Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden...

114
VOORSTEL SJABLOON ONDERZOEK TOT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE Project/ onderwerp 421363 – Sjabloon onderzoek tot milieueffectrapportage Ons kenmerk 4213633028 Datum Maart 2018 Inhoud VOORSTEL SJABLOON ONDERZOEK TOT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE............1 1 PLANOMSCHRIJVING..................................................3 1.1 COÖRDINATEN VAN DE INITIATIEFNEMER...................................3 1.2 AANLEIDING PLANVOORNEMEN...........................................3 1.3 GEOGRAFISCHE AFBAKENING............................................3 1.4 DOELSTELLINGEN EN BESCHRIJVING PLANVOORNEMEN...........................4 1.5 FEITELIJKE EN JURIDISCH PLANOLOGISCHE TOESTAND.........................6 1.6 ALTERNATIEVEN....................................................9 2 TOEPASSINGSGEBIED................................................11 3 ONDERZOEK NAAR DE AANZIENLIJKHEID VAN MILIEUEFFECTEN...................13 3.1 DISCIPLINE BODEM................................................ 16 3.2 DISCIPLINE WATER (GROND-, OPPERVLAKTE- EN AFVALWATER).................25 3.3 DISCIPLINE BIODIVERSITEIT.........................................35 3.4 DISCIPLINE LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE................47 3.5 DISCIPLINE MENS-MOBILITEIT........................................60 3.6 DISCIPLINE MENS - RUIMTELIJKE ASPECTEN..............................65 3.7 DISCIPLINE MENS GEZONDHEID (INCL. GELUID EN LUCHT).................69 3.8 DISCIPLINE MENS - VEILIGHEID......................................75 3.9 DISCIPLINE KLIMAAT...............................................77 3.10.......................................GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ..............................................................80 3.11..............................................LEEMTEN IN DE KENNIS ..............................................................80 4 GLOBALE CONCLUSIE OVER DE AANZIENLIJKHEID VAN MILIEUEFFECTEN............81 document.docx pagina 1 van 114 Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Transcript of Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden...

Page 1: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

VOORSTEL SJABLOON ONDERZOEK TOT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE

Project/onderwerp 421363 – Sjabloon onderzoek tot milieueffectrapportageOns kenmerk 4213633028Datum Maart 2018

InhoudVOORSTEL SJABLOON ONDERZOEK TOT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE...........................................1

1 PLANOMSCHRIJVING...................................................................................................................31.1 COÖRDINATEN VAN DE INITIATIEFNEMER...............................................................................................31.2 AANLEIDING PLANVOORNEMEN...........................................................................................................31.3 GEOGRAFISCHE AFBAKENING...............................................................................................................31.4 DOELSTELLINGEN EN BESCHRIJVING PLANVOORNEMEN.............................................................................41.5 FEITELIJKE EN JURIDISCH PLANOLOGISCHE TOESTAND...............................................................................61.6 ALTERNATIEVEN...............................................................................................................................92 TOEPASSINGSGEBIED................................................................................................................113 ONDERZOEK NAAR DE AANZIENLIJKHEID VAN MILIEUEFFECTEN............................................................133.1 DISCIPLINE BODEM.........................................................................................................................163.2 DISCIPLINE WATER (GROND-, OPPERVLAKTE- EN AFVALWATER)...............................................................253.3 DISCIPLINE BIODIVERSITEIT...............................................................................................................353.4 DISCIPLINE LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE..........................................................473.5 DISCIPLINE MENS-MOBILITEIT...........................................................................................................603.6 DISCIPLINE MENS - RUIMTELIJKE ASPECTEN.........................................................................................653.7 DISCIPLINE MENS – GEZONDHEID (INCL. GELUID EN LUCHT)....................................................................693.8 DISCIPLINE MENS - VEILIGHEID..........................................................................................................753.9 DISCIPLINE KLIMAAT.......................................................................................................................773.10 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN...................................................................................................803.11 LEEMTEN IN DE KENNIS....................................................................................................................804 GLOBALE CONCLUSIE OVER DE AANZIENLIJKHEID VAN MILIEUEFFECTEN..................................................81

document.docx pagina 1 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 2: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Gebruik van het sjabloon

Dit sjabloon wordt u aangeboden door Departement Omgeving; Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten (GOP), pijler Milieueffectrapportage – kortweg dienst Mer.

Dit sjabloon kan door de initiatiefnemer van het plan ingevuld worden.

Nagenoeg elk plan veroorzaakt milieueffecten. Het gebruik van dit sjabloon heeft tot doel om inzicht te verschaffen in de mogelijk optredende milieueffecten ten gevolge het voorgenomen plan en de ‘aanzienlijkheid’ ervan.

Het al dan niet “aanzienlijk” zijn van een effect is afhankelijk van de aard, de omvang en de ligging van het voorgenomen plan en de aard van de effecten. Met dit sjabloon wordt een hulpmiddel aangereikt om de nodige informatie omtrent het voorgenomen plan, haar omgeving en de aard van de effecten voldoende duidelijk en volledig weer te geven.

Via het invulsjabloon moet vrij snel en eenvoudig aangetoond kunnen worden dat er geen aanzienlijke effecten zullen optreden en dat er geen leemten zijn in de kennis die verhinderen om deze conclusie te trekken. Daarnaast moet het sjabloon een hulpmiddel zijn voor de adviserende instanties en de overheid die een beslissing neemt over de plan-MER-plicht. Bij dit sjabloon wordt tevens achtergrondinformatie voorzien waarin meer uitleg over bepaalde elementen uit het sjabloon wordt gegeven.

Dit sjabloon is vrij omvangrijk, mede door de toegevoegde achtergrondinformatie en het aanreiken van mogelijke motiveringen en uitgeschreven voorbeelden. Het is niet de verwachting dat het onderzoek tot aanzienlijkheid van milieueffecten even uitvoerig zal zijn (een groot deel van de teksten uit dit sjabloon, vb. de kaderteksten, kan uit het aan te leveren document worden verwijderd).

Het gebruik van dit sjabloon is vrijblijvend. Dit sjabloon is een hulpmiddel bij (het uniformiseren van) het onderzoek tot aanzienlijkheid van milieueffecten. Het blijft de initiatiefnemer echter toegestaan om in een vormvrije nota de milieueffecten van het voorgenomen plan te beschrijven.

Op basis van het onderzoek tot aanzienlijkheid van effecten (via dit sjabloon of een vormvrije nota) neemt de dienst Mer een gemotiveerde beslissing over de aanzienlijkheid van de milieueffecten.

Integratie in de startnota

Dit sjabloon is opgebouwd als apart op zich staand geheel. Uiteraard is het onderzoek tot niet-aanzienlijkheid in het geval van een RUP onderdeel van een geïntegreerde startnota. Een aantal aspecten als verplicht onderdeel van de startnota komen ook in dit sjabloon reeds aan bod, zoals geografische afbakening, planomschrijving, statusgebieden, …. Dit sjabloon heeft echter niet tot doel een inhoudsopgave voor een startnota voor te stellen. In de praktijk zal het onderzoek tot aanzienlijkheid van milieueffecten geïntegreerd worden in de startnota. Tracht dus dubbele beschrijvingen te voorkomen.

Als het plan geen RUP betreft (zoals bijvoorbeeld een planologisch attest), kan dit sjabloon op zich gebruikt worden als plan-m.e.r. screeningsnota.

Waar vindt u meer informatie?

Meer informatie over het onderzoek tot milieueffectrapportage vindt u op de website van departement Omgeving, GOP, Milieueffectrapportage: https://www.lne.be/milieueffectrapportage.

Legende

- Zwarte normale tekst = sjabloon- Blauw = toelichting over het invullen van het sjabloon, veelal voorbeelden van argumentatie,

keuzemogelijkheden, tekstvoorstellen enz. Na het invullen van dit formulier maakt u deze tekst ook zwart en verwijdert u de niet gebruikte tekstvoorstellen.

- Omkaderd = achtergrondinfo. Na het invullen van het sjabloon kunnen alle kaders verwijderd worden.

document.docx pagina 2 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 3: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

1 Planomschrijving

In deze paragraaf van het sjabloon gaat de nodige aandacht naar belangrijke elementen in de planomschrijving, dit als basis voor het beoordelen van de aanzienlijkheid van milieueffecten.

Bij de start van een RUP-planproces vormt in de praktijk de planomschrijving (aanleiding & verantwoording, kadering, doelstellingen, reikwijdte en detailleringsniveau, beoogde bestemmingen enz.) een uitgebreid onderdeel van de startnota.

Om herhaling en afwijkende informatie te vermijden, wordt er in de startnota best slechts één keer een beschrijving opgenomen van het planvoornemen. Deze paragraaf bevat een voorstel voor de opbouw ervan maar vormt geenszins een verplichting om deze als dusdanig te behouden binnen de startnota. De relevante info dient in elk geval aan bod te komen in de startnota.

In het geval van een planologisch attest: In de verdere beschrijvingen en analyse binnen dit sjabloon wordt een planologisch attest als ‘een planvoornemen’ beschouwd.

1.1 Coördinaten van de initiatiefnemerDe gemeente/stad/provincie/overheid/instantie/bedrijf is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan/voorgenomen plan en bijgevolg ook van het onderzoek tot milieueffectrapportage. Voor meer inlichtingen wordt er verwezen naar onderstaande coördinaten.

Initiatiefnemer

Adres: xxx

Contactpersoon: xxx

Email-adres contactpersoon: xxx

Telefoonnummer contactpersoon: xxx

1.2 Aanleiding planvoornemenDit onderzoek naar het optreden van aanzienlijke milieueffecten wordt opgesteld naar aanleiding van (aanvullen: bondige beschrijving van het voorgenomen plan. Een meer uitgebreide bespreking volgt hierna).

De beoogde bestemmingswijziging/verfijning betreft op hoofdlijnen xxxx (vul aan).

De bedoeling is om in deze paragraaf beknopt de aanleiding en de doelstelling en/of beoogde bestemmingswijziging indien gekend weer te geven. De ‘meer uitgebreide’ voorstelling en beschrijving van het planvoornemen kan dan in de navolgende paragrafen weergegeven worden.

1.3 Geografische afbakeningHet voorgenomen plangebied bevindt zich op het grondgebied van de gemeente/stad xxx, binnen de provincie xxx. Meer bepaald bevindt het voorgenomen plan zich ter hoogte van xxx.

Het voorgenomen plangebied heeft een oppervlakte van ca. xxx ha.

Een situering is weergegeven op het onderstaande stratenplan en/of topografische kaart en/of orthofotoplan.

document.docx pagina 3 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 4: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

(figuur toevoegen)

Situering op macro/mesoniveau indien relevant. De situering dient voldoende duidelijk van de kaart af te leiden zijn. Indien nodig wordt de situering op een voldoende duidelijke figuur weergegeven, bijvoorbeeld op A4 formaat.

Schematisch contour van het voorgenomen plangebied op figuur weergeven.

Bronnen: Geopunt, GIS-info

1.4 Doelstellingen en beschrijving planvoornemen Duiding: DABM Bijlage I - De criteria overeenkomstig artikel 4.2.3, § 2, 2°, en artikel 4.2.3, § 3 zijn:

“1. De kenmerken van plannen en programma's, in het bijzonder gelet op:

a. de mate waarin het plan of programma een kader vormt voor projecten en andere activiteiten met betrekking tot de ligging, aard, omvang en gebruiksvoorwaarden, alsmede wat betreft de toewijzing van hulpbronnen;

b. de mate waarin het plan of programma andere plannen en programma's, met inbegrip van die welke deel zijn van een hiërarchisch geheel, beïnvloedt;

c. de relevantie van het plan of programma voor de integratie van milieuoverwegingen, vooral met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling;

d. milieuproblemen die relevant zijn voor het plan of programma;

e. de relevantie van het plan of programma voor de toepassing van de milieuwetgeving van de Europese Gemeenschap (bijvoorbeeld plannen en programma's in verband met afvalstoffenbeheer of waterbescherming).”

Een duidelijk planomschrijving vormt de basis. Beschrijf deze elementen vanuit het DABM indien ze relevant zijn.

Hierna volgt een beschrijving en verduidelijking van de doelstelling(en) van het voorgenomen plan, in voorkomend geval met een afbakening van het gebied/de gebieden waar het plan betrekking op heeft (zie ook §1.3 Situering).

In de loop van de procedure is het plan of het plangebied wellicht nog onderhevig aan wijzigingen, bv. als gevolg van adviezen of inspraak. De termen ‘plan’ of ‘plangebied’ kunnen dus eveneens gelezen worden als ‘voorstel plangebied’ of ‘voorgenomen plangebied’.

Vaak is de exacte afbakening van het plangebied ook een element van het onderzoek. De afbakening kan bv. wijzigen als gevolg van inspraak uit participatie of van adviezen. Op het niveau van de startnota wordt dan best zo goed mogelijk uitgegaan van de aangenomen maximaal mogelijke contour of alle verschillende alternatieve locaties.

Een goede planbeschrijving is belangrijk. Er moet immers aangetoond worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Dit kan mits een goed begrip van wat het voorgenomen plan/de plandoelstelling precies inhouden. Oppervlakkige of onvolledige planbeschrijvingen kunnen twijfel doen ontstaan over de juistheid van de analyse met betrekking tot de milieueffecten. Dit hoeft echter niet te

document.docx pagina 4 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 5: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

betekenen dat de planbeschrijvingen in alle gevallen ook technisch gedetailleerd moeten zijn. Dit laatste is alvast onmogelijk in die gevallen waar er voor het voorgenomen plan slechts een visie of doelstelling is uitgewerkt en waar de meer concrete invullingen pas later vorm krijgen. Vandaar dat een ‘kwetsbaarheidsbenadering’ eveneens nuttig kan zijn binnen de beoordeling van de aanzienlijkheid van milieueffecten.

- Doelstelling : een beschrijving van de doelstelling (wat wil men met dit planvoornemen bereiken) en het nut en de noodzaak ervan (waarom is dit plan nodig?)

o aanleiding, voorgeschiedenis & verantwoording en eventueel reeds genomen beslissingen (als aanvulling van de beknopte omschrijving in §1.2);

o doelstelling + reikwijdte en detailleringsniveau (zie hierna) van het voorgenomen plan;o Een verwijzing naar §1.6, waarin de alternatieven voor het ontwerpplan of voor onderdelen

ervan, die de initiatiefnemer heeft overwogen, en een beknopte beschrijving van de voor- en nadelen van de verschillende alternatieven worden besproken.

- De reikwijdte (tot waar strekt het RUP zich uit, wat zijn de gekozen (logische) voorgestelde grenzen van de perimeter):

o indien nodig meer detail & aanvullend op de geografische afbakening zoals beschreven in §1.3.

- Detailleringsniveau : of de doorwerking op het terreinMaak keuze uit:

o Worden er locatiegericht verschillende bestemmingen toegekend of betreft het plan voornamelijk één of een beperkt aantal bestemming(en) waarvoor algemene voorschriften worden uitgewerkt?

o Wordt de bestemming op het niveau van het kadastraal perceel bepaald? o Betreft het een overkoepelend RUP met enkele aanvullende stedenbouwkundige

bepalingen of voorschriften voor een ruimere zone?o Is het een overdruk-RUP?

- Beleidskader: tevens onderdeel van de startnota maar vaak minder relevant voor de milieubeoordeling:

o raadplegen van (de relatie) met de ruimtelijke structuurplannen en, in voorkomend geval, (met) andere relevante beleidsplannen (als onderdeel van de elementen die volgens de VCRO in de startnota vervat moeten zijn).

- Ook kan aanvullend de volgende informatie, voor zover deze reeds beschikbaar is en relevant bevonden, toegevoegd worden:

o voor welke activiteiten en/of projecten het voorgenomen plan het kader kan vormen;o interferentie met andere plannen, projecten of activiteiten binnen of buiten de perimeter

van het plan, voor zover in dit stadium al gekend (verwijzing naar §);o fase van opmaak van het voorgenomen plan;o plan- en procesevolutie: mogelijkheid tot planbijsturingen en mate van flexibiliteit (in het

geval van een RUP wordt volgens de VCRO de procesnota samen met de startnota gepubliceerd);

o overzicht in te zetten instrumenten (in het geval van een RUP nodig volgens de VCRO);o bijdrage van het voorgenomen plan tot oplossing van bestaande milieuproblemen;

eventueel plan-geïntegreerde milieu- en duurzaamheidsmaatregelen.

document.docx pagina 5 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 6: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

1.5 Feitelijke en juridisch planologische toestand

1.5.1 Feitelijke toestand plangebied en omgevingHierna volgt een beknopte bespreking van de feitelijke toestand/feitelijk gebruik binnen het voorgenomen plangebied en aangrenzende omgeving.

Een bondige bespreking van de huidige voornaamste knelpunten of kwetsbaarheden wordt opgenomen.

Hiermee wordt de feitelijke invulling en het feitelijke gebruik van het voorgenomen plangebied bedoeld, namelijk wat er momenteel binnen het voorgenomen plangebied en omgeving werkelijk aanwezig is en hoe het gebied functioneert. Bijvoorbeeld braakliggend terrein, leegstaande gebouwen, percelen in landbouwgebruik, woningen, bedrijven, gemeenschapsvoorzieningen, wegenis, lopende bodemsanering,…

Feitelijk aanwezige kwetsbare elementen zoals waardevolle natuur of verontreinigde grond moeten hier ook aan bod komen.

Bij de bespreking per discipline wordt er eveneens ingegaan op de kwetsbaarheden. Tracht herhaling te vermijden.

Bronnen: Geopunt, GIS-info, plaatsbezoek, info vanuit stad/gemeente, ovam-dossierloket

1.5.2 Juridisch planologische toestand plangebied en omgevingHierna volgt een bespreking van de juridisch planologische toestand binnen het voorgenomen plangebied. Met bijzondere aandacht voor de elementen die belangrijk zijn voor de milieubeoordeling.

Geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplanneno Raadplegen van gewestplan indien relevanto Raadplegen van andere plannen zoals GRUP, PRUP, RUP, BPA indien relevant.

Bespreken van lopende (plan)processen (BPA, GRUP, PRUP, RUP) indien relevant. Bespreking historiek planologisch attest indien relevant

Bronnen: https://geoplannen.ruimteinfo.be/, Geopunt, GIS-info, geoloket provincie, info vanuit stad/gemeente

Bij plannen/RUP’s waar dit relevant is, zoals inzake zonevreemdheid en planologische attesten: oplijsten van vergunde, vergund geachte en onvergunde elementen binnen het plangebied.

- In het kader van zonevreemde activiteiten of constructies worden enkel de vergunde of vergund geachte elementen als juridisch bestaand beschouwd. Voor de beoordeling van de milieueffecten dienen onvergunde activiteiten of constructies binnen de juridisch planologische toestand van het voorgenomen plangebied weggedacht te worden, alsof ze nooit aanwezig waren/zijn.

- Deze informatie moet gevraagd en aangereikt worden bij/door de gemeente/stad en/of initiatiefnemer van het plan. Het is echter vaak niet evident om hier een overzicht van te verkrijgen.

- Bronnen: Geopunt, GIS-info, info vanuit stad/gemeente/initiatiefnemer

Hierna volgt een bespreking van de juridisch planologische toestand in de aangrenzende omgeving (waar relevant).

document.docx pagina 6 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 7: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen In voorkomend geval (indien niet relevant: te verwijderen): Ontwikkelingen waarvan het zeker

is/hoogst waarschijnlijk is dat deze in de nabije toekomst uitgevoerd of vastgelegd zullen worden, worden ook beschreven. Indien deze een invloed hebben op de beoordeling van de aanzienlijkheid van de effecten komen deze ook aan bod in de relevante disciplines (als aanvulling op de feitelijke/planologische situatie of als evaluatie).

- Ontwikkelingen kunnen zich voordoen onafhankelijk van het voorgenomen plan dat wordt opgesteld. Het gaat vooral over een gewijzigde omgeving ten aanzien van het plangebied.

o Bijvoorbeeld: langs de ontsluitende weg in de directe nabijheid van een voorgenomen plangebied met een nieuwe functie wordt er via een ander initiatief nog een ontwikkeling voorzien.

o Bijvoorbeeld: in de nabije omgeving van het voorgenomen plangebied voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein wordt tevens een woonontwikkeling (verkaveling) voorzien (daar waar er vandaag nog geen kwetsbare functie aanwezig is). In deze kan het relevant zijn dat de inrichting van het nieuw bedrijventerrein rekening houdt met de toekomstige nabije bewoning (door afstand, buffering, afscherming, andere).

- Bronnen: Geopunt, GIS-info, geoloket provincie, info vanuit stad/gemeente

1.5.3 Overzicht wijziging bestemmingen Voor de planbeschrijving kan het helpen om de bestaande en gewijzigde mogelijkheden van het voorgenomen plan gestructureerd (bijvoorbeeld tabelmatig waar dit verduidelijkend werkt, zie voorbeeldtabel op volgende pagina) in beeld te brengen.

De beoordeling van de aanzienlijkheid van milieueffecten houdt rekening met de detailleringsgraad van het voorgenomen plan:

Indien de detailleringsgraad van het voorgenomen plan volledig op maat van een project is uitgewerkt, zal de beoordeling van het plan ook meer gedetailleerd kunnen zijn. Nochtans kan men ook kiezen om toch op een algemener planniveau een beoordeling uit te voeren (bijvoorbeeld ten gevolge een toekomstgerichte visie inzake de invulling van een terrein met de nodige vrijheidsgraden).

Indien het voorgenomen plan echter het kader kan vormen voor allerlei projecten, waarbij het programma, de inrichting, de stedenbouwkundige voorschriften, … nog niet vastgelegd zullen worden, zal de beoordeling van de aanzienlijkheid op het abstractieniveau van het plan dienen te blijven.

In het overzicht wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen projectgedreven plannen (gekenmerkt door een hoge mate van detaillering en beschikbare info over de gewenste invulling en vaak een eerder klein of afgebakend plangebied) en de visiegedreven plannen en gebiedsgerichte plannen (globale visievorming met nog erg grote vrijheidsgraden inzake programma, inrichting en gebruik en hierdoor minder concrete info over de exacte toekomstige invulling). In visiegedreven plannen gaat het daarbijvaak om grotere plangebieden die delen van kernen of gemeenten bevatten. In gebiedsgerichte plannen gaat het vaak om een welbepaald gebied met nog niet vastgelegde programmatorische invulling.

Voor de projectgedreven plannen wordt een tabelmatige aanpak voorgesteld, voor de visiegedreven plannen zal eerder een tekstuele samenvatting aangewezen zijn. Voor de gebiedsgerichte plannen kan zowel de ene als de andere benadering aangewezen zijn. Afhankelijk van het type plan wordt dus ofwel de tabelmatige aanpak ofwel de tekstuele samenvatting aangereikt. Er wordt hierbij opgemerkt dat dit voorstel geen verplichting inhoudt. Het is aan de initiatiefnemer zelf om in te schatten op welke wijze het planvoornemen en mogelijke daar uit volgende wijzigingen best worden toegelicht.

document.docx pagina 7 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 8: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

TEKSTUEEL OVERZICHT

Opmaken van een tekstuele samenvatting van de belangrijkste wijzigingen tussen wat reeds mogelijk is in de huidige juridisch planologische situatie en wat bijkomend of minder mogelijk zal zijn in de geplande planologische situatie. Tevens duiden wat dit betekent ten aanzien van het feitelijk gebruik.

TABELMATIG OVERZICHT

Onderstaande tabel bevat een overzicht van de belangrijkste mogelijke wijzigingen die het voorgenomen plan teweeg kan brengen, zowel ten aanzien van het feitelijk gebruik als de juridisch planologische toestand.

Eén deelgebied:

Huidige toestand Geplande toestand Gevolg/Wijziging

Bestemmingen

Feitelijk gebruik

Meerdere deelgebieden: opsplitsen per zone/deelgebied

Huidige toestand Geplande toestand Gevolg/Wijziging

Deelgebied 1

Bestemmingen

Feitelijke toestand

Deelgebied 2

Bestemmingen

Feitelijke toestand

Voor zover mogelijk wordt deze tabel ingevuld met cijfers of grootteordes (bijvoorbeeld oppervlakte, aantal wooneenheden, programma in bvo of ha, oppervlakte potentiële verharding, enz). Soms is er reeds een programma van eisen beschikbaar waarnaar kan worden gerefereerd. Indien niet, is een verdere tekstuele verduidelijking ook een mogelijkheid.

De kolom ‘gevolg/wijziging’ hoeft niet ingevuld te worden als de wijzigingen voldoende duidelijk blijken uit de kolommen ‘huidige toestand’ en ‘geplande toestand’.

Vaak kan het nuttig zijn om een indicatieve inschatting te maken / hypothetische aannames te doen omtrent de invulling van het terrein. In een vroeg stadium van het planniveau is er immers vaak nog geen sprake van een duidelijke planinvulling en gebeurt er waar nodig een toetsing t.a.v. een realistisch of worst-case planprogramma of ruimtelijke invulling.

Bijvoorbeeld: een invulling met een stedelijke ontwikkelingszone: hierbinnen kan mogelijk een combinatie van wonen, recreatie, retail, vrije tijd worden voorzien.

