meekijken over de schouder van.. Robert Knoth (deel 4)
description
Transcript of meekijken over de schouder van.. Robert Knoth (deel 4)
Robert, in een interview bij Pauw en Witteman
zei je dat Rotterdam een van de lastigste plek-
ken vond om te werken.
R: ‘Omdat we ons hier in Nederland veel be-
wuster zijn van media en hoe dat werkt. Maar
ook omdat het gevaar anders is. Je hebt het
idee dat wij een geciviliseerde samenleving
zijn, in tegenstelling tot de barbaren daar in
Afghanistan, om het maar even zwart-wit te
zeggen. Daardoor ben je er veel minder op
voorbereid, maar het gevaar is soms net zo
groot. Oost-Londen vond ik ook bloedlink:
knulletjes van 17 met wapens die heer en
meester zijn van de straat. Dat is levensge-
vaarlijk. Die jongetjes daar gedragen zich net
zo als hun leeftijdgenoten in Somalië, doen
Deel 4
Circusacts en showbizz
Door de toenemende subjectiviteit van media
wordt het werken in conflictgebieden gevaar-
lijker. Met de teruglopende budgetten wordt
het steeds lastiger om tegen de mainstream
nieuwsstroom in te roeien. Zijn er in de toe-
komst nog mogelijkheden om diepgravende
achtergrondverhalen te maken? ‘Poppy is ook
het einde van een tijdperk.’
MEEKIJKEN OVER DE SCHOUDER VAN..
Antoinette de Jong en Robert Knoth
In Certificaat nr. 000358 legden zij de
gevolgen van nucleaire experimenten
in de voormalige Sovjet-Unie vast, met
Poppy, trails of Afghan heroïn, tonen zij
de schaduwzijden van de globalisering.
‘Iedereen wil de overheid, instaties en
mensen om zich heen kunnen ver-
trouwen. Wij zeggen: ik zou nog maar
eens kijken.’ Antoinette de Jong en
Robert Knoth werken al decennialang
in conflictgebieden, als journalist,
radiomaker en fotograaf, alleen en
samen. Ze zijn perfect op elkaar inge-
speeld, maar dat betekent niet dat ze
het altijd met elkaar eens zijn.
Hun meest recente project, Poppy, is
af, de discussie gaat door: over vorm,
het veranderende medialandschap en
de rol van de journalist. Een gesprek in
vier delen met een duo dat de waarheid
zo dicht mogelijk probeert te benaderen
én bloot te leggen. Hun boek Poppy
verscheen dit voorjaar, de installatie
was te zien in het Nederlands Foto-
museum in Rotterdam.
.
After 14 hours, two suspects vehicles are seized and taken to a warehouse for further inspection. The next day the entire warehouse, including cars is burned to the ground in a mysterious fire. Tirana, 2008, Albania.
MEEKIJKEN OVER DE SCHOUDER VAN.. ANTOINETTE DE JONG EN ROBERT KNOTH
A blizzard of banknotes is flying out of Afghanistan-often in full view of custom officers at the Kabul airport. The cash, estimated to a total of well over 1 billion a year, flows mostly to the Persian Gulf emirate of Dubai, where many wealthy Afghan now park their families and funds, according to US and Afghan officials. SOURCE: Washington Post, February 25, 2010
MEEKIJKEN OVER DE SCHOUDER VAN.. ANTOINETTE DE JONG EN ROBERT KNOTH
Afghanistan. Als je ziet hoe zonder een spat
bewijs zo’n beetje alle media overtuigd waren
dat Saddam Hussein massavernietigingswa-
pens had. De persvoorlichter van George Bush
heeft zelf gezegd dat de Amerikaanse media
instrumenteel zijn geweest in het creëren van
draagvlak voor die oorlog. De mensen die dat
zelf hebben bekokstoofd zeggen dat ook ge-
woon! Dat neutrale of semi-neutrale podium
ben je gewoon kwijt. The Daily Show liet een
fragment zien waarin Geraldo, presentator
voor Fox nieuws, de Taliban belt. Hij scheldt ze
alleen maar uit en stelt rare vragen. Als dat de
manier van werken is, dan is het logisch dat
de Taliban denken dat ze er geen voordeel bij
hebben om met de media te praten.
A: ‘Dat is toch geen journalistiek? Dat is een
circusact.’
Dat soort circusacts maakt het veel gevaarlijker
voor jullie.
