Lokale Media en Stadsburgerschap

109
Lokale media en Stadsburger- schap

description

Visie uit Rotterdam over Stadsburgerschap en de rol van lokale media hierin

Transcript of Lokale Media en Stadsburgerschap

Een verkenning

van het Rotterdamse mediabeleid in de context van modern

burgerschap.Lokale m

edia en Stadsburgerschap

Lokalemedia en

Stadsburger-schap

Lokale media en Stadsburgerschap

Lokale media en Stadsburgerschap

Een verkenning van het Rotterdamse mediabeleid in de context van modern burgerschap.

Wij zijn allemaal Rotterdammers.

Om deze gezamenlijke identiteit te bevorderen zijn fora nodig waar we elkaar kunnen ontmoeten, waar we allemaal ons verhaal kunnen vertellen en waar we gehoord kunnen worden. In heel Rotterdam en tot ver daarbuiten. Een digitale stad lijkt ons hiervoor hèt instrument.

Wij beschouwen lokaal mediabeleid daarom niet langer als beleid voor onze lokale publieke radio en televisie, maar als een multimediale mix van faciliteiten met een groter bereik en een betere toegankelijkheid voor iedereen. En de lokale media krijgen hierin een belangrijke ontmoetingsfunctie voor Rotterdam en voor Rotterdammers.

De rol van lokale media bij het bevorderen van Stadsburgerschap gaat veel verder dan het bekend maken van deze politieke term en het uitzenden van gemeentelijke spotjes over dit onderwerp. Lokale media dragen, als zij hun maatschappelijke taak serieus nemen, intrinsiek bij aan het principe van Stadsburgerschap: Lokale media maken democratisch burgerschap zichtbaar als een waardensysteem, een culturele identiteit die moet worden geïnternaliseerd in de democratische cultuur van de stad. Daarom achten wij een toekomstbestendig lokaal mediabeleid, los van gemeentelijk voorlichtingsbeleid, van groot belang.

1. Inleiding 08

1.1 Leeswijzer 10

2. Ons Rotterdam als virtueel domein 12

3. Lokale omroep en Stadsburgerschap 16

3.1 Stadsburgerschap 173.2 De rol van lokale media bij Stadsburgerschap 183.3 Maatschappelijke functies van lokale media 203.4 Verwachtingen van lokale media (beleid) 213.5 Verwachtingen van lokale media (publiek) 24

4. Rijksbeleid en mediabeleid in andere grote steden 26

4.1 Rijksbeleid en wetgeving 274.2 Meer over de Mediawet 284.3 Lokale omroep volgens de Mediawet 294.4 Mediabeleid in andere grote steden (twee voorbeelden) 30

Inhoudsopgave

5. Stand van zaken in Rotterdam 32

5.1 Algemene beschouwingen en conclusies 335.2 Rotterdam ten aanzien van andere grote steden 35

6. Acties en beleidsmaatregelen 36

6.1 Verbeteren infrastructuur 376.2 Verbeteren toegankelijkheid, pluriformiteit en professionaliteit 386.3 Beter benutten creativiteit en participatiebereidheid 396.4 Algemeen 406.5 Acties in het kader van Jongerenhoofdstad 2009 41

7. Planning 42

7.1 Acties afgerond, in gang gezet en gepland 437.2 Volgende stap 447.3 Kosten en investeringen 45

Bijlagen 63

Inhoudsopgave

Inleiding08

Wethouder Participatie en Cultuur kondigde vorig jaar aan te zullen komen met een notitie over het Rotterdamse lokale mediabeleid, bezien vanuit het moderne principe van Stadsburgerschap. Hij deed deze toezegging mede naar aanleiding van signalen van migrantenomroepen over hun dreigende verdwijning van de kabel. Wethouder Participatie en Cultuur heeft hierover een tweetal brieven aan de gemeenteraad geschreven. Deze brieven zijn voor de volledigheid als bijlagen bij deze notitie gevoegd (bijlagen 1 en 2). In deze brieven wordt de recente geschiedenis van het lokaal mediabeleid beschreven, in combinatie met een deel van ons gemeentelijk voorlichtingsbeleid.

Met het hier voorliggende stuk willen wij niet terug, maar vooruit kijken. Graag merken wij op dat de hier voorliggende notitie moet worden beschouwd als een kaderstellend en richtinggevend stuk dat niet alleen dient als eerste aanzet om op korte termijn acties te ondernemen, maar ook bedoeld is als verkenning voor het ontwikkelen van een breed, toekomstbestendig mediabeleid in Rotterdam.

Ook wijzen we erop dat dit stuk primair betrekking heeft op ons lokale mediabeleid. Deze notitie gaat daarom zowel over de klassieke doelstelling van mediabeleid (het scheppen van zodanige voorwaarden dat de pluriformiteit en culturele diversiteit van de publieke lokale radio en televisie wordt bevorderd), als over de vraag waarom wij de tijd rijp achten deze doelstelling uit te breiden naar ‘het scheppen van dusdanige voorwaarden zodat lokale media hun vitale functie voor het ondersteunen van democratisch burgerschap optimaal kunnen vervullen’. Dit betekent dat in deze notitie de relatie tussen lokale media, creativiteit, verbeelding, sociale samenhang, empathie, democratische cultuur en actief burgerschap centraal staat en dat het gemeentelijk voorlichtings- en communicatiebeleid elders wordt behandeld. Want gemeentelijk voorlichtingsbeleid en lokaal mediabeleid zijn in Rotterdam weliswaar historisch nauw met elkaar verbonden (wij verwijzen nogmaals naar bijlagen 1 en 2), maar kennen sterk uiteenlopende uitgangspunten, doelstellingen en instrumenten. Voorlichtingsbeleid is ervoor bedoeld gemeentelijk beleid te verklaren, toe te lichten en openbaar te maken. Waar gemeentelijk voorlichtingsbeleid uitgaat van de wensen en verlangens van het gemeentelijke apparaat, daar stellen wij dat lokaal mediabeleid uitgaat van de behoefte van de stad, de wijk, de buurt en haar bevolking. De in november door de gemeenteraad ingediende motie, waarmee ons college werd opgeroepen om ‘lokale media, waaronder

1.Inleiding

09

10

veel migrantenomroepen, in te zetten bij gemeentelijk voorlichtingsbeleid, bekostigd uit het voorlichtingsbudget’, doen wij dan ook apart af.01

Deze notitie is mede tot stand gekomen op basis van een expertmeeting met migrantenomroepen, een publiek debat over lokale media en stadsburgerschap en een plenaire bijeenkomst met verschillende lokale mediapartijen, waaronder migrantenomroepen. Verslagen van de expertmeeting en het debat zijn als bijlage bijgevoegd (bijlagen 3 en 4). Mevrouw Irene Costera Meijer heeft het gehele proces begeleid en ons als deskundige op het gebied van stadsburgerschap en lokale media van advies voorzien. Irene Costera Meijer is hoogleraar Journalistiek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, lector Media & Civil Society aan de School of Media, Windesheim Zwolle en universitair hoofddocent Televisie en Populaire Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

1.1 Leeswijzer

Wij schetsen in hoofdstuk 2 het resultaat dat wij willen bereiken met dit nieuwe beleid, waarbij wij alle lokale mediapartijen (de grote en de kleine) een prominente plaats en functie in onze stad toebedelen. Wij doen dit tegen een achtergrond van wetenschappelijk onderzoek en theorievorming van Irene Costera Meijer over de relatie tussen Stadsburgerschap en lokale media in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 beschrijft de landelijke context en de wetgeving op het gebied van (publieke) media en hoofdstuk 5 geeft een beeld van de huidige stand van zaken op het gebied van lokale media in Rotterdam. Ten slotte brengen wij in hoofdstuk 6 in kaart welke acties er reeds zijn uitgevoerd en ingezet op dit gebied en laten wij zien welke acties we op de korte en langere termijn willen ondernemen. In hoofdstuk 7 treft u de bijbehorende planning en kosten.

01. Om het voorlichtings-beleid af te kaderen van het lokaal mediabeleid, gebruiken wij de volgende metafoor: als u zich het medialandschap voorstelt als de open-bare weg, dan zorgt het lokaal mediabeleid (zoals beschreven in deze notitie) voor de snelwegen, dan zijn de lokale media de vrachtwagens die over die wegen rijden en dan voorziet voorlichtingsbeleid die vrachtwagens van een deel van de cargo die zij vervoeren.

1. Inleiding

12

‘OnsRotterdam’ als virtueel

domein

13

Wij zijn allemaal Rotterdammers. Om deze gezamenlijke identiteit te bevorderen

zijn fora nodig waar we elkaar kunnen ontmoeten, waar we allemaal ons verhaal

kunnen vertellen en waar we gehoord kunnen worden. In heel Rotterdam en

tot ver daarbuiten. Een digitale stad lijkt ons hiervoor hèt instrument.

Wij beschouwen lokaal mediabeleid daarom niet langer als beleid voor onze

lokale publieke radio en televisie, maar als een multimediale mix van faciliteiten

met een groter bereik en een betere toegankelijkheid voor iedereen. En de lokale

media krijgen hierin een belangrijke ontmoetingsfunctie voor Rotterdam en voor

Rotterdammers.

In het Rotterdam van de toekomst doet iedereen actief mee aan het maatschappelijke verkeer in de stad, wordt iedereen (en niet alleen de jonge Rotterdammer) zoveel mogelijk in staat gesteld zich te ontplooien en staan alle Rotterdammers met elkaar in verbinding. Dat is de kern van Stadsburgerschap: Hoeveel andere identiteiten en loyaliteiten we ook hebben, wij zijn allemaal Rotterdammers. Om dit te bevorderen zijn er fora nodig waar men elkaar kan ontmoeten, waar men elkaar kan leren kennen, waar we allemaal ons verhaal kunnen vertellen en waar we gehoord kunnen worden. Wij willen hier in de toekomst meer dan nu een steentje aan bijdragen en de lokale media gaan hier een belangrijke rol in vervullen. Lokaal mediabeleid beschouwen wij daarom niet langer als beleid dat zich beperkt tot lokale publieke radio en televisie (zoals gesteld in de medianota 2003 in bijlage 5). Lokaal mediabeleid gaat over het creëren van (voorwaarden voor) een multimediale mix van faciliteiten met een groter bereik en een betere toegankelijkheid voor iedereen. Wij willen zo alle Rotterdammers een stem geven waarmee hij of zij van zich kan laten horen. Niemand wordt daarvan uitgesloten.

Voor dit beeld grijpen we terug op het verleden: de oude Grieken met hun forum, de markt waar politiek in de openbaarheid werd bedreven, waar mensen hun mening verkondigden, waar de democratische vergaderingen bij elkaar kwamen. Een centrale plek, die fungeerde als kloppend hart van de stad, als ontmoetingsplek en plek voor maatschappelijke discussies.

Een dergelijk forum willen wij in Rotterdam ook creëren, maar dan toekomstbestendig en met een internationaal bereik en van internationale allure: een digitaal domein, ’Ons Rotterdam’ op internet waarmee we de wereld laten zien wat er in Rotterdam leeft, met onbeperkte ruimte voor diversiteit en kwaliteit en met aandacht voor de wisselwerking tussen

2.‘Ons Rotterdam’ als virtueel domein

14

verschillende culturen en stromingen die onze samenleving kleuren. Belangrijke voorwaarde voor het slagen van dit domein is een aantrekkelijke content. Daarvoor zijn creativiteit, bereidheid om mee te doen en je verhaal te vertellen noodzakelijk. En van dit alles (creativiteit, bereidheid en verhalen) hebben we genoeg in Rotterdam. Alleen al het grote aantal toegangsomroepen getuigt hiervan. In 2006 waren er via de SLOR 77 lokale toegangsradio- en televisieomroepen actief, allemaal op vrijwillige basis 02. Het activerende vermogen van deze omroepen is een goed voorbeeld van ons motto ‘Meedoen’. Dit willen we dan ook aan iedereen laten zien.

Bovendien staan deze omroepen met beide benen in de Rotterdamse samenleving en gunnen ons een kijkje in de wijken, huiskamers, kerken en moskeeën waar het alledaagse leven van de Rotterdammers zich afspeelt. Deze verhalen willen wij (meer dan nu) zichtbaar maken, want er zijn te veel verhalen die door te weinig mensen worden gezien of gehoord. Door meer en betere faciliteiten te creëren voor lokale media en door samenwerking tussen verschillende partijen te stimuleren, willen wij dat meer Rotterdammers zich herkennen en zich erkend voelen in en door onze media.

Rotterdam is immers een stad van verhalen met een kosmopolitische uitstraling. Het bieden van podia voor het vertellen van verhalen is erg belangrijk voor de reflectie op onze stad en voor de identiteitsvorming van Rotterdammers. Wij willen de kracht van migrantenomroepen op dit gebied benadrukken. Daarom moeten migrantenomroepen, naast alle andere lokale media, de kans krijgen door meer mensen gezien en gehoord te worden. Niet alleen door de eigen achterban, niet alleen in onze stad, maar ook daarbuiten.

Een digitale stad lijkt ons hiervoor hèt instrument. Daarnaast blijven de lokale kabel en etherfrequenties belangrijke vehikels. Immers, niet iedereen beschikt over internet. Daarom is het belangrijk voor Rotterdam om te beschikken over een sterke en beter gepositioneerde lokale publieke omroep, die in staat is als multimediaal bedrijf een spilfunctie te vervullen in het lokale medialandschap.

Kortom: In de toekomst wordt al het moois dat wordt gemaakt in Rotterdam (en vooral door Rotterdam) meer dan nu voor het voetlicht gebracht voor Rotterdam.

02.Kijk- en Luisteronderzoek van het COS (2006) in opdracht van de SLOR

2.‘Ons Rotterdam’ als virtueel domein

16

Lokaleomroepenen Stads-

burgerschap

17

De rol van lokale media bij het bevorderen van Stadsburgerschap gaat veel verder

dan het bekend maken van deze politieke term en het uitzenden van gemeentelijke

spotjes over dit onderwerp. Lokale media dragen, als zij hun maatschappelijke

taak serieus nemen, intrinsiek bij aan het principe van stadsburgerschap: Lokale

media maken democratisch burgerschap zichtbaar als een waardensysteem,

een culturele identiteit die moet worden geïnternaliseerd in de democratische

cultuur van de stad. Daarom achten wij een toekomst-bestendig lokaal

mediabeleid, los van gemeentelijk voorlichtingsbeleid, van groot belang.

