NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam...

28
NUMMER 57: LENTE 2001 ROND DE GRENSSTEEN EEN UITGAVE VAN DE STICHTING HEEMKUNDEKRING DE GRENSSTEEN MOOK - MIDDELAAR - MOLENHOEK

Transcript of NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam...

Page 1: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

NUMMER 57: LENTE 2001

ROND DE GRENSSTEEN

EEN UITGAVE VAN DE STICHTING HEEMKUNDEKRING DE GRENSSTEEN MOOK - MIDDELAAR - MOLENHOEK

Page 2: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Foto omslag: Dit woonhuis met bedrijfspanden ligt aan de Elzenstraat en is eigendom van de heer Pouwels die ongeveer veertig jaar geleden in Middelaar is komen wonen. Dertig jaren hiervan was hij een bekend politi-cus binnen de gemeente. Aan hem zijn in dit nummer enkele pagina 's gewijd die een beeld beogen te geven van deze veelzijdige en kleurrijke persoon. De foto is genomen tijdens een van de vele perioden van hoogwater, ditmaal in 1995.

Page 3: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Ad Smijers

"Dit is een historisch ogenblik" De studenten Triebels en Bomans in de nacht van 9 op 10 mei 1940

Tijdens een van onze bezoeken aan de heer Hans Triebels aan de Schildersweg in Plasmolen kwa-men de vele oorlogen ter sprake die door de eeuw-en heen de mensheid geteisterd hebben. Ook ons doorgaans zo vredige woonoord ontkwam er niet aan. Zelfs in de Tachtigjarige Oorlog hebben wij, hoe onbeduidend wij ook waren, op eigen terrein dui-zenden Nassauers moeten zien sneuvelen. Roem-rucht ging de Slag op de Mookerhei de geschiede-nis in, ook al duurden de schermutselingen slechts één dag. Sindsdien kreeg onze prachtige en gast-vrije Mookerhei een beruchte verwensing mee.

Ging deze Slag in één dag aan ons voorbij, ook van de tweede slag hebben wij weinig gemerkt. Dat was de Eerste Wereldoorlog die heel Europa vier jaren lang in zijn greep hield. Nederland bleef tij-dens deze oorlog neutraal, in België daarentegen werd behoorlijk slag geleverd. De heer Triebels heeft van deze bewogen jaren een speciale studie gemaakt, toegespitst op zijn vakgebied klassieke muziek, maar de toen ontstane grote cultuurbreuk interesseert hem zo mogelijk nog meer. Heel boeiend kan hij hierover vertellen. Veel com-ponisten hebben als het ware 'op het slagveld' hun inspiratie opgedaan en een bepaalde krijgshaftige handeling als onderwerp gekozen voor een mu-ziekstuk. Hans Triebels heeft deze composities ge-rubriceerd en hierover een aantal artikelen en co-lumns gepubliceerd. Voor de Vlaamse Radio Om-roep verzorgde hij hierover een serie van vijftien uitzendingen. Ondanks zijn 88 levensjaren was het voor hem hierbij geen probleem om regelmatig per trein naar Brussel te reizen.

Min of meer automatisch kwam het gesprek op de Tweede Wereldoorlog die ook aan schrijver dezes niet onopgemerkt was voorbijgegaan. Absolute verwondering maakte zich van hem meester toen de musicoloog na enige tijd het ongelooflijke ver-haal vertelde dat hij tijdens de eerste zonnestralen van de vroege ochtend van 10 mei 1940 de Duitsers zag binnenmarcheren terwijl hij gezeten was op een terras in Nijmegen met een glas goede wijn én met zijn studiegenoot Godfried Bomans tegenover hem. Godfried en Hans waren beide in Haarlem ge-boren en al vanaf hun jeugd goed bevriend.

Wat doet een student of wat doen studenten de he-le nacht op een duur terras terwijl ze in bed beho-ren te liggen om de volgende dag colleges te kun-nen volgen? Te oordelen naar het copieuze diner dat aan deze nacht was voorafgegaan had in elk ge-val het begrip 'arme studenten' een heel andere di-mensie gekregen en moest ook aan het 'werkwoord' studeren een minder actieve betekenis worden toe-gedicht. Eén ding was zeker: de studenten 'Muziek' en 'Letteren' moesten van goeden huize komen om zich een dergelijke weelde, een rijsttafel met 22 verschillende gerechten, te kunnen veroorloven.

Onzeker bleef het verhaal over de binnenkomst der Duitsers, 'der Einzug der Gladiatoren'. Het leek op een met veel fantasie opgesmukt en aan de borrel-tafel verzonnen relaas waarvan de juistheid moei-lijk te achterhalen viel. De ontknoping zou echter spoedig volgen en god zij dank ging het vertrou-wen in mijn 'leermeester' mijn aanvankelijke wan-trouwen overwinnen.

Onlangs overhandigde Hans Triebels mij een in 1960 verschenen verhalenbundel met als titel 'Ont-luisterde Mei" waarin dertien schrijvers hun herin-neringen aan de meidagen van 1940 hebben opge-tekend. Een van die schrijvers is Godfried Bomans die zijn relaas exact weergeeft zoals Hans Triebels het had getracht aan mij over te brengen. Mijn op-rechte verontschuldiging aan Hans voor zoveel on-begrip en twijfel is hier zeker op zijn plaats!

Ongelooflijk, maar waar! Het oorspronkelijke ver-haal kreeg van Bomans als titel: 'Dit is een histo-risch ogenblik' en is ook opgenomen in zijn later verschenen bundel 'Van de hak op de tak'. Beide bundels zijn zeldzaam en als zodanig een 'collec-tors item'. Het relaas van Bomans begint als volgt: "Tot de weinige bewoners van Nijmegen, die de nacht van 9 op 10 mei 1940 wakend hebben door-gebracht, behoren de heer Hans Triebels en ik."

Het is een verhaal van meer dan zestig jaar geleden. De nacht van 9 op 10 mei is opnieuw in aantocht. Die nacht is dichtbij en Nijmegen ook. De verwik-kelingen van deze twee 'wakkere' studenten hadden ook op een terras in Plasmolen of Mook kunnen plaatsvinden.

1 Rond De Grenssteen 57

Page 4: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

G O D F R I E D B O M A N S

Dit is een historisch ogenblik De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan

genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het

terras een fles wijn zouden drinken. De afrekening was van

later zorg. Triebels, die in een romantische periode verkeerde,

wikkelde zich in een groene cape, ik trok mijn jas aan en wij

vestigden ons op het terras van Germania, achter een zilveren

koeler, waaruit de halzen van twee flessen staken. Het was

een van die zoele lente-nachten, zoals in mijn verbeelding

alleen vóór de oorlog de mensheid beschoren waren. Dit is

vermoedelijk een vergissing. M e n is jong en student, dat wil

zeggen: men is nagenoeg niets. Soms loopt die holte plotse-

ling vol. Later is men iets, men heeft inhoud en dan gebeuren

die wonderen niet meer. Het Keizer Karel-plein had toen

hoge bomen en in het midden een verwilderde vijver. Over

het water keek je recht het Sint A n n a in, dat ook met oude

bomen beplant was. Ik heb geen verstand van bomen, maar

ze behoorden tot het soort, dat laat en dan bijna beschroomd

blaren krijgt. Z o ' n boom is dan éven heel oud en heel jong.

Het duurt maar een paar dagen en het was nu juist de tijd.

De wind ritselde in de reusachtige kruinen, die als fijn kant-

werk tegen de hemel stonden afgetekend en er was geen

ander geluid.

V a n het gesprek, dat wij voerden, herinner ik mij niets anders

dan dat het geniaal was. Het is op die leeftijd en in die om-

standigheden vrijwel uitgesloten om geen dingen te zeggen,

die U zelf verbazen om hun diepgang en alles omver

werpende betekenis. Ook waren er de lange stiltes, die alleen

onder vrienden mogelijk zijn en die door de laatste spreker

worden opgevat als een zwijgende hulde aan wat hij zojuist

gezegd heeft. De bekoring van zulke gesprekken is hierin

gelegen, dat men het volmaakt en bij voortduring met elkaar

eens is. M e n verdubbelt zijn persoon via het klankbord van

de ander. In een van die stiltes hoorden wij plotseling het

geluid van geweerschoten. Het klonk uit de richting v a n

Berg en Dal. Wij luisterden een tijdje zwijgend. Toen zei

Triebels: ' D e Duitsers'. Direct na deze vaststelling vervolgde

hij de gedachtengang, die door dit geluid een ogenblik ver-

broken was.

Hans Triebels: inmiddels ouder en wijzer.

T o t de weinige bewoners van Nijmegen, die de nacht van

9 op 10 mei 1940 wakend hebben doorgebracht, behoren de

heer Hans Triebels en ik. Wij hadden afgesproken om samen

te gaan rijsttafelen in Germania, een restaurant aan het

K e i z e r Karel-plein, dat nu Normandie heet: een naamsver-

andering, waarin de gehele oorlog besloten ligt. Het was de

eerste rijsttafel van mijn leven en ik heb in de hongerwinter,

die ik in Haarlem doorbracht, dikwijls de aanblik van die

tientallen schoteltjes, die ons omringden, in mijn herinnering

teruggeroepen. De gedachte, dat wij enkelen daarvan niet

tot op de bodem leeg gegeten hadden, j a , zelfs onberoerd

lieten, kwam mij toen zo absurd voor, dat de tranen mij in

de ogen sprongen. T o c h handelden wij juist. Het niet gebruik

maken van sommige gerechten behoort bij de genieting van

een rijsttafel, omdat het de weelde markeert. M e n zou ervan

künnen gebruiken, maar men doet het niet. Deze onstoffe-

lijke vorm van eten is alleen in overvloed mogelijk en dient

niet verwaarloosd.

Godfried Bomans: allang afgestudeerd.

Wij deden het kalmpjes aan, zodat het sluitings-uur ons aan

de koffie verrastte. Misschien denkt u over die dingen anders,

maar wij waren beiden van mening dat het niet aanging om

direct na tafel af te rekenen en op te staan. Dit zou betekend

hebben, dat het ons om eten was te doen geweest. Zonder

die bezigheid te onderschatten meen ik toch, dat het hoogte-

punt van een maaltijd na de eigenlijke consumptie valt. Het

gevoel van verzadiging brengt een zekere vergeestelijking

met zich mede, waarin men, behalve zichzelf, ook de man

aan de overkant van de tafel een mateloze genegenheid toe-

draagt. M e n voelt zich ontspannen, edelmoedig en is geneigd

tot bekentenissen. Het is in die uren, dat de vriendschap

bloeit. Vriendschap is namelijk niet op kracht gebaseerd.

De vriend trekt de burcht van de ander binnen over de bres

ener confessie. Wie nooit na tafel een ander iets heeft toever-

trouwd zonder eerst rond te zien of de ober hem horen kon,

kent de vriendschap niet. Hij heeft bovendien niet goed

gegeten.

2 Rond De Grenssteen 57

Page 5: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

BOMANS : Dit is een historisch ogenblik Mei 1940

Ik heb later nog dikwijls hieraan teruggedacht. Beschouwden wij de inval als een te verwaarlozen incident? Neen. Wij waren beiden tot het uiterste gespannen op wat er komen ging. M a a r de gebeurtenis was te massaal om daar een indi-viduele handeling tegenover te stellen. Het enige, wat eruit te halen viel, was de pikanterie van door te praten. Deze absurditeit had zijn eigenaardige bekoring en accentueerde bovendien de totale onmacht tegenover de kolos, die daar naderde. Het was een anti-climax, die noodzakelijk intreedt als iets té lang verwacht wordt. Ik herinner mij niet, of wij deze houding lang hebben volgehouden. Wel weet ik, dat de ontzettende explosie, waarmee de Sint Anna-brug de lucht inging, ons nog steeds op dat terras aantrof. Wij localiseerden deze en de daarop volgende ontploffingen met de precisie van streekgenoten, die omtrent de plattegrond van de omtrek nauwkeurig zijn.ingelicht.

