DE NAVO GETRANSFORMEERD - NATO

48
DE NAVO GETRANSFORMEERD

Transcript of DE NAVO GETRANSFORMEERD - NATO

DE NAVOGETRANSFORMEERD

Noot: Iedere vermelding in deze publicatie van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is gemarkeerd met een sterretje (*), dat verwijst naar de volgende voetnoot:

* Turkije erkent de Republiek Macedonië onder zijn constitutionele naam.

DE NAVO GETRANSFORMEERD

> INHOUD

1. Doel van het Bondgenootschap en fundamentele veiligheidstaken 2

2. Centraal in het transatlantisch partnerschap 6

3. De defensievermogens versterken 9

4. De veranderende rol van de NAVO-strijdkrachten 12

5. De veiligheid uitbreiden door middel van partnerschap 16

6. Het Bondgenootschap openstellen voor nieuwe leden 20

7. Werken aan nieuwe betrekkingen met Rusland 22

8. Een distinctief partnerschap met Oekraïne 26

9. Dialoog met landen in het Middellandse-Zeegebied 28

10. Vredeshandhaving en crisisbeheersing 30

11. Reageren op civiele crisissituaties 34

12. Samenwerken op het terrein van wetenschap en milieu 36

13. Hoe de NAVO werkt 40

14. Verandering en continuïteit 44

1

2

Het essentiële doel van het Noord-AtlantischBondgenootschap is de vrijheid en veiligheid van alzijn leden in Europa en Noord-Amerika te waarbor-gen in overeenstemming met de beginselen van hetHandvest van de Verenigde Naties. Om dat doel tebereiken, benut het Bondgenootschap zowel zijnpolitieke invloed als zijn militair vermogen, afhanke-lijk van de aard van de veiligheidsuitdaging waar-mee de leden van het Bondgenootschap wordengeconfronteerd. De strategische omgeving is veran-derd en daarmee ook de reacties van hetBondgenootschap op de veiligheidsuitdagingen. Hetblijft de stabiliteit in het gehele Euro-Atlantischegebied handhaven en het is bezig te evolueren omhet hoofd te kunnen bieden aan nieuwe dreigingenals terrorisme en andere veiligheidsuitdagingen bui-ten zijn traditionele verantwoordelijkheidsgebied.

De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)is een van de belangrijkste structuren die de ledenvan het Bondgenootschap gebruiken om hun veilig-heidsdoelstellingen te verwezenlijken. Het is eenintergouvernementele organisatie waarbinnen delidstaten hun soevereiniteit en onafhankelijkheid vol-ledig behouden en die dient als forum waar zij metelkaar overleggen en besluiten nemen over zakendie hun veiligheid betreffen. De structuren van deNAVO bevorderen doorlopend overleg, coördinatieen samenwerking tussen de leden over politieke,militaire, economische en andere aspecten van deveiligheid en tevens samenwerking op niet-militaireterreinen zoals wetenschap, informatie, milieu enrampenbestrijding.

Na vijf uitbreidingsrondes zijn de twaalf landen diede NAVO hebben opgericht – België, Canada,Denemarken, Frankrijk, IJsland, Italië, Luxemburg,Nederland, Noorwegen, Portugal, het VerenigdKoninkrijk en de Verenigde Staten – aangevuld metGriekenland en Turkije (1952), Duitsland (1955),Spanje (1982), de Tsjechische Republiek, Hongarijeen Polen (1999). Tijdens de meest recente toetre-dingsronde zijn daar in 2004 Bulgarije, Estland,Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Sloveniëbijgekomen.

Collectieve verdediging

Het Bondgenootschap werkt vanuit het beginsel datde veiligheid van iedere lidstaat afhangt van de vei-ligheid van hen alle. Als de veiligheid van een van deleden wordt bedreigd, heeft dat gevolgen voor henallemaal. Met de ondertekening van het Verdrag vanWashington, het handvest waarmee de NAVO isopgericht, belooft iedere lidstaat aan de andere ditprincipe te zullen eerbiedigen en naast de voordelenvan de collectieve verdediging ook de risico’s en ver-antwoordelijkheden te delen. Dit betekent tevens datveel aspecten van de defensieplanning en de voor-bereidingen die ieder land voorheen zelf verzorgde,nu gezamenlijk ondernomen worden. Ook de kostenverbonden aan de faciliteiten die nodig zijn om destrijdkrachten te trainen en effectief samen te latenwerken, worden gedeeld.

Ieder land blijft onafhankelijk en vrij om zijn eigenbesluiten te nemen, maar door gezamenlijk te plan-nen en de middelen te delen, kunnen ze collectiefeen veel hoger niveau van veiligheid bereiken danindividueel mogelijk zou zijn. Dat blijft het grondbe-ginsel van de veiligheidssamenwerking binnen deNAVO.

Transatlantische band

De ondertekening van het Verdrag van Washingtonin 1949 was iets geheel nieuws in de moderne tijd.Niet alleen werd het gevaar van agressie van bui-tenaf erdoor kleiner, maar het verdrag bracht gelei-delijk ook grote Europese landen bijeen die in hetverleden vaak tegen elkaar ten oorlog waren getrok-ken en zorgde ervoor dat het gevaar van een militairconflict tussen hen verdween. In feite zouden zijafhankelijk van elkaar worden en door elkaars vei-ligheid te delen, zouden zij ook op veel anderegebieden kunnen samenwerken om hun welvaart tevergroten. De betekenis van het Verdrag vanWashington ging zelfs nog verder. Het leidde tot eenveiligheidspartnerschap tussen de Europese ledenvan het Bondgenootschap en de Verenigde Statenen Canada, en schiep een permanente transatlanti-sche band tussen Europa en Noord-Amerika.

Doel van het Bondgenootschap en fundamentele veiligheidstaken

> 1

3

De transformatie van de NAVO

Toen het Bondgenootschap in 1949 werd opgericht,werd de Sovjet-Unie beschouwd als de grootstebedreiging van de vrijheid en onafhankelijkheid vanWest-Europa. De Communistische ideologie, poli-tieke doeleinden en methoden, en militair vermogenbetekenden dat geen enkele Westerse regering, watde werkelijke intenties van de Sovjet-Unie ook waren,het zich kon permitteren de mogelijkheid van eenconflict te negeren. Van 1949 tot aan het eind van dejaren 1980 – de periode die bekend staat als deKoude Oorlog – was het als gevolg daarvan debelangrijkste taak van het Bondgenootschap vol-doende militaire vermogens in stand te houden omiedere vorm van agressie van de Sovjet-Unie en hetWarschaupact af te kunnen weren. De stabiliteit diedoor de NAVO in deze periode werd geboden, heeftheel West-Europa in staat gesteld zijn welvaart na deTweede Wereldoorlog weer op te bouwen, omdat zijhet vertrouwen en de voorspelbaarheid creëerde dieessentieel zijn voor economische groei.

Het beleid dat door de lidstaten van de NAVO isovereengekomen, is voortdurend geëvolueerd in hetlicht van de veranderende strategische omgeving.Sinds het einde van de Koude Oorlog zijn het beleiden de structuren van het Bondgenootschap echter

fundamenteel getransformeerd en afgestemd op deenorme verandering in de politieke en militaireomgeving in Europa en het ontstaan van nieuwe vei-ligheidsdreigingen. Bovendien is het begrip ‘defen-sie’ verbreed. Het omvat nu ook dialoog en prakti-sche samenwerking met andere landen buiten hetBondgenootschap als het beste middel om de Euro-Atlantische veiligheid te versterken.

Tegenwoordig is de NAVO veel meer dan een defen-sief Bondgenootschap. Zij heeft voormalige tegen-standers de hand gereikt en werkt nu aan hetopbouwen en bewaren van vrede en veiligheid in hetgehele Euro-Atlantische gebied. Met het oog daaropneemt het Bondgenootschap een steeds groter aan-tal taken op zich en hanteert het steeds flexibelere,innovatievere en pragmatischere benaderingen voorde oplossing van wat onvermijdelijk complexe vraag-stukken zijn. In de loop van dat proces is de centraletaak van de NAVO versterkt ten aanzien van hetgaranderen van de veiligheid in het Euro-Atlantischgebied en veel Partnerlanden willen in de toekomsttoetreden tot het Bondgenootschap. Drie Midden- enOost-Europese landen – de Tsjechische Republiek,Hongarije en Polen – hebben dit doel in 1999 albereikt. Nog zeven landen – Bulgarije, Estland,Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië– zijn in 2004 toegetreden.

De transformatie van de NAVO in de afgelopen tienjaar werd gekenmerkt door een reeks visionaire ini-tiatieven, die concrete, uiterst praktische reactiesvertegenwoordigen op de nieuwe veiligheidsuitda-gingen en -kansen in de veiligheidsomgeving van nade Koude Oorlog. Hiertoe behoren het Partnerschapvoor de Vrede (Partnership for Peace: PfP), spe-ciale betrekkingen met Rusland en Oekraïne, eendialoog met Mediterrane landen, het Actieplan voorKandidaat-landen (Membership Action Plan:MAP) dat de kandidaat-landen helpt te voldoen aande NAVO-maatstaven, en effectieve samenwerkingmet de Europese Unie, de Organisatie voorVeiligheid en Samenwerking in Europa en deVerenigde Naties. De NAVO houdt zich ook actiefbezig met de aanpak van nieuwe veiligheidsuitda-gingen, door de leiding op zich te nemen van crisis-beheersingsoperaties op de Balkan en door tebesluiten op te treden 'waar en wanneer dit nodig is'

4

om internationaal terrorisme en andere nieuwebedreigingen buiten het Euro-Atlantische gebied tebestrijden.

Bovendien is de NAVO bezig haar vermogens aante passen en te versterken om beter nieuwe missiesop zich te kunnen nemen. Hiertoe zijn tijdens de Topvan Praag in november 2002 drie cruciale initiatie-ven genomen: de oprichting van een NAVO-Reactiemacht; de reorganisatie van de militairecommandostructuur; en het Praagse CapabilitiesCommitment, dat ten doel heeft de tekortkomingenin de militaire vermogens op te heffen, door middelvan individuele toezeggingen en samenwerkingsin-itiatieven van de lidstaten.

Fundamentele veiligheidstaken

Het Bondgenootschappelijk Strategisch Concept iseen gezaghebbende verklaring over de doelstellin-gen en fundamentele veiligheidstaken van hetBondgenootschap. Het geeft richtlijnen voor de poli-tieke en militaire middelen die kunnen wordengebruikt bij het verwezenlijken daarvan. De publica-tie van dit document, voor het eerst in 1991, mar-keerde een duidelijke breuk met het verleden.Tijdens de Koude Oorlog waren vergelijkbaregevoelige documenten over de strategische plan-ning vanzelfsprekend geheim.

Het huidige Strategische Concept van de NAVO, datin 1999 werd gepubliceerd, beschrijft de veiligheids-risico’s waarmee het Bondgenootschap wordtgeconfronteerd als “komend uit vele richtingen enmoeilijk te voorspellen”. De fundamentele veilig-heidstaken van het Bondgenootschap wordenomschreven als:

• dienen als fundament voor de stabiliteit in hetEuro-Atlantische gebied;

• dienen als forum voor overleg over veiligheids-vraagstukken;

• afschrikking en verdediging bieden tegen iederedreiging van agressie tegen ieder van de NAVO-lidstaten;

• bijdragen aan effectieve conflictpreventie enactief deelnemen aan crisisbeheersing; en

• een breed partnerschap, samenwerking en dia-loog bevorderen met andere landen in het Euro-Atlantisch gebied.

Het Strategisch Concept van 1999 analyseert deveiligheidsuitdagingen voor de nabije toekomst enconcludeert dat de strategische omgeving voortdu-rend, en meestal ten goede, verandert en dat hetBondgenootschap, naast andere organisaties, eenessentiële rol gespeeld heeft in de versterking vande Euro-Atlantische veiligheid sinds het einde vande Koude Oorlog.

Hoewel de dreiging dat er in Europa opnieuw eenalgemene oorlog zou uitbreken zo goed als verdwe-nen is, staan de leden van het Bondgenootschap enandere landen in Euro-Atlantisch gebied wel voorandere gevaren en onzekerheden, waaronderetnisch conflict, schending van de mensenrechten,politieke instabiliteit en economische kwetsbaar-heid. Bovendien vormt de verspreiding van nucle-aire, biologische en chemische wapens en hun lan-ceerinrichtingen een bron van ernstige zorg en deverspreiding van technologie zou ertoe kunnen lei-den dat potentiële tegenstanders makkelijker in hetbezit kunnen komen van hoogwaardige militaire ver-mogens.

Bovendien moet de Bondgenootschappelijke veilig-heid in een mondiale context worden gezien. Zij zoukunnen worden bedreigd door grotere gevaren,waaronder terreurdaden, sabotage, de georgani-seerde misdaad, en de ontwrichting van de toevoervan vitale goederen. Sinds de publicatie van hetStrategisch Concept van 1999 en na de aanslagenop de Verenigde Staten van september 2001, wor-den de dreiging verbonden aan terrorisme en hetgevaar dat falende staten inhouden, opnieuw gron-dig geëvalueerd.

5

Artikel 5 vormt de kern van het Verdrag vanWashington, het handvest waarmee de NAVOwerd opgericht, waarin staat dat een gewapendeaanval op een der Bondgenoten zal wordenbeschouwd als een aanval op hen allen. In reac-tie op een inroepen van Artikel 5, beslist iedereBondgenoot afzonderlijk, in overleg met andereBondgenoten, hoe hij het best kan bijdragen aanieder actie die noodzakelijk wordt geacht om deveiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te her-stellen en te handhaven, inclusief het gebruik vangeweld.

Artikel 5 werd voor het eerst ingeroepen op 12september 2001, direct na de terroristische aan-slagen van 11 september op de VerenigdeStaten. Dit gebeurde in eerste instantie ondervoorbehoud, omdat nog moest worden vastge-steld of de aanslagen vanuit het buitenland wer-den geleid. Dat werd op 2 oktober 2001bevestigd, nadat Amerikaanse functionarissen debevindingen van het onderzoek naar de aanval-len, waarin werd geconcludeerd dat het terro-ristisch netwerk Al-Qaeda verantwoordelijk was,hadden gepresenteerd aan de Noord-AtlantischeRaad.

Op 4 oktober kwamen de Bondgenoten een reeksmaatregelen overeen om de strijd tegen het ter-rorisme onder leiding van Amerika te steunen.Deze omvatte: het intensiever uitwisselen vaninlichtingen en een versterkte samenwerking: vol-ledige overvluchttoestemming en toegang tothavens en luchtvelden voor Amerikaanse vliegtui-gen en vliegtuigen van andere Bondgenoten inhet kader van antiterroristische operaties; deinzet van een deel van de permanente marine-troepen van de NAVO in het oostelijk deel van deMiddellandse Zee; en de inzet vanBondgenootschappelijke AWACS-vliegtuigen(airborne warning and control systems) in deVerenigde Staten. Bovendien leveren individueleBondgenoten nog een eigen bijdrage – in over-eenstemming met hun middelen en vermogens –in reactie op Amerikaanse verzoeken. Deze hulpomvat militaire ondersteuning en ook juridischeen financiële maatregelen om de geldstroom naarterroristische organisaties af te kappen.

Artikel 5 voor het eerst ingeroepen

6

Centraal in het transatlantisch partnerschap > 2

De taken van de NAVO ten aanzien van de veiligheidvan haar leden en de nieuwe taken die zij op zichheeft genomen om veiligheid en stabiliteit verder teverspreiden, zijn gebaseerd op een reeds langdurigbestaand partnerschap tussen haar Europese enNoord-Amerikaanse leden. De verwoesting in deEuropese landen na de Tweede Wereldoorlog hadtot gevolg dat zij voor hun veiligheid in hoge mateafhankelijk waren van de Verenigde Staten enCanada. De Noord-Amerikaanse Bondgenoten had-den grote hoeveelheden troepen uitgezonden naarEuropees grondgebied. Vanaf die eerste dagen vanhet Bondgenootschap, hebben die troepen altijd eencruciale rol gespeeld in de veiligheid van Europa –een rol die centraal staat in het begrip ‘transatlanti-sche veiligheid’ en die een onmisbare pijler vormtonder het Bondgenootschap.

In de loop der jaren is het aantal Noord-Amerikaanse militairen in Europa geleidelijk afgeno-men. Het leeuwendeel van de troepen die terbeschikking staan van het Bondgenootschap voorde verdediging van Europa wordt al vele jaren gele-verd door de Europese Bondgenoten. Daarnaast isook het grootste deel van de vredestroepen onderleiding van de NAVO op de Balkan afkomstig van deEuropese Bondgenoten. Deze worden overigensook ondersteund door significante troepencontin-genten uit Partnerlanden en andere landen die niettot de NAVO behoren.

Toch nemen de Verenigde Staten nog steeds eenonevenredig deel van de kosten voor deBondgenootschappelijke veiligheid voor hun reke-ning en een te groot deel van de verantwoordelijk-heid voor de Bondgenootschappelijke acties, als

gevolg van de ongelijkheid tussen de VerenigdeStaten en andere Bondgenoten in de militaire ver-mogens. Na afloop van de Koude Oorlog konden deEuropese en Canadese Bondgenoten in het beginvan de jaren 1990 profiteren van het vredesdividend;zij hebben echter niet de investeringen gedaan dienodig waren om hun militaire vermogens aan te pas-sen aan de nieuwe veiligheidsuitdagingen. Ze blijvenop een groot aantal kerngebieden afhankelijk van deVerenigde Staten, waaronder de vermogens voorluchtvervoer – nodig voor de snelle inzetbaarheidvan militaire troepen – satellietcommunicatie enandere gebieden die een geavanceerd technolo-gisch vermogen vereisen.

De tekortkomingen in de Europese defensievermo-gens kwamen tijdens de Balkanconflicten aan hetbegin van de jaren 1990 haarscherp aan het licht.Tijdens deze conflicten bleek dat de Europese lan-den niet in staat waren zonder de steun van deVerenigde Staten te voorkomen dat het conflict zichverder zou verspreiden. Aan het einde van de jaren1990 werden zowel door de NAVO als door deEuropese Unie initiatieven in gang gezet om dedefensievermogens te versterken. In 1999 kwamende twee organisaties overeen een strategisch part-nerschap aan te gaan.

Lessen geleerd op de Balkan

Toen Bosnië en Herzegovina in het begin van dejaren 1990 in een burgeroorlog belandde, stuurdede Europese Unie waarnemers om de implementa-tie van de VN-resoluties te controleren. Zij beschikteechter noch over het politieke mandaat, noch overde militaire troepen om meer te kunnen doen. De

7

Verenigde Naties hadden wel troepen gestuurd,maar die waren meer geschikt voor de vredeshand-having dan voor een operatie om vrede af te dwin-gen. Al spoedig werd duidelijk dat alleen door hetgebruik van geweld een einde zou kunnen wordengemaakt aan de gevechten. Het Bondgenootschapwas in eerste instantie huiverig om betrokken teraken, omdat de implicaties van uitzending vanNAVO-troepen naar gebieden buiten het traditioneleNAVO-gebied nog niet waren uitgewerkt. Naarmatede situatie verslechterde, nam de betrokkenheid vande NAVO tussen 1992 en 1995 steeds verder toe enbood zij militaire ondersteuning voor de controle enimplementatie van VN-resoluties en -sancties.Uiteindelijk, toen er eind 1995 op instigatie vanAmerika een vredesakkoord werd ondertekend, washet een 60.000-man-sterke strijdmacht onder leidingvan de NAVO, met een 20.000-man-sterkAmerikaans contingent, die ondersteuning boodvoor de implementatie van dat akkoord.

Vier jaar later, toen het geweld in Kosovo escaleerdeen de humanitaire crisis verergerde, was het weerde NAVO die als geheel actie ondernam, nadatpogingen om via onderhandelingen tot een oplos-sing te komen waren mislukt. Deze crisis bevestigdetekortkomingen in de Europese defensievermogensdie al eerder waren geïdentificeerd. Tijdens de lucht-aanvallen werden de meeste vluchten doorAmerikaanse vliegtuigen uitgevoerd en toen er eenvredesmacht naar Kosovo moest worden uitgezon-den, duurde het verscheidene maanden voordat dieop volledige sterkte was.

