Notiziario zomer 2016

16
1 NOTIZIARIO Van de redactie 1 Van de voorzitter 2 Apostrofo 55/Minne de Boer 3 Twee aartsvaders van Dante Utrecht: Pietro Mariatti en Romano Guarnieri (4)/Jan Buijs 4 Slow Food/Jacopo Pastore 6 Grote opknapbeurt voor Italiaans cultureel erfgoed 8 I poeti riletti: Benedetto Varchi/Gandolfo Cascio 9 Paesi dipinti 9 Een kamer voor jezelf: Tondelli als Virginia Woolf (recensie)/Gandolfo Cascio 10 Keizerlijk, koninklijk, diplomatiek?/ Dennis Smit 11 De macht van marmer (2)/Guus Jooss 12 Op herhaling in de Abruzzo/Mathijn den Duijf 15 Corridoio Vasariano in Florence misschien open voor publiek 16 Tentoonstellingen in Italië 16 Nu wij aan deze editie van de Notiziario werken fluiten buiten de vogels en bloeien vlijtige liesjes en petunia’s in de tuinen weer dat het een lieve lust is. De zomer komt eraan maar de lente is ook al zo mooi. En in dit nummer gunt onze gewaardeerde voorzitter ons een blik in de schatkist van de vereniging en ook daar kunnen wij blij om zijn. Ondanks de naar hun eigen zeggen niet meer piepjonge leeftijd heeft het bestuur het toch maar voor elkaar gekregen een financieel positief resultaat te boeken. Wij zouden daarom zeggen: blijf nog maar even…Maar we kunnen ons ook goed voorstellen dat de inspanningen die dat gekost heeft en nóg kost, met daarnaast het op peil houden van de vitaliteit en aantrekkelijkheid van onze Dante na een aantal jaren het gevoel geven ‘zo, en nu is het welletjes’. Dus wie het stokje van hen wil overnemen, die melde zich! (Niet bij de redactie natuurlijk, bij het bestuur.) Verder in dit nummer: variatie genoeg en in onze ogen zeer de moeite waard. Naast de vertrouwde namen van Minne de Boer, Dennis Smit en Mathijn den Duijf maken Jan Buijs en Guus Jooss in deze editie hun bijdragen over de aartsvaders van Dante Utrecht en de macht van marmer af. Van Gandolfo Cascio weer een nieuwe aflevering in zijn poëzierubriek, en een recensie van een door Jan van der Haar vertaald Italiaans boek. Gedichten van hemzelf – Gandolfo is immers ook dichter – hebben onze ‘componist des vaderlands’ Willem Jeths kort geleden geïnspireerd tot nieuw werk. Een leuke verrassing om Gandolfo’s naam opeens in zo’n heel andere context te horen noemen. Dan nog een nieuwkomer onder onze auteurs: Jacopo Pastore (de echtgenoot van Charlotte, onze secretaris), met wiens verhaal – in het Italiaans – over Slow Food wij ook blij zijn. En nu: leest u deze Notiziario maar ergens buiten, omringd door fluitende vogels en fleurig bloeiende bloemen. De redactie Van de redactie Inhoud Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] | telefoon secretariaat: 06-15828240 KOPIJ VOOR HET ZOMERNUMMER GRAAG VÓÓR 15 AUGUSTUS jaargang 26 nummer 2 zomer 2016

description

De Notiziario is het verenigingsblad van de Società Dante Alighieri Utrecht

Transcript of Notiziario zomer 2016

Page 1: Notiziario zomer 2016

1

N O T I Z I A R I O

Van de redactie 1

Van de voorzitter 2

Apostrofo 55/Minne de Boer 3

Twee aartsvaders van Dante Utrecht: Pietro Mariatti en Romano Guarnieri (4)/Jan Buijs 4

Slow Food/Jacopo Pastore 6

Grote opknapbeurt voor Italiaans cultureel erfgoed 8

I poeti riletti: Benedetto Varchi/Gandolfo Cascio 9

Paesi dipinti 9

Een kamer voor jezelf: Tondelli als Virginia Woolf (recensie)/Gandolfo Cascio 10

Keizerlijk, koninklijk, diplomatiek?/Dennis Smit 11

De macht van marmer (2)/Guus Jooss 12

Op herhaling in de Abruzzo/Mathijn den Duijf 15

Corridoio Vasariano in Florence misschien open voor publiek 16

Tentoonstellingen in Italië 16

Nu wij aan deze editie van de Notiziario werken fluiten buiten de vogels en bloeien vlijtige liesjes en petunia’s in de tuinen weer dat het een lieve lust is. De zomer komt eraan maar de lente is ook al zo mooi. En in dit nummer gunt onze gewaardeerde voorzitter ons een blik in de schatkist van de vereniging en ook daar kunnen wij blij om zijn. Ondanks de naar hun eigen zeggen niet meer piepjonge leeftijd heeft het bestuur het toch maar voor elkaar gekregen een financieel positief resultaat te boeken. Wij zouden daarom zeggen: blijf nog maar even…Maar we kunnen ons ook goed voorstellen dat de inspanningen die dat gekost heeft en nóg kost, met daarnaast het op peil houden van de vitaliteit en aantrekkelijkheid van onze Dante na een aantal jaren het gevoel geven ‘zo, en nu is het welletjes’. Dus wie het stokje van hen wil overnemen, die melde zich! (Niet bij de redactie natuurlijk, bij het bestuur.)Verder in dit nummer: variatie genoeg en in onze ogen zeer de moeite waard. Naast

de vertrouwde namen van Minne de Boer, Dennis Smit en Mathijn den Duijf maken Jan Buijs en Guus Jooss in deze editie hun bijdragen over de aartsvaders van Dante Utrecht en de macht van marmer af. Van Gandolfo Cascio weer een nieuwe aflevering in zijn poëzierubriek, en een recensie van een door Jan van der Haar vertaald Italiaans boek. Gedichten van hemzelf – Gandolfo is immers ook dichter – hebben onze ‘componist des vaderlands’ Willem Jeths kort geleden geïnspireerd tot nieuw werk. Een leuke verrassing om Gandolfo’s naam opeens in zo’n heel andere context te horen noemen. Dan nog een nieuwkomer onder onze auteurs: Jacopo Pastore (de echtgenoot van Charlotte, onze secretaris), met wiens verhaal – in het Italiaans – over Slow Food wij ook blij zijn. En nu: leest u deze Notiziario maar ergens buiten, omringd door fluitende vogels en fleurig bloeiende bloemen.

De redactie

Van de redactieInhoud

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | telefoon secretariaat: 06-15828240

K O P I J V O O R H E T Z O M E R N U M M E R G R A A G V Ó Ó R 1 5 A U G U S T U S

jaargang 26 nummer 2zomer 2016

Page 2: Notiziario zomer 2016

2

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Toen ik zo’n veertig jaar geleden als student-assistent wat zaken voor het Italiaans Instituut van de RUU regelde, kreeg ik voor het eerst te maken met de Vereniging Dante Alighieri. ‘De Dante’ leende zo af en toe een ruimte op het Instituut aan het Lucas Bolwerk (dolce memoria) om daar een lezing of een cursus te organiseren. Ik raakte met die ‘oude mensen’ in gesprek – volgens mij waren ze de 60 wel gepasseerd, en ik stelde voor om gezamenlijk films te vertonen. Voor Dante en voor de universitaire studenten. Ik vond dat ik daar een heel mooie zaak mee deed voor de studenten. Wij leenden ons instituut uit en zij betaalden de filmhuur. U weet het nog wel: een enorme rol celluloid, een ratelende projector en de volumeknop op maximum, om boven het geratel van de projector uit te komen. Ook de mensen van Dante vonden dat ze een heel mooie zaak deden. De studenten organiseerden de huur van de film en regelden een projector. Dante betaalde geen zaalhuur, maar alleen zo’n 50 gulden filmhuur. Dante hoefde verder niets te regelen, behalve het uitnodigen van de eigen leden. En verder betaalden de leden graag een gulden voor een glaasje wijn, dat de studenten uit een fles van 3 gulden schonken. Kortom, het was een ideale symbiose. Maar ik bleef zitten met één vraag: waarom zaten er in dat Dante-bestuur alleen maar bejaarden? (Voor de jongeren onder u: zo heetten vroeger de senioren.) Ik bemoeide me destijds al graag met alles wat me aanging, maar vooral met zaken die me niet echt aangingen. Inmiddels ben ik al weer acht jaar voorzitter van Dante Utrecht, met veel plezier, maar wel al acht jaar. Twee medebestuurders zijn leeftijdgenoten (net in de 60), de twee anderen komen uit de aanstormende generatie. Min of meer recent afgestudeerden. Wij zijn bijna allemaal aangetreden tijdens de crisis rond de aanstellingsvorm van docenten. Een crisis die mij vaker voor de

rechter heeft gebracht dan mij lief was, en die Dante aan de rand van het bankroet heeft gebracht. U herinnert zich misschien de berichten van de voorzitter die ik in die tijd schreef: “Het gaat slecht met de financiën; de bodem van de schatkist is in zicht”. Nu, zo’n vier jaar na het bezweren van de crisis durf ik u pas te laten weten hoe slecht het ging. Wij stonden zo’n 12.000 euro negatief, terwijl de inkomsten uit de taalcursussen stokten. Inmiddels hebben wij, mede dankzij de voortreffelijke samenwerking met Babel, een reserve van circa 7.000 euro opgebouwd. Genoeg voor het voortbestaan en de activiteiten in de komende jaren.Eigenlijk vinden wij dat wij daarmee onze bijdrage hebben geleverd. En wij vinden het in het algemeen ook niet zo’n goed idee als het bestuur van een ledenvereniging te lang blijft zitten. Verder vinden wij ook dat de gemiddelde leeftijd van de bestuursleden wel eens naar beneden zou mogen gaan. Dan vond ik zelf veertig jaar geleden al, en dat vind ik nu opnieuw. Leden van Dante Utrecht, namens het bestuur roep ik u op om ons af te lossen. Wij hebben met veel genoegen ons werk gedaan, maar maken nu graag plaats voor onze opvolgers. Vier van ons willen de komende tijd aftreden. En ter geruststelling: onze jonge secretaris Charlotte Gispen-Pastore blijft aan. Jonge leden van Dante, grijp je kans. Dante Utrecht is een prachtige vereniging, met een indrukwekkende staat van dienst en een veelbelovende toekomst. Neem verantwoordelijkheid en maak het verschil.

