MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om...

71
MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT Drs. Flóra Felsö Drs. Marie-Louise Kok Prof. dr. Jules Theeuwes Met advies van dr. Jeroen Hinloopen Onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken Amsterdam, oktober 2001

Transcript of MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om...

Page 1: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

MARKTWERKING ENPRODUCTIVITEIT

Drs. Flóra Felsö

Drs. Marie-Louise Kok

Prof. dr. Jules Theeuwes

Met advies van dr. Jeroen Hinloopen

Onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken

Amsterdam, oktober 2001

Page 2: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

"Het doel der Stichting is het verrichten van economische onderzoekingen, zowel op hetterrein der sociale economie als op dat der bedrijfseconomie, ten dienste van wetenschap enonderwijs, mede ten nutte van overheid en bedrijfsleven"(art. 2 der stichtingsakte)

SEO-rapport nr. 598

ISBN 90-6733-199-6

Copyright © 2001 SEO Amsterdam. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet 1912gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaargemaakt op welke wijze dan ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van deStichting voor Economisch Onderzoek te Amsterdam.

Page 3: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Inhoud

Executive Summary..................................................................................................................................................i

1 Inleiding...........................................................................................................................................................1

2 Theorie en empirie van marktwerking en productiviteit..................................................................32.1 Inleiding...............................................................................................................................................32.2 Relevante theoretische literatuur .................................................................................................32.3 Relevante empirische literatuur..................................................................................................102.4 Conclusie...........................................................................................................................................15

3 Beschrijving van de data ...........................................................................................................................173.1 De PS bestanden.............................................................................................................................173.2 Productiviteit en concurrentie ....................................................................................................203.3 Productiviteit en concurrentie - samenvatting.......................................................................30

4 Model van Nickell en varianten .............................................................................................................334.1 Het model van Nickell ..................................................................................................................334.2 Toetsing van het model van Nickell door Lever en Nieuwenhuijsen............................364.3 Update en uitbreiding van het model van Nickell/Lever en Nieuwenhuijsen............394.4 Een variant op het model van Nickell .....................................................................................424.5 Conclusie...........................................................................................................................................43

5 Samenvatting en conclusies .....................................................................................................................45

Literatuurlijst ...........................................................................................................................................................51

Bijlage 1 Spreidingsmaten voor onderzochte bedrijfstakken..............................................................53

Bijlage 2 Model van Nickell...........................................................................................................................57

Bijlage 3 Model van Lever en Nieuwenhuijsen.......................................................................................59

Bijlage 4 Boone en Weigand .........................................................................................................................61

Bijlage 5 SEO variant......................................................................................................................................63

Page 4: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Het (empirische deel van) het onderzoek is verricht bij het Centrum voor Research van Economische Micro-data (CeReM) van het CBS. De meningen in dit rapport zijn die van de auteurs en hoeven niet overeen te ko-men met die van het CBS.

Page 5: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

i

Executive Summary

In dit onderzoek brengen wij de relatie tussen marktwerking en productiviteitsverbeteringen

zowel theoretisch als empirisch in kaart. Marktwerking in de zin van effectieve concurrentie

prikkelt producenten tot productiviteitsverbetering. Productiviteitsverbetering is een speer-

punt in het economisch beleid en marktwerking kan daaraan een positieve bijdrage leveren.

Onze conclusie is dat op basis van de theoretische analyses en van onze empirische resulta-

ten (en die van anderen) mag worden geconcludeerd dat er een positieve prikkel uitgaat van

marktwerking op productiviteit. Wetenschappelijk onderzoek is niet in staat om een on-

weerlegbaar en hard ‘bewijs’ te leveren van welke relatie dan ook. In dit onderzoek vinden

we een accumulatie van theoretische argumenten en de statistische resultaten die allemaal in

de richting wijzen van een positief verband tussen marktwerking en productiviteit.

Theorie

Er zijn in de theoretische literatuur veel verschillende kanalen te vinden die verklaren waar-

om effectieve concurrentie leidt tot hogere productiviteitsniveaus en grotere productiviteits-

groei. Alleen in de discussie over het kanaal dat loopt via de innovatie is er verschil van me-

ning over het belang van concurrentie versus monopolie als aanjager van technologische

vernieuwing en daarmee van de productiviteitsgroei.

ü Een eerste, cruciale kanaal loopt via de prijsconcurrentie in een concurrentiele omgeving.

Hogere productiviteit leidt tot lagere productiekosten en dus tot lagere prijzen. Concur-

rentie dwingt aanbieders tot scherpe prijzen. Productiviteitsverbeteringen zijn een ma-

nier om hetzelfde product tegen een lagere prijs te leveren dan de concurrent (of om

voor dezelfde prijs een beter product te leveren). Door de voortdurende druk op de prijs

die uitgaat van concurrentie worden bedrijven aangespoord om productiever te produce-

ren. Aanbieders worden daarom continu geprikkeld om hun productiviteitsvoordeel in

stand te houden. Een aanbieder die zijn productieproces niet scherp in de gaten houdt

en onzorgvuldig omspringt met de inzet van productiemiddelen produceert tegen relatief

hoge kosten. Concurrentie werkt daarom als een selectiemechanisme waarbij op den

duur alleen de meest productieve en efficiënte bedrijven overleven. Prijsconcurrentie

verhoogt via deze processen zowel het productiviteitsniveau als de productiviteitsgroei.

Page 6: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

ii

ü Een tweede kanaal betreft de controle van de aandeelhouders op de managers. In een concur-

rerende omgeving beschikken aandeelhouders over veel vergelijkingsmateriaal om het

gedrag van managers te beoordelen waardoor ze hen makkelijker kunnen aansporen hun

bedrijf beter en dus productiever te managen.

ü Een derde kanaal loopt via het niveau van de productie. In een concurrerende omgeving is

de marktprijs lager dan in een monopoliesituatie en wordt er dus meer omgezet waar-

door er mogelijk schaalvoordelen behaald kunnen worden. Productdifferentiatie is een

vorm van concurrentie waarmee de aansluiting tussen vraag en aanbod beter wordt. Een

betere aansluiting op de wensen van de consumenten kan ook leiden tot een hoger pro-

ductiviteitsniveau. Hierbij komt dat bedrijven die geconfronteerd worden met een snelle

stijging van de vraag, recentere en derhalve kwalitatief betere fysieke kapitaalinput heb-

ben, hetgeen de productiviteitsgroei eveneens bevordert.

ü Effectieve concurrentie impliceert het ontbreken van productiviteitsremmende toetredingsbarrières.

Toetredingsbarrières veroorzaakt door regulering, zoals handelsbarrières, of toetredings-

barrières tot stand gebracht door de op de markt aanwezige bedrijven ter afschrikking

van nieuwkomers hebben een negatieve invloed op het productiviteitsniveau en –groei.

Een voorbeeld van een door incumbents opgeworpen toetredingsbarrière is het aanhou-

den van overcapaciteit in de productie waardoor ze geloofwaardig kunnen dreigen om

bij toetreding hun productie uit te breiden en tegen zeer lage prijzen de markt te over-

spoelen. Het aanhouden van overcapaciteit heeft een negatieve invloed op de producti-

viteit.

ü Innovatie is een belangrijke bron van productiviteitsgroei. Innovatie wordt gunstig beïn-

vloed door concurrentie. Kostenbesparende technologische innovatie is een manier om

(tijdelijk) voorsprong te nemen op concurrenten en genereert behoorlijke rendementen

in competitieve markten. Theoretisch kan worden aangetoond dat er in geval van volle-

dig vrije mededinging meer voordeel te behalen is uit innovatie dan in een monopoliesi-

tuatie omdat de verhandelde hoeveelheid op de concurrentiële markt groter is. Schum-

peter suggereert echter dat in de praktijk een monopolie de belangrijkste motor voor in-

novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en

ontwikkeling. Daarvoor zijn financiële middelen nodig waarvoor volgens Schumpeter

een monopolist in tegenstelling tot een bedrijf in een concurrentiele omgeving kan put-

ten uit zijn monopoliewinsten.

Page 7: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Executive Summary

iii

ü De opmars van ICT fungeert als groeiaanjager doordat innovatie en de diffusie van in-

novatie efficiënter wordt. Deze rol kan ICT in een concurrerende omgeving aanzienlijk

beter vervullen dan in een monopolistische markt.

Empirie

In het empirisch deel van het onderzoek hebben we de hypothesen dat er een positief ver-

band bestaat tussen marktwerking en productiviteit statistisch getoetst. Voor deze empiri-

sche toetsing hebben wij gebruik gemaakt van CBS-CeReM Productistatistieken op het ni-

veau van individuele bedrijven over verschillende jaren voor een aantal bedrijfstakken (de

industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel en de groothandel).

In het empirisch onderzoek hanteren we twee productiviteitsmaatstaven: toegevoegde waar-

de per werknemer en afzet per werknemer. Het niveau van concurrentie wordt op verschil-

lende wijze benaderd. We hebben gebruik gemaakt van de Herfindahl Hirschmann index als

concentratiemaatstafs, de relatieve winstgevendheidsindicator, zoals gedefinieerd door Nic-

kell (1996) en door Boone en Weigand (2000).

Uit de analyse van de data blijkt dat de industrie een aanzienlijke productiviteitsgroei heeft

ervaren in de onderzochte periode, zeker als het wordt gemeten in toegevoegde waarde per

werknemer. Wat productiviteitsniveau betreft valt op dat de detailhandel een veel lager pro-

ductiviteitsniveau heeft als het wordt gemeten in toegevoegde waarde per werknemer ten

opzichte van de overige sectoren. De bouwnijverheid wordt gekarakteriseerd door een be-

duidend lagere concentratie dan de andere bedrijfstakken. De industrie is de meest gecon-

centreerde bedrijfstak van de vier onderzochte sectoren. In de industrie is echter wel een

zichtbaar dalende trend te zien in de Herfindahl Hirschmann index, hetgeen betekent dat de

concentratie minder en daarmee de concurrentie hoger wordt in de loop van de tijd.

De modellen die wij geschat hebben zijn geïnspireerd door het oorspronkelijke model van

Nickell en de Nederlandse toepassing daarvan door Lever en Nieuwenhuijsen. De schat-

tingsresultaten overziend kunnen we concluderen dat vooral de concentratiemaatstaf (de

HH index) duidelijk aangeeft dat er een significant empirisch verband bestaat tussen mede-

dinging en productiviteitsgroei, maar ook de relatieve winstgevendheid-variabele (zie Nic-

kell) en de concurrentie-indicator (zie Boone-Weigand) zijn op een aantal plaatsen signifi-

cant. Onze studie bevestigt empirisch het positieve verband tussen mededinging en produc-

Page 8: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

iv

tiviteitsgroei dat eerder door Nickell voor het Verenigd Koninkrijk en door Lever en Nieu-

wenhuijsen voor de Nederlandse industrie werd gevonden. Deze studie toont voorts aan dat

deze conclusie ook kan worden getrokken voor de bouw, de detailhandel en de groothandel

in Nederland.

Page 9: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

1

1 Inleiding

In zijn nieuwjaarsartikel in de ESB (2001) stelt Jan Willem Oosterwijk, staatsecretaris-

generaal van het ministerie van Economische Zaken, dat de versterking van de productivi-

teitsgroei het centrale thema zal zijn op de economische beleidsagenda van de komende ja-

ren. De kernopgave hierbij is om alle factoren die de productiviteitsgroei positief beïnvloe-

den te versterken. Met de vergrijzing zal de groei van arbeidsaanbod afvlakken waarmee een

belangrijke factor achter de economische groei wegvalt. Voor het op peil houden van de

productiviteitsstijging wordt de vergroting van de marktdynamiek van cruciaal belang geacht.

Ook Henk Don, directeur van het Centraal Planbureau, waarschuwt (ESB, 2001) dat Ne-

derland het hoge groeitempo van de afgelopen jaren niet kan volhouden op middellange

termijn. Hij stelt dat, vanwege de beperkte mogelijkheden tot werkgelegenheidsgroei, de

oplossing in de groei in de arbeidsproductiviteit gezocht moet worden. Deze is vooral af-

hankelijk van innovatieprocessen en de diffusie van technologie. Deze processen krijgen,

aldus Don, meer impulsen in een concurrerende en ondernemende omgeving.

Duurzame economische groei, één van de centrale doelstellingen van het ministerie van

Economische Zaken, impliceert dus onder andere een gestage groei van de productiviteit.

De directie Marktwerking van het ministerie van Economische Zaken wil daarom inzicht

krijgen in de relatie tussen mededinging1 en productiviteitsgroei in de Nederlandse econo-

mie.

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de relatie tussen marktwerking en

productiviteit. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen.

§ Een overzicht geven van de relevante theoretische en empirische literatuur over het ver-

band tussen marktwerking en productiviteit.

§ Het schatten en toetsen van een aantal bekende statistische modellen uit de empirische

literatuur over de relatie tussen marktwerking en productiviteit met behulp van Neder-

landse gegevens.

1 Marktwerking en mededinging worden als synoniem gebruikt. Verderop in dit rapport en vooral

in de empirische paragrafen wordt (de intensiteit of de mate van) marktwerking of mededingingmeer precies gedefinieerd.

Page 10: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

2 Hoofdstuk 1

Het overzicht van de recent economische literatuur wordt gepresenteerd in Hoofdstuk 2.

Daarin wordt aandacht besteed aan de theoretische motivering voor het bestaan van een

significant verband tussen de intensiteit van mededinging en de productiviteitsontwikkeling

(Paragraaf 2.2) en aan de relevante econometrische resultaten (Paragraaf 2.3). Op basis van

dit literatuuroverzicht hebben we een keuze gemaakt uit de empirische modellen die we ver-

volgens in het tweede deel van dit onderzoek herschatten met Nederlandse gegevens. Voor

de schattingen maken wij gebruik van de Productie Statistieken bestanden van het CBS. De

beschrijving van deze bestanden is in Hoofdstuk 3 te vinden. Uitgangspunt voor onze empi-

rische analyse is het toonaangevende artikel van Nickell (1996) (Paragraaf 4.1) en de analyses

van Lever en Nieuwenhuijsen (1998), die voortbouwend op het model van Nickell de Ne-

derlandse industrie hebben onderzocht (Paragraaf 4.2). In Paragraaf 4.3 en 4.4 presenteren

we onze schattingsresultaten geïnspireerd door de modellen van Nickell en Lever en Nieu-

wenhuijsen. Onze empirische resultaten betreffen twee varianten op het model van Nickell.

De eerste is in feite een update van de analyses van de Nederlandse industrie van Lever en

Nieuwenhuijsen en de toetsing hebben we ook uitgebreid naar andere sectoren, zoals de

bouwnijverheid, de detailhandel en de groothandel. In de tweede variant wordt de specifica-

tie van het model veranderd. In beide varianten van ons model hebben we eveneens de con-

currentie-indicator van Boone en Weigand opgenomen. Hoofdstuk 5 bevat de conclusies. In

de bijlagen staan de modellen van Nickell en Lever & Nieuwenhuijsen en de achtergrond

van de concurrentie-indicator van Boone en Weigand uitgelegd.

Page 11: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

3

2 Theorie en empirie van marktwerking enproductiviteit

2.1 Inleiding

Het uitgangspunt voor ons literatuuronderzoek is het artikel van Nickell (1996) en dat van

Baily (1993). In hun onderzoek wordt ingegaan op de relatie tussen de mate van marktwer-

king die aanwezig is binnen een bepaalde sector en de productiviteit van de bedrijven in die

sector. Uit beide papers blijkt dat er aanwijzingen zijn te vinden voor een grotere producti-

viteit bij meer marktwerking. Het betreft hier geen hard bewijs van een causaal verband tus-

sen marktwerking en productiviteit, maar een indicatie van een positieve relatie.

Uit het overzicht van de relevante literatuur (Paragraaf 2.2) blijkt dat de theoretische argu-

menten betreffende de relatie tussen de productiviteitsontwikkeling en het monopolistische

of mededingingskarakter van een markt in verschillende richtingen duiden. Binnen de theo-

rie is geen duidelijke consensus te vinden. Vandaar het belang van het empirisch onderzoek.

Binnen de empirische literatuur (Paragraaf 2.3) zijn zowel sterke als minder sterke aanwijzin-

gen te vinden over de positieve invloed van mededinging op productiviteit. Op dit moment

is deze empirische literatuur nog niet omvangrijk en een bevestiging van het verband tussen

marktwerking en productiviteit zal moeten blijken uit een accumulatie van schattingsresul-

taten die allemaal in dezelfde richting wijzen.

2.2 Relevante theoretische literatuur

Vaak wordt het als vanzelfsprekend aangenomen dat concurrentie zowel de statische als de

dynamische efficiëntie verbetert. Er is inderdaad een aantal argumenten dat deze stelling

ondersteunt. Volmaakte mededinging leidt tot een optimale allocatie van inputfactoren en

van productie over de bedrijven - oftewel statische efficiëntie. Het dwingt aanbieders tot het

minimum van de lange termijn gemiddelde kostencurve en dus tot de adoptie van produc-

tieprocessen die dit mogelijk maken. Door het ‘survival of the fittest’ karakter van volmaakte

mededinging worden inefficiënte bedrijven op termijn uitgeschakeld en treden bedrijven

Page 12: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

4 Hoofdstuk 2

alleen toe als ze meer efficiënt kunnen produceren. Dynamische efficiëntie betekent dat op

lange termijn effectieve concurrentie gewaarborgd wordt en dat er prikkels bestaan tot inno-

vatie-inspanningen, zodat er in de loop van de tijd nieuwe producten en productieprocessen

op de markt verschijnen.

Het voor de hand liggende verband tussen volledige mededinging en productiviteitsgroei

wordt door Schumpeter tegengesproken. Hij stelt dat juist bedrijven met marktmacht in

staat zijn baanbrekende innovaties te verwezenlijken. Zoals hieronder zal blijken is de relatie

tussen mededinging en productiviteit niet altijd eenduidig. Concurrentie kan via verschillen-

de kanalen een gunstige of niet-gunstige invloed uitoefenen op de productiviteit. In wat

volgt zetten we de voor- en tegenargumenten op een rij.

