Herziene regels subsidieverstrekking economie...

28
Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013 GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011; BESLUITEN Vast te stellen de volgende regeling: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013 AFDELING 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1.1 In deze regels wordt verstaan onder: a. Actieplan Vrijetijdseconomie: het actieplan zoals vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 22 mei 2012 (zaaknummer 2012-008498); b. arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de ar- beidsmarkt; c. basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie; d. bedrijfsverzamelgebouw: een gebouw bedoeld voor de huisvesting van meerdere afzonderlijke ondernemingen die in dezelfde sector of fase in het bestaan van de onderneming actief zijn; e. biobased economy: een economie waarin op duurzame en efficiënte wijze biomassa wordt ingezet voor productie van chemische grondstoffen, materialen, brandstoffen, elektriciteit en warmte zonder negatieve effecten op biodiversiteit en voedselvoorziening; f. businesscase: een project met een uitwerking van de basisvoorwaarden waarvan onder voorwaarde van financiering een succesvolle marktintroductie zeer waarschijnlijk is; g. businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving: een plan met een visie op hoofdlijnen waarbij een beeld wordt geschetst van een herstructureringsproces van de bedrijfsomgeving; h. concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden; i. creatieve sector: sector van ondernemingen die gericht zijn op de exploitatie van kunstzinnigheid en intellectueel eigendom; j. energietransitieopgave: de opgave tot het realiseren van innovaties op het gebied van energiebe- sparing en opwekking van duurzame energie; k. experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten; l. fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd; m. grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124); n. incubator: broedplaats die tot doel heeft om startende ondernemingen te ondersteunen in hun groei naar gezonde, goed draaiende ondernemingen, door hen huisvesting, seedcapital, admini- stratie, technische ondersteuning, contacten en managementadvies te bieden; o. industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van proto- types; p. innovatie: het proces waarbij kennis en technologie, niet zonder risico, worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke proces- sen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is; q. innovatie-infrastructuur: fysieke faciliteiten, zoals laboratoria en onderzoeksruimten, waar onderzoek kan worden gedaan door of in opdracht van verschillende ondernemingen als onderdeel van het innovatieproces door deze ondernemingen; r. innoverende onderneming: een onderneming waarvan aantoonbaar is, door middel van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie, op basis van met name een businessplan, dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die technologisch Nr. CVDR304547_1 CVDR 6 december 2016 Officiële uitgave van Gelderland. Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 2016 1

Transcript of Herziene regels subsidieverstrekking economie...

Page 1: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011;

BESLUITEN

Vast te stellen de volgende regeling: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013

AFDELING 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1In deze regels wordt verstaan onder:

a. Actieplan Vrijetijdseconomie: het actieplan zoals vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten

van Gelderland van 22 mei 2012 (zaaknummer 2012-008498);

b. arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de ar-

beidsmarkt;

c. basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid

omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering

van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie;

d. bedrijfsverzamelgebouw: een gebouw bedoeld voor de huisvesting van meerdere afzonderlijke

ondernemingen die in dezelfde sector of fase in het bestaan van de onderneming actief zijn;

e. biobased economy: een economie waarin op duurzame en efficiënte wijze biomassa wordt ingezet

voor productie van chemische grondstoffen, materialen, brandstoffen, elektriciteit en warmte

zonder negatieve effecten op biodiversiteit en voedselvoorziening;

f. businesscase: een project met een uitwerking van de basisvoorwaarden waarvan onder voorwaarde

van financiering een succesvolle marktintroductie zeer waarschijnlijk is;

g. businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving: een plan met een visie op hoofdlijnen waarbij

een beeld wordt geschetst van een herstructureringsproces van de bedrijfsomgeving;

h. concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening

aan ten minste één van de basisvoorwaarden;

i. creatieve sector: sector van ondernemingen die gericht zijn op de exploitatie van kunstzinnigheid

en intellectueel eigendom;

j. energietransitieopgave: de opgave tot het realiseren van innovaties op het gebied van energiebe-

sparing en opwekking van duurzame energie;

k. experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande

wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen,

schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten;

l. fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden

verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en

waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik

wordt beoogd;

m. grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine,

middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling

(EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine,

middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);

n. incubator: broedplaats die tot doel heeft om startende ondernemingen te ondersteunen in hun

groei naar gezonde, goed draaiende ondernemingen, door hen huisvesting, seedcapital, admini-

stratie, technische ondersteuning, contacten en managementadvies te bieden;

o. industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe

kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of

diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat

de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel

onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van proto-

types;

p. innovatie: het proces waarbij kennis en technologie, niet zonder risico, worden samengebracht

met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke proces-

sen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is;

q. innovatie-infrastructuur: fysieke faciliteiten, zoals laboratoria en onderzoeksruimten, waar onderzoek

kan worden gedaan door of in opdracht van verschillende ondernemingen als onderdeel van het

innovatieproces door deze ondernemingen;

r. innoverende onderneming: een onderneming waarvan aantoonbaar is, door middel van een door

een externe deskundige uitgevoerde evaluatie, op basis van met name een businessplan, dat zij

in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die technologisch

Nr.

CVDR304547_1CVDR 6 december

2016

Officiële uitgave van Gelderland.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20161

Page 2: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de state-of-the-art in deze

sector in de Europese Gemeenschap, en die een risico op technologische of industriële mislukking

inhouden, of een onderneming waarvan de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling ten minste

15% van haar totale exploitatiekosten bedragen in ten minste één van de drie jaren voorafgaande

aan de steunverlening of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële

voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhan-

kelijke accountant;

s. kennisinstelling: universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen, instellingen voor

middelbaar beroepsonderwijs en onderzoeksinstellingen die zonder winstoogmerk onderzoek en

ontwikkeling verrichten en voor minimaal 10% meerjarig structureel door de overheid worden

gefinancierd;

t. maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produ-

ceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt;

u. marktfalen: situatie waarin ondernemingen activiteiten niet of niet voldoende zouden verrichten

als zij alleen naar de signalen van de markt zouden kijken;

v. marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van

ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkom-

sten aangaan;

w. MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-

ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de

Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-

ondernemingen (PbEU L 124);

x. onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm en

de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

y. ondernemingsklimaat: de hoeveelheid en kwaliteit van ruimte, randvoorwaarden en regelgeving

die bepaalt hoe aantrekkelijk Gelderland is voor bedrijven en kennisinstellingen;

z. Platform Onderwijs Arbeidsmarkt: een door de provincie gefaciliteerd regionale samenwerkings-

verband tussen bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en gemeenten om het arbeidsaanbod beter

en tijdig af te stemmen op de behoefte uit de markt;

aa. proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en

organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in participeren

teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product;

bb. programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel;

cc. regiocontract: contract tussen enerzijds provincie en anderzijds regio's en steden in het kader van

het Programma Stad en Regio;

dd. Regionaal Programma Bedrijventerreinen: een document dat afspraken bevat tussen de betreffende

regio en de provincie voor de planning en de programmering van bedrijventerreinen, waarbij

voornoemde afspraken een uitwerking betreffen van de gemeentelijke, regionale en provinciale

doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;

ee. Regionale Bureaus voor Toerisme: organisaties ter bevordering van toerisme per regio zoals

aangegeven op een als bijlage bij onderhavige subsidieregeling gevoegde kaart;

ff. Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doe-

tinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland

te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie

te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum

voor Technologie te Nunspeet;

gg. sector energie- en milieutechnologie: de sector energie- en milieutechnologie bestaande uit on-

dernemingen uit de sectoren Grondstoffen en Chemie, Metaal, Machines en Apparaten, Ener-

gie,Recycling en Milieudienstverlening, Handel, Research en Zakelijke Dienstverlening alsmede

bedrijven die bijdragen aan de biobased economy;

hh. sector logistiek: sector van ondernemingen die goederen vervoeren, overslaan, sorteren of opslaan;

ii. technische haalbaarheidsstudie: een studie naar de technische onzekerheden bij de ontwikkeling

van producten, processen of diensten teneinde de slagingskans van een innovatie te vergroten;

jj. Technostarter: een MKB-onderneming of een MKB-onderneming waarvan de start wordt voorbereid

die op basis van een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van een bestaande

technologie producten, processen of diensten levert;

kk. toeristische informatie: informatie ten behoeve van (dag)recreanten die ten minste bezienswaar-

digheden, horeca, natuur en landschap en dagrecreatieve mogelijkheden betreft;

ll. Uitvoeringsplan voor herstructurering: een plan dat een concrete uitwerking behelst van het Bu-

sinessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving, dat de kosten van de maatregelen weergeeft en dat

de herstructureringsmaatregelen zodanig omschrijft dat deze uitgevoerd kunnen worden;

mm. Valleybureaus: Stichting Food Valley te Wageningen en de Stichting Health Valley te Nijmegen;

nn. vrijetijdseconomie: de economie die bestaat uit ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden

met dienstverlening ten behoeve van (dag)recreanten en toeristen.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20162

Page 3: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

AFDELING 2 PRIORITAIR PROGRAMMA TOPSECTOREN EN INNOVATIEParagraaf 2.1 Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:

a. de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten;

b. deelname aan programma’s van de Europese Unie.

Artikel 2.1.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health

en de Maakindustrie.

Artikel 2.1.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan de Valleybureaus en de Regionale Centra voor Technologie.

Artikel 2.1.4 Hoogte van de subsidieSubsidie bedraagt maximaal € 500.000,--.

Artikel 2.1.5 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.

Artikel 2.1.6 VerplichtingenDe subsidie-ontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onder-

neming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000,-- wordt aangewend

en maximaal 50% van de onderzoekskosten wordt vergoed.

Paragraaf 2.2 Collectief onderzoek

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. industrieel onderzoek;

b. experimentele ontwikkeling;

c. technische haalbaarheidsstudies.

Artikel 2.2.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en de Maakindustrie, en;

b. indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één

andere onderneming of kennisinstelling en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk

zijn vastgelegd.

Artikel 2.2.3 Subsidiabele kosten1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 aanhef en onder a. komen de volgende kosten in aan-

merking:

a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover

zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur

voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeen-

stemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk,

als in aanmerking komende kosten beschouwd;

c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstem-

mend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als

in aanmerking komende kosten beschouwd.

Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk ge-

maakte investeringskosten in aanmerking;

d. kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden

verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20163

Page 4: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

transactie conform het arm's length- beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie.

Voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de on-

derzoeksactiviteiten worden gebruikt;

e. extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien.

2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 aanhef en onder b. komen de studiekosten in aanmerking.

Artikel 2.2.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

Artikel 2.2.5 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor industrieel onderzoek bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele kosten tot

een maximum van € 50.000,--.

2 De subsidie voor experimentele ontwikkeling bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 50.000,--.

3 De subsidie voor technische haalbaarheidsstudies bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 50.000,--.

Artikel 2.2.6 Communautair toetsingskaderSubsidie voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling wordt slechts verstrekt voor zover

deze niet in strijd is met Module 1 en subsidie voor technische haalbaarheidsstudies voor zover deze

niet in strijd zijn met Module 2 van de Omnibus Decentraal Regeling zoals die door de Europese Com-

missie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N 726b/2007.

Paragraaf 2.3 Projectsubsidie

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Artikel 2.3.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en de Maakindustrie;

b. indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met meerdere andere

ondernemingen of kennisinstellingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn

vastgelegd, en;

c. indien de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van

producent, leverancier en eindgebruiker.

Artikel 2.3.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij

zich met het onderzoeksproject bezighouden;

b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor

het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend

met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd;

c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden

gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met

de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht

of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;

d. kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden

verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie

conform het arm's length- beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie. Voorts ook

kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten

worden gebruikt;

e. extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien.

Artikel 2.3.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20164

Page 5: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 2.3.5 AanvraagOnverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk

bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking

heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.

Artikel 2.3.6 Hoogte van de subsidie4 De subsidie voor industrieel onderzoek bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot

een maximum van € 250.000,--.

5 De subsidie voor experimentele ontwikkeling bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 250.000,--.

Artikel 2.3.7 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van

de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt.

Artikel 2.3.8 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 2.4 Innovatie-infrastructuur

Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. het realiseren van innovatie-infrastructuur;

b. het beschikbaar stellen van innovatie-infrastructuur.

Artikel 2.4.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en de Maakindustrie, en;

b. indien de innovatie-infrastructuur is bedoeld voor industrieel onderzoek of experimentele ontwik-

keling.

Artikel 2.4.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor

het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend

met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd;

b. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden

gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met

de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht

of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking.

Artikel 2.4.4 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor innovatie-infrastructuur die is bedoeld voor industrieel onderzoek bedraagt ten

hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000,--.

2 De subsidie voor innovatie-infrastructuur die is bedoeld voor experimentele ontwikkeling bedraagt

ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000,--.

Artikel 2.4.5 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 2.5 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties

Artikel 2.5.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20165

Page 6: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

a. het ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties;

b. het generiek promoten van het Gelderse proeftuinklimaat;

c. het generiek promoten van het Gelderse ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen.

Artikel 2.5.2 Criteria1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food,

Health en de Maakindustrie.

2 Subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1 onder c. wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor

gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisin-

stelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk

zijn vastgelegd.

Artikel 2.5.3 Aanvrager1 Subsidie zoals bedoeld in artikel 2.5.1 aanhef en onder a. wordt verstrekt aan ondernemingen.

2 Subsidie zoals bedoeld in artikel 2.5.1 aanhef en onder b. wordt verstrekt aan Valleybureaus en

Regionale Centra voor Technologie.

3 Subsidie zoals bedoeld in artikel 2.5.1 aanhef en onder c. wordt verstrekt aan gemeenten, open-

bare lichamen in de zin van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en privaatrech-

telijke rechtspersonen.

Artikel 2.5.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000--.

Artikel 2.5.5 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de realisatie, verkrijging,

gebruik of beheer van onroerende zaken en infrastructuur.

Paragraaf 2.6 Ondersteunen innovatieve starters

Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor het uitvoeren van een programma gericht op het ondersteunen van innovatieve starters

teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen.

Artikel 2.6.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en de Maakindustrie;

b. indien de begunstigde onderneming een kleine onderneming is die minder dan zes jaar bestaat

op het tijdstip dat de steun wordt toegekend, en;

c. indien de begunstigde onderneming een innoverende onderneming is.

Artikel 2.6.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die deels of volledig statutair wordt bestuurd door

vertegenwoordigers van onderwijs- of kennisinstellingen en die zich blijkens zijn statuten het bevorderen

van het ontstaan van jonge innoverende ondernemingen tot doel stelt.

Artikel 2.6.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.000,-

-.

Artikel 2.6.5 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien samenwerking met andere door de provincie ondersteunde program-

ma's ter bevordering van ondernemerschap ontbreekt.

Artikel 2.6.6 VerplichtingenDe subsidie-ontvanger is verplicht:

a. de steun per innovatieve starter te beperken tot ten hoogste € 1.000.000,--;

b. per innovatieve starter in de periode dat deze als zodanig wordt beschouwd niet meer dan één

keer steun te verlenen.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20166

Page 7: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 2.6.7 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 4 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 2.7 Internationalisering

Gereserveerd.

Paragraaf 2.8 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health, en Maakindustrie

Artikel 2.8.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.

Artikel 2.8.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en de Maakindustrie, en;

b. indien bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn

betrokken.

Artikel 2.8.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen

en gemeenten.

Artikel 2.8.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,--.

Paragraaf 2.9 Ondersteuning Valleybureaus als innovatie-intermediair

Artikel 2.9.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. opleiding met het oog op meer en beter gekwalificeerd personeel;

b. verspreiding van onafhankelijke onderzoeksresultaten;

c. activiteiten inzake technologieoverdracht in de vorm van licentiëring, creatie van spin-offs of an-

dere gecreëerde vormen van kennisbeheer.

Artikel 2.9.2 Criteria1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de

sector Food of Health.

2 Subsidie zoals bedoeld in artikel 2.9.1 onder c. wordt slechts verstrekt:

a. indien het kennisbeheer door aanvrager zelf, al dan niet in samenwerking met een andere

onderzoeksorganisatie of innovatie-intermediair, wordt uitgevoerd, en;

b. indien eventuele inkomsten uit deze activiteit geïnvesteerd worden in kennisbeheer door

aanvrager.

Artikel 2.9.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan de Valleybureaus.

Artikel 2.8.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,--.

Paragraaf 2.10 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van een incubator, een bedrijfs-

verzamelgebouw of een gedeelde onderzoeksfaciliteit.

Artikel 2.10.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en de Maakindustrie, en;

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20167

Page 8: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

b. indien de bij de subsidiabele activiteit betrokken publieke en private partijen hun samenwerkings-

afspraken schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake

de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's.

Artikel 2.10.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. het opstellen van een ruimtelijk-planologische visie of een ruimtelijk plan;

b. het opstellen van een business case;

c. het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor

zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt.

Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd

van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als subsidiabele kosten beschouwd.

Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte

investeringskosten in aanmerking.

Artikel 2.10.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan gemeenten, openbare lichamen in de zin van artikel 8 van de Wet gemeen-

schappelijke regelingen en aan privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 2.10.5 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 2.10.3 onder a. of onder b. bedraagt ten hoogste

50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,--.

2 De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 2.10.3 onder c. bedraagt ten hoogste:

a. 50% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond

worden gebruikt voor industrieel onderzoek;

b. 25% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond

worden gebruikt voor experimentele ontwikkeling.

Artikel 2.10.6 WeigeringsgrondenSubsidie wordt geweigerd indien:

a. niet uit een marktonderzoek het nut, de noodzaak en de realiseerbaarheid van de subsidiabele

activiteit volgt;

b. de uitgangspunten van de subsidiabele activiteit niet in overleg met de provincie zijn opgesteld.

Artikel 2.10.7 Communautair toetsingskaderSubsidie ten behoeve van de onrendabele top in de zin van artikel 2.10.3 onder c. wordt slechts verstrekt

voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal Regeling zoals die door de

Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N 726b/2007.

AFDELING 3 PRIORITAIR PROGRAMMA ENERGIETRANSITIEParagraaf 3.1 Versnellen van innovaties energie- en milieutechnologie en biobased economy

Artikel 3.1.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:

a. de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten;

b. deelname aan programma’s van de Europese Unie.

Artikel 3.1.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energieen

milieutechnologie.

Artikel 3.1.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie en de

Regionale Centra voor Technologie.

Artikel 3.1.4 Hoogte van de subsidieSubsidie bedraagt maximaal € 250.000,--.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20168

Page 9: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 3.1.5 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.

Artikel 3.1.6 VerplichtingenDe subsidie-ontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onder-

neming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000,-- wordt aangewend

en maximaal 50% van de onderzoekskosten vergoed.

Paragraaf 3.2 Collectief onderzoek

Artikel 3.2.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. industrieel onderzoek;

b. experimentele ontwikkeling;

c. technische haalbaarheidsstudies.

Artikel 3.2.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en;

b. indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één

andere onderneming of kennisinstelling en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk

zijn vastgelegd.

Artikel 3.2.3 Subsidiabele kosten1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2.1 aanhef en onder a. komen de volgende kosten in aan-

merking:

a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover

zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur

voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeen-

stemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk,

als in aanmerking komende kosten beschouwd;

c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstem-

mend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als

in aanmerking komende kosten beschouwd.

Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk ge-

maakte investeringskosten in aanmerking;

d. kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden

verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de

transactie conform het arm's length- beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie.

Voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de on-

derzoeksactiviteiten worden gebruikt;

e. extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien.

2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2.1 aanhef en onder b. komen de studiekosten in aanmerking.

Artikel 3.2.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

Artikel 3.2.5 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor industrieel onderzoek bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele kosten tot

een maximum van € 50.000,--.

2 De subsidie voor experimentele ontwikkeling bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 50.000,--.

3 De subsidie voor technische haalbaarheidsstudies bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 50.000,--.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 20169

Page 10: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 3.2.6 Communautair toetsingskaderSubsidie voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling wordt slechts verstrekt voor zover

deze niet in strijd is met Module 1 en subsidie voor technische haalbaarheidsstudies voor zover deze

niet in strijd zijn met Module 2 van de Omnibus Decentraal Regeling zoals die door de Europese Com-

missie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N 726b/2007.

Paragraaf 3.3 Projectsubsidie

Artikel 3.3.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Artikel 3.3.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie;

b. indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met meerdere andere

ondernemingen of kennisinstellingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn

vastgelegd, en;

c. indien de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van

producent, leverancier en eindgebruiker.

