Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30...

104
Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde rapportage 2015

Transcript of Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30...

Page 1: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere

Derde rapportage 2015

Page 2: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632
Page 3: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

1

Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere

Derde rapportage 2015

COLOFON

Gemeente Almere

Onderzoek en rapportage

Gemeente Almere/SBC/Onderzoek&Statistiek

Trix Janssen en Mathijs Tuynman

Met dank aan: Klaske Grimmerink, Annet van Asselt, Loek van der Geest

Opdrachtgever

Gemeente Almere/DSD/Programmateam Transformatie

Maartje Bekkers

Maart 2016

Contactgegevens

Gemeente Almere

Postbus 200

1300 AE Almere

Tel: 14 036

onderzoek&[email protected] - www.osalmere.nl - @OSAlmere1

Gebruik van gegevens uit dit rapport is alleen toegestaan met bronvermelding.

Personen afgebeeld op de omslag van deze uitgave hebben geen relatie tot het onderwerp van de rapportage.

Page 4: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding en samenvatting ............................................................................................................................ 4

1.1 Inleiding ........................................................................................................................................................ 4

1.2 Samenvatting ................................................................................................................................................ 6

2. Basiscijfers sociaal domein 2015................................................................................................................... 8

2.1 Toegang sociaal domein via KCC en internet ................................................................................................ 8

2.2 Toegang sociaal domein via de wijkteams .................................................................................................... 9

2.3 Cliënten Wmo ............................................................................................................................................. 15

2.4 Cliënten Jeugdwet ...................................................................................................................................... 18

2.5 Veilig Thuis .................................................................................................................................................. 20

2.6 Cliënten bijstandsuitkering ......................................................................................................................... 20

2.7 Samenloop van Wmo, Jeugdwet en bijstand binnen huishoudens ............................................................ 24

2.8 Cliënten Schulddienstverlening .................................................................................................................. 25

2.9 Klachten en bezwaren ................................................................................................................................ 26

3. Nulmeting maatschappelijke effecten ........................................................................................................ 28

3.1 Inleiding ...................................................................................................................................................... 28

3.2 Nulmeting per gewenst maatschappelijk effect ......................................................................................... 29

3.2.1 Vergroten ontwikkelkansen jeugd ...................................................................................................... 30

3.2.2 Kinderen groeien gezond en veilig op ................................................................................................ 32

3.2.3 Iedereen doet naar eigen kunnen mee .............................................................................................. 34

3.2.4 Betrokkenheid bij leefomgeving en verbetering leefbaarheid ........................................................... 36

3.2.5 Meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de eigen stad ......................................... 38

3.2.6 Aanbod van ( vrijetijds)voorzieningen is beter afgestemd op de vraag van inwoners ....................... 40

3.2.7 Meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl ................................................................................ 42

3.2.8 Meer Almeerders hebben toegang tot informatie over en bemiddeling naar zorg ........................... 44

3.2.9 Minder overlast door doelgroepen, zoals jongeren, verslaafden ...................................................... 46

3.2.10 Meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam .................................................................................. 48

3.3 Context: ‘de staat van de stad’ ................................................................................................................... 50

BIJLAGEN:

Bijlage 1. Aanbieders van zorg, welzijn en participatie ................................................................................... 55

Bijlage 2. Burgerkracht en vrijwilligerswerk ................................................................................................... 64

Bijlage 3. Mantelzorg ..................................................................................................................................... 72

Bijlage 4. Maatschappelijke effecten: beïnvloedbaarheid en definities .......................................................... 78

B4.1 Beïnvloedbaarheid van indicatoren .......................................................................................................... 78

B4.2 Definities indicatoren ............................................................................................................................... 85

Page 5: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

3

B4.3 Bronnenlijst bij hoofdstuk 2 –Nulmeting maatschappelijke effecten ...................................................... 90

Bijlage 5. Begrippen en afkortingen................................................................................................................ 92

Bijlage 6. Lijst voorzieningengroepen Wmo en Jeugdwet ............................................................................... 96

Page 6: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

4

1. Inleiding en samenvatting

1.1 Inleiding De Monitor Sociaal Domein geeft een beeld van hoe in de gemeente Almere de ondersteuning op het gebied

van zorg, welzijn, werk en inkomen verloopt. Deze derde rapportage bevat cijfers over hoeveel Almeerse

inwoners in 2015 gebruik hebben gemaakt van welk soort ondersteuning. Daarnaast bevat het rapport de

nulmeting van de tien beoogde maatschappelijke effecten in het sociaal domein die zijn vastgesteld door de

gemeenteraad. Ook wordt aandacht besteed aan het oogpunt van de aanbieders van zorg, welzijn en

participatie en aan dat van vrijwilligers en mantelzorgers.

Wat is het startniveau van de beoogde maatschappelijk effecten voordat de transities hun beslag kregen? Hoe

doet Almere het vergeleken met Nederland als geheel? Wat vinden zorgaanbieders van het inkoopmodel? Wat

betekenen de veranderingen in het sociaal domein voor vrijwilligers? Worden mantelzorgers voldoende

ondersteund? Deze en andere vragen worden in deze rapportage beantwoord.

De monitor wordt gemaakt ten behoeve van de gemeenteraad. Met de geboden informatie kan de raad zien

hoe het beleid in de praktijk uitwerkt. De monitor helpt ook de gemeente en haar partners om te leren en te

verbeteren.

Nieuwe taken gemeente per 1-1-2015

Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente Almere verantwoordelijk voor bijna de gehele maatschappelijke

ondersteuning aan haar inwoners. Het betreft ondersteuning op het gebied van participatie, werk en inkomen,

zorg en welzijn en opgroeien en opvoeden. Almere heeft deze veranderingen voorbereid in een breed

Programma Transitie Sociaal Domein en heeft het beleid hiervoor vastgelegd in de Kadernota Sociaal Domein

2014-2017 ‘Doen wat nodig is’ en voor de kortere termijn in het Beleidsplan Sociaal Domein 2015 ‘Almere aan

Zet’.

Monitor Sociaal Domein Almere

Voor alle beleid is monitoring van groot belang en zeker voor de Transitie Sociaal Domein. Nog nooit eerder

werden zo veel taken tegelijk gedecentraliseerd. Er is sprake van veel nieuw beleid, veel nieuwe processen en

een cultuurverandering. Er moet goed gevolgd worden hoe deze veranderingen verlopen, of de gewenste

effecten worden behaald, welke resultaten het oplevert voor inwoners en of dat wordt gedaan met de

beschikbare middelen.

Bij de bespreking van het Beleidsplan Sociaal Domein 2015, is tijdens de politieke markt van 9 oktober 2014 via

het amendement RG148/2014 aandacht gevraagd voor het onderwerp monitoring sociaal domein. Vervolgens

is met de gemeenteraad gesproken over de punten die de raad belangrijk vindt voor de monitoring. Die input is

verwerkt in de raadsbrief van 21 oktober 2014 waarin het college heeft beschreven hoe zij tot de realisatie van

de monitor komt.

Met de monitor wordt invulling gegeven aan de horizontale verantwoording (college van B&W naar

gemeenteraad) die in wetgeving is voorgeschreven. De monitor is daarmee in de eerste plaats een

verantwoordingsinstrument, maar de informatie die de monitor oplevert wordt daarnaast gebruikt om te

leren, te verbeteren, beleid aan te passen en wanneer nodig nieuw beleid te ontwikkelen. Tot slot wordt de

analyse gebruikt door de gemeente om de inkoop van zorg en ondersteuning voor het nieuwe jaar op af te

stemmen. Het onderzoek, de dataverzameling, de analyse en de rapportage van de monitor worden, namens

het college, in opdracht van de Dienst Sociaal Domein, uitgevoerd door het team Onderzoek & Statistiek van

de gemeente Almere.

Het college heeft in samenspraak met de gemeenteraad, maatschappelijke partners en de Adviesraad Sociaal

Domein de Opzet van de Monitor Sociaal Domein gemaakt. De gemeenteraad is per raadsbrief van 31 maart

2015 geïnformeerd over deze opzet. Volgens de opzet wordt in de monitor onderscheid gemaakt in vijf

onderdelen:

Page 7: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

5

1. Kwartaalrapportages basiscijfers;

2. Nulmeting (en vervolgens periodieke meting) van de maatschappelijke effecten;

3. Periodieke meting stelsel: functioneren van de nieuwe sociale infrastructuur;

4. Periodieke meting cliënten: cliëntervaringen en -effecten;

5. Analyse van de kostenontwikkeling (bij de jaarrekening).

Derde rapportage 2015

Voorliggende rapportage betreft de derde editie van het eerste onderdeel: kwartaalrapportage basisinformatie

en de eerste editie van onderdeel 2. In de rapportage worden in hoofdstuk 2 de beschikbare cijfers

gepresenteerd over alle vier kwartalen van 2015. Daarnaast worden in hoofdstuk 3 de resultaten

gerapporteerd van de eerste meting van de tien beoogde maatschappelijke effecten in het sociaal domein. In

de bijlagen bevinden zich de resultaten van drie onderzoeken die eigenlijk onder onderdeel 3 (meting stelsel)

vallen, waarover in de tweede rapportage is gerapporteerd. De drie onderdelen: enquête aanbieders, enquête

vrijwilligers en onderzoek mantelzorgers konden toentertijd niet meer worden meegenomen.

In de voorliggende rapportage worden de bevindingen van het onderzoek weergegeven. Er wordt antwoord

gegeven op de onderzoeksvragen die zijn gesteld. Conclusies over wat de bevindingen betekenen voor het

beleid en de uitvoering in het sociaal domein bevinden zich in de bestuurlijke oplegger die wordt meegestuurd

met deze rapportage.

Page 8: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

6

Passende ondersteuning met minder zware zorg

Schulddienstverlening

Bijstandscliënten, in– en uitstroom

2014, 4e kwartaal

553 465

5.830

5.874

2015, 3e kwartaal

557 586

Ontwikkeling op participatieladder

Bijstandscliënten, dec’14—dec’15

70% 4%4% 22%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

1

Instroom

schulddienstverlening

Aanmeldingen Plangroep

2014:

2015:

Gebruik jeugdzorg, Almere Q1 en Q2 2015

% van trajecten

jeugdzorg

absolute

aantallen=

lopende trajecten 7%

6%

9%

11%

0% 5% 10% 15% 20%

Q1

Q2

ondertoezichtstelling jeugdzorg met verblijf overig jeugdzorg

4.610

4.345

Gebruik jeugdzorg Almere en grote steden, 1e half jaar 2015

kinderen met

jeugdzorgtraject,

als % van

kinderen 0-18 jaar Bron:

waarstaatjegemeente.nl

1,0

1,3

1,2

1,3

6,4

5,7

0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0

Almere

100-300.000 inw

ondertoezichtstelling Jeugdhulp met verblijf overig jeugdzorg

Personen met

bijstandsuitkeringen

per 1.000 vd potentiële

beroepsbevolking

Bron: CBS Statline, juni 2015

49

36

0

10

20

30

40

50

60

70

80

Almere Nederland

Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015

26322606

25542517

2640

2200

2300

2400

2500

2600

2700

2800

2015-jan 2015-apr 2015-jul 2015-okt 2016-jan

Verdeling klanten na screening Plangroep

35%45%

31%

35%

33%20%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2014 2015

Advies

Schulddienst-verleningPlangroep

Overdracht OSS*

*OSS: Ondersteuning schuldstabilisatie

Aanmeldingen ondersteuning

schuldstabilisatie per kwartaal, 2015

165144 163

265

31

14 5

12

0

50

100

150

200

250

300

Q1 Q2 Q3 Q4

Crisis

Regulier

Totaal meldingen wijkteams 2015: 13.280

Resultaat afgehandelde meldingen volwassenen door wijkteam 2015

40%

42%

60%

58%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Q1

Q4

geen maatwerk/ doorverwijzing/ advies maatwerk

Bijstand en re-integratie

1.2 Samenvatting

Residentiële Wmo-zorg per 10.000 inwoners

Beschermd wonen:

plekken, 2013.

t.o.v. Nederland.

Residentieel

daklozen:

personen, 2014,

t.o.v. Flevoland.

25

9

26

7

0 10 20 30

residentieeldaklozen

beschermd wonen

vergelijking

Almere

Page 9: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

7

Klachten en bezwaren

Zorg en ondersteuning, 2014 en 2015

154

77

231

138

0

50

100

150

200

250

klachten bezwaren

2014

2015

Werk en inkomen, 2014 en 2015

269

1689

229

1619

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

klachten bezwaren

2014

2015

Nulmeting maatschappelijke effecten Ontwikkelkansen en vaardigheden kinderen en jongeren zijn

vergroot In Almere zijn er iets meer zwakke scholen

dan gemiddeld; wel daalde hun aantal

van 9 in 2013 naar 3 in 2015. Kinderen

sporten minder dan elders in Nederland;

het aandeel voortijdig schoolverlaters is

vergelijkbaar met het landelijk

gemiddelde, en de meeste jongeren zijn

creatief in hun vrije tijd .

Kinderen groeien gezond en veilig op

Volgens zelfrapportage groeien Almeerse

kinderen even (on-)gezond en veilig op als

Flevolandse kinderen; er worden iets minder

meldingen van kindermishandeling gedaan dan

elders in Nederland.

Iedereen doet naar eigen kunnen mee

Almeerders hebben even vaak betaald werk en

een ondersteunend netwerk als elders. Er zijn

minder vrijwilligers dan elders in Flevoland en

Almeerders zijn minder actief in hun vrije tijd dan

in 2012.

Inwoners en bedrijfsleven zijn meer betrokken bij de eigen

leef– en woonomgeving. In de Almeerse buurten is er minder sociale

cohesie dan landelijk, maar Almeerders zijn

tevreden over hun buurt. In Almere Haven is

men meer betrokken en tevredener dan

gemiddeld; in Almere Buiten minder.

Meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de

eigen stad De meeste Almeerders recreëren in

Almere, al bezoeken ze steeds vaker

voorstellingen en musea elders. Drie op de

tien Nederlanders kwam wel eens in

Almere (onder meer) voor recreatie.

Het aanbod van ( vrijetijds) voorzieningen is beter

afgestemd op de vraag van

inwoners De meeste Almeerders zijn tevreden over

de sociale voorzieningen in de buurt. Meer

Almeerders missen sportvoorzieningen dan

in 2010; het aandeel dat culturele

voorzieningen mist is constant .

Meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl Er zijn in Almere relatief weinig

volwassenen die voldoende bewegen; de

helft heeft een gezond gewicht, en dat is

even veel als elders. Er zijn even veel

mensen met een verslaving als gemiddeld

in Flevoland.

Meer Almeerders hebben toegang tot informatie en

noodzakelijk advies, bemiddeling,

ondersteuning en zorg De meeste volwassenen weten waar ze

advies en ondersteuning kunnen krijgen. De

meerderheid krijgt een maatwerkvoorziening

bij wijkteams. Er worden in Almere relatief

minder kinderen onder toezicht gesteld en er

zijn relatief minder feitelijk dakloze mensen.

Minder overlast door bepaalde doelgroepen, zoals jongeren, verslaafden. Almeerders ervaren relatief veel overlast van

jongeren, al is het aantal politiemeldingen

gemiddeld. Er wordt relatief minder overlast

gemeld over zwervers en verwarde personen

dan elders. Overlast van drugsgebruik en –

handel is vergelijkbaar met elders.

Meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam

Dagelijks melden zich 5 huishoudens aan

voor schulddienstverlening. Minder

Almeerders dan gemiddeld in Nederland

kunnen zonder moeite rondkomen, en er

worden relatief veel vonnissen tot

huisuitzetting uitgesproken.

Page 10: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

8

2. Basiscijfers sociaal domein 2015

In dit hoofdstuk worden de cijfers over het eerste jaar van de nieuwe sociale infrastructuur in Almere

gepresenteerd. Het betreft een weergave van de output of resultaten van de nieuwe sociale infrastructuur.

2.1 Toegang sociaal domein via KCC en internet In deze paragraaf worden de aantallen vragen en/of meldingen over het sociaal domein in Almere

gepresenteerd die telefonisch en via internet binnenkomen bij de gemeente.

2.1.1 KCC – Klantcontactcentrum (14036)

Met telefonische vragen over het sociaal domein kunnen Almeerders terecht bij het Klantcontactcentrum, de

telefooncentrale van de gemeente Almere, die met telefoonnummer 14036 te bereiken is. Om telefonisch een

afspraak te maken met de afdeling Werk & Inkomen of een wijkteam dient ook 14036 gebeld te worden.

In 2015 zijn in totaal 77.585 telefoongesprekken binnengekomen die betrekking hadden

op het sociaal domein, wat bijna een derde (31%) was van alle telefoontjes die

binnenkwamen bij het KCC. Het grootste deel van de mensen die belden over het sociaal

domein hadden een vraag over het onderdeel Werk en uitkering. Dit gold voor 71% van

de telefoongesprekken. Daarnaast ging een kwart van de gesprekken over Zorg en

ondersteuning en belde 3% over onderwerpen rond Jeugd en opvoeding.

Het gemiddeld aantal telefoongesprekken per

kwartaal die het sociaal domein bedroegen

was bijna 19.400. In het eerste kwartaal van

2015 werd het meest gebeld, en in het derde

kwartaal het minst (figuur 2.1). Over Zorg en

ondersteuning en over Jeugd en opvoeding

werd in het laatste kwartaal het meest gebeld,

terwijl dit in het eerste kwartaal het geval was

voor het onderdeel Werk en uitkering.

Ruim vier op de tien (42%) telefonische vragen

die in 2015 binnenkwamen over het sociaal

domein werden rechtstreeks afgehandeld door

de KCC-medewerkers. Dit percentage

verschilde nauwelijks tussen de vier kwartalen.

De overige vragen werden doorgezet naar de

afdeling Werk en Inkomen of naar de wijkteams.

2.1.2 Internet

Gemiddeld kwamen in 2015 per kwartaal ruim 4.100 mails binnen bij de gemeente over

Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. In totaal betrof het 16.636 mails.

Twee derde van de mails in 2015 betrof de Participatiewet en de rest ging over Wmo of

Jeugdwet. Het overgrote deel van de mails rond Wmo of Jeugdwet kwam binnen via het meldingenformulier1

op de website van de wijkteams. Dit aantal nam in de loop van 2015 aanzienlijk toe (figuur 2.2). Het totale

aantal mails was van de vier kwartalen in het laatste kwartaal het grootst met 4.342 mails.

1https://loket.almere.nl/Loket/prodcat/process/checkPreconditionsAction.do?name=Meldingsformulier%2Bwijkteams&processName=Aanvraag%2Bzonder%2BDigiD

Figuur 2.1 Aantal binnengekomen telefoongesprekken over het sociaal

domein bij het KCC, 2015

Bron: Gemeente Almere, KCC

17.098

13.042 11.853 12.884

4.572

4.0934.931

6.745

555

582 610

620

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

2015-Q1 2015-Q2 2015-Q3 2015-Q4

Jeugd en opvoeding

Zorg en ondersteuning

Werk en uitkering

2015:

16.636mails over het sociaal domein

KCC 2015:

77.585 telefoontjes over

het sociaal domein

Page 11: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

9

2.2 Toegang sociaal domein via de wijkteams Via de wijkteams kunnen Almeerders toegang krijgen

tot algemene voorzieningen en tot

maatwerkvoorzieningen die onder de Wmo en de

Jeugdwet vallen. Voor voorzieningen die onder de

Participatiewet vallen worden bewoners vanuit de

wijkteams meestal doorverwezen naar de afdeling

Werk & Inkomen. In deze paragraaf komt de

frequentie en de duur van de spreekuren van de

wijkteams aan bod evenals het aantal meldingen dat

de wijkteams binnenkrijgt. Ook wordt ingegaan op de

activiteiten van de wijkteams op het gebied van

algemene voorzieningen.

2.2.1 Inloopspreekuren

De wijkteams in Almere hebben begin 2016

gemiddeld 2,7 keer per week spreekuur op

gemiddeld 2,3 verschillende locaties binnen het

werkgebied van het wijkteam. De totale duur van de

spreekuren is gemiddeld 4,4 uur per week. De

frequentie en de duur van de spreekuren wordt

aangepast aan de gebleken behoefte in de

verschillende wijken in de afgelopen tijd. Het

wijkteam Danswijk-Parkwijk was begin 2016 het

langst open (figuur 2.3). Wijkteam Stad-Midden is het

vaakst open, namelijk elke dag van de week

gedurende een uur. De inloopspreekuren van de wijkteams vinden nagenoeg altijd plaats op doordeweekse

dagen tijdens kantooruren. Danswijk-Parkwijk is het enige wijkteam dat een avondspreekuur heeft, dat één

keer per maand plaatsvindt.

Ten opzichte van halverwege 2015 zijn er bij vier wijkteams spreekuren afgegaan en bij één wijkteam is er een

spreekuur bijgekomen. De verschillen in het aantal spreekuren tussen de wijkteams vertellen niet hele verhaal.

Veelal zijn voor de afgevallen spreekuren andere vormen in de plaats gekomen, gebaseerd op de aangetroffen

behoefte vanuit de bewoners. Bij zes wijkteams zijn administratiespreekuren ingesteld. Al dan niet met behulp

van vrijwilligers worden tijdens deze spreekuren bewoners bijgestaan met het invullen van formulieren, het

uitleggen van brieven en het aanvragen van dingen via internet. Deze algemene voorziening kent verschillende

namen, bijvoorbeeld: Doe-het-zelf spreekuur, Regelpunt, spreekuur Administratieteam of Administratiekracht.

Figuur 2.2 Aantal binnengekomen mails over Wmo, Jeugdwet en

Participatiewet bij [email protected] en website wijkteams, 2015

Bron: Gemeente Almere, SBV: Informatiebeheer

3330

2528 2630 2591

384

516 296 427

3581069 1183

1324

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

3500

4000

4500

5000

2015 - Q1 2015 - Q2 2015 - Q3 2015 - Q4

Mails Wmo en Jeugdwet viaMeldingenformulier (DigiD)website wijkteams

Mails Wmo en Jeugdwet [email protected]

Mails Participatiewet [email protected]

Figuur 2.3 Duur en frequentie inloopspreekuren wijkteams*

*Maandelijks avondspreekuur telt per week voor een kwart mee.

Bron: Gemeente Almere, stand van zaken begin 2016

2

2

2

2

2

3

3

2

5

2

3

3

3

3

3

3,3

2

2

2,5

3

3

3

3

4

5

6

6

6

6

6

6

6,5

0 2 4 6 8

Noorderplassen

Poort

Buiten Zuid-West

Buiten Midden

Buiten Noord-West

Literatuurwijk

Stedenwijk

Waterwijk-Verzetswijk

Stad-Midden

Buiten Oost

Filmwijk

Haven Binnenring

Haven Buitenring - Hout

Muziekwijk

Tussen de Vaarten

Danswijk-Parkwijk*

Totale duur per week (uren) Frequentie per week

Page 12: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

10

Daarnaast zijn er hier en daar nog andersoortige spreekuren ingevoerd: Computerondersteuning,

Scheidingspreekuur, en een activiteiten- en vrijwilligersspreekuur.

2.2.2 Meldingen

Bij de wijkteams komen op verschillende manieren meldingen binnen van of over bewoners met een

(hulp)vraag. Bewoners kunnen het inloopspreekuur bezoeken, het KCC bellen, een mail sturen of het

invulformulier op internet invullen. Ook professionals kunnen meldingen doen over personen of huishoudens.

Na zo’n aanmelding kunnen bewoners advies krijgen of doorverwezen worden naar een algemene voorziening

zoals coaching of ondersteuning door wijkteamwerkers (meestal maatschappelijk

werkers en cliëntondersteuners van MEE) of bijvoorbeeld een (buurt)activiteit.

Daarnaast kan een melding resulteren in een huisbezoek / keukentafelgesprek door

het wijkteam en eventueel in een beschikking voor een maatwerkvoorziening.

Het is de bedoeling dat alle meldingen2 die binnenkomen bij de wijkteams in het

systeem van de wijkteams geregistreerd worden, maar dit is in de eerste half jaar van

2015 (wegens de hoge werkdruk) niet altijd consequent gedaan als het vragen betrof

waarvan bij aanvang al duidelijk was dat ze niet tot een maatwerkvoorziening zouden

leiden. Daarnaast werden aanvankelijk niet alle meldingen jeugd in het systeem geregistreerd, aangezien dit

voor jeugdcasussen nog niet voldeed. De cijfers in deze paragraaf dienen daarom met enig voorbehoud

geïnterpreteerd te worden, met name waar het meldingen jeugd betreft.

In totaal zijn er in 2015 13.280 aanmeldingen geregistreerd in het registratiesysteem van de wijkteams (tabel

2.4). Het aantal meldingen betreffende volwassenen is bijna drie keer zo groot als het aantal meldingen over

jeugd. Het aantal meldingen volwassenen is in het eerste en het laatste kwartaal van 2015 het hoogst, terwijl

de meeste meldingen jeugd in het derde kwartaal gedaan zijn, wat te maken heeft met administratieve

redenen3.

De meldingen betreffende volwassenen zijn niet gelijk over de zestien wijkteams verdeeld4. In Stad Midden,

Haven Binnenring en Muziekwijk werden in 2015 de meeste meldingen geregistreerd, terwijl de teams van

Noorderplassen, Poort en Literatuurwijk de minste meldingen te verwerken hadden (figuur 2.5).

2 Ondanks dat bewoners bij de wijkteams terecht kunnen met vragen op alle levensdomeinen gebiedt de inrichting van het registratiesysteem dat alle meldingen geregistreerd worden onder één van de twee categorieën Jeugdzorg of Wmo. Echter veel vragen en meldingen van bewoners zijn inhoudelijk breder en veelzijdiger. De meldingen die volwassenen betreffen worden geregistreerd onder Wmo, en in tabel 2.4 weergegeven als ‘Meldingen volwassenen’ en de meldingen die over jeugd gaan worden geregistreerd onder ‘Jeugdzorg’ en hier ‘Meldingen jeugd’ genoemd. 3 Vooral in het eerste kwartaal, maar ook nog in het tweede, worden jeugdmeldingen minder vaak dan meldingen betreffende volwassenen in het registratiesysteem gezet omdat het voor veel van de jeugdcasussen nog niet is toegerust. 4 Jeugdmeldingen worden niet per wijkteam weergegeven omdat de aantallen minder betrouwbaar en in de tijd minder vergelijkbaar zijn.

Tabel 2.4 Aantal meldingen in registratiesysteem wijkteams, 2015

2015 –

Q1* 2015 –

Q2* 2015 –

Q3 2015 –

Q4 2015

totaal

Meldingen volwassenen 2760 2079 2329 2638 9806

Meldingen jeugd 743 968 1085 678 3474

Totaal meldingen 3503 3047 3414 3316 13280

* Deze aantallen kunnen iets afwijken van de aantallen eerdere rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn ingevoerd.

Bron: Gemeente Almere

2015:

9.806aanmeldingen bij de

wijkteams m.b.t. volwassenen

Page 13: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

11

Figuur 2.5 Aantal meldingen volwassenen per wijkteam, 2015

*Deze aantallen kunnen iets afwijken van de aantallen in de eerdere rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn

ingevoerd.

Bron: Gemeente Almere

In het schema op de volgende pagina (figuur 2.7) wordt geschetst hoe het proces dat begint met een melding

betreffende een volwassene bij een wijkteam verder verloopt. Aangezien het aantal jeugdmeldingen minder

betrouwbaar is en het stroomschema complexer, wordt alleen het schema van de afhandeling van meldingen

over volwassenen weergegeven.

Van de 9.806 meldingen volwassenen in 2015 is bijna een kwart afgehandeld in het zogenoemde ‘voorveld’, dat

wil zeggen met alleen een advies aan de melder en/of een doorverwijzing naar bijvoorbeeld een algemene

voorziening en dus niet met een maatwerkvoorziening. Hiermee wordt bedoeld dat bewoners bijvoorbeeld

verder zijn geholpen door de maatschappelijk werker van het wijkteam (in gesprekken), ondersteuning hebben

gekregen van MEE, zijn verwezen naar een activiteit of andere voorziening, of advies hebben gekregen in de

sfeer van informele hulp, bijvoorbeeld van vrijwilligers. Het aandeel bewoners dat op deze manier is

ondersteund is gestaag gestegen sinds het eerste kwartaal (tabel 2.6).

Met de overige cliënten is een keukentafelgesprek gestart, waarna voor 91% van hen een onderzoek is gestart.

Van deze onderzoeken is het grootste deel (81%) in 2015 afgerond en van de betreffende cliënten heeft bijna

drie kwart een maatwerkvoorziening gekregen.

328356 368

333

192

298

438

258220

409

44

177

453

385

319260

388

290

383

306 289235

494

278

207

433

54

200

525

342

243288

0

100

200

300

400

500

600

1e halfjaar 2015*

2e halfjaar 2015

Tabel 2.6 Aandeel meldingen volwassenen dat is afgehandeld in het ‘voorveld’

2015 –

Q1 2015 –

Q2 2015 –

Q3 2015 –

Q4 2015

totaal

% meldingen volwassenen opgelost in het ‘voorveld’ (alleen advies en/of doorverwijzing zoals naar algemene voorzieningen)

17% 25% 25% 26% 23%

Bron: Gemeente Almere

Page 14: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

12

Meldingen bij wijkteams in 2015: 9806

Me

ldin

gO

nd

erz

oe

k

Gestarte onderzoeken: 6624 (91%)

Ge

spre

k

Aantal inwoners ALmere 1 januari 2016: 198302

(waarvan cliënten Wmo: +/- 8500 = 4,3%)

Adviezen / doorver-

wijzingen, geen vervolg:

2262 (23%)

Gestarte gesprekken :

7397 (77%)

Afgeronde

onderzoeken: 5356

(81%)

Lopende

onderzoeken eind

2015: 1268 (19%)

Resultaat:

maatwerkvoorziening: 5245 (98%)*

Resultaat: geen

maatwerkvoorziening: 111 (2%)

Maa

twe

rkvo

orz

ien

ing

Toe

gan

g

KCC (14036)

Internet(e-mail en

meldingen-formulier)

Inloop-

spreekuur

Profes-sionals

Figuur 2.7 Stroomschema meldingen volwassenen in de wijkteams Almere, 2015

Toegang en melding

Met (zorg)vragen of problemen

kunnen bewoners zich via het

klantcontactcentrum, de

website (van gemeente of

wijkteams) of het

inloopspreekuur melden bij de

wijkteams. Het komt ook voor

dat bewoners zich tot hun

huisarts of een andere

professional wenden, die

namens de bewoner een

melding bij het wijkteam kan

doen.

Gesprek

Vervolgens wordt een advies

gegeven (bijv. beroep doen op

eigen netwerk) of de melder

wordt doorverwezen (bijv. naar

een algemene voorziening) of

er wordt een afspraak gemaakt

voor een keukentafelgesprek.

Onderzoek

Na het gesprek volgt meestal

het onderzoek, waarbij het

wijkteam met de input van de

bewoner uit het gesprek

bekijkt wat de beste oplossing

voor de cliënt is.

Maatwerkvoorziening

Als het onderzoek is afgerond

wordt afgewogen of er een

maatwerkvoorziening wordt

toegekend. Een reden om deze

niet toe te kennen kan zijn dat

cliënt zelf op een andere

manier een oplossing heeft

gevonden voor de hulpvraag.

Na het onderzoek wordt een

Persoonlijk

Ondersteuningsplan (POP)

opgesteld en gestuurd naar

cliënt voor akkoord. In het

geval van een

maatwerkvoorziening wordt

deze na akkoord van cliënt

toegekend.

*Dit percentage wijkt af van de percentages van de vorige rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn ingevoerd.

Bron: Gemeente Almere

Page 15: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

13

2.2.3 Algemene voorzieningen

Zoals hiervoor beschreven kunnen bewoners na een aanmelding doorverwezen worden naar een algemene of

collectieve voorziening. Dit kunnen activiteiten zijn in de buurt of algemeen toegankelijke voorzieningen zoals

buurtbemiddeling of sociaal raadslieden, maar het kan ook ondersteuning zijn door de wijkteammedewerker

van MEE of een aantal gesprekken met de maatschappelijk werker (Zorggroep Almere) van het wijkteam. De

wijkteammedewerkers van VMCA (vrijwilligersconsulenten) en De Schoor (opbouwwerkers) organiseren samen

met bewoners (vrijwilligers) en partners activiteiten waar cliënten naar verwezen kunnen worden. Kortom, het

wijkteam biedt zelf algemene voorzieningen, maar kan er ook naar doorverwijzen. In deze paragraaf worden de

activiteiten van de genoemde vier5 type wijkwerkers beschreven op basis van aangeleverde gegevens van de

betreffende moederorganisaties. Omdat ze op verschillende wijze gegevens hebben aangeleverd is de

informatie niet onderling vergelijkbaar. De wijkwerkers van VMCA en De Schoor hebben vanaf de tweede helft

van 2015 een gezamenlijk registratiesysteem in gebruik, aangezien hun activiteiten sterk op elkaar aansluiten.

De gegevens uit dit systeem zijn niet vergelijkbaar met data uit het eerste half jaar van 2015.

Wijkteammedewerkers VMCA (vrijwilligersconsulenten) en De Schoor (opbouwwerkers)6

Het nieuwe registratiesysteem dat wordt gebruikt door de wijkteammedewerkers van VMCA en De Schoor

bestaat tijdelijk naast het reguliere cliëntregistratiesysteem van de wijkteams en is bedoeld om de preventieve

inzet, bewonersinitiatieven, informele ondersteuning, collectieve activiteiten, actieve bewoners en vrijwilligers

te registreren.

In de tweede helft van 2015 hebben de wijkwerkers van VMCA en De Schoor in totaal 2.703 keer een bewoner

ondersteund door middel van het inzetten van of doorverwijzen naar een algemene voorziening (tabel 2.8).

Daarnaast zijn er 30 collectieven extra opgezet of uitgebouwd. Dit betreft informele zorg en/of ondersteuning

die collectief wordt aangeboden op basis van de vraag vanuit de wijken. Voorbeelden van opgezette

collectieven zijn een groep voor migrantenvrouwen in Stad Midden, doe-het-zelf spreekuren op diverse

locaties, een echtscheidingsspreekuur in Buiten, een peuter-kleuterdansgroep voor moeders en kinderen naar

aanleiding van signalen van ouders en van het consultatiebureau, bewegingsactiviteiten voor allochtone

vrouwen en een nieuw gestart repair café.

Van de ondersteunende acties kwam het doorverwijzen naar een algemene of collectieve voorziening het

meest voor (976 keer), indien nodig in combinatie met een maatwerkvoorziening. Voorbeelden van deze

voorzieningen zijn administratiespreekuren, creatieve clubs, assertiviteitstraining, repair cafés en computer-

inloopspreekuren. Daarna kwamen de doorverwijzingen naar informele zorg met 856 keer het meest voor,

zoals naar bestaande projecten en initiatieven als een burennetwerk, een maatjesproject, taallessen of

activiteiten bij Vrouw & Wijzer. Maar liefst 785 bewoners zijn met behulp van de wijkwerkers actief geworden

in de buurt of zijn vrijwilligerswerk gaan doen. Dit zijn bewoners die op enigerlei wijze een ondersteunende of

participerende rol hebben gespeeld bij bijvoorbeeld het opzetten van collectieven, het worden van een maatje

of sociale coach of het helpen van buurtbewoners die een ondersteuningsvraag hebben. Naar

mantelzorgondersteuning (geboden door team mantelzorg van de VMCA) is 86 keer een bewoner

doorverwezen.

De wijkwerkers van De Schoor en VMCA ondersteunen op deze wijze niet alleen bewoners die zich bij de

wijkteams melden. Vanuit natuurlijke vindplaatsen als zorgcentra, buurtcentra, scholen, supermarkten of

moskeeën zoeken beide disciplines - samen met de andere wijkwerkers - naar zo normaal mogelijke

oplossingen voor de (groep) bewoner(s). De convenantpartners VMCA en De Schoor constateren dat de

tendens is dat wijkwerkers meer outreachend werken (‘eropaf’) dan in het eerste half jaar van 2015.

5 Naast de genoemde vier zijn er nog twee type wijkwerkers in de wijkteams, namelijk de participatieadviseurs Wmo en de wijkteammedewerkers jeugd. Beide werken meer op het vlak van maatwerkvoorzieningen en minder met algemene voorzieningen en worden daarom in deze paragraaf niet genoemd. 6 Bron: De Schoor en VMCA (2016). Opbouwwerkers en vrijwilligersconsulenten vanuit de wijkteams: kijkje in de keuken.

Page 16: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

14

Wijkteammedewerkers MEE (cliëntondersteuners)7

De medewerkers van MEE bieden kortdurende onafhankelijke ondersteuning aan de cliënten van de wijkteams.

Deze bewoners hebben of houden door de ondersteuning weer regie over hun eigen leven, alleen of met

behulp van hun netwerk. Op deze manier wordt structurele afhankelijkheid van duurdere zorg en/of

maatwerkvoorzieningen voorkomen. Daarnaast kunnen bewoners ook buiten de wijkteams om een beroep

doen op MEE voor onafhankelijke cliëntondersteuning. In 2015 heeft MEE in totaal 1.063 bewoners

ondersteund in de gemeente Almere, wat meer is dan in de voorgaande jaren. In 2014 werden er 765

Almeerders ondersteund en in 2013 866. Deze toename heeft deels te maken met de generalistische rol die de

MEE-consulenten binnen de wijkteams oppakken.

De MEE-consulenten zijn op het gebied van cliëntondersteuning gespecialiseerd in de werkwijze Sociale

Netwerk Versterking (SNV), waarin ze ook andere wijkteammedewerkers trainen. Ook hebben ze workshops

georganiseerd voor hun collega’s over het herkennen van problematiek rond LVB (Licht Verstandelijke

Beperking).

Naast de inzet van de individuele cliëntondersteuning, heeft MEE ook diverse collectieve cursussen

aangeboden in 2015, afgestemd op de behoeften van bewoners. Voorbeelden zijn een cursus Omgaan met

geld, een cursus NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel) voor naasten en een Partnercursus Autisme. Een deel van

de collectieve voorzieningen wordt uitgevoerd in samenwerking met de VMCA.

Wijkteammedewerkers Zorggroep Almere (maatschappelijk werkers)8

De Algemeen Maatschappelijk werkers van Zorggroep Almere, die sinds 1 januari 2015 deel uit maken van de

wijkteams, behandelen per jaar ongeveer 3600-3700 dossiers. Uit het registratiesysteem blijkt dat het aantal

klantcontacten, net als in de eerste helft van 2015, in de tweede helft lager ligt dan in diezelfde periode in 2014

(toen de wijkteams nog niet bestonden).

Deze geregistreerde daling heeft meerdere oorzaken. Zo is een deel van de contacten niet meer geregistreerd

in het systeem van Zorggroep Almere, maar in plaats daarvan in dat van de wijkteams. Ook lijken de

toegangsroutes hierop van invloed. De toename aan generalistische taken voor de maatschappelijk werkers

maakt dat de inzet van specialistische taken onder druk komt te staan.

De problematiek van bewoners die aankloppen bij de wijkteams en die opgepakt wordt door de

maatschappelijk werkers betreft voor een groot deel financiële problemen (ongeveer 30%), huisvesting en

gezondheidskwesties. Er is een lichte stijging van huisvestingsproblematiek te zien ten opzichte van eerdere

kwartalen.

7 Bron: MEE IJsseloevers. Jaarrapportage Onafhankelijke cliëntondersteuning MEE IJsseloevers Gemeente Almere 2015 8 Bron: Zorggroep Almere

Tabel 2.8 Aantal ondersteunende acties door vrijwilligersconsulenten VMCA en opbouwwerkers

De Schoor in de wijkteams Almere, 2de halfjaar 2015

Type ondersteuning Aantal

Doorverwezen naar algemene voorzieningen 976

Verwezen naar informele ondersteuning/hulp 856

Actieve buurtbewoner geworden en/of vrijwilligerswerk gaan doen 785

Mantelzorgondersteuning 86

Totaal acties 2703

Opgezette/uitgebouwde collectieven 30

Bron: VMCA & De Schoor

Page 17: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

15

2.3 Cliënten Wmo Eind 2015 zijn er in de gemeentelijke registratiesystemen 8.252 cliënten bekend met een maatwerkvoorziening

die valt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) (tabel 2.9). Ten opzichte van het begin van het

jaar is het aantal cliënten iets gestegen met 1,5%.

In de eerste helft van 2015 is het aantal Almeerse cliënten met een of meerdere Wmo-maatwerkvoorzieningen

per 10.000 inwoners 420. Dit is minder dan gemiddeld in steden van vergelijkbare grootte (100.000-300.000

inwoners), waar het om 580 Wmo-cliënten per 10.000 inwoners gaat. In Nederland als geheel betreft het 569

Wmo-cliënten per 10.000 inwoners9.

