Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ......

22
Eerste Kamer Ontwikkelingssamenwerking 5 april 2011 EK 23 23-6-12 6 Ontwikkelingssamenwerking Aan de orde is het begrotingsdebat over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking in het kader van de be- handeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de be- grotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011 (32500-V). De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer. In de eerste termijn van de Kamer geef ik het woord aan de heer Eigeman. De heer Eigeman (PvdA): Voorzitter. Dit debat heeft lang op zich laten wachten. In deze Kamer is al twee jaar geleden de conclusie getrok- ken dat een wat meer diepgaande gedachtewisseling met de regering over de effectiviteit van OS nodig was. Het feitelijke moment geeft het debat een bijzondere lading. Het is de eerste maal dat staatssecretaris Knapen zijn opwachting in deze Kamer maakt om te spreken over ontwikkelingssamenwerking. Het is ook de eerste maal dat we in samenhang naar de beide beleidsbrieven kun- nen kijken die de regering sinds haar aantreden heeft ge- produceerd. Hoewel deze Kamer reflectie meestal com- bineert met een zekere terughoudendheid wil ik een aan- tal politieke hartenkreten kwijt en een aantal vragen stel- len. Beide hebben te maken met consistentie, effectiviteit en moraliteit. De regering lijkt zakelijk belang te verkie- zen boven morele overtuiging, nee sterker nog, het lijkt erop dat zakelijk belang tot morele overtuiging gemaakt wordt. Nederlands belang is hoger dan ander belang. Er wordt een uitleg gegeven aan het begrip soevereiniteit, en aan het belang van de natie, die als een morele uit- spraak klinkt. Dat baart zorgen, omdat het een vorm lijkt van groep- segoïsme die zich tegen ons kan keren. Mijn fractie kiest voor meer balans. Verzakelijking is goed als die ertoe leidt dat we het geld beter besteden, dat we meer waar voor ons geld krijgen. Maar het zijn waarden die moeten be- palen wanneer we met onze inspanning tevreden zijn. Er is een balans nodig tussen effectiviteit en verantwoorde- lijkheid voor de internationale gemeenschap. In het rege- ringsbeleid is die balans zoek. The Global Village kan niks met een in zichzelf gekeerd Land van Ooit, goed verstopt achter hoge dijken. Het echte Land van Ooit bestaat niet meer, het heeft zich overgeleverd aan de profeten van het verleden, het helpt niet als je de luiken sluit in het digitale tijdperk, de eeuw van de mobiliteit. Effectiviteit is zoals gezegd een belangrijk politiek mar- keringspunt. Wij willen dat de inzet van middelen tot het halen van doelen leidt. Mijn eerste hartenkreet is dat het er bij ontwikkelingssamenwerking in de eerste plaats om gaat burgers in de donorlanden een stap verder te hel- pen. Duurzaam verder te helpen: armoede terugdringen, sterftecijfers rondom geboorten terugdringen van zowel baby's als moeders, de voorziening van schoon water adequaat regelen, de scholingsgraad verhogen en duur- zame economische ontwikkeling mogelijk maken door empowerment. Duurzaam verder helpen is echter vooral een kwestie van het bestrijden van ongewenste afhanke- lijkheden. Burgers in donorlanden moeten niet afhankelijk zijn van rijke wereldburgers, noch van de grilligheden van de machthebbers bij hen in de buurt. De inzet van de mid- delen voor ontwikkelingssamenwerking moet daarop ge- richt zijn. "Van helpen naar investeren", zoals de ambas- sadeursconferentie dit jaar heette. Het gaat om de zelf- redzaamheid van gemeenschappen en burgers. Effectivi- teit in die zin dient vervolgens om aan de burgers van de sponsorlanden verantwoording af te leggen. In het ver- band van de Interparlementaire Unie is al eens aan de or- de geweest dat nationale parlementen van sponsor- en donorlanden er beide belang bij hebben dat er meer werk gemaakt wordt van transparantie en verantwoording. Het is goed om daar gezamenlijk initiatief in te nemen. Is dat een idee waar de staatssecretaris zich sterk voor wil ma- ken? Dat leidt overigens niet automatisch tot meer draagvlak bij burgers. Daar is meer voor nodig. Ik citeer Verhofstadt in de NRC van zaterdag twee april, een buitengewoon in- teressant artikel: "Leiders moeten in staat zijn de publie- ke opinie te leiden, met visie en overtuigingskracht." Lef en leiderschap om het belang te duiden van eerlijker de- len, van noeste arbeid om ondemocratische verhoudin- gen aan te pakken en van een wereldwijde aanpak om goed bestuur te organiseren; stabiliteit, vrede en recht- vaardigheid. Als mijn fractie het over het Nederlands be- lang heeft staan die waarden voorop. Mijn tweede hartenkreet is dat deze regering kiest voor een beleidswijziging die het Nederlands belang voorna- melijk definieert als eigenbelang. Ontwikkelingssamen- werking als een element in de onvervalste machtspolitiek, zoals de wetenschapper Morgenthau die beschrijft. Eigen- belang lijkt dus bij de huidige regering leidend te zijn in het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Het is zorgwekkend dat in de eerste zin van de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking van 18 maart het verbete- ren van de economische positie van Nederland als eerste doelstelling van het Nederlands buitenlandbeleid wordt genoemd. Geen misverstand. Bedrijven kunnen een belangrijke positieve bijdrage leveren aan armoedevermindering, bij- voorbeeld door in hun bedrijfsvoering rekening te houden met de impact op klimaat, armoede en duurzaamheid. De regering heeft het voornemen om de inzet van bedrijfs- leven als actor in ontwikkelingssamenwerking fors uit te breiden. Hier lijkt het economisch eigenbelang de moti- vatie, hetgeen overigens niet wegneemt dat hulp met in- schakeling van het bedrijfsleven effectief kan zijn. In over- eenstemming met het regeerakkoord zou de bevordering van zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden centraal moeten staan. Bij de besteding van de middelen voor ont- wikkelingssamenwerking door het bedrijfsleven zou dan ook de afweging moeten worden gemaakt of deze zelfred- zaamheid wordt bevorderd, of juist niet. Kan de staatsse- cretaris hier in termen van consistentie op reageren? Hoe verhoudt zich het doel van zelfredzaamheid tot het Neder- lands belang? Om het wat spottend te zeggen: Moeten zelfredzame burgers uit Mali, de Democratische Republiek Congo of Guatemala bonnetjes sparen om ze bij Neder- landse bedrijven te besteden? Er is wat mijn fractie betreft sprake van een ethische onbalans, een soort van neolibe- ralisme waarin basale waarden als rechtvaardigheid, ver- antwoordelijkheid en gemeenschapszin op de vuilnisbelt van de geschiedenis terecht dreigen te komen. Geven we Nederland terug aan de Nederlanders of ge- ven we Nederlanders de kans om hun idealen en solida-

Transcript of Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ......

Page 1: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-12

6Ontwikkelingssamenwerking

Aan�de�orde�is�het�begrotingsdebat�over�de�effectiviteitvan�ontwikkelingssamenwerking�in�het�kader�van�de�be-handeling�van�het�wetsvoorstel�Vaststelling�van�de�be-grotingsstaat�van�het�Ministerie�van�Buitenlandse�Zaken(V)�voor�het�jaar�2011�(32500-V).

De�voorzitter:Ik�heet�de�staatssecretaris�van�Buitenlandse�Zaken�vanharte�welkom�in�de�Eerste�Kamer.�In�de�eerste�termijn�vande�Kamer�geef�ik�het�woord�aan�de�heer�Eigeman.

De�heer�Eigeman�(PvdA):Voorzitter.�Dit�debat�heeft�lang�op�zich�laten�wachten.�Indeze�Kamer�is�al�twee�jaar�geleden�de�conclusie�getrok-ken�dat�een�wat�meer�diepgaande�gedachtewisseling�metde�regering�over�de�effectiviteit�van�OS�nodig�was.

Het�feitelijke�moment�geeft�het�debat�een�bijzonderelading.�Het�is�de�eerste�maal�dat�staatssecretaris�Knapenzijn�opwachting�in�deze�Kamer�maakt�om�te�spreken�overontwikkelingssamenwerking.�Het�is�ook�de�eerste�maaldat�we�in�samenhang�naar�de�beide�beleidsbrieven�kun-nen�kijken�die�de�regering�sinds�haar�aantreden�heeft�ge-produceerd.�Hoewel�deze�Kamer�reflectie�meestal�com-bineert�met�een�zekere�terughoudendheid�wil�ik�een�aan-tal�politieke�hartenkreten�kwijt�en�een�aantal�vragen�stel-len.�Beide�hebben�te�maken�met�consistentie,�effectiviteiten�moraliteit.�De�regering�lijkt�zakelijk�belang�te�verkie-zen�boven�morele�overtuiging,�nee�sterker�nog,�het�lijkterop�dat�zakelijk�belang�tot�morele�overtuiging�gemaaktwordt.�Nederlands�belang�is�hoger�dan�ander�belang.�Erwordt�een�uitleg�gegeven�aan�het�begrip�soevereiniteit,en�aan�het�belang�van�de�natie,�die�als�een�morele�uit-spraak�klinkt.

Dat�baart�zorgen,�omdat�het�een�vorm�lijkt�van�groep-segoïsme�die�zich�tegen�ons�kan�keren.�Mijn�fractie�kiestvoor�meer�balans.�Verzakelijking�is�goed�als�die�ertoe�leidtdat�we�het�geld�beter�besteden,�dat�we�meer�waar�voorons�geld�krijgen.�Maar�het�zijn�waarden�die�moeten�be-palen�wanneer�we�met�onze�inspanning�tevreden�zijn.�Eris�een�balans�nodig�tussen�effectiviteit�en�verantwoorde-lijkheid�voor�de�internationale�gemeenschap.�In�het�rege-ringsbeleid�is�die�balans�zoek.�The�Global�Village�kan�niksmet�een�in�zichzelf�gekeerd�Land�van�Ooit,�goed�verstoptachter�hoge�dijken.�Het�echte�Land�van�Ooit�bestaat�nietmeer,�het�heeft�zich�overgeleverd�aan�de�profeten�van�hetverleden,�het�helpt�niet�als�je�de�luiken�sluit�in�het�digitaletijdperk,�de�eeuw�van�de�mobiliteit.

Effectiviteit�is�zoals�gezegd�een�belangrijk�politiek�mar-keringspunt.�Wij�willen�dat�de�inzet�van�middelen�tot�hethalen�van�doelen�leidt.�Mijn�eerste�hartenkreet�is�dat�heter�bij�ontwikkelingssamenwerking�in�de�eerste�plaats�omgaat�burgers�in�de�donorlanden�een�stap�verder�te�hel-pen.�Duurzaam�verder�te�helpen:�armoede�terugdringen,sterftecijfers�rondom�geboorten�terugdringen�van�zowelbaby's�als�moeders,�de�voorziening�van�schoon�wateradequaat�regelen,�de�scholingsgraad�verhogen�en�duur-zame�economische�ontwikkeling�mogelijk�maken�doorempowerment.�Duurzaam�verder�helpen�is�echter�vooraleen�kwestie�van�het�bestrijden�van�ongewenste�afhanke-

lijkheden.�Burgers�in�donorlanden�moeten�niet�afhankelijkzijn�van�rijke�wereldburgers,�noch�van�de�grilligheden�vande�machthebbers�bij�hen�in�de�buurt.�De�inzet�van�de�mid-delen�voor�ontwikkelingssamenwerking�moet�daarop�ge-richt�zijn.�"Van�helpen�naar�investeren",�zoals�de�ambas-sadeursconferentie�dit�jaar�heette.�Het�gaat�om�de�zelf-redzaamheid�van�gemeenschappen�en�burgers.�Effectivi-teit�in�die�zin�dient�vervolgens�om�aan�de�burgers�van�desponsorlanden�verantwoording�af�te�leggen.�In�het�ver-band�van�de�Interparlementaire�Unie�is�al�eens�aan�de�or-de�geweest�dat�nationale�parlementen�van�sponsor-�endonorlanden�er�beide�belang�bij�hebben�dat�er�meer�werkgemaakt�wordt�van�transparantie�en�verantwoording.�Hetis�goed�om�daar�gezamenlijk�initiatief�in�te�nemen.�Is�dateen�idee�waar�de�staatssecretaris�zich�sterk�voor�wil�ma-ken?

Dat�leidt�overigens�niet�automatisch�tot�meer�draagvlakbij�burgers.�Daar�is�meer�voor�nodig.�Ik�citeer�Verhofstadtin�de�NRC�van�zaterdag�twee�april,�een�buitengewoon�in-teressant�artikel:�"Leiders�moeten�in�staat�zijn�de�publie-ke�opinie�te�leiden,�met�visie�en�overtuigingskracht."�Lefen�leiderschap�om�het�belang�te�duiden�van�eerlijker�de-len,�van�noeste�arbeid�om�ondemocratische�verhoudin-gen�aan�te�pakken�en�van�een�wereldwijde�aanpak�omgoed�bestuur�te�organiseren;�stabiliteit,�vrede�en�recht-vaardigheid.�Als�mijn�fractie�het�over�het�Nederlands�be-lang�heeft�staan�die�waarden�voorop.

Mijn�tweede�hartenkreet�is�dat�deze�regering�kiest�vooreen�beleidswijziging�die�het�Nederlands�belang�voorna-melijk�definieert�als�eigenbelang.�Ontwikkelingssamen-werking�als�een�element�in�de�onvervalste�machtspolitiek,zoals�de�wetenschapper�Morgenthau�die�beschrijft.�Eigen-belang�lijkt�dus�bij�de�huidige�regering�leidend�te�zijn�inhet�beleid�op�het�gebied�van�ontwikkelingssamenwerking.Het�is�zorgwekkend�dat�in�de�eerste�zin�van�de�FocusbriefOntwikkelingssamenwerking�van�18 maart�het�verbete-ren�van�de�economische�positie�van�Nederland�als�eerstedoelstelling�van�het�Nederlands�buitenlandbeleid�wordtgenoemd.

Geen�misverstand.�Bedrijven�kunnen�een�belangrijkepositieve�bijdrage�leveren�aan�armoedevermindering,�bij-voorbeeld�door�in�hun�bedrijfsvoering�rekening�te�houdenmet�de�impact�op�klimaat,�armoede�en�duurzaamheid.�Deregering�heeft�het�voornemen�om�de�inzet�van�bedrijfs-leven�als�actor�in�ontwikkelingssamenwerking�fors�uit�tebreiden.�Hier�lijkt�het�economisch�eigenbelang�de�moti-vatie,�hetgeen�overigens�niet�wegneemt�dat�hulp�met�in-schakeling�van�het�bedrijfsleven�effectief�kan�zijn.�In�over-eenstemming�met�het�regeerakkoord�zou�de�bevorderingvan�zelfredzaamheid�van�ontwikkelingslanden�centraalmoeten�staan.�Bij�de�besteding�van�de�middelen�voor�ont-wikkelingssamenwerking�door�het�bedrijfsleven�zou�danook�de�afweging�moeten�worden�gemaakt�of�deze�zelfred-zaamheid�wordt�bevorderd,�of�juist�niet.�Kan�de�staatsse-cretaris�hier�in�termen�van�consistentie�op�reageren?�Hoeverhoudt�zich�het�doel�van�zelfredzaamheid�tot�het�Neder-lands�belang?�Om�het�wat�spottend�te�zeggen:�Moetenzelfredzame�burgers�uit�Mali,�de�Democratische�RepubliekCongo�of�Guatemala�bonnetjes�sparen�om�ze�bij�Neder-landse�bedrijven�te�besteden?�Er�is�wat�mijn�fractie�betreftsprake�van�een�ethische�onbalans,�een�soort�van�neolibe-ralisme�waarin�basale�waarden�als�rechtvaardigheid,�ver-antwoordelijkheid�en�gemeenschapszin�op�de�vuilnisbeltvan�de�geschiedenis�terecht�dreigen�te�komen.

Geven�we�Nederland�terug�aan�de�Nederlanders�of�ge-ven�we�Nederlanders�de�kans�om�hun�idealen�en�solida-

Page 2: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Eigeman

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-13

riteit�te�tonen�met�mensen�die�het�zo�ongelooflijk�veelslechter�hebben?�Op�dit�moment�laat�Nederland�in�zijn�in-ternationale�oriëntatie�een�weerbarstigheid�zien�die�somsparadoxale�trekken�heeft.�Nederland�biedt�zich�aan�alspodium�voor�het�WK�Voetbal�en�de�Olympische�Spelen,maar�toont�tegelijkertijd�een�narcistische�eenkennigheiddie�vraagtekens�oproept.�Teruggeven�roept�valse�senti-menten�op.�Nederland�heeft�de�wereld�nodig�maar�Neder-land�moet�zich�ook�om�die�wereld�bekommeren.�Ik�denkook�aan�de�verkrampte�houding�met�betrekking�tot�im-migratie.�Nederland�ziet�een�dreigend�tekort�aan�arbeids-krachten�op�zich�afkomen�–�in�2016�zwaaien�800.000�ba-byboomers�af,�terwijl�zich�slechts�400.000�jongeren�mel-den;�ergo�een�tekort�van�400.000�mensen�dwars�door�al-le�sectoren�heen�–�maar�probeert�uit�alle�macht�de�poor-ten�gesloten�te�krijgen.�In�wat�voor�bochten�moet�je�je�alsminister-president�wringen�als�je�tegen�zo'n�achtergrondNederland�wilt�teruggegeven�aan�de�Nederlanders?�Hetis�valse�retoriek,�het�is�een�rancuneus�soort�populismenaar�de�mond�praten,�het�brengt�Nederland�verder�vanzijn�fundamentele�belang�bij�een�rechtsorde�op�wereld-schaal�die�veiligheid,�eerlijke�handel�en�mensenrechtendient�en�het�is�dus�kortzichtig.

Dat�brengt�mij�bij�mijn�derde�hartenkreet.�Wat�is�nueigenlijk�Nederlands�belang�als�wij�spreken�over�de�in-zet�van�het�budget�voor�ontwikkelingssamenwerking?�Isdat�primair�hoeveel�profijt�het�Nederlandse�bedrijfsleventrekt?�Daar�is�ons�belastinggeld�toch�niet�voor�bedoeld?Hebben�we�het�dan�over�de�korte�termijn�of�gaat�het�omduurzaam�profijt?�Graag�een�reactie�van�de�staatssecreta-ris�hoe�hij�zich�de�inzet�van�publieke�middelen�voorsteltop�dit�punt.�Gaat�het�om�directe�verkoop�of�om�het�po-sitioneren�van�Nederlandse�bedrijven�en�kennisinstellin-gen�als�betrouwbare�partners?�Het�Nederlands�belang�iseen�cruciaal�criterium�geworden�voor�de�regering.�Het�ismijns�inziens�van�belang�om�dat�uit�te�diepen.�Geen�defi-nitiekwestie�maar�een�politieke�keuze.�Voor�welk�bedrijfs-leven�gaan�we�eigenlijk?�Grootverdieners�die�mensen-rechten,�milieu�etc.�aan�hun�laars�lappen�of�het�midden-en�kleinbedrijf�dat�duurzaam�wil�ontwikkelen?�Maar�diep-gaander�nog,�wat�is�het�Nederlands�belang?�Korte�termijnwinst,�water�en�voedsel�als�moneymakers�op�de�korte�ter-mijn?�We�hebben�veel�te�bieden,�er�valt�wat�te�verdienenof�investeer�je�in�een�duurzaam�maatschappelijk�klimaatwaarin�fair�trade�en�integer�bestuur�gemeengoed�zijn?Die�zaken�waar�Nederland�goed�in�is�zoals�water�en�voed-sel�zijn�van�belang,�ook�ons�belang,�maar�als�de�helft�ver-dwijnt�in�de�zakken�van�de�lokale�maffia�omdat�de�insti-tuties�niet�goed�worden�opgebouwd,�werkt�deze�aanpakjuist�contraproductief.

Naar�het�oordeel�van�mijn�fractie�kun�je�de�focus�opvoedsel�en�water�uit�een�oogpunt�van�effectieve�ontwik-kelingssamenwerking�alleen�maar�geloofwaardig�invullenals�je�actief�vorm�wilt�blijven�geven�aan�maatschappelijkevoorwaarden�die�stabiliteit�en�veiligheid�bevorderen.�Aan-dacht�voor�goed�bestuur�en�milieu�is�dus�noodzakelijk,�jehaalt�de�effectiviteit�van�je�beleid�onderuit�als�je�bezuinigtop�de�maatschappelijke�voorwaarden�om�de�inzet�voorwater�en�voedsel�succesvol�te�laten�zijn.�Het�kan�goed�zijndat�Nederlandse�bedrijven�daar�op�de�korte�termijn�nogwat�mee�verdienen,�maar�het�borgt�geen�duurzaam�effect.

De�staatssecretaris�zaait�op�dat�punt�zelf�ook�verwar-ring.�In�een�interview�met�het�blad�Forum�van�VNO/NCWmeldt�hij�over�een�verandering�in�de�scope�van�het�be-leid�dat�het�erop�neerkomt�dat�het�meer�om�"bedrijvig-heid�gaat�en�niet�meer�om�klinieken�en�schooltjes".�Men-

sen�moeten�niet�meer�medische�hulp�krijgen�en�kinderengeen�onderwijs?�Is�dat�wat�hij�bedoelt?�Ik�wil�graag�we-ten�hoe�je�bedrijvigheid�accommodeert�zonder�goed�op-geleide�mensen�en�zonder�een�goede�basisgezondheids-zorg.�Het�internationale�bedrijfsleven�vestigt�zich�tegen-woordig�samen�met�teams�van�ontwikkelingswerkersonder�het�mom�"we�do�the�plant,�they�do�the�communi-ty�conditions"�en�de�Nederlandse�regering�laat�met�veelaplomb�onderwijs�en,�deels,�gezondheidszorg�vallen.�Ikwerk�op�dit�moment�aan�een�particulier�plan�samen�metenkele�Nederlandse�burgers�die�een�kleine�stichting�heb-ben�die�steun�organiseert�aan�medeburgers�op�de�Moluk-ken,�een�Indonesische�ondernemer�en�enkele�Nederland-se�collega's.�Ons�uitgangspunt�is�een�businessmodel.�On-ze�Indonesische�partner�ziet�kansen�om�op�meerdere�ter-reinen�investeringsplannen�op�het�gebied�van�food,�infra-structuur,�energie,�en�toerisme�te�ontwikkelen,�die�goedzijn�voor�zijn�land.�Ze�zijn�maatschappelijk�relevant,�le-veren�duurzaam�business�en�rendement.�In�onze�discus-sies�gaf�hij�aan�dat�die�ontwikkelingen�alleen�de�tijd�kun-nen�krijgen�wanneer�de�regionale�gemeenschap�kan�mee-doen.�Hij�zei:�we�hebben�gezonde�gemeenschappen�no-dig�met�een�basisgezondheidszorg,�onderwijs�en�derge-lijke,�maar�vooral�mensen�die�goed�voor�zichzelf�kunnenzorgen.�Het�moet�uiteindelijk�leiden�tot�een�meervoudigmodel�waarin�gezamenlijke�leerprocessen�centraal�staandie�oude�systemen�willen�vervangen�waarin�wederzijdseafhankelijkheden�zijn�geschapen.�Dat�kan�niet�zonder�ver-antwoordelijkheid�te�nemen,�dat�kan�niet�zonder�te�inves-teren,�dat�kan�niet�zonder�overheidsinspanningen�waar-in�de�civil�society�en�burgerparticipatie�nadrukkelijk�eenplaats�krijgen.

Als�je�vanuit�die�optiek�naar�het�uitgezette�beleid�kijkt,wat�willen�we�dan�met�focus�en�wat�voor�criteria�hanterenwe�daarbij?�Voor�alle�duidelijkheid:�mijn�fractie�vindt�heteen�goede�zaak�om�focus�te�organiseren.�Dat�geldt�vooreen�aantal�partnerlanden,�dat�geldt�ook�voor�inhoudelij-ke�thema's.�Belangrijk�zijn�de�criteria�die�we�hanteren,�deeffecten�op�lopende�projecten�–�investeringen�die�wij�algedaan�hebben�–�en�de�afstemming�met�andere�sponsor-landen.�Mijn�fractie�heeft�twijfel�op�die�drie�punten.�Laatik�dat�illustreren�aan�de�hand�van�de�situatie�van�een�landals�Guatemala�en�het�inhoudelijke�thema�van�goed�be-stuur.�Guatemala�is�al�jarenlang�een�donorland,�behoorttot�de�fragiele�staten,�heeft�te�kampen�met�een�straatar-me�bevolking,�met�een�criminaliteit�die�hemeltergend�isen�een�straffeloosheid�die�onacceptabel�is.�Mensenrech-ten�zijn�in�dat�land�een�farce.�Onze�investeringen�zijn�ste-vig.�Juist�de�laatste�jaren�worden�voorzichtig�vorderingengeboekt,�met�name�in�de�sfeer�van�justitie�en�politie.�Tochwordt�Guatemala�geschrapt�als�prioritaire�staat.�Dat�zouje�nog�kunnen�verdedigen�door�te�wijzen�op�afsprakenmet�andere�donorlanden,�maar�als�mijn�informatie�juistis,�trekken�ook�Noorwegen,�Zweden�en�Zwitserland�zichterug.�Wat�maakt�de�regering�dan�waar�van�de�idee�vanafstemming�en�wat�houdt�de�term�"verweesd"�dan�preciesin?�Dezelfde�vraag�kun�je�stellen�als�het�om�Burkina�Fa-so�gaat.�Dat�land�is�straatarm�en�kent�weinig�mogelijkhe-den.�Maar�als�iedereen�zich�terugtrekt,�is�echt�sprake�vaneen�verweesde�staat,�zoals�zo�mooi�in�de�WRR-rapportenstaat.�Wat�doen�we�met�de�effecten�van�vertrek?�Seksueelgeweld�is�een�belangrijk�onderdeel�van�de�agenda�inzakeseksuele�en�reproductieve�gezondheidszorg.�Het�verande-ren�van�dat�beleid,�met�name�op�het�gebied�van�de�recht-spraak�zodat�er�ook�echt�wezenlijk�en�langdurig�iets�voorvrouwen�verandert,�is�essentieel.