Artikel 3.3.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij

zich met het onderzoeksproject bezighouden;

b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor

het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend

met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd;

c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden

gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met

de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht

of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;

d. kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden

verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie

conform het arm's length- beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie. Voorts ook

kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten

worden gebruikt;

e. extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien.

Artikel 3.3.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen.

Artikel 3.3.5 AanvraagOnverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk

bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking

heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.

Artikel 3.3.6 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor industrieel onderzoek bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot

een maximum van € 500.000,--.

2 De subsidie voor experimentele ontwikkeling bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 500.000,--.

Artikel 3.3.7 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van

de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201610

Page 11: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 3.3.8 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 3.4 Innovatie-infrastructuur

Artikel 3.4.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. het realiseren van innovatie-infrastructuur;

b. het beschikbaar stellen van innovatie-infrastructuur.

Artikel 3.4.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en;

b. indien de innovatie-infrastructuur is bedoeld voor industrieel onderzoek of experimentele ontwik-

keling.

Artikel 3.4.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor

het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend

met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd;

b. osten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden

gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met

de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht

of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking.

Artikel 3.4.4 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor innovatie-infrastructuur die is bedoeld voor industrieel onderzoek bedraagt ten

hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000,--.

2 De subsidie voor innovatie-infrastructuur die is bedoeld voor experimentele ontwikkeling bedraagt

ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000,--.

Artikel 3.4.5 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 3.5 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties

Artikel 3.5.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.1.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. het ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties;

b. het generiek promoten van het Gelderse proeftuinklimaat;

c. het generiek promoten van het Gelderse ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen.

Artikel 3.5.2 Criteria1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie-

en milieutechnologie.

2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.1 onder c. wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor

gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisin-

stelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk

zijn vastgelegd.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201611

Page 12: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 3.5.3 Aanvrager1 Subsidie zoals bedoeld in artikel 3.5.1 aanhef en onder a. wordt verstrekt aan privaatrechtelijke

rechtspersonen.

2 Subsidie zoals bedoeld in artikel 3.5.1 aanhef en onder b. wordt verstrekt aan Valleybureaus en

Regionale Centra voor Technologie.

3 Subsidie zoals bedoeld in artikel 3.5.1 aanhef en onder c. wordt verstrekt aan gemeenten, open-

bare lichamen in de zin van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en privaatrech-

telijke rechtspersonen.

Artikel 3.5.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000--.

Artikel 3.5.5 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de realisatie, verkrijging,

gebruik of beheer van onroerende zaken en infrastructuur.

Paragraaf 3.6 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector

Artikel 3.6.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.

Artikel 3.6.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en;

b. indien bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn

betrokken.

Artikel 3.6.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen

en gemeenten.

Artikel 3.6.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,--.

Paragraaf 3.7 Ondersteuning Programmabureau EMT als innovatie-intermediair

Artikel 3.7.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. opleiding met het oog op meer en beter gekwalificeerd personeel;

b. verspreiding van onafhankelijke onderzoeksresultaten;

c. activiteiten inzake technologieoverdracht in de vorm van licentiëring, creatie van spin-offs of an-

dere gecreëerde vormen van kennisbeheer.

Artikel 3.7.2 Criteria1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de

sector energie- en milieutechnologie.

2 Subsidie zoals bedoeld in artikel 3.7.1 onder c. wordt slechts verstrekt:

a. indien het kennisbeheer door aanvrager zelf, al dan niet in samenwerking met een andere

onderzoeksorganisatie of innovatie-intermediair, wordt uitgevoerd, en;

b. indien eventuele inkomsten uit deze activiteit geïnvesteerd worden in kennisbeheer door

aanvrager.

Artikel 3.7.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie.

Artikel 3.7.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,--.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201612

Page 13: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Paragraaf 3.8 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling

Artikel 3.8.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van incubators, bedrijfsverza-

melgebouwen of gedeelde onderzoeksfaciliteiten.

Artikel 3.8.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en;

b. indien de bij de subsidiabele activiteit betrokken publieke en private partijen hun samenwerkings-

afspraken schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake

de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's.

Artikel 3.8.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. het opstellen van een ruimtelijk-planologische visie of een ruimtelijk plan;

b. het opstellen van een business case;

c. het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor

zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt.

Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd

van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als subsidiabele kosten beschouwd.

Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte

investeringskosten in aanmerking.

Artikel 3.8.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan gemeenten, openbare lichamen in de zin van artikel 8 van de Wet gemeen-

schappelijke regelingen en aan privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 3.8.5 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 3.8.3 onder a. of onder b. bedraagt ten hoogste

50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,--.

2 De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 3.8.3 onder c. bedraagt ten hoogste:

a. 50% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond

worden gebruikt voor industrieel onderzoek;

b. 25% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond

worden gebruikt voor experimentele ontwikkeling.

Artikel 3.8.6 WeigeringsgrondenSubsidie wordt geweigerd indien:

a. niet uit een marktonderzoek het nut, de noodzaak en de realiseerbaarheid van de subsidiabele

activiteit volgt;

b. de uitgangspunten van de subsidiabele activiteit niet in overleg met de provincie zijn opgesteld.

Artikel 3.8.7 Communautair toetsingskaderSubsidie ten behoeve van de onrendabele top in de zin van artikel 3.8.3 onder c. wordt slechts verstrekt

voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal Regeling zoals die door de

Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N 726b/2007.

Paragraaf 3.9 Tenderregeling BioBest

Artikel 3.9.1 BegripsomschrijvingenIn deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. biobased product: product of halfproduct voor commerciële of industriële toepassing, anders dan

energie- of warmteopwekking, dat geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit hernieuwbare

grondstoffen;

b. ontwikkeling: verwerving, combinatie, vormgeving en gebruik van bestaande wetenschappelijke,

technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor nieuwe, gewijzigde of

verbeterde producten;

c. creatieve industrie: bedrijfstak die zich in hoofdzaak bezighoudt met het scheppen van kunstwerken

en het vormgeven van objecten.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201613

Page 14: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 3.9.2 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor de ontwikkeling van biobased products.

Artikel 3.9.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

Artikel 3.9.4 Aanvraag1 Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een toelichting

verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 3.9.5 opgenomen criteria en een planning.

2 Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, van de AsG worden aanvragen ingediend van 1 oktober 2013 tot

en met 15 november 2013.

Artikel 3.9.5 Selectie criteria1 Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die:

ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers in hogere mate leiden tot vervanging

van aardolie als grondstof voor het betreffende product;a.

b. aantoonbare marktpotentie hebben in die zin dat met behulp van een businesscase is onder-

bouwd dat de terugverdientijd ligt binnen 5 jaar na indiening van de subsidieaanvraag;

c. leiden tot de ontwikkeling van een biobased product binnen één jaar na subsidieverlening

ten behoeve van de betreffende ontwikkeling;

d. resulteren in een biobased product dat ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers

in hogere mate onderscheidend is wat betreft presentatie en vormgeving;

e. in samenwerking met de creatieve industrie worden verricht;

f. in hogere mate in house door medewerkers van aanvrager worden verricht ten opzichte

van activiteiten van andere aanvragers;

g. in hogere mate in samenwerking met kennisinstellingen plaatsvinden;

h. leiden tot een hogere mate van herbruikbaarheid van het product, productonderdelen of

materiaal als gevolg van het ontwerp als zodanig;

i. voorzien in de wijze waarop het biobased product na ontwikkeling kan worden geproduceerd

en afgezet op de markt;

j. leiden tot biobased products die in hogere mate in de praktijk toepasbaar zijn op vergelijk-

bare of afgeleide wijze.

2 De mate waarin aan de in het eerste lid genoemde onderdelen a. tot en met j. wordt voldaan,

wordt door middel van de toekenning van punten gewaardeerd waarbij per onderdeel maximaal

10 punten wordt toegekend.

Artikel 3.9.6 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000,-.

Artikel 3.9.10 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de aanvragen ingevolge de waardering zoals bedoeld in artikel 3.9.5,

tweede lid, minder dan 55 punten krijgen toegekend.

AFDELING 4 BASISPROGRAMMA ECONOMISCHE ONTWIKKELING: MKB & INNOVATIE,

ARBEIDSMARKTBELEID EN VRIJETIJDSECONOMIEParagraaf 4.1 Verbeteren positie van starters

Artikel 4.1.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor de uitvoering van een door meerdere partijen gezamenlijk opgesteld programma:

a. ter verbetering van ondernemersvaardigheden;

b. voor het opzetten van een fysieke bedrijfsomgeving of

c. gericht op het ondersteunen van individuele startende ondernemingen.

Artikel 4.1.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien het programma is bedoeld ter begunstiging van startende ondernemingen en technostarters

die:

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201614

Page 15: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

1. zijn aan te merken als kleine onderneming die minder dan zes jaar bestaat op het tijdstip

dat de steun wordt toegekend, en;

2. zijn aan te merken als innoverende onderneming;

b. indien de in artikel 4.1.1 bedoelde partijen hun samenwerking schriftelijk hebben vastgelegd.

c. indien het programma leidt tot een research- en developmentimpuls bij ondernemingen of ken-

nisinstellingen of het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, en;

b. indien de doelgroep van het programma bij de totstandkoming daarvan is betrokken.

Artikel 4.1.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen

en gemeenten.

Artikel 4.1.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,--.

Artikel 4.1.5 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien:

Artikel 4.1.6 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 4 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 4.2 Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en creatieve sector

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:

a. de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten;

b. deelname aan programma’s van de Europese Unie.

Artikel 4.2.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek,

vrijetijdseconomie en de creatieve sector.

Artikel 4.2.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan de Regionale Centra voor Technologie.

Artikel 4.2.4 Hoogte van de subsidieSubsidie bedraagt maximaal € 50.000,--.

Artikel 4.2.5 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.

Artikel 4.2.6 VerplichtingenDe subsidie-ontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onder-

neming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000,-- wordt aangewend

en maximaal 50% van de onderzoekskosten vergoed.

Paragraaf 4.3 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in logistiek, vrijetijdseconomie en creatieve sector

Artikel 4.3.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.

Artikel 4.3.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de

creatieve sector;

b. indien bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn

betrokken en;

c. indien bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten afstemming heeft plaatsgevonden

met het Platform Onderwijs Arbeidsmarkt.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201615

Page 16: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 4.3.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen

en gemeenten.

