60 Zwaan, “De NSB in Indië,” 161.

23

3. De NSB en de Groot-Nederlandse imperiale droom

'Groot-Nederlanders zijn zij, die het Nederlandsche imperium dragen; niet de

huidskleur is beslissend, maar de geest. De Indo die bewust Groot-Nederlander is, is

dit mede door zijn raszuiverheid; hij maakt zonder eenig voorbehoud als volwaardig

medelid deel uit van de Nederlandse Volksgemeenschap. (...)Het doet mij leed dat

ondermijnende krachten binnen en buiten de Beweging twijfel hieraan konden doen

opkomen, nadat wij nu reeds vijf jaren strijdend zijn voor de handhaving van het

Nederlandsche imperium, dat onze innige verbondenheid in deze zorgelijke tijden zoo

nodig heeft.'- A. A. Mussert, in briefwisseling met Gewestelijk Leider A. van der

Laaken, 1937.61

De visie van de NSB op het Nederlandse koloniale imperium

'Wij zijn een natie van 70 miljoen mensen!', zo stond het geschreven op de NSB-

propagandaposters voor de Provinciale verkiezingen van 1935. Volgens de NSB was

Nederlands-Indië als kolonie onafscheidelijk van Nederland. Het hebben en behouden van de

kolonie stond voor de NSB symbool voor het grootse verleden van de Nederlandse natie. Het

representeerde de hoogtijdagen van de Nederlandse Republiek van de zeventiende eeuw, het

geliefde imperium, een memorabele tijd waar men veel waarde aan kon hechten. De algemene

consensus onder veel Nederlanders was dat Nederland, als handelsland, niet zonder zijn

kolonie in het oosten kon voortbestaan. Zij had Indië nodig voor haar grondstoffen en

afzetmarkt voor de eigen Nederlandse producten. De NSB geloofde ook dat Nederland in een

grote economische misère zou vallen, mocht het land zijn kolonie in het oosten verliezen. In

Volk en Vaderland, de wekelijks uitgegeven partijkrant, stonden vanaf de oprichting van de

Beweging in 1931 regelmatig artikelen en ingezonden stukken over dit mogelijke “drama”.

De anti-imperialistische houding van onder andere de sociaaldemocraten en communisten

werd sterk veroordeeld door de NSB. Deze "Indië-Los-van-Nederland-gedachte" werd in de

Volk en Vaderland van 26 mei 1934 omschreven als ‘het grootste verraad dat ooit aan de

Nederlandse natie en het Volk gepleegd is.’62

61 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”

181. 62 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1934) nr. 21,

26 mei 1934.

24

Dat de NSB grote waarde hechtte aan de Nederlandse koloniën blijkt ook uit het eerste

programmapunt van het Leidend Beginsel: 'De delen van het Rijk in Europa, Azië en Amerika

steunen elkander onder alle omstandigheden zo krachtig mogelijk en vormen naar buiten toe

één geheel.'63 Alleen eendracht tussen de verschillende delen van het Nederlandse imperium

zou voorspoed kunnen brengen. Om deze eendracht in het koninkrijk te kunnen garanderen,

en de kolonie te behouden, was een sterke staat nodig. En om deze vorm van overheid te

realiseren had Nederland, althans volgens Mussert in een van zijn artikelen in de Volk en

Vaderland van januari 1938, het nationaalsocialisme nodig: ‘Nederland, de van God gegeven

eenheid (…) het nationaalsocialisme is een noodzaak voor het behoud van het (Nederlandse)

imperium.’64 Volgens Mussert was "Rijkseenheid" binnen het Nederlandse imperium van het

allerhoogste belang om de Nederlandse natie de plaats te kunnen geven die het verdiende.

Deze Rijkseenheid die de NSB propageerde, ging verder dan alleen de bestuurlijke, politieke

en economische band tussen de Nederland en de Indische kolonie. Zonder de Nederlanders

zou de Indonesische archipel slechts een verzameling losse eilanden zijn. Onder het koloniale

bestuur van de Nederlanders, maakte Indië deel uit van een machtig wereldrijk, aldus

Mussert.65 Niet alleen de NSB propageerde het concept van rijkseenheid, ook minister-

president Hendrik Colijn probeerde nadruk te leggen op de bijzondere en noodzakelijke band

tussen Nederland en Indië. Op deze manier vond de koloniale afhankelijkheidsgedachte ook

haar weg richting het algemene publiek in Nederland.66

Al sinds de oprichting van de NSB in 1931, predikte Mussert de formatie van een

“Groot-Nederland”. Het achterliggende idee was om alle afstammelingen van de

"Nederlandse stam" samen te voegen in één rijk. Deze verbintenis tussen de deze zogenaamde

Nederlandse afstammelingen, kon zich op vele vlakken uitten: historisch, linguïstisch,

cultureel of raciaal. Tot de ideologische radicalisering van de Beweging in het midden van de

jaren dertig, was het raciale aspect ondergeschikt. Alle inwoners van Indië konden dus deel

uitmaken van deze Nederlandse stam, mits zij zich zo voelden en gedroegen. Het Groot-

Nederlandse gedachtengoed beperkte zich niet alleen tot de gebieden die zich al binnen het

koninkrijk bevonden. Ook Vlaanderen en Zuid-Afrika vielen binnen dit kader, vanwege hun

culturele en linguïstische banden met Nederland.67 De NSB zou deze Groot-Nederlandse

63 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 313. 64 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”

171. 65 Foray, "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942," 31. 66 Ibid., 30-31. 67 Ibid., 32.

25

droom van eenheid tussen alle nazaten van de zogenaamde Nederlandse stam ideologisch

blijven nastreven tot op het moment van ontbinding, vlak na de Tweede Wereldoorlog.

De visie van de NSB op etnische groepen binnen het Koninkrijk

'Wij Groot-Nederlanders van diverse rassen en afstamming, of wij blijvers of trekkers

zijn doet niet ter zake. Een Amsterdammer, die naar Groningen verhuist blijft

Nederlander, evenzeer als wanneer hij zich voor goed in Nieuw- Guinea zou vestigen.

Wij Nationaalsocialisten kennen geen onderscheid tussen totoks en Indo's. Wij zijn

nationaalsocialisten, bewoners en eigenaars van Groot-Nederland.' – Toespraak

NSB-kringleider H.A. Kruijtbosch te Soerabaja, 1935.68

In het bovenstaande citaat trachtte kringleider H.A Kruijtbosch aan de aanwezige NSB’ers uit

te leggen wat het standpunt was van de NSB betreffende het lidmaatschap van niet-

Europeanen. Het was voor de NSB van belang om de Indo-Europeanen als bevolkingsgroep

niet voor het hoofd te stoten, gezien zij het grootste deel van het Indische ledenbestand

vormden. Mussert was in 1935 nog van mening dat de NSB sterk van de Duitse NSDAP

verschilde in termen van een nazistische of een fascistische ideologie. De Nederlandse

nationaalsocialisten wezen volgens Mussert niet alleen geweld en revolutie af, maar ook ‘de

volledige Duitse rassenleer’.69 Mussert probeerde aan zijn achterban duidelijk te maken dat er,

vanwege het gematigde Nederlandse karakter van de NSB, geen plaats was voor het

rassenbeginsel waarop de Duitse nationaalsocialisten zich baseerden.70

De algemene consensus in de bestaande hedendaagse literatuur over de NSB, is dat

van virulent antisemitisme en racisme in de begindagen van de NSB, in zowel Nederland als

Indië, geen of nauwelijks sprake zou zijn geweest.71 De historica Tessel Pollmann

weerspreekt dit echter in haar artikel over de NSB in de Nederlands-Indië. Zij stelt dat de

houding van Mussert ten opzichte van de “inlander” neerbuigend was en dat voor hem iedere

vorm van Indonesisch nationalisme of onafhankelijkheid van de kolonie totaal onacceptabel

68 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2147, Tekst van een rede van H.A.

Kruijtbosch, Kringleider Soerabaja, gehouden te Semarang, 1935. 69 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1934) nr. 21,

16 juni 1934. 70 Ibid. 71 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 685.

26

was.72 Om deze reden alleen al, zou de mening van Anton Mussert met betrekking tot

koloniale politiek een racistisch programma hebben doen ontstaan. De publicaties van Anton

Mussert zelf en andere NSB’ers in Volk en Vaderland en andere geschriften geven een wat

genuanceerder beeld. De Nederlandse nationaalsocialisten probeerden hun raciale denken van

begin af aan continu aan te passen en te nuanceren. Mussert schreef bijvoorbeeld in een

persoonlijke brief aan de in Indië woonachtige Nederlandse NSB’er G.H Brouwer: ‘Niet ik

maak uit wie Nederlander is, maar ieder doet dat voor zich!’73 De boodschap was duidelijk:

iedereen die zich Nederlander voelde, was ook een Nederlander. Ook schreef Mussert dat er

voor “Nederlands-voelenden" altijd plaats was, ongeacht de huidskleur van een individu: ‘Het

staat vast dat er in Groot-Nederland nog plaats is voor miljoenen Nederlanders, blank én

bruin, én geel.’74

Ook de radicalere nationaalsocialisten binnen de NSB, die zich vanaf het midden van

de jaren dertig steeds meer op het Duitse nationaalsocialisme gingen oriënteren, probeerden

de historische en culturele band tussen het Indische en Nederlandse volk te bevestigen of, in

hun eigen ogen, zelfs te rechtvaardigen. De nationaalsocialist E.J. Roskam schreef

bijvoorbeeld in zijn brochure De stem van ons bloed, een propagandaboekje met als

uitgangspunt de Duitse Blut und Boden-theorie, het volgende: 'Dit is de nood van ons Volk:

onze bloedreserves raken uitgeput, want het grootste gevaar voor ons Volk is niet die enkele

procenten Oostras of Westras of zelf Indisch bloed dat onder ons leeft. Ons volk is sterk

genoeg om dat te verwerken.'75 Het doel dat Roskam voor ogen had met deze brochure, was

het “zuiver” houden van het Nederlandse volk: de zogeheten ‘nood van het Volk’.76 Hij

trachtte de band Nederland-Indië te rechtvaardigen door te stellen dat het opnemen van

Indiërs in de “Nederlandse stam”, geen gevaar zou vormen voor de zuiverheid van het

Nederlandse volk. Het echte gevaar schuilde volgens hem in de ‘lichamelijke en geestelijke

degeneratie’ in de vorm van ‘niet-Germaanse’ religies: christendom en judaïsme.77

Pollmann heeft gelijk in haar stelling dat de NSB de Indische kolonie voornamelijk

zag als economisch wingewest voor Nederland. De NSB was van mening dat de kolonie

72 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"

171. 73 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2146. Brieven aan de Algemeen

Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief G.H. Brouwer aan A.A. Mussert, 12 juni, 1935. 74 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2137. Principiële uitspraak

betreffende het standpunt der N.S.B ten opzichte van de emigratie, Juli 1938. in Stukken betreffende activiteiten

van de National Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië. 75 E.J. Roskam, De stem van ons bloed - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1940) 22. 76 Ibid. 77 Ibid., 22-23.

27

nodig was om ook in de toekomst economische voorspoed te kunnen verzekeren. Wat zij niet

vermeldt is dat de NSB een cultureel-economische wisselwerking voor ogen had. Zo dacht de

Beweging met de kolonisatie van de archipel iets te kunnen betekenen voor de inheemse

volkeren. Deze gedachte toonde gelijkenis met de Ethische Politiek. Dit is frappant, gezien de

NSB en andere rechts-autoritaire groepen zoals de VC, fel gekant waren tegen deze vorm van

koloniale politiek. De secretaris en plaatsvervangend leider van de NSB, Cees van

Geelkerken, schreef in het NSB-jubileumboek uit 1941 uitvoerig over de keerzijden van de

rol als kolonisator:

'Wat brengen wij den Indischen volkeren? In de eerste plaats [brengen wij] orde

en rust; de mogelijkheid om zich vreedzaam onder goed bestuur te ontwikkelen.

Maar daarnaast, het beste wat de westersche techniek hun kan brengen. (...)

West-Indië is en wordt door Nederland zwaar verwaarloosd. West-Indië moet tot

ontwikkeling gebracht worden door Nederlandse geest- en arbeidskracht en

Nederlands kapitaal. Het vraagt offers van ons; zij zullen gebracht moeten

worden op zodanige wijze, dat zij rijke vruchten zullen afwerpen, zowel voor

Indië als voor Nederland.'78

Er zaten volgens de NSB wel grenzen aan de materiële en culturele verheffing van de

Indische inheemse bevolking. Zo zouden de Europese volkeren niet bereid zijn om hun

maatschappelijke voorsprong op te geven ten behoeve van de 'overweldigende massa

Aziatische werkkrachten', doelende op de inheemse volkeren van de archipel.79 Gedurende de

propagandacampagne voor de verkiezingen van 1935 probeerde de NSB zich echter van haar

ruimdenkende kant te laten zien betreffende de identiteit van de inheemse volkeren. In de

propagandabrochure Leidraad voor huisbezoekers uit 1935 trachtte de Beweging zich weinig

radicaal te doen overkomen richting het algemene Nederlandse publiek: 'De Beweging zal de

eigen talen en instellingen zo veel mogelijk proberen te eerbiedigen, zolang het niet in strijd is

met het algemeen belang of de goede zeden.'80 Al deze “ruimdenkende” voorstellen met

betrekking tot de rol van de NSB als kolonisator zijn enigszins dubieus te noemen, gezien de

Beweging nog geen twee jaar eerder, met het Nieuw-Guinea project voorstelde om alle

Papoea’s aldaar naar reservaten te verbannen.