De Wmo-voorzieningen beschermd wonen (nieuwe taak Wmo) en maatschappelijke

opvang (oude taak Wmo) worden gefinancierd via subsidies aan een aantal

(zorg)instellingen. De cliënten die van deze voorzieningen gebruik maken zijn daarom

(nog) niet in het registratiesysteem van de gemeente opgenomen. Op 1 januari 2015

(meest recente cijfers) zijn er 398 meerderjarige Almeerders die gebruik maken van de

Wmo-maatwerkvoorziening beschermd wonen10

. Het aantal plekken beschermd wonen

in de gemeente Almere was in 2013 vergelijkbaar met het Nederlands gemiddelde11

.

Maatschappelijke opvang is een algemene voorziening waar cliënten met regiobinding kunnen verblijven. In

2014 (meest recente cijfers) kende Almere 1.213 geregistreerde dak- en thuislozen12

. Van deze groep is 40%

residentieel dakloos, wat wil zeggen dat ze als bewoner staan ingeschreven bij instellingen voor

maatschappelijke opvang. Dit komt voor Almere neer op ongeveer 488 cliënten die gebruik maken van

residentiële maatschappelijk opvang in 2014; dit is vergelijkbaar met het Flevolands gemiddelde.

Als er van uit wordt gegaan dat de aantallen cliënten beschermd wonen en maatschappelijke opvang enigszins

constant zijn in de tijd, wordt het totaal aantal unieke Wmo-cliënten in Almere geschat op ongeveer 8.500

personen, wat neerkomt op 4,3% van de Almeerse inwoners.

Geografische spreiding cliënten

De gebieden die vallen onder de wijkteams Muziekwijk, Haven Binnenring en Stad Midden kennen de meeste

cliënten met een Wmo-maatwerkvoorziening. In Noorderplassen, Poort en Literatuurwijk wonen de minste

cliënten (figuur 2.10). De lichte toename van het aantal Wmo-cliënten die stedelijk heeft plaatsgevonden

tussen het eerste en het laatste kwartaal van 2015 geldt niet voor alle wijkteams. In de helft van de wijkteams

is er sprake van een afname en in de andere helft van een toename. De verschillen zijn echter steeds klein.

9 Bron: VNG-KING (2016). Rapportage Gemeentelijke monitor sociaal domein, 1e halfjaar 2015. www.waarstaatjegemeente.nl 10 Bron: Brummelhuis, K., S. Schutte & L. Hofman (2015). Onderzoek omvang en keten beschermd wonen Flevoland. Bureau HHM, Enschede. 11 Knispel, A., L. Hulsbosch en F. van Hoof (2014), Landelijke Monitor Intramurale GGz. Utrecht: Trimbos-instituut. 12 Bron: Benschop A., D.J. Korf (2015). Flevomonitor 2014. Verslaving, dak- en thuisloosheid en huiselijk geweld in Flevoland. Amsterdam: Bonger Instituut.

Tabel 2.9 Totaal aantal cliënten Wmo* met maatwerkvoorzieningen Almere

2015 - Q1** 2015 - Q2** 2015 – Q3 2015 – Q4

Unieke cliënten Wmo geregistreerd bij de gemeente

8130 8102 8167 8252

*Exclusief de Wmo-voorzieningen beschermd wonen en opvang.

**Deze aantallen kunnen afwijken van eerdere rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn ingevoerd.

Bron: Gemeente Almere

Eind 2015:

8.252Wmo-cliënten

(excl besch wonen en maatsch opvang)

Page 18: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

16

Figuur 2.10 Aantal cliënten Wmo met maatwerkvoorziening per wijkteam, 2015 Q1* en Q4

*Deze aantallen kunnen afwijken van eerdere rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn ingevoerd.

Bron: Gemeente Almere

De verschillen in het aantal Wmo-cliënten per wijkteam zijn slechts deels te verklaren door het aantal inwoners

per wijkteamgebied. In verhouding tot het aantal inwoners wonen er vooral veel Wmo-cliënten in Haven

Binnenring, Buiten Noord-West, Stad Midden, Stedenwijk en Muziekwijk (figuur 2.11). Dit zijn gebieden waar

relatief veel 65-plussers wonen (mede door grote aantallen ouderenwoningen en (woon)zorgcentra), een

groep die naar verhouding veel vaker gebruik maakt van de Wmo dan jongere leeftijdsgroepen. Haven

Buitenring-Hout is echter ook een gebied met relatief veel ouderen, terwijl het aandeel Wmo-cliënten daar een

gemiddeld beeld laat zien. In Noorderplassen, Poort en Buiten Oost wonen relatief de minste 65-plussers, wat

de lagere percentages Wmo-cliënten daar verklaart.

Figuur 2.11 Percentage cliënten Wmo met maatwerkvoorziening per wijkteam, ten opzichte van het aantal inwoners, 2015 Q1 en Q4

Bron: Gemeente Almere

Financieringsvorm

De zorg of ondersteuning van het merendeel van de Wmo-cliënten is alleen Zorg in Natura13

(86% in het laatste

kwartaal van 2015) (tabel 2.12). Een veel kleiner deel van de cliënten (5%) financiert de zorg of ondersteuning

door middel van alleen een persoonsgebonden budget14

. Een op de tien Wmo-cliënten maakt zowel gebruik

van voorzieningen die via een PGB worden betaald als van voorzieningen die in natura worden geleverd. Het

aantal cliënten dat de zorg of ondersteuning financiert via een PGB (al dan niet gecombineerd met ZIN) is in de

loop van 2015 afgenomen.

13 Bij Zorg in Natura contracteert de gemeente de zorgaanbieders en ondersteuning en hoeft de cliënt niet zelf zorg te dragen voor de (financiële) afhandeling en administratie. 14 Het PGB is een budget dat cliënten toegekend krijgen om zelf zorgverleners in te huren voor de zorg die men nodig heeft, of om zelf hulpmiddelen of voorzieningen aan te schaffen.

339

672

438

597

391337

831

523

326

942

83161

795

562487 470

342

670

451

592

373 339

851

547

320

940

80180

845

573476 465

0

200

400

600

800

1000

2015-Q1

2015-Q4

3%

7%

2%

4%3%

3%

8%

4% 3%

5%

1% 2%

5% 6%

3%

4%

3%

7%

2%

4%3% 3%

9%

4%3%

5%

1%2%

6% 6%

3%

4%

0%

2%

4%

6%

8%

10%

2015-Q1

2015-Q4

Page 19: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

17

Type voorzieningen

De vele verschillende soorten Wmo-maatwerkvoorzieningen zijn geclusterd in voorzieningengroepen;

generieke verzamelingen van gelijksoortige voorzieningen15

. De voorzieningengroep vervoersdiensten is het

type maatwerkvoorziening dat het meest voorkomt bij Wmo-cliënten (tabel 2.13). Het betreft veelal

individueel (rolstoel)vervoer, bijvoorbeeld naar dagopvang. Daarna komt huishoudelijke hulp het meest voor,

gevolgd door de voorzieningengroep woonvoorzieningen (gebruik van woningaanpassingen, trapliften, etc.).

Van de negen voorzieningengroepen waarvoor gegevens over alle kwartalen beschikbaar zijn, laten er vier een

toename in het aantal cliënten zien tussen het eerste en het laatste kwartaal van 2015 en ook vier een afname.

Het aantal cliënten dagbesteding is relatief gezien het sterkst gestegen (+28%) en het aantal cliënten

persoonlijke verzorging het sterkst gedaald (-26%). In het laatste geval betreft het in absoluut opzicht een klein

aantal (-14). Absoluut gezien is het aantal Wmo-cliënten begeleiding het sterkst gestegen (+156) en het aantal

personen met huishoudelijke hulp het sterkst gedaald (-95).

Parkeervoorzieningen (bijvoorbeeld gehandicaptenparkeerkaarten en -plaatsen) komen niet in tabel 2.13 voor,

aangezien de Dienst Sociaal Domein van de gemeente Almere parkeervoorzieningen niet als Wmo-

voorzieningen beschouwt. Op 1 januari 2015 waren er 2.455 personen geregistreerd in Almere met een

gehandicaptenparkeerkaart en op 1 januari 2016 zijn dit er 2.759.

15 Zie Bijlage 2 voor lijst met alle voorzieningengroepen en bijbehorende maatwerkvoorzieningen.

Tabel 2.12 Aantal cliënten met maatwerkvoorziening Wmo* naar financieringsvorm, 2015

2015 - Q1** 2015 - Q2** 2015 – Q3 2015 – Q4

PGB 464 448 413 390

ZIN 6829 6831 6948 7075

Zowel PGB als ZIN 837 823 806 787

Totaal 8130 8102 8167 8252

* Exclusief Wmo-cliënten beschermd wonen (waarvan er op 1 januari 2015 55 PGB-houder waren) en maatschappelijke opvang.

**Deze aantallen kunnen iets afwijken van eerdere rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn ingevoerd. Bron: Gemeente Almere

Tabel 2.13 Aantal cliënten Wmo, naar voorzieningengroep, 2015

2015 – Q1* 2015 - Q2* 2015 – Q3 2015 – Q4

Vervoersdiensten 4946 4894 4965 5072

Hulp bij het huishouden 3193 3160 3103 3098

Woonvoorzieningen 2004 2010 2023 2027

Vervoervoorzieningen 1582 1551 1524 1532

Begeleiding 1283 1352 1418 1439

Rolstoelen 1132 1111 1117 1120

Beschermd wonen 398 n.n.b.** n.n.b. n.n.b.

Dagbesteding 433 463 518 554

Persoonlijke verzorging 53 48 43 39

Kortdurend verblijf < 10 < 10 < 10 < 10

Opvang 488 n.n.b. n.n.b. n.n.b.

* Deze aantallen kunnen afwijken van eerdere rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn ingevoerd.

** Nog niet bekend.

Bron: Gemeente Almere

Page 20: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

18

2.4 Cliënten Jeugdwet

In het eerste halfjaar van 2015 zijn er bij het Centraal

Bureau voor de Statistiek 4.305 Almeerse jeugdigen (0-23

jaar) bekend die een of meerdere vormen van jeugdzorg

(jeugdhulp, jeugdbescherming of jeugdreclassering)

ontvangen16

(tabel 2.14). Aangezien de registratie van de

jeugdzorgcliënten in het registratiesysteem van de

wijkteams nog niet helemaal op orde is, worden hier de

meest recente cijfers van het CBS

weergegeven. Deze cijfers betreffen

het eerste halfjaar van 2015.

Het grootste deel (94%) van de 4.305

jongeren met jeugdzorg krijgt een vorm van jeugdhulp. Dit betreft hulp en zorg aan

jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en/of gedragsproblemen, een

verstandelijke beperking van de jongere, of opvoedingsproblemen van de ouders.

Jeugdbescherming17

en jeugdreclassering18

komen aanzienlijk minder vaak voor dan jeugdhulp.

Gemiddeld genomen had 8,6% van de Almeerse jongeren tot 18 jaar in het eerste halfjaar van 2015 een vorm

van jeugdhulp, wat meer was dan in Nederland als geheel, waar het 7,9% betreft. Het percentage jongeren tot

18 jaar dat een vorm van jeugdbescherming had is met 1,0% iets lager dan landelijk, waar het 1,1 % betreft.

Jeugdreclassering kwam in Almere voor bij 0,5% van de 12-23 jarigen, wat iets meer is dan gemiddeld (0,4%).

Geografische spreiding cliënten19

De meeste Almeerse jongeren met jeugdzorg wonen in het grootste stadsdeel Almere Stad, gevolgd door

Almere Buiten (figuur 2.15). In de kleinere stadsdelen Poort en Hout is er in absoluut opzicht sprake van kleine

aantallen cliënten. De 20 cliënten jeugdhulp in Hout zorgen echter wel voor een groot percentage, aangezien er

relatief weinig jongeren in Hout wonen. Na Hout kent Haven in relatief opzicht de meeste jongeren met

jeugdzorg en in Poort wonen naar verhouding de minste cliënten.

16 Het CBS vraagt data over jeugdzorgcliënten rechtstreeks uit bij alle jeugdzorgaanbieders in Nederland. Zie tabellen op CBS Statline: http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=82964ned&D1=0&D2=a&D3=0,62-68&D4=l&HDR=G3,G1&STB=T,G2&VW=T 17 Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld'. Gezinsvoogden begeleiden een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen overnemen. Soms woont een kind daarbij - tijdelijk - niet meer thuis. 18 Jeugdreclassering is een vorm van jeugdzorg voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Indien de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het misdrijf is begaan daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld bij jongvolwassenen met een verstandelijke beperking, kan het jeugdstrafrecht eveneens worden toegepast op jongvolwassenen in de leeftijd 18-23 jaar. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door kinderrechter of de officier van Justitie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart. De begeleiding kan doorlopen tot de jongere 23 jaar wordt. 19 Het CBS publiceert geen data op een geografisch niveau lager dan de Almeerse stadsdelen.

Tabel 2.14 Aantal cliënten Jeugdzorg, naar type

Jeugdzorg (voorlopige aantallen)

1e halfjaar

2015

Jeugdhulp (0-18 jaar) 4065

Jeugdbescherming (0-18 jaar) 485

Jeugdreclassering (12-23 jaar) 160

Totaal Jeugdzorg (0-23 jaar) 4305

* Meest recente beschikbare cijfers ten tijde van tot stand

komen rapportage.

Bron: CBS, Statline (Landelijke Jeugdmonitor)

1e halfjaar 2015:

4.305Jeugdwet-

cliënten

Page 21: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

19

Figuur 2.15 Aantal cliënten Jeugdzorg per stadsdeel, 1e halfjaar 2015, absoluut* en in percentage van het totaal aantal jongeren

(voorlopige aantallen)

*De som van de aantallen cliënten van de stadsdelen telt op tot een lager totaal dat het totaal van Almere in tabel 2.14 aangezien in

sommige gevallen alleen de gemeente bekend is en niet het adres van de verantwoordelijke ouder.

Bron: CBS Statline (Landelijke Jeugdmonitor)

Type voorzieningen

Bij het CBS zijn behalve het aantal cliënten per hoofdcategorie jeugdzorg ook gegevens beschikbaar over

subcategorieën, echter daar betreft het aantallen jeugdzorgtrajecten en niet cliënten. Jongeren kunnen

meerdere trajecten hebben.

Aan het einde van het

tweede kwartaal van 2015

was er sprake van 4.345

lopende jeugdzorgtrajecten

in Almere. Dit is minder dan

aan het einde van het

eerste kwartaal, toen het

4.610 trajecten betrof. De

daling in het aantal

trajecten vond zowel plaats

bij de jeugdhulp (alleen

zonder verblijf) als bij de

jeugdbescherming en de

jeugdreclassering.

Binnen de categorie

jeugdhulp komen trajecten

jeugdhulp zonder verblijf

(88%) veel meer voor dan

trajecten jeugdhulp met

verblijf (tabel 2.16). De

vorm van jeugdhulp zonder

verblijf die het meest

vookomt is de voorziening ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder (82% van trajecten jeugdhulp

zonder verblijf). Bij de categorie jeugdbescherming is er aanzienlijk vaker sprake van ondertoezichtstellingen

(75%) dan van voogdij. Bij de jeugdreclassering komt de voorziening toezicht en begegeleiding in het

gedwongen kader veruit het meest (96%) voor.

325

1775

1075

1252055

180100

10 x1080 45 x x

0

400

800

1200

1600

2000

Haven Stad Buiten Poort Hout

Jeugdhulp Jeugdbescherming Jeugdreclassering

7,4%6,9%

7,4%

4,7%

8,2%

1,2%0,7% 0,7%

0,4%x

0,4% 0,5% 0,5% x x0,0%

1,0%

2,0%

3,0%

4,0%

5,0%

6,0%

7,0%

8,0%

9,0%

Haven Stad Buiten Poort Hout

Jeugdhulp Jeugdbescherming Jeugdreclassering

Tabel 2.16 Aantal jeugdzorgtrajecten* Almere (voorlopige aantallen)

31-3-2015** 30-6-2015**

Jeugdhulp 4085 3850

Jeugdhulp zonder verblijf 3660 3380

Jeugdhulp met verblijf 430 470

Jeugdbescherming 390 365

Ondertoezichtstelling 305 275

Voogdij 85 90

Jeugdreclassering*** 135 125

Toezicht en begeleiding: gedwongen kader 125 120

Jeugdzorg totaal 4610 4345

* Een jeugdzorgtraject is een periode waarin een bepaalde vorm van hulp of zorg wordt verleend.

Wanneer een jongere meerdere vormen van hulp of zorg ontvangt heeft deze ook meerdere

trajecten.

**Betreft aantal trajecten op peildatum: einde van het eerste en tweede kwartaal, niet gedurende

het gehele kwartaal of halfjaar. Het aantal trajecten op peildatum kan lager zijn dan het aantal

jongeren met jeugdzorg over het hele kwartaal.

***Onder Jeugdreclassering vallen ook de volgende voorzieningen waarvan minder dan 8 Almeerse

jeugdigen gebruik maken: Toezicht en begeleiding: vrijwillig, Individuele trajectbegeleiding Plus,

Individuele trajectbegeleiding Criem, Scholings- en trainingsprogramma, Gedragsbeïnvloedende

maatregel, Voorbereidende gedragsbeïnvloedende maatregel. Aantallen kleiner dan 8 worden niet

getoond door CBS.

Bron: CBS, Statline (Landelijke Jeugdmonitor)

Page 22: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

20

Figuur 2.17 Aantal politiemeldingen kindermishandeling en huiselijk geweld in

Almere bij Veilig Thuis, 2015

Bron: Veilig Thuis Flevoland

260 252

340375

102 102138

123

311

364

417

368

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

2015-Q1 2015-Q2 2015-Q3 2015-Q4

Politiemeldingenhuiselijk geweldkinderen betrokken

Overigepolitiemeldingenkindermishandeling

Politiemeldingenhuiselijk geweldvolwassenen

2.5 Veilig Thuis Het voormalige Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) zijn

per 1 januari 2015 gefuseerd in de nieuwe organisatie Veilig Thuis. Door de fusie worden de aanpak van geweld

in huiselijke kring en de aanpak van kindermishandeling geïntegreerd. Veilig Thuis is voor iedereen toegankelijk

die zich zorgen maakt om een jeugdige of

volwassene. Er is geen verwijzing van een

gemandateerde professional nodig om

toegang te krijgen tot Veilig Thuis.

Professionals staat het vrij om personen te

attenderen op Veilig Thuis en te adviseren

zich daar te melden voor verdere zorg

en/of ondersteuning.

Een van de taken van Veilig Thuis is het

fungeren als meldpunt voor gevallen of

vermoedens van huiselijk geweld en

kindermishandeling.20

In totaal zijn er in

2015 bij Veilig Thuis 1.692

politiemeldingen over kindermishandeling

binnengekomen, waarvan het grootste

deel (1.227) meldingen huiselijk geweld betrof waarbij kinderen waren betrokken. Het aantal politiemeldingen

over huiselijk geweld tegen volwassenen bedroeg in 2015 in totaal 1.460.

De aantallen meldingen rond kindermishandeling waren in de laatste twee kwartalen van 2015 aanzienlijk

hoger dan in de eerste twee kwartalen (figuur 2.17). In het geval van de meldingen huiselijk geweld tegen

volwassenen werden in het derde kwartaal de meeste meldingen gedaan.

2.6 Cliënten bijstandsuitkering De Participatiewet vervangt de Wet Werk en Bijstand (WWB) en wordt binnen de gemeente Almere uitgevoerd

door de afdeling Werk & Inkomen. Voor het aanvragen van een bijstandsuitkering kunnen burgers (na

aanmelding online) terecht op het stadhuis. In deze paragraaf worden de aantallen

Almeerse huishoudens met een bijstandsuitkering weergegeven, gevolgd door de

aantallen cliënten die ondersteuning of begeleiding krijgen bij re-integratie naar

werk.

Op 1 januari 2016 krijgen 5.874 Almeerse huishoudens financiële ondersteuning van

de gemeente in de vorm van een bijstandsuitkering (inclusief IOAW/Z). Dit is iets

meer dan een jaar daarvoor toen het 5.830 huishoudens betrof (figuur 2.18). In

totaal betreft het een groei van 0,8%, wat een minder sterke groei is dan landelijk,

waar deze op 2,7% ligt in dezelfde periode21

.

De stijgende lijn van het aantal huishoudens met bijstand in het laatste kwartaal van 2014 en het eerste

kwartaal van 2015 heeft zich de twee kwartalen daarna niet doorgezet. Alleen in het laatste kwartaal van 2015

is weer een licht stijgende lijn in het aantal huishoudens met bijstand te zien. Het aantal nieuwe huishoudens

dat afhankelijk is van bijstand is in dat kwartaal dan ook iets hoger dan het aantal huishoudens dat is

uitgestroomd (figuur 2.19). In de twee voorgaande kwartalen is het andersom.

20 De andere taken van Veilig Thuis zijn: - Het verstrekken van advies aan degene die een vermoeden heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling; - Het onderzoeken of werkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling; - Het - indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening; - Het zo nodig in kennis stellen van de politie of de Raad voor de Kinderbescherming; - Het terug rapporteren aan de melder van datgene wat met de melding is gebeurd 21 Bron: CBS Statline

1 januari 2016:

5.874huishoudens met

bijstand

Page 23: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

21

Figuur 2.18 Aantal huishoudens in Almere met bijstandsuitkering

incl. IOAW/Z per 1ste van de maand, 2015

* Voorlopig cijfer

Bron: Gemeente Almere, Werk & Inkomen

5732 5830

59205877 5846 5874

5000

5200

5400

5600

5800

6000

2014-okt 2015-jan 2015-apr 2015-jul 2015-okt 2016-jan*

De bijstandsafhankelijkheid is in Almere iets groter dan gemiddeld in Nederland. Het CBS berekent het aantal

personen met een bijstandsuitkering per 1000 personen van de potentiële beroepsbevolking. Landelijk betreft

dit aantal in juni 2015 36 personen per 1000 personen van de potentiële beroepsbevolking, terwijl dit in aantal

in Almere 49 is22

.

Aantal re-integratievoorzieningen

Op 1 januari 2016 zijn er 2.640 Almeerders geregistreerd die een

re-integratietraject volgen. Dit zijn trajecten die de gemeente

aanbiedt aan bijstandscliënten en werkzoekenden zonder

uitkering om hen te helpen bij hun terugkeer naar de

arbeidsmarkt. Het kan gaan om voorzieningen als begeleiding,

scholing, vrijwilligerswerk, stages, leer-werktrajecten, etc. Het

overgrote deel van de personen met een re-integratietraject

behoort tot een huishouden dat een bijstandsuitkering ontvangt.

Het aantal personen met een traject is begin 2016 iets hoger dan

een jaar eerder op 1 januari 2015 (figuur 2.20). Gedurende 2015

loopt het aantal re-integratietrajecten eerst terug waarna het per

1 januari 2016 weer is toegenomen.

Doorstroming op de participatieladder

Cliënten met een bijstandsuitkering worden door medewerkers van W&I ingedeeld op een van de treden van

de participatieladder om aan te geven wat hun afstand tot de arbeidsmarkt is. In deze paragraaf wordt

weergegeven hoe de verdeling van cliënten over de verschillende treden is en welke ontwikkeling op de treden

van de participatieladder de cliëntenpopulatie gedurende het jaar 2015 heeft doorgemaakt.

Cliënten op de treden 0, 1 en 2 worden ook wel ‘cliënten zorg’ genoemd. Voordat begonnen kan worden aan

arbeidsactivering of –toeleiding hebben zij vooral zorg nodig en/of (therapeutische/niet arbeidsmatige)

dagbesteding. Cliënten op de treden 3, 4 en 5 zijn de ‘cliënten werk’. Bij deze groep is de afstand tot de

arbeidsmarkt kleiner en kan werk gemaakt worden van arbeidsactivering dan wel arbeidstoeleiding. Zowel eind

2014 als eind 2015 is het aandeel cliënten in de groep ‘werk’ groter (respectievelijk 57% en 56% van de

22 Bron: CBS Statline

Figuur 2.19 Aantal nieuwe huishoudens in het cliëntenbestand

bijstand incl. IOAW/Z en aantal huishoudens dat geen

bijstandsuitkering meer heeft, 2015

* Voorlopige cijfers: cijfers van december 2015 zijn erg laag

aangezien ten tijde van opstellen van deze rapportage nog niet alle

mutaties verwerkt waren.

Bron: Gemeente Almere, Werk & Inkomen

524 553496

557

402428465

537586

374

0

100

200

300

400

500

600

700

2014-Q4 2015-Q1 2015-Q2 2015-Q3 2015-Q4*

Nieuwe huishoudens in bijstandspopulatie

Huishoudens niet meer afhankelijk van bijstand

Figuur 2.20 Aantal re-integratietrajecten 2015

* Aantallen kunnen afwijken van eerdere

rapportages i.v.m. correcties die met

terugwerkende kracht zijn ingevoerd.

Bron: Gemeente Almere, Werk & Inkomen

26322606

25542517

2640

2200

2400

2600

2800

Page 24: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

22

ingedeelde cliënten) dan in de groep ‘zorg’ (43% en 44%). De treden van de participatieladder waarop de

meeste cliënten zijn ingedeeld zijn de treden 3 en 1 (tabel 2.21).

Van de cliënten in het bestand van december 2014 bevindt zich in december 2015 nog 78% in de

cliëntenpopulatie. Dit betekent dat 22% gedurende het jaar 2015 is uitgestroomd uit het cliëntenbestand. In

december 2015 is 24% van de cliënten nieuw, wat wil zeggen dat ze in december 2014 nog niet in het bestand

voorkwamen. Van deze nieuwe instroom bevindt zich in december 2015 het grootste deel op trede 4 (42% van

de ingedeelde cliënten) of trede 3 (31%). Ook van de cliënten die gedurende het jaar zijn uitgestroomd bevond

het grootste deel zich in december 2014 op deze twee treden (42% resp. 23%).

Van de cliënten die op 1 december 2014 op een trede waren ingedeeld bevinden een jaar later zeven op de

tien zich op dezelfde trede (figuur 2.22). In totaal bevindt 4,4% zich in december 2015 op een hogere trede dan

een jaar geleden en 3,7% is op een trede ingedeeld die lager is dan een jaar eerder. Vergeleken met de

ontwikkeling gedurende een jaar van het cliëntenbestand van april 2014 zijn er van de cliënten van december

2014 minder mensen in dezelfde trede gebleven. Zowel het aandeel cliënten dat een positieve ontwikkeling

heeft doorgemaakt als het aandeel dat een negatieve ontwikkeling heeft doorgemaakt is groter.

Naar verhouding zijn de cliënten die zich in december 2014 op trede 4 bevonden het meest uitgestroomd,

gevolgd door de cliënten op trede 5 (figuur 2.23). De trede 1-cliënten van december 2014 hebben met 8% naar

verhouding het vaakst een positieve ontwikkeling op de participatieladder doorgemaakt (uitstroom niet

meegerekend), terwijl de trede 5-cliënten het vaakst een negatieve ontwikkeling lieten zien (9%) (uitstroom

niet meegerekend). Ten opzichte van het bijstandsbestand van april 2014 zijn de cliënten van december 2014

van de tredes 4 en 5 vaker uitgestroomd. Bij alle tredes geldt dat de cliënten van december 2014 (iets) vaker

Tabel 2.21 Aantal huishoudens in het cliëntenbestand bijstand (WWB) incl. IOAW/Z, verdeeld over de treden van de participatieladder,

december 2014 en december 2015

Trede Omschrijving situatie cliënt Omschrijving actie gemeente

dec 2014 dec 2015

Trede 6 Betaald werk Geen < 10 < 10

Trede 5 Betaald werk met ondersteuning Ondersteuning 414 412

Trede 4 Onbetaald werk Arbeidstoeleiding 913 862

Trede 3 Deelname georganiseerde activiteiten Arbeidsactivering 1.510 1.603

Trede 2 Sociale contacten buitenshuis Sociale activering 831 981

Trede 1 Geïsoleerd levend Zorg-/hulpverlening 1.333 1.274

Trede 0 Zorgmijdend Rust < 10 < 10

Cliënten niet ingedeeld op trede 770 752

Totaal huishoudens 5781 5892

Bron: Gemeente Almere, Werk & Inkomen

Figuur 2.22 Ontwikkeling op participatieladder* tussen april 2014 en april 2015 en tussen december

2014 en december 2015 van huishoudens in het cliëntenbestand bijstand (WWB) incl. IOAW/Z op 1 april

2014 en 1 december 2014, die ingedeeld waren op een trede, totaal

* Gezien het geringe aantal cliënten op de treden 0 en 6 worden deze treden niet getoond.

Bron: Gemeente Almere, Werk & Inkomen

70%

74%

4,4%

2,7%

3,7%

2,3%

21,6%

21,4%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

dec14-dec15

apr14-apr15

In dezelfde tredegebleven

Positieve ontwikkeling(naar hogere trede)

Negatieve ontwikkeling(naar lagere trede)

Niet meer afhankelijk vanbijstand

Page 25: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

23

een positieve ontwikkeling laten zien, maar ook (iets) vaker een negatieve ontwikkeling dan de cliënten van

april 2014.

Figuur 2.23 Ontwikkeling op participatieladder* tussen april 2014 en april 2015 en tussen december

2014 en december 2015 van huishoudens in het cliëntenbestand bijstand (WWB) incl. IOAW/Z op 1 april

2014 en 1 december 2014, die ingedeeld waren op een trede, per trede

* Gezien het geringe aantal cliënten op de treden 0 en 6 worden deze treden niet getoond.

Bron: Gemeente Almere, Werk & Inkomen

79%

82%

83%

84%

76%

78%

38%

45%

66%

77%

8%

4%

3%

2%

4%

3%

3%

2%

4%

3%

3%

2%

8%

6%

9%

2%

14%

14%

10%

11%

17%

18%

51%

47%

26%

21%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

dec14-dec15

apr14-apr15

dec14-dec15

apr14-apr15

dec14-dec15

apr14-apr15

dec14-dec15

apr14-apr15

dec14-dec15

apr14-apr15

tred

e 1

tred

e 2

tred

e 3

tred

e 4

tred

e 5

In dezelfde tredegebleven

Positieve ontwikkeling(naar hogere trede)

Negatieve ontwikkeling(naar lagere trede)

Niet meer afhankelijkvan bijstand

Page 26: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

24

Alleen Wmo

6307 hh

Alleen bijstand

4688 hh

Alleen

Jeugdzorg

2591 hh

664

334

237

81

Wmo + Bijstand +

Jeugdzorg

Bijstand + Jeugdzorg

Wmo + Jeugdzorg

Wmo + Bijstand

6,8%

8,6%

3,8%

Bijstand Wmo Jeugdzorg Geengebruik

Percentage huishoudens

82%

Samenloop in het sociaal domeinper 1 december 2015

Totaal aantal huishoudens (hh): 84725

2.7 Samenloop van Wmo, Jeugdwet en bijstand binnen huishoudens Op 1 december 2015 zijn er 84.725 huishoudens in Almere waarvan 82% geen gebruik maakt van een

bijstandsuitkering of een maatwerkvoorziening die valt onder de Wmo of Jeugdwet. Van alle huishoudens

maakt 8,6% gebruik van een of meerdere Wmo-maatwerkvoorzieningen, 6,8% van een bijstandsuitkering en in

3,8 % van de huishoudens is er sprake van een of meerdere Jeugdwet-maatwerkvoorzieningen23

. In 1,5% van

de huishoudens wordt er gebruik gemaakt van twee regelingen en in 0,1%, oftewel 81 huishoudens, is dit het

geval voor drie regelingen. Deze huishoudens komen rond van een bijstandsuitkering en hebben daarnaast

zowel een of meerdere Wmo- als jeugdzorg-maatwerkvoorzieningen. In 664 huishoudens (0,8%) is er sprake

van zowel bijstand als Wmo en in 334 (0,4%) huishoudens van zowel bijstand als jeugdzorg. Zowel Wmo als

jeugdzorg komt voor in 237 huishoudens (0,3%). Overigens is de samenloop tussen de regelingen naar

verwachting groter wanneer niet alleen maatwerkvoorzieningen, maar ook algemene voorzieningen betrokken

worden. De huidige registraties laten een inzicht in die samenloop nog niet toe.

Figuur 2.25 Gebruik Wmo, Jeugdzorg en bijstand, huishoudens

23 Registratie van jeugdige cliënten is nog niet helemaal op orde. In werkelijkheid zal het aantal huishoudens met een Jeugdwet-maatwerkvoorziening waarschijnlijk iets hoger liggen.

Bron: Gemeente Almere, Dienst Sociaal Domein

Page 27: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

25

2.8 Cliënten Schulddienstverlening Bewoners met schuldenproblematiek kunnen zich tot de gemeente wenden voor hulp bij het aanpakken van

hun schulden. In opdracht van de gemeente Almere voert PLANgroep deze taak uit vanuit het stadhuis. In deze

paragraaf worden de aantallen nieuwe aanmeldingen voor schulddienstverlening in

Almere gepresenteerd, evenals het aantal lopende cliënten.

In 2015 hebben zich 1.714

Almeerders gemeld bij

PLANgroep met

schuldenproblematiek. Dit

aantal is iets lager dan in 2014, toen het 1.797

aanmeldingen betrof. Net als in 2014 vonden de

meeste aanmeldingen in 2015 in het eerste en het

laatste kwartaal plaats (figuur 2.26).

Van deze 1.714 nieuwe aanmeldingen in 2015

hebben er 1.520 een screening gehad. De uitkomst

van de screening was bij bijna de helft (45%) van de

cliënten doorverwijzing naar OSS (Ondersteuning

Schuldstabilisatie). Bij OSS wordt onder begeleiding

gestreefd naar een toekomst waarin de schuldenlast

duurzaam gestabiliseerd is en waarin de

belemmeringen ten aanzien van een traject

schulddienstverlening worden aangepakt24

. In de

loop van het jaar zijn er relatief steeds meer mensen

naar OSS doorverwezen tot 53% in het vierde

kwartaal (figuur 2.27). Ruim een derde (35%) is

gestart met een schulddienstverleningstraject en bij

twee op de tien van cliënten was de uitkomst van de

screening dat een of enkele adviesgesprekken

volstonden om de schulden aan te pakken. Het

aandeel cliënten dat na de screening alleen een

adviesgesprek krijgt is afgenomen in de loop van

2015. Het aandeel cliënten dat na screening een

schulddienstverleningstraject is ingegaan is sterk

toegenomen tussen het eerste en het tweede kwartaal, maar nam daarna weer af. Het aantal lopende cliënten

waarvoor PLANgroep een schuldregeling uitvoert is gestegen van 403 op 1 april, 481 op 1 juli tot 563 op 1

oktober en 619 op 1 januari 2016.

Ondersteuning Schuldstabilisatie

Per 1 januari 2015 is Zorggroep Almere

verantwoordelijk voor de coördinatie

Ondersteuning bij Schuldstabilisatie in

Almere, die ze hebben ondergebracht bij de

‘Maatwerkers OSS’. De ondersteuning zelf

wordt uitgevoerd door verschillende

zorgaanbieders.

24 In 2015 zijn er 100 cliënten teruggemeld vanuit OSS naar PLANgroep om alsnog een schulddienstverleningstraject te starten. In 2014 was dit het geval voor 104 voormalige OSS-cliënten.

Figuur 2.26 Aantal nieuwe aanmeldingen PLANgroep Almere, per

kwartaal 2014, 2015

Bron: PLANgroep

456411 426

504466

401 393

454

0

100

200

300

400

500

600

Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4

2014 2015

Figuur 2.27 Uitkomst screening na aanmelding bij PLANgroep

Almere, 2015

Bron: PLANgroep

42% 38%46% 53%

30% 42%39% 31%

29%20% 15% 17%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2015 -Q1

2015 -Q2

2015 -Q3

2015 -Q4

Advies (alleenadviesgesprek-(ken))

SDV PLANgroep(trajectSchulddienst-verlening)

Overdracht OSS(OndersteuningSchuld Stabilisatie)

Tabel 2.28 Aantal aanmeldingen OSS

2015 - Q1

2015 - Q2

2015 - Q3

2015 - Q4

Totaal 2015

Regulier 165 144 163 265 737

Crisis 31 14 5 12 62

Totaal 196 158 168 277 799

Bron: Zorggroep Almere

2015:

1.714aanmeldingen

schulddienstverlening

Page 28: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

26

In 2015 zijn er in totaal 799 klanten aangemeld bij het Maatwerk OSS, waarvan er 62 crisisaanmeldingen

waren. In het laatste kwartaal van het jaar zijn veruit de meeste aanmeldingen geweest, gevolgd door het

eerste kwartaal (tabel 2.28). Het aantal crisisaanmeldingen is sterk gedaald van 31 in het eerste kwartaal naar

vijf in het derde kwartaal, waarna het weer is gestegen naar 12 in het vierde. Bij crisissituaties dreigt er

huisuitzetting (door huurachterstanden), waardoor de maatwerkers snel moeten handelen om dit te

voorkomen.

Om de Ondersteuning Schuldstabilisatie efficiënt en effectiever uit te kunnen voeren, is in elk stadsdeel van

Almere een TOSS (Team Ondersteuning Schuldstabilisatie) opgericht, dat spreekuur houdt in de wijken. In deze

teams werken Maatwerkers OSS, vrijwilligers van Humanitas en Sociaal Raadslieden samen om klanten te

ondersteunen bij het op orde brengen van hun administratie en het inzicht krijgen in hun financiële situatie.

Het aantal nieuwe cliënten van het Maatwerk OSS dat is gezien op het TOSS-spreekuur fluctueerde van 141 in

het tweede kwartaal van 2015, naar 128 in het derde kwartaal en 216 in het laatste kwartaal25

. In totaal betreft

het in de drie kwartalen 80% van de aanmeldingen bij OSS.

2.9 Klachten en bezwaren Deze paragraaf betreft de aantallen klachten, bezwaren en beroepen die in 2015 bij de gemeente zijn

binnengekomen over de drie gedecentraliseerde wetten: Wmo, Jeugdwet en

Participatiewet. Als referentiecijfers worden ook de aantallen van 2014

weergegeven.

Zorg en Ondersteuning

Gedurende het jaar 2015 zijn bij de gemeente Almere 231 klachten, 138

bezwaarschriften en drie beroepschriften binnengekomen over de tak van het

sociaal domein Zorg en Ondersteuning (inclusief jeugd)26

. Deze aantallen zijn hoger

dan in 2014 (tabel 2.29), wat gezien het toegenomen aantal taken voor de gemeente, niet hoeft te verbazen.

Bijna de helft van de klachten in het derde kwartaal betrof de voorzieningenleveranciers (vervoer,

hulpmiddelen, zorg) en een derde betrof de procedure of werkwijze van de gemeente. Voorbeelden hiervan

zijn dat klanten niet teruggebeld worden en meer in het algemeen dat gemaakte afspraken niet nagekomen

worden. Daarnaast ging een kleiner deel van de klachten over de werkwijze van de wijkteams. In het vierde

kwartaal hadden de meeste klachten betrekking op de afhandelingswijze bij de wijkteams, dan wel de

procedures bij de gemeente. Het merendeel van de bezwaarschriften in het tweede halfjaar betrof

herindicaties van Wmo-maatwerkvoorzieningen.

Werk en Inkomen

Het aantal klachten met betrekking tot de tak Werk en Inkomen (Participatiewet) dat in 2015 is

binnengekomen bij de gemeente Almere bedraagt 229. Daarnaast zijn er 1.619 bezwaarschriften

25 Van het eerste kwartaal zijn geen cijfers bekend. 26 Gezien het streven naar een integrale aanpak van ondersteuningsvragen van bewoners wordt door de klachtencoördinatoren geen onderscheid meer gemaakt tussen Jeugdwet en Wmo.

Tabel 2.29 Aantallen* binnengekomen klachten, bezwaren en beroepen m.b.t. Zorg en Ondersteuning, 2014 en 2015

2014 2015

Q1 Q2 Q3 Q4 Totaal Q1 Q2 Q3 Q4 Totaal

Klachten 34 34 51 35 154 48 43 54 86 231

Bezwaarschriften 18 14 23 22 77 18 20 24 76 138

(Hoger) beroepschriften 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3

*Aantallen kunnen iets afwijken van die in voorgaande rapportages i.v.m. correcties die met terugwerkende kracht zijn ingevoerd.

Bron: Gemeente Almere, Dienst Sociaal Domein

2015:

231klachten

Zorg &Ondersteuning

Page 29: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

27

binnengekomen, 237 beroepschriften en 36 hoger beroepschriften. Er zijn 45 voorlopige voorzieningen

getroffen. Deze cijfers liggen allemaal lager dan de vergelijkbare cijfers van 2014 (tabel 2.30). In 2015 kwamen

de meeste klachten en bezwaarschriften in het tweede kwartaal binnen. Het laatste kwartaal van het jaar

kende de laagste aantallen, op het aantal voorlopige voorzieningen na.

Het merendeel van de klachten met betrekking tot Werk & Inkomen had betrekking op het niet tijdig

afhandelen van aanvragen of bezwaarschriften. Gebleken is dat bij grote veranderingen in de

wetgeving, zoals de inwerkingtreding van de Participatiewet, zich in het beginstadium altijd

complexe situaties voordoen waarin de wet niet (voldoende) voorziet. Door twijfel over de

juiste handelwijze worden besluiten dan soms te lang uitgesteld.

