netwerkschool

28
de Netwerk school 2.0

description

een MBO-school die bestaat en lesgeeft vanuit zijn netwerk. Op elke bladzijde gaan de onderwerpen (d.m.v. Netwerk-cirkels) een relatie aan met hun omgeving. Een figuur van cirkels ontstaat. Dit ÔnetwerkfiguurÕ is een weergave van de netwerkstructuur op de desbetreffende pagina.

Transcript of netwerkschool

Page 1: netwerkschool

de

Ne

twerk

scho

ol

2.0

Page 2: netwerkschool
Page 3: netwerkschool

de

Ne

twerk

scho

ol

in opdracht van:gem

aakt door:

on

derw

ijs da

t werkt

2.0

Page 4: netwerkschool

4

verantwoording

VeraNtwoordiNg

Dit kaartenboek is het ondernemingsplan voor een nieuwe school, de Netwerkschool 2.0. Het plan is een uitwerking van het eerste Netwerkschoolmodel uit 2006. Terwijl Netwerkschool 1.0 een generiek bedrijfsplan is voor een school voor alle 12-plussers, is de Netwerkschool 2.0 specifiek toegesneden op het mbo.

Het doel van de ontwikkeling van de Netwerkschool 2.0 is vierledig: Een bron van inspiratie zijn voor mensen in de mbo-sector; Een integraal werk- en denkmodel bieden voor het verbeteren van de

efficiëntie en de effectiviteit van de bedrijfsvoering in het mbo; Een model bieden voor de organisatie van competentiegericht

onderwijs in het mbo; Uitgangspunt zijn voor ‘Experiment de Netwerkschool’, waarin op basis

van het Netwerkschoolmodel in de praktijk zal worden getoetst in hoeverre door betere bedrijfsvoering en de inzet van ICT het rendement in het onderwijs omhoog kan.

Netwerkschool 2.0 is geen modelschool, maar een integraal werk- en denkmodel voor een mbo-school. In het denken is uitgegaan van een aantal uitgangspunten:

Het competentiegericht onderwijs is een gegeven; Netwerkschool 2.0 gaat over de bedrijfsvoering niet over onderwijsvisie; Netwerkschool 2.0 maakt het onderwijs beter en goedkoper; Het model is zo concreet mogelijk, zolang de informatie toepasbaar is op

alle mbo-scholen; Netwerkschool 2.0 voldoet aan de basiseisen die aan het huidige mbo

worden gesteld, zoals de 850-urennorm; Netwerkschool 2.0 maakt gebruik van kennisontwikkeling uit aanpalende

projecten, zoals TripleA, Flexibel Leren en Parell.

Netwerkschool 2.0 is gemaakt in opdracht van MBO 2010. Het bedrijfsplan is ontworpen tijdens denksessies met vertegenwoordigers van de deelnemende scholen. Mensen uit alle lagen van de school hebben meegedacht; van docenten tot financieel specialisten en van bestuurders tot onderwijsontwikkelaars. De lijst met deelnemende scholen is opgenomen achterin dit boek. Namens de studenten hebben vertegenwoordigers van Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) meegedacht. Verder is specialistische inhoud geleverd door Twynstra Gudde, OneArchitecture en Stichting Kennisnet.

Tijdens de denksessies hebben verschillende ‘denktanks’ per thema Informatiekaarten gemaakt. De Argumentenfabriek heeft het denkwerk begeleid, de Informatiekaarten gestructureerd, de begeleidende teksten geschreven en het boek opgemaakt.

Het mbo heeft, als elke branche, een eigen vocabulaire. Om het kaartenboek toegankelijk te houden, zijn termen die niet algemeen bekend zijn, zo mogelijk geschrapt. Om begripsverwarring te voorkomen is achterin het boek een verklarende woordenlijst opgenomen.

Waar we in dit boek spreken over personen (M/V), kiezen we de mannelijke vorm, dit ondanks de voortschrijdende feminisering van het onderwijs. Waar ‘hij’ staat, kan ook steeds ‘zij’ gelezen worden.

Met dank aan alle mensen die hebben meegedacht voor hun enthousiasme en hun denkwerk.

oktober 2008

Page 5: netwerkschool

5

inhoudsopgave

Wat is de inhoud van

dit kaartenboek?

Inhoudsopgave

Inleiding

1 Feitenkaart

2 Trendskaart Buitenwereld

3 Trendskaart Binnenwereld

4 Visie en Missiekaart

5 Formulekaart

6 Studentondernemingkaart

7 Principeskaart

8 Wie is wie-kaart

9 Wie doet wat-kaart

10 Werkkaart

11 Student in virtuele ruimtekaart

12 Tijdkaart

13 Weekrooster twee docenten

14 Weekrooster twee studenten

15 Netwerkkaart

16 Zeggenschapskaart

17 Plankaart

18 Relatiekaart

19 Impressie van het gebouw

20 Cultuurkaart

21 Cultuuraanpakkaart

22 Mensenkaart

23 Motivatiekaart

24 Financiën 1

25 Financiën 2

26 Sturingsfilosofiekaart

Literatuurlijst

Woordenlijst

Deelnemende scholen

CuLTuuR eN MeNSeN

oRgaNISaTIe

INLeIDINg

STRaTegIe

FINaNCIëN eN STuRINgSFILoSoFIe

NaSChRIFT

5

6

11

13

15

17

19

21

25

27

28

31

33

35

36

38

41

43

44

47

48

55

57

59

61

65

67

69

70

70

72

4

8

22

52

62

70

iNhoudsopgaVe

Page 6: netwerkschool

6

Page 7: netwerkschool

7

Strategie is het eerste element dat aan de orde komt in het ondernemingsplan van de Netwerkschool. Bij de strategie wordt een doel vastgesteld (de missie) en wordt uitgewerkt wat er nodig is om dit doel te bereiken. De strategie valt uiteen in drie onderdelen; 1. feiten en trends; 2. visie en missie; en 3. diensten, markten en formule.

Feiten en Trends

Een strategie formuleren begint bij het verzamelen van de relevante feiten (hoe zit het eigenlijk?) en de relevante trends (waar gaat het heen?). De Netwerkschool opereert immers niet in het luchtledige maar moet adequaat reageren op (toekomstige) maatschappelijke bewegingen zoals de toenemende zelfstandigheid van de scholen, de te hoog opgelopen schooluitval en de vergrijzing. Het strategiedeel van dit plan begint met een Feitenkaart en twee Trendskaarten.

Visie en Missie Visie en missie verwoorden waar de school voor staat en wat de school wil bereiken. Visie en missie zijn als zodanig twee handen op een buik. De visie geeft aan hoe de school aankijkt tegen de eerder geformuleerde feiten en trends. De missie vat deze visie samen in één zin: de Netwerkschool verhoogt het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro.

Diensten, Markten en Formule Visie en missie zijn in dit bedrijfsplan verder uitgewerkt in de dienst-markt-formule-combinaties die de Netwerkschool aanbiedt. Het gaat dan om de vraag welke diensten de school levert, welke markten de school bedient, en op welke wijze de school zijn diensten levert.

strategie WaT WIL De NeTWeRkSChooL BeReIkeN?

Page 8: netwerkschool

8

feiten

FeiteNkaart

Lerarentekorten, uitval van leerlingen, onderwijsuitgaven, de kranten staan dagelijks bol van de cijfers over het onderwijs. Maar hoe zit het nou echt? Wie een nieuwe school wil ontwerpen in het mbo, moet daar antwoord op hebben. Daarom is de eerste kaart in het hoofdstuk strategie een Feitenkaart.