Het binnentrekken van de Duitsers echter heb ik niet meer van dit terras gezien. Ik vermoed, dat de fictie van er buiten te staan niet langer viel overeind te houden, maar tussen ons afscheid en het opblazen van de Waalbrug is er een leegte. Ik moet naar mijn kamer gegaan zijn, want ik stond mij te scheren toen de knal de ramen uit de sponningen sloeg en de spiegel verbrijzelde. Ik schoor mij verder in een scherf, die in de lijst was blijven steken en ging naar buiten. Het was daglicht en op het totaal uitgestorven Keizer Karel-plein liepen twee duiven. Ik zie die onschuldige vogels nog precies voor me, koerend en pralend in de prille ochtend en geen centimeter wijkend voor de reusachtige gevaarten, die een paar minuten later langs hun tere pootjes reden.

De Duitse soldaten stonden recht overeind in de voorbij rollende tanks. De blauwe ogen in hun gebruinde gezichten gleden over mij heen, zoals men een insect terloops opmerkt en direct daarna kwamen er weer nieuwe gezichten. Ik weet nog goed, wat ik dacht. Ik dacht: dit is een historisch ogenblik. De bewustheid hiervan bewijst, dat ik niets voelde. Ik be-leefde het moment posthuum, precies zoals ik het nu beleef. Ik stond naar die onwezenlijk voorbijglijdende colonnes te kijken met de gedachte: 'Dit is 10 mei 1940: inval der Duitse troepen in Nederland.' Er was geen sprake van verzet, woede of zelfs maar smart. Hier voltrok zich een gebeurtenis uit een geschiedenisboek, pagina zoveel. Ik stond in de marge van die bladzijde en las de tekst, terwijl de beschreven gebeurtenis zich tevens voor mijn ogen afspeelde. Als in de laatste tank meneer Paulides, mijn geschiedenis-leraar van het gymna-sium, gezeten had en die man was uitgestapt met het vrien-delijk verzoek: 'Bomans, wil je dit even herhalen?', dan had ik het opgezegd.

Wat ik u nu ga bekennen, is riskant. Maar een documentatie van die dagen is waardeloos zonder volstrekte eerlijkheid. Ik wil u namelijk toevertrouwen, dat ik volstrekt geen haat-gevoelens koesterde. Hoewel ik later, toen de druk van de laarzen voelbaar werd, geen gelegenheid verzuimde om hen een hak terug te zetten, was er op het moment zelf alleen . . . nieuwsgierigheid. Haat is, als liefde, geen obligaat gevoel, waarvan men het knopje maar hoeft om te draaien om het

aan te knippen; het groeit door concrete gebeurtenissen en is het resultaat van ervaringen. Ik wantrouw de man, die zegt dat hij met gebalde vuisten het binnentrekken der Duit-sers gadesloeg: hij vult een leeg glas met de ondervindingen van later. Het vulde zich overigens spoedig genoeg en na het bombardement van Rotterdam was het al boordevol. Toen echter was het leeg.

Maar nu ga ik weer te ver. Er was een besef van radeloosheid, een totale desoriëntatie. Ik bemerkte dit overal. Men begreep in de verste verte niet, waar men aan toe was. Ook ik had mij de gebeurtenis die elke Nederlander, ondanks de gerust-stellende verklaringen uit Den Haag, onafwendbaar voelde naderen, zo geheel anders voorgesteld. Hoe stelt een jong student zich een invasie voor? Hij ziet barricaden en een gevecht van huis tot huis, tot men tenslotte in de Noordzee staat. Elke 'duimbreed gronds' zou verdedigd worden met het mes tussen de tanden. Op dit ordelijk binnenrollen, dit efficiënt overnemen van het stadsbestuur, dit geruisloos be-zetten van enkele gebouwen zoals het postkantoor, het stad-huis en een paar scholen, waarvoor een uur later correct geschoren schildwachten stonden, was niemand voorbereid. Wat hier gebeurde was slechts de uitvoering van een blauw-druk, die maanden tevoren op een Berlijns bureau was klaar-gemaakt. De bezetting van Nederland is, enkele tegen-vallers daargelaten, een administratieve handeling geweest, die door een lichte vertraging slechts even de gestelde termijn overschreed. Men leze hierin geen depreciatie van gebleken heldenmoed; ik stel alleen vast, dat dit heroïsme zich afspeelde in het kader der improvisatie.

Van die eerste dag is mij nog één ding bijgebleven. Het ge-beurde op de Ubbergse Veldweg, waar een Duits soldaat krachtig voortstapte om zijn kazerne nog vóór taptoe te halen. Plotseling stak hij zijn hand op en sommeerde een fietser af te stappen. De man voldeed aan dit bevel en bleef afwach-tend naast zijn rijwiel staan. W a t er toen gebeurde, was iets ongelofelijks. De soldaat nam bedaard de fiets over, alsof deze hem werd aangereikt, zwaaide zijn been over het zadel en trapte kalm de tegenovergestelde richting uit. De van-zelfsprekendheid van deze handeling, de rust waarmee zij werd uitgevoerd en tenslotte het bedaarde wegfietsen waren zo verbijsterend, dat de man niets deed dan bewegingloos zijn eigendom na-ogen, tot het om een bocht verdween. Toen keek hij mij aan. Ik zal die blik nooit vergeten. De hulpeloos-heid ervan, de totale onmacht om de ervaring ergens onder te brengen, het plotselinge besef dat de gebruikelijke rubri-cering onder het begrip diefstal was weggevallen, dit alles lag erin. V a n woede of verzet was geen sprake, die reactie moesten wij nog leren. Wat uit die blik sprak was het doffe besef, dat de bodem onder ons bestaan was weggevallen.

Meer dan enige andere gebeurtenis uit die dagen bracht dit kleine incident mij het inzicht bij dat de rechtsorde der democratie, steunend op de mogelijkheid van appèl, ver-vangen was door de luim van een voorbijganger. De man schudde het hoofd, alsof hij uit het water kwam en ging heen. Een periode was afgesloten.

3 Rond De Grenssteen 57

Page 6: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Anky Wolters - van der Werff

Op zoek naar Sint Adalbert Van Mook' Jarenlang stonden in Mook twee schoolgebouwen, een jongensschool aan de Groesbeekseweg en een meisjesschool in de Kon.Julianastraat. Pas in 1965 werden deze op het laatste adres tot één schoolge-bouw samengevoegd en door pastoor Th. Thijssen "Sint Adalbertschool" gedoopt. De latere nieuw-bouw werd onder diezelfde naam geopend op 20 juni 1975. Waarom koos pastoor Thijssen voor de naam "Sint Adalbert" ? Om een antwoord te vin-den op deze vraag moeten we ver teruggaan in de tijd.

Een gekruisigde in lang gewaad We kunnen beginnen met het jaar 1646 toen Johan-nes Fabritius uit Kalkar naar Mook kwam. Hij was hier tot pastoor benoemd door keurvorst Frederik Willem van Brandenburg. Mook behoorde destijds bij Kleef dat vanaf 1624 onder heerschappij van de Brandenburgse keurvorst stond.

Pastoor Fabritius (1646-1695) vond in Mook als patroon de heilige Albertus. Diens feestdag werd gevierd op 7 april, daardoor weten wij dat het Sint Adalbert, bisschop van Praag (983-997) moet zijn geweest die hier vereerd werd. De naam "St. Al-bertus" staat ook op het oude schepenbankzegel van Mook (dat nog altijd bewaard gebleven is). Bij deze naam is een gekruisigde figuur in lang gewaad afgebeeld, een stralenkrans boven het hoofd. Op de buitenrand van het zegel staat: "S.Schabinorum in Moldick". Met dit zegel echter begint het raadsel rond Sint Adalbert en Mook: hoe kwam een Praag-se bisschop helemaal in een dorpje als Mook te-recht? Voor een mogelijke oplossing voor de ge-kruisigde Sint Albertus op het Mookse schepenze-gel moeten we veel verder terug in de tijd.

Een dergelijk kruisbeeld wordt dikwijls in verband gebracht met "Volto Santo", vanaf eind achtste eeuw vereerd in Lucca, hoofdstad van Toscane in Italië. Men zag er Christus als overwinnaar van de dood in en men riep hem aan als: "San Salvator" (heilige Helper), later ook wel als: "Sint Ontkom-mer" in de hoop dat hij zou helpen de kommer (ar-moede, verdriet, nood) weg te nemen. San Salvator is de oudste titel aan kerken gegeven. Sint Willi-brordus (690-739) en andere missionarissen noem-den veel van de kerken die zij in deze regio bouw-den San Salvator.

Het Karolingische tijdperk (768-814) was voor de Salvatorverering een periode van bloei. In deze ja-ren werd de verering vanuit Italië door reizigers, ambachts- en kooplieden, pelgrims, missionarissen en soldaten van de legers die onder Karel de Grote (771-814) het christendom verbreidden, naar het noorden gebracht: het rijk der Franken, het Duitse gebied en de Nederlanden. Van de twaalfde tot de veertiende eeuw was de Volto Santo het meest ver-eerde beeld in West-Europa. In die tijd wedijverden de steden in de bouw van prachtige kerken. Diver-se genootschappen en nieuwe broederschappen werden gebaseerd op de ware geest van christelijke naastenliefde. Handels- en ambachtslieden plaat-sten zich onder bescherming van een schutspatroon, troon.

Ook Mook kwam met de Salvatorverering in aan-raking. Pastoor Thijssen (1960-1979) veronderstel-de dat missionarissen in de dertiende of veertiende eeuw aan de Maas in Mook een kerkje bouwden en het naar voorbeeld van Sint Willibrordus aan San Salvator wijdden, de heilige Helper. Eind veertien-de eeuw bezat de Mookse kerk een 'Lucca-kruis-beeld' en riep men ook hier de heilige Helper aan. In de loop der jaren was de Christusfiguur op het kruisbeeld naar de achtergrond gedrongen en zag men er vooral een heilige martelaar in. De gekrui-sigde figuur in lang gewaad kan geleidelijk aan ver-eenzelvigd zijn met de martelaar Adalbert, ook wel

Het schepenzegel van Mook met St. Albertus.

4 Rond De Grenssteen 57

Page 7: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

"Aelbrecht", of "Elbrecht" genoemd. Hij moet in Mook al vóór de twaalfde eeuw bekend geweest zijn. Sinds 1018 bezat het Sint Adalbertstift te Aken onder haar goederen een derde deel van de toenmalige heerlijkheid Mook-, (de andere twee derden kwamen later in bezit van het Akense Ma-riastift). Waarschijnlijk is in die tijd hier Sint Adal-bert als patroonheilige ingesteld. Op het zegel van het Sint Adalbertstift wordt deze heilige martelaar echter afgebeeld als bisschop met een staf in de rechterhand en in de linkerhand een boek. Er zijn ook afbeeldingen van hem met pijlen of lansen (waarmee hij zou zijn vermoord) in de linkerhand. Nergens werd Sint Adalbert als een gekruisigde fi-guur afgebeeld.

