de uitbreiding van de navo

26
DEUITBREIDING VAN DENAVO EN DEEUROPESE VEiliGHEID " Christoph Ennekens IPIS-Brochure 111

description

 

Transcript of de uitbreiding van de navo

Page 1: de uitbreiding van de navo

DEUITBREIDINGVAN DENAVOEN DEEUROPESEVEiliGHEID

"

Christoph Ennekens

IPIS-Brochure 111

Page 2: de uitbreiding van de navo

INHOUD

Chronologie 5De EuropeseVeiligheidsarchitectuur:een overzicht 9De NAVO op zoek naarnieuwe taken(1989-1994) 12Deuitbreidingvande NAVO: hetdebatonderde

NAVO-lidstaten(1994-1996) 19Centraal- en Oost-Europa en de uitbreiding van de

NAVO 27- DeVisegradlanden 27- De overigelanden in Centraal-en Oost-Europa... 39- De NAVO-uitbreiding: zin en onzin vanuit

Centraal- en Oost-Europees perspectief 44De NAVO-uitbreiding : een algemene balans 47Geselecteerde bibliografie 50

Page 3: de uitbreiding van de navo

4 5

CHRONOLOGIE8 november 1989: Val van de Berlijnse Muur

31 maart 1990: Opheffing van het Warschaupact

augustus-oktober 1991: Uiteenvallen van de Sovjet-Unie

8 december 1991: Oprichting van het Gemenebest van OnafhankelijkeStaten, bestaande uit de voormalige sovjetrepublieken, minus de BaltischeStaten en (aanvankelijk) Georgië.

december 1991: Oprichting van de NACC (NorthAtlantic Co-operationCouncil), het nieuwe overlegorgaan voor de voormalige leden van hetWarschaupact, de opvolgerstaten van de Sovjet-Unie en de NAVO-le-den.

15 september 1993: President Jeltsin spreekt zich uit tegen de toetre-ding van om het even welke voormalige Sovjetsatelliet tot het NAVO-bondgenootschap.

11 oktober 1993: Estland, Letland en Litouwen makefi hun wens ken-baar om lid te worden van de NAVO.

27 oktober 1993: De Russische minister van Buitenlandse Zaken her-haalt Moskou's bezwaren tegen toetreding van de landen in Centraal- enOost-Europa tot de NAVO. Als alternatief stelt hij voor om de CVSE omte vormen tot een echte organisatie die de vrede en stabiliteit in Europazou moeten waarborgen.

januari 1994: Lancering door de NAVO van het Partnerschap voor deVrede, een militair samenwerkingsprogramma aangeboden aan alle sta-ten van Centraal- en Oost-Europa.

januari 1994-juli 1995: 22 staten, inclusief de Russische Federatie, tre-den toe tot het Partnerschap.

1 december 1994: De NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken kondigenofficieel het voornemen aan om de NAVO uit te breiden.

Page 4: de uitbreiding van de navo

6 7

5 december 1994: President Jeltsin waarschuwt voor een' Koude Vrede'.

8 februari 1995: Secretaris-generaal Willy Claes noemt het islamitischfundamentalisme de grootste bedreiging voor de NAVO sinds de ineen-storting van het communisme in Oost-Europa.

5 december 1995: De Franse minister van Buitenlandse Zaken Hervé deCharette maakt bekend dat Frankrijk voortaan actief zal deelnemen aanhet NAVO-bondgenootschap. In 1966 had Frankrijk zich teruggetrok-ken uit het geïntegreerde militaire commando van de NAVO.

20 maart 1996: De Amerikaanse Secretary of State Warren Christopherverklaart in een toespraak tot 12 ministers van Buitenlandse Zaken vanCentraal- en Oost-Europa dat men de nieuwe democratieën niet eeuwigin de wachtkamer zou laten zitten. Hieraan werd toegevoegd dat eenbeslissing zou worden uitgesteld tot na de Russische presidents-verkiezingen.

april 1996: Rusland verzet zich hevig tegen de NAVO-uitbreidingsplan-nen. De Russische ambassadeur in Boedapest dreigt met 'maatregelenvan militaire aard' indien Hongarije lid wordt van de NAVO.

begin 1997: Anatoli Tsjoebais, hoofd van de presidentiële staf van presi-dent Jeltsin, bestempelt de geplande NAVO-uitbreiding als' grootste Wes-terse beleidsfout in 50 jaar'. Verder drukt hij op de noodzaak van eenbindend vriendschapsverdrag tussen de NAVO en Rusland.

20-21 maart 1997: De Amerikaanse president Clinton en zijn Russischecollega maken in Helsinki hun voornemen bekend om een handvest teontwikkelen dat de relaties tussen de NAVO en Rusland zou moeten vast-leggen.

27 mei 1997: Rusland en de NAVO sluiten het geplande akkoord. Naarde uitbreidingskwestie wordt slechts zijdelings gerefereerd. Wél wordteen Permanente Gezamenlijke NAVO-Rusland Raad opgericht voor over-leg tussen de voormalige tegenstanders.

29 mei 1997: De NAVO-lidstaten komen op een bijeenkomst in hetPortugese Sintra niet tot overeenstemming welke Centraal- of Oost-Eu-ropese staten moeten worden uitgenodigd voor NAVO-lidmaatschap. DeVerenigde Staten verklaren zich voorstander van een toetreding doorPolen, Tsjechië en Hongarije. Andere NAVO-leden willen daarbuitenook Roemenië en Slovenië zien toetreden. Groot-Brittannië en Duits-land aarzelen. In Sintra wordt besloten om de NACC op te doeken en tevervangen door een Euro-Atlantische Partnerschapsraad.

8-9 juli 1997: Tijdens een topontmoeting van de staatshoofden en rege-ringsleiders van de NAVO-lidstaten in Madrid worden Hongarije, Tsjechiëen Polen formeel uitgenodigd om tot het bondgenootschap toe te treden.Secretaris-Generaal Javier Solana benadrukt dat de NAVO in de toe-komst open blijft staan voor nieuwe leden. Slovenië, Roemenië en deBaltische Staten worden expliciet genoemd in dit verband.

Met Oekraïne ondertekent de NAVO een speciaal Partnerschaps-akkoord op 9 juli 1997, waarin vooral wordt gedrukt op de noodzaak vaneen intensievere politieke dialoog.

6 september 1997: Op een bijeenkomst van de regeringsteiders van voor-malige Oostbloklanden in Vilnius, raadt de Russische premierTsjernomyrdin de Baltische Staten aan het Finse voorbeeld te volgen enzich neutraal te verklaren. Tevens biedt hij de Baltische Staten eenveiligheidsgarantie aan. Estland, letland en Litouwen reageren afwij-zend.

4 oktober 1997: Alexander Lebed, voormalig secretaris van de Russi-sche Veiligheidsraad, stelt in een interview met Interfax dat de NAVO decrisis in Rusland zal verergeren als de uitbreiding tot in 'de zone vanRussische geopolitieke belangen' reikt.

31 oktober 1997: Tijdens een ontmoeting met zijn Oostenrijkse collega,roept de Russische premier Tsjemomyrdin op tot grotere samenwerkingtussen Rusland en Europa teneinde 'buitenlandse inmenging' te weren.

Page 5: de uitbreiding van de navo

8 9

16 januari 1998: In Washingtonondertekenen de Amerikaanse presi-dent en zijn Baltische collega's een Charter van Vriendschap. In zijnrede spreekt Clinton de hoop uit dat de Baltische Staten op termijn lidzouden worden van de NAVO.Moskou herhaalt zijn voorstel om deBaltischeStateneen veiligheidsgarantiete bieden.

26 februari 1998: De Letse minister van Buitenlandse Zaken Birkavswijst Moskou's voorstelvan de hand, maar verwelkomteen uitnodigingtot politiekedialoog.

4 maart 1998:De RussischeVice-PremierNemtsovbestempelteen ver-dere oostwaartseexpansievan de NAVOals 'krankzinnig'. Rusland zal'gepast antwoorden' op een eventueleontplooiingvan nucleaire wapensin oostelijkCentraal-Europa.

DEEUROPESEVEILIGHEIDSARCHITECTUUR:

EENOVERZICHTAlvorens over te gaan tot de behandeling van de problematiek rond deuitbreiding van de NAVO, zullen we een korte schets geven van de ver-schillende andere organisaties die deel uitmaken van de EuropeseVeiligheidsarchitectu ur.

De West-Europese Unie (WEU)

De West-Europese Unie werd opgericht in 1948 door middel van hetVerdrag van Brussel. De hoofdbekommernis van de eerste lidstaten washet voorkomen van een nieuwe Duitse agressie. Met het zich ontwikke-len van de Koude Oorlog, verschoof deze doelstelling al gauw naar deachtergrond. In 1954 werd de Bondsrepubliek zelfs volwaardig lid vande WEU. Voortaan werd de WEU opgevat als de Euro~se dimensie vanhet Atlantisch Bondgenootschap. In de daaropvolgende decennia zou deWEU er echter niet in slagen een rol van betekenis te spelen. De NAVOverwierf een quasi-monopolie op het garanderen van de West-Europeseveiligheid.

Naast het feit dat de Verenigde Staten de WEU niet erg gunstig ge-zind waren, werd de verdragsorganisatie tevens gehandicapt door eenzwakke institutionele uitbouw. Het enige echte WEU-orgaan dat krach-tens het Verdrag van Brussel werd opgericht was het Agentschap voor deControle op de Bewapening. Aanvankelijk bedacht als een controle-mechanisme om een eventuele Duitse herbewapening te verijdelen, ver-loor het orgaan zeer snel zijn flmctie wegens de verankering van de Bonds-republiek in het westers defensiesysteem en de veronderstelde noodzaakom de bewapening op peil te houden teneinde het Warschaupact af teschrikken.

Page 6: de uitbreiding van de navo

10 11

In 1984 trachtte men de WEU, na jaren van feitelijke inactiviteit, terevitaliseren. Toch leidde dit niet tot het zich ontwikkelen van een auto-

nome, West-Europese veiligheidsorganisatie. De WEU bleef in wezeneen praatbarak, die getolereerd werd door Washington zo lang zij niet teambitieus werd. Het einde van de Koude Oorlog heeft aan deze situatiein wezen weinig veranderd. In het begin van de jaren '90 was er veeldiscussie rond de mogelijke ontwikkeling van de WEU tot de militairearm van de Europese Unie. De zuidelijke lidstaten (waaronder België)schaarden zich met nadruk achter dit objectief. De noordelijke lidstatenmeenden daarentegen dat er voor de WEU weliswaar een toekomst wasweggelegd, maar dan enkel in nauwe verbinding met de NAVO. In hetVerdrag van Maastricht werden deze tegengestelde opvattingen op nogaldubbelzinnige wijze verzoend: de WEU werd uitgeroepen tot integraalonderdeel van de communautaire instellingen en drager van hetveiligheidsbeleid van de Unie, maar tevens werd de onderschikking vande WEU aan de NAVO sterk in de verf gezet. Beter in overeenstemmingmet de realiteit dan het Verdrag van Maastricht. stelt het Verdrag vanAmsterdam dat de WEU 'op tennijn' geïntegreerd zal worden in de Eu-ropese Unie. Voor de zogenaamde Petersberg-taken (hurnanitaire- enreddingsoperaties. vredeshandhaving, crisisbeheer en vredestichting) kande Unie nu reeds een beroep doen op de WEU. Of de WEU zich uitein-delijk zal ontwikkelen tot de gespierde arm van de Unie, los van de NAVO,zal de toekomst uitwijzen. Voorlopig zijn de perspectieven hiervoor nieterg gunstig.

De Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CV SE)en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa(OVSE)

De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa grijpt terugop de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Dezewerd voor het eerst gehouden tussen 1973 en 1975 in Helsinki. Voort-drijvend op het elan van Willy Brandts Os/politik betekende de Confe-rentie een belangrijke stap in de ontspanning tussen Oost en West. DeSlotverklaring van de Conferentie van Helsinki bevestigde deonaantastbaarheid van de naoorlogse Europese grenzen en sprak zich

tevens uit over de mensenrechten. Bindend was deze verklaring echterniet. In de daaropvolgende jaren zou de Conferentie van Helsinki ver-schillende opvolgconferenties krijgen, die tot heel wat minder resultatenzouden leiden wegens de vernieuwde intensiteit van de Koude Oorlog.De geest van de Slotverklaring van 1975 en, vooral, de verklaring metbetrekking tot de mensenrechten, vornlden echter een belangrijke stimu-lans voor dissidente groeperingen in Centraal- en Oost-Europa. De be-slissing van de Hongaarse regering in 1989 om de grenzen te openen,wat tot een massale exodus van DDR-burgers leidde, werd geschraagddoor de Helsinki-akkoorden, waarin het recht op vrijheid van bewegingwas onderkend.

