NAVO INHOUD Lente/Zomer 2000 – Volume 48Spaans Revista de la OTAN ; Tsjechisch NATO Review ; Turks...

50
Lord Robertson 3 Brief van de secretaris-generaal Elinor Sloan 4 Het DCI: de reactie op de Amerikaanse Revolutie in Militaire Zaken François Heisbourg 8 De Europese defensie maakt een sprong vooruit Peter Schmidt 12 EVDI: “Scheidbaar maar niet afgescheiden”? Diego Ruiz Palmer 16 De Bewapeningsevaluatie: de nieuwe rol van de NAVO voor het uitrusten van de Bondgenootschappelijke strijdkrachten Dmitri Trenin 19 De betrekkingen tussen Rusland en de NAVO: de draad moet weer worden opgepakt Victor-Yves Ghebali 23 Het OVSE-Handvest over de Europese veiligheid Isabelle François 27 Partnerschap: één van de fundamentele veiligheidstaken van de NAVO Generaal Gregory Martin 31 Nieuwe luchtcommando-structuur voor een nieuw millennium Gen.-majoor Pierre Segers & lt.-kolonel Eric Thiry 33 Reservetroepen zijn nodig om de Bondgenootschappelijke vermogens te versterken INHOUD Lente/Zomer 2000 – Volume 48 NAVO Nieuws 25 Nieuwe permanente vertegenwoordiger van Griekenland 34 Algerije treedt toe tot Mediterrane Dialoog Documentatiesupplement D1 Vergadering van de Noord-Atlantische Raad in zitting van ministers van buitenlandse zaken, 15 december 1999 D6 Vergadering van de NAVO-Oekraïne Commissie op het niveau van ministers van buitenlandse zaken, 15 december 1999 D7 Vergadering van de Euro-Atlantische Partnerschapsraad in zitting van ministers van buitenlandse zaken, 16 december 1999 D8 Vergadering van de Noord-Atlantische Raad in zitting van ministers van defensie, 2 december 1999 D11 Ministeriele vergadering van het Defensieplanningcomité en de Nucleaire Planninggroep, 2 december 1999 D12 Vergadering van de NAVO-Oekraïne Commissie in zitting van ministers van defensie, 3 december 1999 D13 Vergadering van de Euro-Atlantische Partnerschapsraad in zitting van ministers van defensie, 3 december 1999 D13 Defensie-uitgaven van de NAVO-landen 1975-1999 Noot van de Uitgever: Slechts drie uitgaven van de NAVO Kroniek zullen dit jaar gepubliceerd worden : Lente/Zomer 2000, Herfst 2000 en Winter 2000/2001 Omslag: NATO Graphics Studio NAVO kroniek Verantwoordelijke uitgever: Peter Daniel - NAVO 1110 Brussel, België Printed in Belgium by Editions Européennes Dienstdoende Hoofdredacteur: Vicki Nielsen Productie Assistent: Felicity Breeze Layout : NAVO Graphics Studio Dit tijdschrift, uitgegeven onder verantwoordelijkheid van de Secretaris-Generaal, is bedoeld om een bijdra- ge te leveren tot een constructieve discussie over de Atlantische vraagstukken. Daarom weerspiegelt de inhoud niet noodzakelijk de officiële mening of het beleid van de regeringen der lidstaten of van de NAVO. De artikelen mogen na het verkrijgen van toestemming van de hoofdredacteur gereproduceerd worden, mits de NAVO KRONIEK als bron wordt vermeld en de naam van de auteur indien de artikelen ondertekend zijn. Het tijdschrift NAVO Kroniek wordt vier maal per jaar gepubliceerd, evenals in het: Deens NATO Nyt; Duits NATO Brief; Engels NATO Review; Frans Revue de l’OTAN; Grieks Deltio NATO; Hongaars NATO Tükor; Italiaans Rivista della NATO; Noors NATO Nytt; Pools Przeglad NATO; Portugees; Noticias da OTAN; Spaans Revista de la OTAN; Tsjechisch NATO Review; Turks NATO Dergisi. Eenmaal per jaar verschijnt een nummer in het IJslands - NATO Fréttir. Gebeurlijk verschijnen er ook nummers in het Oekraïens en het Russisch. NAVO Kroniek en andere NAVO publikaties zijn ook te vinden in het Engels en het Frans op het World Wide Web onder HTTP: //WWW.NATO.INT/ Voor alle vragen naar informatie of om NAVO Kroniek gratis te verkrijgen of i.v.m. andere NAVO publicaties, gelieve men zich te wenden naar: NAVO Informatie- en Persbureau, 1110 Brussel, België Fax: (32-2) 707.45.79 E-Mail: [email protected] ISSN 0255-3813

Transcript of NAVO INHOUD Lente/Zomer 2000 – Volume 48Spaans Revista de la OTAN ; Tsjechisch NATO Review ; Turks...

  • Lord Robertson

    3 Brief van de secretaris-generaalElinor Sloan

    4 Het DCI: de reactie op de Amerikaanse Revolutie in Militaire ZakenFrançois Heisbourg

    8 De Europese defensie maakt een sprong vooruitPeter Schmidt

    12 EVDI: “Scheidbaar maar niet afgescheiden”?Diego Ruiz Palmer

    16 De Bewapeningsevaluatie: de nieuwe rol van de NAVO voor het uitrustenvan de Bondgenootschappelijke strijdkrachtenDmitri Trenin

    19 De betrekkingen tussen Rusland en de NAVO:de draad moet weer worden opgepaktVictor-Yves Ghebali

    23 Het OVSE-Handvest over de Europese veiligheidIsabelle François

    27 Partnerschap: één van de fundamentele veiligheidstaken van de NAVOGeneraal Gregory Martin

    31 Nieuwe luchtcommando-structuur voor een nieuw millenniumGen.-majoor Pierre Segers & lt.-kolonel Eric Thiry

    33 Reservetroepen zijn nodig om de Bondgenootschappelijke vermogens te versterken

    INHOUD Lente/Zomer 2000 – Volume 48

    NAVO Nieuws25 Nieuwe permanente vertegenwoordiger

    van Griekenland

    34 Algerije treedt toe tot Mediterrane Dialoog

    DocumentatiesupplementD1 Vergadering van de Noord-Atlantische Raad in

    zitting van ministers van buitenlandse zaken,15 december 1999

    D6 Vergadering van de NAVO-Oekraïne Commissie ophet niveau van ministers van buitenlandse zaken,15 december 1999

    D7 Vergadering van de Euro-AtlantischePartnerschapsraad in zitting van ministers van buitenlandse zaken, 16 december 1999

    D8 Vergadering van de Noord-Atlantische Raad in zitting van ministers van defensie,2 december 1999

    D11 Ministeriele vergadering van hetDefensieplanningcomité en de NucleairePlanninggroep, 2 december 1999

    D12 Vergadering van de NAVO-Oekraïne Commissie inzitting van ministers van defensie,3 december 1999

    D13 Vergadering van de Euro-AtlantischePartnerschapsraad in zitting van ministers vandefensie, 3 december 1999

    D13 Defensie-uitgaven van de NAVO-landen 1975-1999

    Noot van de Uitgever: Slechts drie uitgaven van de NAVO Kroniek zullen dit jaar gepubliceerd worden : Lente/Zomer 2000, Herfst 2000 en Winter 2000/2001

    Omslag: NATO Graphics Studio

    NAVOkroniek

    Verantwoordelijke uitgever: Peter Daniel - NAVO 1110 Brussel, BelgiëPrinted in Belgium by Editions Européennes

    Dienstdoende Hoofdredacteur: Vicki NielsenProductie Assistent: Felicity BreezeLayout : NAVO Graphics Studio

    Dit tijdschrift, uitgegeven onder verantwoordelijkheidvan de Secretaris-Generaal, is bedoeld om een bijdra-ge te leveren tot een constructieve discussie over deAtlantische vraagstukken. Daarom weerspiegelt deinhoud niet noodzakelijk de officiële mening of hetbeleid van de regeringen der lidstaten of van de NAVO.

    De artikelen mogen na het verkrijgen van toestemmingvan de hoofdredacteur gereproduceerd worden, mits deNAVO KRONIEK als bron wordt vermeld en de naamvan de auteur indien de artikelen ondertekend zijn.

    Het tijdschrift NAVO Kroniek wordt vier maal per jaargepubliceerd, evenals in het: Deens NATO Nyt; DuitsNATO Brief; Engels NATO Review; Frans Revue del’OTAN; Grieks Deltio NATO; Hongaars NATO Tükor;Italiaans Rivista della NATO; Noors NATO Nytt;Pools Przeglad NATO; Portugees; Noticias da OTAN;Spaans Revista de la OTAN; Tsjechisch NATO Review;Turks NATO Dergisi. Eenmaal per jaar verschijnt een nummer in hetIJslands - NATO Fréttir. Gebeurlijk verschijnen er ooknummers in het Oekraïens en het Russisch.

    NAVO Kroniek en andere NAVO publikaties zijn ookte vinden in het Engels en het Frans op het World WideWeb onder HTTP: //WWW.NATO.INT/

    Voor alle vragen naar informatie of om NAVO Kroniekgratis te verkrijgen of i.v.m. andere NAVO publicaties,gelieve men zich te wenden naar:

    NAVO Informatie- en Persbureau,1110 Brussel, BelgiëFax: (32-2) 707.45.79E-Mail: [email protected] 0255-3813

  • Brief van de secretaris-generaal

    Een capabeler, evenwichtiger bondgenootschapHet Atlantisch bondgenootschap is aan zijn

    tweede halve eeuw begonnen. Dat alleen al is eenprestatie en een bewijs van de energie en relevantievan deze organisatie. Maar wat misschien nogindrukwekkender is, is de brede, belangrijke agendadie de NAVO aan het begin van de 21ste eeuwnastreeft: van uitbreiding tot Partnerschap ensamenwerking, van onze betrekkingen metRusland, Oekraïne en de landen rond deMiddellandse Zee, tot onze operaties op de Balkan.Deze onderwerpen vormen met elkaar eenuitdagende agenda — maar ook een agenda dieduidelijk bewijst dat de NAVO een cruciale rol speeltwanneer het erom gaat de Europese veiligheid betervorm te geven.

    Wij kunnen de effectiviteit van hetbondgenootschap echter alleen in stand houden, alswij het fundament — ons militair vermogen —blijven versterken. In de onvoorspelbareveiligheidsomgeving van vandaag, is het nog steedsvan vitaal belang te zorgen dat onze strijdkrachtenzo zijn uitgerust dat zij de taken die wij henopdragen effectief kunnen uitvoeren.

    Kosovo bewijst hoe belangrijk dit is. DeNAVO-strijdkrachten hebben een breed scala vanmissies uitgevoerd — van het bieden vanhumanitaire hulp aan vluchtelingen, tot allerleiverschillende operaties in de lucht en de huidigeoperatie op de grond in Kosovo. Dit illustreert voorwelk een verscheidenheid aan taken onze troepen inde 21ste eeuw kunnen komen te staan. Zij moetengoed worden getraind en uitgerust om die te kunnenuitvoeren. Wij moeten hard werken en de juisteinvesteringen doen, om te zorgen dat de bondgenoteneffectief kunnen opereren, en ook effectief samenkunnen opereren.

    Het Initiatief betreffende de Defensievermogens (DCI), dat wij tijdens de Top van Washington hebben gelanceerd, iseen belangrijke stap in de goede richting. Dit initiatief zal ertoe bijdragen dat alle NAVO-bondgenoten de noodzakelijkeinvesteringen doen in de kerntechnologieën en essentiële vermogens. Het zal ook de interoperabiliteit tussen de geallieerdetroepen en tussen de NAVO-Partners verbeteren. Wij moeten vandaag verbeteringen aanbrengen, om gereed te zijn voor deonvoorspelbare dag van morgen. Eén van mijn prioriteiten als secretaris-generaal is te zorgen dat dit initiatief resultatenoplevert.

    Het initiatief zal ook bijdragen aan een ander belangrijk project in uitvoer: de Europese Veiligheids- en Defensie-identiteit (EVDI). Europa heeft besloten haar vermogens te verbeteren, om de vrede en de veiligheid beter te kunnenhandhaven, op een wijze die in overeenstemming is met haar economisch belang. De NAVO staat gereed om dit proces teondersteunen door haar middelen ter beschikking te stellen voor operaties onder Europese leiding. Dit zal resulteren in eenevenwichtiger bondgenootschap, met een sterkere Europese inbreng.

