MICRO-EVOLUTIE

34
MICRO-EVOLUTIE Hoe populaties evolueren En Hoe rekenen we hieraan

description

MICRO-EVOLUTIE. Hoe populaties evolueren En Hoe rekenen we hieraan. I. Populaties; de ‘boetseerklei’ voor de evolutie. A. Populatie – een groep individuen van dezelfde soort die op dezelfde tijd in hetzelfde gebied leven. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of MICRO-EVOLUTIE

Page 1: MICRO-EVOLUTIE

MICRO-EVOLUTIE

Hoe populaties evolueren

En

Hoe rekenen we hieraan

Page 2: MICRO-EVOLUTIE

I. Populaties; de ‘boetseerklei’ voor de evolutie

A. Populatie – een groep individuen van dezelfde soort die op dezelfde tijd in hetzelfde gebied leven

B. Populatie genetica – het toepassen van genetische principes op groepen van organismen

Page 3: MICRO-EVOLUTIE

II. Microevolutie – Veranderingen in de genen poule van een populatie A. Genen poule – alle genen voor een eigenschap in een populatie

B. De genen poule van een geïdealiseerde, niet evoluerende populatie blijft constant

1. Allel frequentie – de verhouding van elke allel in een genen poule

2. Micro-evolutie – kleine verandering in de allel frequentie ( of genotypefrequentie) van een populatie

Page 4: MICRO-EVOLUTIE

III. Hardy-Weinberg – beschrijft de verhoudingen in een niet evoluerende populatie

B. Mathematical application of the Hardy-Weinberg theorem (Figure 23.3)

A. Hardy-Weinberg evenwicht - allel frequenties en de genotype frequenties blijven

constant tenzij er ‘andere factoren’in het spel zijn

Page 5: MICRO-EVOLUTIE

1. Allel frequenties

p + q = 1

p = frequentie van dominant allelq = frequentie van recessief allel

Page 6: MICRO-EVOLUTIE

2. Genotype frequenties

p2 = frequentie van het dominant homozygoot genotype

2pq = frequentie van heterozygote genotype

q2 = frequentie vanhet recessieve

genotype

p2 + 2pq + q2 = 1

Page 7: MICRO-EVOLUTIE

p + q = 1

p = frequentie van dominant allelq = frequentie van recessieve allel

p2 + 2pq + q2 = 1

P2 = frequentie van dominant genotype2pq = frequentie van heterozygote genotype q2 = frequentie van recessieve genotype

Page 8: MICRO-EVOLUTIE

C. Vijf condities zijn nodig om Hardy-Weinberg evenwicht in stand te houden

1. Grote populatie

2. Populatie is geisoleerd (geen migratie van individuen, van allelen, in of uit de populatie)

3. Geen mutaties die de genen poule veranderen

4. Willekeurige paring

5. Geen natuurlijke selectie (Alle leden van de populatie overleven en reproduceren)

Page 9: MICRO-EVOLUTIE

Oefenen met Hardy en WeinbergAlbinismeEen bepaalde vorm van albinisme berust op een afwijking van één enkel gen. Het allel voor deze vorm van albinisme is recessief ten opzicht van dat voor normale pigmentatie.De frequentie van dit allel voor deze vorm van albinisme is in een populatie 0,01.Twee ouders met normale pigmentatie uit de desbetreffende populatie krijgen een kind. Er wordt vanuit gegaan dat geen mutaties optreden.

1. Bereken nauwkeurig (zonder afrondingen) hoe groot de kans is dat dit kind deze vorm van albinisme heeft.

p + q = 1 en p2 + 2pq + q2 = 1

Page 10: MICRO-EVOLUTIE

IV. Potentiele oorzaken voor Micro-evolution

A. Genetische drift – veranderingen in de genen poule van kleine populaties

Page 11: MICRO-EVOLUTIE

1. Bottleneck effect - resultaten van catastrofische rampen op de populatie omvang (opeens van groot naar klein)

Page 12: MICRO-EVOLUTIE

2. Founder effect – resultaat van de kolonisatie van een nieuw gebied door een klein aantal individuen =inteelt

a. Ellis van Crevald syndroom bij Amish

Page 13: MICRO-EVOLUTIE

B. Gene flow – toename of verlies van allelen door

migratie van individuen in en uit de populatie

1. Vergroot de variatie in een lokale populatie

2. Maakt ‘buur’ populaties ‘gelijker’

Page 14: MICRO-EVOLUTIE

Hoe beïnvloedt de gene flow de menselijke populatie?