Artikel 4.3.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,--.

Paragraaf 4.4 Collectief onderzoek

Artikel 4.4.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. industrieel onderzoek;

b. experimentele ontwikkeling;

c. technische haalbaarheidsstudies.

Artikel 4.4.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de

creatieve sector, en;

b. indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één

andere onderneming of kennisinstelling en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk

zijn vastgelegd.

Artikel 4.4.3 Subsidiabele kosten1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1 aanhef en onder a. komen de volgende kosten in aan-

merking:

a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover

zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur

voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeen-

stemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk,

als in aanmerking komende kosten beschouwd;

c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstem-

mend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als

in aanmerking komende kosten beschouwd.

Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk ge-

maakte investeringskosten in aanmerking;

d. kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden

verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de

transactie conform het arm's length- beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie.

Voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de on-

derzoeksactiviteiten worden gebruikt;

e. extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien.

2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1 aanhef en onder b. komen de studiekosten in aanmerking.

Artikel 4.4.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

Artikel 4.4.5 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor industrieel onderzoek bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele kosten tot

een maximum van € 50.000,--.

2 De subsidie voor experimentele ontwikkeling bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 50.000,--.

3 De subsidie voor technische haalbaarheidsstudies bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 50.000,--.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201616

Page 17: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 4.4.6 Communautair toetsingskaderSubsidie voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling wordt slechts verstrekt voor zover

deze niet in strijd is met Module 1 en subsidie voor technische haalbaarheidsstudies voor zover deze

niet in strijd zijn met Module 2 van de Omnibus Decentraal Regeling zoals die door de Europese Com-

missie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N 726b/2007.

Paragraaf 4.5 Projectsubsidie

Artikel 4.5.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Artikel 4.5.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de

creatieve sector;

b. indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met meerdere andere

ondernemingen of kennisinstellingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn

vastgelegd, en;

c. indien de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van

producent, leverancier en eindgebruiker.

Artikel 4.5.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij

zich met het onderzoeksproject bezighouden;

b. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor

het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend

met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd;

c. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden

gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met

de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht

of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;

d. kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden

verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie

conform het arm's length- beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie. Voorts ook

kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten

worden gebruikt;

e. extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien.

Artikel 4.5.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

Artikel 4.5.5 AanvraagOnverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk

bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking

heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.

Artikel 4.5.6 Hoogte van de subsidie1 De subsidie voor industrieel onderzoek bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot

een maximum van € 250.000,--.

2 De subsidie voor experimentele ontwikkeling bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 250.000,--.

Artikel 4.5.7 WeigeringsgrondSubsidie wordt geweigerd indien de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van

de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201617

Page 18: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 4.5.8 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 4.6 Innovatie-infrastructuur

Artikel 4.6.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. het realiseren van innovatie-infrastructuur;

b. het beschikbaar stellen van innovatie-infrastructuur.

Artikel 4.6.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de

creactieve sector;

b. indien de innovatie-infrastructuur is bedoeld voor industrieel onderzoek of experimentele ontwik-

keling, en;

c. indien de innovatie-infrastructuur is bedoeld voor MKB-bedrijven.

Artikel 4.6.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject

worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor

het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend

met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd;

b. kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden

gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met

de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking

komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht

of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking.

Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie3 De subsidie voor innovatie-infrastructuur die is bedoeld voor industrieel onderzoek bedraagt ten

hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000,--.

4 De subsidie voor innovatie-infrastructuur die is bedoeld voor experimentele ontwikkeling bedraagt

ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000,--.

Artikel 4.6.5 Communautair toetsingskaderSubsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Module 1 van de Omnibus Decentraal

Regeling zoals die door de Europese Commissie is goedgekeurd bij beschikkingen N 726a/2007 en N

726b/2007.

Paragraaf 4.7 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties

Gereserveerd

Paragraaf 4.8 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie

Artikel 4.8.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor regionale projecten ter versterking van de vrijetijdseconomie.

Artikel 4.8.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector vrijetijdseconomie;

b. indien de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de doelstellingen uit het Actieplan Vrijetijdseconomie;

c. indien de subsidiabele activiteit is gericht op verhoging van de kwaliteit van de activiteiten van

aanvrager, toeristische bezoekersaantallen of werkgelegenheid;

d. indien de subsidiabele activiteit leidt tot meer toeristische bestedingen;

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201618

Page 19: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

e. indien aanvrager voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste vier andere

ondernemingen uit eenzelfde regio en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn

vastgelegd, en;

f. indien de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de bestaande regionale identiteit zoals die volgt uit

het Actieplan Vrijetijdseconomie of aansluit bij de activiteiten uit het regiocontract.

Artikel 4.8.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:

a. uitvoering van procesbegeleiding;

b. uitvoering van haalbaarheidsonderzoek;

c. investeringsbijdragen.

Artikel 4.8.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in de sector vrijetijdseconomie.

Artikel 4.8.5 Hoogte van de subsidie1 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.8.3 sub

a. en b. tot een maximum van € 25.000,-- per kalenderjaar per regio zoals aangegeven op de bij

deze subsidieregeling gevoegde kaart.

2 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.8.3 sub

c. tot een maximum van € 10.000,-- per kalenderjaar per regio zoals aangegeven op de bij deze

subsidieregeling gevoegde kaart.

Artikel 4.8.6 WeigeringsgrondenSubsidie wordt geweigerd indien en voor zover ten behoeve van de regio waar de subsidiabele activiteit

betrekking op heeft in het jaar waarin de aanvraag is gedaan de totale som van reeds verstrekte subsidie

in de zin van deze titel € 25.000,-- bedraagt.

Paragraaf 4.9 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie

Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. procesbegeleiding bij samenwerkingsinitiatieven;

b. conceptontwikkeling van nieuwe producten of diensten;

c. haalbaarheidsonderzoek naar nieuwe producten of diensten.

Artikel 4.9.2 CriteriaSubsidie wordt slechts verstrekt:

a. indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector vrijetijdseconomie;

b. indien de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de doelstellingen uit het Actieplan Vrijetijdseconomie;

c. indien de subsidiabele activiteit leidt tot meer toeristische bestedingen, hogere toeristische bezoe-

kersaantallen of een toename van werkgelegenheid, en;

d. indien aanvrager voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste twee andere

ondernemingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.

Artikel 4.9.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in de sector vrijetijdseconomie.

Artikel 4.9.4 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000,--.

Paragraaf 4.10 Wandelen, fietsen en varen

Artikel 4.10.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor:

a. het verbeteren van toeristische routestructuren voor fietsen, wandelen of paardrijden;

b. het maken van aanlegplaatsen voor vaartuigen;

c. het maken van een digitaal routesysteem in de vorm van een applicatie voor wandelen, fietsen

varen en paardrijden.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201619

Page 20: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 4.10.2 Criteria1 Subsidie wordt slechts verstrekt:

indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector vrijetijdseconomie;a.

b. indien de subsidiabele activiteit leidt tot meer toeristische bestedingen en hogere toeristische

bezoekersaantallen, en;

c. indien het onderhoud en beheer na uitvoering van de subsidiabele activiteit zijn verzekerd.

2 Subsidie zoals bedoeld in artikel 4.10.1 onder c. wordt slechts verstrekt:

a. indien de applicatie de gehele provincie Gelderland betreft, en;

b. indien de applicatie toeristische informatie bevat.

Artikel 4.10.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie zoals bedoeld in artikel 4.10.1 onder c. komen de kosten voor het verzamelen van data

en toeristische informatie niet in aanmerking.

Artikel 4.10.4 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen op het gebied van vrijetijdseconomie.

Artikel 4.10.5 AanvraagOnverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 wordt

bij de aanvraag in elk geval een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel

4.10.2 opgenomen criteria.

Artikel 4.10.6 Hoogte van de subsidieSubsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,--.

Artikel 4.10.7 WeigeringsgrondenSubsidie wordt geweigerd indien:

a. de subsidiabele activiteit zich niet leent voor herhaalde toepassing ten aanzien van andere route-

structuren of aanlegplaatsen dan die waar de aanvraag betrekking op heeft;

b. de subsidiabele activiteit de aanleg of bebording van nieuwe wandel-, fiets- of ruiterpaden betreft

tenzij binnen een straal van 2 kilometer respectievelijk 5 kilometer geen alternatieve mogelijkheden

bestaan voor recreatief wandelen respectievelijk fietsen of paardrijden;

c. de subsidiabele activiteit de aanleg van wandelknooppunten betreft;

d. de subsidiabele activiteit reguliere onderhoudswerkzaamheden betreft;

e. de subsidiabele activiteit geheel of gedeeltelijk bestaat uit marketing en promotie.

Paragraaf 4.11 Marketing en promotie vrijetijdseconomie

Artikel 4.11.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden

verstrekt voor generieke marketing en promotie van de provincie Gelderland of Gelderse regio's ter

bevordering van de vrijetijdseconomie.

Artikel 4.11.2 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan Regionale Bureaus voor Toerisme, de Stichting Vrijetijdshuis en Stichting

Toerisme Gelderland.

Artikel 4.11.3 Hoogte van de subsidieSubsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 750.000,--.

Artikel 4.11.4 WeigeringsgrondenSubsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit niet past binnen de campagne "Gelderse

Streken".

AFDELING 5 VERSTERKEN VAN DE FYSIEKE BEDRIJFSOMGEVINGParagraaf 5.1 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving

Artikel 5.1.1 Subsidiabele activiteitSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 onder c van de Subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011 kan

worden verstrekt voor:

a. het opstellen van een businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving;

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201620

Page 21: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

b. het opstellen van een uitvoeringsplan;

c. de uitvoering van herstructurering van de bedrijfsomgeving.

Artikel 5.1.2 Criteria1 Subsidie genoemd in artikel 5.1.1 wordt slechts verstrekt indien het betreffende bedrijventerrein

is opgenomen in een Regionaal Programma Bedrijventerreinen van de betreffende regio.

2 Subsidie voor de subsidiabele activiteit genoemd onder artikel 5.1.1 onder a wordt slechts verstrekt

indien deze het volgende bevat:

a. een beschrijving van de projecten of deelprojecten;

b. een beschrijving van de uitgangssituatie voor het bedrijventerrein;

c. een opsomming van de beoogde bedrijfskenmerken;

d. een omschrijving van de knelpunten, kansen, algemene ambities en doelstellingen en

e. een beschrijving van de organisatie, communicatie, planning, kosten en financiering van

de herstructurering.