3.1 Stadsburgerschap

Globalisering, migratie en de doorbraak van een mondiale populaire cultuur hebben de vanzelfsprekende identificatie van burgerschap met een bepaalde, nationaal gebonden politieke gemeenschap onder druk gezet. De burger is niet zomaar lid van een nationale gemeenschap, maar is de gebruiker van een wereldwijd cultuurgoed.03 Dit komt vooral in de media sterk tot uitdrukking: wij maken veelvuldig gebruik van internet als wereldwijd communicatiemiddel, terwijl tegelijkertijd het belang van lokale en kleinschalige wijk- en buurtmedia toeneemt. In onze nota ‘Stadsburgerschap’ hebben wij ons rekenschap gegeven van dit feit en uiteengezet wat Stadsburgerschap voor ons college betekent. Kort samengevat gaat het om het vormen van een gezamenlijke identiteit van ‘wij zijn Rotterdammers’ en daarmee het creëren van betrokkenheid bij elkaar en bij de stad. Wij zijn er allemaal trots op Rotterdammer te zijn, trots op de stad waarin wij wonen, werken, leven. Wij, als bestuurders van deze stad, willen het iedereen mogelijk maken dit gevoel actief uit te dragen en actief deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer in de stad. Voorwaarde voor het creëren van deze ‘common ground’, van wederzijds respect en begrip, is dat wij elkaar leren kennen, dat we elkaar ontmoeten, ideeën en opvattingen uitwisselen en op basis van een gelijkwaardige dialoog onze meningen vormgeven. Bovendien willen wij bereiken dat iedereen zich er rekenschap van geeft dat er een veelheid aan meningen en opvattingen bestaat. Wij willen bevorderen dat Rotterdammers zich naar elkaar en naar buiten richten en zo onze tradities van kosmopolitisme, ondernemerschap, democratie, vrijheid en innovatie in stand houden 04. Stadsburgerschap moet het cement zijn tussen ieders individuele identiteit (die een optelsom kan zijn van ‘migrant’, ‘bouwvakker’, ‘moeder’ of ‘buurtbewoner’) en de gezamenlijke stadsidentiteit om zo de samenleving tot een geheel te maken.

03.Innoveren, participeren! Advies agenda cultuurbeleid & culturele basisinfrastructuur. Raad voor Kunst en Cultuur, maart 2007.

04.Innoveren, participeren! Advies agenda cultuurbeleid & culturele basisinfrastructuur. Raad voor Kunst en Cultuur, maart 2007.

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

18

3.2 De rol van lokale media bij Stadsburgerschap

Lokale media spelen een cruciale rol bij het bevorderen van Stadsburgerschap. Stadsburgerschap is namelijk niet alleen een politieke term, maar ook een cultureel begrip. Als een stad goed wil functioneren, zullen de bijbehorende cultuur en waarden deel moeten uitmaken van ieders persoonlijke identiteit. Dat lokale media Stadsburgerschap faciliteren, betekent overigens niet dat media meer over de overheid of de politiek moeten berichten. Het betekent wel dat lokale media nauwlettend in de gaten houden welke onderwerpen en vraagstukken bewoners van Rotterdam in maatschappelijk opzicht ‘raken’. Hierover dienen zij hun lezers, luisteraars en kijkers te berichten. Informeren kan op meer plaatsen en op meer manieren dan alleen via nieuws, of informatieve artikelen cq. programma’s of voorlichting. Een democratische cultuur of democratische waarden zichtbaar maken kan ook heel goed via soaps, praatprogramma’s, weblogs, of human interest artikelen. Media kunnen daardoor op verschillende manieren bijdragen aan Stadsburgerschap:

1. Actief Burgerschap

Lokale media kunnen het Rotterdammers gemakkelijker maken om belangrijke keuzes te maken en zich gesteund te voelen in het leveren van een actieve bijdrage aan de stad. Het is een journalistieke taak om de burger over die zaken te informeren, die van belang zijn om effectief en verantwoordelijk aan een democratische cultuur deel te nemen. Daar horen, naast informatie over politiek, economie, binnen- en buitenland, ook emoties, relaties met anderen en maatschappelijke kwesties uit de privé-sfeer bij. Dat betekent dat media (die hun maatschappelijke taak goed vervullen) programma’s en artikelen maken waardoor het publiek zich beter een voorstelling kan maken van een democratisch werkende gemeenschap en van de politieke cultuur die daarbij hoort.

2. Democratische cultuur

Media laten de betekenis en de waarde zien van bepaalde democratische omgangsvormen. Bijvoorbeeld eerlijk delen, elkaar laten uitpraten en opkomen voor zwakkeren. Hierover wordt via de media geleerd (goed en slecht!). Vaak is de dialoog, als formule waarin de informatie wordt uitgewisseld, effectiever dan het debat. In het eerste geval staat ‘begrip willen creëren voor elkaar’ centraal, in het tweede geval het ‘willen winnen op de sterkte van de argumenten’. Het debat

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

19

is op zichzelf beschouwd een prima formule, maar sluit wel soms mensen uit wiens ervaringen of argumenten in die vorm niet tot hun recht komen. Via meer verhalende genres als soap opera’s, hoorspelen, weblogs of vervolgverhalen, kunnen verschillen tussen mensen tot hun recht komen, zonder dat één ervaring, verhaal, perspectief of standpunt als het beste verschijnt.

3. Empathie

Als media hun maatschappelijke opdracht serieus nemen, dan maken ze (ook) programma’s en artikelen die een bijdrage leveren aan het zich beter kunnen inleven van Rotterdammers in andere (groepen) Rotterdammers. Dat betekent dat naast de zogenaamde ‘witte’ verbazing, ook de zwarte verbazing aan bod komt; het is even belangrijk om witte mensen te informeren over de betekenis van de Ramadan, als niet witte mensen te informeren over de betekenis van de voortuin of een stille straat na 21.00 uur ’s avonds. Als het een programma, krant of tijdschrift lukt om door persoonlijke verhalen de verbeeldingskracht van het publiek te verdiepen en te verbreden, dragen zij bij aan de vorming van democratische vaardigheden in mensen, inclusief de vaardigheid om zichzelf te kunnen verplaatsen in het leven van de ander. Laten zien dat een stad niet kan overleven zonder begrip, trots en onderlinge betrokkenheid is een belangrijke taak van lokale media.

4. Representatie

Als Rotterdammers in en door media het gevoel krijgen zelf gezien en daarmee erkend te worden (ook op emotioneel gebied), dan zal dat bijdragen aan ieders wens om mee te tellen als Rotterdammer. Die wens aan (h)erkenning in en door de media heeft te maken met de veranderende functie van media voor de werkelijkheidsbeleving van mensen. Was het vroeger wellicht zo dat media een aanvulling vormden op het voorstellingsvermogen van mensen, nu hebben de meeste mensen moeite om zich een werkelijkheid voor te stellen die niet via media in beeld komt.

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

20

3.3 Maatschappelijke functies van lokale media

Onderzoek heeft uitgewezen dat (lokale) media maatschappelijke functies vervullen in de stad 05 :

1. Informatie verstrekken 06 ;2. Inzicht geven in de werking van de stad, het land en de wereld;3. Socialiseren en inspireren;4. Zichtbaar maken van de stad (zien en gezien worden, herkenning en erkenning);5. Het levend houden van het geheugen van de stad;6. Scheppen van (voorwaarden voor) sociale cohesie; 7. Tonen en vergroten van betrokkenheid en engagement;8. Vergroten van het inlevingsvermogen (het voorstelbaar maken van emoties en ervaringen)9. Laten zien hoe je actief kunt werken aan de stad;10. Aanspreken op en creëren van een stedelijke identiteit, een gemeenschappelijk stadsgevoel.

Dat media maatschappelijke functies kunnen vervullen is al langer bekend, maar media worden daar in toenemende mate expliciet op aangesproken. Als het gaat om de Publieke Omroep, lag tot 2004 in diverse beleidsnota’s en in de Mediawet de nadruk op de inhoud van de programma’s. De eisen die aan de publieke omroep gesteld worden met betrekking tot die inhoud zijn:

1. Informatie moet op verschillende platforms (radio, televisie, internet) getoond worden.07

‘Bij de publieke omroep moet het niet alleen gaan om wat het publiek graag wil horen, maar juist vooral om wat er gezegd moet worden.’ 08

2. De inhoud van de programma’s moet een afspiegeling zijn van de samenleving. Was het voorheen de gewoonte dat presentatoren algemeen beschaafd Nederlands spraken, tegenwoordig moet diversiteit merkbaar zijn zowel in beeld als in geluid. ‘De beelden die (de publieke omroep) laat zien en de geluiden die hij laat horen moeten een representatie zijn van die samenleving en uiting geven aan de pluriformiteit en diversiteit van Nederland.’ 09

Echter, sinds een paar jaar ligt de nadruk steeds meer op de impact van programma’s. En die maatschappelijke eisen en functies worden niet alleen

05.Er zijn meerdere functies toe te schrijven aan lokale media, zoals economische en educatieve functies. De kweekvijverfunctie is hier een voorbeeld van. Wij beperken ons hier echter tot die functies die relevant zijn voor het democratisch functioneren van de stad, maar ambiëren in de toekomst een functiebreed mediabeleid (zie § 7.2).

06.Soms is omwille van de authenticiteit van de vertelling of de effectiviteit van de boodschap gewenst het verhaal in de eigen taal te vertellen en te ondertitelen.

07.Visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. Omzien naar de omroep. 2004, pag. 40

08.Visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. Omzien naar de omroep. 2004, pag. 41

09.Visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. Omzien naar de omroep. 2004, pag. 41

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

21

toebedeeld aan de Publieke Omroep, ook andere (lokale) media dienen zich rekenschap te geven van de impact van hun producten. Het gaat om:

1. Maatschappelijke meningsvorming;‘De maatschappelijke meningsvorming op het niveau van de regionale en lokale gemeenschap wordt steeds belangrijker en hiermee neemt ook het belang toe van de aanwezigheid van platforms voor nieuws en meningsvorming.’ 10

2. Het versterken van de lokale democratie;‘Media als dagbladen en publieke omroepen worden geacht hun bijdrage te leveren aan de instandhouding en bevordering van de democratie. Zij informeren, opiniëren, bieden een platform voor discussie en expressie, geven de politiek een gezicht, volgen ontwikkelingen kritisch en activeren burgers tot deelname aan het politieke debat: dit is de politieke functie van media.’ 11

3. Het bevorderen van communicatie en sociale cohesie;‘Via de lokale omroep kan (de bevolking) met elkaar communiceren en tot een uitwisseling van ideeën en meningen komen.’ 12

4. De publieke omroep als medium voor bewustmaking en activering samenlevingsopbouw.

‘Door de actieve inbreng van burgers bij de totstandkoming van programma’s over allerlei lokale issues activeert de lokale omroep betrokkenheid bij de lokale gemeenschap.’ 13

3.4 Verwachtingen ten aanzien van lokale media (beleidsmatig)

De verwachtingen ten aanzien van lokale media en met name de publieke lokale omroepen zijn dus verveelvoudigd; lokale omroepen moeten niet alleen registreren wat er gebeurt, maar er tevens voor zorgen dat de lokale democratische cultuur wordt versterkt. Dit betekent voor Rotterdamse media het volgende:

1. Vertellen wat er gebeurt in Rotterdam;2. Verklaren en plaatsen wat er gebeurt (meer de nadruk leggen op de

context van de gebeurtenis);3. Inspireren. Media reiken waarden, normen en omgangsvormen aan

voor het onderlinge verkeer. Ze helpen mensen om zich ‘in te burgeren’ in de stad. Ongeacht of ze dat ook daadwerkelijk beogen, vervullen

10.Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid. Focus op Functies. Uitdagingen voor een toekomstig mediabeleid. 2005, pag. 131

11.Vereniging van Nederlandse gemeenten. Handreiking relatie gemeente-lokale omroep. 2005, pag. 10

12.Vereniging van Nederlandse gemeenten. Handreiking relatie gemeente-lokale omroep. 2005, pag. 11

13.Vereniging van Nederlandse gemeenten. Handreiking relatie gemeente-lokale omroep. 2005, pag. 11

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

22

media een voorbeeldfunctie. Door het gedrag en de opstelling van presentatoren en hun wijze van aanspreking van gasten zetten zij de toon van een samenleving. Programma’s als Raymann is laat en Laat de Leeuw laten kijkers bijvoorbeeld ‘ervaren’ hoe je met humor en respect kunt omgaan met verschillen tussen mensen.

4. Het zichtbaar maken van de stad en haar bewoners. Als mensen niet in en door media zichtbaar zijn en zichzelf in dat beeld herkennen, voelen zij zich op den duur onbegrepen en miskend. Dat betekent dat lokale media die een bijdrage willen leveren aan Stadsburgerschap alert dienen te zijn op in- en uitsluiting van groepen Rotterdammers. Hierbij kunnen de media zich de vraag stellen of het nieuws of het verhaal ook (wel eens) verteld wordt vanuit de invalshoek van jongeren, arme mensen, Antillianen, mensen met een Turkse achtergrond etc.

5. Aanreiken en onderhouden van een ‘geheugen’ aan de stad. Om een gevoel van eenheid te creëren heeft een stad een ‘geheugen’ nodig. De identiteit van een stad is in grote mate afhankelijk van het levend houden van de geschiedenis van de stad. Het zichtbaar en voorstelbaar maken van die geschiedenis (migratieverhalen, brandgrens na het bombardement van 1940 etc.) schept een gemeenschappelijke verhalende context waar mensen hun eigen geschiedenis en de geschiedenis van anderen in kunnen plaatsen. Media kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan dit collectieve geheugen door mensen te vragen hun herinneringen aan plaatsen en gebeurtenissen te vertellen, maar ook door bepaalde muziek te laten horen bijvoorbeeld zeemansliederen van vroeger.

6. Het bevorderen van sociale cohesie door het bieden van een symbolische ontmoetingsruimte. Media kunnen een symbolische ruimte vormen waar mensen – net als in scholen, godsdienstige huizen en werkplekken – elkaar ontmoeten en elkaar leren kennen. Dat is een voorwaarde voor het aangaan van een verbinding van mensen met elkaar. Als mensen kunnen communiceren met elkaar via en door media, raken ze op de hoogte van elkaars verhalen. Dan ontstaat er gemakkelijker begrip over en weer. Onbekend maakt immers onbemind. Die bekendheid met elkaar maakt dat mensen zich met elkaar kunnen verbinden. Media kunnen de ervaringen van mensen zichtbaar en hoorbaar maken, niet alleen door mensen te interviewen, maar ook door mensen zelf hun verhaal te laten maken en dit maakproces professioneel te ondersteunen. Het maakt uit voor het saamhorigheidgevoel van mensen als een Turkse man niet alleen aan zijn kleinkind kan vertellen

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

23

hoe hij aan de Erasmusbrug heeft gewerkt, maar dat deze vertelling ook door andere Rotterdammers kan worden gehoord. Daartoe moeten de verhalen ook op een platform verteld kunnen worden waar alle Rotterdammers in principe toegang toe hebben. Soms is het omwille van de authenticiteit van de vertelling en de effectiviteit van de boodschap gewenst dit in de eigen taal te doen en het verhaal te ondertitelen.