78 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 327. 79 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 677. 80 Ibid.

28

Mussert was in de beginjaren van de NSB erg lovend over de Indo-Europeanen: 'Welk

een grootsche taak is daar volbracht door de Nederlanders en niet minder door hen, die door

sommigen Indo's worden genoemd en door de bouwers worden beschouwd als Indische

Nederlanders, die mede het imperium dragen.'81 In het propagandaboekje Leidraad voor

Huisbezoekers werd eveneens lovend gesproken over de Indo-Europaan: 'De N.S.B staat

tegenover den Groot-Nederlands-voelende Indo-Europeanen precies als tegenover den gelijk

voelende volbloed Hollander.'82 Zolang een individu in politieke zin achter de Beweging

stond, was er geen aanleiding om het lidmaatschap van de NSB af te wijzen in verband met

hun etniciteit. Dit was aanvankelijk ook geldig voor joden die lid wilden worden van de

Beweging.83 Mussert was er van overtuigd dat de Europeanen en de Indo-Europeanen

gezamenlijk het cement vormden voor de bestuurslaag van de kolonie. Dit idee werd

regelmatig naar voren gebracht in NSB-publicaties, zo ook in Indië Hou Zee van 1 mei 1936:

'Wij vormen samen een groote ridderorde in Indië, zoals wij de Duitsche orde, de Maltezer

orde en dergelijke instituten gekend hebben.'84 Om te benadrukken dat er een raciaal verbond

was tussen de Indo-Europeaan en de Nederlander, werden in de NSB-publicaties de termen

Indo-Europaan en Indo, vaak vervangen door “Indische Nederlander”.85

De raciale diversiteit binnen het Nederlandse imperium was volgens de vroege NSB-

ideologie geen probleem. De algemene consensus, dat de raciale superioriteitsgedachte

centraal staat in het nationaalsocialistische gedachtengoed, lijkt daarom niet aan te sluiten bij

de politieke uitgangspunten van de NSB aan het begin van de jaren dertig. Het is daarom

accurater om de vroege ideologie van NSB met betrekking tot rassenkwestie, racialiteit en

etniciteit, in ideologische termen eerder als autoritair en fascistisch te duiden dan als

nationaalsocialistisch. De laatstgenoemde ideologie wekte namelijk een sterke Duitse

connotatie op waarin racisme en antisemitisme centraal stonden. Mussert probeerde deze

gematigde nationaalsocialistische visie uit de doeken te doen aan ene heer Becking van de

afdeling Indische Zaken, gezien de afdeling deels verantwoordelijk was voor de propaganda

die in Indië terecht kwam: ‘Wij zien Indië als een belangrijk deel van het Imperium waarin

tientallen Oostersche volkeren leven. Als goede nationaal-socialisten willen wij hen ook

brengen het herstel van eigen volksaard. Javanen zullen anders zijn dan Menadonezen, deze

anders dan de bewoners van de Padangsche bovenlanden enz. Deze volkeren zullen ieder hun

81 Anton Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB (Leiden: NENASU, 1941) 23. 82 Leidraad voor Huisbezoekers (Leiden: NENASU, 1935) 43-44. 83 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 457. 84 Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936. 1. 85 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 148.

29

eigen gebied krijgen met de mogelijkheid tot uitbreiding. Zij zullen zooveel mogelijk door

eigen hoofden worden geregeerd.’86 Dat de Beweging voor zelfbeschikkingsrecht van

Indische volkeren opkwam, lijkt vooralsnog erg progressief voor een nationaalsocialistische

partij.

Uit de praktijk bleek echter dat de NSB niet het beste voorhad met de inheemse

volkeren. Het Nieuw-Guinea project illustreert dit. De vroege politieke uitgangspunten van de

NSB waren dan misschien niet gebaseerd op het raciale denken van de Duitse

nationaalsocialisten, gedurende het decennium veranderde de Beweging echter van koers.

Aan het einde van de jaren dertig was de NSB uitsluitend nationaalsocialistisch en werd

raciaal denken zoals in Duitsland een centraal thema.

De NSB en het koloniale gezag van Nederlands-Indië

Als overtuigd nationalist prees Mussert de Nederlandse voorvaderen, die de kolonie in de

voorgaande eeuwen gevormd en grootgemaakt hadden. Ook de koloniale gezagsdragers in de

jaren dertig waren in zijn ogen bewonderenswaardig en dienden gerespecteerd te worden.

Toch was er vanuit de NSB enige kritiek te horen over de militaire toestand waarin de kolonie

zich bevond. De NSB speelde tevens in op het algemeen heersende gevoel van angst dat de

inheemse bevolking zou kunnen zwichten voor het communisme. Ook werd geageerd tegen

de communisten en sociaaldemocraten in Nederland die de Indië-Los-van-Nederland gedachte

propageerden. Het algemeen heersende gevoel was, dat als de socialisten in Nederland aan de

macht kwamen, het gedaan was met de Nederlandse hegemonie over de archipel.87 Om deze

reden, bleven de nationaalsocialisten continu hameren op het mogelijke onheil dat de kolonie

in gevaar kon brengen. In de NSB-partijkrant Indië Hou Zee, was het veronderstelde rode

gevaar van de communisten en socialisten een veelvuldig terugkerend thema.88

Hoewel de NSB gezagsgetrouw was aan het koloniale bestuur, was de Beweging niet

te spreken over de manier waarop de Nederlandse staat het defensieapparaat van de kolonie

geregeld had. In de Volk en Vaderland stonden regelmatig artikelen waarin opgeroepen werd

tot actie om de kolonie alsnog te bewapenen. Zo ook in de editie van 25 februari 1938.

Mussert schreef in zijn vaste artikel op de voorpagina: 'Verdedig Indië vóór het te laat is!

Maar de heeren doen dit niet. Een nationaal-socialistisch voorstel om twee zware kruisers te

86 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. Nr. 2146. Brieven aan de Algemeen

Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. Brief Indische zaken aan Kmd Becking, 7 juli, 1938. 87 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"

176. 88 Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936.

30

bouwen, is in de Tweede Kamers zelfs niet in behandeling genomen. (...) Het is verraad aan

de hoogste Nederlandse belangen. Met Indië staat Nederland; zonder Indië ligt het plat.'89

Door de opkomende dreiging van het expansionistische en sterk imperialistische Japan, kwam

bij alle Europeanen in de Indische kolonie de verbetering van de defensie hoog in het vaandel

te staan. Dit gold voornamelijk voor de NSB’ers. Het was voor de Beweging een enorme

frustratie dat de regering in Nederland en het koloniale gezag in Batavia in hun ogen te weinig

deden om de militaire situatie in de archipel te verbeteren. In Indië Hou Zee werd de onvrede

rondom deze kwestie krachtig omschreven: 'Het bloed stijgt ons naar het hoofd van schaamte,

als wij ons er rekenschap van geven, welke grote zedelijke en materiele waarden aan de

beheerschers van het Nederlandsch imperium zijn toevertrouwd en hoe weinig waarde

daaraan gehecht werd en wordt. (...) Rond de groote Oost stapelen donderwolken zich op

[doelende op de Japanse dreiging] en de belangrijkste punten zijn praktisch onverdedigd.'90

Volgens de NSB'ers waren het de Nederlandse politici in Den Haag, die de militaire situatie al

zo lang uit de hand hadden laten lopen. Al in de Volk en Vaderland van 12 maart 1932

waarschuwde Mussert voor het verval van de militaire situatie in de kolonie: 'Deze heeren

hebben met elkander Indië weerloos gemaakt, en zo mogelijk nog erger: weerloos gelaten, tot

op den huidigen dag. Er is niemand van hen die weet, dat het gevaar voor het Nederlandse

imperium in Indië groot is.'91 Desalniettemin riep Mussert de Indische NSB'ers op om het

koloniale gezag zonder meer te steunen. Hij was van mening dat het regeringsbeleid in

Nederlands-Indië al in hoofdzaak fascistisch was dankzij de sterke hiërarchische opbouw van

de koloniale samenleving en de aanwezigheid van een sterk koloniaal gezag. Om deze reden

was de afschaffing van het democratische stelsel, zoals de NSB die in Nederland beoogde,

niet nodig in Indië.92 Mussert eiste dan ook van de NSB’ers in Indië, dat zij zich onthielden

van iedere politieke actie tegen het koloniale gouvernement in Batavia.93 Hij beschouwde de

NSB in Nederlands-Indië niet als een massabeweging zoals hij die in Nederland voor ogen

had. Het Gewestelijke Commissariaat Java kreeg van Mussert zelfs een groeiverbod toen het

ledenaantal in 1935 explosief begon te stijgen. Vijfentwintighonderd leden moest het absolute

maximum zijn. De achterliggende gedachte bij dit groeiverbod was om het koloniale gezag zo

min mogelijk voor de voeten te lopen. Een massale beweging van nationaalsocialisten zou

89 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 6 (1938) nr. 8,

25 februari 1938. 90 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”

177. 91 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 2 (1932) nr. 10,

12 maart 1932. 92 Pollmann, Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen, 240. 93 Ibid., 241.

31

tenslotte meer politieke macht krijgen in het Indische parlement en dit wilde Mussert in de

kolonie nu juist voorkomen. De Beweging diende klein en volgzaam te zijn volgens het NSB-

hoofdkwartier in Utrecht. Alleen als de Beweging controleerbaar was vanuit Nederland, kon

Mussert het gouvernement ervan overtuigen dat de NSB geen gevaar vormde voor het

koloniale bestuur. Voor donateurs bestond het ledenlimiet echter niet. Wat de partijtop voor

ogen had met de NSB in Indië was echter tegenstrijdig met het revolutionaire en reactionaire

gedachtengoed van het fascisme, waar strijd, wilskracht en dynamiek centraal staan.94

Lidmaatschap van de Indische NSB werd op deze manier, althans vanuit fascistisch

perspectief, enigszins overbodig en saai.

Waar de NSB het koloniale gouvernement, ondanks de grote onvrede over het

militaire apparaat, een warm hart toe droeg, was dit het tegenovergestelde betreffende de

Nederlandse regering in Den Haag. Deze was in de ogen van de nationaalsocialisten slap en

toonde zich weinig nationalistisch, iets waar Mussert en de zijnen erg ontevreden over waren.

De Nederlandse regering zou zich volgens Mussert onder andere veel te druk maken over de

ontwikkelingen in Duitsland en zou op deze manier blind zijn voor de 'werkelijk bestaande

gevaren van den Japanees!', aldus Mussert in de Volk en Vaderland van 8 april 1935.95 Voor

de NSB was het destijds duidelijk: Japan zou een aanzienlijke dreiging vormen voor het

Nederlandse imperium, niet het Duitse Rijk van Hitler.

94 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 27 -28. 95 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 3 (1935) nr. 12,

8 april 1935.

32

4. De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederlands-

Indië: perceptie en interactie

Interactie en communicatie tussen de Beweging in Indië en Nederland

Een derde van de totale inkomsten van de NSB uit het Strijd- en Verkiezingsfonds was

afkomstig uit Indië. Dit is relatief veel, aangezien het Indische ledenbestand slechts 5 procent

van het totaal NSB-leden omhelsde.96 Het was de bedoeling dat 40 procent van de totale

inkomsten van de Indische fractie naar het partijhoofdkwartier in Utrecht overgemaakt werd.

Nog een verdere 10 procent van de totale Indische inkomsten moest naar de kas van het

Gewestelijk Commissariaat overgemaakt worden, waar de desbetreffende NSB-kring

onderdeel van was. De afdrachten werden in totaliteit naar de penningmeester van het Gewest

overgemaakt, die zorgde ervoor dat de zaken verder geregeld werden.97 De jaarlijkse

financiële overdracht vanuit Indië liep uiteen van ƒ50.000 in de beginjaren, tot respectievelijk

ƒ40.000 en uiteindelijk ƒ10.000 in de oorlogsjaren.98

Het Gewest Java droeg jaarlijks veel meer geld af naar het hoofdkwartier in Utrecht

dan Sumatra. Dit had te maken met de ledenomvang van de kringen en de financiële situatie

van de lokale leden, zoals te zien was in de financiële rapporten die ieder jaar verschenen.99

Tevens werden alle inkomsten en uitgaven van de verschillende kringen precies genoteerd. A.

van der Laaken, de Gewestelijk leider van Java, beklaagde zich regelmatig over het

exorbitante uitgavenpatroon van de grote NSB-kringen op het eiland. Zo schreef hij in 1937

een brief aan Mussert dat de NSB-kring Bandoeng taxidiensten en reiskosten van het café

naar het kringhuis declareerde en dat dezelfde leden een schilderij van Mussert lieten maken

met olieverf ter waarde van honderden guldens. Ook hadden de NSB’ers in Semarang in 1937

een vliegtuig gehuurd voor “propagandadoeleinden”. Dit stond scherp in contrast met de

armere NSB-kringen zoals die van Soerabaja en Malang. Zij hadden weinig inkomsten en

konden nauwelijks de jaarlijkse contributie betalen. Van der Laaken was in Indië 96 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 158. 97 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel,

afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de

organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935. 98 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 159. 99 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2060, Groot aantal financiële

stukken van de NSB in Nederlands- Indië, o.m. betreffende contributiebetalingen, 1935 - 1939, jaarverslag 1936.

