Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

110
Bijzondere boeken in beeld U AANGEBODEN DOOR UITGEVERIJ MEULENHOFF BOEKERIJ Boordevol leesfragmenten en gespreksvragen LITERATUURGIDS VOOR BOEKENLIEFHEBBERS EN LEESCLUBS

description

De literatuurgids van uitgeverij Meulenhoff Boekerij 2012

Transcript of Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

Page 1: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

Eindelijk is een onvergetelijk sterke roman waarin een man zich bevrijdt van zijn traumatische jeugd. Nadat zijn vader hem ernstig mishandel-de keerde zijn moeder hem de rug toe.

Kinderen van het Ruige Land is een ontregelende familiekroniek die de oor-zaken en gevolgen van een ontspoorde jeugd genadeloos blootlegt.

Er is hier niemand, behalve wij allemaal speelt zich af in Roemenië, 1939. Het is het bijzondere verhaal van een jonge vrouw die breekt met haar verleden en vlucht door Europa op zoek naar een beter leven.

Villa Betty is een wervelende roman van Nederlandse bodem, over een gefortuneerde familie die leeft voor de buitenwereld – tot die buitenwe-reld te dichtbij komt en de façade instort.

De verliefden is een roman over de onmogelijkheid om de waarheid volledig te ontdekken, omdat die zo soepel met onze gedachten en emoties mee verandert.

Véronique is het fascinerende verhaal over een vrouwenleven in de tijd van Aletta Jacobs, tegen de achtergrond van Nederland en Java in de 19e eeuw.

Prinses van Perzië is een kleurrijke en exotische roman. Ga mee naar het hof van het 16e-eeuwse Perzië, dat gonst van de intriges over macht, liefde en loyaliteit.

Een kinderloos stel ontfermt zich over een vondeling, en dat leidt tot een hartverscheurende keuze. Het licht van de zee is een zeer indrukwekkende roman en zal je voor altijd bij blijven.

Bijzondere boekenin beeld

U AANGEBODEN DOOR UITGEVERIJ MEULENHOFF BOEKERIJ

Boordevol leesfragmenten en gespreksvragen

LI

TE

RA

TU

UR

GI

DS

VO

OR

BO

EK

EN

LI

EF

HE

BB

ER

S E

N L

EE

SC

LU

BS

Page 2: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

1

l i t e r a t u u r g i d s | M e u l e n h o f f B o e k e r i j

Page 3: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

2

Eindelijk – Edward St. Aubyn• Fragment• Thematiek • Gespreksvragen

Kinderen van het Ruige Land – Auke Hulst• Fragment• Thematiek • Gespreksvragen

Er is hier niemand, behalve wij allemaal – Ramona Ausubel• Fragment• Thematiek • Gespreksvragen

Villa Betty – Karin Overmars• Fragment• Thematiek • Gespreksvragen

De verliefden – Javier Marías• Fragment• Thematiek • Gespreksvragen

Véronique – Michelle Visser• Fragment• Gespreksvragen

Prinses van Perzië – Anita Amirrezvani• Fragment• Gespreksvragen

Het licht van de zee – M.L. Stedman• Fragment• Gespreksvragen

46

1416

18202528

32344446

48505254

58607274

767883

868896

98100106

Page 4: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

3

augustus 2012

Beste lezer,

In deze nieuwe leesgids vindt u weer een mooie

selectie nieuwe boeken van Meulenhoff en

Boekerij. Hopelijk kunt u er inspiratie opdoen

voor uw leesclub!

Voor meer tips kunt u ons volgen op twitter

of facebook. Kijk ook eens op onze sites www.

boekerij.nl en www.meulenhoff.nl, hier staan

ook onze eerdere literatuurgidsen online.

Mocht u informatie missen of een andere

opmerking hebben, dan hoor ik dat graag. U

kunt mij bereiken op onderstaand mailadres.

Veel leesplezier gewenst

en met vriendelijke groet,

Maaike le Noble

[email protected]

3

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

Page 5: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

4

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

4

Page 6: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

5

EdwARd St Aubyn

Eindelijk

Eindelijk is een sprankelende zwarte komedie over een man

die zich probeert te bevrijden van zijn pijnlijke jeugdherin-

neringen om zo de verlossing te vinden waar hij al jaren van

droomt.

Patrick Melrose is eindelijk wees geworden. Jarenlang heeft

hij uitgekeken naar de crematie van zijn moeder. Nadat zijn

vader hem ernstig mishandelde keerde zijn moeder, een rijke

erfgename, hem de rug toe.

Maar terwijl vrienden, kennissen en vijanden binnenstro-

men voor de afscheidsdienst, groeit in Patrick de angst dat

zijn nieuwe status als wees misschien niet die bevrijding zal

geven waar hij naar uitkeek. Zijn moeder heeft al die jaren

een zware stempel gedrukt op zijn dagelijkse bestaan en

ineens twijfelt hij of hij ooit echt van haar los zal komen.

Edward St Aubyn is geboren in Londen in 1960. Zijn roman

Moedermelk stond op de shortlist van de Booker Prize en won

de Prix Femina Étranger. In eigen land is hij niet alleen be-

kend om zijn prachtige schrijfstijl maar ook om zijn donkere

humor en cynische beschrijvingen van de heersende sociale

gedragsregels van de elite.

dE pERS OVER wAt HEEt HOOp:

‘Een meesterwerk. Edward St Aubyn is een ongelooflijk bege-

nadigd schrijver.’ pAtRicK McGR AtH

‘Om van te watertanden. Een gedenkwaardige tour de force.’

nEw yORK tiMES

Page 7: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

6

EdwARd St Aubyn

Eindelijk

‘Had je me niet verwacht?’ zei Nicholas Pratt, terwijl hij zijn wan-

delstok in het tapijt van het crematorium priemde en Patrick strak

aankeek, waarbij hij iets zinloos afwerends in zijn blik legde, een

gewoonte die geen nut meer had, maar die niet meer viel af te

leren. ‘Ik loop tegenwoordig nogal wat begrafenissen af. Dat krijg

je op mijn leeftijd. Het heeft geen zin om het thuis uit te scha-

teren om de onnozele vergissingen van een jeugdige necroloog, of

om je over te leveren aan het nogal eentonige genoegen te turven

hoeveel leeftijdgenoten er die dag zijn overleden. Nee! Het leven

dient “gevierd” te worden: daar gaat ze dan, de sloerie van de

school. Men zegt dat hij zich kranig heeft geweerd in de oorlog,

maar ik weet wel beter! – dat soort dingen, al die wapenfeiten in

perspectief plaatsen. Begrijp me goed, het is allemaal heel aan-

grijpend, dat zal ik niet ontkennen. Die laatste dagen hebben

iets van een aanzwellend orkest. En aan verschrikkingen geen

gebrek, natuurlijk. Op mijn dagelijkse gang van ziekenhuisbed

naar uitvaartbankje en weer terug moet ik steeds denken aan die

olietankers die zich zo ongeveer om de week op de rotsen te plet-

ter voeren, en aan de zwermen vogels die op het strand lagen te

verkommeren, met verkleefde vleugels en een verbijsterde blik in

hun knipperende, gelige ogen.’

Nicholas keek om zich heen. ‘Schamele opkomst,’ mompelde

hij, alsof hij oefende om straks verslag uit te brengen. ‘Zijn dat

de geloofsvrienden van je moeder? Hoogst curieus. Hoe zou je

de kleur van dat pak noemen? Aubergine? Aubergine a la crème

d’oursin? Ik moet onmiddellijk naar Huntsman om ook zoiets in

elkaar te laten flansen. Hoezo hebt u geen aubergine? Bij Eleanor

Melrose liep iedereen erin. Bestel meteen een el of duizend!

Je tante zal zo ook wel komen, neem ik aan. Een maar al te ver-

trouwd gezicht te midden van de aubergines. Ik heb haar vorige

Page 8: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

7

week nog gezien, in New York, en het verheugt me te kunnen zeg-

gen dat ik haar als eerste van het tragische nieuws over je moeder

op de hoogte heb gebracht. Ze barstte in tranen uit en bestelde

een croque-monsieur om haar tweede portie dieetpillen mee naar

binnen te werken. Ik had met haar te doen en heb ervoor gezorgd

dat de Blands haar te eten vroegen. Ken je Freddie Bland? De klein-

ste miljardair ter wereld. Zijn ouders waren haast echte dwergen,

zoals generaal Tom Thumb en zijn vrouw. Ze kwamen altijd met

een hoop tamtam de kamer binnen en verdwenen vervolgens

onder een consoletafeltje. Baby Bland is ineens op de serieuze

toer, wat je wel vaker ziet bij mensen in hun seniele nadagen. Van

alle ridicule onderwerpen die een mens maar kan verzinnen om

een boek over te schrijven, heeft zij het kubisme gekozen. Volgens

mij gaat het er vooral om dat ze ideale echtgenote wil zijn. Ze

weet hoe druk Freddie zich altijd maakte over haar verjaardag,

maar dankzij haar nieuwe hobby hoeft hij alleen nog maar naar

Sotheby’s te gaan en een stuitend lelijk schilderij te laten inpak-

ken van een vrouw met een gezicht als een stuk watermeloen, van

die rasoplichter Picasso, en hij weet dat ze in de zevende hemel

zal zijn. Weet je wat Baby laatst tegen me zei? Tijdens het ontbijt,

nota bene, toen ik me nauwelijks kon verweren.’ Nicholas zette

een gemaakt stemmetje op.

“Die meesterlijke vogels in het latere werk van Braque zijn

slechts een excuus voor de hemel.”

“Maar wel een uitmuntend excuus,” zei ik, en ik verslikte me

bijna in mijn eerste slok koffie, “veel sterker dan een grasmaaier

of een paar klompen. Het laat zien dat hij zijn onderwerp volko-

men beheerste.”

Nee, serieus. Het is een lot waartegen ik me met mijn laatste

beetje verstand zal verzetten, tenzij Herr Doktor Alzheimer de

boel overneemt, in welk geval ik een boek zal moeten schrijven

over islamitische kunst om aan te tonen dat die hoofddoeken al-

tijd al beschaafder zijn geweest dan wij, of een lijvig werk over hoe

Page 9: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

8

weinig we weten over de moeder van Shakespeare en haar strikt

geheime katholicisme. Het moet wel ergens over gaan.

Hoe dan ook, ik ben bang dat het een fiasco was, tante Nancy

bij de Blands. Het lijkt me lastig om zo naar gezelschap te hun-

keren terwijl je bent verstoken van vrienden. Het arme schaap.

Maar weet je wat mij trof, afgezien van Nancy’s intense zelfme-

delijden dat ze ook nog eens schaamteloos wilde laten doorgaan

voor verdriet, nee, wat mij vooral trof aan die twee meisjes, je

moeder en je tante, was dat ze zo door en door Amerikaans zijn,

waren – ik doe tegenwoordig weinig anders meer dan heen en

weer zwalken tussen heden en verleden. En laten we er geen

doekjes om winden, hun vader had niet zo’n sterke band met

de Highlands, dus nadat je grootmoeder hem aan de kant had

gezet, was hij er nauwelijks nog te vinden. Hij bracht de oorlog

door met die onbenullen van Windsor, in Nassau; na de oorlog

was het Monte Carlo, en tot slot is hij aan lagerwal geraakt in de

bar van White’s. Van de volksstammen mannen die elke dag stom-

dronken zijn, van de lunch tot het moment dat ze naar bed gaan,

was hij zonder meer de innemendste, maar onmogelijk als vader,

lijkt me. Bij die mate van dronkenschap komt het er feitelijk op

neer dat je iemand probeert te omhelzen die aan het verdrinken

is. De sporadische sentimentele buien, gedurende de twintig mi-

nuten dat de drank hem daartoe aanzette, wogen niet op tegen de

constante vriendelijkheid en het voortdurend jezelf wegcijferen

waarop mijn eigen vaderschap stoelde. Met gemengde resulta-

ten, moet ik eerlijk toegeven. Ik heb Amanda al vijftien jaar niet

meer gesproken, zoals je ongetwijfeld zult weten. Ik wijt het aan

haar therapeut, die haar toch al niet zo schrandere hoofdje heeft

gevuld met freudiaanse ideeën over haar liefhebbende papa.’

Nicholas’ bombastische manier van spreken ging langzaam

over in een steeds indringender gefluister en de knokkels van zijn

blauwdooraderde handen werden wit van de inspanning die het

hem kostte zichzelf staande te houden. ‘Nou, m’n beste, we spre-

Page 10: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

9

ken elkaar nog wel even na afloop. Fijn om te zien dat jij het zo

goed maakt. Gecondoleerd en zo, al moet ik zeggen: als er ooit

sprake is geweest van een “genadige dood”, dan was dat in het

geval van je arme moeder. Ik heb me op mijn oude dag ontpopt

tot een soort Florence Nightingale, maar zelfs “de vrouw met de

lamp” moest de aftocht blazen bij de aanblik van die verwoes-

tende verschrikkingen. Het zal ongetwijfeld een spoedige hei-

ligverklaring in de weg staan, maar ik ga liever langs bij mensen

die nog weten te genieten van een scherpzinnige opmerking en

een goed glas champagne.’

Hij leek weg te willen lopen, maar draaide zich toen toch weer

om. ‘Probeer niet al te verbitterd te zijn over het geld. Een paar

vrienden van me die er op dat vlak een puinhoop van hebben ge-

maakt, zijn uiteindelijk gewoon in een ziekenhuis aan hun einde

gekomen en ik moet zeggen dat ik bijzonder onder de indruk was

van de menslievendheid van het merendeels buitenlandse perso-

neel. Zeg nou zelf, wat kun je anders met geld dan het uitgeven

als je het hebt, of verbitterd zijn als je het niet hebt? Het is een

zeer beperkt ruilmiddel waar mensen de uitzinnigste emoties aan

verbinden. Wat ik geloof ik eigenlijk wil zeggen, is dat je vooral

wél verbitterd moet zijn over het geld; het is een van de weinige

dingen waar het toe in staat is: wat verbittering kanaliseren. Ik

heb filantropen wel eens horen klagen dat ik te veel bêtes noires

heb, maar ik heb mijn bêtes noires nodig om een beetje van mijn

noir over te hevelen op de bêtes. Bovendien heeft die kant van je

familie een lange periode van voorspoed gekend. Wat zal het zijn?

Zes generaties, waarvan elke afzonderlijke telg, en niet alleen de

oudste zoon, in feite op zijn lauweren kon rusten. Sommigen zijn

misschien voor de vorm gaan werken, met name in Amerika, waar

iedereen een kantoor lijkt te moeten hebben, al was het maar om

een half uur voor de lunch met de voeten op tafel wat in een stoel

te draaien, maar er was geen noodzaak toe. Voor jou en je kin-

deren moet het toch ook iets opwindends hebben, al kan ik niet

Page 11: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

10

uit eigen ervaring spreken, om je in de strijd te moeten werpen

na daar zo lang van gevrijwaard te zijn geweest. God mag weten

hoe mijn leven eruit had gezien als ik mijn tijd niet had hoeven

verdelen tussen stad en platteland, thuis en buitenland, echtge-

notes en maîtresses. Ik heb mijn tijd verdeeld en nu zal de tijd een

verdeling aanbrengen, hè? Ik moet die geloofsfanatici met wie je

moeder zich omringde eens wat beter gaan bekijken.’

Nicholas hobbelde weg zonder zelfs maar de indruk te wekken

dat hij een andere reactie verwachtte dan gefascineerd stilzwij-

gen.

Wanneer Patrick terugkeek op de manier waarop ziekte en

dood Eleanors onbenullige sjamanistische fantasieën hadden on-

dermijnd, kwamen Nicholas’ ‘geloofsfanatici’ hem eerder voor als

goedgelovige ontduikers van de dienstplicht. Tegen het einde van

haar leven was Eleanor ondergedompeld in een meedogenloze

stoomcursus zelfkennis, met slechts een krachtdier in haar ene

hand en een rammelaar in de andere. Een zwaardere beproeving

dan die van haar was nauwelijks denkbaar: ze kon niet praten,

niet bewegen, geen pijnstillers slikken, niet reizen, geen geld uit-

geven, nauwelijks meer eten; ze kon slechts moederziel alleen

haar eigen gedachten gadeslaan. Als ‘gadeslaan’ het juiste woord

was. Misschien had ze het gevoel dat haar gedachten haar gade-

sloegen, als hongerige roofdieren.

‘Moet je aan haar denken?’ klonk een zachte Ierse stem. An-

nette liet een helende hand op Patricks bovenarm rusten en ze

hield haar hoofd iets schuin, een en al begrip.

‘Ik dacht eraan dat een leven niet meer is dan de opeenvolging

van dat waar we onze aandacht op richten,’ zei Patrick. ‘De rest is

verpakkingsmateriaal.’

‘Nou, dat vind ik wel heel ver gaan,’ zei Annette. ‘Maya Angelou

heeft gezegd dat de waarde van ons leven wordt bepaald door het

effect dat we op anderen hebben, of we anderen al dan niet geluk

schenken. Eleanor heeft veel mensen gelukkig gemaakt, dat is een

Page 12: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

11

van de dingen die zij de wereld heeft geschonken. Oh,’ voegde ze

er ineens opgewonden aan toe, terwijl ze Patricks onderarm vast-

pakte, ‘ik zag het verband pas toen ik hier binnenkwam: we zijn

in het Mortlake-crematorium om afscheid te nemen van Eleanor,

en weet je welk boek ik voor haar had meegenomen, de laatste

keer dat ik bij haar op bezoek ging? Je raadt het nooit. The Lady of

the Lake. Een middeleeuwse detective, niet eens zo heel goed. Daar

is eigenlijk alles mee gezegd, hè? Lady of the Lake – Mortlake. De

meren. En dan te bedenken dat Eleanor zo’n sterke band had met

water, en dat ze dol was op middeleeuwse verhalen.’

Patrick was verbijsterd over Annettes geloof in de troostrijke

kracht van haar woorden. Hij voelde zijn irritatie plaatsmaken

voor wanhoop. En dan te bedenken dat zijn moeder uit vrije wil

tussen deze gedecideerde dwazen was gaan wonen. Welk besef

wilde hij met alle geweld uit de weg gaan?

‘Tja, wie zal zeggen waarom de naam van een crematorium

en de titel van een slecht boek een vage overeenkomst vertonen?’

zei Patrick. ‘Het is verleidelijk om even alle rationele gedachten te

laten varen. Ik weet wel iemand die openstaat voor dergelijke ver-

banden. Zie je die oude man daar, met die stok? Misschien moest

je het er even met hem over hebben. Hij is dol op dat soort dingen.

Nick heet hij.’ Patrick meende zich vaag te herinneren dat Nicho-

las gruwde van die afkorting.

‘Je krijgt de groeten van Seamus,’ zei Annette, die zich goed-

moedig liet wegsturen.

‘Dank je.’ Patrick boog zijn hoofd en probeerde niet al te zeer

door te slaan in overdreven eerbetoon.

Waar was hij mee bezig? Het was allemaal verleden tijd. De

strijd met Seamus en zijn moeders stichting was achter de rug. Hij

was wees en het was allemaal goed. Het was alsof hij zijn hele leven

had gewacht op dit gevoel, het gevoel compleet te zijn. Het was

allemaal leuk en aardig voor de Oliver Twists van deze wereld, die

van begin af aan de benijdenswaardige positie hadden gehad die

Page 13: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

12

hij zelf pas na veertig jaar had weten te bereiken, maar het kon

niet anders of de betrekkelijke luxe te worden grootgebracht door

Bumble en Fagin in plaats van David en Eleanor Melrose maakte

je toch enigszins tot een slappeling. Het geduldig verdragen van

mogelijk fatale invloeden had Patrick gemaakt tot wie hij nu was,

een man die in een eenkamerappartement woonde, terwijl zijn

laatste verblijf in de isoleer op de afdeling Depressie van het Pri-

ory-ziekenhuis nog niet eens een jaar geleden was. Het had iets

heel ancestraals gehad om een delirium tremens te hebben, om

na zijn rebelse junkiejeugd te zwichten voor zoiets verpletterend

banaals als drank. Als jurist zou hij er inmiddels grote moeite mee

hebben zichzelf op een onwettige manier van kant te maken. De

drank zat diep, gonsde door zijn stamboom. Hij kon zich nog altijd

herinneren dat hij op zijn vijfde een ritje op een ezel had gemaakt

tussen de palmbomen en de borders vol rode en witte bloemen,

terwijl zijn opa ergens op een groene bank onbeheersbaar zat te

trillen, ingekaderd door het zonlicht, met een steeds grotere vlek

in de parelgrijze broek van zijn perfect op maat gemaakte pak.