De meeste bezwaren in 2015 met betrekking tot Werk & Inkomen hadden te maken met het

afwijzen van aanvragen van bijzondere bijstand of reguliere bijstand en met het beëindigen,

terugvorderen en korten van uitkeringen.

De aantallen klachten, bezwaren en beroepen die binnenkomen bij de gemeente Almere over Werk en

Inkomen zijn veel groter dan die over Zorg en Welzijn. Dit heeft voornamelijk te maken met de verschillende

aard van de wetten (Participatiewet tegenover Wmo en Jeugdwet) en de daaruit voorvloeiende grotere

aantallen beslismomenten en cliëntcontacten in de Participatiewet. Op jaarbasis wordt het aantal

cliëntcontacten bij de afdeling Werk en Inkomen op 100.000 geschat (waarvan de helft telefonisch en de helft

fysiek).

Gemeentelijke ombudsman

Over het sociaal domein in Almere zijn in 2015 in totaal 85

klachten binnengekomen bij de Gemeentelijke Ombudsman.

Dit is meer dan in 2014, toen het in totaal 76 klachten

betroffen. In 2014 kwamen de meeste klachten binnen de

eerste twee kwartalen, terwijl in 2015 de meeste klachten

binnenkwamen in het derde en het eerste kwartaal (figuur

2.31).

Tabel 2.30 Aantallen binnengekomen klachten, bezwaren en beroepen m.b.t. Werk en Inkomen, 2014 en 2015

2014 2015

Q1 Q2 Q3 Q4 Totaal Q1 Q2 Q3 Q4 Totaal

Klachten 69 76 68 56 269 61 65 52 51 229

Bezwaarschriften 450 407 415 417 1689 407 492 372 348 1619

Beroepschriften 76 76 58 73 283 66 61 57 53 237

Hoger beroepschriften 10 16 15 13 54 12 7 12 5 36

Voorlopige voorzieningen 26 9 17 13 65 11 8 11 15 45

Bron: Gemeente Almere, Dienst Sociaal Domein

Figuur 2.31 Aantal klachten over sociaal domein

gemeente Almere (incl PLANgroep) bij Gemeentelijke

Ombudsman 2014, 2015

* Betreft voorlopige cijfers

Bron: Gemeentelijke Ombudsman

2325

1315

2321

25

16

0

5

10

15

20

25

30

Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4

2014 2015*

2015:

229klachten

Werk & Inkomen

Page 30: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

28

3. Nulmeting maatschappelijke effecten In de Kadernota ‘Doen wat nodig is’ (Gemeente Almere, 2014:

23) zijn tien vraagstukken en daaruit volgende gewenste

maatschappelijke effecten voor het sociale domein in Almere

geformuleerd, “als basis voor toetsing van de resultaten en de

verantwoording op het sociaal domein” (figuur 3.1). Om te

volgen in hoeverre de Gemeente Almere erin slaagt om deze

gewenste maatschappelijke effecten te bereiken, zijn

maatschappelijke effectindicatoren benoemd. Daarmee kan

de gemeente haar beleid en inzet toetsen aan de tien

maatschappelijke effecten. In dit hoofdstuk treft u de

‘nulmeting’ van deze effectindicatoren, dat wil zeggen de

uitgangssituatie vóór de transities hun beslag vonden.

Concreet betekent dit dat de cijfers in dit hoofdstuk

betrekking hebben op 1 januari 2015 of eerder.

3.1 Inleiding Effectindicatoren

Met effectindicatoren wordt bedoeld dat de cijfers enig inzicht

moeten geven in de gevolgen van gemeentelijk handelen op

de samenleving ten aanzien van het vraagstuk en de gewenste

maatschappelijke effecten. Effectindicatoren meten dus geen:

-prestaties, zoals aantallen behandelde aanvragen;

-processen, zoals kwaliteit van samenwerking;

-input, zoals uitgaven of aantallen personeel.

Er is gezocht naar indicatoren op een maatschappelijk niveau,

al worden af en toe indicatoren op individueel of

projectniveau behandeld. Overigens worden in

subsidiebeschikkingen en leveringsovereenkomsten met

partnerorganisaties wel degelijk afspraken gemaakt op het

niveau van prestaties, processen en input. De

maatschappelijke effectindicatoren bevinden zich op het

‘topje van de ijsberg’ van de verantwoordingsketen.

Selectiecriteria indicatoren

De volgende criteria werden gehanteerd:

-het is aannemelijk te maken dat de indicatoren beïnvloed

kunnen worden door gemeentelijk handelen. De

onderbouwing hiervan treft u in Bijlage 4;

-een beperkt aantal van maximaal vier indicatoren per

gewenst maatschappelijk effect wordt gerapporteerd;

-er is geen nieuw onderzoek nodig om de cijfers te verkrijgen,

de gegevens worden al langere tijd gemeten, en er zijn referentiecijfers beschikbaar om de nulmeting mee te

vergelijken.

Bij het kiezen van indicatoren lag de voorkeur op de kracht van Almeerders en Almere en minder op gebreken

en problemen, al worden deze ook gemonitord. Het zwaartepunt ligt ook enigszins op indicatoren gerelateerd

aan de drie decentralisaties, al wordt het hele sociale domein bestreken.

Referentiecijfers

Voor een referentiekader wordt de nulmeting Almere zoveel mogelijk vergeleken met Nederlandse cijfers.

Wanneer deze niet beschikbaar waren, werd gezocht naar andere cijfers waarmee vergeleken kon worden.

Voor gegevens uit GGD-enquêtes betrof dat meestal de provincie Flevoland, ook al zijn daar inhoudelijke

figuur 3.1 maatschappelijke effecten en vraagstukken

1. Ontwikkelkansen en vaardigheden van kinderen en

jongeren zijn vergroot

Niet alle jongeren zijn goed voorbereid op een

succesvolle toekomst, omdat hun vaardigheden en

talenten onvoldoende ontwikkeld zijn of omdat ze

onvoldoende ondersteund zijn bij hun ontwikkeling.

2. Kinderen groeien gezond en veilig op

Een deel van de kinderen in Almere groeit op in een

ongezonde en/of onveilige omgeving of in een situatie

waardoor ze op achterstand raken (laag opleidingsniveau,

schulden, LVB-ouders, jonge moeders)

3. Iedereen doet naar eigen kunnen mee (ongeacht zijn of

haar beperkingen)

Niet iedereen heeft of neemt de kans om zelfstandig,

waardig of betekenisvol mee te doen in de maatschappij,

en/of is in de gelegenheid zelfstandig te blijven wonen.

4. Inwoners en bedrijfsleven zijn meer betrokken bij de

eigen leef- en woonomgeving , ter verbetering van de

buurten, wijken en de stad en totstandkoming van sociale

verbanden in de buurten.

In specifieke buurten en wijken zijn inwoners en bedrijven

onvoldoende betrokken bij de sociale verbanden en de

leefbaarheid.

5. Meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten

in de eigen stad.

Te weinig Almeerders en mensen van buiten Almere

nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in Almere.

6. Het aanbod van ( vrijetijds) voorzieningen is beter

afgestemd op de vraag van inwoners.

Bewoners missen maatschappelijke accommodaties die

(voldoende) aansluiten op hun behoefte.

7. Meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl

Er zijn teveel Almeerders met een ongezonde leefstijl wat

de stad/maatschappij op termijn teveel geld kost.

8. Meer Almeerders hebben toegang tot informatie en

noodzakelijk advies, bemiddeling, ondersteuning en zorg.

De toegang tot informatie en noodzakelijk advies,

bemiddeling, ondersteuning en zorg zijn onvoldoende

laagdrempelig en in samenhang in relatie tot de vraag en

vindplaats.

9. Minder overlast door bepaalde doelgroepen, zoals

jongeren, verslaafden

Bepaalde (groepen) inwoners zijn hinderlijk aanwezig of

veroorzaken overlast in de stad.

10. Meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam.

Er zijn Almeerders die financieel niet op eigen benen

kunnen staan.

Page 31: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

29

bezwaren tegen te maken. Wanneer de Almeerse indicator alleen lokaal beschikbaar was, maar desalnietemin

het meest valide aansloot op vraagstuk en gewenst maatschappelijk effect, werd de nulmeting vergeleken met

een eerder Almeers cijfer. Bij de vergelijking met Nederland moet in gedachte gehouden worden dat Almere in

haar bevolkings- en sociaal-economische opbouw afwijkt van de Nederlandse gemiddelden (zie ook §3.3).

Vergelijking met ‘new towns’ of grote steden was daarom wenselijker geweest, maar meestal niet haalbaar.

Nulmeting

Maatschappelijke effecten zijn vaak een kwestie van lange adem: het duurt meestal enige jaren voordat

beleidsinspanningen zich ook vertalen naar maatschappelijk-effectindicatoren. In volgende monitorrapportages

zullen de gegevens geactualiseerd worden, zodat een beeld ontstaat van de ontwikkelingen in de tijd. Het zal

dan van belang zijn te volgen hoe Almere zich ontwikkelt ten opzichte van de referentiecijfers: idealiter zou de

indicator in Almere zich gunstiger of minder ongunstig moeten ontwikkelen dan elders.

Context waarin de effecten zich afspelen

In §3.3 komen ‘contextindicatoren’ aan bod. Hierin gaat het om belangrijke gegevens die iets zeggen over de

opbouw van de stad. Het gaat om kenmerken die van grote invloed zijn op het effectbereik, maar waarvan

wordt aangenomen dat ze marginaal of slechts op lange termijn te beïnvloeden zijn door gemeentelijk

handelen. Te denken valt aan de woningvoorraad of de leeftijdsopbouw van de bevolking.

Onderbouwing en definities

In Bijlage 4 wordt meer toelichting gegeven op de indicatoren en de beïnvloedbaarheid ervan. Behalve een

onderbouwing van hoe gemeentelijk handelen de indicatoren kan beïnvloeden, treft u hier ook technische

definities, toelichtingen en bronverwijzingen.

3.2 Nulmeting per gewenst maatschappelijk effect Voor elk van de tien gewenste maatschappelijk effecten zijn er maximaal vier (groepen van) effectindicatoren

benoemd. De nagestreefde maatschappelijk effecten worden behandeld in de volgorde van de Kadernota; de

volgorde zegt dus niets over de prioriteit van dat effect. Elke paragraaf is als volgt opgebouwd:

het in de kadernota geformuleerde vraagstuk en gewenste maatschappelijke effect;

een korte bespreking van de indicatoren;

grafieken met de bijbehorende indicatoren, met Almeerse cijfers en referentiecijfers;

een beknopte bespreking van het belang van de indicatoren en mogelijke ruimte voor verbetering.

Voor meer toelichting zij verwezen naar Bijlage 4.

Page 32: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

30

3.2.1 Vergroten ontwikkelkansen jeugd

Vraagstuk: Niet alle jongeren zijn goed voorbereid op een succesvolle toekomst, omdat hun

vaardigheden en talenten onvoldoende ontwikkeld zijn of omdat ze onvoldoende ondersteund zijn bij

hun ontwikkeling.

Gewenst maatschappelijk effect: Ontwikkelkansen en vaardigheden kinderen en jongeren zijn

vergroot

Bespreking indicatoren

In Almere zijn er iets meer zwakke scholen en Almeerse kinderen sporten kinderen minder dan elders in

Nederland; het aandeel voortijdig schoolverlaters is vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde, en de meeste

jongeren zijn creatief in hun vrije tijd (figuren 3.1 en 3.2).

Er zijn in Almere in 2013/’14 ongeveer even veel nieuwe voortijdig schoolverlaters zonder

startkwalificatie als landelijk gemiddeld.

Er waren op 1 januari 2015 drie zwakke scholen in het primair onderwijs. Dit is relatief meer dan

landelijk gemiddeld. Van die drie functioneren er twee in de praktijk als één school: zo bezien wijkt het

relatieve aantal nauwelijks af van het landelijke gemiddelde. In het primair onderwijs waren er in

januari 2013 nog 12,9% (negen scholen) en in 2014 2,8% (twee) zwakke scholen. In het voortgezet

onderwijs zijn er op 1 januari 2015 twee zwakke en een zeer zwakke afdeling, ook dit ligt iets hoger

dan het landelijk gemiddelde.

Ruim driekwart van de tieners doet in hun vrijetijd iets creatiefs, veelal tekenen, schilderen of grafisch

werk, een muziekinstrument bespelen of zingen. Het cijfer is niet vergelijkbaar met eerdere jaren of

andere steden.

Het aantal kinderen dat minstens maandelijks sport is door andere indeling in leeftijdsgroepen niet

precies vergelijkbaar met landelijke cijfers en de beperkte steekproef onder 16-24 jarigen, maar uit de

cijfers valt af te leiden dat Almeerse kinderen minder sporten dan landelijk gemiddeld.

figuur 3.1 nulmeting indicatoren 1.1 en 1.2, Almere en Nederland, 2014/15

figuur 3.2 nulmeting indicatoren 1.3 en 1.4, Almere en Nederland, 2014

8,6%

4,2%

2,2%

7,2%

2,2%

1,9%

0% 2% 4% 6% 8% 10%

1.2b zwakke afdelingen VO

1.2a zwakke scholen PO

1.1 voortijdig schoolverlaters

Nederland

Almere

73%

78%

77%

82%

89%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

1,4b % maandelijks sporten,jongeren 16-24jr

1.4a maandelijks sporten,kinderen 6-15jr

1.3 jongeren 13-17 jr datcreatief is in vrije tijd

Nederland

Almere

figuur 3.3 toelichting op indicatoren en

referentiea

Indicator 1.1 Voortijdig schoolverlaters meetmoment schooljr 2014/’15

Referentie Nederland (i)

Indicator 1.2 zwakke scholen meetmoment 1 januari 2015 Referentie Nederland (ii)

Indicator 1.3 % jongeren 13-17 jr dat in vrije tijd creatieve activiteiten verricht

meetmoment 2014 Referentie niet beschikbaar (iii)

Indicator 1.4 % kinderen en jongeren dat minstens 1x per maand sport, twee leeftijdsgroepen

meetmoment 2014 Referentie Nederland (iv, v)b

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes

verwijzen naar bronnenlijst in Bijlage B4.3

b Nederlandse cijfers betreffen respectievelijk

(a) 6-11 jarigen en (b) een gewogen

gemiddelde van 12-19 jarigen en 20-35-jarigen

Page 33: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

31

Reflectie op de indicatoren

1.1 Voortijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie: verwacht wordt dat jongeren die zonder een

startkwalificatie de arbeidsmarkt betreden geen redelijke kans maken op duurzaam geschoold werk. In 2002

streefden VNG en Rijk naar een halvering van het aantal voortijdig schoolverlaters in tien jaar tijd. In 2012

maakten Rijk en VNG het voornemen kenbaar om het aantal in drie jaar tijd nog eens met 10% te laten dalen.

De gemeente Almere hanteert iets andere definities en stelt zich als doel “om het aantal voortijdig

schoolverlaters te verlagen tot onder de doelstelling uit de eerdere nota van 10% van 16- tot en met 22-

jarigen” (Gemeente Almere, O&S 2015: 75). Dit doel is overigens gehaald: volgens lokale definities is het

aandeel voortijdig schoolverlaters 5,9% in 2014.

1.2 Zwakke scholen: op zwakke scholen hebben kinderen minder kans om een bij hun capaciteiten passend

leerniveau te bereiken. Het streven was om in 2014 geen zwakke scholen te hebben in Almere; dit blijft de

ambitie.

1.3 Aandeel jongeren dat in vrije tijd kunstzinnige of creatieve activiteiten onderneemt: de meeste tieners

ondernemen in hun vrije tijd kunstzinnige of creatieve activiteiten. Actieve cultuurparticipatie van jongeren

wordt als belangrijk gezien omdat jongeren daarmee hun talenten kunnen ontwikkelen, hun gevoelens op een

geaccepteerde manier kunnen uiten, een leuke dagbesteding vinden, en een deel van hen mogelijk op latere

leeftijd werk kan vinden in de cultuur- en vermaaksector. Het streven is om samen met partners nog meer

jongeren kunstzinnig of creatief te activeren.

1.4 Aandeel kinderen en jongeren dat sport: hiervoor geldt hetzelfde als voor actieve kunstbeoefening van

kinderen. Daarnaast worden aan sportbeoefening voor jongeren nog andere positieve effecten toegedacht,

zoals gezondheidswinst op korte en lange termijn, een alternatieve dagbesteding voor mogelijk overlastgevend

gedrag, zelfvertrouwen en leren omgaan met tegenslag, en sociale vaardigheden. Vergelijking met landelijke

cijfers laat zien dat op dit terrein nog enige winst te behalen valt.

Page 34: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

32

3.2.2 Kinderen groeien gezond en veilig op

Vraagstuk: Een deel van de kinderen in Almere groeit op in een ongezonde en/of onveilige omgeving

of in een situatie waardoor ze op achterstand raken (laag opleidingsniveau, schulden, LVB-ouders27

,

jonge moeders).

Gewenst maatschappelijk effect: Kinderen groeien gezond en veilig op

Bespreking indicatoren

Volgens zelfrapportage groeien Almeerse kinderen even (on-)gezond en veilig op als Flevolandse kinderen; er

worden iets minder meldingen van kindermishandeling gedaan dan elders in Nederland.

Een klein percentage tieners zegt wel eens lichamelijk of geestelijk mishandeld te zijn (tabel 3.4). 7%

van de Almeerse kinderen in klas 4 van de middelbare school zegt wel eens een ongewenste seksuele

ervaring gehad te hebben. De percentages wijken niet af van de Flevolandse gemiddelden.

In 2012 werden er in Almere relatief minder meldingen gedaan van kindermishandeling dan elders in

Nederland. Dat was in 2011

ook zo. De cijfers waren toen

vergelijkbaar: 6,3 per 1.000

in Almere tegen 9,0 in

Nederland.

De GGD rapporteert: “Van

de Almeerse jongeren heeft

minder dan één op de tien

ondergewicht, driekwart een

normaal gewicht en heeft

18% overgewicht. Dit ligt

rond het Flevolands

gemiddelde” (Flemovo 2015:

7). Landelijk heeft 72% van

de 12 t/m 16 jarigen een

normaal gewicht, 17%

ondergewicht en 11%

overgewicht (De Looze et al.

2014: 84).

27 LVB: lichte verstandelijke beperking

figuur 3.4 nulmeting indicator 2.1, Almere en Flevoland, 2015.a, b

figuur 3.5 nulmeting indicator 2.2, Almere en Nederland, 2012

bron: AMK (vi)

figuur 3.6 nulmeting indicator 2.3, Almere en Flevoland, 2015.a

7%

2%

4%

7%

1%

4%

0% 2% 4% 6% 8%

2.1c % ongewenste seksueleervaring klas 4

2.1b % lichamelijk mishandeld

2.1a % geestelijk mishandeld

Flevoland

Almere

6,9

9,1

0 5 10 15 20

Almere

Nederland

2.2 meldingen kindermishandeling per 1.000 kinderen

75%

75%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

Almere

Flevoland

2.3 % kinderen op gezond gewicht

noten bij figuren 3.4 en 3.6

a Er zijn geen vergelijkbare eerdere Almeerse of

landelijke cijfers beschikbaar (vi)

b indicator 2.1c: in klas 2 heeft 4% van de

Almeerse en 3% van de Flevolandse kinderen

wel eens een ongewenste seksuele ervaring

gehad

Page 35: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

33

Reflectie op de indicatoren

2.1 Percentage jongeren dat wel eens mishandeld wordt: de percentages zijn laag en vergelijkbaar met het

Flevolands gemiddelde, maar zeggen nog niets over de duur, ernst en gevolgen van de mishandeling, noch over

de plegers ervan en de situatie waarin het voorkwam.

2.2 Meldingen kindermishandeling per 1.000 kinderen: sinds 1 januari 2015 worden meldingen over

kindermishandeling en huiselijk geweld geregistreerd door de organisatie Veilig Thuis. Almeerse cijfers van

Veilig Thuis over 2015 treft u in§2.5 hiervoor. Nederlandse referentiecijfers zijn op het moment van schrijven

nog niet beschikbaar. In de éénmeting zullen gegevens over 2015 voor Almere en Nederland beschikbaar zijn.

Voor kindermishandeling geldt dat er een ‘dark number’ is van gevallen die niet gemeld of bekend worden,

vandaar dat ook een beroep wordt gedaan op zelfrapportage in grootschalige enquêtes. Wanneer de

meldingencijfers stijgen, kan dit zowel een gunstig als een ongunstig teken zijn: gunstig, omdat er dan meer

gevallen van kindermishandeling aan het licht komen doordat professionals deze situaties beter herkennen en

sneller melden, en ongunstig, omdat het cijfer ook iets zegt over het vóórkomen van kindermishandeling.

2.3 Percentage kinderen op gezond gewicht: kinderen met overgewicht lopen op latere leeftijd hoger risico op

lichamelijke medische klachten, zoals hart- en vaatziekten, gewrichtsproblemen en diabetes, maar ook op

psychische problemen, zoals somberheid, weinig zelfvertrouwen en gedrags- en emotionele problemen.

Onder- en overgewicht kan uitmonden in ziekelijke vormen als eetstoornissen.

Page 36: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

34

3.2.3 Iedereen doet naar eigen kunnen mee

Vraagstuk: Niet iedereen heeft of neemt de kans om zelfstandig, waardig of betekenisvol mee te

doen in de maatschappij, en/of is in de gelegenheid zelfstandig te blijven wonen.

Gewenst maatschappelijk effect: Iedereen doet naar eigen kunnen mee (ongeacht zijn of haar

beperkingen)

Bespreking indicatoren

Op twee van de vier indicatoren doen Almeerders even veel ‘mee’ als elders, namelijk in betaald werk en het

aandeel dat een ondersteunend sociaal netwerk heeft (figuur 3.7). Er zijn minder vrijwilligers dan gemiddeld in

Flevoland en Almeerders zijn minder actief in hun vrije tijd dan in 2012 (figuur 3.8).

Het percentage van de beroepsbevolking met minstens 12 uur betaald werk per week is in Almere

gelijk aan het landelijk gemiddelde.

Twee op de tien Almeerders verricht onbetaald werk in georganiseerd verband, en dat is iets minder

dan gemiddeld in Flevoland. Vergelijking met Nederlandse cijfers is niet mogelijk.

Vier op de tien Almeerse volwassenen is ‘sociaal eenzaam’, wat wil zeggen dat zij geen ondersteunend

sociaal netwerk of ondersteunende sociale contacten hebben. Dat is ongeveer op het Flevolandse

gemiddelde.

De meedoen-index meet hoe actief Almeerse volwassenen zijn in hun vrije tijd, uitgedrukt in een

indexcijfer ten opzichte van 2008 (2008= 100). Almeerse volwassenen zijn in 2014 minder actief dan in

2012.

figuur 3.7 nulmeting indicatoren 3.1, 3.2 en 3.3 Almere en referentie.

figuur 3.8 nulmeting indicator 3.4, Almere, 2014 en 2012.a

a De meedoen-index is een lokale indicator, niet vergelijkbaar met elders

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 3.1 Netto arbeidsparticipatie beroepsbevolking

meetmoment 2014

Referentie Nederland (vii)

Indicator 3.2 % vrijwilliger meetmoment 2012 Referentie Flevoland (ix)

Indicator 3.3 % met ondersteunend sociaal netwerk

meetmoment 2012 Referentie Flevoland (ix)

Indicator 3.4 meedoen-index meetmoment 2014 Referentie Almere 2012 (x)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes

verwijzen naar bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 37: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

35

Reflectie op de indicatoren

3.1 Netto arbeidsparticipatie beroepsbevolking: betaalde arbeid draagt in belangrijke mate bij aan financiële

zelfredzaamheid (zie ook §3.2.10), maar is ook een belangrijke vorm van ‘meedoen’. Het verrichten van

betaalde arbeid wordt vaak gezien als bron van identiteit, zingeving en zinvolle maatschappelijke rollen. De

indicator is eigenlijk te ‘grof’ om effecten van gemeentelijk beleid te kunnen volgen, omdat dat deel waar de

gemeente de meeste invloed op heeft, het (re-)integreren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt,

maar een klein aandeel van de potentiële beroepsbevolking inneemt. Het streven is om deze indicator in

volgende monitoredities uit te splitsen naar deze specifieke doelgroepen. De basiscijfers in §2.6 hiervoor

geven inzicht in de uitstroom naar betaald werk van bijstandscliënten.

3.2 Aandeel vrijwilligers: veel organisaties en verenigingen zouden hun activiteiten niet meer kunnen doen

zonder vrijwilligers. Samen zorgen zij voor een leefbare stad waar ook in de vrije tijd veel te doen is.

Vrijwilligers geven zelf aan dat het vrijwilligerswerk hen voldoening, zingeving en een sociale omgeving biedt

(zie ook Bijlage 2: burgerkracht en vrijwilligerswerk). De bevolking van Almere is stedelijker, jonger en minder

kerkelijk dan de meeste andere Flevolandse gemeenten. Die factoren maken dat het halen van het Flevolandse

gemiddelde een uitdagend streven zal zijn: landelijk is het aandeel vrijwilligers hoger in plattelandsgemeenten,

onder senioren en onder leden van kerkgemeenschappen.

3.3 Aandeel met ondersteunend netwerk: eenzame mensen doen een groter beroep op formele zorg en hebben

een grotere kans om dementie te ontwikkelen. De aanwezigheid van een ondersteunend sociaal netwerk is een

eerste sociaal vangnet bij tegenvallers in het leven. Daarnaast ondersteunt het ook het mogelijk maken van

‘gewonere’ activiteiten, bijvoorbeeld wanneer kennissen oppassen op de kinderen. Een aanzienlijk deel van de

bevolking zegt een ondersteunend netwerk te missen. Ook al wijkt Almere in dit opzicht niet af van het

Flevolands gemiddelde, hier lijkt met intensieve inzet toch wel winst te behalen.

3.4 Meedoen-index: de indicator zegt iets over hoe actief Almeerders zijn in hun vrije tijd, bijvoorbeeld door

uitstapjes, vrienden ontmoeten, sporten, of actief zijn voor organisaties of in de buurt. Dat is niet alleen

afhankelijk van de levensfase, maar wordt vooral beperkt door belemmeringen in gezondheid en inkomen.

Zwaar belaste mantelzorgers doen ook minder mee.28

Wanneer deze groepen met beperkt inkomen en

gezondheidsbeperkingen meer ‘meedoen’, zal het totale indexcijfer ook stijgen.

28 Mensen die wel eens mantelzorg geven, doen in het algemeen níet minder mee dan gemiddeld, maar voor zwaar belaste mantelzorgers is de meedoen-index 81, tegen 96 gemiddeld.

Page 38: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

36

3.2.4 Betrokkenheid bij leefomgeving en verbetering leefbaarheid

Vraagstuk: In specifieke buurten en wijken zijn inwoners en bedrijven onvoldoende betrokken bij de

sociale verbanden en de leefbaarheid.

Gewenst maatschappelijk effect: Inwoners en bedrijfsleven zijn meer betrokken bij de eigen leef- en

woonomgeving , ter verbetering van de buurten, wijken en de stad en totstandkoming van sociale

verbanden in de buurten.

Bespreking indicatoren

De primaire eenheid waar gewenst maatschappelijke effect nummer vier zich op richt, is de buurt en de wijk.

Vandaar dat verschillen tussen buurten en wijken in deze paragraaf centraal staan. In de Almeerse buurten is er

minder sociale cohesie dan landelijk, maar Almeerders zijn tevreden over de buurt waar ze wonen. In Almere

Haven zijn bewoners meer betrokken en tevredener over hun buurt en buren dan gemiddeld, in Almere Buiten

minder (figuur 3.9).

In de Almeerse buurten zijn er minder hartelijke contacten tussen buurtgenoten dan landelijk

gemiddeld. In de buurten in Almere Haven is er meer sociale cohesie dan gemiddeld in Almere, terwijl

er in Almere Buiten minder sociale cohesie is.

Almeerders zijn niet ontevreden over de buurt waar ze wonen. Uitgedrukt in een rapportcijfer geven

Almeerders een 7: iets lager dan landelijk gemiddeld. In Almere Haven zijn bewoners tevredener over

hun buurt dan gemiddeld; in Almere Buiten minder tevreden.

Een deel van de Almeerders zet zich in voor hun buurt; dit aandeel is licht afgenomen ten opzichte

van 2009. In Almere Haven en Almere Poort zetten bewoners zich meer in voor de buurt dan

gemiddeld, terwijl zij zich in Almere Buiten iets minder inzetten voor de buurt (O&S 2014: 15).

Er is geen indicator om betrokkenheid van bedrijfsleven en organisaties bij de buurt te meten en te

volgen. Dit zal op andere wijzen, bijvoorbeeld kwalitatief, beschreven moeten worden.

Reflectie op de indicatoren

4.1 Sociale cohesie buurt: wanneer buren elkaar kennen en op een prettige manier met elkaar omgaan, voelen

zij zich veiliger in hun buurt, is er meer sociale controle, bieden ze elkaar meer informele steun, en voelen zij

zich meer verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt.

4.2 Leefbaarheid buurt: wijken met leefbaarheidsproblemen lopen het risico in een neerwaartse spiraal

terecht te komen, waarbij degenen die het zich kunnen veroorloven gaan wonen in betere wijken en de

zwakkere, minder actieve en overlastgevende bewoners achterblijven, bedrijven minder in de wijk gaan

investeren, en woningen in waarde dalen, wat weer de zwakkere groepen bewoners aantrekt, etcetera. Op

wijkniveau geven bewoners nergens gemiddeld een onvoldoende: de cijfers bewegen zich tussen de 6,4 en 7,6.

figuur 3.9 nulmeting indicatoren 4.1, 4.2 en 4.3, Almere en referentie

a De schaalscore inzet voor de buurt is een lokale indicator, niet vergelijkbaar met elders

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 4.1 Schaalscore sociale cohesie buurt

meetmoment 2014 Referentie Nederland (xii)

Indicator 4.2 Rapportcijfer leefbaarheid buurt

meetmoment 2014 Referentie Nederland (xii)

Indicator 4.3 Schaalscore inzet voor de buurt

meetmoment 2013 Referentie Almere 2009 (xiii)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes

verwijzen naar bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 39: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

37

4.3 Inzet voor de buurt: betrokkenheid van bewoners bij de buurt wordt opzichzelf als waardevol gezien.

Daarnaast leidt buurtbetrokkenheid, zo is de gedachte, tot twee effecten die ook waardevol zijn: wanneer

bewoners zich zelf inzetten voor de buurt, scheelt dit niet alleen in onderhouds- en reinigingskosten voor de

gemeente, maar het geeft bewoners ook de gelegenheid elkaar op een positieve en structurele manier te

ontmoeten, wat positieve gevolgen kan hebben voor de leefbaarheid, cohesie en participatie, en waarde van

vastgoed.

4.4 Betrokkenheid bedrijven en organisaties bij de buurt: in buurten zijn er diverse informele ‘organisaties’ of

netwerkjes van actieve buurtbewoners die –al dan niet indirect– vanuit de gemeente, zoals wijkteams en

buurtopbouwwerk ondersteund worden. De gemeente kan niet alles zelf doen en doet dat ook niet. In

sommige steden ondernemen commerciële ondernemingen als Albert Heijn, Blokker en Douwe Egberts

initiatieven voor de buurt. In Almere zijn er sociale ondernemingen, zorgaanbieders en initiatieven die

nadrukkelijk de verbinding zoeken met de buurt, zoals Doenersdreef Zorg, Academie van de Stad, en Inkr8.

Gezamenlijk hebben zij ook een impact op de leefbaarheid van buurten. Wanneer de gemeente niet bij

dergelijke initiatieven betrokken is, ontbreekt echter vooralsnog het zicht daarop.

Page 40: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

38

3.2.5 Meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de eigen stad

Vraagstuk: te weinig Almeerders en mensen van buiten Almere nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten

in Almere.

Gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de eigen

stad.

Bespreking indicatoren

De meeste Almeerders sporten in Almere, en ze bezoeken culturele activiteiten voornamelijk in Almere zelf, al

bezoeken ze steeds vaker voorstellingen en musea buiten Almere ten koste van bezoeken in Almere. Het

merendeel van de Nederlanders is wel eens in Almere geweest, meestal om vrienden of familie te bezoeken.

Drie op de tien Nederlanders kwam wel eens in Almere (onder) meer voor recreatie (figuur 3.10).

In de laatste meting constateert Fresco (2014: 10) dat Almeerders minder culturele activiteiten in

Almere zijn gaan bezoeken dan voorheen: “Van alle uitvoeringen van podiumkunsten, films en musea

die in het afgelopen jaar door de Almeerders bezocht zijn (met uitzondering van festivals), is 84% in

Almere bezocht. In 2011 lag dit percentage 8% hoger met 92%. Als bioscoopbezoek buiten

beschouwing gelaten wordt, geldt dat 56% van alle cultuurbezoeken in Almere is afgelegd, in 2011 lag

dit percentage nog op 72%”.

Drie kwart van de Almeerse sporters van 16 jaar en ouder beoefent zijn meest beoefende sport

meestal in Almere zelf. Dit percentage is al jaren stabiel.

Twee derde van de volwassen Nederlanders van buiten Almere is wel eens in Almere geweest; hoe

verder weg men woont, hoe kleiner het aandeel dat de stad wel eens heeft bezocht. Het meest

genoemde motief is om familie of vrienden te bezoeken. De helft van de Nederlanders uit de directe

omgeving van Almere en een kwart van de Nederlanders die wat verder weg wonen is wel eens in

Almere geweest, (mede) om recreatiemotieven.

figuur 3.10 indicatoren 5.1, 5.2 en 5.3, Almere nulmeting (t0) en meting ervóór (t –1)

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 5.1 % in Almere bezochte voorstellingen/ musea als % van totaal bezochte musea

meetmoment 2014

Referentie Almere 2011 (iii)

Indicator 5.2 % sporters dat meestal in Almere sport

meetmoment 2014 Referentie Almere 2010 (iv)

Indicator 5.3a % Nederlanders dat Almere wel eens bezocht heeft 5.3b -om recreatiemotieven

meetmoment 2015 Referentie Almere 2012 (xiii)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes

verwijzen naar bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 41: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

39

Reflectie op de indicatoren

5.1 Aandeel door Almeerders in Almere bezochte voorstellingen, musea en films: dit percentage is moeilijk

beïnvloedbaar, omdat het niet alleen afhangt van het aanbod in Almere, maar ook van dat elders, in het

bijzonder in Amsterdam, dat voor Almeerders bovendien relatief makkelijk te bereiken is.

5.2 Aandeel Almeerse sporters dat meestal in Almere zelf sport: een kwart van de Almeerse sporters sport (ook)

buiten Almere. De helft van hen kan waarschijnlijk overgehaald worden om in Almere zelf te sporten wanneer

ze in Almere de juiste sportfaciliteiten aantreffen die even mooi en betaalbaar zijn als elders. De andere helft

sport buiten Almere omdat ze sporten met vrienden of kennissen die daar wonen of omdat ze sporten in de

plek waar ze werken of studeren. Daarom lijkt een stijging van het percentage met tien procentpunten het

maximaal haalbare.

5.3 Aandeel Nederlanders dat Almere wel eens bezocht heeft/ om recreatiemotieven: het percentage van niet-

Almeerders dat Almere wel eens bezocht heeft om recreatiemotieven is moeilijk te beïnvloeden omdat Almere

in deze opzichten concurreert met andere steden en plaatsen.

Page 42: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

40

3.2.6 Aanbod van ( vrijetijds)voorzieningen is beter afgestemd op de vraag van inwoners

Vraagstuk: Bewoners missen maatschappelijke accommodaties die (voldoende) aansluiten op hun

behoefte.

Gewenst maatschappelijk effect: Het aanbod van (vrijetijds)voorzieningen is beter afgestemd op de

vraag van inwoners.

Bespreking indicatoren

De meeste Almeerders zijn tevreden over de aanwezigheid van een breed scala aan sociale voorzieningen in de

buurt (figuur 3.11). Op stedelijk niveau is het aandeel Almeerders dat sport- of recreatievoorzieningen mist

gestegen ten opzichte van 2010; het aandeel dat voorzieningen op cultureel gebied mist is constant (figuur

3.12).

Almeerders zijn in meerderheid tevreden over de aanwezigheid van een breed scala aan sociale

voorzieningen in de buurt, zoals kerken, winkels, kinderopvang en speeltuinen. De tevredenheid is iets

toegenomen ten opzichte van 2009 (tabel 3.14). Bewoners in Stad Oost zijn er iets tevredener over de

aanwezigheid van sociale voorzieningen dan gemiddeld, in Stad West iets minder.

Een kwart van de Almeerders mist geen sport- of recreatievoorzieningen in Almere. Vooral een

openluchtzwembad wordt gemist. Vergeleken met 2010 zijn er meer Almeerders die sport- of

recreatievoorzieningen missen. Door de vraagstelling is dit percentage niet vergelijkbaar met het

aandeel dat culturele voorzieningen mist.

Een kwart van de volwassen Almeerders mist voorzieningen op cultureel gebied, en dat is even veel als

in 2011. In het bijzonder missen zij een museum, met afstand gevolgd door een poppodium en een

concertzaal. Drie op de tien volwassen Almeerders vindt dat er voldoende te beleven is op het gebied

van kunst en cultuur, een kwart vindt van niet, en ruim een derde is hier neutraal over.

figuur 3.11 tevredenheid aanwezigheid sociale voorzieningen, Almere 2013 en 2009

figuur 3.12 indicatoren 6.2 en 6.3, Almere nulmeting (t0) en de meting ervóór (t–1)

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 6.1 tevredenheid aanwezigheid sociale voorzieningen

meetmoment 2013

Referentie Almere 2009 (xii)

Indicator 6.2 % Almeerders dat geen sport- of recreatie-voorzieningen mist in Almere

meetmoment 2014 Referentie Almere 2010 (iv)

Indicator 6.3 % Almeerders dat geen voorzieningen mist op cultureel gebied in Almere

meetmoment 2014 Referentie Almere 2011 (iii)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes

verwijzen naar bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 43: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

41

Reflectie op de indicatoren

6.1 Tevredenheid hoeveelheid sociale voorzieningen: ervaring uit het verleden leert dat het stadsgemiddelde

tevredenheidscijfer over de hoeveelheid sociale voorzieningen in een buurt met enkele tienden punten kan

stijgen of dalen.

6.2 aandeel Almeerders dat geen sport- recreatievoorzieningen mist in Almere: naar verwachting zal het

percentage vooral stijgen wanneer er een openluchtzwembad in Almere geopend wordt.

6.3 aandeel Almeerders dat geen voorzieningen mist op cultureel gebied in Almere: dit percentage zal naar

verwachting vooral stijgen wanneer er in Almere een museum opent dat een belangrijk deel van de Almeerders

aanspreekt.

Page 44: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

42

3.2.7 Meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl

Vraagstuk: Er zijn teveel Almeerders met een ongezonde leefstijl wat de stad/maatschappij op

termijn teveel geld kost.

Gewenst maatschappelijk effect: Meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl.

Bespreking indicatoren

Er zijn in Almere minder volwassenen dan gemiddeld die voldoende bewegen; de helft heeft een gezond

gewicht, wat even veel is als landelijk gemiddeld (figuur 3.13); er zijn ongeveer even veel mensen met een

verslaving als gemiddeld in Flevoland (figuur 3.14).

Een meerderheid van de volwassen Almeerders beweegt voldoende om gezond te blijven, maar het

aandeel dat voldoende beweegt is lager dan het Nederlands gemiddelde.

De helft van de Almeerse volwassenen heeft een gezond gewicht, en dat is vergelijkbaar met het

Nederlands gemiddelde.

In Almere zijn er 1.432 geregistreerde verslaafden, en dat is relatief (per 1.000 inwoners) ongeveer

even veel als het Flevolandse totaal. Dit is waarschijnlijk een onderschatting, aangezien cijfers van het

Leger des Heils ontbreken. Het aantal mensen met een verslaving nam licht af, maar minder dan in de

rest van Flevoland.

figuur 3.13 indicatoren 7.1 en 7.2, Almere en Nederland, 2012

figuur 3.14 geregistreerde versaafden per 1.000 inwoners, Almere en Flevoland, 2014

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 7.1 % volwassen Almeerders dat voldoet aan Nederlandse norm gezond bewegen

meetmoment 2012

Referentie Nederland (ix)

Indicator 7.2 % volwassen Almeerders met gezond gewicht

meetmoment 2012 Referentie Nederland (ix)

Indicator 7.3 geregistreerde verslaafden per 1.000 inwoners

meetmoment 2014 Referentie Flevoland (xiv)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes

verwijzen naar bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 45: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

43

Reflectie op de indicatoren

Het uiteindelijke gewenste maatschappelijke effect van gemeentelijk handelen op leefstijlgebied is, zo stellen

beleidsmedewerkers, dat Almeerders zich gezond voelen en lichamelijk, sociaal en psychisch zelfredzaam zijn.