Het einde van de Koude Oorlog leek de CVSE in eerste instantie eenmooie toekomst te verzekeren. Het verdwijnen van de Oost- West-tegenstelling maakte het bestaan en de uitbouw van een fonun voor on-derhandelingen tussen de voormalige tegenstanders onontbeerlijk. DeCVSE-conferenties van 1990 verliepen dan ook in een zeer optimisti-sche sfeer. Velen verkeerden op dat ogenblik in de waan dat de CVSEzou uitgroeien tot dé centrale, zo niet enige Europese veiligheids-organisatie. Tijdens de gesprekken in Bonn over 'Econ~mische Samen-werking in Europa' werd men het eens over de noodzaak tot verregaandeeconomische hervormingen in de voonnalige communistische staten. InKopenhagen bereikten de deelnemers overeenstemming over het feit datregelmatige vrije verkiezingen, de scheiding van partij en staat en \Tij-heid van meningsuiting de politieke hervonningen in Centraal- en Oost-Europa moesten schragen. Later dat jaar ondertekenden de deelnemendelanden het 'Charter van Parijs voor een nieuw Europa, een nieuwe eravan democratie, vrede en eenheid'. Een belangrijke concrete verwezen-lijking binnen het raamwerk van de CVSE was alleszins de onderteke-ning van het CSE-verdrag (Conventionele Strijdkrachten in Europa, 1990).Via het Charter van Parijs (nov. 1990) werd de CVSE bovendien geïnsti-tutionaliseerd. Dit institutionaliseringsproces leidde in 1994 tot hetomdopen van de CVSE tot Organisatie voor Veiligheid en Samenwer-king in Europa (OVSE). De consolidatie van de NAVO vanaf 1994-1995plaatste echter een zware hypotheek op de uitbouw van de OVSE tot eenkrachtige pan-Europese veiligheidsorganisatie.

Page 7: de uitbreiding van de navo

12 13

DENAVOOPZOEKNAARNIEUWETAKEN(1989-1994)

standers van de NAVO stelden dan weer dat de NAVO wel degelijk hetgevaar van een agressie door het Warschaupact had weten te bezweren.Volgens sommigen was het zelfs de verdienste van de NAVO dat de com-munistische regimes in Centraal- en Oost-Europa plaats moesten ruimenvoor democratieën. Maar zelfs de meest fervente voorstanders van het

Atlantisch Bondgenootschap moesten het antwoord schuldig blijven opde vraag:' En wat nu?'. Een militair bondgenootschap dat volledig op deleest van de Koude Oorlog was geschoeid, verwerd aan het begin van dejaren '90 in zeer snel tempo tot een anachronisme. Het vinden van eennieuwe raison d 'être drong zich op. Weliswaar werd in 1991 een rede-lijk vergaande herstructurering en reductie van strijdkrachten aangekon-digd, toch ging dit niet gepaard met een radicaal herdenken van NAVO'smissie. De Franse minister van Buitenlandse Zaken merkte terecht opdat men de kar voor het paard had gespannen door de strijdkrachten teherstructureren, zonder voorafgaandelijk de politieke objectieven en, aan-sluitend, de strategie te hebben gepreciseerd. De NAVO bleef een mili-tair pact, gebaseerd op het principe van de collectieve verdediging. Te-gen wie men zich te verdedigen had, was onduidelijk.

Na een aanvankelijke opstoot van activiteit naar a~nleiding van deGolfoorlog, verminderde het nieuwe elan van de Verenigde Naties ech-ter al spoedig wegens het tàlen in Somalië en Joegoslavië. Beide crisestoonden aan dat er voor de Verenigde Naties nog een lange weg af teleggen was alvorens zij zich de beschermheer van de Nieuwe Wereld-orde konden noemen.

... Aanvankelijk hadden de Centraal-Europese staten gepleit voor eenomvattend nieuw veiligheidsregime in Europa, bij voorkeur gebaseerdop de CVSE. Vaclav Havel, de president van Tsjechoslovakije, stelde in1990 dat niet alleen het Warschaupact maar ook de NAVO moesten be-graven worden. De halfhartigheid van de Amerikaanse pogingen omkrachtige mondiale en Europese collectieve veiligheidsorganisaties totstand te brengen, miste zijn uitwerking op de Centraal-Europese landenechter niet. Bij gebrek aan alternatief begonnen zij te polsen naar demogelijkheid om het Atlantisch Bondgenootschap uit te breiden. Het Wes-ten was echter allern1inst van plan hierop in te gaan. De oprichting van

De desintegratie van het Warschaupact in de periode 1989-1991 zorgdein het Westen paradoxaal genoeg voor grote ongerustheid. De 'zeker-heid' en voorspelbaarheid die 40 jaar Oost-Westconfrontatie gebodenhad, dreigde weg te vallen. Onheilsprofeten voorspelden dat Oost-Eu-ropa zou verzinken in chaos. De voormalige sovjetsate1lieten werd danook aangeraden om geduld te hebben en geen overhaaste stappen te on-dernemen. Zonder resultaat.

Terwijl het Westen de adem inhield, besloten de Centraal-Europea-nen om het Warschaupact op te blazen. De gevreesde reactie van Rus-land bleef uit. Het Westen weerde de daaropvolgende Centraal-Euro-pese toenaderingspogingen energiek af. Een zekere hoogmoed was aandeze houding niet vreemd. In het Westen leefde de onuitgespoken over-tuiging dat de Val van de Berlijnse Muur een probleem was voor de Cen-traal-Europeanen, niet voor het Westen. Vrije markt en liberale demo-cratie hadden getriomfeerd, dus moest het 'Oostblok' zich maar aan hetWesten aanpassen, niet omgekeerd. De toekomstige wereldorde zou ge-waarborgd moeten worden door een herboren Verenigde Naties. De CVSEzou hiervan het Europees filiaal zijn. Dat men echter terzelfdertijd deNAVO niet wilde opgeven, duidde al op het gebrek aan verbeelding endurf dat kenmerkend zou zijn voor de daaropvolgende jaren. Door dezeslag om de arm te houden demonstreerde het Westen zijn twijfels enangsten, wat de uitbouw van de 'Nieuwe Wereldorde' van bij de aan-vang hypothekeerde.

Het onnuddellijke voortbestaan van de NAVO was weliswaar niet ingevaar, toch bezorgde het einde van de Koude Oorlog het bondgenoot-schap een ernstige identiteitscrisis. Tegenstanders van het bondgenoot-schap voerden aan dat de Sovjet-Unie nooit de formidabele tegenstanderwas geweest die de NAVO 40 jaar lang ten tonele had gevoerd. Het roem-loze einde van de Sovjet-Unie vormde hiervan het beste bewijs. Voor-

Page 8: de uitbreiding van de navo

14 15

de Noord-AtlantischeSamenwerkingsraad(NASR) in december 1991was dan ook een poging om beslissingen uit te stellen, eerder dan dat heteen voorbereidende stap was voor uitbreiding van het bondgenootschap.Men wilde de voormalige sovjetsatellieten geruststellen, zonder hen con-creet vooruitzicht op NAVO-lidmaatschap te geven. De NASR was inwezen een praatbarak en verschilde in zijn procedures en handelwijzeweinig van de CVSE. Het belangrijkste verschil tussen beide was echterdat de NASR een NAVO-initiatief was en de cVSE niet. Door het over-leg tussen het Westen en de voormalige tegenstanders in het oosten bin-nen de NAVO-context te laten geschieden, konden de Verenigde Statende dominantie die ze bezaten in het Atlantische Bondgenootschap ooklaten gelden in hlm betrekkingen met de landen in Centraal-en Oost-Europa. Hiervan zou uiteraard geen sprake meer zijn, als de CV SE of deEuropese Gemeenschap deze taak op zich zou nemen. Hierbij moet na-tuurlijk opgemerkt worden dat het Verdrag van Maastricht, met zijn be-palingen op het stuk van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensie-beleid, op dat ogenblik nog niet ondertekend was. Het valt echter te be-twijfelen of de zaken anders zouden zijn gelopen indien het Verdrag wélal van kracht was geweest. De Amerikanen wensten hoe dan ook betrok-ken te blijven en dit bij voorkeur in een conûortabele positie. Met demultilateraal-egalitaristische aanpak van de CVSE wilden ze zich nietverzoenen; met uitsluiting van de gesprekken ingevolge een strikt Euro-pees initiatief nog minder. Het door de Verenigde Staten geïnspireerdeNAVO-initiatief kwam er dan ook waarschijnlijk omwille van de vreesvoor een autonoom Europees veiligheidsbeleid, eerder dan wegens defeitelijke afwezigheid van zulk een beleid.

Zeer snel na zijn oprichting werd duidelijk dat de NASR onvoldoendetegemoetkwam aan de veiligheidsverzuchtingen van de landen in Cen-traal-Europa. Er ontstond een 'vicieuze cirkel-debat'over een mogelijkeuitbreiding van de NAVO. Aanvankelijk pleitten de Centraal-Europesestaten voorzichtig voor een uitbreiding van het bondgenootschap. Hoofd-motief hierbij vormde de escalatie van de oorlog in Joegoslavië. Naarverluidt zou president Jeltsin zich aanvankelijk niet eens verzet hebbentegen een eventuele uitbreiding. De opkomst van de extreme nationalis-

ten in Rusland dwong Jeltsin echter om zijn houding te herzien. Vanaf dezomermaanden van 1993 kwam er dan ook een einde aan de 'romanti-

sche fase' in de buitenlandse politiek van Rusland. Tegelijkertijd vormdedit voor de Centraal-Europese staten een belangrijke bijkomende redenom het lidmaatschap na te streven. De standpunten dreven verder en ver-der uiteen. Op het einde van 1993 sprak Moskou zich dan ook ondubbel-zinnig uit tegen een uitbreiding van de NAVO, terwijl de Centraal-Euro-pese landen toetreding tot het Bondgenootschap bovenaan de agendaplaatsten.

Op de NAVO rustte de moeilijke taak om deze tegengestelde streef-doelen te verzoenen, een taak die nog gecompliceerd werd door het feitdat de NAVO-lidstaten allerminst eensgezind waren in hun houding tenaanzien van een mogelijke uitbreiding. De grootste voorstander van uit-breiding was, en is nog steeds, Duitsland. Jarenlang de frontlijn van deKoude Oorlog, wilde Duitsland zich zo snel mogelijk voorzien van sta-biele en 'vriendelijke' buren in het oosten, nu de Oost-Westconfrontatieten einde was. Bonn wilde zich afschermen van het zich ontwikkelende

'Wilde Oosten'. Duitsland was de enige grootmacht die van bij het prillebegin speelde met de idee van een oostwaartse uitbreidtng van de NAVOen de WEU. Naarmate de tijd verstreek zou dit zelfs een prioritaire doel-stelling worden. Ook een oostwaartse expansie van de EU werd reedszeer vroeg door Bonn in overweging genomen. Dat de obstakels hierbijheel wat groter waren, besefte de Duitse regering wel.

Als surrogaat voor een EU-lidmaatschap pompte Duitsland vanaf 1991massieve geldstromen in de landen van het voormalige Oostblok. Twee-derde van het geld dat van het Westen naar het Oosten stroomde was uit

Duitsland afkomstig. Verder ontpopte Duitsland zich tot de drijvendekracht achter het PHARE-programma dat voorzag in associatie-'overeenkomsten tussen de EU en de landen van het vroegere Oostblok.Achter het Duitse streven om de landen van Centraal-Europa in de wes-terse economische en militaire structuren te integreren, schuilde waar-schijnlijk meer dan louter de wil om zich afte schermen. Dat niemand in

Europa bevreesder is voor Duitsland dan de Duitsers zélf is bijna eencliché geworden. Een verenigd Duitsland is immers als een fors gebouwde

Page 9: de uitbreiding van de navo

16 17

man in een te krap Europees pak, een toestand die Frankrijk en Groot-Brittannië stoort, maar waar ook Duitsland zelf zich ongemakkelijk bijvoelt. Het Europees integratieproces van de vroege jaren '90 werd danook in grote mate geÜ1spireerddoor Duitsland. Deze verdieping van deEuropese integratie was echter ontoereikend. Het Verdrag van Maast-richt heeft geen federaal Europa het licht doen zien. Naast dit trage pro-ces van verdieping, moest er dan ook werk gemaakt worden van uitbrei-ding. Enkel door deze beide processen tegelijkertijd te voltrekken, dachtBonn Duitslands storende dominantie in Europa te kunnen venninderen{of verhullen?). Voor de relaties met de andere Europese staten, werd enwordt dit van groot belang geacht. Bovendien wou Duitsland voorko-men dat er een situatie ontstond zoals in het interbellum toen Berlijn enMoskou wedijverden om hun invloed uit te breiden in de 'grijze zone'die hen scheidde. De 'grijze zone' moest kleur bekennen, en was daar-toe maar al te graag bereid, wat de Duitse positie sterk vergemakkelijkte.