    Deze inspanningen zijn van cruciaal belang. Beide initiatieven zullen ertoe bijdragen dat het bondgenootschap ook inmilitair opzicht sterk blijft. Zij zullen leiden tot een beterevenwicht in de taken en verantwoordelijkheden, en tot eenvolwassener transatlantische relatie, die de nieuweveiligheidsomgeving weerspiegelt. Tezamen zullen dezeinitiatieven de NAVO beter in staat stellen effectief het hoofd tebieden aan de uitdagingen van het nieuwe millennium en deveiligheid voor volgende generaties te garanderen. Lord Robertson

    3NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    © N

    AVO

  • e Revolutie in Militaire Zaken (RMA) kan wordenomschreven als een enorme verandering in de aard

    van de oorlogvoering, veroorzaakt door de innoverendetoepassing van nieuwe technologieën die, in combinatiemet ingrijpende veranderingen in de militaire doctrine ende operationele en organisatorische concepten, de aard ende uitvoer van militaire operaties totaal hebben veran-derd.(1) Nieuwe militaire technologieën die onder de RMAvallen zijn bijvoorbeeld precisiegeleide munitie voor pre-cisiebombardementen, stealth-technologie voor meerpower projection, geavanceerde systemen voor het verga-ren van inlichtingen, voor de waarneming en voor de ver-kenning, plus geavanceerde systemen voor commando,controle, communicatie en dataverwerking voor een gro-tere controle in de gevechtszone.

    De belangrijkste ontwikkelingen ten aanzien van de doc-trine betreffen: de interoperabiliteit tussen diensten en bijmultinationale operaties; oorlogvoering langs de kust;gevecht op afstand via precisiebombardementen; en klei-nere, sneller mobiel en flexibel inzetbare, maar tochdodelijke grondtroepen. De organisatorische veranderin-gen betreffen met name een verschuiving van massalelegers naar kleinere, hoger opgeleide en kapitaalintensie-vere professionele strijdkrachten, bestaande uit eenhedendie worden geleid door een meer gedecentraliseerdebeslissingsstructuur en kunnen worden afgestemdop een specifiek uit te voeren taak.

    De RMA wordt door een aan-tal factoren veroor-zaakt. Hiertoebehoren:

    ◆ Verbeterde militaire technologieën, met name in decomputers, telecommunicatie, sensoren, en precisiege-leide munitie, die op hun beurt het gevolg zijn van deinformatierevolutie in de civiele maatschappij.

    ◆ Reducties op de defensiebudgetten, waardoor deomvang van de strijdkrachten in Westerse landen dra-matisch is afgenomen sinds het einde van de KoudeOorlog.

    ◆ De daaruit voortvloeiende behoefte kwalitatieve ver-beteringen aan te brengen die de troepenverminderingcompenseren.

    ◆ Een strategische omgeving die, in tegenstelling tot dievan de Koude Oorlog, wordt gekenmerkt door onvoor-spelbare bedreigingen en gevaren die ons vermoede-lijk weinig, of geen tijd gunnen voor mobilisatie.

    ◆ De daaruit voortvloeiende behoefte aan strijdkrachtendie snel kunnen reageren op een grote verscheiden-heid aan regionale conflictscenario’s.

    ◆ Een lagere tolerantie in Westerse landen voor slacht-offers.

    De steeds grotere technologischeen materiele kloofDe Operatie Allied Force in en rond Kosovo in het

    voorjaar van 1999 heeft aangetoond dat de EuropeseNAVO-leden over beperkte vermogens beschikken op ver-schillende RMA-gebieden. Meer dan 70 procent van deingezette vuurkracht was Amerikaans. Slechts een handje-vol Europese bondgenoten beschikte over lasergeleidebommen, en alleen Groot-Brittannië kon kruisvluchtwa-pens leveren.(2) Nog geen 10 procent van de Europesevliegtuigen is in staat precisiebombardementen(3) uit te voe-

    ren en van de Europese NAVO-leden konalleen Frankrijk

    een significante bijdrage leveren aan de intensieve nacht-bombardementen.(4) Alleen de Verenigde Staten kondenstrategische bommenwerpers leveren en stealthvliegtuigenvoor een grotere power projection. De Europese bondge-noten misten ook de zo dringend noodzakelijke vliegtui-gen voor verkenning en waarneming.

    4NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    Het DCI (Initiatief betreffende de defensievermogens) was oorspronkelijk bedoeld als een maatregel tegen de groeiendekloof die is ontstaan in de technologische ontwikkeling in de Verenigde Staten en in de overige NAVO-landen. Maar sinds de

    start in april 1999 is het initiatief uitgebreid zodat het nu ook elementen omvat uit de doctrine voor, en organisatie van toekomstigemilitaire operaties, bijvoorbeeld de behoefte aan mobiele troepen voor langdurige inzet. Het DCI heeft dit breder mandaat geaccepteerd engaat daardoor verder dan reeds lang bestaande initiatieven, zoals het NAVO-Standaardisatieprogramma. Het tracht hierdoor een antwoordte geven op de Amerikaanse Revolutie in Militaire Zaken. Het succes van het DCI is van levensbelang voor de versterking van de Europese

    Pijler van de NAVO en voor het instandhouden van de militaire en politieke levensvatbaarheid van het bondgenootschap

    D

    Het DCI: de reactie op de Amerikaanse Revolutiein Militaire Zaken

    Dr Elinor SloanDirectoraat strategische Analyse, Nationaal Defensiehoofdkwartier, Canada

    (1)Andrew Marshall,directeur van het USDOD’s Office of NetAssessment, geciteerddoor Benjamin S. Lambeth,“The TechnologyRevolution in AirWarfare”, Survival(voorjaar 1997).

    (2)De luchtstrijdkrachtenvan België, Engeland,Canada, Frankrijk, Italië,Nederland, Spanje, ende Verenigde Statengebruikten lasergestuurdebommen tijdensde operatie in Kosovo.

    (3)“Armies and Arms”Economist,24 april 1999.

    (4)Joseph Fitchett “USSeeks More DefenseTechnology Cooperationwith Europeans”.International HeraldTribune, 14 juni 1999.

    Een F117-Stealthvliegtuigdropt eenlasergeleide“baanbreker”-bomtijdens eenoefening© Reuters

  • lég ende, légendeLégende, légende, lé gende, légen de, lé gende,

    lég ende, lége nde

    De Europeseleden van de NAVOnemen maatregelen inreactie op de RMA. Zijzijn van plan de volgendejaren hun precisiestrijdmachtte vergroten, en hun vermogens teverbeteren die meer inzicht en con-trole moeten bieden in het gevechts-gebied. Tevens hebben zij mobiliteitvan de strijdkrachten en power projec-tion als de leidende doctrines voor deveranderingen in hun legers. De NAVOzelf heeft stappen ondernomen om haar mili-taire commandostructuur aan te passen aan deveiligheidsomgeving van na de Koude Oorlog enhet Combined Joint Task Forces-concept ontwikkeldom beter op de hedendaagse gevaren en bedreigingen tekunnen reageren.

    Afgezien van deze maatregelen, incorporeren deEuropese legers niet snel genoeg geavanceerde technolo-gieën in hun militaire systemen, om de groeiende tech-nologische kloof tussen het Amerikaanse en de Europese

    legers te ver-kleinen. Die

    kloof is aan de daggetreden tijdens de Golf-

    oorlog, maar bleek nog eens zodramatisch tijdens de NAVO-operatie

    in en rond Kosovo van 1999. Amerika’ssuperioriteit op het terrein van de informatie-

    systemen betekende dat het problemen onder-vond in de communicatie met de bondgenoten.

    De bondgenoten hadden problemen bij de gezamenlijkeinzet, doel-identificatie en compatibiliteit van hunwapensystemen.(5) Evenmin zijn de Europese bondgeno-ten snel genoeg met de herstructurering van hun legers.Hoewel de legers van de Europese Unie bijna twee mil-joen manschappen omvatten, vergeleken met 1,45 mil-joen in de Verenigde Staten, kon zij maar de helft vanhet benodigde aantal goed-uitgeruste en getraindeberoepssoldaten op de been brengen die nodig warenvoor Kosovo.

    Een AmerikaanseF-16 nadert een

    KC 135 tanker omin de lucht boven

    Albanië bij tetanken, tijdens

    de luchtaanvallenop Kosovo –

    23 juli 1999.© Belga

    De steeds bredere kloof wordt gedeeltelijk veroor-zaakt door de aanzienlijk verlaagde defensiebudgetten inde West-Europese landen. Sinds het einde van de KoudeOorlog heeft de NAVO 25% op hun defensie-uitgavenbezuinigd in reële kosten. Daardoor nemen de Europesebondgenoten slechts éénderde voor hun rekening van detotale materieeluitgaven van de NAVO. Bovendien wor-den de resterende fondsen op zodanige wijze benut dat dekloof alleen maar groter wordt. De Verenigde Statengeven ruwweg tweeëneenhalf keer zo veel uit aan onder-zoek en ontwikkeling als alle andere leden van de NAVOtezamen, en hebben veel actiever gezocht naar revolutio-naire innovaties in de software, communicatie, sensor- enlogistieke technologie ter compensatie van bezuinigingenop menskracht en materieel. Het resultaat is dat “terwijlde Europese landen ongeveer tweederde uitgeven van watde Verenigde Staten aan defensie besteden, [zij] op geenstukken na over tweederde van dezelfde vermogensbeschikken.”(6)

    Toekomstige levensvatbaarheidbondgenootschap in gevaarDe kloof in de technologie en de vermogens tussen

    de Verenigde Staten en hun Europese bondgenoten heefteen aantal gevolgen. Het meest directe gevolg is dat deEuropese legers binnenkort niet meer in staat zullen zijn

    5NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    (5)Colin Clark, “Campaign inKosovo Highlights AlliedInteroperability Shortfalls”,Defense News,16 augustus 1999.

    (6)Lord Robertson geciteerddoor Tom Buerkle, “NATOPicks Briton as Its NextLeader”, InternationalHerald Tribune,5 augustus 1999.

  • 6NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    Een Poema-helicopter van hetFranse leger roltuit een “Antonov”transporttoestelvan Russischemakelei, op hetvliegveld Petrovacin Skopje dehoofdstad vande voorheenJoegoslavischeRepubliekMacedonië* — 8 december 1998.© Belga* Turkije erkent de

    Republiek Macedonië

    onder zijn constitutionele

    naam

    samen met de Amerikanen te opereren, vanwege hun“technologische achterstand”. Problemen op het vlak vande compatibiliteit zijn in het bondgenootschap al van afzijn ontstaan aan de orde. Het verschil is op dit momentdat de Amerikaanse vooruitgang op het gebied van decommunicatie, dataverwerking, en precisiegeleidewapens zo langzamerhand die van hun bondgenotentotaal in de schaduw stelt en twijfels oproept over demogelijkheden in de toekomst samen te functioneren.(7)

    De kloof zou ook kunnen leiden tot nieuwe spanningenbinnen het bondgenootschap, waardoor de samenhorig-heid wordt ondermijnd. Spanningen zouden kunnen ont-staan als de Europese legers zich bij gebrek aan beter intoenemende mate voor gevaarlijke taken gesteld zien, waarveel mankracht mee gemoeid is en die dus tot veel slacht-offers zouden kunnen leiden, terwijl de Verenigde Statende high-tech logistiek, het luchtvervoer, inlichtingenvoor-ziening en de gevechtskracht in de lucht verzorgen. Dekloof kan ook leiden tot problemen inzake de lastenverde-ling en tot wederzijdse irritatie omdat de Europese veilig-heid steeds meer afhankelijk wordt van de Verenigde Sta-ten, in een tijd dat van de Europeanen juist verwacht wordtdat zij meer doen voor hun eigen veiligheid.

    Het belangrijkste is echter, dat de kloof uiteindelijkhet politiek-militair belang van het Noord-AtlantischBondgenootschap zou kunnen marginaliseren. Hoewelde verschillen in de vermogens het succes niet hebbenverhinderd van de operaties in Bosnië en Herzegovina ofin Kosovo, betogen vele deskundigen dat de Europeselegers weinig te bieden zouden hebben in een meer veel-eisende omgeving. Ironisch genoeg is het zo, dat hoe ern-stiger de bedreiging van de Amerikaanse en Europesegezamenlijke belangen is, des te kleiner de kans is dateen werkelijk Amerikaans-Europese coalitie zal reage-ren. De blijvende politieke en militaire steun voor het

    bondgenootschap van de Verenigde Staten zal uiteinde-lijk afhangen van de vraag in hoeverre de Europesebondgenoten in staat zullen zijn een waardevolle bijdra-ge te leveren aan gemeenschappelijke operaties. Een ver-sterking van de Europese legers betekent dus geenszinsdat de NAVO overbodig wordt. Die versterking is daar-entegen van levensbelang voor het voortbestaan van hetbondgenootschap.