Het vraagstuk in de Kadernota focust echter op het teweegbrengen van een gezonde leefstijl, wat niet

hetzelfde is. De ervaren gezondheid en de zelfredzaamheid worden in deze monitor (in §3.3.3 hierna)

besproken als contextindicatoren om drie redenen: –de in de kadernota genoemde gewenste maatschappelijke

effecten worden gemonitord, de kadernota zelf staat in deze monitor niet ter discussie, –de ervaren

gezondheid is eerder afhankelijk van individuele factoren als ouderdom dan van gemeentelijk beleid, en –er is

gekozen om zo mogelijk aan te sluiten bij de landelijke monitor sociaal domein, waar de gezondheid van de

bevolking ook wordt beschouwd als contextfactor.

7.1 % Almeerders dat voldoet aan Nederlandse Norm Gezond Bewegen: deze beweegnorm heeft primair ten

doel het risico op chronische ziekten te verlagen en de levensduur te verlengen. Het percentage is moeilijk

direct te beïnvloeden.29

7.2 % Volwassenen met gezond gewicht: mensen met overgewicht lopen meer gezondheidsrisico’s dan mensen

met een normaal gewicht. Ze verzuimen ook meer werkdagen dan mensen met gezond gewicht. Het

percentage is moeilijk direct te beïnvloeden.

7.3 Geregistreerde verslaafden per 1.000 inwoners: verslaving brengt niet alleen gevolgen voor de verslaafde

persoon met zich mee, zoals verhoogde gezondheidsrisico’s en belemmeringen om zinvol te kunnen

participeren of betaald werk te verrichten, maar ook maatschappelijke gevolgen. Alcoholverslaving leidt

bijvoorbeeld tot verminderde verkeersveiligheid, agressie, misdrijven, verzuimkosten en kosten voor de

gezondheidszorg. Illegale harddrugs brengen daarnaast ook veel overlast en criminaliteit met zich mee, door

verwervingscriminaliteit en de handel in harddrugs.

29 Volgens het sportdeelnameonderzoek 2014 (iv) is het percentage overigens nog aanzienlijk lager dan volgens de GGD-cijfers.

Page 46: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

44

3.2.8 Meer Almeerders hebben toegang tot informatie over en bemiddeling naar zorg

Vraagstuk: de toegang tot informatie en noodzakelijk advies, bemiddeling, ondersteuning en zorg zijn

onvoldoende laagdrempelig en in samenhang in relatie tot de vraag en vindplaats.

Gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders hebben toegang tot informatie en noodzakelijk

advies, bemiddeling, ondersteuning en zorg.

Bespreking indicatoren

De meeste volwassen Almeerders zeggen te weten waar ze noodzakelijk advies en ondersteuning kunnen

krijgen. Wanneer zij zich wenden tot een wijkteam, krijgt de meerderheid een maatwerkvoorziening. Er

worden in Almere minder kinderen onder toezicht gesteld dan landelijk gemiddeld, en er zijn relatief minder

feitelijk dakloze mensen dan gemiddeld in Flevoland.

Bijna acht op de tien volwassen Almeerders zegt te weten waar ze moeten zijn als ze vragen of

problemen hebben op het gebied van het sociaal domein, en bijna een kwart wist bij een of meerdere

vragen niet tot wie ze zich zouden moeten wenden (figuur 3.15).

Van de volwassen Almeerders die zich meldden bij een wijkteam en wiens aanvraag was afgerond,

werd begin 2015 vier op de tien geholpen met een advies, een doorverwijzing of een algemene

voorziening en zes op de tien met een maatwerkvoorziening. Er zijn geen referentiecijfers om deze

verhouding mee te vergelijken (figuur 3.16).

In Almere waren er op 31 maart 2015 305 kinderen onder toezicht gesteld, of 6 per 1.000 kinderen,

wat minder is dan het landelijk gemiddelde. In steden met tussen de 150- en 250.000 inwoners ligt dat

gemiddelde op 8 (figuur 3.17)

Iemand die op straat zwerft of in de nachtopvang verblijft wordt een feitelijk dakloos persoon

genoemd. In 2013 verdubbelde het aantal feitelijk dakloze mensen, om daarna stabiel te blijven op

230 in 2014. Per 1.000 inwoners zijn er meer feitelijk dakloze mensen in Lelystad dan in Almere.

figuur 3.15 bekendheid sociale infrastructuur Almere, 2015 (bron:

xvi)

figuur 3.16 afhandeling afgeronde aanvragen van meldingen

volwassenen door wijkteams, 2015 Q1 (bron: xvii)

figuur 3.17 ondertoezichtstellingen en feitelijk daklozen per 1.000

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 8.3 ondertoezichtstellingen per 1.000 jeugdigen

meetmoment 2015 1e half jaar

Referentie Nederland (viii)

Indicator 8.4 feitelijk daklozen per 1.000 inwoners

meetmoment 2014 Referentie Flevoland (xv)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes verwijzen naar

bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 47: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

45

Reflectie op de indicatoren

De indicatoren zijn inhoudelijk in te delen in drie groepen:

indicator 8.1, het percentage Almeerders dat weet waar men moet zijn voor toegang, informatie,

advies en ondersteuning zegt iets over de bekendheid van de sociale infrastructuur. Het is van belang

dat mensen zelf tijdig ondersteuning en advies kunnen inroepen wanneer dat nodig is. Vroegtijdige

ondersteuning bieden is in de regel makkelijker en goedkoper dan wanneer de problemen al in een

vergevorderd stadium zijn. De drempel om die ondersteuning in te roepen is groter wanneer men niet

weet waar te beginnen.

indicatoren 8.2, afhandeling van meldingen bij wijkteams, 8.3 aantal ondertoezichtstellingen en 8.4

aantal feitelijk daklozen bieden alle drie een beeld van de mate waarin escalatie van problemen al dan

niet voorkomen is. Zie ook figuur 3.21. In het algemeen is het idee dat door vroege signalering en

tijdige ondersteuning op maat mensen meer met algemene dan met maatwerkvoorzieningen

geholpen kunnen worden, en dat ondertoezichtstellingen en feitelijke dakloosheid voorkomen kan

worden. Behalve preventie is ook uitstroom noodzakelijk om de aantallen te laten dalen: dit kan

bewerkstelligd worden door cliënten snel door te leiden naar passende integrale ondersteuning.

indicator 8.5 oordeel cliënten over toegankelijkheid van ondersteuning: geeft een beeld van het

oordeel van de mensen die al cliënt zijn van het sociale domein over de toegankelijkheid van de

ondersteuning. De indicator is nog niet beschikbaar: op het moment van schrijven wordt een

klantervaringsonderzoek gehouden onder bijstandscliënten, en naar verwachting zullen in de zomer

onderzoeken gedaan worden onder cliënten Wmo en Jeugdwet. Aangezien de Wmo in 2015

aangrijpend veranderd is, kunnen eerdere Wmo-klantervaringsonderzoeken niet als nulmeting

worden beschouwd.

Page 48: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

46

3.2.9 Minder overlast door doelgroepen, zoals jongeren, verslaafden

Vraagstuk: bepaalde (groepen) inwoners zijn hinderlijk aanwezig of veroorzaken overlast in de stad.

Gewenst maatschappelijk effect: minder overlast door bepaalde doelgroepen, zoals jongeren,

verslaafden.

Bespreking indicatoren

Almeerders ervaren meer overlast van groepen jongeren dan gemiddeld in Nederland, maar het aantal

politiemeldingen over overlast van jongeren is vergelijkbaar met elders. Almeerders ervaren iets minder

overlast door dronken mensen op straat dan gemiddeld. In de politieregistraties wordt minder overlast gemeld

over zwervers en verwarde of overspannen personen dan in de politieregio Midden-Nederland.

Vergeleken met de gemiddelde Nederlander zijn er meer Almeerders die overlast ervaren van

rondhangende jongeren, maar er wordt in politieregistraties een vergelijkbaar of zelfs iets kleiner

aantal meldingen gemaakt aangaande jeugdoverlast.

Er zijn iets minder Almeerders die wel eens overlast ervaren van dronken mensen op straat: dit

strookt met het beeld uit politieregistraties van meldingen over drugs- en drankoverlast.

Het aandeel Almeerders dat wel eens overlast ervaart van drugsgebruik en –handel en is vergelijkbaar

met het gemiddelde in Nederland. Ook dat strookt met politieregistraties.

Over verwarde of overspannen personen worden er 2 meldingen per 1.000 inwoners gemaakt: dat is

bijna de helft minder dan gemiddeld in de politieregio Midden Nederland. Mogelijk is sprake van

registratie-effecten: er wordt nog onderzocht wat precies verstaan wordt onder verwarde en

overspannen personen.

Relatief weinig overlast wordt gemeld over “zwervers”: in Midden-Nederland wordt deze vorm van

overlast ruim viermaal zoveel geregistreerd.

figuur 3.18 percentage inwoners dat geen sociale overlast ervaart, drie typen, Almere

en Nederland, 2014

figuur 3.19 meldingen overlast politieregistraties per 1.000 inwoners, Almere en

referentie, 2014

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 9.1 % inwoners dat geen sociale overlast ervaart

meetmoment 2014 Referentie Nederland (viii, xii)

Indicator 9.2a en b politiemeldingen overlastincidenten mbt drugs/ drank en jeugd per 1.000 inwoners

meetmoment 2014 Referentie Politieregio Midden-

Nederland (xviii)

Indicator 9.2c en d politiemeldingen overlastincidenten mbt zwervers en verwarde personen per 1.000 inwoners

meetmoment 2014 Referentie Nederland (xii)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes

verwijzen naar bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 49: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

47

Reflectie op de indicatoren

In beleidskringen wordt er gewoonlijk van uit gegaan dat bij de beoordeling van de mate van overlast zowel

enquêtegegevens over de beleving van burgers als politieregistraties moeten meewegen. Burgers laten zich in

hun handelen en denken vooral leiden door hun eigen subjectieve waarneming en waardering van ‘objectieve’

feiten. Dit neemt niet weg dat ook registratiecijfers en slachtofferschap laag moeten blijven om een sociaal

gezonde samenleving te behouden. Bij de meeste van de gemonitorde vormen van overlast is een combinatie

van toezicht en handhaving aan de ene kant en ondersteuning en zorg aan de andere nodig om overlast terug

te dringen.

Page 50: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

48

3.2.10 Meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam

Vraagstuk: er zijn Almeerders die financieel niet op eigen benen kunnen staan.

Gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam.

Bespreking indicatoren

Een deel van de Almeerders kampt met financiële problemen. Per dag meldden zich gemiddeld vijf

huishoudens of personen aan voor schulddienstverlening. De cijfers wijzen er op dat in Almere relatief meer

mensen financiële problemen hebben dan elders. Zo kunnen minder Almeerse volwassenen dan gemiddeld

zonder moeite rondkomen van hun inkomen en worden er in Almere meer vonnissen tot huisuitzetting

uitgesproken dan gemiddeld.

Zeven op de tien Almeerse volwassenen heeft geen moeite om rond te komen van zijn of haar

inkomen: dat aandeel is lager dan het Nederlandse gemiddelde (tabel 3.26). In Almere heeft 28% van

de volwassenen enige of grote moeite om rond te komen van het huishoudinkomen, tegen 26% van

de Flevolandse en 23% van de Nederlandse volwassenen.

In 2014 werden er bij de drie grote woningcorporaties in Almere per 1.000 corporatiewoningen 21,0

vonnissen tot huisuitzetting uitgesproken, en dat is meer dan tweemaal zo veel als het Nederlands

gemiddelde, waar die verhouding 10,4 vonnissen per 1.000 corporatiewoningen bedraagt.30

De grote

meerderheid van deze vonnissen werd uitgesproken vanwege huurachterstanden. Sinds 2011 neemt

in Nederland het aantal vonnissen tot huisuitzetting toe (Aedes, 2015).

In 2014 waren er 1.797 aanmeldingen bij de PLANgroep, ofwel gemiddeld 5 per dag. Dit is een stijging

van 22% ten opzichte van 2013. Deze stijging wijt de PLANgroep vooral aan de betere bekendheid van

haar dienstverlening bij burgers en ketenpartners. Een klein deel van de aanmeldingen verscheen niet

op de screening; de rest werd in ongeveer gelijke mate geholpen met een adviestraject (33%), een

schulddienstverleningstraject (31%) of doorverwezen naar ondersteuning schuldstabilisatie (OSS, 35%)

(van Bezu en Karstens, 2015).

30 Bij corporaties van vergelijkbare omvang als de Almeerse woningbouwverenigingen bedraagt dat aandeel 10,7.

figuur 3.20 percentage inwoners dat geen moeite heeft om rond te komen van

het inkomen, Almere en Nederland, 2012 (bron:x )

figuur 3.21 indicatoren 10.2 en 10.3, Almere en referentie

toelichting op indicatoren en referentiea

Indicator 10.2 vonnissen huisuitzetting per 1.000 corporatiewoningen

meetmoment 2014b Referentie Nederland (xix, xx)

b één van de drie corporaties leverde vonnissen in het jaar 2015.

Indicator 10.3 Aantal aanmeldingen Plangroep per 1.000 inwoners

meetmoment 2014 Referentie Almere 2013 (xxi)

a romeinse cijfers in onderkast tussen haakjes verwijzen naar

bronnenlijst in Bijlage B4.3

Page 51: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

49

Reflectie op de indicatoren

10.1 % dat geen moeite heeft om rond te komen van inkomen: moeite hebben met rondkomen van het

inkomen is niet alleen afhankelijk van inkomen en van noodzakelijke uitgaven, maar ook van de uitgaven die

mensen doen die mogelijk minder noodzakelijk zijn. Daarnaast spelen vaardigheden en motivatie en

multiproblematiek een rol. Het is daarom een geldige indicator voor financiële zelfredzaamheid.

10.2 Aantal vonnissen tot huisuitzetting per 1.000 corporatiewoningen: de huur is (één van) de belangrijkste

vaste uitgavenpost van huishoudens en huurachterstanden zijn daarom een teken van onvoldoende financiële

zelfredzaamheid. Het hoge cijfer is dan ook een aandachtspunt. Bij huurachterstand van twee maanden of

meer kan de verhuurder –na tussenkomst van de rechter– overgaan tot huisuitzetting. Corporaties gebruiken

het vonnis als ‘stok achter de deur’ om met de huurder tot een overeenkomst te komen voor aflossing van de

huurschuld en/ of het accepteren van hulp. De gemeente heeft hiertoe convenanten gesloten met de

corporaties en zo worden veel huisuitzettingen voorkomen.

10.3 Aantal aanmeldingen Plangroep per 1.000 huishoudens: hoewel het aantal aanmeldingen iets zegt over de

bekendheid van de Plangroep bij burgers en ketenpartners, zegt het wel degelijk ook iets over de financiële

nood van Almeerse huishoudens. Een derde van de aanmeldingen wordt geholpen met ondersteuning

schuldstabilisatie: dit is een aanwijzing dat bij een deel van de aanmeldingen meer aan de hand is dan alleen

financiële problemen, omdat bij deze groep klanten het doel niet zo zeer is om hen schuldenvrij te maken,

maar eerder om hulpverlening op te starten en ondertussen hun schulden te stabiliseren.

Page 52: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

50

3.3 Context: ‘de staat van de stad’ Contextindicatoren

De maatschappelijke effecten vinden plaats in een context van een bepaalde bevolkingsopbouw en

infrastructuur die de stad vrucht-, weer- of juist kwetsbaarder maken voor al dan niet gewenste

maatschappelijke veranderingen en effecten. In deze paragraaf komen indicatoren aan bod die een beeld

geven van die context.

Selectiecriteria

Geselecteerd zijn indicatoren die: –relevant zijn voor de gemeentelijke opgave voor het sociale domein en de

daarin gewenste maatschappelijke effecten; –niet, zeer beperkt, of alleen op lange termijn beïnvloedbaar zijn

door gemeentelijk handelen; –beschikbaar zijn zonder aanvullend onderzoek en naar verwachting ook in de

toekomst gemonitord zullen blijven worden; –vergeleken kunnen worden met andere steden of Nederland.

Bronnen

De meeste contextindicatoren worden gemonitord in de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein van

VNG/KING. Deze werden aangevuld met enkele indicatoren, waaronder twee met betrekking tot de

economische conjunctuur.

Thema’s

De volgende thema’s komen aan bod: bevolkingsopbouw; economie; gezondheid; sociaal- economische

kenmerken; en woningen.

3.3.1 Bevolkingsopbouw

Bespreking indicatoren

Almere heeft een jonge bevolking en in samenhang daarmee ook minder eenpersoonshuishoudens dan

gemiddeld. In Almere wonen meer mensen die in het buitenland geboren zijn dan gemiddeld.

Drie op de tien huishoudens in Almere (31%) betreft een éénpersoonshuishouden, en dat is lager dan

het gemiddelde in Nederland en in grote steden (figuur 3.22);

de ‘grijze druk’ is het aantal senioren op de beroepsbevolking; deze is in Almere veel lager dan elders;

de ‘groene druk’ is het aantal minderjarigen op de beroepsbevolking; deze is in Almere iets, maar niet

veel hoger dan landelijk gemiddeld. In grote steden (100-300.000 inw) is de groene druk wel lager

(36%);

Vergeleken met het landelijk gemiddelde kent Almere slechts weinig Almeerders van 75 jaar of ouder;

In Almere wonen relatief veel niet-westerse allochtonen (figuur 3.23).

Reflectie op de indicatoren

De specifieke bevolkingsopbouw van Almere, met veel gezinnen met kinderen en veel mensen die in het

buitenland geboren zijn, brengen zowel kansen als uitdagingen voor de tien maatschappelijke effecten. Zo

figuur 3.22 indicatoren c1.1 t/m c1.3, Almere en Nederland, 2015

Bron: GMSD

figuur 3.23 indicator c1.4 etniciteit inwoners, Almere en Nederland, 1

januari 2015

Bron: CBS Statline

Page 53: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

51

hebben gezinnen en kinderen bijvoorbeeld andere behoeften op het gebied van zorg en vrijetijd dan ouderen,

kunnen alleenstaanden minder een beroep doen op informele zorg van huisgenoten, maar hebben ze mogelijk

ook meer behoefte aan ontmoetingsplekken, en lopen mensen van buitenlandse herkomst meer risico op

achterstanden in onderwijs en op de arbeidsmarkt.

De bevolkingsprognoses van O&S tot 2021 laten de volgende verwachtingen zien:

een toename van het aantal inwoners van 197.000 in 2015 naar 208.000 in 2021;

een toename van het aantal eenpersoonshuishoudens van ruim 700 naar bijna 1.100;

een sterke toename van de grijze druk tot 20%;

een afname van de groene druk naar 40%;

een gelijkblijvend percentage 75-plussers van 4%

een toenemend aandeel niet-westerse allochtonen tot 31%.

3.3.2 Economie

Bespreking van de indicatoren

De Almeerse economie groeit snel, maar Almeerders werken vaker dan gemiddeld in een andere stad dan in

Almere.

In 2014 groeide de economie in Almere bijna twee maal zo snel als het Nederlands gemiddelde;

Er zijn in Almere minder banen per hoofd van de potentiële beroepsbevolking dan elders in

Nederland: 564 per 1.000 tegen 718 gemiddeld en 807 in steden met tussen 100.000 en 300.000

inwoners.

Reflectie op de indicatoren

De Almeerse economie herstelt zich van de crisis en reageert sterk op conjunctuurveranderingen. Tijdens de

crisis kromp de economie in Almere harder dan gemiddeld, en herstelde zich ook later. In 2013 kromp de

Almeerse economie nog met 1,9%, terwijl de Nederlandse economie alweer herstellende was en slechts met

0,5% kromp. Het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving verwachten voor Flevoland in

2030 een sterkere groei van de economie dan gemiddeld, maar de economische groei zal, zo schatten zij, de

bevolkingsgroei niet kunnen bijhouden (Manders en Kool, 2015).

Het feit dat er in Almere per hoofd van de beroepsbevolking minder banen zijn dan gemiddeld, impliceert dat

Almeerse werkzoekenden meer dan elders bereid moeten zijn om werk te zoeken buiten de eigen stad. Het

aantal banen per hoofd van de beroepsbevolking is in Almere sinds 2012 licht afgenomen (van 600 naar 564),

terwijl dat in Nederland stabiel bleef (van 730 naar 718). Op zich hoeft een lager aantal banen per persoon

doelen als ‘meer meedoen’ en ‘meer financiële zelfredzaamheid’ niet te belemmeren, omdat Almeerse

laagopgeleiden even veel en even ver pendelen als Almeerse hoogopgeleiden (O&S, 2013). Landelijk reizen

lager opgeleiden over het algemeen minder ver naar hun werk dan hoger opgeleiden.

figuur 3.24 indicator c2.1, veranderingen in groei van het bruto binnenlands

product ten opzichte van 2013, Almere en Nederland, 2014

Bron: CBS

figuur 3.25 indicator c2.2, banen per 1.000 van de beroepsbevolking

Almere en Nederland, 2014

Bron: LISA in: waarstaatjegemeente.nl

Page 54: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

52

3.3.3 Gezondheid

Vergeleken met referentiecijfers is de Almeerse volwassen bevolking mentaal gezonder, maar hun lichamelijke

gezondheid is minder dan gemiddeld. Almeerse volwassenen tot 65 jaar zijn ongeveer even zelf- en

samenredzaam als gemiddeld, maar senioren zijn minder minder zelf- en samenredzaam dan gemiddeld.

In mentaal opzicht zijn Almeerse volwassenen even gezond als de gemiddelde Nederlander, maar

gezonder dan bewoners van middelgrote steden (met tussen de 100- en 300.000 inwoners), wat

betekent dat zij minder ernstige psychische klachten hebben dan in deze referentiegroep (figuur 3.26);

Almeerse volwassenen en senioren hebben meer chronische aandoeningen en zintuigelijke of

mobiliteitsbeperkingen dan gemiddeld in Nederland en in middelgrote steden;

De zelfredzaamheidsindex zegt iets over de mate waarin mensen zonder hulp van andere personen of

organisaties hun dagelijkse bezigheden en problemen kunnen aanpakken, en over de mate waarin zij

al dan niet sociaal uitgesloten worden, bijvoorbeeld in de toegang tot voorzieningen of door

discriminatie. De zelfredzaamheid van Almeerse volwassenen tot 65 jaar is vergelijkbaar met elders in

Nederland of in middelgrote steden. Almeerse senioren zijn echter minder zelfredzaam dan gemiddeld

(indexscore 36 versus 45 in Nederland en 42 in middelgrote steden);

De samenredzaamheidsindex geeft een beeld van de aanwezigheid en belasting van mantelzorgers.

Almeerse volwassenen zijn minder samenredzaam dan gemiddeld in Nederland. Vergeleken met

middelgrote steden zijn Almeerse volwassenen tot 65 jaar even samenredzaam, maar Almeerse

senioren veel minder (indexscore 44 versus 52 in middelgrote steden);

In Almere beschouwen relatief minder volwassenen hun gezondheid als goed dan gemiddeld.

Reflectie op de indicatoren

Zoals in §3.2.7 besproken, is de gezondheid van Almeerders zowel context als doel van gemeentelijk beleid in

het sociale domein. Het gezondheids- en zelfredzaamheidsprofiel van de bevolking is niet alleen van belang

voor het zorggebruik, maar ook voor het doelbereik op bijna alle maatschappelijke effecten. Het

gezondheidsprofiel van de Almeerse bevolking biedt als gunstig uitgangspunt een geringer aantal mensen met

figuur 3.26 indicatoren c3.1 t/m c3.5, Almere en Nederland, 2012 en 2013a, b

toelichtingen bij figuur 3.26

a indicatoren c3.1 t/m c3.4 zijn

indexcijfers, die lopen van 0 = zeer

ongezond/ niet zelfredzaam tot 100 =

helemaal gezond/ volledig zelfredzaam.

Weergegeven zijn de cijfers voor de

bevolking van 19 t/m 64 jaar. Het

gezondheidsprofiel van 65+-ers is te

vinden in de GMSD op

www.waarstaatjegemeente.nl.

Bron: GGD, in GMSD

Meetmoment: 2013

b: indicator c3.5 is het % inwoners van

19 en ouder (dus inclusief 65+) dat de

eigen gezondheids als ‘goed’ of ‘zeer

goed’ beoordeelt.

Bron: GGD, in CBS statline

Meetmoment: 2012

Page 55: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

53

ernstige psychische klachten, maar als kwetsbare vertrekpunten het hogere aandeel met chronische ziekten en

lichamelijke of zintuigelijke beperkingen en de slechtere zelf- en samenredzaamheid van Almeerse ouderen.

3.3.4 Sociaaleconomische factoren

De Almeerse bevolking wijkt in sociaaleconomisch opzicht niet veel af van het Nederlandse gemiddelde; wel

zijn er in Almere meer kinderen dan gemiddeld die opgroeien in huishoudens op of rond het sociaal minimum

en leeft een kleine groep huishoudens langdurig op een minimumniveau.

De Almeerse bevolking is iets actiever op de arbeidsmarkt dan gemiddeld in Nederland (figuur 3.27);

Er zijn in Almere iets minder huishoudens met (hele) lage inkomens dan gemiddeld in Nederland

(figuur 3.23);

Daarentegen groeien in Almere wel relatief meer kinderen op in gezinnen op of rond het sociaal

minimum, ook vergeleken met andere middelgrote steden;

In 2013 behoorden naar schatting 4.950 Almeerse huishoudens tot de langdurige minima, wat

neerkomt op 6% van de huishoudens, en dat is een lichte stijging ten opzichte van 2012;

Vergeleken met de Nederlandse beroepsbevolking is die in Almere middelbaar opgeleid, er wonen in

Almere iets minder hoog opgeleide mensen, al is het verschil klein (figuur 3.28).

Reflectie op de indicatoren

De bruto participatiegraad zegt iets over hoe veel mensen actief zijn op de arbeidsmarkt, die werken of

willen werken. In 2014 was het werkloosheidspercentage in Almere hoger dan landelijk gemiddeld (10,6%

tegen 7,5% landelijk). Het gegeven is vooral van invloed op effecten op het gebied van participatie en

financiële zelfredzaameid.

figuur 3.27 indicator c4.1, bruto participatiegraad Almere e

n Nederland, 2014

Bron: CBS

figuur 3.28 indicatoren c4.2, c4.3 en c4.4, Almere en referentiea

figuur 3.29 indicator c4.5 opleidingsniveau beroepsbevolking, Almere

en Nederland, 2012-2014

Bron: CBS

a toelichting op figuur 3.28

indicator c4.2 huishoudens met lage inkomens meetmoment 2012 referentie Nederland (CBS, in: GMSD)

indicator c4.3 kinderen met kans op armoede meetmoment 2012 referentie Nederland (RIO, in: GMSD)

indicator c4.4 langdurige minima meetmoment 2014 referentie Almere 2013 (xxii)

Page 56: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

54

Het percentage kinderen dat opgroeit in gezinnen met weinig inkomen is vooral van belang voor

maatschappelijke effecten op het gebied van jeugd (1 en 2).

Hoe langer de minimumsituatie duurt, hoe meer huishoudens financieel knel komen te zitten. Het risico

wordt dan groter dat in deze gezinnen problemen ontstaan op het gebied van schulden en dat er financiële

drempels ontstaan voor maatschappelijke participatie.

Het opleidingsniveau van de bevolking is van invloed op vrijwel alle maatschappelijke effecten: in de regel

participeren hoger opgeleide mensen meer en op meer manieren, zijn zij gezonder, en veroorzaken minder

overlast.

3.3.5 Woningen

Bespreking indicatoren

De Almeerse woningvoorraad bestaat voor een relatief groot deel uit koopwoningen, bij een lagere gemiddelde

woningwaarde dan landelijk.

De gemiddelde WOZ-waarde van woningen in Almere is €180.000, tegen €206.000 gemiddeld (figuur

3.29);

62% van de woningen in Almere is een koopwoning, en dat is iets meer dan gemiddeld in Nederland,

waar 55% van de woningen een koopwoning is; in steden met tussen de 100- en 300.000 inwoners is

dat 51% (figuur 3.30).

Reflectie op de indicatoren

Overheden hebben eigen woningbezit lang gestimuleerd omdat verondersteld wordt dat woningeigenaren

door het opgebouwde vermogen een financiële buffer opbouwen, zich als betere burgers zouden gedragen, en

meer verantwoordelijkheid zouden nemen voor hun woonomgeving. Woningbezit kan ook een financieel risico

betekenen wanneer mensen hypotheekschulden aangaan die niet in verhouding staan tot de waarde van de

woning en ze gaan scheiden of hun baan verliezen. De relatief lagere WOZ-waarde maakt een eigen woning in

de noordelijke Randstad bereikbaar voor een bredere doelgroep. Het is van belang om te volgen hoe deze zich

ontwikkelt in vergelijking met de rest van het land.

figuur 3.29 gemiddelde WOZ-waarde woningen, Almere en Nederland, 1

januari 2014

Bron: CBS

figuur 3.30 verhouding huur en koop in woningvoorraad, Almere en

Nederland, 2013

Bron: GMSD

Page 57: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

55

Bijlage 1. Aanbieders van zorg, welzijn en participatie

Onderzoek Vragenlijst zorg, welzijn en participatie in Almere 2015

Deze paragraaf is gebaseerd op de enquête ‘Vragenlijst zorg, welzijn en participatie in Almere 2015’ (ZWPA’15)

die liep in november en december 2015 en werd gehouden onder aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten in

Almere. Zij worden in dit hoofdstuk kortweg ‘aanbieders’ genoemd. Deze enquête werd door 82 van de 211

gecontracteerde en gesubsidieerde aanbieders in het sociale domein volledig beantwoord en deels door nog

eens 22. In Appendix 1 hierna komt de onderzoeksverantwoording uitgebreider aan bod.

De meeste aanbieders bieden diverse vormen van ondersteuning en hulpverlening, die ook onder verschillende

wettelijke kaders vallen. Van de zestien uitgevraagde diensten of producten (zie tabel A1.1 in Appendix 1 )

bieden ze er gemiddeld drie aan; ongeveer één derde (35%) is gespecialiseerd op één soort dienst of product.

Van de responderende aanbieders bood 72% diensten aan op het terrein van de Jeugdwet, 68% op het terrein

van de Wmo, en 36% vanuit de Participatiewet. Zowel grotere als kleinere aanbieders werkten mee aan de

enquête; voor de analyse werden aanbieders onderverdeeld in drie in aantal ongeveer even grote groepen van

1 tot en met 9 voltijdsmedewerkers (37%); 10 tot en met 99 medewerkers (29%) en organisaties met 100 of

(veel) meer medewerkers (34%).31

In het kort:

De meeste aanbieders hebben hun afspraken vastgelegd in contracten of leveringsovereenkomsten

met een geldigheidsduur van 1 jaar.32

De helft van hen vindt deze geldigheidsduur te kort om te

kunnen innoveren en goede kwaliteit van zorg te kunnen leveren;

Aanbieders zijn verdeeld in hun oordeel over de uitvoering van de afspraken door de gemeente

Almere. De helft meent dat de gemeente haar afspraken volledig nakomt;

Zij zijn ook verdeeld over de vraag in hoeverre de gemeente Almere sturing geeft aan het handelen

van aanbieders en in staat is om dit goed te doen;

Twee op de tien aanbieders zeggen dat er wachtlijsten zijn voor hun diensten voor Almeerders; de

wachtlijsten zijn volgens hen niet veel veranderd ten opzichte van de periode vóór 2015;

De helft van de aanbieders meent dat de gemeente Almere in haar beleid meer naar de kosten kijkt

dan naar de kwaliteit; ook de helft meent dat ze in Almere aan hoge eisen moeten voldoen;

Ruim een kwart van de aanbieders zegt in 2015 integraler en vraaggerichter te zijn gaan werken dan

voorheen; een derde van de aanbieders meent dat cliënten minder goede ondersteuning krijgen dan

voorheen.

B1.1 Hoe zien de afspraken tussen de Gemeente Almere en aanbieders er

uit? Grote meerderheid betreft contracten of leveringsovereenkomsten met korte geldigheidsduur

In grote meerderheid (82%) hebben aanbieders hun afspraken met de Gemeente Almere vastgelegd in

contracten of leveringsovereenkomsten. Een minderheid van over het algemeen grotere aanbieders (12%)

legde de afspraken vast in een subsidie met afspraken over te bereiken doelen en effecten. Slechts enkelen

maakten andere afspraken, zoals subsidies voor het verrichten van activiteiten.33

31 De grootte van de aanbieders wordt in dit hoofdstuk gemeten in het aantal medewerkers in voltijdsequivalenten, afgekort tot fte (full-time equivalents). 32 Een verklaring hiervoor is dat in 2015 het bieden van zorgcontinuïteit van toepassing was. De opdracht van de gemeente was om het mogelijk te maken dat cliënten bij bestaande aanbieders de zorg konden continueren, tenzij de cliënt zelf gebruik wilde maken van andere ondersteuning. 33 n=92.

Page 58: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

56

Over het algemeen zijn dit afspraken met een korte geldigheidsduur: één (80%) of twee (17%) jaar, slechts

enkelen hebben langer geldende afspraken. Een relatief groot deel van 41% van de aanbieders die diensten

aanbieden op het gebied van de Participatiewet heeft afspraken met langere geldigheidsduur van twee of

meer jaar. Geen enkele aanbieder met uitsluitend jeugdige cliënten maakte afspraken met een langere

geldigheidsduur dan één jaar.34

Afspraken betreffen vaak financiële bijdrage van gemeente en overdracht van informatie

In deze afspraken staan in veel gevallen

(84%) verplichtingen opgenomen van de

Gemeente Almere naar aanbieders toe. In

meerderheid betreffen dat afspraken over

de financiële bijdrage van de gemeente of

informatieoverdracht vanuit de

gemeente. De helft van de aanbieders

maakte afspraken over het aantal

trajecten dat de gemeente bij hen zou

afnemen of doorverwijzing van cliënten

naar hun organisatie (figuur B1a).

De meeste (83%) aanbieders geven aan

dat zij zich op één of meer manieren

dienen te verantwoorden over geleverde

kwaliteit en prestaties. Het gebruikelijkste instrument voor verantwoording is de evaluatie (figuur B1b). Een

kwart van de aanbieders verantwoordt zich op alle vier de gevraagde wijzen. Over het algemeen geldt dat hoe

meer medewerkers de zorgaanbieder heeft, op hoe meer wijzen deze zich verantwoordt.

B1.2 Hoe functioneren de afspraken met de gemeente volgens aanbieders? Korte geldigheidsduur afspraken belemmerend voor innovatie en kwaliteit van zorg

Ongeveer de helft van de aanbieders

beschouwt de geldigheidsduur van de

afspraken als belemmerend voor

innovatie van hun dienstverlening en de

kwaliteit van zorg (figuur B1.2).

Aanbieders met een overeenkomst voor

één jaar zijn bovendien vaker dan

gemiddeld van mening dat de

geldigheidsduur innovatie en kwaliteit

van dienstverlening belemmeren dan

aanbieders met meerjarige afspraken.

Aanbieders verschillen van mening over

uitvoering van afspraken door

gemeente

Over het algemeen zijn aanbieders redelijk tevreden over de mate waarin de Gemeente Almere informatie aan

hen overdraagt, maar de meningen zijn sterk verdeeld over de doorverwijzing van cliënten naar hun organisatie

en over de hoogte van de financiële bijdrage van de gemeente (figuur B1.3). Er zijn geen verschillen tussen

sectoren, grote en kleinere organisaties en nieuwe danwel eerder gecontracteerde aanbieders: tevredenheid

34 n=89. Zie figuur B1.1 in Appendix 1 voor een toelichting op de indeling in sectoren van aanbieders.

figuur B1.2 oordeel zorgaanbieders over geldigheidsduur overeenkomst (n= 82-85)

Bron: ZWPA’15

12

12

11

57

40

35

32

48

54

0% 20% 40% 60% 80% 100%

kwaliteit van onze medewerkers

kwaliteit van zorg voor onze cliënten

innovatie van onze dienstverlening

Geldigheidsduur bevorderend of belemmerend voor...

Eerder bevorderend Neutraal Eerder belemmerend

figuur B1a afspraken verplichtingen van gemeente naar zorgaanbieders (n= 68-80)

en B1b wijzen van verantwoording over kwaliteit en prestaties (n= 83).

B1a) afspraken over… % B1b) wijze van verantwoording

%

financiële bijdrage van gemeente

81 evaluaties 71

informatieoverdracht van gemeente

67 voortgangsrapportages 61

aantal door gemeente af te nemen trajecten/ diensten/ producten

49 jaarverslag 57

doorverwijzing van cliënten naar uw organisatie door gemeente

45 periodiek voortgangsoverleg met de gemeente

54

organisatorische ondersteuning door de gemeente

16

Bron: ZWPA’15

Page 59: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

57

en onvrede over de samenwerking met de gemeente is in gelijke mate verdeeld over verschillende typen

aanbieders.

Helft aanbieders meent dat gemeente

afspraken volledig nakomt

De helft van de aanbieders meent dat de

Gemeente Almere de met hen gemaakte

afspraken volledig nakomt. Andersom

verwachtte begin december 85% van de

aanbieders hun afspraken met de

Gemeente Almere volledig na te zullen

komen (figuur B1.4). Vooral kleinere

aanbieders (9 of minder

voltijdsmedewerkers) zijn relatief vaak

van mening dat de Gemeente Almere de

met hen gemaakte afspraken niet

volledig nakomt: 71% van kleinere

aanbieders vindt dat, tegen 42% van de

middelgrote en grotere aanbieders.

De meest genoemde redenen dat

aanbieders verwachtten hun afspraken

met de gemeente niet volledig te kunnen

nakomen, zijn dat ze te weinig steun

vanuit de gemeente krijgen, dat de

gemaakte afspraken niet realistisch zijn

en dat de periode te kort is om de

afspraken te realiseren.

Kleinere aanbieders verwachten eerder

negatieve gevolgen van niet nakomen

van afspraken dan grotere

Een aanwijzing voor de mate waarin aanbieders sturing van de Gemeente Almere ervaren, is hun inschatting

van de kans op negatieve consequenties wanneer zij hun afspraken niet nakomen. Aanbieders zijn sterk

verdeeld in hun inschatting van deze gevolgen. Drie op de tien (29%) aanbieders verwacht dat de Gemeente

Almere de samenwerking zal verbreken, terwijl een kwart (24%) denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Evenzo

verwacht een kwart (24%) financiële sancties opgelegd te krijgen door de gemeente, tegen ook een kwart

(26%) die dat niet verwacht. De rest kan de gevolgen van het niet nakomen van afspraken niet goed inschatten. 35

Kleinere aanbieders schatten de kans groter dat de gemeente de samenwerking verbreekt wanneer zij hun

afspraken niet nakomen dan grotere aanbieders: 39% van de kleine aanbieders (minder dan 10 fte) verwacht

dat de samenwerking verbroken zal worden, tegen slechts 11% van de grotere aanbieders (100 of meer fte).

35 n=82-83.

figuur B1.3 oordeel zorgaanbieders over uitvoering afspraken door gemeentea

a alleen aanbieders die afspraken gemaakt hebben over het betreffende item

Bron: ZWPA’15

33

36

52

33

42

35

33

22

13

0% 20% 40% 60% 80% 100%

doorverwijzing cliënten (n=33)

financiële bijdrage (n= 64)

informatieoverdracht (n=46)

Oordeel over samenwerking gemeente

Voldoende Matig Onvoldoende

figuur B1.4 mate waarin gemeente en aanbieders afspraken nakomen (n=76-78)

Bron: ZWPA’15

50

85

45

14

5

1

0% 20% 40% 60% 80% 100%

komt de gemeente Almere deafspraken met uw organisatie na?

komt uw organisatie afspraken met degemeente Almere na?

Nakomen afspraken gemeente en aanbieders

Volledig Gedeeltelijk Niet of nauwelijks

Page 60: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

58

B1.3 Hoe beoordelen aanbieders de sturing door de gemeente? Aanbieders verdeeld over de mate

waarin het gemeentelijk beleid richting

geeft aan hun activiteiten

Aanbieders zijn sterk verdeeld in de mate

waarin zij het beleid van de gemeente

Almere als richtinggevend beschouwen

voor hun activiteiten in Almere (figuur

B1.4): er zijn aanbieders voor wie het

beleid in sterke mate richting geeft, maar

ongeveer even veel aanbieders die

zeggen dat het beleid niet van invloed is

op hun handelen. Kleine aanbieders, met

9 of minder fte, geven vaker aan dat het

gemeentelijk beleid niet of nauwelijks

richting geeft aan hun activiteiten dan

middelgrote of grote aanbieders.

De meningen van aanbieders zijn

verdeeld over de wijze waarop de

Gemeente Almere invulling geeft aan

deze sturing (figuur B1.5). Er zijn iets

meer aanbieders van mening dat er in

Almere sprake is van integraal beleid in

het sociale domein, dan aanbieders die

stellen dat daar geen sprake van is.