Omdat hij onvoldoende verzekerd was, had Patrick zijn verblijf

in het Priory zelf moeten betalen, en met die dertigdaagse inzet

op herstel had hij zijn laatste geld verspeeld. Al was een maand

vanuit psychiatrisch perspectief ontoereikend, voor hem was het

lang genoeg om tot over zijn oren verliefd te worden op Becky, een

patiënte van twintig. Ze zag eruit als de Venus van Botticelli, opge-

sierd met een bloederig raster van snijwonden dat met een scheer-

mesje kriskras over haar ranke, bleke armen was getrokken. Toen

hij haar zag, in de koffiekamer van de afdeling Depressie, joeg de

ongelukkigheid die ze uitstraalde een gloeiende pijl in het kruit-

vat van de frustratie en de leegte die hij voelde.

‘Ik ben een resistente, depressieve automutilante,’ zei ze tegen

hem. ‘Ik krijg acht verschillende soorten pillen.’

‘Acht,’ zei Patrick vol bewondering. Hij zat zelf op drie: de an-

tidepressiva voor overdag, de antidepressiva voor ’s nachts, en de

Page 14: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

13

tweeëndertig kalmerende oxazepammetjes die hij dagelijks slikte

om zich door het delirium tremens heen te slaan.

Voor zover hij met die hoge dosering oxazepam überhaupt

nog kon denken, dacht hij alleen nog maar aan Becky. De volgen-

de dag kwam hij met veel moeite overeind van zijn krakende ma-

tras en sleepte zich naar de Depressiepraatgroep, in de hoop haar

weer te zien. Zij was er niet, maar Patrick ontkwam er niet meer

aan plaats te nemen in de kring van depressievelingen in jogging-

pak. ‘Sporten is nergens voor nodig, als je er maar sportief genoeg

uitziet,’ verzuchtte hij, terwijl hij zich op de dichtstbijzijnde stoel

liet zakken.

Page 15: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

14

Edward St Aubyn Eindelijk

tHEMAtiEK

Patrick Melrose, een ‘upperclass-’jurist, worstelt al zijn hele

leven met de spoken uit het verleden en met de last van een

bevoorrechte afkomst. Maar in Eindelijk maakt hij snel vorde-

ringen. De roman is een snelkookpan waarin familie, vrien-

den en (ex-) geliefden worden opgevoerd – ze komen samen

op een begrafenis – en de hoofdpersoon dwingen tot intro-

spectie en retrospectie. Waar staat hij nu en waarom? Het mo-

ment is er ook wel naar, het is de begrafenis van zijn moeder.

Patrick Melrose heeft in zijn vroege jeugd ingeklemd geze-

ten tussen een sadistische vader (die hem misbruikte) en een

afwezige moeder, een vrouw met een warm oor en een gul

hart voor iedereen – voor Napolitaanse weesjes bijvoorbeeld

– behalve voor haar eigen zoon. Nu is Patrick een man van

middelbare leeftijd, verslavingsgevoelig, met een stevig hero-

ine- en alcoholverleden, en vechtend tegen depressiviteit. Een

man ook die maar moeilijk in staat blijkt op een natuurlijke

manier deel uit te maken van het jonge gezin dat hij heeft ge-

sticht. Maar door de stemmen uit het verleden komt hij tot

nieuwe, belangrijke inzichten. Of misschien zijn het geen

nieuwe – hij is er in ieder geval klaar voor om ze toe te laten.

Dat er parallellen bestaan tussen het leven van Patrick Melrose

en dat van Edward St. Aubyn is voor de fans van zijn boeken geen

nieuws – de schrijver heeft dat al in meerdere interviews te ken-

nen gegeven. Het maakt Eindelijk tot een dubbel onthutsende ro-

man, juist omdat er zoveel afstand en humor inzit. Met een scher-

pe en ironische pen zet St. Aubyn een schare van zeer uiteenlo-

pende, zeer kleurrijke figuren neer: van verstokte academische

denkers en verbleekte aristocratie tot levensblije New Age-ers.

Page 16: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

15

Kun je loslaten? – kan een mens echt loslaten? In de meest let-

terlijk zin kan Patrick Melrose het wel. Afscheid nemen van

Eleanor Melrose lijkt hem niet zwaar te vallen. ‘Volgens mij

is de dood van mijn moeder het beste wat me is overkomen

sinds... Nou ja, sinds de dood van mijn vader,’ zegt hij tegen

zijn vriend Johnny. In de aula van het crematorium melden

zich de vrienden en familieleden. Tante Nancy bijvoorbeeld,

de zus van zijn moeder, die het thema ‘loslaten’ in ultieme

zin belichaamt, zij het in negatieve zin. Zij klampt zich vast

aan alles wat inmiddels niet meer is. Eerst was er de Beurs-

krach van 1929, daarna werd ze onterfd door haar stiefvader

– tante Nancy gaat door het leven als een boze geplukte kip.

Zo krampachtig als Nancy zich vastklampt aan het ma-

teriële, zo krampachtig wilde Patricks moeder Eleanor er

vanaf. Ze schonk alles weg aan charitatieve doelen. Dat op

zich was Patrick al een doorn in het oog, maar echt ont-

hutst is hij als blijkt dat zij ook het huis in Saint-Nazaire,

Zuid-Frankrijk, heeft nagelaten aan een New Age-achtige

Transindividuele Stichting. Het huis dat hem op een magische

manier beschermde tegen de eenzaamheid en de kwellingen

in zijn jeugd. Loslaten om af te rekenen met zijn verleden

– gedachten toelaten die hij vroeger uitbande. De begrafe-

nis wordt een bewogen dag, met zelfs een nieuwe dode, en

eindigt voor Patrick in een vrije val waarin hij volledig toe-

geeft aan zijn machteloosheid en uiteindelijk zacht wordt

‘opgevangen’ door mededogen; mededogen voor zichzelf

en mededogen voor de aanstichters van zijn verschrikke-

lijke jeugd. Dat inzicht biedt hem de opening om het leven

weer op te pakken, zo lijkt het. In ieder geval voor even.

Page 17: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

16

GESpREKSVR AGEn

1 Wat bedoelt tante Nancy met het ‘gouden adresboekje’?

2 Het komt ter sprake tijdens de Depressiepraatgroep:

woede is als een gifbeker leegdrinken en hopen dat iemand

anders dood neervalt. Kunt u zich in deze wijsheid vinden?

3 Wie ziet u als de belangrijkste gasten op de begrafenis als het

gaat om de ontwikkeling die Patrick die dag doormaakt?

4 Hoe vindt u het om als lezer van hoofd naar hoofd te

vlinderen, om vanuit meerdere perspectieven naar het

gebeuren te kijken?

5 Mary neemt Eleanor Melrose van alles kwalijk. ‘Horen,

Zien en Zwijgen’ – dat is haar belangrijkste kritiek.

Wat bedoelt ze daarmee? Toch voelt Mary ook een

zekere verwantschap met haar schoonmoeder. Kunt u

die verklaren?

6 Waarin leek de overleden Eleanor op haar overleden

tante Virginia Jonson? Wat bent u verder te weten

gekomen over de vrouwelijke lijn van de Jonsons?

Page 18: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

17

7 Kunt u het ‘vertroostingsmechanisme’ beschrijven dat

volgens Patrick Melrose in gang was gezet op de helling

in Saint-Nazaire en dat zich vervolgens had uitgebreid

‘naar alle denkbare medicijnkastjes, bedden en flessen’?

8 Waar komt, denkt u, de vlijmscherpe en cynische

humor van Nicholas Pratt vandaan? En wat heeft Patrick

Melrose precies op de oude man tegen?

9 Hoe reageren de verschillende toehoorders op het

nummer van Porgy and Bess? Patrick, Erasmus, tante

Nancy, Nicholas Pratt… en hoe typeert hen dat?

10 Hoe verklaart u de aangehaalde regels van Wallace

Stevens: ‘Vrijheid is als een man die zichzelf van het

leven berooft/ Elke nacht weer, de onvermoeibare

slachter, wiens mes/ zich scherpt in bloed.’

11 Tot welk inzicht komt Patrick uiteindelijk en hoe helpt

hem dit?

Page 19: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

18

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

18

Page 20: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

19

AuKE HuLSt

Kinderen van het Ruige Land

Ergens op het noordelijke platteland, in een ongetemd ge-

bied dat het Ruige Land wordt genoemd, staat een verval-

len huis in een bos. Daar groeit een viertal kinderen op,

omringd door wildernis en wanorde. Kurt is de oudste, een

kwetsbare pestkop die troost zoekt in eten; de eigenwijze

Kai is met zijn gedachten vooral bij verre planeten; Shirley

Jane is de verantwoordelijke van het stel; Deedee het na-

komertje. Zij heeft haar vader – die vlak na haar geboorte

gestorven is – als enige nooit gekend. De kinderen zijn

vervreemd van familie en van het dorp dat even verderop

ligt. Ze delen het bos met tientallen dieren, én met hun

moeder, een levenslustige maar ook leugenachtige vrouw,

die een onuitwisbaar stempel op hun levens zal drukken.

Auke Hulst (Groningen, 1975) schrijft als journalist voor

onder meer NRC Handelsblad en Vrij Nederland. Hij publi-

ceerde de roman Jij en ik en alles daartussenin (2006), het

reisboek De eenzame snelweg (2007, met Raoul Deleo) en de

roman Wolfskleren. Als muzikant en componist maakt Hulst

Engelstalige muziek onder de naam Sponsored By Prozac.

Daarnaast is hij een drijvende kracht achter de Nederlandse

formatie De Meisjes, die in 2012 debuteerde met het album

Beter Dan Niets.

‘Een overstelpende en complexe roman […] een boek voor de

longlist van de Libris Literatuur Prijs.’ Dagblad van het Noor-

den over Wolfskleren

Page 21: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

20

AuKE HuLSt

Kinderen van het Ruige Land

JACQUES MET DE PATATZAK

De eerste keer dat moeder was opgelost, was tijdens een

zomervakantie. Het was niet abrupt gebeurd, maar geleidelijk.

Steeds vaker reed ze het pad af, steeds later kwam ze terug, het

voorspook van de dood. Tot ze een nacht oversloeg, of twee, en

uiteindelijk helemaal niet meer kwam.

Hoe het begonnen was:

Er was een jager aan de deur verschenen, een man met een

kalend hoofd, een behaarde wrat en een broek die met bretels tot

boven zijn navel was opgetrokken. Hij rookte een sigaar en had

dode konijnen meegenomen. Of ze die aan hun moeder wilden

geven. Een cadeautje van Ype – zo luidde zijn naam.

Toen moeder van het bezoek hoorde, had ze gebloosd. Ze

giebelde, speelde met haar haar en maakte wufte gebaren.

Maar de konijnen had ze weggegooid – ze had geen idee hoe je

die moest bereiden. Haar idee van koken was een pakje boter in

een koekenpan gooien en daar hamburgers, wortelen en ui in

cremeren.

‘Die kerel is een creepo,’ zei Kurt. Ze waren aan het schaken.

Kai speelde hermetisch, Kurt driest als een kamikazepiloot. ‘Een

afzichtelijke auto, ook. Zo’n Fiat Panda.’

‘Jullie moeten niet altijd zo doen,’ zei moeder.

Shirley Jane keek op van haar tekening. ‘Is er iets gaande? Er

is iets gaande, hè?’

‘Ik ken hem uit de Viersprong, weet je niet? Het is een

heel aardige vent. Hij is derde geworden bij het nationale

kampioenschap kleiduivenschieten. Misschien mag hij wel naar

de Olympische Spelen. Dan kunnen we mee.’

‘Er ís iets gaande,’ zei Shirley Jane. Ze trok een vies gezicht.

Page 22: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

21

Er waren sinds de dood van hun vader meer mannen geweest.

Het was begonnen met de ‘rode rakker’ die een beroerte had

gekregen, maar het niettemin vrolijk met andere dames bleef

aanleggen. Hij was advocaat en woonde in een herenboerderij met

een schommel in de woonkamer, een flipperkast op de gang en een

pingpongtafel in de schuur. Toch waren de kinderen van het Ruige

Land niet te vermurwen geweest. Daarna kwam de bankdirecteur

die ze de Neus noemden, omdat er een knolraap op zijn gezicht

was geland. De Neus had moeder ten huwelijk gevraagd in het

café bij de ijzeren klapbrug – de kastelein had smakelijk gelachen

en de rekening verscheurd. Een lokale troubadour had een

cassettebandje in de bus gedaan met een liefdeslied in dialect,

ook al was hij getrouwd. zong hij, Er was wethouder Brakkeveld,

ook al getrouwd, er waren de beschonken mannen uit het café,

de één inwisselbaar voor de ander. Nu was er dus de Jager, en over

een paar jaar zou de Snor opdagen, die aspirant-lid was van de

Hell’s Angels en illegale wapens op zolder bewaarde. Er zat al met

al geen stijgende lijn in – moeder hield, ondanks of juist dankzij

haar bourgeois-achtergrond, van gevaarlijke mannen.

Deedee kwam druipend binnen in haar roze badpak, in

haar spoor een entourage van kittens. Voor het huis stond een

opblaasbad dat via een tuinslang werd gevuld met warm water.

Het zwembad was lek, en zo snel als het volliep, zo snel liep het

water in een beekje de sloot in.

‘Wat is er?’ vroeg Deedee, direct op haar hoede.

‘Moeder is weer aan de haal met zo’n knakker,’ zei Kai.

Deedee betrok.

‘Heb je de kraan uitgezet?’ vroeg moeder.

‘Zo meteen,’ zei Deedee. Ze wapperde zonder nadenken

een halo van vliegen uiteen. Er waren fruitvliegjes, er waren

steekmuggen, er waren bromvliegen die als een dolle tol tegen

het raam stuiterden. Op televisie deed het tuig zich, op de

klanken van muziekmiljonairs, tegoed aan het oogvocht van

Page 23: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

22

stervende Afrikaantjes, hier bleven ze plakken aan vliegenpapier

of vielen ze ten prooi aan opgerolde kranten. Op de muren zaten

zwarte en rode vlekken, onder de ramen lag een spoor van tot

balletjes gerolde lijken. Ze hadden keurig de pootjes over hun

borst gevouwen.

‘Weten opa en oma er al van?’ vroeg Shirley Jane. Het was een

verkapt dreigement.

‘Wat hebben die ermee nodig?’

Shirley Jane haalde haar schouders op.

‘Ben je nog naar de supermarkt geweest?’ vroeg Kurt. Hij zat

op de campingstoel die bij de piano hoorde. Boven de piano hing

een soort embryo uit het oeuvre van de mislukte schilder – zo had

hij moeder huur betaald voor zijn atelier boven de krant.

‘Er is toch gewoon brood?’

‘… dat zo oud is dat je er een atoombunker van kunt bouwen.’

Moeder keek op haar horloge. De supermarkt was al lang

dicht. ‘Ik ga zo wel even naar de snackbar.’

Kurt bevingerde vaders ziekenfondsbril. De bril zat zo strak

dat het montuur rode strepen en moeten achterliet. Café de

Viersprong lag naast de snackbar – als ze voor het donker eten

zouden krijgen, hadden ze geluk. Niettemin noteerden ze hun

bestelling.

Het was onmogelijk de nacht te bezitten. Je kon er hooguit in

ronddwalen, zicht op niet meer dan een fractie van het bos, een

mengeling van angst en opwinding in je lijf, gewapend met een

zaklantaarn. Het licht ving de boomstammen en de struiken,

die levende, bijna uitzinnige schaduwen wierpen – ze maakten

het donker alleen maar zwarter, dieper. Waarom waren dieren

niet bang voor de nacht, zoals zij? Of waren de dieren die bang

waren niet zo stom om zich eraan over te geven, immuun voor het

tegengif van avontuur?

Vanachter een beuk sprong Kurt tevoorschijn. Hij greep Kai

Page 24: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

23

bij zijn arm, zette zijn been achter dat van Kai en vloerde hem. Ze

worstelden en Kurts gewicht drukte Kais schedel tegen de bodem

tot die leek te barsten. Een uiterste krachtsinspanning en nu lag

Kai bovenop, zijn knie in Kurts kruis. Kurt gilde het uit. Hij tolde

als een krokodil en weer wisselden de kansen, tot ze uitgeput en

met de slappe lach ruggelings naar de hemel lagen te staren. Al

die nachten dat ze buiten waren, geheel bevrijd, en beter sliepen

dan ooit, te midden van het ongedierte en een symfonie van

krekels… Kurt hief zich op zijn benen en rende weg, het bos in. Hij

maakte een geluid dat met woorden niets te maken had. Beesten…

Kai keek hem na, verdween toen in tegengestelde richting. Hij was

alleen, maar onzichtbare weerwolven zaten hem op de hielen,

hun bestorven adem en het spoor van slijm.

Kruip-door-sluip-door, onder de sparren, over een bed van

naalden die in je handpalmen bleven steken. Er kwam steeds

meer tekening in de duisternis – zijn ogen raakten eraan gewend.

De maan was afgedekt door een dik pak wolken.

Er bewoog iets. De bundel van een zaklantaarn reikte naast

hem, voor hem, boven hem. Mis! Deedee gilde en zette het –

stuiter, stuiter – op een lopen, zwart op zwart, met Socrates in

de achtervolging, de fel oplichtende ogen. Kai kwam onder de

sparren vandaan, nam een aanloop, sprong over een sloot die het

bos doorsneed, sloeg takken aan de kant, dook ineen, rende, maar

waarheen? Hij rende zomaar wat.

Het huis was een zwart gat in het bos. Alle deuren stonden

open, alle lampen – voor zover ze het al deden – waren uitgeknipt.

De nacht en het bos waren binnen genood en versmolten met de

kamers. Kai drukte zich plat tegen de buitenmuur en schuifelde

stapje voor stapje naar de deur van moeders slaapkamer. Als het

een hinderlaag was… Hij hield zijn adem in tot hij bijna stikte.

In de verte klonken de stemmen van Kurt en Deedee. Waar was

Shirley Jane? Waar was Jarmusch? Ze konden overal zijn: binnen,

op het dak, in de drooggevallen vijver, in een boom. Ze konden je

Page 25: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

24

elk moment te grazen nemen.

Plotseling spoelde een zee van licht over het bos. Kai kneep

zijn ogen dicht, opende ze langzaam. Shirley Jane riep: ‘Time out!

Time out!’ Ze was vlakbij, in moeders slaapkamer. Hij was er bijna

met open ogen ingetuind.

Kai kwam aarzelend naar binnen. Shirley Jane droeg een

slobbershirt en slippers. Ze stond op een gammele rieten stoel die

ze naast de antieke pastoorskast had gezet. ‘Moet je kijken.’ Ze

liet hem een portemonnee zien met Disneyfiguren erop. ‘Die ben

ik al zo lang kwijt. Al jaren.’ Ze blies het stof eraf en knipte de

portemonnee open. Leeg.

‘Waar heb je die gevonden?’

‘Ik wilde me op de kast verstoppen.’

‘En dan?’

‘Wachten.’

‘Wat ligt er nog meer?’

Shirley Jane keek boven op de kast. ‘Van alles. Papieren.

Liefdesverklaringen op bierviltjes. Doosjes en dingetjes.’

Kai liep naar de schakelaar. ‘Ik doe het licht weer uit, oké?’

‘Oké,’ zei Shirley Jane.

Page 26: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

25

AuKE HuLSt Kinderen van het Ruige Land

tHEMAtiEK

In deze kruising tussen een familiekroniek en een

bildungsroman zien we vanuit het perspectief van het

jongetje Kai hoe een afgelegen wonende familie ontspoort

na de dood van de vader. Kai, zijn broer Kurt en zijn zusjes

Shirley Jane en Deedee leven met hun onbetrouwbare en

vaak afwezige moeder in een huis in een bos. In elk opzicht

bevinden ze zich in de wildernis, het centrale beeld in dit

boek. Het erf en het omringende bos zijn ongetemd, het huis

is vervuild en vervallen, het dagelijks leven mist structuur.

Problemen die voortkomen uit het karakter van de moeder,

zorgen ervoor dat de wereld steeds chaotischer en onveiliger

wordt. Het idee van entropie, de oprukkende wanorde, is

voor Kai het beste model voor hoe de wereld in elkaar zit.

Het gezin staat niet alleen buiten de samenleving, maar

op verschillende manieren ook buiten de werkelijkheid.

Het effect van isolatie en uitsluiting op de emotionele

ontwikkeling van kinderen is een belangrijk thema in het

boek. Dankzij de vrijheid en onveiligheid die horen bij

gebrek aan ouderlijk toezicht, kunnen de kinderen naar

believen interesses uitdiepen en vaardigheden ontwikkelen.

Er wordt muziek gemaakt, geschreven, er wordt een

ruimtevaartprogramma ontwikkeld. Maar de prijs is hoog:

existentiële angst, gebrek aan contact en het onvermogen

tot communicatie. Op tal van fronten lijken de kinderen veel

ouder dan hun jaren, emotioneel blijven ze onderontwikkeld.