    De Europese leiders hebben dit beseft en daarom naafloop van de crisis in Kosovo de ontwikkeling van eeneffectieve Europese Veiligheids- en Defensie-identiteit(EVDI) nieuw leven ingeblazen. In juni 1999 benoemdenzij de toenmalige NAVO-secretaris-generaal, Javier Sola-na, om leiding te geven aan het werk aan de EVDI, vanuitzijn nieuw gecreëerde functie als hoge vertegenwoordigervoor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids-beleid van de Europese Unie. Zij besloten ook de West-Europese-Unie (WEU) tegen het einde van 2000 te doenopgaan in de Europese Unie (EU), en het Eurocorps om tevormen tot een snelle reactiestrijdmacht. Tijdens de Topvan Helsinki in december 1999 kwamen de EU-leidersovereen uiterlijk in 2003 een snelle reactiestrijdmacht opte richten van 50.000 à 60.000 man, die onder de directecontrole van de EU zou staan.

    Ondanks deze stappen, zijn de meeste analytici enbeleidsmakers het erover eens dat een sterkere EVDIminder snel het gevolg zal zijn van institutionele veran-deringen dan van een zodanige modernisering van destrijdkrachten, dat zij kunnen voldoen aan de eisen vande nieuwe internationale veiligheidsomgeving. EVDI iseen loos begrip tenzij het gepaard gaat met meer vermo-gens. Gedeeltelijk betekent dit dat sommige EU-ledenmeer aan defensie zullen moeten uitgeven. Maar bovenalzullen de meeste leden hun defensiebudgetten aan ande-re dingen moeten besteden.

    (7)Marc Rogers, “Driving theAlliance: NATO followsthe US Lead”, IDRSpecial Report,1 december 1998.

  • De kloof dichten via DCIHier kan het Initiatief betreffende

    de Defensievermogens (Defence Capa-bilities Initiative: DCI) — één van debelangrijkste resultaten van de NAVO-top in Washington in april 1999 —belangrijk werk doen. Het initiatiefheeft ten doel te waarborgen dat hetbondgenootschap het gehele scala vanzijn huidige en mogelijke toekomstigemissies effectief kan uitvoeren — vanhet reageren op een humanitaire ramp,tot het uitvoeren van vredesoperaties,en tot de uiterst intensieve oorlogvoe-ring ter verdediging van het bondge-nootschappelijk grondgebied.

    Het DCI is speciaal ontworpen omdie gebieden aan te pakken waar hetbondgenootschap zijn militaire vermo-gens dient uit te bouwen zodat heteffectief kan reageren op het soort uit-daging die het de komende jaren endecennia tegen het lijf kan lopen.Het initiatief richt zich vooral op eenverbetering van de interoperabiliteittussen de lidstaten en tracht de militairevermogens van de NAVO te vergrotenop het gebied van de inzetbaarheid,en de mobiliteit van de bondgenoot-schappelijke troepen, hun voortzet-tingsvermogen en logistiek, hunoverlevingsvermogen, hun effectievegevechtsvermogen, en hun commando-,controle-, en informatiesystemen.

    Deze aandachtsgebieden zijn deweergalm van de belangrijkste technologische, doctrinai-re, en organisatorische elementen van de Revolutie inMilitaire Zaken:◆ Inzetbaarheid wordt het best versterkt door te investe-

    ren in lucht- en zeevervoer en door de strijdkrachtente reorganiseren in kleinere, sneller mobiele eenhedendie zijn uitgerust met lichtere, uiterst dodelijke envaak precisiegeleide wapens.

    ◆ Voortzettingsvermogen zal gedeeltelijk afhangen van detoepassing van geavanceerde logistieke technologieën.

    ◆ Effectieve gevechtskracht vereist een brede variëteitaan geavanceerde wapensystemen die met RMAgeassocieerd worden, van precisiegeleide munitie enwaarneming onder alle weersomstandigheden en ver-kenningssystemen om helikopters en stealthvliegtui-gen aan te vallen. Het vereist tevens dat deze syste-men tussen de verschillende delen van de krijgsmachten de verschillende legers interoperabel zijn om geza-menlijke multiservice-operaties mogelijk te makendie zo fundamenteel zijn voor de RMA.

    ◆ Overlevingsvermogen omvat inspanningen om detroepen te beschermen tegen het mogelijk gebruik vanmassavernietigingswapens.

    ◆ Ten slotte, zijn geavanceerde, interoperabele, eninzetbare systemen voor commando, controle en

    De weerspiegelingvan een

    Amerikaanse marineman op eenradarscherm in hetcommunicatie- en

    controlecentrumaan boord van de

    USS PhillippineSea, tijdens de

    oorlog in Kosovo –27 maart 1999.

    © Reuters

    informatie van kernbelang voor de RMA, en essen-tieel om de militaire vermogens te versterken.

    Cruciaal belang voor het bondgenootschap

    Inzetbaarheid, voortzettingsvermogen, effectievegevechtskracht, overlevingsvermogen en commando encontrole zijn niet alleen de kerngebieden van het DCImaar ook de belangrijkste elementen van de RMA. Hetinitiatief kan zelfs gezien worden als de blauwdruk voorde reactie op de RMA. Daarom is het niet alleen essen-tieel voor de verbetering van de militaire vermogens vande Europese strijdkrachten en de versterking van de“Europese pijler” van de NAVO, maar ook voor de blij-vende militaire en politieke levensvatbaarheid van hetNoord-Atlantisch Bondgenootschap.

    Of het DCI zal slagen is nog een open vraag. Maareen ding is zeker: als het niet uiteindelijk resulteert inconcrete verbetering in de Europese component van deNAVO-strijdkrachten, komt de transatlantische band opde tocht te staan. Het Amerikaans Congres zal steedsmeer druk gaan uitoefenen en zich steeds sceptischeropstellen tegenover de toezeggingen van Europa om deRevolutie in de Militaire Zaken bij te houden. ■

    7NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

  • et onbesliste debat over de Europese defensie, datbijna 50 jaar heeft stilgelegen, heeft sinds 1998

    een enorme sprong voorwaarts gemaakt. Dit kan enormegevolgen hebben voor de NAVO. De eerste ontwikke-ling was dat de Britse regering medio 1998 besloot datde Europese Unie zou moeten worden gebruikt alsraamwerk voor de versterking van de Europese defen-sievermogens. Dit was een omwenteling van Coperni-caans formaat: een van de redenen voor het mislukkenvan de pogingen om een Europese defensiegemeen-

    schap op te richten in het begin van de jaren’50 was ten-slotte de weigering van Engeland om daar deel van uit temaken.

    Vervolgens nam de Franse regering dit nieuwe Brit-se standpunt serieus. Tijdens een belangrijke bilateraleontmoeting in St. Malo (december 1998) schaarden zijzich achter het Britse verlangen naar meer vermogens,terwijl zij de rol van het bondgenootschap daarin onder-streepten.

    8NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    Recente stappen in de verwezenlijking van een gemeenschappelijk Europees defensie- en veiligheidsbeleid en Europesedefensievermogens die “scheidbaar maar niet afgescheiden” zijn van de NAVO, hebben geleid tot intensief debat. Er isbezorgdheid uitgesproken dat dit zou kunnen leiden tot het loskoppelen (decoupling) van de Europese veiligheid vandie van de niet-Europese NAVO-bondgenoten, tot een duplicatie van werk of vermogens en tot onderscheid (discrimi-natie) tussen die bondgenoten die wel en die geen lid zijn van de Europese Unie. François Heisbourg betoogt dat wij

    verder moeten gaan dan het stellen van retorische vragen over deze drie D’s. Het zijn weliswaar lastige vraagstukken, maar er is nietsin de respectieve benadering van de EU en de NAVO dat beslist incompatibel is. Bovenal is het dringend noodzakelijk dat Europa zijn

    vermogens versterkt, tenminste als het in de toekomst meer wil dan een nuttige, maar beperkte, reactieve defensie- en veiligheidsrol.

    H

    De Europese defensie maakt een sprong vooruitFrançois Heisbourg

    Voorzitter van het Centrum voor Veiligheidsbeleid in Genève

    De Fransepresident JacquesChirac (midden),premier LionelJospin (rechts) enzijn Britse collega,Tony Blair,schudden elkaarde hand aan heteinde van huntweedaagsevergadering inSt. Malo.In Frankrijk –4 december 1998.© Belga

  • Ten derde maakten de flagrante tekortkomingen inde Europese bijdrage aan de luchtaanvallen op Kosovohet politiek eenvoudiger voor de initiatiefnemers vanhet St.Malo-proces steun voor hun ideeën te verwerven.De 15 EU-leden namen in Keulen (juni 1999) en Helsin-ki (december 1999) de gedachte over dat de defensie-vermogens in hun algemeenheid verbeterd dienen teworden en dat er in het bijzonder moet worden gewerktaan force projection. Tevens besloten zij dat het inter-gouvernementele EU-apparaat zou moeten worden aan-gepast zodat het ook defensievraagstukken zou kunnenaanpakken. De traditionele neutraliteit van bepaaldeEU-leden heeft dit opvallend snelle proces niet belem-merd. Tegelijkertijd hechtten de bondgenootschappelij-ke leiders tijdens de NAVO-Top van Washington (april1999) hun goedkeuring aan de verdere ontwikkeling vaneen “scheidbare maar niet afgescheiden” Europese Vei-ligheids- en Defensie-identiteit, en lanceerden zij ookhun eigen Initiatief betreffende de Defensievermogens(DCI).

    Europees probleem, Europese reactieOm de gevolgen van deze veranderingen goed te kun-

    nen beoordelen is het interessant nog eens na te gaan watEuropa’s problemen nu eigenlijk zijn, als het gaat omeigen defensievermogens en een eigen defensie-identiteit.Die problemen zijn niet alleen dat er in het totaal te wei-nig aan defensie wordt uitgegeven. De Europese ledenvan de NAVO besteden ongeveer 60 procent van watAmerika uitgeeft aan defensie. Met uitzondering van deBritse en Franse verplichtingen in de Golf en Afrika,hebben de Europese bondgenoten geen collectieve defen-sieverplichtingen buiten het NAVO-gebied. Dit in tegen-stelling tot de VS die werkelijk mondiale verantwoorde-lijkheden hebben. In deze tijd na de Koude Oorlog, zou60 procent meer dan genoeg moeten zijn om de proble-men in Europa of in haar periferie aan te pakken. Zestigprocent is tenslotte éénvijfde van de mondiale militaireuitgaven!

    Helaas leveren hun defensie-uitgaven de Europeanenop geen stukken na 60 procent van de Amerikaanse ver-mogens op. Dat heeft de oorlog in Kosovo zonneklaarbewezen. De meeste Europese bondgenoten hebbendefensiebudgetstructuren die niet zijn afgestemd op devereisten van het post-Koudeoorlogse tijdperk. Tezamenbrengen de Europese leden 2.4 miljoen permanente troe-pen op de been — ruim een miljoen meer dan de Verenig-de Staten met hun wereldwijde verantwoordelijkheden.Maar de uitgaven aan materieel en vuurkracht bedragenin Europa 11.000 Amerikaanse dollar per soldaat tegen36.000 dollar per soldaat in Amerika.

    Met andere woorden, de Europese defensie wordtgekenmerkt door een strijdkrachtstructuur die te veel opgrondgebied is gericht en te weinig op langdurige, paratevuurkracht. Slechts enkele landen, met name Engeland enFrankrijk, geven een even groot deel van hun defensie-budgetten uit aan aankoop en operaties en onderhoud alsde Verenigde Staten (58 procent). Als de EU-landen in

    een klap het beste Europese voorbeeld zouden volgen (opdit moment dat van het Verenigd Koninkrijk), zou hetgeld dat voor onderzoek en ontwikkeling en materieel terbeschikking kwam, van 34 miljard euro omhoogspringennaar 48 miljard euro, zonder dat de defensie-uitgavenhoeven te stijgen.

    Het gebrek aan vermogens leidt haast automatischook tot minder verantwoordelijkheid, wanneer het gaatom de planning en uitvoering van militaire operaties.Alleen zij die belangrijke vermogens meebrengen, mogenhopen een beslissende invloed op de strategie te kunnenuitoefenen, in plaats van zich tevreden te moeten stellenmet een nuttige, maar beperkte, reactieve rol.

    De Europeanen moeten op allerlei manieren hundefensie-uitgaven efficiënter besteden: het definiëren vanstrijdkrachtdoelen (dit is tijdens de EU-Top in Helsinkigedaan in termen van vermogens voor de force projec-tion); het verbeteren van de budgetstructuren (de zogehe-ten “input criteria”); en door kernvermogens te bundelen(wat de Fransen “mutualisatie” noemen), bijvoorbeeld devermogens voor luchttransport, om de overheadkosten ende kosten die voortvloeien uit het feit dat men individuelenationale strijdkrachten heeft, te drukken.