De Feitenkaart is ingedeeld conform het bedrijfsmodel van de Netwerkschool. De takken markten, leerresultaten, diensten en formule geven feiten weer die in het model onder de strategie vallen. Mensen, organisatie en financiën zijn elementen op zich. Over de organisatiecultuur in het mbo zijn, voor zover bekend, geen kwantitatieve data voorhanden. Hetgeen op zichzelf al een opmerkelijk feit is.

De Feitenkaart laat zien dat de meeste studenten in het mbo voltijds studeren. Van de in totaal 480 duizend mbo-studenten volgt tweederde een beroepsopleidende leerweg (BOL). Een BOL-opleiding, ook wel ‘dagonderwijs’ genoemd, bestaat voor 20 tot 60 procent uit werken in de praktijk. Bijna 150 duizend studenten volgen de andere opleidingsvariant in het mbo, de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) waarin een student doorgaans vier dagen per week werkt, en een dag naar school gaat. De meeste mbo-studenten volgen een opleiding op het hoogste niveau (niveau 4).

Feit is dat er variatie zit in het opleidingssucces van mbo-scholen. Ook blijkt dat naar mate studenten meer werken tijdens hun opleiding (bijvoorbeeld in een beroepsbegeleidende leerweg (BBL)) de uitval lager is.

Terwijl er sprake is geweest van schaalvergroting op bestuurlijk niveau, blijkt dat de diversiteit van het dienstenaanbod in het mbo de afgelopen jaren is gegroeid. Het aantal opleidingen is in vier jaar met zestig procent gestegen. Terwijl de sector Techniek veruit de meeste opleidingen heeft, trekken de economische opleidingen het hoogste aantal studenten.

De cijfers laten zien dat ondanks de digitalisering van het leermateriaal en de introductie van nieuwe werkvormen (het competentiegericht onderwijs), de arbeidsintensiteit van het onderwijs (uitgedrukt in het aantal studenten per docent) niet lager, maar juist hoger wordt. Ondanks de investeringen in ICT zijn er steeds meer docenten nodig om hetzelfde aantal studenten op te leiden. Dit terwijl het geraamde docententekort oploopt.

De overheid besteedt relatief weinig geld aan mbo-studenten. Het mbo krijgt 12 procent van het totaal beschikbare onderwijsbudget. De publieke onderwijsuitgaven stijgen. De groei van de kosten per leerling is de afgelopen jaren, na het basisonderwijs, het hoogst in het mbo.

Page 9: netwerkschool

0

200

400

600

800

1000

1200

20072006200520042003

aant

al

731

1.177

groen

Techniek

Economie

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs

Combinatie

Economie

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs

Combinatie8

Groen

Techniek

139

735

218

77

0

50

100

150

200

250

300

350

200619921987

aant

al 347

139

61

2,7

2,7

26

152,3

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs 160,8

164,1Economie

Combinatie

Groen

Techniek

Het aantal mbo-opleidingen is in vijf jaar met 60% gestegenHet totaal aantal mbo-opleidingen

De sector Techniek heeft het grootste aantal opleidingenHet aantal mbo-opleidingen naar sector, 2007

Het aantal mbo-instellingen neemt afHet aantal mbo-instellingen

De meeste mbo-studenten volgen een opleiding in de sector EconomieHet aantal studenten (x 1.000) naar sector, 2007

Het mbo krijgt van de overheid relatief weinig geld per student De publieke uitgaven per student

Bron

: PW

C, B

ench

mar

k m

bo 2

007,

200

8

Bron

: ww

w.m

inoc

w.n

l - fe

iten

en c

ijfer

sBr

on: H

ette

ma

en L

enss

en, V

an w

ie is

het

on

derw

ijs, 2

007

Bron

: MBO

2010

, Tus

sene

valu

atie

Ex

perim

ente

n 20

07-2

006

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers, AOC-raad

Combinatie = een profiel dat onder meerdere sectoren valt

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers en Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

Ondanks de introductie van ICT en nieuwe werkvormen blijft de student-docent ratio nagenoeg gelijkEr komt meer variatie in het dienstenaanbod

De overheid besteedt per student relatief weinig geld aan het mbo

Op bestuurlijk niveau wordt de schaal groter

Afhankelijk van leerweg en sector varieert het opleidingssucces tussen de 50 en 75 procent

De tevredenheid van de docenten daalt terwijl het lerarentekort oploopt

De gemiddelde mbo-student volgt een voltijdopleiding op niveau 4 en is tussen de 19 en 21 jaar oud

De BBL is de meest succesvolle leerwegHet percentage gediplomeerden onder

school verlaters naar leerweg, 2007

Het succes verschilt tussen sectorenHet percentage gediplomeerden onder school verlaters

naar sector, 2007

De studenttevredenheid daaltHet percentage studenten dat in het algemeen

tevreden of ontevreden is

20 10 0 10 20 30 40 50 60

Ontevreden Tevreden

2007 21

2006 20

46

51

procentenBBL= Beroeps Begeleidende Leerweg

BOL-vt= Beroeps Opleidende Leerweg in voltijd

BOL-dt= Beroeps Opleidende Leerweg in deeltijd

DGO = Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs

Combinatie = een profiel dat onder meerdere sectoren valt

0

10

20

30

40

50

60

70

80

BOL-dtBBLBOL-vt

proc

ente

n

72,3

51,6

68,5

0 10 20 30 40 50 60 70 80

Combinatie

Groen

DGO

Techniek

Economie

procenten

74,3

67,5

70

gemiddelde

59,8

61,7

Bron

: PW

C, B

ench

mar

k m

bo 2

007,

200

8

Bron

: PW

C, B

ench

mar

k m

bo 2

007,

200

8

60 procent van de docenten werkt meer dan 15 jaar in het onderwijsHet aantal jaar dat docenten in het onderwijs werken

0 5 10 15 20

> 30 jaar

26-30 jaar

21-25 jaar

16-20 jaar

11-15 jaar

6-10 jaar

1-5 jaar

< jaar

procenten

13

12

3

16

17

17

13

10

Bron

: SBL

, waa

r wij

voor

sta

an, 2

006

De meeste docenten zijn tussen de 46 en 55 jaar oudDe leeftijd van docenten in het onderwijs

0 10 20 30 40 50

56-65 jaar

46-55 jaar

35-45 jaar

< 35 jaar

procenten

13

3

16

17

Bron

: SBL

, waa

r wij

voor

sta

an, 2

006

Bron

: JO

B, JO

B-m

onito

r 200

7, 2

007

proc

ente

n

0

20

40

60

80

100digitaal

boeken

mbovo po2008 2011 2008 2011 2008 2011

Het mbo loopt voorop bij het digitaliseren van het leermateriaalHet aandeel van boeken en digitaal leermateriaal

in 2008 en 2011

Bron

: Ken

nisn

et, 4

in b

alan

s m

onito

r 200

8, 2

008

Wat is de

feitelijke situatie in

het mbo?