R: ‘Dat maakt het zeker heel gevaarlijk. Daar-
door is ons werk ook heel veel moeilijker
geworden.’
A: ‘Want dat wordt als journalistiek verkocht,
terwijl het geen journalistiek is. En daar
hebben we allemaal aan meegewerkt. Ook
in de Nederlandse media worden berichten
dat om dezelfde redenen, alleen verwacht je
hier dat het binnen de perken blijft. Maar als
je een camera tevoorschijn haalt werkt het
exact hetzelfde in Rotterdam, Oost-Londen of
in Somalië.’
Het is een schijnveiligheid omdat dit het veilige
westen is?
A: ‘Ja, dat maak je jezelf wijs. Maar andersom
werkt het zo ook; vaak is het daar veel minder
onveilig dan wij denken.’
R: ‘Ik denk nu ook als iemand naar Mexico
gaat om die drugsoorlog te verslaan; die is
gek. Maar als je er bent is het toch een ander
verhaal.’
Vreemd hoe dat werkt, zelfs bij zeer ervaren
reizigers.
A: ‘Ja, bij mij viel het kwartje toen ik in 1992
voor het eerst naar Indonesië ging. Het was de
eerste keer dat ik buiten een westers, geci-
viliseerd land kwam. Toen ik de vliegtuigtrap
afkwam bij Soekarno Hatta airport in Jakarta
dacht ik; verdomd er wonen hier gewoon
mensen, dus zo erg kan het niet zijn. Dat geldt
voor iedere plek: zo erg kan het gewoon niet
zijn. En in de meeste landen waar ik kom heb
ik ook heel veel lol. Maar dat is geen verhaal.’
R: ‘En het het is ook een soort basisangst die
ieder mens heeft; de angst voor het onbe-
kende. Er zijn maar weinig mensen die dat
niet hebben, en die sporen niet helemaal. Als
je die angst niet hebt ga je heel veel risico’s
nemen.’
A: ‘Er zijn natuurlijk zeker hele gevaarlijke
situaties bij, maar dat zijn de gebeurtenissen
dat het uit de hand loopt.’
R: ‘En als het uit de hand loopt, loopt het ook
spectaculair uit de hand. Als het in Somalië
mis gaat, is er niet binnen een paar minuten
een politie auto in de buurt. Je bent daar heel
erg op jezelf aangewezen. Dat is het echte
risico: op het moment dat het echt fout gaat,
zijn de consequenties groter.
De laatste jaren is de houding ten op zich-
ten van journalisten in veel oorlogsgebieden
overigens wel veranderd. De Taliban zien
je bijvoorbeeld vaak als handlanger van de
vijand, de media als een instrument van de
NATO. Waarom zouden de Taliban nog met jou
praten als jij als journalist volop ingezet wordt
voor hun doeleinden? Dan ben je niet neutraal
meer, dan ben je alleen nog handelswaar.’
Is die neutraliteit minder geworden of is dat
besef veranderd?
A: ‘Die neutraliteit is ook echt minder gewor-
den.’
R: ‘De laatste jaren hebben de media zulke
grove fouten gemaakt in de Irak oorlog, in
MEEKIJKEN OVER DE SCHOUDER VAN.. ANTOINETTE DE JONG EN ROBERT KNOTH
project hebt gemaakt: een tentoonstelling of een
boek. Dan is er een momentum voor aandacht.
R: ‘Dirk-Jan heeft wel gelijk, jij wordt het
nieuws. Dat merkten we bij Certificaat al. We
hebben meer dan 100 interviews gedaan op
tv, radio en in printmedia, terwijl het verhaal
nog geen vijf keer daadwerkelijk als serie is
geplaatst. Dat is toch raar? Blijkbaar hebben
redacties zich wijs gemaakt dat ze dat verhaal
an sich niet meer kunnen brengen omdat nie-
mand dat wil lezen. Misschien is dat ook zo. ‘
overgenomen als: NAVO heeft 20 terroristen
onschadelijk gemaakt’, zonder dat er bron-
nen van buiten de NAVO worden gebruikt. Dat
is absurd. Incidenteel kun je nog wel andere
verhalen maken, zoals een achtergrondstuk
over de Taliban, maar de mainstream media
blijft hetzelfde herhalen.’
Die achtergrondverhalen worden dus wel ge-
maakt, maar het is heel moeilijk om tegen dat
soort ANP berichten of tv berichten op te bok-
sen?