Page 3: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Eigeman

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-14

Hebben�we�verdisconteerd�wat�de�effecten�zijn�voorde�mensen�die�ter�plaatse�hun�nek�hebben�uitgestoken,bijvoorbeeld�in�Guatemala,�en�die�sterk�afhankelijk�zijnvan�juist�de�steun�van�Europese�diplomatieke�aanwezig-heid?�Telt�het�antwoord�op�dat�soort�vragen?�In�de�laat-ste�beleidsbrief�wordt�voor�de�specifieke�situatie�van�Mid-den-Amerika�verwezen�naar�een�soort�regionaal�coördi-natiepunt.�Gaan�we�dan�vanuit�de�nieuwe�–�opmerkelijk!–�diplomatieke�post�Panama�mensenrechtenactivisten�inGuatemala�ondersteunen?�Meer�algemeen�is�mijn�vraaghoe�de�regering�omgaat�met�criteria,�effecten�en�afstem-ming�met�andere�donorlanden.�Dat�klemt�nog�meer�om-dat�op�verschillende�plaatsen�in�de�begroting�en�in�debeleidsbrieven�gewezen�wordt�op�het�belang�van�rechten�rechtsstaat.�Hoe�serieus�gaan�we�daar�nu�mee�om?Het�gaat�hierbij�niet�om�symbolen�uit�een�heroïek�verle-den�zoals�de�speelgoedridders�in�het�Land�van�Ooit.�Hetgaat�hierbij�om�het�vormgeven�van�een�rechtvaardige�toe-komst,�om�het�verspreiden�en�versterken�van�vaardighe-den�om�recht�te�doen.

Ik�heb�al�het�een�en�ander�naar�voren�gebracht�over�desamenhang�tussen�de�verschillende�thema's.�Het�voor-beeld�van�het�mogelijke�project�op�de�Molukken�is�mijninziens�helder.�Focus�op�water�en�voedsel�verliest�bete-kenis�wanneer�er�onvoldoende�borging�is�van�een�basaalrechtssysteem�en�van�adequaat�bestuur�op�nationaal�enlokaal�niveau.�Het�aanbrengen�van�focus�in�de�inhoudelij-ke�thema's�zal�dus�op�een�andere�manier�gestalte�moetenkrijgen.�Ik�vraag�bijzondere�aandacht�voor�het�onderwijs.Ik�weiger�te�accepteren�dat�een�basisvoorziening�wordtteruggebracht�tot�een�parafrase�als�"schooltjes�bouwen".Mijn�stelling�is:�geen�bedrijvigheid�zonder�adequaat�on-derwijs.�Ik�vraag�de�staatssecretaris�daarop�te�reageren,maar�niet�met�een�antwoord�over�schooltjes�bouwen.�Ikvraag�hem�toe�te�lichten�waarom�de�uitgebreide�Neder-landse�ervaring�bij�het�opbouwen�van�systemen�en�me-thodiek�op�onderwijsgebied�moet�worden�afgebouwd,waarom�dat�goed�is�voor�het�Nederlands�belang�maarook�wie�die�taak�gaat�overnemen�als�wij�het�niet�meerdoen.�Afhankelijk�van�het�antwoord�van�de�regering�over-weegt�mijn�fractie�op�dat�punt�een�uitspraak�van�de�Ka-mer�te�vragen.

De�bezuinigingen�tikken�zwaar�aan.�De�daling�van�on-ze�nationale�inspanning�van�0,8%�naar�0,7%�van�het�bnpgeeft�aan�welke�prioriteit�dit�kabinet�geeft�aan�het�onder-steunen�van�de�armste�mensen�in�de�wereld.�Nederlandis�nog�altijd�een�rijk�land,�maar�voor�anderen�heeft�ditkabinet�minder�over.�Mijn�fractie�is�in�feite�tegen�die�da-ling�van�0,8%�naar�0,7%�en�stoort�zich�aan�de�rancuneu-ze�symboliek�waarvoor�die�verlaging�wordt�ingezet.�Datheeft�weinig�meer�met�een�zakelijke�afweging�te�maken.Draagvlak�door�effectiviteit,�transparantie�en�verantwoor-ding�vraagt�om�een�geloofwaardig�bestuur.�Ik�heb�eerdergesproken�over�lef�en�leiderschap.�Mijn�fractie�heeft�twij-fels�over�de�wijze�waarop�hiermee�wordt�omgegaan�alshet�om�de�Nederlandse�ontwikkelingsorganisaties�gaat.Kritische�reflectie�op�de�ontwikkeling�van�het�verstate-lijkte�middenveld�is�een�goede�zaak.�Dat�vergt�nieuwemanieren�van�werken�in�het�publieke�domein.�Geef�bur-gers�de�kans�om�hun�betrokkenheid�waar�te�maken�in�hetgroot�en�in�het�klein.�Dat�betekent�meer�ruimte�voor�decivil�society�in�brede�zin,�inclusief�een�constructieve�rolvoor�een�bedrijfsleven�dat�eerlijke�handel,�rechten�vanwerknemers,�ontwikkeling�door�educatie�en�duurzameontwikkeling�serieus�wil�nemen.�Ook�willen�we�niet�alsreflectie�dat�die�kritiek�leidt�tot�een�soort�van�super-ngo

zoals�UK�aid,�maar�wij�willen�dat�wij�ons�verbinden�metgroepen�burgers�die�actief�werken�aan�nieuwe�vormenvan�solidariteit.�Als�dit�kabinet�meer�maatschappelijkeverantwoordelijkheid�wil�stimuleren,�moet�het�zich�in�zijnbeleidshandelingen�ook�zo�gedragen�dat�het�zich�seri-eus�genomen�weet.�Dat�houdt�in�dat�het�handelen�van�deoverheid�bestuurlijk�behoorlijk�moet�zijn.

Eerder�al�heb�ik�gesproken�over�het�belang�van�goedbestuur,�over�de�meervoudige�betekenis�van�effectiviteiten�van�het�stimuleren�van�lokale�ontwikkeling.�In�de�oor-spronkelijke�begroting�was�geld�opgenomen�voor�hetprogramma�LOGO�South,�uitgevoerd�door�een�groep�de-centrale�overheden�met�een�coördinerende�rol�voor�deVNG. Bij�amendement�is�in�de�Tweede�Kamer�5,5�mln.�ge-schrapt,�waardoor�dit�gehele�programma�verdwijnt.�Alsje�navraag�doet�naar�effecten�voor�goed�bestuur,�lokalebinding�hier�en�overzee,�invloed�op�lokale�leefomstandig-heden�en�de�kwaliteit�van�verantwoording�krijgt�dit�pro-gramma�in�alle�evaluaties�een�goede�beoordeling.�Tochis�er�voor�2011�geen�geld�meer.�Wat�gaat�de�staatssecre-taris�daaraan�doen?�Is�hij�bereid�om�voor�2012�en�verderopnieuw�in�te�zetten�en�wat�kan�de�staatssecretaris�nogdoen�voor�het�jaar�2011?

Ook�andere�signalen�uit�het�veld�leveren�een�beeld�opdat�er�te�weinig�is�nagedacht�over�de�consequenties�intermen�van�behoorlijk�bestuur.�KNCV�Tuberculosefondslevert�sinds�jaar�en�dag�wereldwijd�een�belangrijke�bij-drage�aan�het�terugdringen�van�een�ziekte�die�de�maat-schappelijke�stabiliteit�sterk�ondermijnt.�De�WHO,�USAIDen�andere�belangrijke�spelers�maken�graag�gebruik�vande�expertise�van�deze�organisatie.�Administratieve�rede-nen�blokkeren�verdere�financiering.�Kan�de�staatssecreta-ris�uitleggen�waarom�een�succesvol�programma�dat�bre-de�politieke�steun�heeft�vanwege�de�boekhouding�wordtstopgezet?

Het�is�bovendien�wonderlijk�dat�het�kabinet�enerzijdsminder�overheid�wil�maar�anderzijds�wel�meer�maat-schappelijke�verantwoordelijkheid.�Vervolgens�kort�de�re-gering�de�steunpilaren�die�maatschappelijke�initiatievensteunen�met�meer�dan�40%.�Volgens�het�regeerakkoord�ishet�maatschappelijk�middenveld�een�van�de�krachten�vanhet�Nederlandse�OS-beleid.�Toch�heeft�de�regering�ervoorgekozen�om�de�bijdrage�aan�de�MFS-organisaties�meteen�derde�te�verminderen�van�jaarlijks�567�mln.�in�voor-gaande�jaren�naar�385�mln.�in�2011�en�375�mln.�in�de�ja-ren�daarna.�Dit�is�verhoudingsgewijs�een�veel�grotere�be-zuiniging�dan�bij�welk�ander�kanaal�dan�ook,�veel�groterook�dan�de�bezuinigingen�die�nodig�zijn�door�de�reductievan�0,8%�naar�0,7%�bnp.�Hoe�kijkt�de�staatssecretaris�aantegen�die�effecten�aan�uit�een�oogpunt�van�bestuurlijkezorgvuldigheid?

De�forse�korting�heeft�tot�gevolg�dat�lopendeprogramma's�stopgezet�moeten�worden�en�honderdenpartnerorganisaties�in�ontwikkelingslanden�financiëlesteun�verliezen.�Het�is�terecht�dat�ook�van�de�grote�orga-nisaties�meer�wordt�gevraagd�en�meer�inzet�op�zelfverdie-nend�vermogen�en�zelfredzaamheid,�maar�"je�snijdt�pezendoor,�vraagt�tegelijkertijd�om�harder�te�lopen�en�bezuinigtbovendien�op�rolstoelen".�Het�is�een�illustratie�van�het�be-grip�"inconsistentie",�dat�ik�eerder�gebruikt�heb.�Dat�krijgteen�zure�bijsmaak�wanneer�we�zien�dat�grote�internatio-nale�organisaties�als�de�Wereldbank,�bijvoorbeeld�via�hetIDA-programma,�met�opvallend�gemak�buiten�de�grotebeleidsaanpassingen�worden�gehouden.�IDA�geeft�jaar-lijks�3�mld.�dollar�uit�aan�begrotingssteun�aan�landen�alsRwanda,�Ethiopië�en�Burundi.�De�regering�zegt�te�willen

Page 4: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Eigeman

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-15

snijden�in�begrotingssteun,�maar�investeert�daar�via�devervijfvoudiging�van�de�bijdrage�aan�de�Wereldbank�juistmeer�in.�Dit�is�des�te�vreemder�omdat�de�invloed�van�Ne-derland�op�de�bestedingen�van�multilaterale�instellingenzoals�de�Wereldbank�zeer�beperkt�is.�Dat�blijkt�onder�meeruit�onderzoek�van�de�Algemene�Rekenkamer.�Ondanks�ditalles�behoort�Nederland�tot�de�grootste�contribuanten�vanIDA. Kan�de�staatssecretaris�uitleggen�waarom�die�multi-nationale�organen�een�streepje�voor�hebben�op�de�mede-financieringsorganisaties?�Als�je�voor�binding�wilt�zorgentussen�burgers�en�ontwikkelingssamenwerking,�heb�jetoch�meer�aan�het�Liliane�Fonds,�ICCO�of�een�Matra-pro-gramma�dan�aan�de�Wereldbank?

Ik�ben�grootgebracht�met�de�Wilde�Ganzen.�Die�hebbenmijn�bewustzijn�van�concrete�hulp�vergroot.�Ik�weet�in-middels�dat�het�om�meer�gaat,�in�het�jargon�van�vroeger:om�de�structurele�effecten.�Ik�weet�ook�dat�in�de�belevingvan�burgers�Wilde�Ganzen�en�innovatieve�organisaties�alsde�1%Club�meer�invloed�hebben�dan�de�Wereldbank�ofhet�IMF. Ik�ben�niet�naïef�en�we�moeten�onze�positie�in�hetoog�houden,�maar�mag�het�ook�een�onsje�minder�zodater�wat�meer�ganzen�blijven�vliegen?�Dat�kan�door�de�extrakorting�van�50�mln.�op�de�medefinancieringsorganisatieste�heroverwegen�en�de�middelen�voor�organisaties�als�deWereldbank�in�de�tijd�wat�aan�te�passen,�dat�wil�zeggende�bijdrage�uit�te�smeren�over�meer�jaren.�Hoe�staat�destaatssecretaris�daar�tegenover?

Ik�ben�deze�bijdrage�begonnen�met�de�spanning�tussenzakelijk�belang�en�moraliteit.�Ik�heb�de�stelling�betrokkendat�het�kabinet�gekozen�heeft�voor�zakelijk�belang�als�mo-reel�ankerpunt.�Ik�wil�herhalen�dat�het�waarden�zijn�diemoeten�bepalen�wanneer�we�met�onze�inspanning�tevre-den�zijn.�In�de�woorden�van�Robert�Kennedy,�in�een�toe-spraak�uit�1968,�geciteerd�in�het�fantastische�boek�van�Mi-chael�Sandel�Rechtvaardigheid:�"In�het�nationaal�productis�echter�geen�plaats�voor�de�gezondheid�van�onze�kinde-ren,�voor�de�kwaliteit�van�hun�onderwijs�of�voor�de�vreug-de�van�hun�spel.�Er�is�geen�plaats�voor�schoonheid,�voorde�intelligentie�van�ons�publiek�debat�of�voor�de�integri-teit�van�onze�gezagsdragers.�Onze�geestkracht�of�onzemoed�wordt�er�niet�door�gemeten,�noch�onze�wijsheid�ofonze�geleerdheid,�noch�ons�mededogen�of�onze�toewij-ding�aan�ons�land.�Kortom,�het�nationaal�product�meetalles,�behalve�datgene�wat�het�leven�de�moeite�waardemaakt."

Mijn�fractie�wil�met�dit�debat�over�effectiviteit�terugnaar�een�aanpak�die�het�burgers�wereldwijd�mogelijkmaakt�om�mee�te�kunnen�doen�aan�"datgene�wat�het�le-ven�de�moeite�waard�maakt".�Wij�zijn�ervan�overtuigd�datdie�benadering�in�ultieme�zin�Nederlands�belang�is,�om-dat�zij�bijdraagt�aan�veiligheid,�stabiliteit�en�een�recht-vaardige�wereld.�In�die�wereld�kan�Nederland�een�belang-rijke�schakel�zijn.

Wij�kijken�met�bijzondere�belangstelling�uit�naar�hetantwoord�van�de�staatssecretaris.

De�heer�Willems�(CDA):Voorzitter.�Graag�richten�wij�ons�via�u�tot�de�regering�meteen�aantal�vragen�rond�het�thema�"effectiviteit�van�ont-wikkelingssamenwerking".�Laat�ik�om�te�beginnen�dui-delijk�maken�dat�het�versterken�van�het�draagvlak�in�Ne-derland�voor�ontwikkelingssamenwerking�van�groot�be-lang�blijft.�Als�mijn�vragen�kritisch�zijn,�is�dat�niet�omdater�bij�de�CDA�fractie�twijfel�bestaat�over�de�noodzaak�van

ontwikkelingssamenwerking,�maar�veeleer�omdat�er�twij-fel�bestaat�of�de�vorm�waarin�dit�gebeurt�nog�wel�de�juis-te�is�vandaag�de�dag.�Ik�denk�daarbij�vooral�aan�het�vol-gende�feit.�In�1990�leefde�90%�van�de�armen�in�de�we-reld�in�'s�werelds�armste�landen;�nu�leeft�ruim�70%�vanarmste�mensen�in�de�wereld�in�zogenaamde�"middle�in-come"-landen.�Dat�is�een�significante�verschuiving�in�deplaats�waar�armoede�zich�voordoet.�Alleen�een�kwart�vande�armste�mensen�leeft�nog�in�de�armste�landen.�Dat�iseen�aanzienlijke�verschuiving�vergeleken�met�twintig�jaargeleden�en�dat�betekent�een�significante�wijziging�van�deaanpak�die�noodzakelijk�is�voor�bediening�van�die�tweesegmenten.�Mijn�vraag�is�in�hoeverre�dit�is�doorgedron-gen�in�het�beleid�van�de�regering�voor�de�diverse�kanalenwaarlangs�ontwikkelingsgelden�worden�verdeeld.�Ik�ga�la-ter�nog�op�die�diverse�kanalen�in.�Dat�geldt�voor�het�be-leid�van�de�regering�niet�alleen�betreffende�eigen�gelden,maar�ook�betreffende�de�multilaterale�instanties.

Ik�wil�graag�de�noodzaak�van�ontwikkelingssamenwer-king�benadrukken.�"Ontwikkelingssamenwerking�als�eenonderdeel�van�de�internationale�publieke�gerechtigheid�isgericht�op�het�uitbannen�van�honger�en�armoede�en�ophet�scheppen�van�omstandigheden�waarin�mensen�alsverantwoordelijk�persoon�tot�hun�recht�kunnen�komen.�Zijis�er�tevens�op�gericht�dat�landen�een�volwaardige�positiekunnen�innemen�in�de�wereldeconomie."�Deze�tekst�zal�u,voorzitter,�bekend�voorkomen.�Hij�is�afkomstig�uit�artikel52�van�het�program�van�uitgangspunten�van�het�CDA.

Er�is�echter�ook�een�argument�van�eigenbelang.�Dat�wilik�niet�onbesproken�laten.�Als�we�niets�doen�aan�de�uit-drijving�van�abjecte�armoede�in�de�wereld�zullen�we�meervluchtelingen�krijgen�in�deze�open�wereld�en�dus�ook�inNederland.�De�opvangcapaciteit�voor�hen�is�niet�onbe-perkt,�hoewel�daar�in�dit�huis�best�verschillend�over�ge-dacht�zal�worden.�Dat�er�een�limiet�is,�is�echter�voor�ie-dereen�duidelijk,�denk�ik.�Een�andere�reden�van�eigen-belang�is�de�volgende:�als�het�in�een�ontwikkelingslandgoed�gaat,�is�dat�goed�voor�ons�bedrijfsleven,�omdat�onsland�voor�zijn�economie�grotendeels�afhankelijk�is�van�hetbuitenland.

Welnu,�tot�zover�een�korte�inleiding�over�de�noodzaaken�de�redenen�waarom�het�CDA�zich�zal�blijven�inzettenvoor�ontwikkelingssamenwerking,�of�deze�nu�plaatsvindtuit�naastenliefde,�schuldgevoel,�herverdelingsinspanning,of�eigenbelang.�De�WRR�schrijft�over�het�morele�motiefen�het�motief�van�eigenbelang.�Ik�zou�toch�het�verhaalvan�de�barmhartige�Samaritaan�uit�de�Bijbel�willen�aan-halen�en�dit�als�leidend�willen�beschouwen�in�onze�visieop�ontwikkelingssamenwerking.�Het�is�overigens�een�heelmooi�verhaal�met�vooral�het�onverwachte�van�de�mensuit�de�andere�streek�die�zich�over�zijn�medemens�ontferm-de.

Ik�wil�spreken�over�de�effectiviteit�van�de�Nederland-se�uitgaven.�Laten�we�nu�stil�staan�bij�de�jaarlijkse�beste-ding.�In�2008�bedroeg�deze�ruim�5�mld.�Dit�jaar�is�er�eendaling�van�11%�en�volgend�jaar�een�daling�van�12%,�ombinnen�de�afgesproken�0,7%�van�het�bnp�te�blijven.�In2012�zullen�de�uitgaven�dus�zijn�gedaald�naar�een�niveauvan�zo'n�4�mld.�In�2008�was�het�bedrag�als�volgt�onder-verdeeld:- 39�mln.�voor�versterking�van�de�internationale�rechtsor-de;- 850�mln.�voor�grotere�veiligheid�en�stabiliteit;- 440�mln.�via�de�EU;- 1�mld.�voor�meer�welvaart�en�minder�armoede;

Page 5: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Willems

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-16

- 1,8�mld.�voor�een�toegenomen�menselijke�en�socialeontwikkeling;- 390�mln.�voor�een�beter�beschermd�en�verbeterd�mili-eu;- 170�mln.�naar�het�welzijn�van�Nederlanders�in�het�bui-tenland,�vooral�het�vreemdelingenbeleid;- 45�mln.�voor�overige�zaken;- en�tot�slot�zo'n�216�mln.�voor�apparaatskosten.�Dat�iszo'n�5%.

Een�andere�verdeling�is�te�maken�langs�de�vier�hoofd-kanalen.�Het�is�essentieel�om�hier�ook�eens�naar�te�kijken.In�2010�was�de�verdeling�als�volgt:- 1,3�mld.�voor�het�multilaterale�kanaal;- 1,15�mld.�voor�het�particuliere�kanaal;- 1,8�mld.�voor�het�bilaterale�kanaal;- 350�mln.�voor�het�bedrijfsleven;- 450�mln.�voor�overige�zaken.

Ik�heb�een�aantal�specifieke�vragen�over�deze�kanalen.Kan�de�minister�aangeven,�of�hij�ervan�overtuigd�is�datuitgaven�via�multilaterale�kanalen�nog�steeds�de�voorkeurvan�de�regering�verdienen?�De�daarop�volgende�vraagis,�of�de�multilaterale�organisaties�zijns�inziens�voldoen-de�hebben�ingespeeld�op�de�eerder�geschetste,�verande-rende�toestand�in�de�wereld,�in�het�bijzonder�die�van�deontwikkelingslanden.�Wij�constateren�dat�nogal�wat�uitga-ven�via�multilaterale�kanalen�tevens�bijdragen�aan�het�instand�houden�van�organisaties�met�zware�overheads.�Ikdenk�dan�aan�een�aantal�VN-organisaties.�De�vraag�doetzich�voor,�of�die�uitgaven�wel�zinvol�zijn.�Welke�methodenhanteert�de�regering�om�de�multilaterale�instanties�scherpte�houden?�Sterker�nog:�zijn�er�signalen�van�deze�organi-saties�over�de�noodzakelijke�koerswijziging�in�ontwikke-lingssamenwerking,�die�net�door�onze�fractie�werd�bear-gumenteerd?�Het�lijkt�erop�dat�de�regering�deze�kanalenminder�kort;�is�dat�zo�en�zo�ja,�waarom?

Er�zijn�toch�grote�vraagtekens�te�plaatsen�bij�de�uitga-ven�via�veel�multilaterale�kanalen.�Ik�verwijs�naar�een�re-cente�studie�van�het�Department�for�International�Devel-opment�over�UK�aid�in�het�Verenigd�Koninkrijk,�de�zoge-naamde�Multilateral�Aid�Review�(MAR).�Hierin�worden�ervan�de�ruim�43�multilaterale�organisaties�9�als�slecht�en9�als�"zozo"�beoordeeld.�Heeft�Nederland�ook�een�derge-lijke�analyse�gemaakt�en�worden�er�nog�gelden�via�de-ze�18�minder�goede�kanalen�weggezet?�Overigens�zittendaar,�in�de�Britse�beoordeling,�ook�organisaties�als�WHOen�FAO�bij.�Om�positief�te�blijven:�bij�de�zeer�goede�orga-nisaties�horen�Unicef�en�The�Global�Fund�to�Fight�Aids,TB�and�Malaria�(GFATM).�Terwijl�het�GFATM�goed�aange-schreven�staat,�heeft�de�minister�toch�gekort�op�de�fond-sen�voor�de�KNCV�Tuberculosis�Foundation,�zoals�collegaEigeman�al�aangaf.�Het�gaat�hier�toch�om�specifiek�Neder-landse�kennis�die�gebruikt�wordt�en�die�zelfs�door�inter-nationale�instanties�wordt�medegefinancierd�vanwege�desterk�specifieke�kennis�van�Nederland?�Graag�ontvangenwe�een�uitleg�van�de�staatssecretaris�hierover.

Gaat�de�regering�een�van�de�aanbevelingen�van�deMultilateral�Aid�Review�overnemen�in�haar�eigen�beleid?Zal�de�funding�van�multilaterale�instanties�dan�wordengebaseerd�op�MAR-assessments?�Gaat�de�regering�sa-menwerken�met�andere�landen�bij�het�beoordelen�van�in-ternationale�organisaties?�Het�zijn�immers�deze�organisa-ties�die�de�verkeerde�beelden�van�ontwikkelingssamen-werking�op�ons�netvlies�brengen:�"met�de�witte�Merce-des�utilityvoertuigen�met�VN-vlag�door�de�woestijn�den-

deren",�om�het�beeld�van�Linda�Polman�in�haar�boek�DeCrisiskaravaan�te�gebruiken.�De�multilaterale�uitgavenstijgen�fors�dit�begrotingsjaar�en�wel�omdat�we�aan�on-ze�IDA-Wereldbankverplichtingen�moeten�voldoen.�Devraag�doet�zich�nu�voor,�waarom�we�in�het�buitenland�al-les�doen�om�aan�onze�verplichtingen�te�voldoen�en�waar-om�we�in�Nederland�onze�ngo's,�bovenop�de�MFS�II,�nogeens�extra�korten�met�50�mln.?�Ik�stel�deze�vraag�tegen�deachtergrond�van�hetgeen�de�staatssecretaris�op�de�langetermijn�van�plan�is.

Multilaterale�uitgaven�zouden�op�termijn�omlaag�moe-ten,�gezien�het�nogal�kritische�oordeel�van�bijvoorbeeldhet�Department�for�International�Development�in�de�MAR-review�in�het�VK�en�de�EU�Rekenkamer.

Ik�stel�die�vraag�zo�sterk�omdat�het�er�alle�schijn�vanheeft,�dat�we�op�dit�moment�alle�kritiek�over�ontwikke-lingssamenwerking�aanpakken�door�onze�eigen�organisa-ties�super�kritisch�te�bezien�en�te�korten�en�met�het�MFSnog�eens�extra�te�korten,�terwijl�er�op�de�multilaterale�ka-nalen�vanwege�verplichtingen�niet�gekort�wordt�op�dekorte�termijn.�Wat�zou�het�betekenen�als�de�internationaleinstellingen�wat�langer�op�hun�geld�moeten�wachten?

Daarop�volgend�stel�ik�een�vraag�over�de�uitgaven�viade�EU. Ik�citeer�nu�het�recente�groenboek�van�de�Europe-se�Commissie.�Het�is�positief�te�waarderen�dat�de�Europe-se�Commissie�zichzelf�de�vraag�stelt�hoe�door�te�gaan�metbegrotingssteun�aan�arme�landen.�Het�groenboek�gaat�erechter�a�priori�van�uit�dat�dit�soort�steun�moet�doorgaanen�besteedt�weinig�aandacht�aan�de�grote�vragen�die�tochin�de�moderne�ontwikkelingsliteratuur�bestaan�over�hetüberhaupt�verstrekken�van�begrotingssteun.

Op�pagina�5�in�kader�2�van�het�groenboek�wordt�deonthullende�mededeling�gedaan�dat�de�Europese�Reken-kamer�tot�de�conclusie�kwam�dat�algemene�begrotings-steun�aan�de�gezondheidssector�tot�dusver�geen�doeltref-fende�bijdrage�had�geleverd�aan�de�verbetering�van�degesteunde�gezondheidsdiensten.�De�Rekenkamer�is�ookvoornemens�een�speciaal�verslag�over�de�onderwijssectorte�publiceren.�Dat�moet�overigens�nog�verschijnen,�zo�be-grijp�ik.