Markten leerresultaten

MensenFinanciën

Organisatie

FOrMuleDiensten

De meeste studenten in het mbo doen een voltijdopleidingHet aantal studenten naar leerweg, 2007

BBL= Beroeps Begeleidende Leerweg

BOL-vt= Beroeps Opleidende Leerweg in voltijd

BOL-dt= Beroeps Opleidende Leerweg in deeltijd

De meeste studenten in het mbo volgen een opleiding op niveau 4Het aantal studenten naar niveau, 2007

De gemiddelde leeftijd van studenten is het hoogst voor de deeltijdopleidingDe gemiddelde leeftijd naar leerweg, 2007

Bron

: Ker

ncijf

ers

2003

- 20

07 O

CW

Bron

: Ker

ncijf

ers

2003

- 20

07 O

CW

Bron

: Ker

ncijf

ers

2003

- 20

07 O

CW

Bron

: Ker

ncijf

ers

2003

- 20

07 O

CW

Bron

: CBS

, De

Ned

erla

ndse

Eco

nom

ie

2006

, 200

7

De tevredenheid van docenten over werken in het onderwijs neemt fors afOntwikkeling tevredenheid docenten in 2005-2006

0

20

40

60

80

100

ToegenomenGelijk gebleven

Afgenomen

60

13

27

proc

ente

n

Bron

: SBL

, waa

r wij

voor

sta

an, 2

006

De vervangingsvraag van docenten in het mbo stijgtDe vervangingsvraag van docenten in het mbo

0

500

1.000

1.500

2.000

2012201020082006

fte 1.810 1.860 1.890

1.620

Bron

: Cen

terd

ata,

Eco

rys

en Q

QQ

Del

ft,

De

toek

omst

ige

arbe

idsm

arkt

voo

r on

derw

ijspe

rson

eel t

ot 2

015,

200

6

De publieke onderwijsuitgaven nemen toeDe uitgaven van OCW aan onderwijs

0

50

100

150

200

250

300

350

BOL-dtBBLBOL-vt

320

12

148

1.00

0 pe

rson

en

0

5

10

15

20

25

30

35

BOL-vt

gem

idde

lde

leef

tijd

BBLBOL-dt

jaar 33

26

19

0 50 100 150 200 250

Niveau 4

Niveau 3

Niveau 2

Niveau 1

213

123

125

19

1.000 personen

0

5

10

15

20

20072006

aant

al

17,917,1

Het aantal studenten per docent blijft nagenoeg gelijkHet aantal gewogen studenten per fte onder-

wijzend personeel

0

10

20

30

40

50

20072006

40,5

32,3

proc

ente

n

Meer studenten volgen competentie-gericht onderwijsHet percentage studenten dat competentiegericht

onderwijs volgt

0

5

10

15

20

25

30

20072003

milj

arde

n eu

ro

22,6

26,7

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

pohbombowovmbo, havo &

vwo

euro

6.3006.010

5.560 5.560

5.060

1 FeiteNkaartSTrATEGIE

Page 10: netwerkschool

10

Page 11: netwerkschool

11

Nu de strategie helder is en we weten wat de Netwerkschool wil bereiken en op welke wijze, is het zaak invulling te geven aan de manier waarop de dienstverlening van de school wordt georganiseerd.

De vraag waarvoor de denktank Organisatie zich gesteld zag luidde: welke eisen stellen visie, missie, formule en het gekozen dienstenaanbod aan de organisatie van de school?

Uit deze hoofdvraag volgt een hele reeks subvragen: Welke principes kunnen als uitgangspunt dienen voor de inrichting van de organisatie? Welke functies onderscheiden we? Wie doet wat? Wat kan de student doen met ICT? Hoe gaat de school om met tijd? Hoe zien de weekroosters eruit? Hoe ziet het organi-gram eruit? Wie heeft zeggenschap waarover? Hoe wordt het onderwijs gepland? Hoe wordt het werken van de student georganiseerd? Welke relaties wil de school onderhouden? Wel-ke eisen stelt dit alles aan het gebouw van de Netwerkschool?

De kunst is de vragen te beantwoorden op zodanige wijze dat de organisatie past bij de strategie van de school.

De visie op de organisatie gaat uit van een wendbare, dienstbare en omgevingsgerichte organisatie, die doet wat ze belooft en het hele jaar open is. De Netwerkschool wil immers snel en flexibel kunnen inspringen op vragen van studenten, het bedrijfsleven en de regio. De organisatiestructuur van de Netwerkschool is hierom, de naam verklapt het al, een netwerkorganisatie. Netwerkorganisaties kenmerken zich door:1. weinig hiërarchie;2. eigen verantwoordelijkheid voor de medewerkers;3. flexibele, doelgerichte samenwerkingsverbanden;4. gebruik van ICT voor informatie-uitwisseling en zelfplanning;5. een sterke doch informele organisatiecultuur.

De Netwerkschool is georganiseerd als een dynamisch sociaal netwerk. De school kent geen vaste teams (verant-woordelijkheden liggen altijd op het niveau van de individuele

medewerker), maar in de dagelijkse praktijk vormen zich voortdurend samenwerkingsverbanden van mensen (docenten en studenten) die rondom opleidingen, onderwijs-modules of projecten met elkaar samenwerken. Ook de studentondernemingen zijn voorbeelden van dergelijke samenwerkingsverbanden.

Hoe flexibeler de samenwerkingsverbanden zijn, des te belang-rijker is het om heldere afspraken te maken. Nadat we in dit hoofdstuk de organisatorische principes hebben geformuleerd, die richting geven aan de beslissingen over de organisatie, brengen we daarom schematisch de verdeling van de functies (Wie is wie?) en de taken (Wie doet wat?) in kaart. De Werk-kaart laat zien hoe het werken van de student wordt georganiseerd, gevolgd door een kaart over hetgeen de student doet in de virtuele ruimte van de school.

Vervolgens verbeelden we hoe de school omgaat met tijd en geven we een aantal voorbeelden van hoe een week op de Netwerkschool eruit kan komen te zien in de praktijk.

Het organigram en de Netwerkkaart laten zien welke samen-werkingsverbanden zich vormen, de Zeggenschapskaart geeft aan wie zeggenschap heeft waarover en in hoe mensen hierover rekenschap afleggen.

Daarna volgt een visualisatie van hoe het onderwijs binnen de Netwerkschool wordt gepland en hoezeer ICT hierin een centrale rol speelt.

De relatiekaart illustreert dat ICT eveneens onmisbaar is voor het relatiebeheer, waar de school als netwerkorganisatie in moet uitblinken.

We ronden het hoofdstuk Organisatie af met een impressie van hoe de fysieke ruimte, het gebouw, van de Netwerkschool vormgegeven zou kunnen worden.

orgaNisatie

Page 12: netwerkschool

12

wie doet w

at

Wie doet wat

in het onderwijs

van de

Netwerkschool?

Nu we weten welke rollen de Netwerkschool onderscheidt en wat de zes onderwijsstappen zijn, kunnen we gaan concretiseren wie er wat doet in elke stap.

Op de kaart hiernaast, met de titel: ‘Wie doet wat?’, heeft de denktank deze stappen beschreven.

In de eerste stap, de Intake, maakt de student, na een bezoek aan de website van de school, online een afspraak bij de Intakebalie. De Intakebalie is een centrale dienst omdat voorlichting geven, assessments afnemen, en talenten ontdekken specifieke expertise vereist en omdat er dan geen belangenverstrengeling is met een bepaalde opleiding.

Is de keuze voor een opleidingsrichting gemaakt, dan stippelt de student met zijn studiebegeleider een leerweg uit. De eerste weken krijgt de student een introductie in de school en in het gekozen domein.

In de periode leren en toetsen die volgt, zoekt de studiebegeleider de student regelmatig op, ook virtueel. Studiebegeleiders zijn accountmanagers, hun belangrijkste taak is de effectiviteit van het leerproces en de tevredenheid van de student te peilen, te bespreken en te verbeteren.

Werken is op de Netwerkschool een belangrijke vorm van leren. De student werkt als docent, in een studentonderneming (zie pagina 20) en in een leerbedrijf. De netwerker zoekt met de student de goede leer-werkplekken, de moderator begeleidt de student bij het opzetten van de studentonderneming. Allen slaan feedback en vorderingen op in het studentvolgsysteem.