Patroonheiligen van Mook Het Sint Adalbertstift was door keizer Otto III (983-1002) gesticht ter nagedachtenis aan zijn vriend, bisschop Adalbert van Praag, die in het jaar 997 vermoord werd. De bedoeling van Otto was een kring van kerken in en rondom Aken te bou-wen, kroningsstad der Duitse keizers sinds Karel de Grote (771-814). De opvolgers van Otto III vol-tooiden zijn wens. De Mookse kerk was in de veertiende en vijftiende eeuw gewijd aan Sint Adalbert. Kerkenvisitatiever-slagen van het dekenaat Zyfflich, in die tijd ressor-terend onder het bisdom Keulen waartoe Mook tot begin negentiende eeuw behoorde, vermeldden rond 1550: "Mouwyck vel Moldyck ecclesia Sanc-ti Adelberti habet communicantes 350." (In Midde-laar stond toen een kapel gewijd aan Sint Brigida).

Een later verslag uit de zestiende eeuw vermeldt: "Moick ecclesia Sancti Antoni, olim Sancti Adel-berti." Toen pastoor Fabritius in 1646 arriveerde bestond er al enige onduidelijkheid over de 'ware' patroonheilige van Mook. Fabritius schreef in zijn dagboek dat hij geen historische grond kon vinden voor de heilige Adalbert in verband met de gekrui-sigde martelaar in lang gewaad op het schepenze-gel. Hij besloot daarom dat voortaan alleen Sint Antonius Abt (251-356) de patroonheilige zou zijn.

Er stond in de kerk al een altaar aan hem gewijd. Het is mogelijk dat dit altaar ca. 1450 met het schut-tersgilde van Mook werd opgericht. In de vijftien-de eeuw werd Sint Antonius Abt dikwijls als pa-troon van een gilde aangenomen en in het hertog-dom Kleef ontstond datzelfde jaar een Sint Antoni-usbroederschap (waarvan net als in Mook zowel mannen als vrouwen lid waren). In samenhang met de officiële instelling van de 'nieuwe' patroonheili-

Sint Antonius Abt, houten beeld in de kerk van Mook, vervaardigd door Walther Pompe.

ge werd onder leiding van pastoor Fabritius in 1650 tevens het aloude gilde, de "Broederschap ter eeren Godes voorersten ende des Heijligen Mans Antoni-us voor ondenckelicke jaeren opgericht", ver-nieuwd en heropgericht, mede om de saamhorig-heid in de gemeente Mook te bevorderen na al de oorlogstoestanden van de afgelopen jaren, (de 80-jarige én de 30-jarige oorlog duurden beide tot 1648 en ook Mook was geplunderd door rondtrek-kende troepen). Tot op de dag van vandaag is Sint Antonius Abt patroonheilige van Mook gebleven en het Mookse schuttersgilde draagt nog steeds zijn naam.

5 Rond De Grenssteen 57

Page 8: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Christendom en politiek Om te begrijpen hoe bisschop Adalbert van Praag als patroonheilige in Mook terecht kon komen is het goed iets van de achtergrond te belichten. Laten we weer even teruggaan naar de achtste eeuw. Gedurende de Middeleeuwen werden benoemin-gen van bisschoppen en de heiligenverering (bij-voorbeeld via relikwieën) politiek gestuurd. Het initiatief daartoe had vooral Karel de Grote geno-men. Hij achtte het zijn recht als koning (vanaf 800 als keizer) om zowel over wereldlijke als kerkelij-ke zaken te regeren. Karel bemoeide zich ca. 777 onder andere met de aanstelling van een nieuwe bisschop in het Utrechtse bisdom. Otto I de Grote, keizer van het Duitse rijk (930-973) ging hier verder in, hij eigende zich het be-noemingsrecht in alle bisdommen van zijn rijk toe en beschouwde deze als leengoederen. De bis-schoppen verkregen bij hun benoeming naast het gewone inkomen bepaalde voordelen en rechten, maar ze moesten daar tegenover trouw beloven aan de keizer en hem met raad en daad terzijde staan: zij hadden voortaan verplichtingen aan de keizer. Door bisschopszetels gelijk te stellen met graaf-schappen en de bisschoppen een rang te verlenen gelijk aan die van de hertogen kon de keizer hen als tegenwicht tegen de wereldlijke - minder afhanke-lijke - hertogen inzetten. De bisschoppen werden daarmee belangrijke politieke figuren. Keizer Otto I liet met hen zijn gezag in de nieuw opgekomen grote hertogdommen van Lotharingen, Beieren en Bohemen; van de Franken, Saksen en Zwaben gelden. In 948 bijvoorbeeld werd het bis-dom Brandenburg bij Berlijn opgericht en in 968 een aartsbisdom te Magdeburg, een stad op de toenmalige grens tussen het land van de Saksen en Polen gelegen. Tegelijkertijd bevorderde Otto I de emigratie van Duitse kolonisten naar het Oosten: richting Polen. Nadat de grondvester van de Poolse staat, koning Mieszko I (960-992), zich tot het christendom bekeerd had, werkte keizer Otto I mee aan de oprichting van het bisdom Poznan. De Pool-se bevolking werd gekerstend en het gebied van de keizer uitgebreid. Keizer Otto II (973-983) zette die politiek voort. Hij richtte onder andere in 973 het bisdom Praag op. Onder toezicht - en soms met geweld - van een wereldlijke staatsmacht werd op die manier in Po-len, Tsjechië, Hongarije en andere landen een hechte organisatie van de katholieke kerk gevormd.

Adalbert, bisschop van Praag. Otto III, in het jaar 980 nabij Mook geboren, was keizer van 983 tot 1002, de eerste jaren onder re-gentschap van zijn moeder, keizerin Theophano.

Sint Adalbert, de tweede bisschop van Praag.

6 Rond De Grenssteen 57

Zij drong er namens hem in 983 op aan dat Adal-bert tot bisschop van Praag zou worden benoemd en in 996 benoemde hij zijn neef Bruno van Ka-rinthië tot paus van Rome: Gregorius V (996-999). De Praagse bisschop Adalbert werd ca.956 geboren in de Tsjechische plaats Libice. Hij was een zoon van de Boheemse vorst Slavnik II, zijn ouders noemden hem Woitech. De familie was verwant aan het Saksische keizershuis der Ottonen. Ze on-derhield culturele en handelsbetrekkingen met het Westen en bemiddelde tussen Oost en West, met name in Polen. De jonge Woitech kreeg zijn op-voeding en onderwijs aan de Domschool te Mag-deburg. Hier werd hij gevormd door bisschop Adal-bert van Magdeburg. Woitech nam daarna diens naam aan en werd geestelijke. Hij keerde als Adal-bert terug naar Tsjechië waar hij een aanstelling kreeg bij het Domkapittel van Praag. Naar keuze van keizer Otto III wijdde aartsbisschop Willigis van Mainz de jongeman al in 983 tot bisschop, (in die tijd ressorteerde het bisdom Praag nog onder de vorst-bisschop van Mainz). Later werd Adalbert adviseur van de keizer, ze waren bevriend.

Page 9: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Als bisschop ijverde Adalbert van Praag vooral te-gen het ongeregelde leven van de geestelijken. Hij ondervond veel weerstand: de kerkelijke organisa-tie ging samen met de militaire, er werd veel land veroverd. De gewelddaden brachten gevoelens van haat teweeg tegen de vreemde overheersing én te-genover de kerk die daarmee samenwerkte. Adal-bert was een streng bestuurder, maar vooral een man van verzoening. Toen de felle tegenstand bleef voortduren besloot hij af te zien van zijn bis-schopsfunctie. Hij reisde in 989 als pelgrim naar Rome en werd monnik in het Benedictijnerklooster op de Aventijn. (één der zeven heuvels waarop het oude Rome gebouwd was, aan de oever van de Ti-ber). Bij een hernieuwde poging om - op verzoek van de Boheemse vorsten - in zijn vaderland weer aan het werk te gaan, laaide de vroegere tegenstand op. Adalbert nam nogmaals zijn toevlucht bij de Benedictijnen. Zijn vriend Otto III had hem echter elders nodig. De keizer wendde in Rome zijn invloed aan en paus Gregorius V benoemde Adalbert tot missiebis-schop. Als zodanig reisde hij naar verscheidene landen, onder andere naar Hongarije, Duitsland, Polen. Vanuit Gdansk richtte hij zijn missie op het land van de Baltische Pruisen om ook hier het christendom te verkondigen. Op een van deze toch-ten, in het jaar 997, werden hij en zijn metgezellen nabij de plaats Elbing overvallen. Ze vonden er de marteldood. Bisschop Adalbert werd te Gniezno begraven. Twee jaar later werd hij door paus Silvester II (999-1003), vroegere leraar van keizer Otto III, heilig verklaard. In het jaar 1000 begon Otto III met de bouw van kerken in Aken, gewijd aan Sint Adalbert van Praag. De eerste moest een stiftskerk worden, een kerk waaraan stichtingen en schenkingen ver-bonden waren, mede ten behoeve van de geestelij-ken die er de kerkelijke diensten verzorgden. De opvolger van Otto III, Keizer Hendrik II (1002-1024), voltooide de bouw en gaf het nieuwe Sint Adalbertstift onder meer goederen in Brabant, Gel-derland en Zuid-Holland. In het jaar 1018 schonk hij het stift één derde deel van Mook, waarmee Sint Adalbert hier geïntroduceerd werd. Op 1 april 1227 stond keizer Hendrik VII toe dat het landgoed "Moldecke" in z'n geheel aan graaf Gerard van Geldern verkocht werd. Gedurende de zestiende eeuw behoorde Mook tot de goederen van de Kleefse hertogen.

Tot slot. Nadat Sint Antonius Abt als patroonheilige geïn-stalleerd was is de heilige Adalbert hier langzaam-aan uit beeld verdwenen. Pastoor Thijssen heeft zich veel in de Mookse historie verdiept en daar-

over gepubliceerd. Hij kende ook de geschiedenis en het dagboek van pastoor Fabritius. Misschien vond hij dat de aloude patroonheilige die in de ze-ventiende eeuw 'zomaar aan de kant gezet' werd in ere hersteld moest worden en heeft hij daarom in 1965 voorgesteld de nieuwe school "Sint Adalbert-school" te noemen.

De naam bestaat nog, maar in 1981 ging 'Sint' er af en werd door Pieter de Wildt het Adalbertje ont-worpen dat nu bij iedereen bekend is.