De Verenigde Staten waren een snelle uitbreiding van de NAVO ech-ter niet genegen. Sinds het najaar van 1993 was er aan de wittebroods-weken van de Amerikaans-Russische verhouding een einde gekomen.Washington wilde de relaties niet nog verder verzuren. Vooralsnog goldde slogan: 'Russia first!' Bovendien schrok de Amerikaanse regeringterug voor de onverkorte toepassing van art. 5 ('een aanval op één, wordtbeschouwd als een aanval op allen').- Men deinsde terug voor de opnamevan een landengroep die niet steeds op goede voet met zijn buren leefde,noch met elkaar. Hoe de veiligheid en stabiliteit van deze landen konbevorderd worden, wist Washington niet.

Frankrijk nam van bij de aanvang een gematigde positie in ten aan-zien van de uitbreidingsdiscussie. Enerzijds vreesde men de oprichtingvan een Duits 'Mittel-Europa'. Anderzijds zag Parijs in dat zijn traditio-nele koele houding ten aanzien van de NAVO niet langer vol te houdenwas. Tijdens de Koude Oorlog had er een vrij sterke Frans-Duitse allian-tie bestaan, die vanuit Frans oogpunt tot doel had de Angelsaksische in-vloed in te perken (Duitsland had andere motieven). Na 1989 was Duits-land echter meer en meer op de voorgrond getreden als partner van deAmerikanen, ten nadele van Groot-Brittannië. Dit betekende echter niet

dat Groot-Brittannië zich nu afkeerde van de Verenigde Staten. Frank-rijk begon daarom te vrezen voor isolement. Te meer omdat er nog geenspoor te bekennen viel van een actief Europees veiligheidsbeleid. Eensoepeler houding in het bondgenootschap werd beschouwd als de enigeremedie om de Franse invloed te vrijwaren. Het oude adagium dat deBritse politiek ten aanzien van de Europese integratie had geleid, begonde Franse houding ten opzichte van de NAVO te bepalen: 'If you can'tbeat them, join them'. Vanuit deze optiek was het bovendien het bestedat ook andere landen volwaardige leden van het bondgenootschap zou-den worden. Dat deze landen (Polen en Tsjechië/Tsjechoslovakije) oudeFranse bondgenoten waren, maakte één en ander nog aantrekkelijker.De hernieuwde Franse interesse in de NAVO was bovendien niet enkelgericht op het afzwakken van de Amerikaans-Duitse invloed, maar hadtevens tot doel een erkenning van de Franse belangen in 'I'espace euro-méditerranéen' te bekomen.

Groot-Brittannië keerde zich daarentegen heftig tegen elke uitbrei-ding. Londen voerde (terecht) aan dat de Alliantie nog steeds niet be-schikte over een klaar veiligheidsconcept voor de toekomst. Men moestde ontwikkeling van deze doctrine afwachten alvorens ~elfs maar te den-ken aan uitbreiding.

Het resultaat van al deze tegengestelde krachten was het Partnerschapvoor Vrede-programma dat officeel werd voorgesteld in januari 1994.Het Partnerschap voorzag samenwerking tussen de NAVO en de statenvan Centraal- en Oost-Europa inzake defensie- en veiligheids-aangelegenheden. Concreet betekende dit: gezamenlijke legeroefeningen,discussies rond militaire doctrine en het hamloniseren van de normen

voor militaire uitrusting. Hierbij werd uitgegaan van differentiatie: elkland zou een aanvullend individueel partnerschap ondertekenen dat ge-sneden was op zijn maat. Een formele en volledige veiligheidsgarantiewerd niet voorzien door het Partnerschap. De Anlerikaanse minister vanDefensie Les Aspin bestempelde het Partnerschap als 'het tweede deelvan het Marshall-plan'. Ondanks deze pompeuze woorden was de reac-tie in Centraal-Europa ronduit negatief. De regeringen van Polen, Hon-garije en Tsjechië voelden zich door de NAVO in de kou gelaten. Sma-

Page 10: de uitbreiding van de navo

18 19

lend werd het PiP (Partnership for Peace) omgedoopt tot 'Policy forPostponement' . De Poolse president Lech Walesa dreigde zelfs hetPartnerschap niet te ondertekenen. De afkeurende houding van de Cen-traal-Europese staten leidde tot een subtiele, maar cruciale aanpassingvan de officiële communiqués. Aanvankelijk had men het Partnerschapgecreëerd om een beslissing inzake een uitbreiding van de NAVO te kun-nen uitstellen. Later heette het dat het Partnerschap een structuur was die'noch het NAVO-lidmaatschap belooft, noch dit lidmaatschap a prioriuitsluit'. Bij de officiële voorstelling van het Partnerschap injanuari 1994werd het reeds voorgesteld als 'de weg naar uitbreiding'. Bij deze gele-genheid stelde president Clinton dat de NAVO-uitbreiding er kwam: 'Notif. but when'. Aan het 'why' werd compleet voorbij gegaan.

DEUITBREIDINGVAN DENAVO: HETDEBATONDER

DENAVO-LIDSTATEN(1994-1996)

Welke factoren waren verantwoordelijk voor deze geleidelijke maarbetekenisvolle evolutie in de richting van een uitbreiding van het bond-genootschap? Vast staat dat er geen sprake is van één dominante factor,maar eerder van een samenspel van feiten, gebeurtenissen en overwe-gingen. De meeste van deze factoren waren niet nieuw. Sommige maak-ten een uitbreiding van de NAVO wenselijk, andere spraken juist tegeneen uitbreiding. Tot het einde van 1993 was het gewicht van deze laatsteduidelijk het grootst geweest. Hierin kwam in het voorjaar van 1994 ver-andering: de balans sloeg over. De houding van de C.ntraal-Europeselanden was ongetwijfeld van groot belang. Tot dusver had men de roepom toetreding nooit op zijn volle waarde geschat. Door de zeer afkeu-rende houding van Praag, Boedapest en -vooral- Warschau tegenover dereikwijdte van het Partnerschap veranderde deze inschatting. Men vreesdedat de Centraal-Europese staten eigenmachtig op zoek zouden gaan naarmanieren om hun veiligheid, of hun gevoel van veiligheid, te verhogen.In het bijzonder werd gevreesd voor de wedergeboorte van een aantalhistorische allianties, die de regio in het interbellum tot een krabben-mand hadden gemaakt: Polen en Roemenië versus Rusland, Slovakije enRoemenië versus Hongarije, Tsjechië en Polen versus Duitsland, enzo-voort. Duitsland vreesde hiervoor al langer, maar nu raakten ook de an-dere grootmachten overtuigd van de risico's van dit scenario.

De oorlog in ex-Joegoslavië was een andere factor van belang. Teneerste had dit conflict en de omvang die het aannam het onveiligheids-gevoel van de Centraal-Europese staten tot ongekende hoogten

Page 11: de uitbreiding van de navo

20 21

opgestuwd. Ten tweede bewees de situatie in ex-Joegoslavië dat het con-cept van de gekoppelde en complementaire organisaties (de zogenaamde'interlocking institutions' WEU, NAVO, VN en OVSE) niet werkte. Inde praktijk bleken deze instellingen elkaar niet te versterken, maar redu-ceerden ze elkaars bewegingsvrijheid tot de grootste gemene deler. De'interlocking institutions' bleken in de praktijk 'interblocking institutions',maar de verantwoordelijkheidvoor deze situatie werd niet gelijk ver-deeld. De NAVO kan immers, met zijn ruin1e middelen, op eigen houtjeoptreden, indien daartoe de politieke wil bestaat. De andere instellingenbeschikken niet over de nodige middelen en zijn aangewezen op elkaaren op de NAVO. Zij werden dan ook verantwoordelijk gesteld voor dealgemene impasse. De NAVOwerd daarentegen meer en meer beschouwdals de enige organisatie die in staat was om krachtig in te grijpen, voorzover het bondgenootschap tenminste niet 'gehinderd' zou worden doorgegijzelde blauwhelmen. Hierbij kwam nog een toenemende bereidheidvan de Verenigde Staten om de spierballen van de NAVO ook daadwer-kelijk te laten rollen. De meeste West-Europese staten waren een inter-ventie ook gunstig gezind, moe als men was van een uitzichtloos con-flict.

Een derde factor waren de ontwikkelingen in Rusland. De opkomstvan de extreme nationalisten maakte Rusland dreigender dan ooit sindshet einde van de Koude Oorlog. Tegelijkertijd daagde in het Westen hetinzicht dat Ruslands tegenkanting jegens een mogelijke NAVO-uitbrei-ding met het verstrijken van de tijd alleen maar kon verharden. Dezeoverwegingen beïnvloedden de regering in Washington ongetwijfeld hetmeest. Washington had tot dan toe eigenlijk nauwelijks klaaromlijndeideeën en doelstellingen met betrekking tot de Europese veiligheid ge-had. Gedurende ten minste drie jaar had men de kool en de geit probe-ren te sparen. De geschetste factoren maakten echter een einde aanWashingtons low profile en daarn1ee ook aan de algemene impasse. Debeslissing van de Verenigde St.,ten om de NAVO te doen optreden inBosnië is de 'trigger' geweest die een NAVO-uitbreiding onontkoom-baar maakte. NAVO-aanvallen op Servische stellingen hadden immersin1plicaties die de Bosnische heuvels ver overstegen. Hiermee toonden

de Verenigde Staten immers ondubbelzinning aan dat zij, als het eromspande, enkel de NAVO vertrouwden. De 'Nieuwe Wereldorde' lag voor-goed in duigen. Deze 'rehabilitatie' van de NAVO -die de Centraal-Eu-

ropeanen al langer vermoedden- maakte hun wens tot toetreding nietmeer te negeren. Het overstag gaan van de Amerikaanse regering werdin Duitsland enthousiast onthaald. Ook de Franse regering raakte meeren meer overtuigd van de voordelen van een NAVO-expansie. Groot-Brittannië, als eeuwige slippendrager van Washington, ontdekte ook plotsde voordelen van een uitgebreide NAVO. De Britten begrepen dat deuitbreiding van de NAVO een noodzakelijke voorwaarde was voor eenuitbreiding van de EU. Een uitgebreider Europa betekent in eerste in-stantie minder Europa. Hierin kon de regering Major zich wel vinden.

Ondanks het feit dat het Partnerschap onder een slecht gesternte ge-start was, ontwikkelde het zich gaandeweg in positieve zin, dankzij hetnieuwe elan van de NAVO en de belofte om het bondgenootschap in eenonbepaalde toekomst uit te breiden. De Centraal-Europese landen draai-den bij en ook in Oost-Europa kende het Partnerschapsprogran1ffia denodige weerklank. Hoewel Rusland het Partnerschap afkeurde, omdathet -inmiddels terecht- als de voorbode van NAVO-uitbfeiding werd ge-zien, had Moskou weinig keuze. Vladimir Lukin, de voorzitter van hetComité Buitenlandse Aangelegenheden van de Doema, vergeleek deRussische positie met die van een vrouw die door een verkrachter in eenhoek wordt geduwd: 'Zij kan zich verzetten of toegeven, maar het resul-taat zal hetzelfde zijn'.

En inderdaad: nadat tegen juni 1994 al 20 landen het Partnerschaponderschreven hadden, gaf de Russische Federatie haar verzet op. Tochdrukte de Russische regering de wens uit om een speciaal Partnerschapaan te gaan dat rekening hield met Ruslands status van 'supermacht'.Oppositie van de NAVO-lidstaten en van de staten in Centraal-Europamaakte het Russische voorstel echter kansloos. Uiteindelijk gaf Ruslandzich gewonnen en verklaarde het zich bereid om een 'gewoon' Partner-schap te ondertekenen. Rusland verklaarde echter een uitbreiding vanhet bondgenootschap in geen geval te kunnen toestaan. Normalerwijzezou Andrei Kozyrev,de Russischeministervan BuitenlandseZaken,het

Page 12: de uitbreiding van de navo

2223

akkoord op 1 december 1994 hebben moeten ondertekenen. Diezelfdedag kondigde de NAVO-top echter officieel zijn voornemen aan om hetbondgenootschap uit te breiden. Kozyrevs reactie was voorspelbaar: hijweigerde het individuele Partnerschapsakkoord te ondertekenen. Pas op31 mei 1995 zou het na eindeloze onderhandelingen ondertekend wor-den. De meeste Centraal-Europese landen tekenden hun individuelePartnerschapsakkoorden tussen juli en november 1994.

In december 1994 kondigde de NAVO dus officieel zijn voornemenaan om uit te breiden. In de daaropvolgende maanden onthield de NAVO-top zich echter van concrete stappen. Algemeen wordt aangenomen datmen wilde wachten tot de verkiezingen voor de Doema (december 1995)en het Russische presidentschap (juni 1996) achter de rug waren. Over-haaste stappen zouden al te zeer in de kaart van de ultra-nationalistengespeeld hebben.