R: ‘De grote nieuwstroom heeft een heel an-
der narratief. Dat merken we ook met Poppy.
Het is heel lastig om een ander verhaal over
Afghanistan te brengen, omdat mensen ge-
wend zijn aan hoe een conflict is geframed.’
A: ‘Als jij iets opschrijft dat niemand anders
doet, dan durft de mainstream dat niet snel
te publiceren. Het is heel moeilijk om ver-
halen te brengen die heel anders tegen een
situatie aan kijken. Het is per definitie zo dat
Afghanen, Pakistanen of Iraniërs eerst wor-
den neergezet als waanzinnigen, dus je moet
dat beeld eerst afbreken en dan pas kan je je
eigen verhaal vertellen.’
Dirk-Jan Visser wees erop dat dit soort verhalen
niet meer in de traditionele media passen, maar
dat er alleen aandacht voor is als je een groot
nen maken, het is alleen dat je het doet en
de manier waarop wat je onderscheid van de
rest. Daarom krijg je aandacht.’
Is het gevaar dan niet dat de inhoud van het ver-
haal aan kracht inboet?
R: ‘Dat zie ik ook gebeuren. Heel veel werk dat
ik zie is flinterdun geworden. Wat dat betreft
gaat Poppy ook wel tegen de tijdsgeest in. Het
eerste dat je hoort van recensenten is “poe
wat een dik boek, moet ik dat allemaal le-
zen?”’
Kun je dat soort achtergrondverhalen nog ma-
ken? Media betalen niet meer voor de reizen en
nauwelijks honorarium.
R: ‘Nee, de krant is sowieso afgelopen. Wij
zijn bij het NRC gekelderd van 10.000 euro
voor een heel groot verhaal in de tijd van M
naar 300 euro voor hetzelfde verhaal. Wat
dat betreft is het boek wel een einde van een
tijdperk.’
Ja?
A: ‘Ja natuurlijk. Het is uitgesloten dat je dat
ooit nog gefinancierd krijgt.’
R: ‘Die enorme hoeveelheid aan verhalen kun
je niet meer bij elkaar halen. Halverwege de
jaren negentig had je een plan, belde je met
wat kranten en tijdschriften en was je weg. En
daar kon je goed van leven.’
A: ‘Er is natuurlijk ook wel wat voor in de
plaats gekomen, zoals fondsen voor Poppy.’
R: ‘Maar de snelheid waarmee je verhalen kon
maken is gewoon voorbij.’
Hoe gaan jullie dan voortaan werken?
R: ‘We gaan alleen nog maar hele grote pro-
jecten maken. Die moet je van tevoren verzin-
nen, daar vraag je fondsen voor aan, etc.’
A: ‘Je had vroeger minder productietijd voor
een project, je was meer gewoon werken. Nu
ben je veel meer tijd kwijt aan te zorgen dat je
MEEKIJKEN OVER DE SCHOUDER VAN.. ANTOINETTE DE JONG EN ROBERT KNOTH
het kunt doen. Dat is het verschil. Maar ik heb
er geen zin meer in om allemaal kleine flut-
verhaaltjes te maken.’
R: ‘Voor die stukken krijg je ook nauwelijks
geld meer, dat loont niet. Dus moet je ergens
anders je geld vandaan halen. Dat kan al-
leen maar op een soort projectbasis, vaak in
samenwerking met derden. Je maakt minder
verhalen, maar die veel groter zijn in aanpak.
Dus pas je je verhalen en ideeën uiteindelijk
aan op fondsen.’
A: ‘Hoe bedoel je dat, dat hebben we nog nooit
gedaan?’
R: ‘Zoals we vroeger weg gingen met het idee
dat we zes pagina’s voor de Nieuwe Revu
gingen maken, stel je nu je verhaal op in het
kader van bepaalde fondsen die je wilt aan-
spreken. En daardoor giet je het ook automa-
tisch in een bepaalde vorm.’
Maar de kunstfondsen staan ook onder druk?
A: ‘We zijn ook een uitstervende diersoort.’
R: ‘Aan de andere kant, toen ik aan mijn car-
rière begon en ik met mijn map bij redacties
langs ging was het ook lastig om er tussen te
komen. Voordat je je werk kwijt kon bij zo’n
krant dan moest je wel over heel veel schijven.
Dat werd heel erg afgeschermd, ook omdat
fotografen in vaste dienst zaten. Dat is nu
makkelijker geworden.’
Jullie hebben nog geen groot volgende project
op stapel staan?