Bijvoorbeeld: een invulling voor een bedrijvenzone waarbinnen de randvoorwaarden (bijvoorbeeld inzake landschappelijke inkleding, buffering edm) nog niet zijn vastgelegd.

Bijvoorbeeld: een invulling van een binnengebied met wonen, waarbij de beoogde dichtheid (aantal woningen/ha) nog niet vastligt.

Afhankelijk van de grootte/complexiteit van het voorgenomen plan wordt er als voorbeeld de eerste of de tweede tabel aangeboden.

document.docx pagina 8 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 9: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Ingevuld voorbeeld:Eenvoudig voorbeeld voor de ontwikkeling van een binnengebied voor wonen, momenteel bestemd als zone voor gemeenschapsvoorzieningen, maar momenteel niet in actief gebruik (een groene invulling).

Huidige toestand Geplande toestand Wijziging

Bestemming Zone voor gemeenschapsvoorzieningen (x ha)

Woongebied (x ha) Wijziging in functies (x ha gemeenschapsvoorziening naar x ha wonen met aanname bv. 25 won/ha). Momenteel reeds bebouwing en vergraving mogelijk.

Feitelijk gebruik Groene invulling (bos, spontane begroeiing), onverhard en onbebouwd (xha)

Wooneenheden (circa ‘aantal’), wegenis (ontsluiting via xx), lokale voorzieningen/functies, groene ruimte (inclusief waterbuffering)

Meer bodemafdekking: bebouwing en verharding mogelijk,

wijziging van landschapsbeeld, verlies van biologische waarde,

gewijzigd mobiliteitsprofiel

wijziging in functie (x ha groen naar x ha wonen) met een gewijzigd programma tot gevolg).

1.6 AlternatievenAlternatieven

In voorkomend geval een beschrijving van de alternatieven voor het ontwerpplan of voor onderdelen ervan, die de initiatiefnemer heeft overwogen, en een beknopte beschrijving van de voor- en nadelen van de verschillende alternatieven (VCRO).

Er wordt verwezen naar de handleiding van de dienst Mer ‘Alternatieven in de milieueffectrapportage, huidige versie 18.08.2015 maar raadpleeg een recentere versie wanneer beschikbaar’.

Men kan verschillende alternatieven onderscheiden, maar voor plannen die binnen het toepassingsgebied vallen waarbij geen aanzienlijke milieueffecten worden verwacht, zijn de meest voorkomende alternatieven:

→ locatiealternatieven: enkel relevant indien verschillende locaties de facto mogelijk zijn (ruimtelijk – beleidsmatig)→ programma-alternatieven→ inrichtingsalternatieven: door het opleggen van specifieke voorschriften (bestemming – inrichting – beheer) kan ingespeeld worden op alternatieve ontwikkeling / inrichting van het plangebied

Kies uit onderstaande mogelijkheden.

OF

Voor dit voorgenomen plan zijn er geen relevante alternatieven. Motiveer waarom niet.

Mogelijke input:

- Bijvoorbeeld: Het plan is sterk projectgericht en locatiegericht.

document.docx pagina 9 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 10: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

o (zoals uitbreiding bestaande functies zoals school, ‘rechtzetten’ zonevreemde situatie, recreatie gelinkt aan de specifieke locatie enz.)

- Opmaak van het voorgenomen plan gestuurd via eerdere visievormingen (structuurplannen, beleidsdocumenten) of reeds doorgedreven visie via een concept-plan/RUP. Bijgevolg zijn in dit onderzoek tot milieueffectrapportage noch beleidsalternatieven noch locatiealternatieven aan de orde.

- Het voorgenomen plan betreft een planologisch attest.

OF

Voor dit planvoornemen zijn er relevante (inrichtings/programma)alternatieven voor (onderdelen van) het voorgenomen plan/binnen het voorstel van plangebied. Motiveer.

Mogelijke input:

- Het betreft hier inrichtingsalternatieven of –varianten. Inrichtingsvarianten hebben betrekking op de wijze waarop het voorgenomen plangebied concreet zal ingevuld worden. Vaak zijn deze gelinkt aan lopend milieu- en ruimtelijk of economisch onderzoek.

o Inrichtingsalternatieven zijn mogelijk, maar zullen zich vaak pas in de loop van het milieubeoordelingsproces en later in de loop van het ontwerpproces aandienen.

o Binnen de marges van de RUP-voorschriften zijn meerdere inrichtingsalternatieven mogelijk (verwijzen naar de voorschriften).

- Relevantie van varianten in het planprogramma. Vaak wordt de aanzienlijkheid beoordeeld van één planprogramma.

o Vaak wordt er in dat geval uitgegaan van een programma waarbij de grootste effecten worden verwacht (soms als 'worst case’ programma benoemd). Ook kan het aanbevolen zijn om te werken met programma-alternatieven (bv. een minimaal versus een maximaal programma).

OF

Voor dit voorgenomen plan worden de volgende redelijke locatie-alternatieven in beschouwing genomen:

- Bespreking mogelijke redelijke alternatieven en noodzaak tot onderzoek van de aanzienlijkheid van milieueffecten van deze alternatieven

- Deze situatie komt eerder uitzonderlijk voor.

Het onderzoek tot milieueffectrapportage heeft voornamelijk tot doel om na te gaan of er aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden en er bijgevolg al dan niet een plan-MER noodzakelijk is. Uiteraard kunnen de inzichten die voortvloeien uit het onderzoek er toe leiden dat er bijkomende voorstellen worden gedaan ter verfijning van de voorschriften of het vastleggen van de planperimeter.

document.docx pagina 10 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 11: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

2 Toepassingsgebied

Voor meer info over het bepalen van de plan-m.e.r.-plicht: Zie uitgebreide beschrijving Richtlijnenboek Milieueffectrapportage Algemene methodologische en procedurele aspecten, oktober 2015 (RLB §5.3.1, pag. 37-38)

Onderstaande figuur geeft schematisch de verschillende stappen in de bepaling van de plan-m.e.r.-plicht weer.

Plannen/programma’s (andere dan degene die het kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project) die onder de definitie van een plan of programma vallen en waarvoor een passende beoordeling vereist is op basis van het Natuurdecreet vallen ook onder het toepassingsgebied van het DABM. Deze dossiers komen zelden voor, maar indien van toepassing kan de volgende formulering worden gehanteerd: Het voorgenomen plan overlapt (deels) met Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied Natura 2000 Code BExxxxxxx, Naam OF het plan kan een (betekenisvolle) invloed hebben op nabij gelegen Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied Natura 2000 Code BExxxxxxx, Naam. De passende beoordeling wordt geïntegreerd in het onderzoek tot milieueffectrapportage / in bijlage toegevoegd (zie tevens § xx).

De tekst in dit kaderstuk is dus zelden van toepassing. In de hieronder staande tekst wordt ingegaan op de meest voorkomende gevallen.

RUP’s / planologische attesten vallen onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het DABM. Omdat ze het kader vormen voor de toekenning van een vergunning vallen ze eveneens onder het toepassingsgebied van het DABM.

OF MOGELIJKHEID 1 (komt zelden voor; indien niet van toepassing te schrappen):

Het voorgenomen plan, planologisch attest, RUP Naam vormt niet het kader voor de toekenning van een project vermeld in bijlage I, II of III van het BVR van 10/12/2004 en wijzigingen.

Enkel zeer kleine projecten horen niet tot bijlage I, II of III. Dit komt dus zelden voor.

Voor deze plannen hoeft niet te worden gemotiveerd dat het RUP het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhoudt, en kan de tekst hieronder dus weggelaten worden

document.docx pagina 11 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 12: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

OF MOGELIJKHEID 2 (meestal): Het voorgenomen plan, planologisch attest, RUP Naam vormt het kader voor het toekennen van een vergunning voor een project vermeld in bijlage I, II of III van het BVR ‘houdende vaststelling van categorieën van project onderworpen aan milieueffectrapportage’ van 10/12/2004 en wijzigingen, namelijk nummer rubriek: Naam rubriek.

Aantonen dat het voorgenomen plan het kader vormt voor projecten die onder één van de bijlagen I, II of III behoren is vanuit strikt juridisch oogpunt relevanter dan te vermelden onder welke bijlage ze precies vallen. Dit neemt niet weg dat indien de bijlage kan worden vermeld, dit verhelderend het planvoornemen mee kan duiden.

Ook voor een bijlage I project bestaat in principe de mogelijkheid (hoewel de kans wellicht kleiner wordt) dat er gemotiveerd kan worden dat het om een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging gaat.

Het voorgenomen plangebied regelt het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau omdat het plangebied ca. xxx ha betreft en xxx % van het grondgebied van xxx. Het lokaal niveau kan mee worden gemotiveerd vanuit het lokale karakter van de te verwachten invulling, de beperkte schaal, de lokale bediening en omvang.

EN/OF

Het plan houdt een kleine wijziging in omdat xxx.Bijvoorbeeld:

Geen bestemmingsmatige wijziging, maar bijstellen/verfijnen van de stedenbouwkundige voorschriften

Wel een bestemmingsmatige wijziging, maar met redelijkerwijze gelijkaardige milieueffecten tussen de bestemmingen (bijvoorbeeld omzetting van woonuitbreidingsgebied naar woongebied; omzetting van natuurgebied/buffer naar bosgebied/openruimtegebied; ….)

Het voorgenomen plan, planologisch attest, RUP Naam komt dus in aanmerking voor een onderzoek tot milieueffectrapportage.

Als het niet gaat om een plan dat het “gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau" of geen "kleine wijziging" inhoudt, valt het plan onder artikel 4.2.3, § 2, en dient een plan-MER te worden opgesteld. Het is dus noodzakelijk goed te motiveren dat artikel 4.2.3, § 3 van het DABM van toepassing is, en dat hier dus het gebruik wordt bepaald van een "klein gebied op lokaal niveau" of dat het een "kleine wijziging" betreft.

“Overeenkomstig artikel 4.2.3 §3 van het DABM geldt voor een plan of programma, dat overeenkomstig artikel 4.2.1, onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, en dat het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhoudt, dat er geen plan-MER moet worden opgemaakt voor zover de initiatiefnemer aan de hand van de criteria die worden omschreven in bijlage I, die bij dit decreet is gevoegd, aantoont dat het plan of programma geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben. “

De initiatiefnemer van een plan motiveert onder welke uitzonderingsclausule het plan valt.

- Het volstaat om één van de twee voorwaarden te motiveren. Maar indien het RUP aan de beide voorwaarden voldoet is het aanbevolen om dit voor beide – met name ‘gebruik van een klein gebied op lokaal niveau’ en een ‘kleine wijziging’ te motiveren.

- De opname van de oppervlakte van het voorgenomen plangebied in relatie tot de oppervlakte van de gemeente kan mee de argumentatie van ‘klein gebied’ onderbouwen. Er wordt gevraagd om minstens inzicht te verlenen in de grootteorde van de verhouding.

- Het lokaal niveau wordt mee gemotiveerd ten aanzien van het bestuursniveau, lokale karakter, de schaal enz.

- Belangrijk aandachtspunt is dat een ‘kleine wijziging’ gemotiveerd wordt door te wijzen op de juridisch planologische wijziging.

document.docx pagina 12 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 13: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Voor RUP’s die een zonevreemde situatie regulariseren is het belangrijk om aan te tonen dat het voorgenomen plan het gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau.

document.docx pagina 13 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 14: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3 Onderzoek naar de aanzienlijkheid van milieueffecten

Duiding: DABM Bijlage I - De criteria overeenkomstig artikel 4.2.3, § 2, 2°, en artikel 4.2.3, § 3 zijn:

2. Kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed, in het bijzonder gelet op:

a.de waarschijnlijkheid, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de effecten;

b.de cumulatieve aard van de effecten;

c.de grensoverschrijdende aard van de effecten;

d.de risico's voor de menselijke veiligheid of gezondheid of voor het milieu (bijvoorbeeld door ongevallen);

e.de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden);

f.de waarde en kwetsbaarheid van het gebied dat kan worden beïnvloed gelet op :

- bijzondere natuurlijke kenmerken of cultureel erfgoed;

- de overschrijding van de milieukwaliteitsnormen of van grenswaarden;

- intensief grondgebruik;

g.de effecten op gebieden en landschappen die door een lidstaat, door de Europese Gemeenschap, dan wel in internationaal verband als beschermd gebied zijn erkend.

Voor de disciplines zijn er de volgende mogelijkheden in het onderzoek tot aanzienlijkheid van milieueffecten (per deeldiscipline te bekijken):

1) Er zijn vanuit het planvoornemen geen potentiële ingrepen (zoals bv. bodemverstoring, ingrepen op waterlopen, verkeersgeneratie) met mogelijk effect op een (deel)discipline of de effecten zijn niet relevant. Verder onderzoek is niet nodig omdat er geen effecten zijn of de effecten niet relevant en dus niet aanzienlijk zijn. (zie verder: optie A)

2) Voor de meeste disciplines en effectgroepen: Er zijn vanuit het planvoornemen potentiële ingrepen met mogelijk effect op een (deel)discipline of de effecten zijn mogelijk relevant. Er zijn geen kwetsbare elementen in het voorgenomen plangebied of in de omgeving. Er kan redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijk negatieve effecten optreden. (zie verder: optie B1)Voor discipline mobiliteit, mens en enkele andere effectgroepen: Er zijn vanuit het planvoornemen potentiële ingrepen met mogelijk effect op een (deel)discipline of de effecten zijn mogelijk relevant. Er zijn geen kwetsbare elementen in het voorgenomen plangebied of in haar omgeving aanwezig. De mogelijkheid tot het optreden van een aanzienlijk effect moet onderzocht worden en op gemotiveerde wijze weerlegd worden. (zie verder optie B)

3) Er zijn vanuit het planvoornemen potentiële ingrepen met mogelijk effect op een (deel)discipline of de effecten zijn mogelijk relevant. Er zijn kwetsbare elementen in het voorgenomen plangebied of in de omgeving. De mogelijkheid tot het optreden van een aanzienlijk effect moet onderzocht worden en op gemotiveerde wijze weerlegd worden. Beschrijf of en hoe het planvoornemen reeds rekening houdt met bepaalde kwetsbaarheden en toon aan dat er geen aanzienlijk negatieve effecten kunnen optreden. (zie verder: optie B2)

Afhankelijk van de situatie kan de motivatie of het onderzoek per discipline dus variëren van zeer beknopt tot uitvoerig.

Per discipline wordt in eerste instantie door middel van een checklist van potentiële ingrepen afgetoetst welke effectgroepen relevant zijn voor verdere bespreking1 en dit vooral gelinkt aan de te verwachten

document.docx pagina 14 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 15: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

ingrepen vanuit een planinvulling of –voornemen. Indien de checklist van potentiële ingrepen aantoont dat een verdere bespreking niet relevant is, kan gebruikt gemaakt worden van een standaardconclusie voor die effectgroep/discipline. In deze conclusie kan bijkomend ook gewezen worden op eventuele positieve effecten binnen die discipline.

- Als het planvoornemen nog niet concreet is, zal er op basis van een indicatieve inschatting en eventueel vergelijkbare plannen een beeld van de meest waarschijnlijke ingrepen worden gevormd.

- Effecten gerelateerd aan de aanlegfase worden niet beschreven, tenzij het om permanente effecten gaat.

Het sjabloon bevat per (gebundelde) effectgroep achtereenvolgens:

- een checklist van (relevante) potentiële ingrepen; - een bespreking van de (voornaamste) kwetsbaarheden met bronvermelding2;- tips/inspiratie om te argumenteren dat de effecten niet aanzienlijk zijn;- mogelijke voorbeelden van formuleringen.

In dit sjabloon worden enkele nuttige standaardteksten, checklists , mogelijke bronnen en tips aangereikt. Deze zijn niet limitatief, noch allesomvattend. Waar relevant is uitbreiding ervan zeker toegelaten en zelfs aangewezen (bijvoorbeeld voor zeer specifieke weinig voorkomende plannen, in geval van minder courant voorkomende milieueffecten, enz.). Uiteindelijk blijft de beoordeling van elk voorgenomen plan ook maatwerk.

Verschil tussen feitelijke en juridisch planologische toestand

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de invloed van het planvoornemen ten opzichte van de beide toestanden te worden beschreven (zie § ). De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand. Deze kan per gebied of plan verschillen: soms zal dit de feitelijke toestand zijn en soms de juridisch planologische toestand. Enkele voorbeelden:

- Op een gebied met als bestemming industriezone, die echter nooit gerealiseerd is, heeft zich spontaan natuur ontwikkeld → feitelijke toestand = meest kwetsbaar.

- Een gebied heeft een ‘groene’ bestemming maar kent op dit moment nog weinig natuurwaarde → juridisch planologische toestand = meest kwetsbaar.

- Een gebied met een onvergunde zonevreemde invulling van recreatie in bestemming bosgebied → juridisch planologische invulling = meest kwetsbaar.

Visiegedreven plannen

Aanvullend wordt meegegeven dat voor de eerder visiegedreven plannen (waarvoor wel een visie of doelstelling is uitgewerkt maar de concrete planuitwerking in de beginfase nog beperkt is) een benadering vanuit het detecteren van de kwetsbaarheden van het plangebied en omgeving nuttig kan zijn tijdens het beoordelen van de aanzienlijkheid van milieueffecten, zodat bepaalde randvoorwaarden het planvoornemen kunnen sturen of stofferen .

Als het planvoornemen nog niet concreet is, zal er op basis van een indicatieve inschatting en eventueel

1 Effecten gerelateerd aan de aanlegfase worden niet beschreven, tenzij het om permanente effecten gaat.2 Bij de bronvermelding wordt meestal verwezen naar vrij beschikbare en toegankelijke geoloketten. Van veel online tools zijn er ook datasets en webservices beschikbaar. Deze worden via verschillende bronnen (vaak ook in de catalogus van geopunt) ter beschikking gesteld.

document.docx pagina 15 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 16: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

vergelijkbare plannen een beeld van de meest waarschijnlijke ingrepen worden gevormd.

Milderende maatregelen

In een “onderzoek tot milieueffectrapportage” kan geen sprake zijn van milderende maatregelen om aanzienlijke effecten te milderen, compenseren of vermijden. Indien milderende maatregelen noodzakelijk zijn om aanzienlijkheid van effecten te vermijden, dient in principe een plan-MER opgesteld te worden.

“Maatregelen” die nodig zijn om te kunnen besluiten dat de effecten van een planvoornemen niet aanzienlijk zijn moeten dus van bij aanvang in het plan zelf geïntegreerd zijn (ze moeten m.a.w. beschreven worden als deel van het plan), en kunnen bijgevolg niet benoemd worden als ‘milderende maatregelen’.

Dit neemt niet weg dat er nog wel ruimte is voor verbeterpunten / optimalisaties / aanbevelingen, maar de conclusie moet duidelijk maken dat het niet-opnemen van de aanbevelingen geen aanleiding zal geven tot aanzienlijke milieueffecten.

- Slecht voorbeeld in de formulering: ‘rekening houdend met de milderende maatregelen kan worden geconcludeerd dat het RUP geen aanzienlijke effecten genereert’

- Beter voorbeeld in de formulering: ‘er kan worden geconcludeerd dat effecten op xxx niet aanzienlijk zijn. Milderende maatregelen zijn niet noodzakelijk. Er worden wel nog enkele optimalisaties voorgesteld om het plan te verbeteren.’

Positieve planeffecten

Bij het bepalen van de relevante ingrepen wordt doorgaans gezocht naar het al dan niet optreden van negatieve effecten (om de ‘niet-aanzienlijkheid’ aan te tonen).

Positieve effecten van een plan op bepaalde disciplines mogen echter ook beschreven worden.

document.docx pagina 16 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 17: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.1 Discipline Bodem

Checklist potentiële ingrepen discipline Bodem Ja Nee

Bodemverstoring en grondstofvoorraden

- Voorziet het plan vergraving of graafwerkzaamheden?

- Voorziet het plan een toename inzake verharding (aard en/of oppervlakte)?

- Wordt ingegrepen op de grondstoffenvoorraden? Voorziet het plan de uitbating van de ondergrond (klei-, zand-, steen- of grinduitbating, ertswinning)?

Bodemkwaliteit en bodemverontreiniging

- Voorziet het plan risico-activiteiten voor verontreiniging (zoals bijv. bedrijvenzone)?

- Voorziet het plan een wijziging van bestemmingen, waardoor er een wijziging van het bestemmingstype volgens het Bodemdecreet mogelijk is (gekoppeld aan bodemsaneringsnormen)

Erosie

- Voorziet het plan een gewijzigd bodemgebruik waardoor erosie het gevolg kan zijn of het plan aan erosie onderhevig kan zijn?

Als op alle vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘NEE’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep/deeldiscipline verder naar ‘optie A’ (schrap voor die effectgroep optie ‘B’).

- Voorbeelden: een bestaand gebouw dat een nieuwe functie krijgt, bestemming wordt natuurgebied/openruimtegebied, …

Als op één of meerdere vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘JA’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep verder naar optie ‘B’ (B1 / B2) (en schrap voor die effectgroep optie ‘A’).

OF optie A: geen relevante potentiële planingrepen op een deeldiscipline van bodem

Voorbeelden van standaard formuleringen:

Bodemverstoring en grondstofvoorraden

Het plan voorziet geen vergraving of andere noemenswaardige bodemverstoring, noch bijkomende verharding of uitbating van de ondergrond. Aanzienlijke effecten ten aanzien van de bodemverstoring worden bijgevolg niet verwacht.

document.docx pagina 17 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 18: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Bodemkwaliteit en bodemverontreiniging

Het plan voorziet geen risico-activiteiten voor verontreiniging of herbestemmingen naar een ander bestemmingstype. Aanzienlijke effecten ten aanzien van bodemkwaliteit worden bijgevolg niet verwacht.

Erosie

Het plan voorziet geen dermate wijzigingen in het bodemgebruik die erosie tot gevolg kunnen hebben. Aanzienlijke effecten ten aanzien van de discipline bodem worden bijgevolg niet verwacht.

OF optie B: mogelijk relevante potentiële planingrepen voor een deeldiscipline: verder doorlopen van het onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten binnen deze deeldiscipline

3.1.1 Bodemverstoring en grondstofvoorraden

3.1.1.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Kwetsbaarheden vanuit het bodemtype o Bodemtypes; aanwezigheid van kwetsbare bodemprofielen.o Bodemtypes: aanwezigheid van kwetsbare bodems voor verstoring zoals veen en natte

klei /zware klei. Aanwezigheid van bodemkundig erfgoed (waardevolle erfgoedbodems). Aanwezigheid van ontginningen in of grenzend aan het plangebied? Bestemd als ontginningsgebied

op het gewestplan of via een ruimtelijk uitvoeringsplan met duidelijke doelstellingen voor het gebied (zoals behoud, uitbreiding, nabestemming). Opname van het plan in een oppervlaktedelfstoffennota.

Mogelijke bronnen indien relevant

- Bodemkaarten, geologische opbouw, delfstoffen, bodemkundig erfgoed, e.a.: https://www.dov.vlaanderen.be/

- GRUP’s oppervlaktedelfstoffenzones/ontginningen: https://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/GRUPS/GRUPS-overzicht-per-thema GRUP’s oppervlaktedelfstoffenzones/ontginningen: https://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/GRUPS/GRUPS-overzicht-per-thema

3.1.1.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) en het gegeven dat er binnen het plangebied geen kwetsbare bodemtypes, bodemkundig erfgoed of ontginningen werden aangetroffen en dat de ontwikkeling van het plangebied niet tot doel heeft om een diepere ontginning mogelijk te maken , kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op bodemverstoring en grondstofvoorraden optreden. 3

3 Uiteraard zal er vanuit de valorisatie van grondstofvoorraden wel een positief effect optreden als de noodzakelijk af te graven bodem voor de realisatie van het planvoornemen wordt ingezet als een volwaardig alternatief voor primaire delfstoffen maar dit zijn eerder secundaire potenties vanuit het planvoornemen en

document.docx pagina 18 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 19: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Profielverstoring en bodemgebruik

Verharding of vergraving in kwetsbare bodemprofielen of in bodemkundig erfgoed.

- Slechts beperkte oppervlakte.- In enkele deelgebieden is het bodemprofiel reeds grotendeels of volledig

verstoord door eerder bodemgebruik. - Nog waardevolle bodems in de omgeving waardoor de context niet wordt

aangetast.- Vermijden van effectieve ingrepen in zones met bodemkundig erfgoed.- Ten aanzien van de huidige juridisch planologische bestemming

(woongebied/industriegebied/recreatiegebied/ andere) is het effect echter neutraal, gezien ook binnen de huidige bestemming het waardevolle bodemprofiel kan verstoord worden.

Grote reliëfwijzigingen.

- Bij een grote invloed op reliëfkenmerken is de aanzienlijkheid vooral relevant in andere disciplines zoals landschap (bv. bij het afgraven van natuurlijke hellingen), water (bijvoorbeeld bij ophogen in overstromingsgebied). In de discipline bodem kunnen grote reliëfwijzigingen bv. relevant zijn onder de effectgroep erosie.

Ingrepen in dieper bodemprofiel: Afsluiten of afsnijden van diepere profielen.

- Er worden geen openingen in afgesloten lagen zoals kleilaag-veenlaag (met invloed op grondwater of ecologie) gecreëerd.

