Standaardisatie binnen de NAVO - Militaire Spectator

9
Standaardisatie binnen de NAVO ir. P. H. H. Scharp luitenant-kolonel van de technische staf In de laatste jaren werd en wordt van vele zijden, waaronder de Nederlandse defensieleiding, aange- drongen op standaardisatie van het materieel bin- nen de NAVO. In dit artikel wordt op basis van een literatuurstu- die een overzicht gegeven van de moeilijkheden om tot standaardisatie te komen. Aan het slot wordt een aantal mogelijke oplossingen in be- schouwing genomen. WAT IS STANDAARDISATIE? Aangezien het woord standaardisatie verschillende gedachten kan oproepen, is het gewenst een aantal begrippen te bezien. [1] [2] Standaardisatie Het vaststellen en aannemen van bepaalde, gelijke vormen en afmetingen, waardoor een zo groot mo- gelijke uniformiteit van het produkt wordt verkre- gen: de standaardisatie van de Westeuropese mili- taire uitrusting (definitie en voorbeeld volgens Van Dale). Verenigbaarheid (compatibility) Verenigbaarheid is een zodanige overeenkomst tussen verschillende materieelsoorten, dat deze ongestoord binnen eikaars invloedssfeer kunnen functioneren. Dit betreft vooral telecommunicatie- en vuurleidings(geleidings)apparatuur. Uitwisselbaarheid (interchangeability) Uitwisselbaarheid is een zodanige overeenkomst tussen verschillende materieelsoorten of compo- nenten daarvan, dat deze elkaar kunnen vervan- gen. Uitwisselbaarheid treft men o.a. aan bij vlieg- tuigbewapening en tankgeschut; zij wordt momen- teel nagestreefd tussen componenten van de Ame- rikaanse XM1 en de Duitse Leopard-2 gevechts- tank. Samenwerkzaamheid (interoperability) Samenwerkzaamheid, ook wel interoperabiliteit genoemd, is een zodanige overeenkomst tussen verschillende materieelsoorten, dat deze in één systeem geïntegreerd kunnen functioneren. Samen- werkzaamheid treft men o.a. aan bij telecommu- nicatieapparatuur en tussen diverse munitie- en geschuttypen. Identiteit (commonality/identity) Identiteit is de toepassing van hetzelfde type mate- rieel bij verschillende krijgsmachtdelen. In dit artikel zal het woord standaardisatie alge- meen worden gebruikt, echter met de nadruk op identiteit. Natuurlijk wordt perfecte standaardisatie verkre- gen als alle NAVO-eenheden in één operatietoneel zijn uitgerust met identiek materieel. Dit is zeker in het komende decennium nog geen haalbare kaart. De NAVO omschrijft het doel van standaardisatie als volgt: The aim of standardization is to enable NATO-forces to operate together in the most ef- fective manner. Behalve identiteit voor de gehele NAVO is ook gedeeltelijke standaardisatie mogelijk, waarmee beperkte voordelen kunnen worden verkregen. Deze gedeeltelijke standaardisatie kan zich tot multinationaal, nationaal (interkrijgsmacht) en krijgsmacht-intern gebied beperken. Multinationale standaardisatie treedt op als enkele NAVO-partners hetzelfde materieel invoeren, bij- voorbeeld de F-16 of de Leopardfamilie. Interkrijgsmacht-standaardisatie wordt momenteel in Nederland sterk nagestreefd door de Defensie- leiding. Door het Directoraat-generaal materieel, vroeger de Materieelraad, worden in deze richting de nodige activiteiten ontplooid. Men zou hier bij- voorbeeld kunnen denken aan identieke of uitwis- selbare wapensystemen tegen luchtdoelen. Krijgsmachtinterne standaardisatie wordt door de leiding van de krijgsmachtdelen op logistieke gron- den altijd wel nagestreefd. In de huidige omstan- 397

Transcript of Standaardisatie binnen de NAVO - Militaire Spectator

Standaardisatie binnen de NAVO

ir. P. H. H. Scharpluitenant-kolonel van de technische staf

In de laatste jaren werd en wordt van vele zijden,waaronder de Nederlandse defensieleiding, aange-drongen op standaardisatie van het materieel bin-nen de NAVO.

In dit artikel wordt op basis van een literatuurstu-die een overzicht gegeven van de moeilijkhedenom tot standaardisatie te komen. Aan het slotwordt een aantal mogelijke oplossingen in be-schouwing genomen.

WAT IS STANDAARDISATIE?