Mededinging en efficiëntie

Concurrentie op het scherpst van de snede betekent dat overwinsten steeds worden wegge-

concurreerd en dat op de lange termijn alleen een normale economische winst kan worden

behaald. Concurrerende bedrijven moeten voortdurend hun kosten per eenheid product in

de gaten houden, willen ze een normale winst realiseren. Een manier om de kosten per een-

heid product laag te houden, is streven naar een hoge productiviteit en naar productiviteits-

verbeteringen. Marktwerking heeft dus een inherente prikkel om productiever te produceren

dan de concurrentie. Dit heeft een positieve invloed op zowel het productiviteitsniveau als

de productiviteitsgroei.

Dit argument loopt parallel met het argument dat eerder door John Hicks werd geformu-

leerd toen hij stelde dat ‘The best of all monopoly profits is a quiet life’. Rust is volgens hem mis-

schien wel het belangrijkste voordeel van een monopolie. Voor Harvey Leibenstein (1966)

was dat aanleiding voor het formuleren van zijn theorie van de X-efficiëntie. Gemakzucht bij

afwezigheid van concurrentie kan betekenen dat een manager niet voortdurend bezig is met

het minimaliseren van de kosten per eenheid product en dus als het ware ‘vetrandjes’ laat

voortbestaan. Dit kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een veel te grote overhead of

overstaffing (overemployment)2 van de productieafdeling. Uit de literatuur blijkt dat niet alleen

managers maar ook werknemers profiteren van een relaxte monopoliesituatie (Nickell, 1996

en 1999).

2 Overstaffing of overemployment kan ook het gevolg zijn van overheidsregulering (bijvoorbeeld ont-

slagbescherming). Dit argument is te vinden in Baily (1993).

Page 13: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Theorie en empirie van marktwerking en productiviteit 5

Concurrentie houdt ook in dat minder efficiënte bedrijven die er niet in slagen om tegen de

geldende marktprijs te overleven, uiteindelijk zullen verdwijnen. Alleen de meer efficiënte

bedrijven blijven dan over of treden toe. Concurrentie betekent ook dat er ruimte ontstaat

om duizend bloemen te laten bloeien waarvan alleen de besten overleven. Concurrentie biedt ge-

legenheid aan het selectiemechanisme om zijn invloed uit te oefenen (Nickell, 1996 en Baily,

1993).

Een ander theoretisch argument voor een positief verband tussen de mate van concurrentie

en productiviteitsontwikkeling via efficiëntieverbetering is dat aandeelhouders in een concur-

rerende omgeving over meer en betere informatie beschikken om het gedrag van managers

te beoordelen en hen makkelijker kunnen aansporen hun bedrijf beter en dus productiever te

managen (Nickell, 1996 en Gort en Sung, 1999). Aandeelhouders hebben in een concurre-

rende omgeving te maken met lagere monitoring kosten bij het controleren van de prestaties

van managers. In een concurrerende omgeving hebben aandeelhouders vergelijkingsmoge-

lijkheden om de prestaties van de managers van het bedrijf te beoordelen. In een monopo-

listische markt daarentegen is het moeilijk om te evalueren hoe efficiënt het management

eigenlijk is.

Mededinging en output

In een omgeving met concurrerende markten ontstaan lagere afzetprijzen en daarmee ook

een grotere vraag ten opzichte van een monopolistische markt. Bij een grotere vraag zijn

vaak schaalvoordelen te behalen voor bedrijven3. Schaalvoordelen leiden tot een hoger pro-

ductiviteitsniveau. Hoewel de stijging in de vraag niet altijd tot een verschuiving van de kos-

tenfunctie leidt, mondt de vraagstijging vaak uit in een stijging van de productiviteit (Gort en

Sung, 1999).

In een omgeving met monopolistische concurrentie doen bedrijven hun best om nieuwe

producten en diensten aan te bieden. Zij zijn steeds op zoek naar niches waarmee zij voor

hun productvariant meer vraag genereren. Productdifferentiatie is een belangrijke factor bij

monopolistische mededinging. Met productdifferentiatie is de aansluiting tussen het aanbod

3 Indien schaalvoordelen zich over een heel breed domein uitstrekken wordt de hier besproken

relatie tussen concurrentie, schaalvoordelen en productiviteit intens tegenstrijdig. Dergelijkeschaalvoordelen betekenen dat de minimum efficiënte schaal erg groot is, wat tot gevolg heeftdat deze markt tendeert naar een natuurlijk monopolie.

Page 14: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

6 Hoofdstuk 2

en de wensen van de consumenten beter. Daardoor kan de niche markt groter worden wat

eventueel kan leiden tot schaalvoordelen en een toename van de productiviteit.

Een ander argument dat met het outputniveau in verband staat is het volgende. Productivi-

teitsgroei wordt positief beïnvloed door kwalitatief goede input. De productiviteitsontwikke-

ling van een bedrijf is afhankelijk van de toevoeging van extra fysieke kapitaalgoederen om

aan de extra vraag te voldoen. Bedrijven die geconfronteerd worden met een stijging van de

vraag, hebben meestal recentere en derhalve kwalitatief betere fysieke kapitaalinput. Derhal-

ve is er een positief verband tussen concurrentie, de kwaliteit van het fysieke kapitaal en

productiviteitsgroei (Gort en Sung, 1999).

Mededinging en toetredingsbarrières

Bedrijven in een oligopolistische markt kunnen aanzienlijke bedragen besteden aan overca-

paciteit ter afschrikking van concurrentie. De te hoge kapitaalintensiteit leidt per definitie tot

lagere efficiëntie (Nickell, 1996). Indien afschrikking effectief is, leidt dit ook tot efficiëntie-

verlies omdat toetreding van efficiënte bedrijven dan uitblijft.

Toetredingsbarrières kunnen ook door regulering ontstaan4. Bresnahan (1993) verwijst bij-

voorbeeld naar regulering waarbij de geografische reikwijdte van regionaal opererende gere-

guleerde bedrijven wordt beperkt. Door deze handelsbarrière wordt de schaalomvang van

deze gereguleerde bedrijven begrensd. Als er schaalvoordelen bestaan dan betekent dit dat

deze regionale bedrijven mogelijk niet op een efficiënte schaal opereren. Cliënten worden

dus bediend door inefficiënt kleine bedrijven en niet door de meest efficiënte. Handelsbarri-

ères hebben dan een negatieve invloed op het productiviteitsniveau.

Internationale handelsbarrières staan mogelijk ook in de weg van de diffusie van kennis,

terwijl de diffusie van kennis de motor achter productiviteitsgroei is. Coe en Helpman5

(1995) vinden significante interactie tussen invoerpenetratie en het vermogen om te kunnen

profiteren van buitenlandse onderzoek en ontwikkeling. Sachs en Warner 6 (1995) vinden dat

kleine open economieën meer profiteren van buitenlands dan van binnenlands onderzoek en

ontwikkeling.

4 Zie in dit verband ook het artikel van Baily (1993) dat in Paragraaf 2.3 over de empirische lite-

ratuur wordt besproken.5 Bassanini e.a. (p. 22, 2001) verwijzen in dit verband naar Coe en Helpman (1995).6 Bassanini e.a. (p. 22, 2001) verwijzen in dit verband naar Sachs en Warner (1995).

Page 15: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Theorie en empirie van marktwerking en productiviteit 7

Mededinging en innovatie

In zijn beroemde artikel uit 1962 toont Kenneth Arrow aan dat een bedrijf in een volledig

vrije mededinging omgeving sterkere prikkels heeft om te innoveren dan een vergelijkbaar

monopolistisch bedrijf. Mededinging bevordert technologische vernieuwing en dus produc-

tiviteitsgroei. Deze stelling wordt echter tegengesproken door de even beroemde hypothese

van Schumpeter die stelt dat een monopolistisch bedrijf makkelijker investeert in onderzoek

en ontwikkeling dan een bedrijf in een concurrerende markt (1943, p. 82):

‘As soon as we go into details and inquire into the individual items in which progress was most conspicuous, the

trail leads not to the doors of those firms that work under conditions of comparatively free competition but pre-

cisely to the doors of the large concerns... and a shocking suspicion dawns upon us that big business may have

had more to do with creating that standard of life than with keeping it down.’

Een monopolistisch bedrijf ervaart onzekerheid verbonden aan alle onderzoek en ontwikke-

lingsinitiatieven in mindere mate vanwege de stabiele grote cashflow (Nickell, 1996). Verder

is een monopolie beter in staat zich een grotere fractie van de baten van innovatie toe te

eigenen (Gort en Sung, 1999). Omdat er een positief verband bestaat tussen innovatie en

productiviteitsgroei, leidt een monopoliesituatie dus niet noodzakelijkerwijs tot verminderde

groei.

De Schumpeteriaanse benadering7 is een inspiratie geweest voor de ‘new growth’ modellen,

van bijvoorbeeld Lucas, Grossmann, Helpmann en Neumann (Klump, 1999). Deze theore-

tische modellen die de mogelijke groei-effecten van concurrentie bekijken, zijn vooral geïn-

teresseerd in de mogelijkheden van de economie om zich aan te passen aan nieuwe investe-

ringen en innovatiekansen.

Hoewel Schumpeter het gemak waarmee monopolisten kunnen innoveren benadrukt, levert

vooral concurrentie prikkels tot innovatie volgens Arrow. Kostenbeperkende technische

innovatie genereert namelijk een relatief grotere rentabiliteitgroei in competitieve markten

(zie ook Nickell, 1996).

In hun overzicht van de theoretische en empirische discussie van de stellingen van Schum-

peter versus Arrow concluderen Martin en Theeuwes (2001):

7 De Schumpeteriaanse benadering die in deze paragraaf wordt behandeld, staat in de literatuur

bekend als Schumpeter Mark II. Er is een Schumpeter Mark I hypothese die verwijst naar eenuitspraak van Schumpeter die aansluit bij de stelling van Arrow in deze paragraaf. Voor een be-spreking van het verschil tussen Schumpeter Mark I en Mark II zie Martin en Theeuwes (2001).

Page 16: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

8 Hoofdstuk 2

‘The theoretical and empirical evidence on innovation and the small competitive firm versus the large

monopolistic business is mixed at best. There is however a distinct possibility that under certain de-

mand conditions and technological opportunities competitive oligopoly will be the industrial structure

most conductive to technological advance.’

Mededinging en ICT8

De link tussen mededinging en ICT is gerelateerd aan de voorgaande paragraaf over mede-

dinging en innovatie.

De opmars van ICT heeft een positieve invloed op de productiviteit. Dit gebeurt voorname-

lijk omdat ICT de efficiëntie van informatieverwerking en communicatie verhoogt. Deze

efficiëntieverhoging heeft als gevolg dat de productiviteit van kenniswerkers structureel ver-

betert. Door de inzet van ICT-goederen en -diensten is de productiviteit van innovatie-

inspanningen toegenomen.

Hierbij komt dat door de opkomst van ICT de diffusie en absorptie van nieuw ontwikkelde

kennis gemakkelijker is geworden. Alles wat voor ‘mededinging en innovatie’ geldt, is daar-

om met de progressie van de ICT in de afgelopen jaren in relevantie toegenomen.

Een ander gevolg van de efficiëntieverbetering van informatieverwerking en communicatie is

dat transactiekosten omlaag gaan waardoor het aanbod in het algemeen beter aansluit op de

vraag. Hierdoor ontstaan nieuwe markten en / of groeien bestaande markten.

Er is dus een duidelijke link tussen ICT en productiviteitsgroei. Maar wat is de link tussen

ICT en mededinging? Er moet sprake zijn van flexibele goed functionerende markten voor

productiefactoren (de arbeidsmarkt en de financiële markten) en producten zodat ICT zijn

groei-aanjagersrol kan vervullen. In een omgeving van niet-concurrerende markten is het

minder aantrekkelijk om een risicovolle ICT-investeringstraject aan te pakken. In een trans-

parant, goed functionerende markt is het echter juist in het belang van bedrijven om in ICT

te investeren. Bedrijven die daar naar stilstand neigen, worden snel afgestraft.

Toegenomen concurrentiedruk op productmarkten heeft als gevolg dat bedrijven meer ge-

neigd zijn om naar innovatie te kijken als een bron van winst. Innovatie is de bron van pro-

ductiviteitsgroei. Bovendien is de efficiëntie van het innovatieproces (kennisproductie) toe-

genomen vanwege ICT. Op termijn kan dus verwacht worden dat er in een concurrerende

8 Bartelsman en Hinloopen (2000).

Page 17: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Theorie en empirie van marktwerking en productiviteit 9

omgeving permanent meer wordt uitgegeven aan onderzoek en ontwikkeling. Dit kan resul-

teren in een permanent hogere groeivoet van de productiviteit.

Tussenbalans

Zoals uit het voorgaande blijkt, zijn er theoretische voor- en tegenargumenten te vinden

over de relatie tussen mededinging en productiviteit. De argumenten die wijzen in de rich-

ting van een positief verband tussen marktwerking en productiviteit zijn als volgt.

ü Door de prikkel tot efficiëntie die uitgaat van concurrentie en die wegvalt in een mono-

poliesituatie worden bedrijven aangespoord om productiever te produceren dan de con-

currentie. Tevens moeten bedrijven hun productiviteitsvoordeel in stand houden. Er is

sprake van een continue prikkel tot productiviteitsgroei. De link tussen concurrentie en

statische en dynamische efficiëntieverbetering loopt via verschillende kanalen, zoals me-

dedinging en X-efficiëntie, mededinging en overleving van alleen de meest efficiënte be-

drijven, mededinging en het gedrag van managers en werknemers.

ü In een concurrerende omgeving is de afzetmarkt ruimer waardoor er mogelijk schaal-

voordelen behaald kunnen worden. Productdifferentiatie, waarmee de aansluiting tussen

vraag en aanbod beter wordt, is een manier voor bedrijven om voor hun productvariant

meer vraag te creëren. Een grotere niche markt kan bij monopolistische concurrentie tot

hogere productiviteitsniveau leiden. Hierbij komt dat bedrijven die geconfronteerd wor-

den met een snelle stijging van de vraag, recentere en derhalve kwalitatief betere fysieke

kapitaalinput hebben, hetgeen de productiviteitsgroei bevordert.

ü Effectieve concurrentie impliceert het ontbreken van productiviteitsremmende toetre-

dingsbarrières. Toetredingsbarrières veroorzaakt door regulering, zoals handelsbarrières,

of toetredingsbarrières tot stand gebracht door bestaande bedrijven, bijvoorbeeld in de

vorm van een geloofwaardige dreiging (zoals het houden van overcapaciteit ter afschrik-

king van de concurrentie), heeft een negatieve invloed op het productiviteitsniveau en -

groei.

ü Innovatie is een belangrijke bron van productiviteitsgroei. Arrow stelt dat innovatie (en

daarmee gepaard gaande productiviteitsverhoging) gunstig wordt beïnvloed door con-

currentie. Kostenbeperkende technische innovatie genereert namelijk een relatief grotere

rentabiliteitsgroei in competitieve markten.

Page 18: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

10 Hoofdstuk 2

ü De opmars van ICT fungeert als groeiaanjager doordat innovatie en de diffusie van in-

novatie efficiënter wordt. Deze rol kan ICT in een concurrerende omgeving aanzienlijk

beter vervullen dan in een niet goed functionerende markt.

Het tegenargument voor de positieve relatie tussen mededinging en productiviteitsgroei is

afkomstig van Schumpeter die het monopolie en de monopoliewinst ziet als de belangrijkste

motor voor innovatie.

Zonder de knoop op theoretisch niveau definitief te kunnen doorhakken, kunnen we stellen

dat er meer argumenten te vinden zijn voor een positieve relatie tussen marktwerking en

productiviteit dan argumenten tegen. Daarom heeft men de neiging om te concluderen dat

marktwerking de productiviteitsgroei bevordert. Het probleem is alleen dat de optelsom van

positieve en negatieve theoretische argumenten niets zegt over het netto effect. Dat kan van

situatie tot situatie verschillen. Uitsluitsel moet dan ook worden gezocht in empirische stu-

dies.

2.3 Relevante empirische literatuur

Er zijn weinig empirische studies die de relatieve prestaties van bedrijven in een concurre-

rende markt ten opzichte van een monopolistische markt direct kunnen meten. Een reden

hiervoor is dat vergelijkbare, concurrerende en niet-concurrerende, bedrijven zelden tegelijk

voorkomen in één markt (in een zelfde sector of land) (Gort en Sung, 1999).

De bestaande empirische studies proberen dit probleem op vier verschillende manieren te

omzeilen. De vier aanpakken zijn:

ü een vergelijking van BBP-groei in verschillende landen en het opnemen van mededin-

ging- of reguleringsmaatstaven in een groeimodel;

ü een vergelijking van de productiviteit van meerdere sectoren binnen één land en een

verklaring van de niveau- of groeiverschillen van de productiviteit met behulp van onder

meer mededingingsindicatoren;

ü een vergelijking van de productiviteit van dezelfde industrie in verschillende landen,

waarbij gekeken wordt naar verschillen in de institutionele omgeving;

ü een analyse van een beperkt aantal zeer specifieke en tevens vergelijkbare markten.

Page 19: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Theorie en empirie van marktwerking en productiviteit 11

Hieronder geven wij een beschrijving van een selectie van de toonaangevende onderzoeken

per type aanpak.

