officemagazine.nl

2
zaak en mijn moeder is costumière, en ik heb altijd gedacht: ik ga in de mode of in de meubels.” Tijdens haar studie aan de Academie voor Toegepaste Kunst in Maastricht wilde Derks sta- ge lopen in Denemarken, maar dat ging helaas niet door, tot haar grote teleurstelling. “Waarom Denemarken? De verfijning van materialen, de aan- dacht voor elk detail, de zorg waarmee de producten gemaakt worden, en de natuurlijke materialen, dat alles sprak me heel erg aan. De eenvoud en de detaillering, en het weglaten. En dat in onze tijd waarin we heel erg veel hebben, teveel. Het thema dat telkens weer terugkomt, bij scholen, kantoren en bij parti- culieren, is de hoeveelheid aan spullen. De kunst is dan om die een goede plek te geven, te ordenen en een structuur te geven, waardoor er rust ontstaat zodat men bezig kan gaan met waar het over gaat.” Uiteindelijk ging Derks voor Aspa kantoorinrichting werken, waar ze voornamelijk kantoorprojecten deed. Klik Vóór elk project gaat Derks intensief in gesprek met de op- drachtgever, “om te kijken of er een klik is. Als er geen klik is, dan hoef je er niet aan te beginnen. Want dan hoeft het eind- resultaat niet per se verkeerd te zijn, maar dan heb je niet het beste eruit kunnen halen. De klik zorgt voor de toegevoegde waarde. Sommige opdrachtgevers accepteren een projectontwerp zon- der meer omdat er een grote naam onder staat. Voor mij werkt dat niet zo. Zo zou ik ook niet willen werken, want uiteindelijk is het een stuk van mijn leven dat ik geef in mijn werk. En wat ik heel graag in dienst stel van de opdrachtgever, daarom ben ik geen autonoom kunstenaar. Ik voel me ook niet iemand die zegt: kom maar hier, ik zal het wel even voor jullie gaan maken. Ik ga ervoor om me in te leven in de opdrachtgever en zijn beel- den te vangen en te vertalen.” Dorothé Derks legt uit: “De naam KEK sprak ons beiden aan. Volgens de Dikke Van Dale betekent de term ‘eigentijds’, dat vonden we een goede naam die ook kon blijven omdat het al- tijd eigentijds is. Het woord wordt vaak gebruikt in de betekenis vlot, modern, leuk uitziend. Maar de eigenlijke betekenis is dus eigentijds. En dnl staat natuurlijk voor Derks en Lücker. We heb- ben wel gedacht aan Derks & Lücker, maar dat vonden we te- veel klinken als een advocatenkantoor. Vandaar KEK dnl.” Denemarken Het werken met kleuren, stoffen en meubels kreeg Derks van jongs af aan mee: “Mijn ouders hadden een woninginrichtings- EERST DE KERN, DAN DE SCHIL DAAR TEKEN IK VOOR | OFFICE Binnen en buiten Volgens Derks overlappen de gebieden van exterieur- en interieurarchitectuur elkaar, maar zijn er ook verschillen: “Wij kijken altijd van binnen naar buiten, dus vanuit de gebruiker en vanuit het welbe- vinden en het welzijn van die gebruiker, terwijl de architect vanuit de buitenkant kijkt. Die kijkt natuurlijk ook naar de bin- nenkant, maar uiteindelijk zal hij nooit met de eindgebruiker rond de tafel gaan zitten om de passende inrichting uit te zoeken. De interieurarchitect gaat de processen bekijken: wat voor mensen moeten er in de ruimte komen werken, hoeveel, en wat doen ze? De disciplines moeten gewoon heel erg nauw samen- werken want de architect kan niet zon- der de interieurarchitect een goed plan maken. Het moet altijd een samenwer- king zijn tussen exterieur- en