Op dit moment beschikt Europa niet over de nood-zakelijke middelen om het soort militaire operatiesop te zetten en uit te voeren die in Bosnië en Kosovoeen einde hebben gemaakt aan het conflict. DeEuropese Unie onderneemt echter serieuze stappenom haar vermogens te versterken en er is al eenraamwerk ontwikkeld voor de samenwerking tussende EU en de NAVO (zie hieronder). Hierdoor konde NAVO de missie in de voormaligeJoegoslavische Republiek Macedonië* overdragen

aan de Europese Unie. Vanaf 2001 waren in datland, op verzoek van de president, NAVO-troepenaanwezig geweest om de crisis te bestrijden (Ziehoofdstuk 10). In maart 2003 ging de EuropeseUnie met gebruikmaking van NAVO-faciliteiten vanstart met de Operatie Concordia en nam de takenvan de NAVO over, die nu nog belangrijke onder-steuning biedt aan de door de EU geleide troepenop het gebied van de planning en de logistiek (zieook hoofdstuk 10). De NAVO en de Europese Uniezijn in juli 2003 ook een gemeenschappelijke strate-gische benadering overeen gekomen voor deWestelijke Balkan en bovendien wordt overlegdonder welke voorwaarden de Europese Unie eind2004 de verantwoordelijkheid op zich zal nemen,met steun van de NAVO, voor de veiligheid in Bosniëen Herzegovina.

De Europese vermogens versterken

In eerste instantie waren het de ervaringen op deBalkan die de Europese landen tot actie aanspoor-den. De Europese Unie intensiveerde haar inspan-ningen om een Europees Veiligheids- enDefensiebeleid te ontwikkelen, dat zou wordengekoppeld aan de noodzakelijke vermogens om opeen crisis te reageren. Oorspronkelijk werden defen-sie- en veiligheidsvraagstukken namens deEuropese Unie behandeld door een aparte organi-satie, de West-Europese Unie (WEU) geheten.Tijdens een topconferentie in Helsinki in december1999, besloot de EU echter dat zij in de toekomsteen eigen rol in de veiligheid en defensie wilde ont-wikkelen en zij begon de structuren op te zetten diedaarvoor nodig waren. Zij stelde ook de zogehetenHoofdlijndoelstelling vast, die inhield dat de EU instaat zou moeten zijn in 2003 een snelle reactie-macht van 60.000 man uit te zenden en gedurendeeen jaar op de been te houden.

Wat het Bondgenootschap betreft, dat besloot zijnEuropese pijler te versterken door een effectieveEuropese Veiligheids- en Defensie-identiteit te

1De West-Europese Unie: opgericht onder het Brusselse Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Samenwerking enCollectieve Zelfverdediging uit 1948, ondertekend door België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.Vervolgens sloten zich hierbij aan: Duitsland, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje. Taken op het gebied van crisisbeheer-sing en humanitaire taken werden overgenomen door de Europese Unie, na besluiten genomen tijdens de EU-top in Helsinki in1999. Verplichtingen krachtens het Verdrag van Brussel op het gebied van de collectieve verdediging blijven ongewijzigd enworden gewaarborgd door een nog resterend WEU-secretariaat.

8

ontwikkelen. Het doel van dit initiatief was de EU testeunen bij haar streven naar de ontwikkeling vaneen geloofwaardige veiligheidsrol en tegelijkertijdeen bijdrage te leveren aan het ontstaan van eensterkere, evenwichtigere transatlantische relatie,door de Europese Bondgenoten een effectievere encoherentere bijdrage te laten leveren aanBondgenootschappelijke missies en activiteiten. Methet oog daarop begon de NAVO in de jaren 1990aan een proces dat ten doel had een werkelijkEuropees vermogen voor de crisisbeheersing op televeren, zonder onnodige duplicatie van militairemiddelen en vermogens die al via de NAVO beschik-baar waren. In dit proces stond het concept "afzon-derlijk inzetbare, maar niet-afgescheiden troepen"centraal. Dit concept maakte het mogelijk gebruik temaken van de NAVO-middelen en -vermogens tij-dens een eventuele operatie in reactie op een crisisonder leiding van de WEU.

In april 1999 verklaarden de NAVO leiders inWashington bijeen, in het besef dat de EU van planwas een zelfstandige veiligheidstaak op zich te gaannemen, dat ze bereid waren de noodzakelijke rege-lingen te treffen om essentiële onderdelen van demilitaire middelen en vermogens van de NAVObeschikbaar te maken voor operaties onder leidingvan de EU, in reactie op crisissituaties waarin deNAVO als geheel niet militair betrokken wilde raken.Na de EU-besluiten die in Helsinki waren genomen,trad de NAVO in direct overleg met de EU over hunonderlinge samenwerking.

Sindsdien zijn nieuwe vormen van samenwerkinggedefinieerd. In december 2002 hebben de NAVOen de EU gezamenlijk een declaratie gepubliceerdover hun groeiend strategisch partnerschap en inmaart 2003 hebben ze overeenstemming bereiktover een reeks documenten over samenwerking bijde crisisbeheersing – waaronder regelingen diebekend staan als de “Berlijn-plus”-regelingen – overhet gebruik van NAVO-middelen en -vermogensvoor operaties onder leiding van de EU, waarmeehet strategisch partnerschap concreet gestaltekreeg en de weg werd gebaand voor gecoördi-neerde actie. Permanente liaisonregelingen zullenmeer samenwerking en overleg op operationeelniveau vergemakkelijken. Men is al overeengeko-men een EU-cel te vestigen op SHAPE, het militairehoofdkwartier van de NAVO, in Bergen, België en

ook dat de NAVO vertegenwoordigd zal worden bijde EU-Militaire Staf.

De NAVO en de Europese Unie hebben tevens eenakkoord gesloten om te zorgen dat de vereisten voormilitaire vermogens die zij gezamenlijk hebben, con-sistent en transparant worden ontwikkeld en leidentot wederzijdse versterking. In mei 2003, kwam deGezamenlijke NAVO/EU-Groep Militaire Vermogens(Joint NATO-EU Capabilities Group) voor het eerstbijeen. Initiatieven ondernomen om de defensiever-mogens van het Bondgenootschap te versterken(zie hoofdstuk 3), moeten in overeenstemming zijnmet het Actieplan Europese Militaire Vermogens vande EU (European Capability Action Plan) en haarHoofdlijndoelstelling, en ertoe bijdragen dat de zonoodzakelijke verbetering wordt gerealiseerd in demilitaire vermogens van de Europese Bondgenotenop kerngebieden.

Het Bondgenootschap blijft het middel waarmeeNAVO-leden hun collectieve defensie veiligstellen.Het blijft de hoeksteen van de Euro-Atlantische vei-ligheid en houdt het mandaat en vermogen om cri-sisbeheersingsoperaties, vredesafdwingings- envredeshandhavingstaken uit te voeren. Het doel vande veiligheidssamenwerking tussen de EU en deNAVO is het aantal beschikbare opties te vergrotenom crises en conflicten aan te pakken en daarbijduplicatie te vermijden. Dit zal de Europese militairevermogens zodanig versterken dat toekomstigeoperaties onder leiding van de EU mogelijk zijn, terbestrijding van crises waar niet het heleBondgenootschap bij betrokken is.

9

De Bondgenoten streven er gezamenlijk naar hundefensievermogens te versterken en te zorgen dat deNAVO in staat is troepen op de been te brengen, diesnel ter plaatse kunnen zijn, hun operaties gedu-rende langere tijd en op grotere afstand kunnen vol-houden en hun doelen zo snel en effectief mogelijkkunnen verwezenlijken, terwijl onbedoelde schadeaan niet-strijdende partijen zo veel mogelijk wordtbeperkt. Het instandhouden van adequate militairevermogens en een duidelijke bereidheid collectief opte treden, blijft van cruciaal belang voor de veilig-heidsomgeving van deze tijd. In het geval dat zicheen crisis voordoet die de veiligheid van de leden vanhet Bondgenootschap zou kunnen bedreigen, moe-ten de NAVO-troepen in staat zijn politieke acties aante vullen en te ondersteunen en bij te dragen aan debeheersing en vreedzame oplossing van zo’n crisis.

De campagne om de vermogens te verbeteren, gingvan start toen de Bondgenootschappelijke leiders,die in april 1999 in Washington bijeen waren, hunvisie uiteenzetten op een Bondgenootschap voor de21ste eeuw: groter, met meer vermogens, flexibeler,toegewijd aan de collectieve defensie en in staatnieuwe missies te ondernemen, inclusief het leverenvan een bijdrage aan de conflictpreventie en eenactieve betrokkenheid bij crisisbeheersings- en cri-sisbestrijdingsoperaties. Zij zetten een initiatief terverbetering van de defensievermogens in gang – hetDefence Capabilities Initiative (DCI) – om dedefensievermogens van de NAVO op een aantalkerngebieden te versterken.

Tijdens de volgende drie jaar boekte het DCI opbepaalde gebieden wel vooruitgang, vooral op gebie-den waar minder middelen mee gemoeid waren,maar ten aanzien van cruciale vermogens bleven erlacunes bestaan en de implementatie ging traag.Intussen is het steeds dringender noodzakelijk om temoderniseren en veranderen door de komst vannieuwe, asymmetrische bedreigingen – dat wil zeg-gen bedreigingen afkomstig van tegenstanders dietrachten de kwetsbaarheid van moderne samenlevin-gen en militair superieure mogendheden uit te bui-ten, vaak door het meedogenloos gebruik vanonconventionele middelen, zoals terreur. De terro-ristische aanslagen van september 2001 op deVerenigde Staten vestigden scherp de aandacht opde dreiging van terrorisme en de daaropvolgendedoor Amerika geleide interventie in Afghanistan

bracht aan het licht dat er nog steeds lacunes in deBondgenootschappelijke vermogens bestonden.

Tijdens de Top van Praag in november 2002 sprakende Bondgenootschappelijke leiders daarom af nogscherper te focussen op de verbetering van deNAVO-vermogens, in het kader van een pakketmaatregelen om de effectiviteit van toekomstige missies te verhogen voor het hele scala van Bond-genootschappelijke missies, ook missies tegen terro-risme. Er werd besloten tot een drietrapsbenaderingvoor de verbetering van de Bondgenootschappelijkedefensievermogens: een nieuw initiatief betreffendede vermogens; een NAVO-Reactiemacht; en eengestroomlijnde commandostructuur. Daarnaast werdeen reeks defensie-initiatieven gelanceerd die speciaal gericht waren tegen de nieuwe dreigingen.

Verbeteringen in de Bondgenootschappelijke inter-operabiliteit en cruciale vermogens zal de EuropeseBondgenoten in staat stellen een stevigere, coheren-tere bijdrage te leveren aan NAVO-missies, doordatde tekortkomingen in de Europese defensievermo-gens worden aangepakt. Dergelijke verbeteringenmoeten ook een positieve invloed hebben op hetstreven van de Europese Unie om militaire vermo-gens te ontwikkelen en haar Hoofdlijndoelstelling teverwezenlijken, die inhoudt dat zij een inzetbare snel-lereactiemacht ter grote van een corps op de beenmoet kunnen brengen.

De in Praag gemaakte afspraken, hetCapabilities Commitment

Het DCI was gericht op vermogens die hetBondgenootschap als geheel wilde verwerven enniet op verplichtingen per natie. In het kader van hetPraagse Capabilities Commitment echter, hebbenindividuele Bondgenoten publiekelijk vaste beloftengedaan om specifieke verbeteringen aan te brengenin cruciale militaire vermogens.Tevens zijn afsprakengemaakt over het tijdpad met opleveringsdata encontrole van de implementatie op hoog niveau.

Tot de cruciale vermogens behoren onder meer: stra-tegische vervoersmogelijkheden via de lucht en overzee; het bijtanken van brandstof in de lucht, inzetbareeenheden voor gevechtsondersteuning en gevechts-diensten; commando, controle en

De defensievermogens versterken> 3

10

communicatie; lucht-grond-surveillance; militaireinlichtingen, surveillance en doelbepaling; gevechts-effectiviteit, inclusief precisiegeleide munitie enonderdrukking van de vijandelijke luchtafweer; endefensiemiddelen tegen chemische, biologische,radiologische en nucleaire wapens.

De versterking van de defensievermogens vereist ookdat veel Bondgenoten nog meer nieuwe prioriteitenstellen voor hun defensiebegroting, bijvoorbeeld doorde troepenaantallen terug te dringen en de vrijgeko-men middelen te gebruiken voor de moderniseringvan de uitrusting. In veel gevallen zal het echter nietgenoeg zijn het beschikbare geld op een slimmeremanier te besteden en zullen extra financiële midde-len moeten worden gevonden. Op dit moment wordenkosteneffectieve oplossingen voor tekorten in dedefensievermogens onderzocht, zoals het bundelenvan militaire vermogens, preciezere taakstellingen,het coöperatief aanschaffen van uitrusting engemeenschappelijke en multinationale financiering.

Wanneer het Praagse Capabilities Commitmenthelemaal is geïmplementeerd, zal het aantal grotetransportvliegtuigen in Europa op zijn minst zijn ver-viervoudigd en de Europese Bondgenoten zullen doorhun middelen te bundelen ook hun vermogen ombrandstof bij te tanken in de lucht aanzienlijk hebbenverbeterd. Volgens plan moet de voorraad niet-Amerikaanse, vanuit de lucht lanceerbare, precisiege-leide munitie in 2007 met 40 procent zijn toegenomen.

De NAVO-Reactiemacht

De NAVO-Reactiemacht wordt een hightech, flexibele,snel inzetbare, en interoperabele strijdmacht voor lang-durigere operaties, die land-, zee-, en luchtcomponen-ten zal omvatten en in staat zal zijn alle Bondgenoot-schappelijke missies uit te voeren. De ontwikkeling vandeze snelinzetbare strijdmacht zal ook werken als kata-lysator voor de verbetering en grotere interoperabiliteitvan de reguliere militaire vermogens van hetBondgenootschap en zo zorgen dat deze zich constant

blijven ontwikkelen om het hoofd te kunnen bieden aannieuwe veiligheidsuitdagingen.

Na de eerste conferentie over het oprichten van dezestrijdmacht in juli 2003, kwam in oktober 2003 een pro-totype van de strijdmacht tot stand. Naar verwachtingzal een initieel operationeel vermogen in oktober 2004gereed zijn, dat in oktober 2006 volledig operationeelmoet zijn. Het zal dan ruim 21.000 man tellen en kun-nen beschikken over hypermoderne gevechtsvliegtui-gen, schepen, legervoertuigen, en diensten voorgevechtsondersteuning, logistiek, communicatie enmilitaire inlichtingen. Het zal binnen vijf dagen in eencrisisgebied kunnen worden ingezet en de operatiegedurende 30 dagen kunnen volhouden.

Nieuwe commandostructuur

In Praag hebben de Bondgenootschappelijke leidershun goedkeuring gehecht aan de plannen voor eenafgeslankte, efficiëntere, effectieve en inzetbare mili-taire commandostructuur onder twee strategischecommando’s, één operationeel en één functioneel.De details waren in juni 2003 helemaal uitgewerkt.De nieuwe commandostructuur weerspiegelt debehoefte aan kleinere, snel inzetbare strijdkrachten,die beter afgestemd zijn op de nieuwe missies vande NAVO. Het aantal commando’s is teruggebrachtvan 20 tot 11 en hun verantwoordelijkheden zijnopnieuw afgebakend.

Alle operationele hoofdkwartieren vallen nu onderhet Geallieerd Commando voor Operaties opSHAPE (Supreme Headquarters Allied PowersEurope), dat in België gevestigd is. SHAPE wordtondersteund door twee interservice commando’s diein staat zijn een op land gestationeerd hoofdkwartierte genereren voor een CJTF (Combined Joint TaskForces), en een robuust, maar meer beperkt, per-manent interservice hoofdkwartier, waar een hoofd-kwartier ter zee kan worden opgezet. CJTF’s zijnflexibele commandostructuren, die militaire bevel-hebbers in staat stellen te putten uit die onderdelen

11

van de krijgsmacht van verschillende landen, diepassen bij de specifieke vereisten voor eenbepaalde militaire operatie.

Een nieuw Geallieerd Commando voor Trans-formatie (ACT) houdt toezicht op de continue trans-formatie van de NAVO-vermogens en bevordert deinteroperabiliteit van haar strijdkrachten. Het ver-vangt het voormalige Commando AtlantischeOceaan, is gevestigd in Norfolk, Virginia, in deVerenigde Staten, maar heeft ook een vestiging inEuropa. Het feit dat de Geallieerd opperbevelhebbervoor Transformatie ook de bevelhebber is van het USJoint Forces Command, het commando dat tot taakheeft veranderingen in de Amerikaanse strijdmachtte stimuleren, heeft duidelijk zijn voordelen. ACT zaleen belangrijke rol spelen in de aanpassing van devermogens en in de ontwikkeling van de doctrinevoor de nieuwe NAVO-Reactiemacht.

De strijd tegen nieuwe dreigingen

In Praag zijn verscheidene initiatieven genomen omhet Bondgenootschap beter in staat te stellen zich teverweren tegen terrorisme en andere nieuwe veilig-heidsbedreigingen. Er is een militair concept aange-nomen voor de verdediging tegen terreurdaden. Metde Partnerlanden is ook een samenwerking gestartin de vorm van een Actieplan tegen Terrorisme dat

ten doel heeft informatie uit te wisselen en de civieleinstanties beter voor te bereiden op een eventuelechemische, biologische of radiologische aanvaltegen de burgerbevolking en hun te helpen bij debestrijding van de eventuele gevolgen.

Er zijn vijf initiatieven gelanceerd om de Bondgenoot-schappelijke vermogens tegen nucleaire, biologischeen chemische wapens te versterken: een prototypevan een verplaatsbaar analytisch laboratorium; eenreactieteam; een virtueel expertisecentrum voor deverdediging tegen deze wapens; een NAVO-voorraadvan verdedigingsmiddelen tegen biologische en che-mische stoffen; en een systeem dat de verspreidingvan ziekten in het oog houdt. Daarnaast is menbegonnen met een haalbaarheidsstudie voor eenNAVO-raketverdedigingssysteem. Hierin wordt onder-zocht op welke wijze het grondgebied, de strijdkrach-ten en de bevolkingen van het Bondgenootschap kun-nen worden beschermd tegen alle mogelijke raket-dreigingen. Ook de vermogens om een cyberaanval tekunnen afweren, worden versterkt.

Op 1 december 2003 kreeg het nieuwe Bataljonvoor Defensie tegen Chemische, Biologische,Radiologische en Nucleaire Wapens (CBRN) zijn ini-tieel operationeel vermogen. Het bataljon dat gele-gerd is in Liberec, in het noorden van de TsjechischeRepubliek, zal volgens plan in juli 2004 volledig ope-rationeel zijn voor NAVO-operaties. Bij de startnamen 13 landen deel aan de formatie van hetbataljon: België, Canada, de Tsjechische Republiek,Hongarije, Italië, Noorwegen, Polen, Portugal,Roemenië, Spanje, Turkije, het Verenigd Koninkrijken de Verenigde Staten.

12

Sinds de oprichting van de NAVO bestaat de funda-mentele taak van de Bondgenootschappelijke strijd-krachten uit het garanderen van de veiligheid en ter-ritoriale integriteit der lidstaten. Het bieden van vei-ligheid door middel van afschrikking en collectievedefensie blijft een fundamentele verantwoordelijk-heid, maar sinds het einde van de Koude Oorlog zijnde taak en organisatie van de NAVO-strijdkrachteningrijpend gewijzigd om ze aan te passen aan denieuwe veiligheidsomgeving en om de militairesamenwerking met Partnerlanden te bevorderen.

Tijdens de Koude Oorlog was de defensieplanningvan de NAVO in de eerste plaats gericht op hetinstandhouden van voldoende militaire vermogensom eventuele agressie van de Sovjet-Unie en hetWarschau Pact af te weren. Na de val van deBerlijnse Muur werd wel gesuggereerd dat de NAVOoverbodig was geworden. Hoewel de Euro-Atlantische veiligheid steeds minder gekenmerktwerd door confrontatie, was de situatie ook com-plexer dan voorheen en veel nieuwe gevaren zijnvan buiten Europa afkomstig, zoals falende staten,de verspreiding van massavernietigingswapens enhun lanceerinrichtingen, en terrorisme. Deze nieuweveiligheidsagenda bleek duidelijk aan het begin vande jaren 1990, tijdens de etnische conflicten op deBalkan, waar uiteindelijk een beroep werd gedaanop NAVO-troepen om bij te dragen aan vredes-ondersteuning en crisisbeheersing.