Page 27: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

26

In dit boek is voortdurend sprake van een omkering van

de rollen van volwassenen en kinderen. Dat is zichtbaar

in kleine details – Deedee die moeder uitlegt hoe de

wasmachine werkt –, maar ook in grotere: de kinderen die

de verantwoordelijkheid op zich nemen om een oplossing

te vinden voor moeders financiële problemen, discussies

waarin een kind een volwassene de les leest, Shirley Jane die

zich over Deedee ontfermt, Kai die uiteindelijk naar Frankrijk

reist om zijn weggelopen moeder terug te halen.

Een vraag die – impliciet en expliciet – terugkeert is in

hoeverre moeder en zoon op elkaar lijken. De narcistische

en antisocialeaspecten van moeders karakter, echoën door

in het karakter van haar kinderen. is een kind in de eerste

plaats altijd een kind van zijn ouders?

Een terugkerend thema in het boek is de frictie tussen

waarheid en leugen, tussen werkelijkheid en fantasie.

De kinderen zijn detectives die de waarheid achter de

schone schijn moeten ontdekken. Kai verafschuwt de

leugenachtigheid van zijn moeder en neemt in toenemende

mate de positie in van iemand voor wie alleen feiten tellen.

Tegelijk speelt de fantasiewereld van de (sciencefiction)

literatuur een steeds grotere rol in zijn leven. Hij wordt

een omnivoor lezer en schrijft. Het is een manier om te

ontsnappen maar ook om grip te krijgen op zichzelf en

de omstandigheden. In literatuur, ontdekt hij, wordt juist

de waarheid gelogen. ‘Als je de essentie correct in een

onwaarheid wist te vatten, zou iedereen het herkennen als

Page 28: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

27

waarheid, als iets wat tegelijk het leven ontsteeg en geheel

omhulde. De grens tussen het geleefde en geschreven

leven werd dan diffuus – ze versmolten tot een nieuwe

hyperrealiteit.’ Omdat het hier een sterk autobiografische

roman betreft, is het boek ook een oefening in metafictie.

Page 29: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

28

GESpREKSVR AGEn

1 Een van de motto’s komt uit Francis Ford Coppola’s film

Rumble Fish, naar het gelijknamige boek van S.E. Hinton.

‘I stopped being a kid when I was five,’ zegt The Motorcy-

cle Boy. Zijn jongere broer Rusty vraagt: ‘I wonder when

I’ll stop being a kid.’ The Motorcycle Boy: ‘Not ever.’ Hoe

interpreteert u dit motto?

2 Op pagina 43 staat: ‘Er waren mensen die zeiden dat

Kai ruzie had met God omdat zijn vader was overleden.

Er waren ook mensen die zeiden dat Kai ruzie had met

God om zijn vader te eren – die had tenslotte ook altijd

ruzie met Hem gemaakt.’ Wat denkt u?

3 Kinderen ontwikkelen strategieën om met problemen –

het overlijden van een ouder, verlating, sociaal isolement,

bestaansonzekerheid – om te gaan. Welke strategieën

heeft u in dit boek herkend?

4 Voor Kai blijft de moederfiguur ongrijpbaar. Geldt dat

ook voor u als lezer?

5 De schrijver maakt gebruik van merknamen, culturele

referenties en turbotaal om een specifiek tijdsbeeld

(jaren ’80 en ’90) op te roepen. Maakt dat dat de beschre-

ven wereld dichterbij komt, of juist meer op afstand van

u staat?

Page 30: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

|

29

6 Uit het hoofdstuk ‘De organisatie van de wereld’ blijkt

al hoe belangrijk de locatie van handeling is. Het erf en

het huis worden in detail neergezet. Heeft die locatie bij

u vooral positieve of negatieve associaties opgeroepen?

Had het verhaal evengoed in een stedelijke omgeving

kunnen plaatsvinden?

7 Een terugkerend thema is schrijven en schrijverschap.

Gaat het boek daardoor naar uw idee ook over zichzelf?

8 Kai wil niet op zijn moeder lijken, maar is bang dat dat

toch zo is. Ziet u parallellen?

9 Waarom denkt u dat de moeder in Frankrijk een dag-

boek is gaan bijhouden?

10 ‘Deze familie is verliefd op zichzelf,’ zegt Kai tegen zijn

moeder (pg. 326). Wat vindt u van die stelling?

11 In het boek worden fundamentele vragen gesteld over

verantwoordelijkheid en schuld. ‘In zijn hoofd ging hij

de gebeurtenissen na die hem hierheen hadden geleid.

Was het onvermijdelijk geweest – het resultaat van deel-

tjes die botsten volgens onwrikbare wetten – of waren

er keuzes gemaakt, afslagen genomen, waarschuwings-

borden genegeerd?’ (pg. 301) Hoe kijkt u daar tegenaan?

Hoever gaat verantwoordelijkheid en in welke mate valt

de verschillende personages iets te verwijten?

Page 31: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

bo

ek

er

ij

30

12 Is in de loop van het verhaal uw perceptie van de hoofd-

figuren veranderd?

13 Was u zich tijdens het lezen bewust van het autobiogra-

fische gehalte van deze roman? Zo ja, had dat invloed

op de leeservaring?

14 Waarom denkt u dat de schrijver dit boek geschreven

heeft? Zijn er aanwijzingen in de tekst te vinden voor

zijn motivatie?

Page 32: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

31

MAAK KANS OP EEN BOEKENPAKKET!

wilt u op de hoogte blijven van de nieuwste boeken van Meulenhoff boekerij?

Schrijf u dan nu in voor onze nieuwsbrief en maak kans op een boekenpakket

T.W.V. € 100,-!

WWW.MEULENHOFFBOEKERIJ.NL/LITERATUURGIDS

Page 33: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

32

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

32

Page 34: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

33

R AMOnA AuSubEL

Er is hier niemand, behalve wij allemaal

Roemenië, 1939. Voor een afgelegen joods dorpje komt de

oorlog steeds dichterbij. Om het dreigende gevaar af te wen-

den besluiten de dorpelingen alle banden met de ‘oude’ we-

reld te verbreken. Door de ogen van Lena, een jonge moeder,

zien we hoe de dorpelingen hun lot in eigen hand nemen:

ze vergeten de tijd en de geschiedenis, en sluiten hun dorp

compleet van de buitenwereld af. Maar uiteindelijk haalt de

realiteit hen in. Lena moet haar dorp ontvluchten. Wat moet

zij opofferen om haar leven en dat van haar kinderen te red-

den, op weg naar een hoopvolle toekomst?

Ramona Ausubel betovert de lezers met haar woorden maar

brengt hen ook in verwarring. Er is hier niemand, behalve wij alle-

maal is een fabelachtige, bij vlagen hartverscheurende roman.

Ramona Ausubel studeerde aan de University of California en

publiceerde korte verhalen in o.a. The New Yorker. Hiermee won ze

diverse literaire prijzen. Ze baseerde Er is hier niemand, behalve wij

allemaal op de geschiedenis van haar eigen familie: haar groot-

moeder ontvluchtte het geweld van de Tweede Wereldoorlog in

Europa, en dat verhaal verwerkte ze in deze roman.

‘Een bijzondere roman over de verschrikkingen van de Holo-

caust, over liefde, verlies, hoop, en de kracht van verhalen ver-

tellen.’ bOOKLiSt

‘Uitzonderlijk debuut over een Roemeens dorpje dat zich bij

het uitbreken van de oorlog terugtrekt in een denkbeeldige

werkelijkheid.’ VOGuE

Page 35: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

34

R AMOnA AuSubEL

Er is hier niemand, behalve wij allemaal

Op een vrijdagavond hing de zon zwaar neer, wachtend om

stroperig leeg te lopen in de graanvelden. Mannen liepen naar

huis met de bewijzen van die dag – een zeis, een leren buidel vol

scherpe tangetjes, een rol kwitanties, een zak met kool, een lege

broodtrommel. Kinderen zoals ik stonden bij de deur met geboen-

de wangen als sappig fruit, rijp voor de pluk. ‘Sjabbat sjalom,’

zeiden wij kinderen tegen onze vaders. ‘Goed sjabbes,’ zeiden de

vaders. Op tafel: een kanten tafelkleed. Op het kanten tafelkleed:

dekschalen. ‘Sjabbat sjalom,’ zeiden de vrouwen van de mannen

terwijl ze hen zoenden.

Bij mij thuis stond een kippenpoot te koken tot het vlees van

het bot in de soep viel. Mijn broer had net voor zonsondergang

hout naar binnen gebracht en ik probeerde erachter te komen

of ook de winterwolken waren bevroren, of alleen de sneeuw die

eruit viel. Mijn zus hield een katoenen lapje om het vingertopje

waar ze zich aan haar naald had geprikt. Dat bracht ons drieën

op ons favoriete spelletje: wonden vergelijken, de souvenirs van

onze kindertijd. Moishe, met dertien jaar de oudste, had achter

op zijn kuit een blauwe plek van toen hij in de rivier tegen een

boomstam was gezwommen. Regina, een jaar jonger dan Moishe

en een jaar ouder dan ik, liet een druppel donkerrood bloed van

de naaldenprik in haar andere hand vallen. Ik had aan tikkertje

een langgerekte schram van een tak overgehouden. Onze huid

was één kaart, verspreid over drie bladzijden waarin het territo-

rium van ons spel was gekerfd.

Mijn moeder draaide de franje van het tafelkleed in een knoop

die weer los zou raken. Ze zat een boek te lezen over een winterse,

uitzichtloze liefdesaffaire tussen twee jonge Russen: een jongen

met blozende wangen die op het punt stond bij het leger van de

tsaar te gaan, en een mooi, dom meisje. Mijn moeder schudde

Page 36: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

35

haar hoofd om de geliefden omdat ze al wist dat het op niets zou

uitdraaien. Ze zag het als een persoonlijke belediging dat ze ge-

loofden in zoiets hopeloos. Bij elke bladzijde die ze omsloeg, be-

gon ze driftiger aan de franje te draaien.

‘Ik hoop dat hij pas in de lente doodgaat,’ zei ze. ‘Ze is te dom

om zo veel kou te overleven met ook nog eens een gebroken hart.’

Mijn vader was nog niet thuis, en de kamer leek een schilderij

dat we voor hem hadden gemaakt. Toen de deurknop werd om-

gedraaid en hij het tafereel in zich op kon nemen, kwamen we

weer in actie: moeder stond op om in de soep te roeren, terwijl

wij kinderen op onze vader af vlogen om te bewijzen dat ook wij

de hele dag hadden geleefd: bloed op de stof, keurig gestapelde

houtblokken en een vraag over de herkomst van sneeuw.

‘De mooiste vrouw ter wereld,’ zei mijn vader, met zijn lippen

op mijn moeders hand gedrukt. De hele kamer geurde naar het

avondeten, en ik legde bij elk van onze plaatsen een zacht, oud

servet.

In ons dorp stonden we allemaal – vaders en moeders, groot-

ouders en kinderen, ooms en oudtantes, de slager, bakker, zadel-

maker, schoenmaker, maaier, koolboer – in een kring om de tafel

en staken kaarsen aan terwijl we de kamer dompelden in gebed.

Allemaal tegelijk trokken we aan zacht, gevlochten brood, dat uit

elkaar viel.

Aan de hand van mijn vader liep ik door de stromende regen naar

het wekelijks gebed. De dorpelingen knikten en glimlachten naar

elkaar, probeerden dankbaar te zijn voor ons plekje op de draai-

ende aardbol. We hielden ons niet bezig met de vele dreigingen

van de wereld, maar met de onbenulligste details. Mijn moeder

zei tegen mijn gekke tante Kayla: ‘God, wat een regen,’ en: ‘Ik ben

blij dat ik de was gisteravond heb binnengehaald.’ Ze dacht niet:

Ik vraag me af of dit noodweer de rest van ons leven aanhoudt.

‘Alweer een dag in het paradijs,’ zei Kayla, en pakte mijn oom

Page 37: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

36

Hersh zijn hoge hoed van het hoofd om regenwater eraf te schud-

den dat zich in de rand had verzameld.

Er ging een oud verhaal dat de profeet Elia verantwoordelijk

was voor regen en donder – zijn enige afleiding terwijl hij de grote

en verschrikkelijke dag van de Heer zat af te wachten. ‘Ja, ja, we

horen je wel,’ zei de bakker tegen de hemel.

Ons dorp was te klein voor een echte tempel – net iets meer

dan honderd inwoners – maar we wisten ons te redden met het

huis van de genezer. In zijn keuken: de vrouwen en kinderen, stil-

letjes kijkend hoe het buiten steeds harder begon te regenen. Ik

zag de plassen die zich vormden, wilde dat ik er buiten in stond te

springen en zo alles wat mijn moeder schoon had gepoetst weer

lekker vies maakte. In de loop der jaren hadden de moeders de

regels van de sjabbat wat versoepeld zodat ze kleine, eenvoudige

karweitjes konden doen terwijl ze naar de dienst luisterden. Een

paar zaten sokken te stoppen, een paar zaten te breien. Tante Kay-

la was halverwege een borduurwerkje van een mand vol knalroze

baby’s, gewikkeld in een zachtblauwe deken. De baby’s hadden

nog geen ogen, en ook geen handen. Blinde monstertjes. Naast

Kayla, wier jaloezie als slijm uit haar sijpelde, legde de hoogzwan-

gere vrouw van de bankier een trui tussen haar schouder en haar

hoofd en deed haar ogen dicht. Aan haar voeten had haar oudste

zoon Igor zijn broertjes en zusjes in een keurige kring verzameld,

waar hij kopjes van het poppenservies ronddeelde en deed alsof

hij ze volschonk.

In de zitkamer bereidden de mannen zich voor om het vuur van

het geloof op te stoken. Maar de genezer was ongedurig. Met veel

geritsel haalde hij een krant uit zijn zak. ‘We moeten het ergens

over hebben,’ zei hij nerveus. ‘Voor we beginnen.’ Hij vouwde de

krant open op de grond. oorlog. 11 uur in de ochtend, 3 september 1939

stond er op de voorpagina. De slager, die opgedroogd bloed onder

zijn nagels vandaan zat te peuteren, keek op. De magere, bebrilde

juwelier voelde aan zijn zakhorloge. De groenteboer tikte op zijn

Page 38: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

37

gladde, kale hoofd. De kapper las de woorden hardop voor, en zijn

stem brak.

‘Het is onze rustdag,’ zei de weduwe verontwaardigd.

‘Dit was al weken geleden,’ zei de genezer zacht. Hij haalde een

opgevouwen krantenknipsel uit zijn vestzak. Hij vouwde het uit,

zodat het zich opende als een bloem. Hij begon voor te lezen. ‘Het

Joodse volk moet met wortel en tak worden uitgeroeid. Dan komt

er in één klap een eind aan de golf van plagen in Polen.’

Omdat ik wist dat ik niet precies begreep wat daarmee werd

bedoeld, trok ik maar niet meer aan mijn moeders rok; ik werd

bang van haar gezicht, dat lijkbleek was van schrik. De moeders die

sokken hadden zitten stoppen, haalden de naald niet meer door.

Het getik van breipennen was opgehouden. De vrouw van de ban-

kier zat nog steeds vredig te slapen, terwijl haar kinderen dichter

om haar enkels gingen zitten en Igor zijn best bleef doen ze op te

beuren door ze denkbeeldige koekjes aan te bieden om in hun thee

te dopen.

Ik kon mijn oom Hersh niet zien, maar herkende zijn stem. ‘Dit

kan zo toch niet doorgaan? Dit wordt toch wel een halt toegeroe-

pen?’

‘Ik heb een broer in Amerika die zegt dat ze Duitsland de oorlog

niet zullen laten winnen,’ zei de juwelier.

‘We zitten op veertig dagen lopen van Iaşi, en op twee weken

van Lvov. Hier zijn we veilig,’ zei de bakker.

‘Chernowitz is maar zevenenveertig kilometer hier vandaan,’

zei de genezer.

De stilte die neerdaalde was wanhopig, ondraaglijk, furieus.

Niemand verroerde zich. We waren een huis vol beelden, afgekeurd

omdat we onregelmatigheden vertoonden. Wachtend tot we kapot

werden gesmeten en in de rivier werden gegooid. En als ik nou dood-

ga? dacht ik bij mezelf. En als ik nou niet groot word? Nog terwijl ik dat

herhaalde, kon ik niet geloven dat het waar was. Mijn roze handen,

mijn wang met de schram, mijn bruine jurk die op drie plekken

Page 39: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

38

was versteld – niets daarvan leek te verdwijnen. Ze waren tastbaar

en echt, onweerlegbaar. Welke macht zou ze uit het bestaan kun-

nen wegpraten?

Mijn moeder nam afwezig mijn vlechten in haar hand en hield

ze als leidsels vast. Ik wou dat ik haar in galop weg kon halen van

deze benarde plek en sneller dan de wind in veiligheid kon bren-

gen. We bleven in de keuken van de genezer zitten, terwijl het

gevaar als een salamander om ons heen sloop. De vrouw van de

bankier werd wakker en mepte naar haar elf kinderen die tegen

elkaar aan waren gekropen, als een vrouw die vliegen verjaagt van

de taart. ‘Moeder,’ zei Igor, ‘er zijn problemen.’ Ze legde haar han-

den op haar dikke buik en keek hem vernietigend aan, haar ogen

smeulend van woede. Verraad me niet, zeiden die ogen. Haal me

niet uit mijn sluimering.

We waren compleet verbouwereerd. Ons hart ging als een ra-

zende tekeer, maar we wisten niet wat we moesten doen.

De genezer ging met zijn wijsvinger over het schilferende leren

omslag van het grote boek op zijn schoot. Hij had die rug wel tiendui-

zend keer geknakt. Zonder de rest van zijn lichaam te bewegen deed

hij zijn mond open en begon voor te lezen. Hij begon bij het begin, en

zijn woorden stroomden over ons heen als een vertrouwde rivier.

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en

doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het

water.

God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht.

God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis;

het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond

en het werd morgen. De eerste dag.

Zijn stem verving het bloed in mijn aderen. Buiten veranderde de

regen in een gordijn. Er begonnen stroompjes over de geplaveide

straten te lopen.

Page 40: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

39

Het droge noemde Hij aarde, het samengestroomde water noemde Hij zee.

En God zag dat het goed was.

God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende plan-

ten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde

het.

En toen, alsof het ons had verzameld als publiek, kwam er een zil-

veren vliegtuig voorbij dat met zijn grote propeller de lucht door-

boorde. Mijn moeder liet mijn vlechten los en ze vielen in mijn

nek, warm geworden in haar hand. Ons gezicht, dat we tegen de

ruiten hadden gedrukt, verstrakte in stilte. De kleine jongetjes

prentten zich de vorm in zodat ze hem later konden natekenen.

De meisjes waren minder gevoelig voor de betovering ervan en

zagen een glanzend gevaar. Moishe wierp me een opgewonden,

geschrokken blik toe. Regina wrong haar handen naar buiten. Het

vliegtuig vloog laag, maar het geluid ervan was dat niet. Igor had

niet genoeg handen om de ogen van al zijn tien broertjes en zus-

jes te bedekken. Hij schermde de jongsten af en suste de rest.

Ik stelde me voor hoe de wereld er van die hoogte uit zou zien.

Ik bedacht dat de piloot drie concentrische cirkels moest hebben

gezien. Allereerst het bruine, kolkende water – de cirkel van onze

rivier om ons heen; daarbinnen de lappendeken van onze velden,

die bestonden uit omgeploegde aarde, vers gezaaid zaad, het hel-

dergroene tapijt van een wei die net tot leven begon te komen,

hekken die waren gerepareerd of omvielen in het zachte jonge

gras, opbollende hooibergen, onze kudde koeien, onze kudde

schapen, onze geiten, kale berkenbomen die recht de hemel in

staken; en in het midden, in het hart, onze straten van keien of

zand, onze daken van rode pannen of grijze dakspanen die naar

buiten uitwaaierden vanaf het dorpsplein met in het midden het

beeld van een oorlogsheld uit lang vervlogen tijden. In elke eta-

lage werden ons beloftes gedaan: een vers geslacht lam bungelend

aan een haak in de slagersetalage, een mand vol donkerrode bie-

Page 41: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

40

ten en een ton met uien in die van de groenteman, de lege stoel en

de glimmende schaar van de kapper, de apotheek van de genezer

vol bruinglazen flessen met handgeschreven etiketten, de gouden

kettingen van de juwelier, om een zwartfluwelen hals gewonden.