7. Het betrekken van mensen bij de stad vraagt van lokale media dat ze zich verdiepen in de vraagstukken waar hun publiek mee worstelt. Uit onderzoek blijkt dat mensen niet alleen kritiek willen horen op de politiek. Zij willen ook begrijpen wat de politiek wel en wat de politiek niet kan veranderen en of er alternatieve oplossingen te bedenken zijn voor sommige vraagstukken. Mensen zijn graag bereid om hun creatieve vermogens in te zetten als het gaat om de problemen in de stad, mits daar dan ook iets mee wordt gedaan. Een dergelijke aanpak vraagt om een behoorlijke investering in kennis en menskracht.

8. Het (laten) vertellen van verhalen door en over (groepen) Rotterdammers is belangrijk om het inlevings- en voorstellingsvermogen van Rotterdammers ten aanzien van elkaar te verbreden en te verdiepen. Als lokale media zichzelf ook willen afrekenen op een bepaalde impact van hun werk, dan is het niet voldoende om deze verhalen te vertellen, maar dienen ze dusdanig verteld te worden dat ze ook daadwerkelijk de lezer, kijker of luisteraar ‘raken’. Dat vraagt om extra vaardigheden bij journalisten die op dit moment niet altijd aanwezig zijn.

9. Stadsburgerschap vraagt van Rotterdammers een actieve houding. Rotterdammers aanmoedigen hun betrokkenheid ook actief gestalte te geven, vraagt van lokale media dat ze zich niet alleen in maatschap-pelijke problemen, maar ook in hun oplossingen gaan verdiepen. Dat kost tijd en moeite. Het kan hier gaan om kleine wijkgebonden problemen, maar ook om grootstedelijke problematiek. Hoe kun je samen met andere Rotterdammers een oplossing bedenken voor een Nederlandse bijstandsmoeder die in haar flat geen Nederlandssprekende buren heeft (waar ze de babyfoon bij kan achterlaten) en die toch af en toe naar de bioscoop wil? Locale, wijk- en buurtmedia kunnen laten zien hoe mensen iets voor elkaar kunnen betekenen. Zo maakte Cineac TV een ontroerende reportage over een Vietnamese straatkrantverkoopster die na jaren een verblijfsvergunning kreeg en wier kinderen dankzij hulp van wijkbewoners het gymnasium konden afronden. Voor mensen zelf zijn deze vraagstukken even belangrijk als het oplossen van de ‘blunderput’ voor de gemeente. Als media kunnen laten zien hoe mensen

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

24

een probleem kunnen aankaarten en kunnen bijdragen aan de oplossing ervan, dragen ze bij aan Stadsburgerschap.

10. Het gevoel dat ‘we allemaal in de eerste plaats Rotterdammers zijn’ is een gevoel dat lokale media kunnen uitdragen. Het is dat gevoel dat je, ongeacht je achtergrond, thuishoort in de stad. Het is het warme gevoel die de beelden van de Rotterdamse skyline ‘de Zwaan’, of typische wijktafereeltjes als ‘De Afrikaandermarkt’ bij je oproepen als je kijkt naar bepaalde series en films.

3.5 Verwachtingen ten aanzien van lokale media (publieksmatig)

Wij willen dit hoofdstuk afsluiten door te benadrukken dat de door ons gesignaleerde groeiende rol van lokale media in het kader van Stadsburger-schap niet alleen is ingegeven vanuit het gedachtegoed van ons college, maar dat deze mede is ontstaan vanuit het veranderende medialandschap en de vraag en behoefte van veel moderne mediagebruikers. Deze verwachten tegenwoordig van professionals meerdere stijlen van berichtgeving. Soms zakelijk en kort, op andere momenten betrokken, diepgaand en met oog voor emoties. Het publiek laat zich minder door de media gezeggen, geeft de voorkeur aan het in beeld brengen van verschillende meningen en opvattingen en willen bovendien zelf een mening kunnen geven. Het publiek verwacht niet alleen een kritische instelling van de media, zij hopen ook op alternatieve oplossingen voor de in beeld gebrachte problemen. Zij willen bijvoorbeeld begrijpen wat de politiek wel en wat de politiek niet kan veranderen en welke oplossingen te bedenken zijn voor sommige vraagstukken.14 Mensen zijn daarbij bereid om hun creatieve vermogens in te zetten als het gaat om de problemen in de stad, mits daar dan ook iets mee wordt gedaan.

Ook wil het publiek steeds sterker zelf het moment kunnen bepalen waarop een bepaald item wordt bekeken.15 Dat vraagt om meer mogelijkheden voor digitalisering van het media-aanbod. Daarnaast is door alle moderne alternatieven voor de lokale publieke omroepen, zoals digitale kanalen en een tiental Nederlandstalige commerciële televisiezenders en een dertigtal commerciële radiozenders, de achterban van de publieke omroep minder trouw aan de omroepen dan vroeger en organiseert het publiek zich meer vrijblijvend dan voorheen en in andere (meer kleinschalige) verbanden.16 De media zouden net zo veranderlijk en flexibel moeten kunnen opereren en met zijn publiek mee kunnen bewegen.

14.De toekomst van het nieuws, Irene Costera Meijer, Amsterdam 2006

15.De toekomst van het nieuws, Irene Costera Meijer, Amsterdam 2006

16.Kamerbrief van Minister Plasterk aan Tweede Kamer der Staten Generaal, 5 oktober 2007

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

25

De ‘Stadsburger’ moet in de moderne tijd waarin de overheid steeds meer uitgaat van de zelfredzaamheid en participatiebereidheid van mensen, beschikken over voldoende ‘mediawijsheid’ om te kunnen functioneren en zijn weg te kunnen vinden. De overheid ziet het als zijn taak voorwaarden te scheppen om burgers, individueel of in groepsverband, daartoe in staat te stellen. Hiertoe is onder andere vrije, gemakkelijke toegang tot het publieke (digitale) domein noodzakelijk.

Bovendien constateren wij in Rotterdam een blijvende behoefte aan cultuurgebonden programma’s,17 vooral bij de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Arubaanse en Kaapverdische gemeenschap. Hierbij wordt wel een zekere mate van professionaliteit en kwaliteit gewenst. Het gaat bijvoorbeeld om een behoefte aan informatie die aansluit bij de veranderingen in levensstijl en maatschappelijke oriëntatie, veroorzaakt door migratie naar Nederland. Om je ergens thuis te kunnen voelen is het prettig om vertrouwde gezichten te zien en muziek te horen, om vanzelfsprekend mee te tellen als Rotterdammer, ook al heb je een Surinaams accent, draag je een hoofddoek of ben je de enige in je straat die elke dag een bord groente, aardappels en een lapje vlees eet. De gedachte dat de behoefte aan ‘eigen’ media verdwijnt naar mate men langer in onze stad verblijft, lijkt niet op te gaan.18 En dat geldt voor alle Rotterdammers, ongeacht leeftijd, culturele of religieuze achtergrond. Wie vindt het niet gewoon ‘lekker’ om even zonder dat je iets hoeft uit te leggen, of op je woorden hoeft te passen ‘jezelf te kunnen zijn’? Dat geldt voor de oudere witte bewoners van Vreewijk evengoed als voor de homoseksuele liefhebber van klassiek ballet, of de jonge kickbokster van Surinaamse komaf. Iedereen wil in en door de media het gevoel krijgen dat ze er mogen zijn.

17.Onderzoek van Transcity marketing en communicatiebureau naar nieuwe of aangepaste informatieplatforms van de gemeente Rotterdam met als doel alle Rotterdammers te activeren. November 2007.

18.Essay OCW door TNO over overheidsbeleid met betrekking tot multiculturele media

3.Lokale omroepen en Stadsburger-schap

26

Rijksbeleiden mediabeleid

in andere grote steden

27

Ook landelijk en in andere grote steden bestaat momenteel veel aandacht

voor het (lokale) mediabeleid. Landelijk wordt onder andere gewerkt aan een

structurele herpositionering van de publiek omroep met het oog op de bijdrage

die de publieke omroep kan leveren aan een levendige democratie. Er worden

wetswijzigingen voorbereid die de slagvaardigheid van publieke omroepen

moeten vergroten en waardoor cross- en multimedialiteit wordt gestimuleerd.

4.1 Rijksbeleid en wetgeving

Ook landelijk krijgen publieke omroepen meer expliciet de taak een bijdrage te leveren aan een levendige democratie. De publieke omroep levert daartoe nieuws en achtergrondinformatie over een brede range aan onderwerpen voor een breed publiek. Ook amuserende programma’s en (populair) drama kunnen op deze doelstelling worden afgerekend. Hiervoor is een sterke, pluriforme publieke omroep met een brede actieradius een must. Minister Plasterk benadrukte daarom onlangs in een brief aan de Tweede Kamer het belang van een publieke omroep die “open staat voor verschillende maatschappelijke stromingen en die iedereen aanspreekt en bereikt. Een publieke omroep die overal en altijd bereikbaar is, via radio en televisie, achter de computer of op een iPod.” 19

De opvatting van de minister sluit onder andere aan bij een onderzoek van de Universiteit Leiden in opdracht van Stichting ROOS (2006), waarin is geconstateerd dat regionale publieke omroepen bij uitstek podia zijn voor plaatselijk politiek debat en een kweekvijver voor journalistiek en artistiek talent. 20 Ook werd geconstateerd dat deze omroepen in staat zijn sneller en wendbaarder op veranderingen in te spelen dan landelijke omroepen. En hoewel lokale publieke omroepen een geheel eigen karakter hebben, is ook op hen de nieuwe lijn van multimediaal werken, dichtbij de burger staan en platformfunctie toepasbaar. Sterker nog, juist de publieke lokale omroep is goed in de dialoog met de bevolking. Hiermee kan een verschuiving in het landelijke beleid ten aanzien van publieke omroepen worden gesignaleerd van een focus op inhoud en ‘journalistieke waarden’ naar een focus op impact en, in praktische zin, ‘het leveren van een bijdrage aan de democratie’.

Om de bijdrage van publieke media aan de democratie te bevorderen, wordt momenteel een wetswijziging voorbereid die de slagvaardigheid van de publieke omroep moet vergroten. Kort samengevat bestaat deze wijziging

19.Kamerbrief Minister Plasterk ‘Publieke Omroep’, 5 oktober 2007

20.Rutten, De toekomst van de regionale omroep. Verkenning van maatschappelijke, culturele en journalistieke betekenis. 2006

4.Rijksbeleid en mediabeleid in andere grote steden

28

uit twee stappen. De eerste stap is het ontstaan van de ‘multimediawet’ die de aard, omvang en de distributie van het publieke aanbod in het digitale domein bevordert. De publieke omroepen moet hiermee een stevigere positie krijgen binnen het moderne (steeds verder digitaliserende) medialandschap. Zo wordt er meer ruimte gecreëerd voor sponsoring van programma’s en krijgen lokale omroepen een wettelijk verplichte plek in het digitale pakket. Bovendien komen de toegankelijkheid en ‘vindbaarheid’ van lokale en regionale omroepen uitgebreid aan de orde in een nota over omroepdistributie, die de Staatssecretaris van Economische Zaken op een later tijdstip met minister Plasterk zal uitbrengen. Daarnaast komt er de ‘erkenningswet’. Hiermee wordt de pluriformiteit van de publieke omroep versterkt. Dit gebeurt op basis van aanhang voor hun missie (ledental) en op basis van hun programmatische specialisatie. Verder wordt vanuit het Rijk het budget voor cultuurprogramma’s van regionale omroepen vergroot en voor lokale omroepen wordt onderzocht in hoeverre onderlinge samenwerking een meerwaarde betekent voor het publieke bestel en of een andere, beter haalbare invulling van de ICE-norm mogelijk is. 21 Het is op dit moment nog niet duidelijk wanneer de wetswijziging en de genoemde beleidsmaatregelen geëffectueerd zullen worden.

4.2 Meer over de Mediawet

Ondanks de op stapel staande wijzigingen, moeten wij ons bij het bepalen en uitvoeren van de nieuwe, meer uitgebreide doelstelling van ons lokale mediabeleid rekenschap geven van de blijvend beperkte wettelijke taak van de gemeente bij het uitvoeren van lokaal mediabeleid. De Mediawet bepaalt dat de gemeente geen inhoudelijke taken heeft op het terrein van lokaal mediabeleid. Deze zijn opgedragen aan afzonderlijke organen, zoals de Stichting Lokale Omroep Rotterdam (SLOR) en de Stichting Programmaraad Rotterdam. Aan de Mediawet ligt immers strikt het adagium van ‘de overheid op afstand’ ten grondslag. Dit betekent dat de democratische overheid op geen enkele wijze invloed kan of mag uitoefenen op de inhoud van de programma’s van de lokale omroep. Lokale omroepen worden dan ook niet door de gemeente, maar door een onafhankelijk orgaan (Commissariaat voor de Media) getoetst aan de Mediawet. Naast het ‘faciliteren’ is de rol van B&W en de gemeenteraad door de wet verder beperkt tot het bevorderen van samenwerking tussen verschillende omroepinstellingen. 22 Tenslotte geeft de wet de mogelijkheid tot het iedere vijf jaar afgeven van een advies aan het

21.Kamerbrief Minister Plasterk ‘Publieke Omroep’, oktober 2007

22.Mediawet artikel 42, lid 2

4.Rijksbeleid en mediabeleid in andere grote steden

29

Commissariaat voor de Media over de mate waarin de lokale omroepinstelling voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten. 23

De financiering van de publieke omroep is in principe een overheidstaak. Dit geldt ook voor lokale en regionale publieke omroepen. ‘Extra’ ondersteunen mag, maar alleen onder een aantal harde voorwaarden: er moet sprake zijn van uitvoering van een wettelijke taak, er moet sprake zijn van onafhankelijk toezicht en er mag geen sprake zijn van excessieve financiering. Wij zijn van mening dat het (door de uitbreiding van de functies die lokale media kunnen en moeten vervullen ten behoeve van de sociale samenhang) gelegitimeerd is het uitvoeren van die functies extra te faciliteren. Wij menen dat het hier gaat over een uitbreiding van de wettelijke taak voor lokale mediapartijen van uitsluitend aandacht voor inhoud, naar ook aandacht voor impact, met alle bijbehorende verwachtingen van dien (zie § 3.4).