Relatief weinig kleinere aanbieders (met

9 of minder voltijds medewerkers)

vinden dat er in Almere sprake is van een

integraal beleid: 14% van hen, tegen 36%

van de grotere aanbieders. Aanbieders

op het gebied van de Jeugdwet zijn ook

negatiever over de integraliteit van het

beleid in Almere, terwijl aanbieders op

het terrein van de Participatiewet juist

positiever zijn over de integraliteit van

het gemeentebeleid.36

Iets minder positief zijn aanbieders over de kennis van de gemeente van hun werkterrein en over de

administratieve lasten die de gemeente van hen verlangt. Vier op de tien aanbieders vindt de administratieve

lasten voor de gemeente Almere onredelijk, tegen drie op de tien die deze lasten wel redelijk vindt.

Hoe groter de aanbieder, hoe groter de kans dat deze meent dat de gemeente Almere voldoende weet van hun

werkterrein. Van de kleine aanbieders (met 9 of minder voltijds werknemers) vindt slechts 11% dat de

gemeente voldoende weet van hun werkterrein, tegen 30% van de middelgrote (10-99 fte) en 41% van de

grotere (100+ fte) aanbieders. Ook zijn er relatief weinig aanbieders van diensten op het gebied van de

36 Twaalf van de 58, ofwel 21% van de aanbieders op het terrein van de Jeugdwet is het eens met de stelling, en twaalf van de 29, ofwel 41% van de aanbieders op het terrein van de Participatiewet (gemiddeld 27%).

figuur B1.4 oordeel richtinggevendheid van het beleid (n=71)

Bron: ZWPA’15

16

10

1416

21

1113

0

5

10

15

20

25

1 2 3 4 5 6 7

% a

anb

ied

ers

1= niet richtinggevend < > 7 = sterk richtinggevend

Mate waarin beleid inhoudelijk richtinggevend is voor activiteiten van aanbieders in Almere, 7-puntsschaal

figuur B1.5 mate van instemming met stellingen over sturing door gemeente

Almere, in % van aanbieders (n=82-84)

Bron: ZWPA’15

27

26

27

27

29

34

38

35

39

32

25

19

5

9

10

19

0% 20% 40% 60% 80% 100%

De administratieve lasten die we voorde Gemeente Almere moeten maken,

zijn redelijk

De gemeente Almere weet voldoendevan ons werkterrein

Wij krijgen van Almere voldoenderuimte om te innoveren

In Almere is sprake van integraal beleidin het sociale domein

Mee eens Niet mee eens/ niet mee oneens Mee oneens Weet niet

Page 61: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

59

Jeugdwet die vinden dat de gemeente voldoende weet van hun werkterrein: 18% van de aanbieders op dit

terrein is het eens met de stelling, tegen 48% van de aanbieders in andere sectoren.

B1.4 Worden productieafspraken gehaald, en zijn er wachtlijsten? Ruim de helft realiseerde productieafspraken

Zoals aangegeven in §B1.1 heeft de helft van de aanbieders

productieplafonds afgesproken: afspraken over het aantal door de

gemeente bij hen af te nemen trajecten, diensten of producten. Begin

december 2015 had ruim de helft (56%) had die productieafspraken

(bijna) volledig gerealiseerd (figuur B1.6).

Wachtlijsten bij twee op de tien aanbieders

Van de aanbieders geeft 22% aan dat er wachtlijsten zijn voor hun

diensten of producten voor burgers uit Almere.37

Er zijn te weinig

respondenten met wachtlijsten voor betrouwbare uitspraken hierover,

maar het lijkt er op dat wachtlijsten vaker voorkomen bij grotere

aanbieders met 100 of meer medewerkers (fte).38

Er bestaan zorgen dat het maken van productieafspraken leidt tot wachtlijsten. Cliënten die zich met een

zorgvraag tot een zorgaanbieder wenden wiens productieplafond is bereikt, zouden dan geen hulp krijgen of op

een wachtlijst komen, zo is de gedachte. Er waren achttien responderende aanbieders die productieplafonds

hebben afgesproken en deze al hadden gerealiseerd. Van hen zijn er drie (17%) die cliënten die zich melden na

het bereiken van het productieplafond op een wachtlijst plaatsen. Meer dan de helft (tien) verwijzen deze

cliënten terug naar de gemeente of nemen zelf contact op met de gemeente om vervolgstappen te bespreken.

Vier van de achttien aanbieders waar zulke situaties spelen (22%) bieden alsnog de gevraagde zorg op basis van

nacalculatie.

Wachtlijsten niet langer of korter geworden

Grosso modo is er volgens aanbieders in de wachtlijsten in 2015 weinig veranderd ten opzichte van vóór 2015:

twee derde (66%) meent dat de wachtlijsten even lang zijn gebleven, 17% dat de wachtlijsten langer zijn

geworden, en 17% dat de wachtlijsen juist korter zijn geworden.39

B1.5 Hoe oordelen aanbieders over het Almeerse inkoopmodel? Aanbieders: Almere stelt hoge eisen, maar kijkt ook te veel naar kosten

Het inkoopbeleid van de gemeente heeft bij een aantal maatwerkvoorzieningen als uitgangspunt dat alle

aanbieders die aan kwaliteitseisen voldoen, in Almere diensten mogen aanbieden. Hierdoor is er veel

keuzevrijheid voor cliënten. De meeste aanbieders huldigen dit principe van keuzevrijheid (figuur B1.7). De

helft van de aanbieders meent dat de gemeente in haar beleid meer naar de kosten kijkt dan naar de kwaliteit,

maar ook meent de helft dat ze in Almere aan hoge eisen moeten voldoen.

37 n=81. 38 37% van de grote aanbieders heeft wachtlijsten; n=78. 39 n=64, alleen aanbieders die vóór 2015 ook al diensten leverden aan burgers uit Almere.

figuur B1.6 mate waarin aanbieders

productieafspraken 2015 hebben

gerealiseerd, in % van aanbieders (n=32)a

In hoeverre is dit afgesproken aantal in 2015 al bereikt?

%

Niet of nauwelijks (0-10% van de productieafspraken geleverd)

3

Minder dan de helft (11-50%) 9

Meer dan de helft (51-90%) 31

(Bijna) Volledig (91-100%) 56

a alleen aanbieders met afspraken over

aantallen door gemeente af te nemen

producten of diensten

Bron: ZWPA’15

Page 62: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

60

Vooral kleine aanbieders, met 9 of

minder fte, menen dat de Gemeente

Almere in haar beleid meer kijkt naar de

kosten dan naar de kwaliteit: 61% van

hen is het eens met de stelling, tegen

32% van de middelgrote en grotere

aanbieders.

Meningen zijn verdeeld over bekostiging

Aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten

krijgen in Almere vaak (maar niet altijd)

hun diensten vergoed volgens het

principe van ‘uren maal tarief’ of ‘aantal

maal prijs’, wat inhoudt dat een

aanbieder meer vergoed krijgt naarmate

hij meer cliënten ondersteuning biedt.

Aanbieders zelf zijn verdeeld over de

wenselijkheid van deze vorm van

bekostiging: er zijn er even veel die de

voorkeur hebben voor een andere vorm

van bekostiging als die dat niet hebben

(respectievelijk 36 en 35%). Relatief veel

(52%) aanbieders van diensten op het

terrein van de Participatiewet hebben de

voorkeur voor een andere manier van

bekostiging.40

Meeste draagvlak voor bestuurlijke aanbesteding en ‘Zeeuws model’, niet voor populatiebekostiging

Aanbieders voelen niets voor een

inkoopmodel waarbij per gebied of

stadsdeel één hoofdaannemer wordt

aangewezen die per inwoner een vast

bedrag krijgt om alle benodigde zorg en

hulp te bieden(figuur B1.8). De meesten

hebben een voorkeur voor bestuurlijke

aanbesteding of aanbesteding volgens

‘Zeeuws model’ (waarbij alle aanbieders

die aan kwaliteitseisen voldoen hun

diensten mogen aanbieden).

Niet verrassend hebben nieuwe en

kleinere aanbieders (met 99 of minder fte) aanbieders een voorkeur voor het ‘Zeeuwse model’, en grote

aanbieders en langer in Almere werkende aanbieders een voorkeur voor besturlijke aanbesteding.41

Relatief

veel aanbieders op het gebied van dagbesteding en reïntegratietrajecten hebben een voorkeur voor

maatschappelijke aanbesteding. Er zijn ook aanwijzingen dat deze vorm van aanbesteding volgens

40 Tien van de 27 aanbieders die (ook) diensten verlenen op het terrein van de Participatiewet zijn het eens met de stelling. 41 Van de grote (100+ fte) heeft 19% de voorkeur voor het ‘Zeeuwe model’ tegen 43 en 48% van de kleinere en middelgrote aanbieders. Van de 10 nieuwe aanbieders hebben er 6 (60%) een voorkeur voor het Zeeuwse model, tegen 30% van de 70 bestaande aanbieders. Van de grote aanbieders heeft 56% een voorkeur voor bestuurlijke aanbesteding, tegen 25 en 30% van de kleine en middelgrote aanbieders. Geen enkele nieuwe aanbieder heeft de voorkeur voor bestuurlijke aanbesteding.

figuur B1.7 %aanbieders dat het eens/oneens is met stellingen over inkoop en

bekostiging (n=72-79)

Bron: ZWPA’15

10

36

48

49

33

30

46

36

58

35

6

15

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Cliënten uit Almere krijgen te veelkeuzevrijheid

Almere moet aanbieders bij voorkeur op een andere manier betalen dan

volgens “prijs x aantal”

In Almere moeten we aan hoge eisenvoldoen

De gemeente Almere kijkt in haarbeleid meer naar de kosten dan naar

de kwaliteit

Oordelen aanbieders over stellingen mbt inkoopbeleid

Mee eens Niet mee eens/ niet mee oneens Mee oneens

figuur B1.8 Voorkeur aanbieders voor inkoopmodel (n=75)

Welk inkoopmodel zou volgens u het beste passen bij de ondersteuning die u levert?

%

Langdurig en flexibel convenant met de gemeente over te bereiken doelen en kwaliteit met vaste prijs ('bestuurlijke aanbesteding')

40

Open markt voor iedere aanbieder die aan de kwaliteitseisen voldoet ('Zeeuws model')

37

Kleinschalige gebiedsgerichte aanbesteding aan een collectief met afspraken over te bereiken doelen ('maatschappelijke aanbesteding')

11

Niet aanbesteden, maar subsidiëren van activiteiten 11

Eén hoofdaannemer die een vast bedrag krijgt per inwoner in zijn gebied en waar nodig onderaannemers inschakelt ('populatiebekostiging')

0

Anders, namelijk… (hangt af van activiteit) 1

Bron: ZWPA’15

Page 63: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

61

respondenten het beste past bij kleine aanbieders, hoewel het aantal respondenten te klein is voor

betrouwbare uitspraken hierover.

B1.6 Wat zijn volgens aanbieders de gevolgen van de transities voor

cliënten? Ten opzichte van vóór 2015 hebben aanbieders meer aandacht voor integrale aanpak en vraaggerichtheid

Met de transities beoogt de

gemeente onder meer te

bereiken dat de ondersteuning

aan mensen die dat nodig

hebben, integraler wordt en meer

toegesneden op de behoeften en

mogelijkheden van de aanvrager.

De enquête onder aanbieders

lijkt er op te wijzen dat deze

doelen naderbij gebracht

worden.

Hoewel de meeste aanbieders

zeggen dat ze niet meer of

minder zijn gaan afstemmen met

andere organisaties, maatwerk

bieden of alle gezinsleden samen

zijn gaan helpen, zegt toch ruim

een kwart van de aanbieders al

deze zaken méér te zijn gaan doen dan in de periode vóór 2015, en slechts enkelen dat ze dat minder zijn gaan

doen (figuur B1.9). In het bijzonder zijn aanbieders meer gaan afstemmen met andere organisaties. Dat een

deel van de aanbieders meer dan voorheen afstemt met aanwezige mantelzorgers, is vooral van toepassing bij

de aanbieders van diensten die gefinancierd worden vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).42

Veranderingen in werkwijze mede gevolg van afspraken met Almere

Volgens aanbieders zijn deze veranderingen in werkwijze mede het gevolg van afspraken met de Gemeente

Almere. Van de aanbieders die in 2015 anders zijn gaan werken in Almere (n=51), zegt driekwart (76%) dat

deze veranderingen mede het gevolg zijn van afspraken met de gemeente Almere, waaronder 10% die stelt dat

afspraken met de gemeente Almere zelfs de voornaamste oorzaak zijn van hun veranderde werkwijze. Een

kwart (24%) meent dat er vooral andere oorzaken aan te wijzen zijn voor hun veranderde wijze van werken.

42 28% van hen stemt meer af met mantelzorgers, tegen 5% van de aanbieders die diensten aanbieden vanuit de jeugdwet of de participatiewet.

figuur B1.9 %aanbieders dat in 2015 gevraagde zaken meer of minder is gaan doen dan

voorheen (n=70)a

a aanbieders die ook vóór 2015 al actief waren in Almere

Bron: ZWPA’15

16

20

23

23

24

34

60

57

71

69

63

56

4

3

1

0

9

4

20

20

4

9

4

6

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Ondersteuning bieden die gericht is op alle ledenvan het huishouden van cliënten

Afstemmen met aanwezige mantelzorgers

Vraaggericht werken

Cliënten stimuleren om hun problemen zélf aante pakken

Maatwerk bieden aan cliënten

Afstemmen met andere organisaties

Is organisatie meer of minder gaan doen t.o.v. vóór 2015

Meer dan voorheen Even veel Minder dan voorheen weet niet, niet van toepassing

Page 64: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

62

Toch menen –vooral kleinere-

aanbieders dat cliënten slechter af zijn

Ondanks dat een deel van de aanbieders

zegt dat ze integraler en vraaggerichter

zijn gaan werken, zijn er toch meer

aanbieders van mening dat de

ondersteuning voor cliënten in 2015 is

achteruitgegaan, dan aanbieders die

menen dat de ondersteuning is verbeterd

(fig. B10).

Vooral kleinere aanbieders menen dat de

ondersteuning voor cliënten is

achteruitgegaan ten opzichte van de

periode vóór 2015. Ruim de helft van de

aanbieders met 9 of minder

voltijdsmedewerkers43

vindt dat cliënten minder goede ondersteuning krijgen, tegen 29% van de aanbieders

met 10 tot 100 medewerkers (fte) en 11% van de grotere aanbieders, met 100 of meer medewerkers (fte).

43 Dertien van de 23 kleinere aanbieders die een geldig antwoord gaven op deze vraag, 57%.

figuur B10 Inschatting gevolgen transities voor cliënten volgens aanbieders

(n=70).a

a alleen aanbieders die al vóór 2015 in Almere actief waren

Bron: ZWPA’15

… betere ondersteuning.

7%

… ongeveer dezelfde

kwaliteit van ondersteuning.

33%

… minder goede ondersteuning.

31%

Weet ik niet29%

Vergeleken met de periode vóór 2015 krijgen Almeerders met problemen…

Page 65: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

63

Appendix 1: Vragenlijst zorg, welzijn en participatie in Almere 2015 De ‘Vragenlijst zorg, welzijn en participatie in Almere 2015’ was een internetenquête die liep van 13 november

tot en met 15 december 2015 en werd verstuurd aan 213 aanbieders.

Het steekproefkader bestond uit de 179 aanbieders die in het registratiesysteem ‘Stipter’ bekend stonden

omdat ze een contract hadden afgesloten met de gemeente Almere, aangevuld met aanbieders die in 2015 een

subsidierelatie hadden met de gemeente Almere in het kader van de transities, een lijst met

jeugdhulpaanbieders, Wmo-aanbieders, en lijsten bekend bij verschillende ambtenaren van bijvoorbeeld

aanbieders van beschut werk en dergelijke. Van elke aanbieder werd één e-mailadres geselecteerd. Bij

voorkeur werden e-mailadressen van personen geselecteerd; wanneer deze niet beschikbaar waren, werd het

door de aanbieder zelf als contactadres opgegeven e-mailadres gebruikt (vaak beginnend met info@...).

Van de e-mailadressen bleken er 2 niet te kloppen. De rest kreeg tweemaal een herinneringsmail en er werd

een korte oproep geplaatst in de Almeerse nieuwsbrief voor zorgaanbieders. Uiteindelijk vulden er 82 de

vragenlijst volledig in en 22 gedeeltelijk, een response van 49%. Uitgaande van de 82 volledig ingevulde

vragenlijsten betekent dit maximaal

een 95%-betrouwbaarheidsmarge van

9 procentpunten.

Enkele geadresseerden namen de

moeite om te antwoorden dat zij

weliswaar een contract hadden met

Almere omdat deze op een aantal

terreinen de aanbesteding deed voor

alle Flevolandse gemeenten, maar dat

zij geen diensten leverden aan

cliënten uit Almere.

Aanbieders werden op basis van hun

antwoorden op de vraag welke

producten of diensten zij aanboden

ingedeeld naar sector en doelgroep

(figuur A1.1). Aanbieders die

meerdere typen diensten aanbieden

kunnen ook in meerdere sectoren

ingedeeld zijn. Van de aanbieders

bood 72% diensten aan op het terrein

van de Jeugdwet, 68% op het terrein

van de Wmo, en 36% vanuit de

Participatiewet.

Tabel A1.2 toont tevens de verdeling

van response naar omvang en of de

aanbieder al dan niet al vóór 2015

diensten leverde aan burgers uit

Almere.

Tenzij anders vermeld zijn percentages

berekend op het aantal aanbieders met een geldig antwoord op de vraag, dus exclusief de antwoorden ‘weet

niet’ of ‘niet van toepassing’. Het percentage ‘weet niet’ werd gewoonlijk vermeld wanneer dat hoger dan 15%

was.

figuur A1.1 response en indeling naar sectoren

dienst of product aantal in %a Wmo Part. wet

Jeugd-wet

arbeidsintegratie, leer-werktrajecten 13 16%

behandeling, persoonlijke verzorging 27 33%

beschermd wonen 9 11%

dagbesteding 25 31%

hulp bij het huishouden 10 12%

hulpmiddelen (bv. trapliften, rolstoelen)

3 4%

individuele begeleiding volwassenen 41 51%

individuele begeleiding jeugd 31 38%

jeugd ggz (incl hulp bij LVB, dyslexie, psychologie, orthopedagogie etc)

35 43%

jeugdbescherming/ jeugdreclassering 2 3%

jeugdzorg plus (gesloten jeugdhulp) 5 6%

opvang, kortdurend verblijf: jeugd 15 19%

opvang, kortdurend verblijf: volwassenen

10 12%

residentiële jeugdhulp 6 7%

vervoersdiensten 7 9%

anders, namelijk: 5b 6%

totaal bekend 81 79%c

niet ingevuld 23 22%c

a percentage berekend op de 81 respondenten die de vraag beantwoordden

b 4 boden diensten aan op het gebied van Wmo, 1 leverde jeugd GGz

c percentage berekend op de 104 respondenten die minstens 1 vraag beantwoordden

bron: ZWPA’15

figuur A1.2 response naar omvang en duur relatie met Gemeente Almere

omvang aantal in %a leverde al vóór 2015 diensten aan Almeerders

aantal in %

1-9 fte 29 28 ja 70 67

10-99 fte 23 22 nee 11 11

100 of meer fte 27 26

weet niet 3 3 weet niet 1 1

niet ingevuld 22 21 niet ingevuld 22 21

totaal 104 100 totaal 104 100

Page 66: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

64

Bijlage 2. Burgerkracht en vrijwilligerswerk

Onderzoek Vragenlijst Burgerkracht en Vrijwilligerswerk Almere 2015

Deze bijlage is gebaseerd op de internetenquête ‘Burgerkracht en Vrijwilligerswerk Almere’ (BVA’15) die liep in

drie weken in november en begin december 2015. Deelnemers werden op twee manieren geworven:

de 1.824 deelnemers van het O&S-onderzoekspanel met e-mailadres kregen een persoonlijke

inlogcode. Van hen vulden 628 de enquête in, een response van 34%.

een mail met een niet-persoonlijke link naar de enquête werd op drie manieren verstuurd:

o met O&S als afzender direct aan 211 kerken, (sport-)clubs, en verenigingen met het verzoek

om deze te laten invullen door een of meerdere vrijwilligers;

o met VMCA als afzender aan 820 bij hen bekende vrijwilligers met bekend e-mailadres;

o met De Schoor als afzender aan 692 bij hen bekende vrijwilligers met bekend e-mailadres;

Van de 1.723 adressen aan wie de mail op deze manier werd verstuurd, werd de enquête door

424 mensen ingevuld, een response van 25%.

In totaal vulden 1.052 mensen de enquête in, een overall response van 30%.

De enquêtegegevens zijn niet representatief voor de hele Almeerse bevolking. Resultaten die betrekking

hebben op ‘volwassen Almeerders’ zijn gebaseerd op de antwoorden van O&S-panelleden, die gewogen zijn

voor leeftijd, huishoudenssituatie en geslacht. Het opleidingsniveau van panelleden is vergelijkbaar met de

gemiddelde Almeerse beroepsbevolking, maar het is aannemelijk dat mensen die zich voor het panel

aanmelden zich meer betrokken voelen bij Almere en Almeerse vraagstukken dan gemiddeld. Wanneer in deze

bijlage gesproken wordt over ‘volwassen Almeerders’ of ‘Almeerse volwassenen’ wordt gedoeld op de meer

betrokken Almeerders van 25 jaar en ouder.

De enquêtegegevens geven een representatief beeld van actieve vrijwilligers uit Almere van 25 jaar en ouder.

De resultaten over Almeerse vrijwilligers zijn gebaseerd op beide wervingen en betreffen alleen de mensen die

antwoordden dat zij de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan.

In het kort:

De meeste Almeerders, 60%, zetten zich wel eens onbetaald in voor organisaties, groepen of de

buurt. Zij doen dit merendeels incidenteel, een paar keer per jaar. Almeerders geven zelf aan dat ze

zich in 2015 iets minder vaak onbetaald inzetten dan in 2014.

Twee derde van de Almeerders, 67%, helpt de buren wel eens. Zij doen dat voor het overgrote deel af

en toe, minder dan eenmaal per maand. Daarbij gaat het vooral om relatief kleinere zaken, zoals de

planten verzorgen tijdens de vakanties.

Buren helpen elkaar als hen er om gevraagd wordt. Handelingsverlegenheid en elkaar niet kennen

spelen nauwelijks een rol als redenen om elkaar niet te helpen.

Volgens een landelijk onderzoek blijft het aandeel vrijwilligers gelijk, volgens een ander onderzoek

neemt het percentage landelijk af, in Almere steeg het percentage vrijwilligers tussen 2010 en 2014.

De helft van de vrijwilligers doet een dagdeel per week of minder vrijwilligerswerk, de helft doet dat

een dagdeel per week of meer. Omgerekend komt dit per jaar neer op 4.300 manjaren aan

vrijwilligerswerk in Almere.

Vrijwilligers zijn vaker dan gemiddeld hoger opgeleid, niet werkend, en met goede gezondheid.

Vrijwilligers doen hun vrijwilligerswerk vooral vanuit betrokkenheid en idealisme. Het plezier ervan

en instrumentele motieven als persoonlijke ontwikkeling spelen een minder grote rol. Verreweg de

belangrijkste reden om geen vrijwilligerswerk te doen is, volgens respondenten, tijdgebrek.

De meeste vrijwilligers, ruim acht op de tien van hen, zijn tevreden over de ondersteuning die ze

ontvangen. Ook voelen zij zich over het algemeen gewaardeerd en krijgen ze voldoende begeleiding

en voelen zij zich gedekt voor aansprakelijkheid.

Page 67: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

65

In het kort (vervolg):

Vrijwilligers hebben nog weinig gemerkt van de transities. Wel merken zij dat ze vaker en meer

gevraagd worden om vrijwilligerswerk te doen.

Volwassen Almeerders beschouwen vrijwilligers en mantelzorgers als een goede aanvulling op de rol

van professionals in zorg en welzijn.

B2.1 Onbetaalde inzet en burenhulp Paragraaf B2.2 gaat in op vrijwilligerswerk. Bijlage 3 gaat in op mantelzorg. In deze paragraaf gaat het over

andere vormen van onbetaalde inzet van Almeerse volwassenen voor organisaties, groepen of de buurt

(§B2.1.1) en voor de buren (§B2.1.2).

B2.1.1 Onbetaalde inzet van Almeerders voor organisaties of groepen

De meeste volwassenen zetten zich incidenteel onbetaald in voor een organisatie, groep of de buurt

Van de volwassen Almeerders doet 60%

wel eens iets onbetaald voor een

organisatie, een groep of de buurt. Een

groot deel, de helft tot driekwart van deze

inzet, is incidenteel, minder dan eenmaal

per maand (figuur B2.1). Personen die de

handen uit de mouwen hebben gestoken

bij de sportclub, vereniging of

andersoortige organisatie, doen dit

frequenter dan mensen die zich hebben

ingezet voor een buurt of school. Een

mogelijke verklaring kan zijn dat clubs,

stichtingen en verenigingen, ‘draaien’ op

vrijwilligers en meer ‘functies’ en

‘roostermomenten’ hebben in de vorm

van bijeenkomsten, trainingen en

wedstrijden.

Onbetaalde inzet voor organisaties of groepen licht afgenomen

De meeste Almeerders, 63% van hen, zijn zich vergeleken met 2014 niet meer of minder onbetaald gaan

inzetten voor organisaties, groepen of de buurt. Een minderheid van 16% is zich meer gaan inzetten dan het

jaar ervoor, en iets meer, namelijk 21%, is zich juist minder gaan inzetten (n=627, Almeerders 25+).

Betrokkenheid belangrijke drijfveer voor

onbetaalde inzet

Veel Almeerders die zich op één of

meerdere manieren onbetaald inzetten

voor organisaties, groepen of de buurt,

doen dat uit betrokkenheid met een

kwestie, organisatie of groep: de motieven

dat ze‘vinden ‘dat ze iets moeten doen’,

en ‘organisaties hebben vrijwilligers nodig’

worden veel genoemd (figuur B2.2). Een

ander veel genoemd motief is dat het leuk

is om te doen.

Figuur B2.1. Frequentie vrijwillige inzet door Almeerders in de afgelopen 12

maanden (n=627 Almeerders 25+)

Bron: BVA’15

18

1

2

2

6

6

5

17

1

3

6

10

16

19

66

98

95

92

84

79

77

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Voor andere organisatie (bijv.vereniging, kerk)

Maatschappelijke stage

Als cliëntvertegenwoordiger

Als werknemer buiten werktijd

Voor een sportclub

Voor een school

In de buurt

12x of meer 1-11 x Nee

Figuur B2.2 Hoofdmotief om zich onbetaald in te zetten voor organisatie, groep

of buurt, in % (n=738, Almeerders 25+ die zich op minstens één wijze hebben

ingezet)

Bron: BVA’15

13%

2%

5%

6%

18%

26%

31%

0% 10% 20% 30% 40% 50%

Andere reden

Een kennis/ buurtgenoot vroeg het me

De overheid en instanties doen zelfsteeds minder

Een medewerker van een organisatievroeg het me

Organisaties die ik belangrijk vindhebben (meer) vrijwilligers nodig

Omdat het me leuk leek/ ik het graagdoe

Ik vond dat ik iets moest doen

Page 68: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

66

B2.1.2 Burenhulp

Twee derde van volwassenen geeft incidenteel burenhulp

Van de volwassen Almeerders heeft 67%

in het afgelopen jaar wel één of meerdere

vormen van hulp aan de buren gegeven.

Dit is in verreweg de meeste gevallen,

ongeveer negen op de tien maal,

incidenteel van aard, dat wil zeggen

minder dan één maal per maand (figuur

B2.3). Bij Almeerders die hun buren wel

eens met iets helpen, gaat het merendeels

om ‘kleine’ zaken, waarbij er veelal sprake

zal zijn van wederkerigheid en ‘goede buur

zijn’. Bijna de helft (45%) van de

Almeerders geeft aan dit helemaal niet te

doen. Minder mensen geven concretere

hulp (38%) of incidentele mantelzorg-

achtige hulp (31%) aan hun buren. Dit

soort situaties komt ook minder voor.

Even veel burenhulp als in 2014

Almeerders hielpen hun buren in 2015

even veel (of even weinig) als in 2014: 80%

zegt dat ze in 2015 ongeveer even veel

hulp gaven als in 2014, 10% dat ze dat

minder vaak deden, en ook 10% dat ze

vaker hulp boden (n=552; Almeerders

25+).

Hulp vragen loont

Buren helpen elkaar voornamelijk omdat

ze dat graag doen, en omdat ze gevraagd

worden. Ook noemt 16% dat ze de buren

uit eigen initiatief helpen omdat ze dat

nodig vonden (figuur B2.4). Degenen die

hun buren het afgelopen jaar niet

geholpen hebben doen dat voornamelijk

niet omdat de buren hen dat niet

gevraagd hebben: handelingsverlegenheid

speelt slechts bij 5% van hen een rol

(figuur B2.5). Ook het motief dat

Almeerders hun buren niet of nauwelijk

kennen speelt bijna geen rol. Afgaande op

de motieven om elkaar wel of juist niet te

helpen lijkt dan ook de conclusie

gerechtvaardigd dat de kans groot is dat

Almeerders die hun buren er om vragen,

die hulp ook krijgen. Gezien de frequentie

en aard van de gegeven burenhulp (figuur

B2.3) zijn incidentele en niet al te

belastende verzoeken het meest kansrijk.

Figuur B2.3 Burenhulp door Almeerders in de afgelopen 12 maanden (n=591-

612; Almeerders 25+)

Bron: BVA’15

Figuur B2.4 Hoofdmotief om burenhulp te geven door Almeerders die hun

buren hebben geholpen in de afgelopen 12 maanden, in % (n=714; Almeerders

25+)

Bron: BVA’15

Figuur B2.5 Hoofdmotief om geen burenhulp te geven door Almeerders die

hun buren niet hebben geholpen, in % (n=281; Almeerders 25+)

Bron: BVA’15

Page 69: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

67

Het motief ‘ik vond dat ik iets moet doen’ is voor het geven van burenhulp aanzienlijk minder belangrijk dan

voor onbetaalde inzet voor groepen, organisaties of de buurt, een directe vraag om hulp is daarentegen bij

burenhulp weer een belangrijker motief dan bij onbetaalde inzet.

B2.2 Vrijwilligerswerk

B2.2.1 Hoe veel en wat voor vrijwilligerswerk wordt er verricht?

Landelijk minder of gelijkblijvend aandeel vrijwilligers, in Almere neemt het aandeel vrijwilligers toe

“Exacte gegevens over het aantal vrijwilligers in Nederland zijn lastig te geven omdat de cijfers per onderzoek

wisselen, afhankelijk van de vraagstelling en timing van het onderzoek. Uit het tweejaarlijks onderzoek Geven

in Nederland 2015 blijkt dat in 2014, 37% van de Nederlanders minstens één keer per jaar vrijwilligerswerk

deed voor een maatschappelijke organisatie” (Hetem en Franken, 2015). Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal

Nederlanders dat vrijwilligerswerk verricht sinds 2010 daalt. In 2015 stelt het CBS dat 49% van de Nederlanders

minimaal een keer per jaar vrijwilligerswerk verricht. Volgens het CBS is dit aandeel stabiel gebleven ten

opzichte van 2012 en 2013 (CBS statline).

In de representatieve enquête ‘Almere in de Peiling’ in 2014 gaf 39% van de Almeerse volwassenen aan

vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Dat was even veel als in 2012 (38%) en een stijging ten opzichte van 2010,

toen nog 31% vrijwilligerswerk verrichtte (O&S 2014). De Almeerse percentages zijn, zoals aangegeven, niet

goed te vergelijken met de percentages van CBS en Geven in Nederland. Uit de CBS-cijfers blijkt wel dat in

Flevoland minder vrijwilligers zijn dan landelijk gemiddeld. Volgens de volwassenen- en seniorenenquête van

de GGD Flevoland uit 2012 zijn er in Almere minder vrijwilligers dan in de rest van Flevoland (zie §3.2.3 in

hoofdstuk 3 hiervoor).

Almeerse vrijwilligers verrichten jaarlijks 8 miljoen manuren werk

Gemiddeld verrichten Almeerse vrijwilligers 7,5 uren per week vrijwilligerswerk. Dit gemiddelde wordt

vertekend door een minderheid die veel tijd aan vrijwilligerswerk besteedt. De helft van de Almeerse

vrijwilligers doet één dagdeel (4 uur) per week of minder vrijwilligerswerk, de helft doet dat meer dan een

dagdeel. Een kwart (25%) doet dat 2 uur per week of minder, en 10% doet per week 2 dagen of meer

vrijwilligerswerk. Omgerekend naar 39% van de volwassenen (O&S 2014) betekent dit dat er per jaar in Almere

zo’n 8 miljoen manuren ofwel 4.300 manjaren44

vrijwilligerswerk wordt verricht.

Vrijwilligerswerk vooral in uitvoerende

taken in georganiseerd verband

Vrijwilligers doen verreweg het meeste

vrijwilligerswerk in georganiseerd

verband, in uitvoerende functies en in

Almere (figuur B2.6). Landelijk wordt het

meeste vrijwilligerswerk in georganiseerd

verband verricht voor sportverenigingen,

op enige afstand gevolgd door op school,

in de verzorging of verpleging, jeugd-/

buurthuiswerk/ scouting, en voor kerken,

moskeeën of levensbeschouwelijke

groeperingen (CBS, 2015).

44 Bij 40-urige werkweek en 40 werkzame weken per jaar

Figuur B2.6 Aard en plaats van vrijwilligerswerk, in % van vrijwilligers 25+

(n=683)a

a percentages tellen op tot meer dan 100, omdat meerdere antwoorden

gegeven konden worden.

Bron: BVA’15

17%

67%

46%

39%

89%

16%

91%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Buiten Almere

Elders in Almere

Eigen buurt/ wijk

Bestuurlijk/ leidinggevend

Uitvoerende taken

Niet voor een organisatie

Voor organisatie of vereniging

Loca

tie

Typ

e w

erk

Org

anis

atie

Page 70: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

68

B2.2.2 Wie zijn de vrijwilligers en wat zijn hun motieven?

Vrijwilligers zijn vaker hoger opgeleid, niet werkend, en met goede gezondheid

Onder de Almeerse vrijwilligers zijn meer vrouwen, meer niet-werkenden en meer respondenten met een

goede gezondheid dan onder de respondenten die geen vrijwilligerswerk doen (BVA’15, n= 585-612). Uit de

enquête Almere in de Peiling 2014 blijkt dat Almeerse vrijwilligers hoger opgeleid zijn dan gemiddeld en dat

senioren van 65 jaar en ouder meer vrijwilligerswerk doen dan gemiddeld (O&S, 2014). Dat wordt ook in

landelijk onderzoek bevestigd (Hetem en Franken, 2015). Bovendien blijkt uit landelijk onderzoek dat er relatief

meer vrijwilligerswerk wordt verricht door: -mensen tussen de 35 en 45 jaar met kinderen (veelal voor de

school of de sportvereniging); -mensen met een kerkelijke achtergrond, en –mensen in landelijke gebieden.

Vrijwilligerswerk biedt zingeving en het is leuk, maar het kost tijd

Betrokkenheid en idealisme zijn

belangrijkere motieven om

vrijwilligerswerk te doen dan het plezier

ervan of ‘eigenbelang’. Verder speelt

‘sociale plicht’ nog een rol als motief. Bij

een kleine groep is geen sprake van

vrijwilligerswerk, maar van een verplichte

tegenprestatie voor de uitkering (figuur

B2.7). Tijdgebrek wordt als belangrijkste

reden genoemd om geen vrijwilligerswerk

te doen; desinteresse en onbekendheid

speelt veel minder een rol, zo zeggen

Almeerse volwassenen die geen

vrijwilligerswerk doen. Daarnaast spelen

ook praktische bezwaren en

belemmeringen een rol, en wil een deel

zich niet vastleggen (figuur B2.8).

Figuur B2.7 Hoofdmotief om vrijwilligerswerk te verrichten, in % van

vrijwilligers 25+ (n=695)

Bron: BVA’15

Figuur B2.8 Belangrijkste reden om geen vrijwilligerswerk te doen, in % van

volwassenen (25+) die geen vrijwilligerswerk doen (n=295)

Bron: BVA’15

5%

1%

2%

7%

8%

12%

24%

42%

0% 10% 20% 30% 40% 50%

Anders

Omdat ik dan invloed heb

Verplichte tegenprestatie voor(bijstands-) uitkering

Voor mijn eigen ontwikkeling enontplooiing

Voor de sociale contacten (ik leer ermensen kennen)

Omdat iedereen zijn steentje moetbijdragen

Omdat ik het leuk vind

Betrokkenheid (mensen willen helpen /iets willen verbeteren)

12%

1%

1%

7%

7%

11%

12%

50%

0% 10% 20% 30% 40% 50%

Andere reden

Ik heb geen zin in onkosten of gedoe…

Ik heb er nooit aan gedacht

Ik heb geen interesse

Ik weet niet waar ik interessant of…

Ik wil me niet vastleggen

Mijn gezondheid of leeftijd laat het…

Ik heb geen tijd

Wat is de belangrijkste reden dat u geen vrijwilligerswerk doet?

Page 71: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

69

B2.2.3 Hoe waarderen vrijwilligers hun ondersteuning?

Meeste vrijwilligers worden voldoende

ondersteund

Een ruime meerderheid ervaart (ruim)

voldoende ondersteuning bij het doen

van vrijwilligerswerk. Die ondersteuning

ontvangen zij vooral van de organisatie

waarvoor zij vrijwilligerswerk doen

(figuur B2.9). Het aandeel vrijwilligers dat

vindt dat ze te weinig ondersteuning

krijgen van de gemeente is weliswaar

klein, maar toch duidelijk groter dan de

percentages vrijwilligers die

ondersteuning missen van de andere

gevraagde organisaties. De helft van de

vrijwilligers heeft overigens geen

behoefte aan ondersteuning van de

gemeente of van de VMCA.

Meeste vrijwilligers tevreden over

waardering, mogelijkheden en

ondersteuning

Over het algemeen voelen vrijwilligers

zich gewaardeerd door hun eigen

organisatie en door anderen (figuur

B2.10). Een meerderheid weet zich ook

voldoende gedekt voor

aansprakelijkheid. Iets meer dan de helft

van de vrijwilligers is tevreden over de

begeleiding die ze krijgen; een kwart van

de vrijwilligers krijgt geen begeleiding,

maar heeft daar ook geen behoefte aan.

De helft van de vrijwilligers krijgt

voldoende mogelijkheden om trainingen

of cursussen te volgen, een derde krijgt

deze niet, maar heeft daar ook geen

behoefte aan. Relatief het minst

tevreden zijn vrijwilligers over de

vergoeding van onkosten en

duidelijkheid over gevolgen van

vrijwilligerswerk voor belasting en

sociale wetgeving, al zijn de percentages

die daar ontevreden over zijn nog gering:

respectievelijk 14 en 16%.

Verdringen vrijwilligers betaalde

arbeidsplaatsen?

De gegevens geven geen eenduidig antwoord op deze vraag, al lijkt een beperkte mate van verdringing niet uit

te sluiten. Ruim één derde (35%) van de vrijwilligers kent mensen die vergelijkbare taken als zij verrichten,

maar daarvoor betaald worden (figuur B2.11). De ruime meerderheid kent echter geen voorbeelden.

Figuur B2.9 Mate van ervaren ondersteuning door vrijwilligers, in % van

vrijwilligers 25+ (n= 581-642)

Bron: BVA’15

21

39

39

71

83

11

6

9

6

6

14

5

6

3

3

55

50

47

20

8

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Door de gemeente Almere (bijv.wijkteam, sociale dienst)

Door Vrijwilligers en MantelzorgCentrale Almere (VMCA)

Door anderen of andere organisatie

Door familie, vrienden, kennissen

Door organisatie waar uvrijwilligerswerk voor doet

(Ruim) voldoende Matig

Onvoldoende/ wel behoefte Geen behoefte aan steun

Figuur B2.10 Oordeel aspecten vrijwilligerswerk, in % van vrijwilligers 25+ (n=

646-664)

Bron: BVA’15

34

35

47

58

63

74

80

12

9

11

13

11

14

10

14

16

8

4

7

4

3

40

40

34

25

18

9

7

0% 50% 100%

Vergoeding van onkosten

Duidelijkheid over gevolgen vanvrijwilligerswerk voor belasting en

sociale wetgeving

De mogelijkheden om trainingen ofcursussen te volgen

De begeleiding die u krijgt

Aansprakelijkheidsdekking

Waardering van uw inzet door anderen (‘de samenleving’, kennissen)

Waardering van uw inzet door uw eigenorganisatie

Voldoende Matig Onvoldoende Niet van toepassing

Figuur B2.11 Bekend met mensen die vergelijkbare taken wel betaald verrichten,

in % van vrijwilligers 25+ (n = 688)

Bron: BVA’15

14%

56%

22%

12%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Weet niet

Nee

Ja, in andere organisatie(s)

Ja, binnen eigen organisatie

Page 72: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

70

B2.3 Transities en vrijwilligers In deze paragraaf komen de gevolgen van de transities voor vrijwilligers aan bod.