We zagen het vliegtuig verdwijnen in het grijs en weer te-

rugkomen, de nadering deed onze aderen beven. Ik volgde het

met mijn ogen toen het de bergen aan de overkant van de rivier

over vloog. Toen werden mijn oren doorboord door een geweldige

dreun die de tijd deed stilstaan, en de krakende stilte die erop

volgde. De herinnering aan dat geluid cirkelde om ons heen ter-

wijl het vliegtuig oplichtte en in de wolken verdween.

Nerveus wachtten we tot alles om ons heen in vlammen op

zou gaan. Tot de aardkorst uiteen zou spatten. Tot het vliegtuig

zou terugkomen en een eind op ons schiereiland zou laten vallen.

De lucht klaarde niet op om ons te laten zien of er rook opsteeg

van achter de bergen. De regen doofde alle vuren. Stilte sloeg met

een vadsige hand al mijn vragen weg.

Er begonnen mensen te schreeuwen. De elf kinderen van de

bankier riepen allemaal vragen naar elkaar, naar hun moeder,

die wakker was maar niet van haar stoel kwam. Het woord oorlog

borrelde als belletjes op uit mijn vaders mond. Gevolgd door het

woord dood. Er werd om vergeving gesmeekt. De hemel werd afge-

ranseld met verontschuldigingen en de aarde werd afgeranseld

met regen. Ik dacht aan alles wat iemand van bovenaf kon laten

vallen: varkens, houtblokken, bakstenen. Een brief waarin stond:

Jullie zijn dood. Ik kende het woord bom, maar ik had er nooit een

zien ontploffen. Mijn moeder hield zich stil, afgezien van haar

vingers die de mijne stevig omklemden. Mijn hand paste helemaal

in de hare, als een zaadje. Het moest dezelfde hemel zijn als daar-

voor, maar ze leek volslagen leeg, het licht gedoofd.

De barrière tussen de keuken en de zitkamer viel weg. Man-

nen en vrouwen vermengden zich, echtelieden hielden elkaar

vast. Kinderen probeerden zich in de omhelzing te wringen.

Page 42: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

41

De rivier zwol, de regen stortte neer, en het geluid van al dat

water overstemde onze woorden. We verstonden dief als iemand

lief zei. We verstonden laat in plaats van kwaad en brood in plaats

van God. We leken een stuurloze storm, onszelf striemend totdat

we er duizelig van werden.

Het had geen zin om te gissen hoe veel minuten of dagen het

zou duren voor onze hemel opnieuw door een propeller aan gol-

vende blauwe flarden zou worden gereten. We kregen het gevoel,

aanvankelijk in onze voeten, toen in onze benen (die wortelloze

stronken), in onze klotsende ingewanden en schreeuwende harten,

dat we op dit eiland werden achtergelaten. Het zinkende eiland.

Waarom vluchtten we niet stroomafwaarts, samen met al het re-

genwater? Waarom stonden we hier, roerloos als vlaggen die in de

grond waren gestoken, als alles wat ontsnappen kon, ontsnapte?

De genezer ging op de grond zitten. Hij sloeg het boek weer

open en begon met luide, vaste stem verder te lezen.

God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermas-

sa’s van elkaar scheidt.’ God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf

komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de sterrenbeelden

en de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren.’

De stem van de genezer werd schor en hij begon te hoesten. Ik

begreep niet waar de tranen vandaan kwamen die over zijn wan-

gen stroomden. Mijn vader gaf hem een versleten zakdoek, en de

genezer veegde zijn gezicht af.

Ik deed de deur dicht en liep naar de drempel tussen de keu-

ken en de zitkamer. ‘Blijf alstublieft voorlezen,’ zei ik. Hij perste

de woorden uit zijn keel.

En God schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waar-

van het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God

zag dat het goed was.

Page 43: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

42

Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en

Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven:

zoals Hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten.

Mijn vader bekeek me aandachtig. Zijn bruine ogen waren grijs

in het licht. Zijn baard was warrig en zag er haveloos uit, zijn

handen waren kort en stevig. We stonden allemaal roerloos. We

keken naar de bergen waar nog steeds geen rook opsteeg, waar de

zilveren vliegmachine niet naar ons omkeerde. De explosie leek al

een droom, onbeduidend en onmogelijk.

Het graan liet zich onderdanig tegen de grond blazen. De he-

mel werd compact, in de populieren sloeg blad tegen blad. Het

bleef maar regenen en wij bleven maar kijken hoe hij neerdaalde.

De schuimend witte rivier gooide al haar stenen door elkaar.

Maar een damp steeg uit de aarde op en bevochtigde heel de aardbodem.

Na uren te hebben gewacht tot het vliegtuig terugkwam, toen de

regen was bedaard tot een zachte nevel onder de handpalm van

een koele, roze hemel, klonk onze rivier weer als onze rivier en

slopen we naar buiten om te zien hoe de wereld eruitzag nu hij

begon af te kalven. De lucht was doordrenkt met de geur van door-

weekte schapen. Onze voeten bleven steken in de modder, onze

kleren bleven haken achter afgewaaide takken. We stonden in het

door de wind gekamde graan boven de rivier. De bergen waar de

explosie had plaatsgevonden zagen er niet anders uit dan anders.

De lucht was de lucht, onafzienbaar en tintelend van licht.

Op de rivieroevers wemelde het van de kronkelende vissen.

Aangespoeld en angstig krulden ze zich als vraagtekens omhoog.

‘Iets om te redden,’ zei ik dankbaar, en ik begon de vissen in mijn

rok te verzamelen. Ik liep voorzichtig door de diepe, glibberige

modder; mijn witte benen werden langzaam bruin en mijn sok-

ken zakten af, totdat ik de glanzende, zilveren inhoud van mijn

Page 44: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

43

buidel in één keer bevrijdde. Terug in het water kronkelden de vis-

sen hun staart en verdwenen. Iedereen begon mee te doen, vulde

jurken en broekzakken en armen vol gladde, kronkelende vissen.

De vissen, sterker dan ze eruitzagen, zwommen onze handen uit

en maakten ons aan het lachen. We zaten ze achterna, zeiden: ‘We

doen jullie niks. We proberen jullie naar huis te brengen.’

Door ons werk begonnen de oevers steeds minder te glinsteren

van de forellenjuwelen, maar nu de rivier zich terugtrok, bracht

ze ons andere schatten. Ik raapte de tuit van een theepot op, vol

met slib. De voorste helft van een piano grijnsde zijn weggeslagen

tanden bloot. De slager vond een wollen herenhoed met een lint

eromheen. Uit de modder haalden we twee kommen tevoorschijn,

een sieradenkistje vol modder, een pop zonder benen, een viltige

trui, een paar houtblokken, een handgetekende kaart van de zo-

merconstellaties, gevlekt maar leesbaar, en een vrouw. Een vrouw

– met haren, tanden, voeten, vingers en al. En ze leefde.

Page 45: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

44

Ramona Ausubel, Er is hier niemand, behalve wij allemaal

tHEMAtiEK

Samen met de bommen die de vooravond van de Tweede We-

reldoorlog inluiden, spoelt een vrouw het dorp van de elfja-

rige Lena binnen. De vreemde stelt de dorpelingen het on-

waarschijnlijke voor: ‘We beginnen opnieuw.’ Niet zoals hun

joodse voorouders die, toen ze vervolgd werden, hun koffers

en hun kinderen oppakten en naar een ander land, een an-

dere taal vertrokken, maar – zoals de kleine Lena instinctief

aanvult – zo ‘...dat morgen ooit de eerste dag van de wereld

was.’ Opnieuw beginnen, kán dat eigenlijk wel? Is dat iets

wat je zelf in de hand hebt? Dat zijn enkele van de belangrijk-

ste vragen die in deze roman worden gesteld.

De bewoners van het afgelegen dorp besluiten te breken met

de (oude) werkelijkheid, de buitenwereld te ontkennen en

met hun eigen scheppingsverhaal te komen. Ze schrijven

hun eigen geschiedenis en dus hun eigen toekomst, en pro-

beren zo te ontsnappen aan hun lot. Dat lijkt eenvoudiger

gezegd dan gedaan. Ze wegen alles af: wat weten we nog wél

en wat niet meer in die nieuwe wereld? Welke wetten, welke

tijd en lengtematen tellen daar? Mag de typemachine wel?

De juwelier verstopt zijn radio. Het ‘Comité voor Wat we heb-

ben’ telt huizen, kinderen, nepstenen, spades, verliefdheden

en uitgebleven verontschuldigingen.

Kleine Lena groeit op in de verkeerde versnelling, als het

kind van een stel dat in de nieuwe wereld recht meent te

hebben op eigen geluk. De deur van haar eerste ouders gaat

op slot; de keerzijde van opnieuw beginnen. Lena bloeit bij

haar nieuwe ouders in razend tempo op tot een jonge vrouw

en speelt het spel van haar nieuwe ouders schoorvoetend

Page 46: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

45

mee. ‘Help,’ zegt ze tegen de vreemde, ‘is dit echt? Ben ik me-

zelf nog?’ Is ze weggegeven als een geschenk of een offer? De

vreemde, die de dorpswensen nu inventariseert vanuit een

schuur, biedt troost: ‘Alles blijft waar. Jij bent jezelf, hoeveel

je ook moet veranderen.’

Langzaamaan overtuigen de bewoners zichzelf van hun nieu-

we bestaan en vinden rust in hun zelfgeschapen wereld. Van

de oorlog hebben ze niets meer gemerkt. Lena is zwanger

van haar tweede als de werkelijkheid het dorp binnenstormt

en haar man van haar afneemt. Ze verlaat het dorp en trekt

met haar kinderen de wereld in, die gruwelijk blijkt te zijn.

De fabel die het dorp van zichzelf heeft gemaakt, wordt aan

stukken geslagen. De grens tussen verbeelding en werkelijk-

heid weer uit elkaar getrokken.

Het vreemd-zijn keert in alle vormen terug in dit boek. De jo-

den zijn altijd als vreemden beschouwd, het is inherent aan

hun geschiedenis. De vreemde is in de roman de instigator

van een nieuw bestaan. Lena zelf komt als vreemd kind te-

recht in een nieuw gezin en wordt later de vreemde van de

Russische boer en zijn vrouw. Ze komt als vreemde in Ame-

rika terecht, waar ze uiteindelijk het vreemd-zijn, weliswaar

samen met anderen, omarmt.

‘De waarheid ligt in het vertellen,’ schrijft Lena aan haar

dochter. Het verhaal is dat van haar ouders, dorpsgenoten,

haar zoons, haar volk. Ze vertelt het om te bestaan en niet

te vergeten en beseft dat haar dochter het verhaal anders

zal vertellen. Dat vertellen op zich is belangrijker dan wát er

wordt verteld, want er blijft hoe dan ook een essentie van de

waarheid achter in het nieuwe verhaal.

Page 47: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

46

GESpREKSVRAGEn

1 Zouden de dorpelingen hun nieuwe begin ook zonder

vreemde gemaakt hebben? Waarom helpt zij het dorp

beschermen tegen de buitenwereld? Hoe doet ze dat?

2 Opnieuw beginnen betekent ook opnieuw moeten defi-

niëren wie je bent. Waar ligt de grens tussen nauwkeu-

righeid en abstractie? Welke dingen zou u laten tellen

of meten om uzelf te definiëren?

3 Kayla’s alles overweldigende kinderwens domineert de

levens van anderen. Wat zijn de motieven van Hersh om

zo ver mee te gaan in de grillen van Kayla? En die van

Lena en haar ouders?

4 Het concert dat Lena moet geven pakt anders uit dan

haar ouders hadden verwacht. Wat gebeurt er eigenlijk?

5 De vreemde heeft het misschien nog wel het zwaarst

met het accepteren van haar nieuwe wereld. Waarom?

Helpen de verontschuldigingen van de dorpelingen?

Page 48: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

47

6 De dorpsbewoners gaan op verschillende manieren om

met hun nieuwe wereld. Houden ze zichzelf voor de gek

of zijn er momenten dat de verbeelding de werkelijk-

heid voorbijstreeft?

7 De narcoleptische Igor is moe van ‘het simpele feit dat

hij zichzelf had doorgegeven aan iemand anders’. Hij

zegt: ‘Volgens mij ben ik op de wereld om niets te doen.’

Wat is volgens u zijn taak in het verhaal?

8 Wat doet de juwelier en de vreemde besluiten de oude

wereld toch weer toe te laten? Waarom was de vooraan-

kondiging een beslissend moment?

9 Juist Igors gevangenschap blijkt zijn redding. Dat iets

slechts iets goeds kan voortbrengen, blijkt ook uit zijn

vriendschap met Francesco de eenzame bewaker. Uit

welke voorbeelden blijkt deze ironie nog meer?

10 Er valt een hoop te vergeven in het boek. Wie vergeeft

Lena en waarom? Vergeeft ze Kayla? Vergeeft ze de Rus-

sische boer? Wie zou u nooit vergeven?

Page 49: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

48

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

48

Page 50: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

49

KARin OVERMARS

Villa Betty

Villa Betty is een zinderende roman van Nederlandse bodem.

Het is een spannend verhaal over familieliefde, verraad,

geld, status en het verlangen naar meer . Een buitenstaander

komt terecht in de besloten wereld van een gefortuneerde

familie die leeft voor de buitenwereld - tot die buitenwereld

te dichtbij komt en de façade instort.

Karin Overmars studeerde Frans en werkt als journalist en

literair recensent voor o.a. Het Parool. Eerder schreef zij de

romans Vermoorde onschuld (1997) en Nadine (2007).

Over Nadine:

‘Geestig en ontroerend tegelijk.’ dE tELEGR A AF

‘Het verhaal lijkt in eerste instantie op een soap, maar snijdt

diepgaande thema’s aan.’ Mind MAGAzinE

‘De schrijftrant [is] overrompelend en amusant, zeker naar

het slagvaardige eindspel toe.’ nbd bibLiOn

Over Vermoorde onschuld:

‘Een parel onder de adolescentenromans (...) Een sterk de-

buut.’ ELSbEtH Ett y, nRc HAndELSbL Ad

‘Karin Overmars kan goed schrijven en heeft een gemeen

soort humor waarbij ik me op mijn gemak voel.’ HEnK SpA An, ALGEMEEn dAGbL Ad

Page 51: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

50

KARin OVERMARS

Villa Betty

Wanneer ik terugdenk aan mijn tijd in Villa Betty, en dat doe ik

vaak, kom ik altijd uit bij dit moment. Voor mijn gevoel was ik

die avond, waarop Adèle en ik het ommetje maakten, voor het

laatst mezelf. Met ‘mezelf’ bedoel ik degene die ik daarvoor dacht

te zijn – degene die onlangs haar moeder had verloren, maar die

gebeurtenis had, hoe verdrietig ook, mijn wezen niet aangetast. Ik

was gewoon mezelf gebleven. Mijn verdrietige zelf, mijn enigszins

verloren zelf of hoe je het ook wilt noemen, maar wat ik bedoel

is dat ik onder die nieuwe laag van emoties nog steeds dezelfde

persoon was. Degene die ik kende en die ik zeventien jaar lang

was geweest.

Villa Betty zou mij voorgoed veranderen in iemand anders.

Niet omdat ik me ten opzichte van de Beauforts beter – leuker,

intelligenter, beschaafder – voordeed dan ik was, al zal ik niet

ontkennen dat ik dat probeerde, maar wie zou dat niet hebben

gedaan? Ik kwam in een vreemde omgeving terecht; ik wilde er-

bij horen, deel uitmaken van hun clan. Het was een onschuldig

toneelspel, meer niet. Ook de manier waarop de Beauforts mij

behandelden had er weinig mee te maken. Het was de omgeving

die mij veranderde. Het was de onderstroom van alles wat om mij

heen gebeurde, van wat er gezegd werd of verzwegen, zonder dat

ik het in de gaten had.

Ik had niets in de gaten; ik wist niet waar ik op moest letten.

Dat is niet helemaal waar. Al tijdens mijn eerste ontmoeting

met de Beauforts, op het tuinfeest, was er een vreemd moment

geweest. Ik sloeg de familie van een afstandje gade. Ze stonden bij

elkaar op het bordes, gehuld in hun witte zomerkleren. Hoewel ze

op dat moment onbereikbaar ver weg leken, werd ik ook getroffen

door een onverklaarbaar gevoel van herkenning. Ik had deze men-

sen nooit eerder gezien, en toch wist ik wie ze waren. Ze hoorden

Page 52: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

51

bij mijn andere ‘ik’. Iedereen kent volgens mij wel het gevoel dat

er een compleet andere versie van jezelf zou kunnen bestaan, een

ideale ‘ik’ – een ‘ik’ die heel ergens anders thuishoort. Soms was

dat gevoel bij mij zo sterk dat ik ervan overtuigd was dat ik het

verkeerde leven leidde. Een leven dat bestemd was voor iemand

anders, maar dat mij door een misverstand in de schoot was ge-

worpen. Mijn dagdromen draaiden altijd om de vraag hoe dat an-

dere, parallelle leven eruit zou zien. Mijn echte leven.

In Villa Betty was dat echte leven eindelijk begonnen. Maar

tijd om stil te staan bij wat er om me heen gebeurde, was er niet.

Al het nieuwe en onbekende nam mijn concentratie volledig in

beslag; ik staarde me blind op de details. Daardoor bleef er in

mijn hoofd geen ruimte over om stil te staan bij wat er werkelijk

speelde – als er al iets speelde. Hoe leg ik dat uit? Wat onzichtbaar

is kun je niet zien. Wat onhoorbaar is kun je niet horen. Toch hing

er vanaf het begin iets duisters in de lucht, iets wat mij fascineer-

de en beangstigde, of eigenlijk kan ik beter zeggen: wat ik op een

onbewust niveau al wist. Natuurlijk had ik in de gaten dat ik in

de familie Beaufort een bijzondere positie innam; een positie die

voor een gewone buitenstaander niet was weggelegd. Ik was geen

gewone buitenstaander, en Otto, de hartsvriend van Pierre, was

dat evenmin. Maar niemand zei iets. Ook Pierre niet. Dat maakte

me onzeker. En toen ik eenmaal meedraaide in Villa Betty en mijn

aanwezigheid zo vanzelfsprekend leek, was het te laat om nog iets

te zeggen. Het was zelfs te laat om nog iets te denken. Ik dacht er

niet meer over na. En uiteindelijk vergat ik het.

Het klinkt als een gemakkelijk excuus. Toch is dat, hoe frustre-

rend ook, het enige dat ik er achteraf over kan zeggen.

Page 53: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

52

Karin Overmars, Villa Betty

tHEMAtiEK

Villa Betty is verteld vanuit het perspectief van Merel, een

zeventienjarig meisje dat er na de dood van haar moeder al-

leen voor komt te staan en zichzelf opnieuw moet uitvinden.

Toen haar moeder nog leefde leidden ze samen een onopval-

lend, niet al te gelukkig leven in een troosteloze buitenwijk.

Haar jeugdjaren worden gekenmerkt door eenzaamheid en

vervreemding. Merel groeit daardoor op tot een gesloten

jonge vrouw, die nergens echt bij hoort. In schril contrast

met haar eigen leven staat dat van de familie Beaufort, een

onvoorstelbaar rijke familie die in het enorme landhuis Villa

Betty woont en voor wie Merels moeder in het verleden als

au pair heeft gewerkt. Hoewel haar moeder met een menge-

ling van weerzin en afgunst over de Beauforts praat, is Merel

mateloos door hen gefascineerd. Ze vertegenwoordigen alles

wat voor haar onbereikbaar is, en het feit dat ze door roddels

en mythen worden omgeven, maakt de Beauforts alleen nog

maar interessanter.

De vervreemding neemt nog verder toe wanneer Merels moe-

der onverwacht overlijdt. Merel beseft dat er nu niemand

meer voor haar is – haar vader heeft ze nooit gekend en an-

dere familie is er niet. Toch voelt ze in plaats van verdriet of

angst vooral berusting. Tot haar verbazing duikt er een voogd

op, een advocaat genaamd Otto Funnekotter, van wiens be-

staan ze niets wist. Bij gebrek aan alternatief trekt ze in op

zijn kantoor, als een soort inwonende secretaresse. Al snel

blijkt dat zijn enige opdrachtgevers de Beauforts zijn en dat

het kantoor een soort bizarre façade is. Maar van wat?

Gedreven door geldgebrek klopt het tweetal uiteindelijk aan

Page 54: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

53

bij de familie Beaufort, en de vrouw des huizes Adèle stemt

er met tegenzin in toe hen onderdak te bieden in Villa Betty.

Voor Merel breekt een verwarrende tijd aan: om de vertrouw-

de vervreemding en eenzaamheid van zich af te schudden,

moet ze haar oude identiteit achter zich laten en zich aan-

passen aan de normen en waarden van de Beauforts. Maar

niemand biedt haar de huisregels op een presenteerblaadje,

en ze bespeurt onder de oppervlakte een vijandigheid die

niets met haar gedrag te maken lijkt te hebben.