33

eindverantwoordelijk voor de financiële afdracht naar het NSB-hoofdkwartier en vroeg aan

Mussert om meer bevoegdheden om dergelijke financiële wangedragingen aan te pakken.100

Een vermindering van partij-inkomsten zette in nadat een scherpe daling in ledenaantal

(en donateurs) plaatsvond aan het einde van de jaren dertig. De reden hiervoor was de

politieke verschuiving van de Beweging en de toenadering met nazi-Duitsland. De politieke

verschuiving deed veel van de Indo-Europese leden zich doen vervreemden van de Beweging.

In de NSB-bronnen wordt deze daling echter verklaard door een verondersteld terreurbeleid

van de Nederlandse regering en hevige tegenwerking van de andere politieke partijen.101 Niet

alleen het verlies van leden zorgde voor een vermindering van de inkomsten uit de koloniale

gewesten, ook de onkosten van de Indische kringen stegen waardoor de afdracht verminderde.

Onder andere het oprichten van een politiek blad in 1934 (Indië Hou-Zee) en het stichten en

verbouwen van kringhuizen en NSB-“Driehoekswinkels” (afgeleid van het NSB-logo), deden

de kosten veel sterker doen stijgen dan in de Nederlandse NSB-kringen.102

Hoewel de Nederlandse NSB voor een groot deel van haar inkomsten afhankelijk was

van de leden en donateurs in Nederlands-Indië, betekende dit niet dat er geen waarde werd

gehecht aan het feit dat de partij een Indische fractie had. De NSB was de derde politieke

partij van de kolonie en had vele (stille) sympathisanten. Dit zorgde in de ogen van Mussert

en de zijnen voor enig prestige.103 De NSB’ers in de kolonie waren net als de Nederlandse

voorvaderen pioniers, die het Nederlandse koloniale imperium wederom tot haar voormalige

glorie moesten herstellen. Dit was volgens de nationaalsocialisten in de kolonie de

belangrijkste taak die zij hadden. In De Javabode van 27 juli 1935 stond deze missie krachtig

omschreven: ‘Het grootste deel van het [Nederlandse] imperium ligt hier, hier in Azië, waar

generaties hebben gezwoegd en gestreden en iets groots tot stand is gebracht. (…) Er wordt

hier een grootsche taak vervuld door de duizenden, die werken aan den uitbouw van het

imperium.’104

100 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2149, Briefwisseling van het

Hoofd Afdeling II (Financiën) NSB Nederland met de Gemachtigde van den Leider voor Indische Zaken te Den

Haag, 1937. (Brief v.d Laaken aan Anton Mussert, 25 november 1937) 101 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 159. 102 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2153. Rapport van P. van Houten

betreffende de bijdrage van de NSB in Indïe aan het hoofdkwartier der NSB in Nederland, z.d. 103 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 683. 104 De Javabode (Gewest Java), 27 juli 1935.

34

De koloniale regering en de Indische NSB

Het verbod voor ambtenaren op lidmaatschap van de NSB, dat in Nederland vanaf 1933 van

kracht werd, was niet geldig in Nederlands- Indië. In de ambtenarij, de politie, het leger en in

alle andere lagen van de koloniale bevolking kwamen NSB'ers voor.105 Een draagvlak onder

de bevolking voor een dergelijk verbod was er nauwelijks. De Gouverneur-Generaal liet in de

Indische krant De Javabode weten dat gezien de geringe omvang van het nationaalsocialisme

in de kolonie, een verbod op uniformen, insignes en dergelijke niet nodig was.106 Gouverneur-

Generaal De Jonge stond er zelfs om bekend dat hij een sympathisant van de NSB was. In juli

1934 werden de NSB en het oprukkende nationaalsocialisme echter onderwerp van debat in

de Volksraad. De meningen over de nationaalsocialistische nieuwkomer op het politieke

toneel waren flink verdeeld. Sommige afgevaardigden in de raad waren van mening dat er te

weinig door de koloniale overheid werd gedaan om de oprukkende antidemocratische

krachten een halt toe te roepen. Andere afgevaardigden betoogden weer dat de Nederlandse

regering in Den Haag fout bezig was. Volgens hen waren alle maatregelen die de Nederlandse

regering trof tegen de NSB schandelijk en zouden soortgelijke acties in de kolonie niet

overgenomen moeten worden.107 De eerste officiële maatregel tegen de Indische

nationaalsocialisten liet echter niet lang meer op zich wachten. Zo kwam de Indische variant

van Volk en Vaderland, de NSB-krant Indië Hou Zee, in december 1934 deels onder

overheidscensuur te staan. Dit gebeurde in het kader van enkele uitlatingen over de invloed

van confessionelen in de kolonie, enige maanden eerder in het blad. Met deze censuur hoopte

de koloniale regering de maatschappelijke rust te bewaren en de cohesie tussen de blanke

bevolking te bevorderen.108 Dit was immers belangrijk in verband met de toenemende angst

voor de opstandig wordende inheemse volkeren.

Hoewel Gouverneur-Generaal De Jonge en vele andere bestuursambtenaren

welwillend tegenover de Indische NSB stonden, was er volgens plaatsvervangend NSB-leider

Cees van Geelkerken soms wel degelijk sprake van terreur: ‘De Indische Regeering zelf deed

aan deze terreur mede. Uit Nederland toegezonden NSB-kranten, publicaties en brochures

werden soms maandenlang achtergehouden bij de douane, ook al was er geen gegronde reden

105 J.E. Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 - 1946 (Amsterdam:

Uitgeversbedrijf De Pauw CV, 1978) 34. 106 De Javabode (Gewest Java), 9 februari 1934. 107 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 685. 108 Ibid., 685-686.

35

voor.’109 Het uit Nederland afkomstige materiaal werd door de koloniale regering streng

gecontroleerd op opruiende artikelen. Het Nationale Weekblad, dat bekend stond om zijn

scherpe, kritische en regelmatige antisemitische artikelen, werd enkele malen voor korte of

langere tijd verboden.110 Niet alleen de NSB was aan censuur onderhevig in de kolonie.

Andere groeperingen en bewegingen die het gezag van het koloniale bestuur aan konden

tasten, werden door de koloniale politie nauwlettend in de gaten gehouden.111

Musserts reis 'door de gordel van smaragd'

Twee jaar na de oprichting van de NSB in Nederlands-Indië, besloot Anton Mussert dat het

tijd werd om zijn achterban te vereren met een persoonlijk bezoek. Hij vertrok vanaf Schiphol

met het vliegtuig De Sperwer, uitgezwaaid door tienduizend ‘Hou-Zee!’-roepende

partijgenoten. De reis duurde van 19 juli tot 29 augustus 1935. Gedurende de reis werden alle

NSB-kringen op Java en Sumatra bezocht. Dit bleek voor de Beweging een goede beslissing

te zijn geweest: aan de vooravond van het bezoek telde de Indische NSB circa tweeduizend

leden, na het bezoek van Mussert steeg dit aantal in snel tempo naar circa vijfduizend

leden.112 Ook voor Mussert zelf was dit een belangrijk en prestigieus moment in zijn politieke

leven. Tot tweemaal toe kreeg de leider een audiëntie bij de Gouverneur-Generaal, die zich op

vele vlakken met de politieke retoriek van Mussert en de NSB kon identificeren. Ook het

ambtenarenverbod, dat in Nederland geldig was voor NSB'ers, vond hij absurd: 'de pesterijen,

het treiteren en de provocatie, waartoe men zich in Nederland heeft beperkt.' Hij doelde

daarmee op de vermeende discriminatie van NSB'ers in het Nederland.113 De ontmoeting was

een tamelijk bijzonder moment in de politieke geschiedenis van Nederland. Mussert was

namelijk de eerste leider van een Nederlandse politieke partij, die in functie Nederlands-Indië

bezocht. Het feit dat Mussert tot tweemaal toe op audiëntie kon komen bij de Gouverneur-

Generaal, maakte hem bijzonder populair bij de Indo-Europeaanse gemeenschap, waar het

gezag in hoog aanzien stond.114 Verder kreeg Mussert ook de mogelijkheid om de

109 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 161. 110 Ibid., 161. 111 Marieke Bloembergen "Een ideale politieman," in Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het

nieuwe Indië, 1890-1950, ed. Marieke Bloembergen en Remco Raben (Leiden: KITLV Uitgeverij Leiden, 2009)

63. 112 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 159. 113 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 26. 114 Zwaan, “De NSB in Indië,”156.

36

Nederlandse admiraal Helfrich in Soerabaja op Java te ontmoeten. Op het eiland kreeg de

NSB-leider een rondleiding over de marinebasissen om de verdedigingswerken te inspecteren.

Aangezien Mussert pleitte voor een versterking van de bewapening, vonden zijn woorden

gretig gehoor onder de aanwezige militairen.115 Over dit onderwerp verklaarde Mussert in een

interview in de Volk en Vaderland van 7 september 1935 het volgende: 'Wij worden hier

begrepen, omdat wij eenvoudig nastreven hetgeen men weet, dat noodig is voor Indië en het

imperium. Wij vragen een behoorlijke weermacht, wij wenschen dat de offers daartoe worden

gebracht en dat de Nederlander overal waar hij staat, weder zijn plicht doet tegenover het

land. Welnu, 95 procent van de Europese bevolking in Indië wil dat ook.'116

De openbare vergaderingen waar Mussert kwam te spreken, zoals in Bandoeng,

trokken volle zalen met leden en sympathisanten. Zo werd de eerste lezing in Indië bezocht

door circa dertienhonderd personen.117 Ook door niet-NSB'ers werd Mussert welwillend

ontvangen in de kolonie. In veel van de gevallen moesten grotere vergaderzalen en

spreekruimten georganiseerd worden, omdat er meer toeschouwers kwamen dan verwacht.

Onder de bezoekers bevonden zich tevens prominente figuren uit het justitiële, ambtelijke,

militaire en politieapparaat.118 Hoewel de woorden van Mussert met enthousiasme ontvangen

werden, was er toch enige teleurstelling te bespeuren onder de NSB'ers aldaar. Sommige

partijleden kregen tijdens de toespraken van de leider het gevoel dat hij vooral geïnteresseerd

was in financiële zaken. In dat opzicht heeft Pollmann geen ongelijk met haar oordeel dat de

NSB in Nederlands-Indië in zekere zin voornamelijk bestond als financiële ondersteuning

voor de NSB in Nederland. Dit gevoel leefde inderdaad onder sommige NSB’ers aldaar, maar

werd niet door iedereen binnen de NSB in Indië gedragen. De reis van Mussert had er

tenslotte wel voor gezorgd dat de NSB weer het imago kreeg van een politieke partij in

opmars, die serieus genomen diende te worden.

In de zomer van 1936 brachten nog enkele andere belangrijke NSB-functionarissen

een bezoek aan de kolonie. Propagandaleider Drs. G. van Duyl en het hoofd van de afdeling

Indische Zaken J. Hogewind gingen net als Mussert diverse kringen en groepen in de archipel

bezoeken. Ook zij hielden hier redevoeringen voor leden en sympathisanten. De anti-Japanse,

antibolsjewistische, gezagstrouwe en vooral koloniale uitlatingen van deze twee NSB’ers

vonden wederom bij velen een luisterend oor. Ook deze reis van hoge NSB-

115 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946, 34. 116 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 3 (1935) nr. 36,

7 september 1935. 117 Te Slaa, De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, 690. 118 Sluyter, “Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 26.

37

partijfunctionarissen bleek een succes en zorgde voor een verdere groei in het aantal leden

van de Beweging.119 Hogewind en Van Duyl legden, net als Mussert in het voorgaande jaar,

het zwaartepunt van hun betoog op de noodzaak van de Indische financiële steun. De NSB in

Nederland zou alle hulp kunnen gebruiken voor de opkomende Tweede Kamerverkiezingen.

In juli en augustus 1938 bezochten wederom twee prominente partijleden de archipel:

Cees van Geelkerken (de plaatsvervanger van Mussert) en Tweede Kamerlid Graaf de

Marchant et d'Ansembourgh. Ook van dit bezoek had de partijtop in Nederland hoge

verwachtingen, dit liep echter anders dan verwacht. De nieuwe Gouverneur-Generaal jhr.