- Het aangeven van een maximaal aantal ondergrondse lagen. - Grote aaneengesloten ondergrondse constructies zijn niet toegelaten.

Plannen waarbinnen een ontginning mogelijk is.

Plannen met inname van ontginningen of inname van gronden die voor ontginning in aanmerking zouden kunnen komen.

- De ontwikkeling van het plangebied heeft geen gevolgen voor de verdere exploitatie van ontginningsgebieden of van aangeduide toekomstige ontginningsgebieden.

- De invloed op grondstofvoorraden wordt mee bepaald door de impact op een bestaande ontginning of het al dan niet hypothekeren of net inspelen op beleidsplannen voor toekomstige ontginningen.

- De grootteorde van ruimte-inname en van de ontginning zelf, de aard en kwetsbaarheid van de omgeving zal mee bepalend zijn.

- Bij ontginnen zal een impact op het bodemprofiel altijd relevant zijn (onherstelbaar verlies van de betrokken gelaagdheid en de specifieke eigenschappen van de bodem); dit effect is eigen aan de ontginning. (vaak is nader onderzoek over de impact nodig).

Structuurwijziging

Vergraving binnen verdichtings-gevoelige zones, later onverhard.

- Wanneer veengronden of natte zware bodems zoals klei worden beïnvloed valt i.f.v. de grootteorde en de omkeerbaarheid van het effect en eventuele gevolgen voor andere disciplines te beoordelen of de effecten al dan niet aanzienlijk zijn.

- Vermijden van effectieve ingrepen in zones met natte zware klei of veengronden.- Het plangebied zal na realisatie grotendeels verhard worden, structuurwijziging

veelal niet het doel op zich.

document.docx pagina 19 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 20: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

wordt hier als minder relevant en dus als niet aanzienlijk beschouwd.- Effecten zullen niet aanzienlijk zijn, gezien de eerder beperkte oppervlakte die

verstoord zal worden en er mee rekening houdend dat er geen aanzienlijke indirecte invloed op water, mens, ecologie wordt verwacht.

Kwetsbare bodemprofielen voor verstoring

Onder kwetsbare bodemprofielen worden de bodems met profielontwikkeling m (plaggenbodem), f (podzolachtige bodem), g (podzol) en h (postpodzolen) gerekend. Ook veengronden (V) en duingronden (X) worden als kwetsbaar beschouwd. Evenals de niet verstoorde gronden uit de kuststreek, zoals de duinen en duingronden in de kuststreek (A en B), de oud- en middellandpolders (met ondermeer kreekruggronden ‘A’, overdekte kreekruggronden ‘D’, poelgronden ‘B’ en dekkleigronden ‘E’, overdekte poelgronden ‘F’, geulgronden ‘G’) e.a.

Af te leiden van de bodemseries op de bodemkaart.

Onder kwetsbare bodems voor structuurverlies worden als voornaamste de veenbodems of bodems met duidelijke veenlagen en de natte klei/zware klei beschouwd.

Inzake grondstofvoorraden kan er ook verwezen worden naar de gewestelijke RUP´s m.b.t. ontginning en naar de oppervlaktedelfstoffennota´s.

Opmerking: bij een plan/RUP voor ontginningen is de nabestemming van het plan ook zeer belangrijk, en het effect dat de ontginning (en opvulling) van het plan kan hebben op deze nabestemming. Vb. bij een nabestemming landbouw dient er opgevuld te worden conform de bestaande codes en handleidingen hiervoor. Na het opvullen van een ontginningsput is nog een zeer lange tijd nodig vooraleer er zich terug enig natuurlijk profiel begint te ontwikkelen. Daarnaast kan er door de ontgraving archeologisch bodemarchief verloren gaan.

Waardevolle bodems of bodemkundig erfgoed

Los van enige gebruiksfunctie kan een bodem als waardevol beschouwd worden vanuit een wetenschappelijk of maatschappelijk oogpunt. De ontwikkeling van een bodemprofiel is immers doorgaans een proces van duizenden jaren onder specifieke omstandigheden zoals de invloed van het moedermateriaal, het substraat, het klimaat, de geomorfologie en hydrologie, de fauna en flora, en de mens. Op deze manier vormt een bodemprofiel een weerspiegeling van de natuurlijke en cultuurhistorische voorgeschiedenis van een bepaalde locatie. Het bewaren en beschermen van de bestaande waardevolle bodems in Vlaanderen is belangrijk voor het behoud van ons bodemkundig patrimonium.

Voor meer informatie zie richtlijnenboek discipline Bodem (2008): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.1.2 Bodemkwaliteit en bodemverontreiniging

3.1.2.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Aanwezigheid van percelen opgenomen op het geoloket OVAM inzake verontreiniging (o.a. bodemonderzoeken, saneringen); in en nabij het plangebied.

document.docx pagina 20 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 21: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Voorzien in bestemming met potentiële risico-activiteiten voor verontreiniging (zoals kmo, bedrijvenzone).

Mogelijke bronnen indien relevant

- OVAM dossier-loket: http://services.ovam.be/geoloket/: locatie van percelen met Bodemonderzoeken en saneringen

- Bestemmingstypes: geopunt en https://navigator.emis.vito.be/mijn-navigator?woId=23754

3.1.2.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) en het gegeven dat er geen gekende verontreinigde percelen worden aangetroffen en er geen bedrijvigheid wordt gepland, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten inzake bodemkwaliteit optreden.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Bodemkwaliteit

Plannen die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken

- Voorzien van activiteiten met risico op verontreiniging.

Bestaande Vlarem/Vlarema/Vlarebo regelgeving zal gevolgd worden:

- Eventuele accidentele bodemverontreiniging door het planvoornemen is niet uit te sluiten (bijvoorbeeld bestemming industrie) (noch het feitelijk voorkomen van verontreinigde grond), maar bij bouwwerkzaamheden en bodemverstoring en bij nieuwe inrichtingen dient de geldende regelgeving (Vlarem, Vlarebo, Vlarema) te worden gevolgd. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten verwacht op bodemkwaliteit (verspreiden van verontreiniging) door het grondverzet/calamiteiten/interferentie met saneringen. Gepaste voorzorgen worden verzekerd via het Bodemdecreet/VLAREBO/VLAREM/VLAREMA.

Vergraving binnen verontreinigde zones.

Bemaling binnen verontreinigde zones

Bestaande Vlarem/Vlarema/Vlarebo regelgeving zal gevolgd worden.

Er wordt tevens verwezen naar de technische richtlijn grondwaterhandelingen (veelal eerder toepasbaar op projectniveau en minder op planniveau): http://www.ovam.be/bodem/duurzame-bodemsanering/technische-richtlijn-grondwaterhandelingen-beheer-van-bodemverontreiniging

Bodemverontreiniging aanwezig die kan interfereren bij het voorgenomen plan (of eventueel

Aftoetsen van het gewijzigd gebruik. Bestaande Vlarem/Vlarema/Vlarebo regelgeving zal gevolgd worden:

- Er is nagegaan of een wijziging in bestemming ook een wijziging in bestemmingstype van de bodem tot gevolg kan hebben. Dit zou kunnen betekenen dat door het wijzigen van de bestemming mogelijk nieuwe

document.docx pagina 21 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 22: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

gebruiksadviezen gekend):

- Herbestemming naar een bestemmingstype met strengere saneringsnormen voor gebieden waar een onderzoek heeft plaatsgevonden.

onderzoeks- en saneringsverplichtingen gegenereerd worden bij de overdracht van gronden. Dit indien een bestemmingstype wijzigt met een verstrenging van de norm tot gevolg. De regelgeving bij overdracht dient alvast te worden gevolgd (relevantie of relevante locaties toevoegen).

- In de motivering rekening houden met het aandachtspunt dat bij een herbestemming naar een bestemmingstype met strengere bodemsaneringsnormen er enerzijds een wijziging in onderzoeks- en saneringsplicht ontstaat bij uiteindelijke overdracht, maar anderzijds ook met het mogelijk ontstaan van gezondheidsrisico’s, zoals door een gewijzigde blootstelling ten gevolge een ander gebruik van het gebied (zie ook gezondheid).

- Voorbeeld: bij omzetting van een industrieterrein met restverontreiniging naar een woonomgeving: een bodemverontreiniging die voordien geen risico vormde zou nu wel aanleiding kunnen geven tot risico’s (bv. blootstelling aan verontreiniging in parkgebied, tuinzones). Tracht hier in de motivering mee rekening te houden waar de info beschikbaar is.

Bestemmingstypes en bodemsaneringsnormen

https://navigator.emis.vito.be/mijn-navigator?woId=23754

De bodemsaneringsnormen zijn verschillend naargelang van de bestemming volgens de vigerende plannen van aanleg of de vigerende ruimtelijke uitvoeringsplannen, of naargelang van de aanwijzing van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden. In Vlarebo kan het van toepassing zijnde bestemmingstype opgezocht worden. Voorbeeld:

Voorbeeld versoepeling van de norm:

- Bestemmingswijziging van type II (agrarisch) naar type III (woonzone).- Bestemmingswijziging van woongebied (bestemmingstype III) naar parkgebied/recreatiegebied

(bestemmingstype IV)

Voorbeeld verstrenging van de norm:

- Bestemmingswijziging van zone voor ambachtelijke bedrijven (bestemmingstype V) naar scholen en kinderspeelterreinen (bestemmingstype III)

Grondeninformatieregister/Bodemattest

Samen met de bodemsaneringsdeskundigen en de gemeenten, brengt de OVAM via het Grondeninformatieregister (GIR) alle (mogelijke) bodemverontreinigingen in kaart. Deze gegevensbank speelt een belangrijke rol in de bescherming van een gezonde en propere bodem.

Het bodemattest is een uittreksel van het GIR. Bij elke verkoop van een grond in Vlaanderen moet de verkoper een bodemattest voorleggen. Als er op de grond activiteiten zijn of waren die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken, zoals bijvoorbeeld een benzinestation of een oude stortplaats, moet de verkoper voor de verkoop eerst een oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren op deze risicogrond. Zo komen we te weten of die grond verontreinigd is.

In het GIR verzamelen we bovendien ook alle informatie over de bodemkwaliteit uit dossiers van bodemonderzoeken en -saneringen. Zo zijn kandidaat-kopers goed geïnformeerd over eventuele risico's die ze lopen.

Gebruiksadviezen zijn raadgevingen die de OVAM formuleert op het bodemattest, op advies van de

document.docx pagina 22 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 23: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

bodemsaneringsdeskundige. Dit gebeurt wanneer een bodemverontreiniging de bodemsaneringsnorm overschrijdt en een potentieel risico kan vormen. Meestal worden gebruiksadviezen gegeven na een sanering, als de aanwezige bodemverontreiniging op een grond nog een risico kan vormen, maar waarbij het algemeen belang niet geschaad wordt.

(bron: ovam)

Technische richtlijn grondwaterhandelingen

(http://www.ovam.be/bodem/duurzame-bodemsanering/technische-richtlijn-grondwaterhandelingen-beheer-van-bodemverontreiniging)

Een grondwaterhandeling (voornamelijk infiltreren en onttrekken van grondwater) kan een bodemverontreiniging in de omgeving verspreiden. Voor deze specifieke groep van handelingen werd daarom een richtlijn opgemaakt. Deze biedt een praktische handleiding voor eenieder die van plan is een grondwaterhandeling uit te voeren, ter voorkoming van een mogelijk onacceptabele impact. Ze beoogt sensibiliserend te zijn voor de bouwheer met als doelstelling schade of nadelige effecten te voorkomen.

- Sommige handelingen zoals een grondwateronttrekking beïnvloeden immers een bodemverontreiniging. Of worden er zelf door beïnvloed doordat de verontreiniging aangetrokken wordt. Het opbreken van een parking boven een bodemverontreiniging maakt deze verontreiniging risicovoller doordat rechtstreeks contact mogelijk wordt.

Omdat het Bodemdecreet en Vlarebo in sommige gevallen geen of onvoldoende garanties bieden, onderzoekt de OVAM mogelijke beheersoplossingen voor zulke situaties.

3.1.3 Erosie

3.1.3.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Erosiegevoeligheid: aanwezigheid van erosiegevoelige gronden in of nabij het plangebied. Gevoelig voor grondverschuiving: aanwezigheid van zones in of nabij het plangebied die gevoelig zijn

voor grondverschuivingen of die werden gekarteerd met grondverschuivingen (vooral in de Vlaamse Ardennen relevant).

Mogelijke bronnen indien relevant

- Watertoetskaart: www.geopunt.be- Erosiegevoeligheid van de Vlaamse gemeenten: Fout! De hyperlinkverwijzing is

ongeldig.https://www.dov.vlaanderen.be/ - Erosiegevoeligheid per perceel, opgemaakte erosiebestrijdingsplannen en voorgestelde

maatregelen: https://www.dov.vlaanderen.be/- Grondverschuivingen: https://www.dov.vlaanderen.be/

3.1.3.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) en het gegeven dat er in en nabij het plangebied geen gronden gevoelig voor erosie of grondverschuiving voorkomen, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op erosie optreden.

document.docx pagina 23 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 24: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Erosie

Wijzigingen in bodemgebruik, vegetatie of reliëf in erosiegevoelige zones of zones gevoelig voor grondverschuiving.

- Aangeven hoe het plan reeds rekening houdt met de erosiegevoelige zones, zoals het inbouwen van randvoorwaarden in het kader van ingrepen op het reliëf, relevante wijziging in vegetatie, zones vrijwaren voor erosiemaatregelen zoals bufferzones, niet bebouwde zones, e.a..

- Aangeven dat de uitvoering van het plan de voorgestelde maatregelen niet hypothekeert.

- Indien er wel beïnvloeding van het plan op reeds voorgestelde of gerealiseerde maatregelen wordt verwacht: invloed duiden en/of een nieuwe set van maatregelen mogelijk maken die het erosieprobleem afdoende kan beperken.

Planvoornemen ligt op een locatie hellingafwaarts van een erosiegevoelige zone onder landbouwgebruik of onder een zone gevoelig voor grondverschuiving.

- Aangeven hoe het plan hier op inspeelt door voorzorgsmaatregelen binnen het eigen gebied op te nemen zodat bestaande erosieproblemen van buiten het plangebied geen problemen veroorzaken op de bestemde functies. Bijvoorbeeld: Het plan voorziet ruimte om eventuele voorzorgen te kunnen nemen, zoals de mogelijkheid tot bufferstroken , grasbermen, poelen, dammetjes edm.

Bronnen

https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/erosie-in-vlaanderen

https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/code-van-goede-praktijk-voor-het-opmaken-van-een-gemeentelijk-erosiebestrijdingsplan

https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/erosie.html

https://www.lne.be/Erosie

3.1.4 Conclusie discipline bodemOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline bodem te verwachten zijn.

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

document.docx pagina 24 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 25: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- xxx

document.docx pagina 25 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 26: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.2 Discipline Water (grond-, oppervlakte- en afvalwater)

Checklist potentiële ingrepen discipline Water Ja Nee

Grondwater

- Voorziet het plan (omvangrijke) ondergrondse constructies?

- Voorziet het plan bijkomende verharding van niet verharde zones?

- Kan het plan aanleiding geven tot permanente wijziging van grondwaterstanden of –stromen (bv. t.b.v. natuur of landbouw)?

- Worden bestemmingen voorzien die aanleiding kunnen geven tot risico-activiteiten voor grondwaterverontreiniging (zoals bijv. bedrijvenzone)?

Oppervlaktewater

- Zijn er binnen het plan ingrepen op waterlopen of oevers mogelijk (afgraven of aanleggen oevers/dijken, openleggen of overwelven van waterlopen, hermeandering/rechttrekking, verharden oeverzones)?

- Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die een invloed kunnen hebben op overstromingszones of signaalgebieden, zoals: verharding, bebouwing, ophoging.

Afvalwater

- Genereert het plan afvalwater (huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater)?

Als op alle vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘NEE’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep/deeldiscipline verder naar ‘optie A’ (schrap voor die effectgroep optie ‘B’).

- Voorbeelden: een bestaand gebouw dat een nieuwe functie krijgt, bestemming wordt natuurgebied/openruimtegebied, …

Als op één of meerdere vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘JA’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep verder naar optie ‘B’ (B1 / B2) (en schrap voor die effectgroep optie ‘A’).

OF optie A: geen relevante potentiële planingrepen op een deeldiscipline van water

Voorbeelden van standaard formuleringen:

Grondwater

Het plan voorziet geen ondergrondse constructies, geen bijkomende verharding, geen permanente grondwaterwijzigingen en geen activiteiten met mogelijke grondwaterverontreiniging. Aanzienlijke effecten ten aanzien van grondwater worden bijgevolg niet verwacht.

document.docx pagina 26 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 27: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Oppervlaktewater

Het plan voorziet geen ingrepen op waterlopen of oevers en er worden geen ingrepen zoals verharding, ophoging of vergraving gepland met een mogelijke invloed op de waterhuishouding. Aanzienlijke effecten ten aanzien van oppervlaktewater worden bijgevolg niet verwacht.

Afvalwater

Het plan gaat niet gepaard met afvalwaterproductie. Aanzienlijke effecten ten aanzien van afvalwater worden bijgevolg niet verwacht.

OF optie B: mogelijk relevante potentiële planingrepen voor een deeldiscipline: verder doorlopen van het onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten binnen deze deeldiscipline

3.2.1 Grondwater

3.2.1.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Relevante wijziging in de verhouding verhard/onverhard (indien voldoende info voorhanden). Ligging van het plan ten aanzien van infiltratiegevoelige zones. Ligging van het plan ter hoogte van valleigebied. Ligging van het plan ten aanzien van grondwaterstromingsgevoelig gebied. Ligging van het plan in zones die aangeduid zijn als kwetsbaar op de

grondwaterkwetsbaarheidskaart. Ligging binnen beschermingszone voor drinkwaterwinning. Aanwezigheid van percelen opgenomen op het geoloket OVAM inzake verontreiniging (o.a.

bodemonderzoeken, saneringen); in en nabij het plangebied (evt. verwijzen naar discipline bodem).

Mogelijke bronnen indien relevant

- Verhard/onverhard: terreinbezoek, orthofoto’s, www.geopunt.be- Infiltratiegevoeligheid, grondwaterstromingsgevoelige gebieden, grondwaterwingebieden en

beschermingszones: www.geopunt.be en www.waterinfo.be /watertoets - Grondwaterkwetsbaarheid, grondwaterstromingsgevoelige gebieden, vergunde

grondwaterwinningen en beschermingszones drinkwaterwinning: https://www.dov.vlaanderen.be/

- OVAM dossier-loket: http://services.ovam.be/geoloket/: locatie van percelen met Bodemonderzoeken en saneringen (cf. bodem)

3.2.1.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) – zoals de niet relevante wijziging in de verhardingsgraad - en het gegeven dat het plan niet gelegen is ter hoogte van zeer grondwaterstromingsgevoelige gebieden zoals valleigebied, niet ter hoogte van een beschermingszone voor drinkwaterwinning, er geen gekende verontreinigde percelen worden aangetroffen (cf. bodem), kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op grondwater optreden.

document.docx pagina 27 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 28: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Kwantiteit/ verharding

Relevante wijziging in bijkomende verharding of relevante wijziging in het opheffen van verzegeling (een artificieel oppervlak op de bodem door verharding, gebouwen, wegen en andere constructies).

- Er zal voldaan worden aan de hemelwaterverordening en hiervoor is voldoende ruimte binnen het plangebied aanwezig (motiveren).

- Er worden onverharde zones voorzien (bijvoorbeeld beperkte footprint van gebouwen).

- Er worden beperkingen gesteld aan de verhardingsgraad.- Verharding wordt gegroepeerd zodat er meer ruimte vrijkomt voor

aaneengesloten onverharde zones.- Geen kwetsbare zones voor grondwaterstijging/ verlaging (geen winningen of

kwetsbare vegetaties4).

Grondwaterstroming

Ondergrondse constructies kunnen grondwater-stromen blokkeren of bemoeilijken.

Plan geeft met grote waarschijnlijkheid aanleiding tot projecten met grotere permanente bemaling (bv. t.b.v. tunnel-infrastructuur).

- Beperkte omvang en/of diepte van de ondergrondse constructies.- Constructies niet tot op een afsluitende geologische laag zoals een kleilaag.

Aantonen dat er geen openingen in afgesloten lagen worden gecreëerd zoals kleilaag-veenlaag met invloed op grondwater of ecologie.

- Het plan voorziet geen grote aaneengesloten ondergrondse constructies in kwetsbare zones zoals: valleizones, zones met een kwetsbare waterhuishouding en zones met slecht doorlatende geologische lagen.

- De aanwezigheid van de ondergrondse constructies, zoals kelderverdiepingen, ondergrondse parkings/technische ruimten, kan een lokale wijziging van de grondwaterstroming tot gevolg hebben. Gezien het eerder kleine wijzigingen betreffen, worden geen aanzienlijke effecten verwacht op de grondwaterstroming.

- Er zijn enkele projectgebieden in het plan waar een omvangrijke ondergrondse constructie wordt verwacht. Motiveer verder de niet aanzienlijkheid (bijvoorbeeld buiten valleigebieden, niet aaneengesloten, beperkte omvang en/of diepgang, geen barrière voor grondwaterstroming).

Plan heeft een permanente wijziging (verhoging/ verlaging) van de grondwaterstand binnen het plangebied tot doel

- Ligging buiten een zone voor drinkwaterwinning. Ligging niet nabij grondwaterwinningen die winnen uit dezelfde watervoerende laag.

- Tijdelijke bemalingen tijdens de aanlegfase met niet permanente impact (bv geen impact op grondwaterstandsgevoelige vegetatie) zijn niet aanzienlijk.

-

4 bv. moerassen, natte heide, broekbossen, venen

document.docx pagina 28 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 29: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

(bv. t.b.v. opwaarderen natuur of landbouw).

Kwaliteit

Activiteiten met risico op verontreiniging zijn mogelijk/niet uit te sluiten in het plangebied.

Aantrekken van verontreiniging via bemaling.

Activiteiten met risico op verontreiniging binnen beschermingszone voor drinkwater.

Bestaande Vlarem/Vlarema/Vlarebo regelgeving zal gevolgd worden:

- Eventuele accidentele grondwaterverontreiniging door het planvoornemen is niet uit te sluiten (bijvoorbeeld bestemming industrie) (noch het feitelijk voorkomen van verontreinigde grond), maar bij bouwwerkzaamheden en bodemverstoring en bij nieuwe inrichtingen dient de geldende regelgeving (Vlarem, Vlarebo, Vlaremaa) te worden gevolgd. Er worden bijgevolg geen aanzienlijke effecten verwacht op grondwaterkwaliteit (verspreiden van verontreiniging) door het grondverzet/calamiteiten/interferentie met saneringen. Gepaste voorzorgen worden verzekerd via het Bodemdecreet/VLAREBO/VLAREM/VLAREMA.

- Bemaling tijdens de aanlegfase is tijdelijk. Er worden geen permanente bemalingen verwacht. Op projectniveau dient steeds voldaan te worden aan de geldende Vlarem-regelgeving inzake bemaling opdat bemaling een zo klein mogelijke impact heeft. Op dit niveau zijn er ook technische mogelijkheden te voorzien zoals bemalingsdebieten beperken, afdammen bouwputten, retourbemaling, infiltratie elders maar nabij maximaliseren, enz.. Aanzienlijke effecten worden niet verwacht.

Grondwaterstromingsgevoeligheid: Onderscheiden types op de kaart:

- type 1: zeer gevoelig: De zeer gevoelige gebieden zijn afgebakend aan de hand van de kaart van de Natuurlijk Overstroombare Gebieden (NOG kaart) (GfG, 2001). De NOG-kaart is gebaseerd op de bodemkaart waarbij de bodemprofielen van alluviale, colluviale en poldergronden afgebakend zijn.

- type 2: matig gevoelig: Onder de matig gevoelige gebieden vallen alle gebieden die niet tot type 1 (zeer gevoelig) of type 3 (weinig gevoelig) behoren.

- type 3: weinig gevoelig: Onder de weinig gevoelige gebieden vallen alle gebieden waar er een aquitard (meestal een kleilaag) op geringe diepte voorkomt of het grondwaterpeil diep staat en die niet tot type 1 (zeer gevoelig) behoren.

Belangrijke duiding bij het gebruik/interpreteren van deze kaart:

- Er is geen adviesplicht gekoppeld aan de ligging van het plangebied (en de grootte van ondergrondse constructies) ten aanzien van een bepaald type op deze kaart.

- Het betreft de interpretatie van de grondwaterstromingsgevoeligheidskaarten waarin Gebieden met Type 1 kenmerk (hoge grondwaterstromingsgevoeligheid) als meest kritisch worden aangeduid.

o Vanuit invloed op lokale grondwaterstroming zijn de type 1 gebieden inderdaad sterk gevoelig. De grondwaterstand staat er vaak ondiep. Bij het inplannen van nieuwe infrastructuur is de kans op ‘natte voeten’ voor het project daar het grootst. Tevens zullen sommige van deze gebieden regelmatig onder water staan, zonder actieve waterafvoer. En omdat het water zeer ondiep voorkomt en er in de valleigebieden vaak bodems die minder doorlatend zijn voorkomen, is infiltratie vaak moeilijker te realiseren. Of is er een grotere oppervlakte nodig om aan de infiltratierichtlijnen te kunnen voldoen. Ruimte voor water voor zowel overstromen als mogelijkheden voor de infiltratie van hemelwater dienen dan ook te worden voorzien. Naar klimaatverandering toe zal men

document.docx pagina 29 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 30: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

dus te anticiperen op de kans van verhoogde neerslag, en dus grotere bergingscapaciteit en ruimte voor oppervlaktewater voorzien wanneer men in deze zones grotere projecten wil uitvoeren. Maar voor grondwaterkwantiteit (infiltratie) zijn deze type 1 gebieden het minst problematisch, er is immers water genoeg.