Pas wanneer ze erin slaagt de ongenaakbare, wispelturige

Olivia, een van de kinderen en leeftijdsgenoot van Merel,

voor zich te winnen, heeft ze het gevoel dat er deuren voor

haar opengaan die voorheen gesloten bleven. Hun vriend-

schap groeit steeds meer uit tot een intense wederzijdse

afhankelijkheid – want Olivia blijkt meer dan ze ooit zou

toegeven gebukt te gaan onder de spanningen en geheimen

van de uiterlijk zo gelukkige en welvarende familie. De domi-

nante moeder, de afwezige vader, de losgeslagen kinderen,

de excentrieke huisvrienden, allemaal spelen ze hun eigen

rol in een bestaan dat gaandeweg trekken krijgt van een tra-

gikomedie. Merel slaagt erin de geheimen achter de façade

te ontrafelen – maar dan is ze zelf allang onlosmakelijk deel

van het rollenspel gaan uitmaken en is vraagtekens plaatsen,

laat staan eruit stappen niet langer mogelijk.

Page 55: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

54

GESpREKSVR AGEn

1 Villa Betty draait om een familiegeheim, en om de ma-

nier waarop de familie Beaufort daarmee omgaat. Hoe

valt hun gedrag psychologisch te verklaren? En in wel-

ke opzichten is dat gedrag karakteristiek voor families

en hun geheimen?

2 Merel voelt zich als enig kind aangetrokken tot de

kleurrijke familie Beaufort. In welke zin verandert

haar visie in de loop van het verhaal en hoe komt dat?

3 Merel wordt in Villa Betty opgevoerd als de klassieke

buitenstaander. Hoe wordt dit thema in de roman uit-

gewerkt? Lukt het Merel uiteindelijk om haar plek bin-

nen de familie te veroveren en hoe realistisch is dat

streven?

4 Loes, de moeder van Merel, overlijdt al in het derde

hoofdstuk. Toch is zij van grote invloed op het verloop

van het verhaal. Waarom? Is haar stilzwijgen ten op-

zichte van Merel moreel te verdedigen, en zo ja: hoe?

5 Merel noemt het moment waarop haar vriendschap

met Olivia ontstaat een ‘keerpunt’. Wat verandert er

precies voor Merel? En voor Olivia? Wat zijn de ver-

schillen tussen de meisjes en in welk opzicht beïnvloe-

den ze elkaar?

Page 56: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

55

6 Adèle Beaufort wordt omschreven als een vrouw die

blind is voor wat er zich werkelijk afspeelt binnen

haar familie en haar huwelijk. Hoe valt haar gedrag te

verklaren? Op welke manier wordt haar houding beïn-

vloed door haar achtergrond?

7 Hoe zou je de relatie tussen Adèle en haar dochter Oli-

via omschrijven? In welke opzichten is hun relatie ty-

perend voor moeders en dochters?

8 Hoe zou Adèle werkelijk over Merel denken? Waarom

neemt zij Merel in huis en hoe probeert ze de situatie

naar haar hand te zetten? Lukt dat?

9 Pierre is ‘de grote afwezige’ in Villa Betty. Wat kun je

zeggen over zijn vaderrol? Is het begrijpelijk dat Merel

hem uiteindelijk niet als haar vader beschouwt, of zal

dit in de toekomst misschien nog veranderen?

10 Hoe zou je het huwelijk van Pierre en Adèle omschrij-

ven? Kun je verklaren waarom ze bij elkaar blijven? Is

Heidi een serieuze bedreiging voor hun huwelijk?

11 De huisgasten in Villa Betty worden door Pierre gene-

geerd. Welke rol spelen zij in het leven van Adèle, en

waarom heeft zij hen nodig?

Page 57: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

56

12 Merels afkomst wordt binnen de familie Beaufort

doodgezwegen, en zelf begint ze er ook niet over: ‘Toen

ik eenmaal meedraaide in Villa Betty en mijn aanwe-

zigheid zo vanzelfsprekend leek, was het te laat om

nog iets te zeggen. Het was zelfs te laat om nog iets

te denken.’ Hoe wordt dit psychologische mechanisme

in de roman uitgewerkt? En is dit een geloofwaardige

gang van zaken?

13 De vriendschap tussen Otto en Merel bekoelt in de loop

van het verhaal. Op welk moment kreeg je in de gaten

dat Otto een verborgen agenda had? Wat voor man is

Otto?

14 Was de ontknoping een verrassing of zag je al aanko-

men dat Merel in opstand zou komen? Op welk mo-

ment verandert er iets in Merels gedrag? En wanneer

besluit ze daadwerkelijk actie te ondernemen?

15 Na het schandaal zegt Merel: ‘De familie Beaufort be-

stond niet meer, en het was maar de vraag of die ooit

werkelijk bestaan had.’ In hoeverre ben je het daar-

mee eens? Duurt eerlijkheid ook binnen families het

langst, of kunnen sommige zaken misschien beter on-

uitgesproken blijven?

Page 58: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

57

16 Merel is de vertelster van het verhaal en daarom ligt

het voor de hand dat de lezer zich met haar identifi-

ceert. Waren er andere personages in wie je iets her-

kende?

17 In het laatste hoofdstuk wordt een ‘happy end’ gesug-

gereerd. Is het wel zo happy? Zo ja: voor wie? En hoe zal

het de personages na de laatste pagina vergaan?

Page 59: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

58

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

58

Page 60: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

59

JAViER MARíAS

De verliefden

María Dolz, een jonge redacteur, is gefascineerd door het echt-

paar dat ze elke ochtend tegenkomt in het café waar ze ont-

bijt. Miguel en Luisa hebben hartstochtelijke conversaties en

stralen geluk uit. Maar dan komen ze van de ene op de andere

dag niet meer in het café. Het blijkt dat Miguel is overleden

nadat hij op straat is neergestoken. Als Luisa maanden later

weer opduikt, raken de twee vrouwen bevriend en leert María

ook Luisa’s huisvriend Javier kennen, met wie ze een innige

relatie opbouwt. Maar na verloop van tijd begint ze zich af te

vragen of Javier wel te vertrouwen is. Haar hevige verliefdheid

maakt plaats voor onberedeneerde angst, en ze vermoedt

zelfs dat hij een rol speelde in de dood van zijn vriend Miguel.

De verliefden is een onthutsende roman over de nasleep van

onze daden, de onmogelijkheid om de waarheid te achterha-

len en de keerzijde van verliefdheid.

Javier Marías (Spanje, 1951) wordt steeds vaker genoemd als

kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur. Zijn werk is

in veertig talen vertaald. Bij Meulenhoff verschenen onder

meer Een man van gevoel, Aller zielen, Een hart zo blank, Denk mor-

gen op het slagveld aan mij, De zwarte rug van de tijd, de trilogie

Jouw gezicht morgen en De verliefden.

De pers over De verliefden:

‘Een zinderend magistrale roman.’ www.nu.nL

‘Steeds vaker wordt Javier Marías genoemd als kanshebber

voor de Nobelprijs. Terecht.’ nRc HAndELSbL Ad

Page 61: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

60

JAViER MARíAS

De verliefden

De laatste keer dat ik Miguel Desvern of Deverne zag was ook de

laatste keer dat hij gezien werd door zijn vrouw, Luisa, wat toch wel

vreemd en misschien onrechtvaardig was, aangezien zíj zijn vrouw

was en ik daarentegen een onbekende die nog nooit een woord met

hem had gewisseld. Zelfs zijn naam kende ik niet, die kwam ik pas te

weten toen het al te laat was, toen hij op een foto in de krant stond,

neergestoken en half uitgekleed en op het punt te veranderen in een

dode, als hij dat al niet was voor zijn eigen afwezige bewustzijn dat

nooit meer zou terugkeren; het laatste wat hij moet hebben beseft

was dat men hem per vergissing en zonder reden met een mes te

lijf ging, dat wil zeggen stompzinnig, en dat er bovendien niet één

maar meerdere keren werd gestoken, genadeloos, om hem daar ter

plekke van de aardbodem te laten verdwijnen en zonder pardon naar

de andere wereld te helpen. Te laat voor wat, vraag ik me af. Eerlijk

gezegd weet ik het niet. Pas als iemand doodgaat denken we dat het

te laat is voor wat dan ook, voor alles – vooral om op hem te wachten

– en schrijven we hem zonder meer af. Dat doen we eveneens met

familieleden, ook al kost het ons veel meer moeite en treuren we om

hen en blijft hun beeld in ons hoofd zitten als we op straat en door

ons huis lopen, en geloven we lange tijd dat we er niet aan zullen

wennen. Maar vanaf het begin weten we – vanaf het moment dat ze

doodgaan – dat we niet meer op hen hoeven te rekenen, zelfs niet

voor het alleronbeduidendste, voor een alledaags telefoontje of een

domme vraag (‘Heb ik de autosleuteltjes daar laten liggen?’, ‘Hoe laat

zijn de kinderen vandaag weggegaan?’), voor niets. Niets is niets. Ei-

genlijk is het onbegrijpelijk, want het impliceert dat we zekerheden

hebben, wat niet strookt met onze aard: de zekerheid dat iemand

niet meer zal komen, niets meer zal zeggen, nooit meer een stap zal

zetten – noch om dichterbij te komen noch om zich te verwijderen

–, ons niet meer zal aankijken, zijn blik niet meer zal afwenden. Ik

Page 62: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

61

weet niet hoe we het kunnen verdragen en evenmin hoe we erbo-

venop komen. Ik weet niet hoe we het af en toe helemaal kunnen

vergeten, als de tijd al is verstreken en ons heeft verwijderd van de-

genen die stil zijn blijven staan. Maar ik had hem vele ochtenden

gezien en horen praten en lachen, bijna elke ochtend gedurende een

aantal jaren, op een vroeg maar niet al te vroeg uur, eigenlijk kwam

ik meestal iets te laat op mijn werk om in de gelegenheid te zijn een

tijdje tegelijk aanwezig te zijn met dat paar, niet met hem – laat daar

geen misverstand over bestaan – maar met hen beiden, het waren zij

beiden die me geruststelden en een aangenaam gevoel gaven voordat

ik aan mijn werkdag begon. Ze werden bijna een noodzaak. Nee, dat

is niet het juiste woord voor iets wat ons genoegen en kalmte ver-

schaft. Misschien een voorteken, hoewel ook dat niet, want het was

niet zo dat ik geloofde dat het me slecht zou vergaan op de dag dat

ik niet samen met hen ontbeet, ik bedoel op afstand; alleen begon ik

die in een minder goede bui of was ik minder optimistisch zonder de

aanblik die ze me dagelijks boden, en dat was die van een ordelijke

of zo men wil harmonieuze wereld. Of nou ja, die van een miniem

fragment van de wereld dat slechts door heel weinigen werd aan-

schouwd, zoals dat het geval is met elk fragment of met elk leven,

zelfs dat van hen die het meest in de schijnwerpers staan. Ik vond

het niet prettig mezelf urenlang op te sluiten zonder hen te hebben

gezien en geobserveerd, niet tersluiks maar discreet, het laatste wat

ik zou hebben gewild was hen te storen of er de oorzaak van te zijn

dat ze zich niet op hun gemak voelden. Hen verjagen zou onvergeef-

lijk zijn geweest en bovendien zou ik mezelf erdoor benadelen. Het

deed me goed dezelfde lucht in te ademen als zij, of deel uit te ma-

ken van hun ochtendlandschap – een onopgemerkt deel – voordat ze

afscheid namen tot vermoedelijk de volgende maaltijd, die op veel

dagen misschien al het avondeten was. Die laatste dag dat zijn vrouw

en ik hem zagen, konden ze het avondeten niet meer samen gebrui-

ken. Zelfs de lunch niet. Twintig minuten heeft zij in een restaurant

op hem zitten wachten, verwonderd maar zonder angst, totdat haar

Page 63: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

62

telefoontje ging en haar wereld instortte en ze nooit meer op hem

zou wachten.

Vanaf de eerste dag viel het me op dat het om een echtpaar ging,

hij tegen de vijftig en zij een aantal jaren jonger, waarschijnlijk nog

geen veertig. Het leukste aan hen was dat je kon zien dat ze het sa-

men zo naar hun zin hadden. Op een tijdstip waarop bijna niemand

ergens voor in de stemming is, en al helemaal niet om te lachen en

geintjes te maken, praatten zij honderduit, amuseerden en stimu-

leerden elkaar, alsof ze elkaar net hadden ontmoet of zelfs hadden

leren kennen, niet alsof ze samen van huis waren gegaan, de kinde-

ren naar school hadden gebracht, zich tegelijkertijd hadden opge-

knapt – misschien in dezelfde badkamer –, wakker waren geworden

in hetzelfde bed, en alsof het eerste wat ieder van hen gezien had de

vanzelfsprekende aanwezigheid van de ander was, en dat dag in dag

uit gedurende heel wat jaartjes, want hun kinderen, die een paar

keer met hen meekwamen, moeten ongeveer acht en vier jaar zijn

geweest, een meisje en een jongetje, dat sprekend op zijn vader leek.

De elegantie waarmee de laatste zich kleedde was een tikkeltje ou-

derwets, maar zeker niet belachelijk of anachronistisch. Ik bedoel

dat hij altijd goed gekleed ging, bij elkaar passende kleren droeg,

maatoverhemden, dure, eenvoudige stropdassen, een lefdoekje dat

uit het borstzakje van zijn colbert stak, manchetknopen en ge-

poetste zwarte veterschoenen – of suède schoenen, aan het einde

van de lente, als hij lichte pakken droeg – en dat zijn handen waren

gemanicuurd. Ondanks dit alles maakte hij niet de indruk van een

opschepperige manager of een patser. Hij leek eerder een man wiens

opvoeding hem niet toestond anders gekleed de straat op te gaan,

althans niet op een werkdag; bij hem was het iets vanzelfsprekends,

alsof zijn vader hem had geleerd dat dat zo hoorde, vanaf een be-

paalde leeftijd, onafhankelijk van de modes, die al verouderd zijn

als ze ontstaan, en van de sjofele huidige tijden, waar hij zich niets

van hoefde aan te trekken. Hij was zo klassiek dat ik nooit ook maar

Page 64: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

63

één extravagant detail aan hem ontdekte; hij wilde niet origineel

zijn, hoewel hij dat uiteindelijk toch een beetje werd in dat café

waar ik hem altijd zag, en zelfs in onze nonchalante stad. Het ef-

fect van ongekunsteldheid werd nog versterkt door zijn karakter, dat

onmiskenbaar hartelijk en vrolijk was, maar niet joviaal (dat was hij

bijvoorbeeld niet tegenover de obers die hij met u aansprak en

op een ongebruikelijk vriendelijke manier behandelde, zonder

familiair te worden); eigenlijk was het zijn frequente, bijna al te

luidruchtige lach die een beetje opviel, maar in geen enkel geval

aanstootgevend was.

Hij kon lachen en deed dat hard, maar op een eerlijke, sympathieke

manier, nooit alsof hij vleide of een toegeeflijke houding aannam,

eerder alsof hij altijd reageerde op dingen die hij echt leuk vond, en

dat waren er veel, een genereus mens, bereid om de komische kant

van situaties te zien en grappen te waarderen, althans verbale. Mis-

schien was het zijn vrouw die hij zo amusant vond, in haar geheel, er

zijn mensen die ons aan het lachen maken ook al nemen ze zich dat

niet voor, dat lukt hun vooral doordat ze ons opvrolijken met hun

aanwezigheid, en dan is een kleinigheid voldoende om ons te laten

lachen, we hoeven hen alleen maar te zien, in hun gezelschap te ver-

toeven en naar hen te luisteren, ook al zeggen ze niets bijzonders of

is hun verhaal zelfs met opzet een aaneenschakeling van nonsens en

gekkigheden, die we desondanks allemaal leuk vinden. Zo leken zij

voor elkaar te zijn; en hoewel het duidelijk een getrouwd stel was,

betrapte ik hen nooit op een zoetig, aanstellerig of zelfs bestudeerd

gebaar, zoals je ziet bij sommige paren die al jaren samenwonen en

zo nodig moeten laten zien hoe verliefd ze nog zijn, alsof dat een

verdienste is die hen waardevoller maakt of een versiersel dat hen

verfraait. Het was veeleer alsof ze elkaar wilden plezieren en sympa-

thiek vinden dan dat het hofmakerij betrof; of alsof ze al voor hun

huwelijk, of zelfs voordat ze een paar vormden, zo veel waardering

en genegenheid voor elkaar voelden dat ze onder elke willekeurige

omstandigheid elkaar spontaan zouden hebben gekozen – niet uit

Page 65: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

64

echtelijke plicht, noch uit gemakzucht of gewoonte en zelfs niet uit

trouw – als partner of metgezel, vriend, gesprekspartner of mede-

plichtige, in de overtuiging dat alles, wat er ook mocht gebeuren of

zich voordoen, wat er ook verteld of aangehoord moest worden, al-

tijd minder interessant of amusant zou zijn met een derde. Zonder

haar in het geval van hem, zonder hem in het geval van haar. Er was

kameraadschap, en bovenal overtuiging.

Miguel Desvern of Deverne had prettige gelaatstrekken die iets char-

mant mannelijks uitstraalden, wat hem van een afstand aantrek-

kelijk maakte en me ertoe bracht te veronderstellen dat hij in de

omgang onweerstaanbaar was. Waarschijnlijk trok hij eerder mijn

aandacht dan Luisa, of was híj het die me dwong ook op haar te let-

ten, aangezien ik haar weliswaar vaak zag zonder haar man – die

verliet het café eerder en zij bleef bijna altijd nog even zitten, soms

terwijl ze in haar eentje een sigaret rookte, soms met een of twee col-

lega’s of moeders van de school of vriendinnen, die zich een enkele

keer op het laatst bij hen voegden, als hij al op het punt stond om

afscheid te nemen – maar hem nooit heb gezien zonder zijn vrouw.

Voor mij bestaat het beeld van hem in zijn eentje niet, alleen dat van

hen samen (dat was een van de redenen waarom ik hem in het begin

niet herkende in de krant, dat Luisa niet bij hem was). Maar onmid-

dellijk begon ik me voor hen beiden te interesseren, als dat het juiste

werkwoord is.

Desvern had kort, dik en erg donker haar, alleen grijzend aan de sla-

pen, waar het er een beetje kroeziger uitzag (misschien zouden er,

als hij zijn bakkebaarden had laten staan, een paar ongepaste pijpen-

krullen zijn verschenen). Zijn blik was kalm en toch levendig en vro-

lijk, met een sprankje naïviteit of kinderlijkheid als hij luisterde, de

blik van iemand die het leven gewoonlijk amusant vindt, of die niet

bereid is het te laten verstrijken zonder te genieten van de duizend

grappige aspecten die het behelst, zelfs te midden van moeilijkheden

en tegenspoed.

Page 66: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

65

Weliswaar had hij daar waarschijnlijk erg weinig last van gehad, ver-

geleken met wat de mensen doorgaans overkomt, en dat moest ertoe

hebben bijgedragen dat zijn ogen zo argeloos en glimlachend waren

gebleven. Ze waren grijs en leken alles op te nemen alsof het nieuw

was, zelfs wat zich dagelijks onbetekenend herhaalde, dat café aan

het hooggelegen deel van de Príncipe de Vergara met zijn obers en

mijn zwijgende persoontje.

Hij had een kuiltje in zijn kin en dat deed me denken aan een dia-

loog uit een film waarin een actrice aan Robert Mitchum of Gary

Grant of Kirk Douglas – dat herinner ik me niet – vraagt hoe hij het

klaarspeelt om zich daar te scheren, terwijl ze het met haar wijs-

vinger aanraakt. Ik had elke morgen zin om van mijn tafeltje op te

staan, naar Deverne toe te lopen, hem hetzelfde te vragen en op mijn

beurt het zijne met mijn duim of wijsvinger aan te raken, vluchtig.

Hij was altijd heel goed geschoren, inclusief het kuiltje.

Zij letten veel minder op mij, oneindig veel minder dan ik op hen.

Ze bestelden hun ontbijt aan de bar en zodra dat geserveerd was na-

men ze het mee naar een tafel voor het grote raam aan de straatkant,

terwijl ik aan een tafel verder achterin plaatsnam. In de lente en de

zomer gingen we allemaal op het terras zitten en gaven de obers

de consumpties aan ons door via een open raam ter hoogte van de

bar, wat heen en weer geloop met zich meebracht en meer visueel

contact, het enige wat er was. Zowel Desvern als Luisa wisselde wel

eens een blik met mij, louter uit nieuwsgierigheid, zonder opzet en

zonder die lang aan te houden. Hij keek nooit naar me op een insinu-

erende, bestraffende of arrogante manier, dat zou een teleurstelling

zijn geweest, en zij gaf evenmin ooit blijk van wantrouwen, superi-

oriteit of afstandelijkheid, dat zou ik vervelend hebben gevonden.