In september 1995 publiceerde de NAVO de 'Study on NATOEnlargement'. De tekst opende met de eerder nietszeggende vaststellingdat het einde van de Koude Oorlog 'een unieke gelegenheid (was) omeen verbeterde veiligheidsarchitectuur te bouwen'. Dat de NAVO hier-

van de hoeksteen moest vornlen werd niet onder stoelen of banken ge-stoken, hoewel er toch nog gewezen werd op het belang van de andereveiligheidsorganisaties als de OVSE, de WEU en de Verenigde Naties.Nadruk werd gelegd op het feit dat de uitbreiding tegen niemand in hetbijzonder gericht was. Dat er met 'niemand' eigenlijk Rusland bedoeldwerd, was overduidelijk. Aan de relaties tussen de toekomstige NAVOen Rusland werd heel wat aandacht besteed. Aan de geïnteresseerdenwerden bovendien enkele hints gegeven met betrekking tot de criteriawaaraan ze zouden moeten voldoen: toewijding aan democratie en indi-viduele vrijheid, respect voor internationaal recht, aanvaarding van deNAVO als een gemeenschap van gelijkgezinde staten, aanvaarding vande principes en objectieven zoals opgesomd in het PfP-basisdocUJ11ent,de wil om in de geest van consensus te handelen, burgerlijke controleover de strijdkrachten, het beschikken over voldoende middelen om bijte dragen aan de collectieve verdediging.

Door deze criteria zo breed en algemeen te formuleren, wilde men deindruk creëren als zouden alle landen een faire kans hebben om toe tre-den. Door het opstellen van een lijst van' criteria' wilde men tevens Mos-kou laten weten dat de geplande uitbreiding voorspelbaar was. Het feitdat men de uitbreiding als een proces voorstelde ('uitsluiting van de eer-ste ronde betekent nog geen definitieve uitsluiting') en men zelfs (zeervage) criteria opstelde voor een tweede golf van toetreders, deed danweer grondig afbreuk aan dit streven. De Centraal- en Oost-Europeanenén Rusland tevreden stellen, bleek eens te meer zeer problematisch. Af-gezien van hun algemene karakter waren deze criteria nog op een anderemanier een lachertje. Hoewel geen enkele regering dit openlijk wenstetoe te geven, heerste er wijdverspreide consensus over de wenselijkheidom de Visegradlanden (Polen, Hongarije, Tsjechië en Slovakije) als eer-sten toe te laten. Een ernstige evaluatie van de geloofsbrieven van dezelanden schijnt niet plaats te hebben gehad. Net zomin werd de kandida-tuur van de andere geïnteresseerden aan een grondige analyse onder-worpen. Slovakije verdween gaandeweg uit de 'hitlijsten', maar had danook zichzelf gediskwalificeerd door het autoritaire optreden van de re-gering Meciar en de omstreden politiek ten aanzien v~ de Hongaarseminderheid.

In de loop van 1996 spitste de discussie zich vooral toe op de vraagwelke landen er naast Tsjechië, Polen en Hongarije konden toetreden.Aan Slovenië, hoewel een welvarend en stabiel land, hing de geur vanhet chaotische ex-Joegoslavië. Ten aanzien van de Baltische Staten, dieop heel wat sympathie kunnen rekenen in de Verenigde Staten, bestondhet voornaamste bezwaar in het feit dat het voormalige sovjetstaten zijn.De opname van staten als Bulgarije en Oekraïne werd door niemand inernst overwogen.

Roemenië vornlde een apart probleem. Aanvankelijk was het bij nie-mand opgekomen dat Roemenië in een eerste uitbreidingsgolf lid vanhet bondgenootschap kon worden. Het land werd beschouwd als onder-ontwikkeld, ondemocratisch en had bovendien geen bijzondere belang-stelling in een toekomstig lidmaatschap laten blijken. In november 1996stuurden de Roemeense kiezers de neo-communistische regering lliescu

Page 13: de uitbreiding van de navo

24 25

naar huis. In de daaropvolgende maanden leverde de nieuwe Roemeense. regeringeen zeer grote inspanningom tot de NAVOte worden toegela-

ten. Daarbij nam ze de zogenaamde criteria uitermate letterlijk: één vooréén trachtte men mogelijke bezwaren uit de weg te ruimen. De Roem-eense kandidatuur werd van bij het begin openlijk verdedigd door presi-dent Chirac. Dit had eigenlijk meer met de Franse positie dan met deRoemeense te maken. Sinds kort had Frankrijk immers beslist om terugte keren in de geïntegreerde militaire structuur van de NAVO. Door Roe-menië's kandidatuur te ondersteunen, wilden de Fransen echter duide-lijk maken dat ze voor hun terugkeer ook een beloning verwachtten in devorm van grotere zeggenschap. Het Franse voorbeeld kreeg navolging:Italië ondersteunde nu ook de kandidatuur van Slovenië, Noorwegen enDenemarken pleitten voor een veiligheidsregeling voor de Baltische Sta-ten. Temidden van dit rumoer hielden de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland echter vast aan hun oorspronkelijke uitleg: hetwas te vroeg om te bepalen wie zou worden uitgenodigd voor toetreding,alle landen hadden een faire kans en op het geschikte ogenblik zoudende mérites van elke kandidatuur eerlijk onderzocht worden.

De herverkiezing van Jeltsin tot president van de Russische Federatiein juli I996 moedigde de NAVO-lidstaten aan om ernstig werk te makenvan de uitbreidingskwestie. Jeltsin had zich weliswaar bij verschillendegelegenheden erg negatief uitgelaten over de geplande uitbreiding, maarmen nam aan dat deze verklaringen vooral bedoeld waren om de Russi-sche ultra-nationalisten de wind uit de zeilen te nemen. In december1996 maakten de NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken bekend dat

formele uitnodigingen tot toetreding zouden bekendgemaakt worden opeen topbijeenkomst in Madrid in juli 1997. Reden om de beslissing nogmaar eens voor zich uit te schuiven vormden de naderende Amerikaanse

presidentsverkiezingen. Inmiddels had het Kremlin begrepen dat deNAVO-uitbreiding onontkoombaar was.

De Russische inspanningen begonnen zich in toenemende mate terichten op het uit de brand slepen van een formele erkenning van Ruslandsbelangen in Oostelijk Centraal-Europa en een nauwere omschrijving vande relaties tussen Rusland en de NAVO. In de eerste helft van 1997 werd

er over dit laatste punt langdurig onderhandeld tussen de Verenigde Sta-ten en Rusland. Het Kremlin wilde alleszins dat er een akkoord tot stand

kwam vóór de geplande NAVO-top in Madrid. De Russisch-Amerikaansemeningsverschillen bleven echter zeer groot, wat tot zure oprispingenlangs beide zijden aanleiding gaf. In Helsinki bereikten de Amerikaansepresident en zijn Russische collega eindelijk overeenstemming over deprincipes van het toekomstige NAVO-Ruslandakkoord. De meningen overhet bereikte akkoord waren zeer verdeeld. De voormalige Amerikaanseminister van Buitenlandse Zaken Kissinger bestempelde het als de uit-verkoop van de NAVO. De leider van de Russische communistische par-tij Zjoeganov stelde daarentegen dat het akkoord voor Rusland betekendewat het Verdrag van Versailles voor Duitsland had betekend. Gelukkigwas de werkelijkheid iets genuanceerder. Beide partijen hadden in Hel-sinki water bij de wijn gedaan, zij het dat de inhoud van Clintons glasaanzienlijk minder waterig was dan dat van zijn Russische collega. Defacto legde Rusland zich neer bij de uitbreiding van de NAVO. Als te-genprestatie verlangde het wel redelijk uitvoerige tegemoetkomingen.Zo werd er gedrukt op de noodzaak om de rol van de OVSE verder uit tebreiden, beloofde Clinton dat er geen permanente NAV~-aanwezigheidin de nieuwe lidstaten zou zijn en werd een uitvoerige en permanentedialoog tussen Rusland en de NAVO in het vooruitzicht gesteld. De ver-dere uitwerking van het NAVO-Ruslandakkoord nam nog behoorlijk wattijd in beslag.

Eind mei, net voor de top in Madrid, ondertekenden de partijen hetakkoord. De 'dialoog' en 'wederzijdse raadpleging' bleken uiteindelijkgewaarborgd te zullen worden door de oprichting van een speciale NAVO-Ruslandraad. Deze voorziet weliswaar samenwerking op een zeer grootaantal gebieden, maar verleent noch aan Rusland, noch aan de NAVOeen veto op elkaars handelen. De Russische regering kon alleen maarhopen dat het bereikte akkoord de bittere pil van de NAVO-uitbreidingverteerbaar maakte voor de eigen rangen. Hoe dan ook elimineerde hetakkoord de laatste obstakels die de uitbreiding van de NAVO in de weg

stonden. Op een bijeenkomst in het Portugese Sintra (27 mei '97) raak-ten de NAVO-lidstaten het echter niet eens over de vraag welke landen

Page 14: de uitbreiding van de navo

26

moesten worden uitgenodigd. De schijn van onpartijdigheid die de Vere-nigde Staten gedurende maanden in stand hadden trachten te houden,verdween als sneeuw voor de zon.

Minister van Buitenlandse Zaken Albright verklaarde enkel de op-name van het bekende trio te overwegen. De kandidatuur van Roemeniëwerd snel van de hand gewezen omdat Washington om diverse redenenFrankrijk niet wilde plezieren. Van een emstige evaluatie van de Roe-meense kandidatuur was geen sprake. Voor Roemenië bleek de Fransestewl een vergiftigd geschenk. Uiteindelijk zagen de NAVO-lidstaten,sommigen knarsetandend, zich verplicht om zich bij het Amerikaansestandpunt neer te leggen. Op de top van Madrid, enkele dagen later,werd het 'gezamenlijk' besluit aan de wereld meegedeeld. De bal lag nuin het kamp van de Visegradlanden. Dat die de 'uitnodiging' zoudenafslaan was echter ondenkbaar. Op de redenen waarom Polen, Tsjechiëen Hongarije zo gebrand waren op het NAVO-lidmaatschap gaan we inhet volgende deeltje dieper in.

27

))

CENTRAAL-ENOOST-EUROPAENDEUITBREIDING

VAN DENAVO

De Visegradlanden

)J

De felheid waarmee de Centraal-Europese landen sinds het einde van deKoude oorlog hebben aangedrongen op NAVO-lidmaatschap was somsverbazingwekkend. Expliciet of impliciet speelden hierin zeer uiteenlo-pende factoren mee, met een sterk verschillende graad van rationaliteit.Op deze factoren zullen we hier dieper ingaan.

De last van het verleden en actuele veiligheidsproblemenWellicht is de historische factor de meest dominante in het streven van

de Visegradlanden naar snelle opnanle in NAVO (en EU). Polen heeftzonder meer barslechte ervaringen met Rusland, in welke gedaanten hetzich in de loop der jaren ook heeft aangediend. De oorsprong van hetPools-Russische antagonisme is terug te voeren op de Poolse delingen(J 773-1795), toen het tsarenrijk zich een enorm stuk van de uitgestrektePoolse staat toeëigende. Tot aan de Eerste Wereldoorlog bleef dit gebiedin Russische handen, ondanks verschillende Poolse opstanden tegen debezetter. In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog moest de prille Sov-jet-Unie echter een flinke stap achteruit doen. Het nieuwe Polen vanmaarschalk Pilsudski besloeg in het oosten het leeuwendeel van Wit-Rusland en een belangrijk stuk van de Oekraïne. In 1939 tekende Stalinhet zogenaamde Duivelspact met nazi-Duitsland, wat het pad effendevoor een nieuwe opdeling van de Poolse staat. Hoewel ook de Sovjet-Unie vanaf 1941 in oorlog was met nazi-Duitsland, beschouwden de Po-len hun oosterburen nooit als echte bondgenoten. De Sovjet-Unie was indie jaren voor de Polen de 'bondgenoot van onze bondgenoten'. DatStalin het tegen de Duitsers vechtende Warschau aan zijn lot overliet,

Page 15: de uitbreiding van de navo

2829

Portitions~ TaRuuia,Äustriat:.LJ ond Pruuio 1772

~ TaRuuÎo and Prunio 1793

~ TaRunio,Prunio end AU$'rio1795

_._ frof\tierof 1772 o. km 100,

vele Tsjechen, geïnspireerd door het pan-Slavisme, hun hoop op Rus-land. Uiteindelijk zouden de Tsjechen en Slovaken hWIvrijheid zelf ver-overen op het einde van de Eerste Wereldoorlog. De regimewissel in hetKremlin zou aan de gunstige betrekkingen met Moskou weinig verande-ren. Het communisme kende in het Tsjechoslovakije van het interbel-lum, anders dan in Polen, immers een aanzienlijke aanhang. Een eersteontnuchtering ondergingen de Tsjechoslovaken in 1939, toen de Sovjet-Unie passief toekeek hoe nazi-Duitsland de Tsjechoslovaakse staat ver-nietigde. De diplomatieke steun die het Kremlin de Tsjechoslovaakseregering gedurende de Tweede Wereldoorlog bood, zou deze plooi ech-ter grotendeels gladstrijken. In 1945 werden de sovjets dan ook als echtebevrijders ingehaald. Hoewel de communistische coup in Tsjechoslovakijein 1948 waarschijnlijk niet door Moskou georchestreerd was, was hetresultaat hetzelfde. Ook Tsjechoslovakije werd tot volgzame sovjet-satelIiet gemaakt. Als er onder de Tsjechen en Slovaken nog sympathievoor Rusland bestond, dan verdween die na de wurging van de PraagseLente in 1968 volledig. Dat Tsjechoslovakije van 1969 tot 1989 opgeza-deld werd met het meest repressieve communistische bewind, kon deweerzin tegen alles wat 'sovjet' of 'Russisch' (beide werden in hogemate synoniemen) enkel versterken. ·

De negatieve ervaringen van Hongarije met de Sovjet-Unie dedenzich vooral tijdens en na de Tweede Wereldoorlog voor. Anders danTsjechoslovakije en Polen had Hongarije zich aan de zijde van nazi-Duitsland geschaard. Hongarije was dus een vijand van de Sovjet-Unieen kreeg hiervoor in 1945 en de daaropvolgende jaren een gepeperderekening gepresenteerd. Het oprukken van het Rode Leger in Hongarijeging gepaard met excessen allerhande. Net als in Duitsland zou de Sov-jet-Unie alles aanslaan wat ook maar enige waarde had. De instellingvan een communistisch regime in Hongarije werd door de sovjets alsevident beschouwd. De Hongaarse bevolking dacht er echter anders over.In 1956 leidde de onvrede over het geïnstalleerde regime tot de beruchteopstand. Vele Hongaren hoopten op steun uit het Westen. Die zou zichechter beperken tot woorden. De sovjets smoorden de opstand dan ookongehinderd in bloed. Het Kadar-regime zou zich in de daaropvolgende

X 80111..