    Dit is in wezen een Europees, en geen bondgenoot-schap-breed probleem. Het Amerikaanse defensiebeleiden hun defensie-uitgaven, zijn weliswaar niet ideaal,maar ze hebben niet te lijden van dezelfde fouten als dievan de Europeanen. Er moet dus een Europees, en bijvoorkeur invloedrijk, raamwerk worden gebruikt — lie-ver de EU dan de beperkte, politiek minder significanteWest-Europese Unie (WEU). De NAVO kan een bijdrageleveren via het Initiatief betreffende de Defensievermo-gens (DCI), maar de kern van het probleem ligt in Europaen niet in de NAVO.

    Empirische bewijzen ondersteunen deze redenering:tien jaar na het einde van de Koude Oorlog heeft hetNAVO-defensieplanning- en herzieningsproces nietgeleid tot de noodzakelijke massale herstructurering vande gezwollen Europese strijdkrachtstructuren die eenoverblijfsel zijn van de Koude Oorlog. De hervorming diewel heeft plaatsgevonden, is vooral verwezenlijkt doornationale maatregelen. Maar voor het definiëren vanstrijdkrachtdoelen, het vaststellen voor prestatiecriteria,en het bundelen van middelen is een multilateraal raam-werk vereist. De enige mogelijkheid die voldoende poli-tiek gewicht heeft om de structurele zwakten in de Euro-pese defensie aan te pakken is de breed gebaseerde,diepgewortelde Europese Unie.

    Schadelijke retoriekHet zou een verschrikkelijke verspilling zijn als dit

    essentiële hervormingsproces zou leiden tot het tegenge-stelde van wat het beoogt — als het de NAVO zou ver-zwakken in plaats van versterken. Iedere verwijderingtussen de Europese en de Noord-Amerikaanse bondgeno-ten als gevolg van het versterkte Europese defensie- enveiligheidsbeleid moet worden vermeden. Ondanks depositieve sfeer en taal van de Top van Washington, bestaater nog steeds serieus gevaar dat er misverstanden voort-

    9NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

  • 10NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    (V.l.n.r.)De DuitsekanselierGerhardSchroeder.De Turkse premierBülent Ecevit ende president vande EU-CommissieRomano Prodi op de EU-Top inHelsinki, Finland,waar Turkijetoestemmingkreeg zichkandidaat testellen voor hetEU-lidmaatschap –11 december1999.© Reuters

    vloeien uit het debat over de Europese defensie, waarinherhaaldelijke verklaringen over de drie “D’s” — dupli-cation, decoupling en discrimination — een belangrijkerol speelden. Deze retoriek, die tot december 1999 veelwerd gebruikt, is schadelijk geweest, omdat de gevarenen negatieve kanten worden beklemtoond en niet de posi-tieve. Nog ernstiger is, dat de indruk is gewekt dat alledrie “D’s” van nature, en alle even zeer, negatief zijn. Eennader onderzoek bewijst dat dit niet het geval is.

    Duplicatie? Als duplicatie per definitie negatief is,zou men, ad absurdum kunnen betogen dat Europa hele-maal geen eigen defensievermogen behoeft te hebben,aangezien er eigenlijk niets is dat Amerika niet in grotehoeveelheden bezit. Het is duidelijk dat duplicatie vooreen deel noodzakelijk is! Het zou echter nuttig zijn in deNAVO te bespreken welke criteria moeten bepalen welkeduplicatie nuttig en welke schadelijk is. Bovendien moethet debat over duplicatie niet worden gezien als een Euro-pees-Amerikaans probleem. Duplicatie tussen de Europe-se landen onderling komt veel meer voor dan tussen deEuropeanen en de Amerikanen. Het gevolg daarvan is dater in Europa op dit moment vermoedelijk te veel soldatenen bepaalde soorten materieel (bijvoorbeeld grotegevechtstanks) zijn.

    Duplicatie is beslist nuttig op gebieden waar alleNAVO-landen te kort hebben. Luchttransport, SEAD(1) en

    OEW(2), bijtanken in de lucht, GPS(3)-geleid geschut,CALCM’s (4): dit zijn geen luxeartikelen en als Europa erveel meer van krijgt, zal dat het hele bondgenootschap tengoede komen, ook de Verenigde Staten die op deze terrei-nen misschien wel beter voor de dag kunnen komen dan

    de Europeanen, maar waar het ook geen over-vloed is. Natuurlijk zijn er ook grijze gebie-

    den waarover ernstige en legitiememeningsverschillen tussen de NAVO-

    leden kunnen ontstaan, met nameover de financiële kant van de dupli-catie. Strategische verkenning ishier een voorbeeld van.

    Het duplicatievraagstuk verdientbeter dan op dezelfde afvalhoop teworden gegooid als loskoppeling(decoupling). Decoupling is in hetkader van de bondgenootschappelij-ke belangen een negatief begrip.

    Maar gelukkig zijn de Europeanen erminstens net zo op gebrand als deAmerikanen om loskoppeling te voor-

    komen.

    Ten slotte is er nog het onderscheids-vraagstuk (discriminatie). Dit is een ernstig,

    tweeledig probleem. De niet tot de EU beho-rende NAVO-leden zijn begrijpelijkerwijze

    sterk gericht op de gevolgen van hun mogelijkeuitsluiting uit de EU-besluitvorming, en dan is erook nog het buitengewoon lastige probleem van

    de EU-leden die niet tot de NAVO behoren.

    Het onderscheidsvraagstuk moet zeerzorgvuldig worden behandeld. De Ver-

    enigde Staten en de niet tot de EUbehorende leden van de NAVO moeten echter goed besef-fen dat de EU meer is dan een simpel handelsblok, of eenbijzonder hechte internationale organisatie. De integratievan Europa is haast constitutioneel van aard. De integra-tie zal beslist leiden tot een veiligheids- en defensiedi-mensie en enig onderscheid tussen leden en niet-leden isper definitie onvermijdelijk. Men zal dus moeten trachtende negatieve gevolgen van dit onderscheid te minimalise-ren en niet proberen te doen alsof het kan worden geëli-mineerd.

    De gevolgen van discriminatie moeten als eerste wor-den aangepakt. Naar mate de EU dieper betrokken raaktbij veiligheids- en defensiezaken, zullen de “postneutra-le” EU-leden steeds meer worden geconfronteerd met detegenstelling tussen hun non-lidmaatschap van de NAVOen de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europeesdefensie- en veiligheidsbeleid, een proces waarbij hetAtlantisch bondgenootschap nauw is betrokken.

    Frankrijk heeft te maken met een soortgelijk pro-bleem. Frankrijk zal opnieuw moeten beslissen over haarvolledige deelname aan de vernieuwde NAVO naar matehet Europese defensie-initiatief vordert. Het is nauwe-lijks denkbaar dat de Europese defensieplanning en dievan de NAVO kunnen worden geoptimaliseerd en gehar-moniseerd zonder dat Frankrijk daar volledig bij betrok-ken is. Het gemeenschappelijk Europees defensiebeleid

    (1) SEAD: Sppression ofEnemy Air Defense

    (2) OEW: Offensive ElectronicWarfare

    (3) GPS: Global PositioningSystem

    (4) CALCMs: Conventional Air Launched Cruise Missiles

  • zou er heel goed toe kunnen leiden dat Frankrijk haarpositie ten opzichte van de NAVO opnieuw onder de loepneemt, dit ondanks het diplomatieke fiasco van 1996-’97toen de meningsverschillen tussen Frankrijk en Amerikaover het toekomstig Commando Zuid van de NAVO devolledige deelname van Frankrijk aan de geïntegreerdemilitaire structuur van de NAVO verhinderde.

    Aan de andere, meer traditionele kant van het onder-scheiddebat, zou het niet al te moeilijk moeten zijn voorde EU om gepaste middelen te vinden om non-EU-ledenvan de NAVO te betrekken bij het Europese defensiebe-leid. Vermoedelijk zullen de Tsjechische Republiek,Hongarije en Polen tenslotte volwaardig EU-lid zijn wan-neer het zover is dat het beleid kan worden geïmplemen-teerd. De interventiestrijdmacht waartoe tijdens de EU-top in Helsinki is besloten moet er in 2003 zijn.

    De status van Turkije met betrekking tot de Europesedefensie is van bijzonder belang gezien de strategischepositie en rol van dat land. In dit geval zal het discrimina-tievraagstuk echter aanzienlijk minder acuut zijn alsgevolg van het belangrijke besluit, ook in Helsinki geno-men, om Turkije toe te staan het EU-lidmaatschap aan tevragen. Dat doel zal zeer moeilijk te bereiken zijn. Maarhet is nu duidelijk welke kant Turkije op zal gaan en het

    NAVO-secretaris-generaal Lord

    Robertson (rechts)en de Amerikaanse

    minister vandefensie William

    Cohen maken eenpraatje voorafgaandaan de vergaderingvan de NAVO-Raad,

    in zitting vanministers van

    defensie in Brusselop 2 december.

    © Belga

    zou verbazingwekkend zijn als de EU en Turkije niet con-structief zouden kunnen samenwerken ten aanzien vanEuropese defensievraagstukken.

    Dan blijven wat dit probleem betreft Noorwegen enIJsland over. Zowel de EU als de NAVO zullen vastmanieren kunnen vinden om hun situatie met zorg enconsideratie te behandelen.

    Verder dan de drie “D”’sHet is belangrijk dat de NAVO en de EU verder gaan

    dan de retoriek van de drie “D’s”. De positieve toonzet-ting van de Amerikaanse officiële commentaren op de topvan Helsinki betekenen hopelijk dat dit nu in brede kringbegrepen wordt. De vragen die worden opgeroepen doorde snelle, onverwachte wederopstanding van de Europesedefensie zijn vaak lastig. Maar zij kunnen en moetenpragmatisch worden aangepakt, door de gepaste institu-tionele connecties te leggen, vooral op werkniveau. Deproblemen zijn misschien wel reëel maar zijn eerder prak-tisch dan existentieel van aard. De relevante NAVO-besluiten en belangrijkste Europese documenten bevattenop het eerste gezicht geen onverzoenbare tegenstelling inhun politieke en strategische principes. ■

    11NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

  • e besluiten die tijdens de Topconferentie van de EUin Helsinki in december 1999 zijn genomen, marke-

    ren een significante verandering in de ontwikkeling vande Europese veiligheidsvoorzieningen. Het plan van deEU om in de nabije toekomst de WEU te absorberen, eenEuropese snelle reactiestrijdmacht op te zetten van50.000 à 60.000 man die in 2003 gereed zou moeten zijnvoor vredeshandhavingsoperaties en regionale crisisbe-heersing, en de benodigde besluitvormingsstructuren opte zetten (inclusief een Permanent Comité Politieke enVeiligheidszaken, een Militair Comité en een militairestaf) wijzen er op dat de EU vast besloten is uit te groeientot een serieuze, zelfstandige veiligheidsorganisatie.

    Met deze besluiten gaat de EU niet alleen verder daneerdere verklaringen over de Europese veiligheid endefensie, zij gaat ook aanzienlijk verder dan het modelvoor het transatlantisch partnerschap dat tijdens de minis-teriële vergadering van de NAVO in Berlijn van 1996 wasovereengekomen. Het doel van de in Berlijn genomenbesluiten was te komen tot een “scheidbare, maar nietafgescheiden” Europese Veiligheids- en Defensie-identi-teit (EVDI) binnen de NAVO. De WEU zou moeten die-nen als brug tussen de EU en de NAVO en tegelijkertijdzou zij de twee organisaties op afstand van elkaar houden.Dit was belangrijk omdat vier van de 15 EU-leden (Oos-tenrijk, Finland, Ierland en Zweden) geen lid zijn van deNAVO, terwijl alle WEU-leden ook NAVO-lid zijn.

    Als de WEU inderdaad zou opgaan in de EU, dangeldt deze regeling niet meer, aangezien de EU dan detaken van de WEU zou overnemen. Veel waarnemers ver-welkomen deze ontwikkelingen wellicht als een logischestap — een hoogst noodzakelijke “opruimactie” in het zogecompliceerde Europese institutionele landschap. Diestap is echter ook aanleiding tot vragen van institutionele,en fundamentele aard.

    De institutionele vragen die voortvloeien uit de even-tuele fusie tussen de WEU en de EU liggen nogal voor dehand: bijvoorbeeld, wat moet er gebeuren met de officië-le WEU-organen en verdragswetgeving? In het bijzonder,zal de clausule over wederzijdse hulp uit het WEU-Ver-drag worden opgenomen in het EU-Verdrag? En, als datzo is, hoe moet dat dan gaan, met vier landen in de EU dievan oudsher niet gebonden zijn?