Het waren zij beiden die bij me in de smaak vielen, zij samen. Ik

observeerde hen niet met afgunst, dat was het zeker niet, eerder

met opluchting omdat ik vaststelde dat er in het echte leven iets kon

bestaan wat mijns inziens een perfect paar moest zijn. En dit laat-

ste werd nog versterkt door de mate waarin het uiterlijk van Luisa

Page 67: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

66

niet paste bij dat van Deverne, wat betreft stijl en kleding. Naast een

man die er zo verzorgd uitzag als hij, zou je een vrouw hebben ver-

wacht die net zo klassiek en elegant gekleed ging, hoewel dat a priori

geen vereiste was, een vrouw die meestal een rok en hooggehakte

schoenen droeg, kleren van Céline bijvoorbeeld, en oorhangers en

armbanden die opvallend waren maar van goede smaak getuigden.

Daarentegen wisselde zij een sportieve stijl af met een andere waar-

van ik niet weet of ik die gedurfd of nonchalant moet noemen, in elk

geval zonder frutsels en fratsels. Ze was net zo lang als hij, had een

donkere huid, halflang kastanjebruin, bijna zwart haar, en maakte

zich heel bescheiden op. Als ze een broek droeg – vaak een spijker-

broek – combineerde ze die met een conventioneel jack en laarzen

of platte schoenen; bij een rok droeg ze schoenen met een halfhoge

hak zonder versiering, bijna dezelfde als die door veel vrouwen in

de jaren vijftig werden gedragen, of ’s zomers elegante sandalen die

een paar slanke voeten toonden die klein waren voor haar lengte.

Ik heb haar nooit met een juweel gezien en de tassen die ze droeg

waren schoudertassen. Ze zag er net zo sympathiek en vrolijk uit als

hij, hoewel haar lach minder welluidend was; maar even spontaan

en misschien warmer, met haar stralende gebit dat haar gezicht iets

kinderlijks gaf – ze moest sinds haar vierde jaar op dezelfde manier

hebben gelachen, zonder dat ze er iets aan kon doen –, of het waren

haar wangen, die rond werden. Het was alsof ze hadden afgesproken

samen even op adem te komen voordat ze allebei naar hun werk gin-

gen, na de ochtenddrukte van een gezin met kleine kinderen. Een

tijdje voor henzelf, om elkaar niet los te laten te midden van het

gejakker en nog even geanimeerd te praten, ik vroeg me af waar ze

het over hadden of wat ze elkaar vertelden – hoe kon het dat ze el-

kaar zo veel te vertellen hadden als ze samen naar bed gingen en

opstonden en elkaar waarschijnlijk op de hoogte hielden van hun

gedachten en wederwaardigheden –, van hun gesprek ving ik alleen

maar fragmenten of losse woorden op. Op een keer hoorde ik dat hij

haar ‘prinses’ noemde.

Page 68: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

67

Ik wenste hun bij wijze van spreken alle goeds van de wereld, zoals

je dat doet met de personages van een film of een roman voor wie je

van het begin af aan partij hebt gekozen, al weet je dat hun iets ergs

zal overkomen, dat er op een zeker moment iets mis zal gaan, omdat

er anders geen film of roman zou zijn.

In het echte leven hoefde dat echter niet zo te zijn en ik verwachtte

hen elke morgen te blijven zien zoals ze waren, niet op een dag te

hoeven ontdekken dat er een eenzijdige of wederzijdse vervreem-

ding was ontstaan en dat ze niet wisten wat ze moesten zeggen, er-

naar verlangden elkaar uit het oog te verliezen, met een gezicht dat

over en weer irritatie of onverschilligheid uitdrukte. Ze waren het

korte, simpele schouwspel dat me een goed humeur bezorgde voor-

dat ik de uitgeverij binnenging om de strijd aan te binden met mijn

megalomane baas en zijn lastige schrijvers. Als Luisa en Desvern een

paar dagen afwezig waren, miste ik hen en zag ik meer op tegen de

werkdag die voor me lag. In zekere zin had ik het gevoel dat ik bij hen

in het krijt stond, want zonder dat ze het wisten of wilden hielpen ze

me elke dag en stonden ze me toe te fantaseren over hun leven dat

me smetteloos toescheen, zozeer dat ik blij was niet te kunnen na-

gaan of uit te zoeken of dat zo was, en op die manier mijn tijdelijke

betovering niet te verbreken (het mijne vertoonde vele smetten en

eerlijk gezegd dacht ik niet meer aan hen tot de volgende morgen,

als ik in de bus het vroege opstaan vervloekte, dat me de das omdoet).

Ik zou hun graag iets dergelijks hebben geboden, maar dat zat er

niet in. Zij hadden waarschijnlijk niemand nodig, dus ook mij niet,

ik was vrijwel onzichtbaar, uitgewist door hun tevredenheid. Slechts

een paar keer had hij, toen hij wegging na Luisa de gebruikelijke kus

op haar mond te hebben gegeven – zij wachtte nooit zittend op die

kus, maar stond op om hem die terug te geven –, een vage hoofdbe-

weging naar mij gemaakt, bijna een buiging, nadat hij zijn hals had

uitgerekt en zijn hand half had opgestoken om de obers gedag te

zeggen, alsof ik een van hen was, maar dan vrouwelijk.

Zijn vrouw, die dat had opgemerkt, maakte een soortgelijk gebaar

Page 69: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

68

naar mij toen ik wegging – altijd later dan hij en eerder dan zij –

dezelfde beide keren dat haar man op die manier zijn respect had

betuigd. Maar toen ik met mijn nog lichtere buiging de hunne wilde

beantwoorden, had zowel hij als zij hun blik al afgewend en zagen ze

me niet. Zo snel waren ze, of zo voorzichtig.

Zolang ik hen zag wist ik niet wie ze waren of wat ze voor de kost de-

den, hoewel het ongetwijfeld om mensen met geld ging. Misschien

waren ze niet steenrijk maar wel bemiddeld.

Ik bedoel dat ze, als ze het eerste waren geweest, hun kinderen niet

zelf naar school hadden gebracht, zoals ik zeker wist dat ze deden

vóór hun pauze in het café, waarschijnlijk naar de Estiloschool die

heel dichtbij was, hoewel er in die wijk, El Viso, meerdere zijn, geves-

tigd in opgeknapte villa’s die vroeger ‘hotelitos’ werden genoemd,

ikzelf ging naar een kleuterschool in de calle Oquendo, daar niet

ver vandaan; ook zouden ze niet vrijwel dagelijks in dat buurtcafé

hebben ontbeten en tegen negen uur naar hun respectieve werk zijn

gegaan, hij iets eerder en zij een tijdje daarna, zoals bevestigd werd

door de obers toen ik naar hen informeerde, en ook door een collega

van de uitgeverij met wie ik later sprak over de macabere gebeurtenis

en die, hoewel ze hen net zo oppervlakkig kende als ik, erin geslaagd

was iets meer te weten te komen, ik veronderstel dat kletskousen en

achterdochtige mensen altijd een manier vinden om ergens achter

te komen, vooral als het negatief is of als er een ongeluk aan te pas

komt, ook al hebben ze er geen bliksem mee te maken.

Op een ochtend aan het eind van juni kwamen ze niet opdagen, wat

niets bijzonders was en wel vaker voorkwam, ik nam aan dat ze op

reis waren of het te druk hadden om de adempauze te nemen waar

ze blijkbaar zo van genoten. Daarna was ikzelf bijna een week afwe-

zig omdat mijn baas me naar een stompzinnige boekenbeurs in het

buitenland had gestuurd, hoofdzakelijk voor de public relations en

om me namens hem belachelijk te maken. Bij mijn terugkeer lieten

ze zich nog steeds niet zien, geen enkele dag, en dat maakte me on-

Page 70: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

69

gerust, niet zozeer voor hen als wel voor mezelf, omdat ik plotseling

mijn stimulans op de vroege ochtend kwijtraakte. Wat kan iemand

gemakkelijk verdwijnen, dacht ik. Hij hoeft maar van baan te veran-

deren of te verhuizen en je hoort niets meer van hem en ziet hem

nooit terug. Of zelfs maar andere werktijden te krijgen. Wat zijn

puur visuele banden toch breekbaar. Dat was de reden waarom ik me

afvroeg of ik niet eens een paar woorden met hen zou moeten wisse-

len, nadat ze me al zo lang en in een zo belangrijke mate hadden op-

gevrolijkt. Natuurlijk niet met de bedoeling hen lastig te vallen of de

korte tijd die ze in elkaars gezelschap verkeerden te verstoren of om-

gang buiten het café voor te stellen, natuurlijk niet, daar was geen

sprake van; ik wilde alleen maar uiting geven aan mijn gevoelens

van sympathie en mijn waardering, hun vanaf die dag goedemorgen

wensen en me daardoor verplicht voelen afscheid te nemen als ik het

was die op een dag wegging bij de uitgeverij en geen voet meer in die

buurt zou zetten, en hen een beetje te verplichten hetzelfde te doen

als zij het waren die werden overgeplaatst of hun gewoontes veran-

derden, zoals een winkelier uit de buurt ons pleegt te waarschuwen

dat hij zijn zaak gaat sluiten of verkopen, of zoals wijzelf bijna ieder-

een waarschuwen als we op het punt staan te verhuizen. Dat we ons

er op zijn minst bewust van zijn dat we mensen uit onze dagelijkse

omgeving niet meer zullen zien, ook al hebben we ze altijd van een

afstand of op een zakelijke manier gezien, vrijwel zonder op hun ge-

zicht te letten. Ja, iets dergelijks doet men gewoonlijk.

Dus vroeg ik het uiteindelijk aan de obers. Die antwoordden dat het

paar, voor zover zij hadden begrepen, al met vakantie was gegaan.

Dat leek me eerder een veronderstelling dan een feit. Het was een

beetje vroeg, maar er zijn mensen die de maand juli, als de hitte ver-

zengend is, liever niet in Madrid doorbrengen, of misschien konden

Luisa en Deverne het zich permitteren twee maanden weg te gaan,

ze leken rijk en vrij genoeg (wellicht hing hun salaris van henzelf af).

Hoewel ik het betreurde dat ik tot september niet zou beschikken

over mijn kleine stimulans in de vroege ochtend, stelde het me ook

Page 71: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

70

gerust te weten dat die er dan weer zou zijn en niet voorgoed van de

aardbodem was verdwenen.

Ik herinner me dat ik in die dagen een krantenkop was tegengeko-

men die ging over een Madrileense zakenman die door messteken

om het leven was gebracht en dat ik snel de pagina had omgeslagen,

zonder de hele tekst te lezen, juist vanwege de illustratie bij het be-

richt: de foto van een man die midden op straat op de grond lag, op

de rijweg, zonder colbert of stropdas of overhemd, of met het hemd

open en de slippen buiten de broek, terwijl de mensen van de samur*

probeerden hem te reanimeren, te redden, midden in een plas bloed

en dat witte overhemd doorweekt of besmeurd, of dat stelde ik me

voor toen mijn blik erop viel. Door de hoek waaruit die foto was ge-

nomen was zijn gezicht niet goed te zien en ik bleef er hoe dan ook

niet naar kijken, ik verafschuw die hedendaagse manie van de pers

om de lezer of de kijker de meest barbaarse beelden niet te bespa-

ren – of het zijn deze laatsten die erom vragen, al met al geschifte

types; maar niemand vraagt ooit meer dan wat hij al kent en wat

hem gegeven is –, alsof de beschrijving met woorden niet voldoen-

de zou zijn en zonder ook maar de minste tact ten aanzien van het

beestachtig behandelde individu, dat zich niet meer kan verdedigen

of beschermen tegen de blikken waaraan hij zich nooit zou hebben

blootgesteld als hij bij bewustzijn was geweest, zoals hij zich niet aan

onbekenden of bekenden zou hebben vertoond in badjas of in pyja-

ma omdat hij vond dat hij er dan onverzorgd uitzag. En hoe kan men

een dode of stervende man fotograferen, helemaal als er geweld aan

te pas is gekomen, het lijkt mij een schande en een totaal gebrek aan

respect voor degene die zojuist een slachtoffer of een lijk is geworden

– als je hem nog kunt zien is het alsof hij niet helemaal dood is of

niet helemaal tot het verleden behoort, en dan moet je hem de kans

geven echt te sterven en de tijd vaarwel te zeggen zonder publiek of

ongewenste toeschouwers –, ik ben niet bereid om deel te nemen

aan die gewoonte die ons wordt opgelegd, ik heb geen zin om te kij-

ken naar wat men ons opdringt of waarnaar men ons bijna dwingt

*Servicio de Asistencia Municipal de Urgencia y Rescate, gemeentelijke dienst voor het verlenen van hulp bij spoedgevallen en reddingsoperaties.

Page 72: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

71

te kijken, om mijn nieuwsgierige en ontzette ogen te voegen bij die

van honderdduizenden wier hoofden, terwijl ze observeren, met een

soort ingehouden fascinatie of ongetwijfeld met opluchting denken:

degene die ik hier voor me zie ben ik niet, het is een ander. Ik ben

het niet, want ik zie het gezicht en dat is niet het mijne. Ik lees zijn

naam in de krant en die is niet de mijne, die stemt niet overeen,

zo heet ik niet. Het is een ander die aan de beurt was, wat zou hij

hebben gedaan, in wat voor wespennesten of in welke schulden zou

hij zich hebben gestoken of wat voor verschrikkelijke schade zou hij

hebben veroorzaakt dat men hem met messteken heeft omgebracht?

Ik bemoei me nergens mee en ik maak geen vijanden, ik houd me af-

zijdig. Of ik bemoei me er wel mee en breng iemand letsel toe, maar

men heeft mij niet gesnapt. Gelukkig is de dode die ons hier getoond

wordt en over wie men praat een ander en ben ik het niet, dus ben ik

veiliger dan gisteren, gisteren ben ik ontsnapt. Deze arme duivel heb-

ben ze daarentegen te pakken gekregen. Geen moment kwam het in

me op dat bericht waaran ik voorbijging te associëren met de aar-

dige, vrolijke man die ik dagelijks zag ontbijten en die zonder het te

beseffen, samen met zijn vrouw, zo grenzeloos vriendelijk was mij

op te beuren.

Page 73: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

72

Javier Marías De verliefden

tHEMAtiEK

Wat is de waarheid? Voor een groot deel is het wat je er

zelf van maakt. Dat geldt zeker voor de empathische en

fantasievolle geest van María Dolz, de hoofdpersoon uit De

verliefden. Elke ochtend, voor ze als redacteur aan de slag

gaat bij een grote uitgeverij, wil ze ze éven gezien hebben:

de twee mooie mensen – het charmante stel. De man en

vrouw drinken koffie in een Madrileens cafeetje vlak voor

ze ieder huns weegs gaan, waarschijnlijk om de werkdag te

beginnen. María trekt een huis rond de twee op, richt een

huwelijksleven voor ze in. De man is een jaar of vijftig, met

een charmante, mannelijke uitstraling, een kuiltje in zijn

kin. Onweerstaanbaar, veronderstelt ze. De vrouw een jaar

of tien jonger. Ze kleurt het echtpaar in – plooit ze zoals

zij ze graag ziet, als opmaat voor haar eigen geestdodende

werkdag.

De schok is groot bij María als ze op een dag een foto van

de man van ‘haar echtpaar’ in de krant ziet. Hij is dood,

vermoord, met messteken om het leven gebracht door een

zwerver die hem voor iemand anders aanzag. Dan pas leest

ze ook zijn naam: Miquel Desvern. Ook een nieuwsfeit kent

vele gezichten – elke krant roept iets anders. Maar één ding

kan María uit de berichten afleiden: zij is getuige geweest van

de laatste kus tussen deze man en zijn vrouw.

Maanden later ziet ze de weduwe in het café en stelt ze zich

schoorvoetend aan haar voor. Luisa Alday heet ze, en ze blijkt

María van gezicht te kennen. Zij en haar man hadden het

over ‘de Voorzichtige Jongedame’, dat was hun beeld van

haar. Onveranderlijk, zeker voor Miquel, die haar nooit meer

Page 74: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

73

anders zal meemaken. De Voorzichtige Jongedame.

Was de dood van Miquel toeval? Bestaat er zoiets als

lotsbestemming? Bij iets onherroepelijks als het plegen van

een moord moet er sprake zijn van schuld, van een schuldige.

Maar zo denkt Luisa er niet over. Zij ziet de zwerver als

een kroonlijst die losraakt en op je hoofd valt als jij er net

onderdoor loopt.

Steeds meer informatie, en het beeld begint voor María

te kantelen. De waarheid wordt veelzijdig. Ook door de

aanwezigheid van Javier Díaz-Varela, die zich zeer dicht bij

de weduwe ophoudt; hij staat haar bij in de opvoeding van

haar twee kinderen. Javier blijkt de beste vriend van Miquel

te zijn geweest. María stelt zich voor hoe Miquel het hem in

het verleden eens had gevraagd: ‘Mocht mij wat overkomen,

wees een soort echtgenoot zonder het te zijn, een verlenging

van mij.’

Maar Javier Díaz-Varela blijkt in Luisa zijn grote liefde te zien,

alleen is zij nog niet klaar voor hem. Bestaat er zoiets als

ware liefde – zijn wij niet allemaal substituten voor iemand

anders, voor iets anders, voor iets abstracts? Verliefdheid be-

staat in ieder geval wel, want intussen is Javier de minnaar

geworden van María en die sluit haar ogen voor de waarheid.

Zij blijft hopen dat hij voor háár kiest. Ook als de dobbelsteen

opnieuw kantelt en Javier iets met de dood van Miquel te

maken lijkt te hebben. De waarheid heeft inmiddels zoveel

zijdes – of zit er een grijnzende leugen tussen? – dat ze hem

laat gaan, hén laat gaan: Javier en Luisa. Of misschien blijft

ze toch hopen, zoals verliefde mensen nu eenmaal blijven

hopen tegen beter weten in. De geschiedenis, schrijft Marías,

is het ultieme noodlot.

Page 75: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

74

GESpREKSVRAGEn

1 María Dolz, met al haar fantasie, werkt bij het verhalen-

pakhuis bij uitstek: een uitgeverij. Waarom heeft ze het

daar toch niet naar haar zin?

2 Hoe interpreteerde u, aan het begin van de roman, haar

ritueel: ’s ochtends even wat geluk afkijken bij anderen

om er zelf weer tegenaan te kunnen?

3 ‘Het is riskant je te verplaatsen in de geest van een

ander,’ zegt María, ‘daarna is het soms moeilijk om er

weer uit te komen.’ Hoe interpreteert u die gedachte,

vooral als die uit haar mond komt?

3 Wat lijkt Días-Varela te willen zeggen met zijn verhaal

van Honoré de Balzac over Madame Ferraud en haar

kolonel Chabert, die weer lijkt te zijn opgestaan uit de

dood?

5 Op welke tweestrijd doelt María Dolz met haar

overpeinzing: ‘(-) … ik was van plan hem later te bellen

om hem te feliciteren, wat een ramp, wat een zegen, wat

een bof, wat een verschrikking, wat een verlies en wat

een winst. En mij kan niets worden verweten.’

6 Volgens Javier Díaz-Varela kan schuld, ook als het om iets

onherroepelijks gaat als moord, worden aangelengd, ja

zelfs helemaal oplossen als de verantwoordelijkheid

voor de moord maar over genoeg schijven verdeeld is.

Hoe denkt u over die theorie?

Page 76: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

75

7 Vindt u de scène waarin María zich achter de slaap-

kamerdeur klaarmaakt om halfnaakt aan Díaz-Varela

en de onbekende bezoeker te verschijnen geloofwaardig

beschreven? Kan een auteur altijd even overtuigend in

de huid van de andere sekse kruipen?

8 Toen María bij Luisa op bezoek ging, haalde deze een

oud Spaans woordenboek uit de kast en begon bij het

lemma ‘afgunst’ te lezen over ‘een gif dat gewoonlijk

ontstaat in de boezem van hen die wij zien als onze

beste vrienden’. Wist of vermoedde ze meer of was het

een toevalstreffer?

9 Even heeft María de kans om het huwelijk van Javier

Díaz-Varela te verpesten. Het leven te verwoesten dat hij

als een ‘userpator’ voor zichzelf heeft geconstrueerd.

Wat vindt u van haar keuze? Hoe zou u het zelf graag

opgelost hebben, daar aan dat tafeltje?

10 Zijn er nog blote schouders in úw leven waarop u met

liefde een roodgloeiende lelie zou drukken?