Jeroen Torenbeek

PS Oudere leden, laat u niet afschrikken door deze oproep, specifiek aan de jongere leden. Mooier nog dan een jong(er) bestuur is een natuurlijke mix van leeftijden…

Van de voorzitter

Toen vorig jaar de laatste roman van Umberto Eco uitkwam, was de reactie van zijn trouwe lezers in eerste instantie wat lauw: het was voor zijn doen een nogal korte roman en er kwam wat minder vuurwerk in voor dan men gewend was. Kon hij het nog wel, was de vraag die menig criticus stelde. Nu gebleken is dat hij niet lang meer te leven had − wat hij uiteraard zelf ook wel wist − vervallen die bezwaren en kunnen we alleen maar verheugd zijn dat hij het verhaal nog heeft kunnen afronden.Wat verwachtte de lezer eigenlijk van een nieuwe roman van Umberto Eco? In de loop van zijn carrière als romanschrijver heeft Eco een speciaal genre gecreëerd. In de eerste plaats was dat een omvangrijke roman waarin allerlei verhaalmogelijkheden worden uitgeprobeerd: een Eco-roman was, in de termen die hij geïntroduceerd heeft in zijn Harvard lectures, a walk in the fictional woods. Dat hield in: experimenten met vertellers, het dooreenlopen van de meest onverwachte verhaallijnen, parodieën van bepaalde schrijvers uit het gekozen

tijdperk, en spelletjes met allerlei essayistische hobby’s die hem toevallig op het moment van schrijven bezighielden. Iedere roman was gesitueerd in een ander tijdperk, de gebeurtenissen die verhaald werden berustten op een vrije interpretatie van de schoolkennis van zijn lezer, die we ons kunnen voorstellen als een Italiaan die een opleiding op het liceo heeft gevolgd. Verder was er altijd het een of andere absurde idee dat kwansuis serieus werd genomen en waren er elementen aanwezig van wat ik graag het wetenschapshistorische museum zou willen noemen. De lezer werd voorts overdonderd door verbaal geweld en voortdurende woordgrappen.Numero zero echter is kort, slechts 210 spaarzaam bedrukte pagina’s, en dus is er minder ruimte voor verhaalexperimenten. Zo is er maar één verteller, redacteur Colonna, die verslag uitbrengt van het avontuur van het nulnummer van een nieuwe krant, Domani, van het begin op 6 april 1992, wanneer de beoogde redactie bijeengeroepen wordt, tot en met 6

Apostrofo 55

Page 3: Notiziario zomer 2016

3

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

juni van hetzelfde jaar. Hij roept zich vervolgens, in de vijf dagen erna, uit tot speurder en verteller in de moordzaak Braggadocio. Binnen Colonna’s verhaal zijn er dialogen tussen de redacteuren, waarvan er een, met Braggadocio als verteller, een andere verhaallijn vertoont, namelijk een idee-fixe dat deze figuur heeft over de executie van Mussolini.De krant zou eigenlijk een parodie van een krant moeten zijn: de auteurs worden geacht zich aan te passen aan een zo breed mogelijk publiek dat weinig voorkennis heeft en beziggehouden moet worden met allerlei spelletjes. Maar die parodie lezen we niet, er wordt alleen maar over gesproken, want directeur Simei legt uit hoe het moet en vooral hoe het niet moet. De spelletjes lijken op woordspelletjes uit Eco’s eigen studententijd.De redacteuren kunnen ook gezien worden als spreekbuis voor de auteur in enkele van zijn essayistische hobby’s. Een voorbeeld is een beschouwing over nep-ridderorden, gepresenteerd als research van redacteur Lucidi en duidelijk geïnspireerd door de Cavaliere Berlusconi, die zelf niet genoemd wordt. Maar ook de discussie over het waarheidsgehalte van de verslagen die we hebben over de executie van Mussolini, die op het conto van Braggadocio zijn gezet, zijn een goed voorbeeld van een stukje eigen onderzoek van de auteur. Het hier behandelde tijdperk is niet echt historisch meer, maar valt samen met het leven van de auteur, in feite de periode van de Eerste Republiek, met twintig jaar ervoor en twintig jaar erna: dat zijn de beruchte ventenni, waardoor de periode Berlusconi in wezen als een parodistische herhaling van het fascistische tijdperk wordt neergezet. De bekend veronderstelde kennis is niet langer de schoolkennis van generatiegenoten, maar de gedeelde historische ervaring, die wel af en toe expliciet opgehaald wordt, maar dan toch een soort o-ja-kennis is. Een voorbeeld is het verhaal van het begin van de affaire Mani Pulite; wij lezers kennen het allemaal, maar wat de directeur zijn redacteuren uitlegt is welk deel van de informatie op die 17 februari 1992 naar boven kwam, zodat ze de toen nog niet bekende informatie als onthulling kunnen presenteren voor het hoofdartikel van het Nulnummer voor die datum, en daardoor ontzag wekken voor de achtergrondkennis van de redactie. Met die kennis heeft de eigenaar van de krant een groot afpersingspotentieel in handen. De absurde ideeën die au sérieux genomen worden zijn in deze roman eigenlijk niet zo talrijk; eigenlijk zijn het er maar twee. Allereerst het verhaal van de krant die niet verschijnen mag: immers, de te vrezen mediaschandalen kunnen worden afgekocht en dan is de krant niet meer nodig. De redacteuren zitten er dus voor nep, maar dat mogen ze zelf niet weten. Dat geeft spanningen onderling, met ook een liefdesepisode, die Eco zelf op de kaft als magere plot betiteld heeft. De keuze van de redacteuren geeft ook weer aanleiding tot typische Eco-grappen, bijvoorbeeld dat hun namen allemaal afgeleid zijn van lettertypes. Natuurlijk is deze krant een symbolisch beeld voor de media-activiteiten van Berlusconi, waarbij mij wel opvalt dat voor Eco de krant nog het prototype is van de massamedia. Het andere absurde idee is het motief dat Mussolini niet echt om het leven gekomen is bij de bekende ophangingsscène, maar dat er een dubbelganger bij betrokken was en de echte dictator

in opdracht van de CIA of het Vaticaan in veiligheid is gebracht en nu achter alle schandalen van de eerste Republiek zit. Deze complottheorie wordt gepresenteerd als een wild idee van redacteur Braggadocio, wiens naam niet alleen een lettertype is, maar ook via het Engelse to brag opschepper betekent en afkomstig is uit het epos The Fairie Queene van Edmund Spenser, waar hij als een soort snoevende Brabander optreedt. Het thema geeft Eco gelegenheid om een groot aantal schandalen van de Eerste Republiek de revue te laten passeren, maar het nut van een nep-Mussolini blijft wat vaag: de CIA en het Vaticaan zijn op zichzelf ook best geschikt voor een complottheorie. Ook is het wat merkwaardig dat deze gedachte geleid zou hebben tot een moord op de dreigende onthuller. Zo wordt ook de detectiveplot een ietwat magere plot. De stand-in voor Berlusconi in deze roman is de eigenaar van het geplande blad, Commandeur Vimercate (wiens naam we met Marktwaarde zouden kunnen vertalen). Deze Commandeur ‘controleert’ tientallen hotels aan de Adriatische kust, veel verpleeg- en verzorgingshuizen voor bejaarden en gehandicapten, een reeks duistere zaakjes waarover veel gefluisterd wordt en enkele lokale televisiestations die hun uitzendingen om elf uur ’s avonds beginnen, met alleen veilingen, televerkoop en een paar blootshows. Verder geeft hij bladen uit op elk gebied: roddelbladen en vakbladen, een heel imperium, en daarbij hoort een enorm gebouw waar plaats is voor alle medewerkers, ook voor de redactie van Domani, die ook alle faciliteiten van het imperium mag gebruiken. Daar verwacht hij dan iets voor terug.Nu Eco overleden is ligt het in de verwachting dat zijn werk spoedig gebundeld wordt, ook de talrijke journalistieke bijdragen uit de laatste jaren. Dat zal de beste achtergrond worden om deze roman te beoordelen; tot nu toe gaat het slechts om een voorlopige impressie. En hoe dan ook, er valt genoeg te grinniken om zijn verbaal vernuft.

Minne de Boer

Page 4: Notiziario zomer 2016

4

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Dante Utrecht na GuarnieriHet Utrechtse culturele leven gaat ook zonder Guarnieri door, maar wel in rouwstemming. In het Centraal Museum gaat eind november 1955 een tentoonstelling open van werken van de beeldhouwer Giacomo Manzù. Directrice Houtzager is erg verheugd met deze belangrijke expositie, maar constateert dat een zware schaduw de vreugde tempert, namelijk de afwezigheid van de nobele figuur van hem die zoveel heeft gedaan voor de bevordering van de culturele betrekkingen tussen Italië en Nederland: prof. Romano Nobile Guarnieri. “Acht en veertig jaar heeft hij de beschaving van zijn land uitgedragen aan de Nederlandse universiteiten en daarbuiten. Maar hij deed nog meer: hij bracht de gehele atmosfeer van Italië, de zon en de warmte van zijn land in onze kille, Hollandse huizen.” Voordat de ambassadeur van Italië, Zijne Excellentie Markies Giorgio Benzoni, de tentoonstelling opent, spreekt prof. dr. Sergio Ponzanelli, opvolger van Guarnieri als directeur van het Italiaans Cultureel Instituut in Den Haag, een inleidend woord over het werk van Manzù. Ook hij begint zijn rede met enkele woorden ter herdenking van Guarnieri.De activiteiten van Dante Utrecht gaan natuurlijk ook door. In november 1955 is er alweer een bijeenkomst. In het Kunsthistorisch Instituut spreekt prof. Bortolotti, sinds kort directeur van het Italiaans Cultureel Tehuis te Brussel, over ‘Florence en de Medici’. Aan de lezing gaat een korte herdenking van Guarnieri vooraf, waarbij zowel de voorzitter als prof. Bortolotti enkele woorden wijden aan zijn leven en werken. Op 12 februari 1957 is prof. Ponzanelli weer in Utrecht, nu voor een lezing voor ‘de Dante’ over de Italiaanse schilderkunst van de 20ste eeuw:

“Gedompeld als Italië was in politieke moeilijkheden vóór, tijdens en na het Risorgimento, gingen de verschillende stromingen van de tweede helft van de 19de eeuw aan het land voorbij. Pas in 1910, toen de Italiaanse staat krachtig was gevestigd, zonden de schilders Balla, Boccioni, Carrà het Manifest van het Futurisme de wereld in. In Italië, waar de beeldende kunsten gebonden waren gebleven aan de 19de-eeuwse denkbeelden (en aan d’Annunzio!), vertegenwoordigt dit Manifest een ware revolutie. Na enige diapositieven in kleur te hebben getoond van het werk van genoemde drie schilders, van Severini, Soffici en Sironi, behandelde prof. Ponzanelli uitgebreider Modigliani, wiens kunst zich onafhankelijk van het futurisme ontwikkelt en waarin de lijn van de Sienese schilderkunst uit de Renaissance met moderne vormen is verbonden. Als het Futurisme sterft, komt de metaphysische kunst op in de werken van De Chirico, wiens suggestieve doeken onbestaanbare werelden en personen onder een geheimzinnig licht weergeven. Aan de metaphysische beweging neemt ook Morandi korte tijd deel, om dan tot een meer originele trant over te gaan. Ook Carrà keert terug, nu geïnspireerd door de Italiaanse laat-Middeleeuwse kunst.