- Als het gaat om effecten op de diepere grondwatervoeding (infiltratie), dan zijn eerder de Type-3 gebieden cruciaal te noemen. Daar liggen immers de grote infiltratiezones, de voedingsgebieden van de grondwaterlagen. Ook de heuvelachtige zones/gebieden met grotere hellingen zijn belangrijk in de grondwatervoeding.

Op planniveau wordt er van uit gegaan dat sowieso het Hemelwaterbesluit dient te worden opgevolgd op projectniveau (geldende regelgeving). Op planniveau houdt de watertoets in dat de effecten op planniveau worden besproken (effectbespreking komt ondermeer in deze discipline aan bod).

De concrete impact en effecten worden afgetoetst in de watertoets op projectniveau. http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/beleidsinstrumenten/watertoets

Voor infiltratie is het van belang te melden dat de concrete infiltratiegeschiktheid op het terrein via proeven dient te worden vastgesteld. In een onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten kan dan ook slechts de kwetsbaarheid inzake infiltratie in beeld worden gebracht, maar kunnen geen concrete uitspraken over de infiltratiegeschiktheid of de locatie voor infiltratievoorzieningen worden meegegeven.

Voor meer informatie zie ook richtlijnenboek discipline Water: https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk. Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.2.2 Oppervlaktewater

3.2.2.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Relevante wijziging in de verhouding verhard/onverhard (indien voldoende info voorhanden). Aanwezigheid van waterlopen binnen / aan de rand van het plangebied die in hun waterhuishouding

beïnvloed kunnen worden, bijvoorbeeld ten gevolge ophoging, verharding/bebouwing. Mogelijke impact op waterlopen met waardevolle structuurkwaliteit. Mogelijke impact op waterlopen die afwateren naar NATURA-2000 Speciale Beschermingszones. Ligging ter hoogte van overstromingsgevoelige gebieden (mogelijk/effectief) in/nabij het plangebied. Ligging ter hoogte van signaalgebieden. Ligging ter hoogte van acties opgenomen in stroomgebiedbeheerplannen.

Mogelijke bronnen indien relevant

- Waterlopen en overstromingsgevoelige gebieden: www.geopunt.be en waterinfo.be/watertoets - Geoloket stroomgebiedbeheerplannen:

http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/geoloket/geoloket-stroomgebiedbeheerplannen/- Geoloket waterstanden, overstromingsgebieden en klimaatprojecties:

www.waterinfo.be /watertoets - Signaalgebieden: http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/beleidsinstrumenten/signaalgebieden/

geoloket-signaalgebieden

document.docx pagina 30 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 31: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.2.2.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) – zoals de niet relevante wijziging in de verhardingsgraad - en het gegeven dat er in het plan geen waterlopen zijn gelegen met een waardevolle structuurkwaliteit, er geen overstromingsgevoelige gebieden (mogelijk/effectief) in/nabij het plangebied zijn aangeduid, noch een aanduiding van signaalgebied en er geen gebiedsspecifieke acties zijn geformuleerd, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op oppervlaktewater optreden.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Kwantiteit/ verharding/ overstroming

Verharding binnen of inname van overstromings-ruimte in signaalgebied of effectief overstromings-gevoelig gebied.

In het plan/RUP wordt ervan uitgegaan dat elke omgevingsvergunning dient te voldoen aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (5 juli 2013, B.S. 8.10.2013 en wijziging) en technisch achtergronddocumenten (en wijzigingen).

- Voor het gebied binnen signaalgebied zijn er reeds voorwaarden uitgewerkt die binnen het plan/RUP worden verankerd.

- De invulling van het plangebied creëert relevante wijzigingen in de toegelaten bebouwde en verharde oppervlakte. Het plan/voorziet in voldoende ruimte (definieer voldoende door locaties mee te geven of voorschriften te duiden) om water te kunnen opvangen, infiltreren en vertraagd afvoeren en bergen.

- De invulling van het plangebied creëert geen grote wijzigingen in de toegelaten bebouwde oppervlakte en verharding.

- Het plangebied is gelegen in effectief en/of mogelijk overstromingsgevoelig gebied. In het plan is hier mee rekening gehouden door het vrijwaren van voldoende ruimte dewelke mag overstromen, het beperken van ophogingen of innemen van bergingsruimte, beperken van de verhardingsgraad,…. (motivering en duiding toevoegen).

- Integreren van valleigebieden en hun functie in het plan. Overstromen van oeverzones niet hypothekeren.

- Het plangebied watert af naar een zone kwetsbaar vanuit ecologie (bijvoorbeeld Habitat/ Vogelrichtlijngebied) waardoor er voldoende dient te worden gemotiveerd dat effecten niet aanzienlijk of betekenisvol zullen zijn (zie ook (voortoets)passende beoordeling).

- Er wordt een oplossing aan het innemen van ruimte voor water aangeboden binnen het plangebied.

- Voorschriften over overstromingsvrij/-bestendig bouwen.

Structuurkwaliteit

document.docx pagina 31 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 32: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Mogelijkheid of planvoornemen tot afgraven of aanleggen oevers/dijken, openleggen of overwelven van waterlopen, hermeandering/rechttrekking, verharden oeverzones.

- Reeds zwakke structuurkwaliteit.- Bestaande regelgeving (5m zone) volgen.- Het plan voorziet meer ruimte voor de waterloop hetgeen de structuurkwaliteit kan

bevorderen.- Ruimte voor bouwvrije of onverharde zones langs de waterloop worden in het plan

voorzien.- Het plan neemt geen ruimte in die belangrijk is voor het potentieel

herstel/bestendigen van de structuurkwaliteit.

Kwaliteit

Cf bodem - Bestaande regelgeving zal gevolgd worden.- Het plangebied watert niet af naar een zone kwetsbaar vanuit ecologie (bijvoorbeeld

Habitat/ Vogelrichtlijngebied)

Brochure Overstromingsvrij bouwen: http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/beleidsinstrumenten/ overstromingsveilig-bouwen-en-wonen

Op planniveau wordt er van uit gegaan dat sowieso het Hemelwaterbesluit dient te worden opgevolgd op projectniveau (geldende regelgeving). Op planniveau houdt de watertoets in dat de effecten op planniveau worden besproken (effectbespreking komt ondermeer in deze discipline aan bod).

Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk hergebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd. Indien infiltratie onmogelijk blijkt door voortdurend hoge grondwaterstanden of indien de doorlatendheidsfactor van de bodem te laag is, dient het hemelwater te worden gebufferd met vertraagde afvoer.

De impact en effecten worden afgetoetst in de watertoets op projectniveau. http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/beleidsinstrumenten/watertoets

Rond infiltratie is het van belang te melden dat de concrete infiltratiegeschiktheid op het terrein via proeven dient te worden vastgesteld. In een onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten kan dan ook slechts de kwetsbaarheid inzake infiltratie in beeld worden gebracht, maar kunnen geen concrete uitspraken over de infiltratiegeschiktheid of de locatie voor infiltratievoorzieningen worden meegegeven.

Voor meer informatie zie ook richtlijnenboek discipline Water: https://www.lne.be/richtlijnenboeken- handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.2.3 Afvalwater

3.2.3.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Situering van het plangebied in een zone die niet kan worden aangesloten op het rioleringsnet. De RWZI heeft haar maximale capaciteit bereikt (indien relevant na te vragen bij Aquafin). Mogelijkheid tot het genereren/lozen van bedrijfsafvalwater.

document.docx pagina 32 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 33: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Mogelijke bronnen indien relevant

- VMM zoneringsplannen: https://www.vmm.be/data/zonering-en-uitvoeringsplan- Aquafin overzicht infrastructuur: http://www.aquafin.be

3.2.3.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) (zoals een beperkt te verwachten aandeel aan afvalwater) en het gegeven dat het plan kan aansluiten op een RWZI met voldoende capaciteit en er geen bedrijfsafvalwater wordt geloosd op oppervlaktewater, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten vanuit afvalwater optreden.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Huishoudelijk afvalwater

Bijkomende productie van afvalwater in een zone die niet kan worden aangesloten op de RWZI.

- Gelegen binnen individueel te optimaliseren buitengebied of niet ingekleurde zone, maar binnen het plan wordt er ruimte beschikbaar gesteld om een eigen waterzuivering te kunnen voorzien.

Bijkomende productie van afvalwater in een zone die wel kan worden aangesloten op de RWZI, maar waarbij de RWZI haar maximale capaciteit heeft bereikt.

- De in het plan/RUP voorziene ruimtelijke ontwikkelingen zoals xxx, genereren bijkomend afvalwater. Gelet op de aard van de activiteiten zal het hoofdzakelijk gaan om huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard.

- De capaciteit van de RWZI is mogelijk (bijna) bereikt, maar het bijkomend te verwachten aandeel aan huishoudelijke afvalwater is beperkt dus effecten zijn niet aanzienlijk.

- Indien er een aansluiting van het afvalwater vanuit het plan mogelijk is op de huidige infrastructuur en de capaciteit van het RWZI via permanente evaluaties wordt gestuurd, wordt het effect van afvalwater niet als aanzienlijk beoordeeld. (bij onvoldoende capaciteit of bij erg grote ontwikkelingen met een belangrijk aandeel aan afvalwater) kan het aangewezen zijn om contact op te nemen met VMM en/of Aquafin)

- Als er een gunstig advies of een akkoord is van Aquafin: bespreken.

Bedrijfsafvalwater

Het plan kan - Indien relevant: eveneens is een hoeveelheid bedrijfsafvalwater te verwachten.

document.docx pagina 33 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 34: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

bedrijfs-afvalwater genereren.

- Geldende regelgeving: Via de omgevingsvergunning worden er specifieke afspraken met bedrijven en VMM gemaakt over het lozen van bedrijfsafvalwater. Als bedrijven uitbreiden en hiervoor een nieuwe vergunning aanvragen of voor nieuwe bedrijven, wordt door VMM nagegaan of het afvalwater mag geloosd worden op riolering. Ook wordt bekeken of het bedrijf haar afvalwater zelf dient (voor) te zuiveren en waarop het effluent dan dient te lozen. Ook lozingsnormen worden vastgelegd. Er kan redelijkerwijze van uit worden gegaan dat effecten niet aanzienlijk zullen zijn.

Het zoneringsplan (VMM) geeft tot op huisniveau weer wat de maatregelen zijn die burger en gemeente moeten treffen Deze maatregelen zijn per actor en per zone terug te vinden op het geoloket zoneringsplannen (http://geoloket.vmm.be/zonering).

Op dit plan zijn 4 zones terug te vinden:

- Centraal gebied: er is reeds geruime tijd riolering aanwezig en die is aangesloten op een waterzuivering.(oranje gearceerd)

- Collectief geoptimaliseerd buitengebied: er is recent riolering aangelegd en die is aangesloten op een waterzuivering. (groen gearceerd)

- Collectief te optimaliseren buitengebied: er is riolering gepland of er is riolering aanwezig maar die is nog niet aangesloten op een waterzuivering. (groen)

- Individueel te optimaliseren buitengebied: er is geen riolering voorzien. Het afvalwater moet individueel gezuiverd worden met een IBA. (rood)

De zoneringsplannen worden elke zes jaar volledig herzien. Ze worden elk jaar geactualiseerd.

Binnen een onderzoek naar de aanzienlijkheid van milieueffecten wordt er veelal slechts in beperkte mate ingegaan op de impact op oppervlaktewaterkwaliteit. Dit om reden dat de impact eerder zeer projectgebonden in beeld kan worden gebracht. Vanuit een ecologische invalshoek kan het benaderen van de kwaliteit wel aan relevantie toenemen. Bijvoorbeeld wanneer er binnen het plangebied een waterloop is gesitueerd die afwatert naar een NATURA2000 gebied. Of wanneer is aangegeven dat er belangrijke soorten beïnvloed kunnen worden.

Voor meer informatie zie ook richtlijnenboek discipline Water: https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk). Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.2.4 Conclusie discipline waterOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline water te verwachten zijn.

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

document.docx pagina 34 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 35: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- xxx

document.docx pagina 35 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 36: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.3 Discipline Biodiversiteit

Checklist potentiële ingrepen discipline Biodiversiteit Ja Nee

Biotoopverlies / biotoopwijziging

Biotoopverlies door ruimtebeslag

- Voorziet het plan bijkomende bodemverstoring zoals verharding, bebouwing, verdichting en vergraving?

Biotoopwijziging

Verdroging / vernatting:

- Voorziet het planvoornemen een permanente bemaling of is het mogelijk dat er door uitvoering van het planvoornemen een lange tijdelijke bemaling (zoals bijvoorbeeld bij ondergrondse infrastructuren zoals tunnels of ontginningen dieper dan het grondwater) of grondwaterpeilsturing (bijvoorbeeld i.f.v. irrigatie voor landbouwgebruik) zal plaatsvinden waardoor er toch permanente effecten op bestaande biotopen te verwachten zijn?

Verzurende en vermestende depositie (belangrijkste = stikstofdepositie)

- Zal uitvoering van het plan zorgen voor een relevante toename van verzurende en/of vermestende deposities (meest relevant is vaak de stikstofdepositie): enerzijds via water (bijv. bemesting die afvloeit naar de waterloop) en anderzijds via lucht (industriële emissies zoals energiebedrijven en raffinaderijen of via een hoge toename in verkeersemissies)?

Rustverstoring (door geluid, recreatiedruk en licht)

- Voorziet het planvoornemen geluidsproducerende functies/activiteiten (zoals door recreatie, industriële installaties, bedrijvigheid met bijvoorbeeld typerende buitenactiviteiten, open sportstadium/sportpleinen in open lucht, enz.)?

- Voorziet het plan in een bestemming/functie waardoor er een bijkomende recreatiedruk te verwachten valt?

- Voorziet het plan in een relevant aandeel bijkomende lichtbronnen (zoals bijvoorbeeld voor sport- en recreatieactiviteiten, i.f.v. veiligheid op bedrijfsterreinen)?

Barrièrevorming en versnippering

- Kan het plan zorgen voor het doorbreken van een verbinding(szone) voor fauna of flora (zoals bermen, waterlopen, groene zones)?

- Kan het plan zorgen voor een belangrijke fysische scheiding tussen biologisch waardevolle zones (zoals een verkeersweg, waterweg, ontwikkeling)?

- Kan het plan een potentieel obstakel voor vogeltrek toelaten (bijvoorbeeld windturbines) of een obstakel voor foerageerroutes (bijvoorbeeld door inname of versnipperen van waterlopen, boszones, kleine landschapselementen)?

document.docx pagina 36 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 37: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Als op alle vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘NEE’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep/deeldiscipline verder naar ‘optie A’ (schrap voor die effectgroep optie ‘B’).

- Voorbeelden: plangebieden op redelijke afstand van de beschermde gebieden, bestemming naar natuurgebied/openruimtegebied, reconversie van bestaande infrastructuur, …

Als op één of meerdere vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘JA’ geantwoord wordt, ga verder naar optie ‘B’ (B1 / B2) (en schrap voor die effectgroep optie ‘A’).

OF optie A: geen relevante potentiële planingrepen op een deeldiscipline van biodiversiteit

Voorbeelden van standaard formuleringen:

Biotoopverlies

Het plan voorziet geen bijkomende bodemverstoring zoals verharding of vergraving en er wordt geen opgaande vegetatie (zoals bossen, bomen(rijen), houtkanten, hagen, heggen,..) gerooid. Aanzienlijke effecten van biotoopverlies worden dan ook niet verwacht.

Biotoopwijziging

Verdroging / vernatting

Het planvoornemen zorgt niet voor een relevante grondwaterstandswijziging of een gewijzigd overstromingsregime. Aanzienlijke effecten van verdroging/vernatting worden niet verwacht.

Verzuring / vermesting

Het planvoornemen zorgt niet voor een relevante bijdrage aan stikstofdeposities. Er worden geen aanzienlijke effecten inzake verzuring of vermesting verwacht.

Rustverstoring (geluid, licht, recreatiedruk)

Het plan voorziet geen specifiek geluidsproducerende activiteiten of functies, noch wordt er verwacht dat er functies worden voorzien met een relevante toename in lichtbronnen of recreatiedruk. Aanzienlijke effecten ten aanzien van rustverstoring worden bijgevolg niet verwacht.

Versnippering en barrièrevorming

Het plan zorgt niet voor het doorbreken van een verbinding(szone), trek/ en fourageerroutes voor fauna of flora of een scheiding tussen waardevolle gebieden. Aanzienlijke effecten van versnippering en barrièrevorming worden niet verwacht.

OF optie B: mogelijk relevante potentiële planingrepen voor een deeldiscipline: verder doorlopen van het onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten binnen deze deeldiscipline

3.3.1 Aandachtsgebieden: Natura-2000 gebieden, Ramsar-gebied, VEN-gebied

3.3.1.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Het plan ligt in of in de omgeving van gebieden die deel uitmaken van het Natura 2000 netwerk (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden).

Het plan ligt in of in de omgeving van gebieden beschermd in het kader van de RAMSAR-conventie. Het plan ligt in of nabij VEN-gebied.

document.docx pagina 37 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 38: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Mogelijke bronnen indien relevant

- Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Ramsar-gebieden, gebieden van het VEN en van het IVON, bestemmingen: www.geopunt.be

- Managementplannen per Speciale Beschermingszones (SBZ): https://www.natura2000.vlaanderen.be/het-managementplan

- Zoekzones5: Ontsluiting 'Geschikte uitbreidingslocaties voor Europees beschermde habitats en soorten' (IHD Zoekzones) via Geopunt (info via https://www.natura2000.vlaanderen.be/zoekzones)

- Specifieke natuurdoelen/Instandhoudingsdoelstellingen S-IHD’s6 (meer info: https://www.natura2000.vlaanderen.be/specifieke-natuurdoelen

3.3.1.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

In en in de ruime omgeving van het plangebied bevinden zich geen Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebieden of Ramsar-gebied. Het meest nabij gelegen Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied (of Ramsar-gebied) bevindt zich op ca. ‘xxx’ km afstand van het plangebied. Het plangebied bevindt zich niet op een mogelijke migratieroute tussen twee deelplangebieden van een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (zoals bijvoorbeeld verbinding via waterlopen of groenstructuren), noch is er beïnvloeding vanuit het plan te verwachten. Er is geen passende beoordeling noodzakelijk. Rekening houdend met de aard van het plan worden er geen aanzienlijke of betekenisvolle effecten op NATURA-2000 gebieden verwacht.

In en in de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich geen VEN-gebieden. Een verscherpte natuurtoets wordt niet nodig geacht. Rekening houdend met de aard van het plan worden er geen aanzienlijke effecten op VEN-gebied verwacht.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

5 De zoekzone is een zone die per Europees te beschermen soort en per Europees te beschermen habitat de perimeter aangeeft die gevrijwaard wordt met het oog op het optimaal plaatsen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken speciale beschermingszone. De omvang van de zoekzone wordt bepaald door de oppervlakte die nodig is voor het realiseren van het openstaand saldo van de taakstelling voor de betrokken Europees te beschermen habitat of Europees te beschermen soort.6 Instandhoudingsdoelstellingen voor Europees te beschermen gebieden worden uitgedrukt in termen van behoud- en verbeteropgaven betreffende de kwaliteit, de oppervlakte, de populatieomvang of de verspreiding van de desbetreffende, Europees te beschermen habitats en soorten.

document.docx pagina 38 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 39: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Natura-2000

NATURA-2000 gebied

Argumentatie opbouwen volgens de richtlijnen hierover (zie achtergrondinfo). Minstens de ‘voortoets’ doorlopen. Binnen de (voortoets)passende beoordeling is het van belang dat er wordt aangetoond dat er geen betekenisvolle aantasting mogelijk is door het plan.

- Het plan overlapt (deels) met Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied Natura 2000 Code BExxxxxxx, Naam xx OF het plan kan een invloed hebben op nabij gelegen Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied Natura 2000 Code BExxxxxxx, Naam xx.

- Op basis van de analyse (analyse toe te voegen) is het mogelijk een antwoord te geven op de vooropgestelde vragen:

- Het planvoornemen heeft geen betekenisvolle impact op de (huidig voorkomende en toekomstig geplande) habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) wat betreft de oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit van deze habitats.

- Het planvoornemen heeft geen betekenisvolle impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en de densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel.

- Het planvoornemen heeft geen betekenisvolle impact op de vitale factoren hoe de SBZ’s functioneren als ecosysteem.

- Het planvoornemen heeft geen betekenisvolle invloed op de abiotische relaties die de structuur en de functie van de SBZ’s bepalen.

- Het planvoornemen heeft geen betekenisvolle impact op het bereiken van de vooropgestelde IHD’s en een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende SBZ’s.

- Dit betekent dat er niet of nauwelijks een invloed te verwachten is op de EU-natuurwaarden die zich momenteel ter hoogte van het plangebied manifesteren, en er bijgevolg geen passende beoordeling noodzakelijk is. Een passende beoordeling zal geen bijkomende elementen aan het licht brengen die tot een andere besluitvorming kunnen leiden.

Ruimte-inname binnen beschermd gebied.

- In het plan staat het behoud van de actuele waarde van het gebied voorop.- Geen rechtstreekse inname van beschermde habitats en zoekzones. Vermijden van

rechtstreeks ruimtebeslag.- Geen rechtstreekse inname van leefgebieden van aangemelde soorten.- Soorten of natuurwaarden waarvoor het gebied beschermd is komen er niet voor.- Geen beïnvloeding van bestaande habitats of het plan hypothekeert de

vooropgestelde instandhoudingsdoelstellingen- IHD’s/zoekzones niet.

Potentiële verstorende factoren (bijv. inzake geluid, licht, verzuring en vermesting, grondwater-standswijziging) tot binnen beschermd gebied.

- Het plan stelt afdoende bufferzones in, voldoende afstand ten aanzien van harde en/of verstorende functies.

- De geplande activiteiten zijn niet van die aard (duiden dat het bijv. niet gaat over energiecentrales en raffinaderijen, grondwaterwinningen, intensieve landbouw) dat er een relevante grondwaterstandswijziging of een belangrijke bijkomende verzuring of vermesting zal optreden, waardoor bestaande waardevolle habitats zullen wijzigen of gewenste habitats zich niet meer kunnen ontwikkelen.

- Het plan is niet sterk verkeersgenererend en/of er worden geen zones voor industriële activiteiten met relevante stikstofdeposities (zoals vb. energiebedrijven en raffinaderijen) als planvoornemen voorzien.

- Plan en ontsluitingswegen zijn niet gelegen in de overheersende windrichting (vanuit

document.docx pagina 39 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 40: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

het zuidwesten richting noordoosten) ten aanzien van de gevoelige habitats.- Op niveau van het vergunningenbeleid zal in ieder geval moeten aangetoond worden

dat nieuwe activiteiten geen aanzienlijke impact hebben op habitats binnen SBZ’s, in functie van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), vnl. toegepast bij landbouwbedrijven met vee.

Versnippering - De waterlopen of afwatering vanuit het plangebied tot in beschermd gebied zal door het plan niet in die mate worden beïnvloed dat er een relevante impact zou worden verwacht (motiveer).

- Het plan bevindt zich niet op een (bestaande of gewenste) migratieroute tussen twee deelplangebieden van een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (veel SBZ’s bestaan uit verschillende deelgebieden, in de IHD’s kan opgenomen staan dat men ook streeft naar een betere verbinding tussen deze deelgebieden). OF het plan voorziet voldoende verbindingen naar deze gebieden.

VEN-gebied

Rechtstreekse of onrechtstreekse beïnvloeding.

- Argumentatie opbouwen volgens de richtlijnen hierover (zie achtergrondinfo).- Er worden door uitvoering van het plan geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht

ter hoogte van het VEN-gebied. Bijkomende schadebeperkende maatregelen worden dan ook niet noodzakelijk geacht. Er kan besloten worden dat er binnen VEN-gebied geen onvermijdbare en onherstelbare schade zal plaatsvinden door uitvoering van het planvoornemen.

Website met informatie rond de passende beoordeling en de voortoets passende beoordeling: https://www.natura2000.vlaanderen.be/passendebeoordeling (tool niet altijd even bruikbaar op plan-niveau wegens het ontbreken van specifieke projectinformatie):

Bij elke vergunningsplichtige activiteit hoort de vergunningsaanvrager aan te tonen dat zijn project niet in conflict is met de Europese natuurdoelen. In vele gevallen volstaat de voortoets. Blijkt uit de voortoets dat er mogelijk een negatieve impact is op de Europese natuur, dan volgt een passende beoordeling. Beide gaan na of het project betekenisvolle negatieve gevolgen kan hebben voor de beschermde habitats en soorten in een Europees beschermde natuur. De rechtsgrond daarvoor is terug te vinden in art. 6 van de Habitatrichtlijn en de omzetting ervan in art. 36ter van het Natuurdecreet.