Internationale vergelijking van BBP-groei

Bassanini e.a. (2001) presenteren een brede analyse van de economische groei. Zij verklaren

de verschillen in BBP-groei in de OECD landen uit de verschillen in de voorraad aan fysiek

en menselijk kapitaal en uit verschillen in het beleid. Hun dynamische panel aanpak van de

groeiverschillen is echter niet geschikt om de invloed van regulering verfijnd te testen, omdat

er geen tijdreeksen beschikbaar zijn over de mate van regulering voor de verschillende lan-

den. Ze berekenen echter eenvoudige bivariate correlaties tussen de groei en een aantal

OECD indicatoren voor de mate van regulering. Ze vinden daarbij aanwijzingen dat strin-

gente regulering van productmarkten een negatieve invloed uitoefent op de economische

groei. Ook vinden ze dat regulering, zoals vergunningen, communicatieregels, administratie-

ve lasten en juridische toetredingsbarrières, schadelijk zijn voor de productiviteitsgroei. Prijs-

regulering en command en control instrumenten hebben eveneens negatieve gevolgen.

Een wat minder recente studie is die van Koedijk en Kremers9 (1996), waarin zij conclude-

ren dat er een negatieve correlatie bestaat tussen de mate van regulering en de gemiddelde

groei per capita in een crosssectie van elf Europese landen. Zij gebruiken een indicator met

zes dimensies voor de mate van regulering: vestigingsbeleid, mededingingsbeleid, publiek

eigendom, industriespecifieke steunverlening, openingstijden en de implementatie van het

Europese Single Market programma.

Dutz en Hayri10 (1998) hebben een eigen index voor een concurrentie bevorderende be-

leidsomgeving ontworpen en relateren deze aan de groeiverschillen in een crosssectie van

landen. Ze vinden een positieve relatie tussen hun indicator en GDP groei per capita.

Eén land - meerdere sectoren

Nickell11 (1996) onderzoekt de productiviteitsontwikkeling in de manufacturing industrie van

het Verenigd Koninkrijk. Hij concludeert dat marktmacht, gemeten op basis van het

marktaandeel, een lager productiviteitsniveau veroorzaakt. Verder vindt hij dat concurrentie

9 Bassanini e.a. (p. 40, 2001) verwijzen naar het artikel van Koedijk en Kremers.10 Bassanini e.a. (p. 40, 2001) verwijzen naar het artikel van Dutz en Hayri.11 De studie van Nickell wordt in detail besproken (en herschat) in Hoofdstuk 4.

Page 20: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

12 Hoofdstuk 2

(aantal concurrenten of lagere monopoliewinsten) gerelateerd is aan hogere totale factorpro-

ductiviteitsgroei12 (TFP-groei).

Hij merkt op dat bedrijven met een grote productiviteitsgroei op de lange termijn dominant

kunnen worden op hun markt. Dit effect ondergraaft de oorspronkelijke prikkel die uitgaat

van concurrentie op productiviteit. Als er een positieve relatie wordt gevonden tussen

marktwerking en productiviteit, betekent dit, dat deze relatie in de werkelijkheid nog sterker

is dan uit de empirische resultaten naar voren komt.

Een interessante aanpak is van Oulton (1998). Zij het dat dit geen echte crosssectie analyse

is. Hij analyseert de spreiding van de arbeidsproductiviteit per sector en kijkt hoe de variatie

in de tijd verandert. Hij kijkt vervolgens welke rol concurrentie daarbij speelt en, in het bij-

zonder, of intense concurrentie inefficiënte (maar toch overlevende) bedrijven tot verbete-

ring dwingt.

Oulton vindt een grote spreiding van arbeidsproductiviteit in de door hem onderzochte pe-

riode. Toch zijn er significante verschillen tussen de sectoren. De manufacturing industrie, die

wordt beschouwd als concurrerend vergeleken met de overige sectoren, heeft een veel lagere

spreiding van productiviteit dan andere sectoren. Technologische verschillen tussen sectoren

verklaren maar een klein deel van de spreiding van de productiviteit. Oulton concludeert dat

de spreiding tot op zekere hoogte tijdelijk is. Er is in elke sector na verloop van tijd toenade-

ring tot de gemiddelde productiviteit van de bedrijfstak. Bedrijven die oorspronkelijk een

lager dan gemiddelde productiviteit hebben (en het toch overleven) tenderen naar het be-

drijfstakgemiddelde. Hij noemt die levelling up en vindt aanwijzingen dat meer concurrentie

tot snellere levelling up leidt van de minder goed presterende bedrijven.

De Nederlandse economie is onder de loep genomen in de studie van Lever en Nieuwen-

huijsen13 (1998). Het doel van hun studie is om voor Nederland na te gaan in hoeverre con-

currentie van invloed is op het niveau en / of de groei van de productiviteit. Om dit te ach-

terhalen schatten ze een productiefunctie voor de industrie die naast de gebruikelijke pro-

12 Met totale factorproductiviteit wordt de productiviteit gemeten die toe te schrijven is aan de

combinatie van productiefactoren en waarvan een toename bijvoorbeeld veroorzaakt wordtdoor een betere organisatie van de productie of een vernieuwing van het productieproces. Dit integenstelling tot en in aanvulling op de productiviteit die kan worden toegemeten aan individueleproductiefactoren, zoals arbeidsproductiviteit en kapitaalsproductiviteit.

13 Deze studie bespreken we in detail in Hoofdstuk 4. In dat hoofdstuk herschatten we hun modelgebruikmakend van meer recente data.

Page 21: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Theorie en empirie van marktwerking en productiviteit 13

ductiefactoren arbeid en kapitaal, verscheidene concurrentiemaatstaven bevat. Ze toetsen

ook voor (afnemende) schaaleffecten. Ze concluderen dat een verhoging van het marktaan-

deel van een bedrijf tot een verlaging van het productiviteitsniveau leidt. Sectoren met rela-

tief lage marktconcentratie, een hoog exportaandeel en een hoog importaandeel vertonen

een meer dan gemiddelde groei van de productiviteit. Winstgevendheid blijkt een significante

positieve invloed te hebben op de groei van de productiviteit. Ze zien dit als ondersteuning

van de hypothese van Schumpeter dat (monopolie)winsten nodig zijn voor investeringen in

onderzoek en ontwikkeling en innovatie. In het algemeen bevestigen hun resultaten dat meer

concurrentie zowel het niveau als de groei van de productiviteit verhoogt.

Internationale vergelijking van sectoren

Baily (1993) beschrijft de reguleringsachtergrond en tevens de mate van concurrentie in vier

dienstensectoren (luchtvaart, bank, telecommunicatie en detailhandel) in Europa, Japan en

Amerika. Hij komt tot de conclusie dat bepaalde reguleringsmaatregelen en het ontbreken

van concurrentie een negatief effect hebben op de productiviteit.

Een belangrijke les uit zijn analyse is dat het niet voldoende is om alleen naar de conventio-

nele mededingingsindicatoren te kijken, zoals marktaandelen, om daaruit te concluderen of

een markt monopolistisch of concurrerend is. Institutionele beperkingen kunnen concur-

rentie in de weg staan ook als er meerdere concurrerende partijen op een markt aanwezig

zijn. Een voorbeeld hiervan is de openingstijdenwet waardoor inefficiënte kleine winkels

kunstmatig in leven worden gehouden terwijl tegelijk grotere winkels beperkt worden in de

verbetering van hun efficiëntie14.

Hij veronderstelt dat managers een comfortabele oligopolie setting (vredige co-existentie)

prefereren boven de continue druk van concurrentie. Ook als een bedrijf geen staatseigen-

dom is, kan de overheid een bedrijf verbieden om ter verbetering van de efficiëntie en de

productiviteit tot massaontslag over te gaan. Het gevolg daarvan is over-employment en een

slappe en weinig productieve werkcultuur. Hij verwijst ook naar andere case studies, die

aantonen dat bij afwezigheid van vrije concurrentie er inderdaad sprake is van een minder

productieve arbeidsorganisatie en dat beschikbare innovaties niet geïmplementeerd worden.

Weinig concurrentie gecombineerd met staatseigendom is een dubbelgevaar.

14 Dit is geen waardeoordeel.

Page 22: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

14 Hoofdstuk 2

Een ander voorbeeld voor de internationale vergelijking van sectoren is de overzichtstudie

van Nicoletti (2001) waarin hij de ontwikkeling van de reguleringsachtergrond van een aantal

dienstensectoren beschrijft en de economische implicaties daarvan aangeeft. Hij onder-

scheidt structureel concurrerende bedrijfstakken (zoals transport op de weg, detailhandel,

luchtvaart en mobiele telefonie) en netwerkindustrieën waar concurrerende en niet-

concurrerende markten naast elkaar bestaan (zoals vaste telefonie, spoorwegen en elektrici-

teit – hoewel deze laatste strikt genomen niet tot de dienstensectoren behoort). Hij vat de

recente empirische studies voor de onderscheiden sectoren samen en waar nodig illustreert

hij deze met verbanden tussen de OECD reguleringsindicatoren en (onder andere) producti-

viteitsindicatoren. De algemene conclusie van de vele internationaal vergelijkende studies is

dat de werkgelegenheid en de omvang en productiviteitsgroei van de dienstensector groter is

in de landen waar deregulering van de dienstensector verder gevorderd is. De distributiesys-

temen werden daar ook sneller gemoderniseerd. In veel gevallen gaat deregulering gepaard

met technologische vooruitgang, innovatie en productdifferentiatie. De opkomende concur-

rentiedruk lokt productiviteitsverbeterende investeringen uit (Nicoletti, 2001, p.25).

Geen hoofdconclusie maar een interessant punt van Nicoletti is de opmerking dat de dien-

stensector een grootverbruiker van ICT is. Restrictieve regulering die de groei van de dien-

stensector belemmert, heeft additioneel een indirect negatieve gevolg voor de productivi-

teitsgroei: de aanjagersrol van ICT wordt beperkt, hetgeen een verdere verhindering is van

de dynamische productiviteitsgroei (Nicoletti, 2001, p.12).

Vergelijkbare sectoren

Gort en Sung (1999) bestuderen de telefonie in de Verenigde Staten. Zij vergelijken de lokale

en de interlokale markten. De technologie die toegepast wordt bij de lokale en interlokale

gesprekken is praktisch hetzelfde, waardoor men ceteris paribus verwacht dat productiviteits-

ontwikkelingen simultaan zullen verlopen. Er is echter een verschil in regulering tussen deze

twee markten. In de interlokale markt was toetreding al vanaf de jaren ’60 mogelijk, terwijl in

de lokale markten deze ontwikkeling in de jaren ’90 nog steeds in de kinderschoenen stond.

Het uitgangspunt van Gort en Sung is dat concurrentie de productiviteitsgroei op vier ver-

schillende manieren kan beïnvloeden:

ü hogere verkoop, vanwege nieuw aangeboden diensten die nieuwe vraag uitlokt;

ü kwalitatief betere input uitgelokt door meer concurrentie;

Page 23: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Theorie en empirie van marktwerking en productiviteit 15

ü efficiënter gebruik van bedrijfspecifiek organisatorisch kapitaal; en

ü het Schumpeter argument waarbij wordt gesteld dat monopolistische markten betere

voorwaarden bieden voor onderzoek en ontwikkelingsinvesteringen, waardoor er een

negatieve invloed van concurrentie op productiviteit ontstaat.

Gort en Sung kijken zowel naar de invloed van concurrentie op de totale factorproductivi-

teitsgroei als op de kostenontwikkeling. In hun specificatie kunnen zij de ‘invloed van out-

putgroei’ en de ‘invloed van de inputkwaliteit’ meten en onderscheiden15. Op basis van het

geschatte residu bepalen ze vervolgens of het effect van het ‘efficiënter gebruik van het be-

drijfspecifiek organisatorisch kapitaal’ of het Schumpeter argument doorslaggevend is. Als er

een positief netto effect is, concluderen ze dat de ‘organisatorische efficiëntie’ belangrijker is

dan het Schumpeter argument en als het netto effect negatief is, dan is het andersom.

De resultaten zijn als volgt. Kwalitatief betere arbeid- en kapitaalinput verklaart tweederde

van de totale factorproductiviteitsgroei. Ook het extra vraaguitlokkend effect van concur-

rentie heeft een significant positieve invloed op de productiviteitsgroei. Rekening houdend

met de effecten van de genoemde twee factoren, is er een netto positief residu. Gort en Sung

(1999) stellen dat het positieve residu betekent dat ‘de hogere efficiëntie in het gebruik van

organisatorisch kapitaal’ een groter effect heeft dan het negatieve Schumpeter effect.

Verder is het nog interessant dat zij constante schaalopbrengsten vinden in de Amerikaanse

telefoongesprekkenindustrie. Met andere worden, lokale monopolies zijn geen natuurlijke

monopolies en schaalvoordelen van de interlokale markt zijn geen verklaring voor de hogere

efficiëntie van aanbieders van interlokale gesprekken.

2.4 Conclusie

Uit het theoretisch literatuuroverzicht blijkt dat de meeste theoretische modellen verwachten

dat er een positieve relatie bestaat tussen concurrentie en productiviteit. Een belangrijk te-

genargument is de Schumpeteriaanse hypothese die stelt dat eerder een monopolistische

situatie gunstig is voor innovatie en productiviteitsgroei. Uiteindelijk moeten empirische

studies uitwijzen wat het netto effect van concurrentie is op de productiviteit. Een groot

15 Zie ook de paragraaf ‘mededinging en output’ in het overzicht van de theoretische literatuur.

Page 24: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

16 Hoofdstuk 2

aantal empirische studies heeft minder sterke tot sterke aanwijzingen gevonden voor de po-

sitieve invloed van concurrentie op productiviteit. Daarbij gaat het vaak om analyses van

specifieke gevallen. De resultaten kunnen ook afhankelijk zijn van de beginsituatie. Er zijn

ook empirische resultaten gevonden die het argument van Schumpeter ondersteunen.

In de volgende hoofdstukken presenteren wij een empirische analyse, waarbij wij de produc-

tiviteits- en concurrentieontwikkelingen in vier sectoren van de Nederlandse economie be-

studeren, met name de industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel en de groothandel. Het

gaat dus om een combinatie van de aanpak ‘één sector over de tijd’ en van de aanpak ‘één

land meerdere sectoren’. De relatie concurrentie en productiviteitsniveau en -groei wordt in

eerste instantie voor alle sectoren apart geanalyseerd, maar de schattingsresultaten voor de

verschillende sectoren zijn vergelijkbaar. Eerst wordt de beschikbare data beschreven

(Hoofdstuk 3), vervolgens worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd (Hoofd-

stuk 4).

Page 25: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

17

3 Beschrijving van de data

In het voorgaande hoofdstuk hebben wij de argumenten voor en tegen een positieve relatie

tussen mededinging en productiviteitsontwikkeling op een rij gezet. De volgende stap is de

empirische toetsing. Voor onze statistische analyses hebben wij gebruik gemaakt van de

Productie Statistieken (PS) van het CBS. Dit zijn microdata bestanden voor bedrijven ver-

zameld door het CBS en beheerd door het Centrum voor Research van Economische Mi-

crodata (CeRem). Deze data kunnen slechts worden onderzocht ten kantore van het CBS en

de resultaten worden streng gecontroleerd op eventuele ontoelaatbare herkenningsrisico’s

van individuele bedrijven.

Hieronder beschrijven we deze gegevensbestanden. Eerst worden de algemene karakteristie-

ken van de bestanden aangegeven en vervolgens worden de voor onze studie interessante

productiviteit- en concurrentie-indicatoren globaal beschreven.

3.1 De PS bestanden

Voor het onderzoek hebben wij gebruik gemaakt van de PS bestanden van het CBS. Het

gaat om microdata bestanden op bedrijfsniveau. Wij hebben toegang gekregen tot de vol-

gende bestanden16:

ü Industrie (1978 - 1997);

ü Bouwnijverheid (1982 – 1997);

ü Detailhandel (1988, 1990, 1992 – 1997);

ü Groothandel (1988 – 1997).

Hoewel deze bestanden veel op elkaar lijken, hebben ze allemaal hun eigen karakteristieken

wat betreft steekproefkader en steekproefniveau, het al of niet inschatten van waarden voor

niet-responderende bedrijven en de aanpak van de uitschieters. Hieronder zullen wij eerst

16 Wij hebben ook toegang gekregen tot de bestanden Zakelijke dienstverlening (1987-1997) en

Openbare nutsbedrijven (1992-1997), maar het aanmaken van panels van deze bestanden bleekniet haalbaar te zijn binnen de perken van dit onderzoek.

Page 26: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

18 Hoofdstuk 3

per sector de belangrijkste karakteristieken van de bestanden uitleggen. Daarna wordt het

verloop van de belangrijkste variabelen per sector beschreven.

Industrie

Wij hebben de beschikking over de PS bestanden voor de periode 1978-1997. Deze bestan-

den zijn de zogenaamde ‘respons’ bestanden. Dit betekent het volgende. Alle bedrijven in de

grootteklasse 4 tot 9 zijn integraal waargenomen (hebben een vragenlijst gekregen)17. Alle

bedrijven die gerespondeerd hebben, zijn opgenomen in de door ons geanalyseerde bestan-

den. Niet-responderende bedrijven zijn niet in onze data terug te vinden. Kortom, zeer klei-

ne bedrijven en niet-responderende bedrijven ontbreken. Dit heeft gevolgen voor onze ana-

lyses. Alle indicatoren die mede gebaseerd zijn op totale omzet per sector geven een verte-

kend beeld. De variabele marktaandeel en daardoor de Herfindahl Hirschmann (HH) indi-

cator zijn daardoor minder nauwkeurig. Om dit te ondervangen hebben wij ervoor gekozen

om nog een andere indicator van de mate van concurrentie in onze vergelijkingen te intro-

duceren, namelijk de ‘relatieve winst indicator’ van Boone en Weigand (2000). Deze indica-

tor heeft nog andere voordelen, behalve het praktische voordeel dat hij niet gevoelig is voor

het ‘steekproef’ karakter van onze bestanden. Dit wordt in Hoofdstuk 4 besproken.