De Examenbalie, ook weer een gespecialiseerde centrale dienst, neemt examens af wanneer de student aangeeft daar aan toe te zijn. Het diploma leidt de student naar de Alumnibalie (zie ook pagina 46).

9 wie doet wat-kaartOrGANISATIE

De nieuwe student meldt zich online aan.De nieuwe student doet de intake en de nodige assessments.Een seniorstudent geeft nieuwe studenten informatie over de opleiding.Een seniorstudent helpt de studieadviseur bij het afnemen van de assessments.

De computer biedt de student inzicht in en informatie over de studiemogelijkheden.De computer helpt de student bij het invullen van zijn aanmeldingsformulier.De computer signaleert zonodig met een quickscan de competenties (EVC’s) van de student.

De studieadviseur beoordeelt de informatie die de vooropleiding over de student aanlevert.De studieadviseur doet de intake en de nodige assessments.De studieadviseur signaleert welke competenties (EVC’s) de student heeft.De studieadviseur helpt de student bij het kiezen van een opleiding.De studieadviseur draagt de student over aan diens studiebegeleider.De studieadviseur signaleert of de student extra begeleidingsbehoefte heeft.

De student maakt online een voorstel voor de te volgen leerweg.De student geeft met zijn studiebegeleider vorm aan zijn leerweg.

De studiebegeleider stelt met de student diens persoonlijke leerweg vast.De studiebegeleider maakt afspraken met de student en stelt het leer-werkcontract op.De studiebegeleider stelt zonodig met de student de persoonlijke leerweg bij.

De computer biedt de student inzicht in en informatie over de onderwijsmogelijk heden.

LeeRWeg PLaNNeNINTake

De zes onderwijsstappen

Wat doen de studenten?

En de studentondernemingen?

Wat doen de onderwijsmensen?

Wat doet de studiebegeleider?

Wat doet de computer?

Wat doen de centrale diensten?

De studieadviseur De assessor De Alumnibalie De netwerker

Wat doet het leerbedrijf?

1 2

Page 13: netwerkschool

De student leert met hulp van computer, medestudenten en onderwijsmensen.De student biedt kennis aan medestudenten (peer-to-peer lessen).De student helpt medestudenten met vragen over het leerproces (peer-to-peer begeleiding).De studenten geven elkaar feedback tijdens samenwerking.De student toetst zijn eigen voortgang.

De docent helpt de student als deze vakinhoudelijke kennisvragen heeft.De onderwijsmensen beoordelen de voortgang van de student en geven feedback.De moderator helpt de student bij vragen over manieren van leren.De instructeur biedt de student praktische kennis en helpt competenties ontwikkelen.De onderwijsassistent ondersteunt docenten, instructeurs en studenten bij het onderwijs.

De studiebegeleider volgt en begeleidt de hele leerweg van de student.De studiebegeleider ondersteunt de student als deze problemen met het leren heeft.De studiebegeleider volgt de toetsen van de student via het studentvolgsysteem.De studiebegeleider attendeert de student op eventuele problemen met de voortgang.Indien nodig draagt de studiebegeleider de student over aan de studie-begeleider intensief.

De computer leert de student vakinhoudelijke kennis.De computer volgt en begeleidt de leerweg van de student.De computer helpt de student met vragen over manieren van leren.De computer toetst continu de voortgang van de student en geeft feedback.De computer houdt de competentieontwikkeling en het portfolio van de student bij.De computer prikkelt de student op een positieve manier om vaart te maken.De computer seint de student in als het tijd is voor deelname aan een examen.De computer seint de studiebegeleider in als de student onvoldoende presteert.

De student werkt met hulp van computer, medestudenten, onderwijs-mensen en bedrijven.De student werkt in een studentonderneming.De student werkt in een leerbedrijf.De seniorstudent helpt de student binnen de studentonderneming.De seniorstudent helpt nieuwe studenten bij hun keuze voor werk.De seniorstudent biedt praktische kennis en begeleidt het werken van de student.Elke student met een goed ondernemingsplan kan een student-onderneming beginnen.De studentonderneming stelt met de student een arbeidsovereenkomst op.De studentonderneming geeft feedback aan de student en de studie-begeleider.

De instructeur begeleidt het werken van de student.

De studiebegeleider helpt de student bij diens keuze voor werk.De studiebegeleider helpt de student bij problemen op de leer-werkplek.

De computer biedt de student informatie over leer-werkplekken en studentondernemingen.De computer biedt de student praktische kennis en online begeleiding.De computer geeft antwoord op vragen van de student over werk.De computer volgt en begeleidt het werken van de student.

De netwerker koppelt de leervraag van de student aan een leerbedrijf.De netwerker ondersteunt het leerbedrijf bij het begeleiden van de student.

Het leerbedrijf levert leer-werkplekken.Het leerbedrijf stelt met de student een arbeidsovereenkomst op.Het leerbedrijf geeft feedback aan de student en de studiebegeleider.

De student doet examen.

De studiebegeleider volgt de examens van de student via het studentvolgsysteem.De studiebegeleider adviseert de student als deze problemen heeft bij examinering.

De computer kan bij de student examen afnemen door simulaties of serious gaming.

De assessor beoordeelt de competenties van de student tijdens een integratieve toets (porftfoliobeoordeling en/of proeven van bekwaamheid).De assessor doet de erkenning van EVC’s of koopt die in bij EVC bureaus.

Oud-studenten worden lid van het alumninetwerk van de school.Oud-studenten houden hun vakkennis actueel via het alumninetwerk.Oud-studenten blijven hun portfolio beheren via de school.Oud-studenten blijven via het alumninetwerk op de hoogte van bijscholingsmogelijkheden.Oud-studenten benutten de carrièrekansen die het alumninetwerk biedt.Alumnibeheer is de taak van een studentonderneming.

De studiebegeleider nodigt de student bij diplomering uit voor het alumninetwerk.De studiebegeleider draagt de student over aan de Alumnibalie.

De computer biedt toegang tot het online alumninetwerk.De computer blijft de student toegang bieden tot zijn online portfolio.De computer biedt informatie over vacatures, events en bijscholing.

De Alumnibalie onderhoudt samen met een studentonderneming het contact met alumni.De Alumnibalie volgt de oud-student en assisteert deze desgewenst bij nieuwe leervragen.De Alumnibalie werft alumni die kunnen bijdragen aan het leren en werken van de student.

LeReN / ToeTSeN exaMINeReN NeTWeRkeN WeRkeN / ToeTSeN3 4 5 6

Page 14: netwerkschool

14

student in virtuele ruimte

de studeNt iN de Virtuele ruimte

Op de Wie doet wat-kaart blijkt dat de computer een belangrijke rol speelt in het onderwijs op de Netwerkschool. De computer, waarmee de virtuele ruimte van de school ontsloten wordt, heeft taken in elke onderwijsstap.

Om aan te geven wat de student doet in de virtuele ruimte van de school, heeft de denktank de volgende kaart gemaakt.

Een van de uitgangspunten van de Netwerkschool is dat niet alleen het volledige curriculum, maar ook alle andere schoolinformatie online toegankelijk is. Mensen hoeven hun laptop maar open te klappen en in te loggen via internet en ze kunnen aan het werk.

De ruggengraat van de Netwerkschool is dus in wezen een website. Deze site ontsluit de complete school. Deze virtuele Netwerkschool is altijd open, 24 uur per dag, zeven dagen per week.