Prijs van verzoening. Tegenwoordig bestaat er ook een Adalbert-prijs, in 1995 door de Tsjechische staatspresident Vaclav Havel uitgereikt aan de voormalige Poolse minister-president Tadeusz Mazowiecki. Deze prijs - door de Paul Kleinewefen-Stichting te Krefeld in het leven geroepen - wordt gegeven aan degenen die een bij-zonder waardevolle bijdrage leveren aan de toena-dering tussen Oost- en West-Europa om daardoor vrede en verzoening tussen de volkeren te bewerk-stelligen. (Bij gelegenheid van zijn duizendste sterfdag is in Tsjechië, Polen, Hongarije en Duitsland een serie postzegels uitgegeven met een beeltenis van Sint Adalbert van Praag er op)

Bronnen en literatuur : - Gemeentearchief Mook en Middelaar, invent. nr.: 3595 - Gemeentearchief Venraij. archieven van de parochie van de

heilige Antonius Abt te Mook, 1616-1939, invent. nr.: 273 - S. Bakker, 'Het Lucca-kruis of Sint Ontkommer', in Rond

De Grenssteen nr. 15 (1990) - J. Cirkl, Die Königsbrücke (Praag 1991) - P. Adalbert Ludwig Balling CMM in: Würzburger katholi-

sches Sonntagsblatt. Kirchenzeitung der Diözese Würzburg. (via internet, evenals de informatie betr. de postzegels met St. Adalbert)

- K.J.Th. Janssen de Limpens, Rechtsbronnen van het Gelders Overkwartier van Roermond (Utrecht 1965)

- M.D. Knowles, Geschiedenis van de Kerk, dl. III (Hilversum 1968)

- Th.J. Lacomblet, Urkundenbuch für die Geschichte des Nie-derrheins (Düsseldorf, 1843-1853)

- E. Meuthen, Aachener Urkunden 1101-1250 (Bonn 1972) - R. Nolden, Besitzungen und Einkünfte des Aachener Ma-

rienstifts (Aachen 1981) - G. Schnürer, Kerk en Beschaving in de Middeleeuwen, dl. II

(Haarlem 1940) - M. Smeets, 'Het schepenzegel van Mook en de H.Albertus',

in De Maasgouw, jrg. 61 (1941) - H.J.M. Spruijt, 'De schepenbankzegels van Mook en Mid-

delaar', in Rond De Grenssteen nr. 9 (1989) - H.J.M. Spruijt, Schuttersgilde St. Antonius Abt (Biesselt

Mook 1983) - B. Thierney, S. Painter, Western Europe in the Middle Ages

300-1475 (New York, 1983) - Tussen Maas en Mookerheide (Nijmegen 1970) - Th. Thijssen, 'Johannes Fabritius pastoor te Mook 1646-

1695', in NUMAGA X (1963)

7 Rond De Grenssteen 57

Page 10: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Ad Smijers

Jan Pouwels, politiek en natuurlijk verbonden

Het was geen eenvoudige opgave om Jan op de praatstoel te krijgen. Hij werkt liever, overdag op zijn bedrijf en in de avonduren voor de gemeente: vergaderen met de raad of een commissie of in de fractie, of thuis de stukken doornemen en telefo-nisch overleg plegen met zijn collega's en mede-burgers. "Ge hoeft over mij niks te schrijven, zo be-langrijk ben ik niet" was zijn eerste reactie. Wij vonden echter dat wij dat zelf wel zouden uitma-ken. Iemand die zo lang in de politiek zit, veertig jaren in Gelderland zijn jeugdjaren sleet en veertig jaren in Limburg de ouderdom langzaam naderbij zag komen leek ons best wel de moeite waard om eens door te lichten. "Iedereen kent me toch?" pro-beerde Jan nog even, maar na lang aandringen en doordrammen gaf hij zich uiteindelijk toch gewon-nen. Twee uurtjes wilde hij er wel aan besteden, aan zijn lange leven. Ons kostte het verwerken van zijn lange leven het tienvoudige aan tijd, maar het was de moeite waard en Jan was het ook waard.

Dertig jaar is hij nu, Jan Pouwels van de Elzen-straat in Middelaar, in de politiek. Dertig jaar heeft hij zich als raadslid ingezet voor het wel en wee van de gemeente Mook en Middelaar, met de na-druk op zijn eigen woonplaats Middelaar. Veertien jaren van deze periode was hij wethouder en vaak tussentijds loco-burgemeester. Met volledige inzet stond hij altijd klaar voor de hele gemeenschap, ook al was het laat in de avond. Desnoods reed hij om tien uur nog even naar Molenhoek om ter plek-ke een oplossing te zoeken voor iemand die de weg was kwijtgeraakt in de ambtelijke doolhof.

Tachtig jaar is hij nu, binnenkort. Jan werd op 2 mei 1921 geboren als eerste in het gezin van boer Pouwels in Hatert, dat later uitgroeide tot zes kin-deren: drie jongens en drie meisjes. Zijn ouders wa-ren hardwerkende mensen op een niet al te groot boerenbedrijf met enkele hectaren grond, een aan-tal koeien en nog meer kippen. Een heerlijk buiten-leven en een grote vrijheid van doen en laten en wonen.

Jan Pouwels en Kiste Trui: zwoegers die weten hoe je met de schop de kost kunt verdienen.

Zoals gebruikelijk op dit soort bedrijven werden de kinderen op jonge leeftijd in het arbeidsproces be-trokken: Jan dus als eerste. Tijdens de lagere schooljaren werd hij al volledig ingeschakeld. Na schooltijd moest er op het land gewerkt worden en als een koe gekalfd had, was het Jan die drie weken lang driemaal daags de koe mocht melken, ook tus-sen de middag. Vrije tijd om te spelen was er nau-welijks. Jan heeft er nooit spijt van gehad. Het was een har-de, maar ook een goede leerschool. Vroeg opstaan hoorde er gewoon bij. Om zes uur al ging Jan op de transportfiets met enkele melkbussen en een em-mer in de richting 't Hatertse Broek op de grens tus-sen Hatert en Overasselt.

8 Rond De Grenssteen 57

Page 11: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

De ouders Pouwels-van Loon met hun kinderen. Rechts staat Jan.

Deze traditie is hem aan het begin van de oorlog bijna fataal geworden. Hij was toen gehuisvest op zijn evacuatie-adres bij het gezin Reinen aan de Hatertseweg. Vanuit de kazematten aan het Maas-Waalkanaal werd nog dagenlang geschoten en de melkkoeien liepen gevaar aan de overkant van het kanaal. Ze moesten gemolken worden, al was het alleen maar om genoeg melk in huis te hebben voor de klanten van Reinen. Jan ging het proberen. Hij pakte de transportfiets, de melkbus en een emmer en reed naar de Hatertsebrug, niet wetende dat de-ze intussen totaal vernield was. Aan de loswal lag een kano met- peddels in het water. Totaal onerva-ren op dit terrein waagde Jan het er op en roeide naar de overkant. Vanwege het onophoudelijke schieten heeft hij heel vlug elke koe enkele liters lichter gemaakt en ging hij tussen het schieten door

met een halfgevulde melkbus per dezelfde kano richting Reinen waar hij heelhuids aankwam. Het was een angstig avontuur waarover nog vaak ge-sproken is.

Jan koos definitief voor het boerenbedrijf, maar dan niet als opvolger thuis. Daarvoor waren zijn ouders nog te jong. Hij zocht en vond werk, maar zijn ideaal, een eigen bedrijf, was moeilijk te ver-wezenlijken. Hij besloot om met zijn vriendin An terug te gaan naar Groenlo, naar haar evacuatie-adres aan het einde van de oorlog. Het geluk lach-te hem toe. Hij ontmoette een eveneens jonge boe-renzoon die als eerste knecht naar een boerenbe-drijf in de Wieringermeer zou vertrekken. Daar was nog plaats voor een tweede knecht en dat zou Jan wel eens kunnen worden!

Vier generaties: rechts staan Jan en zoontje Piet, links staat Jans moeder Lien Pouwels-van Loon en op de stoel zit opa Jan van Loon.

9 Rond De Grenssteen 57

Page 12: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Het eerste eigen boerderijtje in Over asselt.

De eens met noeste vlijt drooggelegde polder stond na de oorlog geheel onder water doordat de dijken gebombardeerd en de pompgemalen buiten wer-king gesteld waren. Het zag er weer uit als de vroe-gere Zuiderzee. Opnieuw beginnen, zo luidde de boodschap, en zo vlug mogelijk de akkers weer in cultuur brengen, zaaien en planten. Tractoren wa-ren er niet, paarden des te meer. De voor een goede afwatering zo nodige sloten werden met de schop gegraven, een bijzonder zwaar karwei. Jan zag er niet tegen op en kon direct beginnen. Ook An kon daar aan de slag, maar dan in het huishouden. Pootaardappelen gingen de grond in, vlas werd ge-zaaid en de paardenstallen werden weer opge-bouwd. Van alle kanten werd bouwmateriaal aan-gevoerd, ook voor onderdak voor het personeel in de polder. Aanvankelijk waren Jan en zijn collega's ondergebracht in het dorpje Abbekerk, even buiten de polder. Ze werden met een vrachtwagen gehaald en gebracht. Op korte termijn bood dit werk toch te weinig perspectief. Jan en An hadden andere plannen voor de toekomst en besloten terug te keren naar hun plaatsen van herkomst, Hatert en Groesbeek. Dat was weer even

Herinnering aan het werken in de Wieringermeer, kort na de oorlog. Jan staat rechts.

wennen: elke zondag enkele malen naar de kerk, graag of niet. De Heilige Mis was belangrijk, en na de middag nog de Congregatie en het Lof: de Dag des Heren ging niet onopgemerkt aan je voorbij. De diensten werden bijna altijd door dezelfde men-sen bijgewoond. Vaste plaatsen waren er alleen voor de pachters die dat betalen konden. Andere bezoekers zochten meestal hun vertrouwde plaats zonder enig vast recht hierop. Als er iemand ont-brak dan was het bijna zeker dat hij of zij ziek was. De buurman van Jan, een boer uit Dukenburg, re-serveerde altijd een stoel voor Jan door er een ro-zenkrans of een kerkboek op te leggen.

Deze buurman zou het leven van Jan en zijn aan-staande danig veranderen. Hij was op de hoogte van hun plannen en vertelde dat er in Overasselt een boerderijtje met twee hectaren grond te koop stond. Jan ging poolshoogte nemen en zag dat er veel achterstallig onderhoud was. "Met hard wer-ken moet het lukken", zo dacht hij, en vier dagen later was alles geregeld. De koop werd gesloten voor drieduizend gulden! Het jonge stel kon gaan trouwen.

10 Rond De Grenssteen 57

Page 13: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Na enkele jaren maakte Jan dankbaar gebruik van een subsidiemogelijkheid tot woningverbetering. Het boerenwoninkje werd grotendeels gesloopt en weer opgebouwd. Een grote voorkeur heeft hij al-tijd gehad voor de teelt van groenten en bloemen. Voor de nodige teeltvergunning ging Jan weer naar de schoolbanken om de diploma's te halen. Elke

week ging hij met zijn brommer drie avonden naar de Tuinbouwschool in Hees. Alle moeite was niet voor niets geweest, want hij kreeg zijn felbegeerde diploma's. Nauwelijks twee weken later bereikte hem het bericht dat de vergunningen niet meer no-dig waren, maar Jan heeft nooit spijt gehad van de opgedane kennis.

Jan had een enorme werklust en kennis, en 'goedepapieren'!

Samen met zijn vader en de vaste medewerker Teun toont Jan hier het resultaat van noeste vlijt: de gladio-lenoogst.

11 Rond De Grenssteen 57

Page 14: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Met recht kon bij trots zijn op deze vier zeugen, zussen van elkaar, met wie hij de hoogste titels behaalde op de fokdagen. Nakomelingen zijn ver-spreid over de hele wereld.

Na zeven jaren in Overasselt gewoond en gewerkt te hebben konden beiden de ouderlijke boerderij in Hatert overnemen. Dat deden ze natuurlijk graag en met veel overgave werd aan de toekomst verder ge-werkt. De gemeente Nijmegen dacht ook aan de toekomst, maar had andere plannen. De landbouw-gronden waren uitermate geschikt voor woning-bouw en een opkoopregeling stond voor de deur. Er kwam geld vrij voor aankoop van een ander bedrijf en Jan vond in 1960 iets naar zijn gading in Mid-delaar. Het was een groot gemengd bedrijf dat heel

Jan doet zijn opwachting bij het bezoek van Koningin Beatrix tijdens een van de overstromingen.

goed geschikt bleek voor varkens, kippen, groenten en bloemen. Het woonhuis bleek zelfs geschikt voor bewoning door een raadslid, desnoods een wethouder!