interieurar- chitect. Zeker bij grote, complexe pro- jecten kun je gewoon niet zonder elkaar, maar het vervelende is dat een bouw- proces traditioneel zo is georganiseerd dat een opdrachtgever altijd als eerste naar een architect toe gaat. Ik ben ervan overtuigd dat het beter is voor sommi- ge opdrachtgevers – mits de interieurar- chitect dat waar kan maken – om eerst het concept met een interieurachitect te ontwikkelen en daarna pas met de archi- tect om de tafel te gaan zitten om daar het gebouw omheen te maken. Omdat je dan vanuit de structuur redeneert. Eerst de kern, dan de schil. Oftewel de vorm om de inhoud heen ontwerpen.” Vaak wordt er, mede onder invloed van de vele make-over programma’s op tv, te makkelijk gedacht over een interi- eurontwerp, vindt Derks: “Je doet even een kleurtje op een muur en je hebt een goed interieur. Maar dat is helemaal niet waar het over gaat. Een goed interi- eur daar voel je je wél bij, dat bevordert je welbevinden, en kleur heeft daarin slechts een kleine rol. Allerlei onbewus- te factoren zoals geur, licht en materiaal spelen ook een rol. Net als het binnenkli- maat en de akoestiek: als er teveel galm in een ruimte is, gaat de hartslag van de personen omhoog. En wordt de arbeid veel intenstiever en zwaarder. Er zijn dus heel veel factoren die onbewust een heel grote impact hebben op je welbevin- den. En die spelen dus een heel grote rol in mijn ontwerpen. Ik probeer verbin- dingen te leggen tussen vorm en func- tie, ratio en gevoel, een combinatie daar- van. Want alle vier factoren spelen een rol. Hoe ik weet dat het een goed plan is geworden? Als mensen zich er prettig in voelen.” Geen maniertje De interieurarchitecte vervolgt: “Ik werk het liefste zo nauw mogelijk samen met de architect en ben dan zoveel als mo- gelijk de verbinder tussen de opdracht- gever, het gebouw, de wensen en eisen. De opdrachtgever heeft een wens, een droom, waar hij naartoe wil, en ik pro- beer zoveel mogelijk te verbinden om daar te komen. Zijn ideeën te vertalen. Of ik een herkenbaar element in mijn pro- jecten heb, een signatuur? Uiteindelijk komt er in elk project dat je doet, een stukje van eerdere projecten terug. Als ik nu een kantoor als project heb, dan zit daar door mijn jaren bij Aspa toch al- tijd een soort bagage in waardoor het ‘gemakkelijker’ afgaat. Maar het wordt niet snel een maniertje, omdat ik kijk naar de opdrachtgever, en die zijn vrijwel nooit hetzelfde. Ik kan niet zomaar iets doen, dat maakt het ook weleens lastig voor mezelf, dat ik geen maniertje heb. Ik kan niet zeggen: wat ik daar heb ge- daan, kan ik elders nog een keer, kopië- ren en plakken. Ik zou het niet kunnen, twee keer hetzelfde doen. Misschien is dat heel creatief maar elke situatie elke DE OPDRACHTGEVER HEEFT EEN WENS, EEN DROOM, WAAR HIJ NAARTOE WIL, EN IK PROBEER ZOVEEL MOGELIJK TE VERBINDEN OM DAAR TE KOMEN In 2001 besloot interieurarchitect Dorothé Derks (sinds 1994 werkzaam als zelfstandige) om met haar partner, grafisch vormgever Jan Lücker, samen te gaan werken. De twee creatieve geesten zochten een naam voor hun onderneming die zou weergeven waar zij voor staan. Het werd een even eenvoudige als opvallende naam: KEK dnl. Dorothé Derks DAAR TEKEN IK VOOR | OFFICE 26 | OFFICE MAGAZINE | SEPTEMBER 2010 SEPTEMBER 2010 | OFFICE MAGAZINE | 27