Zeer belangrijk is het werk van Campigli, die inspiratie verkrijgt uit de Etruskische, Egyptische en Byzantijnse kunst, en hoekige en schematische figuren schept. In de periode 1920-1930 is er een terugval op een academisch classicisme waar te nemen volgens de eisen van het fascisme. Ook Tosi, al bleef hij zijn oorspronkelijkheid behouden, doet hieraan mee. Gide vond zijn werk het hoogtepunt van poëzie. Een reactie bleef niet uit: in 1930 ongeveer schept Scipione de expressionistisch-visionaire stijl in de schilderkunst en Mafai de Romeinse school. Guttuso komt tot een synthese tussen zijn eigen realisme en de cubistische abstractie. De abstracte richting is in het tegenwoordige Italië zeer goed vertegenwoordigd met Magnelli, Soldati, Capogrossi, Afro, Prampolini, terwijl Santomaso, Pizzinato en Cagli bijvoorbeeld het realisme niet geheel loslaten. De Italiaanse hedendaagse schilderkunst, aldus prof. Ponzanelli, vertoont een sterke vitaliteit; wij zien in Italië de traditionele elementen gepaard aan de stoutmoedigste vernieuwingszin.Mevrouw Van Gruting-Venlet dankte de spreker voor de blik die hij zijn publiek had gegeven op de moderne kunst, des te belangwekkender voor de leden van het genootschap, waar het Italië van het verleden meer in het centrum van de belangstelling staat.”1

Op 17 september 1957 adverteert Mevrouw van Gruting-Venlet dat zij als lerares Italiaans MO de lessen heeft hervat.2 Samen met haar schoondochter vertaalt zij uit het Italiaans Cesare Pavese’s Dialoghi con Leucò3 en met M.J. Reynvaan het Geestelijk dagboek4 van paus Johannes XXIII; naar het Italiaans vertaalt zij onder andere de bijdragen van E. Schillebeekx voor het Tweede Vaticaans Concilie van 1962. In 1967 weet Coba van Gruting-Venlet in Perugia de geest van Guarnieri op te roepen. Haar zoon René Romano heeft zich samen met een vriend, de latere orthopeed Kees Scheepstra, ingeschreven voor een zomercursus aan de Università per Stranieri. Naar goed Italiaans gebruik schrijft moeder Van Gruting de universiteit een aanbevelingsbrief. Dat blijft niet zonder gevolgen. Aangekomen bij de universiteit, gaat de vriend naar de grote collegezaal op de begane grond voor de beginnerscursus, terwijl René Romano de trap opgaat om de tweedejaars cursus te gaan volgen. Hem wacht een verrassing: bij zijn leslokaal staat een cortège van rector en professoren aangetreden om hem, de peetzoon van de grote Guarnieri, welkom te heten!

1 Utrechts Nieuwsblad 15 juli 1957, p. 8.

2 Utrechts Nieuwsblad 17 september 1957, p. 6.

3 C. Pavese, Gesprekken met Leucò, vertaling C. van Gruting-Venlet en E.

Tavanti-van Gruting, De Bezige Bij, Amsterdam 1987.

4 Johannes XXIII, Geestelijk Dagboek en andere geestelijke geschriften, uit het

Italiaans vertaald door C. van Gruting-Venlet en M.J. Reynvaan. Tielt:

Lannoo, 1965 (tweede druk).

Twee aartsvaders van Dante Utrecht: Pietro Mariatti en Romano Guarnieri (4)

Page 5: Notiziario zomer 2016

5

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Mariatti en GuarnieriDe vestiging van afdelingen van Dante Alighieri in Nederland is dus in het bijzonder te danken aan twee wel heel verschillende Italianen: Pietro Mariatti en Romano Guarnieri. Zij werkten in hetzelfde tijdsbestek, maar wel ieder voor zich. Mariatti is voor Dante Utrecht eigenlijk maar korte tijd actief geweest, namelijk van ten minste 1924 (het gedrukte Regolamento) tot 1927, toen hij met zijn jubileumcadeau voor een tijd naar Italië ging. Bij de Kamer van Koophandel hanteert men nog steeds 1918 als oprichtingsjaar van Dante Utrecht.5 Dat jaar komt Guarnieri terug uit Italië, hij woont nog in Den Haag waar hij al gauw in scheiding ligt en intussen in 1919 in Groningen zijn leeropdracht verwerft. Mariatti is het jaar daarvoor door Frederik van Eeden weggejaagd, verkeert in crisis en gaat in 1919 weer naar Italië. Zo is het van geen van beiden erg aannemelijk dat zij zich rond 1918 hebben bemoeid met het oprichten van een Dante-afdeling in Utrecht. Waarschijnlijker is, dat de Utrechters in 1918 het voorbeeld hebben gevolgd van Dante Leiden, dat zich in 1916 verzelfstandigde met een uit Nederlandse academici bestaand bestuur zonder Italiaanse docenten. In 1924 vindt een gewijzigd bestuur het dan nodig een Regolamento te laten drukken en heeft daar inmiddels het geld voor beschikbaar. Het belang van Guarnieri voor Dante Utrecht zal vooral gelegen hebben in de periode tussen zijn bevestiging als universitair privaat-docent in 1929 en zijn emeritaat als hoogleraar in 1953: een periode van vierentwintig jaar, heel wat anders dan die drie jaar of iets meer van Mariatti. Maar ook na zijn emeritaat zal Guarnieri nog wel het een en ander voor Dante Utrecht hebben gedaan voordat hij in 1955 verongelukte.Slechts tweemaal is een gezamenlijk optreden terug te vinden. In 1918 treden Mariatti en Guarnieri samen op als spreker bij een bijeenkomst georganiseerd door de ‘Bond van Neutrale Landen. Afdeeling Nederland’. Hun thema is ‘La Signification morale et politique de la guerre Italienne’. Deze gezamenlijke lezing is wel heel merkwaardig: Guarnieri was als achttienjarige in 1901 vervroegd in militaire dienst gegaan en na vrijwillig bijtekenen in 1904 afgezwaaid als reserve-officier. In 1915 moest hij dan ook zijn jonge gezin verlaten om in Italië zijn militaire plicht te vervullen. Mariatti is nooit in dienst geweest en blijft met vrouw en drie kinderen in Nederland. Het bombardement op Antwerpen heeft hij meegemaakt, maar als journalist op veilige afstand. In 1919 is hij in Italië en loopt hij

mee met de ‘squadristi’. Wat zou hij voor zinvols over ‘la guerre italienne’ hebben kunnen vertellen? Helaas heb ik nergens een verslag van de bijeenkomst kunnen vinden.Op 23 maart 1926 zien we Guarnieri en Mariatti weer samen. In gezelschap van andere illustere Italianen ondertekenen zij beiden een in het Frans gestelde uitnodiging voor een lezing door Giuseppe Ungaretti in De Industrieele Club in Amsterdam. Hij gaat spreken over Het werk van sociale

en economische hervormingen van het Fascisme. Een korte aankondiging in het Algemeen Handelsblad van 22 maart geeft aan, dat introducties op aanvraag verkrijgbaar zijn bij den heer R. Guarnieri, Oosteinde 29b. Het sociaal-democratische blad De Tribune heeft er lucht van gekregen en is er niet blij mee: “Ziehier een sprekend staaltje hoe systematisch het Fascisme in ons land geïmporteerd wordt. En wat erger is, de regeering legt deze buitenlandsche zwarthemden geen stroobreed in de weg.”6 Guarnieri en Ungaretti waren goede vrienden vanaf hun jonge jaren in Florence. Het verbaast dan ook niet dat Guarnieri tot de initiatiefnemers van de lezing behoort. De NRC schrijft: “Hij werd ingeleid door Romano Guarnieri, die zeide, dat Ungaretti tegelijkertijd dichter en politicus was, het illuster voorbeeld volgend van Dante en Machiavelli, van Carducci en D’Annunzio.” Het is te betwijfelen of Dante en Machiavelli blij zouden zijn met deze vergelijking. Ungaretti noemt het fascisme een volksbeweging tegen het internationale syndicalisme en steekt dan de loftrompet voor alle zegeningen die Mussolini het land heeft gebracht: hervorming van onderwijs en bureaucratie, van de strijdkrachten en de rechtspraak. ‘Mussolini heeft deze hervorming ter hand genomen door in de eerste plaats de bewaring van de orde toe te vertrouwen aan jongelieden, deze principes toegewijd.’ (We leven nog

geen twee jaar na de moord op Matteotti, tijd- en streekgenoot van Guarnieri!) “Voor dit alles is een geweldige geestkracht, werkkracht en bezieling nodig geweest; Mussolini werkt 20 uren per etmaal en beheert vier departementen.” Ongeveer diezelfde

5 Mondelinge informatie van drs. Dennis Smit, bestuurslid van Dante

Utrecht 2009-heden. De Kamer van Koophandel bevestigt het jaartal, maar

geeft helaas geen informatie over de eerste bestuurders.

6 De Tribune, 25 maart 1926.

Page 6: Notiziario zomer 2016

6

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

woorden gebruikt Mariatti nog in 1934 in een brief aan Ritter7.Op 4 januari 1929 werd op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied Erich Wichman ter aarde besteld, een in Utrecht geboren kunstenaar, mislukt student, politiek dwarsligger en – na een verblijf in Italië – een fervent, maar door weinigen serieus genomen fascist. Het condoleanceregister wordt ook getekend door Guarnieri. Vrijwel zeker doelde het fascistisch De Bezem op hem toen daarin te lezen stond: “En, aan den overkant in de menigte, brengt dan een eenzame Italiaan den groet van Italië.”8

In tegenstelling tot Mariatti lijkt Guarnieri in de latere jaren ’30 zijn fascistische sympathieën wat te matigen, gezien zijn eerder aangehaalde uitspraak van oktober 1936.9 Na de afkondiging van de rassenwetten in Italië in 1938 zou je van hem, samenwonend met een Joodse vrouw, helemaal geen sympathie meer verwachten voor het zittende regime, maar hij accepteert er wel de bescherming van tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog.

Hopelijk komt er correspondentie van Guarnieri uit die tijd beschikbaar waaruit zijn gedachtenontwikkeling blijkt en wordt het dan voor een niet-Italiaan van een andere generatie enigszins mogelijk die te begrijpen.

Jan Buijs

7 Archief Ritter, Universiteitsbibliotheek Utrecht.

8 Joep Haffmans in De Utrechtse Boekhouder, tijdschrift voor Utrechts litterair

erfgoed, 2/2012 3 [5].

9 Zoals eerder vermeld benadrukt Guarnieri in zijn inleiding tot een

lezing van Alma Schiavon voor Dante Utrecht dat ‘Dante Alighieri generlei

politieke strekking of propaganda beoogt, doch uitsluitend een culturele

vereeniging is.’ Utrechtsch Nieuwsblad 16 October 1936, p. 13.