Aangezien het woord standaardisatie verschillendegedachten kan oproepen, is het gewenst een aantalbegrippen te bezien. [1] [2]

StandaardisatieHet vaststellen en aannemen van bepaalde, gelijkevormen en afmetingen, waardoor een zo groot mo-gelijke uniformiteit van het produkt wordt verkre-gen: de standaardisatie van de Westeuropese mili-taire uitrusting (definitie en voorbeeld volgensVan Dale).

Verenigbaarheid (compatibility)Verenigbaarheid is een zodanige overeenkomsttussen verschillende materieelsoorten, dat dezeongestoord binnen eikaars invloedssfeer kunnenfunctioneren. Dit betreft vooral telecommunicatie-en vuurleidings(geleidings)apparatuur.

Uitwisselbaarheid (interchangeability)Uitwisselbaarheid is een zodanige overeenkomsttussen verschillende materieelsoorten of compo-nenten daarvan, dat deze elkaar kunnen vervan-gen. Uitwisselbaarheid treft men o.a. aan bij vlieg-tuigbewapening en tankgeschut; zij wordt momen-teel nagestreefd tussen componenten van de Ame-rikaanse XM1 en de Duitse Leopard-2 gevechts-tank.

Samenwerkzaamheid (interoperability)Samenwerkzaamheid, ook wel interoperabiliteit

genoemd, is een zodanige overeenkomst tussenverschillende materieelsoorten, dat deze in éénsysteem geïntegreerd kunnen functioneren. Samen-werkzaamheid treft men o.a. aan bij telecommu-nicatieapparatuur en tussen diverse munitie- engeschuttypen.

Identiteit (commonality/identity)Identiteit is de toepassing van hetzelfde type mate-rieel bij verschillende krijgsmachtdelen.

In dit artikel zal het woord standaardisatie alge-meen worden gebruikt, echter met de nadruk opidentiteit.Natuurlijk wordt perfecte standaardisatie verkre-gen als alle NAVO-eenheden in één operatietoneelzijn uitgerust met identiek materieel. Dit is zekerin het komende decennium nog geen haalbarekaart.De NAVO omschrijft het doel van standaardisatieals volgt: The aim of standardization is to enableNATO-forces to operate together in the most ef-fective manner.Behalve identiteit voor de gehele NAVO is ookgedeeltelijke standaardisatie mogelijk, waarmeebeperkte voordelen kunnen worden verkregen.Deze gedeeltelijke standaardisatie kan zich totmultinationaal, nationaal (interkrijgsmacht) enkrijgsmacht-intern gebied beperken.

Multinationale standaardisatie treedt op als enkeleNAVO-partners hetzelfde materieel invoeren, bij-voorbeeld de F-16 of de Leopardfamilie.

Interkrijgsmacht-standaardisatie wordt momenteelin Nederland sterk nagestreefd door de Defensie-leiding. Door het Directoraat-generaal materieel,vroeger de Materieelraad, worden in deze richtingde nodige activiteiten ontplooid. Men zou hier bij-voorbeeld kunnen denken aan identieke of uitwis-selbare wapensystemen tegen luchtdoelen.

Krijgsmachtinterne standaardisatie wordt door deleiding van de krijgsmachtdelen op logistieke gron-den altijd wel nagestreefd. In de huidige omstan-

397

digheden is deze vorm van standaardisatie vaakstrijdig met identiteit, multinationale en/of inter-krijgsmachtstandaardisatie. [3] Zo doet bijvoor-beeld het gebruik van KL-gestandaardiseerde ver-bindingsmiddelen of brandblussers afbreuk aan demultinationale standaardisatie van verscheideneuitrustingsstukken, o.a. de Leopard.

WAAROM STANDAARDISATIE?

Van militaire zijde wordt veel nadruk gelegd opde noodzaak van standaardisatie, wegens de vol-gende voordelen:

— identiteit en/of uitwisselbaarheid bieden mo-gelijkheden tot uitwisseling van materieel en re-servedelen. Zeker onder crisisomstandigheden kandit de inzetbaarheid en gevechtskracht van de een-heden bevorderen;— standaardisatie kan de aantallen specialismenbij het onderhoudspersoneel — en daarmee dekwetsbaarheid — verminderen;— standaardisatie kan de diversiteit in werk-plaatsuitrustingen, speciaal gereedschap en meet-apparatuur beperken en daarmee de beweeglijk-heid verhogen;— standaardisatie maakt het gebruik van weder-zijdse onderhouds- en opleidingsfaciliteiten moge-lijk.