Het bieden van meer fysieke of financiële mogelijkheden past bovendien in de basale doelstelling van gemeentelijk lokaal mediabeleid, van het ‘stimuleren van pluriformiteit en culturele diversiteit in het publieke media-aanbod’. Uiteraard met inachtneming van de bepalingen in de Mediawet, dat er sprake moet zijn van onafhankelijk toezicht en er geen sprake mag zijn van excessieve financiering. Wij voelen ons hierin mede gesterkt door het advies ‘Focus op Functies’ van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, waarin wordt gesteld dat het een overheidstaak is om cruciale mediataken, zoals het bijdragen aan sociale samenhang en het brengen van verscheidenheid en kwaliteit, te waarborgen. 24

4.3 Lokale omroep volgens de Mediawet

Volgens de mediawet mag er per gemeente maximaal één lokale zendgemachtigde zijn voor de publieke omroep. Het is de taak van die lokale publieke omroep om een pluriform en kwalitatief hoogstaand aanbod van programma’s te verzorgen op het gebied van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing. Criteria voor de programma’s zijn:- toegankelijkheid voor de hele bevolking- ontwikkeling en verspreiding van pluriformiteit en culturele diversiteit- onafhankelijkheid van commerciële en overheidsinvloed- zowel gericht op een breed, algemeen publiek als op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen.

24.Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2005). Focus op Functies. Uitdagingen voor een toekomstbestendig mediabeleid.

4.Rijksbeleid en mediabeleid in andere grote steden

23.Mediawet artikel 43, lid 2

30

Dit betekent verder dat de gemeente geen invloed mag uitoefenen op de inhoud van de programma’s die via de lokale zendgemachtigde worden uitgezonden. Die taak is weggelegd voor het Programmabeleidbepalend orgaan (PBO) van de lokale zendgemachtigde (in Rotterdam is dat SLOR, zie voor meer informatie over de SLOR bijlage 6). Dit is een wettelijk verplicht orgaan dat binnen de omroep het programmabeleid bepaalt. Om lokale pluriformiteit, zoals het lokale mediabeleid zich ten doel stelt, zoveel mogelijk te waarborgen moet het PBO representatief zijn voor de gemeente waarvoor de zendmachtiging is afgegeven. De rol van de gemeente is daarbij door de wet beperkt tot het benoemen van het PBO op bindende voordracht van het bestuur van de stichting en het adviseren op de mate van representativiteit van het PBO voor de desbetreffende gemeente (zie bijlage 7).

4.4 Voorbeelden van mediabeleid in andere grote steden

Ook de andere G4 hebben zich onlangs bezonnen op hun lokale mediabeleid. In Den Haag heeft dit geresulteerd in de medianota Lokaal Verbinden. Kiezen voor vernieuwend, multimediaal lokaal mediabeleid. Den Haag doet een nadrukkelijk beroep op burgers, instellingen en organisaties om mee te doen via de lokale media. Daartoe wil Den Haag een nieuwe invulling geven aan lokaal mediabeleid, dat uitgebreid wordt van ‘radio en televisie’ naar multimediaal mediabeleid. Dit vooral zodat burgers, instellingen en organisaties eigen vormen van wijkmedia en wijkcommunicatie kunnen maken en gebruiken. Den Haag acht het noodzakelijk hiertoe de lokale publieke zendgemachtigde te versterken. De gemeente Den Haag meent voorts dat een multimediaal lokaal mediabeleid iedereen die ‘samen stad wil zijn’ stimuleert en ondersteunt. Volgens Den Haag kunnen Hagenaars, hun instellingen en organisaties, maar ook gemeentelijke diensten, met vernieuwende vormen van communicatie bijdragen aan een betere stad.25

Het Amsterdamse College heeft op 18 december jl. een ‘kadernota media’ vastgesteld, waarin drie ambities worden verwoord: meer synergie en samenhang brengen tussen de communicatiekanalen, alle Amsterdammers moeten de kans krijgen actief om te gaan met informatie, opinies, ervaringen etc. en Amsterdam moet een toonaangevende mediastad worden. De belangrijkste constatering van de nota is ons inziens de notie dat het Amsterdamse mediabeleid in de toekomst zal worden ingericht naar functies en niet naar instellingen, doelgroep of markt. Daarmee wordt ‘mediabeleid’

25.Lokaal Verbinden. Kiezen voor vernieuwend, multi-mediaal lokaal media-beleid. B&W Den Haag, augustus 2007

4.Rijksbeleid en mediabeleid in andere grote steden

31

nauw verweven met sociale, economische en fysieke portefeuilles. Kunst en cultuur, talentontwikkeling, de kennissector, de creatieve industrie en de infrastructuur voor bedrijvigheid krijgen speciale aandacht binnen dit functiemodel, dat mede moet gaan dienen als laboratorium voor media-initiatieven.

4.Rijksbeleid en mediabeleid in andere grote steden

32

Stand van zaken in

Rotterdam

33

Het Rotterdamse lokale mediabeleid had tot op heden als doel ‘voorwaarden te scheppen waarmee pluriformiteit en culturele diversiteit van publieke radio en televisie worden bevorderd’. Het beleid wordt uitgevoerd in de vorm van het verstrekken van exploitatiesubsidies aan FunX, SLOR (de zendgemachtigde van de lokale publieke omroep) en via de SLOR aan Megastad FM (voor de invulling van de functie van publieke etherradio). Daarnaast worden projectsubsidies gegeven aan de regionale omroep RTV Rijnmond voor het maken van specifiek op Rotterdam gerichte programma’s. In bijlage 8 worden de subsidies inhoudelijk toegelicht. In die toelichting ontbreekt de SLOR, die komt uitgebreid aan bod in bijlage 6.

5.1 Algemene beschouwingen en conclusies

Wanneer we de huidige subsidies in ons lokaal mediabeleid bezien in de context van het moderne principe van Stadsburgerschap, de eerder beschreven nieuw functies en verwachtingen ten aanzien van lokale media, dan komen wij tot de volgende beschouwingen:

- De huidige subsidies binnen het mediabeleid hebben weliswaar een maatschappelijke doelstelling, maar wij moeten nagaan in hoeverre de huidige subsidies nog passen in de in deze notitie beschreven maatschappelijke context.

- De SLOR kan met zijn subsidie de tarieven voor toegangstelevisie relatief laag houden. Daarnaast krijgt de SLOR een extra subsidie om ook de tarieven van radio sterk te drukken. Toch zijn er in 2007 vijf toegangsomroepen (migrantenomroepen) vanwege een te grote betalingsachterstand door SLOR van de kabel gehaald. Dit komt de diversiteit van onze publieke lokale omroep niet ten goede.

- Wij sluiten ons aan bij constatering van een essay van TNO over overheidsbeleid met betrekking tot multiculturele media, dat het niet voor de hand ligt dat alle bevolkingsgroepen samensmelten tot één homogeen geheel. De culturele en religieuze praktijk van migrantenomroepen zullen van invloed blijven op hun nieuws- en informatievoorziening, muziekvoorkeur, rolmodellen etc. Digitale pluspakketten, schotels en internet bieden hiervoor tegenwoordig uitkomst, want zij vergroten de toegankelijkheid van het mediaanbod uit het eigen land. Dat er behoefte

5.Stand van zaken in Rotterdam

34

is aan cultuurgebonden items, blijkt ook uit ons eigen onderzoek naar moeilijk bereikbare groepen in de stad.26 Er wordt daarbij wel een zekere mate van professionaliteit en kwaliteit verlangd.

- Te veel Rotterdammers herkennen zich niet in het huidige aanbod van de professionele publieke en commerciële lokale media.

- Ondanks de incidentele doorstroming van jong, gekleurd talent lopen er bij veel professionele omroepen en andere media weinig journalisten en programmamakers rond van allochtone afkomst.27

- Incidenteel vindt er samenwerking plaats tussen onze professionele lokale en regionale publieke omroep met vrijwillige toegangspartijen. Zo werkten RTV Rijnmond en Stanvaste samen tijdens de overstromingen in Suriname enige jaren geleden. Structurele samenwerking is echter (ondanks inspanning van de gemeente) nooit goed van de grond gekomen. Uit de expertmeeting blijkt echter dat migrantenomroepen niet langer als migrantenomroep bestempeld willen worden, maar als ‘Rotterdamse’ omroep, en dat de regionale omroep zoekt naar manieren om representatiever voor Rotterdam te worden. De bereidheid (en noodzaak?) tot samenwerking lijkt op deze manier bij alle partijen groter dan ooit.

- Een groot deel van de bevolking is onzichtbaar in het huidige Kijk- en Luisteronderzoek (KLO) dat het COS tweejaarlijks uitvoert in opdracht van de SLOR. FunX laat mede daarom jaarlijks een eigen KLO uitvoeren. Ook landelijk is dit probleem geconstateerd en de publieke omroep probeert sinds kort een representatieve vertegenwoordiging van etnische minderheden in de panels van het KLO te verkrijgen.

26.Onderzoek van Transcity marketing en communicatiebureau naar nieuwe of aangepaste informatie-platforms van de gemeente Rotterdam met als doel alle Rotterdammers te activeren. November 2007.

27.Uitzonderingen als FunX daargelaten, waarvan de vaste redactie bestaat uit vooral jonge mensen met uiteenlopende culturele achtergronden.

5.Stand van zaken in Rotterdam

35

5.2 Rotterdam ten aanzien van andere grote steden

Binnen de G4 heerst dus de gelijkluidende opvatting dat lokale media een belangrijke rol spelen binnen de stedelijke democratische samenleving. Toegankelijkheid, multimedialiteit en creativiteit zijn daarbij sleutelwoorden. Wel leggen alle G4 hun eigen accenten. Den Haag richt zich sterk op de wijken en nodigt iedere burger vrijblijvend uit zijn eigen journalistiek te bedrijven. Amsterdam vindt de sociaal maatschappelijke waarde van lokale media ook belangrijk, maar hecht vooral waarde aan de rol die media juist ook in andere portefeuilles kunnen spelen.

Het nieuwe Rotterdamse beleid sluit op beide nota’s aan. Enerzijds wil Rotterdam extra stimuleren dat méér mensen meedoen via media. Het gaat ons daarbij vooral om het meer zichtbaar en toegankelijk maken van wat er al gebeurt. Wel is het ‘programma-maken’ voor ons minder vrijblijvend dan in Den Haag, dat wil zeggen dat wij een zekere kwaliteitstoets voorstaan en professionalisering van de programma’s. Dit komt ondermeer tot uitdrukking in de nieuw te ontwikkelen subsidieregeling voor lokale media, waar een commissie van professionals de aanvragen zal beoordelen. Deze regeling zal gestoeld worden op de tien in hoofdstuk 3 genoemde functies van lokale media. De criteria zullen verder verfijnd worden in overleg met de mediasector. Het Amsterdamse model spreekt ons ook erg aan, maar wij benaderen de functie van lokale media op dit moment nog sterker vanuit een sociale invalshoek. Dit neemt overigens niet weg dat ook wij menen dat gemeentelijk mediabeleid een bredere scope zou moeten hebben dan alleen de maatschappelijke.

5.Stand van zaken in Rotterdam

36

Acties enbeleids-

maatregelen

37

Wij hebben het veld zoveel mogelijk willen betrekken bij het tot stand laten komen van dit nieuwe beleid. Daarom zijn er een expertmeeting met migrantenomroepen, een publiek debat over lokale media en Stadsburger-schap (door de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur) en een plenaire bijeenkomst met alle mediapartijen georganiseerd. Op basis hiervan en rekeninghoudend met al het voorgaande, willen wij op de korte en lange termijn op verschillende manieren in lokale media investeren om lokale media voldoende faciliteiten te bieden voor het vervullen van hun maatschappelijke functie. Wij doen dit als volgt:

6.1 Het verbeteren van de infrastructuur

1. De positie van de lokale publieke omroep wordt versterkt als hèt loket voor lokale publieke en toegangsomroepen. Hiertoe zullen wij op korte termijn extern advies vragen, waarin in ieder geval aan bod komen: de strategische samenwerkingspartners van de SLOR, technische (on)mogelijkheden met het oog op toekomstige digitalisering van het medialandschap en de bedrijfsmatige en financiële consequenties van dit alles.

2. Wij laten onderzoek doen naar de haalbaarheid en kosten van fysieke bundeling van omroepen in betaalbare studio’s. Hierbij betrekken wij de situatie van Migranten Omroep Rotterdam, die op dit moment redacties voor Marokkanen, Turken, Kaapverdiërs en Antillianen in één organisatie en in één pand bundelt. Mede hierdoor kunnen zij gemakkelijker kennis en vaardigheden uitwisselen en zijn zij gemakkelijk te vinden voor samenwerking door gemeentelijke diensten, deelgemeenten, culturele instellingen en het bedrijfsleven. Clustering drukt dus niet alleen de kosten voor de toegangsomroepen, maar moet ook leiden tot een inhoudelijke plus door het bevorderen van samenwerking en kennisoverdracht.

3. Wij willen UPC ertoe bewegen lokale media versneld door te geven via het digitale pakket. Wij zullen hierin samen optrekken met het Amsterdamse stadsbestuur.

6.Acties en beleids-maatregelen

38

6.2 Het verbeteren van de toegankelijkheid, pluriformiteit en professionaliteit

1. Het verbeteren van de publieksgerichte (multiculturele) media-competenties bij lokale en regionale publieke omroepen en andere lokale media door het op vraag gestuurd aanbieden van of (gedeeltelijk) bekostigen van masterclasses op het gebied van ‘kleurgevoeligheid’, urban journalism, (digital) storytelling etc. Hieronder valt ook het ondersteunen van meer op het professionaliseren van de mediapraktijk gerichte cursussen. Bij dit laatste heeft het de sterke voorkeur dat er samenwerking en kennisuitwisseling plaatsvindt tussen toegangsomroepen en professionele omroepen.

2. De representativiteit van het PBO van de SLOR wordt tegen het licht gehouden. De Mediawet bepaalt dat per gemeente voor een termijn van 5 jaar aan slechts één lokale omroepinstelling zendtijd kan worden toegewezen. Een zendmachtiging wordt alleen aan een lokale omroepinstelling afgegeven, nadat de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de desbetreffende instelling voldoet aan de eisen van de Mediawet. De wettelijke eisen waaraan de lokale omroepinstelling moet voldoen zijn vastgelegd in de Mediawet, artikel 30:

- De lokale omroepinstelling is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;- De lokale omroepinstelling stelt zich blijkens haar statuten uitsluitend, althans hoofdzakelijk ten doel op lokaal niveau een programma voor algemene omroep te verzorgen en alle activiteiten met betrekking tot programmaverzorging en uitzending te verrichten die daartoe nodig zijn;- De lokale omroep heeft op grond van haar statuten een orgaan dat het programmabeleid bepaalt; - Dit orgaan heeft een zodanige samenstelling dat het representatief is voor de belangrijkste in de gemeente.

Over dit laatste punt zal de gemeenteraad in februari 2008 een advies formuleren aan het Commissariaat voor de Media.