In�kader�3�op�pagina�6�wordt�de�evolutie�van�begro-tingssteun�geschetst.�Is�de�staatssecretaris�met�ons�vanoordeel�dat�er�absolute�minimumeisen�gesteld�moetenworden�aan�begrotingssteun?�Ik�denk�bijvoorbeeld�aan�deeis�dat�er�op�zijn�minst�belastingheffing�moet�zijn�waar�demiddenklassen�en�de�hogere�klassen�in�de�samenlevingnormaal�belasting�betalen.

In�kader�4�op�pagina�6�staat�dat�algemene�begrotings-steun�positieve�effecten�had�op�de�harmonisering�en�aan-passing�van�de�wetgeving�en�op�de�versterking�van�de�ei-gen�verantwoordelijkheid.�Kan�de�regering�navragen�inwelk�specifiek�geval�dit�het�geval�was�en�hoe�een�en�an-der�gemeten�werd?�Even�verderop�staat�in�hetzelfde�ka-der�4:�"De�evaluatie�had�wel�twijfels�over�de�impact�op�deterugdringing�van�de�armoede�en�de�kwaliteit�van�de�fun-damentele�dienstverlening."�Als�er�al�met�al�een�dusdanigduidelijk�negatief�oordeel�wordt�geveld�over�een�deel�vanhet�werk,�terwijl�uit�de�literatuur�ook�blijkt�dat�begrotings-steun�de�minst�effectieve�vorm�van�steunverlening�is,�ishet�dan�niet�raadzaam�om�de�EU�te�laten�overwegen�ditprogramma�geheel�stop�te�zetten�of�alleen�het�hoogstno-dige�uit�te�voeren?�In�dat�laatste�geval�zou�10%-15%�vande�huidige�uitgaven�wel�kunnen�gaan�naar�bijvoorbeeldhet�programma�om�bij�te�dragen�aan�de�ontwikkeling�vanbuurlanden�van�de�EU,�die�snel�een�verdere�ontwikkelingmoeten�doormaken.�Een�ander�probleem�is�dat�het�EOF,

Page 6: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Willems

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-17

dat�al�decennialang�bestaat,�nu�niet�onder�het�EU-budgetvalt.�Is�de�staatssecretaris�bereid�om�te�bepleiten�dat�ditbudget�een�normaal�onderdeel�van�het�EU-budget�wordt,dat�dit�budget�verlaagd�wordt�en�dat�de�EU�zich�meer�zaltoeleggen�op�coördinatie�dan�op�het�uitgeven�van�geld�endus�geen�28ste�donor�blijft?�Onze�fractie�overweegt�omhierover�een�uitspraak�van�de�Kamer�te�vragen.

Voorts�vragen�wij�de�staatssecretaris�hoe�hij�de�uitga-ven�via�het�particuliere�kanaal�beoordeelt.�Ik�sprak�daar�aleerder�over.�Zijn�dat�niet�de�uitgaven�die�sterk�bijdragenaan�het�versterken�van�het�draagvlak�van�ontwikkelings-samenwerking�omdat�veel�van�de�organisaties�hun�wor-tels�hebben�in�de�Nederlandse�samenleving?�Hoe�voor-ziet�de�staatssecretaris�de�samenwerking�met�deze�orga-nisaties�in�de�toekomst�en�hoe�denkt�hij�te�voorkomen�datdeze�worden�gebombardeerd�tot�uitvoeringsorganisatiesvan�de�overheid,�waarmee�ze�hun�eigenheid�en�zelfstan-digheid�verliezen?�De�uitgaven�via�het�MFS�dalen�de�ko-mende�jaren�veel�sneller�dan�het�totale�budget.�De�staats-secretaris�lijkt�het�MFS�te�willen�afbouwen�op�termijn,�enwel�snel.�Dat�kan�toch�niet�de�bedoeling�zijn?�Heeft�destaatssecretaris�zich�hierbij�laten�leiden�door�de�ontwik-kelingen�in�het�Verenigd�Koninkrijk,�waar�UK�aid�de�uit-voeringsorganisatie�is�geworden�van�het�ontwikkelingssa-menwerkingsbeleid?�Wil�de�staatssecretaris�in�Nederlandook�die�weg�gaan?

Op�pagina�20�van�zijn�recente�Focusbrief�over�ontwik-kelingssamenwerking�stelt�de�staatssecretaris�dat�de�re-latief�grootste�bezuinigingen�de�laatste�categorie�betref-fen,�de�categorie�van�posterioriteiten.�Het�gaat�hierbij�ombudgetten�voor�onderwijs,�gezondheidszorg,�hiv/aids�enhet�maatschappelijk�middenveld.�Het�baart�ons�zorgen�dathet�maatschappelijk�middenveld�daar�ook�als�posteriori-teit�staat.�Wij�denken�dat�deze�discussie�fundamenteel�is.Onze�fractie�pleit�voor�een�significante�betrokkenheid�vande�Nederlandse�overheid�bij�de�plannen�van�de�ngo's,�te-meer�daar�zij�nu�zelf�tot�een�betere�onderlinge�samenwer-king�komen�–�weliswaar�vaak�gedwongen�door�de�over-heid�–�en�zich�meer�richten�op�activiteiten�met�een�mkb-karakter.�Ofwel,�we�zien�hier�van�dichtbij�de�veranderin-gen�wel�plaatsvinden,�maar�internationaal�nog�weinig.

Zou�daarbij�een�gedachte�zijn�dat�de�overheid�op�ter-mijn�niet�meer�dan�50%�van�het�budget�van�een�indivi-duele�ngo�voor�zijn�rekening�neemt�om�juist�de�afstandtot�de�overheid�te�laten�bestaan�en�de�organisaties�echthun�wortels�te�laten�behouden�in�de�samenleving?�Datbeschermt�ons�tegen�het�risico�dat�deze�organisaties�eenuitvoeringsorganisatie�van�de�overheid�worden,�iets�watonder�het�vorige�kabinet�wel�enigszins�dreigde�te�gebeu-ren.�Onze�fractie�overweegt�ook�hierover�een�uitspraakvan�de�Kamer�te�vragen.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Ik�luister�naar�de�behartigenswaardige�woorden�van�deheer�Willems.�Hij�pleit�ervoor�om�ngo's�een�zelfstandigepositie�te�geven�en�zegt�dat�de�overheid�alles�moet�doenom�te�voorkomen�dat�een�ngo�een�uitvoeringsorganisa-tie�is�van�het�ministerie�van�ontwikkelingssamenwerking.Hoe�kijkt�de�heer�Willems�in�dit�kader�aan�tegen�het�con-flict�dat�door�de�overheid�is�aangegaan�met�ICCO�omdatdeze�organisatie�geld�gaf�aan�de�website�van�ElectronicIntifada?

De�heer�Willems�(CDA):Als�de�overheid�een�organisatie�steunt�in�de�uitvoeringvan�haar�activiteiten�en�als�die�organisatie�geld�geeft�aan

een�organisatie�die�welbewust�ingaat�tegen�het�beleidvan�de�overheid,�waarover�in�dit�geval�discussie�was,�danheeft�de�overheid�mijns�inziens�alle�recht�om�die�vraagte�stellen.�Het�ging�hier�namelijk�over�een�specifieke�uit-spraak�over�de�rol�van�de�staat�Israël.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):De�overheid�heeft�altijd�het�recht�om�de�vraag�te�stellen,maar�het�is�niet�de�bedoeling�dat�zij�vanuit�de�gesteldevraag�ook�het�antwoord�van�een�zelfstandige�ontwikke-lingsorganisatie�disciplineert�en�zegt:�u�moet�wel�doenwat�in�het�belang�van�het�overheidsbeleid�is.�Daarmeecreëer�je�namelijk�uitvoeringsorganisaties�die�precies�inde�maat�van�je�beleid�lopen.�Een�krachtige�democratie�or-ganiseert�juist�haar�eigen�tegenspraak�omdat�we�daar�uit-eindelijk�allemaal�beter�van�worden.

De�heer�Willems�(CDA):Ik�ben�het�volledig�met�u�eens�dat�die�zelfstandigheidmoet�blijven,�maar�het�volgende�blijft�cruciaal.�Als�een�or-ganisatie�welbewust�handelt,�het�recht�claimt�om�iets�tedoen�en�zegt�geen�verantwoording�schuldig�te�zijn�–�datwas�ongeveer�het�niveau�van�de�discussie�–�heeft�de�over-heid�alle�recht�om�te�zeggen:�wij�zijn�het�er�niet�mee�eensen�willen�hierover�een�discussie,�en�als�u�dat�niet�wilt,�kandat�consequenties�hebben.�Dat�vind�ik�niet�meer�dan�eennormale�discussie�tussen�twee�instanties�waartussen�geldheen�en�weer�gaat.

Voorzitter.�Denkt�de�staatssecretaris�dat�te�verwach-ten�is�dat�uitgaven�via�het�private�kanaal�zouden�kunnenstijgen�ten�koste�van�bijvoorbeeld�sommige�uitgaven�viamultilaterale�en�bilaterale�kanalen?�Ik�denk�daarbij�aan�hetprogramma�LOGO�South�van�de�VNG. Is�dat�niet�bij�uit-stek�een�programma�waarin�op�verzoek�van�het�land�ken-nisoverdracht�plaatsvindt�met�nauwe�betrokkenheid�vande�gemeenten�in�Nederland�en�dus�ook�nauwe�betrokken-heid�van�de�burger?�Onze�fractie�vindt�het�stopzetten�vandit�programma�onbegrijpelijk�en�overweegt,�evenals�col-lega�Eigeman,�om�ook�hierover�een�uitspraak�van�de�Ka-mer�te�vragen.

Wij�hebben�begrip�voor�het�gevoelen�dat�er�geen�gel-den�hoeven�te�gaan�naar�rondreizende�gemeentebestuur-ders�en�voor�het�gevoelen�dat�gemeentebestuurders�geenbuitenlands�beleid�moeten�gaan�voeren.�Dat�laatste�is�deplicht�van�de�landelijke�overheid.�Goed�gebruikmaken�vande�kennis�in�deze�sector�–�en�die�kennis�is�er�zeker�–�inontwikkelingslanden�is�voor�mij�echter�van�dezelfde�ordeals�goed�gebruikmaken�van�kennis�uit�het�bedrijfsleven,de�wetenschap,�het�onderwijs�of�de�gezondheidssectordie�nodig�is�in�de�ontwikkeling�van�bepaalde�landen.�Ove-rigens�hebben�we�de�indruk�dat�dit�proces�bij�de�VNG�delaatste�jaren�beter�geborgd�en�gestuurd�wordt.

Voorts�is�onze�fractie�benieuwd�naar�de�visie�van�destaatssecretaris�op�de�relatie�tussen�ontwikkelingssamen-werking�en�onderwijs�in�Nederland.�Het�onderwijs�werdoverigens�ook�als�een�van�de�posterioriteiten�genoemd.Er�zijn�bijvoorbeeld�mooie�programma's�ontwikkeld�doorMaastricht�School�of�Management,�de�Vrije�Universiteiten�Wageningen�UR. Ziet�de�staatssecretaris�de�mogelijk-heid�dat�zulke�vormen�de�komende�jaren�een�groeienddeel�van�het�OS-budget�zullen�uitmaken,�gegeven�de�gro-te�veranderingen�in�het�OS-speelveld?�We�zien�hier�tochbij�uitstek�een�zaak�waarin�Nederlandse�kennis�wordt�be-nut�in�het�buitenland?�Dat�zou�de�regering�toch�als�priori-teit�en�niet�als�posterioriteit�benaderen?�Ik�hoor�graag�dereactie�van�de�staatssecretaris.

Page 7: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Willems

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-18

Begin�2009�is�besloten�tot�het�vakbondsmedefinan-cieringsprogramma.�Dit�loopt�tot�2012.�Wat�zal�de�uit-loop�van�dit�programma�na�2012�zijn?�Ik�vraag�dit�voor-al�omdat�op�een�gegeven�moment�bleek�dat�de�vakbon-den�niet�direct�in�de�arme�landen�actief�waren,�maar�meerin�de�zogenaamde�middle-income�countries.�Daar�ma-nifesteerden�ze�nogal�hevig�tegen�een�aantal�multinati-onals,�die�overigens�als�beste�operateurs�in�die�landenopereerden,�maar�kennelijk�niet�voldeden�aan�de�eisendie�de�vakbeweging�in�Nederland�aan�die�bedrijven�zoustellen.�De�vakbonden�vonden�het�nodig�om�daaraan�huntijd�en�moeite�te�besteden�in�plaats�van�zich�te�richten�opde�issues�die�er�zijn�met�de�ontwikkeling�van�die�landen.Geldt�het�landenbesluit�van�de�regering�ook�voor�het�vak-bondsmedefinancieringsprogramma?�Oftewel,�moeten�devakbonden�zich�ook�beperken�tot�de�landen�waartoe�deoverheid�zich�beperkt?�Daarnaast�wijs�ik�de�staatssecre-taris�erop�dat�er�ook�andere�programma's�worden�stop-gezet.�Ik�wijs�specifiek�op�het�programma�Microjusticefor�All.�Hierbij�is�met�Nederlandse�kennis�iets�ontwikkeld.De�steun�is�stopgezet,�maar�misschien�kan�hier�nog�eensnaar�gekeken�worden.

De�effectiviteit�van�ontwikkelingssamenwerking�wordtop�dit�moment�gemeten�en�beoordeeld�middels�uitgebrei-de�analyses�van�het�IOB,�aangevuld�met�metingen�van�devoortgang�ten�aanzien�van�de�millenniumdoelstellingen.Het�doorlezen�van�deze�rapporten�leidt�al�snel�tot�enke-le�opmerkingen�en�vragen.�Veel�projecten�worden�in�de-tail�bestudeerd�na�afloop�van�de�investering�en�zelden�ofnooit�komt�men�tot�het�oordeel�dat�de�investering�niet�ef-fectief�was�en�dat�terwijl�in�de�gewone�economie�niet-ef-fectieve�investeringen�toch�regelmatig�voorkomen.�On-ze�wereld�is�niet�perfect,�maar�toch�bekruipt�ons�het�ge-voel�dat�alles�beter�wordt�voorgesteld�dan�het�is�of�was.Zou�het�te�overwegen�zijn�om�de�analyses�naar�effectivi-teit�te�laten�doen�door�een�meer�onafhankelijke�inspec-tie?�Ik�begrijp�dat�hierover�recent�al�flink�wat�discussieheeft�plaatsgevonden�in�de�Tweede�Kamer.�Ik�denk�bij-voorbeeld�aan�de�Algemene�Rekenkamer.�Of�moeten�weaf�van�het�meten�van�zaken�die�niet�te�meten�zijn,�om-dat�te�veel�onafhankelijke�andere�factoren�in�het�"umfeld"ook�wijzigen�waardoor�de�doelmatigheid�en�doeltreffend-heid�nooit�echt�gemeten�kunnen�worden?�Is�het�mogelijkover�te�gaan�naar�een�enkel�meetsysteem�dat�ook�de�mil-lenniumdoelstellingen�meeneemt?�Er�kan�misschien�watgrootschaliger�naar�de�dingen�gekeken�worden,�zodat�wijalleen�maar�geld�stoppen�in�die�gebieden�waar�volgensde�meetsystemen�van�de�millenniumdoelstellingen�voor-uitgang�geboekt�wordt.�Dan�zijn�wij�bereid�om�mee�te�in-vesteren.�Als�er�sprake�is�van�achteruitgang,�kunnen�wijer�bijna�zeker�van�zijn�dat�het�geld�dat�wij�erin�stoppen�alshet�ware�door�het�toilet�verdwijnt.�In�dergelijke�situatiesgaat�het�immers�meestal�niet�goed�met�het�geld.

Wij�vragen�de�staatssecretaris�of�in�opvolging�van�detoch�wel�vele�positieve�ontwikkelingen�de�laatste�jaren�inde�wijze�waarop�het�IOB�zijn�taken�verricht,�niet�kan�wor-den�overgegaan�naar�het�inkorten�van�het�aantal�IOB-stu-dies�en�veel�meer�naar�certificering�van�de�uitvoerendeorganisatie;�of�dit�nu�een�Nederlandse�ngo�of�een�buiten-landse�organisatie�is.�Ik�trek�hier�een�parallel�met�het�werkvan�accountants�–�hetzelfde�geldt�overigens�voor�de�Be-lastingdienst�en�het�horizontale�toezicht�–�die�over�de�ja-ren�heen�veel�meer�zijn�gaan�kijken�of�het�systeem�vaneen�organisatie�in�orde�is�en�dan�op�basis�van�vertrouwenadviseren�dat�die�organisatie�met�haar�werk�mag�door-gaan:�dus�meer�vertrouwen�en�wat�minder�controle.�Als

er�gecontroleerd�moet�worden,�moet�het�gaan�om�contro-le�van�buiten�het�ministerie,�waarbij�ik�de�eenheid�van�hetIOB�als�zodanig�best�wil�handhaven.

De�heer�Smaling�(SP):Voorzitter.�Ik�denk�inderdaad�dat�het�correct�is�om�devraag�te�stellen�of�de�inspectie�buiten�of�binnen�het�mi-nisterie�gehouden�moet�worden.�Ik�noteer�wel�dat�heerWillems�erg�kritisch�is�over�rapporten�van�het�IOB�en�dathem�is�opgevallen�dat�die�nooit�tot�een�totale�afwijzingvan�hulpinvesteringen�hebben�geleid.�Ik�vraag�mij�af�ofdat�inderdaad�zo�is.�Ik�heb�twee�of�drie�jaar�een�evaluatievan�de�situatie�in�Afrika�gezien�en�die�was�keihard�in�haarconclusies.�Daarmee�was�noch�minister�Verhagen�nochminister�Koenders�erg�blij.�Ik�heb�door�de�jaren�heen�al-tijd�de�indruk�gehad�dat�het�IOB�zeer�goed�werk�verrichtte.De�heer�Willems�stelt�nu�voor�om�accountants�erbij�te�be-trekken.�Daarvan�heb�ik�toch�redelijk�oppervlakkige�evalu-aties�gezien.�Ik�vraag�mij�dan�ook�af�of�dit�voorstel�tot�be-tere�evaluaties�zal�leiden.

De�heer�Willems�(CDA):Ik�heb�niet�gezegd�dat�alle�evaluaties�positief�waren.�Ikben�het�met�de�heer�Smaling�eens�dat�het�Afrikaverhaalkritisch�was.�Ik�heb�thuis�echter�stapels�evaluaties�lig-gen�die�aangeven�dat�het�eigenlijk�wel�goed�gaat.�Er�zijnwel�vragen�gesteld,�maar�grosso�modo�vind�ik�het�beeldin�vergelijking�met�de�analyses�die�in�het�bedrijfslevenplaatsvinden�veel�te�optimistisch.

Het�is�niet�mijn�bedoeling�om�accountants�aan�te�stel-len.�Ik�denk�dat�het�IOB�dit�werk�perfect�kan�doen.�Ik�hebeen�parallel�getrokken�met�de�Belastingdienst,�die�veelmeer�via�horizontaal�toezicht�bedrijven�beoordeelt.�Desystemen�worden�gecontroleerd.�Als�het�daar�goed�gaat,wordt�erop�vertrouwd�dat�dit�ook�geldt�voor�de�details.�Ikheb�gevraagd�of�dat�systeem�ook�gehanteerd�kan�wordendoor�het�IOB. Ik�stel�helemaal�niet�voor�dat�accountantsdit�werk�overnemen.

De�heer�Smaling�(SP):Als�het�IOB�concludeert�dat�het�een�project�goed�is�verlo-pen,�kan�het�natuurlijk�ook�gewoon�een�goed�project�zijngeweest!

De�heer�Willems�(CDA):Dat�zou�kunnen.�Ik�heb�in�een�aantal�landen�gewoondwaar�ontwikkelingssamenwerking�aan�de�orde�was.�Ikspreek�over�Brazilië�en�de�Filippijnen.�Ik�kan�u�verzeke-ren�dat�de�success�rates�waarover�gesproken�wordt,�nietstroken�met�de�realiteit.�Dat�is�ook�helemaal�niet�erg.�Wijmoeten�ons�realiseren�dat�het�allemaal�mensenwerk�isen�dat�het�gebeurt�onder�heel�moeilijke�omstandighe-den.�Veel�van�de�problemen�die�zich�nu�voordoen,�zijngerelateerd�aan�het�feit�dat�de�samenleving�zich�een�temooi�beeld�heeft�gevormd�van�wat�er�allemaal�goed�ging.Als�er�dan�vragen�komen,�zie�je�dat�het�een�beetje�wordttegengesproken.�Dat�gebeurt�er�nu�in�de�samenlevingen�dat�vind�ik�jammer.�Ik�denk�dat�heer�Smaling�en�ik�denoodzaak�van�goede�ontwikkelingssamenwerking�delen.

Voorzitter.�Wij�hebben�geconstateerd�dat�de�regering�indiscussie�met�de�Tweede�Kamer�in�2009�besloten�heeft�tothet�opzetten�van�een�onafhankelijk�panel�dat�de�rappor-ten�van�het�IOB�nog�een�keer�onderzoekt�en�beziet�of�ergenoeg�gedaan�wordt�met�de�IOB-evaluaties.�Dit�lijkt�mewel�erg�toezicht�op�toezicht�en�ik�vraag�me�in�alle�gemoe-de�af�of�dit�de�juiste�weg�is�vandaag.�Kan�de�staatssecre-

Page 8: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Willems

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-19

taris�de�rol�van�dit�panel�nog�eens�toelichten�en�aangevenof�hij�hiermee�door�wil�gaan?�Zijn�de�lessons�learned�totnu�toe�positief,�negatief�of�nog�onbekend?�Het�benoemenvan�een�dergelijk�panel�is�overigens�een�typisch�politiekeoplossing�en�weinig�bedrijfsmatig.�De�staatssecretaris�kanzich�voorstellen�dat�dit�laatste�wel�de�voorkeur�van�onzefractie�heeft.

Wij�vragen�de�staatssecretaris�of�het�IOB�meer�betrok-ken�gaat�worden�bij�het�evalueren�van�multilaterale�pro-jecten�van�bijvoorbeeld�de�Wereldbank.�Ik�heb�al�verwe-zen�naar�de�manier�waarop�dit�in�het�Verenigd�Koninkrijkgebeurt.�Onze�fractie�overweegt�rond�dit�thema�een�uit-spraak�van�de�Kamer�te�vragen.

Wij�waarderen�het�in�hoge�mate�dat�nu�via�het�ministe-rie�van�EL&I�gewerkt�wordt�aan�topsectoren�voor�de�Ne-derlandse�economie�en�dat�deze�sectoren�bij�het�makenvan�hun�plannen�tevens�gevraagd�worden�te�demonstre-ren�hoe�Nederlandse�kennis�van�nut�kan�zijn�in�ontwik-kelingssamenwerking.�Wat�kunnen�bedrijven�doen?�Wijdenken�bijvoorbeeld�aan�bedrijven�actief�in�de�water-�oflandbouwsector.�Op�beide�terreinen�is�Nederland�wereld-wijd�toonaangevend�qua�kennisontwikkeling.�Wij�zijn�danook�erg�verheugd�dat�de�staatssecretaris�in�zijn�brief�van18 maart�2011�aan�de�Tweede�Kamer�een�goede�uitwer-king�geeft�van�de�Basisbrief�Ontwikkelingssamenwerking.Wij�kunnen�ons�goed�vinden�in�de�vier�speerpunten�waar-bij�duidelijk�aansluiting�gezocht�wordt�met�het�innovatie-beleid�van�deze�regering�en�waar�de�sectoren�water,�fooden�agro�duidelijker�hun�bijdrage�aan�OS�kunnen�vaststel-len.�Ik�denk�dat�dit�heel�goed�aansluit�bij�het�boek�van�dehelaas�overleden�econoom�C.K. Prahalad�The�Fortune�atthe�Bottom�of�the�Pyramid.�Hij�wijst�op�het�belang�van�hetcreëren�van�bedrijvigheid�in�landen�met�lage�inkomens,waardoor�er�een�middenklasse�ontstaat.�Zo�gauw�er�na-melijk�een�middenklasse�ontstaat,�zijn�er�mensen�die�be-lasting�gaan�betalen�en�zich�verantwoordelijk�voelen�voorhet�land.�Overigens�begrijp�ik�dat�alle�negen�sectoren�zichzullen�inspannen�en�bekijken�wat�hun�inbreng�c.q.�bijdra-ge�aan�OS�kan�zijn.�Vanuit�mijn�werkzaamheden�in�de�sec-tor�chemie�wordt�het�steeds�duidelijker�dat�chemie�alswetenschapsgebied�onmisbaar�is�voor�het�oplossen�vanvraagstukken�rond�de�wereldwatervoorziening,�de�wereld-voedselvoorziening,�de�wereldklimaat-�en�de�wereldener-gieproblematiek.

Voorzitter.�Ik�zou�ook�aan�de�staatssecretaris�willen�vra-gen�hoe�hij�de�rol�ziet�van�het�FMO�binnen�het�kader�vaneen�sterkere�focus�op�het�bedrijfsleven.�De�overheid�ishalf�eigenaar.�Zijn�collega�van�Financiën�is�als�aandeel-houder�medeverantwoordelijk�en�het�departement�van�destaatssecretaris�is�verantwoordelijk�voor�de�strategischeaspecten�ofwel�de�relatie�met�het�OS-beleid.�Het�gaat�hierimmers�om�het�stimuleren�van�economische�activiteitendoor�een�bank�die�investeert�op�plaatsen�waar�normalebanken�het�risico�vaak�niet�meer�durven�nemen�en�waarhet�FMO�vanwege�het�ontwikkelingsbelang�zo'n�beslis-sing�wel�neemt.�Is�het�een�optie�dat�de�regering�een�kapi-taalsverhoging�overweegt,�temeer�daar�wat�gelden�vande�grote�banken�binnenkort�met�grote�winst�terugkomen?Ik�wijs�erop�dat�0,7%�van�het�geld�dat�terugkomt�al�eenaardige�kapitaalsinjectie�zou�zijn�die�het�FMO�tot�meer�instaat�stelt.�Een�kapitaalinvestering�valt�toch�buiten�de�uit-gavenbegroting?

Voorzitter.�Het�is�tevens�goed�te�constateren�dat�de�uit-gaven�in�het�speerpunt�veiligheid�en�orde�de�aandachtblijven�houden�en�dat�verder�voortgebouwd�kan�wordenop�de�succesvolle�Nederlands�aanpak�van�ons�3D-beleid.

Nederland�mag�daarop�met�recht�trots�zijn.�Onze�fractiesteunt�de�regering�hierin�van�harte.