Hoewel deze voordelen reeds lang bekend zijn,heeft de nationale logistieke verantwoordelijkheidbinnen de NAVO ertoe geleid dat andere, hiernate noemen, aspecten meer invloed hebben gekre-gen binnen de nationale beslissingsprocedures.De laatste jaren wordt echter in de literatuur eenaantal aspecten genoemd, die de noodzaak vanstandaardisatie steeds sterker onderstrepen. Ditzijn onder meer de volgende.

1. De kosten van het materieel ([4] blz. 86, [5]blz. 21)

a. De defensiebegrotingen zijn begrensd; binnendeze begrotingen stijgen de personeelskosten rela-

Leopard, Standardpanzer? Wel een^H sterke mate van uitwisselbaarheid,

geen identiteit

tief sterker dan de overige kosten. Relatieve bezui-nigingen op de materieelkosten zijn daarom nood-zakelijk.

b. De ontwikkelingskosten van modern materieelzijn zeer hoog, doordat de technieken vaak voor-uitlopen op die in de civiele techniek. Een tweedekostenverhogend aspect tijdens de ontwikkelingis de neiging de uiterst mogelijke prestaties teeisen, ten einde beter te zijn dan een eventueletegenstander. Als het verhogen van de snelheidvan een civiel vliegtuig met 15% de aanschaffings-kosten verveelvoudigd, wordt dit alleen onderConcorde-achtige toestanden uitgevoerd. Deze15% kan echter in de militaire sfeer het verschiluitmaken tussen wel of geen luchtoverwicht endaarmee de kans op overleving van het bondge-nootschap sterk beïnvloeden. De internationalesamenwerking bij de ontwikkeling van materieel,meestal leidende tot standaardisatie, zal verspillingvan defensiegelden voorkomen.

c. Een verlaging van de stuksprijs van het mate-rieel, door vergrote serieproduktie indien meerlanden hetzelfde materieel invoeren, maakt bezui-nigingen mogelijk.

2. Gevechtskrachtverhoging

Indien de materieelkosten dalen kan behalve degewenste bezuinigingen ook worden overwogen bijgelijkblijvende defensielasten de gevechtskracht teverhogen. [6] Generaal Goodpaster [7] schatte datstandaardisatie en taakverdeling samen de doel-treffendheid van de NAVO-strijdkrachten met ca.30% kunnen verhogen.

3. Mobilisatieopbouw

Bij een onverhoopt uitbreken van oorlogshande-lingen in West-Europa zullen de Europese strijd-krachten des te effectiever kunnen worden ge-steund door het overbrengen en de opbouw vanAmerikaanse strijdkrachten en voorraden naar-mate de standaardisatie verder is gevorderd. ([4]blz. 88) Bij voldoende standaardisatie kan de ope-

398

rationele commandant de aangevoerde reservesnaar behoefte inzetten, zonder problemen te cre-ëren voor de logistieke ondersteuning. Callaghan[6] stelt over standaardisatie binnen de NAVOhet volgende.

In de afgelopen kwarteeuw heeft een niet vast testellen verspilling van Amerikaanse en Europese de-fensie-inspanning aan mankracht, geld, energie, mate-rialen en infrastructuur plaatsgevonden, doordat deNAVO heeft gefaald in het tot stand brengen van:— gemeenschappelijke Génerale-Staf concepten, ge-baseerd op een gemeenschappelijke tactische doctrine;— elkaar aanvullende onderzoek- en ontwikkelings-projecten door het rationaliseren van de ontwikke-lingstaken en specialisatie in ontwikkelingsgebieden(research);— een verscheidenheid in wapensystemen via eenAmerikaans/Europese technologische achtergrond;— grotere materieelinvesteringen bij een lagere stuks-prijs door rationalisatie van de produktie en doorseriegrootte, gebaseerd op een gemeenschappelijkeAmerikaans/Europese behoefte;— wederzijdse logistieke ondersteuning ten behoevevan gestandaardiseerd materieel, met behulp van ge-meenschappelijke reservedelen en onderhoudsappa-ratuur;— een evenwichtige, gemeenschappelijke, conventio-nele krijgsmacht, door een gemeenschappelijk militair,technisch en industrieel systeem te smeden, door een

op het bereiken van het gestelde doel gerichte bun-deling van alle beschikbare economische middelen;— onpartijdige financiële lastenverdeling over alledefensiegebieden;— werkgelegenheid voor de defensie-industrie.