Tjarda van Starkenborgh, die De Jonge in 1936 opvolgde, stond een stuk minder sympathiek

tegenover de NSB dan zijn voorganger. Hij weigerde de twee prominente NSB'ers te

ontvangen. Ook onder de leden van de Indische NSB-fractie was veel bezwaar ontstaan tegen

het bezoek van de twee. Beide heren hadden onder de NSB'ers in de archipel een slecht

imago. Zo was Graaf de Marchant een voormalig Duitse militair, iets wat veel Indiërs niet

konden waarderen. Ook de aanwezigheid van Van Geelkerken was discutabel, hij zou zijn

vrouw hebben meegenomen op de reis. De kosten van de gehele trip van het echtpaar werd

verhaald op de Indische fractie van de partij: een bedrag van ƒ5000,-. 120 Een actie die de

Indische leden wederom het gevoel gaf louter een portemonnee te zijn, die gebruikt kon

worden wanneer de Nederlandse partijtop dit bliefde.

119 Zwaan, “De NSB in Indië,” 159. 120 Ibid., 163.

38

5. Verscherpte politieke verhoudingen en ideologische

tegenstellingen

Ideologische Tegenstellingen tussen de NSB-fracties in Indië en Nederland

De politieke omstandigheden in Nederlands-Indië dwong de NSB in de kolonie om een

andere politiek te voeren dan in Nederland. De Beweging in Nederlands-Indië heeft zich nooit

activistisch op politiek terrein laten zien, in tegenstelling tot Nederland, waar de strijd tegen

het parlementaire stelsel onderdeel van het partijprogramma was. In de kolonie waar circa

250.000 Europeanen de sociale bovenlaag vormden ten opzichte van zestig miljoen

inheemsen, moest het koloniale gezag zo sterk mogelijk gehouden worden. Voor politieke

onrust was dan ook geen plaats volgens de NSB.121 De partijleden namen daarom geen plaats

in de bestuurlijke organen waarop de kolonie draaide, bijvoorbeeld de Volksraad en

gemeenteraden. Gedurende de reis die Mussert in 1935 maakte naar Indische archipel, drukte

hij de lokale bestuurders op het hart dat de strijd tegen de Nederlandse regering louter in

Nederland uitgevochten diende te worden en dat het de taak van de Indische NSB was om de

strijd te steunen door middel van ‘zilveren kogels’ (guldens).122 Dit is een scherpe

tegenstelling met de NSB in Nederland, waar de strijd tegen het democratische establishment

als een centraal onderdeel van het Leidend Beginsel werd beschouwd. De NSB in Indië nam

een gezagsgetrouwe, maar vooral ook een sterk anti-Japanse houding aan. Dit staat haaks op

de Beweging in Nederland, waar de Nederlandse NSB agiteerde tegen de regering in Den

Haag en zich sterk oriënteerde op Duitsland en daardoor een sterk antisemitisch en

nationaalsocialistisch karakter kreeg. Deze ideologische verschuiving heeft nooit

plaatsgevonden in Nederlands-Indië, waar de partij een fascistisch karakter bleef behouden,

waarbinnen minder sprake was van antisemitisme en racisme. Het hevige antisemitisme

waarmee het Duitse nationaalsocialisme verbonden was, vond weinig aanhang onder de

nationaalsocialisten in de Nederlandse kolonie. Het feit dat de ledenlijst van de Indische NSB

voor het merendeel bestond uit Indo-Europeanen bewijst dat van de Blut und Boden-theorie

(een van de grondslagen van het Duitse nationaalsocialisme), in de jaren dertig althans,

121 Van Geelkerken, Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941, 158. 122 Ibid., 159.

39

nauwelijks sprake was. In de kolonie had de Beweging te maken met een groep conservatieve

en nationalistische individuen, die de archipel op koloniale wijze en met harde hand wilde

blijven besturen. Zij waren tegen de Ethische Politiek van het begin van de twintigste eeuw.

Zij vreesden dat een dergelijk beleid zou leiden tot autonomie van de inheemse volkeren of

zelfs het verlies van de kolonie en de Nederlandse machtspositie.123 In plaats daarvan gaven

de NSB’ers in de kolonie een eigen invulling aan de interactie tussen de inheemse volkeren en

koloniale machthebbers. De NSB was voor materiële en culturele verheffing van de inheemse

volkeren, zolang dit niet de eigen bevoorrechte positie aantastte.

De Indische NSB lonkte vanaf haar oprichting in 1933 meer naar de Britten dan men

volgens de gedachtegang van Mussert zou verwachten. Militaire bijstand, in het geval dat de

Japanners binnen zouden vallen, zou eerder te vinden zijn bij de Engelsen in Singapore dan

bij de Duitsers in Berlijn.124 Tijdens een vergadering van de NSB-kring Medan in oktober

1939 werd door ene Kameraad Muller verkondigd dat zijn kring geen partij zou kiezen voor

Duitsland in het Europese conflict. Volgens hem zou 95 procent van de Europeanen in de

kolonie pro-Engels zijn. Kameraad Scheurers liet hierop in de notulen zetten dat tevens 80

procent van de Indische NSB'ers deze mening deelde, een scherp contrast met de NSB in

Nederland.125 Dat de NSB’ers in Nederlands-Indië de mening van Scheurers massaal deelden,

was te zien in een door velen ondertekende verklaring aan Mussert en het bureau Indische

Zaken in oktober 1939. In de verklaring viel te lezen: ‘Voorts geloven velen van ons, thans

minder dan ooit, aan de onvoorwaardelijke heiligheid van het Duitsche karakter en

deugdzaamheid der Duitsche bedoelingen. Wij geloven alleen in Nederland, in zijn belang, in

zijn tradities, zijn toekomst, en zijn roeping. (…) Indien de Beweging in het Moederland

daarmede rekening zou kunnen houden, is het doel van deze verklaring bereikt!’126

Een ander groot verschil tussen de NSB in Nederland en Nederlands-Indië, was de

toekomstgedachte die zo met de nationaalsocialistische leer verbonden is. Het was de visie

van een nieuwe wereldorde, een fascistische wereldorde waar de sterkste volkeren de scepter

zwaaiden. De Nederlandse NSB had hier een duidelijke gedachte over: het Nederlandse volk

was een jong en sterk volk dat zijn plaats in moest gaan nemen in het vernieuwde Europa. De

NSB in de kolonie had echter geen duidelijk omschreven toekomstvisie volgens fascistische

123 Zwaan, “De NSB in Indië,” 153. 124 Pollmann, Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen, 237. 125 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2139, Notulen NSB-Kring Medan,

1 oktober, 1939. In: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in

Nederlands-Indië. 126 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2140, Verklaring van het gewest

Sumatra der N.S.B. aan de Leider, met brief van D.J. Cramer aan Kameraad Trouw betreffende het niet

ondertekenen van de verklaring, 1939, afschriften.

40

of nationaalsocialistische leer. Enkel de fascistische aspecten werden van de Nederlandse

NSB overgenomen: anti-democratie, het corporatisme, de eenpartijstaat, de Nederlandse

volksgemeenschap en de verheerlijking van de Europese fascistische leiders. Dit waren echter

allemaal onderwerpen die betrekking hadden op Europa en niet of weinig te doen hadden met

de situatie in Nederlands-Indië.127 De NSB in de archipel had geen enkel revolutionair doel

voor ogen zoals de nationaalsocialisten dit voor Europa in gedachte hadden. Een sterk gezag,

zoals de Beweging dit voor ogen had, bestond immers grotendeels al in de kolonie. Het

nationaalsocialistische en fascistische gedachtengoed werd direct gekopieerd uit de

Nederlandse NSB-pers, maar omdat dit niet in de praktijk toegepast kon worden in de

kolonie, ontstond een ideologische leegte.

Verandering en radicalisering van de ideologische koers binnen de Beweging

'Het nationaalsocialisme verzet zich tegen rassenmenging, want vele hoogstaande

volkeren zijn ondergegaan omdat ze zich daaraan niet hielden. Wij hebben de lessen

der geschiedenis ter harte genomen.' 128 -Fragment uit Indië Hou-Zee, 15 november

1937.

De figuur van Anton Mussert als algemeen leider was van groot belang voor de politieke

koers van de Beweging. Zijn opvattingen, vaak goed geformuleerd in Volk en Vaderland,

waren veelal bepalend.129 Hoewel onvoorwaardelijke trouw aan de leider binnen de NSB

centraal stond en in grote mate de stemming binnen de Beweging bepaalde, werden vanaf

1937 de radicaal Völkische geluiden steeds roeriger binnen de NSB.130 Het is lastig om exact

127 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,”

177. 128 Indië Hou Zee (Gewest Java), 15 november 1937. 129 R. Havenaar, De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de

Nationaal-Socialistische Beweging (Den Haag: Staatsuitgeverij, 1983) 131. 130 In de loop van 1935 begon een groep binnen de NSB zich te identificeren met de “Volkse” gedachte, in

navolging van de Duitse Völkische beweging. De radicalisering van de NSB is grotendeels toe te kennen aan

deze Duits-georiënteerde groep, die langzamerhand aan invloed won binnen de Beweging. Het begrip 'Völkisch'

had een racistische lading: het pleitte voor een vereniging van volkeren met bloedbanden aan elkaar in één rijk:

het Groot-Germaanse rijk. Tegelijkertijd deed het een oorlogsverklaring impliceren aan de onzuivere rassen die

niet binnen de Germaanse volksgemeenschap thuishoorden. Het is van belang om het onderscheid te maken

tussen de NSB'ers die tot deze ideologische groepering, op Duitse leest behoorden en welke leden niet. De kern

van de NSB-partijtop: Van Geelkerken, Mussert, 'D Ansembourg e.a. rekenden zichzelf niet tot deze groep. Toch

hebben zij besloten om de luidkelige 'Völkische' personen meer invloed te geven en belangrijke functies aan te

bieden, in de hoop hen de mond te snoeren. Dit werkte echter alleen maar averechts. Meinoud Rost van

Tonningen, de grote voorman van de Völkische groep, wist Mussert en de rest van het bestuur onder druk te

41

te duiden wanneer deze ideologische ommekeer heeft plaatsgevonden. Als men uitgaat van de

artikelen in de NSB-publicaties in Nederland, is de draai naar een meer racistisch en

antisemitisch wereldbeeld al in 1934 in gang gezet door enkele artikelen in de Volk en

Vaderland. Deze artikelen waren echter gerechtvaardigd in de ogen van de NSB. Er werd

gesteld dat de NSB weliswaar niks tegen andere rassen en joden had, maar gedwongen werd

te reageren op de agressieve acties die joden tegen de NSB voerden: 'Thans mengt zich onder

het escorte dat ons pleegt te begeleiden ook het Joodsche element. Reeds weken lang is ons

gebleken dat bij alle aangelegenheden, dat NSB'ers werden mishandeld, Joden de leiding

hadden.'131 Van het begin af aan telde de Beweging al een stroming die antisemitisch was.

Aanvankelijk bleef het antisemitisme voor de buitenwereld verborgen, omdat deze individuen

in de beginjaren geen stem kregen in de officiële publicaties van de Beweging. Dit veranderde

echter halverwege de jaren dertig.

De groeiende invloed van radicale Völkische NSB’ers binnen de Beweging, staat in

verband met de lastige positie waarin zij in 1937 terecht was gekomen. De teleurstelling over

het slechte resultaat van de verkiezingen van dat jaar deed de eis naar verandering binnen de

NSB groeien waardoor de Völkische stroming meer invloed kreeg. De inherente radicalisering

die dankzij de gegroeide invloed van deze stroming plaatsvond, zorgde ervoor dat de

Beweging binnen de Nederlandse samenleving steeds meer in een isolement raakte. Dit

zorgde voor een verder verlies van (gematigde) leden, wat er weer voor zorgde dat de

radicalere stem luider werd. Een vicieuze cirkel, waar Mussert en de zijnen de grip op waren

verloren.132 Niettemin bleef de algemeen leider volhouden dat de NSB en het Nederlandse

nationaalsocialisme in principe niet van racistische aard waren en dat het Duitse

antisemitisme 'aan elk fatsoenlijk mens rillingen bezorgt.'133

Terwijl de Beweging in Nederland sedert 1937, door de komst van radicale

nationaalsocialisten binnen de partijtop, zich steeds meer ontwikkelde in de richting van het

Duitse nationaalsocialisme, bleef de Indische NSB in politieke zin meer gebaseerd op de

nationalistische, anticommunistische en Groot-Nederlandse beginselen. Dit politieke verschil

zetten door te schermen met zijn belangrijk contacten in Nazi-Duitsland. Tevens genoot Van Tonningen in

Duitsland veel meer aanzien dan Mussert. De Völkische beweging binnen de NSB zou later de SS-richting

worden, met veel vrijwilligers voor het nationaalsocialistische elitekorps. (Havenaar, De NSB tussen

nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging, 115-

121.) 131 Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Jaargang 1 (1933) nr. 8,

20 mei 1933. 132 Havenaar, De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-

Socialistische Beweging, 132. 133 Anton Mussert, geciteerd in Havenaar, De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse

ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging, 134.