Slow FoodIl cibo da sempre ricopre un ruolo di primaria importanza nella cultura e nella società italiana. A partitre dalla fine degli anni ’80 tuttavia la filosofia culinaria del Bel Paese è entrata inevitabilmente in contrasto con il proliferare dei fast food ed il costante sviluppo delle multinazionali del settore alimentare.È in questo contesto che ha origine il movimento che oggi meglio rappresenta la tendenza ad un ritorno ad un approccio più tradizionale nei confronti del cibo: l’associazione Slow Food (http://www.slowfood.com/).Il movimento viene fondato nel 1986 a Bra, in provincia di Cuneo, da Carlo Petrini, che sebbene non ne sia più presidente, ne è ancora indiscutibilmente il leader carismatico.L’associazione prende inizialmente il nome di Arcigola, in quanto nasce come sezione dell’Arci locale (la sigla ‘Arci’ sta per Associazione Ricreativa e Culturale Italiana, un’associazione di promozione sociale vicina agli ambienti politici di sinistra), per poi distaccarsene completamente tre anni dopo e costituirsi come ‘Movimento internazionale Slow Food’ nel primo meeting ufficiale dell’associazione a Parigi.

‘Movimento per la tutela e il diritto al piacere’L’idea che ispira la nascita del movimento è quella di creare un ‘Movimento per la tutela e il diritto al piacere’, che afferma la necessità di un’educazione al gusto come miglior difesa contro la cattiva qualità e l’omologazione del cibo, la cui espressione sono i fast food e le catene di grande distribuzione alimentare.Come è scritto nel suo manifesto, l’intento di Slow Food è quello di “diffondere la consapevolezza dell’importanza del piacere legato al cibo, imparando a godere della diversità delle ricette e dei sapori, a riconoscere la varietà dei luoghi di produzione e degli artefici, a rispettare i ritmi delle stagioni e del convivio”.Il motto di Slow Food è “buono, pulito e giusto”. Tre aggettivi che definiscono le qualità che deve avere il cibo. “Buono”

relativamente al senso di piacere derivante dalle caratteristiche organolettiche di un alimento, ma anche alla sfera di emozioni, ricordi e implicazioni identitarie connesse al valore affettivo del cibo; “pulito” nel senso che gli alimenti siano prodotti nel rispetto degli ecosistemi e della natura; “giusto”, ovvero conforme al concetto di giustizia sociale nelle fasi di produzione e commercializzazione del prodotto.La filosofia del movimento inoltre contrappone al modello predominante della “fast life”, un approccio alla vita ‘slow’, che può essere riassunto nelle parole dello stesso Carlo Petrini: “Il dogma della velocità ci impone di ragionare, assaggiare, comprare, scegliere? Allora meglio partire da un rallentamento, da un ritmo più consono alla tranquilla percezione della realtà. Meglio prendere più tempo per incontrare i produttori, fare la spesa, cucinare. La ricerca della lentezza consente di ritrovare il gusto, e gustando si comprende il giusto.”

Successo esponenzialeIl successo del movimento è stato esponenziale: dopo una rapida diffusione sul territorio nazionale Slow Food oggi conta 100 000 iscritti, volontari e sostenitori in 150 Paesi, 1300 Condotte (il modo in cui sono chiamate le sedi locali), e una rete di 2000 comunità che sostengono e spesso praticano una produzione di cibo su piccola scala, sostenibile, di qualità.

Page 7: Notiziario zomer 2016

7

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Solo sul territorio nazionale, Slow Food è presente con la sede centrale a Bra, 284 Condotte e 265 presidi. Slow Food ha tuttavia una forte presenza anche in Olanda, dove conta una sede nazionale ad Amsterdam, 20 Convivia ed 11 presidi.

‘Terra Madre’ e ‘Il Salone del Gusto’Il movimento organizza inoltre numerosi eventi sia a livello locale che nazionale e mondiale: il più famoso di questi è sicuramente ‘Terra Madre’, che si svolge in contemporanea con ‘Il Salone del Gusto’( http://www.salonedelgusto.com/it/).I due eventi, ormai inestricabilmente collegati tra loro, si tengono ogni due anni a Torino (la prossima edizione si terrà dal 22 al 26 settembre 2016): Terra Madre è un meeting dove le comunità del cibo di tutto il mondo si incontrano ed hanno la possibilità di comunicare agli altri produttori (e ad una platea di gastronomi, ristoratori, giornalisti) i problemi incontrati nel salvaguardare un determinato prodotto e come siano riusciti a superare tali difficoltà. Per i rappresentanti di tali comunità questa è un’occasione unica per incontrarsi e scambiarsi consigli e conoscenze tecniche, il che è di primaria importanza specialmente per quei produttori che provengono dalle aree più disagiate del pianeta.Il Salone del Gusto è invece uno spazio dove tutti i presidi italiani e mondiali espongono e vedono i loro prodotti, creando così un contatto diretto con i consumatori, ma è anche un’area educativa a trecentosessanta gradi nella quale vengono organizzate conferenze legate al tema del cibo, laboratori, percorsi e degustazioni.L’evento ha ormai assunto rilevanza internazionale: l’ultima edizione nel 2014 ha attirato oltre 5000 produttori da ogni parte del mondo e ben 220.000 visitatori.

Trasformazione dal 2004Proprio a partire dall’esperienza della prima edizione di Terra Madre tenutasi nel 2004, Slow Food si è progressivamente trasformata da semplice associazione gastronomica a movimento culturale con implicazioni di carattere politico: a partire da tale evento una delle priorità di Slow Food è diventata quella di realizzare (specialmente nei paesi del terzo mondo) forme di economia locale che ruotassero intorno alle cosidette comunità del cibo come alternativa all’agricolutura intensiva su larga scala.Infatti, secondo la posizione assunta più volte dallo stesso Petrini, le grandi monocolture imposte dalle multinazionali del cibo in alcune delle aree più povere del pianeta (in particolar modo in Africa, Sudamerica e Sud Est Asiatico) impediscono non solo lo sviluppo ma anche la semplice sopravvivenza in questi paesi, che per soddisfare le esigenze dell’agricoltura industriale spesso abbandonano la produzione di prodotti locali a favore delle monocolture, privandosi in questo modo della propria autosufficienza alimentare.

Fondazione Slow Food per la Biodiversità ONLUS È in questo contesto che, al fine si sostenere in modo più efficace determinati prodotti tradizionali a rischio di scomparsa (normalmente si tratta di prodotti fortemente localizzati,

realizzati da piccole comunità di agricoltori, allevatori, o nel caso di prodotti ittici, pescatori) viene fondata nel 2004 a Firenze la Fondazione Slow Food per la Biodiversità ONLUS.Ogni rete di produttori prende il nome di presidio (ce ne sono attualmente 473 a livello mondiale), e Slow Food sostiene attivamente ognuno di questi aiutando finanziariamente i produttori, e migliorando la rete di distribuzione del prodotto a livello locale; tutto questo al fine di permettere la sopravvivenza di queste eccellenze locali, che altrimenti rischierebbero di soccombere schiacciati dalla grande distribuzione.Tali prodotti si trovano infatti spesso esclusi dagli scaffali delle grandi catene di supermercati, in quanto troppo costosi (poiché si tratta spesso di prodotti di alta qualità che richiedono una particolare lavorazione ed una manodopera specializzata). D’altro canto, prima della nascita dei presidi Slow Food, l’unica alternativa da parte di questi produttori era quella di piegarsi alle regole imposte dalla grande distribuzione, che spesso impone loro modifiche ai prodotti stessi in modo da renderli più commerciabili, determinando però così una perdita in termini di qualità.La quasi totalità dei prodotturi ‘protetti’ dai presidi non solo è riuscita a sopravvivere ma ha spesso trovato il modo di migliorare ulteriormente le proprie tecniche di produzione (per salvaguardare l’unicità del prodotto) e coinvolgere altri piccoli produttori nel progetto, creando una sorta di comunità.Dal punto di vista del consumatore, il movimento ha avuto un enorme successo e diffusione: i prodotti ‘marchiati’ come presidi Slow Food, per quanto non facilissimi da essere reperiti (come già detto l’interesse non è quello di aumentare la produzione ma quello di mantenere in vita il prodotto e le tradizioni ed aspetti culturali legati a questo) costituiscono una garanzia di qualità e genuinità, il che è di fondamentale importanza alla luce della recente tendenza ad abusare del termine ‘bio’ da parte delle maggiore aziende nel settore agroalimentare.

Università di Scienze GastronomicheAltri importanti traguardi raggiunti dal movimento sono stati la creazione di una propria casa editrice (Slow Food editore) e nel 2004 dell’Università di Scienze Gastronomiche (http://www.unisg.it/), una vera e propria università riconosciuta dallo Stato Italiano, con sede a Pollenzo (CN), per la formazione di esperti del settore agroalimentare.

CriticheOvviamente non ci sono solo aspetti positivi; Slow Food ha anche ricevuto forti critiche a livello politico, sia da destra che da sinistra, per una visione del cibo troppo integralista e non applicabile in un’economia di mercato moderna e globalizzata: i suoi detrattori infatti ritengono che la visione del sistema alimentare di Pertini sia eccessivamente concentrata a livello locale e di conseguenza arretrata ed utopica. Altri contestano

Page 8: Notiziario zomer 2016

8

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

al movimento di sostenere un modello di vita (lo ‘slow living’) che di fatto non può convivere con i ritmi lavorativi moderni e che quindi Slow Food dovrebbe limitarsi ad essere un movimento gastronomico.

È tuttavia indubbio che Slow Food abbia avuto un successo ed una diffusione difficilmente immaginabili trenta anni fa, al

momento della sua fondazione, e i dati relativi alla nascita di nuovi ‘convivium’ fanno presupporre che il movimento cresca ulteriormente negli anni avvenire.

Jacopo PastoreJacopo Pastore si è laureato nel 2011 in Media e Giornalismo all’Università di Firenze. Dopo la laurea si è trasferito in Olanda per seguire Charlotte Gispen, ora sua moglie (e segretaria della Dante Utrecht). Lavora come Customer Support Manager presso Spilgames b.v., un’azienda nel settore dei giochi online.

Grote opknapbeurt voor Italiaans cultureel erfgoedMet het onderhoud van veel monumenten in Italië was het de laatste jaren soms niet best gesteld; de spontaan instortende muren van huizen in Pompeï waren misschien wel het trieste dieptepunt. Daaraan wordt nu gelukkig hard gewerkt maar er is meer goed nieuws. De overheid trekt voor de komende drie jaar 300 miljoen euro uit voor een stevige opknapbeurt van de kunst- en cultuurschatten. De Italiaanse minister van cultuur Dario Franceschini ziet kunst en cultuur als een sleutel voor economisch succes. Italië telt ongeveer 4.400 musea die jaarlijks 325 miljoen euro verdienen. De Italiaanse regering wil dat bedrag laten groeien tot 2 miljard in 2017. Daarvoor krijgen de directies meer autonomie, worden giften fiscaal interessanter en wordt de binnenlandse vraag aangewakkerd met de gratis toegang op de eerste zondagen van de maand.Het plan van de minister om met een stevige financiële injectie 241 musea en historische bezienswaardigheden voor het nageslacht te behouden is goedgekeurd. “De cultuur staat gelukkig weer hoog op de agenda van de regering”, verklaarde een opgetogen minister aan de Italiaanse pers. Hier volgen enkele aansprekende voorbeelden die de euro’s tegemoet kunnen zien.