PROBLEMATIEK

In het voorgaande is gememoreerd dat enkele as-pecten een negatieve invloed op de standaardisatiehebben uitgeoefend. Deze aspecten worden nu na-der bezien.

a. De Generale-Stafeisen

Wil men tot standaardisatie kunnen komen, danzal het in te voeren materieel aan de GS-eisen vanalle betrokken landen moeten voldoen. Dit kanworden bereikt door de GS-eisen van deze landenin onderling overleg op elkaar af te stemmen ofdoor een „kleinste gemene veelvoud" van alleeisen op te stellen. Cary ([5] blz. 23) stelt datstandaardisatieproblemen alleen kunnen wordenopgelost als de betrokken staven vooraf overeen-stemming bereiken over de GS-eisen, het prijs-niveau en de gewenste termijnplanning.

1. Tot de jaren 1965/66 heeft binnen de NAVOeen procedure bestaan om tot onderlinge afstem-

Identieke patroon 7,62 mm met, vanboven naar beneden: geweer 7,62mm x51, HK/G3 (Bondsrep. Duits-'and), geweer 7,62 mm, L1A1 FN(België/Groot-Brittannië), mitrailleur7,62 mm, MG3 (Bondsrep. Duitsland),en mitrailleur 7,62 mm, NF1 (Frank-rijk)

399

ming van de GS-eisen te komen. Deze NATOBasic Military Requirement (NBMR) procedureis jammerlijk mislukt.2. De „kleinste gemene veelvoud"-oplossing iso.a. toegepast bij de MRCA (Tornado) en de ge-trokken 155 mm houwitser FH 70. Deze oplos-sing heeft geleid tot duurdere ontwerpen; zelfs zódat Nederland, als initiatiefnemer van de MRCA,uit dit project is gestapt. Kennelijk is het kleinstegemene veelvoud in die gevallen zoveel uitgebrei-der dan de afzonderlijke GS-eisen, dat samenwer-king niet meer acceptabel is.

Verscheidene auteurs, waaronder dr. Mann ([9]blz. 205), beklemtonen dat gelijke, eventueel ver-gelijkbare GS-eisen alleen te bereiken zijn indiende tactische en strategische concepten en doctrinesovereenstemmen. Persoonlijk acht ik het voldoen-de als zij in grote lijn overeenstemmen.De politiek en geografisch verschillende inzet vande strijdkrachten van de diverse NAVO-partnerszal het altijd wel moeilijk blijven maken tot een-heid van GS-eisen te komen. ([10] blz. 430) Mo-gelijk dat het verschil tussen „geëist" (need tohave) en „gewenst" (nice to have) kan leiden totéén basisuitvoering met „opties" voor de gewensteuitvoeringsvormen. Het „kleinste gemene veel-voud" kan dan worden beperkt tot de noodzakelijkgeachte GS-eisen; in de loop der jaren zou mendan tot gemeenschappelijke GS-eisen kunnen ko-men.

b. Termijnplanning

De vervangings- of invoeringsschema's van de di-verse NAVO-partners voor gelijksoortig materieelkomen meestal niet overeen. Willen de economi-sche voordelen van standaardisatie tot hun rechtkomen, dan moeten de gewenste levertermijnenvoor de diverse landen zodanig op elkaar wordenafgestemd dat een regelmatige produktie is ver-zekerd. ([10] blz. 830) Hierbij kan men zich voor-stellen dat tussen „rijke" en „arme" landen eenoverlappend schema wordt opgesteld, waarmeegedeeltelijk verouderd materieel wordt doorge-schoven van de „rijke" naar de „arme" landen.([11] blz. 431).Voor de meeste landen geldt reeds dat de vervan-gingsschema's van de diverse materieelsoorten in-tern op elkaar zijn afgestemd, zoals in Nederlando.a. heeft plaatsgevonden in de Defensienota 1974.Het is onvermijdelijk dat dergelijke vervangings-schema's binnen de NAVO zullen moeten wordengecoördineerd. ([8] blz. 448)

c. Soevereiniteitsproblemen

Volgens het NAVO-handvest heeft de verdrags-organisatie geen supranationale bevoegdheden. Ditheeft o.a. tot gevolg dat de lidstaten zelf verant-woordelijk zijn voor de logistieke ondersteuningvan hun „assigned forces". De meeste landen heb-ben vroeger getracht een zelfstandige defensie-industrie op te bouwen, omdat in crisisomstandig-heden niet meer op buitenlandse leveringen konworden gerekend. Na de Tweede Wereldoorlog ishet aantal naties, dat hiertoe nog volledig in staatis, steeds kleiner geworden. ([5] blz. 21) Persoon-lijk ga ik ervan uit dat de NAVO-landen erop re-kenen dat in crisisomstandigheden wederzijdse le-veringen doorgang zullen vinden.