3. De uitzendtarieven van de SLOR worden verder verlaagd met € 20.000,- per jaar. Hiervan profiteert in 2008 iedereen. Na 2008 wordt deze extra korting gerelateerd aan een zekere mate van representativiteit. Daarvoor

6.Acties en beleids-maatregelen

39

is het nodig dat (toegangs)omroepen tot op zekere hoogte in staat zijn de omvang en aard van de achterban in kaart te brengen. In overleg met de omroepen wordt bezien wat een redelijke en efficiënte manier is om dit te doen.

4. De SLOR zet het restant van het subsidiebedrag voor toegangstelevisie van 2007 in om eenmalig alle toegangsradiozenders, die in 2007 hebben uitgezonden, een financiële impuls te geven. Op deze manier wordt een aantal migrantenomroepen in staat gesteld weer uit te zenden via de SLOR (wat de diversiteit in de programmering ten goede komt) en andere omroepen kunnen een eenmalige investering doen in apparatuur of zendtijd.

5. Technische faciliteiten voor ondertiteling van de programma’s worden beschikbaar gesteld via de SLOR.

6. We zoeken naar een andere of aanvullende manier van Kijk- en Luisteronderzoek, waarbij meer mensen en vooral meer jongeren en mensen met een andere culturele achtergrond betrokken worden.

6.3 Het beter benutten van creativiteit en participatiebereidheid

1. De huidige subsidieverlening aan lokale mediaprojecten wordt herzien. Daartoe wordt op basis van de tien maatschappelijke functies van lokale media een nieuwe subsidieregeling ontworpen voor lokale media. Binnen deze nieuwe regeling krijgen toegangsomroepen en andere niet-commerciële lokale (en regionale) mediapartijen de kans programma’s en projecten te ‘pitchen’ en hiervoor subsidie te ontvangen. De plannen worden getoetst op hun bijdrage aan het bevorderen van Stadsburgerschap, in de lijn van de 10 maatschappelijke functies die aan lokale media worden toebedeeld (zie pagina 7):

1. Informatie verstrekken; 2. Inzicht geven in de werking van de stad, het land en de wereld; 3. Socialiserende werking; 4. Zichtbaar maken van de stad (zien en gezien worden, herkenning en erkenning); 5. Het levend houden van het geheugen van de stad; 6. Scheppen van (voorwaarden voor) sociale cohesie;

6.Acties en beleids-maatregelen

40

7. Tonen van betrokkenheid; 8. Vergroten van het inlevingsvermogen (het voorstelbaar maken van emoties en ervaringen); 9. Laten zien hoe je actief kunt werken aan de stad; 10. Aanspreken op en creëren van een stedelijke identiteit, een gemeenschappelijk stadsgevoel.

Zoals eerder gezegd, zullen de criteria in overleg met de mediasector verder verfijnd worden. Onderwerpen als samenwerking en een speciale focus op jongeren (in het kader van Jongerenhoofdstad 2009) kunnen hierbij aan bod komen. Ook de taal waarin programma’s worden uitgezonden komt daarbij aan de orde. Net als bij voorlichtingsbeleid is de effectiviteit van de communicatie een belangrijk uitgangspunt bij lokaal mediabeleid. Zoals voor inburgeringsspotjes het gebruik van de moedertaal nodig kan zijn om de juiste groep te bereiken, zo kan dat voor programma’s van lokale omroepen belangrijk zijn voor het overbrengen van emoties of ervaringen. Om een bredere groep Rotterdammers aan te spreken, kan dat ondertiteling of (bij radio) een vertaling tussendoor inhouden. Vooralsnog is bij het opzetten van de nieuwe subsidieregeling ons uitgangspunt dat programma’s waar de gemeente aan bijdraagt mogen worden uitgezonden in de eigen taal, mits daar aantoonbaar een goede reden voor is.

6.4 Algemeen

1. Het ontwikkelen van het digitale domein ‘Ons Rotterdam’.

2. G4 overleg aangaan om zo een gezamenlijke lobby richting het Rijk en de wetgever te organiseren over bijvoorbeeld het verruimen van reclame-inkomsten voor lokale omroep, financieringsstructuren en de verplichting van digitale doorgifte van lokale omroepen.

3. Het laten schrijven van een essay(bundel) over de betekenis van lokale media voor de stad. Hoe verhouden de maatschappelijke functies van lokale media zich tot andere beleidsterreinen zoals onderwijs, politiek, economische ontwikkelingen en kunst en cultuur? Waar liggen mogelijkheden tot versterking en synergie tussen de beleidsterreinen? We hebben Rotterdamse mediapartijen gevraagd mee te denken over de aanpak en de onderwerpen voor deze bundel.

6.Acties en beleids-maatregelen

41

4. Het benoemen van een mediacommissie om plannen en media-initiatieven te beoordelen vanuit verschillende perspectieven, zoals vanuit de journalistiek, Stadsburgerschap en creativiteit, en die verder in het gehele proces om advies gevraagd kan worden.

6.5 In het kader van Rotterdam Europese Jongerenhoofdstad 2009 (REYC):

In het kader van Rotterdam Europese Jongerenhoofdstad 2009 staan ook activiteiten gepland die raken aan het reguliere, structurele mediabeleid. Zo heeft stichting REYC het voornemen om jongeren de mogelijkheid geven om zelf content te maken. Hiertoe wil REYC in samenwerking met de deelgemeenten (web)radiostations in die deelgemeentes neerzetten. De jongeren moeten bovendien een training krijgen, zodat zij zelf het radiostation draaiende kunnen houden. Volgens eenzelfde formule wil REYC buurttelevisie opzetten.

Ook bestaat het plan om halverwege 2008 hèt digitale jongerentelevisie-kanaal van Nederland te lanceren. Het kanaal moet jonge talentvolle muzikanten de kans bieden om hun videoclips te tonen een geeft jongeren de mogelijkheid om youtube-filmpjes te uploaden. Daarnaast moet er dagelijks een item zijn over een bijzondere Rotterdamse jongere, een bedrijf dat stageplaatsen biedt, een dynamic duo en natuurlijk over de REYC agenda.

De acties in het kader van Jongerenhoofdstad 2009 en ons structurele lokale mediabeleid willen wij goed op elkaar afstemmen, zodat beide elkaar optimaal aanvullen en versterken. Aan het eind van 2009 zullen wij bezien welke van de voorgenomen acties van REYC moeten beklijven en hoe deze passen in het hier geschetste toekomstige mediabeleid.

6.Acties en beleids-maatregelen

42

Planning

43

7.1 Wat is al afgerond, wat is reeds in gang gezet en wat gaat nog gebeuren?

Afgerond:- expertmeeting met migrantenomroepen;- onderzoek naar moeilijk bereikbare groepen in Rotterdam 28 ;- publiek debat over lokale media en Stadsburgerschap;- plenaire bijeenkomst met mediapartijen om deze notitie te bespreken;- ontwikkelen van een Beleidsregel Participatie en Burgerschap, die subsidiemogelijkheden biedt aan toegangsomroepen voor projecten en activiteiten 29.

In gang gezet / in voorbereiding:- start onderzoek naar positie SLOR, inclusief mogelijkheid tot studio’s en ondertiteling;- start onderzoek naar digitaal domein;- opzetten lobby (waar mogelijk in G4 verband) richting Rijk en UPC;- extra verlaging van het radiotarief bij SLOR;- eenmalige impuls voor knelpunten/investeringen toegangsradio- omroepen; - budget vrijmaken voor bijdrage in cursussen en masterclasses;- opdracht geven voor een essay(bundel) over de relatie tussen lokale media en de stad;- representativiteit van het PBO van de SLOR tegen het licht houden;- produceren van een Rotterdamse regiosoap, waarin aandacht wordt besteed aan maatschappelijke thema’s zoals huiselijk geweld, discriminatie, werk, gezin en cultuur (ingezet vanuit het programma sociaal).

Korte termijn (implementatie in het najaar van 2008):- uitvoeringsregeling (subsidiebudget) voor programma’s en projecten van alle niet-commerciële lokale mediapartijen in de trant van Stadsburgerschap;- een mediacommissie benoemen om plannen en media initiatieven te beoordelen- inventariseren of er een andere of aanvullende manier van Kijk- en Luisteronderzoek mogelijk is;

28.Van informatieplatforms naar activatieplatforms,Transcity, 6 december 2007. Op te vragen bij de afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst Rotterdam.

29.(toegangs)omroepen kunnen aanspraak maken op de Beleidsregel Participatie bij de dienst JOS. Deze beleidsregel is weliswaar niet toegespitst op media-initiatieven, maar biedt wel subsidiemogelijkheden voor maatschappelijke doeleinden. De beleidsregel Participatie en Burgerschap biedt mogelijkheden voor radio en of televisieproducties over de thema’s van stadsburgerschap. In deze subsidieregeling wordt aangegeven voor welke activiteiten de gemeente subsidie beschikbaar stelt in het kader van stadsburgerschap. Die activiteiten kunnen heel uiteenlopend zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om trainingen of cursussen, themabijeenkomsten, radioprogramma’s, uitwisselingsprojecten of bewustwordingstrainingen. Ook het toegankelijker maken van algemene voorzieningen en het opheffen van andere belemmeringen en drempels, het adviseren over (gemeentelijk) beleid,deskundigheidsbevordering of bijdragen aan de dialoog tussen doelgroepen en de gemeente, kunnen bijdragen aan de doelen van stadsburgerschap. De activiteiten kunnen dus allerlei vormen hebben, maar belangrijk is dat een activiteit nooit op zich staat, maar bijdraagt aan toegankelijkheid enerzijds, of anderzijds

7.Planning

aan de ontplooiing van Rotterdamse burgers ten einde volwaardig burgerschap te kunnen uitoefenen en dus te participeren, niet alleen individueel of binnen de eigen groep, maar in de context van de diverse Rotterdamse samenleving. Verbondenheid tussen Rotterdammers onderling staat centraal. Verbondenheid tussen verschillende culturen. Verbondenheid tussen burger en bestuur. Verbondenheid tussen specifieke groepen en algemene voorzieningen.

44

Langere termijn (implementatie vanaf 2010) 30 :- n.a.v. onderzoek naar SLOR investeren in lokale publieke omroep;- n.a.v. onderzoek naar Digitaal Domein investeren in het ontwikkelen van dit domein;- nagaan welke acties van Jongerenhoofdstad beklijven en hoe deze passen in dit mediabeleid.

7.2 Volgende stap: gemeentelijk mediabeleid in bredere zin

Deze notitie benadert het Rotterdamse mediabeleid vanuit een sociale context en vanuit dat perspectief is er reeds het een en ander in gang gezet. We constateren echter dat de maatschappelijke functie van media om verdere uitwerking vraagt. Niet alleen sociaal, maar ook op educatief, economisch en kunstzinnig gebied kan mediabeleid een belangrijke rol gaan spelen. In dat geval interpreteren wij de term ‘mediabeleid’ niet langer als het beleid ten aanzien van lokale mediapartijen, zoals in deze notitie weergegeven, maar het gaat dan om de relatie tussen de functies van lokale media en ons economisch beleid, ons, sociaal beleid, over mogelijk sterkere verbindingen tussen de media en opleidingen aan (V)MBO, HBO en Universiteit en de relatie tussen media en kunst en cultuur. Een scherpe regie en coördinatie op media-initiatieven vanuit verschillende gemeentelijke diensten zoals het OBR, de bibliotheek, Programma Sociaal, JOS en dKC is hiervoor noodzakelijk.

Mediabeleid kent al met al vele facetten en wij hebben daarom behoefte aan meer synergie tussen de verschillende onderdelen. Wij achten een structurele verhoging van de uitvoeringscapaciteit binnen de gemeente voor lokaal mediabeleid noodzakelijk om dit beleid naar behoren uit te kunnen voeren, nu en in de toekomst. Op dit moment is hiervoor 0,1 fte beschikbaar bij de dienst Kunst en Cultuur. Om dit dossier de gewenste gestalte te geven, willen wij dit verhogen naar minimaal 0,8 fte. Wij kunnen dan verder aan de slag met het ontwikkelen van een meer strategisch mediabeleid binnen de gemeente. We streven ernaar de gemeenteraad over de voortgang hiervan in het najaar van 2008 nader te informeren.

30.De onderzoeksresultaten en aanbevelingen worden in de voorjaarsretraite 2009 aan de gemeenteraad voorgelegd.

7.Planning

45

7.3 Kosten en investeringen

Voornoemde beleidsmaatregelen en acties kunnen tot en met 2009 budgettair neutraal worden uitgevoerd. Bij de voorjaarsretraite 2009 zullen de resultaten van de onderzoeken naar de herpositionering van de SLOR en de haalbaarheid van het ontwikkelen van een digitaal domein voor lokale media aan u worden voorgelegd. Aan de hand van die resultaten wordt dan besloten of er al dan niet extra geïnvesteerd moet worden in de lokale mediasector.

7.Planning

Bijlagen

Bijlage 1Brief aan cie. JOC

Bijlage 2Brief aan cie. JOC

Bijlage 3 Verslag expertmeeting 16 november 2007

Expertmeeting stadsburgerschap en lokale migrantenomroepen

16 november 2007

Tussen droom en daad….

De droom van Orhan Kaya (een stad, waarin iedereen zijn of haar stem kan laten horen die tot ver daarbui-

ten gehoord kan worden) maakt veel reacties los bij de vertegenwoordigers van de migrantenomroepen. Niet

dat ze het geen mooie droom vinden. Het zou geweldig zijn als elke Rotterdammer een stem zou krijgen in

de ether, op de kabel en ook nog via Internet. En nog mooier als bijvoorbeeld Kaapverdiaanse Rotterdam-

mers gehoord en gezien zouden worden door Marokkaanse Rotterdammers en Rotterdammers met Neder-

landse wortels en omgekeerd. En dat dan niet alleen in Rotterdam, maar ook in Rabat of Paramaribo. Maar

veel van de migrantenomroepen in Rotterdam hebben het al jaren gedaan zonder ondersteuning van de

gemeente, of ze hebben die ondersteuning zien verdwijnen, en tot nu toe hebben ze weinig gehoor gekregen

voor hun behoeften en noden. Dat ze nu van vitaal belang geacht worden voor het creëren van verbonden-

heid in de stad en voor het bevorderen van stadsburgerschap is mooi, maar men gelooft nog niet dat men

werkelijk de kans krijgt om daar een steentje aan bij te dragen.

Voordat Rotterdam begint met dromen, is het misschien goed om eens naar de realiteit te kijken, is de

houding van veel van de aanwezigen. En het lukt niet iedereen om overeind te blijven, er vallen omroepen

om. Ook is er letterlijk weinig ruimte voor de migrantenomroepen, de ether wordt namelijk grotendeels

opgeslokt door grote jongens als RTV Rijnmond, FunX en Megastad.

En, los van de problemen, weet de gemeente eigenlijk wel wat de migrantenomroepen allemaal doen? Er is

veel expertise bij de migrantenomroepen, maar men heeft niet de indruk dat de gemeente zich dat realiseert.