3 Subsidie voor de subsidiabele activiteit genoemd onder artikel 5.1.1 onder b wordt slechts verstrekt

indien aan de activiteit een businessplan ten grondslag ligt dat voldoet aan de vereisten van het

voorgaande lid.

4 Subsidie genoemd in artikel 5.1.1 onder c wordt slechts verstrekt indien een uitvoeringsplan gereed

is.

Artikel 5.1.3 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 5.1.4 Hoogte van de subsidie1 De in artikel 5.1.1, onder a en b, genoemde subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidia-

bele kosten tot een maximum van € 25.000,-.

2 De in 5.1.1, onder c, genoemde subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

Paragraaf 5.2. Bedrijfsverplaatsingen

Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteitenSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 onder c van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan

worden verstrekt voor bedrijfsverplaatsing .

Artikel 5.2.2 CriteriaSubsidie genoemd in artikel 5.2.1 wordt slechts verstrekt indien de bestemming van het bedrijf niet is

opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

Artikel 5.2.3 Subsidiabele kostenVoor subsidie komt in aanmerking de compensatie die via minnelijke schikking tussen de gemeente

en de onderneming wordt vastgesteld, waarbij alleen de daadwerkelijk door de onderneming geleden

schade, waarvoor deze laatste volgens de Nederlandse onteigeningswetgeving recht op compensatie

heeft en die is vastgesteld door een beëdigd registertaxateur, zal worden gecompenseerd.

Artikel 5.2.4 AanvragerDe subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 5.2.5 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten genoemd in artikel 5.2.3 met een

maximum van € 500.000,--.

Paragraaf 5.3 Digitale bereikbaarheid

Artikel 5.3.1 Subsidiabele activiteitenSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 onder c van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan

worden verstrekt voor:

a. het uitvoeren van vraagbundeling voor open breedbandinfrastructuur;

b. het opstellen van een plan van aanpak ten behoeve van de onder a genoemde activiteit;

c. activiteiten voor promotie van het gebruik van open breedbandnetwerken door bedrijven;

d. het ontwerp en een kostenberekening van een open breedbandnetwerk.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201621

Page 22: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Artikel 5.3.2 AanvragerSubsidie wordt verstrekt aan gemeenten of aan een vereniging van ondernemingen die gevestigd zijn

op het bedrijventerrein waar de activiteiten voor worden ontwikkeld.

Artikel 5.3.3 Hoogte van de subsidieDe subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,- .

Artikel 5.3.4 WeigeringsgrondenSubsidie wordt geweigerd indien:

a. het een investering betreft in breedbandkabels of breedbandnetwerken;

b. het een investering betreft in vraagbundeling van breedbandinfrastructuur ten behoeve van wo-

ningen.

Paragraaf 5.4. Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving

Artikel 5.4.1 Subsidiabele activiteitenSubsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 onder c van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan

worden verstrekt voor:

a. het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de oprichting van een rechtspersoon die het

beheer van een bedrijventerrein als statutair doel heeft;

b. het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de uitvoering van energiebesparende maat-

regelen op een bedrijventerrein.

Artikel 5.4.2 CriteriaSubsidie zoals bedoeld in artikel 5.4.1 onder a. wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor

gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één onderneming of gemeente en de

voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.

Artikel 5.4.3 Aanvrager1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.4.1 onder a. wordt verstrekt aan gemeenten en ondernemingen.

2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.4.1 onder b. wordt verstrekt aan rechtspersonen die het beheer

van een bedrijventerrein als statutair doel hebben.

Artikel 5.4.4 Hoogte van de subsidie1 De subsidie als bedoeld in artikel 5.4.1 onder a bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 50.000,-.

2 De subsidie als bedoeld in artikel 5.4.1 onder b bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele

kosten tot een maximum van € 25.000,-.

AFDELING 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Slotbepaling1 Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2013

2 De Regels subsidieverstrekking economie 2013 worden ingetrokken, met dien verstande dat de

daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidies die voor dit tijdstip

zijn verstrekt, evenals voor aanvragen die voor dit tijdstip zijn ingediend.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Toelichting

Herziene regels subsidieverstrekking Economie 2013

Algemeen Het economisch beleid van de provincie Gelderland is beschreven in de Economische visie

"Een concurrerende, innovatieve en duurzame Gelderse economie" die op 9 november 2011 is vastgesteld

door provinciale staten. In vervolg daarop is in april 2012 het economisch beleid voor de Gelderse

topsectoren Health, Food, EMT en de Maakindustrie vastgelegd in de prioritaire Programma's Topsec-

toren en Innovatie en Energietransitie. Op grond van de Subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011

wordt subsidie ter uitvoering van dit beleid verstrekt. In het bijzonder gaat het om de artikelen 5.7.1,

5.8.1 en 5.10.1, eerste lid. Deze regels zijn vastgesteld ter uitwerking van die artikelen. In deze regels

zijn de voorwaarden, maximale subsidiebedragen, aanvragers etcetera opgenomen. De regels zijn ge-

ordend naar de programma's. De subsidiemogelijkheden van het PP Topsectoren en Innovatie (food,

health en maakindustrie) worden behandeld in afdeling 2. De subsidiemogelijkheden van het PP Ener-

gietransitie (onderdeel EMT) worden behandeld in afdeling 3. De subsidiemogelijkheden van het basis-

programma Economische Ontwikkeling voor bevordering van innovatie in de creatieve sector, de logistiek

en de vrijetijds sector, voor starters en voor algemene MKB-stimulering worden behandeld in afdeling

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201622

Page 23: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

4. De subsidiemogelijkheden van het basisprogramma Economische Ontwikkeling voor versterken van

de fysieke bedrijfsomgeving worden behandeld in afdeling 5. Bij de inwerkingtreding van de Regels

subsidieverstrekking economie 2013 zijn de huidige Regels sociaal-economisch beleid 2011 komen te

vervallen. Voor het beoordelen van subsidieaanvragen zijn naast deze regels ook de Algemene subsi-

dieverordening Gelderland en Subsidieverordening Vitaal Gelderland kaders die gelden voor de toe-

kenning van subsidies.

Deze regels zijn de juridische vertaling van het beleid dat is vastgelegd in: - Het Prioritair Programma

Topsectoren en Innovatie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-191); - Het Prioritair Programma

Energietransitie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-193) - De lange termijnvisie Economie,

van 9 november 2011 (PS2011-644); - De statennotitie Instrumentarium 1e en 2e fase innovatieproces

van 2 oktober 2012 (2012-016170); - De statennotitie Actieplan Vrijetijdseconomie van 22 mei 2012.

(2012-008498).

1. Instrumentarium Innovatie De provincie wil met de subsidies in deze regeling het innovatieproces

ondersteunen en bevorderen dat wordt geïnvesteerd in het verbeteren van het innovatieklimaat in

Gelderland. De provincie wil met verschillende instrumenten de verschillende fasen van het innovatie-

proces en verschillende doelgroepen ondersteunen. De provincie maakt daarbij onderscheid tussen

verschillende fasen in het innovatieproces. De 1e fase begint met eenvoudige ideeën waarbij bijvoorbeeld

een ondernemer een idee heeft over het ontwikkelen van een nieuw product of een nieuw proces. In

deze fase wordt een eerste onderzoek gedaan, naar bijvoorbeeld de technische haalbaarheid, de

marktkansen of hoe de innovatie zich verhoudt tot bestaande intellectuele eigendommen. Als er meer

inzicht over de kansen van het idee, is er sprake van een concept. In de 2e fase wordt een concept verder

doorontwikkeld naar een business case. Een business case is een project waarbij een initiatiefnemer

vertrouwen heeft dat het technisch haalbaar is, duidelijkheid is dat er een markt is, zicht is op financiering

van de toeleiding naar de markt en bekend is via welke organisatorische structuur het project tot uit-

voering kan worden gebracht. In de 3e fase is de initiatiefnemer vooral op zoek naar financiering. Hij

kan hiervoor samenwerking zoeken met een bestaand bedrijf of als hij de innovatie in eigen beheer wil

uitvoeren, externe financiering aantrekken. (voor Figuur 1. De verschillende fasen van het innovatiepro-

ces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 20)

Door initiatiefnemers in de eerste twee fases van het innovatieproces te ondersteunen met beperkte

subsidies en leningen, wordt voorkomen dat kansrijke ideeën vroegtijdig sneuvelen als gevolg van

budgettaire problemen. De bijdrage van de provincie is niet beschikbaar voor fundamenteel onderzoek

dat voorafgaat aan het toegepaste onderzoek in de 1e fase. Fundamenteel onderzoek wordt door het

Rijk gefinancierd vanuit het budget van het Ministerie van OC&W. (voor Figuur 2: 1e en 2e fase van het

innovatieproces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 21) Het instrumentarium dient

laagdrempelig te zijn, zodat ondernemers worden gestimuleerd innovatietrajecten te starten. Anderzijds

mag het de bereidheid van ondernemers, om zelf te investeren in de ontwikkeling van de door hen zelf

aangedragen ideeën en projecten, niet verminderen. Voorkomen moet worden dat het verstrekken van

subsidies een dominant onderdeel wordt van het innovatieproces. Derhalve zullen subsidies slechts

een deel van de gemaakte kosten dekken. Verondersteld wordt dat ondernemers die bereid zijn zelf te

investeren en dus risico willen lopen in de door hen voorgestelde projecten, voldoende belang hebben

bij het slagen van een project.

De volgende instrumenten zullen worden ingezet in Gelderland ter ondersteuning van ondernemers

bij het innovatieproces.