    Onder deze institutionele vragen ligt echter een serieveel fundamentelere problemen op de loer, die nog moe-ten worden opgelost. Een vraag betreft de uitbreidings-processen van de EU en de NAVO: hoe kunnen dezeinstellingen verder gaan met de uitvoering van hun nogniet afgeronde uitbreidingsagenda en tegelijkertijd effec-tief blijven functioneren? De volgende vraag rijst op metbetrekking tot het transatlantisch partnerschap: hoe moetdat worden geherdefinieerd in het licht van de Helsinki-besluiten om Europa in staat te stellen onafhankelijker opte treden?

    Europa stabiliseren: integratie en samenwerkingZowel het Atlantisch Bondgenootschap als de EU

    hanteren een duale strategie om de stabiliteit in het brede-re Europa te bevorderen: de integratie van nieuwe ledenin combinatie met het aanbod van samenwerking op aller-lei terrein met staten voor wie het lidmaatschap (nog) nietmogelijk is. Deze duale strategie komt voort uit debehoefte aan verdere uitbreiding, zonder dat daardoor hetintern functioneren van de instellingen in gevaar wordtgebracht.

    De NAVODe NAVO heeft met deze strategie geëxperimenteerd

    in het Partnerschap voor de Vrede-programma, de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR) en de specialeregelingen voor overleg met Rusland en Oekraïne.

    In 1999 traden de Tsjechische Republiek, Hongarijeen Polen toe tot het Bondgenootschap. Zelfs dezebescheiden uitbreiding deed de vraag rijzen, of een sterkuitgebreid Bondgenootschap nog wel goed zou kunnenfunctioneren. Bovendien werd het NAVO-uitbreidings-proces van het begin af aan gekweld door tegenstrijdigebelangen: enerzijds de integratie van midden en oostEuropa en anderzijds de wens een constructieve relatie opte bouwen met Rusland.

    Ondanks de Russische kritiek op de NAVO-uitbrei-ding, was het mogelijk een relatie tussen de NAVO en

    12NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    De ontwikkeling van een Europese Veiligheids- en Defensie-identiteit die “scheidbaar, maar niet afgescheiden” is van de NAVOkreeg tijdens de Topconferentie van de Europese Unie in Helsinki, in december 1999, een geheel nieuwe wending. Peter Schmidt

    betoogt echter dat de plannen van de EU om de WEU spoedig te absorberen en uiterlijk 2003 een snelle reactiestrijdmachtop te zetten, hebben geleid tot een hele reeks netelige lidmaatschapsvraagstukken, en vragen van meer fundamentele aard.

    D

    EVDI: “scheidbaar maar niet afgescheiden”?Dr Peter Schmidt

    Hoofd Europese en Atlantische Veiligheid, Stiftung Wissenschaftund Politik, Ebenhausen, Duitsland

  • Rusland te ontwikkelen, die tot uitdrukking kwam inde Stichtingsakte van 1997, en de Permanente Geza-menlijke Raad (PGR). Dit doet vermoeden dat hetmogelijk moet zijn een evenwicht tussen deze tegen-strijdige belangen te vinden, zolang Rusland niet kiestvoor een strategie van confrontatie met het Westen ende NAVO een beleid van terughoudendheid blijft vol-gen.

    EU/WEUDe WEU heeft een beleid gevoerd dat veel weg

    had van de NAVO-outreachstrategie. Zij heeft gelei-delijk een gedifferentieerd en verreikend systeem ont-wikkeld van participatie in de besluitvormingsproces-sen van staten die geen volledig lid zijn (zie diagramrechts). Als gevolg daarvan heeft zij zich ontwikkeldtot een alomvattend forum voor dialoog.

    Met de aanstaande fusie tussen de WEU en de EUzou dit netwerk van betrekkingen wel eerder een pro-bleem, dan een aanwinst kunnen betekenen. Aange-zien het voor het functioneren van de EU nodig is dater een duidelijk onderscheid bewaard blijft tussenleden en niet-leden, is het gedifferentieerde participa-tiesysteem van de WEU misschien niet meer van toe-passing. Als gevolg daarvan zouden de rechten vanniet-EU-leden om deel te nemen aan de EU-besluit-vorming wel eens beperkt kunnen zijn. Dit is een bij-zonder probleem voor die NAVO-leden die geen deeluitmaken van de EU, omdat zij netto een verlies zul-len lijden in vergelijking met de status-quo. Deze sta-ten dringen daarom aan op een alomvattende partici-patieregeling. De beslissingen die de EU in Helsinkiheeft genomen, dragen niet veel bij aan de verwezen-lijking van deze wens.

    De EU is zich bewust dat deze situatie voor debetrokken staten teleurstellend is en tracht er kenne-lijk een mouw aan te passen. De verzekering dat deEU al in 2002 nieuwe leden zal accepteren, en hetbesluit het aantal kandidaten voor het EU-lidmaat-schap uit te breiden tot 13, inclusief Turkije, zoubedoeld kunnen zijn om de teleurstelling enigszins teverzachten. Dat lukt ook wel voor kandidaten die hetvooruitzicht hebben zeer binnenkort te kunnen toetre-den, maar Turkije bijvoorbeeld komt daarvoor niet inaanmerking. Eén van de redenen is dat voor toetre-ding opnieuw de “criteria van Kopenhagen”(1) gelden.Klaarblijkelijk moet de EU zeer voorzichtig manoeu-vreren om het evenwicht te bewaren tussen de wensEuropa te stabiliseren door de Unie te vergroten en denoodzaak om zijn eigen vermogen om handelend opte treden in stand te houden of te verbeteren.

    Wat Rusland betreft is het beter dat de EU wordtuitgebreid dan de NAVO. Tot op heden heeft Moskougeen grote bezwaren geuit tegen de EU-uitbreiding.De kritiek van Moskou is — zoals blijkt uit de nieuwemilitaire doctrine — vooral gericht tegen de geperci-pieerde “dominante positie” van de Verenigde Statenin het internationale systeem. Alleen de tijd zal leren

    13NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    CanadaHongarijeIJsland

    NoorwegenPolen

    Tsjechische RepubliekTurkije

    Verenigde Staten

    Denemarken

    BelgiëDuitslandFrankrijk

    GriekenlandItalië

    LuxemburgNederlandPortugalSpanje

    VerenigdKoninkrijk

    FinlandIerland

    OostenrijkZweden

    NAVONAVO

    EUEU

    WEU*WEU*

    Lidmaatschapsvraagstukken

    WEU*Naast geassocieerdeleden, (de TsjechischeRepubliek, Hongarije,IJsland, Noorwegen,Polen, en Turkije, diealle ook lid van deNAVO zijn) zijn er ookgeassocieerde partners(Bulgarije, Estland,Letland, Litouwen,Roemenië, Slowakije,en Slovenië) enwaarnemers (Denemarken, dat ookNAVO-lid is, enOostenrijk, Finland,Ierland en Zweden).

    (1)De “Kopenhaagse criteria”: a) stabiliteitvan democratischeinstellingen, rechtsorde,bescherming vanminderheden; b) hetbestaan van eengoedfunctionerendemarkteconomie en hetvermogen te concurrerenbinnen de interne Europese markt; c) hetvermogen te voldoenaan de verplichtingenvan het lidmaatschap,inclusief hetlidmaatschap van depolitieke, economischeen monetaire unie.Daarnaast moetennieuwe leden eenadministratief apparaathebben opgezet omte zorgen dat hetEuropees recht effectiefkan worden omgezet inde nationale wetgeving.

  • 14NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    Op 14 december1999 bracht JavierSolana – hoge vertegenwoordigervan de EU voor hetgemeenschappelijkbuitenlands en veiligheidsbeleid ensecretaris-generaalvan de WEU —een bezoek aanhet hoofdkwartiervan het Eurocorpsin Straatsburg. Bijdie gelegenheid zeihij dat de Europeseinterventiemachtnog voor de in decemberin Helsinki afgesproken datumvan 2003,operationeel zoukunnen zijn. HetEurocorps zal dekern vormen vanhet volgende KFOR-hoofdkwartier vanafapril 2000,vermeerderd metpersoneel vantroepenbijdragendelanden.© Belga

    of Rusland’s houding ten opzichte van de meest recenteEU-besluiten zal veranderen. Het is echter waarschijnlijkdat naarmate het potentieel van de EU groeit, ook deafkeuring van Rusland zal toenemen.

    Het transatlantisch partnerschapherdefiniërenHet vinden van een evenwicht tussen de strategi-

    sche noodzaak voor de uitbreiding en de noodzaak deinstitutionele effectiviteit te bewaren, is niet het enigeprobleem voor de NAVO en de EU na Helsinki. Eenandere uitdaging is de impact van een groeiende EVDIop de transatlantische relatie. Slechts weinigen betwis-ten dat een Europa dat een grotere verantwoordelijk-heid draagt voor de veiligheid uiteindelijk beter is vooreen evenwichtiger transatlantische relatie. De officiëleredenering dat een krachtiger Europa uiteindelijk leidttot een sterkere transatlantische relatie is echter al tesimplistisch. Er moet een antwoord komen op een aan-tal fundamentele vragen:

    Welke relevante taken zal het Bondgenootschap in detoekomst vervullen, als de EU een significant sterkeremedespeler wordt in het veiligheidsbeleid?

    ◆ De collectieve verdediging wordt, hoewel die in dehuidige veiligheidssituatie niet van primair belang is,nog steeds omschreven als een van de elementaireveiligheidstaken van het Bondgenootschap. Daarstaat de regionale crisisbeheersing tegenover, die,

    zoals de in april 1999 gehouden Top in Washingtonduidelijk maakte, slechts op case-by-case basis zalplaatsvinden. Voor de EU daarentegen is de crisisbe-heersing in Europa een permanente taak. Iedere werk-verdeling tussen de NAVO en de EU die het Bondge-nootschap zou beperken tot de collectieveverdediging terwijl de crisisbeheersing voor de EU isweggelegd, zou het Bondgenootschap en zijn niet totde EU behorende leden marginaliseren.

    ◆ Wat het lidmaatschap aangaat, de EU heeft 13 landenin de groep kandidaatlanden opgenomen. De NAVOheeft een Actieplan voor Aspirant-leden gelanceerdom kandidaatlanden te helpen bij de voorbereidingvan hun kandidatuur en zal zich in 2002 opnieuw overhet uitbreidingsvraagstuk beraden. We mogen echterwel aannemen dat het aantal EU-leden dat niet tot deNAVO behoort, zal blijven stijgen, waardoor hetgebrek aan convergentie tussen de twee organisatiesalleen maar groter wordt.

    Hoe kan de transatlantische dialoog met succes wordengeregeld als de WEU niet meer bestaat?

    Tijdens de Top van Washington in april 1999 hebben debondgenootschappelijke leiders de vraag opgeworpenhoe men zou kunnen komen tot een formele relatie tussende NAVO en de EU. Zo’n relatie werpt de nodige proble-men op. De bureaucratische problemen zullen aanzienlijkzijn en evenmin zal het eenvoudig zijn een EU-standpuntte wijzigen wanneer dit na een complex onderhandelings-proces uiteindelijk tot stand is gekomen. Bovendien zijnvier van de 15 EU-leden geen NAVO-lid. Er zijn dus ster-ke argumenten om het aan de EU-staten die wel lid van de

  • NAVO zijn over te laten om de Europese belangen binnenhet bondgenootschap te blijven vertegenwoordigen.

    Tegelijkertijd moeten wij op de een of andere manier zor-gen dat de noodzakelijke strategische dialoog over regio-nale risicogebieden voorspoedig en snel verloopt. Op ditterrein is er ruimte voor een directe dialoog tussen de EUen de NAVO: de hoge EU-vertegenwoordiger voor hetgezamenlijk buitenlands en veiligheidsbeleid, Javier Sol-ana (die ook secretaris-generaal van de WEU is) en,indien mogelijk, de EU-commissaris voor externe betrek-kingen, Chris Patten, zouden regelmatig met de NAVO-secretaris-generaal, Lord Robertson, moeten overleggen.Er moeten gezamenlijke zittingen worden georganiseerdvan de NAVO- en de EU-Raad, die om de beurt door deNAVO en de EU worden voorgezeten.

    Hoe zal de verhouding tussen de NAVO en de onderdelenvan een militaire structuur van de EU zich verderontwikkelen?

    Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben de EUreeds nationale commandocentra aangeboden. Om poli-tieke en economische redenen lijkt het raadzaam een zonauw mogelijke band te scheppen, of te onderhouden tus-sen deze centra en de NAVO-structuren. Dit zal de strate-gische banden tussen Europa en Noord-Amerika beklem-tonen en een al te grote duplicatie van structurenvoorkomen. Het idee is dat deze Europese structuren ookbeschikbaar blijven voor operaties onder leiding van deNAVO.