De deelnemers aan de expertmeeting hebben het gevoel dat de gemeente het wiel opnieuw wil uitvinden en

voorbij gaat aan de ervaring die de migrantenomroepen hebben opgebouwd.

Ook zou men wel eens willen weten hoe het zit met geld. Zoals een deelnemer het uitdrukt: “Als je een stem

wilt geven aan de 174 nationaliteiten die Rotterdam rijk is, heb je een concreet plan nodig, met een tijdslimiet

en er moet geld zijn en andere faciliteiten.”

Wethouder Kaya erkent dat de migrantenomroepen op dit moment kampen met veel problemen en ook dat

hij die helaas niet zomaar kan oplossen. En nee, een concreet plan heeft hij nu nog niet, maar in januari

komt hij met een nota. En in die nota zal de inbreng van de migrantenomroepen worden verwerkt. Want dat

er veel kennis en kunde is bij de migrantenomroepen is hem duidelijk; hij heeft ze niet voor niks uitgenodigd.

En tja, dat geld. Kaya snapt ook wel dat het niet zonder kan, maar voor het oplossen van de problemen die

er nu zijn en het laten uitkomen van zijn droom, is meer nodig dan geld.

Al met al heeft het lang geduurd voor de migrantenomroepen door de gemeente werden gehoord, meent

men. ‘Beter laat dan nooit’, vindt een aantal aanwezigen. “Ik ben blij met deze bijeenkomst”, zegt iemand:

“We kunnen nu wel gaan mekkeren over wat er allemaal fout is gegaan in het verleden, maar het is beter om

je te richten op de toekomst.” Een ander zegt: “Het zou jammer zijn als we weer alleen het gevecht aangaan.

Want we krijgen nu een kans.”

De lokale omroep als goed voorbeeld

Irene Costera Meijer geeft een ‘college’ over de relatie tussen lokale media en stadsburgerschap. Irene

maakt in haar verhaal duidelijk dat de migrantenomroepen het vaak behoorlijk goed doen als het gaat om het

leveren van een bijdrage aan stadsburgerschap. Zo zegt ze onder andere dat de media mensen in staat

moeten stellen om afgewogen keuzes te maken in hun leven en hen moeten ondersteunen bij het leveren

van een bijdrage aan de ontwikkeling van hun stad. Juist lokale (migranten)omroepen beschouwen het als

hun taak om mensen te betrekken bij de stad en richten zich daarop in hun programma’s. Ze informeren

mensen ook nadrukkelijk over de voorzieningen in de stad en geven mensen zo de mogelijkheid om hun

leven in de stad vorm te geven.

Willen mensen zich betrokken voelen bij de gemeenschap waarin ze leven, dan moeten ze ook in de media

te zien en te horen zijn: de keuzes, ervaringen en ideeën van alle Nederlanders moeten meetellen, aldus

Costera Meijer. Veel omroepen kijken echter niet verder dan hun witte neus lang is en brengen migranten

niet in beeld, of alleen als probleem, of als (gunstige) uitzondering op de (ongunstige) regel. Migrantenom-

roepen pakken dat heel anders aan. Zij hebben wel oog voor de alledaagse ervaringen van allochtone

Nederlanders. De politiek kan leren van migrantenmedia, zegt Costera Meijer: zij geven mensen een stem

die tot nu toe geen stem hadden.

Dat migranten gehoord en gezien worden is van des te meer belang omdat media tegenwoordig veel macht

hebben. Werden de media vroeger beschouwd als aanvullend op de werkelijkheid, tegenwoordig telt iets pas

als werkelijkheid als de media er aandacht aan hebben besteed. De media moeten dus laten zien dat

Nederland niet alleen uit witte mensen en witte ervaringen bestaat. En dan gaat het niet alleen om de

onderwerpkeuze van programmamakers. Beelden van het publiek bij Rayman is laat zijn minstens zo

belangrijk: zo laat je zien dat Nederland verkleurt. Daarom ook moeten de ervaringen van migranten niet

alleen als ‘kwestie’ worden gebracht. Er moet recht worden gedaan aan hun complexe werkelijkheid. De

ervaringen van mensen laten zich niet rangschikken onder enkelvoudige labels als ‘Turks’, Marokkaans’, of

‘Surinaams’. Mensen beschikken altijd over meerdere identiteiten en affiniteiten. Ze zijn bijvoorbeeld ook

aanhanger van Feyenoord, moeder, middenstander, of leerkracht op een middelbare school. Die complexiteit

kan via media getoond worden. Zo kan je bijvoorbeeld laten zien dat Turkse en Marokkaanse middenstan-

ders net zo veel last hebben van overlast op straat als hun Nederlandse collega’s. Het gevolg hiervan is dat

de automatische associatie van Marokkaans = overlast wordt gerelativeerd.

Media kunnen ook een bijdrage leveren aan het vermogen van mensen om zich te verplaatsen in een ander,

stelt Costera Meijer, door menselijke verhalen te brengen die de verbeeldingskracht van mensen vergroten

en verdiepen. Dat is van belang voor het vitaal houden van een democratische gemeenschap met betrokken

burgers. Omdat witte Nederlanders minder beschikken over een verhalende traditie, en veel migranten

komen uit een een verhalencultuur, kunnen witte Rotterdammers wat dat betreft leren van migranten en dus

van migrantenomroepen. Overigens gaat het bij verhalen niet alleen om journalistieke verhalen (non-fictie),

maar ook om fictie, bijvoorbeeld soaps, of korte verhalen zoals de wijkmedia die produceren. Of een verhaal

informatief is en informerend werkt of niet, is namelijk niet (alleen) afhankelijk van het genre (fictie of non-

fictie), maar ook van het gebruik ervan. Zo halen veel jongeren hun informatie over seksualiteit, omgangsvor-

men en de werking van de multiculturele samenleving uit soaps en minder uit journalistieke programma’s.

Workshop media en stadsburgerschap

Aan de hand van het verhaal van Irene Costera Meijer wordt besproken hoe lokale migrantenomroepen uit

Rotterdam een bijdrage kunnen leveren aan stadsburgerschap.

Rotterdamse media zouden moeten vertellen wat er gebeurt in Rotterdam, is een van Costera Meijers stellin-

gen. Dat doen we al, is daarop de reactie van de deelnemers aan de workshop: “We nemen daarbij de

behoeften van onze doelgroep als uitgangspunt. We bereiken daarmee ook mensen die door niemand

anders worden bereikt. We gaan ook veel verder dan veel andere omroepen: we leveren niet alleen informa-

tie, als onze informatie veel impact heeft op onze doelgroep, doen we aan nazorg en geven we zo nodig

extra uitleg. We doen dat goed. Neem onze expertise dus als uitgangspunt voor het maken van plannen.”

De migrantenomroepen zouden wel verder kunnen kijken dan hun huidige doelgroepen, wordt erkend. Want

wil je mensen in de stad met elkaar verbinden, dan moeten ze elkaars verhalen kennen, zoals Costera

Meijer stelt. Maar dat betekent dan wel dat er meer faciliteiten moeten komen. Zo moet je op zijn minst

overal bekeken en beluisterd kunnen worden en te vinden zijn en dat is nu niet het geval. Er wordt nu

uitgezonden via de kabel en veel omroepen missen zo niet alleen een groot deel van de eigen achterban,

maar ook een groot potentieel onder het ‘andere’ publiek. Om vaker te kunnen worden beluisterd of beke-

ken, is het van belang dat omroepen ‘vindbaar’ zijn. Dat kan door meer mogelijkheden te scheppen om via

de ether uit te zenden. Nog beter lijkt het om de digitale uitzendmogelijkheden van migrantenomroepen te

verbeteren. Dan zijn de programma’s altijd via internet te bekijken en te beluisteren. Het zou voor elke locale

omroep mogelijk moeten zijn om via webradio en webtv verhalen uit te zenden die een bijdrage zouden

kunnen vormen aan het stadsburgerschap van Rotterdammers. En daar moet dan niet te lang mee gewacht

worden, merkt iemand op, want het digitale tijdperk lijkt Rotterdam al te hebben ingehaald. Wat tot absurde

situaties leidt: “Rotterdamse Surinamers luisteren bijvoorbeeld naar internetradio uit Suriname. En die

Surinaamse radio brengt dan informatie over in Rotterdam levende Surinamers.” Er moet ook de mogelijk-

heid zijn om programma’s te ondertitelen, stelt een deelnemer. “Ik ben daartoe verplicht en dat vind ik ook

terecht. Maar ondertitelen kost heel veel geld en dat heb ik niet.”

Veel deelnemers vinden dat de SLOR zich harder zou moeten maken voor de migrantenomroepen en ervoor

zou moeten zorgen dat er meer mogelijkheden zijn om uit te zenden. De SLOR heeft daar alleen helaas het

geld niet voor, laat de directeur van de SLOR weten.

Het gebrek aan erkenning van het werk van migrantenomroepen blijft pijn doen, blijkt ook weer tijdens de

workshop. Eén deelnemer vindt dan ook dat in de nota van de wethouder aandacht moet worden besteed

aan de geschiedenis van de lokale migrantenomroepen uit Rotterdam. “Alleen zo doe je recht aan al die

mensen die al jaren zonder noemenswaardige ondersteuning radio en tv maken.” Iemand anders merkt

echter op dat dat gebrek aan erkenning misschien ook wel door de migrantenomroepen zelf veroorzaakt is.

De migrantenomroepen zouden zelf meer de boer op moeten gaan. “Veel mensen weten niet wat we doen,

dat klopt. Maar dat komt ook doordat we ze het niet vertellen.” “De politiek moet inderdaad erkennen wat wij

doen, maar wij moeten ze ook een kijkje in onze keuken gunnen”, merkt weer een andere deelnemer op. Om

echt een vuist te kunnen maken, zou het nuttig zijn als eens serieus onderzocht zou worden wat de kijk- en

luistercijfer zijn van de migrantenomroepen, zegt iemand. “Alleen zo kan je aantonen dat we wel degelijk

bestaansrecht hebben.”

Ook wordt besproken hoe men zich op zou moeten stellen tegenover RTV Rijnmond. Er zijn deelnemers die

een plaats voor de migrantenomroepen naast RTV Rijnmond voldoende vinden. Maar anderen gaat dat niet

ver genoeg. “Dan laat je die lelieblanke clan, die nog niet één allochtone journalist in dienst heeft, zijn gang

gaan en dat is een schande.” Een aantal deelnemers lijkt het echter een beter idee om niet te veel energie te

stoppen in Rijnmond. Bovendien: “Als Rijnmond niet verandert, dan eindigen ze net zoals een Nederlandse

groenteboer in Delfshaven die weigert om zich aan te passen aan de veranderingen in de buurt. Die gaat

failliet.”

.

Bijlage 4 Verslag debat 4 december 2007

Stadsburgerschap en de lokale media

Dinsdag 4 december 2007, Zaal De Unie Rotterdam

Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

Met de nota Stadsburgerschap: het motto is meedoen richt het Rotterdams college van B&W zich op

de participatie van alle Rotterdammers. Het idee achter het begrip stadsburgerschap is dat alle

inwoners zich betrokken voelen bij de samenleving in de stad. Hoe kunnen de lokale media een rol

spelen bij het ontwikkelen van stadsburgerschap en is dit wenselijk? De overheid mag zich niet

bemoeien met de inhoud van programma’s, kan zij dan wel een beroep doen op de media om zich in

te zetten voor stadsburgerschap?

Een debat met: Irene Costera Meijer, bijzonder hoogleraar journalistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam;

Bart Verkade, hoofdredacteur AD Rotterdams Dagblad; Mezen Dannawi, programmadirecteur FunX; Wim

Nottroth, hoofdredacteur Cineac TV; Alaattin Erdal, directeur Time Media Group; Hans van Willigenburg,

journalist en docent journalistiek bij InHolland Select Studies;

Johan de Koster, hoofdredacteur RTV Rijnmond en Orhan Kaya, wethouder Participatie en Cultuur in

Rotterdam. Gespreksleider: Katinka Baehr

In de nota Stadsburgerschap: het motto is meedoen richten B & W van Rotterdam zich op de participatie van

alle Rotterdammers. Het idee achter stadsburgerschap: de stad kan alleen bloeien als alle bewoners zich

betrokken voelen bij de stad.

Hoe kunnen de lokale media een rol spelen bij het bevorderen van dat stadsburgerschap? En heeft de

overheid daarover iets te zeggen? De overheid mag zich immers niet bemoeien met de inhoud van program-

ma’s, dus wat kan ze eigenlijk verlangen van de media op dit vlak?

Volgens Tariq Ramadan, bijzonder hoogleraar burgerschap en identiteit aan de Erasmus Universiteit, laten

de media op dit moment in elk geval steken vallen als het gaat om het tonen van de diversiteit in de stad. Ze

geven volgens hem een eenzijdig beeld van de verschillende groepen die in Rotterdam samenleven. Media-

makers daarentegen vinden dat ze zich bezighouden met hun primaire taak: het brengen van waarheidsge-

trouw nieuws.

Voor Orhan Kaya, wethouder Participatie en Cultuur, was dit verschil in inzicht de aanleiding om een aantal

expertmeetings te organiseren over de vraag hoe de media beter kunnen inspelen op de diversiteit in de

stad en welke rol de overheid daarbij kan spelen. Uiteindelijk moet dit leiden tot nieuw mediabeleid.

Het debat dat de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur op 4 december 2007 organiseerde, sloot op die

ontwikkelingen aan en ging dieper in op de relatie tussen overheid en lokale media bij het bevorderen van

stadsburgerschap.

Interview met Irene Costera Meijer

‘Ik zie mezelf op tv, dus ik besta’

“Ik woon nu een jaar of zes in Rotterdam en om in te burgeren ging ik destijds direct het Rotterdams Dagblad

lezen en luisterde en keek ik naar RTV Rijnmond. Ik moet zeggen, de lokale media vallen me helemaal niet

tegen.” Irene Costera Meijer adviseert de gemeente over het nieuw te maken mediabeleid en daarom werd

zij, voor het eigenlijke debat, door gespreksleidster Katinka Baehr om haar oordeel gevraagd. De lokale

media in Rotterdam maken zichtbaar wat er in de stad speelt en vertellen Rotterdamse verhalen, aldus

Costera Meijer. Waarmee ze in haar ogen al een bijdrage leveren aan het bevorderen van stadsburgerschap.