De online voortoets - depositiescan onderzoekt alleen effecten van verzuring en eutrofiëring via de lucht op habitats in habitatrichtlijngebied. Voorlopig zijn enkel de activiteitengroepen en vragen actief die leiden tot deze effecten (op korte termijn wordt de voortoets nog uitgebreid met effectgroep verdroging/vernatting).

document.docx pagina 40 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 41: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

De voortoets is een generieke vragenlijst, voornamelijk gericht op vergunningenniveau.

Voor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken van speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is, dient dit onderzoek te gebeuren voor de habitats en soorten waarvoor de speciale beschermingszones zijn afgebakend en de soorten van bijlage III van het decreet natuurbehoud die in het gebied voorkomen.

Het onderzoek om te bepalen of er gelet op de mogelijk betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van speciale beschermingszones een passende beoordeling vereist is, loopt volgens onderstaande hoofdvragen:

- Heeft het plan of programma een potentiële impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit?

- Heeft het plan of programma een potentiële impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel?

- Heeft het plan of programma een potentiële impact op de vitale factoren hoe het SBZ functioneert als ecosysteem?

- Heeft het plan of programma een potentiële impact op de abiotische relaties die de structuur en de functie van de SBZ bepalen?

- Heeft het plan of programma een potentiële impact op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende SBZ?

De begrippen ‘instandhouding’, ‘staat van instandhouding van een soort’ en ‘staat van instandhouding van een habitat’ zijn gedefinieerd in art. 2 van het Decreet Natuurbehoud.

Er kan ook worden verwezen naar de omzendbrief passende beoordeling: https://www.natura2000.vlaanderen.be/documenten-passende-beoordeling

Verscherpte natuurtoets

Wanneer VEN-gebieden een eventuele invloed van werkzaamheden kunnen hebben, dient een verscherpte natuurtoets opgesteld te worden. Volgende 4 essentiële vragen worden hieromtrent op plan- en projectniveau behandeld:

- Zijn er veranderingen aan de natuurwaarden ?- Zijn de veranderingen voor de natuur nadelig ?

document.docx pagina 41 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 42: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Zijn deze veranderingen vermijdbaar ?- Zijn deze veranderingen herstelbaar ?

In een VEN-toets dient aangetoond te worden dat er geen onvermijdbare en onherstelbare effecten zullen zijn voor het VEN-gebied als gevolg van de uitvoering van het geplande plan of programma.

Richtlijnenboek biodiversiteit (meest recente versie): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.3.2 Biotoopverlies / biotoopwijziging

3.3.2.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Binnen of in de (nabije) omgeving van het plan zijn biologisch waardevolle zones aanwezig die beïnvloed kunnen worden (o.b.v. bijvoorbeeld biologische waarderingskaart, Natura-2000 Habitatkaart + eigen terreininventarisaties indien nodig).

Binnen het plan zijn percelen met oudere bossen aanwezig (via bosleeftijdkaart, kaartlagen met bos op historische kaarten).

Het plan ligt in of nabij Vlaamse en erkende natuurreservaten of bosreservaten. Het plan ligt in of naast gebieden met volgende bestemming op het bestemmingsplan:

natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurgebieden (N-gebieden), bosgebieden, bosgebieden met ecologisch belang, valleigebieden (of 'agrarische gebieden met landschappelijke waarde'), agrarisch gebied met landschappelijke (of 'bijzondere') waarde (vallei- of brongebieden) of andere groengebieden op bestemmingsplannen.

Mogelijke bronnen indien relevant

- Biologische waarderingskaart, Natura-2000 Habitatkaart, bosleeftijd: www.geopunt.be- Bestemmingsplannen: gewestplan en contouren RUP: https://geoplannen.ruimteinfo.be/,

www.geopunt.be (bouwen en wonen/ruimtelijke ordening)- Erkende natuurreservaten, Vlaamse natuurreservaten: www.geopunt.be- eigen terreininventarisaties

3.3.2.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) en het gegeven dat er in/nabij het plangebied geen biologisch waardevolle zones zijn gelegen, er geen oudere bossen voorkomen noch erkende of Vlaamse natuurreservaten, bosreservaten of groengebieden op bestemmingsplannen aanwezig zijn, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op biotoopverlies/-wijziging optreden.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

document.docx pagina 42 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 43: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

document.docx pagina 43 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 44: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Biotoopverlies

Ingrepen in biologisch waardevol tot zeer waardevol gebied (o.a. biologische waardering, Natura2000 Habitatkaart).

Groene bestemmingen die van bestemming veranderen ten gevolge van het plan.

- Oppervlakten winst en verlies in beeld brengen en motiveren waarom dit niet aanzienlijk is.

- Meest kwetsbare zones worden opgenomen in zones met een groene bestemming, of via de voorschriften worden voldoende waarborgen ter bescherming geboden:

- Binnen het plangebied komen waardevolle biotopen voor. De meest waardevolle (xxx) worden via het plan in voldoende mate gevrijwaard OF er worden voldoende zones binnen het plan voorzien om bestaande biotopen te behouden of nieuwe biotopen te creëren: bestaande kleine landschapselementen (langs de rand van) het plangebied worden zoveel mogelijk behouden. Daarnaast krijgen de oeverzones van de waterloop voldoende ruimte. Er wordt dan ook geen aanzienlijk negatief effect van biotoopverlies verwacht.

- Beperkte inname/ingreep, geen aanzienlijke impact op biodiversiteit:- Binnen het planvoornemen kan een beperkt aandeel waardevol

biotoopverlies worden verwacht. Het verlies aan leefgebied voor fauna binnen het plangebied wordt niet als aanzienlijk beoordeeld omdat verondersteld kan worden dat het plangebied te klein is om een geschikt leefgebied voor volwaardige populaties van diersoorten te vormen.

- Reeds mogelijk in huidige feitelijke/juridisch planologische toestand.- Compensatie (aanleg groene zones, groene buffers) binnen het plangebied of

planologische compensatie elders.- Het plan overlapt met een erkend ‘natuurreservaat’/’bosreservaat’ en houdt

rekening met de doelstellingen en randvoorwaarden zoals geformuleerd in het beheerplan (of hypothekeert de doelstellingen en richtlijnen in het beheerplan niet.

Biotoopwijziging

Geplande activiteiten kunnen een relevante grondwater-standswijziging of een gewijzigd overstromings-regime tot gevolg hebben, waardoor bestaande waardevolle biotopen kunnen wijzigen.

- Nagaan beïnvloeding van bestaande waardevolle biotopen, o.a. o.b.v. grootteorde, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de beïnvloeding.

- Aangezien er in de voorschriften en in de geldende regelgeving voldoende voorwaarden zijn opgenomen omtrent infiltratie en buffering van hemelwater, worden er geen negatieve effecten verwacht op flora en fauna inzake verdroging en/of vernatting.

Ingrepen in oude structuurrijke bossen.

Ontbossing.

- Motivering waarom effecten van ontbossing niet aanzienlijk zijn.- De oppervlakte ontbossing is beperkt tot ‘xxx ha’. Effecten van ontbossing zijn niet

aanzienlijk wegens ‘motiveer’ (tevens rekening houdend met de eventuele waardevermindering van het overblijvende deel bos).

document.docx pagina 44 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 45: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

OntbossingIn het kader van het bosdecreet zal het noodzakelijk zijn om in een latere fase (vergunningenniveau) de oppervlakte aan bos die effectief verdwijnt, te compenseren. De compensatie kan uitgevoerd worden via verschillende methoden:

Volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, gepubliceerd op 29/10/2014 werd o.a. volgende aanpassing doorgevoerd aan het bosdecreet: vanaf een ontbossing van 3 ha dient alle compensatie in natura te gebeuren. Er kan dan met andere woorden niet meer voldaan worden door het storten van een financiële bijdrage. Ook aangepast: de compensatie voor de bossen die een bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen, bedraagt een drievoud van de effectief ontboste oppervlakte.

Zowel bossen en struwelen (op basis van de biologische waarderingskaart) worden in rekening gebracht en er wordt een onderscheid gemaakt tussen inheems loofbos en naaldbos (om berekening aan de hand van de compensatiefactoren mogelijk te maken).

De exacte oppervlakte te rooien bos door uitvoering van voorgenomen plannen is meestal nog niet gekend (wel kan de oppervlakte voorkomend bos die mogelijk beïnvloed wordt worden ingeschat, hetgeen meestal een sterke overschatting is van de reële ontbossing). Bepaalde oppervlakten huidig bos kunnen namelijk mogelijk opgenomen worden in ‘groene’ bestemmingen en bijgevolg behouden blijven. Hierdoor dient de exacte oppervlakte bos in een latere fase (vergunningenniveau) bepaald en gecompenseerd te worden.

In een onderzoek naar de aanzienlijkheid van effecten kan bij ontbossing wel aangegeven worden hoeveel ha bos er voorkomt in het plangebied en of dit de 3ha overschrijdt. Dit is enkel indicatief.

Belangrijker is om de niet aanzienlijkheid van het effect van ontbossen aan te tonen (tevens met voldoende aandacht beoordelen of de boswaarden van de resterende boszone niet onder druk komt te staan.

Richtlijnenboek biodiversiteit (meest recente versie): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.3.3 Rust- en lichtverstoring

3.3.3.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Aanwezigheid van biologisch waardevol faunistisch gebied. Aanwezigheid van zones gevoelig voor verstoring (‘groot risico’ in pleister- en rustgebieden,

slaapplaatsen, broedkolonies, bijzondere broedvogels, weidevogelgebieden, akkervogelgebieden, lijnelementen zoals waterlopen, kleine landschapselementen zoals bomenrijen en houtkanten, bosranden).

Aanwezigheid van trekroutes in het geval het planvoornemen de inplanting van windturbines beoogd.

Mogelijke bronnen indien relevant

- Kleine landschapselementen: biologische waarderingskaart, orthofoto (www.geopunt.be ) en terreininventarisaties

- Ecotoopkwetsbaarheidskaarten voor Vlaanderen 2016 - versie 2, via dataset (catalogus) beschikbaar via Geopunt: www.geopunt.be of via https://geo.inbo.be/ecotoopkwetsbaarheid/

- Faunistisch belangrijke gebieden: Biologische waarderingskaart 2 –fauna: www.geopunt.be

document.docx pagina 45 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 46: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Risicoatlassen vogels en vleermuizen m.b.t. windturbines: pleister- en rustgebieden, slaapplaatsen, broedkolonies, bijzondere broedvogels: https://data.inbo.be/windturbines/

3.3.3.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (‘xxx’) en het gegeven dat er in/nabij het plangebied geen biologisch waardevol faunistisch gebied voorkomt, geen zones voorkomen gevoelig voor verstoring, noch trekroutes, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op rust- en lichtverstoring van fauna optreden.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Rustverstoring

Activiteiten gepaard met geluids- en lichtverstoring binnen of in de omgeving van faunistisch waardevol gebied of zones gevoelig voor verstoring.

- De activiteiten die mogelijk zijn binnen het plangebied zijn niet van die aard dat er een grote rustverstoring van uit gaat (bijvoorbeeld wonen, kantoren, groene bestemmingen, bepaalde vormen van recreatie). Er zijn wel/geen gevoelige soorten te verwachten in de nabije omgeving.

- Reeds geluidsverstoring aanwezig in het gebied waardoor er redelijkerwijze van uit kan worden gegaan dat gevoelige soorten er niet voorkomen.

- Men kan er van uit gaan dat er reeds enige vorm van rustverstoring voor fauna en flora aanwezig is binnen het plangebied door de aanwezigheid van de woongebieden en industriegebieden. Het RUP heeft als doel het behoud van deze gebieden en een beperkte verdere kwalitatieve invulling ervan. Inzake rustverstoring zullen bijgevolg geen relevante verschillen optreden ten opzichte van de huidige situatie.

- Buffers en rustplaatsen voorzien in het plan. - Voldoende afstand en ruimte voor geluidsreducerende voorzieningen (zoals

schermen, wallen).- Voorschriften rond verlichting en armaturen opgenomen in het plan.- Fasering in recreatiedynamiek opgenomen in het plan.

- Vanuit de activiteiten die mogelijk zijn binnen het plangebied is het niet uit te sluiten dat deze een zekere verstoring (geluid, rust, licht, recreatiedruk) met zich meebrengen. Het plan heeft hier mee rekening gehouden door voldoende afstand te bewaren ten aanzien van gevoelige zones, buffering (al dan niet opgaand) te voorzien ten aanzien van gevoelige zones. Aanzienlijke effecten zijn hierbij niet te verwachten.

document.docx pagina 46 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 47: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Richtlijnenboek biodiversiteit (meest recente versie): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.3.4 Versnippering en barrièrewerking

3.3.4.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Aanwezigheid van bestaande en potentiële migratiecorridors (lijnstructuren zoals waterlopen, (spoor)wegbermen), groencorridors aangegeven in structuurplannen, foerageerroutes.

Het plan ligt in of nabij Vlaamse en erkende natuurreservaten of bosreservaten. Het plan ligt in of naast gebieden met volgende bestemming op het bestemmingsplan:

natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurgebieden (N-gebieden), bosgebieden, bosgebieden met ecologisch belang, valleigebieden (of 'agrarische gebieden met landschappelijke waarde'), agrarisch gebied met landschappelijke (of 'bijzondere') waarde (vallei- of brongebieden) of andere groengebieden op bestemmingsplannen.

Mogelijke bronnen indien relevant

- www.geopunt.be - https://data.inbo.be/windturbines/ : Risicoatlassen vogels en vleermuizen m.b.t. windturbines- Ecotoopkwetsbaarheidskaarten voor Vlaanderen 2016 - versie 2, via dataset beschikbaar via

Geopunt- aanduiding natuurverbindingsgebieden, ecologische corridors enz. in structuurplannen.- Erkende natuurreservaten, Vlaamse natuurreservaten: www.geopunt.be- eigen terreininventarisaties

3.3.4.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (‘xxx’) en het gegeven dat er in/nabij het plangebied geen bestaande en potentiële migratie/groencorridors/foerageerroutes voorkomen, geen erkende of Vlaamse natuurreservaten, bosreservaten of geen groengebieden op bestemmingsplannen zijn aangeduid, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op versnippering en barrièrewerking optreden.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

document.docx pagina 47 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 48: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Versnippering en barrièrevorming

Ingrepen in zones van belang voor migratie of voor de biodiversiteit.

Verkleinen van de bestaande habitats waardoor een leefbare populatie van (zeldzame) soorten niet meer mogelijk is.

- Beperkte inname/ingreep.- Aansluiting bij reeds bestaand infrastructuren.- De bebouwde percelen binnen het plangebied vormen reeds een barrière voor

fauna en flora. De verdere beperkte ontwikkeling van het gebied zal hierdoor geen extra barrière vormen.

- De zones waar (extra) ontwikkeling toegelaten wordt (bijvoorbeeld zone voor woningen, recreatie, de projectzone en de zone voor kantoren, dienstverlening en commerciële activiteiten) sluiten alle aan bij de bebouwde delen van het centrum. De woonzones sluiten ook ofwel aan met het bestaande woonlint ofwel met het centrum. Het (her)bestemmen van deze zones zal geen aanzienlijke versnippering voor fauna en flora veroorzaken.

- Enkele kleinere elementen verdwijnen, maar rekening houdend met de bestendiging van de belangrijkste stapsteenelementen zoals de waterpartijen en bufferzones, zal er ook geen aanzienlijke versnippering optreden van waardevol of potentieel groengebied.

- In het plangebied zijn voldoende elementen voorzien die de huidige migratie en biodiversiteit nog kunnen verbeteren. Belang hechten aan het voorzien van stapstenen voor migrerende soorten in het plangebied. Behoud van delen van de (opgaande) vegetatie in groene zones/verbindende zones. Voorzorgen ter hoogte van waardevolle oeverzones zijn in het plan voorzien.

- Bepalingen rond afsluitingen die kleine zoogdieren niet belemmeren.- Het plan overlapt met een erkend ‘natuurreservaat’/’bosreservaat’ en houdt

rekening met de doelstellingen en randvoorwaarden zoals geformuleerd in het beheerplan (of hypothekeert de doelstellingen en richtlijnen in het beheerplan niet.

Richtlijnenboek biodiversiteit (meest recente versie): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk. Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.3.5 Conclusie discipline biodiversiteitOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline biodiversiteit te verwachten zijn.

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

- xxx

document.docx pagina 48 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 49: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.4 Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Checklist potentiële ingrepen discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Ja Nee

Landschap (+zie ook aandachtsgebieden)

Landschapsstructuur en -erfgoedwaarde

- Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die landschappelijke structuren of erfgoedwaarden kunnen verstoren of vernietigen? Zoals:

o Fysieke ingrepen (bv. reliëfwijzigingen, ophogingen, afgravingen, rechttrekken van waterlopen, dempen van holle wegen, afgraven van taluds, aanleggen of wijzigen van dijken en bermen, rooien van KLE’s, …)?

o Ontbossing of rooiwerkzaamheden (met bijzondere aandacht voor historische bossen)?

o Wijziging van historische percelering, kavelstructuren, waterlopen, wegenpatroon?

Uitzicht

- Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die uitzichten kunnen verstoren? Zoals:

o Mogelijkheden tot een harde invulling/bouw van constructies (bv gebouwen) of infrastructuren (zoals wegen, masten, turbines) of voor het oprichten van omvangrijke volumes of belangrijke wijzigingen in het bodemgebruik.

Bouwkundig erfgoed (+zie ook aandachtsgebieden)

- Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die bouwkundig erfgoed kunnen verstoren of vernietigen? Zoals:

o Afbraak van bouwkundig erfgoed.o Het renoveren/verbouwen van het bouwkundig erfgoed waardoor

het karakter, de herkenning,… van het erfgoed mogelijk verdwijnt.o Nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw of infrastructuuraanleg) in de

nabijheid van bouwkundig erfgoed.

Archeologie

- Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die archeologisch erfgoed kunnen verstoren of vernietigen? Zoals:

o Werkzaamheden die gepaard gaan met ingrepen in de bodem (graafwerkzaamheden)

o Permanente veranderingen in de grondwatertafel o Samendrukking van onderliggende lagen ten gevolge van

(permanente) ophogingen van het terrein

Als op alle vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘NEE’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep/deeldiscipline verder naar ‘optie A’ (schrap voor die effectgroep optie ‘B’).

document.docx pagina 49 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 50: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Voorbeelden: wellicht kan voor een (beperkt aantal) type plannen de conclusie getrokken worden dat geen van bovenvermelde ingrepen en/of kwetsbaarheden voorkomen. Het kan bijvoorbeeld gaan over plannen waarbij geen (nieuwe) fysieke ingrepen gepland worden, maar enkel de stedenbouwkundige voorschriften binnen een woonkern worden geactualiseerd; plannen met wijzigingen binnen zones zonder erfgoedwaarden (bv. industriële sites, groeven en graverijen, opgespoten havengebieden).

Als op één of meerdere vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘JA’ geantwoord wordt, ga verder naar optie ‘B’ (B1 / B2) (en schrap voor die effectgroep optie ‘A’).

OF optie A: geen relevante potentiële planingrepen op een deeldiscipline van landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Voorbeelden van standaard formuleringen:

Landschap

Landschapsstructuur en -erfgoed

Het planvoornemen voorziet geen aantasting, vernietiging of doorsnijding van kenmerkende landschapsstructuren, zoals door het rechttrekken van waterlopen, dempen van holle wegen, afgraven van taluds, aanleggen of wijzigen van dijken, bermen, omvormen van landgebruik, omleggen historische wegen- of dijkenpatroon, rooien van vegetatie-elementen zoals bosstructuren, bomenrijen, houtkanten, heggen enz. Aanzienlijke effecten op landschapsstructuur en -erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Landschapsuitzicht

Het planvoornemen voorziet geen visuele verstoring, wijziging van het uitzicht of het landschapskarakter daar er geen harde invulling/bouw van constructies (bv gebouwen) of infrastructuren (zoals wegen, masten, turbines) mogelijk wordt gemaakt, noch voor het oprichten van omvangrijke volumes of belangrijke wijzigingen in het bodemgebruik. Aanzienlijke effecten op landschapsuitzicht worden dan ook niet verwacht.

Bouwkundig erfgoed

Het planvoornemen voorziet geen vernietiging, renovatie of verbouwing van bouwkundig erfgoed. Het planvoornemen voorziet geen intensifiëring van het landgebruik. Het planvoornemen voorziet geen nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw of infrastructuuraanleg). Aanzienlijke effecten op bouwkundig erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Archeologie

Het plan geeft geen aanleiding tot werkzaamheden die gepaard gaan met ingrepen/verstoring in de bodem (zoals graafwerken, ophoging, ondergrondse constructies & verharding) of permanente grondwatertafelwijziging). Aanzienlijke effecten op archeologisch erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Concluderend

Het planvoornemen voorziet geen fysieke ingrepen, intensifiëring van het landgebruik of belangrijke wijziging van het landschapsuitzicht, waardoor aanzienlijke effecten ten aanzien van landschap, bouwkundig erfgoed of archeologie niet worden verwacht.

OF optie B: mogelijk relevante potentiële planingrepen voor een deeldiscipline: verder doorlopen van het onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten binnen deze deeldiscipline

document.docx pagina 50 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 51: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.4.1 Aandachtsgebieden/-elementen

3.4.1.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Beschermd onroerend erfgoed (zoals cultuurhistorische landschappen, archeologische sites, stads- en dorpsgezichten, monumenten, overgangszones) in of nabij het plangebied, aspecten uit de beschermingsbesluiten (erfgoedwaarde, verbodsbepalingen).

Erfgoedlandschap in of nabij het plangebied, aspecten uit de voorschriften (zoals erfgoedwaarde, verbodsbepalingen).

Unesco Werelderfgoed in of nabij het plangebied, aspecten uit de voorschriften (zoals erfgoedwaarde, verbodsbepalingen).

Elementen uit vastgestelde inventarissen in of nabij het plangebied.

Mogelijke bronnen indien relevant

- Geoportaal Onroerend Erfgoed: https://geo.onroerenderfgoed.be

- Geoportaal Onroerend Erfgoed (https://geo.onroerenderfgoed.be) voor situering van:o Beschermd onroerend erfgoedo Erfgoedlandschappeno Unesco Werelderfgoedo Elementen uit vastgestelde inventarisseno Elementen uit wetenschappelijke inventarissen

- Databank Onroerend Erfgoed voor beschermingsbesluiten, vaststellingsbesluiten inventarisitems: Inventaris Onroerend Erfgoed: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/

Vaststelling van een inventaris:

Eén van de instrumenten die de Vlaamse overheid kan inzetten om onroerend erfgoed te behouden, is de vaststelling van een inventaris. Hierdoor worden een aantal rechtsgevolgen van kracht voor deze inventarisitems. Ook kunnen items die zijn opgenomen in een vastgestelde inventaris dienen als basis voor de afbakening van een erfgoedlandschap in een RUP.

Zolang een onroerend goed enkel in de wetenschappelijke inventaris is opgenomen, maar niet is vastgesteld, zijn hieraan geen rechtsgevolgen gekoppeld. Van de wetenschappelijke inventarissen kunnen de landschapsatlas, de inventaris van archeologische zones, de inventaris van bouwkundig erfgoed, de inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde en de inventaris van historische tuinen en parken juridisch vastgesteld worden.

3.4.1.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Het plan bevindt zich niet in of nabij beschermd erfgoed, elementen uit vastgestelde inventarissen, erfgoedlandschappen of Unesco Werelderfgoed. Rekening houdend met de aard van de ingrepen (xxx) en het gegeven dat er geen kwetsbaarheden werden gedetecteerd, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten ten aanzien van statusgebieden en –elementen (beschermingen en vastgestelde erfgoedelementen) optreden.

document.docx pagina 51 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 52: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. De effectbespreking is opgenomen in de navolgende paragrafen ‘landschap’, ‘bouwkundig erfgoed’ en ‘archeologie’.

3.4.2 Landschap

3.4.2.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Structuur- en relatiewijzigingen en erfgoedwaarden Binnen of nabij het plan zijn landschappelijk waardevolle zones, structuren of elementen (bv. niet-

rechtgetrokken waterlopen, holle wegen, taluds, historische dijken, KLE’s…) aanwezig (o.b.v. bijvoorbeeld geoportaal onroerend erfgoed, landschapskenmerkenkaart, eigen terreinwaarnemingen) die beïnvloed kunnen worden (bv. rechttrekken van waterlopen, dempen van holle wegen, afgraven van taluds, aanleggen of wijzigen van dijken en bermen, rooien van KLE’s).

Binnen het plangebied zijn landschappelijk waardevolle (agrarische) gebieden op bestemmingsplannen aanwezig.

Binnen of nabij het plan zijn historische landschapsstructuren of -elementen (bv. historische kavelstructuren, nederzettingsvormen en –patronen, dijken, historische bossen) aanwezig die beïnvloed kunnen worden (bv. omvormen landgebruik, rooien historisch bos, omleggen historische wegen- of dijkenpatroon).