RomeEr gaat 13 miljoen naar het Domus Aurea, het paleis dat de Romeinse keizer Nero tussen 64 en 68 liet bouwen in het centrum van Rome.Het Teatro Valle krijgt 1,5 miljoen en voor ruim 5 miljoen wordt in het Palazzo Venezia in Rome een café en misschien ook restaurant gebouwd. Dit was ooit, in 1469, een pauselijke residentie en huisvest momenteel een museum.

Andere stedenDe nationale bibliotheek in Florence, de Biblioteca Nazionale Centrale di Firenze, krijgt 3,5 miljoen.Het slot van Miramare vlak bij Trieste ontvangt ruim een miljoen en dat is het zeker waard. Voor wie zich de Sissi-films en

de geschiedenis van die tijd voor de geest kan halen zal dat helemaal beamen. Het kasteel werd tussen 1856-1860 gebouwd door de Oostenrijkse aartshertog Maximiliaan Ferdinand, de broer van Frans Jozef, Sissi’s echtgenoot, die er zelf later ook enige tijd woonde.In de buurt van Miramare, in de omgeving van de stad Udine, ligt de stad Palmanova die met haar stervormige structuur sterk aan Nederlandse vestingsteden doet denken. Hier wordt 3 miljoen in het herstel van de vesting gestoken.Er gaat ook een flink bedrag naar het Palazzo Ducale in Mantova, de stad die dit jaar culturele hoofdstad van Italië is.De middeleeuwse chiesa di San Pietro in het bergdorp Roccascalegna (Abruzzo, provincie L’Aquila) wordt met een miljoen euro behoed voor instorten.En tot slot is het binnenkort aangenaam vertoeven in de Pinacoteca Nazionale in Ferrara. Het museum is gevestigd in een paleis uit 1490 dat het Palazzo dei Diamanti wordt genoemd vanwege de bijzondere buitenmuren die bestaan uit grote marmeren witte stenen in diamantvorm. In dit gebouw wordt airco geïnstalleerd.

BuitenlandersDe expertise om de rijkdom van Italië beter te gelde te maken en het extra geld goed te besteden is de laatste tijd vaak uit het buitenland gehaald. Vorig jaar waren er 20 aanstellingen bij vooraanstaande musea en daarvan werden er 7 toegewezen aan buitenlanders. Zo leiden nu Duitsers het Uffuzi in Florence en het Parco Archeologico van Paestum, een Oostenrijker de Galleria nazionale delle Marche in Urbino, een Canadees de Pinacoteca Brera in Milaan en een Fransman het Museo Capodimonte in Napels.De overheid financiert de genoemde restauratieprojecten maar tegenwoordig doen ook veel private bedrijven dat. De gemeente Rome liet begin 2016 weten zelf actief op zoek te blijven naar private financiering en zich daarbij speciaal te richten op (Noord-)Amerika. Niet zo gek, want daar zijn nogal wat gefortuneerde Amerikanen van Italiaanse afkomst te vinden.

Met dank ontleend aan Il Giornale, www.il giornale.nl

Teatro Valle Palazzo Venezia Het sprookjesachtige Miramare Palmanova Palazzo Ducale, Mantova Chiesa di San Pietro

Page 9: Notiziario zomer 2016

9

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Benedetto Varchi (Firenze 1503-ivi 1565) rappresenta in modo emblematico l’intellettuale del pieno Rinascimento, impegnato cioè sia politicamente sia nei circoli culturali; negli ultimi anni visse una intensa e profonda spiritualità, fino a essere ordinato sacerdote. Scrisse opere di diverso genere e qui rammento solamente le più note: la Storia fiorentina, in 16 volumi, dove, pur essendo sponsorizzato da Cosimo I, rimane alquanto critico nei confronti dei Medici; le Lezioni tenute all’Accademia Fiorentina, e tra queste le più importanti sono senz’altro quelle dedicate a Dante, Petrarca e Michelangelo poeta; il dialogo l’Ercolano, con cui prese parte al dibattito intorno alla lingua e dove prova a mediare tra le posizioni estreme che da una parte vedono l’algido esempio di Bembo (di cui, si rammenti, aveva curato un’edizione delle Prose della volgar lingua) e dall’altra quella ‘popolareggiante’ di Trìssino. Varchi scrisse anche poesie in italiano e in latino. Qui riporto due sonetti dove viene narrata la vicenda con il giovane Lorenzo Lenzi – sempre secondo la consuetudine dell’amore neoplatonico, così come aveva fatto per quelli dedicati a Giulio della Stufa, Giovanni de’ Pazzi, Giulianino Gondi –. Lenzi gli rimase amico negli anni, anche quando avrà fatto carriera, divenendo prima vescovo di Fermo, poi nunzio a Parigi e vicelegato d’Avignone. Nel ritratto di Bronzino (ca. 1527, Milano, Castello Sforzesco) Lorenzo porta con sé un libro aperto dove si leggono il sonetto di Petrarca O d’ardente virtute hornata e calda (RVF XCVI) e quello varchiano Famose frondi de cui santi honori, scritto proprio per l’amato. In quest’opera si sottolinea dunque non solo il legame affettivo tra i due, ma pure si mette in rilievo lo stretto rapporto stilistico tra Varchi e il poeta trecentesco, fatto rimarcato dall’uso del nome ‘Lauro’ per chiamare il ‘suo’ ragazzo.

SONETTO I

Quel ch’Amor mi dettò casto e sinceroD’un lauro verde, ne’ miei più freschi anni,Cantai colmo di gioia, e senza inganni,Se non leggiadro, almen felice e vero.Febo, che puoi sol dar condegno e ’nteroPregio e ristoro alle fatiche e ai danniDi quell’alme innocenti, che coi vanniVolano al ciel del loro ingegno altero;Ch’io viva no, ma ben ti prego umìle,Se mai per te soffersi o freddi o fami,Che non del tutto mi disfaccia morte:E quei più d’altri mai ben colti ramiDella tua pianta e mia, con nuova sorteFioriscan sempre in rozzo e secco stile.

SONETTO VII

Famose frondi, de’ cui santi onoriPer non so qual del ciel fero pianeta,Rado oggi s’orna, o Cesare, o poeta,Mercè del guasto mondo e pien d’errori;Qual sarà mai, che degnamente onoriQuel bello, onde ogni ben par che si mieta?Che Giove irato e le tempeste acqueta,E rende umìli i più feroci cori?E qual fia mai, che degnamente ancoraOnorar possa, e quanto si convieneL’alta bontà, ch’è nel bel vostro involta?Io, da che prima nasce l’aurora,Fin che di nuovo all’Orïente viene,V’adoro e ’nchino umìl solo una volta.

I poeti: letti e riletti a cura di Gandolfo Cascio

Benedetto Varchi

Tiziano, Ritratto di Bene-detto Varchi (1540-1543)

Bronzino, Ritratto di Lorenzo Lenzi (1527-1528)

Paesi dipintiIn de regio Lombardia kunt u,mocht u erdoorheen komendeze zomer, in diverse dorpenverrast worden door palazziwaarvan de muren kleurrijkbeschilderd zijn. Een trend vande laatste jaren. Ook elders inItalië heeft deze trend navolging:bijvoorbeeld op Sardinië in SanSperate (provincie Cagliari).Hier is de kunstenaar Pinuccio

Sciola aan het werk geweest, die de stenen ondergrond zodanigwist te bewerken dat er harmonische geluiden uit klinken.Op Sardinië zijn ‘murales’ ook tevinden in Suni (provincie Oristano),op het ‘vasteland’ van Italië inSaludecio (provincie Rimini),Taino (provincie Varese) en Legro(provincie Novara).

Bron: Touring (maandblad vanTouring Club Italiano), april 2016 Pinuccio Sciola San Sperate

Page 10: Notiziario zomer 2016

10

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Pier Vittorio Tondelli, Gescheiden kamers, vertaling Jan van der Haar, Gibbon, 2016, 200 blz.; €19,90, e-boek: €8,90

Pier Vittorio Tondelli (1955-1991) kunnen we, net als Umberto Eco, van wie hij een leerling was, beschouwen als een auteur die symbool staat voor de literaire cultuur van de jaren tachtig, met andere woorden voor een praalziek en inmiddels sleets postmodernisme. Bovendien moet gezegd worden dat hij, samen met Dario Bellezza en Amelia Rosselli, de laatste grote Italiaanse schrijver is die werd geboren en stierf in de twintigste eeuw. Tondelli verkrijgt een zetel op de literaire Olympus met de publicatie van zijn complete oeuvre (Opere, 2 delen, red. F. Panzeri, 2001) in de ‘Classici’-reeks van Bompiani, dezelfde waarin ook Moravia, Testori, Bene, Bufalino e.a. zijn opgenomen. Zijn belangrijkste werken schreef hij aan het begin en aan het einde van zijn te korte carrière. Het eerste is Altri libertini (1980), zes verhalen die tezamen een roman vormen. Met dit debuut werd de auteur de oogappel van jonge lezers en bovendien leverde het hem de hoogste erkenning op: een aanklacht wegens obsceniteit. Zijn laatste bij leven gepubliceerde titel is Un weekend postmoderno. Cronache dagli anni ottanta (1990), een verzameling artikelen over de popcultuur van dat decennium. Stilistisch leunt dit boek op het voorbeeld van Alberto Arbasino. Het waren, en het is goed om dat voor ogen te houden, onbezorgde jaren: Italië werd de vierde wereldmacht en in Duitsland viel de Muur; maar het was ook een tijdperk waarin de wereld werd opgeschrikt door de kernramp in Tsjernobyl en de verspreiding van het aids-virus. Te midden van al deze ontwikkelingen bevindt zich (misschien) het mooiste en (zeker) meest geslaagde boek van Tondelli, Camere separate (1989). Deze roman verschijnt nu bij uitgeverij Gibbon in een zeer geslaagde vertaling van Jan van der Haar, waarin met name de ritmische kwaliteit van de tekst prachtig wordt weergegeven. Gescheiden kamers is echter niet vergelijkbaar met eerder werk van Tondelli. De beschrijvingen zijn gericht op het innerlijke, ondanks dat alles zich afspeelt gedurende een continu reizen tussen Milaan en München, de belangrijkste Europese hoofdsteden, dat uiteindelijk voert naar Amerika en Canada. Deze zwerftochten vinden plaats vanwege het werk van de twee hoofdpersonen: de Italiaan Leo, succesvol schrijver, en de Duitse pianist Thomas. De keuze voor het artistieke en geografische milieu zijn de symbolen van een naïef kosmopolitisme dat onuitgesproken ontevredenheid verbergt: niet voor niets heeft een van de lezingen die Leo houdt juist Kerouac als thema. We komen vervolgens te weten dat de