Vrijwilligers merken weinig gevolgen

van transities voor vrijwilligerswerk

De meeste vrijwilligers constateren in

2015 geen verschillen met 2014 of weten

niet in hoeverre er verschillen waren met

betrekking tot de aandacht voor en,

ondersteuning en positie van vrijwilligers

(figuur B2.12). Het enige duidelijke

verschil dat vrijwilligers signaleren, is dat

zij meer of vaker gevraagd worden om

zich onbetaald in te zetten voor anderen,

doelen of organisaties. Daarnaast is het

aandeel vrijwilligers dat zegt dat ze in

2015 meer informatie kregen over het

doen van vrijwilligerswerk (11%) groter

dan het percentage dat zegt dat ze

minder informatie kregen (6%).

Almeerders zien een rol voor

vrijwilligers in de transities

Een meerderheid van de volwassen

Almeerders is het eens met de stelling

dat vrijwilligers en mantelzorgers de

professionele hulpverleners goed

aanvullen (figuur B2.13). Almeerders zijn

echter iets minder uitgesproken als het

gaat om de vragen of vrijwilligers en

mantelzorgers ‘sommige dingen beter

kunnen’ dan betaalde medewerkers en

of de gemeente op andere zaken moet

bezuinigen dan op zorg en welzijn. De

percentages die het eens zijn met de

stellingen zijn wel bijna twee maal zo

groot als de percentages die het ermee

oneens zijn.

De veronderstelling achter de vraag over bezuinigingen was dat mensen die geen problemen hebben met

bezuinigingen op zorg en welzijn, een grotere rol voor vrijwilligers voorstaan. Dat blijkt echter niet het geval.

Sterker nog, mensen die bezwaren hebben tegen bezuinigingen op zorg en welzijn, vinden relatief vaker dat

vrijwilligers en mantelzorgers de professionele hulpverleners goed aanvullen, dan mensen die geen problemen

hebben met bezuinigingen op zorg en welzijn.

Figuur B2.12 Oordeel over veranderingen in 2015 ten opzichte van 2014 m.b.t

vrijwilligerswerk, in % van vrijwilligers 25+ (n = 647-652)

Bron: BVA’15

11%

12%

13%

14%

23%

45%

38%

41%

26%

41%

6%

9%

9%

10%

3%

38%

41%

37%

50%

33%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Informatie die u kreeg over het doen vanvrijwilligerswerk

Ondersteuning voor vrijwilligers vanuitorganisaties

Positie en waardering van vrijwilligers

Aandacht voor vrijwilligers vanuit degemeente

Aantal maal dat aan u gevraagd wordt omzich onbetaald in te zetten voor anderen,

doelen of organisaties

Eerder meer geworden Niet veranderdEerder minder geworden Weet niet

Figuur B2.13 Oordeel stellingen, in % van Almeerders 25+ (n = 839-853)a

a De volledige tekst over de stelling met betrekking tot gemeentelijke

bezuinigingen luidde: ‘De Gemeente Almere moet bezuinigen op andere dingen

dan op zorg en welzijn (bv. op onderhoud openbare ruimte, veiligheid, vastgoed)’.

Bron: BVA’15

36%

41%

66%

42%

38%

24%

22%

21%

10%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Vrijwilligers en mantelzorgers kunnensommige dingen beter dan betaalde

medewerkers

De Gemeente Almere moetbezuinigen op andere dingen dan op

zorg en welzijn

Vrijwilligers en mantelzorgers vullenprofessionele hulpverleners goed aan

Mee eens Niet mee eens/ niet mee oneens Mee oneens

Page 73: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

71

Bronnen

CBS (2015). Persbericht 7 december 2015: Meeste vrijwilligers actief voor sportverenigingen.

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2015/meeste-

vrijwilligers-actief-voor-sportverenigingen.htm

Hetem, R., en M. Franken (2015). Feiten en cijfers vrijwillige inzet. Utrecht: Movisie.

O&S (2014). Almere in de Peiling 2014. Gemeente Almere.

Page 74: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

72

Bijlage 3. Mantelzorg In de Almeerse sociale infrastructuur spelen mantelzorgers een belangrijke rol. In de Kadernota ‘Doen wat

nodig is’ wordt beschreven dat de beoogde transformatie naar meer eigen kracht en samenredzaamheid en

minder formele zorg alleen mogelijk is als mantelzorgers voldoende worden ondersteund, zowel door hun

eigen sociale netwerk als door de formele sociale infrastructuur. In het Beleidsplan ‘Almere aan zet’ is te lezen

dat een goede ondersteuning van mantelzorgers een belangrijk onderdeel van het beleid in het sociaal domein

is. De wijkteams en de VMCA spelen hierin een belangrijke rol. Vanwege het belang van mantelzorg staan

mantelzorgers, hun ervaringen en de ondersteuningsmogelijkheden waarvan ze gebruik (kunnen) maken in

deze paragraaf centraal.

Tijdens de onderzoeksperiode waarin de enquêtes voor de vrijwilligers en zorgaanbieders liepen, werd onder

mantelzorgers en zorgvragers in Almere een enquête uitgevoerd in het kader van de raadpleging Zorg naar

gemeenten (onderdeel van de AVI-cliëntenmonitor) door een samenwerkingsverband van acht

cliëntenorganisaties45

. Om een te groot beroep op deze doelgroep te vermijden is besloten niet nog een extra

enquête te houden, maar gebruik te maken van deze gegevens en die van eerdere onderzoeken.

In 2014 is door het SCP een landelijk

onderzoek gehouden onder

mantelzorgers46

en in hetzelfde jaar zijn

ook Almeerders via het

omnibusonderzoek Almere in de Peiling47

door de gemeente (team Onderzoek &

Statistiek) bevraagd over mantelzorg.

Allereerst worden uit deze onderzoeken

de belangrijkste bevindingen

gepresenteerd. Aangezien de vraagstelling

in beide onderzoeken niet overeenkomt

zijn de Almeerse cijfers niet vergelijkbaar met de landelijke. Daarom is ook gekeken naar de cijfers uit de GGD-

gezondheidsenquête48

, waarbij in het hele land dezelfde vragen werden gesteld, onder andere betreffende

mantelzorg. Deze cijfers zijn echter uit 2012. Tot slot worden de cijfers van het meest recente onderzoek, de

cliëntenraadpleging van de AVI-cliëntenmonitor, (najaar 2015) gepresenteerd. Box B3 geeft weer hoeveel

mantelzorgers in de afgelopen vijf jaar bij de VMCA stonden geregistreerd.

45 AVI-cliëntenmonitor (onderdeel van programma ‘Aandacht voor Iedereen’ vanuit Ministerie van VWS). 2015. Zorg naar gemeenten. Goed voor elkaar? Digitale cliëntenraadpleging als onderdeel van de AVI-cliëntenmonitor: file:///D:/jva/Downloads/rapport__zorg_naar_gemeenten_-_goed_voor_elkaar_bew_cb.pdf 46 Sociaal en Cultureel Planbureau. 2015. Informele hulp: wie doet er wat? Omvang, aard en kenmerken van mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg en ondersteuning in 2014. Den Haag, december 2015: http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2015/Informele_hulp_wie_doet_er_wat 47 O&S Gemeente Almere. 2015. Factsheet 7: Vrijwilligerswerk en Mantelzorg. In: Almere in de Peiling 2014: https://www.osalmere.nl/docs/Almere%20in%20de%20Peiling%202014%20totaalrapport.pdf 48 GGD Flevoland. 2012. Tabellenboek Volwassenen- en seniorenenquête 2012: http://ggdflevoland-nl.cld.bz/Tabellenboek-Gezondheidsonderzoek-2012#1

BOX B3 Aantal ingeschreven mantelzorgers bij VMCA

Jaar Aantal

2010 1.159

2011 1.237

2012 1.369

2013 1.502

2014 1.411

2015 2.278

Bron: VMCA

In Almere kunnen mantelzorgers bij de

Vrijwilligers- en Mantelzorgcentrale

Almere (VMCA) terecht voor

ondersteuning, advies, cursussen en

ontspanning. De VMCA streeft ernaar dat

mantelzorgers met plezier hun taken

kunnen uitvoeren en niet overbelast raken.

Het aantal bij de VMCA ingeschreven

mantelzorgers is in 2015 sterk gestegen

ten opzichte van de voorgaande jaren.

Page 75: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

73

B3.1 Onderzoek Informele zorg 2014, SCP Het SCP heeft in 2014 het landelijke onderzoek Informele zorg uitgevoerd. In de enquête werd het woord

mantelzorg niet genoemd, en werden de vragen over informele zorg als volgt gesteld: “De volgende vragen

gaan over het geven van hulp aan bekenden met gezondheidsproblemen. Denk aan uw partner, familie, vriend

of buur die hulp nodig heeft vanwege lichamelijke, psychische, verstandelijke beperkingen of ouderdom.

Voorbeelden zijn huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer of klusjes. Hulp in het

kader van uw beroep of vrijwilligerswerk telt niet mee. Hebt u in de afgelopen 12 maanden dit soort hulp

gegeven?”

Een derde van de volwassenen geeft mantelzorg

Landelijk gaf in 2014 33% van de volwassen bevolking deze hulp. Vrouwen zijn vaker mantelzorger dan

mannen. Mantelzorgers zijn vergeleken met de totale bevolking relatief vaak tussen de 45 en 65 jaar oud. De

mensen in deze leeftijdsgroep hebben vaker hulpbehoevende ouders. Mantelzorg wordt dan ook het vaakst

gegeven aan een ouder, gevolgd door andere familieleden en de partner. Zorg die gegeven wordt aan een

hulpbehoevend kind komt minder vaak voor dan aan een ouder, maar is relatief zwaar. De zorg is vaak intensief

en psychische aandoeningen en verstandelijke beperkingen komen veel voor in deze groep. Het grootste deel

(52%) van de mantelzorgontvangers hebben een langdurige lichamelijke beperking. Daarna komen

mantelzorgontvangers met een tijdelijke lichamelijke beperking, dementie en een psychische aandoening

respectievelijk het meest voor.

Mantelzorg wordt veelal gegeven uit intrinsieke motieven

De meerderheid van de mantelzorgers (84%) geeft mantelzorg uit intrinsieke motieven. Ze geven hulp omdat

ze het graag voor die persoon doen of het vanzelfsprekend vinden. Mantelzorgers hebben zowel positieve als

negatieve ervaringen met de zorg die ze verlenen. Zo zegt een groot deel (87%) te genieten van de leuke

momenten die er zijn en geeft 53% aan dichter bij elkaar te zijn gekomen. Daarnaast geeft ook 43% aan dat de

situatie van de persoon die ze verzorgen hen nooit los laat en 16% dat de hulp teveel op zijn of haar schouders

terecht komt.

Delen van zorg met anderen

Bij de mantelzorgers die iemand helpen buiten het eigen huishouden wordt de hulp bijna altijd met anderen

gedeeld. Slechts 7% van de mantelzorgers helpt alleen. Ruim een kwart helpt in een informeel netwerk met

alleen mantelzorgers, ook een kwart in een gemengd netwerk met zowel mantelzorgers als professionals en 8%

in een netwerk met beroepskrachten. De overige 15% geeft hulp aan iemand in een zorginstelling en deelt dus

altijd de hulp.

In het kort:

Tussen 2010 en 2014 is het percentage mantelzorgers in Almere gestegen van 37% tot 44%. Ook het

aantal mantelzorgers bekend bij de VMCA is de afgelopen jaren sterk gestegen.

Mantelzorgers zijn vaker vrouw en veelal tussen de 45 en 65 jaar oud.

Zes op de tien Almeerse mantelzorgers heeft plezier in het mantelzorgen.

Almeerders geven vaker mantelzorg aan hun kind(eren) dan andere mantelzorgers in Nederland.

Almeerse mantelzorgers oordelen negatiever over het geven van mantelzorg dan gemiddeld. Ze halen er

minder voldoening en plezier uit en moeten er vaker iets voor opgeven. Ook voelen ze zich minder

ondersteund door hun eigen sociale netwerk.

Het Almeerse oordeel over mantelzorgondersteuning komt overeen met het landelijke gemiddelde.

Zes op tien mantelzorgers maken geen gebruik van formele mantelzorgondersteuning, wat evenveel is

als gemiddeld.

Respijtzorg wordt slechts door 3% van de mantelzorgers gebruikt.

Page 76: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

74

De mantelzorg niet met anderen delen kan te maken hebben met allerlei drempels die mensen ervaren bij het

vragen om hulp. Het kan zijn dat ze familie of vrienden niet om hulp durven vragen, hen niet willen vragen (de

combinatie van beide wordt wel vraagverlegenheid genoemd), dat ze weinig mensen kennen aan wie ze hulp

kunnen vragen of dat de hulpbehoevende geen hulp van een ander wil. Eén op de drie mantelzorgers durft, kan

of wil geen hulp vragen aan anderen om de mantelzorg te delen.

Mensen die het moeilijk vinden om aan anderen te vragen of ze willen meehelpen, zijn vaker (over)belast.

Mantelzorgers van mensen met dementie, psychische of psychosociale problemen of een verstandelijke

beperking zijn het minst tevreden over het delen van zorg. Wat vaak mee speelt is de omgang met het gedrag

van de hulpbehoevende. Daarnaast hebben deze zorgvragers vaak een klein netwerk en ook willen zij vaak

geen hulp van anderen. Bij hen, maar ook bij de mantelzorgers zelf, spelen behoefte aan privacy en taboe een

rol.

Mantelzorgondersteuning

Mantelzorgers kunnen op basis van de Wmo ondersteuning krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van respijtzorg

(waarbij de hulp tijdelijk wordt overgenomen, onder meer via dag- of nachtopvang), informatie, advies of een

financiële ondersteuning. Driekwart van alle mantelzorgers heeft geen behoefte aan (meer of vaker van) deze

formele mantelzorgondersteuning. Bij de mantelzorgers waar dit wel voor geldt is de behoefte aan informatie

en advies is het grootst, gevolgd door materiële hulp en hulp bij het aanvragen van voorzieningen. Wat betreft

formele mantelzorgondersteuning vindt één op de tien mantelzorgers het moeilijk om dit te vragen en ruim

vier op de tien vindt dit makkelijk. Bijna een derde is neutraal (vindt het niet makkelijk, maar ook niet moeilijk)

en 14% weet het niet. Er zit dus nog wat ruimte bij mantelzorgers om over de schroom van het vragen van

ondersteuning heen te stappen. Degenen die het moeilijk vinden zijn vooral vrouwen, mantelzorgers met zorg

voor verstandelijk gehandicapten, degenen die langer en intensiever zorgen en die hoofdverzorger zijn.

Er zijn verschillende redenen waarom men geen gebruik maakt van mantelzorgondersteuning, terwijl men

daaraan wel behoefte heeft. Bij respijtzorg komt het nogal eens voor dat de hulpvrager, vaak iemand met

dementie of een psychisch/psychosociaal probleem, de voorziening niet wil. Het kan voor mantelzorgers heel

moeilijk zijn om de afweging te maken tussen de eigen wensen en behoeften en die van de hulpbehoevende.

Werkende mantelzorgers

Bijna driekwart van de mannelijke mantelzorgers en ruim een kwart van de vrouwelijke mantelzorgers

combineert het geven van mantelzorg met een baan van 32 uur of meer. Werkende mantelzorgers hebben

vooral behoefte aan meer flexibiliteit (vooral flexibele werktijden), maar ook aan meer tijd (in de vorm van vrije

dagen of betaald verlof). Ondersteuning zit echter niet altijd in dure oplossingen: ruim een kwart van de

werkende helpers zegt vooral behoefte te hebben aan begrip.

B3.2 Almere in de Peiling 2014 De definitie van mantelzorg die wordt gehanteerd in Almere

in de Peiling is vrij breed en luidt: “Mantelzorg is hulp aan

mensen binnen het eigen huishouden of daarbuiten zoals

buren, familieleden of kennissen, die zich niet zo goed

kunnen redden”. In 2014 geeft 44% van de Almeerders aan

anderen in hun netwerk op deze manier te ondersteunen. In

de afgelopen jaren laat dit percentage een stijgende trend

zien van 37% in 2010 naar 41% in 2012 tot 44% in 2014

(figuur B3.1).

Figuur B3.1 Percentage mantelzorgers in Almeerse

volwassen bevolking

Bron: O&S Gemeente Almere, Almere in de Peiling 2014

37%41%

44%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

2010 2012 2014

Page 77: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

75

Almeerse vrouwen geven vaker mantelzorg dan Almeerse mannen en ouderen doen dat vaker dan jongeren.

Het grootste deel van de Almeerse mantelzorgers (45%) besteedt er 0-2 uur per week aan. Twee op de tien

mantelzorgers is er meer dan acht uur per week aan kwijt. De meeste mantelzorgers geven emotionele steun

(praten, luisteren). Maar liefst drie kwart van hen geeft aan dit te doen. Daarna komen praktischere vormen als

boodschappen doen en klusjes in en om het huis het meest voor. Drie op de tien mantelzorgers geven

huishoudelijke hulp en twee op de tien bieden persoonlijke verzorging aan een naaste. Uit de vergelijking met

voorgaande metingen blijkt dat mantelzorgers zich in 2014 vaker verplicht voelen om mantelzorg te geven en

dat het percentage Almeerse mantelzorgers dat zich zwaar belast of zelfs overbelast voelt is toegenomen van

4% in 2010 tot 9% in 2014.

B3.3 GGD-gezondheidsenquête 2012 Door de GGD wordt mantelzorg als volgt gedefinieerd: “Mantelzorg is de zorg die wordt gegeven aan een

bekende, zoals partner, ouders, kind, buren of vrienden, als deze persoon voor langere tijd ziek,

hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden,

gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald. Een vrijwilliger

vanuit een vrijwilligerscentrale is geen mantelzorger”. In de GGD-gezondheidsenquête wordt aan de

respondenten gevraagd of ze dergelijke mantelzorg verlenen, voor hoeveel uur per week en hoe lang ze dit al

doen. De GGD publiceert vervolgens alleen cijfers van intensieve mantelzorg; meer dan acht uur per week of

gedurende langer dan drie maanden. In 2012 verleende 13% van de Almeerders van 19 jaar en ouder

intensieve mantelzorg. Dit was ongeveer evenveel als gemiddeld in Nederland, waar het aandeel 12% bedroeg.

B3.4 AVI-cliëntenmonitor november 2015 In het najaar van 2015 is de vierde digitale raadpleging Zorg naar gemeenten gehouden in het kader van de

AVI-cliëntenmonitor. De raadpleging was bedoeld voor mensen die vrijwillig en onbetaald hulp en

ondersteuning bieden en voor mensen die sinds 2015 voor hun zorg en ondersteuning terecht kunnen bij hun

eigen gemeente (voormalige AWBZ doelgroep). De onderwerpen van de raadplegingen verschillen per editie.

Deze keer betrof een van de onderwerpen mantelzorg, wat de reden is dat in Almere extra is ingezet door de

VMCA op het werven van mantelzorgers om de enquête in te vullen.

In Almere hebben 170 personen deelgenomen aan de raadpleging. Dit aantal is groot genoeg om voor Almere

aparte resultaten te kunnen weergeven49

, die kunnen worden vergeleken met de landelijke cijfers. Van de 170

Almeerse respondenten geven 87 personen (51%) aan het afgelopen jaar mantelzorg te hebben gegeven. Dit

aandeel is niet goed vergelijkbaar met het landelijke cijfer van 42%50

omdat in Almere mantelzorgers actief

benaderd zijn voor deelname aan de raadpleging en landelijk is daar niet of minder extra aandacht naar

uitgegaan. Dit neemt niet weg dat de (kenmerken en meningen van de) Almeerse mantelzorgers die de

vragenlijst ingevuld hebben wel vergeleken kunnen worden met de rest van de Nederlandse mantelzorgers die

dit gedaan hebben.

Net als landelijk wordt in Almere het vaakst mantelzorg verleend aan een van de ouders. Dit geldt voor

ongeveer een derde van de respondenten. Een kwart van zowel de Almeerse als Nederlandse mantelzorgers

geeft deze zorg aan de eigen partner. Daarna komt in Almere mantelzorg voor een eigen kind (22%) het meest

voor, terwijl dit aandeel landelijk lager is (15%). Gemiddeld in Nederland wordt door de respondenten juist

vaker gezorgd voor een vriend of bekende (18% van de mantelzorgers) dan in Almere (8%).

Ongeveer de helft van de respondenten geeft mantelzorg aan mensen die hulp nodig hebben in verband met

gebreken die gepaard gaan met ouderdom. Daarna helpen ze het vaakst mensen met een chronische ziekte.

Vergeleken met het landelijke beeld wordt door de Almeerse mantelzorgende respondenten minder vaak hulp

49 Met dank aan de medewerkers van het programma Aandacht voor Iedereen (http://www.aandachtvooriedereen.nl/), die de Almeerse cijfers ter beschikking hebben gesteld. 50 Landelijk hebben 10.130 personen de deelgenomen aan de raadpleging waarvan 4.260 mensen aangaven mantelzorger te verlenen.

Page 78: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

76

geboden aan mensen met een lichamelijke beperking (25% versus 32% van de mantelzorgers landelijk) en

vaker aan mensen met een verstandelijke beperking (respectievelijk 20% en 11%).

De Almeerse respondenten die mantelzorg verlenen oordelen minder positief over de voor- en nadelen van

mantelzorg dan de respondenten in Nederland als geheel (figuur B3.2). Een ruime meerderheid van 60% van de

Almeerse mantelzorgers die hebben deelgenomen aan de raadpleging geeft aan plezier te hebben in het geven

van mantelzorg. Daarnaast geeft de helft aan er voldoening uit te halen. Landelijk gezien zijn er echter meer

mensen positief over de twee

stellingen, namelijk in beide

gevallen ongeveer twee

derde. Daarnaast zijn de

Almeerse respondenten

negatiever over de nadelen

van het geven van mantelzorg

dan alle respondenten

gemiddeld. Zo geven ze vaker

aan dat het mantelzorgen

meer tijd kost dan ze willen en

ook komt het vaker voor dat

ze minder zijn gaan werken

om te kunnen mantelzorgen.

Hiervoor kwam naar voren dat

in Almere relatief vaak mantelzorg wordt verleend aan een kind. Gezien het vaak intensievere karakter van

mantelzorg aan een kind (SCP, 2015), zou dit een verklaring kunnen zijn voor het negatievere oordeel over het

geven van mantelzorg door de Almeerse respondenten.

Twee derde van de Almeerse

respondenten vindt dat ze te

weinig mensen hebben om

de mantelzorg mee te delen

(figuur B3.3). Daarnaast zegt

ruim de helft er moeite mee

te hebben om het eigen

netwerk te organiseren en te

onderhouden. Vier op de

tien Almeerse mantelzorgers

zegt er een paar dagen

tussenuit te kunnen als men

wil. Dit is een kleiner deel

dan landelijk waar het bijna

de helft van de mantelzorgers betreft. Ook uit de andere stellingen blijkt dat Almeerse respondenten al met al

minder steun krijgen van hun eigen sociale netwerk dan gemiddeld in Nederland.

Bij het oordeel over de formele ondersteuning en afstemming met professionals zijn de verschillen iets minder

groot tussen de Almeerse en de landelijke respondenten (figuur B3.4). Vier op de tien Almeerse mantelzorgers

weet waar men moet aankloppen voor mantelzorgondersteuning. Dit is evenveel als landelijk.

Figuur B3.2 Oordeel mantelzorgers over voor- en nadelen van het mantelzorgen (Almere n=87)

Bron: AVI-cliëntenmonitor 2015. Vierde digitale cliëntenraadpleging.

39%

17%

35%

59%

66%

68%

46%

25%

40%

66%

49%

60%

0% 20% 40% 60% 80%

Ik ervaar gezondheidsklachten door hetmantelzorgen

Ik ben minder gaan werken om te kunnenmantelzorgen

Het kost mij meer geld dan ik wil

Het kost meer tijd dan ik wil

Ik haal voldoening uit mantelzorg

Ik heb plezier in het geven van mantelzorg

% (Beetje) eens

Almere

Nederland

Figuur B3.3 Oordeel mantelzorgers over ondersteuning vanuit hun netwerk (Almere n=87)

Bron: AVI-cliëntenmonitor 2015. Vierde digitale cliëntenraadpleging

23%

48%

48%

45%

60%

20%

40%

49%

53%

66%

0% 20% 40% 60% 80%

Mijn omgeving biedt mij spontaan hulp aan

Ik kan er een paar dagen tussen uit als ik dat wil

Ik vind het moeilijk om als mantelzorger (steeds)om hulp te vragen aan mensen om mij heen

Het kost mij veel tijd en energie om het "netwerkom mij heen" te organiseren en te onderhouden

Er zijn te weinig mensen om de mantelzorg meete delen

% (Beetje) eens

Almere

Nederland

Page 79: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

77

Van de verschillende

mogelijke

ondersteuningsmogelijkheden

voor mantelzorgers wordt het

meest gebruik gemaakt van

informatie over ziekten en

beperkingen en over het

beschikbare hulpaanbod en

hulpmiddelen (figuur B3.5).

Ongeveer twee op de tien

respondenten maken hier

gebruik van. Daarnaast maakt

in Almere 16% gebruik van

hulp bij vraagverheldering en

begeleiding bij het vinden van

passende oplossingen en 13%

van (verpleeg)hulpmiddelen

en woningaanpassingen. Net

als landelijk wordt in Almere

slechts door 3% van de

respondenten gebruik

gemaakt van respijtzorg. Zes op de tien deelnemende mantelzorgers geven aan geen gebruik te maken van de

genoemde ondersteuningsmogelijkheden. Dit is ongeveer evenveel als gemiddeld in Nederland.

Over de mantelzorgondersteuning in het

algemeen oordeelt een groter deel van de

ondervraagde mantelzorgers negatief

(matig of slecht) dan positief (voldoende of

goed). De mening van de Almeerse

respondenten verschilt hierin niet sterk

van het gemiddelde (figuur B3.6).

Figuur B3.6 Algemeen oordeel over mantelzorgondersteuning

Bron: AVI-cliëntenmonitor 2015. Vierde digitale cliëntenraadpleging.

13%

14%

27%

25%

32%

27%

28%

34%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Nederland

AlmereGoed

Voldoende

Matig

Slecht

Figuur B3.4 Oordeel mantelzorgers over formele mantelzorgondersteuning (Almere n=87)

Bron: AVI-cliëntenmonitor 2015. Vierde digitale cliëntenraadpleging.

26%

34%

40%

21%

29%

40%

0% 20% 40% 60% 80%

Ik krijg voldoende informatie over hulp(middelen)om mijn mantelzorgtaken goed te kunnen

vervullen

De afstemming met de professionele zorgverloopt naar wens

Ik weet waar ik kan aankloppen voormantelzorgondersteuning

% (Beetje) eens

Almere

Nederland

Figuur B3.5 Gebruik ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorgers (Almere n=87)

Bron: AVI-cliëntenmonitor 2015. Vierde digitale cliëntenraadpleging.

61%

3%

6%

5%

13%

11%

8%

12%

15%

20%

62%

3%

5%

8%

10%

12%

12%

13%

16%

18%

0% 20% 40% 60% 80%

Ik maak geen gebruik van bovenstaandemogelijkheden

Respijtzorg om wekelijks een paar uur vrij van dezorg te zijn of af en toe er helemaal tussenuit

Financiële tegemoetkoming

Praktische hulp bij het opzetten en onderhoudenvan een sociaal netwerk rond de zorgvrager

Praktische hulp bij de verzorging enondersteuning

Emotionele steun

Voorlichting of training

(Verpleeg)hulpmiddelen en woningaanpassing

Hulp om vragen te verhelderen en begeleiding bijhet vinden van passende oplossingen

Informatie over ziekten en beperkingen,beschikbaar hulpaanbod en hulpmiddelen

% maakt gebruik

Almere

Nederland

Page 80: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

78

Bijlage 4. Maatschappelijke effecten: beïnvloedbaarheid en definities

B4.1 Beïnvloedbaarheid van indicatoren In deze paragraaf komt per gewenst maatschappelijk effect aan bod hoe de besproken indicatoren beïnvloed

kunnen worden, gevolgd door een toelichting over de definities en meetwijzen. In de box ‘beïnvloedbaarheid

van indicatoren’ worden een aantal begrippen en symbolen gebruikt, die hier toegelicht worden:

figuur B4.1 toelichting beïnvloedbaarheid van indicatoren

begrip Uitleg

indicator a is het nummer van het gewenste maatschappelijke effect b is het volgnummer van de indicator tekst is de titel of korte omschrijving van de indicator

foutenmarge De foutenmarge is de 95%-betrouwbaarheidsmarge rondom een door enquêtes verkregen percentage of cijfer. De betrouwbaarheidsmarge is vooral afhankelijk van de grootte van de steekproef en de spreiding. Wanneer een volgende meting buiten de foutenmarge valt, is het aannemelijk dat het gevonden verschil het gevolg is van een verschil in de werkelijkheid, en niet het gevolg van een toevalligheid in de steekproef. Omdat een volgende meting echter ook te maken heeft met een foutenmarge, kan alleen (met 95% betrouwbaarheid) met zekerheid gezegd worden dat zich een daadwerkelijk verschil heeft voorgedaan wanneer het resultaat buiten de dubbele foutenmarge ligt. Leesvoorbeeld: Indicator 1.3 heeft een %age van 77 en een foutenmarge van 4. Dit betekent dat een volgende meting buiten de 73 en 81% moet liggen (77 ± 4) om enige kans te maken op een significant verschil, en bij de strenge interpretatie zelfs buiten de 69 en 85% (nl. 77 ± 2x 4).

Beleidsinstrumenten Een korte opsomming van de belangrijkste beleidsinstrumenten die de gemeente ter beschikking staan om de indicator gunstig te beïnvloeden

Mechanismen De belangrijkste mechanismen die van invloed zijn op bewegingen van de indicator. Deze zijn veelal gebaseerd op korte interviews, literatuur, en een controle door een beperkt aantal inhoudelijk deskundige beleidsmedewerkers.

Beïnvloedbaarheid Een inschatting van de mate waarin de Gemeente Almere de indicator kan beïnvloeden. Een eerste inschatting door O&S werd voorgelegd aan een beperkt aantal inhoudelijk deskundige beleidsmedewerkers . Als richtlijn werden globaal de volgende criteria aangehouden: +: Sterk beïnvloedbaar: gemeente heeft wettelijke bevoegdheden; gemeente heeft veel invloed op betrokken partners; invloed van externe factoren is matig tot klein ±: Matig beïnvloedbaar: gemeente heeft geen wettelijke bevoegdheden; invloed op partners is groot tot matig; invloed van externe factoren is matig tot klein -: Enigszins beïnvloedbaar: gemeente heeft geen wettelijke bevoegdheden; invloed op partners is beperkt; invloed van externe factoren is groot.

B4.1.1 Vergroten ontwikkelkansen jeugd figuur B4.2 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: ontwikkelkansen en vaardigheden van kinderen en jongeren

zijn vergroot

Indicator 1.1 voortijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten -leerplicht -regionale meldcode -passend onderwijs -sluitende aanpak jongeren

Mechanismen -Voortijdig schoolverlaters worden geregistreerd en gemeld. Zij worden herplaatst bij een school, die vervolgens verplicht is om deze kinderen te plaatsen. -Gemeente Almere is contactgemeente en heeft de regie over een samenwerkingsverband van scholen, gemeenten, jeugdzorg, (school)maatschappelijk werk, politie, GGD, Openbaar Ministerie en veiligheidshuizen. -Kinderen die niet meer onder de leerplicht vallen (tot 16 jaar) kunnen niet gedwongen worden; ook kunnen ze onvindbaar blijken. Kinderen zijn tot hun 18e wel kwalificatieplichtig en kunnen wel gedwongen worden. -Scholen zijn verplicht om mee te werken -kinderen kunnen vanuit de sluitende aanpak jongeren ook (terug-)geleid worden naar werk. Binnen een bedrijf kan ook een startkwalificatie behaald worden.

Beïnvloedbaarheid +

Indicator 1.2 zwakke scholen

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten - Afspraken met schoolbesturen binnen de Lokaal Educatieve Agenda.

Mechanismen Inspectie voor het Onderwijs bewaakt de kwaliteit van scholen. Zwakke scholen maken een analyse en stellen een schoolspecifiek verbeterprogramma op. De voortgang wordt gemonitord door interne of externe auditoren.

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 1.3 % jongeren dat in vrije tije creatieve activiteiten doet

foutenmarge 4%

Beleidsinstrumenten -(partner-)organisaties kunnen jongeren zowel onder schooltijd als daarbuiten laten kennismaken met een op de doelgroep toegesneden aanbod -Jeugdcultuurfonds

Page 81: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

79

-(armoede-)preventie activiteiten op scholen

Mechanismen Jongeren kunnen niet gedwongen worden tot actieve cultuurparticipatie, alleen ‘verleid’. Soms is inspiratie, kennismaking of gelegenheid bieden genoeg om jongeren kunstzinnig of cultureel te activeren. Dat kan bijvoorbeeld door hen kennis te laten maken met activiteiten en een aantrekkelijk aanbod te bieden. Jongeren kunnen ook belemmerd worden om kunstzinnig actief te zijn, bijvoorbeeld door geldgebrek, tijdgebrek door bijvoorbeeld de zorg voor een ziek familielid of omdat ze moeten helpen in het familiebedrijf, of wanneer ze het huis niet uit mogen. Professionals die met kinderen werken kunnen belemmeringen om kunstzinnig actief te zijn signaleren en pogen om deze te verminderen. Kinderen in gezinnen voor wie geldgebrek een beletsel is, kunnen beroep doen op een fonds.

Beïnvloedbaarheid —

Indicator 1.4 % kinderen en jongeren dat maandelijks sport

foutenmarge 2% (6-15jr) 10% (16-24jr)

Beleidsinstrumenten -Jeugdsportfonds -Stichting Jeugd in Beweging -aanbod in buurten en stadsdelen, bijvoorbeeld via buurtsportcoaches en combinatiefunctionarissen en vanuit Almere Kenniscentrum Talent (AKT)

Mechanismen Vergelijkbaar met actieve cultuurparticipatie, zie 1.3 (m.m.).

Beïnvloedbaarheid –

B4.1.2 Kinderen groeien gezond en veilig op figuur B4.3 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: kinderen groeien gezond en veilig op

Indicator 2.1 % jongeren dat wel eens mishandeld wordt

foutenmarge 1%

Beleidsinstrumenten - Veilig Thuis ; - Meldcode; - Zorgadviesteams; -Wijkteams; - Tijdelijk huisverbod; -Crisisopvang; -Jeugdgezondheidszorg en jeugdbescherming

Mechanismen Het percentage daalt door het snel signaleren en stoppen van gewelddadige situaties waarin kinderen opgroeien. Er wordt daarom ingezet op het herkennen en delen van vermoedens van mishandeling bij professionals. Om situaties te stoppen kan het gezin, het kind of de dader geholpen worden, of het gezin uit de onveilige situatie gehaald worden. Voor het voorkomen van ongewenste seksuele ervaringen wordt landelijk ook ingezet op het versterken van weerbaarheid van jongeren, zodat zij beter grenzen kunnen stellen.

Beïnvloedbaarheid +

Indicator 2.2 meldingen kindermishandeling per 1.000 kinderen

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten Veilig Thuis

Mechanismen Het aantal meldingen is lager dan wat men vermoedt dat het daadwerkelijke aantal kinderen is dat mishandeld wordt. Een stijging van het aantal meldingen wordt gewoonlijk als een goed teken gezien, omdat de kinderen die mogelijk slachtoffer zijn van kindermishandeling daarmee in beeld komen en beschermd kunnen worden. Het aantal meldingen kan stijgen door professionals die veel met kinderen werken te trainen in het herkennen en melden van kindermishandeling. Landelijk nam het aantal meldingen tussen 2009 en 2012 niet meer toe. Mogelijk is toen het omslagpunt bereikt waarop het dalen van het aantal meldingen als een gunstig teken beoordeeld moet gaan worden, maar nadere analyse en langere tijdreeksen zijn nodig.

Beïnvloedbaarheid +

Indicator 2.3 % kinderen op gezond gewicht

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten -Sportnota -Aanpak jongeren op gezond gewicht (JOGG) -Oké-punten stimuleren bewoners om gezond(er) te leven met project ‘Je BOFT in Almere!’ -Preventie- en handhavingsplan alcohol -Jeugdgezondeidszorg

Mechanismen -landelijk blijft het aantal kinderen met overgewicht sinds 2011 stabiel (vii) -De invloed van de Rijksoverheid en EU-maatregelen is groter dan die van de gemeente. -Jongeren kunnen niet gedwongen worden om gezond te eten of te bewegen, hooguit ‘verleid’. -Voorlichting aan de doelgroep is effectiever wanneer de ouders intensief betrokken worden en zelf het goede voorbeeld geven. Lessen op scholen en ouderbetrokkenheid zijn onderdeel van de JOGG-aanpak (viii). -Met kantines, supermarkten en (horeca-)bedrijven kunnen op vrijwillige basis afspraken worden gemaakt over hoe producten worden aangeboden en geprijsd. -Er wordt gehandhaafd op het terrein van alcoholverkoop aan minderjarigen. -aantallen tieners met eetstoornissen dalen door snelle signalering en behandeling.

Beïnvloedbaarheid ±

B4.1.3 Iedereen doet naar eigen kunnen mee figuur B4.4 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: iedereen doet naar eigen kunnen mee

Indicator 3.1 Netto arbeidsparticipatie beroepsbevolking

Page 82: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

80

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten -vestigingsklimaat bedrijven: bereikbaarheid, grondprijs, ondernemersloket -banenafspraken -(re-)integratie-trajecten -bestuursopdracht verbeteren aansluiting onderwijs en arbeidsmar

Mechanismen -de invloed van externe factoren als de arbeidsmarkt, conjunctuur, wetgeving en opleidingsniveau van de beroepsbevolking is groter dan de invloed van de gemeente. -gemeente zet in op het vergroten van het aantal arbeidsplaatsen per inwoner in Almere door bedrijven over te halen zich in Almere te vestigen -mensen met afstand tot de arbeidsmarkt kunnen geholpen worden door hun ‘employability’ te vergroten, hen te bemiddelen, en door werkgevers te ‘ontzorgen’ bij het in dienst nemen van deze doelgroepen -Gemeente zet in op verbeteren aansluiting tussen het onderwijs en de (lokale) arbeidsmarkt

Beïnvloedbaarheid —

Indicator 3.2 % vrijwilligers

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten -makelaarsfunctie, o.m. via wijkteams en VMCA -ondersteuning van organisaties die met vrijwilligers werken -(laten) ondersteunen van vrijwilligers met een kwetsbaarheid -(waar mogelijk) ombuigen van dagbesteding naar vrijwilligerswerk -verplichte tegenprestatie voor bijstandsuitkering

Mechanismen -of mensen al dan niet vrijwilligerswerk gaan doen is in belangrijke mate afhankelijk van de levensfase, opleidingsniveau, levensbeschouwing en stedelijkheid; -makelaarsfunctie kan behalve via professionals ook vervuld worden door een digitaal platform voor vraag en aanbod; -gemeente kan actieve vrijwilligers ondersteunen om het vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken, of makkelijker vol te houden te maken. Dit kan zij zelf doen of via (partner-) organisaties; -mensen met een kwetsbaarheid hebben vaak behoefte om zich als vrijwilliger in te zetten. Daar hebben zij soms ondersteuning bij nodig, net als de organisaties waar zij hun vrijwilligerswerk uitvoeren -mensen die zich melden bij de wijkteams wordt gevraagd of zij zich als vrijwilliger willen inzetten en zo nodig bemiddeld; -gemeente kan bijstandscliënten verplichten tot een tegenprestatie. Mensen krijgen de kans om eerst zelf vrijwilligerswerk te zoeken. Als dat niet lukt, wordt een tegenprestatie opgelegd. Het is de bedoeling dat mensen die zelf vrijwilligerswerk zoeken, zo gemotiveerd raken dat zij zich ook na afloop van de tegenprestatie vrijwillig blijven inzetten.

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 3.3 % met ondersteunend sociaal netwerk

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten -wijkteams -diverse eenzaamheidsbestrijdingsprojecten -activiteiten gericht op ontmoeting -taal- en inburgeringscursussen

Mechanismen -sociale eenzaamheid is –anders dan emotionele eenzaamheid– niet afhankelijk van leeftijd of geslacht; -laag opgeleiden ontberen vaker dan gemiddeld een ondersteunend sociaal netwerk; - structureel andere mensen face-to-face ontmoeten buiten de eigen gezins- of familiesituatie is een randvoorwaarde voor het opbouwen van een sociaal netwerk; -angst voor stigma en vooroordelen kan bepaalde groepen (zoals psychisch kwetsbare mensen of homo’s) weerhouden om deel te nemen aan algemeen toegankelijke activiteiten

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 3.4 meedoen-index

foutenmarge 2 indexpunten

Beleidsinstrumenten -Bijzondere bijstand -Inkomensregelingen -Preventief gezondheidsbeleid -Toegankelijkheid openbare ruimte en accommodaties voor lichamelijk beperkten -Toeleiding naar activiteiten, o.m. via wijkteams

Mechanismen -Paren met kinderen zijn het meest actief. -De laagste inkomens zijn veruit het minst actief in hun vrije tijd -Slechte gezondheid beperkt het meedoen in sterke mate.