Voorzitter.�Met�deze�laatste�woorden�van�waarderingvoor�het�algemene�beleid�van�de�staatssecretaris�plus�en-kele�kritische�kanttekeningen�op�onderdelen�daarvan�sluitik�af�met�een�persoonlijke�opmerking�over�mijn�relatiemet�ontwikkelingssamenwerking�gedurende�de�laatstetwintig�jaar.�Ik�deel�met�collega�Eigeman�dat�ook�ik�benopgegroeid�met�Wilde�Ganzen.�Voor�mij�is�daarnaast�er-bij�gekomen�dat�ik�vanuit�de�bedrijfskant�actief�ben�ge-weest�in�landen�als�Brazilië�en�de�Filippijnen.�Ik�ben�daarpersoonlijk�betrokken�geweest�bij�OS-activiteiten�en�hebook�gezien�hoe�er�destijds�ongelooflijk�veel�mis�is�gegaanmet�gelden�die�door�mensen�in�de�kerk�in�Nederland�wer-den�ingezameld�en�via�het�MFS�in�grote�bedragen�werdenuitgedeeld�aan�niet�echt�ter�zake�doende�activiteiten�in�dielanden,�alle�IOB-rapporten�ten�spijt.�Het�heette�toen�overi-gens�nog�IVC.

Ik�heb�gezien�hoe�de�minister�voor�Ontwikkelingssa-menwerking�destijds�samenwerken�met�bedrijven�veraf-schuwde�als�onethisch.�We�mochten�er�ook�nog�eens�zelfbeter�van�worden.�Nee,�dan�liever�het�geld�weggooien.Welnu,�na�vele�jaren�zie�ik�een�kabinet�dat�samenwerkingmet�het�bedrijfsleven�omarmt�en�dat�zal�een�forse�uitda-ging�voor�het�bedrijfsleven�zijn.�Ik�kijk�daar�met�grote�inte-resse�naar�uit,�maar�op�de�korte�termijn�nog�meer�naar�deantwoorden�van�de�staatssecretaris.

De�heer�Smaling�(SP):Voorzitter.�Ik�heb�de�eer�om�vandaag�ook�namens�de�Partijvoor�de�Dieren�het�woord�te�voeren.

Ontwikkelingssamenwerking�ligt�sinds�jaar�en�dag�on-der�het�vergrootglas.�Niets�wordt�zo�vaak�en�zo�grondiggeëvalueerd.�Elk�incident�is�tegenwoordig�voorpagina-nieuws�en�ontwikkelingsorganisaties�gaan�in�de�pers�te-genwoordig�door�het�leven�als�"hulpclubs".�Het�huidigebeleid�wordt�gedoogd�door�een�partij�die�vindt�dat�weons�geld�niet�meer�moeten�weggeven�aan�mensen�"dienu�eenmaal�niet�mee�kunnen�komen�in�de�vaart�der�vol-keren".�Het�tekent�de�naargeestigheid�die�bezit�heeft�ge-nomen�van�dit�ooit�zo�vrolijke�land.�Dankzij�het�CDA�is�dedaling�van�het�ontwikkelingsbudget�beperkt�gebleven�enkomt�het�nu�uit�op�het�internationaal�aanvaarde�niveauvan�0,7%�van�het�bnp,�met�de�aantekening�dat�dit�lagerepercentage�wordt�"vervuild",�zoals�dat�heet,�door�uitgavendie�niet�onder�de�Official�Development�Assistance�(ODA)vallen.�En�dat�terwijl�in�2004�nog�een�motie�van�CDA'erJos�van�Gennip�c.s.�werd�aangenomen,�met�algemenestemmen,�waarin�gepleit�werd�tégen�deze�budgetvervui-ling.�Maar�moties�hebben�niet�zo'n�lange�levensduur,�ge-loof�ik.

Ik�ga�in�mijn�inbreng�in�op�het�WRR-rapport,�op�voed-selzekerheid,�hoger�onderwijs�en�gezondheidszorg�als�dedrie�sectoren�die�langskomen,�en�op�de�landenkeuze�in�deFocusbrief.�Onderweg�komen�we�het�verschil�tussen�landen�regio�zo�nu�en�dan�tegen.

Leidraad�voor�regeringsbeleid�is�het�begin�2010�ver-schenen�rapport�van�de�WRR,�Minder�pretentie,�meerambitie.�Mijn�fractie�vindt�het�analytische�deel�erg�sterk,maar�de�aanbevelingen�wat�minder�het�logische�gevolgvan�deze�analyse.�De�SP�complimenteert�de�auteurs�niet-temin�van�harte�met�het�rapport�en�de�grote�invloed�diehet�heeft.

Page 9: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Smaling

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-20

Het�debat�van�vandaag�heeft�effectiviteit�als�kernthema.De�WRR�maakt�veel�werk�van�dit�criterium.�De�auteurszijn�erin�geslaagd�afstand�te�houden�van�het�vele�gepo-lariseerde�proza�van�de�laatste�jaren,�waarin�de�conclu-sie�(hulp�helpt�wel,�hulp�helpt�niet,�hulp�helpt�wel,�hulphelpt�niet)�voorop�leek�te�staan�en�de�onderbouwing�erbijwerd�gezocht.�Dat�neemt�niet�weg�dat�de�WRR�enkele�har-de�noten�kraakt�ten�aanzien�van�de�hulp�en�daar�is�nietsmis�mee.�Vijf�conclusies�vielen�onze�fracties�op�die�ook�re-levant�zijn�voor�dit�debat,�namelijk�dat:1. de�armste�landen�de�klos�zijn�in�een�vrije�wereldmarkten�de�typische�"one�size�fits�all"-benadering�van�Wereld-bank�en�IMF�niet�blijkt�te�werken;2. de�gemiste�inkomsten�door�belastingontduiking�en�-ontwijking�door�bedrijven�hoger�zijn�dan�de�totale�hulp;3. hulpinspanningen�zich�zeer�moeilijk�laten�vertalen�inmacro-economische�indicatoren;4. de�complexiteit�van�hulp�en�ontwikkeling�zich�slechtleent�voor�causale,�laat�staan�lineaire�modellen;5. ontwikkelingsparadigma's�elkaar�in�hoog�tempo�heb-ben�opgevolgd,�zonder�ooit�dicht�bij�de�oplossing�te�zijngekomen.

Het�WRR-rapport�werkt�sterk�met�contrasten.�Datscherpt�het�denken,�maar�bergt�wel�het�risico�in�zich�vanoverdrijving.�Zo�vindt�de�WRR�dat�een�hulpeuro�niet�lan-ger�moet�worden�"geconsumeerd"�in�gezondheidszorg�ofbasisonderwijs,�maar�"geïnvesteerd"�in�bijvoorbeeld�land-bouw.�Parallel�hieraan�suggereert�de�WRR�een�omslag�inhet�denken,�van�hulpverlening�uit�moreel�oogpunt�naar"welbegrepen"�eigenbelang.�Het�bijvoeglijk�naamwoordheeft�mij�altijd�verbaasd.�Ik�moet�dan�denken�aan�het�con-trast�tussen�de�voorzitter�die�deze�zomer�een�welverdien-de�vakantie�gaat�genieten�en�ik,�die�het�moet�doen�meteen�gewone�vakantie.�Het�onderscheid�tussen�hulpbeste-ding�aan�productieve�en�"palliatieve"�sectoren,�zoals�deWRR�het�uitdrukt,�wordt�zwaar�aangezet�en�ook�omarmddoor�de�regering�in�de�recente�Basisbrief�en�Focusbrief.

Landbouw�en�voedselzekerheid�zijn�terug�op�de�agen-da,�als�een�van�vier�thematische�speerpunten.�In�2008stapte�de�Wereldbank�publiekelijk�af�van�het�catastrofa-le�beleid�van�structurele�aanpassing,�dat�de�landbouw�inontwikkelingslanden�ver�had�teruggeworpen.�Het�WorldDevelopment�Report�van�toen�was�een�hand�die�diep�inde�eigen�boezem�verdween.�De�vraag�is�of�het�mondia-le�voedsel-�en�landbouwbeleid�er�echt�door�veranderd�is.Ik�denk�het�niet�of�nog�niet,�terwijl�er�alle�reden�toe�is.�Devoedselcrisis�van�2008�ligt�nog�vers�in�het�geheugen�ende�prijsstijgingen�van�toen�doen�zich�ook�nu�weer�voelen.De�Arabische�lente�is�hier�deels�het�gevolg�van,�want�hetgaat�hier�om�landen�die�veel�voedsel�importeren.

De�regering�wil�op�dit�thema�van�armoedebestrijdingnaar�welbegrepen�eigenbelang,�maar�dat�is�niet�nodig,want�voedselzekerheid�kan�goed�vanuit�beide�optiekenvormgegeven�worden,�met�bijdragen�van�zowel�ngo's,publieke�en�private�sector.�In�het�ene�geval�is�er�namelijkde�noodzaak�te�komen�tot�een�wereldwijd�safety�net�dathelpt�honger�te�bestrijden�en�nood�te�lenigen.�In�het�an-dere�geval�kan�productieverhoging�en�waardevermeerde-ring�gestimuleerd�worden�dankzij�investeringen�in�diversediensten,�ketens,�markten�en�nicheproducten.

Als�ergens�consensus�over�bestaat,�tot�de�PVV�aan�toe,is�het�over�noodhulp.�Daar�moeten�we�dus�van�profite-ren,�maar�het�punt�dat�ik�wil�maken�is�dat�noodhulp�vanincidenteel�structureel�geworden�is.�Dit�heeft�allerlei�oor-zaken,�waaronder�een�toename�van�de�frequentie�van

droogtes,�overstromingen�en�sprinkhanenplagen,�maarook�het�feit�dat�er�steeds�meer�monden�te�voeden�zijn.Noodhulp�moet�daarom�geherdefinieerd�worden�op�eenmanier�waar�naar�onze�mening�politieke�consensus�overkan�worden�gerealiseerd.�Daartoe�moet�ten�eerste�snel-ler�en�beter�inzicht�ontstaan�waar�overschotten�en�tekor-ten�zijn�te�verwachten,�moeten�ten�tweede�overschottenworden�aangekocht�tegen�de�prijs�die�het�zou�opleverenonder�normale�condities,�door�middel�van�vouchersyste-men,�en�moet�ten�derde�worden�overgegaan�tot�regionaalbeheer�van�buffervoorraden.�Verdere�condities�zijn�hettegengaan�van�speculatie�en�het�ondersteunen�van�hetWorld�Food�Program�om�een�en�ander�op�te�bouwen�zon-der�de�lokale�markten�en�prijsniveaus�te�veel�te�verstoren.Bedrijfsleven,�ngo's�en�kennisinstellingen�kunnen�hierbijalle�een�nuttige�rol�vervullen,�bijvoorbeeld�op�het�gebiedvan�koude�opslag,�telecommunicatie,�geo-informatie�entransport�en�infrastructuur.

Aan�de�andere�kant�is�er�meer�dan�genoeg�ruimte�voorhet�eigenbelang,�hoe�vervelend�dat�woord�mij�ook�in�deoren�klinkt.�De�manier�waarop�het�agrocomplex�georga-niseerd�is�in�Nederland,�kan�als�model�dienen�voor�ande-re�landen.�Een�integrale�benadering�van�producent,�con-sument,�toeleverancier,�verwerker�en�retailer�kan�de�helesector�efficiënter�en�effectiever�maken.�Daarbij�dient�danook�voldoende�aandacht�te�worden�geschonken�aan�mili-eu,�arbeidsomstandigheden�en�dierenwelzijn.�Ketenbena-deringen�en�life�cycle�analyses�kunnen�helpen�de�sectoruit�zowel�economisch�als�ecologisch�als�sociaal�oogpuntduurzaam�te�krijgen.�Daartoe�moet�vooral�worden�ingezetop�de�zwakke�plekken�in�de�keten.�Vaak�is�dit�de�geringeorganisatiegraad�van�de�producent,�productierisico's�enfinanciering�en�de�slechte�aansluiting�op�de�markt,�inclu-sief�alle�daarbij�horende�transactiekosten.�Dan�heb�ik�hetnog�niet�over�het�zogenaamde�OVO-drieluik�dat�wij�in�Ne-derland�in�de�aanbieding�hebben,�de�verbondenheid�tus-sen�onderzoek,�onderwijs�en�voorlichting,�met�Wagenin-gen�vaak�als�stralend�middelpunt.�Laten�we�ook�even�nietvergeten�dat�een�groot�deel�van�dit�drieluik�te�danken�isgeweest�aan�royale�Marshallhulp,�zodat�in�die�zin�van�onsuit�ook�wel�de�nodige�inspanningen�gewenst�zijn.

Ziet�de�staatssecretaris�ook�dat�armoedebestrijding�enwelbegrepen�eigenbelang�elkaar�hier�helemaal�niet�in�deweg�zitten?�Zo�ja,�zou�hier�dan�een�tweesporenbeleid�kun-nen�worden�ingezet�zoals�net�geschetst?

Toch�zijn�thema's�als�noodhulp�en�ketenontwikkelingalleen�niet�genoeg.�De�meeste�Afrikaanse�landen�zijn�af-hankelijk�geworden�van�massale�importen�van�tarwe,�ma-ïs�en/of�rijst�en�hebben�een�sterk�negatieve�handelsbalansvoor�landbouwproducten.�Dat�vraagt�regionale�econo-mische�unies�die,�net�als�de�EU�destijds,�een�krachtig�ge-meenschappelijk�landbouwbeleid�voeren.�Onderlinge�ta-riefmuren�moeten�worden�geslecht�en�vervangen�wordendoor�een�stabiliserende�bescherming�aan�de�buitengren-zen.�Tot�nu�toe�probeert�het�Westen�de�Afrikaanse�rege-ringen�van�een�beschermend�prijsbeleid�af�te�houden.�Inhet�kader�van�de�Europese�Partnerschapsovereenkomstenprobeert�de�EU�Afrikaanse�landen�te�dwingen�hun�inko-mensrechten�verder�te�verlagen.�Daarbij�wordt�gezwaaidmet�liberale�principes�waaraan�het�Westen�zichzelf�nooitheeft�gehouden.�Er�zal�iets�van�een�virtuele�muur�rond�de-ze�regio's�moeten�komen�om�ze�de�kans�te�geven�de�land-bouwsector�te�versterken�en�daarmee�regionale�voedsel-zekerheid�te�realiseren.�Graag�een�reactie�van�de�staatsse-cretaris.

Page 10: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Smaling

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-21

De�heer�Willems�(CDA):Is�het�niet�veeleer�zo�dat�die�barrière�al�bestaat�omdat�deWesterse�landen�een�barrière�hebben�opgericht�en�importtegenhouden?

De�heer�Smaling�(SP):Landen�als�de�Verenigde�Staten,�Japan�en�de�EuropeseGemeenschap�zijn�indertijd�protectionistisch�geworden.Daardoor�zijn�zij�in�staat�geweest�om�hun�sector�vorm�enkracht�te�geven.�Daarna�waren�zij�in�staat�om�de�buiten-grenzen�permeabeler�te�maken�omdat�zij�een�positie�in�dewereld�hebben�verworven.�Afrika�is�bij�uitstek�een�conti-nent�dat�die�mogelijkheid�nooit�heeft�gehad.�Omdat�het54�landen�betreft�waarvan�15�niet�aan�de�kust�liggen,�ishet�nodig�om�die�fase�door�te�maken,�opdat�daarna�Afrikaeen�content�continent�wordt�waar�de�landbouw�op�niveauis�en�de�handel�gelijkwaardig.

De�heer�Willems�(CDA):De�heer�Smaling�pleit�ervoor�dat�de�barrières�in�die�lan-den�op�termijn�verlaagd�worden.�In�eerste�instantie�moe-ten�de�barrières�in�Europa�en�de�Verenigde�Staten�ver-laagd�worden,�zodat�deze�landen�kunnen�importeren.�Datis�de�primaire�uitdaging.

De�heer�Smaling�(SP):Daar�ben�ik�het�mee�eens,�maar�op�dat�vlak�gebeurt�alveel.�Europa�laat�meer�producten�binnen.�Natuurlijk�zijner�allerlei�preferentiële�handelsafspraken�die�moeilijk�lig-gen,�maar�het�initiatief�Everything�But�Arms�stelt�ontwik-kelingslanden�in�staat�om�naar�Europa�te�exporteren�zon-der�veel�daarbovenop�te�betalen.

De�heer�De�Graaf�(VVD):Ik�heb�de�heer�Smaling�horen�zeggen�dat�veel�landenvoedsel�moeten�importeren�omdat�zij�niet�in�staat�zijn�zelfvoldoende�te�produceren.�Voedsel�is�de�primaire�levens-behoefte�in�Afrikaanse�landen.�Dan�helpt�toch�zo'n�muurvan�protectie�rond�die�landen�niet�als�ze�zelf�niet�in�staatzijn�voldoende�te�produceren?�In�Europa�is�dat�wel�geluktomdat�wij�de�potentie�hadden�om�na�de�oorlog�voldoen-de�productiecapaciteit�te�genereren.�Als�dat�in�Afrika�omwelke�reden�dan�ook�niet�kan,�dan�hebben�wij�toch�eenprobleem.�Dan�helpen�Europese�muren�niet,�maar�danhelpen�Afrikaanse�muren�ook�niet.

De�heer�Smaling�(SP):De�productiekosten�van�bijvoorbeeld�rijst�zijn�in�Azië�veellager�dan�in�Afrika�zelf.�Op�dit�moment�is�het�altijd�noggoedkoper�om�de�rijst�uit�Pakistan�of�Vietnam�te�halendan�de�productie�te�verbeteren�in�Mali.�Het�is�niet�omdatze�het�niet�kunnen,�het�is�puur�een�verschil�in�productie-kosten�en�daardoor�een�prijsverschil�waardoor�deze�lan-den�hun�eigen�productie�niet�ter�hand�kunnen�nemen.

Voorzitter.�Op�onderwijs�dreigen�zware�kortingen.Ik�laat�basiseducatie�hier�buiten�beschouwing�en�con-centreer�me�op�het�hoger�onderwijs�en�met�name�debeurzenprogramma's.�Die�horen�traditioneel�bij�het�laag-hangend�fruit,�want�ze�worden�immers�per�jaar�toege-kend.�Het�valt�mijn�fractie�op�dat�er�altijd�in�termen�vanbeurzen�wordt�gesproken�en�nooit�in�termen�van�studen-ten�met�een�gezicht.�Alsof�het�allemaal�Facebook-vrien-den�zijn�die�nog�geen�foto�hebben�geplaatst,�met�allemaalhetzelfde�grijsblauwe�silhouet.�Veel�instellingen�die�hogeronderwijs�aanbieden,�houden�echter�een�uitgebreid�alum-ninetwerk�bij.�Je�ziet�dan�welke�carrièresprongen�mensen

maken�vanwege�hun�studie.�Loop�een�ministerie�binnenin�Afrika�en�je�wordt�zoveel�professioneler�ontvangen�dantwintig,�dertig�jaar�geleden.�Ga�naar�een�universiteit�enzie�daar�die�docent�uitblinken�met�de�analytische�en�di-dactische�kwaliteiten�die�hij�of�zij�zich�hier�heeft�eigen�ge-maakt.�Maar�we�moeten�ons�er�wel�van�bewust�zijn�en�er-van�profiteren.

Een�korte�anekdote.�Een�van�mijn�voormalige�promo-vendi�is�thans�minister�van�Landbouw�in�Burkina�Faso.�Ikwees�de�ambassade�hierop�en�suggereerde�dit�gegevente�benutten.�Tel�uit�je�winst:�een�hooggeplaatst�iemandmet�een�in�Nederland�behaalde�PhD.,�een�voorbeeld�vaneen�geslaagde�investering�in�hoger�onderwijs,�een�opinie-leider�uit�Afrika�zelf�en�wie�weet�had�het�bedrijfsleven�erook�wat�aan�gehad.�Maar�raad�eens�wat�er�terugkwam:sorry,�we�doen�hier�alleen�aan�basiseducatie�en�gezond-heidszorg.�Als�we�hem�benaderen�kweekt�dat�financiëleverwachtingen.�Deze�oerambtelijke�reactie�deed�mij�debroek�diep�afzakken.

Met�andere�woorden,�de�slag�die�de�staatssecretariszou�kunnen�maken�is:�kort�hier�niet�zo�zwaar�op,�maarhelp�om�curricula�relevanter�te�maken.�Doe�meer�aanberoepsopleidingen�en�laat�bedrijfsleven�en�ngo's�mee-draaien�met�specifieke�modules.�Het�is�interessant�vooreen�Oegandese�student�om�te�leren�hoe�de�haven�vanRotterdam�functioneert,�hoe�bulkproducten�worden�over-geslagen,�hoe�waarde�aan�ruwe,�uit�hun�land�geïmpor-teerde�producten�wordt�toegevoegd�en�hoe�de�exportnaar�het�Europese�achterland�is�georganiseerd.�Het�helptdeze�student�ketens�te�begrijpen�en�parallellen�te�trekkenmet�Afrikaanse�havens�zoals�Mombasa�en�Dar�es�Salaam.Het�helpt�de�afhankelijkheid�van�een�"landlocked"�land�tebegrijpen,�tenzij�je�zoals�in�de�EU�daar�heldere�afsprakenover�hebt.�Over�deze�samenhang�heb�ik�misschien�nogeen�motie�achter�de�hand.

Ook�bij�het�thema�gezondheidszorg�zoek�je�bij�de�ge-maakte�keuzen�naar�onderbouwing�en�effectiviteit.�Ge-zondheidszorg�hoort�bij�de�posterioriteiten�van�deze�re-gering�maar�seksuele�en�reproductieve�gezondheid�isovereind�gebleven�als�thematisch�speerpunt.�Daar�zijnwe�goed�in�en�het�vertegenwoordigt�een�Millennium�De-velopment�Goal�dat�bij�lange�na�nog�niet�is�gerealiseerd.Maar�het�is�door�de�vorige�sprekers�ook�al�gezegd:�we�zijnook�erg�goed�op�het�gebied�van�tuberculose.�Ik�begrijpdat�de�staatssecretaris�keuzen�moet�maken,�maar�dit�isook�zo'n�afweging�van�waarom�het�één�wel�en�het�anderniet.

Een�aantal�cijfers�geef�ik�slechts�om�aan�te�geven�hoemoeilijk�het�is�om�een�hele�sector�"sociaal",�"palliatief","niet�bijdragend�aan�groei"�te�noemen.�Een�UNFPA�stu-die�uit�2009�geeft�aan�dat�elke�dollar�in�family�planning$8�bespaart,�doordat�de�totale�kosten�voor�gezondheids-zorg�omlaag�gaan.�Verder�kost�het�7,1�mld.�dollar�per�jaarom�anticonceptie�te�leveren.�Dat�lijkt�veel,�maar�voorkomt287�miljoen�ongeplande�zwangerschappen,�105�miljoenonveilige�abortussen,�2,7�miljoen�kinderen�die�sterven,215.000�moedersterftes�door�complicaties�rondom�dezwangerschap,�685.000�kinderen�die�moeten�leven�zon-der�een�moeder.�USAID�liet�zien�dat�het�productiviteitsver-lies�door�sterfte�van�vrouwen�tijdens�de�zwangerschap�enbevalling�wereldwijd�15�mld.�dollar�per�jaar�kost.�Volgenseen�IMF�studie�uit�2004�levert�één�jaar�gestegen�levens-verwachting�een�stijging�in�bnp�per�hoofd�van�4%�op.�Vol-gens�de�Commission�on�Macroeconomics�and�Health�le-vert�investeren�in�de�gezondheid�per�jaar�360�mld.�dollareconomisch�voordeel�op,�de�helft�door�gestegen�producti-

Page 11: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Smaling

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-22

viteit,�de�andere�helft�door�afgenomen�kosten�voor�de�ge-zondheidszorg.�Het�zijn�maar�wat�voorbeelden,�maar�zeslaan�flinke�gaten�in�de�kunstmatige�tegenstelling�die�deWRR�creëert.

De�Focusbrief�geeft�aan�met�welke�partnerlanden�de�re-gering�verder�gaat.�Het�betekent�"kiss�and�say�goodbye"tegen�onder�andere�Bolivia,�Nicaragua,�Tanzania�en�Burki-na�Faso,�landen�waaraan�gedurende�meerdere�decenniahulp�is�verstrekt.�Is�het�landenlijstje�het�resultaat�van�eenfabelachtige�analyse�waar�geen�speld�tussen�te�krijgen�isof�heeft�de�staatssecretaris�geblinddoekt�vijftien�pijltjesnaar�een�Afrika�en�Azië�voorstellend�dartboard�gesmeten?Waarbij�het�trouwens�knap�is�om�dan�zowel�Rwanda�alsBurundi�te�raken.

Je�kunt�er�mathematisch�naar�kijken.�Is�het�effectieverom�in�vijftien�landen�een�bedrag�X�weg�te�zetten,�of�omin�dertig�landen�een�bedrag�½�X?�Ik�legde�dit�voor�aan�debèta�in�onze�fractie�en�die�kwam�tot�de�slotsom�dat�vijf-tien�waarschijnlijk�effectiever�is.�Dat�was�helaas�niet�hetdoor�mij�gewenste�antwoord.�Maar�toch:�je�bent�wel�weg!Je�praat�niet�meer�mee.�Waarom�afscheid�nemen�van�eenland�als�Burkina�Faso�waarin�Nederland�aantoonbaar�suc-cesvol�is�geweest,�geduldig�ook,�waardoor�mede�doorNederlandse�steun�grote�gedegradeerde�gebieden�op�enrond�het�Mossi�plateau�weer�productief�zijn�geworden?Maar�nee,�we�gaan�omdat�de�staatssecretaris�en�margevan�een�Europese�Raad�met�zes�EU�lidstaten�sprak�en�deanderen�liever�in�Ouagadougou�bleven.�En�wat�doe�je�danals�staatssecretaris?�Dan�blijf�je�in�Cotonou.�Niets�ten�na-dele�van�Benin,�maar�als�dit�de�basis�is�waarop�landenwel�of�niet�afvallen,�dan�had�ook�een�bierviltje�volstaan�inplaats�van�de�Focusbrief.

De�Focusbrief�verraadt�dat�de�landenkeuze�gestoeld�isop�enkele�criteria.�Eén�daarvan�is�belastinginning,�maarhet�is�mijn�fractie�niet�helemaal,�of�zelfs�helemaal�niet,duidelijk�hoe�dit�moet�worden�geduid.�Gaat�het�hier�overbelasting�op�arbeid,�op�consumptie,�op�kapitaal?�Is�goe-de�belastinginning�een�criterium�voor�of�tegen�hulp?�Hoespiegelen�we�de�cijfers�in�de�Focusbrief�aan�de�pakweg�50mld.-500�mld.�die�ontwikkelingslanden�jaarlijks�mislopenals�gevolg�van�belastingontduiking�en�-ontwijking�doorhet�bedrijfsleven?