Het echtpaar ging voortvarend verder en bouwde een varkensfokkerij op die gezien mocht worden. Hun fokvarkens kregen belangstelling in binnen-en buitenland. Jan exporteerde dieren naar Duits-land, Frankrijk, België en zelfs naar Japan. De Jap-pen brachten vaak geschenken mee omdat ze zo te-vreden waren over hun aankopen bij deze topfok-ker in Middelaar. De nieuwkomers waren gauw ge-wend in Middelaar. Wederzijds groeide het vertrou-wen en toen Middelaar eenmaal wist wie die nieuwkomers waren werd Jan gevraagd voor aller-hande functies, zelfs om een verkiezingslijst te wil-len aanvoeren. De lijst Pouwels was gestart. Dat was in 1970. Der-tig jaar later is deze partij er nog, zij het onder een iets andere naam: de Dorpsgroepering Pouwels, of-tewel de DGP Aanleiding tot deze nieuwe lijst was eigenlijk het gevoelen dat Middelaar en Plasmolen weinig vertrouwen en geen invloed hadden in het functioneren van het gemeentebestuur dat geheel 'Mookgericht' leek te zijn. Waarom immers lag in Mook wel riolering en niet in Middelaar? Het was dus overduidelijk dat Middelaar zijn mondje moest roeren! En dat deden ze, in het kielzog van Jan, die als een ervaren schipper de woelige wateren trot-seerde. Jan was dan wel klein, maar "zijn daden bennen groot". Intussen nam Jan ook nog het voor-zitterschap op zich van het Weekblad de Mooker, tien jaar lang met volledige inzet. Niet voor niets werd Jan op 15 april 1994 koninklijk onderschei-den in de Orde van Oranje Nassau.

12 Rond De Grenssteen 57

Page 15: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Jan Pouwels inspecteert in Gouderak het pontje André voordat dit gekocht werd voor de oeververbinding tussen Middelaar en Cuijk.

Jan werd ook uitgenodigd voor de opening van de forellenvijver aan de Riethorsterweg in Middelaar. Hier staat hij met Kiste Trui de hengel-sport te beoefenen.

In 1994 werden drie koninklijke onderscheidingen uitgereikt: in goud aan Jan Pouwels en in zilver aan Agnes van Teejfelen en Piet Thomassen.

13 Rond De Grenssteen 57

Page 16: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Rechts poseert Jan met Mr. Pieter van Vollenhoven op de kade van Mook, waar de hoge gast zojuist de eerste paal geslagen had voor de start van het Mookse aandeel in het Maasoe-verproject.

Deze plaquette herinnert aan de re-alisering van het Deltaplan in 1994. Jan Pouwels was voor dit karwei als loco-burgemeester medeverantwoor-delijk.

Dertig jaar heeft de dorpsgroepering nu standge-houden, dertig jaar lang onder dezelfde naam met dezelfde lijstaanvoerder die intussen ook dertig jaar raadslid is waarvan veertien jaar wethouder. Pou-wels heeft in die periode enkele belangrijke feiten gerealiseerd, zoals de bouw van de gemeentewerk-plaats en de seniorenhof in Mook, de terugkeer van het pontje van Middelaar naar Cuijk en de aanleg van riolering in Middelaar en Plasmolen. Het mag dan ook geen wonder heten dat hij het vertrouwen geniet van de plaatselijke bevolking. Natuurlijk heeft hij in de politiek heel wat tegen-slagen moeten verwerken, maar ook privé heeft hij veel moeten incasseren. Bijna twee jaren heeft Jan zijn gezin alleen moeten regelen toen zijn vrouw An in 1955 wegens een ernstige longaandoening 22 maanden in Dekkerswald heeft gelegen. Zij heeft sindsdien alle huishoudelijke werkzaamheden voor man en gezin weer op zich genomen en daarnaast ook bijstand verleend op het bedrijf. Er moest brood op de plank en dat hoefde je haar niet twee

keer te vertellen. Helaas hebben Jan en de zeven kinderen enkele jaren geleden afscheid moeten ne-men van deze kordate vrouw, een fantastische echt-genote en lieve oma. Jan moest alleen verder. Het lukte hem ondanks de tegenslagen overeind te blijven. Hij kreeg een her-seninfarct en herstelde hiervan. Hij kreeg een on-geluk met zijn tractor en was bijna doodgedrukt, maar hij krabbelde overeind.

Hij loopt weer zoals vroeger over het land en over zijn erf. Eigenlijk loopt hij nog even hard als veer-tig jaar geleden toen de mensen van Middelaar met hem kennis maakten. "Nee", zeggen ze daar: "Jan loopt niet, hij rent, nog steeds, ook voor iedereen die hem nodig heeft, met welk probleem dan ook."

En Jan zelf? Wat vindt hij? Hij vindt zijn eigen in-breng niet ter zake doende, helemaal niet belang-rijk. "Zonder de hulp van boven had ik het nooit ge-red." Bescheidenheid siert de mens.

14 Rond De Grenssteen 57

Page 17: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Pastoor A. van Dijk feliciteert de scheidende wethouder Pouwels.

Loco-burgemeester Pouwels hangt de zojuist benoemde burgemeester Ver-hoeven de ambtsketen om.

De heer en mevrouw Pouwels wensen het echtpaar Verhoeven geluk met de benoeming.

15 Rond De Grenssteen 57

Page 18: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Eric Venbrux

De Slag op de Mookerheide in nationale, provinciale en lokale identiteit

Een historisch feit: '1574 - Slag op de Mookerhei-de'. De slag op 14 april 1574 geldt in de vaderland-se geschiedschrijving als een gevoelige nederlaag ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Een huurleger onder leiding van hertog Christoffel van de Paltz en graaf Lodewijk van Nassau viel ter hoogte van Maastricht de Lage Landen binnen om de opstand tegen de Spanjaarden te ondersteunen. De troepen zagen zich genoodzaakt langs de rech-teroever van de Maas naar het noorden op te trek-ken. Bij Mook werd hen door de tegenstanders de pas afgesneden. Zo kwam het op de Mookerheide tot een treffen tussen de legers. In de strijd werd het kamp van de opstandelingen genadeloos verslagen. Duizenden huurlingen lieten het leven op het slag-veld en in de nabij gelegen moerassen. Lodewijk van Nassau en zijn jongere broer Hendrik moesten het eveneens met de dood bekopen. Toch hangt er nog steeds een mist over die ge-schiedenis op de Mookerheide. Rob de Nijs zingt over Jan Klaassen, de trompetter, die naar de Mookerlheide ging. Ze zagen hem nooit weer. Dat overkwam ook Lodewijk van Nassau. Sneuvelde deze 'volmaakte ridder' in de slag of vond hij elders de dood?' De zaak is nooit opgehelderd. De histo-ricus PJ. Blok houdt het op 'een eerlijk soldaten-graf voor Lodewijk en Hendrik van Nassau, 'wat ook de legende verhalen moge van een ellendige gevangenschap in een Spaansche kerker, van lief-derijke verpleging in een naburig klooster, van een vreeselijken doodstrijd in eene brandende boeren-woning, van een smartelijke verstikking in het Ven'.2

Het jaartal 1574 is een gegeven. In dat jaar had een slag plaats op of nabij de Mookerheide, alsook het beleg van Leiden. Het drama en de ontknoping van de Tachtigjarige Oorlog werd mij evenals zovelen al op de latere school bijgebracht. De lessen vader-landse geschiedenis hielden het van buiten leren van een reeks aantallen in. Het retorisch gebruik van de jaartallenreeks gaf de indruk dat de geschie-denis een orde en noodzakelijk verloop (in de ge-wenste richting) had. In deze context verkreeg ook de smartelijke nederlaag op de Mookerheide zijn betekenis. Generaties schoolkinderen hebben de jaartallen opgedreund. Dankzij de schoolmeesters is '1574 - Slag op de Mookerheide' in het collectie-ve geheugen van de staatsburgers gegrifd. Het aan-

stippen van de gebeurtenis verkreeg zo een plaats in het historische drama van de natievorming dat met terugwerkende kracht het Nederlanderschap markeert. Voor de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau werd in 1891 een monument onthuld, niet op de Mookerheide maar in de Nederlands Hervormde Kerk in het Gelderse Heumen. De Groningse hoog-leraar P.J. Blok, een protestant, sprak daarbij een historische rede uit. De gouverneur van Limburg en, de pastoor van Mook bleven weg uit protest.3

Deze kwestie stond niet op zichzelf. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd de ene na de andere gebeurtenis uit de Tachtigjarige Oorlog her-dacht om nationalistische sentimenten onder de be-volking op te roepen.4 Het katholieke volksdeel vreesde in de beeldvorming opnieuw in de positie van tweederangs burgers gemanipuleerd te worden. In de regel wilden katholieken dan ook part noch deel hebben aan de herdenkingen. Roomse scriben-ten verzetten zich tegen de sterk op Holland geo-riënteerde visie van de officiële vaderlandse histori-ci. Zo ontstond een polemiek tussen J.L. Meulle-ners en de Leidse hoogleraar Robert Fruin. Meulle-ners was de pastoor van Mook die bij de rede van Fruin's leerling P.J. Blok verstek liet gaan. Blok werd echter in geschrifte belaagd door H.M.H.

Bartels (die later Meulleners als pastoor te Mook zou opvolgen). Nieuwe inzichten leverde de penne-strijd van de 'provinciale apologeten' niet op.5 Een andere Limburgse geestelijke trachtte een provin-ciale identiteit vorm te geven door zich te beroepen op historische sagen en andere volksvertellingen.

Limburgse historische sagen De Mookerheide ligt in het noordelijkste puntje van de Nederlandse provincie Limburg, die in 1839 ontstond. In de tweede helft van de negentiende eeuw dient zich in deze provincie een vorm van ge-schiedschrijving aan die er op gericht is de inwo-ners van een collectief bewustzijn, een 'volkseige-ne', te doordringen.6 Zo stelt de rooms-katholieke geestelijke Henri Welters zijn tweedelige Limburg -sche legenden, sagen, sprookjes en volksverhalen (verschenen in 1875 en 1876) samen. Welters richt zich tot 'mijnen Limburgsche landgenooten', aan wie hij de verhalen aanbiedt om de liefde voor Limburg aan te wakkeren.7

16 Rond De Grenssteen 57

Page 19: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Welters staat de opvoedkundige waarde van de ver-halen voorop. Naar de romantisch gekleurde opvat-tingen van zijn tijd zouden de zogeheten volksver-halen in de kern relicten uit een ver verleden bevat-ten. Idealiter waren de verhalen door een ongelet-terde plattelandsbevolking van generatie op genera-tie mondeling overgeleverd. Ze belichaamden de zogenaamde volksziel of volksgeest. In de volks-verhalen kwam, kortgezegd, het 'eigene' van de Limburgers tot uitdrukking.

In werkelijkheid zijn de gepubliceerde volksverha-len een soort van fictie van fictie: in plaats van een feitelijke optekening van mondelinge verhalen van het Limburgse 'volk' betreft het een werk van Wel-ters - zoals De Blécourt het uitdrukt - 'voor het volk'.8 De meeste verhalen komen niet direkt van de mensen zelf. Bij het verzamelen werd geput uit di-verse, meer en minder dubieuze, bronnen. Welters en zijn correspondenten gingen selectief te werk.

Het ging om een herscheppen, een zogenaamd ont-rukken aan de vergetelheid, van verhaalstof die aan het Limburgse volk toebehoord zou hebben. Vrije literaire bewerkingen werden door Welters niet ge-schuwd, meer nog dan de vorm telde de inhoud. Bij deze priester kwam de moraal van het verhaal op de eerste plaats.9 Welters hechtte ook veel waarde aan de plaatsbeschrijvingen in de verhalen. 'Hierin ligt immers de eigenaardige aantrekkelijkheid der volksverhalen', zo verduidelijkt hij, want mensen kunnen zich ermee identificeren.10 Ook de nadien in groten getale verschenen lokale en provinciale bun-dels van volksverhalenlectuur danken er wellicht mede hun populariteit aan. Omdat de Mookerheide nu eenmaal in Limburg lag, nam Welters als van-zelfsprekend sagen over 'het beruchte slagveld' op.