Voor het jaar 1997 zijn de gemiddelde waarden van alle variabelen zeer verschillend van de

overige jaren. Dit komt waarschijnlijk doordat er in dat jaar veel meer bedrijven geënquê-

teerd werden dan in andere jaren.

Uit het ruwe bestand van het CBS hebben we een ‘opgeschoond’ bestand geselecteerd. Dit is

een niet-gebalanceerd panel bestand. Dit houdt in dat sommige bedrijven maar in een be-

perkt aantal jaren te volgen zijn terwijl andere bedrijven voor een langere periode traceerbaar

zijn. In de fixed effects schattingen van de volgende hoofdstukken zijn alleen de bedrijven op-

genomen die in alle jaren voorkomen. De in de analyses gehanteerde concurrentiemaatsta-

ven zijn echter gebaseerd op alle bedrijven die in het desbetreffend jaar worden geobser-

veerd om de concurrentiedruk zo goed mogelijk weer te kunnen geven. De concurrentie-

indicatoren zijn op 3-digit niveau berekend. Dit geldt ook voor de andere sectoren: de

bouwnijverheid, de detailhandel en de groothandel.

17 Met andere woorden alle bedrijven die meer dan 20 werknemers tellen.

Page 27: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Beschrijving van de data 19

Voor de industrie hebben we de gegevens van 1463 bedrijven voor de hele periode. Bij de

schattingen kan het aantal iets minder zijn in verband met eventuele ontbrekende waarne-

mingen voor één of meer variabelen.

Bouwnijverheid

De PS bestanden over de bouwnijverheid omvatten de periode van 1982 tot en met 1997.

Voor de periode 1994 tot en met 1997 hebben wij informatie over alle ondernemingen in de

bouwnijverheid die meer dan 20 werknemers tellen. De gegevens van niet-responderende

bedrijven werden door het CBS geschat aan de hand van de gerapporteerde gegevens van

vergelijkbare bedrijven (SBI-code, bedrijfsgrootte).

Voor de jaren 1982 tot en met 1984 is het ‘aantal werknemers’ niet bekend waardoor het niet

mogelijk is om de arbeidsproductiviteit variabele te definiëren. Voor het jaar 1997 hebben

alle variabelen gemiddelde waarden die zeer verschillen ten opzichte van de overige jaren.

Vermoedelijk is er iets substantieel veranderd in de datacollectie in dat jaar. Wij hebben deze

jaren buiten beschouwing gelaten en schatten de modellen voor de periode 1985 – 1996.

Voor de bouwnijverheid hebben we de gegevens van 211 bedrijven voor de hele periode. Bij

de schattingen kan het aantal iets minder zijn in verband met eventuele ontbrekende waar-

nemingen voor één of meer variabelen.

Detailhandel

De PS bestanden over de detailhandel omvatten de jaren 1988, 1990 en de periode van 1992

tot en met 1997. Wij hebben informatie over alle ondernemingen in de detailhandel. Bedrij-

ven, die meer dan 20 werknemers tellen, zijn integraal waargenomen (alle bedrijven hebben

een vragenlijst gekregen). De gegevens van niet-responderende bedrijven werden door het

CBS geschat aan de hand van de gerapporteerde gegevens van vergelijkbare bedrijven (SBI-

code, bedrijfsgrootte). Van bedrijven met minder dan 20 werknemers werd een steekproef

getrokken en op basis van de respons zijn de gegevens van de ontbrekende bedrijven inge-

vuld.

De variabelen voor de jaren 1988 en 1990 hebben zeer afwijkende waarden ten opzichte van

de andere jaren. Wij vermoeden dat er sprake is van een afwijkende dataverzameling. Wij

hebben daarom deze jaren buiten beschouwing gelaten en schatten de modellen voor de

periode 1992 – 1997.

Page 28: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

20 Hoofdstuk 3

Voor de detailhandel hebben we de gegevens van 772 bedrijven over de hele periode. Bij de

schattingen kan het aantal iets minder zijn in verband met eventuele ontbrekende waarne-

mingen voor één of meer variabelen.

Groothandel

De PS bestanden over de groothandel omvatten de periode van 1988 tot en met 1997. Wij

hebben informatie over alle ondernemingen in de groothandel. Bedrijven, die meer dan 20

werknemers tellen, zijn integraal waargenomen (alle bedrijven hebben een vragenlijst gekre-

gen). De gegevens van niet-responderende bedrijven werden geschat aan de hand van de

gerapporteerde gegevens van vergelijkbare bedrijven (SBI-code, bedrijfsgrootte). Van bedrij-

ven met minder dan 20 werknemers werd een steekproef getrokken en op basis van de res-

pons zijn de gegevens van de ontbrekende bedrijven door het CBS ingevuld.

Voor de jaren 1995 en 1997 is het ‘het resultaat voor belastingen’ niet bekend waardoor het

niet mogelijk is om de arbeidsproductiviteit variabele te definiëren. De variabelen voor het

jaar 1996 laten behoorlijke uitschieters zien ten opzichte van de andere jaren waardoor wij

vermoeden dat ook hier sprake is van afwijkende dataverzameling. Wij hebben daarom deze

jaren buiten beschouwing gelaten en schatten de modellen voor de periode 1988 – 1994.

Voor de groothandel hebben we de gegevens van 2487 bedrijven voor de hele periode. Bij

de schattingen kan het aantal iets minder zijn in verband met eventuele ontbrekende waar-

nemingen voor één of meer variabelen.

3.2 Productiviteit en concurrentie

In deze paragraaf concentreren we ons op een beschrijving van de ontwikkeling in de tijd

van onze centrale variabelen: productiviteit en concurrentie. Informatie over de andere be-

langrijke variabelen is te vinden in Bijlage 1.

Page 29: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Beschrijving van de data 21

Industrie

Wij hanteren twee productiviteitsmaatstaven: toegevoegde waarde per werknemer en omzet

per werknemer 18. Toegevoegde waarde per werknemer wordt in het algemeen als een betere

maatstaf van productiviteit beschouwd dan omzet per werknemer. De omzet van een bedrijf

kan namelijk variëren tussen subsectoren van de industrie afhankelijk van waar het bedrijf

zich bevindt in de productieketen. Daardoor ontstaan verschillen in inkoopbehoeften van

intermediaire goederen. Deze verschillen zijn niet relevant voor de arbeidsproductiviteit.

Zowel omzet per werknemer als toegevoegde waarde per werknemer kan variëren om ande-

re redenen dan efficiëntie, bijvoorbeeld vanwege kwalitatieve verschillen in arbeidsinput of

verschillen in de kapitaalintensiteit.

In dit hoofdstuk bekijken we eerst de globale ontwikkeling van de productiviteit van de in-

dustrie. In figuur 3/1 en 3/2 is de ontwikkeling van de gemiddelde productiviteit te zien

over de periode 1978 - 199619. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is duidelijk toegenomen

in de periode 1978 - 1996. Het verloop van de twee indicatoren wijkt niet al te veel van el-

kaar af.

Figuur 3/1 Toegevoegde waarde per werknemer voor de industrie over de periode 1978 -1996 (in duizenden guldens, 1995 prijzen)

0

2 0

4 0

6 0

8 0

1 0 0

1 2 0

1 9 7 8 1 9 8 0 1 9 8 2 1 9 8 4 1 9 8 6 1 9 8 8 1 9 9 0 1 9 9 2 1 9 9 4 1 9 9 6

18 Wij hebben alleen informatie over ‘head counts’, dus over het aantal personen. Er is niets be-

kend over gewerkte uren of eventuele deeltijdmedewerkers.19 De standaarddeviaties en het aantal waarnemingen zijn in Tabel 3/1 weergegeven.

Page 30: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

22 Hoofdstuk 3

Figuur 3/2 Omzet per werknemer voor de industrie over de periode 1978 - 1996 (in dui-zenden guldens, 1995 prijzen)

0

100

200

300

400

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

Voor de mate van concurrentie hanteren wij een aantal verschillende indicatoren: de Herfin-

dahl Hirschmann index, de gemiddelde bedrijfsgrootte, het marktaandeel van het bedrijf en

de relatieve winsten indicator. Alle indicatoren zijn op SBI 3-digit niveau berekend en ge-

hanteerd in de schattingen in de volgende hoofdstukken. In de presentatie hieronder beper-

ken we ons tot het gemiddelde voor de hele industrie.

De HH index varieert tussen 0 (volledige concurrentie) en 1 (pure monopolie)20. De ontwik-

keling van de gemiddelde HH index is in figuur 3/3 weergegeven. Daar is te zien dat de HH

index is afgenomen in de periode 1978 - 1996. Een afname van de HH index betekent dat de

concentratie in de industrie is afgenomen, en dat de mate van concurrentie is toegenomen.

Figuur 3/3 De gemiddelde Herfindhal Hirschmann indicator voor de industrie 1978-1996

0

0.01

0.02

0.03

0.04

0.05

0.06

0.07

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

Over de periode 1978 – 1996 is de mate van concurrentie en de arbeidsproductiviteit in de

Nederlandse industrie tegelijkertijd toegenomen.

20 De HH index wordt berekend door het optellen van het kwadraat van het marktaandeel van alle

bedrijven die op de markt opereren.

Page 31: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Beschrijving van de data 23

In Tabel 3/1 is de standaarddeviatie (van de logaritme) van de twee productiviteitsmaatsta-

ven weergegeven. Een beperkt aantal bedrijven rapporteert een negatieve toegevoegde

waarde per werknemer. Deze zijn bij de logaritmische transformatie buiten beschouwing

gelaten.

Een toename van de standaarddeviatie betekent dat de arbeidsproductiviteit van de bedrij-

ven uit elkaar gaat lopen, bij een daling komen ze weer dichter bij elkaar. Als de spreiding

van toegevoegde waarde per werknemer laag is dan kan dat duiden op intensievere concur-

rentie.

In de standaarddeviaties in Tabel 3/1 valt geen duidelijke trend waar te nemen. Zowel de

standaarddeviatie van de toegevoegde waarde per werknemer als omzet per werknemer heeft

een grillig verloop. Pas na 1986 is enigerlei parallelle beweging tussen de standaarddeviaties

van de twee productiviteitsmaatstaven te vinden21.

Zoals verwacht is de spreiding van de omzet per werknemer indicator hoger dan die van de

toegevoegde waarde per werknemer. De vraag is of deze variatie hoog of laag is. Een redelij-

ke maatstaf om mee te vergelijken is die van lonen. In de laatste kolom van Tabel 3/1 staat

de standaarddeviatie van (de logaritme van) de gemiddelde lonen per bedrijf. De standaard-

deviatie van de productiviteitsindicatoren is hoger dan die van de lonen. Intuïtief zou men

toch een min of meer gelijkmatig niveau verwachten. Ons resultaat is vergelijkbaar met de

bevindingen van Oulton, die de spreiding van de productiviteit van bedrijven in het Vere-

nigd Koninkrijk heeft onderzocht (1998).

Wij kunnen ook de standaarddeviaties uit onze bestanden vergelijken met die van Oulton.

De standaarddeviatie van toegevoegde waarde per werknemer varieert tussen 0,5666 en

0,6417 voor de verschillende industriële subsectoren in het Verenigd Koninkrijk in 1993.

Voor de omzet per werknemer vindt hij standaarddeviaties tussen 0,6480 en 0,7947. Deze

zijn aanzienlijk hoger dan wat wij voor de Nederlandse industrie vinden. Het lijkt erop dat er

in de Nederlandse industrie minder verschillen zijn in de arbeidsproductiviteit. Dit kan ener-

zijds komen door structurele verschillen, zoals lager concentratie, oftewel meer concurrentie.

21 Dit is van belang als we, zoals Oulton (1998), veronderstellen dat intense concurrentie ineffici-

ente bedrijven tot verbetering dwingt en dat deze aanpassing op den duur leidt tot een lagerespreiding van de productiviteit. Hier hebben we naar gekeken, maar we kunnen geen eenduidigeconclusie trekken.

Page 32: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

24 Hoofdstuk 3

Anderzijds moet hier een kanttekening worden geplaatst, met name dat er verschillen kun-

nen zijn tussen de definities in de bestanden van Oulton en de PS bestanden.

Tabel 3/1 Standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de industrie*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD

1978 1597 0.4209 1604 0.6152 0.19951979 1595 0.4064 1600 0.6160 0.18791980 1591 0.3926 1598 0.6071 0.18261981 1588 0.4017 1590 0.6293 0.18391982 1589 0.3722 1590 0.6252 0.18401983 1575 0.4056 1580 0.6567 0.18951984 1580 0.3828 1582 0.6281 0.18961985 1575 0.3842 1579 0.6239 0.20731986 1582 0.3976 1586 0.6221 0.21231987 1533 0.4042 1535 0.5896 0.20661988 1530 0.4090 1530 0.5969 0.20221989 1525 0.4098 1528 0.5998 0.21401990 1524 0.3966 1528 0.5847 0.20521991 1522 0.3938 1526 0.5841 0.21051992 1525 0.3978 1526 0.5828 0.20391993 1494 0.4115 1496 0.6047 0.20951994 1490 0.4280 1490 0.5981 0.20291995 1488 0.4330 1489 0.5970 0.19811996 1485 0.4321 1487 0.5988 0.2037

* Alle variabelen zijn in logaritmen. SD is standaard deviatie, N is aantal waarnemingen, voor absolute waar-den zie Bijlage 1.

Bouwnijverheid

In figuur 3/4 en 3/5 is de ontwikkeling van de gemiddelde productiviteit te zien in de

bouwnijverheid sector over de periode 1985-1996. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is

voor beide maatstaven vooral toegenomen eind jaren tachtig nadat de sector grondig gesa-

neerd is. De ontwikkeling in de jaren negentig is vooral voor de omzet per werknemer zeer

gelijkmatig.

Page 33: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Beschrijving van de data 25

Figuur 3/4 Toegevoegde waarde per werknemer voor de bouwnijverheid over de periode1985 – 1996 (in duizenden guldens, 1995 prijzen)

7 2

7 8

8 4

9 0

9 6

1 9 8 5 1 9 8 6 1 9 8 7 1 9 8 8 1 9 8 9 1 9 9 0 1 9 9 1 1 9 9 2 1 9 9 3 1 9 9 4 1 9 9 5 1 9 9 6

Figuur 3/5 Omzet per werknemer voor de bouwnijverheid over de periode 1985 – 1996(in duizenden guldens, 1995 prijzen)

0

5 0

1 0 0

1 5 0

2 0 0

2 5 0

3 0 0

3 5 0

4 0 0

1 9 8 5 1 9 8 6 1 9 8 7 1 9 8 8 1 9 8 9 1 9 9 0 1 9 9 1 1 9 9 2 1 9 9 3 1 9 9 4 1 9 9 5 1 9 9 6

De HH index is op 3-digit niveau berekend voor de bouwnijverheidsector. In figuur 3/6

wordt de ontwikkeling van deze indicator voor de gehele bouwnijverheid weergegeven. Uit

figuur 3/6 blijkt dat de HH index relatief grote schommelingen vertoont maar dat er geen

duidelijk waarneembare trend is in de concentratie in de bouwnijverheidsector.

Figuur 3/6 De gemiddelde Herfindhal Hirschmann indicator voor de bouwnijverheid1985 – 1996

0

0 . 0 0 1

0 . 0 0 2

0 . 0 0 3

0 . 0 0 4

0 . 0 0 5

0 . 0 0 6

0 . 0 0 7

1 9 8 5 1 9 8 6 1 9 8 7 1 9 8 8 1 9 8 9 1 9 9 0 1 9 9 1 1 9 9 2 1 9 9 3 1 9 9 4 1 9 9 5 1 9 9 6

Page 34: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

26 Hoofdstuk 3

In Tabel 3/2 is de standaarddeviatie van (de logaritme van) de twee productiviteitsmaatsta-

ven weergegeven. De standaarddeviatie van de toegevoegde waarde per werknemer vertoont

over de onderzochte periode schommelingen, maar er is geen duidelijke trend waar te ne-

men. In de ontwikkeling van de variatie van de omzet per werknemer indicator is een licht

stijgende trend te zien. De arbeidsproductiviteit van de bedrijven loopt steeds verder uiteen.

Zoals verwacht, is de spreiding van de omzet per werknemer indicator hoger dan van de

toegevoegde waarde per werknemer. De vergelijking met de standaarddeviatie van (de loga-

ritme van) het gemiddelde loon levert dezelfde conclusie op als in de industrie: de stan-

daarddeviatie van de productiviteitsindicatoren is ook hier hoger dan van het loon. Oulton

vond aanzienlijk hogere standaarddeviaties voor de bouwnijverheidsector van het Verenigde

Koninkrijk: 0,7397 voor de toegevoegde waarde per werknemer indicator en 0,8975 voor de

omzet per werknemer indicator.

Tabel 3/2 De standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de bouwnijver-heid*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD

1985 195 0.2818 195 0.4472 0.17511986 195 0.2864 195 0.4434 0.16171987 195 0.4099 195 0.4896 0.16791988 195 0.2429 195 0.4585 0.15071989 195 0.5396 195 0.4666 0.14551990 195 0.2467 195 0.4500 0.14291991 194 0.2444 195 0.4747 0.14671992 194 0.3321 195 0.5217 0.16031993 210 0.3506 211 0.5825 0.15511994 209 0.3055 211 0.5485 0.17711995 208 0.274 211 0.6019 0.17511996 208 0.3068 211 0.5633 0.1757

* Alle variabelen zijn in logaritmen. SD is standaard deviatie, N is aantal waarnemingen, voor absolute waar-den zie Bijlage 1.

Detailhandel

In figuur 3/7 en 3/8 is de ontwikkeling van de gemiddelde productiviteit te zien in de de-

tailhandel over de periode 1992 - 1997. De gemiddelde arbeidsproductiviteit laat een dalende

trend zien voor beide maatstaven. Het aantal jaren waarover we de productiviteit meten is

Page 35: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Beschrijving van de data 27

beperkt. In de eerste helft van de jaren negentig gleed de Nederlandse economie in een laag-

conjunctuur waar ze vanaf midden jaren negentig weer uitkwam. De productiviteitspatronen

in de figuren 3/7 en 3/8 worden vermoedelijk door deze conjunctuurcyclisch beïnvloed.