2. a. Vouchers Ter ondersteuning van de eerste fase van het innovatieproces worden vouchers ter be-

schikking gesteld. Deze vouchers kunnen ten behoeve van bedrijven worden ingezet voor de volgende

activiteiten: - Het uitwerken van een idee naar een concreet ontwerp/concept; - Het ontwikkelen van

een prototype; - Het testen van een prototype in een laboratoriumomgeving; - Het doen van onderzoek

naar intellectueel eigendom (IP), ontwikkeling en de registratie van het IP; - Een eerste marktonderzoek;

- Een onderzoek naar financieringsmogelijkheden; - Ondersteuning voor de aanvraag van subsidie in

het kader van het Europese programma's zoals Horizon 2020 en EFRO. De vouchers kunnen onder an-

dere worden ingezet voor diensten die uitgevoerd worden door dienstverleners, zoals: - Universiteiten

en hogescholen in binnen- en buitenland - Onderzoeksinstellingen, zoals NIZO, MARIN, TNO - Labora-

toria en huur specialistische apparatuur, zoals het Nanolab in Nijmegen, en het 'High Field Magnet

Laboratory' (HFML) in Nijmegen, CAT-AGRO in Wageningen, onderzoeksfaciliteiten op de Novio Tech

Campus in Nijmegen - Innovatie- en subsidieadviseurs, zoals PNO ( voor zover de diensten bijdragen

aan aanvragen voor Europese regelingen zoals het Horizon 2020 programma) - MKB-bedrijven die zich

hebben gespecialiseerd in het ontwerpen, ontwikkelen, makelen etc. De vouchers zijn specifiek bedoeld

voor bedrijven in het MKB die in het verlengde van hun eigen activiteiten verbeteringen willen door-

voeren, nieuwe producten op de markt willen brengen, processen willen verbeteren of een samenwerking

willen aangaan. Het kan daarbij gaan om zowel product- als procesinnovaties. De vouchers zijn vooral

bestemd voor bedrijven die geen eigen R&D afdeling hebben en die weinig ervaring hebben met het

innovatieproces en dus zonder ondersteuning van derden dergelijke activiteiten niet zullen oppakken.

Het bedrag per voucher bedraagt maximaal 50% van de gemaakte kosten tot een maximum van €

10.000,-- (incl.usief btw). Per MKB-bedrijf wordt maximaal één voucher per jaar verstrekt. De regeling

wordt continue gemonitord, jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgesteld als de markt daar om vraagt

of de effectiviteit kan worden verbeterd. Dit instrument is beschikbaar voor bedrijven in de sectoren

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201623

Page 24: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

Food, Health, EMT de Maakindustrie, logistiek, creatief en vrijetijdseconomie. De provincie zal een

subsidie verstrekken aan de eerstelijns dienstverleners (zie de artikelen 2.1.3., 3.1.3. en 4.2.3.), zodat zij

opdrachten kunnen verstrekken waarvan de resultaten ten gunste zijn van individuele bedrijven. Voor

de bedrijven in de Food- en Healthsector zijn dat respectievelijk Stichting Food Valley en StichtingHealth

Valley. Voor de bedrijven in de EMT-sector is dat de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu

Technologie (programmabureau EMT) en voor bedrijven in de maakindustrie en in de sectoren logistiek,

creatief en vrije tijd zijn dat de zeven RCT's.

3. b. 'Gelderland voor Innovaties' In de 2e fase van het innovatieproces kunnen innovatieconcepten,

die al verder zijn uitgewerkt en waarvoor ook zicht ontstaat op een mogelijk verdienmodel of marktkan-

sen, worden ondersteund door middel van leningen. Dit instrument wordt reeds toegepast onder de

naam Gelderland voor Innovaties. De leningen worden verstrekt door PPM Oost in samenwerking met

Oost NV. De provincie zal daartoe afspraken maken met PPM Oost.

4. c. Projectfinanciering Innovatieprojecten die gericht zijn op het ontwikkelen van een product of proces

en waar een uitgewerkte business case aan ten grondslag ligt, zullen primair worden ondersteund met

revolverende middelen vanuit het Topfonds Gelderland. Projecten waaraan geen verdienmodel aan

ten grondslag ligt vallen voor een groot deel onder de noemer fundamenteel onderzoek en dienen

derhalve te worden bekostigd vanuit Rijksmiddelen, waaronder de tweede geldstroom van kennisinstel-

lingen vanuit het Ministerie van OC&W. Het blijft daarnaast noodzakelijk projectfinanciering te verstrekken

voor projecten in de sectoren Food, Health, EMT en de maakindustrie zonder duidelijk verdienmodel

en die niet kunnen worden geschaard onder fundamenteel onderzoek. Het kan hierbij gaan om: - col-

lectief onderzoek in de vorm van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en haalbaarheids-

studies waarbij de betreffende MKB-onderneming samenwerkt met andere ondernemingen of kennis-

instellingen. Hoewel dit onderzoek qua doelstelling wellicht in aanmerking zou komen voor het beschik-

baar stellen van een voucher rechtvaardigt de omvang en impact alsmede de samenwerking een gro-

tere bijdrage van de provincie (paragraaf 2.2, 3.2 en 4.4). Het kan hierbij ook cofinanciering betreffen,

voor projecten waarmee extra Europese middelen naar Gelderland worden gehaald; - projectsubsidie

ten behoeve van industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Hierbij geldt ten opzichte van

collectief onderzoek de belangrijke aanvullende eis dat het betreffende onderzoek binnen de betreffende

sector betrekking heeft op de gehele keten van producent, leverancier en eindgebruiker (paragraaf 2.3,

3.3 en 4.5); - projecten die het innovatieklimaat verstevigen, zoals het realiseren en beschikbaar stellen

van innovatie-infrastructuur (apparatuur, onroerend goed ten behoeve van onderzoek) en de ontwikkeling

van proeftuinen. (paragraaf 2.4 e.v., 3.4 e.v., 4.6 e.v).

Voor de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector bestaan vergelijkbare subsidiemo-

gelijkheden met dien verstande dat aan de subsidiemogelijkheid inzake proeftuinen ten behoeve van

marktintroducties nog geen invulling is gegeven (paragraaf 4.4 tot en met 4.6). De provinciale subsidie

kan worden ingezet in combinatie met middelen uit het Europese Horizon 2020-programma, zodat de

deelname van Gelderse MKB-bedrijven aan dit programma wordt ondersteund. Ook kan hetzelfde MKB-

bedrijf per jaar zowel gebruik maken van een voucher als van een projectfinanciering. Bij samenwer-

kingsverbanden waarbij ook partijen buiten Gelderland meedoen, is het van belang dat het economisch

rendement uiteindelijk (voornamelijk) in de provincie Gelderland terecht komt. Voor het ondersteunen

van afgestudeerden van de universiteiten en hogescholen in Gelderland bij het innoveren zijn aparte

instrumenten beschikbaar. Daarmee wordt zo maximaal mogelijk gebruik gemaakt van Rijksmiddelen.

Deze vorm van innovatie gericht op het vermarkten van de wetenschappelijke kennis wordt kennisva-

lorisatie genoemd. Deze programma's worden grotendeels gefinancierd door het Ministerie van ELI.

De provincie Gelderland kan aan deze programma's een financiële bijdrage leveren (paragraaf 2.6).

Naast de subsidies gericht op het innovatieproces en het innovatieklimaat ondersteunt de provincie

activiteiten gericht op de topsectoren in Gelderland die in de verschillende subsidieparagrafen zijn be-

noemd. Zo zijn subsidies beschikbaar voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in verschil-

lende topsectoren ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's (paragraaf 2.8,

3.6 en 4.3).

5. Ook is het mogelijk ter ondersteuning van verschillende topsectoren subsidies te verstrekken aan de

Valleybureaus en het programmabureau EMT in hun hoedanigheid van innovatie-ntermediairs (paragraaf

2.9 en 3.7)) en het aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke

realisatie van incubators, bedrijfsverzamelgebouwen en gedeelde onderzoeksfaciliteiten (paragraaf

2.10 en 3.8).

De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzon-

derlijke paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgetten die

per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie. De toe-

kenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke

artikelen en paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgets,

de per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.

6. Artikelsgewijs Artikel 1.1 Sub j. Experimentele ontwikkeling: Hieronder kan tevens de conceptuele

formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan. Deze

activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie

omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel

bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201624

Page 25: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie-

en validatie doeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten

worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering

gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en

diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commer-

ciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt

niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabri-

cageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen

kunnen inhouden; Sub y. Er bestaat een POA in de regio Arnhem, Liemers, Achterhoek, Stedendriehoek,

Noord-Veluwe, Rivierenland en Vallei;

Artikel 2.1.1. Deze subsidie maakt het mogelijk dat de Valleybureaus en de RCT's opdrachten kunnen

verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatieideeën van

ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door

derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers. Met de subsidie gericht op

de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor

een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese

programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg. Artikel 2.2.1. Deze subsidie is bedoeld voor MKB-

ondernemingen die in samenwerking industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of technische

haalbaarheidsstudies (laten) uitvoeren. Aldus vormen zij een logisch vervolg op de voucher, maar dan

voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven

zullen in de regel alleen een deel van de kosten van het project te dragen.

Artikel 2.3.1 Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven worden ver-

strekt bij projecten waar de voucher of collectief onderzoek onvoldoende (financiële) ruimte biedt. Be-

langrijk verschil met collectief onderzoek is dat aan projectsubsidie de aanvullende eis wordt gesteld

dat deze binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en

eindgebruiker. Naar verwachting is dit onderzoek dus omvangrijker hetgeen ook tot uitdrukking komt

in de hogere maximale subsidie. Artikel 2.4.1 Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van voor

projecten en activiteiten die bijdragen aan de innovatie-infrastructuur in Gelderland. Artikel 2.5.1 Deze

subsidie is bedoeld voor het ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties en de

generieke promotie van het proeftuinklimaat alsmede het ondernemingsklimaat voor innoverende

ondernemingen in Gelderland. Artikel 2.6.1 Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van program-

ma's die zijn gericht op het bevorderen van het starten van jonge innoverende ondernemingen door

pas afgestudeerden . Artikel 2.8.1 Dit artikel maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor

het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de topsectoren Food, Health en Maakindustrie,

onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's. Artikel 2.9.1 Deze

subsidie is bedoeld voor het bekostigen van specifieke (niet-economische) activiteiten die worden uit-

gevoerd door de Valleybureaus in hun hoedanigheid van innovatie-intermediair.

Artikel 2.10.1 Deze subsidie is bedoeld voor het ondersteunen van activiteiten die leiden tot regionale

gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubatoren, bedrijfsverzamelgebouwen

of gedeelde onderzoeksfaciliteiten. Deze ontwikkeling draagt tevens bij aan het versterken van het

vestigingsklimaat. Artikel 3.1.1. Deze subsidie maakt het mogelijk dat Stichting Kennis en Innovatie in

Energie- en Milieu Technologie (Stichting kiEMT, GreenTechAlliances) en de RCT's opdrachten kunnen

verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatieideeën van

ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door

derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers. Met de subsidie gericht op

de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor

een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese

programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg. Artikel 3.2.1. Deze subsidie is bedoeld voor MKB-

ondernemingen die in samenwerking industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of technische

haalbaarheidsstudies (laten) uitvoeren. Aldus vormen zij een logisch vervolg op de voucher, maar dan

voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven

zullen in de regel alleen een deel van de kosten van het project te dragen.