De Poolsedelingen (1772-95) (bron: N. Davies,A His/ory of Polanci OxfofdUnivefsitypfess)

was voor vele Polen het zoveelste bewijs dat Rusland niet als bevrijdermaar als bezetter kwam. De daaropvolgende 45 jaar zouden de Polenhierin gelijk geven.

Voor Tsjechië lagen de zaken enigszins anders. Ook dit land leefde inde 19de eeuw onder buitenlandse overheersing. De bezetters waren inTsjechië echter niet de Russen, maar wel de Oostenrijkers. En hoeweldeze bezetting relatief gezien eerder 'zacht' was, konden de Tsjechenzich er niet bij neerleggen. In hun streven naar onafhankelijkheid stelden

Page 16: de uitbreiding van de navo

30 31

jaren ontpoppen tot één van de trouwste volgelingen van Moskou's buiten-landse politiek. Dit gaf de Hongaarse leiders een vrijbrief om een com-munisme met een redelijk menselijk gelaat tot stand te brengen.

De ervaringen van Polen, Tsjechië en Hongarije met Rusland of deSovjet-Unie tot de Tweede Wereldoorlog waren zeer verschillend. Hunervaringen met de grote oosterbuur na 1945 waren echter in grote mategelijklopend. Deze gaven in de drie Visegradlanden aanleiding tot eenuitgesproken negatief beeld van de Sovjet-Unie, die werd beschouwd als'Rusland in vermomming'. Het feit dat Rusland na 1991 in een diepecrisis is gestort en hoegenaanld niet in staat is om de territoriale integri-teit en de onafllankelijkheid van de Visegradlanden te bedreigen, heeftdit sentiment niet verzwakt. Er is een wijdverspreide, onuitgesprokenvrees dat Rusland zich op termijn zal wreken. Men is realistisch genoegom het Rusland van Boris Jeltsin niet als directe bedreiging te zien. Devrees richt zich echter op een nationalistisch Rusland, met iemand alsVladimir Zjirinovski aan het roer, dat niet zal aarzelen -zo neemt menaan- om in de zonden van het verleden te hervallen. Dat men de opkomstvan de ultra-nationalisten tot op zekere hoogte zelf in de hand heeft ge-werkt door zich in zeven haasten los te weken uit de sovjetinvloedssfeer,wordt in de Visegradlanden zelden onderkend. Men kan zich afvragen ofhet ooit nog goed kan komen tussen de Centraal-Europese staten en Rus-land. Hiervoor zijn de perspectieven, althans in principe, niet zo somber.Lange tijd werd de negatieve houding ten aanzien van Rusland geëve-naard (zoals in Polen) of zelfs overtroffen (zoals in Tsjechië) door dehaat ten aanzien van Duitsland. In de naoorlogse periode heeft deze ver-beten weerzin echter plaats geruimd voor een veel pragmatischer hou-ding. Het democratische Duitsland wordt in de Visegradlanden niet meerbeschouwd als een bedreiging. In het beste geval zullen de relaties tus-sen Praag, Warschau en Boedapest langs de ene kant, en Moskou langsde andere kant, dezelfde weg opgaan. Voorlopig is Rusland echter noggeen 'democratie met vijftig jaar garantie', zoals Duitsland dat is. Dat deCentraal- Europese landen de totstandkoming van zulk een Rusland af-wachten, kan natuurlijk niemand van hen verlangen. Te meer daar hetCentraal-Europese 'Ruslandbeeld' lang niet de enige factor is die deVisegradlanden naar het Westen duwt.

Deze vrees voor Rusland mag dan psychologisch wel begrijpelijk zijn,toch staat hij niet in verhouding tot de feitelijke dreiging die van Ruslandals politieke entiteit uitgaat. Feit is immers dat geen van de Visegradlandenrechtstreeks aan het Russische territorium grenst. De enige uitzonderinghierop is de Russische exclave Kaliningrad, aan de noordoostelijke grensvan Polen. Kaliningrad is een restant van het vroegere Oost-Pruisen, ge-annexeerd door Rusland in 1945. Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is het strategisch belang van Kaliningrad enorm toegenomen. Deexclave bevindt zich immers westelijker dan Warschau en beschikt overhavens die gedurende grote tijd van het jaar ijsvrij zijn. Zowel voor Rus-land, Litouwen als Polen vormt Kaliningrad een bron van onrust. Rus-land vreest dat Duitsland of Polen ooit aanspraak op het gebied zoudenkwmen maken. Polen en Litouwen zijn dan weer beducht dat Rusland optermijn een mouw zal willen passen aan de geïsoleerde en kwetsbareligging van de exclave. In 1996 stelde Rusland reeds voor om een extra-territoriale verbinding aan te leggen doorheen Wit-Russisch en Litouwsof Pools gebied. Bejaarde Polen konden moeilijk anders dan terugden-ken aan de problemen rond Danzig in het interbellum. Andere explicieteterritoriale wrijvingspunten tussen Centraal-Europese staten en Ruslandzijn er echter niet. ..

Het conflictpotentieel in de Centraal-Europese ruimte zelf vormt eenbelangrijke tweede overweging om het NAVO-lidmaatschap na te stre-ven. Allereerst zijn er de problemen rond etnische minderheden en mo-gelijk irredentisme. Bijna alle landen uit de regio hebben het zogenaamdeBalladur-pact (1997) ondertekend. In dit verdrag, waarvan de tenuitvoer-legging wordt gecontroleerd door de OVSE, verbinden de deelnemendelanden zich ertoe om problemen rond etnische minderheden op vreed-zame wijze op te lossen en, indien nodig, elkaar te consulteren. Dit pact,hoe lovenswaardig en nuttig ook, heeft de wrijvingen rond etnische min-derheden natuurlijk niet uit de weg geruimd. De problemen rond deHongaarse minderheden hebben zich de laatste jaren opgestapeld. Erwonen naar schatting 3 miljoen Hongaren in Roemenië, Oekraïne, Serviëen Slovakije. Vooral het discriminerende optreden van Slovakije tegende Hongaarse minderheid heeft al tot hoogoplopende spalmingen geleid.

Page 17: de uitbreiding van de navo

32 33

Verder moet er rekening gehouden worden met de aanwezigheid van eenhalf miljoen Polen in Wit-Rusland, 300 000 Wit-Russen in Polen, Rus-sen in de Baltische staten en Oekraïne. De potentiële geo-historischeclaims in de regio zijn quasi ontelbaar. In principe kan dit uiteraard ookvan West-Europa gezegd worden. De West-Europese staten hebben ech-ter sedert eeuwen in grote lijnen hun actuele territoriale gestalte aange-nomen. De territoriale ordening van Centraal- en Oost-Europa is de laat-ste 200 jaar echter meermaals ingrijpend gewijzigd. De herinnering aan'geroofde' steden en streken is dan ook nog veel levendiger. Soms wordtdeze nog benadrukt door de aanwezigheid van een etnische minderheid.Zo vreest Wit-Rusland sedert geruime tijd voor Poolse claims op Grodnoen omstreken. Ook Oekraïne is erg op zijn hoede voor elke tendens in derichting van een heroprichting van 'historisch Polen'.

In Polen leeft dan weer de vrees dat de vroegere Duitse bewoners vanPommeren en Silezië hun eigendommen terugeisen. Dit bleek voor hetlaatst in mei '98 toen de Duitse Bundestag een resolutie aannam waarinde verdrijving en onteigening van de Duitsers ten oosten van de Oder-Neissegrens in 1945 werd gehekeld als zijnde in strijd met het volken-recht. Verder verklaarde de Bundestag zich onbevoegd in de kwestie vande teruggave van eigendommen aan zogenaamde Heimatvertriebenen.Het betreft hier immers een strikt privaatrechtelijke aangelegenheidl. Ju-ridisch is hier geen speld tussen te krijgen. Toch kan men zich vragenstellen bij het optreden van de Bundestag. De kans dat voormalige Duitseeigendommen ooit worden teruggegeven is bijna onbestaande. Polen zaldit nooit toelaten. Waarom spande de Bundestag zich dan in om dezevermoedelijk eeuwig hangende kwestie onder de aandacht te brengen?Vermoedelijk bezweek de Bundestag onder de druk van de nog steedsinvloedrijke Bund der Vertriebenen.

De kwaliteitspers in Polen was zeer verbolgen over het feit dat deBundestag een afkoeling in de Pools-Duitse betrekkingen riskeerde, en-

IMet andere wooroen: de Bundestag kan zich niet in de plaats stellen van de DuitsebUl'geren de mogelijkheid tot teruggave uitsluiten

kei om een wit voetje te halen bij de Vertriebenen. In de populaire perswerd het Bundestag-initiatief voorgesteld als een regelrechte claim opPolens westelijke gebieden. Deze gebeurtenissen tonen aan dat er vaneen volledige norn1alisering in de Pools-Duitse relaties nog geen sprakeis. Toch behoort de hele zaak zeker niet tot de meest explosieve vraag-stukken die de regio bedreigen. Daarvoor is het retorisch karakter ervanveel te groot.

Is hiennee de 'dreigingscatalogus' voor de Centraal-Europese ruimtevolledig uitgeput? Allerminst. De veiligheidsrisico's die samenhangenmet mogelijke economische stagnatie, opkomend autoritarisme, georga-niseerde misdaad, milieucatastrofes, enzovoort, zijn waarschijnlijk nogveel acuter. Hoewel het gevaar van interstatelijke conflicten tussen Rus-land en de Centraal-Europese staten vrij beperkt is, voert Rusland onge-twijfeld de lijst aan van exporteurs van deze 'alternatieve brmmen' vanonveiligheid. Maar ook in de Centraal-Europese staten zelf bestaat noggevaar op het acuut worden van deze veiligheidsrisico 's. Met het oog opde vele alternatieve, maar ook klassieke veiligheidsrisico's, startten Po-len, Hongarije en (toen nog) Tsjechoslovakije in februari 1991 gesprek-ken in het Hongaarse stadje Visegrad. In Visegrad oosloten de leidersvan de betrokken landen tot coördinatie van hun binnen- en buitenlandse

politiek en tot consultatie inzake veiligheidsvraagstukken. De Visegrad-spirit gaf ook aanleiding tot diverse bilaterale militaire overeenkomsten.Die voorzagen in samenwerking inzake gezamenlijke ontwikkeling ofaanschaf van defensiemateriaal en het gezamenlijk gebruik van trainings-faciliteiten. De Visegradsamenwerking is om diverse redenen toch vrijbeperkt gebleven. Allereerst vreesden de betrokken staten dat de ont-

wikkeling van een echte Centraal-Europese veiligheidsgemeenschap huntoetreding tot de NAVO zou kwmen vertragen of zelfs onmogelijk ma-ken. Anderzijds waren de 'goede leerlingen' ervoor beducht te wordenopgehouden door de zwakke broertjes. De Visegradsamenwerking is dussteeds bewust gedoseerd gebleven en is nooit bedoeld geweest als eenalternatief voor lidmaatschap van de Westerse veiligheidsorganisaties eneconomische instellingen. Het kwam er op aan een oplossing te vindenvoor de meest prangende Centraal-Europese economische, politieke en

Page 18: de uitbreiding van de navo

34 35

veiligheidsproblemen. Tevens wilden de betrokken landen hun geloof-waardigheid verhogen door blijk te geven van het vermogen en de wil totsamenwerking. Verd.erging het Visegradproject niet.