Mijn�laatste�punt�op�dit�gebied�is�dat�je�landen�kunt�kie-zen�en�wegstrepen�wat�je�wilt,�maar�dat�het�in�West-Afri-ka�is�domweg�noodzakelijk�is�om�de�regio�als�geheel�tebeschouwen.�De�grote�steden�aan�de�kust,�van�Doualatot�en�met�Dakar,�groeien�als�kool.�De�Sahel�is�vrij�dicht-bevolkt�en�leeft�permanent�met�het�risico�van�droogtesen�veesterfte.�De�savanne�er�tussenin,�ooit�leeg�vanwegeslaapziekte�en�rivierblindheid,�biedt�nog�mogelijkhedenvoor�ontwikkeling.

Iedere�ontwikkelingsinspanning�moet�beginnen�metzo'n�soort�differentiatie�op�macroniveau.�Doe�je�dat�niet,dan�ben�je�sowieso�minder�effectief.�Mali,�Ghana�en�Ben-in�kiezen,�dat�is�allemaal�prima,�maar�er�zit�geen�gedachteachter�over�regionale�ontwikkeling.�Door�Burkina�Faso�ertussenuit�te�snijden�heb�je�nu�ook�geen�landen�meer�dieaan�elkaar�grenzen,�waardoor�je�niets�meer�leert�op�hetgebied�van�regionale�ontwikkeling�en�grensoverschrijden-de�problemen�en�schaalvoordelen.�Dat�klinkt�niet�erg�ef-fectief.

Je�zou�hopen�dat�het�meer�regionale�denken�binnen�deEuropese�Unie�uitkomst�kan�bieden.�Ik�lees�in�een�recentstuk�dat�Europees�Commissaris�Piebalgs�behoefte�heeftaan�meer�focus.�De�Commissie�moet�volgens�Piebalgs�dehulp�minder�dun�gaan�uitsmeren�en�zich�concentreren�op

een�aantal�terreinen�waar�deze�comparatieve�voordelenkan�realiseren.�Genoemd�zijn�energie,�landbouw�en�voed-sel,�infrastructuur�en�Aid�for�Trade.

De�staatssecretaris�was�hier�blij�mee,�want�Nederlandschijnt�deze�onderwerpen�mede�te�hebben�aangedragen.Onze�fracties�zijn�hierover�toch�wel�een�beetje�teleurge-steld,�want�andermaal�betreft�het�een�keuze�voor�bilatera-le�thema's�en�niet�voor�de�communautaire�schaal.�Ik�hadzo�gehoopt,�ook�op�basis�van�eerdere�contacten�en�brie-ven,�dat�de�staatssecretaris�en�onze�fracties�op�dit�punthelemaal�op�één�lijn�zaten.�Waarom�toch�die�hardnekki-ge�neiging�van�de�EU�zich�te�willen�profileren�op�zakendie�geen�echte�meerwaarde�hebben�voor�de�lidstaten?�Intweede�termijn�zou�ik�hierover�een�motie�willen�indienen.

Het�meten�van�effectiviteit�vereist�een�nulmeting�en�ei-genlijk�ook�een�soort�placebo,�met�andere�woorden�eenstudie�van�een�situatie�waarin�de�hulpinterventie�nietplaatsvindt.�De�heer�Willems�sprak�hier�ook�al�over.�Beidezijn�duur�en�de�laatste�is�ook�nog�lastig�uit�te�voeren.�Hetmeten�van�de�situatie�voor�en�na�de�interventie�kan�ook,maar�laat�autonome�ontwikkeling�buiten�beschouwing.Ook�is�er�het�probleem�van�de�attributie;�welke�vooruit-gang�is�werkelijk�het�gevolg�van�de�Nederlandse�hulpin-spanning?�Andersom�kan�een�interventie�ook�tot�allerleionverwachte�positieve�ontwikkelingen�leiden,�dus�het�isingewikkeld.

Kortom,�het�advies�van�onze�fracties�is�om�de�interven-ties�zo�in�te�richten�dat�je�zo�veel�mogelijk�kunt�meten,maar�om�niet�te�overdrijven.�Zorg�ervoor�dat�een�beoogdresultaat�wordt�geflankeerd�door�de�weg�erheen�helderen�realistisch�te�formuleren�en�verpak�dat�zodanig�datniet�alleen�de�sector�zelf�onder�de�indruk�is.�Communica-tie�is�hier�cruciaal.�De�uitdaging�moet�zijn�dat�zelfs�Henken�Ingrid�het�nut�ervan�inzien.�Wat�dat�betreft�is�de�Resul-tatenmonitor�weliswaar�een�prima�stuk�werk,�maar�nietvoor�het�publiek�dat�de�relevantie�van�ontwikkelingshulpzo�in�twijfel�trekt.

Wordt�het�beleid�van�deze�staatssecretaris�effectieverdan�dat�van�al�zijn�voorgangers?�Het�is�domweg�niet�opvoorhand�hard�te�maken�dat�landbouw�succesvoller�zalzijn�dan�onderwijs�en�zorg.�Wat�dreigt�is�de�zoveelste�be-leidswijziging�die�niet�is�gestoeld�op�lessen�uit�het�verle-den�en�die�voortkomt�uit�ongeduld�en�bewijsdrang,�waar-mee�elk�nieuw�kabinet�de�herinnering�aan�het�vorige�zoveel�mogelijk�wenst�uit�te�vlakken.�Toen�iemand�met�eenstaat�van�dienst�als�Jan�Pronk�geen�minister�voor�Ontwik-kelingssamenwerking�meer�was,�werd�"ontpronken"�notabene�een�modewoord.�En�ging�het�daarna�beter?

Paul�Collier�schat�in�zijn�boek�The�bottom�billion�dathulp�ongeveer�1%�heeft�bijgedragen�aan�het�nationaalproduct�van�ontwikkelingslanden.�Dit�heeft�ontzettendveel�mensen�uit�de�armoede�gehouden�of�van�de�honger-dood�gered.�Hulp�heeft�de�wereld�iets�minder�miserabelgemaakt,�al�werd�veel�vooruitgang�afgeremd�door�bevol-kingsgroei.�Hulp�helpt�dus�wel�degelijk,�maar�dingen�kos-ten�tijd,�soms�meerdere�generaties,�kijk�naar�onze�eigenmigranten.�Het�verdient�aanbeveling�een�ingeslagen�wegdie�redelijk�voldoet,�niet�te�snel�weer�te�verlaten.�Ontwik-keling�is�ook�een�zaak�van�continuïteit�en�van�lange�adem,die�in�dit�tijdsgewricht�helaas�schaarse�goederen�zijn.

In�die�zin�is�het�ook�jammer�dat�het�WRR-rapport�af-sluit�met�de�stelling�dat�ontwikkelingshulp�vergelijkbaaris�met�een�schot�confetti:�goed�bedoeld�maar�zelden�in�deroos.�Dat�is�heel�leuk�gevonden,�waarschijnlijk�aan�de�bar,'s�avonds,�na�een�dag�hard�werken,�maar�het�doet�geenrecht�aan�de�eigen�analyse�van�de�WRR. Veel�erger�nog

Page 12: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Smaling

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-23

is�dat�het�nu�gretig�wordt�opgepakt�door�degenen�die�datgoed�uitkomt,�waaronder�deze�regering.�Mocht�ik�dat�ver-keerd�zien,�dan�hoor�ik�dat�graag�van�de�staatssecretaris.

De�heer�De�Graaf�(VVD):Die�dartpijltjes�zijn�volgens�mij�nog�wel�wat�trefzekerderdan�die�confetti,�mijnheer�Smaling.

Mijnheer�de�voorzitter.�De�laatste�keer�dat�wij�plenairmet�de�regering�van�gedachten�hebben�gewisseld�overontwikkelingssamenwerking�was�op�10 juni�2008.�De�be-hoefte�bij�de�leden�van�de�commissie�voor�BuitenlandseZaken,�Defensie�en�Ontwikkelingssamenwerking�om�dedialoog�met�de�regering�voort�te�zetten�dateert�overigensniet�van�gisteren.�De�commissie�heeft�al�twee�jaar�gele-den�haar�voornemen�geuit�om�een�debat�te�voeren�overde�effectiviteit�van�ontwikkelingssamenwerking.�Aanlei-ding�hiertoe�vormde�de�wereldwijde�stroom�van�publica-ties�hierover�en�de�ook�in�Nederland�zeer�gevarieerde�re-acties�van�de�zijde�van�de�media�en�de�politiek.�Dat�de�da-tum�voor�een�debat�steeds�is�opgeschoven,�had�vooral�temaken�met�de�aankondiging�van�het�in�januari�2010�ver-schenen�rapport�van�de�Wetenschappelijke�Raad�voor�hetRegeringsbeleid,�getiteld�"Minder�pretentie,�meer�ambi-tie;�ontwikkelingshulp�die�verschil�maakt"�en�de�val�vanhet�kabinet�kort�daarna,�gevolgd�door�vervroegde�verkie-zingen�en�het�aantreden�van�een�nieuw�kabinet�in�oktobervorig�jaar.

Het�verschijnen�van�het�WRR-rapport�en�het�aantredenvan�het�kabinet-Rutte�hebben�inmiddels�al�wel�geleid�totde�nodige�beleidswijzigingen�op�het�gebied�van�ontwik-kelingssamenwerking,�waarbij�effectiviteit�een�belangrij-ke�graadmeter�blijkt�te�zijn.�Dat�er�een�nauwe�relatie�be-staat�tussen�het�rapport�en�het�beleid�van�de�regering,�zo-zeer�zelfs�dat�de�regering�het�rapport�al�in�het�regeerak-koord�heeft�omarmd,�en�pas�later�op�het�rapport�heeft�ge-reageerd,�hoeft�ons�niet�te�verbazen.�De�staatssecretarisvoor�Ontwikkelingssamenwerking�is�als�voormalig�lid�vande�WRR�immers�medeverantwoordelijk�voor�de�inhoudvan�het�rapport.

De�VVD-fractie�acht�dit�een�gelukkige�samenloop�vanomstandigheden.�Deze�heeft�de�staatssecretaris�in�staatgesteld,�al�op�26 november�2010�de�Basisbrief�Ontwikke-lingssamenwerking�het�licht�te�doen�zien,�met�daarin�decontouren�van�het�beleid�voor�ontwikkelingssamenwer-king�in�de�komende�jaren�en�de�invulling�van�de�bezuini-gingen�op�het�ODA-budget�in�2011�en�de�jaren�daarna.�DeBasisbrief�maakt�duidelijk�dat�het�debat�van�vandaag�nietalleen�in�het�teken�staat�van�de�alom�gewenste�vergrotingvan�de�effectiviteit�van�ontwikkelingssamenwerking,�maarook�van�de�ingrijpende�bezuinigingen�waarvoor�de�rege-ring�zich�gesteld�ziet.

De�VVD-fractie�heeft�met�instemming�kennisgenomenvan�de�voornemens�van�de�regering�zoals�verwoord�inde�Basisbrief.�Wat�betreft�de�aangekondigde�bezuinigin-gen�is�de�regering�naar�ons�oordeel�voldoende�omzich-tig�omgesprongen�met�het�beleidsterrein�Ontwikkelings-samenwerking,�afgezet�tegen�de�noodzaak�voor�het�kabi-net�om�18�mld.�te�bezuinigen.�Het�aandeel�van�Ontwikke-lingssamenwerking�in�de�rijksbegroting�daalt�weliswaarvan�0,8%�naar�0,7%�van�het�bruto�nationaal�product�vanaf2012,�maar�het�voldoet�daarmee�nog�altijd�aan�de�in�Euro-pees�verband�afgesproken�norm.�Wij�blijven�op�dit�puntonze�internationale�verplichtingen�dus�nakomen.�Hoe�an-ders�is�dit�voor�Defensie.�Ik�kan�niet�nalaten�om�er�in�dit

debat�op�te�wijzen�dat�wij�daar�al�jaren�niet�meer�voldoenaan�de�in�NAVO-verband�overeengekomen�norm�van�2%.Wij�dreigen�zelfs�dicht�in�de�buurt�te�komen�van�de�ont-wikkelingssamenwerkingsnorm!

Na�de�Basisbrief�volgde�de�kabinetsreactie�op�het�WRR-rapport�van�21 januari�2011.�De�staatssecretaris�gaf�ver-volgens�een�uitwerking�van�de�Basisbrief�in�de�Focus-brief�Ontwikkelingssamenwerking�van�18 maart�2011.�Mijnfractie�kan�zich�in�grote�lijnen�vinden�in�de�kabinetsreac-tie�en�die�uitwerking.�Wij�hebben�nog�wel�een�aantal�op-merkingen�en�vragen,�die�deels�zijn�ingegeven�door�dereactie�op�het�WRR-rapport�van�de�Adviesraad�Internati-onale�Vraagstukken�van�mei�2010.�De�AIV�plaatst�ons�in-ziens�behartigenswaardige�kanttekeningen�bij�een�aantalhoofdthema's�van�het�WRR-rapport.

Het�eerste�onderwerp�betreft�de�Official�DevelopmentAssistance�(ODA).�Het�kabinet�zet�zich�krachtig�in�voor�eenruimere�ODA-definitie�en�wil�tot�vernieuwing�van�de�in-ternationale�normen�komen,�aldus�het�regeerakkoord.�Deheer�Smaling�noemde�de�motie�van�de�heer�Van�Gennipvan�een�aantal�jaren�geleden,�waarin�daarover�helderheidwerd�gevraagd,�maar�die�motie�ligt�alweer�een�tijdje�ach-ter�ons.�In�de�Basisbrief�is�dit�streven�nader�toegespitst�opde�richtlijnen�voor�uitgaven�voor�vrede�en�veiligheid�enwat�betreft�evident�ontwikkelingsrelevante�uitgaven�waar-van�de�besteding�via�militaire�instanties�plaatsvindt.�Dit�iseen�eeuwig�terugkerende�discussie.�Een�eerdere�pogingstrandde�in�2007�in�een�ministeriële�High�Level�Meeting.Heeft�het�kabinet�deze�kwestie�opnieuw�aangekaart�bij�hetOESO/DAC?�Hoe�schat�de�staatssecretaris�deze�keer�deNederlandse�kansen�in?

Bij�de�uitwerking�van�het�speerpuntenbeleid�in�de�Fo-cusbrief�is�bij�de�vier�speerpunten�sprake�van�drie�zo-genoemde�doorsnijdende�thema's,�die�in�de�politiewe-reld�wel�de�satépennen�worden�genoemd,�te�weten�mi-lieu,�goed�bestuur�en�gender.�Het�verbaast�ons�niet�datgoed�bestuur�bij�alle�vier�speerpunten�zo'n�beetje�de�ro-de�draad�is.�Wel�vraagt�de�VVD-fractie�zich�af�of�goed�be-stuur,�oftewel�good�governance,�niet�te�zeer�naar�wester-se�maatstaven�wordt�gedefinieerd.�Stabiliteit,�participa-tie�en�rechtstaat�zijn�begrippen�die�in�de�democratieënvan�deze�wereld�een�vrij�absolute�betekenis�hebben�ver-kregen,�maar�zij�zijn�in�ontwikkelingslanden�nog�steedsgeen�vanzelfsprekendheden.�Een�strikt�westerse�toepas-sing�van�het�begrip�"good�governance"�zou�bij�de�landen-keuze�tot�een�heel�ander�resultaat�hebben�kunnen�leiden,zelfs�als�men,�net�zoals�de�regering,�het�begrip�relativeert,maar�ook�de�mogelijkheid�om�goed�bestuur�te�bevorde-ren�in�aanmerking�neemt.�De�WRR�pleit�in�dit�verbandvoor�het�hanteren�van�het�begrip�"good�enough�gover-nance"�dat�de�werkelijkheid�ons�inziens�dichter�benaderten�meer�begrijpelijk�is�voor�de�buitenwacht.�Dan�is�ookuit�te�leggen�waarom�fragiele�staten�met�profiel�2�niet�vanontwikkelingssamenwerking�moeten�worden�uitgesloten.

Want�wat�er�ook�zij�van�deze�semantische�discussie,corruptie�is�in�de�meeste�landen�ter�wereld�helaas�ende-misch.�Dan�heb�ik�het�niet�alleen�over�ontwikkelingslan-den,�maar�écht�over�de�meeste�landen�van�deze�wereld.Gaarne�vernemen�wij�de�mening�van�de�staatssecretarishierover,�met�name�in�relatie�tot�het�speerpunt�veiligheiden�rechtsorde,�waarbij�de�verbetering�van�bestuur�zelfseen�aparte�doelstelling�vormt.

Dan�de�algemene�en�sectorale�begrotingssteun.�Deherziening�van�het�beleid�met�betrekking�tot�begrotings-steun�niet�alleen�in�Nederland,�maar�hopelijk�ook�in�Euro-pa,�getuigt�van�realiteitszin.�Het�kabinet�geeft�zelf�aan�dat

Page 13: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

De�Graaf

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-24

toepasbaarheid�van�algemene�begrotingssteun�beperktis�omdat�er�sprake�moet�zijn�van�voldoende�vertrouwenvanuit�een�gedeelde�visie�op�politiek�niveau.�Algemenebegrotingssteun�wordt�daarom�niet�ingezet�als�de�om-standigheden�op�het�gebied�van�corruptie,�mensenrech-ten�en�goed�bestuur�het�niet�toelaten.�Dit�heeft�tot�gevolgdat�het�gebruik�van�het�instrument�drastisch�zal�wordenverminderd,�aldus�de�Focusbrief.�Wijst�dit�niet�toch�weerop�een�strikte�benadering�van�de�beoordeling�van�het�aldan�niet�inzetten�van�begrotingssteun?�Wij�mogen�tochaannemen�dat�hierbij�niet�alleen�corruptie,�mensenrech-ten�en�goed�bestuur,�maar�juist�ook�het�voorkomen�vanblijvende�donorafhankelijkheid�en�bewuste�veronachtza-ming�van�taken�door�de�overheid�van�een�partnerland�alsargumenten�gelden?�Graag�een�reactie�van�de�staatsse-cretaris.

Global�Public�Goods�and�Global�Public�Bads.�Zowel�deWRR�als�de�AIV�vraagt�aandacht�voor�het�managen�vanmondiale�publieke�goederen�en�het�tegengaan�van�watenigszins�ongelukkig�wordt�aangeduid�als�"Public�Bads".Het�gaat�hier�met�name�om�de�coherentie�van�beleid,�ofanders�gezegd,�neem�niet�met�de�ene�hand�terug�wat�jemet�de�andere�geeft.�Beide�instanties�wijzen�er�ons�in-ziens�terecht�op�dat�een�gebrek�aan�coherentie�met�an-dere�beleidsterreinen,�zoals�migratie,�handelsliberalise-ring,�voedsel,�klimaat�en�grondstoffen,�maakt�dat�ontwik-kelingssamenwerking�sterk�aan�effectiviteit�inboet.�Watvindt�de�staatssecretaris�van�hun�aanbeveling�over�deaanvulling�van�de�rol�van�de�minister�–�zo�staat�het�er�nog–�voor�Ontwikkelingssamenwerking�met�coherentie,�voorhet�opstellen�en�operationaliseren�van�de�mondialise-ringsagenda?�En�hoe�beoordeelt�hij�de�aanbeveling�vande�AIV�in�dit�verband,�om�jaarlijks�een�schatting�te�makenvan�de�negatieve�effecten�van�Nederlands�handelen�opontwikkelingssamenwerking?

Publiek-private�samenwerking.�De�VVD-fractie�stemtgaarne�in�met�het�streven�van�het�kabinet�naar�een�stra-tegische�uitbreiding�en�naar�vooral�schaalvergroting�vande�publiek-private�samenwerking�in�het�ontwikkelingssa-menwerkingsbeleid�in�de�komende�jaren.�Dat�komt�nietalleen�onze�private�sector�ten�goede,�maar�ook�de�ont-wikkelingssamenwerking�zelf�vanwege�de�inzet�van�ex-tra�professionaliteit.�Dat�daarbij�zowel�de�belangen�vanhet�Nederlandse�bedrijfsleven�als�de�beoogde�economi-sche�vooruitgang�van�de�partnerlanden�wordt�meegewo-gen,�spreekt�voor�zich,�mits�er�nadrukkelijk�sprake�is�vaneen�wederzijds�ervaren�balans�in�de�te�behalen�voordelen.Juist�een�dergelijke�balans�is�immers�kenmerk�van�maat-schappelijk�verantwoord�ondernemen�in�ontwikkelings-landen.

Dan�de�gemeenten�en�ontwikkelingssamenwerking.�Hetzal�niet�verbazen�dat�ik�ter�afronding�van�mijn�bijdrageaan�dit�debat�nog�aandacht�wil�vragen�voor�de�rol�van�ge-meenten�op�het�gebied�van�ontwikkelingssamenwerking.De�aanleiding�hiertoe�vormt�het�begrotingsoverleg�overontwikkelingssamenwerking�in�de�Tweede�Kamer�in�de-cember�jongstleden.�Dat�overleg�heeft�naar�onze�meningblijk�gegeven�van�een�onderschatting�van�de�bijdrage�dienaast�goed�nationaal�bestuur�ook�goed�lokaal�bestuur�kanleveren�aan�de�economische�ontwikkeling�in�ontwikke-lingslanden�en�de�meerwaarde�die�de�inzet�van�Neder-landse�gemeentelijke�expertise�daarbij�oplevert.

De�tijd�dat�gemeentebesturen�niet�verder�keken�dan�deeigen�gemeentegrenzen�ligt�immers�ver�achter�ons.�Sindshet�begin�van�de�Europese�samenwerking�zijn�gemeentenen�provincies�aangemoedigd�om�partnerschappen�aan�te

gaan�met�gemeenten�en�provincies�in�andere�landen�vande�Gemeenschap�ter�bevordering�van�wederzijds�begripen�de�verdere�eenwording.�Na�de�val�van�de�Muur�in�1989kwamen�hier�relaties�met�lagere�overheden�in�de�voorma-lige�Oostbloklanden�bij.

De�heer�Smaling�(SP):Het�is�interessant�om�te�horen�wat�de�heer�De�Graaf�zegtover�wat�gemeenten�kunnen�doen�aan�ontwikkelingssa-menwerking.�Het�staat�immers�diametraal�tegenover�deopvatting�van�zijn�jonge,�talentvolle�evenknie�in�de�Twee-de�Kamer.�Valt�hem�dat�ook�op�of�is�het�typisch�VVD�datallerlei�meningen�tegelijkertijd�kunnen�bestaan?

De�heer�De�Graaf�(VVD):Het�is�het�kenmerk�van�een�goede�politieke�partij,�vol-gens�mij,�dat�je�met�elkaar�van�mening�kunt�verschillen.Dat�heet�tegenwoordig�"agree�to�disagree".�Het�zal�deheer�Smaling�ook�bekend�zijn�dat�mijn�partijgenoot�aande�overzijde�mede-indiener�is�van�een�motie�die�ertoestrekt�dat�gemeenten�zich�niet�meer�met�ontwikkelings-samenwerking�zouden�mogen�bezighouden.�Die�motie�isniet�aanvaard�door�de�Tweede�Kamer.�De�algehele�opvat-ting�aan�de�overzijde�is�dat�het�nog�steeds�mogelijk�zoumoeten�zijn.�Alleen�is�daarna�een�amendement�gekomen,waarover�ik�het�straks�nog�wil�hebben.�Ik�heb�dus�een�an-dere�mening�dan�mijn�collega�aan�de�overzijde.�Ik�ben�vanmening�dat�lokale�ontwikkelingssamenwerking,�geïnspi-reerd�en�geïnitieerd�vanuit�gemeenten�en�waterschappen,wel�degelijk�een�bijdrage�kan�leveren�aan�de�economi-sche�ontwikkeling�van�ontwikkelingslanden.

De�heer�Smaling�(SP):Het�geeft�binnen�de�partij�geen�problemen�dat�de�opvat-tingen�zo�uit�elkaar�liggen?�Is�het�misschien�een�klusjevoor�de�Telderstichting?

De�heer�De�Graaf�(VVD):De�Telderstichting�heeft�al�een�keer�behartigenswaardi-ge�woorden�hierover�geschreven�in�een�rapport,�ik�dachteen�jaar�of�twee�geleden.�Nog�belangrijker�vind�ik�het�rap-port�van�de�gezamenlijke�universiteiten�over�de�effectivi-teit�van�de�gemeentelijke�ontwikkelingssamenwerking.Die�komen�ronduit�tot�een�positief�resultaat.�Dat�heb�iknatuurlijk�ook�met�mijn�partijgenoot�aan�de�overzijde�be-sproken.�Alleen�is�collega�Dijkhoff�van�mening,�met�meer-dere�leden�van�mijn�partij,�dat�gemeenten�zich�bij�hun�ei-gen�zaken�moeten�houden�en�niet�over�de�gemeentegren-zen�heen�moeten�kijken.�Ik�heb�daar�als�burgemeester�aldertig�jaar�een�andere�mening�over.

De�heer�Willems�(CDA):Nog�even�over�de�gemeenten.�Ziet�college�De�Graaf�ookeen�rol�voor�gemeenten�om�proactief�projecten�in�het�bui-tenland�op�te�zoeken�of�ziet�hij�liever�een�veel�meer�te-rughoudende�rol�van�de�gemeenten,�waarbij�de�VNG�opvraagbasis�met�lokale�Nederlandse�gemeenten�dingen�or-ganiseert?

De�heer�De�Graaf�(VVD):Zover�was�ik�nog�niet.

De�heer�Willems�(CDA):Kijk�eens�aan.�Dan�komt�het�dus�nog.�Dank.

Page 14: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

De�Graaf

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-25

De�heer�De�Graaf�(VVD):Ik�vervolg�mijn�betoog.

Europa�kent�bovendien�al�jaren�een�Comité�van�deRegio's�dat�een�serieuze�rol�speelt�bij�de�vormgeving�enuitvoering�van�het�Europese�regionale�beleid.�Wat�volg-de�waren�contacten�met�lagere�overheden�buiten�Euro-pa.�Ik�heb�het�dan�over�later�in�de�tijd,�waarbij�de�globa-lisering�en�de�razendsnelle�ontwikkeling�van�modernecommunicatiemiddelen�een�belangrijke�rol�hebben�ge-speeld.�Het�gaat�om�contacten�die�meestal�voortvloeienuit�ondersteuning�van�particuliere�initiatieven�op�het�ge-bied�van�ontwikkelingssamenwerking.�De�rol�van�de�ge-meentebesturen�is�daarmee�meer�een�faciliterende�daneen�initiërende.�Er�zijn�daardoor�natuurlijk�wel�contactenontstaan.�Ter�stroomlijnen�van�de�toenemende�internati-onale�contacten�tussen�lagere�overheden�heeft�de�VNGeen�coördinerende�rol�op�zich�genomen.�Het�begeleidt�aljaren�programma's�gericht�op�de�versterking�van�lokaalbestuur�in�de�ontwikkelingslanden.�Vanaf�2006�draagt�datprogramma�de�naam�LOGO�South,�dat�door�VNG�Interna-tional�met�ruim�vijftig�Nederlandse�gemeenten�en�water-schappen�met�succes�wordt�uitgevoerd.�Althans,�tot�voorkort.�Een�evaluatie�in�2010�door�de�universiteiten�van�Am-sterdam�en�Utrecht�heeft�de�effectiviteit�en�efficiëntie�ende�ontwikkelingsrelevantie�van�dit�programma�bevestigd.