42

zorgde voor een terugloop in het ledenaantal binnen de Indische beweging. De rassenleer

kreeg binnen de Nederlandse NSB een steeds prominentere plaats. De eendracht tussen

volkeren binnen het Nederlandse imperium, die voorheen zo belangrijk was, leek te zijn

verdwenen. De Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen van 1937 zorgden voor een grote

daling in het aantal NSB-stemmers. Dit had alles te maken met de voortdurende radicalisering

van de partij, de associatie met de Duitse nazi’s en de dreigende oorlog. Dit had een domino-

effect op de NSB in Nederlands-Indië. Steeds meer NSB’ers keerden zich in de kolonie af van

de steeds luidere racistische en antisemitische geluiden van de Nederlandse NSB.

Het ideologische conflict tussen de beide NSB-fracties nam gedurende 1937 steeds

heftigere vormen aan. De leider van het Gewestelijk Commissariaat Java, A. van der Laaken,

had gedurende de laatste maanden van het jaar een stevige briefwisseling met Anton Mussert.

Hij eiste opheldering over de rassenkwestie, waarop Mussert in Van der Laakens optiek nooit

duidelijke antwoorden gaf: ‘(…) een nieuwe fatale factor en dat is de rassenkwestie. Wanneer

deze laatste in den vagen vorm behouden blijft en den toestand bestendigd wordt dat, zodat

wij op het podium kunnen bezweren dat de Leider en de N.S.B. de z.g. Indo positief en

overeenkomstig de waarheid ziet (en zal blijven zien) als de Nederlander en het

Nederlandsche ras.’134 Van der Laaken was zelf een Indo-Europeaan en ergerde zich aan de

opspelende rassenkwestie en politieke verschuiving die in Nederland gaande was: ‘(…)

telkens weer onze eigen organen in Nederland den volle mond doen, dat wij alleen zuiver

bloed?! willen en andere stukken een zeer voelbare geest ademen die wijst in de richting, dat

de N.S.B.-staat slechts niet met anderen vermengden als zuivere Nederlanders zal zien (dus

het zeer exclusieve zuivere Duitsche standpunt). Dan zullen wij hier onherroepelijk zodanig

teruggaan (in leden).’135

Het resultaat was dat Van der Laaken zich op de NSB-landdag van 18 december te

Batavia keerde tegen het Nederlandse partijbestuur. In zijn redevoering kondigde hij aan dat

de NSB in Indië voortaan actief zou deelnemen in de politieke debat, iets wat voorheen door

Mussert verboden was. Van der Laaken werd daarop direct ontslagen door de Nederlandse

partijtop, dit werd echter door de Indische NSB’ers niet op prijs gesteld. Van der Laaken was

als Indische Nederlander bijzonder populair onder NSB’ers in archipel. De onvrede over het

ontslag zorgde leidde ertoe dat veel NSB'ers in Nederlands-Indië als lid bedankten.136 Als

reactie op racistische ommezwaai die volop aan de gang was binnen de Beweging, kwam een

134 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2146. Brieven aan de Algemeen

Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937. A. van der Laaken aan A.A. Mussert. 135 Ibid. 136 Zwaan, “De NSB in Indië,” 160-161.

43

lid van Indische afkomst met de mededeling dat racisme binnen het kader van de fascistische

ideologie onacceptabel was. Racistische uitlatingen dienden dan ook verboden te moeten

worden binnen de Beweging in Nederlands- Indië: ‘Dit zal wel leden kosten, maar men strijdt

dan niet onder valse vlag en de mogelijkheid wordt geschapen voor samenwerking met loyale

vooraanstaande inheemsen.'137

Ook P.G. Bauduin, lokaal afdelingshoofd op Java, schreef in een proclamatie aan alle

Indische kring- en groepsleiders op kritische toon over de vrije meningsuiting betreffende de

rassenkwestie binnen de NSB: ‘De N.S.B. is de concentratie en kristallisatie van den wil en

het streven der Nederlandsche natie. Niet van bepaalde groepen uit die natie. Haar richting is

de resulante: de Leider dicteert niet maar selecteert. (…) Er is in Holland ook in de N.S.B een

groep, die het rassencriterium wil aanleggen bij het beoordelen van de kwaliteit van den

Volksgenoot. Tegen die groep nemen wij met de meeste kracht stelling. Hare stellingen zijn

een gevaar voor de Beweging én voor het imperium! Daarom zullen wij onze stem laten horen

en nadrukkelijk vaststellen, dat wij nationaalsocialisme, dat wij belijden, niet gebonden

achten aan principieel anti-semitisme en raszuiverheidsideologie!’138

In 1938 was de verontwaardiging wederom groot onder NSB'ers in de kolonie, toen

vanuit het hoofdkwartier in Utrecht de mededeling kwam dat er een nieuwe richtlijn voor de

Beweging was gekomen, betreffende de rassenleer. Het werd NSB'ers verboden om

bestuursfuncties binnen de partij te bekleden als zij gemengde huwelijken hadden, of als hun

partner van een ander ras was. In de kolonie, waar gemengde huwelijken van oudsher veel

voorkwamen, viel deze beslissing niet in goede aarde.

De politieke verschillen betreffende de rassenkwestie zorgden voor veel onrust onder

de dagelijkse leiding van de Gewestelijke Commissariaten. Met name na het ontslag van A.

van der Laaken, die voorheen een bindende factor binnen de Indische NSB was geweest,

kwamen de NSB-kringen in de financiële problemen en begon de Beweging uiteen te vallen

in rivaliserende facties. Zo werd het voorzitterschap en de functie van Gewestelijk

Commissaris van de heer Van der Laaken, tot het uiteenvallen van de NSB in mei 1940,

diverse malen opgeëist door politieke rivalen binnen de partij. Het leiderschap van Java

wisselde dan ook voortdurend na de stabiele Van der Laaken-periode.139

137 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2142, Notities over politieke,

militaire en maatschappelijke kwesties. In: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische

Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië. 138 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 2057, Circulaires en instructies

betreffende met name vormingsaangelegenheden en de organisatie van de NSB in Nederlandsch-Indië, 4 jan.

1934- 14 dec. 1939. 139 Zwaan, “De NSB in Indië,” 163.

44

Op Sumatra was de continuïteit in leiderschap groter dan op Java. J.W Trouw behield

daar de functie van Gewestelijk Commissaris vanaf augustus 1935 tot en met einde 1939, toen

hij eveneens in verband met de onvrede over de rassenkwestie opstapte. De verkiezingen van

1937, waarvoor de NSB op het armere Sumatra grote financiële offers had gebracht,

resulteerde in een nederlaag. Dit deed de onvrede onder de leden op het eiland groeien. Ook

het feit dat Mussert zich steeds openlijker pro-Duits opstelde deed J.W. Trouw en enkele

andere prominente NSB’ers op Sumatra besluiten om het lidmaatschap voorgoed op te

zeggen. Scheurer, de administratieve leider van Sumatra en de man die de NSB naar

Nederlands-Indië gebracht had, kreeg van de leden van zijn Gewest veel brieven en

commentaar over de nieuwe politieke koerswijziging. De vraag naar anoniem lidmaatschap

werd steeds groter, met name omdat NSB’ers last kregen op het werk en in andere situaties.140

In een door tientallen NSB’ers ondertekende verklaring liet de NSB in het Gewest

Sumatra aan Mussert weten teleurgesteld te zijn in Duitse oriëntatie: ‘Deze Duitsche

georiënteerdheid echter loopt te veel uit op volstrekte afhankelijkheid. Steeds meer slaat de

afhankelijkheid (…) ook op de Duitsche buitenlandse politiek. Wij zijn geworden van

propagandisten van het Duitse voorbeeld op binnenlands en sociaal gebied- wat wij terecht

dienen te zijn- tot verdedigers, ja tot goedpraters van het Duitsche “Staat-Raison”. Wij

noemen twee sprekende symptomen van dit ziekte-beeld, vele andere buiten acht latende: 1)

onze instelling ten opzichte van de Joden; 2) ons falen, afdoende en naar het Nederlandsch

hart, stelling te nemen tegen Duitsche buitenlandse politieke excessen.’141 In de verklaring

riepen de NSB’ers op om trouw te blijven aan de beginselen van 1931 en het antisemitisme te

verwerpen zoals de Beweging dat in de beginjaren deed. Door de koerswijziging in Nederland

begonnen de NSB-kringen in de kolonie zich af te vragen of de politieke richting van de

zusterbeweging in Nederland nog wel te verenigen was met die van de Indische leden zelf:

‘Het enthousiasme is er uit: strijdlust en offervaardigheid verminderen zienderogen. Het

geloof aan de alleen-juistheid van de Beweging is weg. (…) De meesten van ons zijn nu

eenmaal niet pro-Duitsch en wenschen niet voor de Duitsche “Staat-Raison” gespannen te

worden.’142

De NSB was altijd een groot voorstander geweest van een mondiaal Nederlands

imperium. De Beweging predikte altijd de noodzaak en het belang van Nederlands-Indië voor

140 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2198, Stukken van het gewest

Sumatra, 1933-1939. 141 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging. Inv. nr. 2140, Verklaring van het gewest

Sumatra der N.S.B. aan de Leider, met brief van D.J. Cramer aan Kameraad Trouw betreffende het niet

ondertekenen van de verklaring, 1939, afschriften. 142 Ibid.

45

het Koninkrijk. Dit werd echter problematisch gedurende de Duitse bezetting. Aan de ene

kant verheerlijkte de NSB de grootsheid van het Nederlandse imperium, aan de andere kant

was een groot deel van dit imperium bezet door een militaire bondgenoot van nazi-Duitsland,

namelijk het Japanse Keizerrijk. De NSB stond echter volledig machteloos om iets aan de

situatie te veranderen. De Beweging moest haar politieke en ideologische positie daarom ook

opnieuw zorgvuldig en genuanceerd vaststellen.143

Naarmate de NSB in Nederland meer radicaliseerde, raakte de Beweging steeds verder

in een politiek en maatschappelijk isolement. Deze situatie volgde ook in de Nederlandse

kolonie. De reactie op deze radicalisering, gestoeld op Duitse leest, was een gevoel van

vervreemding onder de Indische NSB'ers. De teleurstelling over deze nieuwe koerswijziging

deed velen de Beweging doen verlaten, waardoor slechts de extremistische

nationaalsocialistische leden overbleven. Dit fenomeen zorgde op zijn beurt voor nog verdere

vervreemding van rest van de koloniale samenleving. Een vicieuze cirkel. Factievorming

binnen de Indische NSB-kringen kwam steeds vaker voor, door zowel gematigde als

extremistische groepen. In 1938 begon een groep NSB'ers met extremistische ideeën een

eigen blad naast de al bestaande NSB-kranten Indië Hou Zee! en het Nationale Weekblad, het

antisemitische weekblad Het Licht. Hoewel de kolonie weinig antisemitisme kende onder de

Europese bevolking en zelfs onder de NSB'ers zelf, had het blad toch een oplage van 14.000

stuks. De Duitse Ambassade in Batavia financierde een groot deel van de oplagen, het werd

dan ook voornamelijk gelezen door Duitsers die in de Nederlands-Indië woonachtig waren.144

De oprichting van Het Licht zorgde onder de Indo-Europeaanse leden van de NSB voor de

nodige ophef. Gewestelijk Commissaris L.T.H. Becking, de opvolger van A. van der Laaken,

vroeg om steun bij Mussert en de partijtop in Nederland om Het Licht te verbieden als

onderdeel van de NSB-publicerende instanties. Dit verzoek werd echter geweigerd. Het

resultaat van alle voorafgaande frustraties en politieke veranderingen, was dat de NSB in

Nederlands-Indië in maart 1940 slechts vijftienhonderd leden en circa zevenhonderd

donateurs telde.145 Een forse daling in vergelijking met het hoogtepunt van de Beweging, de

vijfduizend leden in 1935.

De discussie over rassenververmenging binnen de NSB hield voortdurend aan. In 1943

vlamde het conflict binnen de Beweging wederom op met de vraag of de in Nederland

woonachtige Indo-Europeanen zich ook konden aanmelden als vrijwilliger bij de Waffen-SS.

143 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators, 68. 144 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"

178. 145 Zwaan, “De NSB in Indië,” 168.

46

Anton Mussert zocht hiervoor persoonlijk contact bij de Duitse Führer Adolf Hitler. In de

eerste instantie wees Hitler dit voorstel van de hand.146 Toen het einde van de oorlog naderde,

bleek dat er toch minder moeilijk werd gedaan over “Arische zuiverheid” van de SS dan

voorheen. Er zijn enkele voorbeelden bekend van Indo-Europeanen die nog als vrijwilliger in

dienst gingen bij de Waffen-SS divisie Landstorm Nederland (Zie bijlage 1.a).147

146 Pollmann, “Men is fascist of men is het niet, De Indische NSB als imperiale droom en koloniale melkkoe,"

184. 147 Ibid., 184-185.