De student meldt zich via de website aan en maakt een afspraak voor een intakegesprek. Via de site logt de student vervolgens ook in op de virtuele leeromgeving waar hij zijn leerweg samenstelt door op zijn kalender de modules, benodigd voor het behalen van het gewenste diploma, achter elkaar te zetten en deze te reserveren.

Leren en toetsen zijn volledig geïntegreerd. Wie daar de voorkeur aan geeft, maakt voor de digitale les eerst een diagnostische toets, maar achteraf of tijdens de les toetsen kan ook. De geïntegreerde toetsing maakt dat de voortgang van de kennisontwikkeling van de student vrijwel automatisch wordt bijgehouden. Dat is niet alleen handig voor de student zelf, maar ook voor zijn studiebegeleider, de onderwijsmensen die hem begeleiden en voor zijn ouders.

De leeromgeving is een internetgemeenschap waar niet alleen de aanwezigheid van anderen te zien is, maar ook hun activiteiten zichtbaar zijn. Zo weten mensen elkaar te bereiken, kunnen ze samen projecten doen, elkaar helpen en informatie delen.

Het voordeel van werken met een webbased leeromgeving is dat informatie altijd en overal toegankelijk is, dus ook als de student niet op school is, maar bijvoorbeeld op zijn leer-werkplek bij een leerbedrijf.

Bijkomend voordeel van een webbased leeromgeving is dat alle software centraal draait. Dit maakt het beheer van de leeromgeving eenvoudiger en drukt de kosten. Een webbased leeromgeving maakt het voor scholen ook eenvoudiger leermateriaal te delen. De Netwerkschool past daarmee in de beweging naar een volledig online toegankelijk schoolsysteem, net als initiatieven als de Open School.

De online school: zeven dagen per week,

24 uur per dag.

E-learning staat nog in de kinder-

schoenen. In Nederland werken vooral

commerciële onderwijsaanbieders ermee.

In het publiek bekostigde beroepsonder-

wijs is het aanbod van online leren beperkt

tot een enkele pionier. Een voorbeeld

hiervan is het Koning Willem I College in

Den Bosch. Na een testfase met zestig

cursisten heeft dit rOC in september 2008

een eigen online school geopend.

De nieuwe school is begonnen met een

aanbod van twintig cursussen op het

gebied van onder meer professionele

vorming, persoonlijke ontwikkeling,

en computervaardigheden. Op verzoek

van het bedrijfsleven biedt de online

school ook opleidingen op maat aan,

bijvoorbeeld voor het bijscholen van

personeel. Cursisten schrijven zich online

in, kunnen zelfstandig in hun eigen tempo

lessen volgen, maar kunnen ook terecht

bij een online helpdesk en een persoonlijk

begeleider, die tevens de voortgang van de

cursist in de gaten houdt. De online school

is het hele jaar open, 24 uur per dag en

zeven dagen per week.

Voor meer informatie zie:

http://online.kw1c.nl/

Page 15: netwerkschool

Wat kan

de student doen in

de virtuele ruimte van

de Netwerkschool?

1

2

3

4

5

6

De student kan informatie vinden over het onderwijs op de Netwerkschool.De student kan bij andere studenten informatie vragen over onderwijs.De student kan zich aanmelden en een afspraak maken met een studieadviseur.De student kan digitaal de nodige tests en assessments doen.De student kan een quick scan voor de EVC-procedure doen.

De student kan de vereiste competenties en modules voor een diploma bekijken.De student kan zijn initiële persoonlijke leerweg voorleggen aan zijn studiebegeleider.De student kan zijn persoonlijke leerweg digitaal vastleggen en bijstellen.De student kan de volgorde van zijn modules bepalen en deze tussentijds wijzigen.De student kan modules uit zijn initiële planning reserveren.De student kan zijn eigen voortgang monitoren.

De student kan alle leerstof uit het curriculum online tot zich nemen.De student kan zichzelf voortdurend, diagnostisch, toetsen.De student kan zijn leerproces registreren, bewaken en bijsturen.De student kan zijn digitale portfolio vullen.De student kan zelf informatie vergaren door bijvoorbeeld FAQ’s te raadplegen.De student kan informatie maken en delen, ter ondersteuning van het leren en toetsen.De student kan onderling en met begeleiders informatie uitwisselen (via e-mail, chat). De student kan de aanwezigheid en de activiteiten van anderen zien en daarop inspringen.De student kan (sociale) netwerken opbouwen.De student kan met andere studenten samenwerken.De student kan internet gebruiken om te leren, zoals skypen met Engelse studenten.De student kan experts (zoals accountants) raadplegen.De student kan (serious) gamen en oefenen met digitale simulaties. De student kan van de computer feedback krijgen.De student kan om begeleiding vragen en krijgen.De student kan zijn planning, agenda en uren bijhouden.

De student kan praktische kennis vergaren.De student kan informatie over leer-werkplekken en studentondernemingen raadplegen.De student kan zijn uren verantwoorden naar de werkgever.De student kan digitaal zijn portfolio met werkervaring bijhouden.De student kan digitaal zijn werkervaring evalueren en delen.De student kan collegastudenten in dezelfde situatie en alumni raadplegen.De student kan digitaal om feedback vragen.

De student kan zijn digitale bewijsmap maken om voor te leggen aan de assessor.De student kan zijn stukken uit zijn digitale bewijsmap laten valideren.De student kan zich inschrijven voor examens.De student kan examen doen via de computer via bijvoorbeeld serious gaming of simulaties.De student kan zijn examenresultaten raadplegen.

De alumnus kan contact met mede-alumni onderhouden.De alumnus kan als expert in de virtuele ruimte hulp bieden aan studenten.De alumnus kan feedback geven ten gunste van de ontwikkeling van het curriculum.De alumnus kan vakinhoudelijke vernieuwing terugkoppelen aan de school en andersom.De alumnus kan informatie raadplegen over mogelijke vervolgopleidingen.De alumnus kan zich inschrijven voor aanvullend en nieuw onderwijs.De alumnus kan de kennisbehoefte van de school zien en hier zo (betaald) in voorzien.De alumnus kan zijn eigen portfolio inzien en aanvullen om eventueel later te laten verzilveren.

WerkeN / toetseN

LereN / toetseN

INtake

LeerWeg pLaNNeN

examINereN

NetWerkeN

15

student in virtuele ruimte

11 studeNt iN Virtuele ruimtekaartOrGANISATIE

Page 16: netwerkschool

16

netwerkorganisatie

legenda netwerkkaart

VaN orgaNigram tot Netwerkkaart

In een hoofdstuk over de organisatiestructuur mag het organigram niet ontbreken. Maar met het verdwijnen van de hiërarchische piramidestructuur, behoort in de Netwerkschool het organigram eigenlijk tot het verleden.

Organigrammen zijn handig voor het uittekenen van gezagsverhoudingen en bevelslijnen. Het organigram van de modelschool Netwerkschool 2.0, met vierduizend studenten, zou zich op deze manier eenvoudig laten tekenen zie figuur 7. Er is één algemeen directeur met daaronder acht directeuren die behalve een deel van het onderwijs (onderwijsmensen en studenten) ook een of meerdere centrale diensten in portefeuille hebben. Meer lagen zijn er niet.

Voor het weergeven van de organisatiestructuur van de Netwerkschool, een wendbare en platte netwerkorganisatie, voldoen de bekende harkjes echter niet meer. Doordat de samenwerkingsverbanden in een netwerkorganisatie steeds veranderen, kan het organigram nooit meer zijn dan een moment-opname. Het organigram wordt zo een netwerkkaart: een visualisatie die verbeeldt hoe de organisatie op een bepaald moment is geconfigureerd.