Artikel 3.3.1. Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven worden

verstrekt bij projecten waar de voucher of collectief onderzoek onvoldoende (financiële) ruimte biedt.

Belangrijk verschil met collectief onderzoek is dat aan projectsubsidie de aanvullende eis wordt gesteld

dat deze binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en

eindgebruiker. Naar verwachting is dit onderzoek dus omvangrijker hetgeen ook tot uitdrukking komt

in de hogere maximale subsidie. Artikel 3.4.1. Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van voor

projecten en activiteiten die bijdragen aan de innovatie-infrastructuur in Gelderland. Deze subsidie is

onder meer bedoeld voor ondernemingen die hun onderzoeks- en experimenteerfaciliteiten beschikbaar

stellen voor derden. Dit kunnen bedrijven (zoals Parenco, AFP), universiteiten en hogescholen (zoals

algaeparc WUR, emissiemeetlab automotive HAN) of zogenoemde incubators (zoals Green house IPKW,

Watt connects) zijn. Artikel 3.5.1 Deze subsidie is bedoeld voor het ontwikkelen en promoten van

proeftuinen ten behoeve van marktintroducties en de generieke promotie van het proeftuinklimaat

alsmede het ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen in Gelderland. Artikel 3.6.1 Dit

artikel maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdis-

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201625

Page 26: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

crepanties in de sector energie- en milieutechnologie onder andere ter ondersteuning van de uitvoering

van de human capital agenda's. Artikel 3.7.1 Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van specifieke

(niet-economische) activiteiten die worden uitgevoerd door Stichting Kennis en Innovatie in Energie-

en Milieu Technologie (Stichting kiEMT, GreenTechAlliances) in haar hoedanigheid van innovatie-inter-

mediair.

Artikel 3.8.1 Deze subsidie is bedoeld voor het ondersteunen van activiteiten die leiden tot regionale

gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubatoren, bedrijfsverzamelgebouwen

of gedeelde onderzoeksfaciliteiten. Deze ontwikkeling draagt tevens bij aan het versterken van het

vestigingsklimaat. Artikel 4.1.1. Deze subsidie is bedoeld voor activiteiten die bijdragen aan het verbe-

teren van de positie van starters en het ondernemerschap binnen het Gelders MKB. Voor het welslagen

van de projecten is de betrokkenheid van de doelgroep van essentieel belang. Zij moeten baat hebben

bij de voorzieningen en projecten die het ondernemersklimaat versterken. Uit de projectbeschrijving

moet dan ook blijken hoe de doelgroep aantoonbaar betrokken is bij de voorbereiding en de uitvoering

van het project. Aangezien het verspreiden van kennis een belangrijke doelstelling is, dient expliciet

uitgewerkt te worden welke leereffecten een project heeft en op welke wijze verspreiding hiervan

plaatsvindt. Met structurele verankering wordt bedoeld dat de activiteiten na afronding van de project-

periode zonder subsidie kunnen blijven bestaan, doordat de uitvoering en evt. exploitatie in een regu-

liere werkomgeving is opgenomen.

Artikel 4.2.1 Deze subsidie maakt het mogelijk dat de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onder-

zoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De

eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden

aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers. Met de subsidie gericht op de deelname aan Eu-

ropese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de

deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals

EFRO, POP, Horizon2020, Interreg. Artikel 4.3.1 Dit artikel maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te

stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de creatieve sector, de logistieke sector

in de vrije tijds economie ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's. Artikel

4.4.1 Deze subsidie is bedoeld voor MKB-ondernemingen die in samenwerking industrieel onderzoek,

experimentele ontwikkeling of technische haalbaarheidsstudies (laten) uitvoeren. Aldus vormen zij een

logisch vevolg op de voucher, maar dan voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als

aanvrager optreden. De overige bedrijven zullen in de regel alleen een deel van de kosten van het

project te dragen. Artikel 4.5.1. Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan be-

drijven worden verstrekt bij projecten waar de voucher of collectief onderzoek onvoldoende (financiële)

ruimte biedt. Belangrijk verschil met collectief onderzoek is dat aan projectsubsidie de aanvullende eis

wordt gesteld dat deze binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, le-

verancier en eindgebruiker. Naar verwachting is dit onderzoek dus omvangrijker hetgeen ook tot uit-

drukking komt in de hogere maximale subsidie.

Artikel 4.6.1 Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van voor projecten en activiteiten die bijdragen

aan de innovatie infrastructuur in Gelderland. Artikel 4.8.1 Uit de analyse die gemaakt is voor het Actie-

plan Vrijetijdseconomie is gebleken dat er een kwaliteitsverbetering nodig is van het Gelders vrijetijds-

aanbod. Het Gelders marktaandeel daalt en de bestedingen liggen onder het landelijk gemiddelde. De

noodzaak tot kwaliteitsverbetering speelt in de vier regio's in Gelderland in meer of mindere mate. De

noodzaak van kwaliteitsverbetering heeft niet betrekking op bestaande individuele bedrijven maar op

aansluiting van het aanbod bij de vraag. Dat Gelderland bestaat uit vier regio's met hun eigen identiteit

leidt tot een divers aanbod en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Gelderland. Deze subsidie is bedoeld

voor regionale initiatieven van het bedrijfsleven die aansluiten bij de identiteit van de regio en diversiteit

van het Gelders aanbod. De initiatieven moeten gericht zijn op kwaliteitsverbetering, vernieuwing,

verhoging van het economisch rendement en samenwerking. De subsidies kunnen worden aangevraagd

door het (toeristisch) bedrijfsleven.

Artikel 4.9.1 Betere samenwerking tussen bedrijven in de vrijetijdssector en tussen de vrijetijdssector

en andere sectoren kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het vrijetijdsproduct en de ontwikkeling

van nieuwe product-marktcombinaties. Het tot stand brengen van die samenwerking kost tijd en geld.

Met deze subsidie wordt bijgedragen aan de kosten van die samenwerking. Subsidie is mogelijk voor

kosten van haalbaarheidsonderzoeken gericht op nieuwe product-markt-combinaties en kosten van

procesbegeleiding voor samenwerkingsactiviteiten. Voorwaarde is dat de activiteiten bijdragen aan de

Gelderse toeristische infrastructuur, gericht zijn op het trekken van meer bezoekers en creëren van

meer werkgelegenheid.

Artikel 4.10.1 Wandelen en fietsen behoren tot de belangrijkste vrijetijdsbestedingen van Gelderland.

Gelderland heeft op dit gebied veel te bieden. De financiële bestedingen van wandelaars en fietsers

zijn over het algemeen niet hoog. We willen de positie van de provincie Gelderland als fiets- en wan-

delprovincie versterken om zo meer bestedingen te genereren. Meer bestedingen kunnen gegenereerd

worden als er meer bezoekers komen met een gelijkblijvend bestedingspatroon of als de bestedingen

per bezoeker stijgen. Dat kan bereikt worden als ondernemers meer gebruik maken van de mogelijkheden

die de wandel- en fietsroutes bieden. Gelderland heeft veel toeristische fiets- en wandelroutes, dus

nieuwe routes zullen weinig bijdragen aan extra bestedingen, tenzij er aantoonbaar onvoldoende routes

zijn in een gebied. Wel bieden verhoging van de kwaliteit van bestaande routes of beter aansluiten van

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201626

Page 27: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

ondernemers bij die routes mogelijkheden. Voor wandelknooppunten is nog niet aangetoond dat deze

tot extra bestedingen leiden en daar ligt dus (nog) geen prioriteit. Om de bestedingen van varende re-

creanten in Gelderland te vergroten willen we het aantal aanlegplaatsen vergroten. Om meer bezoekers

en meer bestedingen te genereren kan gerichte marketing en promotie een belangrijk onderdeel vormen

van een initiatief. Omdat marketing en promotie subsidiabel zijn onder titel 4.11 van dit hoofdstuk

worden deze activiteiten apart beoordeeld volgens de criteria die voor die titel gelden. Veel activiteiten

leveren meerwaarde op wanneer de continuïteit voor langere tijd is gewaarborgd. Het is daarbij een

verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf om beheer en onderhoud, alsmede de financiering

daarvan, voor langere duur te regelen. Belangrijk voor alle activiteiten is dat deze zoveel mogelijk breed

over Gelderland kunnen worden uitgevoerd. Behoud van diversiteit en regionale identiteit is uitdrukkelijk

de bedoeling: het gaat om uniforme systematiek met bijvoorbeeld regionale look en feel bij de uitvoering.

Dat geldt met name voor de ontwikkeling van digitale routestructuren in de vorm van applicaties.

Hierbij is de voorwaarde dat een applicatie de gehele provincie moet betreffen, waarbij dient te worden

opgemerkt dat het project gefaseerd opgebouwd mag zijn, als aanzet naar uitrol tot provinciale schaal.

Bij de beoordeling van de mogelijkheden voor Gelderland brede uitvoering zal een advies meewegen

van belanghebbenden zoals regio's/gemeenten, recreatieschappen, RBT’s, Stichting Landschapsbeheer

Gelderland, Natuurmonumenten, Hoge Veluwe, BOVAG, ANWB, nationaal fiets- en wandelplatform en

toeristisch platform Gelderland. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan initiatieven die zijn gericht

op kwaliteitsverbetering, verhoging van de beleving van routes en aanhaken van het toeristisch bedrijfs-

leven. Uitgangspunt voor ondersteuning is een uniforme uitvoering in de gehele provincie.

Artikel 4.11.1 Marketing en promotie vergen gezamenlijkheid en een lange adem. Er is structurele inzet

op marketing en promotie nodig om Gelderland en de Gelderse regio's op de kaart te houden. Om de

zware (buitenlandse) concurrentie het hoofd te kunnen bieden, is bundeling van marketingkracht nodig.