De terroristische aanslagen van september 2001 ende daaropvolgende operaties in Afghanistan om Al-Qaeda te vernietigen, de terroristische groepering dieverantwoordelijk was voor die aanslagen, hebben inhet recentere verleden geleid tot steeds groterebezorgdheid over de dreiging verbonden aan terro-risme, falende staten en de verspreiding van mas-savernietigingswapens (weapons of mass destruc-tion: WMD). De NAVO-troepen leveren thans eenbijdrage aan de verdediging tegen terrorisme en ver-vullen een bredere rol in internationale vredesmis-sies, waardoor de NAVO voor het eerst in haargeschiedenis ook buiten Europa opereert. Dus hoe-wel de dreigingen waarmee het Bondgenootschaptegenwoordig wordt geconfronteerd wellicht minderapocalyptisch zijn dan tijdens de Koude Oorlog, zijnze toch zeer reëel, dringend, en vaak onvoorspel-baar.

De conventionele strijdkrachten van deNAVO

Sinds het einde van de Koude Oorlog is de totaleomvang van de conventionele strijdkrachten aan-zienlijk gereduceerd: sinds het begin van de jaren1990 zijn de grondtroepen die door de lidstaten aanhet Bondgenootschap ter beschikking wordengesteld, ingekrompen met 35 procent; de grote mari-neschepen zijn met ruim 30 procent teruggebrachten gevechtssquadrons van de luchtmacht met ruim40 procent. De meeste strijdkrachten worden nietmeer op een hoge graad van paraatheid gehoudenen ze zijn geherstructureerd om ze flexibeler enmobieler te maken en ze in staat te stellen nieuwevredes- en crisisbeheersingstaken op zich te nemenen daarbij effectief samen te werken met troepen uitniet-NAVO-landen.

Een voorbeeld van de veranderingen die de nieuweomstandigheden teweeg hebben gebracht in deorganisatie van de Geallieerde strijdkrachten is deintroductie van het militaire concept CombinedJoint Task Forces (CJTF’s). Dit concept biedt eenflexibele structuur, die militaire bevelhebbers in staatstelt te putten uit de krijgsmachtonderdelen van ver-schillende landen om te kunnen voldoen aan despecifieke vereisten voor een bepaalde militaireoperatie. Het bevordert ook de integratie van niet-NAVO-landen in vredesoperaties onder leiding vande NAVO en maakt eventuele militaire operatiesmogelijk onder leiding van de EU met gebruikma-king van NAVO-middelen en -vermogens.

De nieuwe crisisbeheersings- en vredesondersteu-ningstaken van de NAVO (uitvoeriger beschrevenin hoofdstuk 10) werden halverwege de jaren 1990steeds belangrijker. Van 1992 tot 1995 waren deNAVO-troepen betrokken bij de oorlog in Bosnië,omdat zij ondersteuning boden aan de VerenigdeNaties. Ze hielpen bij de controle en oplegging vande VN-sancties op de Adriatische Zee en het hand-haven van het vliegverbod boven Bosnië enHerzegovina. Ook leverden ze nauwkeurige lucht-ondersteuning voor de VN-Protectiemacht op degrond. Luchtaanvallen in augustus en september1995 om het beleg van Sarajevo beëindigen, brach-ten verandering in de machtsbalans en leiddenmede tot een vredesregeling. De NAVO stuurde ver-volgens in december 1995, met een mandaat van de

De veranderende rol van de NAVO-strijdkrachten > 4

13

VN, een multinationale strijdmacht die belast wasmet de implementatie van de militaire aspecten vanhet vredesakkoord.

In het voorjaar van 1999 werd de crisisbeheersings-rol van de NAVO versterkt toen de Bondgenotenluchtaanvallen inzetten om het Joegoslavischeregime te dwingen te voldoen aan de eisen van deinternationale gemeenschap en een einde te makenaan de politieke en etnische repressie in de provin-cie Kosovo. Vervolgens werd een grote multinatio-nale strijdmacht onder leiding van de NAVO naarKosovo gestuurd om te helpen bij het herstel van destabiliteit.

Twee jaar later, begin 2001, heeft de NAVO in samenwerking met de nieuwe democratischeJoegoslavische regering, gewerkt aan de crisispre-ventie in Zuid-Servië, een gebied met een groteetnisch-Albanese bevolking. Later in dat jaar zette deNAVO zich samen met de Europese Unie in om viapreventieve diplomatie het uitbreken van een burger-oorlog in de voormalige Joegoslavische RepubliekMacedonië* te voorkomen, door aan te dringen oponderhandelingen over een vredesplan. In de zomerwerd een kleine NAVO-strijdmacht uitgezonden omde rebellen vreedzaam te ontwapenen en de veilig-heid van internationale waarnemers te garanderen,en al spoedig werd de stabiliteit hersteld.

Tijdens de operaties op de Balkan hebben deNAVO-strijdkrachten veel ervaring kunnen opdoenmet vredesondersteunings- en crisisbeheersings-operaties. Ook hebben ze geleerd leiding te gevenaan multinationale coalities, waaraan tevens wordtdeelgenomen door niet-NAVO-landen. Dit maakt deNAVO tot een waardevol instrument in de veilig-heidsomgeving van vandaag. Sinds de terroristischeaanslagen van 11 september wordt er steeds meer

een beroep op haar gedaan om te helpen veiligheidte verspreiden in instabiele zones die buiten het tra-ditionele Euro-Atlantische gebied liggen.

In augustus 2003 kwam het Bondgenootschap over-een het bevel op zich te nemen van de internatio-nale veiligheidsmacht ISAF (InternationalSecurity Assistance Force: ISAF) in Afghanistan,en bij te dragen aan de stabiliteit van dat land dat alzo lang geteisterd werd door burgeroorlog en alseen veilige haven diende voor terroristen. De NAVOhad daarvoor al een belangrijke planningsrol vervuldter ondersteuning van de Bondgenoten die achter-eenvolgens de leiding over ISAF op zich haddengenomen. De nieuwe, sterkere NAVO-taak waar-borgt de continuïteit en is een oplossing voor hetprobleem dat er ieder half jaar weer nieuwe landengevonden moesten worden om de missie te leiden.Het NAVO-personeel opereert onder de ISAF-vlagen blijft werken met een VN-mandaat, dat in oktober2003 werd uitgebreid om operaties buiten de hoofd-stad Kabul mogelijk te maken.

De betrokkenheid van de NAVO in Afghanistan is deeerste Bondgenootschappelijke missie buiten hetEuro-Atlantisch gebied. Zij vloeit voort uit een kern-besluit van de Bondgenootschappelijke ministers inReykjavik in mei 2002, waarin stond dat “de NAVO instaat moet zijn troepen op de been te brengen diesnel ter plaatse kunnen zijn en hun werk gedurendelangere tijd en in afgelegen gebieden kunnen voort-zetten.” Na de interventie onder leiding van de VStegen het regime van Saddam Hoessein, heeft deNAVO toegezegd de multinationale divisie onder lei-ding van Polen, in centraal Irak te helpen met strijd-machtsamenstelling, logistiek, communicatie enmilitaire inlichtingen. Zij is bereid dezelfde steun tebieden aan andere Bondgenoten die daarom ver-zoeken.

14

In de veiligheidsomgeving na 11 september, werdentegen de nieuwe dreigingen ook de klassieke zee-strijdkrachten ingezet. In het kader van de OperatieActive Endeavour, patrouilleren NAVO-schepensinds oktober 2001 in het oostelijk deel van deMiddellandse Zee. Ze controleren schepen om even-tuele terroristische activiteiten op te sporen en af teschrikken. De missie is vervolgens uitgebreid. Nuworden tevens niet-militaire schepen op hun verzoekbegeleid bij het passeren van de Straat van Gibraltaren gaat men systematisch aan boord van verdachteschepen om ze te controleren. Behalve het afschrik-ken van terrorisme heeft de operatie ter zee ook eenaantal onverwachte voordelen opgeleverd en waar-neembaar effect gehad op de veiligheid en stabiliteitin de Middellandse Zee, hetgeen bevorderlijk is voorde handel en de economische activiteit.

De nucleaire strijdkrachten van de NAVO

Het NAVO-beleid ten aanzien van kernwapens is eenvan de terreinen in het militaire beleid die de afge-lopen tien jaar het meest ingrijpend zijn veranderd.Tijdens de Koude Oorlog stonden de nucleaire strijd-krachten van de NAVO centraal in de strategie van hetBondgenootschap. Het bestaan van significante aan-tallen van deze wapens en de uitgesproken bereid-heid van de Bondgenootschappelijke regeringen omze in stand te houden en eventueel te gebruiken, wasbedoeld als afschrikking – niet alleen als een afschrik-king tegen het gebruik van kernwapens door anderelanden, maar ook als de ultieme afschrikking tegeniedere vorm van agressie.

Medio jaren 1950 bestond de zogeheten strategie vande “massale vergelding” die krachtig afschrikte opgrond van de dreiging dat de NAVO zou reageren opagressie jegens een van haar leden met ieder middeldat haar ter beschikking stond, waarbij de nucleairewapens specifiek inbegrepen waren. In 1967 werd destrategie van het “flexibele antwoord” geïntroduceerd,die ten doel had agressie af te schrikken door onze-kerheid in de geest van een potentiële agressor te cre-ëren over de aard van de NAVO-reactie, conventio-neel of nucleair. Dit bleef de strategie van de NAVO tothet einde van de Koude Oorlog.

Kernwapens spelen tegenwoordig in de strategie vanhet Bondgenootschap een veel minder belangrijke rol.De drie nucleaire mogendheden van de NAVO – deVerenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk– hebben alledrie hun aantallen wapens aanzienlijkteruggebracht, in sommige gevallen wel met 80 pro-cent. De omstandigheden waaronder het gebruik vandeze wapens zou kunnen worden overwogen, wordenals uiterst onwaarschijnlijk beschouwd en de wapenszijn niet langer gericht tegen een specifiek land of eenspecifieke dreiging.

Het fundamentele doel van de nog resterende nucle-aire wapens is politiek: de vrede te bewaren en dwangte voorkomen door de risico’s van agressie tegen deNAVO incalculeerbaar en onacceptabel te maken.Samen met de conventionele, niet-nucleaire vermo-gens, creëren zij onzekerheid voor ieder land dat zouwillen overwegen politiek of militair voordeel te behalendoor te dreigen met het gebruik van nucleaire, biologi-sche of chemische wapens tegen het Bond-genootschap, of door ze daadwerkelijk te gebruiken.

15

De NAVO-strijdkrachten

De term NAVO-strijdkrachten kan misleidend zijn.De NAVO heeft geen permanent leger. In plaatsdaarvan maken individuele lidstaten afsprakenover de types en de aantallen troepen die zij terbeschikking van het Bondgenootschap zullen stel-len voor het uitvoeren van overeengekomen takenof operaties. Deze strijdkrachten blijven ondernationaal gezag, totdat er een beroep op henwordt gedaan en dan worden ze onder verant-woordelijkheid van NAVO-bevelhebbers geplaatst.

In feite heeft de NAVO slechts weinig permanentestrijdkrachten. Kleine geïntegreerde staven, opverscheidene multinationale hoofdkwartieren, vor-men de Bondgenootschappelijke geïntegreerdemilitaire structuur. Sommige operationele troepen,zoals de NATO Airborne Early Warning Force,hebben permanente faciliteiten voor communica-tie of luchtdefensie en surveillance. En

Permanente Marinestrijdkrachten, bestaande uiteen klein aantal schepen en personeel uit demarines van een aantal Bondgenoten, doen hunwerk op toerbeurt.

Hoewel de NAVO geen permanent leger heeft,kan zij de strijdkrachten van 26 Bondgenotenmobiliseren. De geïntegreerde, multinationalestructuur heeft geleid tot een in de geschiedenisongeëvenaard niveau van interoperabiliteit tussenmilitaire troepen, die zijn uitgerust en getraind omsamen te werken, volgens gemeenschappelijkemaatstaven en procedures. Dit, in combinatie metjaren ervaring met het leidinggeven aan multinati-onale crisisbeheersings- en vredesoperaties,maakt de NAVO tot een waardevol instrument inde huidige veiligheidsomgeving, waar de aanpakvan nieuwe dreigingen gecoördineerde, internatio-nale actie vereist.

Tegelijkertijd streven de NAVO-Bondgenoten al heellang naar nucleaire wapenbeheersing en ontwapeningen het voorkomen van de verspreiding van kernwa-pens. De NAVO ondersteunt inspanningen om kern-wapens op verstandige wijze steeds verder terug tedringen en tevens het streven om de verspreiding van

massavernietigingswapens (weapons of massdestruction: WMD) tegen te gaan. Binnen de NAVOis een WMD-Centrum opgericht, dat tot taak heeft devereisten te identificeren en informatie op dit terrein uitte wisselen.

16

Het Bondgenootschap heeft zich aangepast aan denieuwe strategische situatie van na de KoudeOorlog door een bredere definitie van veiligheid teaanvaarden en een breedgesteunde strategie te lan-ceren van partnerschap en samenwerking in hetgehele Euro-Atlantische gebied – dit wordt nubeschouwd als een van de meest fundamentele vei-ligheidstaken van de NAVO. Het proces werd in1990 in gang gezet, toen de Bondgenoot-schappelijke leiders de vriendschapshand uitstakenover de voormalige scheidslijn tussen Oost en Westheen en voorstelden een nieuwe, coöperatieve rela-tie aan te gaan met Midden- en Oost-Europese lan-den en voormalige Sovjetrepublieken.

Dit leidde tot de oprichting van de Noord-AtlantischeSamenwerkingsraad (NASR) in december 1991, alsforum voor overleg ter versterking van het weder-zijds vertrouwen. Enkele jaren later maakte het part-nerschapsproces een grote sprong voorwaarts metde introductie van het Partnerschap voor de Vrede in1994 (Partnership for Peace: PfP) – een belang-rijk programma voor praktische, bilaterale samen-werking tussen de NAVO en individuele Partners.

Tegenwoordig overleggen de NAVO en Partner-landen regelmatig over veiligheids- en defensie-vraagstukken in de Euro-Atlantische Partnerschaps-raad (Euro-Atlantic Partnership Council), die deNASR in 1997 heeft opgevolgd. Troepen van deNAVO en de Partnerlanden hebben regelmatig con-tact en voeren gezamenlijk oefeningen uit en hunsoldaten werken als collega’s in vredesoperatiesonder leiding van de NAVO op de Balkan. Tijdens deTop van Praag in november 2002 zijn stappenondernomen om de samenwerking tussen de NAVOen de Partners te versterken en de partnerschaps-activiteiten sterker te richten op de aanpak van deveiligheidsuitdagingen van de 21ste eeuw.

Het Partnerschap voor de Vrede

Een van de meest opmerkelijke internationaleprestaties op het gebied van de veiligheid van deafgelopen tien jaar is het Partnerschap voor deVrede-programma (PfP). Sinds de start in 1994, isde uitnodiging om toe te treden tot het Partnerschap

aangenomen door 30 landen: Albanië, Armenië,Oostenrijk, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Bulgarije,Kroatië, de Tsjechische Republiek, Estland, Finland,Georgië, Hongarije, Ierland, Kazakstan, deKirgizische Republiek, Letland, Litouwen, Moldavië,Polen, Roemenië, Rusland, Slowakije, Slovenië,Zweden, Zwitserland, de voormalige JoegoslavischeRepubliek Macedonië*, Tadzjikistan, Turkmenistan,Oekraïne and Oezbekistan. Hiervan zijn er sinds-dien tien toegetreden tot het Bondgenootschap: deTsjechische Republiek, Hongarije en Polen in 1999en Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië,Slowakije, en Slovenië in 2004.

Bosnië en Herzegovina en Servië en Montenegrohebben ook de wens te kennen gegeven toe te tre-den tot het Partnerschap voor de Vrede en de Euro-Atlantische Partnerschapsraad. De NAVO ziet ernaar uit deze twee landen in het Partnerschap tekunnen verwelkomen, zodra zij voldaan hebben aande door het Bondgenootschap gestelde voor-waarden, inclusief samenwerking met hetJoegoslavië-Tribunaal, en met name de aanhoudingen overdracht van personen verdacht van oorlogs-misdaden aan het Tribunaal.

Het Partnerschap voor de Vrede, dat gebaseerd isop dezelfde praktische samenwerking en toewijdingaan democratische beginselen die ten grondslag lig-gen aan het Bondgenootschap, heeft ten doel destabiliteit te verhogen, de bedreigingen voor devrede te verkleinen en sterkere veiligheidsbetrekkin-gen op te bouwen tussen individuele Partnerlandenen de NAVO en met andere Partnerlanden. Deessentie van het PfP-programma is het partner-schap dat door ieder individueel Partnerland met deNAVO wordt aangegaan, dat is afgestemd op deindividuele behoeften van het Partnerland en datgezamenlijk wordt geïmplementeerd op het niveauen in het tempo dat door iedere deelnemende rege-ring zelf wordt bepaald.

De officiële basis voor het Partnerschap voor deVrede is het Raamwerkdocument, waarin de speci-fieke verplichtingen voor ieder Partnerland wordenuiteengezet en de belofte van de Bondgenoten staatopgetekend om met ieder Partnerland te overleg-gen, indien het meent dat er sprake is van een

De veiligheid uitbreiden door middel van partnerschap > 5

17

directe bedreiging van zijn territoriale integriteit, poli-tieke onafhankelijkheid of veiligheid. IederPartnerland gaat een aantal verreikende politiekeverplichtingen aan: de democratische samenlevingin stand te houden; de beginselen van het interna-tionale recht te eerbiedigen; te voldoen aan ver-plichtingen verbonden aan het VN-Handvest, deUniversele Verklaring van de Rechten van de Mens,de Slotakte van Helsinki2 en internationale ontwape-nings- en wapenbeheersingsakkoorden; zich te ont-houden van het dreigen met, of het gebruik van,geweld tegen andere staten; bestaande grenzen terespecteren; en geschillen vreedzaam op te lossen.Ook gaat men specifieke verplichtingen aan om detransparantie in de nationale defensieplanning enbudgettering te bevorderen, democratische controleover de strijdkrachten in te stellen, en het vermogente ontwikkelen om samen met de NAVO in actie tekomen bij humanitaire acties en vredesoperaties.

Een Individueel Partnerschapsprogramma wordtsamen met de NAVO ontwikkeld en overeengeko-men. Uit een lijst van alle mogelijke activiteiten wordteen programma voor twee jaar samengesteld – hetPartnerschapswerkprogramma – dat is afgestemdop de specifieke belangstelling en behoeften vanieder land. De samenwerking, vooral gericht opdefensie, omvat praktische samenwerking op bijnaieder gebied van de NAVO-activiteiten. HetWerkprogramma biedt activiteiten op meer dan twin-tig terreinen, van defensiebeleid en -planning, civiel-militaire betrekkingen, onderwijs en opleiding, totluchtverdediging, communicatie- en informatiesyste-men, crisisbeheersing en civiele verdedigingsplan-ning.

Om te zorgen dat de Partnerstrijdkrachten beterkunnen samenwerken met de NAVO-troepen bij vredesoperaties, worden richtlijnen gegeven voor de interoperabiliteit of de militaire vereisten via hetPfP-Plannings- en Controleproces. Dit proces is

gebaseerd op het systeem voor de strijdkrachtplan-ning van de NAVO zelf en wordt aan de Partnersoptioneel aangeboden. Met ieder land worden plan-ningsdoelstellingen, of Partnerschapsdoelen, over-eengekomen en via uitvoerige controles wordt devoortgang gemeten. Dit proces heeft in sterke matebijgedragen tot de nauwe samenwerking vanPartnerlanden bij de vredesoperaties op de Balkanen in Afghanistan.

In de loop der jaren is het Partnerschap voor deVrede operationeler geworden en de betrokkenheidvan de Partnerlanden bij de PfP-besluitvorming en -planning is toegenomen. Het Concept OperationeleVermogens werd geïntroduceerd om tot nauwere enmeer gerichte militaire samenwerking te komen, methet doel de militaire effectiviteit van multinationaletroepen te verbeteren. Daarnaast is een Politiek-Militair Raamwerk opgesteld om het overleg metPartnerlanden te intensiveren tijdens een escale-rende crisis, die wellicht de inzet van vredestroepenzal vereisen, en om hen eerder te betrekken bij dediscussies over het operationele plan en de samen-stelling van de strijdmacht.