    Men moet niet proberen vooraf voorwaarden te for-muleren op grond waarvan het bondgenootschap zijnmiddelen ter beschikking van de EU zou stellen. Diebesluiten moeten op politiek niveau worden genomen en

    NAVO-secretaris-generaal LordRobertson in

    gesprek met zijnvoorganger

    Javier Solana –thans hoge

    vertegenwoordigervan de EU

    voor het gemeenschappelijk

    buitenlands enveiligheidsbeleid

    en secretaris-generaal van deWEU – voor de

    Raadsvergaderingvan de NAVO-ministers van buitenlandse

    zaken in Brusselop 16 december

    1999, waar plannen werden

    besproken om deEuropese defensie-

    vermogenste versterken.

    © Reuters

    rekening houden met de omstandigheden van datmoment. Het is belangrijker dat er een “strategisch kli-maat” ontstaat tussen de EU en de Verenigde Staten waar-in dit vraagstuk een minimum aan problemen opwerpt.

    Hoe moet de EU zijn defensievermogens opbouwen,gezien de aanhoudende bezuinigingen op de defensie-budgetten in de meeste staten?

    De EU-staten zijn van plan zo spoedig mogelijk col-lectieve vermogens op te zetten in de kerngebieden, bij-voorbeeld op het terrein van commando en controle overoperaties, verkenning en strategisch transport. Maarondanks deze ambitieuze doelen die zij zich hebbengesteld, vertonen de geplande budgetten van de belang-rijkste EU-staten, voor de middellange termijn verderebezuinigingen op defensie. Of de Helsinki-besluiten dusecht zullen kunnen worden gerealiseerd, hangt af van devraag of er verandering komt in die tendens. Een anderekritische factor is de koppeling tussen de inspanningenvan Europa en de plannen van de NAVO om haar kern-vermogens te versterken via het Initiatief betreffende deDefensievermogens (DCI).

    EVDI: een balanceeractVoor de NAVO en de EU worden de komende jaren

    een balanceeract. Beide instellingen moeten de twee fun-damentele problemen aan gaan pakken die voor ons lig-gen: de stabilisering van het Europese continent en deherdefiniëring van het transatlantisch partnerschap. Dezetwee doelen zijn in wezen strijdig met elkaar — tenzijbeide organisaties gericht blijven op hun gemeenschappe-lijke strategische doelen en zich niet laten verleiden totrivaliserend gedrag. ■

    15NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

  • e NAVO tracht al heel lang actief de bewapenings-samenwerking tussen de Bondgenoten te bevorde-

    ren. Op deze wijze wil zij waarborgen dat de Bondge-nootschappelijke strijdkrachten zijn uitgerust meteffectieve defensiemiddelen, de standaardisatie van hetmaterieel bevorderen en bijdragen tot een efficiëntgebruik van de middelen voor onderzoek, ontwikkelingen productie van materieel. Op gezette tijden heeft hetBondgenootschap getracht de samenwerking een nieuweimpuls te geven door de stand van zaken in de bewape-ning te analyseren en de regelingen die eraan ten grond-slag liggen tegen het licht te houden.

    De NAVO-Bewapeningsevaluatie — in 1997 in ganggezet en voltooid in het najaar van 1999 toen de ministersde aanbevelingen goedkeurden — is het meest recente enambitieuze onderzoek naar de onmiskenbare rol van deNAVO op bewapeningsgebied, sinds de oprichting van deConferentie van Nationale Bewapeningsdirecteuren(CNAD) in 1966.

    Bewapeningssamenwerking ineen veranderende contextDe Bewapeningsevaluatie is voortgevloeid uit de

    behoefte om in de bewapeningsstructuren en –proceduresvan de NAVO meer rekening te kunnen houden met deenorme geopolitieke ontwikkelingen die zich sinds heteinde van de Koude Oorlog hebben voltrokken en met degevolgen van het steeds snellere tempo van de technolo-gische veranderingen in militaire vereisten en defensie-aanschaffingen. Drie overwegingen in het bijzonder lagenten grondslag aan de benadering van het onderzoek:

    ◆ Ten eerste, de trend om individuele systemen steedsmeer te integreren in grotere families of constellatiesvan systemen met meervoudige toepassingen te land,ter zee en in de lucht, in combinatie met de groeiendeinvloed van de informatietechnologie op alle terreinen.

    ◆ Ten tweede, de steeds nauwere interactie tussenwapens wanneer zij eenmaal zijn aangeschaft en doorBondgenootschappelijke strijdkrachten worden

    gebruikt, en het hele scala aan vermogens waar hunoperationele effectiviteit afhankelijk van is (strijd-krachtstructuren, communicatie- en informatiesyste-men, logistiek, infrastructuur, etc.)

    ◆ Ten slotte, de uit de twee voorafgaande punten voort-vloeiende behoefte om het werk van de CNAD in tebedden in een groter geheel van bewapeningsactivi-teiten die worden uitgevoerd onder auspiciën vanandere NAVO-organen (1), met het doel te komen toteen geharmoniseerde benadering van de wijze waaropkan worden voldaan aan de vereisten van het Bondge-nootschap voor de essentiële defensievermogens. (ziediagram rechts).

    Wat dit laatste punt betreft, is de Bewapeningsevalu-atie duidelijk zeer relevant en belangrijk voor het Initia-tief betreffende de Defensievermogens (DCI), dat in april1999 tijdens de Top van Washington van start ging, voor-al waar het de verbetering van de algehele coördinatiebetreft van de Bondgenootschappelijke defensieplanningin allerlei verschillende disciplines.

    De regelingen binnen de NAVO op bewapeningsge-bied moeten bovendien afgestemd blijven op de beperktemiddelen van de lidstaten. Zij moeten de juiste plannings-en programmeringsmiddelen bieden om mogelijkhedenvoor Bondgenootschappelijke samenwerking bij onder-zoek, ontwikkeling en productie van defensiematerieel uitte buiten. Zij moeten een dynamische uitwisseling vaninformatie tussen de Bondgenoten — en in toenemendemate ook met de Partners — stimuleren over bewape-ningskwesties en over de lessen die kunnen wordengehaald uit de crisisresponsoperatie onder leiding van deNAVO in Bosnië en Herzegovina en Kosovo.

    De NAVO-bewapeningssamenwerking is een belang-rijke dimensie van het transatlantisch partnerschap. DeBewapeningsevaluatie bood een welkome gelegenheid deEuropese en Noord-Amerikaanse Bondgenoten te betrek-ken bij een gemeenschappelijke herwaardering van dedoelstellingen en vormen van die samenwerking in eenveranderende omgeving, die wordt gekenmerkt door desteeds grotere multinationaliteit van de Bondgenootschap-pelijke troepen en operaties en de efficiencymaatregelen

    16NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    De Bewapeningsevaluatie werd goedgekeurd door de Bondgenootschappelijke ministers in december 1999. Deze studie heefteen dwingende blauwdruk opgeleverd voor de hervorming van het beleid, de structuren, en procedures die ten grondslag

    liggen aan de bewapeningsactiviteiten van de NAVO en de effectievere en efficiëntere uitrusting van deBondgenootschappelijke troepen. De belangrijkste aspecten zijn, dat er sterk zal worden gelet op het verschaffen van essen-tiële defensievermogens en het verbeteren van de interoperabiliteit; een grotere nadruk in de bewapeningssamenwerking op

    bewegelijkheid en reactievermogen; en een bredere benadering bij het aansturen van bewapeningsactiviteiten om beterrekening te kunnen houden met andere materiële vermogens, zoals communicatie- en informatiesystemen of logistiek. De uitdaging waar wijnu voor staan, is te zorgen dat de doorlichting een blijvend impact heeft op de wijze waarop de NAVO haar werk op bewapeningsgebied doet.

    D

    De Bewapeningsevaluatie: de nieuwe rol van de NAVO voor hetuitrusten van de Bondgenootschappelijke strijdkrachten

    Diego A. Ruiz PalmerHoofd van de Afdeling Planning en Beleid van de NAVO-Divisie Defensieondersteuning

    (1)Afgezien van de CNADzijn er nog andere belangrijke NAVO-comitésdie zich bezighouden metmaterieel, omdat zij doelen formuleren,programma’s beheren, ofmiddelen leveren. Hiertoebehoren het Defensiebe-oordelingscomité, hetNAVO-Comité Luchtverde-diging, het NAVO-ComitéStandaardisatie, De NAVO-Raad Consultatie,Commando en Controle,de NAVO-Conferentie vanHoge Logistieke Specialisten en de HogeRaad Middelen. Hoewelde Bewapeningsevaluatieis uitgevoerd onderverantwoordelijkheid vande CNAD, was dereikwijdte om die redenbreder dan alleen bewapening. De studieomvatte alle NAVO-activiteiten op bewapeningsgebied.

  • en afslanking in de defensie-industrie aan beide zijden vande Atlantische Oceaan. Deze ontwikkelingen bewijzeneens te meer dat het gewenst is, de interoperabiliteit tussende Bondgenootschappelijke strijdkrachten te versterkenwaar het maar kan en naar nieuwe mogelijkheden te zoe-ken voor transatlantische industriële samenwerking.

    De Bondgenootschappelijke vermogensen interoperabiliteit verbeterenTegen deze achtergrond verzamelde de CNAD een

    robuust onderzoeksteam van nationale vertegenwoordi-gers en civiele en militaire deskundigen uit de NAVO. Het

    onderzoek werd in drie fasen uitgevoerd, respectievelijkwerden bekeken : het doel achter de NAVO-bewapenings-activiteiten; de ondersteunende institutionele regelingen ;en een hervormingsplan. Deze sequentiële aanpak werdgekozen om te zorgen dat later werk gebaseerd zou zijn opduidelijke eerder overeengekomen beginselen.

    In de Bewapeningsevaluatie komt dus eerst aan deorde welke rol voor de NAVO ten aanzien van de bewape-ning is weggelegd. Deze rol wordt omschreven als: ertoebijdragen dat de lidstaten, door middel van internationalesamenwerking, kunnen zorgen voor een adequate uitrus-ting van hun troepen en voldoende interoperabiliteit ommet succes alle Bondgenootschappelijke taken te kunnenuitvoeren, van de collectieve verdediging tot vredesonder-

    17NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    Essentiële Bondgenootschappelijke defensievermogens opbouwendoor de vereisten op elkaar af te stemmen

    EssentiëleBondgenootschappelijke

    defensievermogens 2010-2015

    Standaardisatie

    Strijdkrachtenen vermogens

    Bewapening

    Luchtverdediging Communicatie- eninformatiesystemen

    Logistiek

    Hulpbronnenen infrastructuur

    NAVO

    -Milit

    aire A

    utorite

    iten

    Naties Middelen

    NAVO-Comités

    Programma’sVere

    isten

  • 18NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    steuning en crisisbeheersing. Hierin komt tot uiting datthans meer prioriteit wordt gegeven aan het bundelen vanhet coöperatieve werk van de Bondgenoten met het doelde NAVO de vermogens te bieden die zij nodig heeft.

    Vervolgens wordt in het onderzoek bekeken op welkewijze de bewapeningsactiviteiten van de NAVO het best opelkaar kunnen worden afgestemd om aan dat doel te vol-doen. Er worden een aantal kernactiviteiten geïdentificeerddie de bewapeningsactiviteiten van de NAVO zouden moe-ten aansturen. Deze gaan van het harmoniseren van opera-tionele vereisten en het verbeteren van de interoperabiliteittot het optimaliseren van de defensieaanschaffingen.

    Wat betreft de harmonisatie van de operationele ver-eisten der Bondgenoten — een belangrijke voorwaardevoor een geslaagde bewapeningssamenwerking — doetde Bewapeningsevaluatie de aanbeveling dat het harmo-niseringswerk systematisch moet worden uitgebreid enverder moet gaan dan het beperkte terrein van een bepaal-de missie of bewapeningscategorie. Deze bredere benade-ring van de bewapeningsprogramma’s zou tot doelhebben de defensievermogens in te vullen, door verschil-lende combinaties van elkaar aanvullende systemen, diezo worden samengesteld omdat zij technisch, fiscaal ofoperationeel voordeel opleveren. Zo’n benadering zouook meer in overeenstemming zijn met het groeiend enalomtegenwoordig belang van de technologie. Het onder-zoek beveelt daarom aan dat het streven naar meer har-monisatie gepaard moet gaan met een reeks aanvullendeactiviteiten en dat niet alleen de belangrijkste doelen voorde Bondgenootschappelijke vermogens en de bewape-ningsvereisten (2) moeten worden vastgesteld maar dat erook overeenstemming moet zijn over de eisen die aanspecifieke systemen gesteld worden.