De Netwerkkaart hiernaast is een voorbeeld van een dergelijke moment-opname. De Netwerkkaart laat een aantal flexibele en doelgerichte samen-werkingsverbanden zien, die op enig moment actief zijn in de school. De stippen op de kaart verbeelden personen, of groepen van vijf, honderd of vijf-honderd mensen (zie legenda). De gekleurde ‘blobs’ geven aan dat personen met elkaar verbonden zijn door een gezamenlijke activiteit, zoals bijvoorbeeld een opleiding, het netwerkbeheer, het alumnibeleid of de personeelszaken. In de praktijk zullen op enig moment binnen de Netwerkschool veel meer activiteiten plaatsvinden dan op deze kaart staan aangegeven. De kaart is dan

500 personen

100 personen

5 personen

1 persoon

figuur 7 het klassieke organigram

ook vooral een verbeelding van hoe flexibele samenwerkingsverbanden zich vormen, al naar gelang de activiteiten die de Netwerkschool ontplooit.

Zo geeft de grote bordeauxrode blob aan dat op dit tijdstip in de Netwerk-school een groep mensen betrokken is bij een opleiding. De groep bestaat uit circa 380 studenten, zeventien onderwijsmensen, een freelance-docent, een assessor van de Examenbalie en een directeur,.

Binnen deze opleiding lichten, in het oranje, een tweetal modules op, bestaande uit ieder ongeveer 120 studenten en vijf onderwijsmensen. Bij de rechtermodule blijkt dat ook studenten van ‘buiten’ deze opleiding aan de module mee kunnen doen.

De groene blob verbeeldt het samenwerkingsverband tussen de Alumni-balie en de studentonderneming die het alumnibeleid uitvoert. De student-onderneming, Netwerk-X genaamd (zie pagina 20), bestaat uit een kleine dertig studenten en een moderator.

Personeelszaken, aangegeven met een paarse blob, wordt uitgevoerd de Mensenbalie, onder verantwoording van een directeur. Ook de algemeen directeur bemoeit zich er op dit tijdstip mee.

Het beheer van het externe netwerk, de blauwe blob, ligt momenteel bij een netwerker van de Bedrijvenbalie. Hij werkt samen met een freelancer.

De groene blob verbeeldt de inkoop van leermiddelen. Deze wordt verzorgd door de Leermiddelenbalie in samenwerking met een directeur.

algemeen

directeur

Leermiddelenbalie Informatie-

balieICT-balie Intakebalie examenbalie Bedrijven- en

alumnibalieDienstenbalie Mensenbalie

DirecteurDirecteurDirecteurDirecteur Directeur

Docenten en

Studenten

Docenten en

Studenten

Docenten en

Studenten

Docenten en

Studenten

Docenten en

Studenten

Docenten en

Studenten

Docenten en

Studenten

Docenten en

Studenten

Directeur Directeur Directeur

Page 17: netwerkschool

17

netwerkorganisatie

STUDENTEN

oNDErWijS-mENSEN

CENTrALE

DiENSTEN

DirECTiE

Mensenbalie alumnibalie

administratie

IntakebalieBedrijvenbalie ICT-balie

DienstenbalieLeermiddelenbalie

algemeen directeur

Directeuren

examenbalie

opleiding module alumnibeleidmodule

FReeLaNCeRS

financiën en verantwoording

personeelszaken

15 NetwerkkaartOrGANISATIE

netwerkbeheer

inkoop leermiddelen

Page 18: netwerkschool

18

Page 19: netwerkschool

19

Cultuur

Na strategie en organisatiestructuur is de organisatiecultuur het derde element in het ondernemingsplan voor de Netwerkschool 2.0. Organisatiecultuur is een veelomvattend begrip. Het heeft zowel betrekking op de manier waarop mensen in een organisatie zich gedragen als op de (veelal impliciete) waarden en normen die aan dit gedrag ten grondslag liggen.8

Maar zo ongrijpbaar als cultuur mag lijken, zo belangrijk is het op het moment dat een organisatie iets wil bereiken. Alle pogingen tot reorganisatie en innovatie waarbij geen aandacht wordt besteed aan de noodzakelijke bijbehorende cultuurverandering – en dat zijn er vele – zijn gedoemd te mislukken, zoals uit onderzoek blijkt .9

Het heeft geen zin organisatiestructuren om te gooien of computersystemen te implementeren als de mensen die ermee werken hun gedrag niet veranderen. De Netwerkschool wil deze valkuil vermijden en heeft om deze reden een expliciete organisatiecultuur die actief wordt onderhouden en uitgedragen.

Een voorbeeld van hoe een expliciete cultuur eruit zou kunnen zien, is de Cultuurkaart van de Netwerkschool. De tweede kaart van dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de geëxpliciteerde cultuur kan worden uitgedragen.

Mensen

Het vierde element uit het bedrijfsmodel, mensen, is de verbindende factor die de andere drie elementen bijeenhoudt. De organisatiecultuur wordt gemaakt en onderhouden door de mensen die binnen een organisatie werken. Maar ook de strategie en de organisatiestructuur van de school vallen of staan met de mate waarin de mensen van de Netwerkschool deze kunnen en willen uitdragen. Mensen maken de school. In dit ondernemingsplan gaat het onderdeel mensen over de voorwaarden waaronder mensen werken voor de Netwerkschool. De tweede kaart in dit hoofdstuk gaat over hoe mensen op de Netwerkschool worden gemotiveerd.

Cultuur & meNseN

Page 20: netwerkschool

20

cultuuraanpak

CultuuraaNpak

Nu de organisatiecultuur van de Netwerkschool in kaart is gebracht, moeten we nadenken over de manier waarop deze cultuur in de praktijk uitgedragen kan worden. Een sterke organisatiecultuur spreekt niet vanzelf en vergt voortdurend onderhoud.

De denktank heeft zich daarom de vraag gesteld wat de mensen op de Netwerkschool moeten doen om door middel van concrete actie de organisatiecultuur uit te dragen. De kaart op de pagina hiernaast geeft een overzicht van de mogelijkheden, ingedeeld per kernwaarde, met daarnaast een categorie Algemeen, waarin de algemene cultuuraanpak wordt geschetst.

In algemene zin gaat het erom samen bezig te zijn met de cultuur van de school. Dit kan bijvoorbeeld door samen gedragsregels op te stellen op basis van de attitudekenmerken die op de Cultuurkaart staan die hiervoor is besproken.

Neem als voorbeeld het attitudekenmerk ‘Mensen vertonen voorbeeldgedrag’. Dat voorbeeldgedrag vertonen past bij het onderwijs, daar is iedereen het natuurlijk snel over eens, maar wat het inhoudt voor het gedrag van medewerkers en studenten, daarover bestaan de meest uiteenlopende ideeën. In de Netwerkschool praten mensen daar samen over en stellen ze er gezamenlijke gedragsregels over op. Zo wordt het abstracte attitudekenmerk concreet gemaakt.Het kan dan gaan over schijnbare trivia als ‘wij kleden ons representatief’ of ‘wij komen op tijd’. Waar het om gaat is dat mensen daar onderling zelf afspraken over maken en dat de gemaakte gedragsregels aan de (virtuele) muur worden gehangen. Dankzij dergelijke zelfgemaakte, expliciete regels kunnen mede-werkers en studenten elkaar makkelijker aanspreken wanneer iemand over de schreef gaat. De gedragsregels worden periodiek getoetst en bijgesteld.

Naast het cultuurprogramma in algemene zin, zijn er tal van activiteiten denkbaar waarmee specifieke kernwaardes worden uitgedragen. De kaart hiernaast geeft daarvan een overzicht.