Met het oog op een betere integratie van dePartnerlanden in het dagelijks werk van hetPartnerschap, zijn in verscheidene NAVO-hoofd-kwartieren PfP-Stafelementen gevestigd, bemanddoor officieren uit de Partnerlanden. Bovendienhelpt de Partnerschapscoördinatiecel, gevestigd inSHAPE, het militaire hoofdkwartier van deGeallieerde mogendheden in het Belgische Bergen,bij de coördinatie van de PfP-training en -oefenin-gen, terwijl een Internationaal Coördinatiecentrumoverleg- en planningsfaciliteiten biedt voor alle niet-NAVO-landen die troepen bijdragen aan de vredes-operaties onder leiding van de NAVO op de Balkanen in Afghanistan.

2Slotakte van Helsinki: aangenomen in 1975 door de toenmalige Conferentie over Veiligheid en Samenwerkingin Europa (CVSE), met als doel maatstaven vast te leggen voor internationaal gedrag, maatregelen te introdu-ceren ter bevordering van het vertrouwen tussen Oost en West, het respect voor de mensenrechten te bevor-deren, en economische, culturele, wetenschappelijke en technische samenwerking te bevorderen.

18

De Euro-Atlantische Partnerschapsraad

De Euro-Atlantische Partnerschapsraad brengtNAVO-leden en Partners bijeen, op dit moment intotaal 46 landen, in een multilateraal forum voorregelmatige dialoog en overleg over politieke vraag-stukken en veiligheidskwesties. De raad dient tevensals politiek raamwerk voor de individuele bilateralebetrekkingen die tussen de NAVO en de landen deel-nemend aan het Partnerschap voor de Vrede totstand zijn gekomen.

Het besluit in 1997 om de EAPR op te richten,vloeide voort uit de wens verder te gaan dan deresultaten die de NASR had opgeleverd. Men wildeeen veiligheidsforum oprichten dat in overeenstem-ming was met de steeds geavanceerdere betrekkin-gen die met de Partners in het kader van hetPartnerschap voor de Vrede en in the context van devredesoperatie in Bosnië en Herzegovina waren ont-staan, waar sinds 1996 troepen uit 14 Partnerlandenzij aan zij met hun collega’s uit het Bondgenootschapdienst deden.

De oprichting van de EAPR vormde ook een aanvul-ling op maatregelen die tegelijkertijd werden geno-men om de rol van het Partnerschap voor de Vredete versterken, door de betrokkenheid van dePartnerlanden bij de besluitvorming en planning vooralle Partnerschapsactiviteiten te vergroten.

Naast kortetermijn overleg in de EAPR over actuelepolitieke kwesties en veiligheidsvraagstukken biedthet tweejaarlijkse EAPR-Actieplan de mogelijkhedenvoor langeretermijn overleg en samenwerking opallerlei uiteenlopende gebieden. Hiertoe behoren,maar niet uitsluitend, crisisbeheersings- en vredes-ondersteunende operaties; regionale vraagstukken;wapenbeheersing en vraagstukken op het gebiedvan de verspreiding van massavernietigingswapens;internationaal terrorisme; defensievraagstukkenzoals planning, budgettering, beleid en strategie;civiele verdedigingsplanning en rampenbestrijding;bewapeningssamenwerking; nucleaire veiligheid;civiel-militaire coördinatie van het luchtverkeer; enwetenschappelijke samenwerking.

19

De vergaderingen van de EAPR worden iederemaand gehouden op ambassadeursniveau, iederjaar op het niveau van ministers van buitenlandsezaken en defensie en chefs-van-staven, en soms optopniveau. Vanaf 2005 zal ieder jaar een aparte bij-eenkomst op hoog niveau worden gehouden waarbelangrijke beleidsvraagstukken zullen wordenbesproken die voor de Euro-Atlantische gemeen-schap van belang zijn. De meeste Partnerlandenhebben een diplomatieke missie op het NAVO-Hoofdkwartier in Brussel gevestigd, waardoor deregelmatige communicatie wordt bevorderd en directoverleg mogelijk is wanneer daar behoefte aanbestaat. Zo konden de ambassadeurs van de NAVO-en Partnerlanden zeer snel bijeenkomen op 12 sep-tember direct na de terroristische aanslagen op deVerenigde Staten van 11 september 2001. De soli-dariteit die op die dag door de EAPR-leden – vanNoord-Amerika en Europa tot Centraal-Azië – werdgedemonstreerd en de samenwerking die sinds diedag plaatsvindt in het kader van de strijd onder lei-ding van de VS tegen internationaal terrorisme,bewijzen dat de NAVO met haar partnerschapsiniti-atieven de basis heeft gelegd voor de groei van eenwerkelijke Euro-Atlantische veiligheidscultuur.

Het Partnerschap na Praag

Het gezamenlijk besluit de krachten te bundelen inde strijd tegen de terroristische dreiging kreeg con-creet gestalte in het Partnerschapsactieplan tegenTerrorisme, tijdens de Top van Praag. Ook werden inPraag stappen ondernomen om de samenwerkingtussen de NAVO en Partnerlanden te verbeteren.

Een complete herziening van de EAPR en hetPartnerschap voor de Vrede leidde tot de aanbeve-ling de politieke dialoog met de Partners te verster-ken en hun meer te betrekken bij de planning, uit-voering en het toezicht op de activiteiten waaraan zijdeelnemen. Tevens werd een nieuw samenwer-kingsinstrument geïntroduceerd, het IndividuelePartnerschapsactieplan, dat niet wordt samenge-steld uit een activiteitenmenu, maar dat hetBondgenootschap in staat stelt de hulp aan dePartnerlanden af te stemmen op hun specifiekewensen en omstandigheden en hun meer gestructu-reerde steun te bieden bij hun binnenlandse hervor-mingen. Op basis van de in Praag geboekte vooruit-gang, worden op dit moment voorstellen ontwikkelddie tijdens de volgende NAVO-top in Istanbul in 2004gereed moeten zijn. Ze hebben ten doel hetPartnerschap voor de Vrede geschikt te maken ombelangrijke thematische vraagstukken aan te pak-ken en het aan te passen aan de behoeften en ver-mogens van individuele Partners; defensiehervor-ming leidend tot militaire transformatie en interope-rabiliteit te bevorderen; en de regionale samenwer-king en wederzijdse steun te versterken.

20

Het NAVO-lidmaatschap is toegankelijk voor iederEuropees land. Artikel 10 van het Verdrag vanWashington staat bestaande leden toe, “iedereEuropese Staat die in staat is de beginselen van ditVerdrag te bevorderen en bij te dragen tot de veiligheidvan het Noord-Atlantisch gebied” uit te nodigen lid teworden. De 12 oorspronkelijke NAVO-leden zijn na vijfuitbreidingsronden thans uitgebreid tot 26 leden.

De deur van de NAVO blijft open staan. Na de laatsteuitbreidingsronde waarin Bulgarije, Estland, Letland,Litouwen, Roemenië, Slowakije and Slovenië in 2004zijn toegetreden, zijn er nog drie kandidaten voor hetlidmaatschap, Albanië, Kroatië en de voormaligeJoegoslavische Republiek Macedonië*, die hopen inde toekomst te worden uitgenodigd.

Het doel van iedere uitbreidingsronde is de Euro-Atlantische veiligheid te vergroten en de kracht,saamhorigheid en vitaliteit van de NAVO te verho-gen. Ze zijn nooit gericht tegen de veiligheidsbelan-gen van andere staten.

Uitbreiding na de Koude Oorlog

Iedere uitbreidingsronde heeft meer veiligheid enstabiliteit in Europa gebracht. De rondes hebben dewonden geheeld van een continent dat geleden hadtijdens twee oorlogen in de eerste helft van de 20ste

eeuw en dat vervolgens veertig jaar lang door eenIJzeren Gordijn in tweeën werd gedeeld.Griekenland en Turkije werden in 1952 toegelaten. In1955, slechts tien jaar na het einde van de TweedeWereldoorlog, trad de Bondsrepubliek Duitsland toe.Het land integreerde stevig met het Westen en cre-ëerde daarmee de omstandigheden die uiteindelijkde hereniging van Duitsland mogelijk maakten. Naveel verhit debat in politieke kringen, trad Spanje toein 1982, hoewel het tot 1998 buiten de geïnte-greerde militaire structuur van het Bondgenootschapbleef. Het besluit dat tijdens de Top van Madrid in1997 werd genomen, om de Tsjechische Republiek,Hongarije en Polen uit te nodigen toetredingsonder-handelingen met de NAVO aan te gaan, was eenbelangrijke stap om een einde te kunnen maken aande verdeeldheid uit de Koude Oorlog en de weg tebanen voor de toetreding tot het Bondgenootschapvan voormalige tegenstanders uit het WarschauPact.

De eerste uitbreidingsronde van na de KoudeOorlog was geen uitgemaakte zaak en het besluitvereiste de unanieme goedkeuring van alle toenma-lige lidstaten. De belangrijkste overwegingen warendat het Bondgenootschap in staat moest blijvenbesluiten te nemen op grond van consensus en datde uitbreiding de veiligheid van Europa moest ver-sterken. In 1994 werd opdracht gegeven een Studieinzake de NAVO-uitbreiding te doen, die een jaarlater werd gepubliceerd. Deze studie concludeerdedat de toelating van nieuwe leden en de politieke,militaire en economische gevolgen van een eventu-ele uitbreiding bevorderlijk zouden zijn voor het pri-maire doel van het Bondgenootschap, de verster-king van de veiligheid en het verhogen van de stabi-liteit in het gehele Euro-Atlantische gebied. In com-binatie met de relaties die het Bondgenootschapgelijktijdig zou ontwikkelen met Rusland, Oekraïneen andere Partnerlanden, zou het uitbreidingspro-ces heel Europa ten goede komen.

Een belangrijk vraagstuk tijdens al het overleg overde eerste uitbreidingsronde na de Koude Oorlogwas, hoe men verandering zou kunnen brengen inRuslands perceptie van het Bondgenootschap, datde NAVO zag als een militair blok dat vijandig stondtegenover de Russische belangen. De Bondgenotenwaren het erover eens dat Rusland een belangrijkebijdrage zou kunnen leveren aan de stabiliteit en vei-ligheid in Europa en ze begrepen dat Ruslandsbezorgdheid over het uitbreidingsproces moest wor-den weggenomen. Niettemin diende ook het rechtvan iedere onafhankelijke Europese staat te wordeneerbiedigd om zijn eigen veiligheidsregelingen tetreffen en tot internationale organisaties te behorenen ook het recht van de leden van het Bond-genootschap moest worden gerespecteerd om huneigen besluiten te nemen. Voordat de NAVO tijdensde Top van Madrid de uitnodigingen deed uitgaan,trachtte zij haar dialoog met Rusland te consoliderenen institutionaliseren, door middel van deStichtingsakte uit 1997 (zie hoofdstuk 7) en her-haalde de belofte geen kernwapens te zullen plaat-sen, of buitenlandse troepen te zullen stationeren ophet grondgebied van de nieuwe leden.

Op grond van de aanbevelingen uit de Studie inzakede NAVO-uitbreiding en na een geïntensiveerde,individuele dialoog met geïnteresseerde Partner-landen en uitvoerig overleg onder de Bondgenoten,werden de Tsjechische Republiek, Hongarije en

Het Bondgenootschap openstellen voor nieuwe leden

> 6

21

Polen in 1997 uitgenodigd toetredingsonderhande-lingen aan te gaan en op 12 maart 1999 werden zijofficieel lid van het Bondgenootschap.

Verscheidene landen waren teleurgesteld dat zijgeen deel uitmaakten van de eerste uitbreidings-ronde na de Koude Oorlog, maar de NAVO-ledenbeklemtoonden dat het Bondgenootschap open zoublijven voor andere landen die in de toekomst toezouden willen treden. Tijdens de Top vanWashington in april 1999, lanceerden de Bond-genoten het Actieplan voor Kandidaat-landen(Membership Action Plan: MAP) dat ten doel hadkandidaat-landen te helpen bij de voorbereiding ophet toekomstig lidmaatschap (zie kader). Zevenvan de oorspronkelijke deelnemers aan het MAP,namelijk Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen,Roemenië, Slowakije en Slovenië, werden tijdens deTop van Praag in november 2002 uitgenodigd toe-tredingsonderhandelingen aan te gaan.

Na uitvoerige overlegrondes met de zeven landen,hebben de Bondgenoten in maart 2003 hun toetre-dingsprotocols ondertekend. Nadat deze protocolsin alle lidstaten volgens hun respectieve nationaleen parlementaire procedures waren geratificeerd,konden de zeven landen op 29 maart 2004 toetre-den tot het Verdrag van Washington. Van de nieuweBondgenoten wordt verwacht dat zij verdere vorde-ringen maken met belangrijke, afgesproken hervor-mingen, met name op het gebied van defensie.

De NAVO blijft ook na de tweede uitbreidingsrondevan na de Koude Oorlog een opendeurpolitiek han-teren. Zij heeft drie andere landen die deelnemenaan het MAP – Albanië, Kroatië en de voormaligeJoegoslavische Republiek Macedonië* – aange-moedigd door te gaan met hun hervormingen, vooralin de defensie- en veiligheidssector. In het geval vanKroatië, zal ook volledige samenwerking met hetJoegoslavië-Tribunaal van cruciaal belang zijn.

Het MAP

In 1999 werd het Actieplan voor Kandidaat-leden(Membership Action Plan: MAP) geïntroduceerd,naar aanleiding van de ervaringen opgedaan tijdensde eerste uitbreidingsronde na de Koude Oorlog.Het had ten doel de landen die tot hetBondgenootschap wilden toetreden, te helpen bij devoorbereiding op het NAVO-lidmaatschap. Negenlanden – Albanië, Bulgarije, Estland, Letland,Litouwen, Roemenië, Slowakije, Slovenië en devoormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*– hebben vanaf het begin deelgenomen aan hetMAP. In mei 2002 kwam Kroatië daar nog bij. In2004 zijn zeven van deze landen lid geworden vande NAVO.

Kandidaat-landen die lid willen worden van deNAVO, moeten aantonen dat ze: beschikken overeen goedfunctionerend, democratisch politieksysteem en een markteconomie; respect hebbenvoor personen behorend tot nationale minderhe-den, overeenkomstig de maatstaven van de OVSE;alle nog bestaande geschillen met hun buurlandenhebben opgelost en vastbesloten zijn alle geschillenin het algemeen vreedzaam op te lossen; in staat enbereid zijn een militaire bijdrage te leveren aan hetBondgenootschap en beschikken over strijdkrach-ten die interoperabel zijn met de strijdkrachten van

de andere lidstaten; en beschikken over goedfuncti-onerende civiel-militaire betrekkingen overeenkom-stig democratische maatstaven.

Deelname aan het MAP is geen garantie voor hettoekomstig lidmaatschap. Het stelt de betrokken lan-den echter wel in staat hun voorbereidingen te con-centreren op de doelen en prioriteiten die in het planuiteengezet zijn en specialistische hulp en analysesvan de NAVO te krijgen. Deze betreffen alle aspec-ten van het lidmaatschap, inclusief de vereisten ophet terrein van de politiek, economie, defensie,middelen, inlichtingen, veiligheid en het recht.

Ieder deelnemend land kiest de onderdelen van hetMAP die het beste passen bij zijn behoeften enbepaalt zijn eigen doelen en tijdschema’s.Deelname aan het Partnerschap voor de Vrede zelf,en in het bijzonder aan het PfP-Plannings- enControleproces, is een integraal onderdeel van hetproces, aangezien het kandidaat-landen in staatstelt strijdkrachten en strijdkrachtstructuren te ont-wikkelen die beter in staat zijn samen te werken metde strijdkrachten van het Bondgenootschap.Regelmatig worden vergaderingen gehouden metde Bondgenoten om de voortgang te controleren ente zorgen dat advies en commentaar wordt gege-ven. De implementatie van het MAP wordt constantbewaakt door de Noord-Atlantische Raad.

22

Sinds het begin van de jaren 1990 is de NAVO bezigbruggen te bouwen en tot steeds meer samenwer-king met Rusland te komen. De reden voor desamenwerking tussen de NAVO-landen en Ruslandis duidelijk: gemeenschappelijke veiligheidsuitdagin-gen kunnen het best worden aangepakt via samen-werking en de betrokkenheid van Rusland is vancruciaal belang voor ieder alomvattend veiligheids-systeem in het Europa van na de Koude Oorlog.

Direct na de terroristische aanslagen van september2001, die opnieuw bewezen dat tegen gemeen-schappelijke dreigingen gecoördineerde actie nodigis, kreeg het partnerschap tussen de NAVO enRusland een nieuwe impuls en inhoud tijdens de Topvan Rome in mei 2002. Er werd een nieuwe NAVO-Rusland Raad (NRR) opgericht, die de Bondgenotenen Rusland als gelijkwaardige partners bijeen brengtom mogelijkheden voor gezamenlijke actie op te spo-ren en verder uit te werken. De samenwerking op cru-ciale gebieden van gemeenschappelijk belang enzorg wordt geïntensiveerd.

Uit het besluit hun partnerschap te verdiepen, blijkt degezamenlijke vaste wil van de NAVO-landen enRusland, nauwer samen te werken om hun gemeen-schappelijk doel te verwezenlijken. Dit doel, een blij-vende, alle landen omvattende vrede te scheppen inhet Euro-Atlantisch gebied, werd voor de eerste maalverwoord in de NAVO-Rusland Stichtingsakte inzakeWederzijdse Betrekkingen, Samenwerking enVeiligheid uit 1997, waarmee de basis werd gelegdvoor het partnerschap tussen de NAVO en Rusland.

Betrekkingen in ontwikkeling

Rusland was een van de oprichters van de Noord-Atlantische Samenwerkingsraad in 1991, het tradtoe tot het Partnerschap voor de Vrede in 1994, enRussische militairen werkten van 1996 tot hun terug-trekking in de zomer van 2003 (zie kader) samenmet hun NAVO-collega’s op de Balkan. De werke-lijke basis voor een sterk, duurzaam partnerschaptussen de NAVO en Rusland werd echter gelegdmet de Stichtingsakte, die op 27 mei 1997 in Parijswerd ondertekend. Dit leidde tot de oprichting van dePermanente Gezamenlijke Raad (PGR) als forumvoor regelmatig overleg over gemeenschappelijke

veiligheidsvraagstukken en de ontwikkeling van eenprogramma van overleg en samenwerking.

In de vijf jaar daarna werd veel vooruitgang geboektmet de versterking van het wederzijds vertrouwenen het wegnemen van misvattingen door middel vandialoog. Ondanks meningsverschillen over de lucht-aanvallen op Kosovo, die leidden tot een onderbre-king van een jaar in de bijeenkomsten van de PGR,werden in 1999 verscheidene activiteiten, inclusiefde vredeshandhaving in Bosnië en Herzegovina,zonder onderbreking voortgezet.

Toch werden de ambities die in de Stichtingsaktewaren neergelegd, nooit helemaal gerealiseerdonder de PGR. De “NAVO-plus-1” samenstelling vande PGR betekende dat de NAVO naar de bijeen-komsten kwam met vooraf overeengekomenBondgenootschappelijke standpunten en dat deNAVO en Rusland informatie uitwisselden en over-leg voerden in een min of meer “bilaterale” situatie.Dit bleek omslachtig toen de tijd gekomen was omverder te gaan dan overleg en te streven naar eenmeer concrete samenwerking. Toen na de aansla-gen van 11 september gezamenlijke actie dringendnoodzakelijk was om het internationaal terrorismeen andere nieuwe veiligheidsdreigingen aan te pak-ken, grepen de Bondgenoten en Rusland snel dekans aan om hun relatie naar een hoger niveau tebrengen. Zij richtten de NAVO-Rusland Raad op omhun samenwerking als gelijkwaardige partners tebevorderen (zie kader).

Ter vergemakkelijking van de samenwerkingvestigde Rusland in 1998 een missie op de NAVO.Vervolgens is in Moskou een NAVO-Informatie-centrum opgericht, om uitleg te geven over denieuwe NAVO en de voordelen van het partnerschaptussen de NAVO en Rusland onder de aandacht tebrengen. In Moskou werd ook een MilitairVerbindingskantoor van de NAVO gevestigd, dat detransparantie en de praktische militaire samenwer-king bevordert.

De samenwerking verdiepen

De NRR ontwikkelt zich tot een productief instru-ment voor overleg, consensusopbouw, samenwer-

Werken aan nieuwe betrekkingen met Rusland > 7

23

king, gezamenlijke besluitvorming en gezamenlijkeactie. Reeds in de eerste anderhalf jaar van zijnbestaan werd politiek overleg gevoerd over de situa-tie in Afghanistan, Servië en Montenegro en Bosniëen Herzegovina, en de praktische samenwerkingleverde op velerlei gebied voordelen op.