jonge mannen elkaar zijn tegengekomen, waar anders!, op een feest in Parijs. Ze beginnen een langeafstandsrelatie, een hint naar de betekenis van de titel. Deze bijzondere situatie staat hun toe om mooie momenten te delen, terwijl ook een eigen ruimte gehandhaafd blijft. Daarmee overheerst een zelfzucht die inmiddels is ingeburgerd en ingegeven door een nepgevoel van vrijheid. ‘Scheiding’ is zonder meer het centrale thema. Daarmee bedoel ik niet alleen de geografische scheiding, maar vooral die welke de dood onvermijdelijk oplegt. Als eerste verdwijnt Thomas van het toneel, en dit verlies dwingt Leo om zijn existentiële pijn onder ogen te zien. Hij zal zich erbij moeten neerleggen om er daarna overheen te komen. De Afwezigheid wordt beleefd als verlating of verlies, verlangen of nostalgie; uiteindelijk gelden al deze ervaringen als synoniemen voor de dood. In de Europese traditie werken schrijvers vaak met personages in absentia, waarvan twee varianten bestaan: in vita en post mortem. Voorbeelden zijn respectievelijk de smachtende De lohn-liederen van de troubadours of personages als Beat1rice, Laura en Silvia. Thomas van Gescheiden kamers hoort duidelijk bij de tweede categorie. Een hint naar zijn dood is al te bespeuren op de eerste pagina’s van de

roman waar een concert met helse trekjes wordt beschreven. Tijdens het optreden laat iedereen zich gaan, hetgeen de dodendans uit de laatmiddeleeuwse iconografie oproept. Net zo luguber is de kus die wordt uitgewisseld tijdens het bacchanaal van technomuziek, drugs, schitterende kleuren, rook en rumoer na de emblematische ‘val van de engel’. Eros verenigt zich opnieuw met Thanatos. Kortom, Tondelli vervangt het ‘mimetische verlangen’ à la René Girard door een Paulijnse cupio dissolvi. Begrijpelijk is dat zo’n complex boek zich niet leent voor een lineaire schrijfstructuur, en het geheel wordt dan ook uitgewerkt in een serie van sprongen in de tijd en flashbacks, of, zoals Genette zou zeggen, analexes. Dit heen-en-weergaan bedient zich van een muzikaal lexicon en vereist een schrijftrant die dit ritme nabootst, daarom noemt de auteur de drie delen van het boek movimenti in plaats van hoofdstukken. Belangrijk is de vermelding dat muziek sowieso een belangrijke betekenis heeft en hier een glansrol is weggelegd voor Morrisey en The Smiths. Ik hoop dat deze paar elementen doen inzien waarom ik dit boek aanbeveel: niet zozeer als tijdsdocument, maar om de poëtische en stilistische kwaliteiten.

Gandolfo Cascio

recensieEen kamer voor jezelf: Tondelli als Virginia Woolf

Page 11: Notiziario zomer 2016

11

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Op 5 februari werd mijn oog getrokken door het volgende fragment uit een nieuwsbericht op de website van de Corriere della Sera1: “[...] I passanti che li vedevano parlare attraverso una finestra sulla strada devono aver capito che è stata una cena piacevole, intensa, interessante. Non avranno udito però quando Matteo Renzi e il suo collega olandese Mark Rutte, venerdì sera al ristorante Impero romano dell’Aia, hanno toccato due punti dietro i quali la posta in gioco è molto alta”.

Het is vrijdagavond en de Nederlandse premier ontvangt, als voorzitter van de Europese Raad, zijn Italiaanse collega voor een etentje in Den Haag. Het etablissement heeft de veelzeggende naam ‘Impero romano’2. De ‘due punti toccati’ waren het bijeenhouden van de Europese Unie en de toekomst van de euro, alles in het licht van de migratieproblematiek. Maar daar ging het me niet om, mij trof het feit dat je een Italiaanse politicus ontvangt in een Italiaans restaurant. Zou Renzi andersom stamppot met klapstuk serveren in Rome? Schaamde Rutte zich voor de Nederlandse keuken, die in de laatste jaren toch zo vele goede eetgelegenheden heeft opgeleverd? Reden om eens te kijken naar de recente banden tussen Italië en Nederland op het hoogste niveau.

De Oranjes hebben al vele jaren een zomerse band met Italië, die begon met de L’elefante felice (1959) van Juliana en Bernhard in Porto Ercole. Gelukkig is de olifant echter niet meer: na de dood van prins Bernhard raakte de villa in verval en werd gesloopt, waarbij de brokstukken van de gevel werden gebruikt om het zwembad te dempen. Wat rest is een keramiekstuk dat in het Tegelmuseum te Otterlo wordt tentoongesteld. Prinses Beatrix en haar zoons brengen sinds midden jaren zeventig

hun zomervakanties door tussen de cipressen in Tavarnelle Val di Pesa, dertig kilometer ten zuiden van die andere Beatrice in Florence. Hun villa Rocca dei dragoni wordt omringd door wijngaarden waar Chianti classico en olijfolie van de beste kwaliteit worden geproduceerd.

In 2009 nodigde de toenmalige Italiaanse premier Berlusconi zijn ambtsgenoot Balkenende uit om aan te schuiven bij de G8. Op de persconferentie waar hij de uitnodiging deed, raadde hij Balkenende aan om tijdens de werklunch ‘alleen cola’ te drinken, omdat hij nog moest presteren in de Mille Miglia rally, waar hij ook ‘niet te hard’ zou moeten rijden. Andersom bracht Berlusconi nooit een officieel bezoek aan Nederland, al was hij in 2011 wel onderwerp van een diplomatiek relletje. De Italiaanse ambassadeur Giordano liep boos weg bij de opening van een tentoonstelling over de Etrusken in het Allard Pierson Museum toen Italiëcorrespondent Andrea Vreede in haar toespraak verwees naar de bunga bunga-feesten van de cavaliere, die gelijkenis zouden vertonen met de feesten van Etruskische koningen.

De meest recente staatsbezoeken vonden plaats in 1985 en 2012. In 1985 bezocht Beatrix de destijds 88-jarige president Pertini; in 2012 ontving ze de 87-jarige president Napolitano. In haar toespraak tijdens het staatsbanket noemde de koningin Italië “een land van dierbare betovering. In de schoonheid van het Italiaanse landschap zien wij het indrukwekkend samengaan van wat de rijkdom van de natuur biedt met hetgeen de scheppende mens in opeenvolgende generaties tot stand heeft gebracht”3. Napolitano op zijn beurt verwees naar de jaarlijkse vakanties van de Oranjes – “A Tavarnelle, sulle colline toscane, Vostra Maestà è una gradita e frequente ospite”4 – en naar de historische banden tussen de twee landen, van de aanleg van de eerste Nederlandse steden door de Romeinen tot het gebruik van een Nederlandse uitvinding, de telescoop, door Galilei, en het natuurlijke samenspel tussen il Made in Italy’ en het Nederlands industrieel ontwerp. Opvallend genoeg leveren volgens de Rijksoverheid niet design, kleding en levensmiddelen, maar “elektrische machines, transportmiddelen, mechanische apparatuur, metaalproducten, synthetische vezels en chemische producten” de grootste bijdrage aan de Italiaanse export naar Nederland5.

Keizerlijk, koninklijk, diplomatiek?

1 www.corriere.it/economia/16_febbraio_08/torna-l-europa-nucleo-duro-

l-italia-frena-non-dividiamoci-4db856d8-cdd9-11e5-9bb8-c57cba20e8ac.

shtml

2 www.imperoromano.nl

3 www.koninklijkhuis.nl/documenten/toespraken/2012/10/23/toespraak-

van-h-m-de-koningin-ter-gelegenheid-van-het-staatsbezoek-van-de-

president-van-italie-paleis-no

4 http://presidenti.quirinale.it/elementi/Continua.

aspx?tipo=Discorso&key=2542

5 www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/betrekkingen-met-nederland/inhoud/

italie

Moeilijk, moeilijk

A tavola

Page 12: Notiziario zomer 2016

12

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

In 2014 brachten Willem-Alexander en Maxima een bezoek aan Italië, waarbij Napolitano volgens het Reformatorisch Dagblad een menu met een Toscaans tintje serveerde, “met onder andere risotto met saffraan uit San Gimignano en een chianinarunderfilet, mogelijk om de speciale band van het koningshuis met dat deel van Italië te benadrukken”6.

Tijdens dit koninklijke kennismakingsbezoek werden koning en koningin vergezeld door Frans Timmermans, destijds minister van Buitenlandse Zaken. Van hem is bekend dat hij – opgegroeid in Rome – vloeiend Italiaans spreekt en graag gebruikmaakt van dit voordeel. Meermaals liet hij zich ontvallen: “Sono romano e sono romanista”, en inmiddels is hij dan ook geslagen tot ‘Cavaliere della Roma’. In mei 2016 sprak hij als Eurocommissaris het Italiaanse parlement toe, waarover hij in het Italiaans twitterde: “Un onore stare oggi a @Montecitorio”.

Ook op het gebied van de kunst worden nauwe banden onderhouden. In Italië waren er in de afgelopen jaren tentoonstellingen over Vermeer en Mondriaan, en wie had kunnen bevroeden dat het Rijksmuseum Twenthe in 2017 topstukken van meesters als Rafaël, Titiaan en Tintoretto te leen zou krijgen uit Brescia, waar de Pinacoteca Tosio Martinengo wordt verbouwd? Dat kreeg men, zoals dat eigenlijk altijd gaat, voor elkaar dankzij goede contacten. In Trouw zegt directeur Odding: “[...] We hebben contact gezocht en het klikte. Voor de

Italianen doet het er niet toe dat ons museum in Twente staat. Ze kijken in de eerste plaats naar onze reputatie”7. Het zou me niet verbazen als deze museumdiplomatie voor een deel ook via de maag is verlopen. Wellicht met een etentje in Impero romano, waar overigens Iers rundvlees op de kaart staat.