A: ‘Nee, we moeten eerst opladen. En Poppy
verder de wereld in brengen. Bovendien, we
moeten eerst weer een heel goed idee heb-
ben. We kunnen wel wat kleine verhaaltjes
verzinnen, maar dat heeft geen zin. Als je
staande wil blijven in deze markt moet je met
iets bijzonders komen. Anders levert het niets
op.’
R: ‘Het hele idee van als je maar publiceert
dan komt het wel goed, werkt niet meer. Je
moet je ongelofelijk onderscheiden van de
rest. Dat is heel anders geworden.’
Door de markt word je dus ook steeds meer in
de rol van kunstenaar geduwd?
R: ‘Ja, voor een deel wel. Dat is ook heel leuk,
want het is iets nieuws. Ik ben ook wel toe aan
iets anders.’
A: ‘Ik denk dat het andersom is. Omdat we
toch al werk maken dat niet tot de bulk be-
hoort kunnen we onderscheidend blijven wer-
ken, overleven wij in die veranderende markt.’
R: ‘Wij zijn gewend om zelf verhalen te ver-
zinnen in plaats van om vanuit een opdracht-
situatie te werken. Juist de mensen die altijd
vanuit opdracht werkten, weten nu niet meer
wat ze moeten doen. Onze werkwijze blijkt, nu
de markt de afgelopen tien jaar dramatisch is
veranderd, een voordeel te zijn.’
Jullie zijn niet alleen een professioneel duo,
maar ook getrouwd. Het lijkt me heel mooi,
maar soms ook lastig om heel vaak samen te
werken.
A: ‘We doen het ook niet altijd. Maar we zijn
wel heel goed op elkaar ingespeeld, zeker
bij dit soort projecten. Je kunt zo blindelings
elkaar volgen en je weet zo goed wat je alle
twee nodig hebt. Dat is het grote voordeel.
Maar ik vind het ook heel leuk om alleen op
reis te gaan en dat heeft ook voordelen. Als
je alleen reist krijg je vaak eerder toegang tot
dingen omdat mensen eerder geneigd zijn je
te entertainen, je toe te laten. Als je als kop-
pel reist, of met zijn tweeën in het algemeen,
denken mensen al snel dat je toch al gezel-
MEEKIJKEN OVER DE SCHOUDER VAN.. ANTOINETTE DE JONG EN ROBERT KNOTH
schap hebt. Dan zien ze jou ook veel meer als
een gesloten eenheid met wie ze geen contact
hoeven te maken. Alleen sta je nog meer open
voor dingen, anders denk je toch altijd aan wat
die ander wil.’
In Poppy doet het er niet meer toe wie wat
maakt vertelt, denken jullie dat die rolverdeling
nog meer zal vervagen?
R: ‘Ik ga mij niet helemaal terugtrekken
(lacht). Maar dat zal per project verschillen.’
A: ‘Vaak pitchen we samen voor projecten. Dat
is ook handiger voor de financiering, omdat je
meerdere afnemers hebt. Vroeger deed ik het
allemaal zelf, dan was ik ook navenant langer
onderweg. Als je nu een reis van zes weken
gefinancierd wil krijgen, wat je minimaal
nodig hebt om ergens te kunnen werken, dan
heb je wel een flink aantal klussen nodig. Dan
is samenwerken wel een uitkomst.’
R: ‘We zullen ook wel projecten apart blijven
doen. Soms zijn er alleen foto’s nodig, of al-
leen radio.’
In die zin zijn jullie wel een duo, maar...
A: ‘We zijn niet versmolten.’
Jullie hebben bijvoorbeeld geen gezamenlijke
website?
A: ‘Nee, ik helemaal niet. En Rob heeft een
een krakkemikkige, die heeft hoognodig on-
derhoud nodig.’
Wordt het dan een individuele of gezamenlijke
website?
A: ‘Ik denk dat het twee aparte websites wor-
den, misschien wel aan elkaar gelinkt. We zijn
natuurlijk allebei al heel lang bezig. Je be-
staat al zo nadrukkelijk apart in het werk. Dan
zou je ineens moeten zeggen dat je niet meer
als individu bestaat maar alleen als koppel.
Dat zou ik wel heel raar vinden.’ ‘
R: ‘Goeie vraag. (lacht) Wij wilden graag in
vrede op vakantie.’
Beeld © Robert Knoth /
Antoinette de Jong
Tekst © Eefje Blankevoort