    In 2000 zal een NAVO-Comité Bewapeningscoördi-natie (NCAC) worden opgericht. Dit comité brengt perio-diek vertegenwoordigers van de lidstaten en relevanteNAVO-organen bijeen en het zal de samenhang van dezebredere benadering Bondgenootschapbreed bewaken.Ook zal het, zoals de Bewapeningsevaluatie vraagt,omstandigheden scheppen voor een grotere coördinatietussen bewapening en andere NAVO-planningsdiscipli-nes en het zal waar nodig de bewapeningsactiviteitencoördineren. Uiteindelijk zal het werk van de CNAD enhet NCAC worden ondersteund door een hypermodernBewapenings Informatie Beheerssysteem, dat nu in ont-wikkeling is Interoperabiliteit, altijd al een belangrijkaspect van de NAVO-defensieplanning, is sinds het eindevan de Koude Oorlog nog relevanter geworden. Tegen-woordig wordt meer aandacht besteed aan de samenwer-king tussen de geallieerde strijdkrachten — dikwijls“gezamenlijkheid” (jointness) genoemd — en op multi-nationaliteit. Zorgen dat het Bondgenootschap operatio-neel effectief blijft en ruimte maken voor het groeiendaantal multinationale formaties door een betere interope-rabiliteit is tegenwoordig in de nieuwe strategische omge-ving één van de kerntaken van de NAVO.

    Met het oog daarop beveelt de Bewapeningsevaluatieaan de huidige materieelstandaardisatie te versterkendoor die wapens te identificeren die van cruciaal belang

    zijn voor de land-, lucht-, of maritieme formaties (zoalsbrigades, squadrons, of marine taakgroepen), van iederwillekeurig NAVO-land om mee te kunnen oefenen ensamen te kunnen werken met de strijdkrachten van iedereandere Bondgenoot en, indien van toepassing, met dievan de Partnerlanden. Deze wapens zullen worden aange-merkt als “interoperabiliteitsbevorderaars” om tebeklemtonen dat zij een bijzondere bijdrage kunnen leve-ren aan het verbeteren van de interoperabiliteit op opera-tioneel niveau.

    Meer flexibele defensie-aanschaffenDefensie-aanschaffen blijven een nationale verant-

    woordelijkheid binnen het Bondgenootschap. De Bond-genoten maken echter uit het oogpunt van efficiency allang gebruik van multilateraal gefinancierde en somsgezamenlijk gefinancierde NAVO-bewapeningsprojec-ten.(3) Het onderzoek doet de aanbeveling dat deze reedslang bestaande mogelijkheden om coöperatief aan tekopen moeten worden aangevuld met een gecoördineerdacquisitiemechanisme. Deze “sneltrein” procedure zaltwee of meer Bondgenoten in staat stellen hun middelente bundelen om relatief grote aantallen uitontwikkeldeartikelen rechtstreeks kant en klaar te kopen. Bij toekom-stige besluiten over de coöperatieve programma’s van deNAVO moet de hele levenscyclus van het systeem wor-den betrokken, van de researchfase tot en met zijn opera-tionele levensduur.

    De CNAD kan alleen beter reageren op de zich con-stant vernieuwende operationele vereisten van de NAVOen de NAVO-bewapeningsprogramma’s kunnen alleenefficiënter worden gemaakt als de NAVO-Organisatievoor Research en Technologie(4) in een eerder stadium endirecter wordt betrokken bij het formuleren van samen-werkingsmogelijkheden. Ook zal een sterkere inbrengnodig zijn van de industrie via de Industriële Adviesgroepvan de NAVO. De goedkeuring van de Noord-AtlantischeRaad in november 1999 voor de eerste NAVO-Strategievoor Research en Technologie betekent een significantebijdrage tot de verwezenlijking van dit doel.

    Een mijlpaal in het BondgenootschappelijkbewapeningswerkEr worden regelingen getroffen om te zorgen dat het

    werk van de CNAD en aanverwante NAVO-organen goedop elkaar aansluit. Zo zal het Bondgenootschap zijn rolten aanzien van de bewapeningssamenwerking verderkunnen versterken.

    De voltooiing van de Bewapeningsevaluatie is eenbelangrijke mijlpaal in het bewapeningswerk van deNAVO en in de interne aanpassing van het Bondgenoot-schap. Er is een duidelijke koers uitgezet voor alle activi-teiten van de NAVO op dit terrein en dit zal de Bondge-noten stimuleren om samen de defensievermogens teontwikkelen en te komen tot de grotere interoperabiliteitdie nodig zijn om in de veranderende veiligheidsomge-ving van vandaag te kunnen samenwerken. . ■

    (2)Deze hebben officieel denaam Consolidated Alliance Capability Goalsen Alliance CoordinatedArmaments Requirements.

    (3)Multilateraal engezamenlijk gefinancierdeprojecten houden beide indat de middelen van tweeof meer Bondgenotenworden gebundeld. In multilateraal gefinancierdeprojecten gaat dit via deoprichting van een NAVO-Projectgroep, terwijl bijgezamenlijk gefinancierdeprojecten een ingewikkelder institutioneleconstructie nodig is, in devorm van een NAVO-managementbureau. In beide gevallen wordt over de financieringsregelingendoor de deelnemende landen beslist.

    (4)De NAVO-Organisatie voorResearch en Technologieis ondergeschikt aande CNAD en aan hetNAVO-Militair Comité.

  • 19NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    r zaten geen fundamentele fouten in de Stichtingsakteen hij was ook niet van begin af aan gedoemd te mis-

    lukken — voor het uiteindelijk succes van de Stichtingsak-te waren zorgvuldig geplande strategieën nodig en eengezonde dosis geluk. Maar vanaf het begin hebben de part-ners een benadering gekozen die niet bepaald bevorderlijkwas voor het welslagen. Het Westenwas in het begin uiterst voorzichtig.Het maakte zich bezorgd dat HenryKissinger gelijk zou krijgen, die hadgewaarschuwd dat de pas opgerichtePermanente Gezamenlijke NAVO-Rusland-Raad (PGR) belangrijkerzou kunnen worden dan de Noord-Atlantische Raad. De Russen warenvan hun kant van mening dat zij offi-ciële gezamenlijke besluitvormings-bevoegdheden dienden te krijgen enzij waren niet in staat, of niet bereid,hun invloed langzaam en geleidelijkop te bouwen binnen de Bondgenoot-schappelijke structuren.

    Beide partijen raakten al spoe-dig gefrustreerd met elkaar. In Rus-land werd de Stichtingsakte steedsmeer gezien als een doekje voor hetbloeden, dat Rusland onvoldoendecompensatie bood voor de NAVO-uitbreiding. De Russische legertopwas meer geïnteresseerd in debelofte van de bondgenoten geenkernwapens te plaatsen en geen bui-tenlandse troepen te stationeren inMidden-Europa, dan in het benuttenvan de mogelijkheden voor meersamenwerking met de NAVO.

    De gevolgen van KosovoDe NAVO-aanvallen op de

    Federale Republiek Joegoslaviëeind maart 1999 kwamen voor veelRussen als een totale verrassing.

    Het gebruik van geweld, zonder de expliciete sanctione-ring van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad, bete-kende een geweldige devaluatie van het Russische veto-recht en een klap voor het feitelijk gewicht dat dezevoormalige supermacht in de internationale weegschaalkon leggen. Moskou bleek niet bij machte een grote mili-

    De kwetsbare relatie tussen Rusland en de NAVO heeft een zware klap gekregen door de meningsverschillen over Kosovo.Wanneer wij vanuit een pragmatisch standpunt bekijken hoe we de draad weer kunnen oppakken, blijkt volgens Dmitiri

    Trenin dat de verhoudingen al ernstig verstoord waren sinds de ondertekening van de Stichtingsakte inzake deWederzijdse Betrekkingen in 1997 in Parijs. Het Bondgenootschap heeft wellicht onderschat hoe moeilijk het zou zijn

    nieuwe leden uit Midden-Europa op te nemen en tegelijkertijd de dialoog met Rusland in stand te houden en te institutionaliseren.De Russische leiders werden verscheurd door tegenstrijdige gevoelens: hevig verzet tegen de NAVO-uitbreiding en een algemene

    bereidheid om met het Westen samen te werken.

    E

    De betrekkingen tussen Rusland en de NAVO:de draad moet weer worden opgepakt

    Dimitri TreninOnderdirecteur van het Carnegie Moskou Centrum

    Russische KFOR-soldaten gedecoreerd voor het reddenvan een gewonde Amerikaanse soldaat

    Vijf Russische soldaten zijn een Amerikaanse militair te hulp gekomendie ernstig gewond was geraakt door een ontploffende landmijn op15 december 1999.

    Zonder ook maar een moment aan hun eigen veiligheid te denken, zijnzij een gebied binnen getrokken waar zij wisten dat mijnen lagen, om eenAmerikaanse sergeant te redden, die met zijn voertuig over eenantitankmijn was gereden. De Russische soldaten verleenden de ernstiggewonde man eerste hulp en hebben hem vervolgens naar het Amerikaanseveldhospitaal gebracht. Helaas is hij daar aan zijn verwondingen bezweken.

    Generaal Wesley Clark, SACEUR (Geallieerd opperbevelhebber Europa),heeft op 24 december de decoraties uitgereikt aan de vijf Russischesoldaten. Zij maakten deel uit van de Russische 13e Tactische Groep, diedienst deed in KFOR-zone MNB-Oost en zij zijn de eerste Russische KFOR-soldaten die ooit door SACEUR zijn gedecoreerd.

    © K

    FOR

    PIO

  • taire ingreep te voorkomen in een gebied dat het vanoudsher als cruciaal voor zijn hele positie in Europa hadbeschouwd.

    Toen een maand later tijdens de Top van Washingtonhet Nieuwe Strategische Concept werd aangenomen en hetBondgenootschap zich bereid verklaarde overal in Europate interveniëren om de stabiliteit en de mensenrechten tebeschermen, ontstond het duistere vermoeden dat deNAVO wellicht opnieuw tot de aanval zou kunnen over-gaan, en dan heel wat dichter bij de Russische grenzen. Dieachterdocht nam alleen maar toe, toen de leiders van Geor-gië, Oekraïne, Oezbekistan, Azerbeidzjan en Moldaviëgebruik maakten van de uitnodiging de Top in Washingtonbij te wonen en daar een onderling overleg aan vast knoop-ten, terwijl Rusland de invitatie had afgewezen.

    De diplomatieke stijl van de voormalige Russische pre-mier Viktor Tsjernomyrdin, waardoor er uiteindelijk eeneind kwam aan de crisis, was bij de Russische elite nooit zopopulair. Omdat zij absoluut een bijdrage wilden leverenaan de uiteindelijke oplossing voor Kosovo, liet de Russi-sche legertop het leger met de 200 paratroepers die in Bos-

    nië en Herzegovina gestationeerd warenals onderdeel van de SFOR-troepen, totaalonverwacht oprukken naar de luchthavenvan Pristina. Dit was bedoeld als machts-vertoon, maar verried uiteindelijk slechtsde militaire zwakte van de Russen.

    Aan het einde van 1999 hadden debetrekkingen tussen Rusland en deNAVO zich nog niet geheel hersteld vande deuken die zij in Kosovo haddenopgelopen. Het woord ‘partnerschap’werd niet langer gehoord. Samenwer-king en dialoog bleven beperkt tot detwee vredesoperaties die op dat momentop de Balkan plaatsvonden, SFOR enKFOR. In beide operaties was de samen-werking tussen de Russische en deNAVO-peacekeepers uitstekend, maardat was niet genoeg om de relatie weerop het goede spoor te krijgen.

    Pech kan ook helpenMaar zoals het Russische spreek-

    woord zegt: ne bylo schastya, da nescha-tasye pomoglo: als je geen geluk hebt, kanpech ook wel eens helpen. Aan het eindevan 1999 gingen de Russische relaties methet Westen die toch al niet zo best warennog verder achteruit. Dit was het gevolgvan het corruptieschandaal en van detweede oorlog in Tsjetsjenië. Vanuit Rus-sisch perspectief werden de problemenmet de NAVO totaal overschaduwd doordeze gebeurtenissen. De oorlog in Tsjets-jenië hielp de Russische militaire leidersbovendien af te komen van het stigma, datzij door Islamitische vrijheidsstrijderswaren verslagen en herstelde althansgedeeltelijk hun zelfvertrouwen.

    In het Westen daarentegen nam dekritiek op het Russische houding tegenover de mensen-rechten in de noordelijke Kaukasus toe en maakte menzich voor het eerst sinds het einde van de Koude Oorlogweer ernstig bezorgd dat Moskou opnieuw in een interna-tionaal isolement terecht zou kunnen komen. Dit moetdoor Vladimir Poetin, de nieuwe president van Rusland,zeer serieus genomen worden als hij echt wil werken aande voorspoed en verdere integratie van Rusland.