Dennis Smit

6 www.refdag.nl/achtergrond/koninklijk-huis/koninklijk_paar_bezoekt_

italiaanse_top_drie_fotoserie_1_800136

7 www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/4284517/2016/04/18/

Italiaanse-topkunst-naar-Rijksmuseum-Twenthe.dhtml

Beatrix en Napolitano

De macht van marmer (2)Afgezien van andere veranderingen (zie deel 1 in het vorige nummer) is er ook de voortschrijdende mechanisering. In de jaren ’50 ging heel veel nog met de hand; daarna werden er allengs meer machines ingezet en kon één man steeds meer werk aan. Vandaag de dag kan een te kopiëren beeld door een computer worden ingescand. Die verwerkt de gegevens en vervolgens freest een robot-arm, met daaraan een diamantschijf, het beeld uit de steen. In 2007 werkte ik in een echte oude studio in het centrum van Pietrasanta. Die is nu helaas ook gesloten. De meeste Italiaanse handwerkers daar waren al ver over hun pensioengerechtigde leeftijd. Dat pensioen zal waarschijnlijk geen vetpot zijn, maar wat vooral geldt: ‘wat zal je thuis gaan zitten als je nog kan werken?’ Zij delen hun kennis graag met buitenlandse beeldhouwers, trots als ze zijn op hun kunde en ervaring. Het is fantastisch om ze bezig te zien. De studio heeft contacten met

het nog vrome zuiden van Italië. En als er vanuit Catania een telefoontje komt dat opa is overleden, wordt dit bericht inderdaad gevolgd door een fax met alle gegevens voor de opdracht, de afmetingen en de gewenste voorstellingen voor een grafplaat waarachter opa’s kist op de begraafplaats zal worden ingemetseld. Een van de oude handwerkers is anderhalve dag bezig met een reliëf dat de zeer geliefde heilige Padre Pio voorstelt. Vervolgens komt er een ander die de bloemguirlandes maakt

rond het lijstje waarin later opa’s fotoportret zal komen. Weer een ander maakt in ook weer een middagje de letters van de tekst op de steen.In het oorspronkelijke studiosysteem heeft elke handwerker z’n specialisme: de sbozzatore doet het grove werk, de vorm globaal uit het blok bevrijden, de pannista maakt de plooien van de gewaden, de ornatista zorgt voor knoopjes en sieraden en dergelijke. Ook het raspen en schuren zijn aparte specialisaties;

Page 13: Notiziario zomer 2016

13

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

een lopende-bandsysteem avant la lettre.In 2001 kreeg ik de mogelijkheid om de techniek van het puncteren te leren, een manier om hoogte/diepte te meten en zo vaste punten van een gipsmodel over te zetten in steen, kopiëren kortom. Ik deed dit bij Mauro, ook een gepensioneerde artigiano die in zijn jonge jaren twee keer de Pietà van Michelangelo had gekopieerd, op ware grootte. Daar had hij als 25-jarige jonge vent toch wel van wakker gelegen, of hij alles goed had gedaan, vertelde hij me, maar het was allemaal gelukt. Als je met Mauro werkte, kreeg je eigenlijk drie cursussen tegelijk: werken in steen, Italiaanse taal en Toscaanse keuken. Zijn taallesmethode bestond eruit dat hij, als je niet begreep wat hij zei, steeds dichter met z’n hoofd naar je toe kwam en steeds langzamer en luider herhaalde wat hij gezegd had…. Het werkte altijd. Op een expositie heb ik Mauro ook wel eens meegemaakt in een hoogoplopende discussie met een andere Italiaanse beeldhouwer, je verwacht over kunst of over de kwaliteit van de verschillende marmersoorten, maar nee: over de vraag of je voor spaghetti carbonara hele eieren gebruikt of alleen de dooiers…Zijn studio was een heerlijke, beschaduwde plek, een hoekje in een kwekerij voor tuinplanten. Mauro kende de eigenaar al sinds hun gezamenlijke lagere-schooltijd en in ruil voor dagelijks een uurtje sproeien had hij er een werkplek. Hij had er een waar paradijsje van gemaakt met koelkast, eettafel, eigen tomatenplanten en een ouwe badkuip waar basilicum in groeide. Er scharrelden wat kippen rond en als de haan kraaide, riep Mauro altijd: ‘Stai zitto che porti acqua…!’, zeker als hij ervan was dat een overdag kraaiende haan regen aankondigde.Ik maakte een detail van een beeld van Michelangelo, het gezicht van de zogenaamde ‘Stervende Slaaf ’; het origineel staat in het Louvre. Het werk was eigenlijk puur oefenen. Bij mij duurde het uitmeten van een punt in het begin zo’n twintig minuten. Mauro deed hetzelfde in een halve minuut. Daar moest ik mij niet door laten ontmoedigen, zei hij, want hij had tenslotte al zo’n veertig jaar voorsprong. De vierde dag echter kwam hij achter mij staan en begon opeens te knetteren: ‘Als je in dit tempo doorwerkt, wordt het nooit wat!, potver….!’ Met een rooie kop werkte ik door, zo goed en kwaad het ging. Toevallig belde die dag net een van z’n ex-vriendinnen die ik ook goed kende. Ze

wilde mij ook wel even spreken. Zwijgend gaf Mauro mij z’n mobieltje. ‘Oh, heeft ’ie je even de oren gewassen? Dat is normaal hoor, dat heeft ’ie bij mij zo vaak gedaan toen ik bij hem werkte. Let maar op, zo meteen komt ie z’n verontschuldigingen aanbieden…’ En ja hoor. De relatie tussen een beeldhouwer en een artigiano is ook een heel subtiele, vergelijkbaar met die tussen een architect en een aannemer. De een bedenkt en is van de ideeën en de theorie, de ander is van de praktijk en voert uit. Ik vond dat Mauro zich vaak wel erg onderdanig opstelde tegenover opdrachtgevers. Tegen mij zei hij dan: ‘Ik voer alleen maar uit, ik maak na, maar jullie kunstenaars vinden uit, jullie creëren…’. Het is niet de taak van een artigiano om kritiek te hebben op het ontwerp dat hij moet kopiëren en eventueel vergroten. Maar zijn de onvolkomenheden in een klein model onopvallend, bij de vergrote versie springen ze onmiddellijk in het oog. En een artigiano weet dat. Bekend is het verhaal van rijke Amerikaanse erfdochters die in de jaren ’60 en ’70 Europa ‘deden’ en ook nog even neerstreken in Pietrasanta. ’s Avonds zaten ze in hun hotelkamer in een stukje zeep te kerven en gingen daarmee naar een studio om het dingetje groter te laten omzetten in steen. Na zich twee weken op het strand vermaakt te hebben kwam de ‘beeldhouwster’ dan weer eens in de studio kijken en zag haar monstrum. De betreffende handwerker kon dan haarfijn aantonen dat hij precies gedaan had wat de opdracht was. En of hij nu nog even kon afrekenen en mocht horen waar de kist naartoe gestuurd moest worden?...Meningsverschillen komen natuurlijk ook vaak voort uit het feit dat het om (soms heel veel) geld gaat. Een beroemde beeldhouwer weigerde eens te betalen voor een van zijn beelden, een geabstraheerde zittende figuur, kogelrond van vorm en bijna 3 meter hoog, omdat hij een vlakje van ongeveer 10 x 10 cm ontdekte waarin hij de vlakke rechte buitenhuid van het oorspronkelijke blok terugzag. De uitvoerders hadden een net iets te klein blok genomen.… De dreigende impasse werd opgelost door een soort compromis. De studio maakte het beeld nog eens en nu correct. De eerste versie werd aan de gemeente geschonken die het op een verkeersrotonde liet plaatsen waar het prachtig staat als visitekaartje voor zowel de beeldhouwer als de studio. Dat bewuste vlakje ziet alleen degene die het weet.

Page 14: Notiziario zomer 2016

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

Met twee weken had ik mijn Michelangelo-kopie klaar. Geleidelijk had ik er toch steeds meer handigheid in gekregen. Mauro zei: ‘Elke volgende keer dat je weer zo’n project begint, gaat het twee keer zo snel’. Dat bleek te kloppen. Als je het eenmaal weet en beheerst, is het simpel – zo is het in zoveel gevallen. Nog vaak ben ik bij Mauro langs geweest, pranzo in de schaduw en met een zak enorme vleestomaten er weer vandaan. Ik wilde deze techniek leren om ooit ook mijn eigen werkstukken in steen om te kunnen zetten. In 2012 was het weer eens zo ver. Het was in augustus namelijk zo heet – een week lang rond de 40 graden – dat ik ’s middags in de studio bijna bevangen raakte door de hitte en het werken met (door)slijpmachines te gevaarlijk begon te worden. Dus ging ik in klei boetseren en maakte een kop. Bij een bevriende bronsgieter, die heel goed met gips kan werken, liet ik de kop afvormen. Vanwege de warmte was dat ook in twee dagen gepiept. En in acht dagen had ik de hele kop omgezet in zwarte Belgische hardsteen. Als historicus wil ik graag weten hoe het vroeger was. Handwerkers die merken dat iemand daarin is geïnteresseerd vertellen graag over de hoogtijdagen van het studiosysteem. Mauro vertelde dat er in de jaren ’50 om twaalf uur ’s middags een stoomfluit afging waarop de studio’s leegliepen en honderden beeldhouwers en handwerkers gezamenlijk in een mensa gingen eten. Al het frees- en slijpwerk, uithollen, boren, hakken en vlakken ging met de hand. ‘Ga maar kijken op een begraafplaats’, zei Mauro dan, ‘Van al het beeldhouwwerk op graven van vóór circa 1960 weet je dat het met de hand gemaakt is, bloemetjes, rozenblaadjes, de haarkrulletjes op een engelenkopje… En vergeet niet dat het ook altijd snel moest, tijd is geld, er werd altijd bijgehouden hoe lang je over iets deed.’ Sauro, een andere oude handwerker in de studio waar ik tegenwoordig werk, heeft als jonge man nog projecten uitgevoerd voor Henri Moore en kende ook Hans Arp, Antoine Poncet en Isamu Noguchi, die allemaal werkten of lieten werken in studio Henraux in Querceta, tussen Pietrasanta en Massa. Sauro loopt al tegen de tachtig en is nog elke dag om zeven uur op het werk, niet meer voor de hele dag, maar toch. Van ophouden wil hij niet weten, hij heeft er veel te veel plezier in.Inmiddels kom ik dus zelf ook al weer bijna dertig jaar in de Versilia en omkijkend ontsnap ook ik niet aan een zekere weemoed. Vooral de laatste tien jaar heb ik het erg zien veranderen. Pietrasanta is chic, luxe en mondain geworden. De jet set en de rijken die vroeger in de zomer het nabij gelegen Forte dei Marmi bevolkten zijn nu massaal naar het kunststadje getrokken. Dat schijnt een natuurwet te zijn: wat gebeurde op andere plekken, zoals Soho in Londen of Greenwich Village in New York, gebeurt nu hier. Eerst is er armoede, dan komen er kunstenaars omdat het leven goedkoop is en er goed kan

worden gewerkt, dan komt er sfeer en Schwung. En wat eerst Geheimtip is wordt dan hotspot, de place to be. Een bekend restaurant kan zijn prijzen tot astronomische hoogte opvoeren, de mensen komen toch wel omdat ze de kans lopen daar de wereldberoemde schilder/beeldhouwer Fernando Botero met zijn Colombiaanse entourage aan te treffen. In het Pietrasanta van vroeger streken de artigiani en buitenlandse beeldhouwers na hun werktijd in de studio’s in de stad neer bij bar Iris of bar Igieia.