Costera Meijer ziet stadsburgerschap als een vorm van democratisch burgerschap en in een democratische

gemeenschap tonen de media de democratische cultuur, aldus bijdragend aan de betrokkenheid van de

burgers bij die gemeenschap. Van belang daarvoor is wel dat álle groepen in de stad een stem krijgen in de

media. Want erkenning van je bestaan is een voorwaarde voor betrokkenheid. Costera Meijer: “Jouw per-

spectief moet serieus genomen worden, zichtbaar worden gemaakt.” Erkenning in de media wordt zelfs

steeds belangrijker. Want werden de media vroeger beschouwd als aanvulling op de werkelijkheid, nu maken

ze de werkelijkheid: ‘ik ben zichtbaar in de media, dus ik besta’.

Mediamakers moeten daarom hun verantwoordelijkheid nemen, vindt Costera Meijer, en beter nadenken

over de impact van hun programma’s. Willen de media recht doen aan de ervaringen van migranten, dan

moeten ze hen bijvoorbeeld niet alleen in de schijnwerpers zetten als er problemen zijn. Terloopse aandacht

voor de ervaringen en belevingswereld, zonder dat de nadruk ligt op het ‘anders zijn’, is minstens zo belang-

rijk. Costera Meijer: “Een mooi voorbeeld was een item op tv over het suikerfeest. De interviewer vroeg aan

een Marokkaanse vrouw of de hele familie dat vierde. Waarop zij antwoordde: ‘Mijn moeder doet niet mee,

want die is aan het Sonja Bakkeren’”

Voor de beeldvorming over minderheidsgroepen is de manier waarop die groepen aandacht krijgen in

amusementsprogramma’s en fictieve programma’s als soaps ook van belang, voegde Costera Meijer

daaraan toe. “Voor een onderzoek naar de multiculturaliteit in soaps, interviewde ik soapmakers en publiek.

Het publiek bleek multiculturele aspecten in soaps interessant te vinden; zij zagen het als informatie die ze

op een makkelijke manier tot zich konden nemen. Het wordt dan een probleem als blijkt dat de makers de

plank volledig misslaan. Zo was er in een soap een verhaal over uithuwelijking. Het witte publiek vond dat

interessant, omdat ze het gevoel hadden dat ze te weten kwamen hoe zoiets ging. Maar het gekleurde

publiek vond het bevooroordeeld. Opmerkelijk genoeg ging het daarbij niet alleen om mensen met een

culturele achtergrond waarin uithuwelijking voorkomt, zoals Turken en Marokkanen, maar ook om Antillianen

en Surinamers. De makers waren verbaasd over de impact van hun verhalen. Ze wisten niet dat mensen

amusement als informatie beschouwen.” De makers hebben dat inmiddels in hun oren geknoopt en huren nu

mensen in die weten hoe het zit met dat soort zaken.

Maar is het geen gevaar om het alleen maar over beeldvorming te hebben, vroeg Katinka Baehr zich af. Zo

richtten in een debat over achterstandswijken de bewoners al hun pijlen op de media die in hun de ogen een

slecht beeld van de wijken creëerden. Over de problemen zelf werd niet meer gepraat. Costera Meijer: “Jour-

nalisten zeggen dat ze niet meer kritisch kunnen zijn. Maar het publiek wil die kritische waakhond niet, ze

willen een soort oppassende buurman. De landelijke media berichten verder alleen over die wijken als er

problemen zijn. Hot item zijn nu Marokkaanse jongens. Journalisten vertonen kuddegedrag en de een na de

ander trekt nu naar een wijk als Overvecht. Terwijl er zo veel interessantere verhalen te vertellen zijn. En

veel méér verhalen.” Dat doen de lokale media dus veel beter, vond Meijer, die hebben veel meer oog voor

die andere verhalen.

Waarop Costera Meijer een lans brak voor digital story telling. Kleine, korte verhalen die mensen zelf maak-

ten over hun eigen leven en die ze op internet kwijt konden. “Zo kan het. Maar ook zoals men het in Montreal

deed: de migratieverhalen van de inwoners van die stad werden zichtbaar in de stad opgehangen, met een

foto van de verteller erbij. Dat is erkenning. Dat laat zien: wij zijn er ook.”

Het debat

Met witte verbazing de wijken in

Allereerst legt Orhan Kaya uit dat wat hem betreft de media geen verantwoording aan de politiek hoeven af

te leggen, maar dat ze wel zichtbaar zouden moeten maken hoe ze een bijdrage leveren aan stadsburger-

schap. Hij zegt ook dat het hem stoort dat er zo duidelijk een scheiding is tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ media.

“De migrantenomroepen geven daarom een heel ander beeld van de stad.”

“Wij stralen een wit beeld uit”, geeft Johan de Koster toe, “En de redactie is ook nogal wit. Maar het gaat ons

in eerste instantie om kwaliteit. Wij willen wel een diverser beeld van de stad geven, maar dat hangt niet af

van de kleur van de medewerkers.” Wim Nottroth is het daar echter niet mee eens. “Ik wil niet geloof of

afkomst centraal stellen, maar wel participerende journalistiek. Onder onze medewerkers zijn veel arme

mensen en daardoor hoor je hele andere dingen en krijg je een hele andere interactie met de stad.” Waarna

hij opmerkt dat hij smacht naar meer diepgang in de berichtgeving over Rotterdam. “Het is tijd voor een echt

Rotterdamse zender.” Ook Bart Verkade denkt dat kleur er wel toe doet. “We proberen het goed te doen,

maar we hebben weinig nieuwe Rotterdammers in ons abonneebestand. Witte Rotterdammers leggen

andere dingen bij je neer.”

Volgens Nottroth gaat het niet alleen om de onderwerpskeuze, maar bepaalt de afkomst van de journalist

ook nogal de toonzetting van de berichtgeving. “Een serie verhalen over het Oude Noorden leek wel ge-

schreven te zijn door een wetenschapper die vreemde insecten bestudeerde.” Koster: “Wij gaan ook de

wijken in. In sommige wijken blijkt geen Nederlandse krant te vinden te zijn. Dat was voor onze verslagge-

vers een eye opener. Wij melden dat. Maar we participeren niet, en dat vinden we een goede aanpak.” “Er

wordt in Rotterdam wel over de wijken gerapporteerd, maar altijd vanuit witte verbazing”, merkt Costera

Meijer op. “En dat is niet het perspectief van de bevolking. En dan wordt het een soort antropologie, want

afstandelijk. ‘O wat raar dat die mensen gewoon zijn’, dat wordt vaak het verhaal.”

Mezen Dannawi vindt dat journalistiek voor een bepaalde doelgroep altijd door de doelgroep gemaakt

worden. “Het is heel simpel, alle Rotterdammers moeten zich herkennen in onze programma’s en dat

betekent dus dat de redactie representatief moet zijn voor Rotterdam. Voor FunX betekende dat op een

gegeven moment dat de redactie moest worden aangepast, want we waren wat al te veel met elkaar eens.

De oorzaak: er zaten te veel allochtonen in de redactie. Daarom hebben we ervoor gezorgd dat er meer

blanke medewerkers kwam. Dat maakte de discussies pittiger.”

Verkade is het niet eens met de analyse van Costera Meijer. “Ik geloof niet dat we vanuit witte verbazing

werken. Een verslaggever is per definitie een waarnemer. De stad verandert en dat wil ik laten zien, maar

het is onzin dat je daar bepaalde mensen voor nodig hebt.”

Alaattin Erdal vindt dat de deelnemers aan de discussie excuses zoeken voor een gebrek aan pluriformiteit.

Het moet gewoon anders. En het zal ook anders gaan, denkt hij: “Een krant of omroep die niet mee veran-

dert met de ontwikkelingen in Nederland, verliest zijn publiek, dus men moet zich wel aanpassen. Maar

daarnaast heb je natuurlijk ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid.”

Op zoek naar de Rotterdammer

Hoewel Dannawi het belangrijk vindt dat de redacties representatief zijn voor de inwoners van Rotterdam,

vindt hij wel dat het tijd wordt om af te stappen van het zwart/witdenken. Kleur vindt hij niet zo interessant,

het gaat er toch om dat het publiek Rotterdams is. “Het gevoel een Rotterdammer te zijn, dat kan versterkt

worden.” Koster is dat van harte met hem eens: “Let inderdaad niet zo op die verschillen tussen Rotterdam-

mers. Diversiteit is een verworvenheid in Rotterdam en het werkt. Men voelt zich in eerste instantie Rotter-

dammer.” Hij denkt overigens dat zijn publiek redelijk representatief is. “Als wij onderzoek doen naar ons

blanke product, dan blijkt dat wij een mooi dekentje leggen over de regio. Onze luisteraars blijken gek

genoeg behoorlijk representatief te zijn voor de inwoners van Rotterdam” Ook Dannawi is tevreden over het

publiek dat hij bereikt. “Ik zie dat Rotterdam veel verder is dan andere steden. Onze luistercijfers maken

duidelijk dat ons publiek in Rotterdam veel representatiever is dan in andere steden.”

Iemand uit het publiek kan niet geloven dat Rijnmond alle Rotterdammers bereikt. “Rijnmond maakt TV voor

het Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid.” Een krasse uitspraak, al wil Koster wel toegeven dat de uitstraling

van Rijnmond nog te blank is. “Dat moet inderdaad veranderen. Maar dat gaat niet op stel en sprong.

Hiervoor werkte ik op de Wereldomroep en het was fantastisch dat we daar met vijftien nationaliteiten

werkten. Bij Rijnmond is dat anders en dat kan je niet heel snel veranderen.”

Kaya vindt dat er nog veel te veel Rotterdammers zijn die zich niet met Rotterdam identificeren. “Ik wil graag

dat die identificatie groter wordt.” Hij vindt dat er daarom meer geld naar de omroepen moet. Hij wil zelf ook

best meer subsidie geven, maar dan moet er wel wat tegenover moet staan, namelijk meer diversiteit.

“‘Rayman is laat’ wordt gemaakt door de NPS. Waarom is dat bijvoorbeeld geen regionaal programma?”

De bereikbaarheid van de Rotterdammer

Hans van Willigenburg ziet het heil van de markt komen als het gaat om het bereik van de Rotterdammer.

“Commerciële media moeten wel met hun klanten praten, anders overleven ze niet. Een nieuwe krant in

Rotterdam kan alleen overleven als hij in gesprek komt met Rotterdammers.” Maar dat contact leggen zal in

sommige gevallen nog niet meevallen, merkt iemand uit het publiek op. Ze geeft les op een mbo-opleiding in

de gezondheidszorg en haar leerlingen zijn geen grote mediagebruikers. “Mijn leerlingen werken full time en

zijn vaak alleenstaande ouders. Ze hebben geen geld over voor een krant en lezen alleen de Metro. Soms

hebben ze zelfs geen radio of tv.”

Iemand anders uit het publiek die televisie maakt voor Kaapverdianen, denkt ook dat de traditionele media

nog veel groepen niet bereiken. “Ik zou willen dat ik overbodig was, maar ik bereik Kaapverdianen die de

andere media niet bereiken, omdat ze een taalachterstand hebben.” Wat hem daarbij stoort, hij moet zijn

werk doen met weinig middelen. “Het geld zit bij jullie. Dat doet wel pijn.”

Koster zegt dat hij wel degelijk pogingen doet om meer Rotterdammers te bereiken en dat hij daarvoor ook

samenwerking heeft gezocht met de lokale omroepen. “We wilden voelhorens in de hele regio en dus

hebben we alle lokale omroepen aangeschreven. Dat resulteerde in samenwerking met vier omroepen. Dat

was een respons van 20 procent. Nogal teleurstellend.”

Iemand uit de zaal ziet vooral heil in meer mogelijkheden voor migrantenomroepen. “Wat is een Rotterdam-

mer? Een Rotterdammer is gekleurd, want er wonen hier 174 nationaliteiten. Willen die hun roots laten

bloeien, dan moet er meer ruimte komen voor meer omroepen.”

Zo veel te doen en zo weinig geld

Verschillende deelnemers aan de discussie vinden dat er alleen wat kan veranderen als er geld bijkomt.

Nottroth bijvoorbeeld: “Wij werken met heel weinig geld. Soms met wat steun van woningcorporaties of een

deelgemeente. Maar we moeten zo veel doen om dat beetje geld binnen te halen.” Dannawi zoekt het echter

meer in vaardigheden. “Dat wat ons verbindt, Rotterdam en het succes van Rotterdam, moet beter vermarkt

worden. Dat gebeurt nu niet.”

Ook van Willigenburg begrijpt niet dat het zonder extra subsidie niet beter kan. “Wat ik opvallend vind; in Los

Angeles heb je deze discussie niet, terwijl die stad net zo divers is als Rotterdam. Er is daar veel meer

ondernemersschap bij de media. Die media moeten wel contact houden met de bevolking, omdat de markt

beslissend is.” Los Angeles en Rotterdam kan je echter niet zomaar vergelijken, vindt Costera Meijer. “LA is

zo groot, elke nichemarkt kan je daar exploiteren. In Nederland gaat dat niet.”

Ook iemand uit de zaal vindt dat het niet over subsidie moet gaan. “De vrijheid van meningsuiting is het

hoogste goed en dat is goed geregeld hier. Misschien moet er wel helemaal geen geld meer naar de omroe-

pen en moeten ze het maar commercieel gaan doen. “ Dannawi: “Maar wat nou als je belasting betaalt en

niet bediend wordt?” De reactie: “Staat er ergens dat jouw mening door de media verkondigd moet worden?”

Dannawi: “Nee. Het gaat erom dat alle Nederlanders zich moeten kunnen herkennen in de media.”

Volgens Verkade zit het probleem in de lage inkomens van een deel van de Rotterdammers. “Wij hebben

veel witte lezers en ik zou graag zien dat dat anders was. Maar helaas hebben veel Rotterdammers geen

geld voor een betaald dagblad.”

Hoe kunnen de media versterkt worden?

Iemand uit het publiek ziet een veel grotere rol voor de Rotterdammer weggelegd. “Het gaat er toch om dat

je betrokkenheid zichtbaar maakt? Het gaat toch om participatie? Laat bewoners zelf tv maken en maak daar

een kanaal voor.” Verkade zegt daarop dat de lezer van zijn krant al veel inbreng heeft en dat die inbreng

binnenkort nog groter wordt. “Via de website komen veel meningen van lezers binnen en daarvan is 30

procent allochtoon. En in de toekomst kunnen lezers eigen berichten en filmpjes kwijt op de site.” Erdal,

uitgever van het dagblad Zaman, zoekt het vooral in samenwerking. “Zoek naar partners, alleen overleef je

niet.”

Nottroth vindt dat het tijd wordt voor een Rotterdamse zender. Rijnmond moet nieuws brengen uit de hele

regio en voldoet daarom niet, want de Rotterdammer is niet geïnteresseerd in de rest van de regio. “Die

zender moet worden opgericht met geld van de gemeente, zodat je niet alleen met goedwillende amateurs

hoeft te werken.” Iemand uit de zaal wil weten of er in Rotterdam niet een soort ATV5 kan worden opgericht

en of daar geld voor is. Kaya: “Over goede plannen valt altijd te praten.”