Hij verwijst naar een historische sage, opgetekend door ene Renom de France. Volgens laatste hielden (naar Welters) Christoffel van de Paltz en de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau 'in een klooster van Limburg (wellicht te Houtem-St. Gerlach of te Kloosterrade), op Goeden Vrijdag, den 9. April, vijf dagen vóór den slag lustig het middagmaal, ge-bruikten de miskelken tot het feest en mengden de H. Speciën in den wijn. Als straf voor deze heilig-schennis werd het leger geheel verslagen en vloog de duivel zelf met de aanvoerders in ziel en lichaam weg'." Met andere woorden, God straft onmidde-lijk.

Welters verhaalt verder over een vertelling uit de omgeving van Mook. Hij suggereert dat de anonie-me volksmond aldaar de bron is van dit verhaal.

Het bevat het sagenmotief van de verborgen schat. In Mook heeft de hoofdpersoon uit het verhaal, Kiste Trui geheten, thans een eigen standbeeld voor het gemeentehuis van Mook en Middelaar. In Mid-delaar is het plaatselijke café naar haar vernoemd. De plaatselijke bekendheid met het verhaal valt an-no 2000 vooral terug te voeren op schriftelijke bronnen, de 'papieren sage', waaronder de versie van Welters.

Ook navolgende samenstellers van Limburgse sa-genbundels, zoals A.F van Beurden, Felix Rutten, Pierre Kemp en J.R.W. Sinninghe, namen een le-zing van het verhaal op.12 Sinninghe opent er zijn Limburgsch Sagenboek (1938) mee. Hij is het meest uitvoerig en bij deze auteur duikt ook een an-tisemitisch element op: 'Op de Mookerheide ligt de krijgskas van Lodewijk van Nassau begraven. Toen de slag woedde, maakte een Jood, die het leger volgde om den soldaten buit af te kopen, zich van den krijgskas meester en begroef haar in de hoop later terug te keeren naar die plek, maar hij keerde nooit terug, want de Spanjaarden vingen hem en hingen hem aan een boom'.13

Sinninghe vervolgt: 'Volgens anderen heeft Lode-wijk zelf, toen de laffe huurlingen dreigden te vluchten, bevel gegeven om de ijzeren kist te be-graven bij een schuur te Riethorst. Allen, die daar-van wisten, zijn echter gesmoord in de moerassen. Sedert spookte het op die plek. Menschen, die daar 's nachts voorbijkwamen, zagen lichtjes uit den grond opstijgen en hoorden klagende stemmen.

Geen mensch durfde het echter wagen daar te gra-ven, want het geld, meende men, was uit kerken en kloosters geroofd en bestemd geweest voor ziele-missen en nu kwamen de dooden hier hun nood klagen'.14 Welters' weergave steekt er sober tegen af. Hij doet het relaas dat de Franse krijgskas van Lodewijk van Nassau tijdens de slag in een schuur op de Riethorst onder Middelaar werd verstopt. 15

Daarop aansluitend neemt hij verdere vertellingen over de zoektocht naar de schat op: 'Eens had een gelukzoeker de geldkist van wijlen graaf Lodewijk gevonden; in zijne blijdschap vergat hij echter de wet van het stilzwijgen, die de schatgravers moeten onderhouden, en riep uit: "Ik heb ze in de hand", waarop een rood mannetje verscheen en riep: "ik heb ze met den tand", waarna de schat den graver ontsnapte en nog veel dieper zonk dan hij gelegen had'. 16 Sinninghe maakt van de gelukzoeker 'een strooper uit Groesbeek'. Het rood mannetje, legt hij uit, 'was de duivel'.

17 Rond De Grenssteen 57

Page 20: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Het vervolg dat bij Welters onmiddelijk volgt, wordt door Sinninghe uitgesponnen tot een afzon-derlijk verhaal. Kemp had in diens bewerking al eerder die scheiding aangebracht. Daarbij doen sterke overeenkomsten in woordkeus vermoeden dat Sinninghe bij zijn hervertelling mede uitgegaan is van de versie van Kemp, die op zijn beurt weer schatplichtig is aan Welters. Wel poogt Sinninghe aan het verhaal nog extra couleur locale te geven door de rode kerel in de indirekte rede de 'rooie kèl' te noemen.17

De versie, van de hand van Welters, luidt als volgt: 'Eene vrouw te Middelaar werd zelfs waanzinnig door de begeerte naar Lodewijk van Nassau's geld-koffer. Men noemde die persoon Kiste-Trui. Zij praamde den pastoor gedurig dat hij zou graven naar het geld, wijl de roode kerel wel bang voor een geestelijke zou wezen'.18 Welters geeft géén bron-vermelding. Het blijft mogelijk dat hij zich baseer-de op een mondelinge versie van het verhaal die in het Mookse de ronde deed. Honderd jaar na Wel-ters' publicatie was het verhaal in Mook eigenlijk alleen uit schriftelijke bron bekend. Ter plaatste ei-genden mensen zich het verhaal van Kiste Trui weer toe als een symbool van identiteit.

Lokale symbolen van identiteit Wellicht heeft de herdenking van de slag in 1974 daarin een rol gespeeld. Kiste Trui dient de ge-meente Mook en Middelaar tot mascotte, met name als toeristische trekpleister. In 1976 liet de plaatse-lijke VVV de kunstenaar Peter Roovers een beeld-je van Kiste Trui vervaardigen. Reprodukties van het beeldje werden (en worden nog steeds) te koop aangeboden. Vervolgens gaf de gemeente Roovers de opdracht het op groter formaat in de vorm van een bronzen standbeeld uit te voeren. Eind 1977 had de onthulling van dit standbeeld van Kiste Trui plaats. Inwoners van Middelaar en Plasmolen waren ver-bolgen over het feit dat het beeld voor het gemeen-tehuis in Mook geplaatst werd. Het gaf uitdrukking aan de sluimerende competitie tussen de twee delen van de gemeente (ooit gescheiden door de grens tussen Gelre en Kleef). Mook eiste Kiste Trui op, terwijl de sage verbonden was met de Riethorst in het gebied van Plasmolen en Middelaar. Dit krenk-te de trots van degenen die zich juist met dat gebied ten nauwste verbonden voelden. Aldus werd in de nacht voor de onthulling tever-geefs getracht het standbeeld te ontvoeren. Bij de officiële plechtigheid volgde een demonstratie. Daarin werden spandoeken meegedragen. Eén van de teksten luidde: 'Als Kiste Trui dit had geweten, had ze haar tijd niet zo versleten'.19 Een camping en recreantenhaventje aan de nabij de Riethorst uitge-

graven Mookerplas draagt de naam 'Eldorado' (goudland), een verwijzing naar de Spanjaarden en de verborgen schat. Die schat zal overigens wel al-tijd onvindbaar blijven, want hij werd ten tijde van de slag al buitgemaakt.20

Een woonhuis aan de voet van de Mookerheide heeft het opschrift 'Die Swaere Noodt'. Dit refereert aan de nootlottige slag op de Mookerheide. Felix Rutten schreef een fantasierijk verhaal onder de ti-tel 'De "zware nood" op de Mooker Heide' in zijn Limburgsche Sagen (1917).21 Daarin verweeft hij de reeds door Welters gepubliceerde sage 'dat er nog eens op de Mookerheide een beslissende veld-slag zal geleverd worden, waar zelfs Turken bij zul-len tegenwoordig zijn. De laatste koning van Prui-sen zal er bij eenen roodharigen hoefsmid zijn paard laten beslaan, maar middelerwijl zulke on-gunstige tijdingen ontvangen, dat hij zonder het voltrekken dezer operatie te willen afwachten, het hazenpad verkiest.22

Een ander bouwwerk te Mook dat wel in verband gebracht wordt met de slag uit 1574 betreft het ka-pelletje van Onze Lieve Vrouwe van de Dwaal-lichtjes. In 1970 schreef de toenmalige pastoor Th. Thijssen hierover: 'In de moerassen van het Mookse en Mid-delaarse broek waren sinds de veldslag op iedere donkere herfst- en winteravond kleine blauwe vlammetjes te zien: de zielen der verslagenen, zo meende men, die geen rust konden vinden. Sinds dit kapelletje in de Mortel, aan de rand van de heu-vels, werd gebouwd, bleef het rustig in het broek, dankzij Onze Lieve Vrouw van de Dwaallichtjes'.23

Ook is de stelling geponeerd dat het kapelletje aan de rand van een gevaarlijk moeras diende als een Oriëntatiepunt, immers afgeleid door spontaan ont-brandend moerasgas zouden mensen er verdwaald zijn. In zijn mededeling aan het Meertens Instituut voegt de huidige pastoor A. van Dijk een door de voornoemde Peter Roovers gegeven verklaring voor de dwaallichtjes toe. Volgens Roovers waren het feitelijk de lichten van bewoners van het verder en hogerop gelegen buurtschap De Bisselt (ont-staan in het laatste kwart van de achttiende eeuw) wanneer dezen zich in het donker buitenshuis be-gaven of elkander bezoek brachten.24 Peter van Beuningen, tenslotte, heeft laten zien dat de be-weerde verstikkingsdood van vele duizenden man-schappen in de moerassen geen steek houdt.25

De zompige moerasgronden zijn verdwenen maar het staat vast dat de Mookerheide en omgeving een onherbergzaam gebied geweest moet zijn. De ver-wensing 'loop naar de Mookerhei!' lijkt hierop te duiden. Anders dan wel gedacht, blijft het volgens het WNT in het ongewisse dat de verwensing iets van doen heeft met de slag die aldaar plaats had.26

18 Rond De Grenssteen 57

Page 21: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Welters legt dit verband wel. Bovendien was de Mookerheide volgens hem berucht om 'den aldaar gevierden heksendans'. In de lezing van Welters geldt de Mookerheide als de 'grootste verzamel-plaats der heksen in ons vaderland'.27

De bron waarnaar hij verwijst is veel minder stel-lig. 'In Nederland is mij geene algemeene verza-melplaats bekend', schrijft Van den Bergh. Volgens hem had de Mookerheide in dit opzicht een be-perkte, meer regionale betekenis. Het betreft dan Gelderland, met een uitstraling naar Holland: 'van daar dat men pen gehaat mensch naar de Mooker-heide wenscht, maar met dat al zijn er mij geene sprookjes van bekend'.28

Vandaag de dag is de Mookerheide, in bezit van de Vereniging Natuurmonumenten, een drukbezocht en geliefd wandelgebied. De hedendaagse druïde Roelien de Lang heeft het er echter niet zo op: 'Daar zijn veldslagen gevochten'. Volgens haar is het er daarom niet pluis.29 Er zijn er meer die dat gezegd hebben. 'Vocht er op de Mookerheide niet mee de Duivel in eigen persoon, en huilt er in de dichte bosschen van den Plasmolen niet de Roode Man, die zijn schat bewaakt?', schreef in 1913 Jan Feith naar aanleiding van een autorit door de pro-vincie waarbij hem 'de oude sprookjes van Lim-burg' voor de geest kwamen.30 Zijn inspiratie was wellicht het relaas van Welters. 'En dan moge de koele geschiedschrijver ons ko-men vertellen, dat de slag eigenlijk niet op de Mookerheide geleverd werd, en ten onrechte daar-naar genoemd wordt, de sage weeft haar fantasie over het heideveld en trots de koude bewijzen van den historicus wijst de overlevering de heide aan als de plek, waar het bloed van Nassau vloeide', al-dus J.P. in De Nedermaas.}l Strikt genomen had de slag meer nabij dan op de Mookerheide plaats.32

Ten tijde van de slag -was de Mookerheide overigens veel omvangrijker dan in de twintigste eeuw.