De Netwerkschool zal zijn eigen manieren verzinnen om de cultuur uit te dragen. Deze kaart illustreert een aantal mogelijkheden op dit gebied. Zo kan een kernwaarde als ‘Verantwoordelijkheid’ worden uitgedragen door altijd bij het onderling verdelen van taken heldere afspraken te maken over wie precies waarvoor verantwoordelijk is, maar het kan ook door studenten mee te laten beslissen in het aannamebeleid van de school. ‘Samenwerking’ kan handen en voeten krijgen doordat groepen mensen periodiek gezamenlijk lunchen, maar ook doordat een studentonderneming jaarlijks een ‘samenwerkingsweek’ organiseert met het regionale bedrijfsleven. Deze Cultuuraanpakkaart laat zien dat er tal van manieren zijn om de cultuur van de Netwerkschool bij mensen onder de aandacht te brengen. En dat is nodig, want alleen in een omgeving waarin mensen de cultuur kennen, plukt de Netwerkschool hier de vruchten van. Bovendien kunnen mensen alleen samen nadenken over manieren om de cultuur uit te dragen als zij de cultuur van de Netwerkschool begrijpen en met hun eigen normen en waarden kunnen vereenzelvigen. Het brengt mensen dus ook dichter tot elkaar.

Page 21: netwerkschool

Wat doen

de mensen op

de Netwerkschool

om de cultuur uit

te dragen?

Mensen stellen samen gedragsregels op die passen bij de kernwaarden van de school.Gedragsregels worden zichtbaar opgehangen in het gebouw.Gedragsregels worden periodiek geëvalueerd.Studenten maken sites, filmpjes en posters over de kernwaarden.Mensen presenteren zich via een persoonlijke pagina op de site van de school.Mensen hebben eigen visitekaartjes van de school.Nieuwe mensen wordt gevraagd de cultuur te onderschrijven.Seniorstudenten geven voorlichting over de cultuur aan de nieuwe lichting studenten.De directie verzorgt zelf een deel van het introductieprogramma voor nieuwe mensen.

Mensen zijn loyaal aan de school en vallen elkaar niet af.Tijdens het verdelen van taken maken mensen expliciete afspraken.Medewerkers beslissen mee bij het aannemen van nieuw leidinggevend personeel.Studenten beslissen mee bij het aannemen van nieuwe medewerkers.Mensen organiseren de verkiezing van de best geklede docent van het jaar.Mensen borgen de belangen van betrokkenen door actief rekenschap af te leggen.

De missie en de visie worden voor iedereen zichtbaar in het gebouw opgehangen.Studenten krijgen bij binnenkomst een tastbaar doel in de vorm van een voorbeelddiploma.In alle ruimtes wordt duidelijk voor welke beroepen de studenten opgeleid worden.Bekende alumni worden ingezet als ambassadeur van de school.De directie expliciteert verwachtingen ten aanzien van medewerkers in een persoonlijke brief.Elk kwartaal wordt afgesloten met een resultatenoverzicht.Mensen die bovenmatig presteren, worden daarvoor beloond.Er wordt een prijs uitgeloofd voor mensen die de meeste groei doormaken.Mensen laten periodiek de talenten zien die zij buiten het werk ontwikkelen.

Studenten die gepest worden, melden dit bij mediatorstudenten.Complimenteren en feedback geven, maken deel uit van het lesprogramma.Mensen die tegen problemen aanlopen, proberen deze eerst zelf op te lossen.

Agenda’s zijn voor alle mensen toegankelijk.Onderwijsmensen maken via een presentatie duidelijk wat van hen verwacht mag worden.De resultaten die de studentondernemingen periodiek rapporteren zijn openbaar.Medewerkers maken evaluaties en klanttevredenheidsonderzoek openbaar.Mensen presenteren hun resultaten actief aan belanghebbenden.

Mensen organiseren gezamenlijke lunches.Studenten organiseren studentencafé’s.Studenten organiseren een samenwerkingsweek met de omgeving.Studenten tonen periodiek wat ze geleerd hebben aan de omgeving van de school.Geïnteresseerden kunnen een dagje meelopen met mensen binnen de school.De school organiseert ontmoetingen tussen studenten, bedrijven en het vervolgonderwijs.

Het doen van drie verbetervoorstellen is een vast onderdeel van functioneringsgesprekken.Mensen verzamelen best practices voor de jaarlijkse ‘waarom doen wij dat niet?’-race.Mensen evalueren steeds opnieuw hun eigen dienstverlening.Mensen laten zien welke innovaties doorgevoerd zijn en wat de resultaten hiervan zijn.

Positieve houdiNg

oPeNheid

iNNovatie

ambitie

algemeeN

veraNtWoordelijkheid

sameNWerkiNg

21

cultuuraanpak23 CultuuraaNpakkaartCULTUUr & MENSEN

Page 22: netwerkschool

62

Page 23: netwerkschool

23

Het bedrijfsmodel is nu volledig. Dit laatste hoofdstuk gaat over de financiën en de sturingsfilosofie, ofwel de ‘governance’, van de Netwerkschool.

In het voorgaande hebben we in de beschrijving van de organi-satie, de organisatiecultuur en de mensen van de Netwerkschool aannemelijk gemaakt dat de kwaliteit van het onderwijs om-hoog gaat. In deze financiële paragraaf willen we laten zien dat dit, betere, onderwijs ook goedkoper is dan het huidige mbo.

De voorbeeldbegroting, opgesteld door de leden van definanciële denktank, maakt aannemelijk dat de missie van de Netwerkschool – beter én goedkoper onderwijs – met het voor- liggende ondernemingsplan is te realiseren.

Ook schetsen we aan de hand van de voorbeeldbegroting enkele scenario’s, waaruit blijkt hoe rendabel het in de huidige bekos-tigingsstructuur is om de uitval te beperken.

De laatste, maar zeker niet minst belangrijke, kaart van dit boek is de Sturingsfilosofiekaart, met een overzicht van hoe de Netwerkschool verantwoording wil afleggen aan de belang-hebbenden, en hoe de school hier op zijn beurt zijn voordeel mee doet.

FiNaNCiëN & sturiNgsFilosoFie

Page 24: netwerkschool

24

literatuurlijst

algemeen directeur

alumnibalie

assessor

BBL

Bedrijvenbalie

BoL

Centrale diensten

Dienstenbalie

Directeur

Docent

Domein

onderwijsmensen

woordeNlijst NetwerksChool 2.0

Geeft leiding aan de directeuren (werd in de Netwerk-school 1.0 CEO genoemd). Houdt contact met en levert diensten aan oud-studenten. De Alumnibalie heeft het grootste deel van de uitvoering belegd bij een studentonderneming die onder meer informatie aan alumni verzorgt en events organiseert.

Onderzoekt talenten, competenties en potentie. Doet dit bij de Intake- en Examenbalie.

Beroepsbegeleidende Leerweg. Dit is een combinatie van leren en werken, waarbij de student in dienst van een bedrijf is en daarnaast een opleiding volgt. De werktijd bedraagt 60 procent of meer van de studieduur.

Beheert de relatie met de bedrijven uit de omgeving en uit het Netwerk van de school en organiseert de leer-werkplekken. Deze balie werkt nauw samen met de Alumnibalie.

Beroepsopleidende Leerweg. Is zowel voltijds als in deeltijd te volgen. Deze leerweg omvat een werkdeel van tenminste 20 procent en minder dan 60 procent. Er wordt in deze leerweg meer tijd in school door-gebracht dan in de BBL.