In hun bestofte plunje bestelden ze luidruchtig bersaglieri en wijn voor een paar honderd lire. Kunst zou de wereld veranderen; dat soort gesprekken. Niemand had een cent : ‘Wir sitzen hier am Mittelmeer und haben keine Mittel mehr’, riep men elkaar toe. Van Sem Ghelardini, de eigenaar van de bekende studio Sem, waar grote projecten werden uitgevoerd, is de uitspraak bekend: ‘Se tutto va bene siamo rovinati’ (‘Als alles goed gaat zijn we failliet’). Als het uit de hand liep – wat natuurlijk vaker gebeurde – zei de bareigenaar, die het een paar uur na middernacht welletjes vond en zijn etablissement domweg afsloot: ‘Jongens, als eindelijk alles leeg is, zet de glazen dan even bij de deur. En niet te veel herrie straks, hè. Bedankt, tot morgen!’.In het dure en chique Pietrasanta van vandaag paradeert men in het zomerseizoen in haute couture over de piazza en doet z’n best zo blasé te kijken als maar mogelijk is, want het gaat natuurlijk vooral om het gezien worden. Op de terrassen lijkt het personeel weggeplukt uit een fotomodellenbureau en zich ook eigenlijk te goed te voelen om je te bedienen. Voor een bodempje wijn in een enorm glas betaal je prijzen zoals op piazza San Marco in Venetië.Eén voor één verdwenen de beeldhouwstudio’s en grappige onduidelijke kleine winkeltjes uit het centrum en maakten plaats voor etalages van makelaars, heel veel peperdure kunstgaleries en veel, héél veel restaurants. De lokale bevolking heeft Pietrasanta ook al spottend omgedoopt tot ‘cenatown’…Enfin, ook dat zal wel weer voorbijgaan. Ik kom er toch nog steeds heel graag (zij het niet meer zo op de piazza) omdat het mooie materiaal en de knowhow er zijn en de vrienden en collega’s met dezelfde passie als ik. Ik voel mij dankbaar en bevoorrecht dat ik in dit oord mag werken en hoop dat nog lang te kunnen blijven doen….Heeft dit verhaal uw interesse gewekt om zelf ook eens hamer en beitel ter hand te nemen en vormgevende vaardigheden te ontwikkelen? Houd dan de aankondigingen op mijn website, www.guusjooss.nl, in de gaten. In september bied ik een cursus van twee weken aan op het eiland Elba, vlakbij het strand.

Guus Jooss

14

Page 15: Notiziario zomer 2016

15

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

In januari van dit jaar heb ik het Parco Nazionale della Majella bezocht, een beschermd natuurpark in de Abruzzo. Enkel berggebied. De Majella is een bergketen die deel uitmaakt van de Apennijnen, de ruggengraat van Italië.Het gebied is dun bevolkt, bijzonder groen, doortrokken van rivieren en het kent een rijke fauna en flora. Herten, berggemzen, wolven en beren...je kunt ze er allemaal tegen het lijf lopen. Eerlijk gezegd heb ik wel herten gezien, maar van berggemzen, wolven en beren hooguit sporen. Wat ik op zich al indrukwekkend vond trouwens. Tijdens een trektocht in de buurt van Caramanico Terme stuitten we op een enorme plak wolvenpoep waarop Claudia – de gids – concludeerde dat deze verse ‘berg’ van een ‘lupone’ moest zijn die zeker nog in de buurt was. We kwamen nog veel meer uitwerpselen tegen van lupi en in sommige waren duidelijk de sporen van prooien te herkennen, haren van caprioli (reeën) bijvoorbeeld. Claudia bracht ons via betoverend oerbos en talloze bergriviertjes bij een overhangende bergwand waar we een uit een rotsblok gehouwen waterreservoir aantroffen. Op deze plek hadden in vroeger tijden dus mensen gebivakkeerd. Waarom? We konden het niet helemaal plaatsen, maar tijdens onze terugtocht kwamen we Paolino tegen, een goedlachse pastore en contadino die al zijn hele leven op de Majella woont en leeft. Hij heeft ons uitgelegd dat de door ons ‘ontdekte’ plek een schuilplaats was voor briganti, mannen die fuorilegge – buiten de wet – leefden en dus nogal eens op de vlucht moesten. Paolino is van 1927 en hij kent de verhalen over de ‘briganti’ van zijn ouders. Een en ander kan zich dus in de tweede helft van de 19de eeuw hebben afgespeeld. De Majella was en is woest genoeg om je er te verstoppen voor mensen. De beren houden het er tenslotte ook nog steeds uit. Als je hoog genoeg de bergen in gaat kun je soms sporen van de orso marsicano ontwaren. In het Parco Nazionale heb ik vorige zomer uitwerpselen met zwarte bessen erin gezien en op de Majella pootafdrukken in de modder. Het besef in de nabijheid te verkeren van deze zo bedreigde, grote en intelligente diersoort maakte mij nederig en opgewonden tegelijk. Nederig omdat ik zo weinig weet en begrijp van de complexe

levenswandel van deze orso marsicano en opgewonden omdat ik hoopte op een ‘ontmoeting’. Dat was ijdele hoop natuurlijk: de orso marsicano gaat mensen altijd uit de weg en vormt derhalve geen enkele bedreiging voor ons. Toch worden er regelmatig beren gedood door lokale bewoners. Het gaat dan dikwijls om wraakacties nadat een beer iemands kippen heeft opgegeten. Het is waar, de orso marsicano eet met graagte kippetjes. Maar dit wetende zou je denken dat men maatregelen treft om dit voor de Abruzzesi zo belangrijke pluimvee onbereikbaar te maken voor hongerige beren. In plaats daarvan compenseert de overheid door wolven en beren gedupeerde eigenaren met financiële bijdragen. Wellicht een averechts beleid? Ik weet het niet.

Vanuit mijn flat op vier hoog in Utrecht Noord kijk ik neer op groene weiden met koeien. Wel even wat anders dan de ruigte en onvoorspelbaarheid van de Majella. Als ik mijn weemoed wil voeden kan ik hier naar foto’s van de Majella kijken en lezen in het boekje I miei sogni sono stati tutti sulla Maiella van Paolo Sanelli. Tot mijn verrassing dook dit document onlangs op in de studeerkamer van mijn geliefde logeeradres aan de kust van de Abruzzo. Een vondst! De auteur is dezelfde als de herder die wij ontmoetten tijdens de trektocht in de bergen deze winter. In het boekje vertelt hij over een leven – zoals het zijne – dat één op één samenvalt met de seizoenen en het ritme van dag en nacht. “Ogni giorno aspettavamo l’alba per cominciare un lavoro ed il tramonto per riposare.” Ik moet vaak aan deze woorden denken wanneer ik ’s ochtends langs de Vecht naar mijn muziekstudio fiets en ’s avonds vice versa. Ik begin meer en meer te begrijpen dat Paolino’s woorden ook betrekking kunnen hebben op de cadans van ons leven hier in het vlakke land. Natuurlijk, geen spoor van wolven, beren en berggemzen hier. Maar ik word wel iedere dag wakker met de lust om muziek te gaan maken. En daarna volgt altijd weer de stilte van de slaap.

Mathijn den Duijfmei 2016

Op herhaling in de Abruzzo

Page 16: Notiziario zomer 2016

| Dante Alighieri • Notiziario • jaargang 26 – nummer 2 |

In Catania, tot 10 juli:Breve storia del resto del mondoEen serie groot formaat werken van Pietro Ruffo van de afgelopen 10 jaar, gewijd aan het thema ‘vrijheid’. Fondazione Puglisi CosentinoPalazzo Valle, via V. Emanuele 122Info: T 095.715 21 18, www.fondazionepuglisicosentino.it

In Florence, tot 4 september:Sguardi sul Novecento. Disegni di artisti italiani nel Novecento.37 werken, de meeste nooit eerder getoond.Uffizi, Gabinetto di disegni e stampeInfo: T 055.2388651, www.uffizi.com

Tot 11 september:Buffoni e giocatori alla corte dei MediciGalleria d’arte moderna di Palazzo Pitti, Andito degli Angiolini, piazza Pitti 1Info: T 055.29 48 83

Tot 26 novemberSelectie uit de collectie moderne en hedendaagse kunst van ‘Tornabuoni Arte’Tornabuoni Arte, lungarno Cellini 3Info: T 055.681 26 97; www.tornabuoniarte.it

In Milaan, tot 4 september:Disegnare le parole. Mimmo Paladino tra arte e letteraturaMuseo del NovecentoInfo: T 02.88 44 40 61, www.museodelnovecento.orgIn Novara, tot 24 juli:Da Lotto a Caravaggio. La collezione e le ricerche di Roberto Longhi50 werken uit de privécollectie van een van de boeiendste kunsthistorici van de vorige eeuw.Complesso Monumentale del Broletto, via Fratelli Rosselli 20Info: T 199.15 11 21, www.novaracult.it

In Perugia, tot 20 november:Perugino, Pinturicchio e gli altri. I Tesori della Fondazione Cassa di Risparmio di Perugia e il caravaggismo nelle collezioni di PerugiaPalazzo Lippo Alessandri, corso Vannucci 39Info: T 075.572 45 63, www.fondazionecariperugiaarte.it

In Rome, tot 20 november:Made in RomaMerk- en eigendomstekens uit het Rome van de Oudheid.Mueso dei Fori Imperiali, Mercati di Traiano, via Quattro Novembre 94Info: T 06.08 08 (09.00-21.00 u), www.mercatiditraiano.it

In Venetië, tot 13 september:Venezia, gli Ebrei e l’EuropaPalazzo DucaleDit jaar bestaat het ghetto antico 500 jaar. Dit wordt op allerlei manieren herdacht, met een ‘percorso culturale, sociale, artistico e enogastronomico’.Info: www.venicebeyondtheghetto.com

(Met dank aan Touring, maandblad van Touring Club Italiano)

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

16

Corridoio Vasariano in Florence misschien open voor publiek De directeur van het Uffizi-museum in Florence wil dat de Vasariano-passage voor iedereen toegankelijk wordt. Nu mogen alleen speciale groepen met gids tegen een stevige prijs naar de andere kant van de Arno lopen.Wie in Florence is geweest heeft natuurlijk het Uffizi en de Ponte Vecchio gezien. Vanuit het voormalige paleis Palazzo Vecchio loopt een gang van 1 kilometer lengte die boven op de brug is gebouwd en naar de andere kant van de rivier voert, naar het Palazzo Pitti. Het bouwwerk werd in 1565 in opdracht van de Medici gebouwd. Zij wilden de gang gebruiken om privé tussen hun paleizen te kunnen pendelen. Directeur Eike Schmidt van het Uffizi wil nu aparte kaartjes verkopen, los van het museumbezoek, voor een wandeling door de Corridoio Vasariano. Die worden dan een stuk goedkoper dan de 100 euro die het nu soms kost om met een gids even het gevoel te hebben van Florentijnse adel te zijn.

Hij liet ook weten de zelfportretten die nu in de gang hangen terug te willen brengen naar hun oorspronkelijke plek in het museum. De kunstwerken uit de collectie die door kardinaal Leopoldo dei Medici zijn verzameld staan nu te veel bloot aan grote temperatuurverschillen in de zomer en winter.Vanuit de ‘VIP-passage’ heeft de bezoeker een uniek uitzicht over de stad, de heuvels

en op de rivier, zo laat Schmidt weten. “Kunst en cultuur is er voor iedereen”, was een van zijn antwoorden op kritische vragen − het plan werd namelijk niet overal positief ontvangen. Burgemeester van Florence Dario Nardella steunt het plan wel, evenals cultuurminister Franceschini.Wanneer de gang precies toegankelijk wordt is nog niet bekend.

Met dank ontleend aan Il Giornale, www.il giornale.nl.

Tekening van het traject van de Corridoio Vasariano en de naaste omgeving.