Figuur 3/7 Toegevoegde waarde per werknemer voor de detailhandel over de periode1992 - 1997 (in duizenden guldens, 1995 prijzen)

40

42

44

46

48

50

52

1992 1994 1995 1996 1997

Figuur 3/8 Omzet per werknemer voor de detailhandel over de periode 1992 - 1997 (induizenden guldens, 1995 prijzen)

190

200

210

220

230

240

1992 1994 1995 1996 1997

In figuur 3/9 is de Herfindahl Hirschmann indicator weergegeven voor de detailhandel. Ook

hier is het aantal jaren beperkt. Het jaar 1995 is een uitschieter in een overigens redelijk con-

stant verloop.

Page 36: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

28 Hoofdstuk 3

Figuur 3/9 De gemiddelde Herfindahl Hirschmann indicator voor de detailhandel voor deperiode 1992 – 1997

0

0 . 0 1

0 . 0 2

0 . 0 3

0 . 0 4

0 . 0 5

0 . 0 6

0 . 0 7

1 9 9 2 1 9 9 4 1 9 9 5 1 9 9 6 1 9 9 7

In Tabel 3/3 is de standaarddeviatie van (de logaritme van) de twee productiviteitsmaatsta-

ven weergegeven. Uit de tabel valt af te lezen dat de variatie van de arbeidsproductiviteit

tussen bedrijven steeds verder uiteen loopt. In deze sector, anders dan in andere sectoren, is

de spreiding van de omzet per werknemer indicator lager dan die van de toegevoegde waar-

de per werknemer. De vergelijking met de standaarddeviatie van (de logaritme van) het ge-

middelde loon levert ook een andere conclusie op dan in de voorgaande twee sectoren: de

standaarddeviatie van de productiviteitsindicator op basis van de omzet is lager dan van het

loon. De variatie in de productiviteit in de detailhandel is lager dan wat Oulton vindt voor de

sector Distribution, hotels en catering in het Verenigd Koninkrijk (0,7756 en 1,0204). Een kant-

tekening hierbij is dat onze ‘detailhandel’ een veel homogenere groep is dan wanneer ook

hotels en horeca ondernemingen tot de sector gerekend worden.

Tabel 3/3 De standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de detailhandel*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD

1992 832 0.4975 832 0.4447 0.501419931994 830 0.5087 832 0.4518 0.53741995 832 0.5154 832 0.4557 0.51351996 832 0.5309 832 0.4574 0.52651997 832 0.5393 832 0.4695 0.5287

* Alle variabelen zijn in logaritmen. SD is de standaard deviatie, N is het aantal waarnemingen, voor absolutewaarden zie Bijlage 1.

Page 37: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Beschrijving van de data 29

Groothandel

Ook voor de groothandel hebben we slechts een korte periode ter beschikking. De schijn-

baar grote schommelingen in figuur 3/10 en 3/11 zijn dan enigszins kunstmatig. Van zo’n

korte periode valt niet duidelijk op te maken of er sprake is van een stijgende of dalende

trend, maar wel is vast te stellen dat in 1992 en 1993 een dip is geweest in de arbeidsproduc-

tiviteit.

In figuur 3/12 wordt de ontwikkeling van de Herfindahl Hirschmann indicator weergege-

ven. In de groothandel wijkt 1991 af van de overige jaren die op min of meer hetzelfde ni-

veau uitkomen.

Figuur 3/10 Toegevoegde waarde per werknemer voor de groothandel over de periode1988 -1994 (in duizenden guldens, 1995 prijzen)

1 0 6

1 0 7

1 0 8

1 0 9

1 1 0

1 1 1

1 1 2

1 1 3

1 1 4

1 9 8 8 1 9 9 0 1 9 9 1 1 9 9 2 1 9 9 3 1 9 9 4

Figuur 3/11 Omzet per werknemer voor de groothandel over de periode 1988 - 1994 (induizenden guldens, 1995 prijzen)

960

980

1000

1020

1040

1060

1080

1988 1990 1991 1992 1993 1994

Page 38: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

30 Hoofdstuk 3

Figuur 3/12 De gemiddelde Herfindahl Hirschmann indicator voor de groothandel

0

0.005

0.01

0.015

0.02

0.025

1988 1990 1991 1992 1993 1994

In Tabel 3/4 is de standaarddeviatie (van de logaritme) van de twee productiviteitsmaatsta-

ven weergegeven. Bij beide productiviteitsmaatstaven zien wij een gestage stijging in de vari-

atie. De arbeidsproductiviteit van de bedrijven loopt in de tijd enigszins uit elkaar.

Ook in deze sector is de spreiding van de omzet per werknemer indicator hoger dan van de

toegevoegde waarde per werknemerindicator. De standaarddeviatie van de productiviteitsin-

dicatoren is hoger dan van de lonen.

Tabel 3/4 De standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de groothandel*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD

1988 2699 0.5311 2709 0.8360 0.381819891990 3140 0.5563 3170 0.8376 0.40441991 3126 0.5817 3154 0.8431 0.41781992 3044 0.5917 3077 0.8284 0.42801993 3103 0.5875 3164 0.8411 0.41701994 2792 0.6022 2826 0.8657 0.4433

* Alle variabelen zijn in logaritmen. SD is de standaard deviatie, N is het aantal waarnemingen, voor absolutewaarden zie Bijlage 1.

3.3 Productiviteit en concurrentie - samenvatting

In figuur 3/13 en 3/14 zijn de productiviteitsindicatoren van de verschillende sectoren ge-

zamenlijk afgebeeld. Hieruit valt af te lezen dat de industrie een aanzienlijke productiviteits-

groei heeft ervaren over de onderzochte periode, zeker gemeten in toegevoegde waarde per

Page 39: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Beschrijving van de data 31

werknemer. De andere sectoren vertonen een gelijkmatiger verloop. Wat toegevoegde waar-

de per werknemer betreft, valt op dat de detailhandel een aanzienlijk lager productiviteitsni-

veau heeft. Het is wel zo dat het productiviteitsniveau in de detailhandel en in de groothan-

del hier onderschat wordt. Het komt doordat wij de productiviteit per werknemer meten,

niet gecorrigeerd voor deeltijdwerkers. In de detailhandel en in de groothandel werken rela-

tief veel vrouwen waardoor onze indicatoren de werkelijke productiviteit onderschatten.

Figuur 3/13 Toegevoegde waarde per werknemer voor alle sectoren

0

2040

60

80

100120

140

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

Industrie

Bouwnijverheid

Detailhandel

Groothandel

Figuur 3/14 Omzet per werknemer voor alle sectoren

0

200

400

600

800

1000

1200

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

Industrie

Bouwnijverheid

Detailhandel

Groothandel

In figuur 3/15 wordt de HH index weergegeven. Qua niveau ligt de bouwnijverheid aan-

zienlijk lager dan de industrie. De industrie is meer geconcentreerd. In de industrie is echter

een zichtbare dalende trend te zien in de HH index, hetgeen betekent dat de concentratie in

de loop van de tijd afneemt. Zowel in de detailhandel als in de groothandel is er sprake van

uitschieters. Er is voor deze sectoren slechts een beperkt aantal jaren beschikbaar.

Page 40: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

32 Hoofdstuk 3

Figuur 3/15 De ontwikkeling van de sectorale Herfindahl Hirschman indicator voor allesectoren

0

0.01

0.02

0.03

0.04

0.05

0.06

0.07

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

Industrie

Bouwnijverheid

Detailhandel

Groothandel

Verdere informatie over de overige belangrijke variabelen is in Bijlage 1 te vinden.

Page 41: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

33

4 Model van Nickell en varianten

Een toonaangevend artikel uit de literatuur over het verband tussen marktwerking en pro-

ductiviteit is dat van Nickell uit 1996. Nickell heeft de productiviteitsontwikkeling in de ma-

nufacturing industrie in het Verenigd Koninkrijk onderzocht. Zijn artikel is inspiratie geweest

voor vele vervolgstudies. Het is het uitgangspunt voor onze studie. In Paragraaf 1 wordt het

model van Nickell uitgelegd. Vervolgens wordt beschreven wat de resultaten van Lever en

Nieuwenhuijsen (1998) zijn die voortbouwend op het model van Nickell de Nederlandse

industrie hebben onderzocht. In Paragraaf 3 beschrijven wij onze resultaten van het model

van Nickell. We toetsen dit model voor de Nederlandse industrie, net als Lever en Nieu-

wenhuijsen maar dan voor een langere periode en met meer recente gegevens uit het CeReM

databestand. Tevens schatten we het Nickell model voor de bouwnijverheid, de detailhandel

en de groothandel. In Paragraaf 4 presenteren we een variant op het Nickell model waarbij

de te verklaren variabele ‘omzet’ vervangen wordt door ‘arbeidsproductiviteit’.

4.1 Het model van Nickell

Het model van Nickell is gebaseerd op een aangepaste Cobb-Douglas productiefunctie en

het bestaat uit drie delen. Het eerste deel omvat de gebruikelijke variabelen voor een pro-

ductiefunctie: kapitaalvoorraad, werkgelegenheid en een cyclische indicator. Als cyclische

indicator gebruikt Nickell de verhouding tussen overuren en normaal gewerkte uren. Deze

verhouding definieert hij verschillend van een periode van hoog- en laagconjunctuur.

Het tweede deel bestaat uit de marktaandeel variabele, twee perioden vertraagd. Deze varia-

bele wordt gezien als een indicator voor de mate van marktmacht. Een groter marktaandeel

betekent een sterkere positie op de markt en minder last van de concurrentie. Verwacht

wordt dat dit een negatieve invloed heeft op het niveau van de productiviteit. De variabele

marktaandeel wordt twee perioden vertraagd om ervoor te zorgen dat de causaliteit loopt

van marktaandeel (en de mate van marktmacht) naar productiviteit en niet omgekeerd. Dat

laatste is immers ook mogelijk. Een dalende productiviteit kan leiden tot bijvoorbeeld hoge-

re prijzen en een afkalvend marktaandeel. Door de variabele vertraagd op te nemen wordt

deze omgekeerde causaliteit vermeden.

Page 42: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

34 Hoofdstuk 4

Nickell wijst erop dat aan het gebruik van het marktaandeel als verklarende variabele nadelen

kleven. Een reden hiervoor is dat niet alleen de waargenomen concurrentie maar ook de

potentiële concurrentie de mate van marktmacht kan beïnvloeden. Een ander probleem met

het marktaandeel als concurrentie-indicator is dat er vormen van collusie bestaan tussen

bedrijven die wel de marktwerking beïnvloeden maar niet tot uitdrukking komen in het

marktaandeel (denk bijvoorbeeld aan tacit collusion of collectieve dominantie). Er zijn ook

voorbeelden te vinden waarbij collusie ontstaat vanwege een bijzondere institutionele omge-

ving22. Een derde probleem met de marktaandeelbenadering ontstaat omdat impliciet wordt

verondersteld dat de sector of bedrijfstak representatief is voor de relevante markt. Het

marktaandeel is gedefinieerd als het bedrijfsaandeel in de totale afzet van een sector of be-

drijfstak. De sector- of bedrijfstakindeling valt niet altijd samen met de afbakening van de

relevante markt. Dit is vooral een probleem bij crosssectie vergelijkingen. Het is iets minder

problematisch in een tijdreeks analyse waarbij er naar de veranderingen in de tijd wordt ge-

keken.

Het derde deel van het Nickell model bestaat uit variabelen opgenomen ter verklaring van de

productiviteitsgroei. De variabelen die Nickell hiervoor opneemt zijn de Herfindahl Hirschmann

indicator, de importpenetratie (benadering van de mate van buitenlandse concurrentie), de

gemiddelde bedrijfsgrootte en de relatieve winstgevendheid (als resultaten van de aanwezig-

heid of het gebrek aan marktwerking). Ten slotte is een dummy voor concurrentie opgeno-

men. Deze dummy geeft weer of de ondernemer meer dan vijf concurrenten op de relevante

markt heeft. Meer of minder dan vijf concurrenten wordt als een scheidingslijn tussen effec-

tieve en niet effectieve concurrentie gezien. De verwachting is dat de dummy voor het heb-

ben van meer dan vijf concurrenten een positieve invloed heeft op de productiviteitsgroei.

De relatieve winstgevendheid als indicator voor een meer dan normaal winstniveau (wat

mogelijk correspondeert met monopoliewinsten) heeft naar verwachting een negatieve in-

vloed. Verder is te verwachten dat de gemiddelde bedrijfsgrootte een positief effect zal heb-

ben op de groei van de productiviteit. Een hogere concentratie (een hogere HH index) is

naar verwachting negatief gecorreleerd met de productiviteitsgroei en een hogere importpe-

netratie daarentegen positief. De variabelen in het derde deel van het Nickell model worden

vermenigvuldigd met een tijdstrend om daarmee de invloed op de groei van de productiviteit

in de loop van de tijd te volgen.

22 In Baily (1993) staat een aantal hiervan beschreven.

Page 43: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Model van Nickell en varianten 35

Nickell benadrukt dat voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie van de gewone cross

sectie correlatie tussen concurrentie en productiviteit. Immers mededinging op de lange ter-

mijn is niet onafhankelijk van het ‘gedrag’ van bedrijven. Deze problemen zijn meestal te

ondervangen met paneldata waarbij gebruik wordt gemaakt van fixed effects (of random effects)

schattingen om daarmee het specifieke ‘gedrag’ van bedrijven te modelleren. Net zoals Nic-

kell gebruiken wij paneldata en hanteren we fixed effects schatters23.

Nickell heeft de aangepaste productiefunctie (de schattingsvergelijking staat in Bijlage 2)

geschat voor de manufacturing sector in het Verenigd Koninkrijk op een panel dataset van 147

bedrijven over de periode 1972 – 1986. De schattingsresultaten staan in Tabel 4/1.

Tabel 4/1 Schattingsresultaten Nickell voor de industrie in het Verenigd Koninkrijk

variabelen coëfficiënten t-waarden

toegevoegde waarde 1 periode vertraagd 0.26 3.0 **

aantal werknemers 0.45 3.8 **

kapitaalvoorraad 0.29 -ratio van overuren t.o.v. normaal gewerkte uren 1.54 2.4 **

ratio van normaal gewerkte uren t.o.v. overuren 0.61 1.4marktaandeel 2 perioden vertraagd -3.42 2.0 **

HH index * t -0.14 1.9 *

importpenetratie * t 0.11 1.4gemiddelde bedrijfsgrootte * t 0.53 1.4dummy voor concurrentie * t 0.026 0.6relatieve winstgevendheid * t -0.11 2.2 **

** betekent dat de coëfficiënt met een 5% onzekerheidsmarge significant afwijkend van nul is, * betekent metdat een 10% onzekerheidsmarge de coëfficiënt significant afwijkend van nul is.

Bron: Nickell, 1996, p. 736.

Nickell vindt inderdaad dat marktmacht (gemeten met behulp van het twee perioden ver-

traagde marktaandeel) het niveau van productiviteit significant verlaagt. Ook de HH index is

negatief (maar niet significant met 95% zekerheid). Verder vindt Nickell dat er een signifi-

cante negatieve invloed is van de relatieve winstgevendheid. De mate van concurrentie (de

aanwezigheid van meer dan vijf concurrenten), de invoerpenetratie en de gemiddelde be-

drijfsgrootte zijn positief maar niet significant.

23 Met behulp van de Hausman test hebben wij getoetst of een random effects model terecht was

maar de test wees uit dat de correcte methode een fixed effects schatting is.

Page 44: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

36 Hoofdstuk 4

Bij het schatten legt Nickell voor de inputvariabelen uit het eerste deel van zijn vergelijking

de restrictie op dat de kapitaalcoëfficiënt en de arbeidscoëfficiënt optellen tot 1. Hij schat

dus slechts een coëfficiënt met de twee productiefactoren. Uit de geschatte waarde kan wor-

den afgeleid dat de arbeidscoëfficiënt 0,61 is en de kapitaalcoëfficiënt 0,39.

4.2 Toetsing van het model van Nickell door Lever en

Nieuwenhuijsen

Het model van Nickell is op Nederlandse data getoetst door Lever en Nieuwenhuijsen

(1998). Hun doel is om voor de Nederlandse industrie na te gaan in hoeverre concurrentie

van invloed is op het niveau en / of groei van productiviteit. Zij hebben net als Nickell ge-

bruik gemaakt van een aangepaste Cobb-Douglas productiefunctie. Deze staat beschreven in

Bijlage 3. Omdat de beschikbare variabelen voor de Nederlandse industrie niet hetzelfde zijn

als in het databestand van Nickell werden zij gedwongen tot een andere specificatie van de

schattingsvergelijking. Ze streefden daarbij echter naar een specificatie die zoveel mogelijk

vergelijkbaar was met die van Nickell.

Voor wat betreft de productiefactoren in het eerste deel van de vergelijking van Nickell

wordt naast werkgelegenheid en kapitaalgoederenvoorraad ook de input van materialen

meegenomen. In het cijfermateriaal dat Lever en Nieuwenhuijsen hebben gebruikt (de PS

bestanden van de industrie voor de periode 1978 - 1993), is geen informatie bekend over de

kapitaalgoederenvoorraad. In plaats daarvan hebben ze afschrijvingen in de regressie opge-

nomen, uitgaande van de veronderstelling dat er een lineair verband bestaat tussen de kapi-

taalgoederenvoorraad en de afschrijvingen. In onze modelspecificatie in Paragraaf 4.3 zullen

wij hen hierin volgen. Als conjunctuurindicator maken ze gebruik van de bezettingsgraad. Ze

nemen in tegenstelling tot Nickell geen vertraagde afzetvariabele op.