Er bestaat echter, misschien mede als erfenis vande zelfstandigheidspolitiek, nog een remming ommilitaire know-how te delen met anderen. ([8]blz. 450) Samenwerking bij materieelaanschaffin-gen leidt tot verlies van zelfstandigheid. De gra-duele verschillen die bestaan tussen alleenspraak,samenspraak, inspraak en medezeggenschap ko-men ook bij samenwerking tot uitdrukking. Hetoptreden van deze gradaties is het gevolg van deonderlinge verschillen in grootte en invloedssfeertussen de landen. Daaruit ontstaan weer verschil-lende verplichtingen die leiden tot verschillende

Boven: Flakpanzer, 35 mm, Typ 5-PFZ-B2, onder: prlua35 mm, type 5-PFZ-CA... geen identiteit, wel verenig-baarheid en gedeeltelijke uitwisselbaarheid

400

F-16 op Volkel, multinationale stan-daardisatie (foto De Vliegende Hol-lander)

behoeften, zowel kwalitatief (GS-eisen) als kwan-titatief. Bij grote behoefteverschillen zal het „klei-ne" land al of niet moeten meedoen met het „gro-te" land, en het zal slechts een geringe inspraakof medezeggenschap krijgen. (Dit kan overigensvoor de voortgang van het project zeer gunstigzijn.) Hoe kleiner de behoefteverschillen, des temeer medezeggenschap voor de afzonderlijke deel-nemers.Deze soevereiniteitsproblematiek vormt, samenmet de hierna te bespreken, veelal parallel lopen-de, industriële problematiek het grote struikelblokvoor de materieelsamenwerking tussen de Ver-enigde Staten en de Europese landen.

d. Invloed van de industrie

De sterke industrie binnen de westerse wereld iseen van de oorzaken van de standaardisatieproble-matiek. Doordat meer bedrijven in staat zijn ma-terieel aan te bieden dat aan de militaire eisenvoldoet, bestaat er een keuzemogelijkheid. ([4]blz. 85) Dit heeft als voordeel dat er geen of wei-nig monopolieposities zijn.De werkgelegenheid zal voor de industrie in dewesterse landen een argument vormen om de na-tionale overheden te overreden nationaal te ko-pen. De reeds genoemde, voorop lopende, standvan de militaire techniek maakt het voor de natio-nale industrie eveneens gewenst ontwikkelings- enproduktieopdrachten te verwerven. Daarmee kanop de internationale markt een vooraanstaandepositie worden behouden, eventueel veroverd.([10] blz. 828)De Europese industrie is, in tegenstelling tot deAmerikaanse, zo verdeeld dat zij in het algemeen

te weinig capaciteit heeft om voor de geheleNAVO te produceren. ([12] blz. 13) Bij eventuelestandaardisatie op Europese produkten zal daar-voor een oplossing moeten worden gevonden.Dr. Mann ([9] blz. 206) noemt een groot aantalfactoren van invloed op de samenwerking, die zo-wel op soevereiniteitsproblemen als op de invloedvan de industrie betrekking hebben:

—• onafhankelijke industrie tegenover staatsbe-drijven;— variabele overheidsinvloed op de industrie;—• ontbrekende, beperkte of niet goed gerichteknow-how bij de industrie;— verschillend gericht industriepotentieel;— economisch gebruik van het beschikbare in-dustriële potentieel;— verschillende wetgeving;— conjunctuurprobleem (werkloosheid, beta-lingsbalans);— exportpolitiek;— nationaal prestigegevoel.

In de huidige aanschaffingspolitiek van enkele na-ties kan de invloed van compensatieorders (tenbate van de nationale werkgelegenheid) groter zijndan die van de zo gewenste materieelstandaardi-satie. ([11] blz. 430)

e. Contractuele problemen

De reeds aangehaalde factor „verschillende wet-geving" heeft zowel betrekking op het handels-recht als op de comptabiliteitswetten. Tenzij doorde samenwerkende landen een bijzondere regelingwordt getroffen, leidt het soevereiniteitsbeginselal snel ertoe dat bij bestelling van identiek mate-

401

rieel bij één firma, toch parallel lopende contrac-ten worden afgesloten, met verschillende voor-waarden voor de diverse opdrachtgevers. Samen-werking van de opdrachtgevers is dan een eerstevereiste om niet door de opdrachtnemer tegen el-kaar te worden uitgespeeld.