Ter�antwoord�van�de�heer�Willems�het�volgende.�Nee,ik�ben�van�mening�dat�gemeenten�niet�actief�moetengaan�zoeken�in�het�buitenland.�Dat�is�niet�de�primaire�taakvan�gemeenten.�Ik�geef�een�voorbeeld�uit�mijn�eigen�ge-meente,�Apeldoorn.�Na�de�tsunami�in�2004�is�er�een�inza-meling�gehouden,�zoals�in�zo�veel�gemeenten.�Die�heefteen�behoorlijk�groot�bedrag�opgebracht.�Dat�bedrag�isnatuurlijk�keurig�overgedragen�aan�de�hulpverleningsin-stanties,�die�daarmee�goede�dingen�hebben�gedaan�inBanda�Atjeh.�Toen�kwam�uit�de�Indische�gemeenschap�inmijn�gemeente,�na�Den�Haag�de�tweede�van�Nederland,het�verzoek�of�wij�niet�meer�konden�doen�dan�alleen�geldinzamelen�en�overmaken�naar�hulpverleningsinstanties.Die�vroeg�of�wij�wellicht�ter�plekke�zouden�kunnen�hel-pen.�Een�van�mijn�wethouders�is�toen�drie�maanden�nade�tsunami�die�kant�opgegaan.�Die�is�teruggekomen�metverbijsterende�verhalen�en�beelden.�Dat�heeft�ertoe�geleiddat�wij�hebben�gezegd:�oké,�wij�gaan�nog�meer�doen�dangeld�inzamelen.�Wij�zijn�toen�in�Banda�Atjeh�begonnenmet�het�opzetten�van�een�nieuwe�afvalophaaldienst.�Nade�tsunami�was�het�vuil�immers�de�grootste�bedreigingvan�de�volksgezondheid.�Dat�is�ons�gelukt,�samen�metde�Roteb�uit�Rotterdam.�Banda�Atjeh�heeft�inmiddels�driekeer�de�prijs�van�schoonste�gemeente�van�Indonesië�ver-diend.�Je�kunt�er�van�de�straat�eten.�Dat�geldt�niet�voor�al-le�gemeenten�in�Indonesië,�zo�weten�mensen�die�het�landkennen.�Wij�zijn�er�erg�trots�op.

Toen�wij�daarmee�klaar�waren�en�afscheid�wilden�ne-men�van�onze�Indonesische�vrienden�kwam�de�vraag�ofwij�ze�nog�twee�jaar�zouden�willen�helpen�met�het�weeropzetten�van�het�lokaal�bestuur.�Dat�was�er�helemaal�nietmeer.�Mensen�waren�overleden.�Gebouwen�en�stukkenwaren�weg.�Er�was�helemaal�niets�meer.�Wij�hebben�toendaar�een�ambtenaar�voor�twee�jaar�gedetacheerd,�op�kos-ten�van�de�gemeente,�samen�met�LOGO�South�van�deVNG�en�inmiddels�ook�Cordaid.�Wij�hebben�ambtenarennaar�Nederland�gehaald�en�opgeleid�en�vervolgens�be-geleid�in�Indonesië.�Inmiddels�wordt�daar�naar�grote�te-vredenheid�van�allen�gewerkt,�met�een�goede�relatie�tus-sen�de�burgemeester�en�zijn�"office"�en�de�gemeenteraad,die�vroeger�meestal�diametraal�tegenover�elkaar�ston-

den�en�niet�tot�besluitvorming�konden�komen.�Ik�denk�datdit�soort�dingen�belangrijk�zijn.�Inmiddels�hebben�wij�datprogramma�beëindigd.�Wij�vinden�dat�wij�klaar�zijn.�Dantrekken�wij�ons�weer�netjes�terug,�want�je�moet�daar�nietblijven�als�je�geen�specifieke�rol�meer�kunt�vervullen.�Inmei�mag�ik�het�afsluiten�namens�Apeldoorn�en�zie�ik�mettevredenheid�terug�op�het�programma.

Een�door�de�Tweede�Kamer�op�16 december�jongstle-den�aanvaard�amendement�heeft�aan�de�medefinancie-ring�van�dit�programma�abrupt�een�einde�gemaakt.�Ditgebeurde�terwijl�de�staatssecretaris�het�amendement�ont-raadde�met�het�oog�op�de�lopende�verplichtingen�en�degedane�toezeggingen.�Aangezien�een�betrouwbare�over-heid�niet�zo�hoort�te�handelen,�betreuren�wij�deze�gangvan�zaken.�Wij�verzoeken�de�regering�dan�ook�om�bij�deuitvoering�van�het�OS-beleid�het�lokale�bestuursniveaute�betrekken,�en�te�bezien�hoe�Nederlandse�gemeentendaarbij�blijvend�hun�expertise�op�programmatische�wijzekunnen�inbrengen.

Wij�wachten�met�belangstelling�het�antwoord�van�destaatssecretaris�af.

De�heer�Smaling�(SP):Ik�laat�de�heer�De�Graaf�niet�al�te�snel�weglopen.�Wat�desatépennen�betreft,�heb�ik�nog�een�vraag.�Begrijp�ik�hetgoed�dat�de�heer�De�Graaf�genoegen�neemt�met�"goodenough�governance"�in�het�licht�van�het�feit�dat�corruptiewereldwijd�bestaat?�Corruptie�wordt�soms�overigens�"cli-ëntelisme"�genoemd,�en�dan�klinkt�het�veel�minder�erg.De�afgelopen�jaren�hoor�ik�de�VVD�toch�vaak�pleiten�voorminder�hulp.�Daarbij�wordt�corruptie�vaak�als�eerste�ge-noemd�als�een�reden�om�de�hoogte�van�de�hulp�te�verla-gen�omdat�er�zoveel�boeven,�schurken�enzovoorts,�zijn.�Ikhoor�de�heer�De�Graaf�nu�eigenlijk�het�tegenovergesteldezeggen.�Of�zie�ik�dat�helemaal�verkeerd?

De�heer�De�Graaf�(VVD):In�de�meeste�landen�van�deze�wereld,�en�niet�alleen�inde�ontwikkelingslanden�maar�ook�in�ons�eigen�Europa,is�corruptie�helaas�endemisch.�Als�je�dat�als�een�abso-luut�criterium�zou�hanteren,�kan�dat�wel�eens�betekenendat�je�moet�ophouden�met�ontwikkelingshulp.�Dan�ben�jeop�een�verkeerde�manier�bezig.�We�kennen�het�bekendevoorbeeld�van�de�fragiele�staten.�Juist�fragiele�staten�zouje�in�zo'n�situatie�niet�in�de�steek�moeten�laten,�omdat�derisico's�die�daarmee�niet�alleen�Nederland�maar�ook�an-dere�landen�lopen,�veel�groter�zouden�worden�dan�ze�zijnals�je�wel�blijft�proberen�om�ook�die�staten�op�een�hogerplan�te�brengen.�Nogmaals:�het�gaat�mij�om�de�absoluut-heid�van�de�criteria�die�gehanteerd�worden.�Er�is�wel�eensde�neiging�om�die�afweging�te�maken:�corrupt,�dus�nietmeer.�Met�alle�respect�zouden�wij�ons�dan�ook�in�Europaeens�achter�de�oren�moeten�krabben.

De�heer�Smaling�(SP):Dan�is�het�dus�een�kwestie�van�zaken�niet�meer�"hulp"noemen,�maar�dan�gaat�het�dus�om�een�heel�andere�ar-chitectuur�waarbij�je�branden�blust�of�anderen�helpt.

De�heer�De�Graaf�(VVD):Ja,�in�dat�soort�landen�wel.�Dan�moet�je�inderdaad�be-kijken�welke�inzet�je�pleegt.�Dan�moet�je�natuurlijk�eenheel�moeilijke�afweging�van�instrumenten�maken.�Deheer�Smaling�heeft�echter�zelf�aangegeven�dat�de�een-heidsworstbenadering,�die�ook�door�mondiale�organisa-ties�wordt�gehanteerd,�niet�bleek�te�werken.�In�bepaalde

Page 15: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

De�Graaf

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-26

gevallen�moet�maatwerk�worden�geleverd.�Dat�gebeurtook�wel�ten�aanzien�van�de�drie�groepen�die�men�onder-scheidt�in�het�beleid.�Bij�landen�uit�categorie�1,�waarbijhet�echt�om�de�pure�armoede�gaat,�is�een�andere�benade-ring�vereist�dan�bij�landen�uit�categorie�2,�waarbij�we�nogsteeds�te�maken�hebben�met�fragiliteit�van�het�bestuur.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Voorzitter.�Ten�aanzien�van�Tanzania�heb�ik�begin�2010�tij-dens�een�donormeeting�mogen�roepen�dat�we�0,5�mln.zouden�goedkeuren�voor�drie�jaar.�Dit�bedrag�hadden�weexpres�naar�2010�gehaald,�in�verband�met�"je�weet�maarnooit�wat�er�volgend�jaar�beschikbaar�is".�Het�was�van�be-lang�voor�deze�organisatie�om�dit�zo�vroeg�mogelijk�teweten,�omdat�Misereor�haar�bijdrage�van�de�onze�zou�la-ten�afhangen.�Zij�draagt�namelijk�een�percentage�bij�vanhet�totaal.�Deze�toezegging�moesten�we�eind�van�het�jaaral�verminderen�naar�€ 350.000�voor�twee�jaar.�Dit�dedenwij�bij�hoge�uitzondering,�omdat�de�afbouw�ineens�bin-nen�één�jaar�moest�gebeuren.

Hoe�zat�het�ook�weer�met�ons�afbouwbeleid�en�goeddonorschap?�Ik�moet�zeggen�dat�ik�peentjes�heb�gezweet.Niks�voelt�lulliger�dan�een�gedane�belofte,�nota�bene�metandere�donoren�als�getuigen,�weer�te�moeten�intrekken.Tot�overmaat�van�ramp�ziet�het�ernaar�uit�dat�dit�contractmoet�worden�opengebroken�en�moet�worden�terugge-bracht�naar�één�jaar.�Ik�heb�echter�geleerd�te�wachtenmet�communicatie�hierover,�omdat�de�informatie�over�definanciële�situatie�soms�per�dag�wisselt.

Bovenstaand�voorbeeld�ging�over�de�gezondheidskoe-pel�CSSC,�de�Christian�Social�Services�Commission.�Cor-daid�heeft�het�contract�inderdaad�uiteindelijk�opengebro-ken�en�verkort�naar�één�jaar�in�plaats�van�de�oorspronke-lijke�drie�jaar.�CSSC�zal�flink�minder�activiteiten�kunnendoen�vanaf�2012.�Hiermee�komt�vooral�de�capacity�buil-ding�van�hun�leden,�de�health�institutions,�in�het�geding.Deze�is�juist�zo�belangrijk�nu�faith�based�health�facilitiestoegang�proberen�te�krijgen�tot�overheidsfondsen.�Omtoegang�te�krijgen�tot�die�overheidsfondsen,�met�nameservice�level�agreements�met�het�district,�worden�er�eisengesteld�aan�de�bedrijfsvoering�van�de�gezondheidsinstel-lingen,�en�juist�daarbij�speelt�CSSC�een�grote�rol.

De�duurzaamheid�van�de�"faith�based"�gezondheids-zorgsector�staat�hiermee�op�losse�schroeven.�Aan�hetwoord�is�een�medewerker�van�de�ngo�Cordaid.�Zij�verteltmij�dat�met�schaamte,�omdat�het�de�betrouwbaarheid�vanhaar�als�persoon�en�van�de�ontwikkelingsorganisatie�Cor-daid�dreigt�aan�te�tasten.�Deze�betrouwbaarheid�is�zo�es-sentieel�om�mensen�zelf�in�hun�kracht�te�zetten,�om�zelf-redzaamheid�en�eigen�ontwikkeling�mogelijk�te�maken.Deze�zelfredzaamheid�is�zo�van�belang�om�een�eigen�toe-komst�mogelijk�te�maken,�om�een�krachtig�gevoel�van�ei-genwaarde�te�krijgen.�Eigenwaarde,�trots�en�zelfbewust-zijn�zijn�zo�van�belang�om�een�sterke,�eigen�economie�opte�bouwen.�Zij�zijn�zo�van�belang�om�de�ondernemers-geest�te�wekken�en�te�stimuleren�en�om�vanuit�die�zelfbe-wuste�ondernemende�positie�handelsrelaties�aan�te�gaandie�gelijkwaardig�zijn,�die�onafhankelijkheid�kunnen�bor-gen�en�die�wederzijds�eerlijke�handel,�prijsbeleid�en�recht-vaardigheid�realiseren.�Die�laatstgenoemde�zaken�zijn�es-sentieel�om�armoede�te�bestrijden�en�om�mensen�een�ei-gen�perspectief�te�laten�nastreven�dat�overeenkomt�methun�dromen,�hun�interesses,�hun�talenten�en�de�bronnenin�de�brede�betekenis�van�hun�eigen�land.

Met�dit�voorbeeld�van�Cordaid�en�de�zojuist�gefor-muleerde�uitgangspunten�van�mondiale�idealen�vanGroenLinks,�kijken�wij�naar�het�kabinetsbeleid�en�naar�deforse�bezuinigingen.�Vanuit�dit�perspectief�kijken�wij�naarde�Focusbrief�en�naar�de�kabinetsreactie�op�het�rapportvan�de�WRR�met�de�naam�Minder�pretentie,�meer�ambi-tie.

De�nieuwe�koers�van�dit�kabinet�met�betrekking�totinternationale�samenwerking�en�ontwikkelingssamen-werking�is�niet�alleen�inhoudelijk�een�radicaal�andere,waarbij�niet�langer�vanuit�de�positie�en�belangen�van�deDerde�Wereld�ontwikkelingssamenwerking�wordt�ont-plooid,�maar�vanuit�Nederlands�eigenbelang.�Ook�qua�be-zuinigingen�is�deze�koers�heel�fors:�900�mln.�in�2011�en2012.�De�pure�omvang�van�deze�bezuiniging�is�heel�erggroot�en�wordt�in�korte�tijd�geforceerd�opgelegd.�Op�de-ze�wijze�doe�je�heel�erg�aan�kapitaalvernietiging.�Op�de-ze�wijze�werp�je�juist�blokkades�op�voor�tal�van�gemeen-schappen�van�mensen�die�baat�hebben�bij�de�langjari-ge�programma's�en�projecten�om�een�andere�toekomst,een�betere�toekomst�mogelijk�te�maken.�Bovendien�vergtgoed�bestuur�dat�de�projecten�en�de�medefinancieringvanuit�de�ngo's�zorgvuldig�worden�overgedragen�aan�lo-kale�partners�in�de�Derde�Wereldlanden.�Dit�lijkt�niet�ophet�stimuleren�van�zelfredzaamheid.�Dit�is�een�kind�bijde�eerste�zwemles�in�het�diepe�gooien�en�roepen:�zwem-men!

In�onze�bijdrage�bij�de�algemene�politieke�beschouwin-gen�van�afgelopen�december�stelden�wij�het�kabinet�re-gelmatig�de�vraag:�wie�betaalt�de�rekening�van�de�aan-pak�van�de�economische�en�financiële�crisis?�Wij�conclu-deerden�toen,�en�nu�nog�steeds,�dat�het�vooral�de�minstdraagkrachtige�en�meest�kwetsbare�mensen�en�kwetsba-re�waarden�als�milieu�en�landschap�zijn,�die�de�rekeningbetalen�voor�die�crisis�waar�zij�niet�de�grootste�veroorza-kers�van�zijn.�Dit�geldt�des�te�meer�voor�al�die�gemeen-schappen�van�mensen�in�Derde�Wereldlanden�die�nu�ge-confronteerd�worden�met�het�stopzetten�van�projectenen�programma's�van�ontwikkelingssamenwerking,�al�danniet�via�de�medefinanciering�door�lokale�partners�en�desamenwerking�met�hen.�Kan�de�staatssecretaris�hun�uit-leggen�dat�zij�de�broekriem�van�een�zelfstandige�toekomstmoeten�aanhalen,�omdat�wij�hier�met�een�begrotingspro-bleem�zitten?�Heeft�de�staatssecretaris�het�hen�al�uitge-legd?

De�heer�De�Graaf�(VVD):Sorry,�dat�ik�de�heer�Thissen�onderbreek.�Ik�vond�debeeldspraak�van�het�kind�dat�je�de�eerste�zwemles�aan-biedt�en�dan�gelijk�in�het�diepe�gooit�met�de�mededelingom�te�zwemmen,�wel�aardig.�Dat�kind�van�de�ontwikke-lingssamenwerking�is�al�minstens�35�jaar�oud.�Zo�klein�ishet�dus�niet�meer.�Het�gebeurt�niet�zomaar�ineens.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Nee,�het�is�niet�zomaar�ineens.�Bij�tal�van�projecten�wor-den�echter�na�eerste�contacten�betrouwbare�relaties�op-gebouwd.�En�dan�moet�je�nu�na�één�jaar�zeggen:�ik�neemer�afscheid�van�en�nu�moet�u�zelfstandig�zijn.�Zelfstandig-heid�moet�je�echter�leren.�Dat�weet�de�heer�De�Graaf�vastook�uit�zijn�eigen�jeugd.�En�daarmee�kun�je�dan�30�jaarburgemeester�zijn.

De�heer�Willems�(CDA):Voorzitter.�De�heer�Thissen�refereerde�eraan�dat�het�slechtgaat�met�de�economie�en�dat�dit�slecht�is�voor�de�mensen

Page 16: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Thissen

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-27

daar.�Maar�in�tijden�dat�het�goed�ging�met�de�wereld,�wasGroenLinks�ook�al�van�mening�dat�het�de�mensen�daarniet�ten�goede�kwam.�Nu�het�in�de�wereld�slechter�gaat,gaat�het�ook�met�hen�slechter.�Ik�begrijp�de�logica�in�hetdenken�van�GroenLinks�over�internationale�verhoudingenniet�helemaal.�Is�het�voor�een�politicus�niet�meer�dan�nor-maal�om�er�duidelijk�over�te�zijn�als�hij�minder�geld�heeftuit�te�geven�en�het�dus�minder�moet?�Daar�is�niets�mismee;�dat�gebeurt�in�het�bedrijfsleven,�in�elke�organisa-tie�is�men�daar�direct�open�en�eerlijk�over.�Deze�regeringheeft�in�ieder�geval�stappen�durven�zetten�die�anderen�inde�politiek�niet�hebben�durven�zetten.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):In�het�algemeen�klopt�het�dat�je�niet�al�je�ambities�en�dro-men�kunt�blijven�waarmaken�als�je�minder�geld�hebt;�jemoet�dan�inderdaad�de�tering�naar�de�nering�zetten.�Al-leen�is�GroenLinks�al�sinds�jaar�en�dag�een�internationaalgeoriënteerde�partij,�evenals�zijn�voorgangers�en�in�iedergeval�de�PSP,�de�voorganger�waarvan�ikzelf�lid�was.�Wijhebben�altijd�zeer�gefundeerd�een�lans�gebroken�voor�hetontzien�van�het�budget�voor�ontwikkelingssamenwerking,bij�welke�bezuinigingsronde�ook.�Wij�hebben�ons�altijdsterk�gemaakt�voor�het�ontzien�van�ontwikkelingssamen-werking,�of�dit�nu�bij�Bestek�'81�van�Van�Agt�was�of�in�hetno-nonsensetijdperk�van�Lubbers,�omdat�je�mensen�dietoch�al�bijna�niets�hebben,�landen�die�zich�al�met�moeitestaande�kunnen�houden�en�bovendien�worden�geconfron-teerd�met�handelsbarrières,�het�prijsbeleid�van�de�Europe-se�Unie�en�de�Verenigde�Staten,�niet�moet�confronterenmet�minder�dan�niks.�Wij�vinden�ook�nu�dat�de�rekeningvan�de�financieel-economische�crisis,�die�in�Wall�Street�ende�banken�in�het�noorden�van�de�wereld�is�ontstaan�enook�daardoor�is�veroorzaakt,�evenals�door�de�grote�multi-nationale�bedrijven,�niet�moet�worden�neergelegd�bij�deallerarmsten�van�deze�wereld.

De�heer�Willems�(CDA):Ik�heb�u�nog�niet�horen�spreken�over�de�effectiviteit�vanontwikkelingssamenwerking.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Daar�kom�ik�dadelijk�op.

De�heer�Willems�(CDA):Ik�ben�daar�heel�benieuwd�naar.�Terugkijkend�naar�hetverleden,�denk�ik�overigens�niet�dat�GroenLinks�zo�en-thousiast�was�over�globalisering;�het�heeft�daar�altijd�kri-tische�kanttekeningen�bij�geplaatst.�Toen�ging�het�betervoor�die�mensen�dankzij�ontwikkelingssamenwerking,maar�desalniettemin�was�er�kritiek�op�de�globalisering.Nu�gaat�het�wat�minder�vanwege�diezelfde�globaliseringen�moeten�we�allemaal�wat�inleveren,�maar�nu�is�er�in-eens�kritiek.�Ik�begrijp�dat�niet.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Deze�kritiek�is�er�niet�ineens.�Wij�hebben�de�economischewurggreep�van�grote�internationale�bedrijven�in�tal�vanlanden�altijd�bekritiseerd.�Zo�veroordeelden�wij�de�milieu-rampen�veroorzaakt�door�grote�oliemaatschappijen,�bij-voorbeeld�in�de�Nigeriadelta,�en�hebben�wij�gezegd�dathet�bedrijfsleven�de�verplichting�heeft�om�te�investerenin�het�fatsoenlijk�oplappen�van�de�schade�die�zij�daar�zelfhebben�veroorzaakt.�In�internationale�debatten�hebbenwij�steeds�als�een�van�de�principes�gehanteerd�dat�er�eenblijvende�verantwoordelijkheid�bestaat,�dat�landen�niet

steeds�verder�achterop�mogen�worden�geholpen.�Wij�kij-ken�de�toekomst�niet�met�angst�tegemoet.�Wij�staan�on-verschrokken�voor�de�toekomst,�maar�wel�een�die�veelrechtvaardiger�kan�zijn�dan�hij�nu�is.

De�heer�Willems�(CDA):Ik�voel�mij�aangesproken�op�mijn�oude�werkgever,�die�ernu�kennelijk�bij�gehaald�moet�worden�vanwege�Nigeria.Ik�denk�niet�dat�de�heer�Thissen�bij�het�algemeen�overlegin�de�Tweede�Kamer�is�geweest�met�mensen�van�Shell,waaruit�overduidelijk�bleek�dat�Shell�niet�de�oorzaak�wasen�waarin�de�destijds�aanwezige�Kamerleden�volledig�nietter�zake�kundige�vragen�bleken�te�stellen.�Zelfs�de�mediamoesten�constateren�dat�onze�Tweede�Kamerleden�nieterg�goed�op�de�hoogte�waren�van�wat�er�werkelijk�speel-de�in�Nigeria.�De�feiten�liggen�namelijk�anders,�wat�ookuit�rapporten�van�de�Verenigde�Naties�bleek.�Het�verbaastmij�dat�dit�erbij�wordt�gehaald.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Waarvan�akte.

Het�wettelijk�kader�ontbreekt�namelijk,�ontwikkelings-samenwerking�is�een�makkelijke�prooi�voor�bezuini-gingsdrift;�900�mln.�is�snel�ingeboekt.�Er�zijn�derhalvegeen�wetswijzigingen�nodig�die�aan�termijnen�gebon-den�zijn,�die�advies�nodig�hebben�van�de�Raad�van�Sta-te�en�stapsgewijze�beraadslagingen�kennen�in�de�Sta-ten-GeneraaI. Er�past�dus�ook�maar�één�oordeel�van�dezeKamer:�deze�bezuinigingen�maken�veel�opgebouwd�ver-trouwen�kapot;�maken�veel�projecten,�die�soms�nog�kas-plantjes�zijn,�kapot;�deze�bezuinigingen�zetten�de�conti-nuïteit�van�de�programma's�van�vele�ngo's�onder�grotedruk;�deze�forse�korting�is�onzorgvuldig�en�bestuurlijk�on-behoorlijk.�Mijn�fractie�houdt�een�motie�achter�de�hand.Het�generieke�bedrag�van�bezuinigingen�is�900�mln.�Zoo-men�we�in�op�het�MFS�II,�het�tweede�medefinancierings-programma,�dan�leidt�een�en�ander�voor�de�ngo's�tot�eenforse�bezuiniging�van�maar�liefst�34%.

In�het�regeerakkoord�wordt�het�maatschappelijk�mid-denveld�genoemd�en�geroemd�als�een�van�de�krachtenvan�het�Nederlandse�OS-beleid.�Bovendien�is�de�rol�vanhet�maatschappelijk�middenveld�heel�belangrijk�in�devoorlichting�en�bewustwording�in�ons�land�met�betrek-king�tot�vraagstukken�van�ontwikkelingssamenwerking,vooral�het�werk�daarvan�om�ons�hier�te�laten�zien�dat�ersprake�is�van�een�zeer�grote�interdependentie�tussen�onssoort�economisch�systeem,�onze�manier�van�leven�en�demogelijkheden�van�ontwikkelingslanden�om�zich�al�danniet�te�emanciperen.�Ik�noem�een�paar�zeer�succesvolleinitiatieven�of�activiteiten:�de�Max�Havelaarproducten,�deGroene�Sinterklaas�et�cetera.

Desondanks�kiest�de�regering�ervoor�om�de�bijdrageaan�de�MFS-organisaties�met�een�derde�te�verminderenvan�jaarlijks�567�mln.�in�voorgaande�jaren�naar�385�mln.in�2011�en�375�mln.�in�de�jaren�daarna.�In�de�Focusbriefwordt�het�maatschappelijk�middenveld�zelfs�onder�"pos-terioriteiten"�geschaard.�De�forse�korting�betekent�dat�lo-pende�programma's�stopgezet�moeten�worden�en�hon-derden�partnerorganisaties�in�ontwikkelingslanden�finan-ciële�steun�verliezen.�Het�is�belangrijk�dat�de�regering�hetondersteunen�van�het�maatschappelijk�middenveld,�inontwikkelingslanden�en�op�mondiaal�niveau,�als�prioriteitblijft�houden.�De�Eerste�Kamer�dient�zich�hiervoor�sterkte�maken.�Is�de�inzet�nog�steeds�dat�er�bij�groei�van�hetbnp�extra�gelden�ten�behoeve�van�OS�beschikbaar�wor-den�gesteld,�zoals�in�de�Tweede�Kamer�is�toegezegd?�Ook

Page 17: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Thissen

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-28

wil�de�GroenLinks-fractie�dat�de�extra�korting�van�50�mln.op�MFS�vanaf�2012�wordt�heroverwogen.