Binnen het plangebied zijn percelen met historische bossen (cfr. bosleeftijdkaart, kaartlagen met bos op historische kaarten7) aanwezig.

Landschapsuitzicht In of nabij het plangebied zijn landschapsstructuren of –elementen aanwezig die gevoelig zijn t.a.v.

nieuwe opgaande infrastructuren (zoals hoogbouw, masten, torens of turbines), t.g.v. mogelijke verstoring van skyline of het creëren van visuele barrières: zoals een nabijgelegen landschap met hoge belevingskwaliteit, vergezichten, zichtassen op kerk, zichtassen van uit een kasteel, visuele relaties tussen gebouwen en bijbehorende beplantingen.

Binnen het plangebied zijn landschappelijk waardevolle (agrarische) gebieden op bestemmingsplannen aanwezig.

Mogelijke bronnen indien relevant

- Geoportaal Onroerend Erfgoed: https://geo.onroerenderfgoed.be- Historische kaarten op geoportaal Onroerend Erfgoed en Cartesius - Beschermingsbesluiten en vaststellingsbesluiten inventarissen via Inventaris Onroerend Erfgoed

(https://inventaris.onroerenderfgoed.be) - (Provinciale) landschapskenmerkenkaarten- Terreinverkenning/eigen waarnemingen van erfgoedwaarden- Foto’s ter illustratie van de erfgoedwaarden binnen/aangrenzend aan het plangebied

3.4.2.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan/de ingrepen (xxx) en het gegeven dat er geen kwetsbaarheden inzake structuur – zoals niet-rechtgetrokken waterlopen, holle wegen, taluds, historische dijken, KLE’s, 7 Men spreekt doorgaans van historisch bos wanneer het bos reeds ten tijde van Ferraris (onafgebroken) aanwezig was.

document.docx pagina 52 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 53: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

landschappelijk waardevolle (agrarische) gebieden, historische kavelstructuren, nederzettingsvormen en –patronen, dijken, historische bossen - werden gedetecteerd, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op landschapsstructuur en –relaties optreden. Daar er geen kwetsbaarheden inzake uitzicht – zoals vergezichten, zichtassen op een historisch gebouw zoals een kerk, zichtassen van uit een historisch gebouw zoals een kasteel, visuele relaties tussen gebouwen en bijbehorende beplantingen - voorkomen, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op landschapsuitzicht optreedt.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Structuur- en relatiewijzigingen en erfgoedwaarden

Geplande activiteiten hebben een wijziging of verstoring van de aanwezige historische landschapsstructuur (percelering, wegen, waterlopen,…) in het aandachtsgebied tot gevolg.

Verwijdering of verstoring van landschappelijke structuren zoals waterlopen, holle wegen, taluds, dijken, laagten (bv. t.g.v. ingrepen zoals ophogen, afgraven en egaliseren).

Aantasting of vernietiging van historische lijnstructuren zoals verdedigingslinies, dijken, historische loop van waterlopen, karakteristieke dreven,…

Aantasting, vernietiging of doorsnijding van historische kavelstructuren, nederzettingen (bv.

Algemeen geldt dat bij het bouwen, herbestemmen, … het landschap positief of negatief beïnvloed kan worden. De impact is niet aanzienlijk rekening houdend met ‘xxx’:

- Waardevolle landschappelijke structuren worden behouden of het nieuwe planprogramma wordt in de bestaande landschappelijke structuur ingepast. het plan kan voldoende rekening houden met de structurerende elementen van het landschap.

- Het plan/RUP heeft reeds aandacht voor de belangrijke bestaande landschappelijke structuren binnen het gebied en integreert deze in zijn ontwerp, zoals voldoende ruimte vrijwaren voor de waterlopen, opnemen van voorschriften ter behoud van de kleine landschapselementen, geen impact op de belangrijke reliëfkenmerken door het opnemen ervan in groene bestemmingen (en bepalingen via de voorschriften). OF Het plan draagt bij tot de versterking van de identiteit en/of de leesbaarheid van het landschap.

- Er treden beperkte wijzigingen op aan de historische landschapsstructuur (percelering, wegen, waterlopen, reliëf, …).

- De mogelijk optredende effecten zijn eigen aan stedelijke ontwikkeling binnen bebouwde gebieden (bijvoorbeeld verdichting).

- Er is geen/beperkte doorsnijding van landschappelijke en ruimtelijke eenheden.

- De contextwaarde (omgeving van het historische landschap) is reeds verstoord in de huidige situatie .

- Aanwezige kleine landschapselementen (KLE’s) worden geïntegreerd of gecompenseerd in het planvoornemen.

- Zones met historisch bos krijgen een openruimtebestemming of worden opgenomen in zones waar geen harde ontwikkeling mogelijk is.

- Het plan situeert zich in of nabij erfgoedlandschap OF vastgesteld inventarisitem. Waar een impact wordt verwacht: analyse van beschermingsbesluiten, stedenbouwkundige voorschriften (in het geval van erfgoedlandschappen), vaststellingsbesluiten en Unesco Werelderfgoed en aangeven hoe het planvoornemen rekening houdt met kenmerken, kwetsbaarheden, doelstellingen en beleidswenselijkheden zoals geformuleerd.

- Er is geen conflict tussen het planvoornemen en de specifieke

document.docx pagina 53 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 54: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

t.g.v. bebouwing, aanleg van infrastructuren of verandering in bodemgebruik)..

Aantasting/vernietiging van kleine landschapselementen (KLE’s).

Ontbossing historisch bos.

Beïnvloeding van contextwaarde van het landschap.

verbodsbepalingen in de beschermingsbesluiten, voorschriften van het erfgoedlandschap, of in de vaststellingsbesluiten van vastgestelde relicten.

- Integratie van erfgoedelementen in het planvoornemen (‘behoud door ontwikkeling’).

- Rekening houden met de intrinsieke waarden van het object.- Instellen van bufferzones, voldoende afstand ten aanzien van harde functies.- Behoud van actuele waarde van het gebied staat voorop.- Het planvoornemen wijzigt de ensemble- of contextwaarde niet.- Er wordt door het plan niet rechtstreeks ingegrepen op erfgoedlandschap OF

vastgesteld inventarisitem met verstoring van landschappelijke, bouwkundige of archeologische waarden ervan tot gevolg.

Wijziging landschapsuitzicht / perceptieve kenmerken

Verandering in bodemgebruik.

Ontbossing.

Landschappelijk waardevolle bestemmingen op bestaande plannen die van bestemming veranderen t.g.v. het plan.

Visuele verstoring door wijziging van het landschapsuitzicht of het landschapskarakter (bv. door het verwijderen, veranderen of toevoegen van bomen(rijen), houtkanten, gebouwen, wegen, verhardingen, hoogspanningsmasten, vijvers, verhardingen, …).

Geplande activiteiten kunnen ingrijpen op relevante aspecten uit de beschermings-besluiten (erfgoedwaarden, verbodsbepalingen,…)

- Door ontwikkeling binnen het plangebied zal een invloed op het landschapsuitzicht onvermijdelijk zijn. Het plan streeft een betere integratie van ‘xxx’ na.

- Het plan/RUP heeft reeds aandacht voor de belangrijke zichtlijnen binnen het gebied, zoals langsheen de waterloop, langsheen de kleine landschapselementen.

- De openheid/geslotenheid van het landschap wordt niet aangetast door het planvoornemen.

- De zones waar de vegetatie kan wijzigen/nieuwe constructies mogelijk zijn, zijn relatief beperkt en/of aansluitend aan bestaande ontwikkelingen, waardoor er geen inbreuk is op de openheid van het landschap.

- Motiveer hoe de schaalgrootte van het programma/de bebouwing is afgestemd op de draagkracht van haar omgeving.

- Het planvoornemen voorziet randvoorwaarden of voorschriften aangaande de hoogte van bebouwing of inpasbaarheid van hogere bebouwing.

- Motiveer hoe het planvoornemen landschappelijk inpasbaar is.- Er is geen/beperkte doorsnijding van ruimtelijke relaties.- In de openruimtegebieden zal het uitzicht van het landschap niet in

belangrijke mate wijzigen t.o.v. de situatie zoals vandaag op het terrein aanwezig. Ten aanzien van de juridisch planologische situatie is de bestemming als openruimtegebied positief ter behoud en versterking van het huidige landschapsuitzicht.

- Het plan vormt geen visuele barrières tussen belangrijke visuele relaties en vergezichten (bv. zichtassen op kerk, zichtassen vanuit een kasteel, visuele relaties tussen gebouwen en bijbehorende beplantingen).

- Er zijn reeds (menselijke) verstoringen aanwezig.- Het planvoornemen voorziet in visuele buffering of verminderde

zichtbaarheid van storende elementen.- Het planvoornemen zorgt voor vrijwaring van kenmerkende (waardevolle)

skyline.- het planprogramma behoudt de waardevolle landschapselementen (bv.

KLE’s).

document.docx pagina 54 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 55: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

t.g.v. fysieke ingrepen, intensifiëring van het gebruik of wijziging van het landschapsuitzicht (zoals verstoring zichtbaarheid).

Grootschalige of duidelijke veranderingen in of in de directe nabijheid van een landschap met een hoge belevingskwaliteit.

Behoud door ontwikkeling:

In het perspectief van planinpassing en planaanpassing kan gewezen worden op de gedachte ‘behoud door ontwikkeling’. ‘Behoud door ontwikkeling’ is de strategie waarin de cultuurhistorie expliciet wordt betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig; verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultureel erfgoed. Het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ in het beleid voor cultuurhistorie biedt ruimte om tot andere oplossingen te komen. Het is niet altijd nodig of wenselijk om ervoor te kiezen om cultuurhistorische waarden volledig in dezelfde vorm te behouden. Met andere oplossingen kunnen kosten en/of tijd in een plan of project bespaard worden, mits de keuzes goed gemotiveerd en gedragen zijn.

Structuur- en relatiewijzigingen

Landschapsstructuur- en relatiewijzigingen vormen een uitgebreide en gevarieerde groep van effecten. Het betreft effecten op de (relaties tussen) fysische componenten van het landschap. Directe effecten treden op door fysische verstoringen zoals bijvoorbeeld het verlies van landschapselementen zoals hagen, taluds, bomen, enz… Indirecte effecten onderscheiden zich door een ruimtelijke of temporele scheiding van de verstoringsbron, bijvoorbeeld veranderingen in stroomafwaarts gesitueerde vegetatie, als gevolg van een gewijzigde oppervlaktewaterafstroming in een stroomgebied. Positieve effecten kunnen optreden indien belangrijke/volwassen/diverse/onderscheiden componenten, die eerder verloren gegaan zijn of gedegradeerd door bijvoorbeeld landbouwactiviteiten, toegevoegd, hersteld of verbeterd worden. Negatieve effecten kunnen optreden indien dergelijke componenten permanent verloren gaan en het effect niet kan gemilderd worden.

Landschappelijk erfgoed

De kern van het landschappelijke erfgoed is de landschappelijke structuur die gegroeid is uit een eeuwenlange organisatie en (her)inrichting door de mens van zijn leefmilieu. Deze basisstructuren zijn soms nog duidelijk bewaard gebleven in het landschap, alhoewel het gebruik en de invulling van de ruimten en het gebruik of de functie van de samenstellende elementen in de loop van de tijd veranderd zijn geworden. Zowel deze structuren als elementen vormen het landschappelijk erfgoed.

Landschapsuitzicht en perceptieve kenmerken

De perceptieve waarde van landschappen moet niet uitsluitend in visuele termen worden beschouwd, maar ook in termen van waardering van kwaliteit en gebruikswaarde van landschappen. De interpretatie van deze waarden steunt op de perceptieve analyse van landschappen. Wijzigingen van de perceptieve kenmerken kunnen veroorzaakt worden door:

document.docx pagina 55 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 56: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Directe effecten: visuele verstoring door het wijzigen van het landschapsuitzicht of het landschapskarakter;

- Indirecte effecten: veranderingen in het gebruik en het beheer van het landschap leiden indirect tot een gewijzigde visuele en/of andere zintuiglijke gewaarwording en sfeer.

Voor meer informatie zie ook Richtlijnenboek Discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie (meest recente versie): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.4.3 Bouwkundig erfgoed

3.4.3.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Binnen of nabij het plan zijn waardevolle bouwkundig erfgoedelementen aanwezig die beïnvloed kunnen worden (door bv. afbraak, renovatie, beïnvloeding van de ensemblewaarde of ruimtelijke contextwaarde).

Mogelijke bronnen indien relevant

- Vastgestelde en wetenschappelijke inventarissen (en de intrinsieke erfgoedwaarden van een object indien gekend): Geoportaal Onroerend Erfgoed: https://geo.onroerenderfgoed.be

- Beschermingsbesluiten en vaststellingsbesluiten inventarissen via Inventaris Onroerend Erfgoed (https://inventaris.onroerenderfgoed.be)

- Terreinverkenning / eigen waarnemingen van bouwkundige erfgoedwaarden

3.4.3.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Indien er geen kwetsbaarheden worden gedetecteerd en rekening houdend met de aard van het plan, kan er voor de meeste plannen redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten optreden. Voorbeeld van standaard formulering:

Rekening houdend met de aard van het plan / de ingrepen (xxx) en het gegeven dat er geen waardevolle bouwkundig erfgoedelementen werden gedetecteerd, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op bouwkundig erfgoed optreden.

OF Optie B2: Waar er wel kwetsbaarheden worden gedetecteerd dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

document.docx pagina 56 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 57: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Bouwkundig erfgoed

Volledig of gedeeltelijk (bv. karakter/ herkenning) verdwijnen of vernietiging van bouwkundig erfgoed t.g.v. o.a verbouwing/ renovatie.

Beïnvloeding van de ensemblewaarde of contextwaarde van bouwkundig erfgoed.

Geplande activiteiten kunnen ingrijpen op relevante aspecten uit de beschermings-besluiten (erfgoedwaarden, verbodsbepalingen,…) t.g.v. fysieke ingrepen (zoals afbraak/ aanbouw beschermd monument),

- Het plan/RUP heeft reeds aandacht voor de belangrijke bouwkundige erfgoedwaarden binnen het gebied, zoals ….

- Het planvoornemen voorziet in specifieke bestemmingen of voorschriften waarbinnen de erfgoedwaarden van het bouwkundig erfgoed optimaal tot hun recht komen. Aanzienlijke effecten worden niet verwacht.

- De bouwkundige erfgoedwaarden worden visueel afgeschermd van het planvoornemen door bebouwing, vegetatie, afstand…

- De ensemble- en/of contextwaarde (omgeving van het bouwkundig erfgoed) is reeds verstoord in de huidige situatie.

- De effecten t.g.v. het planvoornemen zijn eigen aan stedelijke ontwikkeling binnen bebouwde gebieden maar zijn niet aanzienlijk.

- Het planvoornemen zorgt voor een aangepaste bestemming en beheer van het bouwkundig erfgoedelement waardoor de wijziging van functie beter aansluit bij het erfgoed.

- Het planvoornemen voorziet in het opstellen van een beheerplan en/of inrichtings- en beheermaatregelen voor het bouwkundig erfgoed.

- Het plan situeert zich in of nabij beschermd onroerend erfgoed OF Unesco Werelderfgoed OF vastgesteld inventarisitem. Waar een impact wordt verwacht: analyse van beschermingsbesluiten, stedenbouwkundige voorschriften (in het geval van erfgoedlandschappen), vaststellingsbesluiten en Unesco Werelderfgoed en aangeven hoe het planvoornemen rekening houdt met kenmerken, kwetsbaarheden, doelstellingen en beleidswenselijkheden zoals geformuleerd.

- Er is geen conflict tussen het planvoornemen en de specifieke verbodsbepalingen in de beschermingsbesluiten, voorschriften van het Unesco Werelderfgoed, of in de vaststellingsbesluiten van vastgestelde relicten.

- Integratie van erfgoedelementen in het planvoornemen (‘behoud door ontwikkeling’).

- Rekening houden met de intrinsieke waarden van het object.- Instellen van bufferzones, voldoende afstand ten aanzien van harde functies.- Behoud van actuele waarde van het gebied staat voorop.- Het planvoornemen wijzigt de ensemble- of contextwaarde niet.- Er wordt door het plan niet rechtstreeks ingegrepen op beschermd onroerend

erfgoed OF Unesco Werelderfgoed OF vastgesteld inventarisitem met verstoring van landschappelijke, bouwkundige of archeologische waarden ervan tot gevolg.

Ensemble- en contextwaarde:

Ensemblewaarde geeft aan in hoeverre het onroerend goed een sterke samenhang vertoont tussen de verschillende elementen. Veel bouwkundig erfgoed maakt immers deel uit van ensembles (dorpskernen, ontginningsstructuren e.d.). Onder ensembles verstaan we eenheden met een visueel-ruimtelijke samenhang. Het vernietigen van één van de elementen kan een aanzienlijke impact hebben op de ensemblewaarde. Zo verliest een dorpskern met kasteel, kerk, begraafplaats, pastorie, kasteelpark e.d. veel van zijn betekenis wanneer één van de elementen verdwijnt.

De aantasting van de ensemblewaarde kan ook een gevolg zijn van de verminderde leesbaarheid van het ensemble, waardoor de samenhang wordt verstoord (bijvoorbeeld tussen de abdij en de abdijhoeve).

In principe kunnen geplande ingrepen de ensemblewaarde ook verhogen, bijvoorbeeld wanneer storende toevoegingen uit het verleden worden verwijderd of nieuwe elementen een bestaand ensemble

document.docx pagina 57 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 58: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

versterken.

Contextwaarde geeft aan in hoeverre er tussen het onroerend goed en zijn directe of ruimere omgeving een sterke relatie is op landschappelijk, stedenbouwkundig of esthetisch vlak.

(Bv. Bedrijfsontwikkelingen rond een kerktoren, het wegvallen van voldoende wind voor het functioneren van een windmolen door het aanplanten van bos,...)

De omgeving waarin een landschappelijk of bouwkundig waardevol element gesitueerd is, bepaalt in belangrijke mate zijn uiteindelijke waarde. De waarde van de omgeving in relatie tot het beschouwde element noemt men de contextwaarde. Ieder element in een landschap krijgt slechts zijn betekenis door de omliggende elementen: de waardering is gekoppeld aan een vergelijking met andere objecten en wordt bepaald door de dominante beeldkenmerken. Wat opvalt in het landschap is dus niet alleen afhankelijk van de aard van het element, maar ook van de aard van het geheel ten opzichte van andere elementen en van welke functie het vervult in het geheel (Coeterier, 1983). Zo zal men de openheid of het reliëf van een landschapszicht relatief formuleren ten opzichte van de omgeving. Dit fenomeen heeft voor gevolg dat door een verandering van enkele kleine elementen ook het geheel kan veranderen.

Voor meer informatie zie ook Richtlijnenboek Discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie (meest recente versie): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.4.4 Archeologie

3.4.4.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving

Ligging binnen een ‘gebied waar geen archeologie te verwachten is’. Ligging binnen of nabij een archeologische site. Ligging binnen of nabij een afgebakende archeologische zone. Aanduidingen vanuit de Centraal Archeologische Inventaris8: Het spreekt voor zich dat deze

databank enkel de reeds gekende erfgoedwaarden omvat, die slechts een zeer kleine fractie van ons bodemarchief vertegenwoordigen. Op basis van deze inventaris kan geen uitspraak gedaan worden over aan- of afwezigheid van andere archeologische vindplaatsen. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan dus enkel met verder onderzoek worden vastgesteld.

Zijn er kwetsbare bodems aanwezig die een erfgoedwaarde hebben (zoals plaggen en podzolbodems: zie discipline bodem)

Mogelijke bronnen indien relevant

- Centraal Archeologische Inventaris CAI (niet vrij toegankelijk): http://cai.onroerenderfgoed.be/- Geoportaal Onroerend Erfgoed (archeologische sites, gebieden geen archeologie):

https://geo.onroerenderfgoed.be- Stedelijke of (inter)gemeentelijke archeologische dienst

8 De centrale archeologische inventaris (CAI) is de inventaris van gekende archeologische vindplaatsen in Vlaanderen. In de CAI vind je informatie over toevalsvondsten, prospectievondsten, opgegraven sites, resultaten van proefsleuvenonderzoek…. Deze gegevens vormen een aanzet voor de opmaak van archeologische zones, beschermingen en het behandelen van bouwaanvragen. Het overzichtskarakter van de CAI stelt onderzoekers in staat om blinde vlekken in de archeologische kennis aan te duiden. Vanwege de aard van de informatie is de databank enkel voor professionele gebruikers toegankelijk, nadat ze de ‘infosessie archeologie’ hebben gevolgd: Ruimtelijk planners, Erkende MER-deskundigen, Gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren, Ambtenaren van het departement Landbouw en Visserij (afdeling duurzame landbouwontwikkeling), Ambtenaren van het Agentschap Natuur en Bos (ANB).

document.docx pagina 58 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 59: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.4.4.2 Effectbespreking

OF Optie B1: Enkel van toepassing bij ligging binnen een ‘gebied waar geen archeologie te verwachten is’

Rekening houdend met de ligging van het plan binnen een gebied waar geen archeologie te verwachten is en rekening houdend met de aard van het plan - waarbij effecten van bodemverstoring of grondwaterpeilwijziging niet verwacht worden tot buiten deze zone ‘geen archeologie te verwachten’, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op archeologische erfgoed optreden.

OF Optie B2: In de overige gevallen (omdat er op basis van de CAI geen uitspraak gedaan kan worden over de aan- of afwezigheid van andere archeologische vindplaatsen en dus de kwetsbaarheid niet gebiedsdekkend in beeld is gebracht), dient de mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Archeologie

Het plan aanleiding kan geven tot

- werkzaamheden die gepaard gaan met ingrepen in de bodem (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden).

- permanente veranderingen in de grondwatertafel

- samendrukking van onderliggende lagen ten gevolge van (permanente) ophogingen van het terrein.

Waardoor er een potentiële invloed is op (reeds gekend / niet gekend) archeologisch erfgoed

- De ondergrond binnen het plangebied kan beschouwd worden als bodemarchief, waar voorzichtig mee moet omgesprongen worden in functie van de potentieel archeologische waarden. Door uitvoering van het plan/RUP is vergraving mogelijk. Hierdoor bestaat een potentiële kans op het verstoren van archeologische waarden. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan immers enkel met verder onderzoek worden vastgesteld.

- Archeologisch vooronderzoek is geregeld binnen de geldende regelgeving (verplichting tot opmaak van een archeologienota onder voorwaarden).

- In het Onroerenderfgoeddecreet is geregeld dat bij de vergunningsaanvraag onder bepaalde voorwaarden een bekrachtigde archeologienota moet zitten (zie tevens beslissingsboom).

- De verplichting is afhankelijk van een aantal criteria en drempels. Dit dient in de projectfase onderzocht te worden maar op planniveau kunnen er al duidelijke indicaties zijn. Of je verplicht bent een archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag is onder meer afhankelijk van de totale oppervlakte van de percelen, de oppervlakte van de geplande bodemingrepen, de ruimtelijke bestemming van het terrein en de ligging binnen of buiten een archeologische zone uit de vastgestelde inventaris of binnen een beschermde archeologische site.

- Daarnaast is ook de vondstmeldingsplicht van toepassing. Iedereen die, op een ander moment dan bij het uitvoeren van een archeologisch vooronderzoek, een archeologische opgraving of het gebruik van een metaaldetector, een roerend of onroerend goed vindt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het archeologische erfgoedwaarde heeft, is verplicht daarvan binnen drie dagen aangifte te doen bij het agentschap. De Vlaamse Regering kan de nadere regels daarvoor bepalen.

- Gezien er voldoende regelgeving is inzake archeologie worden er geen aanzienlijke effecten verwacht.

document.docx pagina 59 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 60: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

- Het planvoornemen houdt rekening met archeologische waarden door het vermijden van bodemingrepen in specifieke zones met gekende archeologische waarden of zones met een hoge archeologische potentie.

- Voor plannen die projecten mogelijk maken waarvoor naar alle waarschijnlijkheid geen archeologienota nodig is: toon aan dat rekening houdend met de kleinschaligheid van de te verwachten ingreep een effect niet uitgesloten is, maar het effect als niet aanzienlijk wordt beoordeeld.

- Het planvoornemen zorgt niet voor een permanente wijziging in de grondwatertafel.

- Het planvoornemen zorgt niet voor een permanente samendrukking van onderliggende lagen.

Met het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 (en wijzigingen) geldt één overkoepelende regelgeving voor monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen en archeologie. Het onroerend erfgoeddecreet vervangt drie voorgaande decreten (monumentendecreet van 1976, archeologiedecreet van 1993 en landschapsdecreet van 1996) en een wet uit 1931 op het behoud van monumenten en landschappen.

Met de definitieve goedkeuring van het nieuw decreet onroerend erfgoed door de Vlaamse regering is ook de Conventie van Malta (ook wel het Verdrag van Valetta genoemd) in Vlaamse regelgeving omgezet. Om de Conventie van Malta verder te implementeren in de Vlaamse regelgeving is een volledig nieuw archeologisch traject nodig. Daarin spelen erkende archeologen een cruciale rol.