Verzamelnaam voor de centraal georganiseerde diensten, waaronder de Examenbalie, de Diensten-balie, de Leermiddelenbalie, de ICT-balie, de Mensen-balie, de Bedrijvenbalie, de Alumnibalie, de Intake-balie en de Informatiebalie.

Verzorgt alle facilitaire diensten van de Netwerkschool. De Dienstenbalie heeft een deel van de uitvoering belegd bij studentondernemingen.

Geeft leiding aan een groep docenten en studenten en een centrale dienst (werd in de Netwerkschool 1.0 COO of CFO genoemd).

Helpt de student bij theoretische vakinhoudelijke vraagstukken (werd in de Netwerkschool 1.0 Tutor genoemd).

Een verzameling inhoudelijk aan elkaar gerela-teerde profielen.

Docent, moderator, instructeur, assessor, onderwijs-assistent, studiebegeleider.

literatuurlijst

www.onderwijsaanhetwoord.nl

Groen, I., De Balansschool, Ede, 2007.

Schnabel, P., Gilsing, r. Die jeugd van Nederland, Jeugdbeleid 2008 Themanummer, Utrecht, 2008.

Basoski, I., Van den Hoek, L., Van Nieuwkerk, H., Op weg naar 2010, Rapportage gespreksronde invoeringsplannen competentiegericht beroepsonderwijs, 2008.

PricewaterhouseCoopers, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeids-markt, Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2007, Mijlpalen in sturing en transparantie, 2008.

rOC Eindhoven, rOC de Leijgraaf, rOC-i-partners, Stichting Kennisnet, Flexibiliteit als voorwaarde, Onderwijs in vraaggestuurd mbo, 2007.

De definitie van organisatiecultuur is van de Utrechtse bestuurs-kundige Mark Bovens.

raad voor het Openbaar Bestuur, Cultuur met een FORS postuur, Advies aan het Kabinet over de organisatie van de Rijksdienst, Den Haag, 2004.

www.lerarenweb.nl

MBO raad, Collectieve arbeidsovereenkomst voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2007-2009, De Bilt, 2008.

1

2

3 & 4

5

6

7

8

9

10

11

Page 25: netwerkschool

25

verklarende woordenlijst

eVC

examenbalie

huismeester

ICT-balie

Informatiebalie

Instructeur

Intakebalie

kwalificatieprofiel

Leermiddelenbalie

Leerweg

Leer-werkplek

Les

Mensen

Medewerkers

Eerder of Elders Verworven Competenties. EVC’s van studenten worden in de Netwerkschool in kaart gebracht en zo mogelijk verzilverd (omgezet in deelcertificaten of diploma’s).

Beoordeelt de competenties van de student, draagt zorg voor erkenning van EVC’s en koopt toetsen in.

Draagt zorg voor warmte, licht, catering en andere voorziening voor de mensen. Werkt bij de Dienstenbalie.

De ICT-balie is verantwoordelijk voor het goed func-tioneren van een cruciaal onderdeel van de school: het ICT-netwerk. De ICT-balie heeft de praktische uitvoering (beheer en onderhoud bijvoorbeeld) belegd bij een studentonderneming.

Draagt zorg voor vastlegging van informatie voor communicatie of verantwoording.

Biedt de student praktische kennis en vaardigheden aan. Begeleidt het lerend werken.

Toegangspoort van de school. Hier krijgen studen-ten voorlichting over opleidingsmogelijkheden en beroepsbeelden. Hier worden studenten geholpen bij het verwoorden van hun leervraag, krijgen ze zonodig een assessment en worden hun EVC’s in kaart gebracht.

Set van eisen waaraan een student moet voldoen om wettelijk geschikt te worden bevonden als startend beroepsbeoefenaar.

Verzorgt de inkoop van de leermiddelen van de school. De inkopers werken hiertoe nauw samen met de docenten en met de ICT-balie.

Het onderwijs dat de student volgt om zijn diploma te halen.

Plek bij een leerbedrijf waar de student een deel van het onderwijs volgt.

In tijd afgebakende leeractiviteit, onderdeel van een module.

Allen, docenten, studenten, directie en centrale dienstverleners.

Alle mensen, behalve de studenten.

Mensenbalie

Moderator

Module

Netwerker

Netwerken

Netwerkpartner

Netwerkraad

onderwijs

onderwijsinkoper

onderwijsassistent

ouderraad

School

Schoolraad

Seniorstudent

Student

Draagt zorg voor de vastlegging en samenhang in ontwikkeling van mensen, organisatie en nieuwe eisen.

Helpt de student bij vragen over manieren van leren.

Levert bijdrage aan competenties en kerntaken van een kwalificatieprofiel. Een leergang die opleidt tot een kwalificatieprofiel is opgebouwd uit modules.

Koestert netwerken en zoekt nieuwe netwerkver-bindingen. Doet dit via de Bedrijvenbalie (werd in de Netwerkschool 1.0 Matchmaker genoemd).

Is de laatste stap van het onderwijsproces, betreft de relatie tussen oud-studenten onderling en tus-sen de oud-student en de school. Netwerken is een taak van de Alumnibalie.

Bedrijf of instelling waarmee de Netwerkschool samenwerkt.

Groep netwerkpartners (bedrijven, instellingen) die de school feedback geven en de school helpen be-ter aan te sluiten bij de wensen van de omgeving.

Het primair proces.

Koopt en ontwikkelt onderwijsinhoud en metho-des. Doet dit bij de leermiddelenbalie.

Biedt docenten en studenten ondersteuning bij het onderwijs.

Vertegenwoordiging van ouders die de school helpt beter aan te sluiten bij ouderwensen.

De Netwerkschool, de mensen van de Netwerk-school, het gebouw en de virtuele activiteiten.

Ook wel medezeggenschapsraad. Groep mede-werkers die met de directie bespreekt wat hen be-zighoudt op school. De schoolraad geeft de school feedback en helpt de school beter aan te sluiten bij de wensen van de student.

Leert en werkt langer dan een jaar bij de Netwerkschool.

Leert en werkt bij de Netwerkschool met als doel een mbo-diploma te halen.

Studentenraad

Studentonderneming

Studieadviseur

Studiebegeleider

Studiebegeleider

Toezichtsraad

Groep studenten die met de directie bespreekt wat hen bezighoudt op school. De studentenraad geeft de school feedback en helpt de school beter aan te sluiten bij de wensen van de student.

Groep studenten, begeleid door een moderator, biedt diensten, tegen betaling, aan de school of aan derden.

Helpt student bij het verwoorden van de leervraag. Doet dit bij de intakebalie.

Volgt en helpt de student tijdens de hele studie (werd in de Netwerkschool 1.0 Accountmanager genoemd).

Volgt en helpt de student die in het intensieve intensief traject zit.

Vervult de werkgeversfunctie voor de algemeen directeur, oefent intern toezicht uit en geeft advies.

woordeNlijst

Page 26: netwerkschool

de

Ne

twerk

scho

ol

Dit kaartenboek is uitgebracht door De Argumentenfabriek in opdracht van MBO 2010.

uitgaveoktober 2008, eerste druk

TekstenDe Argumentenfabriek

Kees Kraaijeveld Jenny Kossen Christine Kempkes

ontwerpDe Argumentenfabriek

Carien Franken

VormgevingDe Argumentenfabriek

Carien Franken Maaike Molenkamp Mette rasmussen

DrukwerkJoh. Enschedé Amsterdam

PapierFSC-gecertificeerd papier

ISBN: 978-90-813592-1-4Prijs: € 85,-

© 2008

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar ge-maakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

26

colofon

ColoFoN

2.0

Page 27: netwerkschool
Page 28: netwerkschool

© 2008