Page 15: MICRO-EVOLUTIE

C. Mutaties

1. Invloed op allelfrequentie is minimaal

2. levert het ruwe materiaal voor natuurlijke selectie

D. Non-random paringen

1. Individuen neigen tot paren met fenotypisch ‘gelijken’

2. Leidt tot vermeerdering van homozygote genotypes

Page 16: MICRO-EVOLUTIE

E. Natuurlijke selectie - sommige varianten in een populatie hebben meer nakomelingen 1. Veroorzaakt de meeste verandering in allel frequenties

2. Resulteert in adaptieve veranderingen in de genen poule

3. Darwiniaanse fitness – de bijdrage die een individu levert aan de genen poule van de volgende generatie in relatie tot de bijdrage van een ander individu

Page 17: MICRO-EVOLUTIE

VARIATIE EN ADAPTATIE

Page 18: MICRO-EVOLUTIE

I. Variatie - Ruw materiaal voor naturlijke selectie

A. Variatie binnen populaties 1. Morfisme – verschillende fenotypische

vormen komen voor 2. Polymorfisme – verschillende fenotypische vormen komen in frequentie zo vaak voor dat ze herkenbaar zijn

Zee slakken Liguus fascitus

Page 19: MICRO-EVOLUTIE

Californische koningsslangen

Page 20: MICRO-EVOLUTIE

3. Bronnen voor variatie binnen populaties

a. Genen diversiteit b. Nucleotiden diversiteit

B. Geografische variatie - verschillen in genen poules van populaties of subgroepen binnen populaties

Page 21: MICRO-EVOLUTIE

1. Klimaat - graduele verandering bij een gradiënt

Page 22: MICRO-EVOLUTIE

2. Duidelijke verschillen tussen geïsoleerde populaties

Huismuis op Madeira

Page 23: MICRO-EVOLUTIE

C. Bronnen voor genetische variatie

1. Mutatie – spontaan en willekeurig

2. Sexuele recombinatie

Page 24: MICRO-EVOLUTIE

II. Drie hoofdtypen van natuurlijke selectie A. Gerichte selectie – een van de twee ‘extremen’ heeft voordeel (3 voorbeelden)

Page 25: MICRO-EVOLUTIE

1. Berkenspanner in Engeland

Page 26: MICRO-EVOLUTIE

2. Pesticide resisentie

3. antibiotica resistentie

Page 27: MICRO-EVOLUTIE

B. Uiteeendrijvende selectie – middengroep heeft geen voordeel, beide uiteinden hebben voordeel

Page 28: MICRO-EVOLUTIE

1. Snavel grootte van Afrikaanse vinken, middengroep verdween.

Page 29: MICRO-EVOLUTIE

C. Stabiliserende selectie- midden groep heeft voordeel, de uitersten niet

1. Voorbeeld – Menselijke baby’s met een gemiddeld geboortegewicht

Page 30: MICRO-EVOLUTIE

III. Speciale selectie methoden

A. Gebalanceerd polymorfisme - selectie die ingrijpt om twee of meer niet-identieke allelen in de populatie te houden

1. Heterozygote voordeel - heterozygote heeft een grotere fitnes dan de beide homozygoten

a. Heterozygoten voor sikkelcel anemie in Africa zijn resistent voor malaria

Page 31: MICRO-EVOLUTIE
Page 32: MICRO-EVOLUTIE

2. Frequentie-afhankelijke selectie – overleving van een van de morfen neemt af als dat fenotype te algemeen wordt

a. Voorbeeld - fluctuaties in gast-parasiet populaties

B. Sexuele selectie - selectie gebaseert op secondaire sexuele kenmerken

Page 33: MICRO-EVOLUTIE

1. Resultaten van sexuele dimorphismen

Page 34: MICRO-EVOLUTIE

2. Heeft geen voordeel voor overleving, behalve het feit dat mannetjes of vrouwtje bepaalde kenmerken prefereren.