De NRR heeft een aantal werkgroepen en commis-sies ingesteld, die zich bezig houden met terrorisme,proliferatie, vredeshandhaving, verdediging tegenballistische raketten (theatre missile defence),samenwerking bij het beheer van het luchtruim,civiele rampen, defensiehervorming, wetenschappe-lijke samenwerking en de uitdagingen in demoderne samenleving. Ook heeft de Raad deskun-digen opgedragen verder te gaan met individueleprojecten op allerlei andere terreinen. Er gaat bijnageen dag voorbij, of de NRR komt op een of anderniveau bij elkaar en dit leidt tot een ongeëvenaardeintensiteit in het contact en het informeel overleg.

De strijd tegen terrorisme en nieuwe veiligheidsdrei-gingen zijn twee kerngebieden voor samenwerkingdie de eerste tastbare resultaten opleveren van deversterkte relatie tussen de NAVO en Rusland. Erworden gezamenlijke analyses van specifieke terro-ristische dreigingen in het Euro-Atlantisch gebiedontwikkeld, die regelmatig opnieuw worden beoor-deeld en er wordt gekeken wat de rol van het legermoet zijn bij de strijd tegen terrorisme. De samen-werking bij de bestrijding van de verspreiding vannucleaire, biologische en chemische wapens en deverspreiding van ballistische rakettechnologie isgeïntensiveerd: er wordt een gezamenlijke analyseopgesteld van mondiale ontwikkelingen in de ver-spreiding van massavernietigingswapens; en desamenwerking bij de theatre missile defencewordt gericht op de aanpak van het geheel nieuwegevaar veroorzaakt door de steeds grotere beschik-baarheid van steeds accuratere ballistische projec-tielen. Via het Initiatief Cooperative Airspace wordtgetracht de samenwerking te bevorderen bij hetbeheer van het luchtverkeer en de surveillance van-uit de lucht. Dit zal de veiligheid van het luchtruim ende transparantie ten goede komen en zal ook helpenvoorkomen dat civiele vliegtuigen voor terroristischedoeleinden worden gebruikt.

De NAVO-Rusland Raad

Met de Verklaring van Rome uit 2002, dievoortbouwt op de doelstellingen en beginselenvan de Stichtingsakte uit 1997, werd de NAVO-Rusland Raad (NRR) ingesteld als een instru-ment voor overleg, consensusopbouw, samen-werking, gezamenlijke besluitvorming en geza-menlijke actie, waarin de individuele Bond-genoten en Rusland samenwerken als gelijk-waardige partners inzake een breed spectrumvan Euro-Atlantische veiligheidsvraagstukkenvan gemeenschappelijk belang. Een continuepolitieke dialoog over veiligheidskwesties stelthun in de gelegenheid nieuwe problemen ineen vroeg stadium te identificeren, een geza-menlijke benadering te bepalen, en – indiengewenst – gezamenlijk tot actie over te gaan.

De nieuwe Raad, die in plaats komt van dePGR, werkt volgens het consensusprincipe enwordt voorgezeten door de NAVO-secretaris-generaal. De vergaderingen worden minstenseen keer per maand gehouden op het niveauvan ambassadeurs en militaire vertegenwoor-digers; twee keer per jaar op het niveau vanministers van buitenlandse zaken en defensieen chefs-van-staven; en soms op topniveau.Een belangrijke vernieuwing is het NRR-Voorbereidend Comité, dat minimaal tweemaalper maand bijeenkomt om de discussies opambassadeursniveau voor te bereiden en toe-zicht te houden op alle deskundigenactiviteitenonder auspiciën van de NRR.

Het werk onder auspiciën van de NRR isgericht op alle gebieden van wederzijds belangdie in de Stichtingsakte zijn aangemerkt. Opeen aantal belangrijke gebieden wordt desamenwerking geïntensiveerd, waaronder destrijd tegen terrorisme, crisisbeheersing, non-proliferatie, wapenbeheersing en vertrouwen-bevorderende maatregelen, theatre missiledefense, logistiek, militair-militaire samenwer-king, defensiehervorming en civiele rampen.Aan de agenda van de NRR kunnen nieuweonderwerpen worden toegevoegd als de ledendaar wederzijds toestemming voor geven.

24

Een van de belangrijkste doeleinden van de militairesamenwerking is de interoperabiliteit te verbeteren,aangezien moderne legers in staat moeten zijnbinnen multinationale commando- en strijdkracht-structuren te opereren wanneer een beroep op henwordt gedaan voor vredesondersteunende of crisis-beheersingsoperaties. Er wordt onder verantwoorde-lijkheid van de NRR een uitgebreid opleidings- entrainingsprogramma geïmplementeerd. Verder rich-ten de activiteiten zich ook op de logistiek, inclusiefinteroperabiliteitstests voor uitrusting en proceduresop gebieden als luchttransport en brandstof bijtankenin de lucht. De samenwerking bij het opsporen vanbemanningsleden van onderzeeërs en reddingsope-raties op zee, werd in augustus 2000 geïntensiveerd,nadat de Russische atoomonderzeeër Kursk wasvergaan, waarbij de 118 bemanningsleden om hetleven kwamen. In februari 2003 is een raamwerkak-koord getekend tussen de NAVO en Rusland over deredding van onderzeeërbemanningen.

Defensiehervorming is een ander gebied dat voorbeide partijen van belang is. Rusland en de NAVO-landen hebben behoefte aan strijdkrachten die dejuiste omvang hebben en goed getraind en uitgerustzijn om alle dreigingen van de 21ste eeuw aan tekunnen pakken. Hoewel er geen blauwdruk is voorde hervorming van het leger, zou Rusland zijn voor-deel kunnen doen met de ervaring van de NAVO-landen, aangezien een groot aantal daarvan hunstrijdkrachten de afgelopen tien jaar fundamenteelheeft hervormd om ze aan te passen aan de eisenvan deze tijd. Na een eerste brainstormsessie inoktober 2002, is samenwerking in gang gezet metbetrekking tot verschillende aspecten van de defen-siehervorming, zoals het beheer van menskracht enfinanciële middelen; macro-economische, financiëleen maatschappelijke vraagstukken; en strijdkracht-planning. De activiteiten van een geslaagd geza-menlijk project voor de omscholing van gepensio-neerd Russisch militair personeel, dat in juli 2002 inMoskou van start ging, worden uitgebreid.

Bovendien heeft het in Rome gevestigde NAVO-Defensiecollege in 2003 twee beurzen ter beschik-king gesteld aan Russische wetenschappers omverder onderzoek op het terrein van de defensieher-vorming te stimuleren.

Rusland en de NAVO werken al vanaf 1996 samenaan de ontwikkeling van een gezamenlijk vermogendat in actie kan komen als zich een civiele rampvoordoet, zoals aardbevingen en overstromingen.Ook willen zij rampen in een vroeg stadium kunnensignaleren of zelfs voorkomen. Het was eenRussisch voorstel dat in 1998 geleid heeft tot deoprichting van het Euro-Atlantische Coördinatie-centrum voor Rampenbestrijding (zie kader op blz.35). Verschillende hulpverleningsoefeningen enseminars, waaraan vaak ook wordt deelgenomendoor andere Partnerlanden, verbeteren de civil-mili-taire samenwerking. Via de NRR concentreert hetwerk op dit gebied zich in eerste instantie op eenverbetering van de interoperabiliteit, procedures ende uitwisseling van informatie en ervaring.

De wetenschappelijke en technologische samen-werking met Rusland, waarmee in 1998 werdgestart, richtte zich op drie specifieke gebieden dievoor Rusland van bijzonder belang waren, namelijkplasmafysica, plantkundige biotechnologie en hetvoorspellen en voorkomen van natuurrampen enindustriële catastrofes. Via het WetenschappelijkComité van de NRR is er echter nog een samen-werkingsgebied bijgekomen, namelijk de toepassingvan civiele wetenschap bij de verdediging tegen ter-rorisme en nieuwe dreigingen, zoals bij het opspo-ren van explosieven, of het onderzoeken van desociale en psychologische gevolgen van terreurda-den. De bescherming van het milieu tegen proble-men die veroorzaakt worden door civiele of militaireactiviteiten is ook een nieuw onderwerp, dat onderhet Comité inzake de Uitdagingen van de ModerneMaatschappij valt, dat in 2003 onder de NRR werdopgericht.

25

Vredeshandhaving

Meer dan zeven jaar lang (tot hun terugtrekking uitSFOR en KFOR in de zomer van 2003) heeftRusland het grootste contingent niet-NAVO-troepengeleverd voor de door de VN gemandateerde NAVO-vredesoperatie op de Balkan. Russische soldatenwerkten naast hun collega’s uit NAVO- enPartnerlanden om het werk van de internationalegemeenschap aan de opbouw van een blijvende vei-ligheid en stabiliteit in het gebied te ondersteunen.

De eerste Russische vredessoldaten kwamen injanuari 1996 in Bosnië en Herzegovina aan, waarzij deel uitmaakten van een multinationale bri-gade in een noordelijke sector. Ze waren verant-woordelijk voor een uitgestrekt gebied, waar zedagelijks patrouilleerden, veiligheidscontroles uit-voerden en hielpen bij de wederopbouw enandere humanitaire taken, zoals de terugkeer vanvluchtelingen en ontheemden.

Rusland speelde een cruciale diplomatieke rol bijde beëindiging van het conflict in Kosovo,ondanks de politieke meningsverschillen over deluchtaanvallen van de NAVO op Kosovo in 1999.Russische troepen die voor het eerst werden uit-gezonden in juni 1999, vormden, tot ze werden

teruggetrokken, een integraal onderdeel vanKFOR. Ze werkten aan het handhaven van de vei-ligheid in multinationale brigades in sectoren inhet oosten, noorden en zuiden van de provincie;ze droegen samen met een NAVO-contingent datverantwoordelijk was voor het luchtverkeer deverantwoordelijkheid voor het beheer van hetvliegveld Pristina; en ze boden medische facilitei-ten en diensten in Kosovo Polje.

De nauwe samenwerking tussen de NAVO enRusland op de Balkan is van cruciaal belanggeweest voor de verbetering in de betrekkingenen het gegroeide vertrouwen tussen deRussische en Geallieerde militaire organisaties.Dit toegenomen wederzijds vertrouwen zal ver-moedelijk een solide basis bieden voor een ver-dere uitbreiding van de militair-militaire samen-werking. Onder de NRR is verder ook een alge-meen concept voor gezamenlijke vredeshandha-vingsoperaties overeengekomen, dat gemeen-schappelijke benaderingen ontwikkelt, een raam-werk opzet voor overleg, planning en besluitvor-ming tijdens het ontstaan van een crisis, envraagstukken definieert op het terrein van geza-menlijke training en oefeningen.

26

Een distinctief partnerschap met Oekraïne > 8

In de relatie tussen de NAVO en Oekraïne wordt hetbelang onderkend van een onafhankelijk, stabiel endemocratisch Oekraïne en de uitgesproken intentievan het land om verder te integreren in de Europeseen Euro-Atlantische structuren. Dit wordt uiteenge-zet in het Handvest inzake een Distinctief Partner-schap uit 1997, dat de officiële basis legt voor hetoverleg met de NAVO over Euro-Atlantische veilig-heidskwesties en waarbij de NAVO-OekraïneCommissie werd opgericht (NOC) die de samenwer-kingsactiviteiten aanstuurt.

De betrekkingen tussen de NAVO en Oekraïne date-ren uit 1991, toen Oekraïne toetrad tot de Noord-Atlantische Samenwerkingsraad direct nadat hetland onafhankelijk was geworden van de Sovjet-Unie. Het streven van het land naar Euro-Atlantischeintegratie bleek wederom in 1994, toen het als eer-ste van het Gemenebest van Onafhankelijke Statentoetrad tot het Partnerschap voor de Vrede.Oekraïne’s streven om een bijdrage te leveren aande Euro-Atlantische veiligheid is sindsdien geblekenuit zijn steun voor de NAVO en haar Bondgenoten bijvredesoperaties en crisisbeheersingsmissies.

Oekraïne heeft om de samenwerking te vergemak-kelijken in 1997 een missie bij de NAVO gevestigden in hetzelfde jaar een NAVO-Informatie- enDocumentatiecentrum geopend in Kiev, dat moethelpen uitleggen hoe de nieuwe NAVO werkt en datde voordelen van het partnerschap tussen de NAVOen Oekraïne onder de aandacht van het publiekmoet brengen. In 1999 is ook een NAVO-Verbindingskantoor geopend in Kiev dat ondersteu-ning biedt aan het Oekraïense defensiehervor-mingswerk en aan Oekraïne’s deelname aan hetPartnerschap voor de Vrede.

In november 2002 zijn in Praag maatregelen geno-men om de relatie tussen de NAVO en Oekraïne sig-nificant te verbreden en verdiepen met de aannamevan het NAVO-Oekraïne Actieplan (zie kader).

Veiligheidssamenwerking

De NAVO en Oekraïne werken actief samen bij hetinstandhouden van de veiligheid en stabiliteit in hetEuro-Atlantisch gebied. Op de Balkan heeftOekraïne de afgelopen jaren een infanteriebataljon,een gemechaniseerd infanteriebataljon en een heli-koptersquadron bijgedragen aan de vredesmachtonder leiding van de NAVO in Bosnië en

Herzegovina. Voor de operatie in Kosovo heeftOekraïne onder meer een helikoptersquadron eneen substantiële bijdrage aan het Pools-Oekraïensebataljon geleverd. Als verder blijk van de vaste wilvan het land om een bijdrage te leveren aan de inter-nationale stabiliteit, heeft Oekraïne het recht vanovervlucht verleend aan alle coalitiestrijdkrachtendie deel uitmaken van de internationale veiligheids-macht ISAF in Afghanistan, waar door individueleBondgenoten een vooraanstaande rol wordtgespeeld en waarover de NAVO in augustus 2003het bevel overnam. Oekraïne heeft ook 1.800 man-schappen uitgezonden die deel uitmaken van eenmultinationale strijdmacht onder leiding van Polen ineen van de sectoren van de internationale stabilisa-tiemacht in Irak, die vredessoldaten uit verscheideneNAVO- en Partnerlanden omvat.

Steun voor hervorming

Door adviezen te geven en praktische hulp te bie-den, ondersteunen de NAVO en individueleBondgenoten de verwezenlijking van Oekraïne’sambitieuze hervormingsagenda, uiteengezet in hetNAVO-Oekraïne Actieplan en de bijbehorendeJaarlijkse Doelstellingsplannen. Hoewel er nog veelmoet gebeuren, wordt er ook vooruitgang geboekt.Nieuwe wetten leggen het fundament voor de her-vorming van de politiek, economie en defensie en erzijn een aantal nieuwe overheidsstructuren opge-richt die toezicht moeten houden op de implementa-tie en coördinatie van het hervormingswerk.

Defensiehervorming is een van de belangrijkste pri-oriteiten. Dit is een gebied waarop Oekraïne kan put-ten uit de ervaring en expertise van de NAVO-lan-den. Op dit moment staan de ontwikkeling van eennieuw veiligheidsconcept en militaire doctrine, en deafronding van een herziening van het totale defen-sieapparaat hoog op de Oekraïense agenda. Desamenwerking tussen de NAVO en Oekraïne is in deeerste plaats gericht op het versterken van dedemocratische en civiele controle over de strijd-macht, verbetering van de interoperabiliteit met deNAVO-troepen, en hulp aan Oekraïne bij de trans-formatie van zijn strijdkrachtstructuur. De erfenis uithet Sovjettijdperk, van een grote, topzware, slechtuitgeruste strijdmacht, moet worden omgezet in eenkleinere, moderne en efficiëntere strijdmacht die kanvoldoen aan zijn eigen veiligheidsbehoeften en dieeen actieve bijdrage kan leveren aan de Europesestabiliteit en veiligheid.

27

Een Gezamenlijke Werkgroep inzake Defensie-hervorming (Joint Working Group on DefenceReform: JWGDR) vergemakkelijkt het overleg en depraktische samenwerking over vraagstukken als:defensiebudgettering en -planning, militaire afslan-king en conversie, de overgang van een dienstplich-tigenleger naar een beroepsleger, en de civiel-mili-taire betrekkingen. De NAVO bevordert ook de oplei-ding van hoge officieren ter ondersteuning van hettransformatieproces en helpt bij de organisatie vanherscholingsprogramma’s om ontslagen Oekraïensmilitair personeel te helpen bij de overgang naar deburgermaatschappij. Het Militair Comité vult samenmet Oekraïne het werk van de JWGDR aan, doorexpertise op verschillende terreinen aan te biedendie de militair-militaire samenwerking met Oekraïnebevordert in het kader van het NAVO/OekraïneMilitaire Werkplan. De hulp van individueleBondgenoten bij demilitariseringprojecten voor deveilige vernietiging van Oekraïense voorraden over-tollige en verouderde landmijnen wordt gebundeldvia een PfP-Trustfonds.

Oekraïne’s streven naar verbetering van de inter-operabiliteit wordt gunstig beïnvloed door zijn deel-name aan het Partnerschap voor de Vrede. Het PfP-Plannings- en Controleproces identificeert debelangrijkste vereisten voor de defensieplanning enallerlei PfP-activiteiten en militaire oefeningen stel-len het Oekraïense militaire personeel in de gele-genheid praktische ervaring op te doen met desamenwerking met de NAVO-troepen.

Bredere samenwerking

De samenwerking bij de civiele verdedigingsplan-ning en de rampenbestrijding levert Oekraïnedirecte praktische voordelen op. Het westelijk deelvan Oekraïne heeft veel last van zware overstromin-gen. Een belangrijk doel was Oekraïne beter voor tebereiden op dergelijke rampen en te helpen bij eeneffectievere bestrijding van de gevolgen. PfP-oefe-ningen, waaronder een die in september 2000 in hetTranskarpatische deel van Oekraïne werd gehou-den, helpen de procedures bij de hulpverlening naeen ramp te testen. Bovendien hebben de NAVO-landen en andere Partners Oekraïne geholpen nazware overstromingen in 1995, 1998 en 2001.

De wetenschappelijke samenwerking met Oekraïnebegon in 1991. Sindsdien is de Oekraïense deel-

name aan de wetenschappelijke programma’s vande NAVO alleen overtroffen door Rusland. Desamenwerking heeft een extra impuls gekregenonder leiding van de Gezamenlijke WerkgroepWetenschappelijke en Ecologische Samenwerking.Naast het toepassen van de wetenschap in hetkader van de verdediging tegen terrorisme ennieuwe bedreigingen, in overeenstemming met denieuwe oriëntatie van het wetenschappelijk pro-gramma van de NAVO, heeft Oekraïne op ditmoment onder meer de volgende prioriteiten voor desamenwerking op wetenschappelijk en technolo-gisch gebied: informatietechnologie, celbiologie enbiotechnologie, nieuwe materialen en het verstandiggebruik van natuurlijke hulpbronnen.

Het NAVO-Oekraïne Actieplan

Het NAVO-Oekraïne Actieplan bouwt voort op hetHandvest uit 1997, dat de basis blijft voor debetrekkingen. Het biedt een strategisch raamwerkvoor geïntensiveerd overleg over politieke, econo-mische en defensievraagstukken. Het beschrijftOekraïne's strategische doelstellingen en prioritei-ten op de weg naar volledige integratie in de Euro-Atlantische veiligheidsstructuren. Het beschrijfttevens overeengekomen beginselen en doelen, enomvat ook vraagstukken op het terrein van politieken economie; militaire inlichtingen; veiligheid,defensie en de strijdmacht; de bescherming enveiligheid van informatie; en juridische vraagstuk-ken.

De NAVO-landen steunen de hervorming doorhulp en advies te bieden. De lasten verbonden aande implementatie vallen echter voornamelijk toeaan Oekraïne, dat wordt aangespoord om het her-vormingsproces krachtig te bevorderen, teneindede democratie, de rechtsorde, de mensenrechtenen de markteconomie te versterken. Bijzondereaandacht moet worden besteed aan de verwezen-lijking van een verreikende transformatie van dedefensie- en veiligheidssector.

Jaarlijkse Doelstellingsplannen, inclusief specifiekOekraïense maatregelen en gezamenlijke actiesvan de NAVO en Oekraïne, ondersteunen deimplementatie van de doelen die in het Actieplanuiteen zijn gezet. Tweemaal per jaar wordt eenbeoordelingsvergadering gehouden en ieder jaarwordt een voortgangsrapport opgesteld.