Noch de vrees voor Rusland, noch de vrees voor destabilisatie van

binnenuit zijn echter een voldoende verklaring voor de hardnekkigheidwaarmee de Centraal-Europese staten het NAVO-lidmaatschap nagejaagdhebben. Op de andere motieven die hierin meespeelden gaan we in devolgende secties dieper in.

Cultuuren identiteit

Het 'Ruslandtrauma' van de Centraal-Europese staten stoelt niet enkelop het negatieve beeld dat men bezit van de diverse Russische overheer-

singen en de vrees voor een toekomstig Russisch imperialisme. Het ge-mis aan vrijheid werd nog in belangrijke mate versterkt door een diepgevoel van anders-zijn. Tsjechen, Polen, Hongaren, maar ook Roeme-nen en Balten hebben zich nooit met Rusland geïdentificeerd. Het kangeen toeval zijn dat net deze landen het sterkst hebben aangedrongen opNAVO-lidmaatschap. De afgelopen jaren is er dan ook van alle kantenop gehamerd dat de NAVO niet langer uitsluitend een militair pact ismaar ook een gemeenschap van staten die dezelfde Westerse waardendelen. Hoewel de genoemde landen zich beroepen op hun 'Westerse iden-titeit' is de culturele afstand tussen elk van deze landen en Rusland zeerverschillend.

De Tsjechen hebben ontegensprekelijk een grote mentale en cultu-rele affiniteit met het Westen. Gezien hun ligging behoorden zij vanaf deMiddeleeuwen tot de Duitse cultuursfeer. Dit zorgde er voor dat het pro-testantisme een grote invloed op Tsjechië wist uit te oefenen. Bohemenwas hierbij overigens geen passieve ontvanger van de Duitse ideeën, maarproduceerde zijn eigen Luther in de figuur van Jan Hus. De weerzin diede Tsjechen voelden ten aanzien van de Habsburgse monarchie gold inhoofdzaak hlIDondergeschikte status in het Oostenrijks-Hongaarse staats-verband. De bewondering die de Tsjechische intelligentsia in de 19deeeuw voor Rusland voelde, stoelde niet op een sterk gevoel van cultureleaffmiteit, maar was politiek geïnspireerd. Rusland was immers de enige

volledig zelfstandige Slavische natie en dwong daarom respect af. DeRussische autocratie kon in Praag echter evenmin als in Warschau opbegrip rekenen. Het onafhankelijke Tsjechoslovakije van het interbel-lum was, alle verhoudingen in acht genomen, een voorbeeldige demo-cratie. Deze democratische ervaring heeft de Tsjechen versterkt in hungevoel tot het Westen te behoren in politieke en culturele zin.

Ook Hongarije heeft zich steeds meer met het Westen dan met hetOosten geïdentificeerd. De Hongaren behoren tot de Fins-Oegrische taal-groep, zijn dus geen Slaven, en hebben nooit enige emotionele band metRusland gevoeld. Hun belangrijke positie in het Habsburgse staatsverbandheeft hen daarentegen nauw verbonden met het Westen. Een anderconstitutief element van de Westerse Hongaarse identiteit is het katholi-cIsme.

Voor Polen liggen de zaken duidelijk het meest gecompliceerd. Poli-tiek en culturele identiteitsbeleving zijn in Polen nog minder te scheidendan elders. Polens onvrijheid in de 19de eeuw inspireerde de Poolse in-telligentsia tot twee tegengestelde politieke programma's, die beide ge-schraagd werden door een tegengestelde perceptie van de culturele iden-titeit. De zogenaamde realisten, onder leiding van f{oman Dmowski,zochten een goede verstandhouding met Rusland, dat het leeuwendeelvan Polen bezette. Polen op korte termijn onafhankelijk maken was uit-gesloten, dus moest men van de Russische bezetting maar het beste ma-ken. De realisten werden in hun opvattingen gesterkt door een gevoelvan verbondenheid met het grote Slavische buurland. De Poolse com-munisten huldigden na de Tweede Wereldoorlog een variant van ditgedachtengoed.

De idealistische school stoorde zich niet aan de pragmatische over-wegingen van de realisten. Zij vonden de bezetting en opdeling van Po-len een regelrechte misdaad en keerden zich uit alle macht tegen de be-zetter van het Poolse kernland. In aanvulling daarop waren zij ervan over-tuigd dat Polen spiritueel en cultureel bij het Westen hoorde. Om begrij-pelijke redenen voerden zij niet Duitsland ten tonele als het lichtendevoorbeeld, maar wel Frankrijk. Vooral tijdens het interbellum drukte deze

Page 19: de uitbreiding van de navo

36 37

stroming haar stempel op het Poolse politieke leven. Vanaf het einde vande jaren '70 kende deze school een sterke heropleving in Polen. Tegen-woordig lijkt er in Polen consensus te bestaan over het door en doorWesterse karakter van de Poolse cultuur, met evidente gevolgen voor debuitenlandse politiek van het land. De vage bereidheid van de neo-com-munisten, als late telgen van het realistisch gedachtengoed, om Moskoute behagen, is nog slechts een vage afspiegeling van de slaafsevolgzaamheid van eerdere realistische stromingen. In feite zijn ook zijvoorstanders van een op het Westen georiënteerde politiek. Daarbij wil-len ze Rusland echter niet té zeer voor het hoofd stoten.

Centraal-Europese politici hebben de uitbreiding van de NAVO re-gelmatig voorgesteld als een compensatie voor het 'verraad' van Münchenen Jalta. In 1938 leverden de westerse mogendheden Tsjechoslovakijeover aan nazi-Duitsland tijdens de Conferentie van München. In 1945herhaalden ze deze handelwijze, althans volgens de populaire interpre-tatie, in de Jalta-akkoorden, waarin de sovjetdominantie over de landenvan Centraal-Europa toegelaten werd. De uitbreiding van de NAVO wordtdoor de Centraal-Europese staten als een kans beschouwd om het histo-rische onrecht goed te maken dat werd begaan tegen verwante, wantWesterse, landen. Toetreding tot de NAVO houdt voor de betrokken lan-den niet alleen een verzekering tegen mogelijke militaire dreigingen in,maar betekent tevens ook een symbolische terugkeer in de Westersecultuursfeer. Hierbij beschouwt men toetreding tot de NAVO als een ui-terst belangrijke, maar ondanks alles, eerste stap. Het ultieme doel blijfteen volledige institutionele vervlechting met het Westen, waarbij lid-maatschap van de EU bovenaan het lijstje staat.

Economie

Dat de Centraal-Europese landen aangetrokken worden door de welvaartvan het Westen spreekt vanzelf. Duitsland heeft Rusland al lange tijdverdrongen als belangrijkste Poolse handelspartner (invoer en uitvoer).De tweede belangrijkste Poolse afzetmarkt is Nederland. Italië is detweede belangrijkste exporteur naar Polen. Pas op de derde plaats komtRusland. Soms krijgt men zelfs de indruk dat de luidverkondigde cultu-rele en spirituele affiniteit met het Westen slechts een schaamlapje is

De kosten van de NAVO-uitbreiding *Ramingvan de CongressionalBudgetOffice61 à 65 miljard $ (1830 à 3750 miljard BEF)gespreid over 15jaar

Raming volgens de RAND-'denktank'30 à 52 miljard dollar (900 à 1560miljard BEF)gespreid over 10tot 15jaar

Raming volgens het Pentagon27 à 35 miljard dollar (810 à 1050miljard BEF)gespreid over 12jaar

*Uit: Foreign Affairs (jan./febr. 1998).

Amos Perlmutter stelt dat de eerste raming de meest realis-tische is en dat de uiteindelijke kost waarschijnlijk nog ho-ger zal zijn.

voor veel prozaïscher motieven. Toetreding tot de NAVO zal de econo-mieën van de Centraal-Europese staten echter geen goed doen. Hoewelde ramingen met betrekking tot de kosten van de NAVO-uitbreiding zeersterk uiteenlopen, is één ding zeker: Polen, Tsjechië en Hongarije zullenop substantiële wijze in de kosten moeten delen. Of hiervoor de nodigebudgettaire ruimte bestaat, is zeer de vraag. Vooral in Tsjechië laat deeconomische ontwikkeling de laatste tijd te wensen over. Maar ook voorPolen en Hongarije zullen de bijkomende kosten die het NAVO-lidmaat-

Page 20: de uitbreiding van de navo

38 39

schap met zich zullen meebrengen hMd aankomen. Aan dit feit wordt inde Visegradlanden erg weinig aandacht geschonken. Te vrezen valt datde uitgaven voor het compatibiliseren van de strijdkrachten ten kostezullen gaan van de, alle verhoudingen in acht genomen, royale socialezekerheid die een land als Polen tot op de dag van vandaag kenmerkt. Debuitenlandse politiek is een thema dat de koude kleren van de modaleCentraal-Europeaan niet raakt. De meeste Polen, Tsjechen en Hongarenhebben af te rekenen met dringender problemen. Het is echter zeer devraag of de buitenlandse politiek een non-issue zal blijven zodra duide-lijk wordt welke offers er gebracht zullen moeten worden. Op dat ogen-blik zal het NAVO-lidmaatschap waarschijnlijk reeds een voldongen feitzijn. Het stelselmatige verspreiden van te lage kostenramingen door deregering van de Verenigde Staten heeft waarschijnlijk dan ook niet enkeltot doel om de eigen publieke opinie zand in de ogen te strooien. Dat depolitieke klasse in de Visegradlanden dit niet beseft, is vrij onwaarschijn-lijk. Eerder wenst men nu de ogen te sluiten voor het prijskaartje om hetNAVO-lidmaatschap niet in gevaar te brengen. Pijnlijke budgettaire in-grepen zullen, als het eenmaal zover is, des te makkelijker als noodzaakaan de bevolking verkocht kunnen worden.

Dat althans de politieke klasse bereid is om economische offers tebrengen voor toetreding tot de NAVO, heeft alles te maken met de impli-ciete verbinding die wordt gelegd tussen lidmaatschap van het Bondge-nootschap en toetreding tot de EU. Louter economisch gezien beschouwtmen het als een vrij pijnlijke investering, doch een investering die zichop termijn dubbel en dik zal terugverdienen.

De overige landen in Centraal-en Oost-EuropaDe Visegradlanden zijn niet de enigen om het NAVO-lidmaatschap na testreven. Verschillende andere landen in de regio volgden hun voorbeeld.De vrees voor Rusland was en is de dominante factor dit streven. Anders

dan de Visegradlanden grenzen de meeste van de hier behandelde lan-den wél aan de Russische Federatie.

Hoewel Moskou en Kiev aan elkaar worden gebonden door een ge-meenschappelijk Slavisch erfgoed, is de Oekraïense rancune voor eeu-wen van Russische dominantie (namelijk sinds het midden van de 17deeeuw) er niet minder om. In het verleden heeft dit reeds meennaals ge-leid tot pogingen om de Oekraïense onafhankelijkheid te bewerkstelli-gen. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie betekende dan ook het om-slaan van een bladzijde in de Oekraïense geschiedenis. Velen vrezen ech-ter dat de klok nog altijd kan teruggedraaid worden. Sinds 1991 isOekraüle dan ook zeer ijverig geweest om zijn prille onafhankelijkheidte consolideren. Het beperken van de Russische invloed en het uitnodi-gen van Westers tegengewicht vormde daarbij de leidraad. Naar verluidtzou het meedogenloze optreden van het Russische le~r in Tsjetsjeniëeen belangrijk psychologisch effect in Oekraïne hebben gehad. De anti-Russische houding zou er een belangrijke impuls door hebben gekregen.President Leonid Kravtsjoek overwoog zelfs het NAVO-lidmaatschap.Oekrame werd een vurig pleitbezorger van het Partnership for Peace-programma. Inmiddels stapelden de Russisch-Oekraïense disputen zichop.