De invloed van concurrentie op het productiviteitsniveau wordt, zoals bij Nickell, door het

marktaandeel, als een inverse maatstaf voor concurrentie, gemeten. De verwachting is weer

dat een verlaging van het marktaandeel tot een verhoging van de productiviteit leidt. De

invloed van concurrentie op de productiviteitsgroei wordt gemeten door de sectorale Herfin-

Page 45: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Model van Nickell en varianten 37

dahl Hirschmann indicator, het exportaandeel van het bedrijf en het sectorale aandeel van

concurrerende importen.

In de PS bestanden is geen informatie beschikbaar over het aantal concurrenten. Dit bete-

kent dat noch Lever en Nieuwenhuijsen noch wij de ‘concurrentiedummy’ kunnen aanma-

ken.

De resultaten van de schattingen van Lever en Nieuwenhuijsen staan in Tabel 4/2. Voor de

schattingen maken zij gebruik van een panel dataset over de periode 1978 – 1993 met 1.932

bedrijven uit de industriesector.

Tabel 4/2 Schattingsresultaten van Lever en Nieuwenhuijsen voor de Nederlandse indu-strie, 1978-1993

variabelen coëfficiënten t-waarden

volume materialen 0.685 24.10 **

aantal werknemers 0.238 5.84 **

kapitaalvoorraad (i.e. afschrijvingen vaste activa) 0.021 5.82 **

bezettingsgraad 0.490 2.84 **

marktaandeel24 -1.174 2.73 **

winstgevendheid * t 0.017 5.01 **

HH index * t -0.0056 1.02exportaandeel * t 0.0059 3.39 **

concurrerende importaandeel * t 0.012 2.15 **

gemiddelde bedrijfsgrootte * t 0.0003 0.55** betekent dat de coëfficiënt met een 5% onzekerheidsmarge significant afwijkend van nul is.Bron: Lever en Nieuwenhuijsen, 1998, p. 18.

De te verklaren variabele is het volume van de omzet gedefleerd met een prijsindexcijfer. Uit

de resultaten van Lever en Nieuwenhuijsen blijkt dat de inputfactoren materialen, arbeid en

kapitaal een positieve invloed hebben op het volume van de omzet. De som van hun coëffi-

ciënten is 0,94, iets kleiner dan 1. Rekening houdend met de onzekerheidsmarge zijn con-

stante schaalopbrengsten vermoedelijk niet uit te sluiten. Een hogere bezettingsgraad leidt

niet logischerwijze tot een hogere productiviteit.

Lever en Nieuwenhuijsen vinden dat een daling van het marktaandeel het niveau van pro-

ductiviteit significant laat stijgen. Dit wijst in de richting van meer concurrentie – hoger pro-

ductiviteitsniveau. De invloed van de mate van concurrentie op de productiviteitsgroei

24 Het marktaandeel is opgenomen in de vergelijking met twee of drie perioden vertraagd.

Page 46: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

38 Hoofdstuk 4

wordt gemeten met behulp van de HH index, het exportaandeel en het concurrerende im-

portaandeel. De HH index is beperkt tot de binnenlandse producenten. De geschatte coëffi-

ciënt van de HH index is negatief maar niet significant. De aandelen van export en import

indiceren een blootstelling aan buitenlandse concurrentie op de binnenlandse en buitenland-

se markten. Een hoog exportaandeel en een hoog concurrerend importaandeel laten een

significant hogere groei in de productiviteit zien.

Lever en Nieuwenhuijsen hebben ook winstgevendheid (per bedrijf gemiddeld over de tijd)

opgenomen in de regressie om structurele effecten (sectorale concurrentie) beter te kunnen

modelleren. Een kanttekening hierbij is dat de winstgevendheid ook nog door bedrijfsspeci-

fieke factoren wordt beïnvloed, zoals de competentie van het management, de inzet van

werknemers en het succes van onderzoek en ontwikkeling. De verwachting is dat concur-

rentie en winstgevendheid negatief gecorreleerd zijn, hoewel er redenen genoemd kunnen

worden waardoor dit niet zou gelden (imperfecte kapitaalmarkten of de inverse causaliteit ge-

noemd in de voorgaande paragraaf). Lever en Nieuwenhuijsen stellen dat áls zij een negatief

effect vinden, dat toe te schrijven is aan de invloed van concurrentiefactoren die nog niet

door de andere concurrentieverklarende variabelen worden gemeten. Maar als er toch een

positief verband gevonden wordt (wat het geval is), dan betekent dat nog niet dat de hypo-

these dat meer concurrentie tot snellere arbeidsproductiviteitgroei leidt, verworpen moet

worden. Er zijn twee metingen beschikbaar voor de winstgevendheid: (1) netto resultaten

(resultaten voor belastingen) en (2) cashflow (netto resultaten plus depreciatie). Beide maat-

staven worden geschaald ten opzichte van de toegevoegde waarde.

Ook (de logaritme van) de bedrijfsgrootte is opgenomen als variabele die productiviteits-

groei beïnvloedt. Dit is gedaan om te kunnen testen of grotere bedrijven voordeel hebben

van het kunnen spreiden van onderzoek en ontwikkelingskosten. Deze variabele is niet signi-

ficant.

Om de mogelijke invloed van ontbrekende variabelen te meten, zijn 2-digit industrie dum-

my’s opgenomen in de productiefunctie.

De schattingsresultaten van Lever en Nieuwenhuijsen lopen in belangrijke mate parallel met

de resultaten van Nickell.

Page 47: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Model van Nickell en varianten 39

4.3 Update en uitbreiding van het model van Nic-kell/Lever en Nieuwenhuijsen

Wij hebben het model van Lever en Nieuwenhuijsen geschat voor een langere periode voor

de industrie en voor een aantal andere sectoren, zoals de bouwnijverheid, de detailhandel en

de groothandel. Onze replicatie is niet helemaal hetzelfde geworden als het oorspronkelijke

model, omdat sommige variabelen die zij gebruikt hebben niet in de bestanden voorkomen

waarover wij beschikking hebben gehad. Het gaat om de volgende variabelen: de bezettings-

graad, het concurrerend importaandeel en voor de additionele sectoren het exportaandeel.

Wij hebben ervoor gekozen om de concurrentiemaatstaven per bedrijf niet te middelen over

de tijd, wat Lever en Nieuwenhuijsen wel gedaan hebben.

De resultaten van de schattingen staan in Tabel 4/3. De variabele die wordt verklaard in

deze regressie is het volume van de omzet gedefileerd met een prijsindexcijfer.

In ons model wordt de link tussen productiviteitsgroei en concurrentie gemodelleerd met de

opname van de concentratie in de sector, gemeten door de HH index, en de winstgevend-

heid in de vergelijking. Zoals verwacht, vinden we een negatieve parameterschatting voor de

concentratie-indicator, die voor drie van de vier sectoren ook significant is. De winstge-

vendheid is, tegen de verwachting maar conform de resultaten van Lever en Nieuwenhuij-

sen, positief en significant.

De indicator voor marktmacht (marktaandeel twee perioden vertraagd) heeft alleen voor de

industrie een significante parameterschatting opgeleverd voor het productiviteitsniveau. Het

teken is, anders dan verwacht, positief. Lever en Nieuwenhuijsen vinden voor de industrie

wel een significant negatief effect. Dit resultaat is blijkbaar niet robuust.

De gemiddelde bedrijfsgrootte heeft voor drie van de vier sectoren de verwachte positieve

coëfficiënt. Dit zou kunnen betekenen dat grotere bedrijven onderzoek- en ontwikkelings-

kosten beter kunnen financieren uit de winsten wat een positieve invloed heeft op de groei

van de productiviteit. Alleen voor de groothandel is deze coëfficiënt negatief en significant.

Page 48: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

40 Hoofdstuk 4

Tabel 4/3 Schattingsresultaten voor de Nederlandse industrie, bouwnijverheid, detail-handel en groothandel (omzetvergelijking)

industrie bouwnijverheid detailhandel groothandel

variabelen coëfficiënt(standaardfout)

coëfficiënt(standaardfout)

coëfficiënten(standaardfout)

coëfficiënt(standaardfout)

constante 2.126 **(0.033)

5.362 **(0.143)

1.437 **(0.125)

1.868 **(0.035)

volume van de materialen 0.659 **(0.004)

0.068 **(0.006)

0.804 **(0.022)

0.787 **(0.004)

aantal werknemers 0.231 **(0.007)

0.908 **(0.030)

0.142 **(0.017)

0.113 **(0.005)

kapitaalvoorraad (i.e. afschrij-vingen vaste activa)

0.059 **(0.003)

0.008(0.005)

0.007(0.007)

0.022 **(0.003)

reële energiekosten 0.015 **(0.005)

0.013 **(0.006)

0.013(0.018)

0.027 **(0.003)

marktaandeel 2 perioden ver-traagd

0.120 **(0.053)

0.363(1.362)

0.183(0.218)

0.117(0.140)

winstgevendheid * t 0.003 **(0.000)

0.032 **(0.004)

0.001(0.002)

0.002 **(0.000)

HH index * t -0.006 **

(0.002)-0.489 **

(0.137)-0.011(0.073)

-0.039 **

(0.015)gemiddelde bedrijfsgrootte * t 0.001 **

(0.000)0.002 **

(0.001)0.000

(0.001)-0.004 **

(0.000)

R2 0.803 0.445 0.921 0.925aantal observaties per jaar 1418 195 738 2441schattingsperiode 1978 – 96 1985 - 96 1992 - 97 1988 - 94

** betekent dat de coëfficiënt met een 5% onzekerheidsmarge significant afwijkend van nul is.

In onze specificatie hebben wij ook energie als productiefactor opgenomen. De coëfficiën-

ten van de productiefactoren zijn positief en meestal significant. De optelsom van de coëffi-

ciënten voor de productiefactoren (arbeid, kapitaal, materialen en energiekosten) blijft als bij

Lever en Nieuwenhuijsen net onder de 1. Gegeven de onzekerheidsmarges rondom de

schattingen zijn constante schaalopbrengsten vermoedelijk niet uit te sluiten.

In het literatuuroverzicht hebben we gewezen op het probleem dat zich voordoet bij de ge-

bruikelijke concurrentie-indicatoren, zoals concentratiegraad en marktaandeel. Deze indica-

toren werken goed als concurrentie toeneemt door een afname van de toetredingsbarrières.

Neemt concurrentie toe door agressieve interactie tussen bedrijven dan wijzen ze de ver-

keerde kant op. Bijvoorbeeld succesvolle concurrentie kan leiden tot een groter marktaan-

deel. Deze indicatoren zijn in die omstandigheden niet consistent. Om dit probleem te on-

dervangen heeft het CPB (Boone en Weigand, 2000) recentelijk een nieuwe indicator voor-

gesteld, die gebaseerd is op de relatieve winsten van bedrijven. Als aanvulling op het model

Page 49: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Model van Nickell en varianten 41

van Lever en Nieuwenhuijsen hebben wij de indicator van Boone en Weigand toegevoegd

aan de schattingsvergelijking.

De achterliggende gedachte van de indicator is als volgt. Een toename in concurrentie (of

het nu komt door lagere toetredingskosten of agressievere interactie) leidt altijd tot een toe-

name in de winst van het efficiënte bedrijf ten opzichte van het minder efficiënte bedrijf,

aldus Boone en Weigand (2000). Een toename in de concurrentie zorgt ervoor dat efficiënte

bedrijven hun kostenvoordeel beter kunnen uitbuiten. Daardoor wordt een efficiëntievoor-

deel relatief meer beloond in een sterk concurrerende markt. De β van Boone en Weigand25

wordt per sector (op SBI 2-digit niveau) per jaar geschat. Op elk moment in de tijd wordt

bepaald hoe de markt verschillen in de kosten vertaalt in winstgevendheidverschillen. De

theoretische verwachting is dat β negatief is: bedrijven met relatief hogere kosten zijn relatief

minder winstgevend. Meer concurrentie betekent een grotere β in absolute zin. Hoe meer

negatief deze β is, hoe meer concurrentie plaatsvindt in een bedrijfstak.

Als we de β in ons model opnemen als verklarende variabele als een toevoeging tot de ove-

rige concurrentiemaatstaven, verwachten we dan ook een negatieve coëfficiënt. Dit is inder-

daad het geval voor de industrie en de bouwnijverheid. In de industrie zien we een klein

maar toch significant negatief coëfficiënt (-0.000). De overige schattingsresultaten verande-

ren in deze specificatie nauwelijks. Voor de bouwnijverheid krijgen we ook een significant

negatieve schatting (-0.003) terwijl de schatting voor de HH index van –0.489 naar –0.440

verandert. Dit betekent dat in de bouwnijverheidsector de schommelingen in de mate van

concurrentie niet alleen door schommelingen in de concentratie komt, maar dat er ook spra-

ke is van intensievere of minder intensieve interactie tussen de bedrijven. Voor de detailhan-

del (0.002) en de groothandel (-0.002) is de coëfficiënt niet significant.

Wij hebben ook een Hausman test uitgevoerd. Bij de Hausman test wordt gekeken of er

correlatie bestaat tussen de individuele effecten en de verklarende variabelen. Net als bij

Nickell vinden we een significante correlatie. Dit testresultaat leidt tot de conclusie dat de

correcte methode om de productievergelijking te schatten een methode met fixed effects is en

dat een random effects model in dit geval niet terecht is.

25 In Bijlage 4 staat het idee achter de empirische benadering van de schatting en de schattingsver-

gelijking waarin de β geschat is.

Page 50: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

42 Hoofdstuk 4

4.4 Een variant op het model van Nickell

We hebben ook een variant van de modellen van Nickell en Lever en Nieuwenhuijsen ge-schat. Deze variant loopt qua specificatie van de verklarende variabelen parallel met het mo-del uit de vorige paragraaf (4.3), maar in plaats van het omzetniveau wordt de toegevoegde

waarde per werknemer (het niveau van de arbeidsproductiviteit) als te verklaren variabeleopgenomen. In Tabel 4/4 staan de schattingsresultaten voor de vier onderzochte bedrijfs-

takken met arbeidsproductiviteit als verklarende variabele.

Tabel 4/4 Schattingsresultaten voor de Nederlandse industrie, bouwnijverheid, detail-handel en groothandel (arbeidsproductiviteitvergelijking)

industrie bouwnijverheid detailhandel groothandel

variabelen coëfficiënt(standaardfout)

coëfficiënt(standaardfout)

coëfficiënt(standaardfout)

coëfficiënt(standaardfout)

constante 2.754 **(0.038)

3.377 **(0.108)

4.182 **(0.194)

4.427 **(0.086)

toegevoegde waarde 1 periodevertraagd

0.302 **(0.006)

0.237 **(0.022)

-0.183 **

(0.037)-0.008(0.008)

kapitaal per werknemer 0.038 **(0.003)

-0.005(0.007)

0.036 *(0.022)

0.024 *(0.013)

reële energiekosten -0.023 **

(0.006)-0.006(0.008)

-0.018(0.036)

0.012(0.015)

relatieve winstgevendheid -0.003 **

(0.000)-0.025 **

(0.001)-0.018(0.002)

-0.017 **

(0.001)marktaandeel 2 perioden ver-traagd

-0.133 *(0.074)

-0.697(1.931)

0.177(0.701)

0.327(0.752)

HH index * t -0.002(0.003)

-0.784 **

(0.188)0.104

(0.270)-0.099(0.081)

gemiddelde bedrijfsgrootte * t 0.000(0.000)

-0.003 **

(0.000)0.000

(0.000)-0.003 **

(0.000)

R2 0.408 0.353 0.043 0.037aantal observaties per jaar 1418 195 738 2436schattingsperiode 1978 – 96 1985 - 96 1992 – 97 1988 – 94

** betekent dat de coëfficiënt met een 5% zekerheidsmarge significant afwijkend van nul is, * betekent dat meteen 10% onzekerheidsmarge de coëfficiënt significant afwijkend van nul is.

De te verklaren variabele is de toegevoegde waarde per werknemer. De variabele marktaan-

deel heeft in deze specificatie het verwachte negatieve teken voor de bedrijfstakken industrie

en bouwnijverheid. De coëfficiënten zijn echter niet significant.

Page 51: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Model van Nickell en varianten 43

De relatieve winstgevendheid heeft voor alle bedrijfstakken een negatief coëfficiënt. Dit

duidt op een significant positieve invloed van concurrentie op de productiviteitsgroei (hoge-

re winstgevendheid impliceert monopoliewinsten en een gebrek aan concurrentie). Alleen

voor de detailhandel is de geschatte coëfficiënt niet significant, maar de coëfficiënt is wel

negatief. De negatieve coëfficiënt voor de HH index (niet significant) duidt op een positief

verband tussen productiviteitsgroei en concurrentie.

Wat verder opvalt aan de schattingsresultaten is de lage R2 voor de groothandel en detail-

handel. Deze ligt rond de 0.04. Dit is laag voor een tijdreeks analyse. De periode waarover

wordt geschat is voor deze bedrijfstakken veel korter dan voor de industrie en de bouwnij-

verheid.

Zoals in het model van Paragraaf 4.3 hebben we ook hier de indicator van Boone en Wei-

gand toegevoegd. Deze indicator signaleert toenemende concurrentie. Theoretisch wordt

verwacht dat β negatief is: bedrijven met relatief hogere kosten zijn relatief minder winstge-

vend. De opname van deze indicator in het model heeft geen significant effect op de pro-

ductiviteitsontwikkeling. De grootte van de coëfficiënt verschilt van -0.008 voor detailhandel

en groothandel tot 0.000 voor industrie en bouwnijverheid. Na toevoeging van de relatieve

winstindicator van Boone en Weigand veranderen de andere coëfficiënten niet of nauwelijks.

Behalve bij detailhandel. Daar wordt de toegevoegde waarde per werknemer één periode

vertraagd negatief significant (-0.184) en de HH index en de gemiddelde bedrijfsgrootte zijn

positief, maar niet significant.