POLITIEKE STELLINGNAME

De Nederlandse regering spreekt zich al vele jarenmet toenemende nadruk uit voor standaardisatie,veelal in relatie tot taakverdeling. [13] e.a. De be-reidheid van Duitsland blijkt o.a. uit het artikelvan Mann. [9] Ook in de Verenigde Staten wordtstandaardisatie ondersteund, bijvoorbeeld met hetCulver-Nunn Amendment van 19 mei 1975. [12]Overigens heeft de XM-l/Leopard-2AV-wedloopaangetoond dat er meer nodig is om tot standaar-disatie te komen.De ministers van defensie van de EuropeseNAVO-landen minus Frankrijk, verenigd in deEurogroup, hebben op 23 mei 1972 een intentie-verklaring afgegeven waaruit blijkt dat zij stan-daardisatie willen bevorderen. Er bestaat kenne-lijk een algemene bereidheid om tot standaardisa-tie te komen; in de komende jaren zullen de poli-tici van alle NAVO-partners moeten tonen dat hethen ernst is met het waarmaken van hun stand-punt.

MOGELIJKE OPLOSSING

Stoehrmann ([14] blz. 29) noemt een aantal alge-meen geaccepteerde conclusies inzake het stan-daardisatieprobleem:

— centrale budgettering is vereist, in elk gevaltijdens onderzoek- en ontwerpfase;

— projecten moeten door multinationale (bv.NAVO-)organen worden geïnitieerd;— zorgvuldige planningen en kostenramingenmoeten worden opgesteld, terwijl de overhedenbij het bereiken van vooraf vastgestelde knoop-punten in de planning zich moeten verplichten tot(verdere) deelneming;— tactische conceptie en GS-eisen moeten dooralle deelnemers worden geaccepteerd, waarna hetmaterieel zo wordt ontwikkeld, dat het eraan vol-doet;—• samenwerkingsprojecten moeten technologischinteressant zijn (NB. Naar mijn mening is dit in dehuidige tijd wel opportuun, echter militair gezienniet relevant);— de gewenste levertermijnen moeten op elkaarworden afgestemd;— de bestaande politieke organisatie biedt geengoed kader voor samenwerking in een gemeen-schappelijke materieelverwerving.

De volgende mogelijkheden voldoen alle voor eendeel aan deze conclusies en lossen een deel van deproblematiek op.

a. Internationaal industrieel samenwerkingsver-band (IIS) ([8] blz. 444)

Indien industrieën uit verscheidene landen samen-werken in één organisatie is standaardisatie moge-lijk. Ervan uitgaande dat de afzonderlijke GS-eisenvan de in aanmerking komende landen een accep-tabel kleinste gemene veelvoud vormen, kan zo'nIIS zorgen voor een evenredige spreiding van ont-wikkeling (know-how) en produktie (werkgelegen-heid/compensatie). Zonder samenwerking van debetrokken nationale overheden is succes van hetproject echter nog niet verzekerd. Om tot identiteit

Hr Ms Tromp, geleide-wapenfregatmet gestandaardiseerde Seasparrow-raketten, pijl (foto Marvo)

402

Hawk-launcher, multinationale standaardisatie (foto DeVliegende Hollander)

te komen zal een strakke organisatie moeten wor-den opgebouwd met een identiek tekeningenpak-ket voor alle deelnemende industrieën.

b. Licentieproduktie ([8] blz. 444)

Indien een overheid besluit dat een buitenlandsprodukt aan haar GS-eisen voldoet, en indien defabrikant bereid wordt gevonden zijn produktdoor een andere firma in licentie te laten nabou-wen, kan ook identiteit worden bereikt. Het ont-vangende land komt in het bezit van een beperkteknow-how, maar verkrijgt niet de ervaring die deproduktontwikkeling in totaal heeft opgeleverd.Werkgelegenheid en handelsbalans zullen met li-centieproduktie in het algemeen op acceptabelewijze worden gesteund. Als nadelen kunnen wor-den genoemd de hogere kosten voor licentierech-ten en eventuele outillage van het in licentie pro-ducerende bedrijf, alsmede de problemen rond hetbehouden van de identiteit.