    Het bijleggenHet begin van een nieuwe eeuw vraagt om een nieuwe

    start. De Russische regering heeft misschien wat voldoe-ning geoogst — en een aantal stemmen gewonnen — doorzich ongevoelig te tonen voor de Westerse pleidooien omte stoppen met de gevechten in Tsjetsjenië, maar nu is hetdringend noodzakelijk dat zij weer op goede voet komtmet het Westen vanwege een menigte van financiële, eco-nomische en politieke redenen. Zij mag echter vooraf geenvoorwaarden stellen aan hernieuwing van de contacten.

    20NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    Gezamenlijke verklaring ter gelegenheid van het bezoek van NAVO secretaris-generaal Lord Robertson,

    in Moskou op 16 februari 2000 NAVO secretaris-generaal Lord Robertson had een ontmoeting met

    de Russische minister van buitenlandse zaken Igor S. Ivanov endefensieminister Igor D. Sergeyev. Lord Robertson werd ookontvangen door wnd. President Vladimir Poetin. Zij raakten een ruimaantal thema’s aan en in bijzonder de relaties NAVO – Rusland.

    NAVO en Rusland willen op besliste wijze bijdragen tot een stabielen onverdeeld Europa : geheel en vrij – ten gunste van al haarvolkeren. In deze context bevestigen zij dat zij getrouw hunverplichtingen zullen nakomen ingevolge internationale wetgeving,inbegrepen het VN Charter, voorzieningen en principes opgenomen inde Slotakte van Helsinki en het OVSE Charter voor Europese Veiligheid.Zij zullen de versterking van de veiligheid bevorderen in het Euro-Atlantisch gebied op basis van de Stichtingsakte en doorsamenwerking in het kader van de Permanente GezamenlijkeRaad (PJC).

    NAVO en Rusland verwelkomen de Overeenkomst op deaanpassing van het CFE Verdrag die, samen met de engagementenopgenomen in de CFE Slotactie, de verdere bestaanszekerheid van hetCFE Verdrag waarborgen.

    Terwijl zij hun samenwerking in het kader van SFOR in Bosnië-Herzegovina verderzetten, werken NAVO en Russische strijdkrachtenin Kosovo samen in KFOR in functie van de integrale implementatievan Resolutie 1244 van de VN Veiligheidsraad, waartoe zowel NAVOals Rusland zich geëngageerd hebben.

    NAVO en Rusland zullen eraan werken om hun dialoog teintensifiëren in de Permanente Gezamenlijke Raad (PJC). Zij kwamenovereen dat Rusland en NAVO met grote inzet het gesprek over eenruim aantal veiligheidsthema’s zouden verzetten. Dat zal de NAVO enRusland toelaten de uitdagingen die voor ons liggen te beantwoordenen van de wederzijdse samenwerking de hoeksteen te maken van deEuropese veiligheid.

  • 21NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    De op dat momentwaarnemende president van

    Rusland, VladimirPoetin (rechts) en

    NAVO-secretaris-generaal Lord

    Robertson leggengezamenlijk een

    verklaring af na afloop van hunontmoeting in het

    Kremlin, in Moskou– 16 februari

    2000.© Belga

    Vreemd genoeg is het misschien gemakkelijker voorMoskou om de uitgebreide contacten met de NAVO weerop te vatten, dan om een bewijs van goed gedrag te ver-krijgen van oude Russische favorieten als de Organisatievoor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) ofde Raad van Europa, die zich veel kritischer tegenover deontwikkelingen in Tsjetsjenië hebben uitgelaten dan deNAVO. Het was tegen deze achtergrond dat secretaris-generaal Lord Robertson in februari 2000 een bezoek aanMoskou bracht, waar hij met de toen waarnemend presi-dent, Vladimir Poetin, rond de tafel heeft gezeten en metwie hij uiteindelijk een gezamenlijke verklaring heeftafgelegd over het volledig herstel van de betrekkingentussen het Bondgenootschap en Rusland. (zie kader)

    Maar naar welk moment in hun relatie willen beidepartijen terugkeren om daar de draad weer op te vatten?De afgelopen twee jaar waarin de PGR heeft gefunctio-neerd, hebben geen bijzonder gelukkige herinneringen, ofeen werkmodel voor een steeds nauwere samenwerkingopgeleverd. Men moet zich bovendien realiseren dat debetrekkingen met de NAVO op dit moment voor de Russi-sche leiders geen erg hoge prioriteit hebben. Wat de mili-taire leiders betreft, die zijn vastbesloten de nationale vei-ligheid te versterken, zowel tegen de NAVO als met haar.

    We mogen dus niet al te veel verwachten maar eenpassieve houding is ook niet goed. Zowel de Russischeregering als de militaire leiders komen er achter dat deernstigste veiligheidsproblemen van het land aan haar

    zuidgrens liggen. Dit is inderdaad ook een gebied waar deRussische en de Westerse handelsbelangen — en velenzouden zeggen ook hun geopolitieke belangen — metelkaar wedijveren. Maar er zijn ontegenzeggelijk ook eenaantal punten van overeenkomst tussen de twee partijenop terreinen als de strijd tegen het international terrorismeen de georganiseerde misdaad, inclusief de drugs- enwapenhandel, en het indammen van de verspreiding vanmassavernietigingswapens. Deze problemen spelen eenprominente rol in de onlangs goedgekeurde tekst van hetRussische nationale veiligheidsconcept.

    In Europa zelf moet veel worden gedaan om de geza-menlijke inspanningen te versterken die ten doel hebbeneen eind te maken aan de conflicten in Bosnië en metname in Kosovo, waar de soevereiniteitskwestie en deprecaire situatie van de Servische minderheid de knelpun-ten zijn. Ook zijn vertrouwenbevorderende maatregelenop het gebied van de conventionele wapens nodig. Demogelijkheden voor samenwerking tussen Westerse enRussische wapenproducenten moeten nader wordenonderzocht, hoe moeilijk het ook zal zijn ze te realiseren.

    Een frisse kijk op de StichtingsaktePraktisch gesproken, zou het niet onredelijk zijn als

    Rusland de beperkingen op de contacten met het Bondge-nootschap geleidelijk zou opheffen en het gehele complexvan zijn banden met de NAVO eens opnieuw zou bekijken.Nu de relatie officieel is hersteld, moeten vertegenwoordi-

  • De Russischeminister vandefensie, IgorSergejev (rechts)heeft een onderonsje metNikolaiPatroetsjev, het hoofd van deRussische binnen-landse veiligheidsdienst,tijdens de vergadering vande Veiligheidsraadin Moskou waarRusland’s nieuwemilitaire doctrinewerd goedgekeurd– 4 februari 2000.© Reuters

    gers van beide partijen rond de tafel gaan zitten om de toe-komstige implementatie van de Stichtingsakte te bespreken.

    Een nauwkeurige gezamenlijke bestudering van debepalingen zou beide zijden in de gelegenheid stellen tebepalen wat de werkelijke behoeften zijn en prioriteiten testellen, die vervolgens op elkaar kunnen worden afgestemden kunnen worden uitgebreid tot een haalbaar werkplan.Sommige elementen uit de vorige periode kunnen niet wor-den meegenomen naar de nieuwe relatie. Rusland heeft bij-voorbeeld slechts weinig belangstelling voor bepaalde PfP-activiteiten. Maar er bestond oprechte interesse in anderevormen van samenwerking en dialoog die moeten wordenuitgebreid en energiek worden nagestreefd.

    Zo’n werkplan zou bijvoorbeeld een vergelijkendeanalyse kunnen omvatten van de kerndocumenten (destrategische en nationale veiligheidsconcepten, en demilitaire doctrine), die door het Bondgenootschap en deRussische Federatie zijn aangenomen, nadat hun relatieszo waren verslechterd. Een reeks vergaderingen van des-kundigen, met daaraan gekoppeld een seminar op hoogniveau, zouden tot meer wederzijds begrip kunnen leiden.Een ander geschikt onderwerp voor de dialoog is wellichtde veiligheidssituatie in Centraal-Azië en Afghanistan —op voorwaarde dat de NAVO bij Rusland de vrees kanwegnemen dat zij Moskou’s plaats wil innemen als debeschermheilige van de veiligheid in het gebied.

    Er zijn ook onderwerpen die minder conceptueel maarmeer praktisch van aard zijn zoals het verbeteren van denucleaire veiligheid, de bescherming van het milieu, de civie-le verdedigingsplanning, en de omscholing van militaire offi-cieren die met pensioen zijn gestuurd. De samenwerking dieop deze terreinen in het verleden heeft plaatsgevonden werdin Rusland zeer gewaardeerd. Naast het Ministerie vanDefensie wilden ook andere agentschappen graag samenwer-ken met hun Westerse zusterorganisaties.

    Aan de organisatorische kant zou het plan de reeds languitgestelde NAVO-vertegenwoordiging in Moskou kunnen

    omvatten, die zou zorgen voor permanente contacten tussende defensie- en veiligheidsinstellingen. Hoge Russischemilitairen en diplomaten zouden dan weer regelmatig deelkunnen nemen aan vergaderingen met hun NAVO-collega’s.

    Een serieuze uitbreiding van de militair-militaire con-tacten van het middenkader zou ook helpen. Jammergenoeg zijn de uitwisselingen op hoog niveau in het ver-leden maar al te vaak afgegleden naar wat sommige cyni-ci betitelden als “militair-militair toerisme”. Het Russi-sche leger heeft dringend behoefte aan modern denkendeofficieren met een goede kennis van de buitenwereld, diein staat zijn hun zaak intelligent te bepleiten bij hun colle-ga’s uit de NAVO-landen. Russische mannen en vrouwenin uniform moeten weer worden uitgezonden naar deWesterse militaire academies en instellingen, inclusief hetNAVO-Defensiecollege in Rome en het George C. Mars-hall Center in Garmisch-Partenkirchen.

    Rusland is werk in uitvoeringZelfs als het zou worden uitgevoerd, schiet een derge-

    lijk plan nog te kort. Het is niet voldoende om het doel vaneen werkelijk partnerschap te kunnen verwezenlijken.Rusland en het Bondgenootschap zouden met het plan nietmeer beogen dan het herstel van een relatie die tevens destabiliteit en voorspelbaarheid van de situatie in Europazou bevorderen. Maar zelfs dan zouden de betrekkingenniet gemakkelijk zijn, gezien de voortdurende crisis inTsjetsjenië, de onopgeloste kwesties op de Balkan, en devolgende stappen in het uitbreidingsproces van de NAVO.

    Maar we moeten niet al te pessimistisch zijn. Rusland iswerk in uitvoering. De transformatie van Rusland zal eer-der decennia en generaties duren, dan jaren. Het land staatvoor de ontzagwekkende taak dat het zich zelf opnieuwmoet definiëren en uitvinden. Zijn betrekkingen met hetWesten vormen een cruciale externe factor in dit proces.Rusland is een onmetelijk groot land, gemaakt voor lange-afstandsrenners. Opgeven behoort niet tot de opties. ■

    22NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

  • 23NAVO Kroniek Lente/Zomer 2000

    OVSE-gebied.” Maar in dezelfde bepaling staat ook “ofkan enig deel van het OVSE-gebied beschouwen als beho-rend tot zijn invloedssfeer” — duidelijk een toespeling ophet Russische begrip “het nabije buitenland”.

    OVSE-structuren: Het Handvest heeft, in tegenstel-ling tot de wens van Rusland, het mandaat van de Com-missie Veiligheidsmodel niet verlengd. Deze Commissiewas speciaal opgericht om het Veiligheidshandvest te ont-werpen. Belangrijker nog was, dat in het Handvest geentotale herziening van de organisatie wordt voorgesteld,aangezien de overgrote meerderheid van de regeringenvan mening is dat de OVSE niet moet afstappen van zijngebruikelijke pragmatische en flexibele aanpak. Consen-sus blijft nodig voor de OVSE-besluitvorming. Menbesloot echter wel de besluitvormingsprocessen van dePermanente Raad, die berucht slecht functioneerde, teverbeteren. Krachtens deze regelingen werden kleinerestaten, om tijd te sparen, pas op het allerlaatste momentgeraadpleegd wanneer de besluiten van de PermanenteRaad op het punt stonden officieel te worden goedge-keurd. Er is nu een nieuwe informele, commissie vooronbeperkte duur, die voortaan bijeen zal komen als het“Voorbereidend Comité” van de Permanente Raad.

    Humanitaire dimensie: Er is een normatieve ontwik-keling betreffende de nationale minderheden die het ver-melden waard is. In paragraaf 19 van het Handvest gevende OVSE-regeringen geheel onverwacht aan, dat respectvoor de mensenrechten, inclusief de rechten van individu-ele personen behorend tot nationale minderheden, geenopzichzelfstaand doel is, maar een middel om de territo-riale integriteit en soevereiniteit van staten te versterken.Zij erkennen tevens dat men de etnische, culturele, taal-kundige en religieuze identiteit van nationale minderhe-den kan bewaren en vers