Page 77: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

76

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

76

Page 78: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

77

MicHELLE ViSSER

Véronique

1882. De achttienjarige Véronique Eedelhart woont bij haar

familie op landgoed Welestae bij Zutphen. Na zijn overlijden

laat haar vader het landgoed in de rode cijfers achter, en

de enige manier om een fi nancieel debacle af te wenden is

een gearrangeerd huwelijk met Pieter Meijer, zoon van een

steenrijke maar volkse ondernemer die met deze verbintenis

hoopt te worden geaccepteerd door de Amsterdamse elite.

Véronique verhuist naar een prachtig pand aan de grachten

van Amsterdam, een bruisende stad waar druk wordt ge-

bouwd voor de Wereldtentoonstelling. Willem Meijer, jour-

nalist en de jongere broer van Pieter, confronteert haar met

de keerzijde van al die welvaart: de armoede en de sociale

wantoestanden in de sloppenwijken.

Door haar interesse in Willems werk raakt Véronique be-

invloed door bijzondere vrouwen als Aletta Jacobs. Dit tot

ongenoegen van haar schoonvader, die zijn reputatie in de

zakenwereld bedreigd ziet. Hij stuurt zijn beide zoons en

Véronique naar Nederlands-Indië, waar Pieter een fi liaal van

Handelshuis Meijer zal leiden. Medepassagier op de boot

naar Indië is Aletta’s zus Charlotte Jacobs, met wie Véroni-

que al snel vriendschap sluit. Eenmaal in Batavia brengen de

spanningen in haar huwelijk Véronique op een breekpunt.

Zal ze een tegendraadse keuze durven maken, of schikt ze

zich naar de conventies van haar tijd?

Michelle Visser heeft een fascinatie voor geschiedenis en

schreef al meerdere historische verhalen. Véronique is haar

debuutroman. Volg Michelle Visser op Twitter @Deschrijfka-

mer of kijk op www.michelle-visser.nl.

Page 79: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

78

MicHELLE ViSSER

Véronique

Amsterdam is een stad van extremen. Een dure winkelstraat waar

het geld met handenvol en zorgeloos wordt uitgegeven aan onzin-

nigheden, is vaak maar een steenworp verwijderd van een krot-

tenwijk en een totaal andere wereld. Een wereld die draait om

pijn, armoede, angst, ziekte en wanhoop. En leven in zo’n wereld

haalt het slechtste in mensen naar boven.

‘Au, pas op!’ roept Véronique verschrikt als iemand ruw tegen

haar opbotst. Een armoedig geklede man met een ver over zijn

ogen getrokken pet mompelt een verontschuldiging en loopt met

gebogen hoofd snel verder.

Iets aan de manier waarop hij tegen haar opliep en zijn ogen

op de grond gericht hield, wekt Véroniques argwaan. Ze volgt

hem met haar blik en ziet hem een smalle steeg in lopen. Ze wrijft

over haar zere arm, kijkt ernaar en ziet dan de grote scheur in

haar tasje.

‘Potverdorie!’ roept ze verontwaardigd.

De man heeft in het voorbijgaan een grote snee in het fijne

leer gemaakt en de inhoud uit de tas geroofd. Er zat niet veel in,

een paar gulden hooguit en gekregen van Anna, natuurlijk, maar

het maakt Véronique desondanks boos.

Ze haast zich naar de plek waar ze de man zag verdwijnen. De

onbestrate grond is vochtig omdat de zon er nooit op schijnt en de

muren van de huizen aan weerskanten zijn zwart uitgeslagen van

de schimmel. Een geur van rotting en urine hangt dik in de lucht.

‘Hier liep hij heen! Kom, we gaan hem achterna!’ roept ze te-

gen Anna, ondertussen zoekend naar een straatnaambordje.

‘Ben je gek,’ protesteert Anna en ze probeert Véronique tegen

te houden. ‘We gaan echt niet de achterbuurten van Amsterdam

in, op zoek naar een man die je heeft bestolen. We vinden hem

nooit tussen al die krotten. En stel dát we hem vinden, wat wil

Page 80: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

79

je dan doen? Hem beleefd vragen je geld terug te geven? Straks

worden we nog aangevallen. Nee hoor, we gaan terug.’

Maar Véronique is niet te stoppen. Een jaar eerder zou ze haar

schouders hebben opgehaald en naar de veilige gracht zijn terug-

gekeerd, maar nu ziet ze een kans om van zich af te bijten. Ze wil

het onrecht dat haar is aangedaan nu eens niet over haar kant

laten gaan, ze wil tegenspreken, voor zichzelf opkomen. Bij elke

stap die ze zet, komt er meer opgekropte boosheid en frustratie

vrij.

‘Ik ga. Als je niet mee wilt, ga ik wel alleen.’ Ze verdwijnt in de

stinkende steeg.

‘Véronique! Kom terug!’ Anna blijft nog een paar seconden

staan en volgt haar nicht dan zo snel als ze kan. ‘Het is hier niet

veilig,’ hijgt ze, ‘en zo smerig. Kom nou alsjeblieft terug!’

Maar Véronique loopt vastbesloten door, de smalle steeg uit

die uitkomt op een klein plein.

Anna klemt zich angstig aan Véroniques arm vast. Een scherpe

stank van verrotting doet de twee vrouwen bijna kokhalzen, maar

de mensen die het pleintje bevolken lijken daar geen last van te

hebben. Een drietal mannen beloert hen als een onverwachte

traktatie. Zulke fijne, rijke vrouwtjes zien ze hier nooit, en ze zijn

van plan de mogelijkheden van deze onverwachte gebeurtenis uit

te buiten. De mannen zijn nog jong maar zien er niet sterk uit. De

ene heeft een kromme rug en scherp uitstekende jukbeenderen

en kaken, de andere heeft zulke bloeddoorlopen ogen dat het eng

is, en de derde trekt terwijl hij naar hen staart zijn bovenlip op,

daarbij zijn donkere, rottende gebit ontblotend. Een paar magere

kinderen kijken met grote ogen naar de twee dames, alsof het

sprookjesfiguren zijn.

‘Kijk ess an,’ zegt de man met de kromme rug. Met slepende

tred loopt hij op hen toe. ‘Wat een lekkere hapjesss.’ Hij slist alsof

hij zijn tong net zo moeilijk kan bewegen als zijn voeten.

De andere twee zeggen niets maar komen ook dichterbij, de

Page 81: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

80

man met de rode ogen zet met een grote zwaai een jeneverfles

aan zijn lippen en klokt een paar slokken weg zonder zijn blik van

Véronique en Anna af te nemen.

Van Véroniques moed is niets meer over. Paniek overspoelt

haar en ze voelt niet eens dat Anna’s nagels de huid van haar pols

doorboren. Ze heft afwerend haar handen en steekt in een reflex

haar kin trillend maar koppig naar voren, maar het heeft geen

enkel effect. Ze vreest voor haar leven en voor dat van Anna.

Er beweegt iets opzij van haar, ziet ze in haar ooghoek. Ze durft

niet te kijken en houdt haar blik op de drie voor haar gericht.

‘Kom, kom, laat die dames met rust. Als je ellende veroor-

zaakt, verlies je je steungeld, Hein Zwart.’ Kalm, alsof het om een

alledaagse situatie gaat en tegelijkertijd met natuurlijk overwicht

alsof hij geen seconde betwijfelt dat het rapaille hem zal gehoor-

zamen, spreekt Willem Meijer de bezwerende woorden uit.

Zo snel dat ze nog dagen lang last houdt van een verrekte nek-

spier, draait Véronique haar hoofd naar hem toe. Anna begint te

huilen, niet zacht maar met benauwde huuh-huuh-huuh-gelui-

den.

‘Wegwezen, mannen, dan zal ik de dominee niets vertellen

over wat ik hier heb gezien.’

Nog even blijven de drie twijfelend naar de rijke vrouwen loe-

ren, maar uiteindelijk zwichten ze voor Willems rustige superio-

riteit. Ze zijn er zo aan gewend zich klein te maken voor de rijken

en ineengedoken in een donker hoekje te wachten tot de kust vei-

lig is voor gajes als zijzelf, dat ze als uit gewoonte ruim baan ma-

ken voor het heerschap en verdwijnen in een uiterst smalle steeg

tussen twee huizen, niet meer dan een donkere schaduw maar hij

slokt de mannen volledig op.

‘Zijn jullie helemaal gek geworden!’ fluistert Willem dringend.

Nu klinkt er toch paniek door in zijn stem; zo zeker was hij dus

niet van zijn zaak. ‘Je hebt geluk dat ik die kerels toevallig ken van

de steunorganisatie van dominee Jansen, anders had het er voor

Page 82: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

81

jullie wel heel slecht uit kunnen zien. Potverdorie zeg.’ Willems

gezicht is bleek weggetrokken en hij duwt zijn handen in de rug-

gen van de vrouwen. ‘Wegwezen, voor er een ander stel opduikt.’

Veel aandringen hebben Anna en Véronique niet nodig. Ach-

ter elkaar lopen ze zo snel ze kunnen de stinkende steeg door, tot

ze weer in de zonnige straat met werklui zijn. Het is er armoedig,

dat kun je aan alles zien, maar niet zo stinkend en beklemmend

als op het vreselijke pleintje van daarnet.

‘Kom, doorlopen,’ zegt Willem en in een stevig tempo keren ze

terug naar de veilige grachtengordel.

Als ze even later afscheid nemen omdat Willem de andere kant op

moet, naar het redactiekantoor van De Omslag, vraagt Véronique:

‘Wat deed jíj daar eigenlijk?’ Ze heeft zelf inmiddels uitgelegd dat

ze al pratend ongemerkt in de achterbuurt terecht waren geko-

men en dat toen haar portemonnee was gestolen, waarna ze die

steeg in liep, achter de dief aan.

‘Ik zoek er naar nieuws,’ zegt hij. ‘Ik kan wel schrijven over de

vreselijke leefomstandigheden in de sloppenwijken en oproepen

tot maatregelen, maar als ik die omstandigheden niet met eigen

ogen heb gezien, klopt dat voor mijn gevoel niet. Bovendien krijg

ik de meest boeiende informatie van die arme sloebers. Het duurt

even voor ze je vertrouwen en willen praten, maar echt, wat je

dan te horen krijgt over uitbuiting door de hoge heren… daar lus-

ten de honden geen brood van, maar mijn hoofdredacteur smult

ervan! Zeg…’ vraagt Willem aarzelend.

‘Ja?’ reageert Véronique.

‘Nou, als je interesse hebt en nu Pieter er niet is, kun je van-

avond misschien meegaan naar een bijeenkomst van de Werkers-

bond. En jij ook, natuurlijk, Anna. Ik denk dat jullie vooral de

voordracht van dokter Aletta Jacobs wel bijzonder zullen vinden.’

Véronique en Anna glimlachen even naar elkaar en knikken

tegelijkertijd naar Willem. Hij legt uit waar en hoe laat de bijeen-

Page 83: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

82

komst is en ze spreken af waar ze elkaar zullen treffen, maar het

is Anna die heel slinks bedenkt hoe ze hun uitje kunnen camou-

fleren.

‘Jij blijft bij ons eten,’ zegt ze tegen Véronique. ‘We sturen wel

iemand naar je huis om de boodschap af te geven, dan zal die vre-

selijke Klaas ook geen argwaan krijgen, en na het eten zeggen we

dat ik jou naar huis breng. Dan zijn papa en mama gerustgesteld

en kunnen we doen wat we willen.’

‘Anna, wat geniepig van je. En wat een goed plan, dat doen

we!’ Véronique kan haast niet wachten tot het moment dat ze

dokter Jacobs in het echt zal ontmoeten.

Page 84: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

83

GESpREKSVR AGEn

1 In hoofdstuk 1 heeft Véronique wat tijd voor zichzelf

nodig om te beslissen of ze met Pieter zal trouwen.

Denkt u dat ze werkelijk een keuze heeft? Wat zou er

gebeuren als ze nee zou zeggen?

2 Waarom zou Véroniques oom de huwelijksonderhande-

lingen voeren, en niet haar moeder?

3 Véroniques leven op Welestae verschilt sterk van dat in

de stad en Véronique voelt zich in Amsterdam vaak opge-

sloten en onvrij. Welke factoren spelen hierbij een rol?

4 In hoofdstuk 3, voor haar huwelijk, denkt Véronique

over haar identiteit dat ze nu nog de dochter van baro-

nes Eedelhart is en straks de echtgenote van Pieter. In

hoofdstuk 23 zegt ze tegen Guillaume dat ze niet langer

Véronique, echtgenote van Pieter Meijer is, en ze vraagt

zich af wie ze zelf is, zonder familierelaties. Hoe zou u

haar omschrijven? In hoeverre bepalen de relaties in je

leven wie je bent, toen en nu?

5 In hoofdstuk 8 beseft Véronique dat ze koopwaar is, ‘be-

schikbaar voor eenieder die er een aanvaardbare prijs voor

wil betalen’. Later gaat ze, onder invloed van het boek van

Mina Kruseman, nog een stapje verder: een gearrangeerd

huwelijk is prostitutie. Bent u het daarmee eens?

Page 85: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

84

6 Pieter is degene die persoonlijk baat zou moeten heb-

ben bij het huwelijk, maar toch doet hij weinig moeite

om er een succes van te maken. Begrijpt u Pieters afwe-

rende houding ten opzichte van Véronique?

7 Ondanks haar beangstigende ervaring in de Amster-

damse sloppenwijk blijft Véronique zodra ze daar kans

toe ziet stiekem op pad gaan met Willem, Anna en Liset-

te. Waarom? Zou je niet juist verwachten dat ze besluit

zich te beperken tot haar veilige, comfortabele leventje?

8 Véronique vindt het prettig om een goede verstandhou-

ding met haar huispersoneel te hebben. In hoeverre

vindt u dat Véronique zich beter voelt en zich zo opstelt

naar haar personeel? Kunt u dat begrijpen? Is haar ver-

houding ten opzichte van de lagere standen tekenend

voor die tijd en denkt u dat er in Nederland anno nu

nog steeds iets als een standsverschil leeft?

9 Hoewel ze van tevoren tegen de emigratie naar Indië

opziet, lijkt Véronique al op de boot haar leven in Ne-

derland gevoelsmatig af te sluiten. Vindt u dat geloof-

waardig, en wat zegt dat over haar karakter?

10 Welke rol spelen de zusters Jacobs in Véroniques ont-

wikkeling?

Page 86: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

85

11 Oma Van Batenburg lijkt meer begrip voor de beslissin-

gen van haar kleindochters te hebben dan hun ouders.

Waarom zou dat zijn?

12 In Bandoeng leest Véronique liefde in Willems ogen.

Wanneer denkt u dat die liefde is ontstaan? En waar-

om? Op welk moment is zij hem, wellicht onbewust, als

meer gaan zien dan alleen haar zwager?

Page 87: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

86

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

86

Page 88: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

87

AnitA AMiRREzVAni

Prinses van Perzië

Perzië is in 1576 een prachtig, rijk land waar vrede heerst. Maar

wanneer de Shah sterft zonder een opvolger te hebben aange-

wezen, breekt er grote onrust uit. Prinses Pari komt terecht in

een machtsstrijd met dramatische gevolgen. Er is maar één per-

soon die ze kan vertrouwen: haar dienaar, die zich in tegenstel-

ling tot Pari zelf zowel binnen als buiten de paleismuren vrije-

lijk kan bewegen.

Prinses van Perzië is niet alleen een indringend verhaal over ver-

raad en intriges, maar vooral een ontroerend portret van de on-

waarschijnlijke en uiteindelijk gevaarlijke vriendschap tussen

een prinses en een bediende. Anita Amirrezvani’s rijke proza

brengt, net als in Dochter van Isfahan, een wereld tot leven die

wordt bevolkt door hartstochtelijke, moedige personages.

Anita Amirrezvani werd in Teheran geboren en groeide op in

San Francisco. Met Dochter van Isfahan schreef ze een zeer succes-

vol debuut dat in vele landen is uitgegeven. In Nederland zijn er

meer dan 150.000 exemplaren van verkocht.

Over Dochter van Isfahan:

‘Vol en bloemrijk.’ EStA

‘Niet alleen een prachtig, ontroerend verhaal vol liefde, verdriet

en verraad, maar ook een fl onkerend, kleurrijk portret van een

bruisende stad.’ VROuw.nL

Page 89: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

88

AnitA AMiRREzVAni

Prinses van Perzië

Op de ochtend van mijn eerste ontmoeting met Pari trok ik mijn

beste gewaad aan en nuttigde twee glazen sterke thee en enkele

dadels ter versterking van het bloed. Ik moest haar bekoren met

mijn charmes en haar mijn karakter tonen; ik moest laten zien

waarom ik een geschikte partij zou zijn voor de hoogstgeplaat-

ste vrouw van de dynastie. Er verscheen een laagje zweet op mijn

borst, ongetwijfeld van de hete thee, toen ik haar wachtruimte

betrad en mijn schoenen uittrok. Spoedig werd ik naar een van

haar openbare vertrekken gebracht, dat glansde van de turkooi-

zen tegels die tot mijn middel reikten. Daarboven werd het licht

gereflecteerd door lustrewerk in nissen en spiegeltjes die een

glinstering tot op het plafond wierpen, het schijnsel van de zon

nabootsend.

Pari zat op een houten schoottafeltje een brief te schrijven. Ze

droeg een blauw zijden gewaad met korte mouwen, belegd met

rood brokaat, met om haar middel een witte zijden sjerp, door-

regen met gouddraad – een schat op zich – waarin een dikke,

stijlvolle strik was gelegd. Haar lange donkere haar was losjes be-

dekt met een witte hoofddoek, bedrukt met gouden arabesken,

en daar bovenop prijkte een sieraad van robijn dat het licht ving

en mijn blik naar haar voorhoofd trok, dat hoog, glad en rond als

een parel was, alsof haar intelligentie meer ruimte nodig had dan

bij de meeste mensen het geval was. Ze zeggen dat je toekomst bij

de geboorte op je voorhoofd gegraveerd wordt – Pari’s voorhoofd

verkondigde een rijke, legendarische toekomst.

De prinses ging door met schrijven terwijl ik daar stond, en ze

fronste zo nu en dan haar voorhoofd. Ze had amandelvormige ogen,

krachtige jukbeenderen en volle lippen, waardoor haar gelaatstrek-

ken net wat ruimer bemeten leken dan die van andere mensen.

Toen ze klaar was met haar werk, legde ze het tafeltje opzij en be-

Page 90: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

89

keek me van top tot teen. Ik maakte een diepe buiging, met mijn

hand tegen mijn borst gedrukt. Pari’s vader had me een betrekking

bij haar aangeboden als beloning voor mijn goede diensten, maar

de beslissing om me aan te nemen lag bij haar alleen. Ik moest haar

ervan zien te overtuigen dat ik veel te bieden had.

‘Wat ben jij eigenlijk voor iemand?’ vroeg ze. ‘Ik zie zwart haar

onder je tulband vandaan komen en ik zie een dikke nek, als van

een beer! Je zou voor een gewone man kunnen doorgaan.’

De prinses staarde me zo doordringend aan dat het leek alsof ze

me vroeg mijn hele wezen bloot te leggen. Ik was van mijn stuk ge-

bracht. ‘Het is handig om voor een gewone man te kunnen door-

gaan,’ antwoordde ik snel. ‘In de juiste kleding kan ik me overtui-

gend voordoen als kleermaker, geleerde of zelfs geestelijke.’

‘En?’

‘Dat wil zeggen dat ik door de gewone man net zo gemakkelijk

geaccepteerd word als door de leden van het hof.’

‘Maar je zult beslist consternatie veroorzaken onder de dames

van de koninklijke harem, die hunkeren naar de aanblik van

knappe mannen.’

‘Dat is nauwelijks een probleem,’ wierp ik tegen, ‘aangezien ik

het gereedschap ontbeer waar zij het meest naar hunkeren.’

‘Vertel me eens hoe je eunuch geworden bent?’

Ik moet een stap terug gedaan hebben, want ze voegde er snel

aan toe: ‘Ik hoop niet dat ik je daarmee beledig.’

Ik schraapte mijn keel en probeerde te bedenken waar ik moest

beginnen. Eraan terugdenken was net zoiets als het doorzoeken

van een kist vol kleding die aan een dode had toebehoord.

‘Zoals u ongetwijfeld hebt gehoord, werd mijn vader beschul-

digd van verraad en is hij ter dood gebracht. Ik weet niet wie hem

had beschuldigd. Na die calamiteit is mijn moeder met mijn zusje

van drie bij familie gaan wonen in een stadje bij de Perzische Golf.

Ondanks wat er met mijn vader is gebeurd, wilde ik nog steeds

de sjah dienen. Ik smeekte iedereen die ik kende om hulp, maar

Page 91: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

90

ze meden me. Toen besloot ik dat ik mijn loyaliteit alleen kon be-

wijzen door eunuch te worden en me op te offeren voor het hof.’