Wat te doen met jongeren?

Jongeren worden steeds minder goed bereikt, merkt iemand uit het publiek op. “Ze luisteren naar FunX,

maar dan houdt het wel op. “Jongeren moet je niet willen bereiken”, zegt Costera Meijer daarop, “Je moet

bedenken wat je voor ze kan betékenen. Je moet dus met jongeren communiceren.” Jongeren gaan heel

anders met informatie om dan de generatie voor hen, merkt ze ook op. “Jongeren willen het nieuws meema-

ken; ervaren. Ze willen zich kunnen inleven en meeleven en ze willen de hoofdpersoon zijn van het nieuws.”

Dat mag zo zijn, docent journalistiek Van Willigenburg ziet dat veel van zijn studenten nog een behoorlijk

ouderwetse beroepsopvatting hebben. “Ze willen de volgende Mart Smeets worden, de oude garde nadoen.

Ik probeer ze voor te bereiden op een free-lance bestaan en dat betekent juist dat ze zich zullen moeten

onderscheiden.”

Erdal merkt op dat er op de scholen voor journalistiek nog weinig kleur te zien is. Kaya lijkt het niet zo heel

erg ingewikkeld om daar wat aan te doen. “We moeten met allochtonen in gesprek. Net zoals we dat in de

havens hebben gedaan. Het imago van de havens was slecht bij allochtonen. We hebben ze dus laten zien

hoe het er in de haven echt aan toe gaat en wat je er kunt verdienen. Zo moeilijk is het dus niet. Ga in

gesprek.”

Hoe verbeter je de berichtgeving?

Dannawi keert tenslotte terug naar wat zijns inziens de kern van de discussie moet zijn: hoe de hiaten in de

berichtgeving over Rotterdam op te vullen. “Daarvoor moet je eerst definiëren wat Rotterdammers met elkaar

verbindt”, zegt hij. Volgens Kaya is dat trots op de stad. Volgens Costera Meijer zou de stad gebaat zijn bij

meer inlevingsvermogen bij de mediamakers. “Daarbij gaat het niet alleen om kleur, ook het verhaal van de

witte inwoner uit Vreewijk die zich daar niet meer thuis voelt, moet worden gehoord.”

Van Willigenburg vindt juist dat je op zoek moet gaan naar tegenstellingen. “Ik vind dat het wel meer mag

knetteren en schuren. Waar blijft het Rotterdamse programma dat die tegenstellingen laat zien en waar

iedereen het over heeft?

Koster vindt dat er eerst maar eens beter gedefinieerd moet worden wat burgerschap eigenlijk is. “Uit de

geschiedenis blijkt dat Nederlanders net zolang praten tot er consensus is. Dat moest ook wel, want we

moesten er met elkaar voor zorgen dat er dijken gebouwd werden en zo.” Er was een gemeenschappelijk

doel: hoe houden we het droog. “Hoe zit dat nu? Je moet beter definiëren waar een burger nu aan moet

voldoen en wat het doel van de gemeenschap is.”

Ineke Bijnagte

© Overname van dit verslag - ook gedeeltelijk - alleen met toestemming van de auteur of de Rotterdamse

Raad voor Kunst en Cultuur..

Bijlage 5 Discussienota mediabeleid 2003

Bijlage 6 Algemene informatie over SLOR

Algemene informatie SLOR

Per gemeente in Nederland stelt het Commissariaat voor de Media één vergunning beschikbaar voor lokale,

publieke omroep. Voor de gemeente Rotterdam is die machtiging verstrekt aan de Stichting Lokale Omroep

Rotterdam (SLOR) en wel voor het eerst in 1988.

De Mediawet biedt publieke omroepen, dus ook de lokale, toegang tot de ether en de kabel. Zo is de Rotter-

damse kabelexploitant UPC verplicht de programma’s van de SLOR om niet door te geven. Naar dit principe

wordt ook wel verwezen als de ‘must-carry’-verplichting. Voor de SLOR houdt dat in dat zij vijf radiokanalen

en twee televisiekanalen op de Rotterdamse kabel beschikbaar mag exploiteren.

De SLOR gebruikt haar zendmachtiging voor verschillende doeleinden, maar maakt zelf geen programma’s.

In de ether (en op de kabel) is het programma Megastad FM te beluisteren. Megastad FM wordt in opdracht

van de SLOR door Stadsnet B.V. geproduceerd. Voor het gebruik van de zendmachtiging betaalt Megastad

jaarlijks een bedrag van € 92000.- aan de SLOR. Via de inkomstenbelasting worden kijk- en luistergelden

geïncasseerd, die via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor een deel aan de lokale omroepen

wordt doorbetaald. We praten hier over de ‘lokale opslag’. Dit bedrag (€ 237000.-) wordt jaarlijks via de

gemeente Rotterdam overgemaakt aan de SLOR, die het geheel inzet voor de productie van Megastad FM.

Op vier kabelkanalen worden programma’s uitgezonden die door een vijftiental Rotterdamse organisaties

worden gemaakt. Deze redacties richten zich op specifieke doelgroepen in de Rotterdamse samenleving.

Het principe om lokale redacties toegang tot de kabel te bieden noemen we Toegangsradio. Veel migranten-

organisaties maken hier gebruik van, maar hebben vaak moeite om het hoofd financieel boven water te

houden. Toch bieden deze redacties een belangrijke toevoeging aan het informatieaanbod in Rotterdam. In

het laatste luisteronderzoek waardeerden de luisteraars de programma’s met een mooi rapportcijfer: 7,9. De

gemeente Rotterdam stelt sinds 2006 jaarlijks een bedrag van € 50000.- aan de SLOR ter beschikking om

de uitzendtarieven te verlagen en levert daarmee een bijdrage aan de diversiteit op de Rotterdamse kabel.

Op het televisiekanaal van de SLOR, RotterdamTV, worden volgen het principe Toegangstelevise, program-

ma’s uitgezonden door een vijftigtal, voornamelijk Rotterdamse, organisaties. Wekelijks levert dat ongeveer

100 uur boeiende televisie op. Voor deze activiteit stelt de gemeente Rotterdam jaarlijks een bedrag van €

244000.- ter beschikking. Dit bedrag wordt gebruikt om de uitzendtarieven te verlagen, subsidies te verlenen

aan startende programmamakers of bijzondere projecten en de uitzendfaciliteiten op peil te houden.

Samen met de lokale omroepen in Utrecht, Amsterdam en Den Haag is de SLOR verantwoordelijk voor de

productie van het bijzonder populair geworden jongeren programma FunX, dat in verschillende edities in de

grote steden is te beluisteren. FunX wordt gefinancierd door de betrokken gemeentes en die bijdragen

worden verdubbeld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Dit zijn, in een notendop, de activiteiten van de SLOR. Aanvullende informatie is verkrijgbaar bij Wim Bults

(directeur SLOR) op telefoon 010-4443400 of per e-mail: [email protected].

Omroep in Nederland

Omroep in Nederland

LandelijkeRTL4

VeronicaRadio 538

RegionaleRNN7

Radio AmorCity FM

LandelijkeAvroKRONOS

RegionaalRTV-

RijnmondRTV West

Lokaal(390 lokale omroepen,

waaronder de SLOR)

Commerciële Omroepen Publieke Omroepen

Bestuurlijk lokaal

SLORAlgemeen Bestuur

13 tot 19 leden

4 kabelkanalen toegangsradio

15 lokale deelnemers

RotterdamTV toegangstelevisie

50 lokale deelnemers

Megastad FMetherradio

E-TVm.i.v. 2008

Dagelijks Bestuur5 leden uit AB

FunX samen met Amsterdam,

Den Haag en Utrecht

Directie en personeel3 + 1/6 FTE

Bijlage 7 Advies gemeenteraad over representativiteit PBO SLOR

Bijlage 8 Overzicht van gesubsidieerde projecten/instellingen

Overzicht van de gesubsidieerde projecten/instellingen.

MTNL (Migranten Televisie Nederland)

Tot 2005 ontving MTNL subsidie voor het programma MC2. Rotterdam deed dit in het kader van een conve-

nant met de andere G4 en het Rijk, dat tot stand kwam naar aanleiding van nieuw mediabeleid van OCW in

1999. Dit beleid was gebaseerd op het idee dat de samenleving verandert en dat de samenstelling van de

bevolking zichtbaar moet zijn in het programma-aanbod, de programma-makers en het publiek. Er moest

meer aanbod komen voor specifieke migrantengroepen op lokale televisie en radio. Een beleid dus dat, naar

mening van het vorige college, al te zeer verschillen benadrukte. Rotterdam besloot mede hierom om in …

niet langer dit soort doelgroepenprogrammering te ondersteunen. Het convenant werd daarom niet verlengd

en de Rotterdamse redactie van MTNL hield op te bestaan.

Op dit moment beraadt OCW zich overigens op zijn destijds ingezette multiculturele mediabeleid en komt

nog eind dit jaar met een essay over nut en noodzaak van het overheidsbeleid ten aanzien van culturele

diversiteit in de media.

RTV Rijnmond / Werelds (€ 100.000,- per seizoen)

Op verzoek van de gemeenteraad is voor MC2 een ander programma in de plaats gekomen: Werelds. Dit

wordt geproduceerd door de regionale omroep RTV Rijnmond en bestaat uit een serie afleveringen, waarin

per aflevering een portret wordt geschetst van de meest uiteenlopende nieuwe Rotterdammers die succesvol

zijn in bijvoorbeeld het bedrijfsleven, de sportwereld en de politiek. Het programma format heeft een posi-

tieve inslag en straalt hiermee, naar eigen zeggen van RTV Rijnmond, het Rotterdamse lef uit dat in de

gemeentelijke campagne ‘Rotterdam Durft’ werd uitgedragen.

RTV Rijnmond / overige projecten (€ 417.000,- per seizoen)

RTV Rijnmond is de regionale zender en ontvangt daarom een exploitatiesubsidie van de provincie. De

gemeente Rotterdam verstrekt jaarlijks een aantal projectsubsidies voor programma’s die specifiek betrek-

king hebben op Rotterdam. Voor het televisieseizoen 2007/2008 zijn (naast Werelds) Moois TV, Vergeten

Verhalen, Documentaire Hulpfonds, Vegt en Loeven, SNG live-verbinding en een project met het Ro theater

gesubsidieerd.

Integratieplan Megastad FM (€ 100.000,- per kalenderjaar)

In de begrotingsraad van 1, 7, en 13 november 2000 werd de motie Hellwig aangenomen. In deze motie

werd het college gevraagd een eenduidig beleid te formuleren dat recht doet aan de aard en mogelijkheden

van migrantenomroepen in het kader van het gemeentelijk voorlichtingsbeleid. Naar aanleiding van deze mo-

tie stelde het college vast dat bij de toegangsradio-omroepen de nadruk meer moest komen te liggen op

kwaliteit en minder op kwantiteit. Ook besloot het college dat toegangsradio-omroepen meer moesten

samenwerken en dat de programma’s ook voor Rotterdammers van buiten de doelgroep interessant moes-

ten zijn. Verder stelde het college vast dat het binnen deze benadering past dat de programma’s in het

Nederlands worden uitgezonden.

De SLOR deed vervolgens een oproep aan radioproducenten om plannen in te dienen, die pasten binnen

deze visie. Uiteindelijk werd het integratieplan van Megastad FM als beste beoordeeld. Uitgangspunten van

het plan waren: 1. Samenwerking tussen professionele radioproducent en toegangsradio omroepen door

middel van het opbouwen van een programmaraad van vrijwilligers uit de migrantenomroepen, 2. het

bevorderen van kwaliteit van de programma’s en de kennis van migrantenomroepen door het aanbieden van

cursussen en trainingen op bijvoorbeeld het gebied van montage en 3. het bieden van een programma-

aanbod dat past bij een breed publiek door de programma’s van die programmaraad uit te zenden via de

ether.

Het integratieplan is gedurende 2006 en 2007 uitgevoerd en geëvalueerd. In het kort komt het erop neer dat

het plan niet is geslaagd in die zin dat de migrantenomroepen zich niet aangetrokken leken te voelen tot dit

plan en de collegedoelstellingen van onderlinge samenwerking, kwaliteitsverbetering en het voeren van de

Nederlandse taal. Megastad FM heeft overigens het plan wel uitgevoerd, maar dan in gewijzigde vorm; de

programmaraad bestond niet uit vrijwilligers van de migrantenomroepen, maar uit Rotterdamse student van

de Universiteit en Hogeschool met uiteenlopende culturele achtergronden.

FunX (€ 250.000,- per kalenderjaar)

In het kader van de convenantafspraken tussen de G4 en OCW verleent de gemeente subsidie aan FunX

voor het brengen van radio voor stadsjongeren in Rotterdam in de leeftijd van 10 tot 34 jaar. FunX zendt uit

via de ether. In de programmering moet aandacht bestaan voor cultuur, educatie, de Nederlandse taal en er

moet een duidelijk onderscheidend wereldmuziekformat worden gehanteerd. Verder dienen de programma’s

bij te dragen aan de culturele identificatie en integratie van allochtone jongeren.

Inmiddel is FunX uitgegroeid tot een begrip onder jongeren in de G4. Het is in de Randstad radiostation

nummer 1 voor luisteraars in de leeftijd tussen 15 en 25 jaar en nummer 2 voor de categorie van 25 tot 35

jaar. Inmiddels gaan de activiteiten verder dan radioprogrammering alleen en ook het ‘wereldmuziekformat’

bestaat tegenwoordig uit een uitgebalanceerde mix van urban stijlen.

Gezien de participatiegraad op de website (in Rotterdam meer dan 17.000 geregistreerde vaste leden),

waarop alle luisteraars door middel van fora en communities worden uitgenodigd mee te praten over actuele

maatschappelijke thema’s, zoals homohuwelijk, je eigen identiteit, overgewicht etc. kan ook worden gesteld

dat integratiedoelstelling is gehaald. Een succes dus, blijkt ook uit de evaluatie van FunX door TNO in 2006.1

1 Verwijzing naar evaluatie FunX TNO 2006

TekstGemeente Rotterdamdienst Kunst en Cultuur

Met medewerking van mevrouw Irene Costera Meijer (hoogleraar Journalistiek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, lector Media & Civil Society aan de School of Media, Windesheim Zwolle en universitair hoofddocent Televisie en Populaire Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam).

Grafisch ontwerpStout/Kramer, Rotterdam

FotografieFrank Hanswijk, Rotterdam

DrukThieme MediaCenter, Rotterdam

Gemeente Rotterdamdienst Kunst en CultuurPostbus 210933001 AB Rotterdam

BezoekadresSchiedamse Vest 1603011 BH Rotterdam

t (010) 417 [email protected]

© dienst Kunst en CultuurRotterdam, juli 2008