c. Uitwisselbaarheid van componenten

Een deel van de standaardisatieproblematiek kanworden opgelost door componenten zover te stan-daardiseren dat zij uitwisselbaar worden. Met be-hulp van Stanags is reeds veel genormaliseerd,echter voornamelijk op procedureel gebied, waar-bij verenigbaarheid en samenwerkbaarheid tersprake komen. Uitbreiding van het Stanag-pakketmet normen voor componenten, bij voorkeur ge-

baseerd op ISO-normen, verhoogt met het verloopder jaren de logistieke uitwisselbaarheid. Men kanzich voorstellen dat van een reeks gelijksoortigecomponenten de functionele eigenschappen, debevestigingspunten, buitenafmetingen, enz., wor-den vastgelegd. In de landmachtsfeer kan mendenken aan motoren, generatoren, torendraaikran-sen, voertuigperiscopen met HV- en IR-appara-tuur, enz. ([15] blz. 212)

d. Beperkte multinationale samenwerking

Dr. Mann ([9] blz. 206) noemt drie reeds toege-paste mogelijkheden voor samenwerking tusseneen beperkt aantal landen.

1. Stuurlanden (Pilot countries)

Eén land is verantwoordelijk voor de materieel-voorziening, de andere doen mee. Deze vorm geeftweinig managementproblemen.

2. Samenwerkingsorganen

In werkgroepen en/of beslissingsraden wordenmogelijke oplossingen besproken en taakverdelin-gen vastgesteld. Over verdragen resp. bestelorderswordt op nationaal niveau onderhandeld. De al-dus verkregen uitbreiding van inspraak gaat ge-paard met aanmerkelijke coördinatieproblemen envoortdurende compromissen.

3. Zelfstandige geïntegreerde organen

De multinationaal samengestelde organen verkrij-gen financiële handelingsbevoegdheden en een ju-ridische status. Het reeds genoemde IIS valt overhet algemeen ook hieronder. Deze geïntegreerdeorganen hebben het voordeel van ondubbelzinnigeleiding en hoge reactiesnelheid. Nadelig zijn deextra organisatorische kosten voor verdrags-, fi-nanciële, personele en dergelijke afdelingen.

Van deze drie oplossingen vindt men o.a. voor-beelden bij de 155 mm houwitser FH-70, deMRCA (Tornado) en de Roland.

e. Multinationale ontwikkeling van materieel

Minister Vredeling [16] heeft binnen de NAVOvoorgesteld dat de Europese landen een gemeen-schappelijk fonds stichten voor onderzoek en ont-wikkeling op het gebied van materieel. Ook Simp-son en Gregory ([8] blz. 461) wijzen in deze rich-ting. Dit voorstel heeft als voordelen dat:

403

— verkwisting van ontwikkelingsfondsen kan wor-den voorkomen;— de diverse landen eerder op de hoogte zijn vannieuwe ontwikkelingen.

Van de Eurogroup uit wordt dit voorstel sindsfebruari 1976 uitgewerkt in de independent Euro-pean Programme Group (iEPG), waarin ookFrankrijk zitting heeft. De iEPG werkt met driePanels, die weer werkgroepen onder zich hebben.

Panel l coördineert en synchroniseert de nationalevervangingsschema's en selecteert mogelijke sa-menwerkingsprojecten.Panel 2 coördineert momenteel reeds de werk-zaamheden van vier ad-hocwerkgroepen voor lo-pende projecten en zes verkennende werkgroepenter zake van mogelijke samenwerkingsprojecten.Panel 3 is belast met het opstellen van principes,regels en procedures.Een vijftal werkgroepen houdt zich bezig met— procedures;— compensatie (interproject-);— concurrentie en verdeling van de werkzaam-heden;— industriële samenwerking;— bewapeningsexport.

Mijns inziens zal rekening moeten worden gehou-den met de noodzakelijke spreiding van de ont-wikkelingsopdrachten. De produktie kan eventueelvia IIS of licenties worden geregeld. Het voorstelmaakt de door Simpson ([8] blz. 451) noodzake-lijk geachte gescheiden verrekening van ontwikke-lings- en produktiekosten mogelijk. De verant-woordelijkheid voor de uiteindelijke standaardi-satie blijft hier op nationaal niveau.

f. Multinationale materieeldienst (MMD)