De kwestie van het sovjetkernarsenaal vonnde reeds zeer snel na hetuiteenvallen van de Sovjet-Unie voer voor een ernstig conflict tussenbeide landen. Rusland wenste de overdracht van de kernwapens, Oekramewilde ze houden. Gecombineerde Amerikaans-Russische druk zorgdeervoor dat Oelcrame deze houding niet kon volhouden. Het dreigementom de tarieven voor de Russische energieleveringen aan te passen aan dewereldprijzen, was waarschijnlijk doorslaggevend. Injanuari 1994 stemdeKiev erin toe om zijn kernwapens af te staan. De kwestie van de ZwarteZeevloot en het gebruik van vlootbases door Rusland was moeilijker op

Page 21: de uitbreiding van de navo

40 41

te lossen. In juni 1995 leek er een compromis bereikt. De Zwarte Zee-vloot zou gelijk verdeeld worden, en Rusland mocht tegen betaling ver-der gebruik maken van de basis van Sebastopol. In 1996 laaide het dis-puut echter opnieuw op. Een gepland Oekraïens-Russisch vriendschaps-verdrag werd uitgesteld. Tot op de dag van vandaag blijft de kwestie deverhouding tussen beide staten belasten. Een ander pijnpunt vormen denauwe betrekkingen tussen Rusland en Wit-Rusland. Hoewel Wit-Rus-land onafhankelijker optreedt dan vaak wordt beweerd, voert het tocheen veel volgzamer politiek ten aanzien van Rusland dan Oekraïne. Kievvoelt zich in het GOS dan ook geïsoleerd. Mede daarom heeft het delaatste jaren getracht de banden met Polen en Roemenië aan te halen. Ditdoet Moskou dan weer vrezen dat OekraÜle bezig is een Baltische-ZwarteZee-alliantie te smeden tegen Rusland, of erger nog, dat Oekraïne eenvooruitgeschoven post van de NAVO wil worden.

Het vertrouwen tussen beide landen is dan ook grondig verstoord.Sinds het bekendworden van het lijstje 'invités' voor het lidmaatschap,heerst er in Oekraïne grote ongerustheid. Men vreest geplet te zullenworden tussen een uitgebreide NAVO en Rusland. Het feit dat Roemeniëniet uitgenodigd werd voor het NAVO-lidmaatschap, werd in Oekraïneopgelucht verwelkomd. De relaties tussen beide staten zijn dan ook verrevan goed. Vooral de territoriale claims van Roemenië op Noord-Boekovinaen Bessarabië zorgen voor spanningen. Hoewel de relaties met Polen,Slovakije en Tsjechië niet echt gespannen zijn, zorgde de verklaardebereidheid van deze landen om nucleaire wapens op hun grondgebied testationeren, indien de NAVO dit zou vragen, voor hevige reacties.Oekraïne vreest ook dat de hoge kosten waarmee de NAVO-uitbreidingnaar alle waarschijnlijkheid gepaard zal gaan, een vermindering van deWesterse financiële hulp aan de GOS-landen tot gevolg zal hebben. Decentrifugale krachten die Oekraïne plagen zullen door de NAVO-uitbrei-ding bovendien nog aan intensiteit winnen. Het overwegend katholiekewesten en het orthodoxe oosten en zuiden hebben nooit deel uitgemaaktvan één onafhankelijke staat. Men is dan ook beducht voor het verdiepenvan deze kloof door een toekomstige uitbreiding van de NAVO.

Tussen de Baltische staten en Rusland is er nooit sprake geweest vanenige culturele of spirituele identificatie. Balten zijn geen Slaven, ze zijnkatholiek of protestant en vanwege hun ligging zijn ze economisch ophet Westen gericht. De Russische of sovjetoverheersing wordt in dezelanden dan ook beschouwd als een onnatuurlijk, zij het langdurig inter-mezzo. Het feit dat deze staten rechtstreeks onder Russische dominantie

hebben gestaan, via hun gedwongen opname in de Sovjet-Unie, maakthen enerzijds tot de vurigste pleitbezorgers van het NAVO-lidmaatschap,maar maakt dit lidmaatschap op korte termijn onmogelijk. Moskou be-schouwt de voormalige sovjetstaten immers als het 'nabije buitenland',een zone waarin Moskou meent bijzondere veiligheidsbelangen te heb-ben. Hoewel Moskou zich lange tijd verzet heeft tegen welke NAVO-uitbreiding dan ook, was het van meet af aan overduidelijk dat het NAVO-lidmaatschap van de Baltische staten 'echt' onbespreekbaar was. Hoe-wel ze in het Congres van de Verenigde Staten op heel wat steun mogenrekenen, was de afwijzing van hun kandidatuur dan ook te voorspellen.

Aangezien de betrokken landen zelf wel beseften dat hun kansen voorhet ogenblik vrij gering waren, hebben ze bewust niet op één paard wil-len wedden. Tussen Polen en Litouwen is er dan ook.een vrij intensemilitaire samenwerking tot stand gekomen, ondanks de strijdvragen diehun relatie van oudsher vertroebelen. Beide worden dan ook naar elkaargedreven door het probleem Kaliningrad. Gevolg van deze alliantie, diemen in de toekomst nog wil versterken, is dat met Polen als NAVO-lidstaat ook Litouwen met één voet in de alliantie staat. Polen heeft er

alle belang bij om de kandidatuur van de Baltische staten te steunen. Netals Duitsland wil Polen immers geen 'frontlijnstaat' zijn.

Estland en Letland hebben zich sinds hun onafhankelijkheid meergericht naar de Scandinavische landen. Dit omwille van hun ligging ende verwantschap tussen Estland en Finland. In flagrante tegenspraak methun streven naar NAVO-lidmaatschap is dit niet. Zweden en Finland zijnweliswaar neutraal, maar hebben de laatste jaren hun toenaderings-bereidheid ten opzichte van de NAVO niet onder stoelen of banken ge-stoken. NAVO-bondgenoot Denemarken heeft bovendien reeds meer-maals aangedrongen op een veiligheidsregeling voor de Baltische sta-

Page 22: de uitbreiding van de navo

42 43

ten. Net zoals de relatie met Polen voor Litouwen een middel is om zich

aan de NAVO te binden, hopen Estland en Letland dat de Scandinavi-sche achterpoort hen dichter bij het bondgenootschap brengt. Meer daneen bijgedachte kan dit echter niet zijn. Een officiële toetredingsaanvraagvan Zweedse of Finse zijde werd immers nog niet geformuleerd.

Zoals reeds eerder aangehaald, profileerde Roemenië zich in extremisals een zeer sterk voorstander van NAVO-lidmaatschap. Naar verluidtzou de publieke steun voor toetreding tot het bondgenootschap in Roe-menië het grootst zijn geweest. Roemenië voelt zich dan ook 'omsin-geld' door vijandige buren. Allereerst is er Hongarije, een land waarmeeRoemenië nooit goede betrekkingen heeft onderhouden. Voornaamstestruikelblok is de aanwezigheid van 1.6 miljoen etnische Hongaren inTranssylvanië. Officiële claims op Transsylvanië heeft Hongarije nietgeformuleerd, maar Boekarest vreest dat dit wel eens zou kunnen veran-deren eenmaal Hongarije een NAVO-bondgenoot is geworden. Door zelflid te worden van het bondgenootschap zou Roemenië zijn buurland demogelijkheid ontzeggen om deze troefkaart uit te spelen. In 1996 onder-tekenden beide landen weliswaar een 'historisch vriendschapsverdrag',maar dit heeft allerminst geleid tot het bijleggen van de meningsver-schillen.

Bovendien is Roemenië verwikkeld in territoriale disputen metOekraïne. Het betreft vooral Zuid-Bessarabië, Noord-Boekovina en hetpiepkleine, maar vermoedelijk olierijke Slangeneiland in de Zwarte Zee.Deze gebieden moest Roemenië in 1945 afstaan aan de Sovjet-Unie.Moldavië vormt een apart probleem. Ook dit gebied werd in 1945 gean-nexeerd door de Sovjet-Unie. Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unieprobeert Moskou zo veel mogelijk greep op het GOS-staatje te houden.Door zijn ligging is het dan ook uiterst geschikt om Oekraïne 'in de tangte nemen' en druk uit te oefenen op Roemenië. De Moldavische bevol-king is verdeeld over de te varen koers. Sommigen willen 'echte' onaf-hankelijkheid, anderen wensen aansluiting bij Roemenië, een derde groepverlangt nauwe samenwerking met Rusland en het GOS.

Roemenië is dan wel afgewezen bij de eerste uitbreidingsgolf, zeker isdat het alles zal doen om ervoor te zorgen dat er een tweede uitbreidings-golf komt. Wordt daar eenmaal toe besloten, dan kan men Roemenië nietlanger afweren, houden de Roemenen zich voor.

De positie van andere landen in de regio is minder problematisch.Wit-Rusland lijkt zijn status van 'nabije buitenland' redelijk goed te ac-cepteren. Deze situatie vond haar officiële uitdrukking in de Russisch-Wit-Russische Unie van maart 1996. Dit neemt niet weg dat Wit-Rus-land bij verschillende gelegenheden getracht heeft om zijn banden metde NAVO aan te halen (onder meer naar aanleiding van het PfP-pro-granuna). Deze stappen passen echter in de betrachting om de Wit-Rus-sische onderhandelingspositie ten opzichte van Moskou te verbeteren.Meer dan een goedkope chantage poging was dit niet.

Bulgarije wordt net als Wit-Rusland, zij het in mindere mate, be-schouwd als een bondgenoot van Rusland. Bulgarije heeft dan ook min-der slechte ervaringen met Rusland dan andere landen in de regio, hetbezit een cultuur die vrij sterk aanleunt bij de Russische en het bevindtzich bovendien in een vrij zwakke positie ten opzichte van het ambiti-euze Turkije, een NAVO-bondgenoot. Niettemin heeftook Bulgarije dewens geuit om lid te worden van de NAVO.

Page 23: de uitbreiding van de navo

44 45

De NAVO-uitbreiding: zin en onzin vanuit

Centraal- en Oost-Europees perspectiefDe veelheid aanmotievenenoverwegingendie ten grondslagliggen aande toetredingswil van de Centraal-Europesestaten,leidt deaandacht insterke mate af van de belangrijke vragen van dit ogenblik. De NAVOgaat er prat op de veiligheid van zijn lidstaten te verhogen.Zal de Cen-traal-Europeseveiligheid in 1999betergewaarborgdzijn dannu het ge-val is? Zoals reedseerder aangegeven,is de dreigingscatalogusvan deCentraal-Europeseruimte redelijk indrukwekkend. Ten eerste is er demogelijkheid van Russischexpansionisme.Het is aannemelijk dat lid-maatschapvan de NAVO een sterk ontradendeffect zal hebbenop toe-komstige Russischeannexionistische escapades.Van militaire pariteittussenRuslanden de NAVO is nu al geensprakemeer, laat staanna detoetreding van Centraal-Europesestaten. Hierbij horen echter belang-rijke kanttekeningen.De alliantie van de Centraal-Europeselanden metWest-Europaen deVerenigde Statenwordt door Moskou begrijpelijker-wijs als bedreigendervaren. Het onwikkelen van een gezondeen prag-matische relatie met Moskou wordt allerminst gedienddoor toetredingtot deNAVO. Extreem-nationalistischekrachten in Ruslandvarenalles-

zins wel bij dezesituatie. Op die manier zou hetNAVO-lidmaatschapdespokenkunnenoproependie menjuist tracht te bezweren.

Met betrekking tot mogelijke territoriale, irredentistischeen geo-his-torisch geïnspireerdeconflicten in Centraal-Europais het beeld positie-ver. Het staatbuiten kijf dat louter het vooruitzicht op toetreding tot deNAVO een disciplinerend effect heeft op de regeringen van Centraal-Europa.Demeesteregeringenhebbenzich ingespannenom vriendschap-pelijke of op zijn minst correcte relatiesmet de buurlandenaan te kno-pen. Als voorbeeld gelden: de samenwerking tussen de oude vijandenPolen en Litouwen, het vriendschapsverdrag tussen Roemenië en Hon-garije, onderhandelingen tussen Polen en Oekraïne, enzovoort. Dezegematigde houding is echter niet enkel het gevolg van het vooruitzichtop toetreding tot het Bondgenootschap, maar heeft ook veel te makenmet het afschrikwekkende voorbeeld van de gebeurtenissen in ex-Joe-

goslavië. Bovendien, nu de lijst van invités bekend is, is het verre vandenkbeeldig dat de discipline bij de afgewezenen verwatert. Het PiP heeftlang niet dezelfde disciplinerende macht als een echt NAVO-lidmaat-schap. Om dit gevaar te counteren zou de NAVO reeds zeer spoedig nade eerste uitbreidingsgolf de deur opnieuw moeten openzetten voor lan-den als Roemenië en de Baltische staten. Voor de relaties met het reedsverschrikte Rusland zou dit echter desastreus zijn.

Voor de spoedige toetreders zal de positieve invloed van het vooruit-zicht op lidmaatschap waarschijnlijk van blijvende aard zijn. Toch is ookdit niet met 100% zekerheid te voorspellen. Griekenland en Turkije zijnimmers beide NAVO-lidstaten, maar hebben in het verleden reeds meer-maals op de drempel van een oorlog gestaan. Soms wordt zelfs geopperddat de neiging om disputen op te lossen door het aanwenden van mili-taire dreiging juist groter zal worden na toetreding van de Centraal-Eu-ropese staten. Geruggesteund door zijn NAVO-lidmaatschap zou een landals Hongarije in de verleiding kunnen komen om zijn meningsverschil-len met zijn buren die niet tot de NAVO behoren militair te gaan beslech-ten. Toch kunnen we met vrij grote zekerheid aannemen dat Polen,Tsjechië en Hongarije zich zullen beheersen, gezien llUn streven naarEU-lidmaatschap.