Wij hebben ook een Hausman test uitgevoerd om te kijken of er geen correlatie bestaat tus-

sen individuele effecten en de verklarende variabelen. Dit is de nulhypothese. In alle vier de

bedrijfstakken wordt deze hypothese verworpen, i.e. er bestaat een significante correlatie

tussen de individuele effecten en de verklarende variabelen. Ook hier concluderen we dat

het fixed effects model statistisch de correcte aanpak is.

4.5 Conclusie

De modellen die wij geschat hebben, zijn geïnspireerd door het oorspronkelijke model van

Nickell en de Nederlandse toepassing daarvan door Lever en Nieuwenhujsen. Een signifi-

Page 52: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

44 Hoofdstuk 4

cant resultaat dat in beide varianten van ons model en voor alle sectoren terugkomt, is het

significant negatieve effect van de HH index (de concentratie-indicator). Dit wijst op een

positief verband tussen meer concurrentie (lagere concentratie) en hogere productiviteits-

groei.

De relatieve winstgevendheid variabele zoals oorspronkelijk gedefinieerd door Nickell heeft

een significant negatief effect op de productiviteitsgroei in de variant met de arbeidsproduc-

tiviteit als te verklaren variabele. Dit wijst eveneens op een positief verband tussen concur-

rentie en productiviteit. Immers een hoge relatieve winstgevendheid suggereert in dit ver-

band de mogelijke aanwezigheid van monopoliewinsten en een gebrek aan concurrentie. In

de modelvariant met omzet als te verklaren variabele is deze relatieve winstgevendheid signi-

ficant positief. Dit spoort niet met de theoretische verwachtingen maar is wel conform de

resultaten van Lever en Nieuwenhuijsen die eveneens een model met omzet als te verklaren

variabele schatten.

In de beide varianten van ons model hebben we eveneens de concurrentie-indicator van

Boone en Weigand opgenomen. Met hun variabele kunnen we het effect van meer concur-

rentie in de vorm van intensievere interactie tussen de bedrijven meten. De geschatte coëffi-

ciënt van deze variabele heeft meestal het theoretisch verwachte negatieve teken maar is

meestal niet significant. Alleen in de sectoren industrie en bouwnijverheid in de specificatie

met omzet als te verklaren variabele is de coëfficiënt significant negatief. In deze gevallen

zien we een significant positieve versnelling in de productiviteitsgroei bij intensievere con-

currentie.

De schattingsresultaten overziend kunnen we concluderen dat vooral de concentratiemaat-

staf (de HH index) duidelijk aangeeft dat er een significant empirisch verband bestaat tussen

mededinging en productiviteitsgroei. De relatieve winstgevendheid variabele (zoals oor-

spronkelijk gedefinieerd door Nickell) en de concurrentie-indicator van Boone en Weigand

zijn op een aantal plaatsen significant. In die gevallen wordt het verband tussen mededinging

en productiviteitsgroei bevestigd.

Page 53: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

45

5 Samenvatting en conclusies

Marktwerking in de zin van effectieve concurrentie prikkelt producenten tot productiviteits-

verbetering. Hogere productiviteit betekent dat de productiekosten per eenheid product

dalen en dat maakt het mogelijk lagere prijzen te vragen of voor dezelfde prijs een betere

service of kwaliteit te bieden waardoor men een betere positie op de markt kan veroveren.

Onder een regime van concurrentie leggen de minder productieve, inefficiënte bedrijven het

loodje en zullen uiteindelijk alleen de meest efficiënte en productieve bedrijven overleven.

Door dit selectiemechanisme stijgt de gemiddelde productiviteit in een concurrerende om-

geving. Concurrentie dwingt aanbieders tot innovatie van productiemethoden en verbetering

en vernieuwing van hun producten om daarmee de concurrentie voor te blijven. Producti-

viteitsverbetering is een speerpunt in het economisch beleid. Effectieve concurrentie op de

productmarkten kan daaraan een positieve bijdrage leveren.

In dit onderzoek brengen wij de relatie tussen marktwerking en productiviteitsverbeteringen

in kaart. We doen dat op twee manieren: theoretisch en empirisch. We beginnen met een

inventarisatie van de theoretische argumenten uit de economische literatuur die het bestaan

van een positieve relatie tussen marktwerking en productiviteitsverbeteringen onderbouwen.

Vervolgens wordt deze relatie met behulp van econometrische modellen empirisch getoetst

voor een aantal Nederlandse sectoren (industrie, bouw, detailhandel en groothandel) gebruik

makend van gegevens op het niveau van de individuele bedrijven. Onze eindconclusie is dat

op basis van de theoretische argumenten en van onze empirische resultaten (en die van an-

deren) mag worden geconcludeerd dat er een positieve prikkel uitgaat van concurrentie op

productiviteit. Wetenschappelijk onderzoek is niet in staat een onweerlegbaar en hard ‘be-

wijs’ te leveren van welke relatie dan ook. In dit onderzoek vinden we een accumulatie van

theoretische argumenten en de statistische resultaten die allemaal in de dezelfde richting

wijzen van een positief verband tussen marktwerking en productiviteit en elkaar aldus on-

derling versterken.

In de theoretische literatuur vinden we een aantal kanalen waarlangs marktwerking in de zin

van effectieve concurrentie een positieve invloed heeft op het niveau en de groei van de

productiviteit bij de aanbieders op die markt.

Page 54: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

46 Hoofdstuk 5

ü Een eerste, cruciale kanaal loopt via de prijsconcurrentie in een concurrentiele omgeving.

Hogere productiviteit leidt tot lagere productiekosten en dus tot lagere prijzen. Concur-

rentie dwingt aanbieders tot scherpe prijzen. Productiviteitsverbetering is een manier om

hetzelfde product tegen een lagere prijs te leveren dan de concurrent (of om voor de-

zelfde prijs een beter product te leveren). Door de voortdurende druk op de prijs die

uitgaat van concurrentie en die wegvalt in een monopoliesituatie worden bedrijven aan-

gespoord om productiever te produceren. Een eventuele productiviteitsvoorsprong

wordt na verloop van tijd telkens weer ingehaald door de concurrentie. Aanbieders wor-

den daardoor continue geprikkeld om hun productiviteitsvoordeel in stand houden. Een

aanbieder die zijn productieproces niet scherp in de gaten houdt en onzorgvuldig om-

springt met de inzet van productiemiddelen, loopt tegen hoge kosten aan die hij in een

situatie van concurrentie niet kan doorberekenen in de afzetprijs. Hij lijdt dan verlies.

Indien hij er niet in slaagt om efficiënter te produceren dan zal hij uiteindelijk verdwij-

nen. Concurrentie werkt als een selectiemechanisme waarbij op den duur alleen de meest

productieve en efficiënte bedrijven overleven. Prijsconcurrentie verhoogt via deze pro-

cessen zowel het productiviteitsniveau als de productiviteitsgroei.

ü Een tweede kanaal dat loopt van concurrentie naar productiviteit gaat via de controle van

de aandeelhouders op de managers. In een concurrerende omgeving beschikken aandeel-

houders over veel vergelijkingsmateriaal (zoals de resultaten en de prestaties van de con-

currenten) om het gedrag van de eigen managers te benchmarken en te beoordelen.

Door deze betere informatie kunnen aandeelhouders hun managers makkelijker aanspo-

ren hun bedrijf beter en dus productiever te managen.

ü Een derde kanaal loopt via het niveau van de productie. In een concurrerende omgeving is

de marktprijs lager dan in een monopoliesituatie en wordt er dus meer omgezet waar-

door er mogelijk schaalvoordelen door de grotere productie behaald kunnen worden.

Een andere ingang op een concurrentiele markt is productdifferentiatie. Productdiffe-

rentiatie is een vorm van concurrentie waarmee de aansluiting tussen vraag en aanbod

beter wordt. Een betere aansluiting op de wensen van de consumenten kan ook tot een

hoger productiviteitsniveau leiden. Hierbij komt dat bedrijven die geconfronteerd wor-

den met een snelle stijging van de vraag naar hun producten, recentere en derhalve kwa-

litatief betere fysieke kapitaalinput hebben, hetgeen de productiviteitsgroei eveneens be-

vordert.

Page 55: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Samenvatting en conclusies 47

ü Effectieve concurrentie impliceert het ontbreken van productiviteitsremmende toetredingsbarrières.

Toetredingsbarrières veroorzaakt door regulering, zoals handelsbarrières, of toetredings-

barrières tot stand gebracht door de op de markt aanwezige bedrijven ter afschrikking

van nieuwkomers hebben een negatieve invloed op het productiviteitsniveau en –groei.

Een voorbeeld van een door incumbents opgeworpen toetredingsbarrière is het aanhou-

den van overcapaciteit in de productie waardoor ze geloofwaardig kunnen dreigen bij

toetreding hun productie uit te breiden en tegen zeer lage prijzen de markt te overspoe-

len. Het aanhouden van overcapaciteit heeft een negatieve invloed op de productiviteit.

ü Innovatie is een belangrijke bron van productiviteitsgroei. Innovatie (en daarmee gepaard

gaande productiviteitsverhoging) wordt gunstig beïnvloed door concurrentie. Kostenbe-

sparende technologische innovatie is een manier om (tijdelijk) voorsprong te nemen op

concurrenten en genereert behoorlijke rendementen in competitieve markten. Theore-

tisch kan worden aangetoond dat er in geval van volledig vrije mededinging meer voor-

deel te behalen is uit innovatie dan in een monopoliesituatie omdat de verhandelde hoe-

veelheid op de concurrentiele markt groter is. Schumpeter echter suggereert echter dat in

de praktijk een monopolie de belangrijkste motor voor innovatie is. Om te kunnen in-

noveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling. Daarvoor zijn

financiële middelen nodig waarvoor volgens Schumpeter een monopolist in tegenstelling

tot een bedrijf in een concurrentiele omgeving kan putten uit zijn monopoliewinsten.

ü De opmars van ICT fungeert als groeiaanjager doordat innovatie en de diffusie van in-

novatie efficiënter wordt. Deze rol kan ICT in een concurrerende omgeving aanzienlijk

beter vervullen dan in een monopolistische markt.

Er zijn in de theoretische literatuur veel verschillende kanalen te vinden die verklaren waar-

om effectieve concurrentie leidt tot hogere productiviteitsniveaus en grotere productiviteits-

groei. Alleen in de discussie over het kanaal dat loopt via de innovatie is er verschil van me-

ning over het belang van concurrentie versus monopolie als aanjager van technologische

vernieuwing en daarmee van de productiviteitsgroei.

In het empirisch deel van het onderzoek hebben we de hypothesen dat er een positief ver-

band bestaat tussen marktwerking en productiviteit statistisch getoetst. Voor deze empiri-

sche toetsing hebben wij gebruik gemaakt van gegevens op het niveau van individuele be-

drijven over verschillende jaren voor een aantal bedrijfstakken. Het betreft de Productie

Page 56: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

48 Hoofdstuk 5

Statistieken van het CBS beschikbaar gesteld op de locatie van CeReM in Voorburg. In het

bijzonder hebben wij de industrie geanalyseerd over de periode 1978 - 1996, de bouwnijver-

heid over de periode 1985 - 1996, de detailhandel over de periode 1992 - 1997 en tenslotte

de groothandel over de periode 1988 - 1994.

In ons empirisch onderzoek hanteren we twee productiviteitsmaatstaven: toegevoegde

waarde per werknemer en afzet per werknemer. Het niveau van concurrentie wordt op ver-

schillende wijze benaderd. We hebben in elk geval ook gebruik gemaakt van concentratie-

maatstaven zoals de Herfindahl Hirschmann index. Deze index heeft waarde nul bij vol-

maakte mededinging en de waarde één in het geval van een monopolie. Uit een beschrijven-

de analyse van de data valt af te leiden dat de industrie een aanzienlijke productiviteitsgroei

heeft ervaren in de onderzochte periode, zeker als het wordt gemeten in toegevoegde waarde

per werknemer. Wat productiviteitsniveau betreft valt op dat de detailhandel een veel lager

productiviteitsniveau heeft als het wordt gemeten in toegevoegde waarde per werknemer ten

opzichte van de overige sectoren. De bouwnijverheid wordt gekarakteriseerd door een be-

duidend lagere concentratie dan de andere bedrijfstakken. De industrie is de meest gecon-

centreerde bedrijfstak van de vier onderzochte sectoren. In de industrie is echter wel een

zichtbaar dalende trend te zien in de Herfindahl Hirschmann index, hetgeen betekent dat de

concentratie minder wordt in de loop van de tijd.

De modellen die wij geschat hebben zijn geïnspireerd door het oorspronkelijke model van

Nickell en de Nederlandse toepassing daarvan door Lever en Nieuwenhuijsen. In het Nickell

model wordt het niveau en de mutatie van de productiviteit op bedrijfsniveau verklaard uit

enerzijds de inzet van productiefactoren (zoals arbeid en kapitaal, intermediaire leveringen)

en conjunctuurindicatoren en anderzijds uit een aantal indicatoren voor het niveau van de

concurrentie (zoals marktaandeel en de relatieve winstgevendheid van het bedrijf en de

Herfindahl Hirschmann index voor de sector waarin het bedrijf opereert). De schattingsre-

sultaten overziend kunnen we concluderen dat vooral de concentratiemaatstaf (de Herfin-

dahl Hirschmann index) duidelijk aangeeft dat er een significant empirisch verband bestaat

tussen mededinging en productiviteitsgroei. De relatieve winstgevendheid variabele (zoals

oorspronkelijk gedefinieerd door Nickell) en de concurrentie-indicator ontworpen door

Boone en Weigand van het CPB en door ons toegevoegd aan het model van Nickell zijn op

een aantal plaatsen significant en wijzen op een significant verband tussen concurrentie en

productiviteit.

Page 57: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Samenvatting en conclusies 49

Onze empirische studie bevestigt het statistisch significante positieve verband tussen mede-

dinging en productiviteitsniveau en –groei zoals dat eerder door Nickell voor het Verenigd

Koninkrijk en door Lever en Nieuwenhuijsen voor de Nederlandse industrie werd gevon-

den. Voor Nederland hebben we niet alleen het positieve empirische verband tussen markt-

werking en productiviteit voor de industrie geactualiseerd met recentere cijfers maar we

hebben dezelfde relatie ook geschat en bevestigd gevonden voor andere bedrijfstakken zoals

de bouw, de detailhandel en de groothandel.

Het statistische deel in deze studie is in eerste instantie een replicatie en actualisatie van eer-

der werk dat op het terrein van de econometrische analyse van het verband tussen markt-

werking en productiviteit is verricht. Voor het schatten van dit verband hebben we de gege-

vens van het CBS moeten ordenen en organiseren en in het algemeen geschikt maken voor

statistische modellen. We hebben daarbij de mogelijkheden die in deze data liggen opgeslo-

ten nog zeker niet ten volle gebruikt. Zowel in de beschrijvende analyses (bijvoorbeeld het

documenteren van productiviteitsontwikkelingen over de tijd in en tussen sectoren van de

Nederlandse economie) als in de econometrische analyses (het verder uitdiepen en verfijnen

van de relatie tussen concurrentie en productiviteit) ligt er nog een schat aan resultaten te

wachten om opgegraven te worden. In onze empirische analyses in dit onderzoek hebben

we ons beperkt op basis van het Nickell model tot het bestuderen van het directe verband

tussen marktwerking en productiviteit en ons niet bezig gehouden met het dynamisch proces

waarbij concurrentie in de loop van de tijd verandert en daarmee ook het tijdelijke verband

tussen marktwerking en productiviteit. De CBS gegevens strekken zich over een langere

periode uit waardoor het mogelijk is om het dynamische proces van concurrentie en de wis-

selwerking met productiviteit beter te bestuderen. In een dynamisch model kan een onder-

scheid worden gemaakt tussen de tijdelijke aanpassingsprocessen en de lange termijn even-

wichtsrelatie tussen marktwerking en productiviteit. Wat de econometrische analyses betreft

is tevens ook uitbreiding mogelijk naar andere bedrijfstakken zoals de nutsectoren en de

zakelijke dienstverlening. Dit vereist echter dat de gegevens die in ruwe vorm bij het CBS

beschikbaar zijn, intensief bewerkt worden vooraleer ze geschikt zijn om voor een schat-

tingsmodel te worden gebruikt. Met de hier gesuggereerde aanvullingen en uitbreidingen zou

een belangrijke bijdrage kunnen worden geleverd aan ons inzicht in het proces van de pro-

ductiviteitsontwikkeling in de Nederlandse economie.

Page 58: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.
Page 59: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

51

Literatuurlijst

Arrow, Kenneth J. (1962) “Economic Welfare and the Allocation of Resources inInvention,” The Rate and Direction of Inventive Activity: Economic and Social Factors. PrincetonUniversity Press 1962, pp. 609-625.

Baily, M.N. (1993) Competition, Regulation, and Efficiency in Service Industries, BrookingsPapers: Microeconomics 2.

Bartelsman E. en J. Hinloopen (2000) De verzilvering van een groeibelofte, In: ICT en de nieuweeconomie: Preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathoudskunde 2000.

Bassanini, A., S. Scaperta and P. Hemmings (2001) Economic growth: The role of policies andinstitutions – Panel data evidence from OECD countries, OECD Economics Department WorkingPapers No.283.

Boone, J. and J Weigand (2000) Measuring Competition: How are cost differentials mapped into profitdifferentials. CPB Working Paper No.131.

Bresnahan T.F. (1993) Comments on Baily, M.N. (1993) Competition, Regulation, andEfficiency in Service Industries, Brookings Papers: Microeconomics 2.

Coe, D.T. and E. Helpman (1995) International R&D spillovers, European Economic Review,39, pp. 859 – 87.

Don, H. (2001) Het Nederalandse groeipotentieel tot 2006, In: ESB: 30-03-2001, pp. 284-287.