28

Verschillende Zuid-Europese NAVO-leden grenzenaan de Middellandse Zee: de veiligheid en stabiliteitin het Middellandse-Zeegebied zijn dus van grootbelang voor het Bondgenootschap. In feite is de vei-ligheid van heel Europa nauw verbonden aan de vei-ligheid en stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied.

Dat is dan ook de reden dat de NAVO in 1995 eennieuwe dialoog in gang heeft gezet met de zes lan-den in het zuidelijk deel van het Middellandse-Zeegebied: Egypte, Israël, Jordanië, Mauritanië,Marokko en Tunesië. Algerije neemt vanaf februari2000 ook deel aan deze dialoog. De MediterraneDialoog, die een integraal onderdeel uitmaakt vande coöperatieve benadering die het Bondgenoot-schap ten opzichte van de veiligheid hanteert, wileen bijdrage leveren aan de veiligheid en stabiliteitin het gebied, door een beter wederzijds begrip tecreëren en misvattingen over de NAVO bij deDialooglanden weg te nemen. De Dialoog vormt eenaanvulling op andere aanverwante, maar afzonder-lijke, internationale initiatieven, zoals de initiatievenvan de Europese Unie en de Organisatie voorVeiligheid en Samenwerking in Europa.

Politieke dialoog en praktische samenwerking

De Dialoog biedt de mogelijkheid voor politieke dia-loog en praktische samenwerking met de deelne-mende landen. Alle Mediterrane partners krijgendezelfde basis aangeboden voor discussie en geza-menlijke activiteiten, maar de intensiteit van de deel-name verschilt van land tot land in overeenstemmingmet hun wensen.

De politieke dialoog bestaat uit regelmatige, bilate-rale, politieke discussies op ambassadeursniveau.Deze bieden de gelegenheid om van mening tewisselen over allerlei verschillende onderwerpen die

relevant zijn voor de veiligheid in het MiddellandseZeegebied en over de verdere ontwikkeling van deDialoog. Ook worden regelmatig multilaterale bijeen-komsten van de Noord-Atlantische Raad met deDialooglanden georganiseerd om hen te informerenover de activiteiten van de NAVO en van gedachtente wisselen over actuele gebeurtenissen. Deze bijeenkomsten vinden meestal plaats aansluitendaan alle ministeriële vergaderingen en topconferen-ties van de NAVO, of wanneer zich uitzonderlijkeomstandigheden voordoen. Op 23 oktober 2001 bijvoorbeeld, werd met de Mediterrane partnersoverlegd over de mogelijke reactie van de NAVO opde terroristische aanslagen van 11 september.

De praktische samenwerking is geregeld via eenjaarlijks werkprogramma. Dit omvat uitnodigingenaan functionarissen uit de Dialooglanden om deel te nemen aan cursussen op de NAVO-School in Oberammergau, Duitsland, en het NAVO-Defensiecollege in Rome, Italië. Deze cursussenbehandelen vredeshandhavingsvraagstukken,wapenbeheersing, inspanningen gericht tegen deverspreiding van massavernietigingswapens, milieu-bescherming, de civil-militaire samenwerking bijciviele rampen, en de Europese veiligheidssamen-werking.

Andere activiteiten zijn bijvoorbeeld bezoeken vanopinieleiders, academici, journalisten, en parlemen-tariërs uit Dialooglanden aan de NAVO. Daarnaastbevordert de Dialoog wetenschappelijke samenwer-king door middel van het wetenschappelijk programma van de NAVO. Sinds 2000 hebben meer dan 800 wetenschappers uit Dialooglandendeelgenomen aan door de NAVO georganiseerdeactiviteiten.

De meer operationele aspecten van de militairedimensie van het programma bieden functionarissenuit de Dialooglanden de mogelijkheid PfP-oefenin-

Dialoog met landen in het Middellandse- Zeegebied

> 9

29

gen als waarnemer bij te wonen, deel te nemen aanseminars en workshops die door de StrategischeCommando’s worden georganiseerd, en een bezoekte brengen aan de militaire hoofdkwartieren van deNAVO. Daarnaast doet de Permanente MarineStrijdmacht van de NAVO in het MiddellandseZeegebied regelmatig havens van de Dialooglandenaan. In 2002 hebben 300 functionarissen uit deDialooglanden deelgenomen aan meer dan 50 ver-schillende activiteiten die in het kader van het doorde NAVO georganiseerde militaire programma wor-den aangeboden.

Drie van de Mediterrane partners – Egypte, Jordaniëen Marokko – hebben in het verleden een bijdragegeleverd aan vredesmissies onder leiding van deNAVO op de Balkan. In mei 2002 deden er alleen nogMarokkaanse militairen dienst in SFOR en KFOR.

Het proces evolueert

De Dialoog is een proces dat qua deelname eninhoud steeds in ontwikkeling is. Deze flexibiliteitmaakt uitbreiding van de onderwerpen en deelne-mers in de loop der tijd mogelijk. In de loop der jarenzijn de politieke discussies frequenter en intensievergeworden. De praktische dimensie is aanzienlijk uit-gebreid sinds de Dialoog van start ging en betreft nuhet leeuwendeel van de activiteiten waaraan doorandere Partnerlanden wordt deelgenomen.

Met de oprichting van de Mediterrane Samen-werkingsgroep in 1997 kreeg de Dialoog een nieuwe,meer dynamische oriëntatie. De groep biedt eenforum waar door NAVO-leden en Dialooglanden vanmening kan worden gewisseld over de veiligheids-situatie in het Middellandse Zeegebied en over deverdere ontwikkeling van de Dialoog. Tijdens de Topvan Washington in 1999, werden verdere stappenondernomen om zowel de politieke als de praktische

dimensie van de Dialoog te versterken. Er kwamenmeer mogelijkheden om samen te werken op gebie-den waar de NAVO toegevoegde waarde kan leve-ren, met name op militair gebied, en op anderegebieden waarvoor de Dialooglanden hun belang-stelling kenbaar hebben gemaakt.

Direct na 11 september zijn de NAVO en deMediterrane Dialooglanden frequenter bij elkaargekomen voor overleg met de Noord-AtlantischeRaad, zowel individueel als per groep. Tijdens de Topvan Praag in november 2002 werd een uitbreidingvan het initiatief aangekondigd. De Bondgenoot-schappelijke leiders kwamen een pakket maatrege-len overeen om de politieke en praktische dimensievan de Dialoog uit te breiden, en daarmee maaktenzij de versterking en verdieping van deze relatie toteen Bondgenootschappelijke prioriteit.

Deze maatregelen omvatten een regelmatiger, effec-tiever consultatieproces, de identificatie van meergerichte activiteiten en een gestroomlijnde benade-ring van de samenwerking. Naast een verdieping vanreeds bestaande samenwerkingsgebieden, werdenook nieuwe terreinen aangedragen, zoals speciaalgeselecteerde activiteiten die de Dialooglandenbeter in staat moeten stellen een bijdrage te leverenaan crisisresponsoperaties onder leiding van deNAVO die niet onder Artikel 5 vallen, defensiehervor-ming en defensie-economie, overleg over terrorismeen grensveiligheid, en rampenbestrijding. De imple-mentatie van deze maatregelen zal helpen de aardvan de relatie tussen de NAVO en de Dialooglandente veranderen. Bovendien worden thans nieuweopties gegenereerd voor een ambitieuzer en uitge-breider raamwerk voor de Mediterrane Dialoog die tij-dens de volgende NAVO-top in Istanbul in 2004 zul-len worden besproken.

30

Een van de meest significante aspecten van detransformatie van de NAVO is wel het besluitgeweest vredesmissies en crisisbeheersingsopera-ties te ondernemen in het Euro-Atlantisch gebied endaarbuiten. In de Balkan, waar de NAVO voor heteerst in 1995 in actie kwam, vormden instabiliteit enconflict een directe bedreiging voor de veiligheids-belangen voor haar leden en voor de vrede en sta-biliteit van geheel Europa. Meer recent heeft hetBondgenootschap, met zijn betrokkenheid bij devredeshandhaving in Afghanistan, getoond dat hetbereid is veiligheidsproblemen buiten zijn traditio-nele verantwoordelijkheidsgebied aan te pakken.

De betrokkenheid van de NAVO bij dergelijke opera-ties heeft bovendien meer contact en samenwerkingnoodzakelijk gemaakt met landen die troepen bijdra-gen maar niet tot de NAVO behoren en ook metandere organisaties. Dit is een voorbeeld van hetsoort veiligheidssamenwerking die vandaag de dagnodig is. Een samenwerking die nauwe werkrelatiesvereist met internationale en non-gouvernementeleorganisaties en met niet-NAVO-landen, zoals de lan-den die deelnemen aan het Partnerschap voor deVrede.

Bosnië en Herzegovina

Tussen 1992 en 1995 ondersteunde de NAVO depogingen van de VN om een einde te maken aan deoorlog in Bosnië (zie ook hoofdstuk 4). Zes dagenna de ondertekening van het Dayton-Vredesakkoordop 14 december 1995, werd een multinationaleImplementatiemacht onder leiding van de NAVO(IFOR) naar Bosnië en Herzegovina gestuurd meteen VN-mandaat om de militaire aspecten van hetvredesakkoord te implementeren. IFOR’s opdrachtwas een einde te maken aan de vijandelijkheden; destrijdkrachten van de nieuw gecreëerde entiteiten –de Federatie Bosnië en Herzegovina, en deRepubliek Srpska – te scheiden; en grondgebiedtussen de twee entiteiten over te dragen. IFOR vol-tooide zijn werk binnen een jaar en werd in decem-ber 1996 vervangen door een kleinereStabilisatiemacht (SFOR).

Naast het voorkomen van verdere vijandelijkhedenen het stimuleren van een klimaat waarin vorderin-

gen zouden kunnen worden gemaakt in het vredes-proces, kreeg SFOR tot taak steun te verlenen aanciviele agentschappen die betrokken waren bij deinspanningen van de internationale gemeenschapom een blijvende vrede in het land te creëren. Devredesmacht helpt vluchtelingen en ontheemden bijhun terugkeer naar huis en draagt bij aan de her-vorming van de Bosnische strijdkrachten. Daarnaastis SFOR ook actief bij het aanhouden van personendie beschuldigd zijn van oorlogsmisdaden om henvervolgens over te dragen aan het Joegoslavië-Tribunaal in Den Haag.

Naarmate de veiligheidssituatie verbeterde, werdhet aantal troepen steeds verder teruggebracht. Inhet voorjaar van 2004 bestond SFOR uit ruim 7.000manschappen, significant minder dan de 60.000 dieonder IFOR waren uitgezonden. Dit weerspiegelt devooruitgang die Bosnië en Herzegovina heeftgemaakt in de richting van een duurzame vrede. Opdit moment wordt bekeken welke opties er zijn voorde toekomstige omvang en samenstelling vanSFOR, inclusief de eventuele beëindiging van deoperatie aan het einde van 2004 en een overgangnaar een door de EU geleide vredesmacht, hoewelde NAVO een zekere hoeveelheid troepen in hetland zal houden.

Kosovo

In 1998 brak een openlijk conflict uit in deJoegoslavische provincie Kosovo, die hoofdzakelijkbevolkt wordt door etnische Albanezen, waardoormeer dan 300.000 mensen hun huis ontvluchtten.Belgrado negeerde de herhaaldelijk geuite eis vande internationale gemeenschap dat de Servischetroepen zich zouden terugtrekken en de vraag omsamen een einde te maken aan het geweld en devluchtelingen naar huis te laten terugkeren. Toen deNAVO in oktober 1998 dreigde met luchtaanvallen,beloofde de Joegoslavische president SlobodanMilosevic aan deze eisen te zullen voldoen en deluchtaanvallen werden afgelast. De Organisatie voorVeiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE)stuurde waarnemers, terwijl de NAVO surveilleerdevanuit de lucht en een militaire taakgroep naar devoormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*stuurde, die klaarstond om de OVSE-waarnemers te

Vredeshandhaving en crisisbeheersing > 10

31

evacueren als zij door een opnieuw opvlammen vanhet conflict in gevaar zouden komen.

Begin 1999 laaiden de gewelddadigheden weer op.De Servische troepen intensiveerden hun operaties.De intensieve, gezamenlijke diplomatieke inspannin-gen van de internationale gemeenschap om hetconflict op te lossen, mislukten en in maart verlietende OVSE-waarnemers het land. Enkele dagen na deterugtrekking van de OVSE werd als laatste redmid-del, een Geallieerde luchtaanval ingezet op doelenin de Federale Republiek Joegoslavië. De luchtaan-vallen duurden 78 dagen. Toen pas kon er een eindegemaakt worden aan de onderdrukking door hetregime Milosovic en toen pas stemde het regime inmet de eisen van de internationale gemeenschap.De NAVO bleef saamhorig en trachtte alleen hetregime en militaire doelen te treffen en civiele slacht-offers zo veel mogelijk te voorkomen. Tegelijkertijdhielpen Bondgenootschappelijke troepen de vluch-telingencrisis in het buurland Albanië en in de voor-malige Joegoslavische Republiek Macedonië* teverlichten, waar op het hoogtepunt van de crisis res-pectievelijk 445.000 en 330.000 etnisch-Albanesevluchtelingen bivakkeerden. Bovendien schatte mendat er ruim 400.000 ontheemden binnen Kosovowaren.

Nadat er een Technisch Militair Akkoord was geslo-ten tussen de NAVO en de Joegoslavische bevel-hebbers, werd KFOR, een vredesmacht onder lei-ding van de NAVO, naar de provincie gestuurd meteen mandaat van de VN. KFOR had tot taak eenhervatting van de vijandelijkheden te voorkomen,een veilige omgeving te scheppen, het KosovoBevrijdingsleger te demilitariseren en ondersteuningte geven aan het humanitaire werk van de interna-tionale gemeenschap en het werk van het VN-Interrimbestuur in Kosovo (UN InterimAdministration Mission in Kosovo: UNMIK).

In het begin, toen KFOR op volle sterkte was, teldede vredesmacht ruim 43.000 man. Herhaaldelijke

troepenreducties hebben dit aantal teruggebrachttot minder dan de helft. In juni 2003 omvatte KFORtroepen uit de meeste NAVO-landen, 15Partnerlanden en drie andere landen, namelijkArgentinië, Marokko en Nieuw-Zeeland.

Na de belofte van het Kosovo Bevrijdingsleger omzich te ontbinden, heeft KFOR een significant aantalkleine wapens ingezameld en vernietigd. Verderheeft KFOR geholpen bij het opzetten van hetKosovo Protectie Corps, een lokaal, civiel corps datkan optreden in noodgevallen, opereert onder gezagvan UNMIK en waarop KFOR het dagelijks toezichthoudt. KFOR-troepen patrouilleren langs de grenzenvan Kosovo en bewaken de grensovergangen enandere belangrijke plaatsen. Aanzienlijke mankrachtis ingezet voor de bescherming van Servische inwo-ners, die teruggekeerd zijn naar de provincie.

In samenwerking met UNMIK helpt KFOR bij hetscheppen van een veilige omgeving waarin alle bur-gers, ongezien hun etnische achtergrond, in vredekunnen leven en waarin de groei van de democratiemet internationale hulp kan worden bevorderd. Ditzal een moeilijke, langdurige taak zijn. Maar deciviele wederopbouw is gestart en er is nu weer eenzekere mate van veiligheid en normaal leven voor deplaatselijke bewoners mogelijk.

Zuid-Servië

Begin 2001 hebben de NAVO, de Europese Unie ende OVSE tezamen een conflictpreventiestrategiegevoerd, om het gewapend conflict in Zuid-Serviëdat de stabiliteit van de regio bedreigde, tot eenvreedzaam einde te brengen. Eind 2000 warenongeregeldheden uitgebroken in het Presevo Dal,waar een grote etnisch-Albanese gemeenschapwoonde onder directe Servische heerschappij dieonvoldoende politieke en maatschappelijke rechtenhad. Lichtgewapende etnisch-Albanese strijders zetten een reeks aanvallen in op Servische veilig-

32

heidstroepen in de zogeheten Ground Safety Zone– een vijf-kilometer-brede bufferzone langs Kosovo'sinterne grens met Servië, verboden gebied voor hetJoegoslavische Leger, die onder toezicht stond vanKFOR krachtens het Militair Technisch Akkoord tus-sen het Bondgenootschap en het Joegoslavischeleger.

Het snel escalerende conflict betekende een ernstigveiligheidsrisico met directe gevolgen voor Kosovo.Er moest een politieke oplossing komen, zowel ommeer rechten voor de etnische-Albanezen in Zuid-Servië te garanderen, als om de territoriale inte-griteit en soevereiniteit van de Federale RepubliekJoegoslavië te handhaven.

In het voorjaar van 2001 vond een reeks contactenop hoog niveau tussen de NAVO en de nieuweJoegoslavische regering in Belgrado plaats. Naaraanleiding daarvan stemde de NAVO ermee in deGround Safety Zone geleidelijk te verkleinen, zodathet Joegoslavische Leger de controle over hetgebied zou kunnen overnemen. De regering inBelgrado zou op haar beurt een pakket vertrouwen-bevorderende maatregelen moeten introduceren. Ditbracht de etnisch-Albanese strijders er uiteindelijk inmei toe hun wapens neer te leggen. Een NAVO-team, vergezeld van een EU-vertegenwoordiger,hielp via onderhandelingen een aantal bestanden endirecte communicatiekanalen tot stand te brengen

tussen de Servische autoriteiten en de etnisch-Albanese gewapende groeperingen.

Men kwam een uitgebreid maatregelenpakket over-een om de snelle integratie van de etnische-Albanezen in de politieke en bestuurlijke structurenvan het land en de terugkeer van de vluchtelingen tebevorderen. De internationale gemeenschap contro-leerde en hielp bij de implementatie. De OVSE orga-niseerde een trainingsprogramma voor een multi-etnische politiemacht die naar de voornamelijkAlbanese dorpen zou worden gestuurd die daarvoorin handen van de rebellen geweest waren. Ook hielpzij bij de organisatie van plaatselijke verkiezingen,die in augustus 2002 werden gehouden en ten doelhadden te zorgen dat alle etnische groeperingeneerlijker en evenwichtiger vertegenwoordigd zoudenworden.

De voormalige JoegoslavischeRepubliek Macedonië *

Vanaf 2001 hebben de NAVO-troepen op verzoekvan de regering duidelijk omschreven crisisbeheer-singstaken uitgevoerd in de voormalige Joego-slavische Republiek Macedonië*. In het voorjaar van2001 braken interne ongeregeldheden uit, toenetnisch-Albanese gewapende groeperingen het

33

gezag van de autoriteiten op de proef stelden. DeNAVO veroordeelde deze aanvallen en verscherptede controle langs de grens met Kosovo, terwijl zij deregering aanspoorde constitutionele veranderingendoor te voeren en iets te doen aan de grieven van deetnische Albanezen. De NAVO-secretaris-generaalheeft hierin een belangrijke rol gespeeld.

In juni stemde de NAVO in met een officieel verzoekom militaire hulp bij de demilitarisering van het zoge-heten Nationale Bevrijdingsleger van de etnischeAlbanezen, op voorwaarde dat men een staakt-het-vuren zou implementeren en een vredesplan over-een zou komen. In augustus werd men het eensover een raamwerkakkoord, hetgeen de weg vrij-maakte voor de NAVO om 3.500 man uit te zendenvoor een missie van 30 dagen om de etnisch-Albanese milities te ontwapenen.

Eind september werd de NAVO in het verlengde vandeze missie verzocht een kleine troepenmacht in hetland te houden die een bijdrage zou kunnen leverenaan de bescherming van EU- en OVSE-waarne-mers, die de implementatie van het raamwerkak-koord moesten controleren. Ongeveer 700 NAVO-manschappen werden ingezet om aan deze opera-tie deel te nemen. Ze voegden zich bij een klein con-tingent NAVO-troepen dat al in het land aanwezigwas, en dat de communicatie- en logistieke lijnenvan KFOR bewaakte. Deze NAVO-operatie werd inmaart 2003 beëindigd, toen de verantwoordelijkheidvoor de missie werd overgedragen aan de EU, alsgevolg van akkoorden tussen de EU en de NAVO diehet gebruik van NAVO-militaire middelen en -vermo-gens voor EU-operaties mogelijk maakten (ziehoofdstuk 2). Aangezien de EU erin geslaagd is desituatie voldoende te stabiliseren, is de militaire ope-ratie beëindigd en met ingang van 15 december2003 vervangen door een civiele EU-politieoperatie.