47

6. De ondergang van het nationaalsocialisme in Indië

'Indië, het insulinde, dat zich slingert om de evenaar als een gordel van smaragd. Het

gehele Nederlandse volk verkeert in grote bezorgdheid over de naaste toekomst van Indië.'

-A.A. Mussert, propagandabrochure 1941.148

Op 6 april 1940 nam de Nederlandse regering in Den Haag het besluit, dat de koloniale

regering zo snel mogelijk te hulp moest schieten, in het geval dat het Duitse leger Nederland

binnen zou vallen. Nederlands-Indië moest in dit geval zo snel mogelijk in gecodeerd bericht

worden gewaarschuwd. Het codewoord "Berlijn" zou de Duitse invasie inluidden. De

Gouverneur-Generaal in Indië zou hiermee de opdracht krijgen om alle Duitse staatsburgers,

evenals van collaboratie verdachte Nederlanders te interneren. De voorbereidingen voor deze

interneringen werden vrijwel direct en in het geheim getroffen.149 Op 9 mei, een dag voor de

Duitse inval in Nederland, besloot Gouverneur-Generaal jhr. Tjarda van Starkenborg dat de

NSB voortaan een verboden organisatie werd voor ambtenaren. In een radiobericht te Batavia

melde de Gouverneur-Generaal, dat ondanks het ambtenarenverbod, het NSB-lidmaatschap

op zichzelf niet werd beschouwd als 'een aanwijzing ener mentaliteit, welke met loyaliteit

jegens het gezag onverenigbaar is.'150 In andere woorden: NSB’ers hadden niks te vrezen van

de autoriteiten. Als reactie op het radiobericht van Van Starkenborg, stuurde de NSB-

Gewestelijke Commissaris van Sumatra, H. Gonggrijp een telegram naar de Gouverneur-

Generaal: 'Op dit moment van grote nationale beproeving wens ik u mede namens alle

NSB'ers op Sumatra de verzekering te geven onzer onwankelbare trouw aan Koningin en

vaderland.'151 Dit alles mocht niet baten, het koloniale bestuur begon ondanks het radiobericht

van de Gouverneur-Generaal met het arresteren van Duitsers, Duits-georiënteerde personen en

als staatsgevaarlijk beschouwde lieden. Hieronder vielen ook NSB'ers. Honderden Indische

nationaalsocialisten werden de volgende dagen opgepakt en geïnterneerd. Op 10 mei werd het

NSB-kringhuis te Bandoeng (waar het Gewestelijke-Commissariaat gezeteld was), bestormd

en de vijftien aanwezige partijleden opgepakt. Voor de Indische NSB'ers kwamen de

arrestaties als een complete verassing. Zij beschouwden zichzelf als trouw aan kroon en staat

148 Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB, 19. 149 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 - 1946, 34. 150 Ibid., 38. 151 Ibid., 38-39.

48

en konden zich derhalve niet identificeren met de beschuldigingen. Wat volgde was een hetze

gericht tegen de NSB’ers, gevoed door de koloniale en Nederlandse pers. Gewelddadigheden

jegens NSB’ers, evenals willekeurige interneringen en vernederingen waren het resultaat. Zo

werden in Palembang NSB’ers in volle vuilniswagens rondgereden en in Bandoeng winkels

van NSB’ers kort en klein geslagen.152 De Indische nationaalsocialisten werden in de kranten

afgeschilderd als psychopaten, criminelen en krankzinnigen en dienden als zodanig benaderd

te worden. De Vaderlandsche Club opperde zelfs openlijk dat alle NSB'ers zonder proces

geëxecuteerd moesten worden.153 Zo kwam de Indische NSB, die in 1933 opgericht werd om

de koloniale banden binnen het Nederlandse imperium te verstevigen, tot een abrupt en

weinig glorieus einde.

Eind mei 1940 werd de NSB als politieke groepering geheel verboden. Het financiële

vermogen van de opgepakte leden en donateurs werd in beslag genomen door het koloniale

gezag, tevens werden zij uit hun functies ontslagen. Het oppakken van de partijleden gebeurde

veelal in een sfeer van achterdocht. Zo zijn er verhalen bekend dat mensen die een hekel

hadden aan hun buren aangifte hebben gedaan; onder de arrestanten waren ook individuen die

nooit lid van de NSB waren geweest.154 Een van de weinige overgeleverde voorbeelden

hiervan is het verhaal van J.E. Stulemeyer, die hier later een boek over schreef. Stulemeyer

was militair op Java en werd door zijn buurman aangegeven in mei 1940. Pas zes jaar later

zou hij na een helse internering, onder andere op Java en in Suriname, vrijgelaten worden.155

Hoewel de NSB'ers geen strafbare feiten hadden gepleegd, werden zij toch allen tot

landverraders bestempeld. In totaal werden bijna drieduizend mensen opgepakt en

geïnterneerd.156 Daaronder waren meer dan vijfhonderd NSB'ers. De Beweging telde begin

mei 1940 nog maar elfhonderd leden en circa zeshonderd donateurs. Niet alle partijleden

werden dus opgepakt en gevangen genomen, maar wel een aanzienlijk deel. Het IEV royeerde

alle leden die ervan verdacht waren nog met de NSB te sympathiseren. Het was duidelijk: de

NSB'ers waren voor velen de aangewezen zondebokken geworden waarop ieder hun

wraakzucht of frustraties kon botvieren, ongeacht bewezen schuld.

De Nederlandse NSB noemde de ontwikkelingen in Nederlands-Indië uitermate

zorgelijk. Er werden regelmatig artikelen geschreven in de Volk en Vaderland over de

onrechtmatige interneringen van de NSB'ers in de kolonie. Het partijbestuur probeerde

152 Ibid., 46. 153 Sluyter,"Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 29. 154 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946, 6-7. 155 Ibid., 6. 156 Meijer, In Indië geworteld, de twintigste eeuw, 191.

49

contact te leggen met het koloniale gezag om de gevangen partijleden bij te staan of zelfs hun

vrijheid terug te kunnen geven. Tot hun grote onvrede mislukte dit echter volkomen. De NSB

trachtte daarop, met behulp van de Duitsers, de Japanners om hulp te vragen. Ook deze

smeekbeden werden in de wind geslagen.157 Om de gevangen kameraden alsnog van dienst te

zijn, werd het zogeheten "Steunfonds Indië" opgericht. De achterliggende gedachte van dit

fonds, was om geld in te verzamelen om de geconfisqueerde eigendommen van de NSB'ers

aldaar te compenseren. Ook werd een zogeheten "Erelijst" bijgehouden waarop alle namen

van de geïnterneerden kwamen te staan, deze werd regelmatig in de Volk en Vaderland

afgedrukt.158 De Beweging in Nederland maakte zich zorgen om de kwestie van de in Indië

geïnterneerde leden. Zij stond echter volkomen machteloos iets aan de situatie van de

Indische NSB'ers te veranderen. De geïnterneerden voelden zich zonder meer in de steek

gelaten door hun Nederlandse partijgenoten. In een persbericht afkomstig Nederlands-Indië

laat een anonieme NSB’er weten: 'Kameraden in het Vaderland, dit deden en doen de

Indische kameraden voor de Beweging, dus ook voor u. Wat doet gij thans voor hen?'159

Aanvankelijk zaten de Nederlandse NSB'ers samen gevangen met Duitse

staatsburgers. Hieronder was een groot aantal bejaard of gepensioneerd: voormalige KNIL-

soldaten, ambtenaren en zelfs enkele industriëlen. Vanaf 31 mei werden de Duitsers en

Nederlanders gescheiden ondergebracht in de kampen. De Nederlanders klaagden er namelijk

over dat zij niet samen met “de vijand” geïnterneerd wilden worden.160 Stulemeyer stelt in

zijn boek dat de situatie in de kampen waarin de NSB'ers en de andere geïnterneerden terecht

kwamen ronduit miserabel te noemen was.161 De hygiënische toestanden waren erg slecht en

mishandelingen waren aan de orde van de dag. Op Java waren drie interneringskampen:

Ngawi in het oosten, Ambawara op het midden van het eiland en op Onrust, een klein eilandje

ten westen van Java. De meerderheid van de geïnterneerde NSB'ers werd vastgehouden

zonder enige vorm van verhoor of proces. Maanden gingen voorbij zonder dat er een justitiële

procedure plaatsvond. Verhalen over willekeurige executies in de kampen zijn ook bekend.

157 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators, 69. 158 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2061, Diverse stukken, o.m. een

aantal persoverzichten, een "erelijst" van in Indië geïnterneerden, een ontwerp voor een actie "Steunfonds Indië"

en een typescript met de titel "Ontwerp grondslagen en richtlijnen voor een nationaalsocialistisch Indië," (1937 -

1942). "Erelijst". 159 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2061, Diverse stukken, o.m. een

aantal persoverzichten, een "erelijst" van in Indië geïnterneerden, een ontwerp voor een actie "Steunfonds Indië"

en een typescript met de titel "Ontwerp grondslagen en richtlijnen voor een nationaalsocialistisch Indië,” (1937 -

1942). Persbericht Indische NSB. 160 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 33. 161 Stulemeyer, Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946, 6-7.

50

Zo werd een Duitse gevangene op het eiland Onrust, zonder waarschuwing doodgeschoten

omdat hij te dicht bij een hek stond. Volgens Stulemeyer zijn de moordenaar en

opdrachtgever nooit berecht. 162

De Europese gemeenschap in de kolonie was klaarblijkelijk vergeten dat velen

voorheen gesympathiseerd hadden met de Beweging. Achteraf zou blijken dat geen van de

NSB'ers in Indië aantoonbaar in het belang van de vijand zou hebben gehandeld of de

weerbaarheid van de kolonie op enige wijze aangetast zou hebben.163 De mishandelingen en

interneringen waren dus nimmer legitiem geweest.

De oorlog met Japan en NSB’ers in gevangenschap

Op 27 september 1940 werd in de grote zaal van de Rijkskanselarij te Berlijn het zogeheten

Driemogendhedenpact gesloten tussen Italië, Duitsland en Japan. De drie staten beloofden

elkaar militair te ondersteunen bij gewapende conflicten met andere landen, met uitzondering

van de oorlogen waarin de landen al verwikkeld waren. Het tekenen van dit verdrag werd

door NSB’ers in Indië en in Nederland, met argusogen bekeken. Het sluiten van het pact kon

twee kanten op gaan: het kon een aanmoediging zijn voor Japan om tot verdere gewelddadige

expansie over te gaan of het kon een remmende factor hebben op veroveringen door Japan als

we uitgaan van Nederlands Indië, aldus Mussert.164 Hij was er aan het begin van de oorlog

echter nog van overtuigd dat de Duitsers in goed overleg met hemzelf en de Japanners, tot een

overeenstemming konden komen om zo het Nederlandse imperium intact te laten: 'Ik geloof

niet dat Japan een gewelddadige verovering van Indië op het oog heeft. Ik geloof nog minder,

dat dit met toestemming van Berlijn zou geschieden.’165

Een opmerkelijk feit is dat Mussert, waar hij voorheen in zijn artikelen in de Volk en

Vaderland en andere geschriften, de Japanners vervloekte en als het grootste gevaar voor

Indië zag, hij dit nu trachtte te nuanceren, al dan niet door druk van Duitse zijde. Hij schreef

in het pamflet Neerlands Toekomst dat het doel van het militaire pact tussen die drie As-

landen uiteindelijk was om de Verenigde Staten buiten de oorlog te houden.166 Even

opmerkelijk is het feit dat waar Mussert en de NSB gedurende de jaren dertig vol lof spraken

over het wereldwijde imperium en koloniale beleid van de Britten, dit volledig oversloeg in

162 Ibid., 8. 163 Zwaan, “De NSB in Indië,” 169. 164 Mussert, Neerlands Toekomst - Brochure der NSB, 19. 165 Ibid., 22. 166 Ibid., 21.

