Moordeinde

1
1 Moordeinde. Geef mij maar een moordeinde in plaats van een – wellicht schier eindeloze – kwijning . Stelselmatig wordt in de media gesproken van zelfmoord als iemand zijn eigen leven beëindigd. Connotaties van dit woordgebruik zijn: - moord als iemand met voorbedachten rade om zeep helpen; - moord als iets verschrikkelijks (’t is een moord); - moord als noodkreet om hulp (moord en brand schreeuwen). Permanent en dwingend ( 1 ) disciplineren in deze connotaties tot in de meest minimale spleetjes het strafrecht & de christelijke goden & de asociaal-politieke angsthazen & de hoeders van de fundamentalistische levensmoraal & de aartstwijfelaars & de zwijgend instemmende meerderheden. Dat je jezelf met voorbedachten rade om zeep kan helpen, dat naar uit kan zien en juist dat intense genoegen van de daken wilt blèren, komt eerder op bij het begrip zelfdoding dan bij zelfmoord. In samenstellingen kunnen we in het denken meer kanten op met het woorddeel moord-. Negatief geconnoteerd zijn verreweg de meeste samenstellingen. Denk maar aan moordaanslag, moordbijl, moordbok, moordbrand, moordbrigade, moordfantasie, moordhoek, moordlust, moordwapen of moordzwaard. Maar wie kent niet een moordvent, een moordwijf, een moordfilm, een moordgriet of een moordkerel? Moord- als eerste lid van samengestelde woorden, kan ook aangeven dat wat erna volgt erg aardig, erg mooi of erg fijn is. Het voorvoegsel ‘moord-‘ duidt dan in positieve zin wat de spreker/schrijver van het navolgende vindt. Bij linguïst hoort moordtaal. Bij muziekminnaar horen moordmelodieën, moordharmonieën en moordakkoorden. Bij liefde horen moorddaden om niet. Bij boezemvriendschap hoort moordvertrouwen. Bij lijden aan het leven hoort moorddoding. En bij voltooid leven hoort een moordeinde. Zutphen, 19 oktober 2012 Gert Rebergen Deeltijdactivist 1 Bedoeld in de zin van M. Foucault, Discipline, Toezicht en Straf. Historische Uitgeverij Groningen, 1989.

description

Bij 'voltooid leven' hoort een moordeinde.

Transcript of Moordeinde

Page 1: Moordeinde

1

Moordeinde.

Geef mij maar een moordeinde in plaats van een – wellicht schier eindeloze – kwijning .

Stelselmatig wordt in de media gesproken van zelfmoord als iemand zijn eigen leven

beëindigd. Connotaties van dit woordgebruik zijn:

- moord als iemand met voorbedachten rade om zeep helpen;

- moord als iets verschrikkelijks (’t is een moord);

- moord als noodkreet om hulp (moord en brand schreeuwen).

Permanent en dwingend (1) disciplineren in deze connotaties tot in de meest minimale

spleetjes het strafrecht & de christelijke goden & de asociaal-politieke angsthazen & de

hoeders van de fundamentalistische levensmoraal & de aartstwijfelaars & de zwijgend

instemmende meerderheden.

Dat je jezelf met voorbedachten rade om zeep kan helpen, dat naar uit kan zien en juist dat

intense genoegen van de daken wilt blèren, komt eerder op bij het begrip zelfdoding dan bij

zelfmoord.

In samenstellingen kunnen we in het denken meer kanten op met het woorddeel moord-.

Negatief geconnoteerd zijn verreweg de meeste samenstellingen. Denk maar aan

moordaanslag, moordbijl, moordbok, moordbrand, moordbrigade, moordfantasie,

moordhoek, moordlust, moordwapen of moordzwaard.

Maar wie kent niet een moordvent, een moordwijf, een moordfilm, een moordgriet of een

moordkerel? Moord- als eerste lid van samengestelde woorden, kan ook aangeven dat wat

erna volgt erg aardig, erg mooi of erg fijn is. Het voorvoegsel ‘moord-‘ duidt dan in positieve

zin wat de spreker/schrijver van het navolgende vindt.

Bij linguïst hoort moordtaal.

Bij muziekminnaar horen moordmelodieën, moordharmonieën en moordakkoorden.

Bij liefde horen moorddaden om niet.

Bij boezemvriendschap hoort moordvertrouwen.

Bij lijden aan het leven hoort moorddoding.

En bij voltooid leven hoort een moordeinde.

Zutphen, 19 oktober 2012

Gert Rebergen

Deeltijdactivist

1 Bedoeld in de zin van M. Foucault, Discipline, Toezicht en Straf. Historische Uitgeverij Groningen, 1989.