Afghanistan

In augustus 2003 nam de NAVO de verantwoorde-lijkheid over voor ISAF IV, de InternationaleVeiligheidsmacht in Afghanistan (InternationalSecurity Assistance Force: ISAF). Deze veilig-heidsmacht heeft tot taak de Afghaanse Overgangs-autoriteit te helpen een veilige omgeving te schep-pen voor de inwoners van Kabul en de omliggendegebieden. Het land probeert zich te herstellen vantwintig jaar burgeroorlog en, korter geleden, hetdestructieve bewind van de Talibaan, die onderdakboden aan terroristen.

ISAF is een internationale vredesmacht met eenVN-mandaat, die eind 2001 werd uitgezonden. Deeerste missie stond onder leiding van het VerenigdKoninkrijk en bestond uit troepen uit andere landen,waarvan de meeste tot de NAVO behoorden. ISAF IIwerd vervolgens geleid door Turkije en ISAF III doorDuitsland en Nederland samen. Volgens het oor-spronkelijke mandaat mocht ISAF alleen opereren inKabul en omliggende gebieden, maar in oktober2003 maakte een resolutie van de VN-Veiligheidsraad mogelijk de operaties tot gebiedenbuiten Kabul uit te breiden.

De NAVO heeft beloofd haar missie in Afghanistanuit te breiden, vooral door tijdelijk troepen te statio-neren buiten Kabul en het militair bevel op zich tenemen van een substantieel aantal ProvincialeWederopbouwteams (PWT’s), die helpen de ver-schillende regio’s te stabiliseren. ISAF zal beginnenmet ondersteuning aan de PWT onder leiding vanDuitsland in Kunduz, om vervolgens zijn werk uit tebreiden en ook andere PWT’s te gaan ondersteu-nen. De internationale gemeenschap en deAfghanen worden bij de wederopbouw van hun landgeconfronteerd met ernstige problemen. De NAVOheeft beloofd in Afghanistan te zullen blijven, zo langzij daar nodig is. Voor het begin van de volgendeNAVO-top in Istanbul in 2004, zal een complete stra-tegie voor het NAVO-optreden in Afghanistan moe-ten worden ontwikkeld, in nauw overleg met andereinternationale organisaties en de AfghaanseOvergangsautoriteit.

34

Alle landen hebben de plicht te zorgen dat er goedeplannen zijn op nationaal niveau die in werking kun-nen treden bij rampen zoals ongelukken met chemi-sche of giftige stoffen, lawines, overstromingen, enaardbevingen, of bij het bestrijden van de gevolgenvan terroristische aanslagen. Maar rampen, of ze nudoor de natuur of door de mens veroorzaakt worden,storen zich niet aan internationale grenzen, daaromis samenwerking en planning op internationaalniveau onontbeerlijk.

Op het gebied van de civiele verdedigingsplanningwordt door de NAVO-landen al vele jaren samenge-werkt. Sinds kort gebeurt dat ook met dePartnerlanden. Er is grote vooruitgang geboekt in dewijze waarop de middelen zijn georganiseerd omeen civiele ramp in het Euro-Atlantisch gebied tekunnen bestrijden.

Coördinatie binnen de NAVO

Een effectieve reactie op rampen vereist de coördi-natie van transportfaciliteiten, medische middelen,communicatie, rampenbestrijdingsvermogens enandere civiele middelen. De NAVO heeft een cruci-ale rol gespeeld in de harmonisering van de ver-schillende plannen van haar leden. Zij heeft gezorgddat de plannen zullen werken als er een beroep opwordt gedaan, en dat de benodigde middelen ookinderdaad beschikbaar zullen zijn.

Het instrument dat binnen de NAVO wordt gebruiktvoor de coördinatie van de planning op dit gebied,bestaat uit een aantal technische planningsraden encommissies, die onder toezicht van het HogeComité voor de Civiele Verdedigingsplanning wer-ken. Deze organisaties brengen regelmatig deskun-digen uit nationale regeringen, het bedrijfsleven enhet leger bijeen, om de planning te coördineren voorhet Europees transport over land, het oceaantrans-port, de civiele luchtvaart, voedsel en landbouw, deindustriële productie en aanvoer, post en telecom-municatie, medische zaken, bescherming burgerbe-volking, en de productie en aanvoer van aardolie.

Bredere samenwerking

Tegenwoordig zijn de ervaring en expertise van deNAVO op het terrein van de civiele verdedigings-

planning breder toegankelijk dan vroeger.Tegelijkertijd wordt ook geput uit de kennis en ver-mogens van andere landen die deelnemen aan deEuro-Atlantische Partnerschapsraad. De Partner-landen raken in toenemende mate actief betrokkenbij concrete vormen van samenwerking, via het werkvan de planningsraden en commissies en in 1998werd het Euro-Atlantisch Coördinatiecentrum voorRampenbestrijding opgericht (Euro-AtlanticDisaster Response Coordination Centre) (ziekader).

De civiele verdedigingsplanning is ook een belang-rijk aspect van de totale samenwerking met dePartnerlanden en op dit moment vormt zij het groot-ste onderdeel van de niet-militaire activiteiten in hetkader van het Partnerschap voor de Vrede. Dezeactiviteiten bestaan uit seminars, workshops, oefe-ningen en opleidingscursussen, waaraan wordtdeelgenomen door civiel en militair personeel uitverschillende niveaus van lokale, regionale en natio-nale overheden. Andere internationale organisaties,zoals het VN-Bureau voor de Coördinatie vanHumanitaire Zaken en de VN-Hoge Commissarisvoor Vluchtelingen, het Internationaal Agentschapvoor Atoomenergie, en de Europese Unie, zijn ookbelangrijke participanten, en dat geldt ook voor non-gouvernementele hulpverleningsorganisaties.

De gebeurtenissen van 11 september 2001 hebbenduidelijk aangetoond hoe dringend noodzakelijk hetis samen te werken bij de voorbereiding van de bur-gerbevolking op eventuele terroristische aanslagenwaarbij chemische, biologische, radiologische of

Reageren op civiele crisissituaties > 11

35

De behoefte aan een beter gecoördineerd Euro-Atlantisch vermogen voor de rampenbestrijdingheeft geleid tot de vestiging van een Euro-Atlantisch Coördinatiecentrum voor de Rampen-bestrijding (Euro-Atlantic Disaster ResponseCoordination Centre: EADRCC) op het NAVO-hoofdkwartier in juni 1999, op basis van een voor-stel van Rusland. Dit Centrum dient als spil voorde uitwisseling van informatie en coördineert dereacties van NAVO- en Partnerlanden op rampenin het Euro-Atlantisch gebied. Het organiseertook grote civiele rampenbestrijdingsoefeningenom de reacties op gesimuleerde natuurrampenen door de mens veroorzaakte noodsituaties teverbeteren.

Het EADRCC heeft een bijdrage geleverd aan dehumanitaire hulpverlening tijdens de vluchtelin-gencrisis in en rond Kosovo en waardevol werkverricht in reactie op: grote overstromingen inOekraïne, Roemenië, Hongarije, Albanië en deTsjechische Republiek; de aardbeving in Turkijein 1999; de bosbranden in de voormaligeJoegoslavische Republiek Macedonië* enPortugal; en extreme weersomstandigheden inOekraïne en Moldavië.

Het Centrum werkt nauw samen met de VN-agentschappen die een vooraanstaande rol spe-len wanneer er een internationale ramp plaats-vindt – het VN-Bureau voor de Coördinatie vanHumanitaire Zaken en het Bureau van de HogeCommissaris voor Vluchtelingen – en andereorganisaties.

Landen worden aangemoedigd bilaterale of mul-tilaterale regelingen te treffen om bijvoorbeeld devolgende vraagstukken aan te pakken: de rege-lingen voor het verstrekken van visa, voorzienin-gen bij grensovergangen, transitovereenkomsten,in- en uitklaren aan de grens en de status van hetpersoneel. Met dit soort maatregelen kan menvoorkomen dat bureaucratie vertraging veroor-zaakt wanneer hulpgoederen en teams naar eenrampgebied moeten worden gestuurd.

Er zijn ook regelingen getroffen voor een Euro-Atlantische Rampenbestrijdingseenheid (Euro-Atlantic Disaster Response Unit), bestaandeuit een mix van nationale elementen, die zal wor-den samengesteld wanneer daar behoefte aan isom vervolgens naar het rampgebied te wordenuitgezonden.

nucleaire wapens worden gebruikt (CBRN-wapens).Het Partnerschapsactieplan tegen Terrorisme, datwerd gepubliceerd tijdens de Top van Praag innovember 2002, stimuleert het uitwisselen van rele-vante informatie en deelname aan de civiele verde-digingsplanning, om de risico’s te analyseren en dekwetsbaarheid van de burgerbevolking voor terreuren massavernietigingswapens te verminderen. DeNAVO en haar Partners werken aan een inventarisvan nationale vermogens die beschikbaar zouden

kunnen worden gesteld, indien zich zo’n aanvalvoordoet. Tevens is men een Actieplan voor deCiviele Verdedigingsplanning overeen gekomen omnationale overheden te helpen zich beter voor tebereiden op een mogelijke terroristische aanval opde burgerbevolking met CBRN-wapens en er zijndiscussies in gang gezet over de respectieve takenen vermogens van de NAVO en de Europese Unieop het terrein van de civiele verdedigingsplanning.

Een Euro-Atlantisch vermogen voor de rampenbestrijding

36

Twee aparte NAVO-programma’s brengen weten-schappers en deskundigen bijeen om regelmatig tewerken aan problemen van gemeenschappelijkbelang – het civiele wetenschappelijke programmavan het Wetenschappelijk Comité van de NAVO enhet programma voor milieu en samenleving van hetComité voor de Uitdagingen van de ModerneMaatschappij (CUMM) (Committee on theChallenges of Modern Society: CCMS). De netwer-ken die via de samenwerking ontstaan, een traditieonder wetenschappers en een voorwaarde voorwetenschappelijke vooruitgang, beantwoorden ookaan een politiek doel, namelijk dat begrip en ver-trouwen wordt gekweekt tussen gemeenschappenuit verschillende culturen en tradities.

Het wetenschappelijk programma, dat al meer dan45 jaar bestaat, heeft onlangs een nieuwe oriëntatiegekregen. Het zal zich voortaan uitsluitend richtenop geprioriteerde onderzoeksonderwerpen op hetterrein van de verdediging tegen terrorisme ofandere veiligheidsbedreigingen. Het civiele weten-schappelijk programma van de NAVO, dat opdezelfde lijn zit als de andere Bondgenoot-schappelijke initiatieven gericht op de bestrijding vannieuwe bedreigingen, ondersteunt van nu af alleenwerk aan onderzoek op deze gebieden. In verbandmet deze fundamentele verandering is ook eennieuwe naam gekozen voor het programma, datvanaf 2004 het NAVO-programma voor "Veiligheiddoor Wetenschap" zal heten.

Het CUMM houdt zich bezig met problemen in milieuen samenleving door nationale agentschappen bij-een te brengen om samen te werken aan pilotstu-dy’s op dit terrein. Het heeft recentelijk een aantalkerndoelstellingen op veiligheidsgebied gedefini-eerd die richting zullen geven aan zijn toekomstigwerk. Het programma versterkt de samenwerkingtussen de NAVO- en Partnerlanden bij de aanpakvan problemen van gemeenschappelijk belang.

Speciale initiatieven van beide comités bevorderenzowel belangrijke samenwerkingsactiviteiten tussenwetenschappers en deskundigen uit NAVO- enPartnerlanden als de samenwerking met weten-schappers en milieudeskundigen in Rusland,Oekraïne en de Mediterrane Dialooglanden.

Wetenschap voor veiligheid, stabiliteiten solidariteit

De oorsprong van het Wetenschappelijk Programmavan de NAVO ligt in de jaren 1950, toen men con-cludeerde dat vooruitgang in de wetenschap en detechnologie zeer belangrijk was voor de toekomstvan de Atlantische gemeenschap. Met het oogdaarop werd een programma ter bevordering vanwetenschappelijke samenwerking ingesteld engedurende de volgende 40 jaar werd de samenwer-king tussen wetenschappers in de NAVO-landenondersteund, waarmee hoge maatstaven voor

Samenwerking op het terrein van wetenschap en milieu

> 12

37

wetenschappelijke topprestaties werden gesteld.

Vanaf het begin van de jaren 1990, na het einde vande Koude Oorlog, werd het programma geleidelijkook toegankelijk gemaakt voor deelname door niet-NAVO-landen, en in 1999 werd het programma hele-maal aangepast, zodat het ondersteuning kan bie-den aan de samenwerking tussen wetenschappersin NAVO-landen, en Partnerlanden of MediterraneDialooglanden. Het duidelijk doel is vooruitgang envrede te bevorderen, door banden te creëren tussenwetenschappers in deze vroeger van elkaar geschei-den gemeenschappen.

Begin 2004 is het programma opnieuw fundamenteelgewijzigd in verband met de nieuwe dreiging van ter-rorisme en andere bedreigingen van de veiligheid inde moderne wereld. Het programma zal in de toe-komst uitsluitend ondersteuning bieden voor samen-werking bij de geprioriteerde onderzoeksonderwer-pen op de volgende twee gebieden "Defensie tegenterrorisme" en "Een antwoord op andere bedreigin-gen van de veiligheid".

Het doel van het nieuwe Programma Veiligheid doorWetenschap is een bijdrage te leveren aan de veilig-heid, stabiliteit en solidariteit onder de naties, doorde wetenschap in te zetten voor de probleemoplos-sing. Samenwerking, netwerken en uitbreiding vande capaciteit, zijn de middelen die worden ingezetom dit doel te realiseren.

Virtuele Zijderoute

Het grootste en meest ambitieuze project dat doorhet Wetenschappelijk Programma van de NAVOgesponsord wordt, werd in oktober 2001 gelan-ceerd. Het kreeg de naam Virtuele Zijderoute –waarmee wordt verwezen naar de Grote Zijderoutedie vroeger Europa met het Verre Oosten verbond.Dit project bevordert de uitwisseling van goederen,kennis en ideeën en heeft de academische enwetenschappelijke gemeenschappen in acht lan-den in de Zuidelijke Kaukasus en Centraal-Aziëtoegang verschaft tot computernetwerken en hetinternet.

Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazakstan, deKirgizische Republiek, Tadzjikistan, Turkmenistanen Oezbekistan liggen aan de rand van hetEuropese internetbereik en hun ontwikkeling is eenzodanig stadium dat zij zich in de nabije toekomstgeen glasvezelverbinding zullen kunnen veroorlo-ven.

Via dit NAVO-project verschaft relatieve goedkope,hypermoderne satelliettechnologie de wetenschap-pelijke en academische gemeenschappen in dedeelnemende landen nu toegang tot het internet,via een gemeenschappelijke satellietverbinding. Desatellietbandbreedte en de installatie van negensatellietschotels zijn uit een NAVO-beurs bekostigd– acht kleine schotels in de landen, die verbondenzijn met een grote schotel in Hamburg, Duitsland,die als de Europese spil dient. Andere medespon-sors leveren bijdragen in natura.

In 2003 werd besloten het netwerk van de VirtueleZijderoute uit te breiden tot Afghanistan door deinstallatie van een satellietgrondstation in Kabul.

38

Aan wetenschappers werkzaam in NAVO-, Partner-en Dialooglanden worden allerlei soorten beurzenaangeboden om de samenwerking aan de gepriori-teerde onderzoeksonderwerpen te stimuleren. Ookworden beurzen aangeboden om Partnerlanden tehelpen bij het opzetten van de elementaire infra-structuur voor computernetwerken.

De civiele wetenschap is een buitengewoon effectiefmedium gebleken voor de internationale dialoog,vanwege haar universeel karakter en haar vermo-gen om nieuwe, zeer effectieve internationale net-werken te genereren. Het talent dat via deze weten-schappelijke netwerken wordt binnengehaald, kanworden gebruikt om de nieuwe bedreigingen voorhet Bondgenootschap te bestrijden. Wetenschap iszowel een middel om antwoorden te vinden op cru-ciale vragen, als een manier om landen met elkaarin contact te brengen.

De uitdagingen van de moderne maatschappij aanpakken

Het CUMM werd opgericht in 1969 in reactie opbezorgdheid over milieuvraagstukken. Het biedt eenforum voor deskundigen uit verschillende nationaleagentschappen, waar zij hun kennis en ervaringenkunnen delen op technisch en wetenschappelijkgebied en ten aanzien van de beleidsaspecten vanmaatschappelijke en milieuvraagstukken op zowelciviel als militair terrein.

De projecten die onder auspiciën van het CUMMworden ondernomen, bevorderen de samenwerkingbij de aanpak van problemen die het milieu en dekwaliteit van het leven aantasten, zoals milieuvervui-ling en geluidsoverlast, grootstedelijke problematiek,menselijke gezondheid en aan defensie gerelateerdemilieuproblemen. Wat dit laatste terrein betreft, zijnhergebruik van land dat vroeger voor militaire doel-einden werd gebruikt, reinigingsmethodes, enmilieuveiligheid in verband met oliepijplijnen, type-rende voorbeelden van de onderzoeksgebieden.

Het CUMM werkt decentraal. Het werk omvat pilot-study’s, projecten, workshops en seminars, die allenationaal gefinancierd worden. Een of meer landennemen de leiding op zich en regelen de planning encoördinatie van het werk. De laatste jaren zijn deactiviteiten van het comité uitgebreid, het omvat nuook workshops en nieuwe studies over onderwer-pen die voor Partnerlanden van bijzonder belangzijn.

Het CUMM heeft ook een aantal kerndoelstellingengeformuleerd die richting moeten geven aan hetwerk in de toekomst. Dit zijn: de gevolgen van mili-taire activiteiten voor het milieu verkleinen; regionalestudies doen, inclusief grensoverschrijdende acti-viteiten; conflicten voorkomen die verband houdenmet de schaarste van grondstoffen; nieuwe gevarenvoor het milieu en de samenleving aanpakken, diezouden kunnen leiden tot economische, culturele enpolitieke instabiliteit; en niet-traditionele bedreigin-

39

De huidige samenleving is kwetsbaarder danvroeger, als gevolg van de toenemende vervlech-ting op alle niveaus. Een meer open mondialegemeenschap, complexere technologische syste-men, een toegenomen afhankelijkheid vanelektronische informatie- en communicatiesyste-men, verstrengelde voedselproductie- en afleve-ringssystemen, onderling verbonden en steedsfijnmazigere transportsystemen – veroorzakennieuwe, steeds veranderende vormen van kwets-baarheid. Als het telecommunicatie- of elektrici-teitsnetwerk voor langere tijd plat gaat, zou dat bij-voorbeeld tot grote ontwrichting kunnen leiden. Enna 11 september 2001 is de bezorgdheid toege-nomen over een mogelijke niet-traditionele terro-ristische dreiging met biologische wapens, of eencyberoorlog.

Men kan de veiligheid alleen in stand houden ende maatschappij tegen een breed scala van geva-ren beschermen, als tussen verschillende agent-schappen op allerlei gebied wordt samengewerkten gecoördineerd, op zowel nationaal als interna-

tionaal niveau. Dit is gebleken tijdens de doorAmerika geleide campagne tegen terrorisme, dieniet alleen militaire samenwerking vereiste, maarook samenwerking in de diplomatie, financiën,economie, militaire inlichtingen, en de douane- enpolitiediensten.

In maart 2001 werd gestart met een kortetermijnproject onder auspiciën van het CUMM. Dit pro-ject heeft ten doel een beeld te krijgen vangemeenschappelijke problemen en gebieden aante merken die geschikt zijn voor meer internatio-nale samenwerking, om de kwetsbaarheid vancomplexe, onderling afhankelijke systemen dievan cruciaal belang zijn voor het goed functione-ren van de moderne samenleving te verminderen.Noorwegen heeft de leiding van dit project op zichgenomen, waaraan ook wordt deelgenomen doorDenemarken, Georgië, Hongarije, Litouwen,Moldavië, Polen, Roemenië, Zweden,Zwitserland, Turkije, Oekraïne, het VerenigdKoninkrijk en de Verenigde Staten.

Kwetsbaarheid als gevolg van vervlechting in de samenleving

40

De NAVO is geen supranationale, maar een inter-gouvernementele organisatie. Het is een verbondvan onafhankelijke soevereine staten, die elkaargevonden hebben in het belang van hun gezamen-lijke veiligheid en de verdediging van gemeenschap-pelijke waarden. Besluiten worden genomen opbasis van consensus.