description

artikel in officemagazine.nl

Transcript of officemagazine.nl

Page 1: officemagazine.nl

zaak en mijn moeder is costumière, en ik heb altijd gedacht: ik ga in de mode of in de meubels.” Tijdens haar studie aan de Academie voor Toegepaste Kunst in Maastricht wilde Derks sta-ge lopen in Denemarken, maar dat ging helaas niet door, tot haar grote teleurstelling. “Waarom Denemarken? De verfi jning van materialen, de aan-dacht voor elk detail, de zorg waarmee de producten gemaakt worden, en de natuurlijke materialen, dat alles sprak me heel erg aan. De eenvoud en de detaillering, en het weglaten. En dat in onze tijd waarin we heel erg veel hebben, teveel. Het thema dat telkens weer terugkomt, bij scholen, kantoren en bij parti-culieren, is de hoeveelheid aan spullen. De kunst is dan om die een goede plek te geven, te ordenen en een structuur te geven, waardoor er rust ontstaat zodat men bezig kan gaan met waar het over gaat.”Uiteindelijk ging Derks voor Aspa kantoorinrichting werken, waar ze voornamelijk kantoorprojecten deed.

Klik

Vóór elk project gaat Derks intensief in gesprek met de op-drachtgever, “om te kijken of er een klik is. Als er geen klik is, dan hoef je er niet aan te beginnen. Want dan hoeft het eind-resultaat niet per se verkeerd te zijn, maar dan heb je niet het beste eruit kunnen halen. De klik zorgt voor de toegevoegde waarde. Sommige opdrachtgevers accepteren een projectontwerp zon-der meer omdat er een grote naam onder staat. Voor mij werkt dat niet zo. Zo zou ik ook niet willen werken, want uiteindelijk is het een stuk van mijn leven dat ik geef in mijn werk. En wat ik heel graag in dienst stel van de opdrachtgever, daarom ben ik geen autonoom kunstenaar. Ik voel me ook niet iemand die zegt: kom maar hier, ik zal het wel even voor jullie gaan maken. Ik ga ervoor om me in te leven in de opdrachtgever en zijn beel-den te vangen en te vertalen.”

Dorothé Derks legt uit: “De naam KEK sprak ons beiden aan. Volgens de Dikke Van Dale betekent de term ‘eigentijds’, dat vonden we een goede naam die ook kon blijven omdat het al-tijd eigentijds is. Het woord wordt vaak gebruikt in de betekenis vlot, modern, leuk uitziend. Maar de eigenlijke betekenis is dus eigentijds. En dnl staat natuurlijk voor Derks en Lücker. We heb-ben wel gedacht aan Derks & Lücker, maar dat vonden we te-veel klinken als een advocatenkantoor. Vandaar KEK dnl.”

Denemarken

Het werken met kleuren, stoff en en meubels kreeg Derks van jongs af aan mee: “Mijn ouders hadden een woninginrichtings-

EERST DE KERN, DAN

DE SCHIL DA

AR T

EKEN

IK V

OO

R | O

FFICE

Binnen en buiten

Volgens Derks overlappen de gebieden van exterieur- en interieurarchitectuur elkaar, maar zijn er ook verschillen: “Wij kijken altijd van binnen naar buiten, dus vanuit de gebruiker en vanuit het welbe-vinden en het welzijn van die gebruiker, terwijl de architect vanuit de buitenkant kijkt. Die kijkt natuurlijk ook naar de bin-nenkant, maar uiteindelijk zal hij nooit met de eindgebruiker rond de tafel gaan zitten om de passende inrichting uit te zoeken. De interieurarchitect gaat de processen bekijken: wat voor mensen

moeten er in de ruimte komen werken, hoeveel, en wat doen ze? De disciplines moeten gewoon heel erg nauw samen-werken want de architect kan niet zon-der de interieurarchitect een goed plan maken. Het moet altijd een samenwer-king zijn tussen exterieur- en interieurar-chitect. Zeker bij grote, complexe pro-jecten kun je gewoon niet zonder elkaar, maar het vervelende is dat een bouw-proces traditioneel zo is georganiseerd dat een opdrachtgever altijd als eerste naar een architect toe gaat. Ik ben ervan overtuigd dat het beter is voor sommi-ge opdrachtgevers – mits de interieurar-chitect dat waar kan maken – om eerst het concept met een interieurachitect te

ontwikkelen en daarna pas met de archi-tect om de tafel te gaan zitten om daar het gebouw omheen te maken. Omdat je dan vanuit de structuur redeneert. Eerst de kern, dan de schil. Oftewel de vorm om de inhoud heen ontwerpen.”

Vaak wordt er, mede onder invloed van de vele make-over programma’s op tv, te makkelijk gedacht over een interi-eurontwerp, vindt Derks: “Je doet even een kleurtje op een muur en je hebt een goed interieur. Maar dat is helemaal niet waar het over gaat. Een goed interi-

eur daar voel je je wél bij, dat bevordert je welbevinden, en kleur heeft daarin slechts een kleine rol. Allerlei onbewus-te factoren zoals geur, licht en materiaal spelen ook een rol. Net als het binnenkli-maat en de akoestiek: als er teveel galm in een ruimte is, gaat de hartslag van de personen omhoog. En wordt de arbeid veel intenstiever en zwaarder. Er zijn dus heel veel factoren die onbewust een heel grote impact hebben op je welbevin-den. En die spelen dus een heel grote rol in mijn ontwerpen. Ik probeer verbin-dingen te leggen tussen vorm en func-tie, ratio en gevoel, een combinatie daar-van. Want alle vier factoren spelen een rol. Hoe ik weet dat het een goed plan is

geworden? Als mensen zich er prettig in voelen.”