Beïnvloedbaarheid –

B4.1.4 Betrokkenheid bij leefomgeving en verbetering leefbaarheid figuur B4.5 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: inwoners en bedrijfsleven zijn meer betrokken bij de eigen

leef- en woonomgeving , ter verbetering van de buurten, wijken en de stad en totstandkoming van sociale verbanden in de buurten.

Indicator 4.1 Schaalscore sociale cohesie buurt

foutenmarge 0,13

Beleidsinstrumenten -wijkteams, buurtopbouwwerk -buurtsportcoaches -buurtinitiatieven -aanbod ontmoetingsplekken en activiteiten in de buurt

Page 83: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

81

-zelfde instrumenten als bij 4.3

Mechanismen -Sociale cohesie ontstaat op het niveau van kleine homogene eenheden als stratenblokken; -Sociale cohesie ontstaat sneller binnen groepen bewoners die qua leefstijl (opleidingsniveau, levensfase, cultuur) niet te veel van elkaar verschillen; -Snelle grootschalige verandering van de buurt, bijvoorbeeld door renovatieprojecten of de komst van een ‘afwijkende’groep bewoners, kan sociale cohesie op buurtniveau schaden -Buurtbewoners kunnen zich verenigen rond een gezamenlijk belang dat positief (bijvoorbeeld een gezamenlijke speel- of moestuin) of negatief kan zijn (bijvoorbeeld voorkomen van bomenkap of tegengaan van overlast) -de verschillen tussen Haven en Buiten doen vermoeden dat sociale cohesie ook beïnvloed wordt door de lengte van de periode buurt (xi)

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 4.2 Rapportcijfer leefbaarheid buurt

foutenmarge 0,09

Beleidsinstrumenten -politie -wijkteams -samenstelling woningvoorraad

Mechanismen Uit een landelijk onderzoek naar verklarende factoren (VROM/RIGO 2004): -Van alle zaken die te maken hebben met de leefbaarheid wegen de sociale omgeving en vormen van sociale overlast zwaarder dan fysieke aspecten. -De samenstelling van de bevolking in een wijk en hoe men zich gedraagt - of er sociale interactie is, of men overlast ervaart, of de openbare ruimte verloedert, of mensen lastig worden gevallen op straat - bepaalt hoe leefbaareen wijk is. -De ‘sociale’ overlast is vooral groot in de wijken met een hoge dichtheid, een groot aandeel allochtonen, veel hoogbouw, veel jongeren en veel niet-actieven in de leeftijd tussen 25 en 44 jaar. -VROM/RIGO ziet kansen in het activeren en behouden van nieuwe allochtone bewoners in de gezinsfase in koopwoningen.

Beïnvloedbaarheid –

Indicator 4.3 Schaalscore inzet voor de buurt

foutenmarge 0,04

Beleidsinstrumenten -wijkteams -wijkregisseurs -buurtopbouwwerk -betrekken van bewoners bij (ruimtelijke) ingrepen in de buurt als renovaties -inzet van burgerkracht-, groenbeheer- en wijkbudgetten -projecten opvang asielzoekers en plaatsing statushouders

Mechanismen -mensen die kort in een wijk wonen zijn meer bereid zich in te zetten voor de buurt -oudere autochtone bewoners die de wijk achteruit hebben zien gaan zetten zich minder in voor de wijk (VROM/ RIGO 2004) -Almeerders zijn bereid zich incidenteel in te zetten voor hun buren als hen daarom gevraagd wordt (zie §B2)

Beïnvloedbaarheid –

B4.1.5 Meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de eigen stad figuur B4.6 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de

eigen stad.

Indicator 5.1 % in Almere door Almeerders bezochte voorstellingen/ musea t.o.v. totaal aantal bezochte voorstellingen/ musea

foutenmarge 1%

Beleidsinstrumenten -Subsidies voor culturele instellingen -Evenementenbeleid -Vergunningen -Aantrekken van culturele aanbieders

Mechanismen -het percentage is hoog dankzij het bioscoopbezoek in Almere -mensen zijn bereid om verder te reizen voor bijzondere voorstellingen, tentoonstellingen en aansprekende musea -driekwart van de bezoeken buiten Almere vindt plaats in Amsterdam, gevolgd door Utrecht -de Almeerders geven vaker dan in 2011 aan naar elders te gaan omdat bepaalde voorstellingen niet in Almere of omdat ze het aanbod elders aantrekkelijker vinden. De reden “ik vind het elders gezelliger” daalde licht (iii)

Beïnvloedbaarheid –

Indicator 5.2 % Almeerse sporters dat meestal in Almere zelf sport

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten Subsidies voor (nieuwe of opknappen van bestaande) sportfaciliteiten Vergunningen Aantrekken van sportaanbieders

Mechanismen -Van de sporters die (ook) buiten Almere sporten, doet een kwart dat omdat ze sporten met vrienden en kennissen van buiten Almere, een kwart omdat ze de faciliteiten buiten Almere beter of mooier vinden, en twee op de tien omdat er in Almere te weinig of geen faciliteiten zijn. -Het tekort aan faciliteiten in Almere wordt minder vaak dan bij eerdere metingen als reden gegeven om buiten Almere te sporten. (iv)

Beïnvloedbaarheid ±

Page 84: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

82

Indicator 5.3a aandeel Nederlanders dat Almere wel eens bezocht heeft 5.3b -om recreatiemotieven

foutenmarge 1%

Beleidsinstrumenten Citymarketing Evenementenbeleid Stadsontwikkeling Natuurontwikkeling

Mechanismen -hoe verder weg mensen wonen, hoe groter de kans dat ze nog nooit in Almere zijn geweest -mensen uit de directe regio en provincie Flevoland bezoeken Almere relatief vaak om er te winkelen -mensen zijn wel bereid verder te reizen (tot 60 km) als ze naar Almere komen om de stad te bezichtigen, er te wandelen, varen, fietsen, sporten, of sportwedstrijden of evenementen te bezoeken -Het stadscentrum is de meest bezochte plek. De Oostvaarderplassen en natuurgebieden kennen een aanzienlijk lager bezoek dan het stedelijke gebied (xii)

Beïnvloedbaarheid –

B4.1.6 Aanbod van ( vrijetijds) voorzieningen is beter afgestemd op de vraag van inwoners figuur B4.7 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: het aanbod van ( vrijetijds) voorzieningen is beter afgestemd

op de vraag van inwoners

Indicator 6.1 Tevredenheid hoeveelheid sociale voorzieningen

foutenmarge 0,06

Beleidsinstrumenten bestemmingsplannen

Mechanismen -De beschikbaarheid van fysieke ruimte en geschikte panden is een randvoorwaarde voor voorzieningen om zich in een buurt te vestigen -Gemeente kan exploitanten faciliteren of ondersteunen om zich ergens te vestigen of te blijven, maar exploitanten maken veelal eigen afwegingen op basis van argumenten die de gemeente lang niet altijd in eigen hand heeft, zoals het klantenpotentieel in de buurt. -Het duurt enige jaren voordat er voldoende voorzieningen zijn. In wijken die pas sinds kort opgeleverd en bewoond zijn, geeft men cijfers lager dan 6 . -De hoogste tevredenheidscijfers, van 8 of hoger, werden gegeven in vier wijken in Almere Haven, in de Verzets- en Waterwijk en in de Molen- en Landgoederenbuurt (xi)

Beïnvloedbaarheid –

Indicator 6.2 % Almeerders dat geen sport- recreatievoorzieningen mist in Almere

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten sportbedrijf Almere

Mechanismen Sportbedrijf realiseert en verhuurt accommodatie aan sportverenigingen

Beïnvloedbaarheid +

Indicator 6.3 % Almeerders dat geen voorzieningen mist op cultureel gebied in Almere

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten -subsidies -beschikbaar stellen van ruimten -Hectare Cultuur

Mechanismen -Almere heeft met PIT en de Paviljoens al musea in de stad; desondanks wordt een museum het meest gemist in Almere -het vraagstuk in de Kadernota focust op het gemis aan accommodaties: de cultuurnota focust op een levendig cultureel klimaat met groot publieksbereik zonder elke functie in een eigen accommodatie te willen huisvesten

Beïnvloedbaarheid ±

B4.1.7 Meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl figuur B4.8 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl

Indicator 7.1 % Almeerders dat voldoet aan Nederlandse Norm Gezond Bewegen

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten -voorlichting -sportaanbod -(financiële en sociale toegankelijkheid van ) bewegings-activiteiten voor laag opgeleiden en senioren -ontwerp buitenruimte (bv. fiets- en wandelpaden) -vergroten bekendheid aanbod -evenementen

Mechanismen -volwassenen kunnen niet gedwongen worden om meer te bewegen. Soms is verplichting wel mogelijk: sommige gemeenten laten (begeleid) sporten onderdeel uitmaken van re-integratietrajecten van bijstandscliënten. -bewegen is minder noodzakelijk geworden doordat veel arbeid zittend werk is en door de aanwezigheid van liften, roltrappen, openbaar vervoer en auto; -sommige deskundigen (bv. Dagevos en Munnichs, 2007) menen dat mensen vanzelf meer gaan bewegen als de omgeving daartoe uitnodigt; -55 plussers en lager opgeleiden sporten het minst; jongeren en hoger opgeleiden het meest; het inkomen is ook een belangrijke determinant (iv)

Beïnvloedbaarheid –

Indicator 7.2 % volwassenen met gezond gewicht

Page 85: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

83

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten Gezondheids-bevorderende projecten, zoals: Leefbaarheidsaanpak 40+wijken, 10 uurtje-gezond (fruitbeleid), BOFT-boodschap, Verankering Ketenaanpak Diabetes (VKD) en Lokale netwerken

Mechanismen -landelijk bleef het percentage volwassenen met overgewicht tussen 2011 en 2013 gelijk, maar nam in 2014 weer iets toe (vii) - gewicht wordt beïnvloed door omgevingsfactoren (goedkoop aanbod van calorierijk eten, noodzaak om te bewegen); en individuele factoren (het eet- en bewegingspatroon; stress en slaapgebrek, (verandering van) levensfase en alcoholgebruik) -Het percentage mensen met overgewicht neemt toe met de leeftijd. Overgewicht komt vaker voor bij mensen met een lager opleidingsniveau. -Volwassenen kunnen niet gedwongen worden om gezond te eten of te bewegen, hooguit ‘verleid’. -De invloed van de Rijksoverheid en EU-maatregelen is groter dan die van de gemeente. -met bedrijven kunnen op vrijwillige basis afspraken worden gemaakt over hoe producten worden aangeboden en geprijsd; -aantallen volwassenen met eetstoornissen dalen door snelle signalering en behandeling

Beïnvloedbaarheid –

Indicator 7.3 Geregistreerde verslaafden per 1.000 inwoners

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten -handhaving -voorlichting -tegengaan alcoholmisbruik onder jongeren -vroegsignalering en behandeling

Mechanismen -Het aantal softdrugsverslaafden bleef vrijwel gelijk, terwijl het aantal mensen met andere typen verslaving daalde. -Het aantal geregistreerde verslaafden neemt sinds 2011 af in Nederland, Flevoland en Almere (xiii) -het aantal verslaafde personen kan afnemen door te voorkomen dat jeugdigen structureel gaan gebruiken; -het aantal kan ook afnemen door vroege signalering en snelle behandeling van problematisch gebruik; -het Rijk heeft via wet- en regelgeving en accijnzen meer invloed op de beschikbaarheid van verslavende middelen dan de gemeente. De gemeente heeft handhavende taken door de Drank- en horecawet; politie ziet toe op drugshandel

Beïnvloedbaarheid –

B4.1.8 Meer Almeerders hebben toegang tot informatie over en bemiddeling naar zorg figuur B4.9 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders hebben toegang tot informatie en

noodzakelijk advies, bemiddeling, ondersteuning en zorg.

Indicator 8.1 % dat weet waar men moet zijn voor toegang tot info, advies

foutenmarge 3%

Beleidsinstrumenten communicatie

Mechanismen -In sterke mate afhankelijk van of men bepaalde ondersteuning nodig heeft of niet en de mate waarin men ervaring heeft met het aanvragen en regelen van ondersteuning; - Belangrijkste informatiekanalen zijn algemene media zoals kranten, televisie en internet, Almeerse kranten en huis-aan-huisbladen en het eigen netwerk; -Jongeren gebruiken eerder sociale media, ouderen worden eerder geïnformeerd door zorgverleners, Almeerse kranten of huis-aan-huisbladen, en brieven van de gemeente.

Beïnvloedbaarheid +

Indicator 8.2 afhandeling meldingen bij wijkteams

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten Wijkteams Indicaties Eigen bijdrage

Mechanismen -Wijkteams zoeken door integrale probleem- en krachtinventarisatie bij aanvragers naar de mate waarin een beroep gedaan kan worden op zelf- en samenredzaamheid en algemene voorzieningen. -Bij verhoging van de eigen bijdrage ziet een deel van de aanvragers af van maatwerkvoorzieningen -Voor bepaalde vragen en problemen blijven maatwerkvoorzieningen noodzakelijk -Doorverwijzing kan ook betekenen doorverwijzing naar specialistische zorg, bijvoorbeeld vanuit de Zvw of WLZ

Beïnvloedbaarheid +

Indicator 8.3 Aantal ondertoezichtstellingen per 1.000 jeugdigen

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten Gezinsondersteuning Veilig Thuis Wijk- en expertteams Zorgadviesteams

Mechanismen -Wijkteams zoeken door integrale probleem- en krachtinventarisatie bij aanvragers naar de mate waarin een beroep gedaan kan worden op zelf- en samenredzaamheid en algemene voorzieningen. -Voor bepaalde vragen en problemen blijven maatwerkvoorzieningen noodzakelijk -Doorverwijzing kan ook betekenen doorverwijzing naar specialistische zorg, bijvoorbeeld vanuit de Zvw of WLZ

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 8.4 Feitelijk daklozen per 1.000 inwoners

foutenmarge n.v.t.

Page 86: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

84

Beleidsinstrumenten Wijk- en expertteams Centrale Toegang; Regionaal Kompas Flevoland Vangnet en Advies Schulddienstverlening; armoedebeleid Huisvesting

Mechanismen - Bijna twee derde van de dak-en thuislozen in Almere is man en bijna de helft is allochtoon. De gemiddelde leeftijd is 38 jaar (xiii) -Voordat iemand dakloos wordt, is er heel traject voorafgegaan van schulden, al dan niet in combinatie met verslaving of psychische problematiek. Door tijdige signalering, ondersteuning, begeleiding bij het vinden en behouden van werk en interventies ter voorkoming van huisuitzetting kan dakloosheid soms voorkomen worden. -Het aantal neemt ook af door door- of uitstroom vanuit de nachtopvang naar residentiële opvang, beschermd, begeleid of zelfstandig wonen -Voor (begeleid) zelfstandig wonen zijn goedkope huurwoningen nodig. -Onder de feitelijk daklozen bevinden zich ook mensen van buiten Almere of illegaal in Nederland verblijvende mensen. Voor hulpverlening aan, of huisvesting of uitzetting van deze mensen is Almere afhankelijk van Rijk en andere gemeenten.

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 8.5 Oordeel cliënten JW en Wmo over toegankelijkheid ondersteuningd

foutenmarge Nog geen gegevens beschikbaar.

B4.1.9 Minder overlast door doelgroepen, zoals jongeren, verslaafden figuur B4.10 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: minder overlast door bepaalde doelgroepen, zoals

jongeren, verslaafden.

Indicator 9.1 ervaren overlast

foutenmarge 3%

Mechanismen -Door bewoners ervaren overlast varieert enigszins, maar niet helemaal met het vóórkomen van overlastincidenten. -Bij beleving van overlast speelt immers ook de mate mee waarin bewoners incidenten als overlastgevend of bedreigend ervaren. -Beleving van overlast in de buurt kan ook beïnvloed worden door externe factoren en berichtgeving in media, zoals incidenten in Keulen of Parijs.

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 9.2 registraties politiemeldingen overlast

foutenmarge n.v.t.

Mechanismen -Registratie-effecten tussen agenten en korpsen kunnen optreden wanneer men extra alert is op bepaalde gevallen. Zo kan hetzelfde incident bijvoorbeeld in het ene geval worden geregistreerd als ‘overlast van buren’ en in het andere als ‘overlast door verward/ overspannen persoon’.

Beïnvloedbaarheid ±

Mechanismen per groep:

Regelmatig gaat het om overlast die veroorzaakt wordt door verslaafde of verwarde personen, dus mensen die zorg nodig hebben. Er wordt in het kader van het Regionaal Kompas Flevoland veel gedaan om tijdig de juiste zorg te bieden aan kwetsbare mensen, waaronder het voorkomen dat mensen dakloos raken, en het bieden van nazorg voor ex-gedetineerden. De volgende mechanismen kunnen overlast van verschillende groepen omlaag brengen: -alcoholgerelateerde overlast: in de stadsdeelcentra tijdens uitgaansavonden is het beleid van horecazaken en samenwerking met politie en andere handhavers van belang; -in de woonwijken is het voorkomen en behandelen van alcoholmisbruik belangrijk; -groepen jongeren: het bieden van perspectief en aansprekende activiteiten aan jongeren kan hen motiveren om zich niet buiten op te houden en overlast te veroorzaken; inzet van buurtsportcoaches en opbouwwerk, straathoekwerk; voor overlastgevende groepen jongeren zijn er de groepsgerichte aanpakken en jeugdinterventieteams, waarbij de zwaarste criminele elementen binnen groepen worden geïdentificeerd en gestraft danwel begeleid; ook kan er in de openbare ruimte worden ingegrepen door het inrichten en aanwijzen van plekken waar zij zich kunnen ophouden zonder aanstoot of overlast te geven; -drugsgebruik en drugshandel: voorkomen en behandeling van verslaving; bestrijding criminaliteit en drugshandel; in hechtenis nemen van overlastgevende verslaafden en recidive voorkomen door hulpverlening, huisvesting en het bieden van perspectief; -verwarde personen: snelle en adequate ambulante begeleiding; crisisopname; beschermd wonen -zwervers: adequate en stabiele hulpverlening, zorg, een inkomen, huisvesting en begeleiding bij het vinden en behouden van werk.

B4.1.10 Meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam figuur B4.11 beïnvloedbaarheid indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam

Indicator 10.1 % dat geen moeite heeft om rond te komen van inkomen

foutenmarge 2%

Beleidsinstrumenten -informatie-voorziening en voorlichting: folder ‘rondkomen in Almere; website bereken uw recht; website startpunt geldzaken -preventieve voorlichting op basisscholen, middelbare scholen en beroepsonderwijs -budgetcoaching tijdens minnelijke of wettelijke schuldregeling; -cursus Uitkomen met je Inkomen

Page 87: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

85

-financiële spreekuren in de wijk -Sociaal Raadsliedenwerk; -Wetswinkel -‘Achter de voordeur aanpak’ in ‘hotspots’ van gebieden met huishoudens met financiële problemen

Mechanismen -Moeite hebben met rondkomen hangt af van zowel de inkomsten als het bestedingspatroon. -Vaardigheden spelen een rol, zoals budgetteren en zich kunnen informeren over de mogelijke vormen van inkomensondersteuning; -Motivatie om schuldenvrij te zijn is een belangrijke factor; mensen geven het beheersen van schulden minder prioriteit wanneer stress en multiproblematiek een rol spelen -Er zijn weinig drempels om een consumptief krediet te krijgen -Relatief meer mensen met een laag opleidingsniveau hebben moeite om rond te komen van hun inkomen. -Mensen met laag opleidingsniveau zijn vaker bijstandsafhankelijk, en hebben een lager inkomen. Zij hebben vaker betalingsachterstanden en lenen vooral bij familie en vrienden (SCP/ CBS, 2013). -De leeftijdsgroep van 25 t/m 49 jaar heeft de meeste moeite met rondkomen van het inkomen. -Deze leeftijdsgroep is in de ‘nestbouwersfase’: zij gaan hypotheekschulden aan, moeten kosten maken voor kinderen, en beginnen net met hun carrière -In de oudere leeftijdsgroepen van 65 jaar en ouder hebben juist relatief minder mensen moeite om rond te komen van hun inkomen. -Ouderen zijn meer gewend aan een lager inkomen, hebben vermogen opgebouwd en hebben veelal de hypotheek afgelost en daardoor lagere vaste lasten.

Beïnvloedbaarheid –

Indicator 10.2 Vonnissen huisuitzetting per 1.000 corporatiewoningen

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten -Bijstandsvoorzieningen en aanvullende inkomensondersteunende maatregelen -Woonkostentoeslag -Woonlastenfonds -Afspraken met woningcorporaties

Mechanismen -Vonnissen tot ontruiming worden niet alleen uitgesproken bij huurachterstanden, maar ook bij oneigenlijk gebruik van de woning of ernstige woonoverlast. Volgens Aedes gaat het in de overgrote meerderheid (85%) echter om huurachterstand. -De gemeente mag geen inkomensbeleid voeren; huurtoeslag wordt via de Belastingdienst aangevraagd; -huurachterstand hoeft niet te leiden tot huisuitzetting wanneer schuldenregelingen en het hulpverlening opgestart kunnen worden

Beïnvloedbaarheid ±

Indicator 10.3 Aantal aanmeldingen Plangroep per 1.000 huishoudens

foutenmarge n.v.t.

Beleidsinstrumenten -Reclame-campagnes (o.m. in de bus) -Wijknetwerk en partnerorganisaties -Wijkteams -PLANgroep

Mechanismen -Almeerders die ondernemer zijn komen niet in aanmerking voor schulddienstverlening van particulieren via de Plangroep. Zij kunnen terecht bij het Zelfstandigenloket Flevoland (ondernemersplein) of voor ondersteuning bij financiële problemen bij MKB-Doorstart. -Aanmeldingen stijgen door betere bekendheid Plangroep bij burgers en partnerorganisaties -Aanmeldingen stijgen ook als er meer mensen zijn met problematische schulden -Almere heeft 28% huishoudens met een negatief vermogen. Slechts in 2 (van 400) gemeenten is dat percentage hoger (Bron: CBS/ RIO). -Vergeleken met 100.000+ gemeenten heeft Almere veel koopwoningen -Almeerse huishoudens zijn daarom kwetsbaar voor waardedaling van de woning. Bij verlies van werk of bij echtscheiding zitten zij al snel met een restschuld die niet meer op te brengen is.

Beïnvloedbaarheid –

B4.2 Definities indicatoren In de box ‘definities’ wordt regelmatig gesproken van een ‘teller’ en een ‘noemer’. Bij een breuk staat de teller

‘boven de streep’, het aantal dat geteld wordt, en de noemer ‘onder de streep’, het totaal waardoor de teller

gedeeld wordt.

B4.2.1 Vergroten ontwikkelkansen jeugd tabel B4.12 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: ontwikkelkansen en vaardigheden van kinderen en jongeren zijn

vergroot

Begrip Definitie

Voortijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie:

Voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) zijn jongeren die het onderwijs verlaten zonder een diploma op tenminste het niveau van havo/vwo of mbo-2. Dit wordt een startkwalificatie genoemd. Weergegeven is het aandeel voortijdig schoolverlaters totaal (VO+MBO), berekend op de onafgeronde absolute aantallen.

teller: het aantal voortijdig schoolverlaters binnen de betreffende (sub)groep van de onderzoekspopuplatie

noemer: het totaal aantal leerlingen in de betreffende (sub)groep van de onderzoekspopuplatie

Zwakke scholen: De Onderwijsinspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Een basisschool is in de regel

Page 88: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

86

zwak wanneer uit onderzoek blijkt dat de leerprestaties van de leerlingen drie jaar achtereen onvoldoende zijn.

Teller: aantal als zwak of zeer zwak beoordeelde scholen

Noemer: aantal beoordeelde scholen

Creatieve activiteiten in vrije tijd doen:

Antwoord op de vraag: “Welke van de onderstaande activiteiten heb je in de afgelopen 12 maanden in je vrije tijd gedaan?”

Teller: Aantal respondenten dat niet aankruiste “Ik doe geen creatieve activiteiten in mijn vrije tijd”

Noemer: Totaal aantal respondenten met geldig antwoord op de vraag.

Maandelijks sporten: Antwoord op de vragen: “Heeft u in de afgelopen twaalf maanden één of meerdere sporten beoefend?” In de voorafgaande definitie van sport wordt gymles op school uitgesloten. En: “Hoeveel keer heeft u ongeveer in de afgelopen twaalf maanden (= 52 weken) in totaal gesport?”

Teller: Aantal respondenten dat “Ja” én 12 x of meer invulde.

Noemer: Totaal aantal respondenten met geldig antwoord op de vragen

B4.2.2 Kinderen groeien gezond en veilig op tabel B4.13 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: Kinderen groeien gezond en veilig op

Begrip Definitie

2.1 % jongeren dat wel eens mishandeld wordt

Flemovo is een enquête onder kinderen in klassen 2 en 4 van het voortgezet onderwijs. NB: in tabel 2.4 wordt het gemiddelde van klassen 2 en 4 getoond wanneer deze hooguit 1 procentpunt verschilden. De GGD doet dat zelf niet, omdat de response scheef verdeeld was.

geestelijke mishandeling: Antwoord op de vraag: ‘Word je wel eens geestelijk mishandeld? (Vaak getreiterd, gekleineerd of uitgescholden ).’

lichamelijke mishandeling: Antwoord op de vraag: Word je wel eens lichamelijk mishandeld? (Bijvoorbeeld geschopt, geslagen, vastgebonden).’

ongewenste seksuele ervaring: Antwoord op de vraag: Heb je wel eens zonder dat je dat wilde een seksuele ervaring met iemand gehad? (Met seksuele ervaring bedoelen we alles van zoenen, intiem betasten tot naar bed gaan toe).’

Teller: aantal ‘ja’

Noemer: alle geldige antwoorden

2.2 aantal meldingen kindermishandeling per 1.000 kinderen

Meldingen van kindermishandeling bij Advies- en meldpunten kindermishandeling via Jeugdzorg.

Teller: aantal meldingen

Noemer: alle 0- t/m 17-jarigen

2.3 % kinderen op gezond gewicht

Gewicht en lengte worden in dezelfde les als de leerlingen de vragenlijst Flemovo invullen gemeten. Het is voor de leerlingen niet verplicht om hieraan mee te doen. De verpleegkundige noteert gewicht en lengte in het digitaal dossier. Body Mass Index (BMI), een verhouding tussen lengte en gewicht. Voor elke leeftijdsgroep en geslacht zijn afkappunten voor gezond, en onder- en overgewicht vastgesteld.

teller: kinderen met BMI tussen de afkappunten voor onder- en overgewicht

noemer: alle kinderen uit doelgroep in het digitaal dossier.

B4.2.3 Iedereen doet naar eigen kunnen mee tabel B4.13 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: iedereen doet naar eigen kunnen mee

Begrip Definitie

3.1 Netto arbeidsparticipatie beroepsbevolking

Aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking van 15 tot 75 jaar (beroeps- en niet-beroepsbevolking)

3.2 % vrijwilligers Aandeel volwassenen dat de afgelopen 12 maanden werk heeft verricht dat in georganiseerd verband (bijvoorbeeld sportvereniging, kerkbestuur, school) onbetaald wordt uitgevoerd.

3.3 % met ondersteunend sociaal netwerk

Aandeel volwassenen dat niet sociaal eenzaam is. Bij mensen die sociaal eenzaam zijn ontbreekt een ondersteunend netwerk/ondersteunende contacten.

3.4 meedoen-index Samengestelde index die de mate van meedoen aan een tiental vrijetijdsactiviteiten meet, waarbij de mate van meedoen in 2008 op 100 is gesteld. Het gaat om de volgende activiteiten: -Uitstapjes doen (met gezin), die geld kosten, zoals naar speeltuin, dierentuin, pretpark, etc; -Uitstapjes doen (met gezin), die geen of weinig geld kosten, zoals bezoeken van strand, bos, plassen; -Culturele uitstapjes doen, zoals naar theater, bioscoop, museum, concert; -Sportwedstrijden bezoeken; -Vrienden of kennissen ontmoeten buitenshuis voor de gezelligheid of om leuke dingen te doen; -Actief zijn in de buurt, door bv. schoonmaakacties, buurtoverleg of buurtfeesten; -Actief zijn als vrijwilliger bij een groep of organisatie, zoals school, buurtcentrum, sport- of hobbyclub, kerk/moskee; -Sporten in een sportvereniging/ fitnessclub/ sportschool;- Buiten een club of vereniging aan sport doen; -Voor plezier of ontspanning bij een andere club of vereniging (niet sport) zitten of lessen/cursussen volgen.

Page 89: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

87

B4.2.4 Betrokkenheid bij leefomgeving en verbetering leefbaarheid tabel B4.14 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: betrokkenheid bij leefomgeving en verbetering leefbaarheid

Begrip Definitie

4.1 Schaalscore sociale cohesie buurt

Samengestelde schaalscore op basis van 4 stellingen: -De mensen in de buurt kennen elkaar nauwelijks; -De mensen in de buurt gaan op een prettige manier met elkaar om; -Ik woon in een gezellige buurt waar mensen elkaar helpen en dingen samen doen; -Ik voel me thuis bij de mensen die in de buurt wonen. De score loopt van 0 (geen sociale cohesie, spanningen in de buurt) tot 10 (prettige sociale cohesie)

4.2 Rapportcijfer leefbaarheid buurt

Gemiddeld rapportcijfer op basis van de opgegeven cijfers (van 1 t/m 10) door de respondenten. Op basis van 1 vraag: Als u door middel van een rapportcijfer van 1 tot en met 10 zou mogen aangeven hoe prettig u het vindt om in uw buurt te wonen, welk cijfer zou u dan geven?

4.3 Schaalscore inzet voor de buurt

Samengestelde schaalscore op basis van 8 vragen: -Ruimt u wel eens zwerfvuil of troep op in de buurt?; -Werkt u mee aan schoonmaakacties in uw eigen buurt?; -Beheert u samen met uw buurtbewoners een speelplaatsje of plantsoentje of iets dergelijks?; -Werkt u mee met een buurtpreventieproject om de veiligheid in uw buurt te vergroten?; -Bezoekt u buurtfeesten?; -Werkt u mee aan het organiseren van buurtfeesten?; -Bent u actief in een bewoners- of buurtoverleg?; -Komt u naar inspraak- of voorlichtingsavonden van de gemeente? De score loopt van 0 (niemand zet zich op enige manier in voor de buurt) tot 10 (iedereen zet zich op alle 8 wijzen in voor de buurt).

B4.2.5 Meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de eigen stad: tabel B4.15 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders nemen deel aan vrije tijdsactiviteiten in de eigen

stad

Begrip Definitie

5.1 % in Almere door Almeerders bezochte voorstellingen/ musea t.o.v. totaal aantal bezochte voorstellingen/ musea

Vragenlijst cultuurparticipatieonderzoek onder Almeerders 18+

Teller: totaal aantal in Almere bezochte voorstellingen en musea

Noemer: totaal aantal bezochte voorstellingen en musea

5.2 % Almeerse sporters dat meestal in Almere zelf sport

Vragenlijst onder Almeerders van 16 jaar en ouder. Antwoord op de vraag: “Beoefent u deze sport in Almere of buiten Almere?”

Teller: aantal dat antwoordde “(meestal) in Almere zelf”

Noemer: totaal aantal respondenten

5.3 aandeel Nederlanders dat Almere bezocht heeft, naar motief en afstand

Enquête imago-onderzoek Almere onder Almeerders en niet-Almeerders. Antwoorden op twee vragen: -Bent u wel eens in Almere geweest? –Om welke redenen? Onder recreatiemotieven worden verstaan: de stad bezichtigen; winkelen; sporten of wedstrijd bijwonen; wandelen, varen, fietsen ed; evenementen of festival bezoek; uitgaan, uit eten.

Teller: aantal respondenten van buiten Almere dat Almere bezocht heeft / -om tenminste één van de genoemde motieven

Noemer: aantal respondenten van buiten Almere

B4.2.6 Aanbod van ( vrijetijds) voorzieningen is beter afgestemd op de vraag van inwoners tabel B4.16 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: aanbod van ( vrijetijds) voorzieningen is beter afgestemd op de vraag

van inwoners

Begrip Definitie

6.1 Tevredenheid hoeveelheid sociale voorzieningen

Samengestelde schaalscore op basis van 8 vragen: Zijn de volgende voorzieningen voldoende aanwezig in de buurt?: -Ontmoetingsplekken; -Religieuze voorzieningen; -Kinderopvang; -Sportvoorzieningen; -Speelvoorzieningen voor kinderen (t/m 12 jaar); -Voorzieningen voor jongeren in de openbare ruimte (zoals trap- of basketbalveldje); -Winkels; -Scholen. De score loopt van 0 (alle genoemde voorzieningen onvoldoende aanwezig) tot 10 (alle voldoende aanwezig).

6.2 % Almeerders dat geen sport- recreatievoorzie-ningen mist in Almere

Antwoord op de vraag: ‘Zijn er bepaalde sport- of recreatievoorzieningen in Almere die u mist?’ 7 antwoord-categorieën: ‘ik mis geen voorzieningen’ en 6 typen voorzieningen die de respondent zou kunnen missen.

Teller: Aantal respondenten dat antwoordde ‘Ik mis geen voorzieningen’

Noemer: respondenten (16 jaar of ouder)

6.2 % Almeerders dat geen voorzieningen mist op cultureel gebied in Almere

Antwoord van volwassenen op de vraag ‘Mist u voorzieningen op cultureel gebied in Almere?’ Antwoordcategorieën: “Ja, ik mis de volgende voorzieningen:” (open vraag) en “Nee”.

Teller: Aantal respondenten dat antwoordde ‘Ja’

Noemer: Totaal aantal respondenten met geldig antwoord

B4.2.7 Meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl tabel B4.17 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl

Begrip Definitie

7.1 % Almeerders dat voldoet aan Nederlandse Norm Gezond

Vragenlijst GGD volwassenen- en seniorenenquête, volwassenen 19 jaar en ouder. Nederlandse norm gezond bewegen (NNGB) is voor volwassenen minimaal vijf dagen per week dertig

Page 90: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

88

Bewegen minuten matig intensief bewegen. Voor kinderen is dat zestig minuten.

Teller: Aantal respondenten dat aan NNGB-norm voldoet

Noemer: Totaal aantal respondenten met geldig antwoord

7.2 % volwassenen met gezond gewicht

Volwassenen van 19 jaar en ouder dat volgens zelfrapportage een gezonde verhouding tussen lengte en gewicht heeft (body mass index, geen onder- of overgewicht).

Teller: Aantal respondenten met gezond gewicht

Noemer: Totaal aantal respondenten met geldig antwoord

7.3 Geregistreerde verslaafden per 1.000 inw

Unieke personen op basis van registraties van 17 regionale instellingen op gebied van OGGz, GGz en overlast; 6 daarvan registreerden geen gegevens over verslaving.

Teller: Aantal unieke personen met verslaving

Noemer: Totaal aantal inwoners

B4.2.8 Meer Almeerders hebben toegang tot informatie over en bemiddeling naar zorg tabel B4.18 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders hebben een gezonde leefstijl

Begrip Definitie

8.1 % dat weet waar men moet zijn voor toegang tot info, advies

Gemiddeld percentage bewoners dat weet (niet 'weet niet' heeft geantwoord) waar men kan aankloppen met een tiental vragen/problemen gerelateerd aan het sociaal domein: Hulp bij het vinden van werk; Vraag over bijstandsuitkering; Medisch probleem; Hulp voor kind met psychisch probleem; Vraag over opvoeding kind(eren); Aanvraag huishoudelijke hulp; Aanvraag traplift; Activiteiten in de buurt voor ouderen; Problemen met schulden; Actief willen worden als vrijwilliger.

Teller: bij elk item 100% min %’weet niet’

Noemer: 10

8.2 % van meldingen bij wijkteams dat: - a) advies, doorverwijzing, of algemene voorz. krijgt - b) maatwerkvoorziening krijgt

Algemene voorzieningen zijn diensten of activiteiten, dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang. Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die binnen de gemeente Almere beschikbaar zijn en waarvoor een toegangsbepaling vereist is.

Teller: Aantal afgeronde meldingen waarbij het resultaat was: o a) -advies/ doorverwijzing en geen vervolg of onderzoek ; of –wel een onderzoek en

geen maatwerk-voorziening o b) maatwerkvoorziening

Noemer: aantal meldingen bij wijkteams exclusief meldingen waarbij gesprekken of onderzoeken nog liepen (deze werden als ‘missende waarden’ beschouwd).

8.3 Aantal ondertoezichtstellingen per 1.000 jeugdigen

Ondertoezichtstelling is een jeugdbeschermingsmaatregel die de rechter dwingend oplegt. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt.

Teller: Aantal lopende trajecten ondertoezichtstelling.

Noemer: kinderen 0 t/m 18 jaar

8.4 Feitelijk daklozen per 1.000 inwoners

Geregistreerde dakloze mensen, bekend bij 1 of meer van 17 organisaties op het terrein van OGGz, GGz of overlast. Feitelijk dakloze mensen zijn 23 jaar of ouder en verblijven in de nachtopvang of zijn zwervend.

Teller: Feitelijk dakloze personen

Noemer: alle inwoners

B4.2.9 Minder overlast door doelgroepen, zoals jongeren, verslaafden tabel B4.19 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: minder overlast door bepaalde doelgroepen, zoals jongeren,

verslaafden

Begrip Definitie

9.1 % dat geen overlast ervaart In de Veiligheidsmonitor wordt aan volwassen bewoners gevraagd: “ervaart u wel eens overlast in de eigen buurt van…?” (13 items).

Teller: respondenten die bij elk item niet antwoorden “komt wel eens voor”.

Noemer: Respondenten met geldig antwoord op de vraag.

9.2 overlastmeldingen per 1.000 inwoners

Meldingen betreffen overlastincidenten waarbij niet noodzakelijk sprake is van criminaliteit. Meldingen kunnen gedaan worden door burgers of door eigen opsporing. De volgende overlastmeldcodes zijn gebruikt: -E35 (jeugd); - E41 (zwervers) ; 2.1.1 totaal (totaal drugs- en drankoverlast); -E33 (verward/ overspannen persoon). De regionale politie-eenheid Midden Nederland omvat de politiedistricten Flevoland, Gooi- en Vechtstreek, Oost Utrecht, Utrecht Stad en West Utrecht

Teller: Aantal meldingen in registratiesysteem politie

Noemer: Totaal aantal inwoners op 1 januari van het jaar

Meldingen jeugdoverlast betreft meldingen van burgers die (gefilterd) via 0900-8844 bij de meldkamer binnenkomen én door de meldkamer een prio-2-status krijgen (d.w.z. dat de politie binnen een half uur ter plaatse moet zijn) met registratie in GMS.

Page 91: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

89

B4.2.10 Meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam tabel 2.28 definities indicatoren bij gewenst maatschappelijk effect: meer Almeerders zijn financieel zelfredzaam

Begrip Definitie

10.1 % dat geen moeite heeft om rond te komen van inkomen

Antwoorden op de vraag “Hoe goed kon u de afgelopen 12 maanden rondkomen van het inkomen van uw huishouden?

Teller: Aantal “geen enkele moeite” of “geen moeite, maar let wel op de uitgaven”.

Noemer: Totaal aantal geldige antwoorden.

10.2 Vonnissen huisuitzetting per 1.000 corporatiewoningen

Een verhuurder moet via de rechter een procedure aanspannen tot huisuitzetting. Hij kan dat doen bij twee of meer maanden huurachterstand, ernstige woonoverlast of oneigenlijk gebruik van de woning, zoals onderverhuur of hennepteelt.

Teller: Door de rechter uitgesproken vonnissen tot ontruiming

Noemer: Aantal corporatiewoningen (inclusief vrije sector) op 31 december

Eén van de drie corporaties leverde aantal vonnissen in 2015 in plaats van 2014.

10.3 Aantal aanmeldingen Plangroep per 1.000 huishoudens

Klanten kunnen binnenlopen op het spreekuur, zich aanmelden via het webloket, of aangemeld worden door een hulpverlener. Alle aanmeldingen worden geteld, ook van degenen die geen screeningsformulier invullen of die niet op de screeningsafspraak verschijnen.