Sinds 1 januari 2015 zijn ondermeer de volgende elementen geregeld

- Erkenningsaanvragen (archeoloog, metaaldetectorist)- Vaststelling inventaris archeologische zones- Bescherming archeologische sites

In veel gevallen is er voor een vergunningsaanvraag een archeologienota nodig. Er wordt verwezen naar de beslissingsboom: https://www.onroerenderfgoed.be/actueel/nieuws/een-beslissingsboom-voor-verplicht-archeologisch-vooronderzoek/

Ook zijn er bepalingen over metaaldetectie en toevalsvondsten opgenomen in de regelgeving.

Gebieden geen archeologie:

Gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Aan deze gebieden zijn specifieke rechtsgevolgen gekoppeld. Bij een omgevingsvergunning of bij een verkavelingsvergunning moet in sommige gevallen een bekrachtigde archeologienota worden gevoegd. Dat moet nooit als de ingreep in de bodem waarvoor de omgevingsvergunning of de verkavelingsvergunning wordt aangevraagd volledig valt binnen een gebied dat op de kaart van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt is aangeduid. Deze kaart is dus complementair aan de inventaris van vastgestelde archeologische zones. De gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten is zijn afgebakend op basis van waarnemingen of feiten op basis waarvan kan besloten worden dat er voor dat gebied geen archeologie te verwachten valt. Dit kan het geval zijn wanneer in het verleden intensief archeologisch opgravingswerk werd uitgevoerd of de bodem zodanig is verstoord dat het eventuele archeologisch erfgoed vernield is.

Archeologische potentie:

Archeologische sites zijn gekend. Ze zijn gevonden. Daarmee trekken ze de aandacht weg van wat niet gekend is. Thans vormt het bekende aantal vindplaatsen maar het topje van de ijsberg. Met name in gebieden waar een doorlopende sedimentatie heeft plaatsgevonden of die in latere perioden door de mens zijn opgehoogd (plaggendekken, ophoging met bouwpuinpakketten en baggerspecie, enz.), is veel aan het oog onttrokken.

document.docx pagina 60 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 61: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Voor meer informatie zie ook Richtlijnenboek Discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie (meest recente versie): https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk . Het is echter niet de bedoeling dit richtlijnenboek te volgen bij het invullen van dit sjabloon.

3.4.5 Conclusie discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologieOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie te verwachten zijn.

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

- xxx

document.docx pagina 61 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 62: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.5 Discipline Mens-mobiliteit

Checklist potentiële ingrepen discipline mens-mobiliteit Ja Nee

Mobiliteit

- Zal het plan een wijziging (toename) in de verkeersgeneratie teweegbrengen (zoals bij wonen, bedrijvigheid, recreatie, school, kantoor, winkels, …)?

- Zal het plan een wijziging in de (ontsluitings)infrastructuur teweegbrengen/vereisen?

Als op alle vragen ‘NEE’ geantwoord wordt, ga verder naar ‘optie A’ (schrap voor die effectgroep optie ‘B’).

- Voorbeelden: wellicht kan voor een (beperkt aantal) type plannen de conclusie getrokken worden dat geen van bovenvermelde ingrepen verwacht worden. Het kan bijvoorbeeld gaan over plannen voor openruimtegebieden waarbij er geen of nauwelijks bijkomend verkeer wordt aangetrokken of ontsluitingsinfrastructuur voorzien. Er kan bv. van uit worden gegaan dat het voorzien van enkele parkings ter hoogte van een toegang van een openruimtegebied slechts een verwaarloosbaar aandeel in verkeer genereert.

Als op één of meerdere vragen ‘JA’ geantwoord wordt, ga verder naar optie ‘B’ (en schrap optie ‘A’).

OF optie A: geen relevante potentiële planingrepen op discipline mens-mobiliteit

Voorbeeld van standaard formulering:

Mens-mobiliteit

Het planvoornemen voorziet geen noemenswaardige wijziging in de verkeersgeneratie of verkeersinfrastructuur. Aanzienlijke effecten op mens-mobiliteit worden dan ook niet verwacht.

OF optie B: mogelijk relevante potentiële planingrepen voor een deeldiscipline: verder doorlopen van het onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten binnen deze deeldiscipline

3.5.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgevingIn beeld brengen van de draagkracht van de omgeving (multimodale netwerken): = bereikbaarheidsprofiel (plan zelf alsook voorzieningen/het gebruik van de netwerken in de onmiddellijke omgeving); ook de relatie met kwetsbaarheid van de omgeving. Geef aan via welke routes de site bereikbaar is, en dit voor de verschillende modi (STOP-principe) en de verschillende ‘dragende’ netwerken (weg, water, spoor, …).

Er zijn bestaande afwikkelingsproblemen gekend ten aanzien van de ontsluitende wegen. Er zijn bestaande problemen voor verkeersleefbaarheid en –veiligheid gekend. Er zijn belangrijke trage verbindingen (fietsers/voetgangers) in het plangebied aanwezig. Er zijn bestaande parkeerproblemen gekend in/nabij het plangebied. Er zijn bestaande tekortkomingen inzake bereikbaarheid met openbaar vervoer gekend.

Mogelijke bronnen indien relevant

- Fietsroutenetwerk (www.mobielvlaanderen.be)- Provinciale geoloketten

document.docx pagina 62 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 63: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Verkeersgegevens overheden, verkeersmodellen- Structuurplannen- Mobiliteitsplannen- Netplannen De Lijn- Google Maps: Verkeersinformatie, satellietbeelden, terreingegevens, fietsroutes en Openbaar

vervoer-informatie- Terreinbezoek- Eventueel representatieve (=max. 3j oud) verkeerstellingen (tellingen zijn vaak niet voorhanden,

vooral relevant wanneer terreinkennis eventueel ontoereikend is)o voor gewestwegen: https://wegenenverkeer.be/verkeerstellingeno bij de gemeentelijke mobiliteitsambtenaaro in bestaande studies zoals zwarte punten, MOBER’s, streefbeeldstudies enz.

3.5.2 Effectbespreking

In eerste instantie dient het bereikbaarheidsprofiel en het mobiliteitsprofiel van het planvoornemen in beeld te worden gebracht. Voor de ligging van het plangebied en plankenmerken wordt er naar andere delen verwezen (zie ook §1).

De confrontatie van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie met het mobiliteitsprofiel van de activiteit is dan ook belangrijk om de niet-aanzienlijkheid mee aan te tonen:

- a) de draagkracht van de omgeving (multimodale netwerken): = bereikbaarheidsprofiel incl. het gebruik van de netwerken; ook de relatie met kwetsbaarheid van de omgeving.

- b) de verkeersgeneratie (productie en attractie) als gevolg van het plan in beeld te brengen (raming van de verkeersgeneratie van het plan; d.i. gerelateerd aan bestemmingswijzingen en planoppervlakte): = mobiliteitsprofiel.

Op basis van het in beeld brengen van:

- het bereikbaarheidsprofiel, - het mobiliteitsprofiel, - al dan niet gekende verkeersafwikkelingsproblemen, - de capaciteit/het draagvermogen van de omgeving, - de verkeersgeneratie (wellicht beperkt; te kwantificeren), - voorzieningen inzake goede ontsluiting en waar nodig aandacht naar verkeersleefbaarheid o.m.

verkeersveiligheid en parkeren (op planniveau niet altijd gedetailleerd opgenomen).

Kan de (niet)-aanzienlijkheid aangetoond worden. Een inschatting van de niet-aanzienlijkheid is steeds locatiespecifiek.

Vandaar dat ondermeer de volgende vragen relevant kunnen zijn:

- Zijn er gevoelige en kwetsbare gebieden gelegen langsheen de routes die een belangrijke verkeerstoename kennen: zoals bewoning, gemeenschapsvoorzieningen (zoals scholen, rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuizen), kinderdagverblijven?

- Hoe zal de verkeersgeneratie van het plan zich verdelen over de verschillende modi?- Geeft het plan aanleiding tot een verbetering van de bereikbaarheid en/of doorwaadbaarheid

voor langzaam verkeer?- Is het plangebied goed bereikbaar met het openbaar vervoer (loopafstand en fietsafstand ten

aanzien van bus, tram of trein)? Op welke wijze is het plangebied ontsloten door het openbaar vervoer?

- Kan het huidige aanbod openbaar vervoer het toekomstig potentieel openbaar vervoersgebruikers opvangen?

document.docx pagina 63 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 64: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Worden bestaande problemen door het plan versterkt: heeft het plangebied of haar omgeving nu reeds te kampen met verkeersafwikkelingsproblemen (zoals filevorming) op piekmomenten?

- Worden nieuwe afwikkelingsproblemen gecreëerd: worden problemen verwacht van de verkeerstoename/afwikkeling ten opzichte van de capaciteit?

- Kan het plan aanleiding geven tot een onevenwichtige parkeerbalans?- Kan het plan aanleiding geven tot een toename in vrachtverkeer?

Verdere info:

OVG: Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen: http://www.mobielvlaanderen.be/ovg/

CROW: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie: betalende publicaties: https://www.crow.nl/publicaties/kencijfers-parkeren-en-verkeersgeneratie (tevens rekentool tegen betaling beschikbaar)

Richtlijnenboek Discipline Mobiliteit: https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk

Richtlijnenboek mobiliteitseffectenstudies, mobiliteitstoets en MOBER, Dep. MOW 2009 (in herziening: wellicht eerste helft 2018 beschikbaar)

http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/mober/richtlijnenboek.pdf

De mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten dient op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Wijziging verkeersafwikkeling

Bijkomende belangrijke verkeers-generatie ten gevolge het plan.

Draagvermogen omgeving.

- Na het in beeld te hebben gebracht van het bereikbaarheidsprofiel en het mobiliteitsprofiel, blijkt dat er geen verkeersafwikkelingsproblemen gekend zijn, er voldoende capaciteit is (draagvermogen omgeving voldoende bevonden); er een beperkte verkeersgeneratie wordt verwacht (kwantificeren), er een goede ontsluiting is voorzien (duiden) en er waar nodig aandacht gaat naar parkeren (op planniveau niet altijd gedetailleerd opgenomen). Aanzienlijke effecten op mobiliteit worden niet verwacht.

- Ondanks de toename van de belasting van de verschillende ontsluitende wegen kan toch algemeen gesteld worden dat het bijkomend verkeer vanuit het planvoornemen de afwikkeling van deze wegen niet in het gedrang brengt. Tijdens de maatgevende periode(s) (bijvoorbeeld ochtendspits, avondspits, periode voor aanvang evenement) blijft een vlotte afwikkeling gegarandeerd.

- Het plangebied is momenteel goed ontsloten voor autoverkeer. Er wordt geen noemenswaardige toename van vrachtverkeer verwacht vanuit het planvoornemen. Er zijn momenteel geen afwikkelingsproblemen gekend. De inschatting van het mobiliteitsprofiel toont aan dat de verzadigingsgraad slechts beperkt wijzigt. Er is geen aanzienlijk effect op de verkeersafwikkeling te verwachten.

- De verkeersgeneratie vanuit het plan zal slechts een verwaarloosbare/beperkte inname betekenen van de capaciteit van de ontsluitende wegen.

- MOBER of mobiliteitstoets geeft aan dat geen aanzienlijke effecten te

document.docx pagina 64 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 65: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

verwachten zijn.- Geen ontsluiting van zwaar verkeer via woonwijken.- In de huidige situatie geen verkeersafwikkelingsproblemen gekend.- Ontsluiting via verschillende toegangswegen (verkeersgeneratie wordt

verspreid).- Bijkomend verkeer zeer beperkt tegenover huidige verkeer.- Er zijn initiatieven voor nieuwe verbindingen, en mogelijkheden vanuit

openbaar vervoer (de Lijn, de NMBS, bedrijfsmanagement) lopende.- Gelet op de reeds hoge verzadigingsgraden in de referentiesituatie, zal de

verkeerstoename ‘x’ bijkomende verplaatsingen tijdens de maatgevende periode(s) zorgen voor een, weliswaar beperkte, toename in de verzadigingsgraden (maximaal x % toename) en wachttijden op het ontsluitende wegennet. Aangezien de verwachte verkeersgeneratie beperkt blijft t.o.v. de capaciteit van het ontsluitende wegennet, kan gesteld worden dat de realisatie van het plangebied geen aanzienlijke impact zal hebben op de afwikkeling van het ontsluitend wegennet.

Wijziging infrastructuur

Nieuwe infrastructuur nodig.

Afschaffing of versnipperen van trage wegen.

Bemoeilijken van de bereikbaarheid of doorgankelijk-heid voor traag verkeer.

- Het planvoornemen geeft geen aanleiding tot een wijziging in organisatie van de ruimte waardoor gebieden ruimtelijk versnipperd worden of er barrièrevorming optreedt. Aanzienlijke effecten worden niet verwacht.

- Het plan zorgt er niet voor dat bestaande linken volledig worden afgesloten, het zorgt niet voor een belangrijke verlenging van de loopafstand vanuit het plangebied naar de dichtstbijzijnde bus/tramhalte of centrum, zorgt niet voor een belangrijke omrijfactor voor fietsers of langere looptijd voor voetgangers.

- Nieuwe linken en verbindingen worden in het planvoornemen voorzien ten behoeve van een betere doorwaadbaarheid en/of een betere bereikbaarheid / toegankelijkheid van het plangebied.

- Goede doorwaadbaarheid voor fietsers en voetgangers- Motiveren waarom keuze aanvaardbaar is (bijvoorbeeld wanneer bepaalde fiets- en

wandelpaden slechts sporadisch worden gebruikt, …) of welke alternatieven er worden aangeboden.

- Het planvoornemen zorgt niet voor een vermindering van de bereikbaarheid van terreinen voor landbouwvoertuigen.

Verkeers-leefbaarheid

Het plan geeft aanleiding tot een gewijzigde verkeersveiligheid

Het plan geeft aanleiding tot een gewijzigd parkeergebeuren.

- Het planvoornemen zorgt niet voor nieuwe of het versterken van conflicten tussen weggebruikers (in het bijzonder autoverkeergemotoriseerd verkeer – langzaam verkeer).

- In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het parkeeraanbod zal voldoen aan de parkeervraag, ondermeer doordat parkeren op eigen terrein voorzien wordt (bij aanwezigheid van een gemeentelijke parkeerverordening: aftoetsing cijfers uit de verordening aan de reële behoeften en vraag).

- Het planvoornemen laat gedeeld parkeergebruik toe voor verschillende functies die complementair zijn (dag-avondgebruik), stimuleert openbaar vervoer en langzaam verkeer, voorziet ruimte voor fietsstalplaatsen.

- Er is binnen het plangebied voldoende ruimte aanwezig om in het parkeren (gemotoriseerd + fietsers) te voorzien. Er is geen huidige parkeerdruk gekend in of nabij het plangebied.

document.docx pagina 65 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 66: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Enkel indien voldoende gedetailleerd plan met detailinfo voorhanden:

- Aanbod parkeerplaatsen voldoet aan de vraag.- De voorgenomen activiteit dekt de eigen (bijkomende) parkeerbehoefte zonder

belangrijk overschot.

3.5.3 Conclusie discipline mobiliteitOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mobiliteit te verwachten zijn.

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

- xxx

document.docx pagina 66 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 67: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.6 Discipline Mens - ruimtelijke aspecten

Checklist potentiële ingrepen discipline mens-ruimtelijke aspecten Ja Nee

Ruimtelijke aspecten

Ruimtegebruik (er wordt tevens verwezen naar de plandoelstellingen en beschrijvingen)

- Zullen er functies (zoals wonen, bedrijvigheid, voorzieningen, handel, recreatie, natuur en bos, infrastructuur) wijzigen ten gevolge het planvoornemen (door bijvoorbeeld bestemmingswijzigingen, wijzigingen in ruimtebeslag en functioneren)?

- Zullen er landbouwfuncties en structuren wijzigen ten gevolge het planvoornemen (door bijvoorbeeld bestemmingswijzigingen, wijzigingen in ruimtebeslag en functioneren)?

Ruimtebeleving

- Genereert het plan een potentieel fundamenteel gewijzigde ruimtebeleving (visueel, licht/schaduw, wind, privacy, veiligheidsgevoel)?

Als op alle vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘NEE’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep/deeldiscipline verder naar ‘optie A’ (schrap voor die effectgroep optie ‘B’).

Als op één of meerdere vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘JA’ geantwoord wordt, ga verder naar optie ‘B’ (B1 / B2) (en schrap voor die effectgroep optie ‘A’).

OF optie A: geen relevante ingrepen op discipline mens ruimtelijke aspecten

Voorbeelden van standaard formuleringen:

Ruimtegebruik, Ruimtebeleving

Door uitvoering van het plan dienen geen functies en structuren te wijzigen/verdwijnen. Aanzienlijke effecten ten aanzien van ruimtegebruik en gebruikskwaliteit worden bijgevolg niet verwacht.

Het plan genereert geen potentieel gewijzigde ruimtebeleving (visueel, licht/schaduw, wind, privacy).

OF optie B: mogelijk relevante potentiële planingrepen voor een deeldiscipline: verder doorlopen van het onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten binnen deze deeldiscipline

3.6.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgevingRuimtegebruik en ruimtebeleving

Zijn er relevante functies (zoals wonen, bedrijvigheid, voorzieningen,handel, recreatie, natuur en bos, infrastructuur enz.) in en nabij het plangebied (veelal relevant; er wordt hiervoor verwezen naar de plandoelstellingen en -beschrijvingen)?

Zijn er herbevestigde agrarische gebieden en landbouwgebruikspercelen aanwezig? Zijn er specifieke elementen die mee de ruimtelijke kwaliteit beïnvloeden? Zijn er gevoelige receptoren aanwezig inzake ruimtebeleving of genereert het plan een toename in

deze receptoren (zoals bewoners, recreanten)?

document.docx pagina 67 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 68: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Mogelijke bronnen indien relevant

- Bestemmingsplannen (gewestplan, RUP, BPA): o www.geopunt.be ; o voor gewestelijke RUP’s: https://geoplannen.ruimteinfo.be; o voor gemeentelijke of provinciale RUP’s: controleer dit tevens de website van de

gemeente of provincie of neem contact op- Orthofoto’s (visuele interpretatie functies) en topografische kaarten (www.geopunt.be; voor

gewestelijke RUP’s: https://geoplannen.ruimteinfo.be)- Bodembedekkingsbestanden (www.geopunt.be), aanvullend orthofoto, topokaart- Herbevestigde agrarische gebieden en landbouwgebruikspercelen (www.geopunt.be)- Landbouwimpactstudie (LIS) (Op te vragen bij Departement Landbouw en Visserij)- Kaart van de gebruikspercelen van alle bedrijventerreinen, opgemaakt door Informatie

Vlaanderen (voormalig AGIV) i.s.m. de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen (POM) (Geopunt)

- Kaarten met de locaties van culturele voorzieningen (bibliotheken, cultuurcentra,…), scholen, kinderdagverblijven, woonzorgcentra, serviceflats, ziekenhuizen, instellingen voor jeugdzorg (Geopunt)

- Kaarten met de locaties van sportvelden en andere sportinfrastructuur, speelzones, hotels, vakantiecentra, campings (Geopunt)

- Kaarten van toeristische en recreatieve fiets- en wandelroutes- Terreinbezoek

3.6.2 Effectbespreking

De mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten dient op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Ruimtegebruik

Het plan geeft aanleiding tot een wijziging of eventueel verdwijnen van functies:

- Functie wonen

- Functie landbouw

- Functie bedrijvigheid

- Functie voorzieningen

- Functie

Ruimtebalans (verwijzing naar planbeschrijving).

Veelal geven de algemene tekstdelen met de plandoelstelling en de beschrijving van de bestaande en feitelijke toestand reeds de invloed op ruimtegebruik weer. Hier kan naar worden verwezen.

- Het planvoornemen past op functioneel vlak in haar omgeving: duiden. - Enerzijds is er een verlies van xx ha of xx aantal van functie. Maar het plan maakt het

mee mogelijk dat de functie xx wordt versterkt en er een nieuwe functie kan worden toegelaten. Ook de woonkwaliteit zal verbeteren. Ook de toegankelijkheid van deze bestaande functies verbeteren.

- Planvoornemen houdt rekening met een herlocalisatie. Eventueel met fasering.- Het plan houdt voor de locatie van functies rekening met hun toegankelijkheid.- Slechts beperkte of versnipperde ruimte die ingenomen wordt.- Het planvoornemen verschuift functies op het terrein, zodat de meest waardevolle of

kwetsbare gebieden gevrijwaard blijven.- Verlies van functies wordt gecompenseerd door nieuwe functies of het versterken

document.docx pagina 68 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 69: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

handel- Functie

recreatie- Functie

natuur en bos- Functie

infrastructuur

van bestaande functies in het planvoornemen of het beter verweven van functies.- Huidige gebied is niet geschikt voor huidige functie (bijvoorbeeld milieubelastende

industrie of hinderlijke activiteit te midden/nabij woonzone).- Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zoals woongebied met te lage dichtheid,

bedrijventerrein zonder zuinig ruimtegebruik, gebrek aan diversiteit in plaats van een functiemix.

Functie landbouw

- Specifiek in het kader van een milieubeoordeling kan het Departement Landbouw en Visserij via een computeranalyse een landbouwimpactstudie (LIS) opmaken. Vraag dit op wanneer relevant.

- op basis van beleidskader en landbouwstructuur de niet-aanzienlijkheid aantonen (bv. rekening houden met de ligging in Herbevestigd agrarisch gebied-HAG, aanwezigheid van bedrijfszetels, aanwezigheid van huiskavels, vermijden van versnippering van landbouwgebruik en –toegankelijkheid).

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Ruimtebeleving

Wijziging in visuele beleving.

Hinder vanuit lichteffecten voor bewoners, (verblijfs) recreanten.

Hogere bebouwing met mogelijke beïnvloeding van windklimaat en schaduw-werking.

- Vervangen van verwaarloosde terreinen door een kwalitatieve invulling: De nieuwe stadsontwikkeling in dit braakliggend binnengebied zal een veel positievere visuele belevingswaarde hebben, aangezien de oude verlaten bebouwing en verharding vervangen worden door nieuwe woongebouwen en grotendeels onverharde en groene publieke ruimte. Tevens krijgt de waterloop een prominente plaats in het publiek domein hetgeen de belevingswaarde sterk verhoogt.

- De mix van functies verhoogt de sociale veiligheid.- Voldoende groen/blauwe ruimten en opgewaardeerde open ruimten in het

plangebied.- Aandacht voor visuele buffering van recreatiegebied t.a.v. wonen. - Aandacht voor verlichtingsarmaturen die neerwaarts gericht zijn.- Motivering waarom er slechts beperkte hinder optreedt vanuit hogere bebouwing

(bijvoorbeeld rekening houdend met situering, positionering en volume, omliggende buitenruimten, gebruik van de buitenruimte, overheersende windrichting).

Een ruimtebalans (bestemmingsniveau) kan helpen om de wijziging in functies inzichtelijk te maken. Veelal geven de algemene tekstdelen met de plandoelstelling en de beschrijving van de bestaande en feitelijke toestand reeds de invloed op ruimtegebruik weer. Hier kan naar worden verwezen.

Landbouwwaarde

Bij een ruimtelijke wijziging van de bodembestemming, zijn het geregeld landbouwgronden die worden ingenomen. In het richtlijnenboek mens ruimtelijke aspecten wordt hier verder op ingegaan.

Specifiek in het kader van een milieubeoordeling kan het Departement Landbouw en Visserij via een computer-analyse een landbouwimpactstudie (LIS) opmaken. Dit op basis van beschikbare landbouw- en gebiedsgegevens, waarmee een inschatting kan gemaakt worden van de impact van ruimte-innemende

document.docx pagina 69 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 70: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

initiatieven op landbouwbedrijven, -percelen en –bestemmingen, maar zonder individuele bedrijfsgegevens (geanonimiseerd).

Tevens kan een toetsing aan het beleidskader hierin relevant zijn, zoals de ligging in herbevestigd agrarisch gebied (HAG), de ligging in een ruilverkavelingsproject of landinrichtingsproject waarvoor doelstellingen vooropgesteld zijn

De landbouwimpact wordt bepaald door twee aspecten:

- Landbouwstructuur: landbouwgebruik (teelten), ruimtelijke samenhang van het areaal, bedrijfsstructuur en intrinsieke bodemkwaliteit

- Landbouwgebruikswaarde: economische waarde per perceel o.b.v. bedrijfseconomische gegevens

Het is tevens relevant om de impact op ontsluiting en toegankelijkheid van landbouwpercelen te bekijken indien het detailniveau dit toelaat alsook de mate waarin het plan een barrière creëert binnen landbouwgebied of tot versnippering van het landbouwgebied leidt (niet op perceelsniveau).

Richtlijnenboek Discipline Mens – ruimtelijke aspecten

Richtlijnenboek stadsontwikkeling en recreatie van de dienst Mer

Handleiding stadsontwikkelingsprojecten van de dienst Mer

https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk

3.6.3 Conclusie discipline mens - ruimtelijke aspectenOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mens – ruimtelijke aspecten te verwachten zijn.

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

- xxx

document.docx pagina 70 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 71: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.7 Discipline Mens – gezondheid (incl. geluid en lucht)

Checklist potentiële ingrepen discipline mens-gezondheid (inclusief geluid en lucht) Ja Nee

Gezondheid

- Zal het plan een wijziging in de verkeersgeneratie teweegbrengen (zoals bij wonen, bedrijvigheid, recreatie, school, kantoor, winkels, …) (zie tevens discipline mobiliteit)?