Deze subsidie draagt bij aan promotie als dit wordt uitgevoerd in het kader van Gelderse Streken en

minimaal gebeurt op regionale schaal. Subsidie kan worden verstrekt aan Regionale Bureaus voor

Toerisme, de Stichting Vrijetijdshuis en Stichting Toerisme Gelderland. Paragraaf 5.1 De provincie heeft

de ambitie om bij te dragen aan het creëren van een optimale bedrijfsomgeving, die duurzaam is, vol-

doende speelruimte biedt aan ondernemers en lokaal, regionaal en internationaal voorzien is van be-

trouwbare netwerken voor het verkeer van personen, goederen en informatie. De provincie wil via be-

stuurlijk en ambtelijk overleg in de zes Gelderse regio’s vraag en aanbod van bedrijventerreinen bij elkaar

brengen via de ‘Regionale Programma’s Bedrijventerreinen’. Dit wenst zij te monitoren via het IBIS-

systeem. Hierin is opgenomen dat partijen (bedrijven, overheden) zoveel als mogelijk de herstructurering

samen oppakken en de kwaliteit op de bedrijventerreinen verhogen. Herstructurering van bedrijventer-

reinen vergt een goede voorbereiding in de vorm van een businessplan en een uitvoeringsplan. Een

dergelijk businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving kan door de gemeente worden opgesteld voor

een bepaald project. Dit plan bevat – naast een omschrijving van de maatregelen en het beheer – een

analyse van de marktkansen in het gebied, inclusief de voorgestane strategie. Daarbij wordt bijvoorbeeld

ook gekeken hoe door middel van het inbrengen van functies met een hogere grondwaarde of het

bieden van intensiveringsmogelijkheden voor de bedrijven de levenscyclus van bedrijfskavels kan

worden verlengd.

Herstructureringsplannen worden ook beoordeeld op duurzaam en efficiënt ruimtegebruik. Een beproefde

methodiek om te komen tot duurzaam en efficiënt ruimtegebruik is de toepassing van de ladder van

duurzaam ruimtegebruik. Bij deze-ladder dienen gemeenten samenhangend (bij voorkeur in regionaal

verband) te kijken naar de relatie tussen de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en herstructu-

rering van bestaande bedrijventerreinen. De ladder is een denkmodel waarbij aan het accommoderen

van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend: 1. optimalisering gebruik

beschikbare ruimte o.a. door herstructurering; 2. het beter benutten van de ruimte door meervoudig

ruimtegebruik en intensivering; 3. en indien nodig uitbreiding van het ruimtegebruik door bedrijventer-

reinen. De afwegingsprocedure heeft tot doel te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan

van verrommeling. Verder wordt "inbreiding voor uitbreiding" gesteld, waarmee onnodige verstedelijking

wordt voorkomen. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zorgvuldiger af-

weging van het gebruik van de ruimte. Een instrument om deze samenhangende ruimtelijke aanpak

van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen financieel te regelen is verevening. Bij verevening worden

de revenuen uit de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen gebruikt voor de financiering van de herstruc-

turering van bestaande bedrijventerreinen.

Paragraaf 5.2 In dit artikel is sprake van bedrijfsverplaatsingen waar overheid en bedrijf belang bij

hebben (bedrijfsverplaatsingen met wederzijds belang). Het belang van de overheid zal veelal samen-

hangen met gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van een woonwijk. Ook kan

het zijn dat het gevestigde bedrijf een knelpunt vormt met betrekking van de leefbaarheid van de om-

geving van het bedrijf. Het belang van het bedrijf kan gelegen zijn in de beperkte groeimogelijkheden

op de locatie waar het gevestigd is.

Paragraaf 5.4 De provincie wil de samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers

en de overheid stimuleren teneinde de kwaliteit van bedrijventerreinen te behouden en te verbeteren.

Een goede samenwerking voorkomt dat bedrijventerreinen verloederen en dat er (nogmaals) herstruc-

turering plaats moet vinden. Daarnaast wil de provincie de samenwerking stimuleren ten behoeve van

duurzaam energiegebruik op bedrijventerreinen. Staatssteun Bij het opstellen van provinciale regelgeving

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201627

Page 28: Herziene regels subsidieverstrekking economie 2013decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/PDFoutput/Historie/Gelderlan… · Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening

in het algemeen en subsidieregels in het bijzonder is het van groot belang om rekening te houden met

het aspect staatssteun. Europeesrechtelijk is vastgelegd dat staatssteun alleen is toegestaan als een

uitzondering op het staatssteunverbod geldt (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de

werking van de Europese Unie). Alvorens te toetsen aan het staatssteunverbod en eventuele uitzonde-

ringen moet uiteraard eerst worden vastgesteld of er sprake is van staatssteun. Daarvoor gelden de

volgende cumulatieve eisen: a. Er is sprake van een steunmaatregel die een voordeel verschaft, in

welke vorm dan ook; b. Dit voordeel wordt direct of indirect bekostigd uit overheidsmiddelen; c. Hierdoor

worden één of meer specifieke ondernemingen begunstigd; d. Dit vervalst de mededinging of dreigt

dat te doen; e. Hierdoor wordt de handel tussen de Europese lidstaten ongunstig beïnvloed.

Om te kunnen spreken van staatssteun moet aan al deze criteria zijn voldaan. Is dat niet het geval dan

is er geen sprake van staatssteun. Verder is van belang dat het staatssteunverbod pas van toepassing

is indien het toegekende financiële voordeel voldoende substantieel is. Op grond van de zogenaamde

De-minimisverordening ((PbEU L 379) is het geven van steun van beperkte omvang toegestaan. Dat is

het geval indien de steun maximaal € 200.000 over drie jaren behelst. Wel kent de De-minimisverordening

een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet zijn voldaan. Dit zijn de monito-

ringverplichting en de anticumulatiebepaling. De monitoringverplichting verplicht de steun verlenende

overheid om een dossier bij te houden, wanneer zij steun verleent in het kader van de De-minimisver-

ordening. Dit houdt in dat de steun verlenende overheid: - Aan de begunstigde onderneming moet

melden dat het gaat om deminimissteun; - Van de begunstigde onderneming een verklaring moet

ontvangen over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ont-

vangen deminimissteun. Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht

dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Voldoet een steunmaatregel, zoals subsidieverstrekking,

aan de cumulatieve eisen voor staatssteun dan zal deze óftewel moeten voldoen aan de voorwaarden

van één van de (groeps)vrijstellingen óftewel aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden

voorgelegd. Een maatregel die hieraan niet voldoet of die niet door de Europese Commissie is goedge-

keurd, is in strijd met staatssteunverbod. Dit kan leiden tot een verplichting tot terugvordering en de

nietigheid van de maatregel. Onderhavige Herziene subusidieregels economie 2013 zijn zodanig opge-

steld dat deze in overeenstemming zijn met de Europese regelgeving inzake staatssteun. Vanuit

staatssteunoptiek kunnen deze subsidieregels voor wat betreft de afdeling 2 tot en met 4 worden opge-

deeld in drie categorieën: 1. er is geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van economische

activiteiten die worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden

aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen

spreken van staatssteun. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 2.9, 3.7 en 4.11; 2. er is

geen sprake van staatssteun omdat de grenzen van de De-minimisverordening niet worden overschreden.

Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 2.1, 3.1 en 4.2 met dien verstande dat daarbij de

subsidie door de subsidieontvanger volledig wordt aangewend voor onderzoek ten behoeve van onder-

nemingen. Vanuit staatssteunoptiek moeten deze ondernemingen aldus als ontvanger van steun worden

aangemerkt. In de subsidiebeschikking zullen voorwaarden worden opgenomen om te waarborgen dat

deze subsidie ten gunste van deze ondernemingen wordt aangewend in overeenstemming met de De-

minimisverordening. Verder behoren tot deze categorie de subsidieparagrafen 2.5, 2.8, 3.5, 3.6, 3.9,

4.3, 4.8, 4.9 en 4.10; 3. er wordt voldaan aan de voorwaarden van de Omnibus Decentraal Regeling

(ODR). De ODR is aangemeld en goedgekeurd door de Europese Commissie (beschikkingen N 726a/2007

en N 726b/2007) en beschrijft maatregelen op het gebied van Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie

(OO&I). De ODR vormt voor decentrale Nederlandse overheden het juridisch raamwerk waarbinnen zij

(subsidie)regelingen voor OO&I kunnen vaststellen zonder dat voorafgaande melding en goedkeuring

van de Europese Commissie nodig is. Onderhavige subsidieregels zijn gebaseerd op de Subsidieveror-

dening Vitaal Gelderland 2011 die op haar beurt weer een uitwerking is van onder meer het Prioritair

programma topsectoren en innovatie (PS2012-191), de Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en

het Prioritair programma Energietransitie (PS2012-193). Daarin wordt uitgebreid ingegaan op het sti-

mulerend effect en de noodzaak van steun voor OO&I. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen

2.2, 2.3, 2.4, 2.6, 2.10, 3.2, 3.3, 3.4, 3.8, 4.1, 4.4, 4.5 en 4.6.

Ten slotte is ook afdeling 5 in overeenstemming met de Europese staatssteunregels. Subsidie die wordt

verstrekt op grond van artikel 5.1.1 onder a. en b. behelst geen staatssteun omdat de subsidieontvanger

deze subsidie dient aan te wenden in het kader van haar algemene publiekrechtelijke taak op het gebied

van de ruimtelijke ordening en economisch beleid. De subsidiabele activiteit in artikel 5.1.1 onder c.

behelst geen staatssteun indien de subsidie slechts ten goede komt aan herstructurering van openbare

ruimte die niet commercieel wordt geëxploiteerd en die voor alle potentiële eindgebruikers op gelijke

wijze toegankelijk is. De hoogte van het subsidiebedrag genoemd in artikel 5.1.4 lid 2 geldt alleen voor

voornoemde gevallen. In andere gevallen, bijvoorbeeld indien de subsidie wordt verstrekt ten behoeve

van aanpassingen binnen de privéruimte van een bedrijf, dient te worden voldaan aan de vereisten

van de De-minimisverordening. De subsidieaanvrager dient een De-minimisverklaring op te vragen bij

het betrokken bedrijf. Subsidieverlening conform paragraaf 5.2 houdt geen staatssteun in omdat er

geen sprake is van voordeel aangezien de subsidiabele kosten zijn gebaseerd op de systematiek van

de Onteigeningswet. Ten aanzien van subsidie die wordt verstrekt op grond van de paragrafen 5.3 en

5.4 geldt dat deze voldoet aan de vereisten van de De-minimisverordening.

Cvdr 2016 nr. CVDR304547_1 6 december 201628