51

politieke vijandigheid. Als een ware paradigmaverschuiving probeerde Mussert zichzelf en de

Nederlanders te overtuigen dat de Britten verantwoordelijk waren voor het feit dat de

Japanners een bedreiging vormden voor Nederlands-Indië. In de Volk en Vaderland van 28

juni 1940 schreef hij: ‘Engeland is de ware vijand van Nederland, reeds driehonderd jaren. Zij

heeft vijf oorlogen gebracht en stal Ceylon, Zuid-Afrika en vele andere koloniën der

Nederlanders.'167 Niet de Japanse expansiedrift, maar de machthebbers van het Verenigd

Koninkrijk waren schuldig, mocht Indië buiten Nederlandse handen raken. Een ander

opmerkelijk feit is dat gedurende de Japanse inval aan het begin februari van 1942, er in de

Volk en Vaderland niks geschreven stond over de militaire acties van de Japanners.168 Dit

wekt de suggestie dat de NSB-partijtop niet helemaal wist hoe zij deze gebeurtenis moesten

(of mochten) benaderen. Het lijkt evident dat de Duitse bezetters hier hun invloed hebben

laten gelden. Lokale NSB-partijfunctionarissen kregen zelfs opdracht van hogerhand om op

partijbijeenkomsten het onderwerp van de Japanse agressie te vermijden.169

In de laatste dagen van januari 1942 kwam de langverwachte inval van het Japanse

leger op Nederlands-Indië. Twee maanden later was de strijd beslecht en bleek dat de kolonie

zich nauwelijks kon weren tegen de Japanse overmacht, een scenario waar de NSB jarenlang

voor gewaarschuwd had. De periode van de Japanse bezetting van Indië zette de sociale

structuren totaal op zijn kop. Waar voorheen privileges verbonden waren aan het

"Europeaanschap", lag de nadruk nu op het "Aziaatschap". Onder het Japanse bestuur werd er

gecategoriseerd wie in Indonesië thuishoorde en wie niet. Mensen die vanaf nu als

vreemdeling bestempeld werden (iedereen, met uitzondering van inheemse Indonesiërs en

Japanners), moesten zich laten registreren: Chinezen, Europeanen, Indo-Europeanen en

diverse andere niet-Europeanen. Families die zich eeuwenlang in de archipel hadden

gevestigd, werden tot vreemdeling verklaard.170 Niet alleen de strikte koloniale

maatschappelijke stratificatie kwam op zijn kop te staan, ook werd het gebruik van het Maleis

verplicht. De Japanse tijd werd ingevoerd en Hollandse scholen en instituten werden gesloten.

167 “De rede van den Leider,” in Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in

Nederland, Jaargang 8 (1940) nr. 25, 28 juni 1940. 168 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist collaborators, 70. 169 NIOD, Toegangsnummer. 123, Nationaal-Socialistische Beweging, Inv. nr. 2056, Correspondentie van het

hoofd van de afdeling Indische Zaken van de NSB, resp. van de NSB-organisatieleider in Nederlandsch- Indië

over talrijke met de NSB in Nederlandsch- Indië samenhangende aangelegenheden, o.m. financiële en

organisatorische kwesties, de beginselen van de NSB, benoeming van het hoofd van de afdeling Indische Zaken,

de reis van Marchant et 'd Ansembourg en Van Geelkerken naar Nederlandsch- Indië en de positie van de

Indische Nederlanders in de NSB, 31 okt. 1933- 21 juni 1941. 170 Ulbe Bosma, Remco Raben en Wim Willems, De Geschiedenis van Indische Nederlanders (Amsterdam:

Uitgeverij Bert Bakker, 2006) 179.

52

Het was een totale ommekeer van de eerdere maatschappelijke en koloniale verhoudingen.171

De koloniale samenleving zoals men die van oudsher kende versplinterde volledig en zou

nooit meer in de oude vorm terugkeren.

Tokio had al voor de verovering van Nederlands-Indië besloten dat alle Europeanen en

andere vreemdelingen verwijderd dienden te worden uit de veroverde gebieden. Direct na de

Japanse aanval werden Nederlandse militairen in kampen geïnterneerd. Hierop volgde al snel

de willekeurige internering van burgers, veelal onder barre omstandigheden.172 De

ingewikkelde kwestie van identiteit, etniciteit en Nederlanderschap bloeide weer volledig op

onder het bewind van de Japanners. Na de registratie interneerde de bezetter iedereen die als

Europeaan gekenmerkt kon worden. Aanvankelijk waren dit alleen blanke Europeanen, maar

vanaf april 1942 werden ook Indo-Europeanen gevangen gezet. Vrouwen en kinderen

kwamen in gevangenenkampen terecht. Mannen werden als krijgsgevangene veelal in

werkkampen ingezet, vaak elders in het door Japan bezette Azië. De situatie was dermate

slecht dat één op de zes gevangenen de Japanse internering niet overleefde.173

Na de bezetting van Nederland-Indië door de Japanners, besloot het partijbestuur van

de NSB in Nederland om de kolonie en hiermee de Groot-Nederlandse imperiale droom op te

geven. Zij zagen geen andere optie meer, gezien het militaire pact tussen Duitsland en

Japan.174 De NSB-leiding schreef vanaf dit moment louter artikelen over hoe onrealistisch het

zou zijn voor de geallieerden om Nederlands-Indië weer op de Japanners te heroveren. Dit

was een complete omwenteling in het imperialistisch denken van de Beweging.175 De

expansionistische en koloniale aspiraties van de NSB zouden zich nu richten op het nabije

Oost-Europa, mede op aandringen van de Duitsers.

Met het besef dat Nederland-Indië verloren was, trachtte de Nederlandse NSB het

imago van de Japanners, waartegen zij sedert vele jaren geagiteerd hadden, drastisch te

veranderen. Zij zagen de Japanners niet meer als de agressor, maar de Engelsen, Amerikanen

en de Nederlandse regering in ballingschap. Het officiële standpunt van de Beweging

betreffende de Indische archipel werd vanaf 1942 het controversiële idee dat de kolonie

binnen de Japanse invloedsfeer viel, onder het mom van Aziatisch-Japanse levensruimte. In

een door Mussert geschreven artikel in de april 1942 editie van Fotonieuws, een NSB-blad dat

maandelijks verscheen vanaf december 1940, probeerde hij Engeland en de VS als

171 Ibid., 178-179. 172 Ibid., 180. 173 Van Leeuwen, Ons Indisch erfgoed, Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit, 35. 174 Damsma, Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators, 70. 175 De Zwarte Soldaat, blad voor de W.A. in Nederland, 28 oktober 1943.

53

boosdoener aan te wijzen: 'ik moet uiting geven aan mijn diepe verachting voor het perfide

Albion. Engeland kon de Vereenigde Staten alleen tot den oorlog brengen door, in

samenwerking met President Roosevelt, Japan tot den oorlog te dwingen. Dit geschiedde door

de economische omsingeling, de boycot, het afsnijden van Japan van de

grondstoffenvoorziening. Nederlandsch-Indië deed daar aan mede (...). De ophitsing van

Nederlandsch-Indië tegen de as-mogendheden was grenzeloos.'176 Het artikel in Fotonieuws

was een totale ideologische ommekeer en was kenmerkend voor de politieke flexibiliteit van

het Nederlandse nationaalsocialisme. Mussert stelt hier namelijk indirect dat Nederlands-Indië

zelf verantwoordelijk was voor de Japanse invasie.177

Enkele dagen voor de Japanse inval, op 21 januari 1942, werden 146 politieke

gevangen, waaronder veel staatsgevaarlijk geachte NSB'ers op een schip gezet met als

bestemming Suriname. De bemanning van het schip had de opdracht gekregen om het

vaartuig te laten exploderen, mocht het onder vijandelijk vuur komen te liggen. De politieke

gevangenen dienden met het schip ten onder te gaan. Via Kaapstad kwam het schip op 21

maart 1942 uiteindelijk aan in Paramaribo. De pas aangekomen NSB'ers werden als

staatsgevaarlijk beschouwd en derhalve zo behandeld. Zij werden in de gevangenis Nieuw-

Amsterdam in cellen opgesloten en bewaakt door Nederlandse soldaten van de Prinses

Irenebrigade. Na zes maanden werd de groep gevangenen in augustus 1942 naar het

werkkamp De Jodensavanne gestuurd, wat vijftig kilometer ten zuiden van de Surinaamse

hoofdstad lag. Het kamp lag midden in de jungle en werd omringd door prikkeldraad en

wachttorens. In het kamp moesten de gevangenen zware dwangarbeid verrichten. Op 4

november 1942 trachtten vier gevangen NSB'ers het kamp te ontvluchten. Dit mislukte echter

volledig en twee van de gevangenen werden doodgeschoten. Uit een rapport na de oorlog,

bleek dat ze vermoord waren.178 De geïnterneerde NSB'ers verkregen op 15 juli 1946 hun

vrijheid. Van de 146 mannen die eerder vanuit Indië naar Suriname verscheept waren,

keerden 137 levend terug in Nederland.

Vermeende collaboratie onder de Indische nationaalsocialisten

Het Japanse Keizerlijke Leger viel Nederlands-Indië binnen gedurende de laatste dagen van

januari 1942. De gevangen NSB’ers die achterbleven nadat de geallieerde troepen zich

176 Anton Mussert, “In Godvertrouwen alles voor het Vaderland,” in Fotonieuws IV, (april 1942) 74-75. 177 Ibid. 178 Zwaan, “De NSB in Indië,” 173.

54

teruggetrokken hadden, werden niet veel beter behandeld onder de Japanners. Zij werden

opnieuw geïnterneerd en moesten gedurende de Japanse detentie, samen met gevangen

Nederlanders die geen lid waren geweest van de NSB, vaak zware dwangarbeid verrichten.179

Door de Japanners in de kampen werd geen onderscheid gemaakt tussen NSB'ers en niet-

leden van de Beweging. Enkele van de NSB'ers gaven zich echter uit voor Duitser en

verkregen daarmee hun vrijheid. In het kamp nabij Tjimahi, op het westen van Java,

probeerden enkele NSB'ers zich nuttig te maken voor de Japanners. In totaal werden veertig

NSB'ers vrijgelaten die ambtelijke functies in de economische sector kregen om de regio

financieel gezien weer op de been te krijgen.180

De NSB'ers die niet gevangen waren genomen door het koloniale gezag of door de

Japanners, keerden na de capitulatie van Japan terug naar Nederland. Over het algemeen

hadden de Indische NSB'ers zich niet schuldig gemaakt aan collaboratie of verraad. Eenmaal

teruggekeerd in Nederland werden zij dan ook niet vervolgd. De geïnterneerde NSB'ers die in

Suriname opgesloten zaten werden pas in juli 1946 vrijgelaten en vertrokken vervolgens ook

naar Nederland. De meesten van deze voormalige NSB'ers kregen bij aankomst in Nederland

een rood paspoort, waardoor zij het land niet meer konden verlaten. Officieel kregen alle

NSB'ers uit Nederlands-Indië in mei 1947 amnestie. Zij werden er niet langer van verdacht

een gevaar voor de Nederlandse Staat te vormen. Zij werden tevens vrijgesproken van de

verdenking van het steunen van de Japanse vijand.181 Voor de Indische NSB'ers die jarenlang

en onterecht in erbarmelijke omstandigheden gevangen hadden gezeten, betekende dit

officieel het einde van hun justitiële strafvervolging. Dit was voor hen echter een schamele

troost, gezien de misère die zij de voorgaande jaren hebben moeten doorstaan.

179 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 33. 180 Nationaal Archief, “Waren er ook NSB’ers in Nederlands-Indië?,”

http://www.gahetna.nl/sites/default/files/bijlagen/oorlogsgids-vraag21.pdf, geraadpleegd op 04-01-2015. 181 Sluyter, "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken," 174.

55

7. Conclusie

Uit het voorafgaande onderzoek blijkt dat er niet gesproken kan worden van een eigen

Indische variant op het nationaalsocialisme. De politieke ideeën van de NSB in Nederlands-

Indië werden in vanaf de oprichting in 1933 overgenomen uit het Leidend Beginsel van de

Nederlandse NSB. Wel werd van begin af aan een aantal belangrijke facetten weggelaten, die

in het kader van de koloniale situatie geen plaats konden hebben binnen de Beweging in

Indië. Maar op welke punten verschilde de NSB in Nederlands-Indië in politiek opzicht van

de Beweging in Nederland en hoe zijn deze verschillen te verklaren?

Ten eerste zorgde de politieke situatie in de Nederlandse kolonie ervoor dat een aantal

basisprincipes van de NSB niet toegepast kon worden. Een voorbeeld hiervan is de

voortdurende strijdvoering tegen de regering en het democratische stelsel, zoals dit in

Nederland het geval was. Ook diende de Beweging in de kolonie geen massale volkspartij te

worden en werd er vanaf 1935 zelfs een groeiverbod ingesteld. De partijtop in Nederland had

voor de kolonie geen enkel strijdbaar doel of toekomstvisie voor ogen, zoals de

nationaalsocialisten dit in Europa wilden bewerkstelligen. Een sterk autoritair gezag bestond

immers al in de kolonie.

Het tweede belangrijke verschil tussen de Nederlandse en Indische afdeling van de

NSB was de houding ten opzichte van antisemitisme en racisme. Aanvankelijk leek het zo dat

beide geen onderdeel waren van het politieke programma van de NSB, zoals dit in het

Leidend Beginsel uiteengezet was. Toch bleek er in Nederland een stroming te bestaan die

antisemitisch was. Aanvankelijk bleef deze voor de buitenwereld verborgen en kregen deze

Völkische NSB’ers geen stem in de officiële NSB-publicaties. Naarmate de politieke banden

met Duitsland sterker werden, kregen de rassenkwestie en antisemitisme steeds meer een

centrale rol in de partijpolitiek. Wat betreft het raciale denken is lastig om de NSB in

Nederlands-Indië volledig in een hoek te plaatsen. In de kolonie bestond een sterke

maatschappelijke stratificatie, veelal gebaseerd op huidskleur en etnische achtergrond. Dit

werd maatschappijbreed gedragen en was dus niet specifiek een politiek onderdeel van de

Indische NSB. Aan de andere kant waren de Indische NSB’ers ruimdenkend in de rol van

verschillende volkeren binnen het Nederlandse mondiale imperium: iedereen mocht zich

Nederlander noemen, mits zij zich zo gedroegen. Ook waren in de koloniale samenleving

gemengde huwelijken veelvoorkomend en bestonden er nauwelijks anti-Joodse sentimenten.