Ik�ga�verder�over�het�LOGO�Southprogramma.�DeGroenLinks-fractie�is�hevig�verontwaardigd�dat�de�Twee-de�Kamer,�ondanks�het�feit�dat�de�staatssecretaris�hetamendement�ontraadde,�met�een�uiterst�krappe�meerder-heid�de�begrotingswijziging�heeft�aangenomen,�waardoorin�één�klap�het�bedrag�voor�LOGO�South�is�weggeslagen.Als�ik�het�zojuist�had�over�onbehoorlijk�bestuur,�dan�is�ditzulks�in�de�overtreffende�trap.�Dit�kan�de�Eerste�Kamerniet�zomaar�laten�passeren.�Het�LOGO�Southprogrammavoorziet�in�het�beschikbaar�stellen�van�expertise�en�on-dersteuning�van�gemeenten�in�hun�internationale�samen-werking.�De�inhoud�van�de�programma's�is�gericht�op�hetopzetten�en/of�verbeteren�van�bevolkingsregistraties,�hetverzamelen�en�verwerken�van�huisafval,�het�bieden�vanschoon�drinkwater�en�goede�huisvesting,�alsmede�op�hetstimuleren�van�lokale�economische�ontwikkeling.�Via�LO-GO�South�werken�50�gemeenten�en�waterschappen�sa-men�ter�versterking�van�het�lokale�bestuur�in�17�ontwik-kelingslanden.�Het�LOGO�Southprogramma�is�bijzonderpositief�geëvalueerd,�de�uitwisseling�van�gemeentelijkeexpertise�levert�een�significante�bijdrage�aan�de�verster-king�van�het�lokale�bestuur,�dat�voor�immense�opgavenstaat.�Zo'n�programma�mag�je�niet�in�één�klap�wegvagen,zo'n�programma�past�in�"minder�pretentie,�meer�ambitie",past�in�de�kabinetsideologie�van�zelfredzaamheid�en�zoueigenlijk�omarmd�moeten�worden.

Tegenover�de�onevenredige�korting�op�MFS-organi-saties�en�LOGO�South,�staat�een�onevenredige�stijgingaan�de�uitgaven�aan�de�Wereldbank.�Dit�is�onbegrijpelijkin�het�licht�van�het�regeerakkoord.�Ongeveer�een�kwartvan�de�middelen�die�de�Wereldbank�via�IDA�aan�de�arm-ste�landen�geeft,�bestaat�uit�begrotingssteun.�De�regeringheeft�gezegd�juist�in�deze�vorm�van�steun�te�willen�snij-den.�Mijn�fractie�ziet�dan�ook�in�een�afroming�van�de�stij-ging�van�de�bijdrage�aan�de�Wereldbank�de�mogelijkheidom�de�korting�op�MFS�II�te�mitigeren�en�LOGO�South�teredden.�Met�betrekking�tot�dit�laatste�dienen�wij�bij�dezeneen�motie�in.

Motie

De�voorzitter:�Door�de�leden�Thissen,�Kuiper,�Eigeman,Böhler,�Laurier�en�Strik�wordt�de�volgende�motie�voorge-steld:

De�Kamer,

gehoord�de�beraadslaging,

constaterende�dat�50�gemeenten�en�waterschappen�zichin�17�ontwikkelingslanden�op�het�gebied�van�het�beterverzamelen�en�verwerken�van�huisafval,�het�bieden�vanschoon�drinkwater�en�goede�huisvesting,�het�opzettenvan�bevolkingsregistraties�en�het�stimuleren�van�lokaleeconomische�ontwikkeling�uitstekend�inzetten;

overwegende�dat�deze�inzet�met�betrekking�tot�internatio-nale�samenwerking�op�genoemde�gebieden�niet�mag�ver-dwijnen;

voorts�overwegende�dat�deze�activiteiten�in�het�kader�vanhet�LOGO�Southprogramma�2010�als�bijzonder�positiefgeëvalueerd�zijn�door�de�universiteiten�van�Amsterdam

en�Utrecht�en�ze�een�significante�bijdrage�leveren�aan�deversterking�van�het�lokale�bestuur�in�ontwikkelingslan-den;

spreekt�als�haar�wens�uit�dat�de�5,5�mln.�voor�het�pro-gramma�van�dit�jaar,�2011,�en�volgende�jaren�per�jaarbeschikbaar�blijft�en�vraagt�de�regering�met�voorstellente�komen�om�dit�te�realiseren,�waarbij�ze�de�regering�inoverweging�geeft�om�dekking�te�zoeken�in�de�verminde-ring�van�de�verhoging�van�de�gelden�voor�de�Wereldbank,

en�gaat�over�tot�de�orde�van�de�dag.

Zij�krijgt�letter�I�(32500-V).

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Dit�kabinet�shopt�heel�selectief�in�het�Minder�pretentie,meer�ambitieadvies�van�de�WRR. De�WRR�pleit�immersvoor�een�brede�agenda.�De�regering-Rutte�verbindt�degrote�vraagstukken�niet.

Mede�dankzij�de�aanvankelijk�genoemde�commis-sie-Claus,�later�de�NCO�en�nog�weer�later�de�NCDO,�even-als�door�de�inzet�van�vele�ngo's,�is�de�afgelopen�decenniain�ons�land�het�besef�gegroeid�dat�de�wereld�een�dorp�is,dat�we�in�een�mondiaal�tijdperk�leven,�dat�onze�vrede,�on-ze�veiligheid,�onze�vrijheid,�onze�koopkracht,�ja�zelfs�on-ze�emancipatiemogelijkheden�en�ons�geluk,�niet�langer�al-leen�maar�afhankelijk�zijn�van�lokaal�Nederlands�beleid,maar�multilateraal�is�verbonden�met�talrijke�ontwikkelin-gen�in�en�buiten�Europa�en�tussen�de�werelddelen.�Datis�de�reden�waarom�Nederland�al�een�lange�traditie�heeftvan�geëngageerde�inzet�op�de�thema's�–�laat�ik�ze�maarweer�eens�duiden�in�de�woorden�van�het�conciliair�procesvan�de�wereldwijde�christelijke�kerken�–�vrede,�gerech-tigheid�en�heelheid�van�de�schepping.�In�die�almaar�snel-ler�globaliserende�wereld,�die�steeds�kwetsbaarder�blijktvoor�voedsel-,�energie-�of�klimaatcrises,�dient�ook�de�ont-wikkelingssamenwerking�zich�aan�te�passen�aan�de�toe-nemende�complexiteit�van�ontwikkelingsvraagstukken.

De�wederzijdse�afhankelijkheid�tussen�Noord�en�Zuid�isgroter�dan�ooit.�Voorheen�konden�we�nog�zeggen�dat�hetrijke�Noorden�het�arme�Zuiden�in�een�economische�wurg-greep�hield�en�dat�de�centrum-periferietheorie�gold.�Deproblematische�relaties�lopen�nu�minder�duidelijk�dan�dietheorieën�als�verklaringsmodel�hanteerden.�De�scheids-lijnen�tussen�arm�en�rijk,�tussen�insiders�en�outsiders�entussen�haves�en�havenots�lopen�dwars�door�elkaar.

Ik�citeer�uit�de�uitstekende�brief�van�Cordaid,�Hivos,ICCO�en�Oxfam�Novib�van�november�2010:�"Langzaamgroeit�ook�het�besef�dat�het�duurzaam�en�gezamenlijk�be-heer�van�mondiale�publieke�goederen,�zoals�klimaat,�wa-ter,�grondstoffen,�voedsel�en�veiligheid,�voor�iedereen�terwereld�van�levensbelang�is.�Want�een�ongeremde�strijdwaarin�ieder�land�voor�zich�greep�tracht�te�krijgen�op�dezeschaarse�goederen,�zal�het�voortbestaan�van�allen�bedrei-gen.�Daarom�is�het�ook�in�het�belang�van�Nederland,�alsrelatief�klein�land�met�een�van�de�meest�open�economie-ën�ter�wereld,�om�zich�flink�in�te�spannen�voor�een�eerlijken�effectief�mondiaal�beheer�van�deze�internationale�pu-blieke�goederen.

Nederland�heeft�als�hulpvaardige�handelsnatie�al�velejaren�de�ontwikkeling�van�het�maatschappelijk�midden-veld�ondersteund�en�daarmee�bijgedragen�aan�het�ver-sterken�van�de�internationale�rechtsorde�en�een�meer�sta-biele�wereld.�Nederland�geniet�daardoor�internationaleerkenning.�Dit�uit�zich�bijvoorbeeld�in�een�hoge�waarde-

Page 18: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Thissen

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-29

ring�bij�de�OESO. Nederlandse�maatschappelijke�orga-nisaties�dragen�als�belangrijk�kanaal�voor�de�ondersteu-ning�van�het�maatschappelijk�middenveld�in�het�Zuidenal�sinds�jaar�en�dag�bij�aan�de�goede�reputatie�van�Neder-land�op�dit�terrein."�Einde�citaat.�Ik�hoor�graag�de�reactievan�de�staatssecretaris�hierop.

Eigenbelang�lijkt�bij�de�huidige�regering�leidend�te�zijnin�het�beleid�inzake�ontwikkelingssamenwerking.�Zorg-wekkend�is�dat�in�de�eerste�zin�van�de�Focusbrief�ontwik-kelingssamenwerking�het�verbeteren�van�de�economi-sche�positie�van�Nederland�als�eerste�doelstelling�van�hetNederlands�buitenlandbeleid�wordt�genoemd.�Bedrijvenkunnen�een�belangrijke�positieve�bijdrage�leveren�aan�ar-moedevermindering,�bijvoorbeeld�door�in�hun�bedrijfs-voering�rekening�te�houden�met�de�impact�op�klimaat,�ar-moede�en�duurzaamheid.�De�regering�heeft�het�voorne-men�om�het�bedrijfslevenkanaal�fors�uit�te�breiden.�Is�heteconomische�eigenbelang�hier�de�motivatie�of�is�dit�voor-nemen�gebaseerd�op�een�gedegen�analyse�van�de�rol�ende�effectiviteit�van�dit�kanaal?�Gaat�het�om�het�eigen�be-lang�van�het�Nederlands�bedrijfsleven�of�om�de�kansenvan�eigen�ondernemerschap�in�ontwikkelingslanden�enhet�coachen�daarvan?

Hoe�stimuleer�je�ondernemerschap�en�eigen�bedrijvig-heid�daar�als�je�de�sociale�componenten�van�het�OS-be-leid,�onderwijs�en�gezondheidszorg�schrapt�uit�je�beleidof�als�posterioriteit�bestempelt?�Goed�opgeleide�vaklui,goed�opgeleide�en�gezonde�mensen,�zijn�toch�een�condi-tio�sine�qua�non�voor�ondernemerschap?�In�overeenstem-ming�met�het�regeerakkoord�zou�de�bevordering�van�zelf-redzaamheid�van�ontwikkelingslanden�centraal�moetenstaan.�Bij�de�besteding�van�OS-gelden�door�het�bedrijfs-leven�zou�dan�ook�de�afweging�moeten�worden�gemaaktof�deze�zelfredzaamheid�wordt�bevorderd�of�juist�niet.�Ge-bonden�hulp,�zo�wijst�het�verleden�uit,�sorteert�geen�ef-fect.�Niemand�is�erbij�gebaat�de�fouten�uit�het�verleden�teherhalen.�Multinationale�bedrijven�krijgen�zelfs�geld�vanOS�om�toegang�te�krijgen�tot�lokale�markten.�Staan�demensen�daar�centraal�of�de�bedrijven�hier?�Gaat�het�omhet�ontwikkelen�van�het�bedrijfsleven�daar�of�om�de�ont-wikkeling�van�de�winst�en�de�omzet�van�bedrijven�hier?�Ishet�thema�"onafhankelijkheid�en�een�zelfstandig�en�zelf-voorzienend�bestaan"�van�ontwikkelingslanden�het�domi-nante�thema�of�is�dat�het�versterken�van�de�afhankelijk-heid�van�het�Noorden?

Ook�voor�het�grondstoffenbeleid�geldt�dat�wij�niet�en-kel�en�alleen�moeten�blijven�zorgen�voor�onze�toegangtot�grondstoffen,�waar�ook�ter�wereld,�maar�dat�we�vooraleigen�duurzame�alternatieven�ontwikkelen�voor�bijvoor-beeld�de�fossiele�grondstoffen.�Voor�het�overigen�zou-den�wij�ons�de�vraag�moeten�stellen�hoe�die�grondstoffenworden�gewonnen,�tegen�welke�menselijke�prijs�dat�ge-beurt�en�of�wij�eerlijk�betalen.

Mijn�volgende�punt�is�de�landenlijst.�Wat�betreft�dekeuzes�die�de�regering�maakt�in�de�Focusbrief�ontwikke-lingssamenwerking,�zijn�wij�in�het�bijzonder�bezorgd�overhet�ontbreken�van�een�regionale�samenhang�bij�de�lan-denkeuze�en�met�name�over�het�wegvallen�van�de�Demo-cratische�Republiek�Congo.�Als�Nederland�inzet�op�landenals�Uganda,�Rwanda,�Burundi�en�Zuid-Sudan,�is�het�on-logisch�om�de�Democratische�Republiek�Congo�te�latenvallen.�Rwanda�is�wellicht�de�beste�illustratie.�De�politiekeontwikkelingen�in�dit�land�hebben�directe�invloed�op�hetgeweld,�met�name�de�verkrachtingen,�in�het�oosten�vanCongo.�Inzetten�op�het�ene�en�het�andere�negeren,�brengteen�gevaarlijke�basis�met�zich�mee.�Het�zou�de�effectivi-

teit�teniet�doen�van�de�belangrijke�inspanningen�die�Ne-derland�doet�op�het�gebied�van�de�bestrijding�van�seksu-eel�geweld.�Zo�is�de�Nederlandse�overheid�begonnen�aande�hervorming�van�het�juridische�systeem�om�de�toegangvoor�seksueel�misbruikte�vrouwen�tot�de�rechtsgang�teverhogen.�Een�dergelijke�cruciale�hervorming�in�een�pro-vincie�drie�maal�zo�groot�als�Nederland�en�waar�geen�an-dere�donoren�behalve�Duitsland�actief�zijn,�gaat�niet�overéén�nacht�ijs.

Congo�is�staat�als�tweede�op�de�lijst�van�armste�landenvan�de�wereld�wat�betreft�menselijke�ontwikkeling�(Hu-man�Development�Index�2010)�en�heeft�het�een�enormontwikkelingspotentieel�op�de�thema's�die�dit�kabinetvoorop�stelt:�veiligheid�en�rechtsorde,�seksuele�en�repro-ductieve�gezondheid�en�rechten,�voedselzekerheid�en�wa-ter.�Ten�slotte�zou�het�opnieuw�afglijden�van�Democrati-sche�Republiek�Congo�hoge�kosten�met�zich�mee�mee-brengen:�grote�vluchtelingenstromen,�kosten�van�ver-nieuwde�vredesoperaties�en�afnemende�mogelijkhedenvoor�het�bedrijfsleven.

Er�is�heel�weinig�ervaring�met�de�meetbaarheid�en�dusde�effectiviteit�van�ontwikkelingssamenwerking.�In�debriefing�die�wij�begin�februari�hadden,�bleek�ons�dat�deNoren�en�overige�noordelijke�landen�het�verst�zijn�methet�op�het�spoor�komen�van�de�effectiviteit.�Het�blijft�heellastig�om�de�contributie,�de�bijdrage,�van�ons�land,�onzengo's�en�talloze�particuliere�initiatieven�op�hun�eigen�me-rites�te�beschouwen�omdat�die�bijdragen�vrijwel�altijd�ge-paard�gaan�met�bijdragen�van�andere�landen,�lokale�orga-nisaties,�partnerorganisaties,�enzovoorts.

Wat�onze�fractie�van�belang�vindt�om�te�meten�en�tebeoordelen�is�de�vraag�of�de�projecten�en�programma'sdie�we�in�samenwerking�met�lokale�partners�realiserentoegankelijk�zijn�voor�minderheden,�voor�mannen�envrouwen,�of�er�een�open�en�veilige�democratische�cultuuren�bestuur�is,�of�er�emancipatie�mogelijk�is�voor�hen�dieachterop�zijn�geraakt,�of�er�een�civiele�samenleving�is�enof�ondernemerschap�gestimuleerd�wordt�langs�principesdie�hier�ook�gelden.�Met�andere�woorden:�zijn�onderwijs,gezondheidszorg�en�instituties�van�de�staat�bereikbaar�entoegankelijk,�is�er�koopkracht�en�is�er�vrijheid�om�te�gaanen�staan?

Om�de�vraag�naar�verklaring�van�succes�te�kunnen�be-antwoorden,�zijn�publieke�zichtbaarheid�en�verantwoor-ding�van�de�resultaten�van�essentieel�belang�voor�hetdraagvlak�voor�internationale�samenwerking�en�ontwikke-lingssamenwerking�in�ons�land.�In�dit�kader�is�het�natuur-lijk�te�betreuren�dat�deze�coalitie,�de�politieke�samenwer-king�tussen�VVD�en�CDA,�haar�gedoogsteun�heeft�gezochtbij�een�partij�die�met�onverholen�en�ongenuanceerde�kri-tiek�ontwikkelingssamenwerking�en�internationale�samen-werking�met�groot�dedain�en�met�blindheid�voor�het�be-lang�ervan�opzijzet�als�–�laat�ik�het�nog�eens�zeggen�–�link-se�hobby.�Daarmee�wordt�voorbijgegaan�aan�de�enormebetrokkenheid�van�kerken�en�kerkelijke�groeperingen,�talvan�maatschappelijke�organisaties�en�talloze�particulie-re�initiatieven�in�dit�land�en�aan�de�historische�forse�inzetvan�de�ngo's�teneinde�deze�wereld�leefbaarder,�rechtvaar-diger�en�vrediger�te�maken.

Wat�gaat�de�staatssecretaris�eraan�doen�om�het�doorde�PVV�opgeroepen�beeld�tegen�te�gaan,�te�nuanceren,�bijte�stellen�en�er�zelfs�afstand�van�te�nemen?�Is�hij�het�metons�eens�dat�dit�noodzakelijk�is�om�te�investeren�in�eenbreder�en�beter�draagvlak�voor�internationale�samenwer-king�en�dat�daar�het�succes�van�zijn�bestuurlijke�periodeafhangt?�Voor�de�kwestie�van�effectiviteit�van�ontwikke-

Page 19: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Thissen

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-30

lingssamenwerking�is�een�breed�gedragen�adhesie�in�onsland�van�principieel�belang.�De�PVV�gaat�daar�dwars�te-genin.�Ik�hoor�hier�graag�een�reactie�op�van�de�staatsse-cretaris.

De�heer�Willems�(CDA):Wat�betreft�effectiviteit,�hoor�ik�de�heer�Thissen�eigenlijkzeggen:�ik�maak�geen�keuzes,�ik�wil�een�beetje�van�dit�eneen�beetje�van�dat,�ik�wil�doorgaan�met�van�alles�wat�eral�gebeurd�is�in�het�verleden.�Ik�hoor�hem�niet�zeggen�watalgemeen�bekend�is�in�de�ontwikkelingscultuur,�namelijkdat�er�een�aantal�dingen�goed�gaat�en�een�aantal�dingenniet�en�dat�er�wezenlijk�iets�is�veranderd�in�de�hele�om-geving�van�ontwikkelingssamenwerking.�Ik�heb�het�beeldal�geschetst�van�waar�de�arme�mensen�nu�zitten.�Ik�hoorhem�niets�zeggen�over�veranderingen.�Hij�zegt�alleen�datwij�moeten�doorgaan.�Op�de�partijen�die�bereid�zijn�omdoor�te�gaan�en�om,�ondanks�een�gedoogpartner�die�eranders�over�spreekt,�er�hard�voor�te�blijven�vechten,�heefthij�vervolgens�kritiek.�Dat�begrijp�ik�niet�helemaal.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):De�laatste�conclusie�is�te�grof.�Wat�betreft�het�eerste�punt,heb�ik�niet�voor�niets�verwezen�naar�de�Noorden�en�denoordelijke�landen.�Die�hebben�wel�degelijk�stappen�ge-zet�om�de�effectiviteit�van�ontwikkelingssamenwerkingte�meten,�om�daar�verantwoording�over�af�te�leggen�enom�de�resultaten�zichtbaar�te�maken.�Daar�ben�ik�heel�ergvoor.�Dat�kunnen�wij�veel�meer�doen�dan�wij�in�het�verle-den�hebben�gedaan.�Wij�moeten�ook�zeker�leren�van�ge-maakte�fouten,�van�gedane�misinvesteringen.�Allemaaltot�uw�dienst,�mijnheer�Willems.

Het�meten�van�de�effectiviteit�van�onze�investeringen,al�dan�niet�via�medefinanciering,�is�een�ander�verhaal.Dat�het�nu�in�een�in�een�land�als�Burkina�Faso�veel�betergaat�dan�tien�jaar�geleden,�is�mede�het�gevolg�van�heelveel�andere�externe�factoren�en�van�contributies�van�an-dere�donorlanden�en�ngo's.�Het�blijft�lastig,�maar�ik�vindwel�dat�wij�moeten�streven�naar�die�effectiviteitsmeting.Zichtbaarheid,�het�afleggen�van�verantwoording�en�hetblijven�investeren�in�het�eigen�draagvlak�in�de�Nederland-se�samenleving�blijven�daarbij�van�groot�belang.

Ik�heb�niet�gezegd�dat�VVD�en�CDA�zich�niet�inzettenvoor�ontwikkelingssamenwerking,�hoewel�sommige�mo-ties�van�fractiegenoten�aan�de�overzijde�mij�soms�wel�ietsdoen�twijfelen.�Deze�fracties�hebben�wel�politieke�samen-werking�gezocht�met�een�gedoogpartner�die�met�onvoor-stelbaar�veel�dedain�spreekt�over�ontwikkelingssamen-werking.�Hoe�maken�CDA�en�VVD�met�de�gedoogsteunvan�zo'n�partij�de�bestuurlijke�periode�van�deze�staatsse-cretaris�namens�dit�kabinet�tot�een�succes�waar�de�PVVhet�draagvlak�voor�ontwikkelingssamenwerking�en�de�in-ternationale�samenwerking�dag�na�dag�afbreekt?

De�heer�Willems�(CDA):De�staatssecretaris�kan�de�vraag�waarom�wij�al�of�nietin�een�gedoogsituatie�samenwerken�met�de�PVV�primazelf�beantwoorden.�Overigens�werken�alle�partijen�in�deTweede�Kamer�soms�wel�of�niet�samen�met�de�PVV. Datis�de�discussie�echter�niet�en�ook�niet�de�essentie�vanmijn�vraag.�Ik�hoor�de�heer�Thissen�geen�keuzen�maken.Ik�hoor�hem�niet�zeggen�dat�de�wijze�waarop�de�effectivi-teit�nu�wordt�gemeten�wel�of�niet�voldoende�is.�Het�kanwel�wat�beter,�zie�de�noordelijke�landen,�maar�wat�die�dandoen,�hoor�ik�de�heer�Thissen�ook�niet�zeggen.�Ik�weetook�wel�dat�daar�wat�meer�en�detail�wordt�gemeten,�maar

ik�wil�graag�dat�de�heer�Thissen�specifiek�aangeeft�waarwij�dingen�al�of�niet�juist�doen�en�wat�er�dan�wel�moet�ge-beuren.�Ik�hoor�hem�voorts�niets�zeggen�over�de�relatiemet�begrotingssteun.

De�heer�Thissen�(GroenLinks):Heel�concreet:�Ik�vind�dat�wij�moeten�leren�van�de�wij-ze�waarop�de�northern�countries�de�effectiviteitsmetingscherper�in�beeld�hebben�gebracht�en�lering�hebben�ge-trokken�voor�hun�beleid.�Ik�trek�so�wie�so�graag�op�metde�Scandinavische�landen,�omdat�wij�veel�van�hen�kun-nen�leren�over�sociale�inzet�en�internationale�oriëntatie.Ik�gooi�die�suggestie�helemaal�niet�weg.�Integendeel,�ikmaak�daar�zelfs�melding�van.

De�heer�Kuiper�(ChristenUnie):Voorzitter.�Ik�mag�mede�namens�de�fractie�van�de�SGPspreken.

Er�is�een�Afrikaans�spreekwoord�dat�zegt:�"Als�de�oli-fanten�vechten�wordt�het�gras�vertrapt."�Men�kan�dit�let-terlijk�voor�zich�zien:�grote�stofwolken�waarin�zwaarlijvi-ge�beesten�botsen�en�alles�om�zich�heen�vertrappen.�Hetspreekwoord�wil�zeggen�dat�bij�grote�botsingen�en�con-flicten�ook�de�voorwaarden�voor�groei�en�ontwikkelingin�het�geding�komen.�Hoe�groter�de�olifanten�die�botsen,hoe�moeilijker�het�wordt�om�het�gras�te�laten�groeien.Ontwikkeling�is�afhankelijk�van�consensus,�van�vreedza-me�verhoudingen,�gemeenschappelijke�visie�en�oriënta-tie.�Het�beeld�van�vechtende�olifanten�kwam�in�me�op�bijde�voorbereiding�van�mijn�bijdrage�voor�dit�debat.�Er�vin-den�grote�bewegingen�plaats,�er�waait�veel�stof�op�en�ervinden�botsingen�plaats.�Intussen�is�het�zaak�zicht�te�hou-den�op�het�gras�dat�moet�groeien,�op�beoogde�uitkom-sten�en�ontwikkelingen.

Was�het�aanvankelijk�de�bedoeling�in�deze�Kamer�eenalgemeen�beleidsdebat�te�houden�over�de�effectiviteit�vanontwikkelingssamenwerking,�inmiddels�wordt�het�eendebat�over�een�ingrijpende�koerswijziging�in�het�Neder-landse�ontwikkelingsbeleid.�Die�ingrijpende�koerswijzi-ging�geeft�in�de�gemaakte�keuzes�een�zeker�antwoord�opde�vraag�naar�de�effectiviteit.�Wat�echter�voor�vandaagvoorop�staat,�is�een�taxatie�van�nieuwe�paradigma's.�Dathet�goed�is�opnieuw�en�grondig�te�kijken�naar�de�manierwaarop�wij�vorm�geven�aan�ontwikkelingsbeleid,�vindenonze�fracties�ook.�We�hopen�echter�ook�dat�we�het�grasniet�vertrappen�en�dat�de�botsingen�tot�gemeenschappe-lijke�visie�leiden.