Maar hoe is het gesteld met de overige veiligheidsrisico's in Cen-traal-Europa? Deze 'overige' risico's zijn zeer groot in aantal en beslaanzeer uiteenlopende terreinen: de groeiende macht van de georganiseerdemisdaad, toenemende verweving van deze maffia met staats- en regerings-apparaat, destabiliserende gevolgen van economische crises, opkomstvan autoritaire en xenofobe bewegingen, milieucatastrofes, enzovoort.Uiteraard staan deze risico's niet los van elkaar maar kunnen ze elkaar inbelangrijke mate versterken. Hoe divers ook, één ding hebben dezeveiligheidsrisicio'sgemeenschappelijk:geen vanhen kan door deNAVObestreden worden.

De NAVO is tot nader order een militair pact en richt zich dus in deeerste plaats op militaire dreigingen. Dat de NAVO externe militaire drei-gingen voor zijn lidstaten kan counteren betwijfelen weinigen. Alleen

Page 24: de uitbreiding van de navo

46 47

zijn dit waarschijnlijk niet de belangrijkste dreigingen die de Centraal-Europese staten het hoofd moeten bieden. Het toegediende medicijn isdus het verkeerde en heeft bovendien zeer onaangename bijwerkingen.De vraag rijst zelfs of men niet bezig is de verkeerde patiënt te behande-len. Is de militaire veiligheid van landen in Oost-Europa niet sterker be-dreigd dan deze van Polen, Hongarije en Tsjechië? Problematisch is datbij behandeling van deze 'zieken' waarschijnlijk het gehele ziekenhuisbesmet zou raken. Met andere woorden: de algemene Europese veilig-heid zou er te zeer door in gevaar gebracht worden. Op dit aspect gaanwe later dieper in.

Meermaals werd opgemerkt dat toetreding tot de EU een veel effec-tiever middel zou zijn om de veiligheid van de Centraal-Europese lan-den te verhogen. Inderdaad beschikt de Unie wél over het instrumenta-rium om de meeste van de bestaande risico's het hoofd te bieden. DeUnie kampt echter nu reeds met zeer grote problemen inzake internecohesie en daadkrachtige besluitvorming. Het gekrakeel op de Euro-topvan mei 1998 heeft dit nogmaals aangetoond. Bovendien hebben de Cen-traal-Europese landen nog een lange weg af te leggen vooraleer ze ookmaar in de buurt komen van een economisch ontwikkelingsniveau datvoor de overige EU-landen aanvaardbaar is. Voor Oost-Europese landenis het traject nog veel langer. Hoewel EU-lidmaatschap er voor de Cen-traal-Europese staten uiteindelijk zal komen, kan dit nog vlot 6 à 7 jaarduren. Ondertussen blijven de geschetste veiligheidsrisico's onbeant-woord. Meer nog: de EU zal zich pas uitbreiden wanneer deze risico'sen problemen reeds voor een groot stuk door de Centraal-Europese sta-ten zelf opgelost zijn. Uiteraard kan ook hier sprake zijn van eendisciplinerend en ondersteunend effect dat uitgaat van het vooruitzichtop toetreding. Maar hoe dan ook betekent dit dat de Centraal-Europesestaten hun problemen grotendeels zelf zullen moeten oplossen. Pas ophet einde van de rit zal de 'beloning' uitgereikt worden.

De baten van een spoedige NAVO-uitbreiding voor de Centraal- Eu-ropese staten zijn dus twijfelachtig en bevinden zich grotendeels op eensymbolisch en psychologisch niveau. In de betrokken landen tracht mende indruk te verspreiden dat toetreding tot de NAVO een reuzen stap is in

de richting van aansluiting bij het Westen en een enorme verbetering inde veiligheidssituatie. In werkelijkheid gaat het slechts om een vrij ina-dequaat antwoord op de bestaande risico 's.

De NAVO-uitbreiding: een algemene balansEerder stelden we reeds dat de opname in de NAVO de militaire veilig-heid van de toetreders weliswaar verhoogt, maar geen antwoord biedt opvele, belangrijker veiligheidsvraagstukken. In feite kan deze vaststel-ling geëxtrapoleerd worden naar het geheel van de Euro-Atlantischeruimte. Met zijn gigantische militaire arsenaal is de NAVO goed uitge-rust om een externe militaire dreiging het hoofd te bieden. Alleen is dezedreiging nergens te bespeuren. Rusland is allang geen partij meer voorde verzamelde NAVO-strijdkrachten en zal dit binnen afzienbare tijd ookniet worden. Is de NAVO-uitbreiding dan niet meer dan een verspillingvan middelen, een overbodige maar verder onschuldige maatregel? He-laas zijn de implicaties van het uitbreidingsproject verregaander.

De NAVO heeft gedurende de eerste 40 jaren van zijn bestaan dewacht opgetrokken tegen 'het gevaar uit het oosten'. Na de omwentel in-. .gen van 1989 verdween dIt gevaar als sneeuw voor de zon. Het Warschau-pact verbrokkelde, de Centraal-Europese voormalige sovjetsatellietenzochten toenadering tot het Westen en zelfs Rusland gaf te kennen tewillen toetreden tot de gemeenschap van liberale democratieën. Tegelij-kertijd doken nieuwe veiligheidsrisico's op. Waar het meest voor ge-vreesd werd, een oorlog in Centraal- en Oost-Europa van allen tegenallen, gebeurde niet. Enkel Joegoslavië vormde hierop een trieste uit-zondering. Andere 'nieuwe' risico's bleven echter als onweerswolkenboven het voormalige Oostblok hangen. Al in I 991 begonnen sommigente polsen naar de mogelijkheid om lid te worden van de NAVO.

Een alternatief voor de NAVO leek er niet te bestaan gezien de alge-mene impotentie van de VN, OVSE en de WEU. Op Rusland maakte diteen fatale indruk. Op die manier werden en worden de krachten die Rus-land in de toekomst tot een agressor kunnen maken alleen maar ver-sterkt. Het argument dat deze krachten, gezien de belabberde mentale en

Page 25: de uitbreiding van de navo

48 49

economische toestand van Rusland hoe dan ook aan kracht zullen win-

nen, kan men eventueel nog het voordeel van de twijfel gunnen. Maarook in dat licht verschijnt de NAVO-uitbreiding niet als een wijze enverziende beslissing. Feit blijft immers dat de consolidatie van de NAVOals belangrijkste Westerse veiligheidsorganisatie Rusland volledig in dekou laat. Hoewel historische vergelijkingen steeds mank lopen, moet hetinmiddels toch duidelijk zijn dat het uitsluiten van een 'verliezer' nooittot stabiliteit heeft geleid. Het als een paria behandelen van Duitsland nade Eerste Wereldoorlog heeft ronduit desastreuze gevolgen gehad. Daar-entegen heerste in het post-napoleontische Europa, waar het verslagenFrankrijk wél een beperkte stem in het kapitel bezat, gedurende 100jaarvrede. Ondanks het schaarnlapje van het NAVO-Ruslandakkoord wordtde 'verliezer' van de Koude Oorlog deze stem onthouden. Dat Ruslandooit lid zal worden van de NAVO is zeer onwaarschijnlijk.

Toch is de opname van Rusland in een krachtige pan-Europeseveiligheidsorganisatie de enige manier om stabiliteit op het continent tegaranderen. De grootste risico's waarmee Europa op dit moment heeft afte rekenen bevinden zich niet op het terrein van de interstatelijke con-flicten en geplande agressie. Aan de orde van de dag zijn risico's waar-van de protagonisten meestal geen staten of regeringen zijn: terrorisme,georganiseerde misdaad, milieu, etnische en irredentistische conflicten,controle op nucleaire materialen, enzovoort. Op bijna al deze terreinenis Rusland prominent vertegenwoordigd. Te vrezen valt dat de Russischeautoriteiten allang niet meer in staat zijn om deze problemen het hoofdte bieden. Juist daarom is de opname van Rusland in een krachtige pan-Europese veiligheidsorganisatie zo onontbeerlijk. De aard van deveiligheidsrisico's maakt het immers onmogelijk om via de oprichtingvan een nieuw ijzeren gordijn (zo dit zou overwogen worden) de geva-ren te bezweren. De nucleaire wolk van Tsjernobyl hield immers ookgeen halt aan de grenzen van de Sovjet-Unie en gevaarlijke nucleairematerialen kunnen niet uitsluitend via Europa in verkeerde handen val-len. Het veelbesproken veiligheidsvacuÜIn bestaat wel degelijk, maar ditniet zozeer in geografische zin, dan wel in het ontbreken van instrumen-ten en organisaties om de heersende gevaren het hoofd te bieden.

De OVSE is qua voorgeschiedenis en mentaliteit geknipt voor de open-staande vacature van pan-Europese veiligheidsorganisatie. Puur geogra-fisch gezien is zij dit trouwens reeds. In alle andere opzichten is de OVSEdit echter nog niet. De consolidatie van de NAVO als dé Europeseveiligheidsorganisatie zal de uitbouw van de OVSE de komende jarenzeker geen goed doen.

De beslissing om de NAVO uit te breiden was het resultaat van eensamenspel van zeer veel actoren, handelend vanuit zeer onderscheidenbelangen. De Amerikaanse houding was zonder twijfel van doorslagge-vend belang. Hierin speelden electorale factoren een rol, maar ook dewil om een stempel te blijven drukken op de Europese veiligheid. Hetargument dat de Verenigde Staten hiertoe wel verplicht waren, gezien defeitelijke afwezigheid van een 'Europese Europese' veiligheid is slechtsten dele valabel. Deze toestand was door de Verenigde Staten immersook zelf in de hand gewerkt door het saboteren van de pogingen om deWEU verder uit te bouwen. De motieven die tot deze houding inspireer-den kunnen van zeer uiteenlopende aard zijn: angst voor een verwijde-ring tussen Europa en Amerika, puur machiavellisme, 'eerlijke' scepsismet betrekking tot de capaciteit van de Europeanen Qm hun veiligheidzelf te garanderen, ...

Hoe dan ook hebben de Verenigde Staten besloten om hun kaarten tezetten op het behoud van de NAVO, wat de uitbreiding van diezelfdeNAVO bijna onvermijdelijk maakte en de andere veiligheidsorganisatiesuit de markt prees. De korte-termijnbelangen van de Verenigde Statenzijn hiermee ongetwijfeld gediend: Europa zal in de komende jaren dehand van de VS niet los kunnen laten, Amerikaanse wapenexporten kun-nen nu ook ongehinderd hun weg vinden naar de Centraal-Europese sta-ten en aan het thuisfront is nog maar eens bewezen dat de VS de touwtjesstevig in handen houden... Het verslechteren van de relaties met Ruslanden de algemene degradatie van de Europese veiligheid door een eenzij-dige concentratie op het militaire aspect, zijn op termijn echter inniemands belang. Ook niet in dat van de Verenigde Staten.

Page 26: de uitbreiding van de navo

50 51

GESELEGEERDEBIBLIOGRAFIE MAYER, H., (1997) 'Early at the beach and claiming territory? Theevolution of German ideas on a new European Order' in International

Affairs, vol. 44, n°4.

Verder nog artikels uit: Foreign Affairs. Internationale SpectatOl; NAVO-kronieken. Oost-Europa Verkenningen. Ost-Europa Archiv. Transaktie,Transition.

BOEKEN:BARANOVSKY, v., (ed.) (1997) Russia and Europe. The EmergingSecurity Agenda. Frösunda.

COLSON, 8., (1995) Europe: Repenser les Alliances. Paris: Economica.

DUMOULIN, A., (1995) L 'UEO etla Politique Européenne de Défense.Bruxelles: GRIP.

FALKENRATH, R., (1995) Shaping Europe s Military Order. Cambridge:MITPress.

FELD, W., (1993) TheFutureof EuropeanSecurity andDefense Policy.Boulder: Lynne Rienner Publishers.

GARDNER, H., (1997) Dangerous Crossroads. Europe, Russia and theFuture of NATO. Westport: Praeger.

KANET, R., KOZHEMIAKIN, A., (eds.) (1997) The Foreign Policy ofthe Russian Federation. London: MacMilIan. .

ARTIKELS:ALAMIR, F., PRADEITO, A., (1998) 'Identitätssuche als Movens derSicherheitspolitik' in Ost-Europa, vol. 48, n02.

CORNISH, P., (1997) 'European Security: the end ofarchitecture andthe new NATO' in International Affairs, vol. 44, n°4.

EYAL, J., (1997) 'NATO's Enlargement: Anatomy of a Decision' in In-ternational Affairs, vol. 44, n°4.

GABBANYI, A., (1997) 'RumänÏens Beitrittsstrategie zur NATO' in Ost-Europa, vol. 47, n09.

HEINEMANN-GRUBER,A., (1997) 'NATO-Erweiterung - einideologisches Projekt' in Ost-Europa, vol. 47, n09.