Ter vergemakkelijking van het overleg, wordt iederelidstaat vertegenwoordigd door een permanentevertegenwoordiging op het politieke hoofdkwartiervan de NAVO in Brussel. Deze bestaat uit een per-manent vertegenwoordiger, die delegatieleider is, eneen militair vertegenwoordiger. Ieder van hen wordtondersteund door een staf van civiele en militaireadviseurs, die hun land vertegenwoordigen in deverschillende NAVO-comités.

Binnen de NAVO zijn aparte civiele en militairestructuren opgezet die zich bezighouden met res-pectievelijk de politieke en militaire dimensie van hetBondgenootschappelijk werk. Beide structurenondersteunen de Noord-Atlantische Raad, het hoog-ste besluitvormingsorgaan in de NAVO.

Consensus en algemene instemming

Het Bondgenootschap is gebaseerd op de vaste wilvan de leden samen te werken ten aanzien van defen-sie- en veiligheidskwesties. Er wordt niet gestemd in deNAVO, de besluiten worden genomen op grond vanconsensus of algemene instemming. Dit betekent datpolitiek overleg een cruciaal onderdeel vormt van hetbesluitvormingsproces. Alle NAVO-organen bestaanuit vertegenwoordigers van de lidstaten, die tot taakhebben het standpunt van hun land duidelijk te makenaan de andere Bondgenoten, en terug te rapporterenaan hun eigen regering wat het standpunt van deandere Bondgenoten is.

Hoewel politiek overleg in de NAVO een essentieelonderdeel is van de crisisbeheersing en het dus vaakgeassocieerd wordt met periodes waarin zich span-ningen en problemen voordoen, behoort het ook netzo goed tot het normale dagelijkse werk, dat de lid-staten in staat stelt te onderzoeken wat de mogelijk-heden zijn om tot overeenstemming te komen en lan-getermijn beleid op te stellen. Het overleg vindt inallerlei vormen plaats. Het kan een eenvoudige uit-wisseling van informatie en meningen zijn; er kunnenacties of besluiten worden gecommuniceerd dieregeringen hebben genomen, of op het punt staan te

nemen en die van invloed zouden kunnen zijn op debelangen van hun Bondgenoten; er kan een waar-schuwing worden afgegeven over regeringsbesluitenof -acties, waarbij aan anderen de gelegenheid wordtgeboden om daarop hun commentaar te leveren ofhun goedkeuring daarvoor uit te spreken; er kanworden gediscussieerd met het doel consensus tebereiken over beleid dat moet worden aangenomen,of acties die parallel daaraan moeten worden inge-zet; of er kan overleg gevoerd worden dat ten doelheeft landen tot overeenstemming te brengen overcollectieve besluiten of gezamenlijke actie.

Het overlegproces is continu. Aangezien de vertegenwoordigers van de lidstaten zich allen op het-zelfde hoofdkwartier in Brussel bevinden, kan overlegtussen de Bondgenoten op verzoek van een van hen,of op initiatief van de NAVO-secretaris-generaal, altijdop korte termijn plaatsvinden. Het overlegapparaatzorgt ervoor dat er een permanente dialoog wordtgevoerd en dat er ruim voldoende gelegenheid is ompunten van zorg te bespreken en uit te leggen.

Soms zijn de lidstaten het helemaal eens en is hetgeen enkel probleem om tot een besluit te komen.Soms is er een meerderheidsstandpunt, maar heb-ben een of meer landen een afwijkende mening. Indat geval wordt veel moeite gedaan om de kloof teoverbruggen en, indien noodzakelijk, tot een com-promis te komen. Het is natuurlijk mogelijk dat demeningsverschillen niet op te lossen zijn. In datgeval staat het individuele leden vrij de handelswijzete volgen die hun voorkeur heeft. Geen enkele lid-staat wordt gedwongen acties of besluiten te nementegen zijn wil. Over het algemeen heerst er echtereen compromisbereidheid, en het besef vangedeelde belangen en doelen die er voor zorgen dater ondanks bestaande meningsverschillen tochgenoeg gronden voor overeenstemming kunnenworden gevonden. Zodra ze eenmaal genomen zijn,vertegenwoordigen de Bondgenootschappelijkebesluiten de gezamenlijke vaste wil van alle betrok-ken landen.

De civiele structuur van de NAVO

Het belangrijkste besluitvormingsorgaan is deNoord-Atlantische Raad. Deze Raad, die verant-woordelijk is voor alle NAVO-besluiten, is het enigeorgaan dat door het Noord-Atlantisch Verdrag in hetleven is geroepen. De Raad is in de allereersteplaats een politiek forum dat vertegenwoordigers

Hoe de NAVO werkt > 13

41

van de lidstaten bijeenbrengt om te discussiërenover beleidskwesties en operationele vraagstukken.Hij kan op verschillende niveaus bijeenkomen,meestal een maal per week met ambassadeurs vanieder land, ten minste tweemaal per jaar metministers van buitenlandse zaken of defensie, en afen toe met staatshoofden en regeringsleiders. Opwelk niveau de Raad ook bijeenkomt, de besluitenhebben altijd even veel gezag, en weerspiegelen destandpunten van iedere regering. Normaal gespro-ken, komt hij bijeen om te discussiëren over vraag-stukken van gemeenschappelijk belang, waarvooreen collectief besluit nodig is. Er zijn echter geenbeperkingen aan de onderwerpen waarover deRaad kan discussiëren.

Het Defensieplanningcomité behandelt de meestedefensiezaken en onderwerpen die verband houdenmet de collectieve verdedigingsplanning. Het geeftrichtlijnen aan de militaire autoriteiten van de NAVOen heeft hetzelfde gezag als de Raad over zaken diebinnen zijn bevoegdheid vallen. Evenals de Raadkomt het Defensieplanningcomité meestal op ambas-sadeursniveau bijeen, maar tenminste twee maal perjaar vergadert het op het niveau van ministers vandefensie. De ministers van defensie komen ook regel-matig bijeen in de Nucleaire Planninggroep, die hetnucleair beleid van het Bondgenootschap in het ooghoudt en discussieert over allerlei verschillende spe-cifieke beleidsonderwerpen die verband houden metde nucleaire strijdkrachten en over bredere onder-werpen zoals nucleaire wapenbeheersing en prolife-ratie. Frankrijk, dat geen onderdeel uitmaakt van degeïntegreerde militaire structuur van de NAVO, neemtgeen deel aan het Defensieplanningcomité of deNucleaire Planninggroep.

Een groot aantal ondergeschikte comités legt ver-antwoording af aan de Raad en het Defensie-planningcomité. Zij spreken over specialistischeaspecten van het beleid en doen aanbevelingenover de eindbeslissingen. Iedere lidstaat is ver-tegenwoordigd in ieder van deze comités. Een voor-beeld daarvan is het Politiek Comité, dat regelmatigbijeen komt, op verschillende niveaus, om de Raadte adviseren over de belangrijkste politieke kwestiesvan de dag, die van invloed zijn op het Bond-genootschappelijke beleid. Een ander voorbeeld ishet Comité Defensiebeoordeling, dat toezicht houdtop het overlegproces dat leidt tot besluiten over hetniveau van de strijdkrachten die de lidstaten gedu-rende de eerstvolgende planningsperiode terbeschikking van de geïntegreerde militaire structuur

van de NAVO zullen stellen. Het NAVO-ComitéInfrastructuur beoordeelt voorstellen voor de geza-menlijke financiering van faciliteiten die door deNAVO-troepen worden gebruikt. Het EconomischComité richt zich op economische ontwikkelingendie direct van invloed zijn op het veiligheidsbeleid.Begrotingscomités leggen voorstellen voor aan deRaad voor het beheer van de civiele en militairebegrotingen waaraan ieder land een bijdrage levert.

Over alle aspecten van het Bondgenootschappelijkwerk wordt overleg gevoerd. De Conferentie vanNationale Bewapeningsdirecteuren komt regelmatigbijeen om politieke, economische en technischeaspecten te bespreken van de ontwikkeling en aan-schaf van materieel voor de NAVO-strijdkrachten.Op het gebied van informatie houdt een NAVO-comité inzake de publieke diplomatie zich bezig metinformatieprogramma’s die ten doel hebben kennisen begrip voor de NAVO en haar beleid over te dra-gen in zowel NAVO- als Partnerlanden.Vraagstukken die verband houden met de weten-schappelijke activiteiten en milieuprogramma’s vanhet Bondgenootschap komen aan de orde in hetWetenschappelijk Comité en het Comité Uit-dagingen van de Moderne Maatschappij. Anderecomités en groeperingen, zoals de Politiek-MilitaireStuurgroep betreffende het Partnerschap voor deVrede, bevorderen en controleren de samenwerkingmet Partnerlanden.

Bondgenootschappelijke activiteiten waar Partner-landen bij betrokken zijn, zoals de vredeshandha-ving, of het PfP-programma, worden besproken metde betrokken regeringen. Er wordt overleg gevoerdin de daartoe geëigende fora, zoals de Euro-Atlantische Partnerschapsraad, de NAVO-RuslandRaad en de NAVO-Oekraïne Commissie. Ook deactiviteiten in het kader van de Mediterrane Dialoogworden besproken met de deelnemende landen,namelijk in de Mediterrane Samenwerkingsgroep.De NAVO hecht er zeer veel waarde aan dat hetwerk van deze organisaties wordt voortgezet. Zij bie-den, vooral wanneer zich een crisis voordoet, eennuttig platform waar meningsverschillen kunnenworden besproken en standpunten uitgewisseld.

42

De militaire structuur van de NAVO

De militaire structuur van de NAVO staat onder toe-zicht van het Militair Comité, dat de hoogste militaireautoriteit is in het Bondgenootschap, maar welonder politiek gezag staat van de Noord-AtlantischeRaad. Het Comité geeft militaire adviezen aan hetBondgenootschap. Op het hoogste niveau komt hetbijeen op het niveau van chefs-van staven, maar inde normale dagelijkse gang van zaken worden delidstaten vertegenwoordigd door hun militaire ver-tegenwoordigers.

Het Militair Comité geeft ook richtlijnen aan de stra-tegische bevelhebbers van de NAVO. Er zijn tweevan deze bevelhebbers, namelijk de Geallieerdopperbevelhebber Europa, of SACEUR, die zijnhoofdkwartier SHAPE (Supreme HeadquartersAllied Powers Europe) heeft in het BelgischeBergen, en de Geallieerd opperbevelhebberTransformatie, of SACT, die in Norfolk, Virginia in deVerenigde Staten gevestigd is.

SACEUR staat aan het hoofd van het GeallieerdCommando voor Operaties, dat het bevel voert overde militaire strijdkrachten die de leden overeengeko-men zijn ter beschikking van de NAVO te stellen. Hijis daarom verantwoordelijk voor alle NAVO-opera-ties, ongeacht hun locatie, en heeft tevens de func-tie van bevelhebber van het US EuropeanCommand.

SACT heeft een functionele taak. Als hoofd van hetGeallieerd Commando voor Transformatie, is hij ver-antwoordelijk voor het bevorderen en controlerenvan de continue transformatie van de Bondgenoot-schappelijke strijdkrachten en vermogens. Ook hijheeft nog een tweede functie, namelijk die vanbevelhebber van het US Joint Forces Command.

In het verleden waren de verantwoordelijkheden vande twee bevelhebbers geografisch verdeeld.SACEUR stond aan het hoofd van de NAVO-opera-ties in Europa en de Geallieerd opperbevelhebberAtlantische Oceaan (SACLANT) was verantwoorde-lijk voor operaties op de Atlantische Oceaan. Destroomlijning van de militaire commandostructuurwerd tijdens de Top van Praag in november 2002voorgesteld en goedgekeurd. Het plan weerspie-gelde het vaste voornemen van de NAVO om demilitaire vermogens te versterken en de troepen opeen graad van paraatheid te houden die voldoende

is om crisisbeheersings-, vredesondersteunings- enhumanitaire taken uit te voeren binnen en buitenhaar traditionele verantwoordelijkheidsgebied. Hetwerd aangevuld met de oprichting van een NAVO-Reactiemacht en de lancering van het PraagseCapabilities Commitment (zie hoofdstuk 3).

De Parlementaire Assemblee van deNAVO

Het Bondgenootschap is een intergouvernementeleorganisatie, iedere regering die lid is, is ook verant-woording verschuldigd aan zijn eigen parlement. Desteun van de democratisch gekozen parlementairevertegenwoordigers voor de doelen van hetBondgenootschap is dus belangrijk. De Parle-mentaire Assemblee van de NAVO is het interparle-mentaire forum van de NAVO-landen, waarEuropese en Noord-Amerikaanse parlementariërskunnen discussiëren over vraagstukken vangemeenschappelijk belang en zorg.

De Assemblee is volledig onafhankelijk van deNAVO, maar vormt een schakel tussen nationaleparlementen en het Bondgenootschap. Zij moedigtde regeringen aan rekening te houden metBondgenootschappelijke belangen bij het formule-ren van nationale wetgeving. De Assemblee dientook als permanente herinnering, dat de intergouver-nementele besluiten die in de NAVO worden geno-men, uiteindelijk afhangen van politieke goedkeuringvia nationale democratische processen. DeParlementaire Assemblee van de NAVO heeft ookuitgebreide contacten met parlementen inPartnerlanden, die hun vertegenwoordigers sturenom deel te nemen aan haar discussies en overleg.

43

De taak van de secretaris-generaal van deNAVO

De secretaris-generaal bevordert en stuurt het over-leg- en besluitvormingsproces in het gehele Bond-genootschap. Hij is de voorzitter van de Noord-

Atlantische Raad en van andere belangrijke Comitésen heeft aanzienlijke invloed op het besluitvormings-proces. Hij kan onderwerpen aandragen voor discus-sie, en zijn positie als onafhankelijk en onpartijdigvoorzitter gebruiken om de discussies in de richtingvan consensus te sturen in het belang van hetBondgenootschap als geheel. De secretaris-gene-raal heeft echter niet de bevoegdheid om zelfbeleidsbesluiten te nemen en hij kan alleen maar uitnaam van de NAVO handelen voor zo ver als de lid-regeringen dat toestaan.

Hij is ook de belangrijkste woordvoerder voor hetBondgenootschap en staat aan het hoofd van deInternationale Staf, die het werk van de lidstaten opverschillende niveaus in de Comités ondersteunt.

Wie betaalt voor de NAVO?

Bijdragen aan de NAVO-budgetten worden bere-kend volgens overeengekomen kostenverdelings-formules en vertegenwoordigen slechts een kleindeel van de totale defensiebegrotingen van deNAVO-landen.

Gemeenschappelijk gefinancierde budgetten wor-den beheerd via aparte civiele en militaire budget-ten en een veiligheidsinvesteringsprogramma.

• De Civiele Begroting betreft de operationelekosten van de Internationale Staf op het NAVO-Hoofdkwartier; civiele programma’s en activitei-ten; en de kosten die gepaard gaan met debouw, het gebruik en het onderhoud van faci-liteiten als conferentiediensten voor bijeenkom-sten van Comités en werkgroepen.

• De Militaire Begroting betreft operationele enonderhoudskosten van de geïntegreerde mili-taire structuur, inclusief het Militair Comité; deInternationale Militaire Staf en bijbehorendeagentschappen; de twee StrategischeCommando’s; en bijbehorende commando-,controle- en informatiesystemen, onderzoeks-,

ontwikkelings-, aanschaf-, en logistieke bure-aus; en de Airborne Early Warning Forcevan de NAVO.

• Het Veiligheidsinvesteringsprogramma finan-ciert installaties en faciliteiten die de NAVOnodig heeft buiten diegene die door individuelelidstaten voor hun eigen nationale veiligheids-doeleinden worden gebouwd, bijvoorbeeld,communicatie- en informatiesystemen, radars,militaire hoofdkwartieren, vliegvelden, brand-stofpijplijnen, opslagfaciliteiten, havens ennavigatiehulpmiddelen.

Het toezicht op deze begrotingen berust bij Civieleen Militaire Begrotingscommissies en het ComitéInfrastructuur, dat verantwoordelijk is voor definanciering van gezamenlijk bekostigde facilitei-ten die ondersteuning bieden aan de NAVO-troe-pen. De Hoge Commissie Hulpbronnen houdt toe-zicht op het militaire gemeenschappelijke bekosti-gingsbeleid. Iedere lidstaat is vertegenwoordigd indeze organen. Alle NAVO-begrotingen zijn boven-dien onderworpen aan externe controles.

44

De NAVO van nu is een heel andere instelling dan deNAVO die in 1949 werd opgericht. Het Bond-genootschap en de wereld erom heen hebben zichontwikkeld op een manier die de oprichters zich nau-welijks hadden kunnen voorstellen. De NAVO is ookeen heel andere instelling dan de organisatie dieWest-Europa vier decennia lang verdedigde tijdensde Koude Oorlog, of zelfs dan de organisatie die deveranderingen in Europa in het tijdperk na de KoudeOorlog, tijdens de jaren 1990, begeleidde. Binnenenkele jaren zal zij zich zonder twijfel opnieuw heb-ben getransformeerd, nu zij gecoördineerde reactiesontwikkelt op de veiligheidsbedreigingen waar de lid-staten in het begin van de 21ste eeuw mee wordengeconfronteerd. Terwijl de strategische omgevingverandert, zal de NAVO zich vermoedelijk steedssneller moeten aanpassen om het hoofd te kunnenbieden aan nieuwe bedreigingen van haar leden. Deelementaire grondslagen van de samenwerkingbinnen het Bondgenootschap, namelijk gedeeldewaarden en belangen, blijven echter trouw aan deprincipes neergelegd in het oprichtingsverdrag.

Naar aanleiding van de aanslagen op de VerenigdeStaten op 11 september 2001 en het inroepen vanArtikel 5 voor de eerste maal in haar geschiedenis,is de NAVO bezig met een fundamentele herover-weging van de wijze waarop zij functioneert, met hetdoel de dreiging verbonden aan internationaal terro-risme aan te pakken. Al vóór de terroristische aan-slagen had het Bondgenootschap zich verplicht toteen uiterst intensief activiteitenprogramma. Zijvoerde drie crisisbeheersingsoperaties uit in hetvoormalige Joegoslavië, trof voorbereidingen voorde toelating van nieuwe leden, en smeedde steedsdiepere partnerschappen met landen en organisa-ties zowel in het Euro-Atlantisch gebied als daarbui-ten.

In deze tijd, waarin de taak om veiligheid te biedensteeds complexer wordt, is de NAVO op zoveelgebieden actief dat het niet mogelijk is haar acti-viteiten in één kreet of leuze te vangen.

De NAVO van morgen

Naarmate het Bondgenootschap zich verder uit-breidt, zal het de belangen moeten behartigen vaneen groeiend aantal landen die alle trachten een-drachtig samen te werken. Tegelijkertijd zal hetgebied waar stabiliteit heerst in Europa vermoedelijkgroter zijn dan voorheen, en daarmee ook de voor-uitzichten op meer economische welvaart. Naarmatehet Bondgenootschap steeds nauwere betrekkingensmeedt met Rusland, Oekraïne en andere Europeselanden, laat Europa haar verscheurde verledensteeds verder achter zich en wordt het een steedsstabieler continent. Deze positieve ontwikkelingenmoeten worden gekoesterd.

Hoewel de aard van de dreigingen waar de lidstatenvoor staan en de wijze waarop de NAVO zichzelforganiseert om ze aan te pakken, veranderen, blijfthet Bondgenootschap berusten op dezelfde funda-mentele pijlers waarop het altijd gebouwd is geweest.De NAVO biedt een transatlantisch politiek-militairraamwerk voor het beheersen van veiligheidsdreigin-gen. Het Bondgenootschap koppelt Europa enNoord-Amerika aan elkaar en brengt evenwicht ineen grote hoeveelheid nationale belangen.Bovendien is de NAVO, die zich ontwikkelt van eencollectief verdedigingsschild tot een veiligheidsbe-heerder in de breedste zin des woords, evenzeerkomen te staan voor een gemeenschap vangedeelde waarden – zoals democratie en mensen-rechten – als voor een gemeenschap van belangen.

Verandering en continuïteit > 14

© NAVO - 2004Fotorechten: De foto’s in deze publicatie zijn of © NATO of welwillend ter beschikking gesteld door het Amerikaanse Ministerie van Defensie.

NATO

TR

AD

UC

0604

NATO / OTAN

Public Diplomacy Division / Division Diplomatie publique

1110 Brussels / Bruxelles

Belgium / Belgique

Web site : www.nato.int

Site Web : www.otan.nato.int

E-mail / Courriel : [email protected]