De uitgangspunten van de Nederlandse NSB betreffende racialiteit, veranderden gedurende de

jaren dertig echter continu naar de omstandigheden waarin de Beweging zich op dat moment

56

bevond. De politieke flexibiliteit van de Nederlandse partijtop kon uiteindelijk niet anders dan

verwarring en frictie veroorzaken tussen de beide fracties.

Het belangrijke keerpunt in de relatie tussen beide NSB-fracties vond plaats aan het

einde van 1937. De nieuwe richtlijnen die Nederlandse partijtop uiteenzette betreffende het

bekleden van NSB-bestuursfuncties en gemengde huwelijken, schoot bij veel leden in Indië in

het verkeerde keelgat. De koloniale NSB raakte vervolgens totaal vervreemd van de

Beweging in Nederland naarmate deze steeds meer opschoof naar de leer van het Duitse

nationaalsocialisme. De opgang van de rassentheorie binnen de Beweging dankzij de

groeiende invloed van de Völkische stroming, zorgde ervoor dat de NSB in Indië in een

lastige situatie terecht kwam. De reden was dat de meerderheid van de NSB-leiders en

achterban van een gemengde afkomst was. De steeds openlijker afkeer van rassenvermenging

binnen de Beweging was de uiteindelijke politieke doodsteek voor het nationaalsocialisme in

de Nederlandse kolonie.

Met de Duitse inval van Nederland kwam de NSB in Nederlands-Indië aan een weinig

glorieus einde. De (stille) sympathie onder de Europese en Indo-Europese bevolking voor de

nationaalsocialisten, verdween volledig. De NSB was 1940 nog maar een schim van zichzelf

in vergelijking met het hoogtepunt in 1935. De Beweging telde nog maar slechts

vijftienhonderd leden.

De NSB ambieerde een groot Nederlands mondiaal imperium. Zij hechtte daarom veel

waarde aan de NSB-afdeling in de Nederlandse kolonie. Het propageren van het

nationaalsocialistische gedachtengoed en het hebben van diverse afdelingen, verspreid over

het Nederlandse imperium was daarom prestigieus en van groot belang. De invulling van

nationaalsocialistische gedachtengoed in Indië, is echter waar Mussert en de partijtop ernstig

tekort schoten. De in Nederland gevoerde politiek kon in de praktijk niet toegepast worden in

de kolonie. Hierdoor ontstond voor de Indische nationaalsocialisten een mate van politieke

stuurloosheid en een ideologische leegte. Het resultaat was dat de Indische NSB’ers in de

praktijk veelal een eigen invulling probeerden te geven aan enkele facetten van de

nationaalsocialistische ideologie. Zij probeerden het revolutionaire en dynamische

nationaalsocialisme te combineren met trouw aan de regering om de stabiliteit in de kolonie te

bewaren. In politiek en ideologisch opzicht mislukte dit uiteindelijk volledig waardoor veel

van de Indische leden de Beweging de rug toekeerden.

57

Bronnen

Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD)

Archieven

Nationaal-Socialistische Beweging (T. 123).

Inv. nr. 2055, Stukken, voor het merendeel, afkomstig van de Algemeen Organisatie Leider van de NSB

in Nederlandsch- Indië, J. Hogewind betreffende de organisatie van de NSB aldaar, 1934- 1935.

Inv. nr. 2056, Correspondentie van het hoofd van de afdeling Indische Zaken van de NSB, resp. van de

NSB-organisatieleider in Nederlandsch- Indië over talrijke met de NSB in Nederlandsch- Indië

samenhangende aangelegenheden, o.m. financiële en organisatorische kwesties, de beginselen van de

NSB, benoeming van het hoofd van de afdeling Indische Zaken, de reis van Marchant et 'd Ansembourg

en Van Geelkerken naar Nederlandsch- Indië en de positie van de Indische Nederlanders in de NSB, 31

okt. 1933- 21 juni 1941.

Inv. nr. 2057, Circulaires en instructies betreffende met name vormingsaangelegenheden en de

organisatie van de NSB in Nederlands-Indië, 4 jan. 1934- 14 dec. 1939.

Inv. nr. 2060, Groot aantal financiële stukken van de NSB in Nederlands- Indië, o.m. betreffende

contributiebetalingen, 1935 - 1939.

Inv. nr. 2061, Diverse stukken, o.m. een aantal persoverzichten, een "erelijst" van in Indië

geïnterneerden, een ontwerp voor een actie "Steunfonds Indië" en een typescript met de titel "Ontwerp

grondslagen en richtlijnen voor een nationaalsocialistisch Indië." (1937 - 1942).

Inv. nr. 2137, Principiële uitspraak betreffende het standpunt der NSB ten opzichte van de emigratie,

Juli 1938. Onderdeel van: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging

(N.S.B.) in Nederlands-Indië.

Inv. nr. 2139, Notulen NSB-Kring Medan, 4 augustus, 1938. In: Stukken betreffende activiteiten van de

Natinnaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.

Inv. nr. 2139, Notulen NSB-Kring Medan, 1 oktober, 1939. In: Stukken betreffende activiteiten van de

Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.

Inv. nr. 2140, Verklaring van het gewest Sumatra der NSB aan de Leider, met brief van D.J. Cramer

aan Kameraad Trouw betreffende het niet ondertekenen van de verklaring, 1939, afschriften. In:

Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-

Indië.

Inv. nr. 2142, Notities over politieke, militaire en maatschappelijke kwesties der NSB. In: Stukken

betreffende activiteiten van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.

Inv. nr. 2144, Register van donateurs Indië. In: Stukken betreffende activiteiten van de Nationaal

Socialistische Beweging (N.S.B.) in Nederlands-Indië.

Inv. nr. 2145, Stukken betreffende de reis van A.A. Mussert naar Nederlands- Indië, 1935.

Inv. nr. 2146, Brieven aan de Algemeen Leider der NSB (A.A. Mussert), 1935- 1937.

58

Inv. nr. 2147, Test van een rede van H.A. Kruijtbosch, Kringleider Soerabaja, gehouden te Semarang,

1935.

Inv. nr. 2148, Register van donateurs ten behoeve van Indië, 1935- 1936.

Inv. nr. 2149, Briefwisseling van het Hoofd Afdeling II (Financiën) NSB Nederland met de

Gemachtigde van den Leider voor Indische Zaken te Den Haag, 1937.

Inv. nr. 2153, Rapport van P. van Houten betreffende de bijdragen van de NSB in Indië aan het

hoofdkwartier der NSB in Nederland, z.d.

Inv. nr. 2057, Circulaires en instructies betreffende met name vormingsaangelegenheden en de

organisatie van de NSB in Nederlandsch-Indië, 4 jan. 1934- 14 dec. 1939.

Inv. nr. 2198, Stukken van het gewest Sumatra, 1933-1939.

NSB-publicaties

Fotonieuws der Beweging, het geïllustreerde blad voor Nederland (NENASU)

Deel 4, april, 1942.

Volk en Vaderland, Weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland

Jaargang 1 (1933) nr. 1, 7 januari 1933.

Jaargang 1 (1933) nr. ?, 20 mei 1933.

Jaargang 2 (1934) nr. 21, 26 mei 1934.

Jaargang 2 (1934) nr. 25, 16 juni 1934.

Jaargang 3 (1935) nr. 2, 12 januari 1935.

Jaargang 3 (1935) nr. ? 8 april 1935.

Jaargang 3 (1935) nr. 36, 7 september 1935.

Jaargang 6 (1938) nr. 8, 25 februari 1938.

Jaargang 8 (1940) nr. 25, 28 juni 1940.

Jaargang 8 (1940) nr. 40, 11 oktober 1940.

De Zwarte Soldaat, blad voor de W.A. in Nederland

Jaargang 4 (1943), 1 juli 1943.

Jaargang 4 (1943), 28 oktober 1943.

Publicaties en Brochures Nederlandsch Nationaal Socialistische Uitgeverij (NENASU)

Van Geelkerken, C. Voor Volk en Vaderland, De strijd der Nationaal Socialistische Beweging 14 december

1931 – Mei 1941. (NENASU, 1941)

Mussert, A. Gezagsondermijning in Indië, Het wanbeleid van drie gouverneurs-generaal. (Utrecht,1935)

Mussert, A. Neerlands Toekomst - Brochure der NSB. (Leiden: NENASU, 1941)

Roskam, E.J. De stem van ons bloed - Brochure der NSB. (Leiden: NENASU, 1940)

Leidraad voor Huisbezoekers. (Leiden: NENASU, 1935)

Winkler, P.R. Blank Nieuw- Guinea. (Leiden: NENASU, 1935)

59

Geraadpleegde literatuur

Bloembergen, Marieke. “Een ideale politieman,” in Het koloniale beschavingsoffensief: wegen naar het nieuwe

Indië. Leiden: KITLV Uitgeverij, 2009.

Bosma, Ulbe, Remco Raben en Wim Willems, De Geschiedenis van Indische Nederlanders. Amsterdam:

Uitgeverij Bert Bakker, 2006.

Damsma, J.M. Nazis in the Netherlands, A Social History of National Socialist Collaborators. Amsterdam: UvA

Instituut voor Cultuur en Geschiedenis, 2013.

Drooglever, P.J. Indisch Intermezzo, Geschiedenis van de Nederlanders in Indonesië. Amsterdam: Bataafsche

Leeuw, 1994.

Foray, Jennifer. "An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931- 1942."

European History Quarterly 43, nr. 27. (January 2013): 27-52.

Groen, Petra en Elly Touwen-Bouwsma, Nederlands- Indië 1942: Illusie en ontgoocheling. Den Haag: Sdu

Uitgeverij Koninginnegracht, 1992.

Havenaar, R. Anton Adriaan Mussert, verrader voor het vaderland: Een biografische schets. Den Haag:

Kruseman, 1984.

Havenaar, R. De NSB tussen nationalisme en 'volkse' solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-

Socialistische Beweging. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1983.

De Jong, J. "Nederlands-Indië bedreigd," in De bezetting 2. Amsterdam: Querido's Uitgeverij, 1961.

Kampman, D. Kritische beschouwingen over collaboratie: stereotypering van de NSB. Assen: Koninklijke van

Gorcum, 2011.

Kooy, G.A. Het echec van een 'volkse' beweging: Nazificatie en Denazificatie in Nederland 1931 – 1945.

Utrecht: HES Publishers, 1982.

Van Leeuwen, L. Ons Indisch erfgoed, Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit. Amsterdam: Uitgeverij Bert

Bakker, 2008.

Meijer, Hans. In Indië geworteld, de twintigste eeuw. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2004.

60

Pollmann, Tessel. “Either one is a Fascist, or one is not: The Indies’ National Socialist Movement, the Imperial

dream and Mussert’s Colonial Milch Cow.” Indonesia, nr. 92. (Oktober 2010): 43-58.

Pollmann, Tessel. “Men is fascist of men is het niet, de Indische NSB als imperiale droom en koloniale

melkkoe," in Het koloniale beschavingsoffensief: Wegen naar het nieuwe Indië. Leiden: KITLV Uitgeverij,

2009.

Pollmann, Tessel. Mussert & Co, De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen. Amsterdam: Boom, 2012.

Te Slaa, Robin en Edwin Klijn. De NSB: Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-

1935. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2009.

Sluyter, Joke. "Indië 1940, NSB'ers als zondebokken." Haagse Post, nr. 45. (november 1984): 26-39.

Stulemeyer, J.E. Kamptoestanden in Nederlands Oost-Indië en Suriname, 1940 – 1946. Amsterdam:

Uitgeversbedrijf De Pauw CV, 1978.

Zwaan, Jacob. De zwarte kameraden: een geïllustreerde geschiedenis van de NSB. Weesp: van Holkema en

Warendorf, 1984.

Overige kranten en NSB-publicaties

“Ir. Mussert spreekt te Batavia.” De Javabode, 27 juli 1935.

De Javabode , 9 februari 1934.

Indië Hou Zee (Gewest Java), 15 november 1937.

Indië Hou Zee (Gewest Java), 1 mei 1936.

Indië Hou Zee (Gewest Java), nr. 10, 12 maart 1932.

Websites Nationaal Archief, “Waren er ook NSB’ers in Nederlands-Indië?”,

http://www.gahetna.nl/sites/default/files/bijlagen/oorlogsgids-vraag21.pdf (geraadpleegd op 04-01-2015).

axishistory.com (geraadpleegd op 9-12-2015)

61

Bijlagen

1.a.

Bron: http://forum.axishistory.com/viewtopic.php?t=189851 (geraadpleegd 9-12- 2014)