Feit en fictie zijn niet altijd goed te scheiden met betrekking tot de geschiedenis op de Mookerheide. Sommigen zullen zelfs in de klip-en-klare fictie een historische waarheid willen zien. Verschillende mensen bleken uiteenlopende betekenissen aan de betreffende geschiedenis te hechten. Het ging ook om aan wie de geschiedenis of het mooie verhaal toebehoorde. Uit het bovenstaande kwam de histo-rie vooral naar voren als een middel om een eigen identiteit tot uitdrukking te brengen: staatsburger, Limburger, ingezetene van een gemeente en dorpe-ling, alsook protestants of katholiek. De Slag op de Mookerheide was een gebeurtenis die in feit en fic-tie herinnerd werd om constructies van een natio-nale of lokale identiteit te schragen.

1 J.C. Kindermann. Lodewijk van Nassau, de volmaakte rid-der, beschouwd naar zijn leven en karakter (Utrecht 1874); vgl. I.H. Gosses en N. Japikse, Handboek tot de staatkun-dige geschiedenis van Nederland ('s-Gravenhage 19272)

2 P.J. Blok, Slag op de Mookerheide, 14 april 1574. Rede ge-houden bij de onthulling van het monument te Heumen, op 14 april 1891 (Groningen 1891), 17. Zie echter ook P. van Beuningen, 'Die Swaere Noodt', Rond De Grenssteen 10 (1996) nr. 37, 4-6.

3 Blok, Slag op de Mookerheide; A. Smijers, 'Van Mook naar Munster', Rond De Grenssteen 12 (1998) nr. 45, 3.

4 P.A.M. Geurts en A.E.M. Janssen, 'Ruim een eeuw ge-schiedschrijving met betrekking tot de Nederlandse provin-cie Limburg. Enige historische aspecten', in: PSHAL 125

5 Geurts en Janssen, 'Ruim een eeuw geschiedschrijving', 48, 58-61; X. [H.M.H. Bartels], Lodewijk van Nassau en Wil-lem de Zwijger. Historische critiek van Prof. P.J. Blok, ge-critiseerd door X (Roermond 1892); Smijers, Van Mook naar Munster', 3.

6 Vgl. E. Tielemans en S. Top (red.), Limburgse volksverha-len in woord en beeld (Limbricht 1989) 43.

7 H. Welters, Limburgse legenden, sagen, sprookjes en volks-verhalen, deel I en II (Venlo 1875-1876).

8 W. de Blécourt, Volksverhalen uit Nederlands Limburg (Utrecht/Antwerpen 1981)7.

9 A.J. Dekker, '150 jaar Nederlands volksverhalenonder-zoek', Volkskundig Bulletin 4 (1978) 15-16; De Blécourt, Volksverhalen, 7.

10 Welters, Limburgsche legenden I, iv en II, iii. 11 Welters, Limburgsche legenden I, 208. 12 F. Rutten, Limburgsche Sagen (Amsterdam 1917); P. Kemp,

Limburgse sagen en legenden (Maastricht z.j. [1925]); J.R.W. Sinninghe, Limburgsch Sagenboek (Zutphen 1938).

13 Sinninghe, Limburgsch Sagenboek, 3. Zie voor een kritiek op Sinninghe's werkwijze, W de Blécourt, 'De volksverha-len van J.R.W. Sinninghe', Volkskundig Bulletin 1 (1981)

14 Sinninghe, Limburgsch Sagenboek, 3. 15 Welters, Limburgsche legenden I, 208-209. 16 Welters, Limburgsche legenden I, 209. 17 Sinninghe, Limburgsch Sagenboek, 3-4; Kemp, Limburgse

sagen, 122-123. 18 Welters, Limburgsche legenden I, 209. 19 F. van Kuppeveld, 'In memoriam Peter Roovers', Rond De

Grenssteen 26 (1993) 8-9. 20 P. van Beuningen, 'De zeven bevelhebbers in de Slag bij

Mook', Rond De Grenssteen 1 (1987) nr. 3, 10. 21 Rutten, Limburgsche Sagen, 149-157. 22 Welters, Limburgsche legenden I, 209. 23 Th. Thijssen, 'Enkele wetenswaardigheden uit de geschie-

denis van Mook', in: Tussen Maas en Mookerheide (1970) 24 Meertens Instituut, Amsterdam, Volkskundevragenlijst 64A

(1993), Mook. 25 Van Beuningen, 'Die Swaere Noodt', 3. 26 Lemma 'Mookerhei', Woordenboek der Nederlandse Taal,

deel 9 ('s-Gravenhage/Leiden 1913) I 100. 27 Welters, Limburgsche legenden II, 66. 28 L.PH.C. van den Berg, Proeve van een kritisch woorden-

boek der Nederlandse mythologie (Utrecht 1846) 274. 29 G. Willems, 'Stone Henge in het Beekse bos', De Gelder-

lander, 28 april 1994. 30 J. Feith, Met den Maasbuurtspoorweg Nijmegen-Venlo

(Maasbree 1981 [Nijmegen 1913]), 11-12. 31 P.J., 'Limburg's noordpunt'. De Nedermaas 6 (1928/29) 27. 32 P. van Beuningen, 'Daer geschiede groote Moort', Rond De

Grenssteen 9 (1995) nr. 35, 1-4; Van Beuningen, 'Die Swa-ere Noodt', 1-6.

19 Rond De Grenssteen 57

Page 22: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Spelen met kruit Frans van Verschuer

Tijdens een wandeling op de Heumense Schans met mijn vrienden Tom en Jan van Vessem uit Mook, vonden we een tweepersoons schuttersput vol met staafjes kruit, verpakt in blauwe, deels vergane zak-jes. Nou, dat was wat! Daar kan je van alles mee doen: zomaar aansteken en genieten van de blauwe steekvlammen, gillende keukenmeiden van maken, er iets mee uit elkaar laten springen hoewel dat vrij moeilijk ging, of er figuren mee in een blank stuk hout branden. Bijna ging er iets mis. We deden wie het laatst de lont durfde uit te trappen die naar een zakje kruit liep. Ik wachtte te lang en een steekvlam verschroeide mijn sokken. "Ik zag aan een klein blauw vlammetje dat je te laat was" gierde Tom.

Het was ook teveel en ook zonde om al het kruit in één keer op te maken. We moesten het bewaren, maar waar? Thuis hoefde je er niet mee aan te ko-men. De kelder van de watermolen leek het meest geschikt. Daar lagen kisten en een paar krakkemik-kige hutkoffers waar toch niemand in keek. Nu moest het transport nog geregeld worden want het was wel 6 km naar de watermolen. Tom leende een bakfiets bij de buren en een stel jutezakken, zoge-naamd om dood hout in te doen voor de kachel. We deden het kruit in de zakken, laadden het op de bak-fiets en daar gingen we de Lindenlaan af, over de Rijksweg naar Plasmolen. Zingend en rokend zaten we bovenop de zakken. Uit het jute staken enkele gele kruitstaafjes. Als je daar een brandende peuk bij hield zag je eerst een mini rookwolkje, dan hoorde je een heel zacht "pop" en tegelijkertijd ont-brandde het staafje met een rond glinsterend en sis-send vlammetje waar goudgele vonkjes uit schoten.

Als het vlammetje vlak bij de zak was trokken we het staafje er uit. Nog dagen hadden we plezier van de kruitvoorraad totdat de aardigheid eraf was. We maakten vooral gillende keukenmeiden. Dat ging heel eenvoudig door een bosje kruit in een krant te rollen, die aan twee kanten dicht te binden, er aan een kant twee of drie staafjes uit te laten steken als lont en dan de lont aan te steken. Je kreeg dan een luid sissend, door de lucht wervelend voorwerp.

Het restant van het kruit deed nog dienst als vuur-werk op oudejaarsavond. In het grasveld voor Mo-lendal groef ik met een smalle steekschop een zo diep mogelijk schuin gat. Het was ongeveer 30 cm in doorsnee en anderhalve meter diep. Het gat werd zorgvuldig met kruit opgevuld en er zat dus een dikke kruitpaal in de grond. Nu maakte ik nog een lont vanaf het terras naar de kruitpaal. Om 12 uur 's nachts stak ik de lont aan. Nou het gaf een steek-vlam van wel twintig meter. De brandende staafjes dwarrelden als een vurige wolk in de lucht. Een paar seconden werd de hele Plasmolen door een fel-le geel-oranje gloed verlicht. "God bewaar me", zei m'n vader overrompeld. Enkele dagen later vertelde Jan van Kesteren van de camping de Geuldert dat hij in de richting van Mol-dendal een vuurgloed gezien had alsof heel Nijme-gen in de fik stond.

In de kelder van de watermolen verstopten ze het kruit.

2 0 Rond De Grenssteen 57

Page 23: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Frans van Verschuer

Het revolverschot in het herenhuis Grootvader, die beroepsofficier geweest was, had uit zijn diensttijd een revolver met zo'n draaiende cilinder, misschien wel een colt. Het ding was groot, meer een soort handkanon. Hij gebruikte het af en toe om mee uit het raam te schieten als hij 's nachts stemmen hoorde en onraad vermoedde. Ie-dereen wist het te liggen maar niemand mocht er aankomen. Waarschijnlijk daarom had de revolver de bijzondere belangstelling van zijn zoons, vooral van oom Frans, die als oudste zoon voorbestemd was beroepsofficier te worden. Kijk, zei hij tegen mijn vader, als ik de cilinder vul met vijf patronen in plaats van zes en ik plaats de le-ge kamer tegenover de slagpin en haal dan de trek-ker over, gebeurt er niets. Om de situatie echt re-alistisch te maken moest mijn vader als schietschijf dienen. Maar die had het er niet op. Oom Frans richtte al op hem maar hij rende naar de kamer van juffrouw Wafelbakker, de gouvernante, smeet de deur dicht, hield de klink omhoog en ging zoveel mogelijk opzij staan. Oom Frans probeerde om bin-nen te komen maar dat lukte niet. "Je bent een laf-aard", riep hij en haalde de trekker over. Een dave-rende knal volgde. Hij wist niet dat de cilinder te-gelijkertijd met het overhalen van de trekker naar de volgende, volle kamer draaide. Het schot ging door de deur, de stoel van de gouvernante, een ruit en kwam tenslotte in de benedentuin terecht waar juffrouw Wafelbakker aan het wandelen was. Na een paar seconden deed mijn vader de deur open en daar stond oom Frans, bleek als een doek, onbe-weeglijk met een nog gestrekte arm en in zijn hand de revolver, ervan overtuigd dat hij zijn broer dood-geschoten had.

Oom Frans van Verschuer als zeventienjarige cadet in 1910.

Inmiddels schreeuwde grootvader onder aan de trap: "Wat gebeurt daar?" "De ketel is van de kachel gevallen", riep mijn vader. Direct werd boswachter Kellendonk, die heel handig was, ingeschakeld om de schade te herstellen. Grootvader kwam niets te weten.