Geen maniertje

De interieurarchitecte vervolgt: “Ik werk het liefste zo nauw mogelijk samen met de architect en ben dan zoveel als mo-gelijk de verbinder tussen de opdracht-gever, het gebouw, de wensen en eisen. De opdrachtgever heeft een wens, een droom, waar hij naartoe wil, en ik pro-beer zoveel mogelijk te verbinden om daar te komen. Zijn ideeën te vertalen. Of ik een herkenbaar element in mijn pro-

jecten heb, een signatuur? Uiteindelijk komt er in elk project dat je doet, een stukje van eerdere projecten terug. Als ik nu een kantoor als project heb, dan zit daar door mijn jaren bij Aspa toch al-tijd een soort bagage in waardoor het ‘gemakkelijker’ afgaat. Maar het wordt niet snel een maniertje, omdat ik kijk naar de opdrachtgever, en die zijn vrijwel nooit hetzelfde. Ik kan niet zomaar iets doen, dat maakt het ook weleens lastig voor mezelf, dat ik geen maniertje heb. Ik kan niet zeggen: wat ik daar heb ge-daan, kan ik elders nog een keer, kopië-ren en plakken. Ik zou het niet kunnen, twee keer hetzelfde doen. Misschien is dat heel creatief maar elke situatie elke

DE OPDRACHTGEVER HEEFT

EEN WENS, EEN DROOM,

WAAR HIJ NAARTOE WIL,

EN IK PROBEER ZOVEEL

MOGELIJK TE VERBINDEN

OM DAAR TE KOMEN

In 2001 besloot interieurarchitect Dorothé Derks (sinds 1994 werkzaam

als zelfstandige) om met haar partner, grafi sch vormgever Jan Lücker,

samen te gaan werken. De twee creatieve geesten zochten een naam

voor hun onderneming die zou weergeven waar zij voor staan. Het werd

een even eenvoudige als opvallende naam: KEK dnl.

Dorothé Derks

DAAR TEKEN IK VOOR | OFFICE

26 | OFFICE MAGAZINE | SEPTEMBER 2010 SEPTEMBER 2010 | OFFICE MAGAZINE | 27

Page 2: officemagazine.nl

fi sch goed is. Daarom werken mijn partner (Jan Lücker is gra-fi sch vormgever, red.) en ik ook heel veel samen. Daardoor zie je ook dat er in onze ontwerpen grafi sche elementen voorkomen. Zoals de foto’s van de betreff ende medewerker op de achter-wand van de kast waarin de mensen hun persoonlijke spullen kunnen opbergen. Ook teksten die we gebruiken op wanden. We werken samen, en dat geeft een extra meerwaarde aan pro-jecten. In onze projecten werken we ook bijna altijd met andere mensen samen, partners. Dat kunnen architectenbureaus zijn, maar ook interieurbouwers, en afhankelijk van de opdracht-grootte kijken we welke partijen daar het beste bij aansluiten.”

Bovenop

“Of ik er bij elk project bovenop zit? Dat hangt een beetje af van de opdracht die we krijgen. Ik vind het heel fi jn om naar de bouw te gaan, en te praten met de mensen die het dan aan het maken zijn, geweldig! Maar ik vind eigenlijk dat mijn ont-werp werk er dan opzit, en dat de mensen die het dan aan het maken zijn, daar ook hun verantwoordelijkheid in hebben. Wat ik gedaan heb, is eigenlijk klaar. En degene die het dan moet uitvoeren, moet het dan maar maken. Het gevaar dat de ma-ker mijn bedoeling met een project verkeerd interpreteert, dat heeft met goede communicatie te maken. En dan moet je alert zijn want het zijn juist de details waar ik belang aan hecht. Dat vraagt een goede afstemming van tevoren en een oplettend-heid in de uitvoering, want er is veel keuzestress. Maar er bo-venop zitten, dat is teveel gezegd. Ik ga niet over de schouder van de timmerman meekijken, ik vind dat je het samen moet doen. Ik ben niet de timmerman, ik weet wel hoe het eruit moet komen zien, en hóe het in principe gemaakt moet worden maar het realiseren ervan dat doet de timmerman, dat is de vakman.”