Zodra meer NAVO-landen bereid zijn hun ver-antwoordelijkheden over te dragen aan een MMD,wordt identiteit tussen deze landen bereikbaar.Nadat uit het operationele functiegebied een alge-meen geaccepteerd GS-eisenpakket is vastgesteld,zou een MMD moeten worden belast met: plan-ning, onderzoek, ontwikkeling, beproeving, pro-duktie en logistieke ondersteuning.Een MMD zal civiele en overheidsinstellingen ofbedrijven opdrachten moeten kunnen geven tothet uitvoeren van deeltaken (bv. onderzoek ofproduktie). Competitie en concurrentiestelling zul-

len daarbij eerder mogelijk zijn door het groterebeschikbare potentieel. Een MMD zal de opdrach-ten over de deelnemende landen moeten verdelen;dit zou ongeveer in evenredigheid met de bijdra-gen aan, of aankopen bij, MMD kunnen plaats-vinden. Vredeling [17] heeft echter gewaarschuwdtegen de ontwikkeling van een enge „militaire han-delsbalans" binnen de normale.Een MMD zal bij de verdeling van de opdrachtenook de diverse technologische vakgebieden in debetrokken landen een gelijkwaardige kans moetenbieden.Voor het parlementaire toezicht op deze samen-werkingsvorm zullen speciale regelingen moetenworden getroffen.Verdragstechnisch zouden de deelnemende landenmet de MMD kunnen onderhandelen, de MMDonderhandelt dan met zijn opdrachtnemers.Labohm ([18] blz. 169) geeft een MMD voorlopigalleen nog maar kans van slagen binnen Europa;Cattaghan ([6] blz. 121, [12] blz. 13) stelt echtereen „European Defence Procurement Agency"voor, dat de MMD-taken zou verrichten in samen-werking met de VS. Een op volle toeren draaiendeMMD zou de taak van de nationale materieeldien-sten grotendeels kunnen overnemen. Het zou weleen groot en log apparaat worden, dat echter inte-graal gezien een personeelsbesparing moet ople-veren.Zowel de door Callaghan [6] genoemde doelstel-lingen als de door Stoehrmann ([14] blz. 29) ver-zamelde conclusies passen in een MMD-conceptie.Stoehrmanns laatste conclusie betreffende het ont-breken van een politiek kader zal door de politiciongedaan moeten worden gemaakt.

SLOTBESCHOUWING

Zonder volledigheid te willen pretenderen is indit artikel getracht een overzicht te geven van deproblematiek rondom standaardisatie van mate-rieel.

De grote knelpunten liggen bij de GS-eisen, deeconomische invloeden en de politieke bereidheidzelfstandigheid op te geven. De bestaande, min ofmeer vrijblijvende, samenwerking zal moeten wor-den verdiept en uitgebreid om een zodanige graadvan standaardisatie te bereiken dat werkelijk„NATO forces may operate together in the mosteffective manner".

>

Literatuur1. S. H. van Dam — (niet gepubliceerd). Centrale Dir.

materieel.

2. N. L. Dodd — Mll. Speet. 144(1975)(5)229; Wehr-kunde (1975)(7)342.

3. E. C. Conford — Wehrtechnik (1975)(7)323.

404

4. J. A. Huston — Mil. Rev. (1970)(8)83.5. M. Cary — J. Roy. United Serv. Inst. Def. Studies

6. T. A. Callaghan jr. — Survival (1975)(3)129.7. A. J. Goodpaster — Telegraaf (1974)(3 juli).8. J. Simpson en F. Gregory — Orbio 16(1972)(2)435.9. S. Mann — Wehrtechnik (1974)(5)204.

10. J. H. J. M. Lohmeyer — Marineblad (1971)811.11. H. H. J. Labohm — Mil. Speet. 138(1969)(9)428.12. T. A. Callaghan jr. — Nato Rev. (1975)(4)11.

13. Mem. v. toelichting bij de Rijksbegroting, dienst-jaren 1972, 1973 en 1974, hfdst. V — Buitenl. zaken,resp. 1973 en 1974, hfdst. X — Defensie.

14. K. C. Stoehrmann — Air Univ. Rev. 25(1974)(2)23.15. N. L. Dodd — Nat. Def. (1975)(11/12)210.16. H. Vredeling — Knipselnieuws; ANP-telex (1974)

(9 dec.).17. H. Vredeling — Knipselnieuws; ANP-telex (1975)

(22 mei).18. H. H. J. Labohm — Mil. Speet. 139(1970)(4)161.

Maandelijks wordt de Militaire Spectator toegezonden aan alle leden van de Konink-lijke Vereniging ter beoefening van de Krijgswetenschap.Ten einde de toezending aan thans nog actief dienende officieren van Land- en Lucht-macht, tevens lid van de Koninklijke Vereniging ter beoefening van de Krijgsweten-schap, ook na hun dienstverlating zeker te stellen, wordt belanghebbenden verzochtde secretaris-penningmeester van de Koninklijke Vereniging (Nassaulaan 6, Zoeter-meer) in voorkomend geval ter zake in te lichten.

405