Dutz, M. en A. Hayri (1998) Does more intense competition lead to higher growth?, mimeo.

Gordon, R.J. (1993) Comments on Baily, M.N. (1993) Competition, Regulation, andEfficiency in Service Industries, Brookings Papers: Microeconomics 2.

Gort, M. and N. Sung (1999) Competition and productivity growth: the case of the US telephoneindustry. Economic Inquiry, Vol.37, No 4, October 1999, pp. 678-691.

Griffin, J.P. and L.T. Sharp (1995) Efficiency issues in competition analysis in Australia, theEuropean Union, and the United States, Antitrust Law Journal, Volume 64 Issue 1,pp. 649-682.

Harrison, A.E. (1994) Productivity, imperfect competition and trade reform – Theory andevidence, Journal of International Economics 36 North-Holland, pp. 53-73.

Hay, D.A. and G.S. Liu (1997) The efficiency of firms: what difference does competitionmake?, Economic Journal 107 (May), pp. 597-617.

Koedijk, K. and J. Kremers (1996) Market opening, regulation and growth in Europe,Economic Policy, October.

Klump, R. (1999) Competition and Growth – A Macroeconomic Perspective In: Mueller, D.C., Haid,A. & J. Weigand (eds.) Competition, efficiency, and welfare; Essays in honor of ManfredNeumann.

Page 60: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

52

Leibenstein, H. (1966) Allocative Efficiency vs. ‘X-Efficiency’, American Economic Review,56(3), juni 1966, pp. 392- 415.

Lever, M.H.C. en H.R. Nieuwenhuijsen (1998) Concurrentie verhoogt productiviteit In: ESB2-10-1998, pp. 744-46.

Lever, M.H.C. and H.R. Nieuwenhuijsen (1998) The impact of competition on productivity in Dutchmanufacturing – Strategic study, EIM/CBS, Zoetermeer.

Lusch, R.F. (2000) Book review on S.D. Hunt (2000) A General Theory of Competition: Resources,Comptences, Productivity, Economic Growth, (Thousan Oaks, CA: Sage Publications), In: Journalof Marketing, April 2000 pp. 126-127.

Martin, S. en J. J. M. Theeuwes (2000) Competition and Innovation , bijdrage aan demarktwerkingconferentie van het ministerie van Economische Zaken, oktober 2000,Maandschrift Economie 2001.

Nickell, S.J. (1996) Competition and Corporate Performance, Journal of Political Economy,1996, 104 (4).

Nickell, S. J. (1999) Product Markets and Labour Markets, Labour Economics, januari, 1-22.

Nicoletti G. (2001) Regulation in Services: OECD Patterns and Economic Implications, OECDEconomic Department Working Papers No. 287.

Oosterwijk, J.W. (2001) Nieuwe bronnen van welvaartsgroei, In: ESB: 5-1-2001, pp. 4-7.

Oulton N. (1998) Competition and the dispersion of labour productivity amongst UKcompanies, Oxford Economic Papers 50, pp. 23-28.

Parsons, M. (1998) Competition and Efficiency – GRAB the Initiative, JALCA, Vol.93 and ATechnical Note presented at the 94th Annual Meeting of the American Leather ChemistsAssociation at Pinehurst, NC on June 14-18.

Pushpangadan, K. and M. Suresh Babu (1997) Liberalisation, Productivity and Competition–The Missing Links, Economic and Political Weekly, June 14 1997, A review on V. Srivastava(1996) Liberalsiation, Productivity and Competition: A Panel Study of Indian Manufacturing; OxfordUniversity Press.

Sachs, F. and A. Warner (1995) Economic reform and the process of global integration,Brookings Papers on Economic Activity, 1995, (1), pp. 1 – 118.

Schmalensee, R. (1989) Inter-Industry Studies of Structure and Performance, In: R.Scmalensee and R. Willig (eds.) Handbook of Industrial Organization, Chapter 16, Studies ofStructure and Performance, pp. 951-1009.

Schumpeter, J. (1943) Capitalism, Socialism and Democracy, New York, Harper & Row.

Stennek, J. (2000) Competition increases x-efficiency: a limited liability mechanism. EuropeanEconomic Review 44, pp. 1727-1744.

Page 61: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

53

Bijlage 1 Spreidingsmaten voor onder-zochte bedrijfstakken

Tabel B/1 Gemiddelden en standaard deviaties voor de industrie 199626

variabelen gemiddelde standaard deviatie

toegevoegde waarde per werknemer 4.628 0.432volume van de omzet 10.094 1.195kapitaal per werknemer 2.244 0.870volume van materialen per werknemer 9.630 1.304aantal werknemers 4.485 0.905reële energiekosten 5.578 1.438relatieve winstgevendheid -6.296 1.040marktaandeel 0.022 0.065HH index 0.050 0.081gemiddelde bedrijfsgrootte 75.769 77.163winstgevendheid 0.117 0.592logaritme van gemiddelde bedrijfsgrootte 4.151 0.546exportaandeel 0.392 0.333CPB indicator -0.743 0.718

26 In verband met de vertrouwelijkheid van de data kunnen we geen minima en maxima geven

voor de industrie, bouwnijverheid, detailhandel en groothandel.

Page 62: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

54 Bijlage 1

Tabel B/2 Standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de industrie*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD1978 1597 44.7 1604 257.4 7.41979 1595 46.2 1600 267.6 7.61980 1591 39.3 1598 263.0 7.91981 1588 39.2 1590 267.2 8.51982 1589 37.1 1590 293.8 9.21983 1575 41.6 1580 317.5 9.51984 1580 41.9 1582 366.3 9.81985 1575 48.3 1579 352.4 30.61986 1582 54.6 1586 330.1 10.81987 1533 51.9 1535 306.5 11.01988 1530 54.7 1530 351.6 11.41989 1525 52.7 1528 346.0 11.51990 1524 59.2 1528 328.8 11.81991 1522 52.5 1526 318.3 12.61992 1525 54.6 1526 320.3 12.71993 1494 58.7 1496 320.2 13.61994 1490 64.8 1490 333.7 13.51995 1488 67.4 1489 344.2 13.81996 1485 68.8 1487 330.8 14.7

* Deze tabel is vergelijkbaar met Tabel 3/1 alleen de standaarddeviaties zijn in absolute waarden en niet inlogaritmen.

Tabel B/3 Gemiddelden en standaard deviaties voor de bouwnijverheid 1996

variabelen gemiddelde standaard deviatie

toegevoegde waarde per werknemer 4.460 0.307volume van de omzet 10.350 1.231kapitaal per werknemer 1.286 0.849volume van materialen per werknemer 9.007 1.326aantal werknemers 4.668 1.016reële energiekosten per werknemer 3.822 1.521relatieve winstgevendheid -6.690 1.475marktaandeel 0.004 0.014HH index 0.005 0.007gemiddelde bedrijfsgrootte 42.545 9.030winstgevendheid 0.110 0.198logaritme van gemiddelde bedrijfsgrootte 3.714 0.306CPB indicator -0.254 0.717

Page 63: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

Spreidingsmaten voor onderzochte bedrijfstakken 55

Tabel B/4 De standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de bouwnijver-heid*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD

1985 195 27.2 195 131.2 9.71986 195 32.2 195 135.6 9.21987 195 35.1 195 153.7 9.41988 195 25.2 195 146.5 9.61989 195 195 148.7 9.61990 195 26.8 195 147.5 9.71991 194 26.6 195 161.3 10.41992 194 28.8 195 167.0 13.71993 210 28.0 211 162.0 12.61994 209 27.4 211 156.6 15.01995 208 27.3 211 172.3 14.41996 208 24.6 211 160.0 13.7

* Deze tabel is vergelijkbaar met Tabel 3/2 alleen de standaarddeviaties zijn in absolute waarden en niet inlogaritmen.

Tabel B/5 Gemiddelden en standaard deviaties voor de detailhandel 1997

variabelen gemiddelde standaard deviatie

toegevoegde waarde per werknemer 3.675 0.539volume van de omzet 9.008 1.459kapitaal per werknemer 1.457 0.704volume van materialen per werknemer 8.628 1.506aantal werknemers 3.778 1.377reële energiekosten per werknemer 4.184 1.306relatieve winstgevendheid -5.340 1.746marktaandeel 0.003 0.016HH index 0.032 0.040gemiddelde bedrijfsgrootte 85.591 86.987winstgevendheid 1.640 0.501logaritme van gemiddelde bedrijfsgrootte 3.981 0.922CPB indicator 2.155 1.379

Page 64: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

56 Bijlage 1

Tabel B/6 De standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de detailhandel*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD

1992 832 26.8 832 117.2 15.419931994 830 25.4 832 116.7 16.71995 832 25.1 832 109.9 15.91996 832 24.5 832 108.7 16.11997 832 25.8 832 111.1 16.3

* Deze tabel is vergelijkbaar met Tabel 3/3 alleen de standaarddeviaties zijn in absolute waarden en niet inlogaritmen.

Tabel B/7 Gemiddelden en standaard deviaties voor de groothandel 1994

variabelen gemiddelde standaard deviatie

toegevoegde waarde per werknemer 4.545 0.602volume van de omzet 9.841 1.385kapitaal per werknemer 1.942 0.790volume van materialen per werknemer 9.467 1.481aantal werknemers 3.411 1.078reële energiekosten per werknemer 3.614 1.216relatieve winstgevendheid -4.798 1.440marktaandeel 0.001 0.001HH index 0.016 0.019gemiddelde bedrijfsgrootte 30.978 4.858winstgevendheid 0.043 2.621logaritme van gemiddelde bedrijfsgrootte 3.421 0.158CPB indicator 0.866 0.171

Tabel B/8 De standaarddeviatie van de productiviteitsindicatoren voor de groothandel*

arbeidsproductiviteit(toegevoegde waarde / werkgelegenheid)

arbeidsproductiviteit(omzet / werkgelegenheid)

gemiddeldloon

N SD N SD SD1988 2699 80.4 2709 2507.4 22.119891990 3140 80.4 3170 2197.5 23.41991 3126 133.1 3154 2452.3 49.31992 3044 78.5 3077 2150.2 27.21993 3103 117.2 3164 2339.0 32.61994 2792 104.3 2826 2429.4 30.6

* Deze tabel is vergelijkbaar met Tabel 3/4 alleen de standaarddeviaties zijn in absolute waarden en niet inlogaritmen.

Page 65: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

57

Bijlage 2 Model van Nickell

Een vaak geciteerd artikel in de literatuur over het verband tussen marktwerking en produc-

tiviteit is dat van Nickell uit 1996. Nickell heeft de productiviteitsontwikkeling in de manu-

facturing industrie in Groot-Brittannië onderzocht. Hij gaat daarbij uit van een aangepaste

Cobb-Douglas productiefunctie en schat deze vervolgens op een panel dataset van 147 be-

drijven over de periode 1972 – 1986. Zijn schattingsvergelijking is als volgt gespecificeerd:

( ) ( )( )

it

jjjij

jiiit

njt

ojt

njt

ojtitiitiittiit

timphhindmeanfsdrentscompmktaand

H

H

H

Hlcapitaemployyy

ε

ααααααα

αααλαλλββ

+

+++++++

+

+−−+−+++=

∑−

53525144322

1

12111 111

waarbij =ity toegevoegde waarde van een bedrijf op tijdstip t (in logaritme),

=itemploy aantal werknemers van een bedrijf op tijdstip t (in logaritme),

=itlcapita kapitaal van een bedrijf op tijdstip t. (in logaritme),

=njt

ojt

H

Hde ratio van overuren ten opzichte van de normaal gewerkte uren in een

sector op tijdstip t,

=−2itmktaand marktaandeel van een bedrijf op tijdstip t,

=icomp dummy voor concurrentie van een bedrijf (is 1 als bedrijf meer dan vijf

concurrenten heeft in een markt),

=irents monopoliewinst per bedrijf,

=jd 2-digit industrie dummy,

=imeanfs gemiddelde bedrijfsgrootte van een bedrijf,

=jhhind concentratie van de industrie,

=jimp importpenetratie van een industrie.

Page 66: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.
Page 67: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

59

Bijlage 3 Model van Lever en Nieuwen-huijsen

Het doel van Lever en Nieuwenhuijsen is om voor Nederland na te gaan in hoeverre con-

currentie van invloed is op het niveau en / of de groei van de productiviteit. Zij maken

eveneens gebruik van een aangepaste Cobb-Douglas productiefunctie, die er als volgt uitziet:

ti

jjiijijj

titjtititititi

tnelmeanfsvddprofcmshhhindd

mktaandurlcapitalemploylmaterlsales

,

86858483828180

,7,6,5,4,3,2,1,

*_exp_

ε

ααααααα

ααααααα

+

++++++

+++++++=

waarbij =tisales , het volume van de omzet van een bedrijf op tijdstip t (in logaritme),

=tilmaterl , het volume van materialen van een bedrijf op tijdstip t (in logaritme),

=tilemploy , het aantal werknemers in een bedrijf op tijdstip t (in logaritme),

=tilcapita , de kapitaalvoorraad van een bedrijf op tijdstip t (in logaritme),

=tiur , de bezettingsgraad van de kapitaalvoorraad van een bedrijf op tijdstip t,

=timktaand , het marktaandeel van een bedrijf op tijdstip t,

=jd een 2-digit industrie dummy op sectorniveau,

=jhhind de HH index van een sector,

=ishexp_ het exportaandeel van een bedrijf,

=jcm het concurrerende importaandeel van een sector,

=ivddprof _ de winstgevendheid van een bedrijf (in logaritme),

=ilmeanfs de gemiddelde bedrijfsgrootte van een bedrijf (in logaritme),

=jne de netto toetredingsratio van bedrijven in een sector.

De methode waarmee Lever en Nieuwenhuijsen deze vergelijking geschat hebben, is de Ge-

neralized Method of Moments.

Om de robuustheid van de resultaten te onderzoeken, worden de coëfficiënten van de out-

putvergelijking geschat met fixed effects en Generalized Method of Moments (GMM). De voorkeur

gaat uit naar de GMM schattingen omdat deze 2-stapsmethode het gebruik van instrumen-

Page 68: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

60 Bijlage 3

tele variabelen voor verklarende variabelen die niet exogeen zijn (zoals de winstgevendheid)

toelaat en ook is de opname van een vertraagde verklaarde variabele toegestaan om adjusted

lags te ondervangen. Een vereiste van de GMM methode is dat de storingen van de ongedif-

ferentieerde vergelijking opeenvolgend ongecorreleerd zijn. Dit wordt weer getest met een

tweede orde serial correlatie van de storingen van de gedifferentieerde vergelijking, welke

standaardnormaal verdeeld zijn.

De geschatte coëfficiënten uit vergelijking worden door Lever en Nieuwenhuijsen gebruikt

om verschillen tussen sectoren in de totale productiviteitsgroei te verklaren uit verschillen in

de concurrentiedruk. De concurrentiedruk wordt gemeten door de HH index, het aandeel in

de export en het aandeel in de import. De geïmpliceerde productiviteitsgroei gedifferentieerd

naar sector j kan berekend worden door:

( ) ( ) ( )rjrjrj cmcmxxhfhf −+−+− 838281 ˆˆˆ ααα , (6)

waarbij r een referentiecategorie is. Aannemende dat de verklarende variabelen niet stochas-

tisch zijn, dan is de variantie gelijk aan:

( )( ) ( )( ) ( )( )( )( )( ) ( )( )( )( )( )( ),ˆ,ˆcov2

ˆ,ˆcov2ˆ,ˆcov2

ˆvarˆvarˆvar

8382

83818281

283

282

281

rjrj

rjrjrjrj

rjrjrj

cmcmxx

cmcmhfhfxxhfhf

cmcmxxhfhf

−−+

−−+−−+

−+−+−

αα

αααα

ααα

, (7)

waarbij var en cov de geschatte variantie en covariantie zijn.

Page 69: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

61

Bijlage 4 Boone en Weigand

In deze bijlage staat kort beschreven hoe Boone en Weigand tot de relatieve winstindicator

zijn gekomen en hoe de schattingsvergelijking eruit ziet.

Het idee achter de empirische benadering is het schatten van een lineaire benadering van de

mapping van kostenverschillen in winstverschillen. Boone en Weigand hebben gekeken hoe

relatieve winsten van bedrijf i gerelateerd zijn aan de relatieve kosten van bedrijf i. Hieronder

staat de vergelijking die zij gebruikt hebben. Ook wij hebben deze vergelijking gebruikt.

t

it

t

it

cc

ba +=ππ , i = 1, … , n t = 1, … , T

In deze vergelijking definieert ( ) itititit xcp −=π de winsten van bedrijf i (exclusief mogelijke

vaste kosten), de geproduceerde hoeveelheid itx tegen marginale kosten itc en de verkochte

hoeveelheid tegen de prijs itp in periode t in een bepaalde markt of industrie. tπ en tc zijn

gebruikt om de winsten en marginale kosten van bedrijf i te normaliseren.

Page 70: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.
Page 71: MARKTWERKING EN PRODUCTIVITEIT - SEO · 2015-06-24 · 4.1 Het model van Nickell ... novatie is. Om te kunnen innoveren dient de ondernemer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.

63

Bijlage 5 SEO variant

( ) tmeanfshhindlremp

mktaandlenerglcapitalyly

iji

titititititi

*765

2,4,3,21,1,

ααα

ααααββ

++

++++++= −−

waarbij =tily , toegevoegde waarde per werknemer van bedrijf i op tijdstip t (in logaritme),

=tilcapita , kapitaal per werknemer van bedrijf i op tijdstip t (in logaritme),

=tilenerg , energiekosten per werknemer van bedrijf i op tijdstip t (in logaritme),

=−2,timktaand marktaandeel van bedrijf i twee perioden vertraagd,

=ilremp monopoliewinst per werknemer van bedrijf i (in logaritme),

=jhhind Herfindahl Hirschmann indicator,

=imeanfs gemiddelde bedrijfsgrootte van bedrijf i.