Commitment

Derks is van mening dat Het Nieuwe Werken in sommige ge-vallen te ver doorslaat. “Uiteindelijk gaat het gewoon toch over

opdracht is anders iets herhalen haalt dan niet het beste in mij boven. Natuurlijk is er altijd wel enige structuur aan te wijzen in hetgeen je opbouwt, maar ik denk dat andere mensen dat eer-der zien dan ikzelf. Ik weet van mezelf dat ik erg recht ben, ik houd van strakke rechte heldere lijnen, ik hou van mooi mate-riaal, kunst- en daglicht, van details, dat het akoestisch en gra-

werken. Dat hoeft niet vervelend te zijn, ook bij ons is privé en zakelijk sterk ver-weven. En soms loopt het in elkaar over, al proberen we redelijk vaste uren aan te houden voor het werk. Er zit in ons alle-bei een soort discipline, een eigen ver-antwoordelijkheid maar wij houden ook van ons werk. Iets wat we steeds meer missen in Nederland is dat we goed af-spraken met elkaar maken en dat we ons er ook aan houden. Dat vind ik één van de belangrijkste oorzaken waarop projecten mis gaan. Als je iets afspreekt met elkaar, dan doe je dat. Afspraak is af-spraak. En het is typisch Nederlands om dan te proberen er toch weer onderuit te komen. Als je met elkaar afspreekt: dit gaan we doen, dit is onze koers, en je spreekt daar allemaal je commitment over uit, dan moet je die koers ook blij-ven volgen. En dat heb je ook echt nodig ook in Het Nieuwe Werken: dat je elkaar aan de gemaakte afspraken kunt hou-den. Dat heeft met verantwoordelijk-heid en respect voor elkaar te maken.”

Structuur

KEK dnl heeft al heel wat projecten ge-daan, maar Derks heeft nog een grote wens: “Daar hoef ik niet lang over na te

denken: ik zou best nog eens een mo-dern hotel willen ontwerpen, met een restaurant en een wellness-gedeelte, al-les erop en eraan. Waarom? De structu-ren in hotels, die fascineren me, de lo-gistiek. Het zijn ook gebouwen waar mensen graag in willen zijn, het wordt altijd geassocieerd met iets fi jns, ple-zierigs. Het moet een aangenaam ver-blijf zijn. En als je hotelkamers maakt, dan blijven die ook zo. We hebben ooit de inrichting van een kerk gedaan, en het voordeel daarvan is dat je het op de goede plek plaatst, en het blijft gewoon staan. Dat heb je ook grotendeels in ho-tels: je maakt het, en het blijft in de basis staan. In veel gebouwen blijft alles ver-anderen. Die voortdurende verandering dat is ook een aspect van Het Nieuwe Werken, de fl exibele indeling van het kantoor. Het fl exibele, het kunnen aan-passen van het kantoor, dat is fantas-tisch, maar er zitten ook beperkingen aan. Er blijft toch een bepaalde struc-tuur in zitten. En je hebt te maken met bepaalde maten en verhoudingen van mens groepsgrootte en gebouw waarin je goed overleg kunt hebben. Dat moet je goed met elkaar afspreken in welke vormen en op welke manier je met el-

kaar overleg gaat voeren, en daar geef je dan vorm aan, aan die ruimte. En dat heeft altijd met verhoudingen, maten en met de menselijke maat te maken. De mens is de basis, die moet zich prettig voelen en zich welbevinden. Die moet kunnen ontwikkelen, en hoe meer je ontwikkelt, hoe beter je kunt presteren.”

Is dat wat Derks onderscheidt van an-dere interieurarchitecten, die aandacht voor de menselijke gevoelens? “Ik denk wel dat mijn benadering de mens cen-traal stelt. Wat ik belangrijk vind is de onbewuste invloed van het interieur, of een gebouw, op de mens. En dat heeft veel meer impact dan we maar kunnen denken. De plek waar je zit, de zichtbare en onzichtbare energie om je heen, dat alles heeft een grote invloed op je als mens. Enkele jaren geleden werd dat be-noemd met de stroming feng shui. Dat kun je in allerlei interieurs vinden, in kan-toren, vergaderruimtes, kantines, enzo-voort. Dat moet een rol spelen in je ont-werp, anders ziet het er misschien wel leuk uit, maar het werkt niet.”

‘grote dingen onderscheiden zich door kleinigheden’ Laotse

www.kekdnl.nl

IK ZOU BEST NOG EENS EEN

MODERN HOTEL WILLEN

ONTWERPEN, MET EEN

RESTAURANT EN EEN

WELLNESSGEDEELTE,

ALLES EROP EN ERAAN

DAAR TEKEN IK VOOR | OFFICE

28 | OFFICE MAGAZINE | SEPTEMBER 2010 SEPTEMBER 2010 | OFFICE MAGAZINE | 29