Frans van Verschuer

Weer tijdelijk onderdak De oorlog was voorbij en we konden gaan en staan waar we wilden, maar waar moesten we heen? Ons huis in Molendal was verwoest en het Herenhuis op de Sint Jansberg ook. Tot begin 1946 konden we nog op ons evacuatie-adres, de Julia Jan Wouters-stichting in Oudeschoot, blijven. Mijn vader ging al eerder naar Nijmegen, waar hij onderdak kreeg bij Mr. Santman op de Groesbeekseweg. Tot de noodwoning in Plasmolen klaar was werden

wij, de kinderen, bij vrienden en kennissen in Nij-megen ondergebracht. Astrid en Emma zaten bij dokter de Kat Angelino in de Javastraat, mijn broer Ot bij de familie van Slingelandt op het Javaplein en ik bij de familie de Vos, ook in de Javastraat. Mijn moeder was nog in Oudeschoot en dacht ero-ver om weer een baan als hoofdverpleegster te zoe-ken. Ze betwijfelde of er op de totaal verwoeste Sint Jansberg nog toekomst was.

21 Rond De Grenssteen 57

Page 24: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Het huishouden van de familie de Vos, oom Piet en tante Stan mocht ik ze noemen, was heel ouder-wets. Hoewel ze zeker niet rijk waren, hadden ze een dienstmeisje voor dag en nacht. Die moest ook bedienen aan tafel. Met veel decorum diende ze met een witte schort voor en een katoenen kroontje in haar haar met een serveerwagentje een uiterst eenvoudige maaltijd op. Het dienstmeisje bracht me 's avonds naar bed. Ze nam me dan op de arm en ik kreeg een royale blik op haar weelderige boe-zem. Dat deed me wel wat, ik hoopte altijd dat zij me naar bed bracht. Op de badkamer rook het heerlijk naar een bepaald soort zeep. Heel af en toe ruik ik die lucht nog wel eens bij mensen die voorbij lopen, maar ik durf nooit te vragen welk merk het is.

Oom Piet was een gepensioneerd officier van de administratie van het KNIL. Om wat bij te verdie-nen werkte hij parttime op het kantoor van het ge-meentelijk gasbedrijf. Hoewel hij niet meer zo piep was en een beetje kribbig, bracht hij het toch op een klein kind in huis te hebben. Hij maakte zelfs een kaartenhuis voor me. En 's ochtends bracht hij me naar de kleuterschool van juffrouw de Jong op het Javaplein. Ik liep dan ver voor hem uit want ik wil-de niet dat iemand dacht dat het m'n vader was.

Tante Stan had een zoon uit een vorig huwelijk die af en toe op bezoek kwam. Tegen mij zei ze dat het haar pleegzoon was, want scheidingen waren toen taboe. Van hem kreeg ik zijn mondharmonica, die met wat andere spullen uit zijn jeugd op zijn lo-geerkamer lag. Eerst moest ik hem laten horen dat

ik erop spelen kon. Dat kon ik natuurlijk niet maar ik blies me rot en hij was tevreden. Tante Stan nam me vaak mee naar de stad als ze boodschappen ging doen. Soms gingen we daarna de damherten in het Kronenburgerpark voeren. Het park lag als een oase tussen de ruïnes van de ge-bombardeerde stad. Het was een plaats waar cro-cussen en narcissen in gladde gazons met hoge bo-men en vijvers de sfeer ademden van een wereld die was zoals hij moest zijn.

Eens per week kwam mijn vader, een moment waar ik erg naar uitkeek. Met zijn vertrouwde melodieu-ze stem las hij dan voor uit de avonturen van Bruin-tje Beer en Wim Das. Een verhaal ging over een ontzettend groot cadeau dat voor Bruintje bezorgd werd. Het was verpakt in een immense kist en bleek een echt vliegtuig te zijn. Die Bruin krijgt tenminste nog eens wat, vond ik en dacht daarbij aan de blikken klik-kikker die tante Stan voor mij kocht in de speelgoedwinkel op de hoek. Mijn vader was door de verwoesting van de Sint Jansberg over-spannen geworden en kon niet de vader zijn die ik nodig had. Hij had het daar zelf moeilijk mee; als kind voelde je dat wel aan maar tegelijkertijd voel-de je je een beetje verloren. Het afscheid was altijd moeilijk, want ik wilde met hem mee en dat kon niet. Na zijn vertrek bleef ik even in het halletje staan om m'n tranen te drogen, want ik wist dat oom Piet en tante Stan zich erg te-kortgeschoten voelden als ik dan huilde, terwijl zij zo hun best deden mij een thuis te geven. In het najaar van 1946 konden wij de noodwoning betrekken: ons gezin was weer herenigd.

Het evacuatie-adres van de familie Van Verschuer vanaf 6 maart tot eind 1945 in Oudeschoot (Friesland).

24 Rond De Grenssteen 57

Page 25: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Piet Weijers Een handgeschreven

Proces Verbaal uit 1895 Van onze Vriend Piet Weijers ontvingen wij onderstaand document van meer dan honderd jaar geleden. Een prachtig verwoord stuk dat overduidelijk ingaat op de 'grensproblemen' uit die tijd. Wij laten de verbalisant aan het woord:

No. 38 Proces-verbaal wegens weigering van tolgeld

Op heden den tiende April 1800 vijf en negentig kwam bij Antonie de Hoop brigadier titulair der Rijksveld-wacht gestationeerd te Heumen, Willem Wenting oud 24 jaar tolpachter op Tol No. 24 te Mook Provincie Lim-burg, de navolgende klacht doen.

Gisteren den 9de April l.l. des namiddags omstreeks half twee uren kwam Antoon Albers, oud naar gissing 23 jaar, inwoonenden zoon bij zijn moeder de Wed. Albers herbergierster, woonende te Cuijk Provincie Noord-braband, met een kar bespannen met een paard in een sterken draf door den Tol rijden. Onder het rijden wierp hij mij acht centen toe en terwijl hij mij heelen tol zijnde 15 centen verschuldigd was haalde ik hem bij den herbergier A. Goossens in, vroeg hem om het geheelen tolgeld waarop hij mij ten ant-woord gaf: dat verdom ik te betalen dan maak maar Proces-verbaal. Hierbij was tegenwoordig Antoon Goossens herbergier oud 57 jaar wonende te Mook. Gehoord A. Goossens voornoemd die verklaarde dat bovenstaand overeenkomstig de waarheid was en zulks had gehoord waarvan door mij op den eed bij de aanvaarding mijner bediening afgelegd dit Proces-verbaal is opgemaakt.

De brigadier titulair der Rijksveldwacht voornoemd, (was getekend)

23 Rond De Grenssteen 57

Page 26: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

Jeugdherinneringen

As kiend heb ik ut mitgemakt, ik zal ut nooit vergèten. Ik dink dor now nog dukker dn as ik vèrekesvleis zit te éten.

Ut vèrekesschot wier schöngemakt, we krege jonge pogge. Bej Albert Gössens kocht ons Vad die, die verkocht vèrekes en zogge.

len ut schóne stroi lèn ze dór dan zu moi, zu rose, knuffeldieren. Ik spuide dor mit, ut was un feest zoas die pogge me konden plezieren. En op utfornuus wier den brutspot gekôkt, die stond dor dan uren te bloake: èrepeleschil, ald brood, nog vul meer, och ons Moed die kon zu lekker koake.

Ut was een feestmaal vur die pogge ien ut as ge zagt hoe ze sloeberde en vroate. Mit hun ogen zèn ze tégen ons Moed: dank ow want ze konne wel knorre, nie proate.

Zo ging dèt den hele zommer mar dur, ut leek wel of ze nie konne wachte, want ze wiere mar vetter en vetter die twee. Wisse die nie, dèt as ze vet waren, ze zón komme om ze te slachte ?

Ut was ien den herfst, november of zo, hiel ons Vad de leer en hankholt uut un huukske. Hej keek nor de vèrekes en zej: diëen urst, want die hèt ut dikste buukske. Dan kwame Harrie en Bert van Fonds te veld mit hurre pin, hun krabbers en hoaken, en op utfornuus stond den brutspot nie mêr, mar dor stond ut woater al te koake.

Toen wier ut op de leer gelét, ut hankholt dur de achterpote hin. De leer wier rechtop tégen ut huus angezet. Dèt was ut eind van ut begin.

Ut vetste vèreke wier uut ut schot gehoald nor ut diekske opzej van ons huus. Bert zette den pin vur de vèrekeskop', Harrie sloeg, en ik sloeg un kruus.

Ut viel um, mar ut spartelde nog. Toen zag ik Harrie zien grote mes. Hej stoak ien de nek van ut vèreke, en ut bloed wier opgevangen ien unne trog.

Dan immers koakend woater dor överhin en ut krabbe van ut vèreke begon. Alle hüre krabde ze mit geweld doraf: mit de nagels gooide ze die ien un ton.

Ziene buuk wier dur Harrie opengemakt, zien prulle die viele doruut. Die wiere opgevangen ien unne teil, want die wiere loater gebruukt.

Mit de hiep wier zien ribbekast opegemakt, ziene kop wier ien tweëen gekliefd, en dan hong ie dor of ie zegge wou: vrèt me op, vrèt me op, asteblief.

Ja, zo was en zo is un vèreke zien bestoan, en wej vroaten um op, mit plezier. Mèj dink ik wel us: un vèreke is net unne mins, en unne mins net un vèreke, un vrètzuchtig dier. G

esch

reve

n en

voo

rged

rage

n te

r ge

lege

nhei

d va

n de

slot

man

ifes

tati

e 20

0 ja

ar M

ook

en M

idde

laar

do

or A

nton

Meu

ssen

2 4 Rond De Grenssteen 57

Anton Meussen

Page 27: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn

IN DIT NUMMER:

Dit is een historisch ogenblik 1 Op zoek naar Sint Adalbert 'van Mook' 4 Jan Pouwels: politiek en natuurlijk verbonden 8 De Slag op de Mookerheide in nationale, provinciale en lokale identiteit 16 Spelen met kruit 20 Het revolverschot in het herenhuis 21 Weer tijdelijk onderdak 21 Een handgeschreven Proces Verbaal uit 1895 23 Jeugdherinneringen 24

Overname van artikelen of afbeeldingen is uitslui-tend toegestaan na schriftel i jke toes temming van de redactie.

Het bestuur van de Stichting Heemkundekr ing de Grenssteen bestaat uit de volgende personen: de heer H. van Duuren, penn 024 358 4067 de heer H. Hüttner 024 696 1996 mevrouw D. Lamers 024 696 1302 de heer J . van de Mond 0485 442 710 mevrouw J . Mulders , secretaris . . . . 024 696 2140 de heer P. Peters 024 358 3710 de heer A. Smijers , voorzitter 024 696 2101

VRIENDEN ZIJN NODIG De mensen van de Grenssteen kunnen niet alles alleen: veel hulp is nodig van plaatsgenoten en van anderen die banden hebben met de gemeente Mook en Middelaar. Wie actief wil meewerken of materiaal beschikbaar heeft kan contact opnemen met een der bestuursleden.

Men kan ook Vriend van de Grenssteen worden door een minimale bijdrage van 30 gulden te betalen op bankreke-ning 12.20.04.817 van de Rabobank in Mook. Ons post-banknummer is 144 46 50. Voor dat bedrag ontvangt men elk kwartaal het tijdschrift Rond de Grenssteen en gratis toegang tot de tentoonstel-lingen, evenementen en lezingen die door de Grenssteen georganiseerd worden.

Voor verdere inlichtingen, suggesties en redactionele bij-dragen kan men terecht bij de bestuursleden of het secre-tariaat.

De Grenssteen, Postbus 76, 6585 ZH Mook.

Losse nummers ƒ 8,00. ISSN 0929-9351

Druk: Drukkerij Minoprint, Afferden (Lb.)

Page 28: NUMMER 57: LENT E 200 1 ROND DE GRENSSTEEN · De eigenaar, onze verlegenheid bespeurend, kwam hieraan genereus tegemoet. Hij stelde voor, dat wij buiten op het terras een fles wijn