Teller: Aantal aanmeldingen inclusief heraanmeldingen

Noemer: Aantal huishoudens op 1 januari

B4.2.11 Contextindicatoren

Begrip Definitie

c1.1 Eenpersoons-huishoudens Aantal eenpersoonshuishoudens als percentage van het totaal aantal huishoudens

c1.2 Grijze druk Grijze druk is het percentage inwoners 65 en ouder ten opzichte van het aantal inwoners 20-64 jaar oud.

c1.3 Groene druk Groene druk is het percentage inwoners dat 19 jaar of jonger is ten opzichte van het aantal inwoners 20-64 jaar oud.

c1.4 % 75-plussers Aantal inwoners van 75 jaar en ouder op het totaal aantal inwoners

c2.1 volumemutaties bbp Volumegroei van het bruto binnenlands product (bbp). Het bruto binnenlands product (bbp) is een maat voor de omvang van de economie. De verandering van het volume van het bbp in een jaar is een maat voor de groei (of krimp) van de economie. Het bruto binnenlands product tegen marktprijzen is het eindresultaat van de productieve activiteiten van ingezeten productie-eenheden.

c2.2 aantal banen per 1.000 van de beroepsbevolking

Het aantal banen per 1.000 inwoners in de leeftijd van 15-64 jaar

c3.1 mentale gezondheid Een index voor de mentale gezondheid van de bewoners van een wijk of gemeente. De score mentale gezondheid is gebaseerd op matige psychische klachten en ernstige psychische klachten. De index is ontwikkeld door GGD GHOR Nederland.

c3.2 lichamelijke gezondheid De score lichamelijke gezondheid bestaat uit drie indicatoren: 1) Twee of meer chronische aandoeningen, 2) Beperkingen gehoor/zicht en 3) Beperkingen mobiliteit. De index is ontwikkeld door GGD GHOR Nederland.

c3.3 zelfredzaamheid Een index voor de mate van zelfredzaamheid van de bewoners van een wijk of gemeente. De score zelfredzaamheid omvat de samengestelde indicatoren ZelfredzaamheidsIndex en Sociale Uitsluitingsindex. De index is door GGD GHOR Nederland ontwikkeld.

c3.4 samenredzaamheid Een index voor de samenredzaamheid van de bewoners van een wijk of gemeente. De score Samenredzaamheid is gemeten aan de hand van het percentage inwoners dat mantelzorg verleent en de belasting hiervan (wel/niet zwaar). De index is door GGD GHOR Nederland ontwikkeld.

c4.1 bruto participatiegraad Het aantal mensen tusen de 15 en 65 jaar dat ten minste 12 uur per week werkt of wil werken op het totaal aantal personen tussen de 15 en 65 jaar.

c4.2 huishoudens met lage inkomens

Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen. Alle particuliere huishoudens zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Bij de huishoudens met een laag besteedbaar inkomen worden de huishoudens met de laagste 100-procent- meegenomen. (Het inkomen waarvoor geldt dat landelijk 10% een lager of een even groot inkomen heeft.)

c4.3 kinderen met kans op armoede

Het percentage kinderen van 0 tot 18 jaar dat opgroeit in een meerpersoonshuishouden, waarbinnen de ouder(s) een inkomen hebben tot 120% van het sociaal minimum.

c4.4 langdurige minima Aantal cliënten van gemeentelijke inkomensregelingen die tenminste 3 jaar cliënt zijn en een inkomen hebben tot 105% van het sociaal minimum, als percentage van het totaal aantal huishoudens.

Page 92: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

90

B4.3 Bronnenlijst bij hoofdstuk 2 –Nulmeting maatschappelijke effecten

B4.3.1 Bronnen

i VNG/ KING in: www.waarstaatjegemeente.nl , geraadpleegd in februari 2016

ii Inspectie van het Onderwijs (via: Kets en Grimmerink, 2015)

iii Fresco (2014).

iv Grootheest en Elphick (2014).

v www.volksgezondheidenzorg.nl, geraadpleegd in februari 2016 vi Steketee, Tierolf en Mak (2014).

vii GGD Flevoland (2015)

viii CBS Statline

ix https://jongerenopgezondgewicht.nl/

x GGD (2012)

xi O&S (2015) xii Veiligheidsmonitor 2014, via: http://www.veiligheidsmonitor.databank.nl/

xiii O&S (2014)

xiv Van Asselt, Van der Geest en De Wit (2015).

xv Benschop, Korf en Teerlink (2015).

xvi Bewonersenquête bekendheid sociaal domein 2015 in: Janssen en Tuynman (2015)

xvii Janssen en Van den Berg (2015)

xviii Meldingenregistratiesysteem Politie regionale eenheid Midden Nederland.

xix Aedes (2015)

xx jaarverslagen en registraties Alliantie, Goede Stede, Ymere

xxi Bezu en Karstens (2015)

xii Grimmerink en Janssen (2015)

B4.3.2 Literatuur

Aedes (18-3-2015). Expert: Hoeveel huisuitzettingen zijn er per jaar? op www.aedes.nl, geraadpleegd op

27/1/2016. http://www.aedes.nl/content/feiten-en-cijfers/bewoners/hoeveel-huisuitzettingen-zijn-er-per-

jaar/expert-hoeveel-huisuitzettingen-zijn-er-per-jaar.xml#Vonnissen+en+huisuitzettingen+2008+-+2014

(geraadpleegd op 27/1/2016).

Asselt, A. van, L. van der Geest en K. de Wit (2015). Het IMAGO van Almere anno 2015. Gemeente Almere.

Bezu, M. van, E. Karstens (2015). Schuldenaanpak in Almere = Werken met klantprofielen. Kwalitatieve en

kwantitatieve rapportage PLANgroep, jaarverslag 2014. Almere: PLANgroep.

Dagevos, H. en G. Munnichs (red.) (2007). De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op

overgewicht. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Benschop, A., D.J. Korf en M. Teerlink (2015). Flevomonitor 2014. Verslaving, dak- en thuisloosheid en huiselijk

geweld in Flevoland. Amsterdam/ Almere: Bonger-instituut/ Gemeente Almere.

DMO afdeling Sportbedrijf (2013). Almere: sportieve stad! Sportnota Almere 2013-2016. Gemeente Almere.

Fresco, S. (2014). Vrije tijd & Cultuur in Almere 2014. De cultuurparticipatie van Almeerders. Hilversum/

Almere: Research2Evolve/ Gemeente Almere.

Gemeente Almere (2014). Doen wat nodig is. Kadernota sociaal domein.

GGD Flevoland (2012). GGD volwassenen- en seniorenenquête 2012. http://ggdflevoland-

nl.cld.bz/Tabellenboek-Gezondheidsonderzoek-2012#1

GGD Flevoland (2015). Flemovo 2014/2015. Opvallend in Almere. Inleiding + Algemene kenmerken. Lelystad:

GGD Flevoland. www.ggdtvf.nl

Page 93: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

91

GGD Flevoland (2015). Tabellenboek FLEMOVO 2014/2015. Lelystad: GGD Flevoland. www.ggdtvf.nl

Grimmerink, K., en T. Janssen (2015). Rapportage Minima in Almere 2014. Gemeente Almere.

Grootheest, A. van en E. Elphick (2014). Rapportage Sportdeelname Onderzoek 2014 Almere. Utrecht: DUO

Market Research.

Janssen, T. en K. van den Berg (2015). Monitor (transitie) sociaal domein Almere. Eerste rapportage 2015.

Gemeente Almere.

Janssen, T. en M. Tuynman (red., 2015). Monitor (transitie) sociaal domein Almere. Tweede rapportage 2015.

Gemeente Almere.

Kets, A., en K. Grimmerink (2015). Lokale Staat van het Onderwijs in Almere 2013/2014. Gemeente Almere.

Looze M. De, Van Dorsselaer A, De Roos S, Verdurmen J, Stevens G, Gommans R, Van Bon-Martens M, Ter Bogt

T, Vollebergh W. (2014). Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. HBSC 2013. Universiteit

Utrecht.

Manders, T., en C. Kool (2015). Nederland in 2030 en 2050: twee referentiescenario’s. Toekomstverkenning

Welvaart en Leefomgeving. Den Haag: CPB/ PBL.

O&S (2013). Almere in de Peiling 2012. Factsheet 11: Woon-werkverkeer en stress. Gemeente Almere.

O&S (2014). Veiligheidsmonitor - Wijkpeiling 2013. Almeerders over hun wijk. Gemeente Almere.

O&S (2015). Almere in de Peiling 2014. Gemeente Almere.

SCP/ CBS (2013). Armoedesignalement 2013. Den Haag.

Steketee, M., B. Tierolf, en J. Mak (red.) (2014). Kinderen in tel. Databoek 2014. Kinderrechten als basis voor

lokaal jeugdbeleid. Utrecht: Verwey-Jonker-instituut.

VROM/ RIGO Research (2004). Leefbaarheid van wijken. Den Haag/ Amsterdam.

Page 94: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

92

Bijlage 5. Begrippen en afkortingen

Algemene voorzieningen

Het aanbod van diensten of activiteiten, dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en

mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of

op opvang.

Beschikking

Een beschikking is een formeel besluit van het college van B&W dat een maatwerkvoorziening wordt ingezet. Het college

kan het nemen van dit besluit mandateren aan gemeentelijke ambtenaren of aan andere professionals. Tegen een

beschikking is bezwaar en beroep mogelijk.

Burgerkracht

Het vermogen van de samenleving om collectieve sociale initiatieven te ontplooien met als doel een kwalitatieve bijdrage te

leveren aan deze samenleving vanuit een gezamenlijk belang. Deze bijdrage kan voor een individu zijn, maar ook voor een

groep mensen zijn.

Beschut werk

Beschut werk betreft de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie voor mensen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen

werken en uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie

hebben. Die aangepaste omstandigheden kunnen bestaan uit aanpassingen van de werkplek (fysiek), door ondersteuning

en/of aangepaste productienormen, en/of door (structurele) inzet van loonkostensubsidie. Op de reguliere arbeidsmarkt

zijn dergelijke omstandigheden over het algemeen niet aanwezig. Er is bij beschut werk wel sprake van een arbeidscontract.

BVA’15

Vragenlijst Burgerkracht en Vrijwilligerswerk Almere 2015, uitgevoerd door O&S voor Monitor Sociaal Domein Almere.

Cliënt

Een ingezetene van de gemeente Almere die gebruikmaakt van een algemene voorziening of aan wie een

Maatwerkvoorziening of Persoonsgebonden Budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan.

Eigen kracht

Onder eigen kracht wordt enerzijds verstaan de mogelijkheid van bewoners om voor zichzelf te zorgen en zelf oplossingen

te vinden voor vragen en problemen. De gemeente helpt inwoners daarbij door goede informatie en advies te bieden.

Anderzijds wordt eronder verstaan de manier waarop een inwoner zelf regie houdt op de ondersteuning die hij/zij nodig

heeft.

Huisbezoek

Zie Keukentafelgesprek.

Indicatie

Besluit waarin staat of iemand recht heeft op zorg. Wanneer dat het geval is, staat ook vermeld hoeveel zorg deze persoon

krijgt en voor welke periode. De indicatiestelling bestaat in hoofdlijnen uit drie stappen: de aanvraag, een onderzoek en een

indicatiebesluit.

Informele netwerken

De personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de Cliënt een sociale relatie onderhoudt. Daarnaast is er

ook sprake van georganiseerde Informele netwerken (vrijwilligers, actieve bewoners). De Wijkteams werken aan de

vorming van deze Informele netwerken. De coördinator vrijwilligerswerk in het Wijkteam heeft hierin een belangrijke rol.

Jeugdwet

De Jeugdwet is van kracht per 1 januari 2015 en vervangt niet alleen de Wet op de jeugdzorg, die tot 2015 geldig was, maar

ook de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die onder de Zorgverzekeringswet (geestelijke gezondheidszorg

voor jongeren) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugd) vielen. Ook de

jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de wet. De verantwoordelijkheid van de gemeenten

bestaat onder meer uit:

Page 95: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

93

het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang;

het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp;

het adviseren over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp;

het adviseren van professionals met zorgen over een kind;

het adviseren van kinderen en jongeren met vragen en problemen;

het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming als een

kinderbeschermingsmaatregel nodig is;

het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van kinderen en

jongeren;

het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen;

het voorzien in maatregelen om kindermishandeling te voorkomen.

Kanteling

In de brede zin van het woord wordt met kanteling de transformatie van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij

bedoeld. Meer specifiek in de uitvoeringspraktijk van het sociaal domein gaat het om de omslag van claim- en

aanbodgericht naar vraag- en resultaatgericht werken, met als centrale doelstelling het stimuleren van participatie en

zelfredzaamheid van alle inwoners. Als de zelfredzaamheid ontoereikend is, wordt het gebruik van algemene voorzieningen

zoveel mogelijk gestimuleerd, om het gebruik van individuele maatwerkvoorzieningen te verminderen. In het gekanteld

werken wordt bij een ondersteuningsvraag van een bewoner gestart met een breed keukentafelgesprek.

KCC (Klantcontactcentrum)

Bewoners die het centrale telefoonnummer van de gemeente Almere (14036) bellen, worden te woord gestaan door (een

medewerker van) het Klant Contact Centrum. Bij het KCC wordt zoveel mogelijk geprobeerd de vragen van bewoners

meteen te beantwoorden. Als dit niet mogelijk is wordt de bewoner doorverbonden of wordt de vraag doorgezet naar

andere afdelingen binnen de gemeente.

Keukentafelgesprek

Een keukentafelgesprek of huisbezoek is een gesprek door wijkteamleden bij mensen thuis om samen met de bewoner te

onderzoeken wat de (achterliggende) problemen van iemand zijn op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke

participatie. Het streven is om een breed gesprek te voeren waarin alle belangrijke levensgebieden aan de orde komen, met

als doel samen tot een passende oplossing te komen.

Levensgebieden / levensdomeinen

Het geheel van gebieden waar een inwoner in het (dagelijks)leven mee te maken heeft: gezondheid, wonen, werken,

inkomen, onderwijs, vrije tijd, sociale contacten, veiligheid, mobiliteit, zingeving, relaties, opgroeien, opvoeden.

Loonkostensubsidie

Subsidie die de gemeente aan werkgevers betaalt om het verschil te compenseren tussen het prestatieniveau van een

werknemer met een beperking en het minimumloon. Op deze manier kan de werkgever de medewerker altijd het

minimumloon uitbetalen. De hoogte van de loonkostensubsidie is maximaal 70% van het minimumloon.

Maatwerkvoorziening

Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen,

woningaanpassingen en andere maatregelen die binnen de gemeente Almere beschikbaar zijn en waarvoor een

toegangsbepaling vereist is. Zie Bijlage 2 voor Lijst voorzieningengroepen WMO en Jeugdwet.

Mantelzorg

De langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door

personen uit zijn omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de Gebruikelijke hulp

overstijgt.

Melding (ook: aanmelding)

Onder een melding wordt in de nieuwe sociale infrastructuur in Almere verstaan: een (hulp- of ondersteunings)vraag van

een bewoner bij een wijkteam, een indicatie/beschikking van een bestaande cliënt (WMO/Jeugdwet) die afloopt, of een

melding van een professional bij een wijkteam die namens een bewoner een (hulp- of ondersteunings)vraag stelt.

Page 96: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

94

Sociale infrastructuur

De ordening van het werkveld van de ondersteuning aan inwoners en de processen waarlangs deze ondersteuning tot stand

komt. Ook de organisatie van inspanningen op het gebied van burgerkracht, preventie en vroegsignalering worden tot de

sociale infrastructuur gerekend.

O&S

Team Onderzoek & Statistiek van de gemeentelijke stafdienst bestuurszaken en control.

Ondersteuning

Hulp in de vorm van diensten en voorzieningen op het gehele zorg/ en welzijnsterrein.

Ondersteuningsplan

Het plan dat de gemandateerde van de gemeente Almere (sociaal wijkteam/expertteam, enzovoort) samen met de cliënt

opstelt, waarin de cliëntdoelen en de afspraken over de invulling en inzet van ondersteuning worden beschreven.

Ondersteuningsstelsel

Zie Sociale infrastructuur.

Participatiewet

Iedereen die kan werken maar daarbij ondersteuning nodig heeft, valt sinds 1 januari 2015 onder de Participatiewet. De

wet is er om zoveel mogelijk mensen met of zonder arbeidsbeperking werk te laten vinden. De Participatiewet vervangt de

Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een groot deel van de Wet werk en

arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong).

Passend onderwijs

Wet die een zorgplicht legt bij scholen. Dat betekent dat scholen per 1 augustus 2014 verantwoordelijk zijn om alle

leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een goede onderwijsplek te bieden. Daarvoor werken reguliere en

speciale scholen samen in regionale samenwerkingsverbanden. De gemeente Almere is één regio met één organisatie

Passend onderwijs

PGB (Persoonsgebonden Budget)

Een geldbedrag waaruit namens de gemeente Almere betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen,

woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft

betrokken.

Samen Veilig (SAVE)

Bureau Jeugdzorg (afdeling Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) heet per 1 januari 2015 Samen Veilig Flevoland. Naast

jeugdbescherming en jeugdreclassering biedt Samen Veilig ook 'vrijwillige jeugdbescherming' (SAVE drang) om in ernstige

en complexe gezinssituaties een gedwongen jeugdbeschermingsmaatregel waar mogelijk te voorkomen.

Sociaal Raadslieden

Medewerkers van Zorggroep Almere, waarbij inwoners van Almere gratis informatie en advies kunnen krijgen op sociaal-

juridisch gebied. Zij beschikken over een brede kennis van allerlei regelingen en voorzieningen. Voor Almeerders met de

laagste inkomens schrijven zij ook brieven en bezwaarschriften.

Sociale cohesie

Maatschappelijke samenhang: mate waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen in een bepaalde buurt, woonplaats

of land en mate waarin ze in hun gedrag uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun

persoonlijk leven en als lid van de maatschappij.

Transformatie

De transformatie betreft de omvorming van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij, wat een omslag met zich mee

brengt in het denken en doen; een verandering in werkwijzen en verantwoordelijkheden. Niet de overheid, maar de

samenleving zelf is aan zet bij de organisatie van en deelname aan publieke voorzieningen. De gemeente Almere heeft de

aanzet hiertoe ingevuld door de decentralisaties niet apart op te pakken, maar in samenhang met elkaar en met andere

aspecten van het sociaal domein. De decentralisaties worden aangegrepen om de zorg en ondersteuning anders en beter te

organiseren. Het streven is om slimmer en effectiever, betere ondersteuning te bewerkstelligen. Men wil minder

Page 97: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

95

verkokering en meer samenwerking tussen organisaties. Het uitgangspunt is: één huishouden, één plan, één aanpak, ook op

school. De mogelijkheden van mensen en hun eigen netwerk worden als startpunt genomen. Het is de bedoeling meer

gebruik te maken van de zelfredzaamheid van inwoners en de kracht van de samenleving. Wanneer er professionele

ondersteuning nodig is, moet die aansluiten op de eigen mogelijkheden en laagdrempelig, op maat en dicht bij bewoners

worden georganiseerd.

Transitie

De transitie in het sociaal domein betreft de decentralisatie van de uitvoering van drie wetten op het gebied van zorg en

ondersteuning van het Rijk naar gemeenten. Het gaat om een wijziging van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO

2015) en om de nieuwe Jeugdwet en Participatiewet.

Voorlopige voorziening

Een voorlopige voorziening is de mogelijkheid voor een persoon, organisatie of instelling om een door een bestuursorgaan

genomen besluit dat in werking treedt voorlopig ongedaan te maken door middel van een spoedprocedure bij de

voorzieningenrechter. Met zo’n voorziening worden de gevolgen van de overheidsbeslissing opgeschort. Dit oordeel blijft

van kracht totdat de rechter in een eventuele vervolgprocedure een definitief oordeel uitspreekt over de zaak

Voorzieningengroep

Cluster van gelijksoortige maatwerkvoorzieningen.

W&I

Gemeentelijke afdeling Werk en Inkomen.

Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning)

Per 1 januari 2015 is de nieuwe WMO (WMO 2015) ingevoerd, die de opvolger is van de WMO (oude WMO) uit 2007. Het

verschil met de oude WMO is dat er een aantal taken voor de gemeente zijn bijgekomen die voorheen onder de AWBZ

(Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) vielen. Volgens de nieuwe WMO zijn gemeenten verantwoordelijk voor de

ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. Gemeenten dienen er voor te zorgen dat mensen zo

lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Als iemand zich meldt bij de gemeente moet de gemeente onderzoek doen naar

de persoonlijke situatie om vast te stellen wat passende ondersteuning is. Dit kunnen algemene voorzieningen zijn, maar

ook maatwerkvoorzieningen zijn mogelijk.

Wijknetwerk

Het netwerk van professionals in de wijk waarmee het wijkteam samenwerkt. Bijvoorbeeld scholen, huisartsen,

wijkverpleegkundigen, politie, wijkregisseurs en opvoedadviseurs. Nauwe samenwerking is er ook met de zorgadviesteams

op scholen. De samenwerking tussen wijkteam en wijknetwerk is vloeiend.

Wijkteam

Het team dat erop gericht is informele oplossingen te bieden. Daarmee wordt voorkomen dat inwoners in een zodanig

kwetsbare positie raken dat ze een beroep moeten doen op gespecialiseerde ondersteuning. De wijkteams vormen een

belangrijke schakel in de nieuwe sociale infrastructuur. Kortom: wijkwerkers zijn erop gericht de kanteling te bevorderen

van formele naar informele ondersteuning. Zijn er toch maatwerkvoorzieningen nodig, dan heeft het wijkteam mandaat

hiertoe toegang te verlenen.

ZiN (Zorg in Natura)

De zorg, begeleiding, hulp of voorzieningen die een inwoner nodig heeft, wordt geleverd via een instelling of leverancier die

een contract heeft met de gemeente. Hierbij levert de zorgaanbieder de ondersteuning en regelt ook de administratie.

ZWPA’15

Vragenlijst zorg, welzijn en participatie (aanbieders) in Almere 2015, uitgevoerd door O&S voor Monitor Sociaal Domein

Almere.

Page 98: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

96

Bijlage 6. Lijst voorzieningengroepen Wmo en Jeugdwet

B3.1 Lijst voorzieningengroepen Wmo

Voorzieningengroep Toelichting / maatwerkvoorzieningen

Ondersteuning gericht op het individu of huishouden/gezin

Hulp bij het huishouden Huishoudelijke hulp

Begeleiding / Individuele

ondersteuning

Individuele Ondersteuning betreft de ondersteuning aan de cliënt bij het

zelfstandig wonen en participeren in de maatschappij. Voorbeelden van

individuele ondersteuning zijn het ondersteunen bij administratieve

handelingen (financiën en boekhouding op orde houden), bij het voorzien in

persoonlijke en leefhygiëne, bij het onderhouden van sociale contacten, bij het

bewegen in en rondom het huis, enzovoort. Vormen: Individuele ondersteuning

licht, individuele ondersteuning middel, individuele ondersteuning zwaar.

Persoonlijke verzorging Persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld hulp bij wassen en douchen) die verband

houdt met de zelfredzaamheid en in het verlengde ligt van begeleiding.

(Persoonlijke verzorging die samenhangt met geneeskundige zorg valt onder de

Zorgverzekeringswet (Zvw).)

Kortdurend verblijf Kortdurend verblijf betreft het logeren in een Instelling gedurende maximaal 3

etmalen per week. Het kortdurend verblijf is te karakteriseren als logeren ter

aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een instelling

voor het grootste deel van de week. Het kan hierbij gaan om zowel geplande

etmalen als ongepland verblijf bij het plotseling wegvallen van een

mantelzorger, waarbij er binnen het eigen netwerk van de cliënt geen oplossing

geboden kan worden of ter ondersteuning van de mantelzorger en het eigen

netwerk.

Groepsgerichte ondersteuning

Dagbesteding Vormen: Arbeidsmatige dagbesteding, Beschut werk, Niet arbeidsmatige

dagbesteding.

Arbeidsmatige dagbesteding is het leveren van een (geringe) arbeidsprestatie

onder begeleiding. Er is hierbij geen sprake van een arbeidscontract.

Beschut werk betreft de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie voor mensen die

(nog) niet in een reguliere baan kunnen werken en uitsluitend in een beschutte

omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot

arbeidsparticipatie hebben. Die aangepaste omstandigheden kunnen bestaan

uit aanpassingen van de werkplek (fysiek), door Ondersteuning en/of

aangepaste productienormen, en/of door (structurele) inzet van

loonkostensubsidie. Op de reguliere arbeidsmarkt zijn dergelijke

omstandigheden over het algemeen niet aanwezig. De maatwerkvoorziening

beschut werk wordt niet geïndiceerd door de wijkwerker, maar door de

consultent werk en inkomen (stadhuis).

Niet arbeidsmatige dagbesteding betreft activiteiten in groepsverband gericht

op het zinvol besteden van de dag, aangepast aan mogelijkheden en interesses

van de cliënt (bijvoorbeeld activiteiten met betrekking tot handvaardigheid,

expressie, beweging en beleving. Afhankelijk van de intensiteit (licht, middel,

zwaar) kan het bijvoorbeeld gaan om creatieve activiteiten zoals het samen

maken van muziek of bloemschikken, educatieve activiteiten zoals

geheugentraining, fysieke activiteiten zoals samen bewegen enzovoort.

Vervoersdiensten Vervoer met rolstoel, Vervoer zonder rolstoel

Page 99: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

97

Hulpmiddelen

Rolstoelen Accessoires rolstoel, Elektrische rolstoel, Handmatig bewogen rolstoel,

Individuele aanpassing rolstoel, Onderhoud en reparatie, Sportrolstoel,

Werkstoelen

Vervoervoorzieningen Aangepaste fietsen, Aanpassing vervoermiddel, Accessoires vervoervoorziening,

Ander verplaatsingsmiddel kinderen, Open elektrische buitenwagen

(scootmobiel), Gesloten buitenwagen, Ander verplaatsingsmiddel volwassenen,

Bruikleenauto, Collectieve vervoervoorziening, Collectieve vervoervoorziening

rolstoel, Driewielfietsen, Financiële tegemoetkoming vervoervoorziening,

Onderhoud en reparatie en Verzekeringen.

Woonvoorzieningen Financiële tegemoetkoming woningaanpassing, Onroerende woonvoorziening,

Roerende woonvoorziening, Traplift/tillift, Verwijderen woonvoorziening,

Onderhoud en reparatie

Overige hulpmiddelen Restcategorie hulpmiddelen.

Beschermd wonen en opvang

Beschermd wonen Beschermd wonen betreft wonen in een accommodatie van een instelling met

het daarbij behorende toezicht en begeleiding. Het toezicht en de begeleiding is

gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch

functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van

verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de

cliënt of anderen.

(maatschappelijke) Opvang Het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan

personen die, door een of meer problemen, al dan niet gedwongen de

thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te

handhaven in de samenleving. Vormen: Dak- en thuislozen opvang,

Vrouwenopvang.

Spoedopvang Deze vorm van opvang is gelijk aan maatschappelijke opvang, maar kent een

aanvullend spoedkenmerk. Vorm: Crisisopvang.

Page 100: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

98

B3.2 Lijst Jeugdhulpvoorzieningen

Binnen de jeugdhulp in de gemeente Almere wordt onderscheid gemaakt in preventieve jeugdhulp en

jeugdhulpvoorzieningen:

Preventieve jeugdhulp

Preventieve jeugdhulp betreft vrij toegankelijke jeugdhulp waarvoor geen verwijzing of beschikking is vereist. Het aanbod

van diensten of activiteiten, dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden

van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang.

Voorbeelden van preventieve jeugdhulp zijn de Jeugdgezondheidszorg, de Oké-punten en de inloop-GGZ.

Jeugdhulpvoorzieningen

Jeugdhulpvoorzieningen betreft jeugdhulp waarvoor een beschikking of verwijzing van een professional nodig is. De

gemandateerde professional kan een wijkwerker of expertteamlid zijn, maar het kan ook de huisarts, de jeugdarts, de

jeugdpsychiater of medisch specialist zijn of een medewerker van Samen Veilig of Veilig Thuis (AMHK). Dit verschilt per

jeugdhulpvoorziening. Hieronder worden de beschikbare jeugdhulpvoorzieningen in Almere op een rij gezet, waarbij een

onderscheid wordt gemaakt tussen voorzieningen die op lokaal, regionaal en landelijk niveau zijn ingekocht.

Voorzieningengroep Toelichting / maatwerkvoorzieningen

LOKAAL

Ambulante ondersteuning aan

jeugdige-gezin-school (begeleiding)

Ambulante ondersteuning aan jeugdige-gezin-school betreft begeleiding in

situaties waarin er sprake is van enkelvoudige opvoed- en/of opgroei

problemen en de vaardigheden van de jeugdige en/of ouder/opvoeder

ontoereikend zijn om deze (samen) op te lossen. De ondersteuning is gericht op

het oefenen en structureren van dagelijkse (opvoed)vaardigheden en

handelingen ter versterking van de opgroei- en opvoedsituatie en de

afstemming van de opvoeding op de ontwikkelingsbehoefte van de jeugdige. De

ondersteuning kan ook gericht zijn op het (tijdelijk) overnemen van zorgtaken

om daarmee jeugdige-ouders/opvoeders-school te ontlasten en zo

uithuisplaatsing te voorkomen.

Deze ondersteuning kan:

- Thuis bij de jeugdige, al dan niet als begeleid zelfstandig wonen, en/of op

school/locatie worden geboden.

- Op zowel individueel als in groepsverband worden geboden.

- Op meerdere niveaus worden aangeboden: licht, midden of zwaar.

Specialistische ambulante

ondersteuning aan jeugdige-gezin-

school (begeleiding/dagbesteding)

Specialistische ambulante ondersteuning aan jeugdige-gezin-school voor

jeugdigen met meervoudige opgroei- en opvoedproblematiek als gevolg van

psychosociale problematiek, en/of verslavingsproblematiek en/of (ernstig

vermoeden van) psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking. De

ondersteuning is voor zowel jeugdige als ouders/opvoeders en is gericht op het

oplossen, verminderen of voorkomen van verergering dan wel het omgaan met

de gevolgen van de problemen.

De ondersteuning kan thuis bij de Jeugdige, al dan niet als begeleid zelfstandig

wonen, en op school/locatie worden geboden. De ondersteuning kan zowel

individueel als in groepsverband worden geboden.

Kortdurend verblijf Kortdurend verblijf betreft het logeren in een instelling gedurende maximaal

drie etmalen per week. Het kortdurende verblijf is te karakteriseren als logeren

ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een

instelling voor het grootste deel van de week. Het gaat om jeugdigen waarbij

sprake is van meervoudige opgroei- en opvoedproblematiek als gevolg van

psychosociale problematiek, en/of verslavingsproblematiek en/of (ernstig

vermoeden van) psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking

waardoor de jeugdige bovengebruikelijke zorg nodig heeft en niet zonder

ondersteuning in de maatschappij kan functioneren. Het kan hierbij gaan om

zowel geplande etmalen als ongepland verblijf bij het plotseling wegvallen van

Page 101: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

99

een mantelzorger, waarbij er binnen het eigen netwerk van de jeugdige geen

oplossing geboden kan worden door ondersteuning van de mantelzorger en/of

het eigen netwerk of ter ontlasting van de ouders of mantelzorger.

Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging betreft de ondersteuning aan de jeugdige bij algemene

dagelijkse levensverrichtingen en zelfverzorging wanneer zij daar zelf niet of

onvoldoende toe in staat zijn.

Persoonlijke verzorging omvat:

- Reguliere activiteiten in het kader van de algemene dagelijkse

levensverrichtingen (wassen, aankleden, toiletbezoek);

- Reguliere activiteiten in het kader van zelfverzorging zoals de verzorging van

haren, mond/gebit, prothesen, het aanreiken of toedienen van medicijnen, het

inbrengen van sondes of katheters;

- Advies, instructie en voorlichting aan de Jeugdigen en diens ouders/verzorgers

over persoonlijke verzorging, waaronder hulp bij medicijngebruik en aanleren

van de jeugdige van het (deels) zelf uitvoeren van de activiteiten.

SAVE drang Begeleiding van gezinnen door medewerkers van SAVE (Samen Veilig, de

gecertificeerde instelling in Flevoland voor Jeugdbescherming en

Jeugdreclassering) zodat de gezinnen jeugdhulp aanvaarden en onderzoek door

de Raad voor de Kinderbescherming kan worden voorkomen. SAVE sluit aan bij

de al bestaande zorg en neemt niet over. Zodra de veiligheid weer in orde is,

treedt SAVE terug en kan het gezin samen met hun netwerk en eventueel lokale

hulp weer verder. Het inzetten van SAVE drang moet leiden tot een daling van

de heraanmeldingen, ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen. Daar waar

toch een uithuisplaatsing nodig is, wordt dit vaker binnen het sociale netwerk

van de gezinnen gedaan.

REGIONAAL

Residentiële jeugdhulp Residentiële jeugdhulp biedt een jeugdige verblijf met een passend

pedagogische klimaat in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

Residentiele jeugdhulp dient ter vervanging van de gezinssituatie en wordt

ingezet als de oorspronkelijke leefsituatie niet meer acceptabel is of intensieve

jeugdhulp aan de Jeugdige verblijf noodzakelijk maakt.

Residentiële jeugdhulp is bedoeld voor alle jeugdigen met meervoudige

opgroei- en opvoedproblematiek als gevolg van psychosociale problematiek,

en/of verslavingsproblematiek en/of (ernstig vermoeden van) psychische

stoornis en/of een verstandelijke beperking die (tijdelijk) niet meer thuis

kunnen wonen.

Verschillende soorten residentiële jeugdhulp zijn behandeling, specialistische

behandeling, 3-milieu’s behandeling, zelfstandigheidtraining, gezinshuizen en

moeder- en kindgroepen.

Pleegzorg Pleegzorg is een vorm van jeugdhulp voor jeugdigen die thuis niet veilig zijn

en/of waar jeugdhulp thuis niet mogelijk of onvoldoende is. De voorkeur gaat

uit naar het plaatsen van jeugdigen dichtbij huis, bij familie of bekenden van het

gezin (netwerkpleegzorg). Als dat niet mogelijk is heeft de pleegzorgaanbieder

een diversiteit aan zogeheten bestandsgezinnen. Bij noodsituaties kan direct

pleegzorg worden ingezet (crisispleegzorg).

Gesloten jeugdhulp (Jeugdzorg Plus)

(alleen via SAVE en rechterlijke

uitspraak)

Gesloten jeugdhulp kan worden ingezet wanneer jeugdhulp noodzakelijk is in

verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblematiek als gevolg van

psychosociale problematiek, en/of verslavingsproblematiek en/of (ernstig

vermoeden van) psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking. Deze

problematiek belemmert de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid.

Gesloten verblijf is noodzakelijk om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze

jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Gesloten

jeugdhulp wordt aangeboden in een gesloten instelling en is daarmee altijd

intramurale jeugdhulp. Gedurende de machtiging kan gekozen worden de

intramurale hulp af te wisselen met specialistische ambulante ondersteuning.

Page 102: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

100

Jeugd Geestelijke

Gezondheidszorg (Jeugd-GGZ)

- Generalistische Basis GGZ

Generalistische Basis GGZ betreft GGZ-hulp voor jeugdigen met een lichte tot

matige GGZ-hulpvraag waarbij er sprake is van (een ernstig vermoeden van) een

DSM51

benoemde stoornis.

- Specialistische GGZ

De Specialistische GGZ betreft GGZ-hulp voor Jeugdigen met een hoge mate van

complexiteit van behandeling en een gediagnosticeerde (of een ernstig vermoeden

van een) DSM benoemde stoornis, waarbij een zwaar beroep op specialistische

kennis vereist is (inclusief productgroep crisis).

Dyslexiezorg

(via jeugdteam onderwijs,

passend onderwijs, huisarts,

jeugdarts of medisch specialist)

Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) is een ernstig dyslectisch probleem met lezen

en spellen waarbij de jeugdige geen comorbide stoornis heeft (GGZ, beperking of

andere taal- of leesstoornis). Gemeenten kunnen hulp bij dyslexie aan jeugdigen op

twee niveaus aanbieden:

- Via de schoolbegeleidingsdiensten,

- Als er sprake is van dyslexie met een medische oorzaak (een stoornis) kan gekozen

worden voor een specialistische behandeling.

Jeugdhulp binnen het rechterlijk kader en jeugdhulp die daarmee samenhangt

De toegang tot jeugdreclassering en jeugdbescherming vindt plaats via de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad

voor de Kinderbescherming doet onderzoek om tot een goede beslissing te komen en na het onderzoek adviseert zij,

wanneer nodig, de kinderrechter om (Voorlopig) Onder Toezichtstelling ((V)OTS) toe te kennen. Onderzoek kan bij de

Raad aangevraagd worden door Veilig Thuis en door de medewerker Samen Veilig (incl. drang/vrijwillig kader).

Veilig thuis Flevoland (Advies-

en Meldpunt Huiselijk Geweld

en Kindermishandeling (AMHK))

Het AMHK is voor iedereen toegankelijk die zich zorgen maakt om een jeugdige. Er

is geen verwijzing van een gemandateerde professional nodig om toegang te krijgen

tot Veilig Thuis. Professionals staat het vrij om jeugdigen te attenderen op het Veilig

Thuis en te adviseren zich daar te melden voor verdere zorg en/of ondersteuning.

Taken Veilig Thuis:

- Het verstrekken van advies en zo nodig het bieden van ondersteuning aan degene

die een vermoeden heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling met

betrekking tot de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen;

- Het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en

kindermishandeling;

- Het naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of

een vermoeden daarvan te onderzoeken of daarvan daadwerkelijk sprake is;

- Het - indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening;

- Het zo nodig in kennis stellen van de politie of de Raad voor de

Kinderbescherming. Indien een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de

Kinderbescherming wordt ingediend, wordt het college van burgemeester en

wethouders daarvan in kennis gesteld;

- Het terug rapporteren aan de melder van datgene wat met de melding is gebeurd.

Jeugdbescherming

(alleen via rechterlijke

machtiging, uitvoering door

Samen Veilig Flevoland)

Jeugdbescherming omvat de uitvoering van een door de rechter opgelegde

kinderbeschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling (al dan niet met

uithuisplaatsing) of een voogdijmaatregel (bij beëindiging van het ouderlijk gezag).

Jeugdreclassering

(alleen via rechterlijke

machtiging, uitvoering door

Samen Veilig Flevoland)

Jeugdreclassering omvat toezicht en begeleiding, als onderdeel van de door de

rechter opgelegde voorwaarden bij schorsing van een voorlopige hechtenis (als een

jongere of jongvolwassene nog niet veroordeeld is) of bij een voorwaardelijke

veroordeling. De jeugdreclassering kan jongeren tevens vrijwillige begeleiding

bieden in opdracht van de Raad voor de Kinderbescherming.

51 DSM ( Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) is het classificatiesysteem dat door de meeste hulpverleningsinstellingen gebruikt wordt om vast te stellen of sprake is van een psychiatrische stoornis.

Page 103: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

101

LANDELIJK

De VNG heeft met aanbieders van specialistische voorzieningen voor Jeugdhulp landelijke inkoopafspraken gemaakt op

basis van de volgende criteria:

i. kleine aantallen per gemeente,

ii. landelijk werkingsgebied,

iii. specialistisch karakter.

Professionals hebben de mogelijkheid om cliënten door te verwijzen naar aanbieders die een contract

(raamovereenkomst) hebben met de VNG.

JeugdzorgPlus (gesloten

jeugdzorg) landelijk

- JeugdzorgPlus voor jongeren onder 12 jaar

- Zeer Intensieve Kortdurende Observatie en Stabilisatie

- Gesloten opname van tienermoeders tijdens zwangerschap of met pasgeboren

kind

Jeugd-GGZ landelijk

- Eetstoornissen

- Autisme

- Persoonlijkheidsstoornissen

- GGZ voor doven en slechthorenden

- Psychotrauma

Expertise en behandelcentrum

op terrein van geweld in

afhankelijkheidsrelaties onder

18 jaar, eergerelateerd

geweld/loverboys en prostitutie

Jeugd sterk gedragsgestoord

licht verstandelijk gehandicapt

(j-sglvg)

Gespecialiseerde diagnostiek,

observatie en exploratieve

behandeling aan (L)VB jeugd

GGZ met bijkomende complexe

problematiek.

Forensische jeugdzorg: inzet van

erkende gedragsinterventies

gericht op het verminderen van

de recidive bij schorsing

voorlopige hechtenis,

voorwaardelijke veroordeling of

gedragsmaatregel

- Functional Family Therapy - FFT

- Multidimensional Treatment Foster Care – MTFC

- Multidimensionele Familietherapie - MDFT

- Multi Systeem Therapie - MST

- Ouderschap met Liefde en Grenzen

Page 104: Monitor (transitie) Sociaal Domein Almere Derde …...Bron: CBS Statline, juni 2015 49 36 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Almere Nederland Lopende re-integratietrajecten, Almere, 2015 2632

Gemeente AlmereSBC, Team Onderzoek & StatistiekPostbus 25001300 AE Almere

Telefoon: 14036E-mail: [email protected]: www.almere.nlMaart 2016