- Genereert het plan bijkomende geluids- en luchtemissies (incl. geur) (zoals bij een toename van verkeer, bepaalde bedrijfsbestemmingen, ….)?

- Voorziet het plan gebieden met woonfunctie of kwetsbare locaties9 (scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen )?

- Voorziet het plan in een relevant aandeel bijkomende lichtbronnen (zoals bijvoorbeeld voor sport- en recreatieactiviteiten, i.f.v. veiligheid op bedrijfsterreinen)?

Als op alle vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘NEE’ geantwoord wordt, ga voor die effectgroep/deeldiscipline verder naar ‘optie A’ (schrap voor die effectgroep optie ‘B’).

Als op één of meerdere vragen onder een effectgroep/deeldiscipline ‘JA’ geantwoord wordt, ga verder naar optie ‘B’ (B1 / B2) (en schrap voor die effectgroep optie ‘A’).

OF optie A: geen relevante ingrepen op discipline mens- gezondheid incl. geluid en lucht

Voorbeelden van standaard formuleringen:

Gezondheid inclusief geluid en lucht

Het plan voorziet geen woonfunctie of kwetsbare locaties. Het plan genereert geen verkeer of geluids- en luchtemissies. Aanzienlijke effecten ten aanzien van gezondheid worden niet verwacht.

OF optie B: mogelijk relevante potentiële planingrepen voor een deeldiscipline: verder doorlopen van het onderzoek naar aanzienlijkheid van milieueffecten binnen deze deeldiscipline

3.7.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgeving Voorziet het plan een toename van de verkeersgeneratie (zie mobiliteit)? Voorziet het plan nieuwe woonfunctiewoonfuncties of kwetsbare locaties nabij drukke wegen of

spoorwegen? Voorziet het plan nieuwe woonfuncties of kwetsbare locaties gesitueerd nabij (geplande) potentieel

hinderlijke activiteiten zoals bijvoorbeeld recreatieve of industriële activiteiten (zoals in functie van lichthinder, geurhinder, geluidshinder)?

9 Hieronder worden gebieden met woonfunctie (woongebied volgens juridisch planologische bestemming of groep van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen) en kwetsbare locaties (alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen bevinden) verstaan.

document.docx pagina 71 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 72: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Ligt het plangebied in een locatie met een belast geluidsklimaat (bijvoorbeeld naast een drukke weg of een industriezone)?

Ligt het plangebied in een locatie met een relatief slechte luchtkwaliteit10? Zijn er hoogspanningslijnen in of nabij het plangebied gesitueerd? Is er een herbestemming naar een bestemmingstype met strengere bodemsaneringsnormen met

een verhoging van gezondheidsrisico’s tot gevolg (zie bodem)

Mogelijke bronnen indien relevant

- Digitaal kadasterplan – percelen- en gebouwenlaag (visuele interpretatie functies)- Geluidbelastingskaarten (https://www.lne.be/geluidsbelastingkaarten ; www.geopunt.be) )- Luchtkwaliteitskaarten VMM (https://www.vmm.be/data)- http://www.hoogspanningsnet.com/netkaarten/actuele-netkaarten/elia/ - hoogspanningslijnen en 0,4µT: https://www.lne.be/hoogspanning- Topografische kaarten- Scholen, rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven ( www.geopunt.be ;

info bij de gemeente)- Discipline bodem: bodemkwaliteit (zones met mogelijk aanwezige verontreiniging)

3.7.2 EffectbesprekingDe mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten dient op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tips kunnen een hulp zijn in het detecteren van aandachtspunten en de opbouw van de redenering om de niet-aanzienlijkheid ervan aan te tonen.

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

Geluid

Wijziging van de verkeersgeneratie of van geluids-producerende activiteiten (bijvoorbeeld recreatieve of industriële activiteiten) ter hoogte van woonfuncties of kwetsbare locaties.

Aanwezigheid van gevoelige functies nabij drukke verkeerswegen of spoorwegen.

Windturbines met

- De toename van het verkeer bedraagt minder dan 25%, waardoor er geen waarneembaar geluidseffect door een toename van het verkeer wordt verwacht (toename < 1dB).

- Het plan voorziet een afstandsbuffer van x m t.a.v. de drukke weg waarin geen woongebouwen worden toegelaten

- Het planvoornemen houdt rekening met een doordachte inrichting van het terrein door het voorzien in ruimte voor geluidsschermen of geluidswal, schermwerking van gebouwen, doordachte planning van toegangswegen, inplanting van laad- en loszones rekening houdend met aanwezige/geplande bewoning en/of kwetsbare functies.

- Reeds geluidsverstoring in de omgeving. Verwaarloosbare bijdrage van het plan (bijvoorbeeld bij bedrijfsterreinen).

- Beperkt aantal blootgestelden (aanwezigen/recreanten, aantal wooneenheden, bedden, …).

- Op basis van de richtlijnen vanuit de Omzendbrief ‘afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines’ aantonen dat er geen aanzienlijke effecten optreden.

10 De luchtkwaliteit wordt als “slecht” beschouwd zodra de NO2 concentratie hoger is dan 32 µg/m³. De interpolatiekaarten van VMM (Ircel) kunnen hier een indicatie van geven: https://www.vmm.be/data.

document.docx pagina 72 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 73: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

mogelijke invloed van geluid en slagschaduw.

Lucht

Het plan voorziet een toename van de verkeersgeneratie of activiteiten met emissies nabij woonfuncties of kwetsbare locaties.

Plan voorziet gevoelige functies in gebied met slechte luchtkwaliteit.

- De luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving is goed en er wordt slechts een beperkte toename in emissies vanuit het plangebied verwacht.

- Geen kwetsbare gebieden in de meest kritische invloedszone.- Geen kwetsbare functies/ bestemmingen gepland of aanwezig ter hoogte van de

overheersende windrichting. - De luchtkwaliteit in het plangebied is niet goed ter hoogte van de drukke weg. Er

wordt voldoende afstand voorzien van de nieuwe bewoning tot de wegas.- Ontsluiting van zwaar vervoer (bus en vrachtwagen) wordt niet via specifieke

straten met kwetsbare functies of slechtere luchtkwaliteit voorzien.- Er wordt een verwaarloosbare toename aan luchtemissies verwacht.

Licht en geur

Het plan voorziet in een relevant aandeel bijkomende lichtbronnen (zoals bijvoorbeeld voor sport- en recreatie-activiteiten, i.f.v. veiligheid op bedrijfsterreinen) of geurbronnen (zoals veeteelt en bepaalde types bedrijvigheid) nabij woonfuncties

- Geen wonen gepland of aanwezig ter hoogte van de overheersende windrichting. - Er wordt een verwaarloosbare toename aan geuremissies verwacht. Bepaalde

types van activiteiten worden niet toegelaten binnen de voorschriften.- Het plan houdt voldoend rekening met opgaande buffering ten aanzien van

bestaande/geplande woningen, zodat lichthinder grotendeels wordt vermeden. - In het RUP zijn er specifieke voorschriften rond het vermijden van lichthinder

opgenomen (zoals bijvoorbeeld specificaties en positionering van armaturen)

Straling (Laag frequente elektromagnetische (ELF) straling tengevolge hoogspanningslijnen)

Bijkomende kwetsbare functies/ bestemmingen11 nabij een bestaande hoogspanningslijn.

- Buiten stralingscontour 0,4µT gelegen- Doorheen het plangebied loopt een xx kV hoogspanningslijn. Door

herbestemming worden er geen nieuwe kwetsbare functies in de stralingscontour van 0,4µT (ca. x m langs de lijn) gepland. Er worden geen aanzienlijke effecten op de gezondheid verwacht door stralingen.

Is er bodem-verontreiniging aanwezig die kan interfereren bij het

- zie discipline bodem- In de motivering rekening houden met het aandachtspunt dat bij een

herbestemming naar een bestemmingstype met strengere bodemsaneringsnormen er enerzijds een wijziging in onderzoeks- en

11 kwetsbare functies zoals wonen, recreatie, gemeenschapsvoorzieningen (ziekenhuizen, scholen, crèches of kinderdagverblijven)

document.docx pagina 73 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 74: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Effectgroep en ingrepen

Inspiratie opbouw argumentatie niet aanzienlijkheid

voorgenomen plan? (of eventueel gebruiksadviezen gekend)).

saneringsplicht ontstaat bij uiteindelijke overdracht, maar anderzijds ook met het mogelijk ontstaan van gezondheidsrisico’s, zoals door een gewijzigde blootstelling ten gevolge een ander gebruik van het gebied (zie ook gezondheid).

- Voorbeeld: bij omzetting van een industrieterrein met restverontreiniging naar een woonomgeving: een bodemverontreiniging die voordien geen risico vormde zou nu wel aanleiding kunnen geven tot risico’s (bv. blootstelling aan verontreiniging in parkgebied, tuinzones). Tracht hier in de motivering mee rekening te houden waar de info beschikbaar is.

Geluid

Zowel de niet aanzienlijke effecten van de geluidsimpact van het plan op kwetsbare functies in de omgeving als de impact van bestaande geluidsbronnen in de omgeving op de nieuwe kwetsbare functies in het plan (vb. projecten m.b.t. woonontwikkeling) dienen geëvalueerd te worden.

Geluidsniveaus volgen een logaritmische schaal. Een aantal vuistregels die voor geluid gelden zijn:

- Een verhoging van de verkeersgeneratie <25% geeft een verwaarloosbaar effect op het omgevingsgeluid

- Geluidssterkte neemt af met de afstand tot de bron: ca. 6dB met een verdubbeling van de afstand.

- Een toename van 3dB(A) verdubbelt het waargenomen geluidsniveau.- Een verdubbeling van de verkeersintensiteit of van de oppervlakte (van bijv. een bedrijventerrein)

geeft een verhoging van het geluidsniveau met 3dB(A). - Een vertienvoudiging van de verkeersintensiteit geeft een verhoging van het geluidsniveau van

10dB(A).- 1 lichte vrachtwagen of bus kan gelijkgesteld worden aan ca. 8 personenwagens, 1 zware

vrachtwagen aan ca. 16 personenwagens.- Bij industriële functies is de geluidsbelasting zeer projectgebonden. Vaak zal deze informatie op

planniveau niet beschikbaar zijn.

Opmerking: wanneer verzadigingsproblemen worden verwacht vanuit mobiliteit, kan worden aangenomen dat geluid t.g.v. verkeer eveneens een aandachtspunt vormt. Maar de geluidsaspect is minder gevoelig dan het mobiliteitsaspect.

Toetsingskader nieuwe woonontwikkelingen t.a.v. geluid

Voor de beoordeling van de wenselijkheid voor de inplanting van nieuwe woonzones kan gebruik worden gemaakt van de studie “Onderzoek naar maatregelen omgevingslawaai”. In deze studie wordt een toetsingskader voorgesteld voor de inplanting van nieuwe woonzones in de omgeving van geluidsbelaste zones. Dit toetsingskader is voorgesteld in een discussienota “Maatregelen weg- en spoorwegverkeerslawaai – RO en stedenbouw” door LNE dienst hinder zelf en werd met de verschillende betrokken partijen bediscussieerd.

- Bij Lden niveaus van <55dB bij wegverkeer of <62dB bij spoorverkeer zijn er sowieso geen relevante effecten te verwachten.

- Bij Lden niveaus van <60dB bij wegverkeer of <67dB bij spoorverkeer zijn er sowieso geen aanzienlijke effecten te verwachten.

document.docx pagina 74 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 75: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Lucht

Voor verkeer wordt de NO2-concentratie vaak als maatstaf gebruikt, omdat de NO2-concentratie sterker gecorreleerd is met verkeer dan de PM10-concentratie.

Handleiding stadsontwikkelingsprojecten https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk

Brochure Duurzame ruimtelijke planning: maatregelen om de impact van verkeer op de luchtkwaliteit te verminderen: https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/duurzame-ruimtelijke-planning-maatregelen-om-de-impact-van-verkeer-op-de-luchtkwaliteit-te-verminderen

Invloed van de hoogspanningslijn

Corridorbreedte hoogspanningslijnen: op te vragen via Departement Omgeving; Vlaams Planbureau voor omgeving (Milieu en Gezondheid): https://www.lne.be/hoogspanning.

Er zal geen aanzienlijk effect optreden (voorzorgsprincipe) indien er geen kwetsbare bestemmingen (zoals wonen, zieken- en zorghuizen, scholen, kinderdagverblijven) aanwezig of gepland zijn binnen een bepaalde afstand (0,4 μT contourcriterium) van de lijn.

In het kader van het voorzorgsprincipe (tot nu toe is geen bewijs geleverd tussen oorzaak en gevolg) kan

document.docx pagina 75 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 76: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

een effect niet uitgesloten worden binnen het 0,4 μT contourcriterium (0,4 μT = epidemiologische drempel/richtwaarde voor blootstelling buitenshuis). De aanzienlijkheid hangt mee af van het aantal kwetsbare blootgestelden. Indien een kwetsbare functie wel binnen de contour valt dient de mogelijkheid tot het optreden van een aanzienlijk effect mee gemotiveerd te worden middels inschatten van het aantal gehinderden.

Richtlijnenboek Discipline Mens – ruimtelijke aspecten

Richtlijnenboek stadsontwikkeling en recreatie van de dienst Mer

Handleiding stadsontwikkelingsprojecten van de dienst Mer

Richtlijnenboek Discipline Lucht

Handleiding externe veiligheid in MER

https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk

Omzendbrief RO/2014/02: afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines

3.7.3 Conclusie discipline mens - gezondheid (inclusief geluid en lucht)Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mens – gezondheid (inclusief geluid en lucht) te verwachten zijn.

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

- xxx

document.docx pagina 76 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 77: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.8 Discipline Mens - veiligheidChecklist potentiële ingrepen discipline mens-veiligheid Ja Nee

Veiligheid

- RVR-toets uitgevoerd (https://www.milieuinfo.be/rvr/) zie RUP-onderdelen

- Voorziet het plan een wijziging in de aanwezigheid van of toelaten van risicovolle installaties zoals hoogspanningslijnen?

- Voorziet het plan een wijziging in de aanwezigheid van of toelaten van risicovolle installaties zoals infrastructuren (weg-spoorweg-waterweg-pijpleiding) voor transport van gevaarlijke stoffen?

Mogelijke bronnen indien relevant

- RVR-toets: https://www.milieuinfo.be/rvr/

3.8.1 EffectbesprekingVoor de RVR-toets wordt er verwezen naar paragraaf xx (sowieso uit te voeren als onderdeel van RUP: https://www.milieuinfo.be/rvr/).

Indien uit de RVR-toets blijkt dat de geplande ruimtelijke ontwikkelingen geen invloed hebben op de risico’s of de gevolgen van een zwaar ongeval.

Uit de RVR-toets blijkt dat de geplande ruimtelijke ontwikkelingen geen invloed hebben op de risico’s of de gevolgen van een zwaar ongeval; de noodzaak voor de opmaak van een ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) kan worden uitgesloten. Er kan redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten inzake veiligheid optreden.

Indien uit de RVR-toets blijkt dat de geplande ontwikkelingen mogelijk een invloed hebben op de risico’s of de gevolgen van een zwaar ongeval.

Uit de RVR-toets blijkt dat de geplande ontwikkelingen mogelijk een invloed hebben op de risico’s of de gevolgen van een zwaar ongeval. Het (voor)ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan dient dan ook voorgelegd te worden aan Departement Omgeving, dienst Veiligheidsrapportering en die beslist of er voor het plan al dan niet een ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) dient opgemaakt te worden. In dit RVR worden de risico’s verder bekeken. De bestaande regelgeving zorgt ervoor dat aanzienlijke effecten niet zouden optreden wegens voldoende ondervangen via deze regelgeving.

Het plan voorziet geen wijziging in de aanwezigheid van of het toelaten van risicovolle installaties. Aanzienlijke effecten ten aanzien van veiligheid worden niet verwacht.

3.8.2 Conclusie discipline mens - veiligheidOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mens – veiligheid te verwachten zijn.

document.docx pagina 77 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 78: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

- xxx

document.docx pagina 78 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 79: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.9 Discipline KlimaatChecklists potentiële ingrepen: zie verschillende disciplines.

3.9.1 Kwetsbaarheden plangebied en omgevingEr kan worden verwezen naar reeds behandelde relevante effectgroepen binnen de disciplines.

3.9.2 EffectbesprekingDe mogelijkheid tot het optreden van aanzienlijke effecten dient op gemotiveerde wijze weerlegd te worden. Onderstaande tekstvoorbeelden kunnen hiervoor inspiratie geven.

Bondige omschrijving

Rekening houdend met de aard van het planvoornemen / de planingrepen (xxx) en de effecten, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten vanuit het planvoornemen op het klimaat optreden:

- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op de grondwatervoorraden.- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op de oppervlaktewater- en grondwaterhuishouding.- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op biotoopverlies.- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op hitte-eiland effecten (bv. tengevolge het grotendeels

verwijderen van bomen en waterpartijen in stedelijk gebied)- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op het klimaat vanuit een relevante verhoging van

(CO2-)emissies (van bijvoorbeeld industrie / verwarming / veeteelt).

Het effect van het klimaat op het planvoornemen is waar relevant meegenomen in de plandoelstelling (motiveer indien relevant: bv. voorzien van ruimte voor water).

Iets meer uitgewerkte omschrijving

De mogelijke impact vanuit water is niet aanzienlijk, zodat ook kan worden verwacht dat de impact op het klimaat vanuit de discipline water niet als aanzienlijk wordt beschouwd.

Effect van het planvoornemen op het klimaat

- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op de grondwatervoorraden.- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op het ontwikkelen van nieuwe overstromingsgevoelige

zones.- Het plan heeft voldoende rekening gehouden tot het vermijden/aanpassen van constructies in

overstromingsgevoelige gebieden.- Het plan heeft voldoende aandacht voor het beperken van de hoeveelheid verharding /

waterdoorlatende verhardingen.- Het plan helpt het realiseren van structuurherstel van de waterloop OF het plan heeft voldoende

rekening gehouden met ruimtevoorziening ten behoeve de aanwezigheid van de waterloop met waardevolle structuurkwaliteit.

- Het plan voorziet geen ingrepen op waterlopen of oevers en er wordt geen verharding, ophogingen of vergravingen gepland binnen signaalgebieden of overstromingsgevoelige gebieden.

- Het plan heeft geen aanzienlijke impact op biotoopsamenstellingen of biotoopareaal.- Het plan heeft voldoende rekening gehouden met het vermijden van biotoopverlies, bewaren van

beboste delen.

document.docx pagina 79 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 80: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

- Het plan helpt het realiseren van bijkomende groene gebieden.- Het plan heeft voldoende rekening gehouden met het vermijden van mogelijke versterking van het

hitte-eiland effect (door bv. voldoende bestaande struiken en opgaande begroeiing te vrijwaren, voldoende ruimte te voorzien voor nieuwe opgaande begroeiing en groene elementen/ruimte, voldoende ruimte te voorzien voor bestaande en/of nieuwe water(partijen), mogelijkheden voor dak- en gevelbegroening niet te hypothekeren of net stimuleren, enz.).

- Het plan heeft een invloed op een meer duurzame modal shift.- Het plan hypothekeert niet de vooruitstrevende voorzieningen inzake duurzame energie.

Effect van het klimaat op het planvoornemen

- Er liggen geen waterlopen met hoog overstromingsrisico in het plangebied. - Er liggen waterlopen met een hoog overstromingsrisico binnen het plangebied. Het plan heeft

voldoende rekening gehouden met een veranderend klimaat door het voorzien van voldoende ruimte voor de waterloop en meandering, voldoende ruimte voor berging van overstromingswater, vrijwaren van oeverzones.

- Het plan helpt het realiseren van bijkomende groene gebieden en waterpartijen.- Er zijn geen hittestressgevoelige gebieden gelegen in het plangebied.

Handleiding ‘klimaat in MER’ van de dienst Mer: https://www.lne.be/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk

Vlaanderen zet in op zowel mitigatie als adaptatie van klimaatverandering:

- Mitigatie: tegengaan of beperken van klimaatverandering door het reduceren van de broeikasgasuitstoot.

- Adaptatie: aanpassing van natuurlijke en menselijke systemen aan de huidige en de te verwachten gevolgen van klimaatverandering.

HET VLAAMS KLIMAATBELEIDSPLAN 2013-2020

Deze dubbele inzet vertaalt zich in de structuur van het huidig derde Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKP). Dit VKP 2013-2020 bestaat uit een overkoepelend kader en twee afzonderlijke maar onderling goed afgestemde luiken:

Op 28 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKP) 2013-2020 definitief goed. Het plan bestaat uit:

- een overkoepelend luik- Het Vlaams Mitigatieplan (VMP): het doel van het VMP is het verminderen van de uitstoot van

broeikasgassen in Vlaanderen tussen 2013 en 2020 om zo de klimaatverandering tegen te gaan. Daarnaast wordt er een basis gelegd voor de noodzakelijke verdere emissiereducties richting 2050.

- Het Vlaams Adaptatieplan (VAP): het doel van het VAP is een beeld te krijgen van hoe kwetsbaar Vlaanderen is voor klimaatverandering en vervolgens de weerbaarheid van Vlaanderen tegen klimaatverandering verhogen.

3.9.3 Conclusie discipline klimaatOp basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline klimaat te verwachten zijn.

document.docx pagina 80 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 81: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de aanzienlijkheid van de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven. De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen.

OPTIONEEL: Volgende aanbevelingen kunnen worden meegegeven in functie van verdere optimalisaties van het plan:

- xxx

document.docx pagina 81 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 82: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

3.10 Grensoverschrijdende effectenHet voorgenomen plangebied bevindt zich op ca. xxx km van de meest nabij gelegen lands- of gewestgrens met xxx.

OF Voor plannen op ruime afstand van een lands- of gewestgrens:

- Gelet op de aard van het plan, de omvang van de effecten zoals hiervoor beschreven en de grote afstand tot een lands- of gewestgrens worden geen aanzienlijke grensoverschrijdende effecten verwacht

OF Voor plannen op beperkte afstand van een lands- of gewestgrens:

- Rekening houdend met de aard van het voorgenomen plan, de omvang van de effecten zoals hiervoor beschreven en het gegeven dat deze als niet-aanzienlijk beoordeeld werden, wordt geconcludeerd dat er geen aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende negatieve effecten worden verwacht.

Mogelijke bronnen indien relevant (niet volledig)

- Natura 2000 Europa:o http://natura2000.eea.europa.eu/

- Nederland: beschermde natuuro https://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/default.aspx?main=gebieden

- Geoloketten Brussel:o http://www.mybrugis.irisnet.be/MyBruGIS/brugis/ o http://geobru.irisnet.be/nl/

- Geoloketten Walloniëo http://geoportail.wallonie.be/walonmap o http://environnement.wallonie.be/cartosig/pg_menu/webgis_internet.asp o http://geoapps.wallonie.be/CigaleInter/ (cigale 3.0)

3.11 Leemten in de kennisEr zijn geen leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat de aanzienlijkheid van bepaalde effecten niet beoordeeld kan worden.

document.docx pagina 82 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939

Page 83: Nota - Vlaanderen  · Web viewVoor de plannen en programma’s waarvoor onderzocht dient te worden of er, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken

4 Globale conclusie over de aanzienlijkheid van milieueffecten

Vooraleer u dit onderzoek afrondt, ga na of er voldoende aandacht werd besteed aan het volgende:

- Uit de conclusie dient duidelijk te blijken dat er uit het voorgenomen plan geen aanzienlijk negatieve milieueffecten voortvloeien.

- In voorkomend geval moeten ontwikkelingen waarvan men zeker is dat deze in de nabije toekomst uitgevoerd of vastgelegd zullen worden, beschreven worden. Indien deze een invloed hebben op de beoordeling van de aanzienlijkheid van de effecten moeten deze ook aan bod komen in de relevante disciplines (als aanvulling op de feitelijke/planologische situatie of als evaluatie). (zie ook §).

- Als er een relevant verschil is tussen de feitelijke en de juridisch planologische toestand, dient de invloed van het planvoornemen ten aanzien van de beide toestanden te worden beschreven (zie §). De nadruk ligt op de meest kwetsbare toestand; deze kan per gebied of plan verschillen: soms zal dit de feitelijke toestand en soms zal dit de juridisch planologische toestand zijn.

- “Maatregelen” die nodig zijn om te kunnen besluiten dat de effecten van een planvoornemen niet aanzienlijk zijn moeten in het plan zelf geïntegreerd zijn (ze moeten m.a.w. beschreven worden als deel van het plan). Er mogen bijgevolg geen milderende maatregelen voorgesteld worden in de (deel)disciplines, noch in de conclusie (zie ook §3).

Uit het effectenonderzoek blijkt dat het voorgenomen plan geen aanzienlijke milieueffecten zal hebben. Voor het RUP/PA/planvoornemen xxx dient overeenkomstig artikel 4.2.3 §3 van het DABM geen plan-MER te worden gemaakt.

document.docx pagina 83 van 83

Antea Belgium nv BE 0414.321.939