De�botsingen�zijn�ideologisch�en�politiek�van�aard�enmarkeren�een�poging�om�ontwikkelingssamenwerkingop�een�andere�manier�te�gaan�inrichten.�Ik�zie�in�elk�gevaldrie�botsingen,�drie�arena's,�drie�ingrijpende�koerswen-dingen.�De�uitkomsten�zijn�bepalend�voor�wat�wij�de�ko-mende�jaren�gaan�doen.�In�de�eerste�plaats�is�er�het�ge-vecht�over�het�ontwikkelingsbegrip�zelf.�Dat�wordt�nu�welheel�economisch�ingekleurd�en�mist�een�breedte�van�be-nadering�die�altijd�kenmerkend�was�voor�ons�beleid.�In�detweede�plaats�wordt�onverhuld�duidelijk�dat�Nederlandhet�eigen�belang�voorop�gaat�stellen�in�het�ontwikkelings-beleid.�Daarmee�komt�een�bepaald�perspectief�tot�levendat�een�breuk�betekent�met�tradities�die�we�kenden�in�onsbuitenlands�beleid.�In�de�derde�plaats�vindt�er�een�nieuwsoort�verstatelijking�plaats�ten�koste�van�ontwikkelingsor-ganisaties.�De�overheid�zet�een�stevig�stempel�op�het�ont-wikkelingsbeleid�en�wil�ook�invloed�kunnen�uitoefenen�in

Page 20: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Kuiper

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-31

internationale�fora�door�middel�van�ons�ontwikkelingsbe-leid.

Deze�arena's,�die�ik�ook�een�beetje�als�leidraad�zal�han-teren�in�mijn�bijdrage,�waren�al�gedefinieerd�in�het�WRR-rapport�Minder�pretentie,�meer�ambitie,�maar�wordendoor�deze�regering�overgenomen�als�kader�voor�het�ei-gen�beleid.�Het�kabinet�geeft�er�echter�wel�een�eigen�in-kleuring�aan�en�maakt�niet�altijd�goed�duidelijk�op�welkegronden�welke�keuzes�worden�gemaakt.�Ik�wil�in�mijn�be-toog�allereerst�beginnen�bij�het�eerste�strijdperk,�het�ideeover�ontwikkeling�dat�de�kern�is�van�deze�koerswijziging.Wat�verstaan�we�eigenlijk�onder�ontwikkeling?�De�legiti-matie�om�aan�ontwikkelingssamenwerking�te�doen�–�zois�het�altijd�geweest�–�dient�gelegen�te�zijn�in�een�visie�opeen�gemeenschappelijk�belang,�een�wereldbelang�en�eengemeenschappelijke�opdracht,�gebaseerd�op�noties�alsrecht,�gerechtigheid,�barmhartigheid,�compassie,�om�vandeze�wereld�een�"better�place"�te�maken,�waar,�zoals�onzeoud-premier�het�zaterdag�zo�mooi�zei,�"justice�for�all�Godschildren"�kan�bestaan,�voor�iedereen.�Blijft�dat�wel�onzeaandacht�houden?

Ik�kom�eerst�bij�het�vraagstuk�van�het�ontwikkelings-begrip�zelf.�Het�ontwikkelingsbegrip�kwam�op�in�de�post-koloniale�situatie�waarin�westerse�landen�banden�blevenonderhouden�met�niet-westerse�delen�van�de�wereld.�Hetwoord�ontwikkeling�is�niet�neutraal,�maar�geeft�aan�dater�landen�zijn�met�achterstanden�die�nog�niet�zijn�waarontwikkelde�landen�wel�zijn.�Het�legt�alle�nadruk�op�onge-lijkheid�en�op�een�bestemming�waar�moderne�westerselanden�al�wel�zijn,�maar�ontwikkelingslanden�nog�niet.�Eris�vaak�gewezen�op�het�feit�dat�landen�het�recht�hebbenop�een�eigen�ontwikkeling�in�overeenstemming�met�ei-gen�waarden.�Dat�heeft�geleid�tot�nieuwe�duidingen�vaneen�aanpak�die�in�elk�geval�op�"samenwerking"�was�ge-baseerd.�Ook�werd�onderkend�dat�het�ontwikkelingsbe-grip�op�een�brede�en�integrale�ontsluiting�van�samenle-vingen�gericht�moet�zijn�en�niet�alleen�op�de�toepassingvan�een�westers�technisch-economisch�model.�De�laatstejaren�lijkt�het�geduld�met�deze�aanpak�echter�op.�Er�moe-ten�resultaten�worden�geboekt�aan�de�hand�van�meetba-re�criteria.�Economische�groei�als�maatstaf�voor�ontwikke-ling�krijgt�daarbinnen�veel�nadruk.�Ik�zeg�niet�dat�dit�nietbelangrijk�is,�maar�ik�merk�wel�op�dat�in�het�kielzog�hier-van�een�versmalling�optreedt�van�het�ontwikkelingsbe-grip.�Het�WRR-rapport�spreekt�van�een�"bewuste�versnel-ling�van�modernisering"�en�betrekt�daarbij�de�domeinenvan�economie,�overheid,�het�politieke�systeem�en�samen-leving.

Maar�wat�is�modernisering?�Een�versnelde�aanpassingaan�wat�is�dit�eigenlijk?�Ik�stel�de�vraag�omdat�dit�rap-port�door�het�kabinet�wordt�omarmd.�Maar�hebben�wehet�nog�steeds�over�een�breed�ontwikkelingsbegrip�datdienstbaar�wil�zijn�aan�de�ontsluiting�van�samenlevingenof�over�een�reductie�van�het�begrip�tot�ontwikkelingen�diemodern�genoeg�zijn�om�door�ons�ondersteund�te�kunnenworden?�Ik�stel�de�vraag�ook�omdat�ik�vergeefs�heb�ge-zocht�naar�een�eigen�benadering�van�de�kant�van�het�ka-binet.�De�AIV�heeft�in�een�kritische�reactie�op�het�WRR-rapport�aangegeven�voorstander�te�zijn�van�een�breed�be-grip�van�"ontwikkeling"�dat�naast�economische�vooruit-gang�recht�doet�aan�de�"rechtenbenadering",�"human�de-velopment"�en�een�"sociale�dimensie"�onderkent.�De�sug-gestie�wordt�gewekt�dat�we�ons�ontwikkelingsbeleid�weerin�rapport�brengen�met�onze�eigen�tijd,�maar�het�Britse�enAmerikaanse�ontwikkelingsbeleid�van�dit�moment�zet�in-middels�in�op�sociale�voorwaarden�voor�ontwikkeling.�Hil-

lary�Clinton�kondigde�dit�najaar�een�ontwikkelingsbeleidaf�onder�de�titel�"leading�through�civil�power".�Laten�wezeggen:�de�"Dutch�approach".�Daarbij�kan�gerekend�wor-den�met�de�wensen�en�belangen�van�de�lokale�bevolkingin�"het�Zuiden".�Juist�daarin�waren�wij�altijd�sterk.�Het�zouwerkelijk�verkeerd�zijn�dat�gras�te�vertrappen,�afscheid�tenemen�van�een�meer�civiele�benadering�door�ons�ontwik-kelingsbegrip�ineens�heel�eng�te�maken.�Graag�hoor�ik�opdit�punt�een�reactie�van�de�staatssecretaris.

Dat�brengt�mij�tot�het�tweede�strijdperk,�het�tweede�oli-fantengevecht�rondom�de�ingezette�koerswijziging.�Datgaat�over�eigenbelang�en�algemeen�belang.�Wat�zijn�on-ze�motieven�voor�ons�ontwikkelingsbeleid?�Wat�drijft�onsals�het�gaat�om�ontwikkelingssamenwerking?�Het�WRR-rapport�spreekt�over�twee�grondmotieven�die�altijd�eenrol�hebben�gespeeld:�economische�en�politieke�belangenenerzijds�en�morele�overwegingen�anderzijds.�De�koop-man�en�de�dominee.�Opgemerkt�wordt�dat�er�zelden�spra-ke�is�geweest�van�het�dienen�van�een�plat�eigenbelang,wel�van�het�volgen�van�een�verlicht�eigenbelang�of�eenwelbegrepen�eigenbelang.�Overigens�wens�ik�de�heerSmaling�vanaf�deze�plaats�een�welverdiende�vakantie.Waarom�zou�dat�niet�voor�Kamerleden�gelden,�maar�al-leen�voor�Kamervoorzitters?�Wij�hebben�een�welbegre-pen,�welverdiende�vakantie�iedere�zomer.�Onder�dat�ver-lichte�eigenbelang,�waarover�wij�spreken�sinds�het�WRR-rapport�dat�ook�zo�deed,�kunnen�we�de�behartiging�vanmondiale�public�goods�rekenen,�zoals�voedselzekerheid,energiegebruik,�klimaat,�veiligheid�enzovoorts.�Morelemotieven�worden�in�het�WRR-rapport�sterk�verbondenmet�zaken�als�bilaterale�hulp�en�met�het�optreden�vanontwikkelingsorganisaties,�maar�ook�met�de�personali-sering�van�ontwikkelingshulp,�mensen�die�zelf�iets�wil-len�bijdragen,�zoals�dat�tot�uitdrukking�komt�in�de�bloeivan�het�particulier�initiatief.�Dat�geldt�met�name�heel�sterkvoor�Nederland.

Het�morele�motief�wordt�momenteel�dus�heel�klein�ge-maakt,�ongeschikt�wellicht�zelfs�voor�politieke�toepassing.Het�krijgt�meer�en�meer�een�plek�in�de�marge.�Er�is�spra-ke�van�een�verlegenheid�om�morele�motieven�te�verbin-den�met�een�steeds�zakelijker�wordend�ontwikkelingsbe-leid.�Ziet�het�kabinet�dat�ook�zo?�Letten�we�op�de�motive-ring�die�dit�kabinet�geeft�bij�de�ingezette�koerswijziging,dan�valt�op�dat�naast�verlicht�eigenbelang�het�gewoneeconomische�belang�van�Nederland�een�sterker�accentkrijgt.�De�Focusbrief�begint�met�de�belangrijke�doelstel-lingen�van�het�Nederlands�buitenlands�beleid.�Het�eerstemotief�in�ons�buitenlands�beleid�luidt:�het�verbeteren�vande�economische�positie�van�Nederland�in�de�wereld.�Ver-der�staan�de�Nederlandse�commerciële�belangen�nadruk-kelijk�op�de�voorgrond�bij�de�vormgeving�van�het�nieu-we�ontwikkelingsbeleid.�Er�wordt�nadrukkelijk�gemikt�opde�inzet�van�het�Nederlandse�bedrijfsleven.�Bedrijven�zijnalleen�geen�altruïstische�instellingen;�ze�doen�mee�als�eriets�voor�hen�in�zit.

Onze�fracties�zijn�niet�tegen�het�wegen�van�belangen,ook�economische�belangen,�in�het�ontwikkelingsbeleid,maar�missen�nu�accenten�die�in�het�verleden�een�grotevanzelfsprekendheid�hadden.�Wij�menen�dat�er�wel�dege-lijk�een�morele�verplichting�bestaat�voor�rijke�landen�omzich�in�te�zetten�voor�situaties�waarin�grote�ontwikkelings-achterstanden�bestaan.�Is�de�kern�niet�hier�dat�zij�die�ietste�geven�hebben,�ook�weten�wat�delen�is?�Er�is�een�poli-tiek�nodig�die�zichzelf�medeverantwoordelijk�maakt�voorhet�lot�van�medemensen�elders�op�de�wereld.�Die�mede-verantwoordelijkheid�mag�ook�zeker�in�dit�tijdsgewricht

Page 21: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Kuiper

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-32

worden�beleden,�nu�de�financiële�en�economische�crisisconsequenties�krijgt�voor�de�beschikbaarheid�van�ontwik-kelingshulp�en�mensen�treft�die�deze�crisis�niet�veroor-zaakt�hebben.�Het�beleid�komt�in�balans�als�dat�morelemotief�volop�wordt�meegewogen.�Het�dienen�van�eigenbelangen�kan�namelijk�vormen�aannemen�waarbij�de�be-langen�van�anderen�niet�meer�worden�gezien�of�behar-tigd.

In�dit�verband�heb�ik�een�concrete�suggestie.�Eind�2008is�hier�in�dit�huis�de�motie�aangenomen�waarin�de�rege-ring�wordt�verzocht,�in�haar�internationale�optreden�tewijzen�op�de�samenhang�tussen�de�verschillende�crises:de�financiële�crisis,�de�ecologische�crisis,�de�voedsel-�enenergiecrisis.�Deze�kunnen�elkaar�versterken�en�verdie-pen�en�vragen�dus�om�een�samenhangende�aanpak.�In�deTweede�Kamer�is�december�jongstleden�een�motie�meteen�verwante�strekking�aangenomen,�de�motie-Ferrier,waarin�gevraagd�wordt�over�duurzame�ontwikkeling�na�tedenken�vanuit�een�mondialiseringsvisie.�Het�kabinet�heeftal�toegezegd�bezig�te�zijn�met�een�dergelijke�visie,�die�zalheten�de�beleidsagenda�voor�globalisering.�Die�beleids-agenda�moet�coherent�zijn.�Dat�is�precies�wat�met�de�mo-tie�van�de�ChristenUnie�destijds�werd�beoogd.�Op�welkemanier�behartigen�we�de�public�goods?�Wat�zijn�onze�am-bities?�Dit�is�de�kans�om�een�samenhangende�visie�te�ont-wikkelen�die�een�verantwoording�geeft�van�rechtvaardigemondiale�verhoudingen.�Het�kan�niet�zo�zijn�dat�we�blij-ven�geloven�op�deze�planeet�in�een�oneindige�groei�bin-nen�een�eindige�mondiale�ruimte.�Ook�vanuit�verlicht�ei-genbelang�moeten�we�duidelijk�maken�wat�verantwoor-delijkheid�nemen�voor�een�duurzame�wereld�vandaag�be-tekent.�Hoe�denkt�de�staatssecretaris�daarover?

Dit�brengt�me�tot�het�derde�strijdperk.�Dat�gaat�overhet�nieuwe�beleid�en�de�rol�daarin�van�de�overheid�zelf�envan�maatschappelijke�organisaties,�zoals�is�geschetst�inde�Basisbrief�en�de�Focusbrief.�Deze�richten�zich�niet�al-leen�op�de�versterking�van�de�private�sector,�maar�ook�ophet�afstoten�van�sectoren�en�landen�en�op�een�sterke�rolvan�Nederland�in�multilaterale�organen.�Er�zal�ook�min-der�geld�beschikbaar�zijn,�want�Nederland�verlaagt�het�be-schikbare�budget�tot�0,7%�bnp.�Wat�verwondering�wekt�isde�mate�waarin�wordt�gesneden�in�de�medefinancieringvan�ontwikkelingsorganisaties.�Zij�lijken�vooral�het�slacht-offer�van�de�bezuinigingsoperatie�te�zijn.�Nederland�wilaan�tafel�blijven�zitten�bij�het�IMF�en�de�Wereldbank�enblijft�aan�deze�instellingen�flink�bijdragen.�Dat�is�in�zeke-re�zin�een�verstatelijking�van�ontwikkelingssamenwerkingten�koste�van�het�maatschappelijk�middenveld�in�Neder-land.

Onze�fracties�kunnen�de�beweging�naar�meer�concen-tratie�goed�volgen.�Deze�beweging�wordt�ook�door�anderelanden�gemaakt�en�deze�kan,�mits�goed�gecoördineerd�enwellicht�nog�aangepast,�tot�krachtiger�beleid�leiden.�Waarwe�moeite�mee�hebben�is�de�forse�ingreep�in�het�mede-financieringsbudget.�Nederlandse�ontwikkelingsorgani-saties�vormen�in�belangrijke�mate�het�gezicht�van�ontwik-kelingssamenwerking,�hier�en�in�de�ontvangende�landen.Ze�mobiliseren�onder�meer�de�morele�support�voor�ont-wikkelingshulp�en�spelen�een�belangrijke�maatschappelij-ke�rol.�Ontwikkelingsorganisaties�beschikken�over�kennisen�kunde�die�waardevol�is,�onder�meer�ook�voor�mensendie�eigen�projecten�starten�en�gebruikmaken�van�de�steunvan�ngo's.�Die�kennis�en�kunde�kan�beter�worden�benut,bijvoorbeeld�door�het�bedrijfsleven,�dat�nu�wordt�opge-roepen�meer�te�betekenen�voor�ontwikkelingssituaties.

Uiteraard�is�het�waar�dat�deze�organisaties�niet�in�over-wegende�mate�op�overheidsgelden�moeten�steunen,maar�het�tempo�en�de�omvang�van�de�bezuinigingen�inde�sfeer�van�de�medefinanciering�is�te�fors.�Naast�de�aan-gekondigde�bezuinigingen�zijn�er�nieuwe�kortingen�bo-venop�gekomen.�Minister�Koenders�bracht�al�een�kortingaan�waardoor�er�500�mln.�beschikbaar�bleef.�Deze�staats-secretaris�kwam�eerst�met�een�bezuiniging�van�75�mln.�opMSF�II,�de�bandbreedte,�om�vervolgens�nog�een�extra�kor-ting�aan�te�kondigen�van�50�mln.�per�jaar.�Dat�is�een�kor-ting�op�een�korting�op�een�korting,�een�reductie�die�erinhakt.�Projecten�moeten�worden�stopgezet,�behaalde�resul-taten�in�het�zuiden�dreigen�verloren�te�gaan.�Zo�wordt�hetgras�dus�vertrapt.�Onze�fracties�zouden�voor�de�continu-ïteit�en�positie�van�ontwikkelingsorganisaties�met�namedie�laatste�korting�voor�de�komende�jaren�tot�2015�onge-daan�gemaakt�willen�hebben.�Vanmiddag�hebben�ande-ren�hier�al�voor�gepleit.�Bezuinigingen�van�deze�omvangen�met�deze�impact�verdienen�een�zorgvuldigere�overwe-ging.�Die�zorgvuldige�afweging�zou�de�komende�jaren�ge-maakt�moeten�worden.�Wat�ons�betreft�kan�die�resulterenin�een�nieuwe�sleutel�voor�de�medefinanciering�in�de�ver-houding�tussen�wat�organisaties�zelf�bijdragen�en�wat�deoverheid�bijdraagt.�Laten�we�mikken�op�het�resultaat�datwe�in�2015�een�definitieve�balans�aangebracht�zullen�heb-ben�in�de�verhouding�tussen�eigen�financiering�en�mede-financiering.�In�tweede�termijn�zal�ik�met�een�motie�ko-men�op�dit�punt.

In�dit�verband�zou�ik�de�staatssecretaris�willen�vragenof�het�geen�sterke�aanbeveling�verdient�om�de�kennis�enexpertise�die�bij�ontwikkelingsorganisaties�aanwezig�is,beter�te�benutten�en�te�expliciteren.�Ontwikkelingswerkerszijn�vaak�doeners.�Dit�betekent�dat�veel�kennis�implicietblijft;�het�zit�in�de�hoofden�en�in�de�aanpak�van�projecten.Het�is�van�belang�die�kennis�nadrukkelijker�vast�te�leggenom�ze�te�kunnen�delen�met�anderen.�Belast�organisatiesdus�niet�met�een�plotseling�aangekondigde�bezuiniging,maar�houd�ze�in�positie�om�onder�andere�dit�soort�dingente�doen,�om�tegelijkertijd�in�de�komende�jaren�een�bete-re�kennisinfrastructuur�tot�stand�te�brengen�waar�ook�an-deren�in�Nederland�plezier�van�hebben.�Graag�hoor�ik�eenreactie�van�de�staatssecretaris�op�dit�punt.

Opvallend�in�het�nieuwe�beleid�is�de�beperking�vanhet�aantal�sectoren�en�met�name�het�afstoten�van�onder-wijs�en�gezondheidszorg.�Het�is�niet�voor�het�eerst�dater�gekozen�is�voor�een�sectorale�benadering.�Ook�minis-ter�Herfkens�is�in�1998�deze�weg�ingeslagen.�Nu�wordter�niet�zozeer�geconcentreerd�op�beleidssectoren,�maarop�speerpunten,�aanduidingen�van�werkgebieden:�water,voedsel,�veiligheid�enzovoorts.�Het�lijkt�alsof�we�ze�iden-tificeren�op�basis�van�een�marktverkenning�en�als�zoda-nig�werpen�ze�nog�geen�licht�op�een�aanpak�van�die�pro-blemen.�De�keuze�van�de�nieuwe�thema's�is�een�keuzevoor�een�meer�aanbodgerichte�manier�van�kijken�naarontwikkelingssamenwerking.�Hoe�verhoudt�dit�zich�tot�hetvraagstuk�van�effectiviteit?�Effectiviteit�lijkt�nu�te�wordengekoppeld�aan�het�resultaat�voor�de�donoren,�voor�de�ac-toren�hier.�Waarom�horen�wij�in�het�beleid�van�nu�nietsmeer�over�zaken�als�partnerschap,�wederkerigheid�en�ei-genaarschap?

Er�worden�sectoren�afgestoten�waar�enorm�veel�exper-tise�in�is�opgebouwd.�Het�zal�waar�zijn�dat�er�kansen�lig-gen�voor�bedrijven�en�instellingen�op�het�gebied�van�wa-ter�en�voedsel,�maar�waarom�zou�dit�zo�nadrukkelijk�tenkoste�moeten�gaan�van�de�reeds�bestaande�aanpak�op�hetgebied�van�onderwijs�en�gezondheidszorg?�Ik�betwijfel

Page 22: Ontwikkelingssamenwerking · 2011. 5. 6. · eenkwestievanhetbestrijdenvanongewensteafhanke- ... selzijnvanbelang,ookonsbelang,maaralsdehelftver- ... eengoedezaakomfocusteorganiseren.Datgeldtvoor

Kuiper

Eerste�Kamer Ontwikkelingssamenwerking  5 april 2011EK�23 23-6-33

bovendien�of�het�waar�is�dat�Nederland�geen�toegevoeg-de�waarde�heeft�voor�onderwijs�en�gezondheidszorg.�Diebewering�komt�uit�het�WRR-rapport,�maar�kan�deze�eensverder�onderbouwd�worden?

Ik�sla�een�klein�stuk�van�mijn�geplande�betoog�over,omdat�ik�zie�dat�ik�anders�niet�binnen�mijn�tijd�blijf.�Mijnlaatste�punt�betreft�de�landenkeuze.�Wij�hebben�kenniskunnen�nemen�van�de�beperking�van�het�aantal�landenwaarmee�Nederland�blijvend�een�bilaterale�ontwikkelings-relatie�wil�hebben.�Onze�fractie�steunt�deze�ontwikkelingop�zichzelf�en�dat�maakt�een�discussie�over�individuelelanden�altijd�lastig.�Er�moeten�nu�eenmaal�keuzes�wordengemaakt.�Voor�de�landen�die�afvallen,�kan�de�stopzettingvan�de�hulp�echter�hard�aankomen.�Enkele�landen�heb-ben�al�aangegeven�niet�direct�het�gat�te�kunnen�dichtenals�Nederland�zich�terugtrekt.�Andere�landen�hebben�welcompensatiemogelijkheden.�Hoe�wordt�die�omstandig-heid�precies�meegewogen?

Een�reductie�van�33�naar�15�landen�is�heel�fors.�Boven-dien�wordt�opgemerkt�dat�enkele�landen�in�de�toekomstin�staat�zullen�zijn�hun�eigen�ontwikkeling�vorm�te�geven.Dat�is�mooi.�Waarom�is�echter�niet�gekozen�voor�een�ietsgrotere�groep�landen,�waarmee�de�ODA-relatie�geleide-lijk�kan�worden�afgebouwd?�Inmiddels�is�door�velen�algewezen�op�de�harde�klap�die�terugtrekking�van�Neder-land�voor�landen�als�Burkina�Faso�en�Zambia�betekent.De�Focusbrief�maakt�niet�echt�inzichtelijk�waarom�bepaal-de�landen�moeten�afvallen.�Mij�kwam�een�stuk�in�handenvan�het�ClDIN,�waarin�men�schrijft�over�een�zekere�wille-keur.�Hier�zijn�ook�al�de�beelden�van�het�dartbord�en�hetconfettikanon�voorbijgekomen.�Wel�blijken�de�landen�diegeselecteerd�zijn�een�positieve�wetgeving�te�hebben�ophet�gebied�van�de�private�sector�en�kennen�ze�een�veel-belovende�groei�van�het�bnp.�Hoe�is�de�keuze�precies�totstand�gekomen?�Is�het�niet�mogelijk�om�in�een�aantal�ge-vallen�opnieuw�te�kijken�naar�de�situatie,�zodat�met�eenaantal�landen�een�goede�uitfasering�kan�plaatsvinden?Zou�dat�niet�een�"profiel�4"�kunnen�opleveren,�waarin�wijmet�een�aantal�landen�waar�we�niet�binnen�vijf�jaar�kun-nen�afbouwen,�nog�een�relatie�houden,�om�te�voorkomendat�er�heel�drastische�dingen�gebeuren?

Tot�slot.�In�een�wereld�waarin�landen�elkaar�nodig�heb-ben�en�samenwerking�geboden�is,�blijft�ontwikkelingssa-menwerking�een�belangrijke�verbinding�tussen�volken�enstaten.�Het�is�niet�uit�superioriteit�of�eigenbelang�dat�wijdie�verbinding�zoeken,�maar�om�samen�te�bouwen�aaneen�wereld�waarin�ieder�mens�de�gelegenheid�krijgt�zichte�ontwikkelen�in�harmonie�met�anderen�en�met�het�oogop�het�dienen�van�elkaar.�In�de�Bijbel�wordt�die�toestandaangeduid�met�"sjalom".�Er�zijn�hier�vanmiddag�al�vakerinspirerende�woorden�gevallen�om�aan�te�duiden�waaromwij�dit�allemaal�doen.�Ik�spreek�de�wens�uit�dat�deze�"sja-lom"�ons�blijvend�bezielt�als�we�spreken�over�ontwikke-lingssamenwerking�en�ik�zie�uit�naar�de�reactie�van�de�re-gering.

De�beraadslaging�wordt�geschorst.

De�voorzitter:Ik�schors�de�vergadering�enkele�minuten�in�afwachtingvan�de�staatssecretaris�van�Veiligheid�en�Justitie.

De�vergadering�wordt�enkele�ogenblikken�geschorst.