‘Hoe oud was je toen?’

‘Zeventien.’

‘Dat is erg oud voor een castratie.’

‘Inderdaad.’

‘Kun je je de operatie nog herinneren?’

‘Hoe zou ik me die níét kunnen herinneren?’

‘Vertel eens.’

Ik staarde haar vol ongeloof aan. ‘Wilt u de details horen?’

‘Ja.’

‘Ik ben bang dat zo’n gruwelijk verhaal uw oren zal aantasten.’

‘Dat betwijfel ik.’

Ik spaarde haar niet; ik kon net zo goed meteen onderzoeken

wat voor vlees ik in de kuip had.

‘Ik had twee eunuchen gevonden die me wilden helpen, Nart en

Chinasa, en zij namen me mee naar een chirurg in de buurt van

de bazaar. Hij droeg me op op een bank te gaan liggen en bond

mijn polsen vast, zodat ik me niet kon verroeren. De eunuchen

gingen op de binnenkant van mijn dijen zitten om mijn bovenbe-

nen op hun plaats te houden. De chirurg gaf me opium en bestoof

mijn edele delen met een poeder die de pijn zou verlichten. Toen

kwam hij tussen mijn benen staan en hield een wreed uitziend

krom scheermes omhoog. Hij zei dat hij een dergelijke risicovolle

operatie niet kon uitvoeren voordat ik hem in het bijzijn van twee

getuigen toestemming had gegeven. Maar de aanblik van dat blik-

kerende scheermes in de lucht ontnam me de moed, en door mijn

vastgebonden benen en armen voelde ik me net een gekooid dier.

Ik kronkelde heen en weer op de bank en brulde dat ik geen toe-

stemming gaf. De chirurg keek verbaasd, maar hij liet het mes

zakken en gaf de eunuchen opdracht me los te maken.’

De ogen van de prinses waren groot en rond als poloballen. ‘En

toen?’

Page 92: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

91

‘Ik overdacht de mogelijkheden nog eens. Ik zag geen ander be-

staan dan een leven aan het hof. Ik moest genoeg geld verdienen

om voor mijn moeder en mijn zusje te zorgen, en ik wilde onze

familienaam in ere herstellen.’

Ik vertelde er niet bij dat er diep in mijn hart een fel verlan-

gen had gegloeid om de moordenaar van mijn vader te ontmas-

keren. Toen ik naar het mes van de chirurg keek, stelde ik me

mezelf voor in glanzende, zijden gewaden, hoog opgeklommen

binnen het paleis. Een prominente positie zou me in staat stellen

de moordenaar van mijn vader te ontmaskeren en hem te dwin-

gen zijn wandaad op te biechten. ‘Vanaf dit moment zullen je kin-

deren het verdriet kennen dat ik heb doorstaan,’ zou ik zeggen.

Vervolgens zou hij zijn straf krijgen.

Pari keek omlaag en schikte haar sjerp, een ontwijkend gebaar

waardoor ik me afvroeg of ze soms meer wist over de moordenaar.

‘En toen?’

‘Uiteindelijk zei ik tegen de mannen dat ze hun gang konden

gaan, maar ik voegde er wel aan toe dat ze mijn ogen moesten

afdekken, zodat ik het scheermes niet kon zien, en dat ze mijn

armen moesten losmaken.’

‘Deed het pijn?’

Ik glimlachte, dankbaar dat het niet meer dan een herinnering

was.

‘De chirurg bond een stuk zenuw rond mijn edele delen en het

scheermes sneed er in één rats doorheen. Ik voelde niets en trok

de blinddoek af om te kijken wat er was gebeurd. Mijn geslachts-

delen waren verdwenen. ‘Dat viel mee!’ riep ik uit, en ik maakte

zelfs nog grapjes met de eunuchen, tot ik plotseling het gevoel

kreeg dat ik in tweeën gesneden werd. Ik gilde het uit en alles

werd zwart. Later heb ik gehoord dat de chirurg de wond heeft

uitgebrand met olie en er een kompres van boomschors op heeft

aangebracht. Vervolgens deed hij er verband omheen en zo moest

ik herstellen.’

Page 93: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

92

‘Hoe lang heeft dat geduurd?’

‘Lang. De eerste paar dagen was ik mezelf niet. Ik geloof dat ik

heb gebeden, losse flarden. Ik weet dat ik smeekte om water, maar

dat ik niet mocht drinken omdat de wond moest helen. Toen mijn

mond zo droog werd dat er geen woorden meer kwamen, maakte

iemand een doek nat en legde die op mijn tong. Ik had zo’n dorst

dat ik smeekte om de dood.’

‘God in den hoge! Ik ken geen enkele man die bereid zou zijn te

doen wat jij hebt gedaan. Je bent heel dapper, nietwaar?’

De rest van het verhaal vertelde ik haar niet. Vele dagen na

de operatie mocht ik een beetje water drinken. Nart bleef voort-

durend in de buurt en was druk in de weer met mijn bedden-

goed en mijn kussens, maar hij leek merkwaardig nerveus. Om

de paar minuten vroeg hij of ik mijn behoefte niet moest doen.

Ik zei telkens “nee”, totdat het irritant werd en ik hem smeekte

me met rust te laten. Toen ik uiteindelijk aandrang voelde, verwij-

derde hij het verband en de plug en gaf me een pot waar ik boven

kon hurken. Ik was nu helemaal glad, op een buisje na dat ik nog

niet had gezien. Ik sloot mijn ogen voor de aanblik van dat rauwe,

bloederige kanaal.

Het duurde even, maar toen ik eindelijk iets kon produceren,

gilde ik het uit van de pijn zodra de warme vloeistof voor de eerste

keer door mijn blootgelegde buis ging. Ik was bang dat ik van

mijn stokje zou gaan, maar omdat ik niet in mijn eigen plas wilde

vallen, slaagde ik erin overeind te blijven. Toen ik klaar was, zag

ik tot mijn verbazing een schittering in Narts ogen. Hij hief zijn

handen ten hemel en brulde: ‘Moge God in den hoge geprezen

zijn!’ Nog nooit was hij zo blij geweest met de aanblik van een

man die zijn behoefte deed, vertelde hij me later. Mijn wond et-

terde al een tijdje, en hij was bang geweest dat ik de kwelling van

een verstopte buis zou moeten doormaken, met als een gevolg een

dood die te gruwelijk is voor woorden.

Pari wachtte nog altijd op antwoord. ‘Wat ben je toch beschei-

Page 94: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

93

den! De meeste mannen zouden terugkrabbelen bij de aanblik

van dat scheermes. Ik weet nog dat mijn vader verbijsterd was

toen hij je verhaal hoorde.’

‘Ik was nog heel jong,’ zei ik ter verdediging.

‘Zo jong nu ook weer niet.’

‘Ik was zeer hartstochtelijk.’

‘En nu?’

Daar dacht ik even over na. ‘Ik heb geleerd niet overhaast te

handelen.’

‘Hier aan het hof ben je heel beheerst. Ik vermoed dat je zeer

geschikt zou zijn voor geheime missies.’

Ik boog mijn hoofd om Pari’s lof met gepaste nederigheid in

ontvangst te nemen.

‘Wat is het verschil tussen mannen en vrouwen?’

Ik keek op, alweer verbaasd.

‘Ik neem aan dat jij deze vraag beter kun beantwoorden dan

andere mannen.’

Ik dacht even na. ‘Ze zeggen dat mannen macht willen en vrou-

wen vrede. Weet u wat de waarheid is?’

‘Nee, wat dan?’

‘Iedereen wil alles.’

De prinses lachte. ‘Ik in ieder geval wel.’

‘In dat geval: hoe zou ik u van dienst kunnen zijn?’ Ik wist dat

ze al vele honderden eunuchen, hofdames, meiden en loopjon-

gens in dienst had.

‘Ik heb een man nodig die binnen en buiten het paleis in-

formatie voor me kan inwinnen,’ zei ze. ‘Hij moet volkomen be-

trouwbaar, loyaal en energiek zijn, en weinig behoefte hebben

aan slaap en vermaak. Een man die buiten zijn werk voor mij geen

verlangens kent. Hij heeft de plicht om te zwijgen over mijn doen

en laten. Ik ben bereid voor die diensten een substantieel salaris

te betalen.’

Ze noemde een bedrag waarmee mijn inkomen werd verdub-

Page 95: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

94

beld. Ik was wantrouwend: waarom was haar aanbod zo goed?

‘Door mij te dienen, bevind je je in het hart van de paleispoli-

tiek,’ voegde ze eraan toe. ‘Je moet een sterke maag hebben om

succesvol te zijn. Je zult heel wat hindernissen op je weg tegenko-

men. En als je die niet het hoofd kunt bieden, word je ontslagen.

Begrepen?’

Ik zei dat ik het begreep.

‘Je kunt hier morgenvroeg beginnen.’

Vóór mijn operatie had ik bijna iedere nacht het bed gedeeld met

een vrouw die Fereshteh heette. De eerste keer was na de dag

waarop mijn moeder en mijn zusje Jalileh de stad Qazvin had-

den verlaten, per ezel in plaats van te paard, omgeven door zo

veel schande dat onze buren niet naar hen durfden te kijken. Ik

herinner me nog dat ik door het huis uit mijn jeugd ijsbeerde,

dat verkocht was. Er was één kussen achtergebleven in het vertrek

waar ons gezin altijd bijeenkwam voor de middagthee; daar ging

ik op zitten en keek toe hoe de sneeuw in onze tuin de struiken

en de fontein bedekte. Die avond dronk ik in een herberg tot mijn

oude leven in een mist verdween. Mijn nieuwe vrienden droegen

gedichten voor en hielden me maar al te graag gezelschap zolang

ik de karaffen rode wijn betaalde. Ik sloeg met mijn vuist op de

houten tafel en riep om meer drank, en nog meer, en ik zong uit

volle borst mee met ieder lied. Vroeg in de ochtend strompelde

ik door de verse sneeuw en toen ontdekte ik Fereshteh, die nog

nieuw was in haar vak. Haar grote donkere ogen waren zichtbaar

onder de zwarte chador die haar haar bedekte. En ze bibberde van

de kou. Ze nam me mee naar een nabijgelegen kamer en raadde

me aan niet te drinken. In haar armen leerde ik voor het eerst

mijn lichaam kennen, en ik dompelde me in haar onder zoals een

dorstige reiziger in de woestijn zijn hoofd in een bron steekt.

Tegen de dageraad fluisterden we elkaar onze verhalen toe. Fe-

reshteh was het huis uit gezet door een stiefmoeder die beweerde

Page 96: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

95

dat ze had geprobeerd haar enige zoon te verleiden. Haar vader

was al lange tijd dood, en er was niemand die voor haar opkwam.

Ik vertelde haar dat ik ook was verdreven uit het enige thuis dat ik

ooit had gekend. Fereshteh troostte me zoals alleen een gekwelde

lotgenoot dat kon, en in de weken die volgden wilde ik niets an-

ders dan in haar armen liggen. Zo vaak ik het me kon veroorloven,

bracht ik de nacht met haar door. Ach, dat was een periode van

zo’n hevige pijn en groot genot dat ik me nu niet kan voorstellen

die ooit weer te zullen ervaren.

Page 97: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

96

GESpREKSVR AGEn

1 Zou Pari’s leven anders verlopen zijn als ze een man was

geweest, en zo ja, wat zou er dan vooral anders zijn ge-

gaan?

2 Welke redenen had Javaher om zich vrijwillig te laten

castreren? Speelde er ook eigenbelang in mee?

3 Waarom wil Pari niet trouwen en een gezin stichten?

4 Wie zou de grote leider der Safawiden kunnen zijn die

Javaher volgens de astroloog zou helpen doorbreken?

5 Zou je Pari in de huidige tijd een geëmancipeerde vrouw

noemen, en waarom (niet)?

6 Is Javaher eigenlijk wel geschikt voor zijn rol binnen de

harem en waarom (niet)?

Page 98: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

97

7 Waarom stelt Ismaïl zich na zijn terugkomst zo vijandig

op ten opzichte van zijn zus Pari, terwijl hij haar niet

meer heeft gezien sinds ze een meisje van acht was?

8 Wat zijn voor Javaher redenen om mee te werken aan de

vergiftiging van Ismaïl? Wat geeft uiteindelijk de door-

slag?

9 Hoe komt het dat het onderzoek naar de dood van Is-

maïl zo snel wordt afgerond, zonder dat er een doods-

oorzaak is vastgesteld?

10 Wat zijn de parallellen tussen het verhaal over Javaher

en Pari en de vertelling over Zahhak en Kaveh, die als

een rode draad door het boek heen loopt?

Page 99: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

98

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

98

Page 100: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

99

M.L. StEdMAn

Het licht van de zee

Het is 1926, en Tom en Isabel Sherbourne bemannen een

afgelegen vuurtoren voor de kust van Australië. Het is een

stil en eenzaam leven voor het jonge, ongewenst kinderloze

stel. Tot er na een storm in april een reddingsboot aanspoelt

met twee mensen erin: een dode man en een kleine, spring-

levende baby.

In de wetenschap dat het nog zes maanden duurt voordat

hun afl ossing zal arriveren, begraaft Tom de man en ontfermt

Isabel zich over de baby, een meisje. Al snel krijgt Isabel een

sterke band met haar. Ze haalt Tom over om net te doen alsof

ze hun kind is, maar door deze leugen komt hun relatie onder

druk te staan. De spanning neemt nog verder toe wanneer ze

na twee jaar terugkeren naar het vasteland. Daar worden ze

geconfronteerd met veel vragen van hun vrienden en familie,

en met een wanhopige vrouw op zoek naar haar dochtertje…

M.L. Stedman is geboren en getogen in West-Australië en

woont tegenwoordig in London. Het licht van de zee is haar

eerste roman.

‘Hartverscheurend!’ LibELLE

‘Een uitzonderlijk boek dat je diep raakt.’ MARKuS zuSAK,

AutEuR VAn dE bOEKEndiEF

‘Héél erg mooi, het laatste hoofdstuk met tranen in de ogen

gelezen.’ bOEKHAndEL OSinGA, nunSpEEt

Page 101: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

100

M.L. StEdMAn

Het licht van de zee

27 april 1926

Op de dag van het wonder zat Isabel op haar knieën aan de rand

van het klif het kleine, pas gemaakte kruis van drijfhout te ver-

zorgen. Een enkele dikke wolk dreef traag langs de aprilhemel,

die zich boven het eiland uitstrekte als een spiegel van de oceaan

eronder. Isabel sprenkelde nog wat water en klopte de aarde aan

rond het rozemarijnstruikje dat ze zojuist had geplant.

‘… en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den

boze,’ fluisterde ze.

Een ogenblik lang meende ze in gedachten een baby te horen

huilen. Ze zette de illusie van zich af en liet haar blik afdwalen

naar een school walvissen die in de richting van de kust zwom-

men om in het warmere water te kalveren en nu en dan hun

staartvinnen door het wateroppervlak prikten als naalden door

een borduurwerk. Weer hoorde ze het kindergehuil, iets luider

ditmaal op de vroege ochtendbries. Onmogelijk.

Vanaf deze kant van het eiland was er alleen maar onmetelijk-

heid, helemaal tot Afrika. Hier ging de Indische Oceaan over in

de Zuidelijke Oceaan en samen strekten zij zich als een eindeloos

tapijt uit aan de voet van de kliffen. Op dagen als deze leek het

water zo stevig dat ze het gevoel kreeg helemaal naar Madagascar

te kunnen lopen in een tocht van blauw op blauw. De andere kant

van het eiland blikte gemelijk achterom in de richting van het

Australische vasteland bijna honderdzestig kilometer verderop;

het hoorde er niet echt bij, maar kon er ook niet los van worden

gezien, als hoogste van een rij onderzeese bergen die van de oce-

aanbodem oprezen als tanden uit een grillig gevormd kaakbeen,

wachtend om onschuldige schepen te verslinden op hun laatste

spurt naar de veilige haven.

Page 102: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

101

Bij wijze van genoegdoening beschikte het eiland – Janus Rock

– over een vuurtoren, die met zijn lichtbundel een mantel van vei-

ligheid van bijna vijftig kilometer verschafte. Elke nacht gonsde

de lucht van het regelmatige gebrom van de lantaarn die draaide,

draaide, draaide; onpartijdig, zonder verwijt aan de rotsen of

angst voor de golven, klaar om waar nodig redding te bieden.

Het huilen hield aan. In de verte kletterde de deur van de

vuurtoren dicht en Toms lange gestalte verscheen op de galerij

terwijl hij met zijn verrekijker het eiland afspeurde. ‘Izzy,’ riep

hij, ‘een boot!’ en hij wees naar de baai. ‘Op het strand… een boot!’

Hij verdween en kwam even later op de begane grond weer te-

voorschijn. ‘Zo te zien zit er iemand in,’ riep hij. Isabel rende hem

zo goed en zo kwaad als het ging tegemoet en hij hield haar arm

vast terwijl ze over het steile, uitgesleten pad afdaalden naar het

kleine strand.

‘Ja hoor, het is een boot,’ zei Tom. ‘En… O, jezus! Er zit een vent

in, maar…’

De gestalte lag roerloos, in elkaar gezakt over het bankje, ter-

wijl het huilen maar aanhield. Tom rende op het bootje af en pro-

beerde de man te wekken alvorens de ruimte in de boeg waar het

geluid vandaan kwam te doorzoeken. Hij haalde er een wollen

bundeltje uit tevoorschijn: een zacht lavendelblauw damesvest

dat om een piepklein, huilend kindje was gewikkeld.

‘Godallemachtig!’ riep hij uit. ‘Godallemachtig, Izzy. Het is…’

‘Een baby! O, goeie god! O, Tom! Tom! Hier, geef hem aan mij!’

Hij overhandigde haar het bundeltje en deed een nieuwe

poging de vreemdeling tot leven te wekken – geen polsslag. Hij

wendde zich tot Isabel, die het piepkleine wezentje onderzocht.

‘Hij is dood, Izz. De baby?’

‘Die mankeert niets, zo te zien. Geen verwondingen of bloed-

uitstortingen. Maar zo klein!’ zei ze, waarna ze zich liefkozend tot

het kind richtte: ‘Stil maar, stil maar. Je bent nu veilig, kleintje. Je

bent veilig, mooi kindje.’

Page 103: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

102

Tom stond doodstil naar het lichaam van de man te kijken.

Om zeker te weten dat hij niet droomde, kneep hij zijn ogen heel

even stijf dicht en deed ze toen weer open. De baby was opgehou-

den met huilen en lag nu in Isabels armen wat na te snikken.

‘Ik zie geen uitwendige verwondingen en hij ziet er niet uit alsof

hij iets onder de leden had. Hij kan nooit lang stuurloos hebben

rondgedobberd… Niet te geloven.’ Hij zweeg even. ‘Neem jij de

baby mee naar binnen, Izz, dan ga ik iets zoeken om het lichaam

mee te bedekken.’

‘Maar, Tom…’

‘Het zou een duivels karwei zijn om hem mee naar boven te

sjouwen. We kunnen hem beter laten liggen tot er hulp komt.

Maar ik wil niet dat er vogels of vliegen bij hem kunnen komen;

ik heb nog wat zeildoek in de schuur liggen.’ Hij sprak rustig,

maar zijn handen en gezicht voelden ijskoud en oude schaduwen

verdreven de heldere najaarszon.

Janus Rock was tweeënhalve kilometer groen, met genoeg gras

om de paar schapen en geiten en het handjevol kippen te voeden

en voldoende teelaarde voor een eenvoudige moestuin. De enige

bomen waren twee hoog oprijzende coniferen, geplant door de

arbeiders uit Point Partageuse die het vuurtorenstation meer dan

dertig jaar eerder, in 1889, hadden gebouwd. Een groepje oude

graven herinnerde aan een schipbreuk lang daarvoor, toen de

Pride of Birmingham op klaarlichte dag op de gulzige rotsen was

gelopen en was vergaan. Op zo’n zelfde schip was later vanuit

Engeland de lichtinstallatie zelf hiernaartoe gebracht, trots voor-

zien van de naam chance brothers, een garantie voor de meest ge-

avanceerde technologie van die tijd, die op elke plek kon worden

geïnstalleerd, hoe onherbergzaam of moeilijk te bereiken ook.

De stromingen sleepten van alles binnen: wrakstukken, thee-

kisten, walvisbaleinen, rommel kolkend alsof het tussen twee pro-

pellers werd voortgedreven. Alles kwam op een gegeven moment

Page 104: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

103

boven water, op zijn eigen moment, op zijn eigen manier. Het

vuurtorenstation stond stevig in het midden van het eiland en

het huisje van de vuurtorenwachter en de bijgebouwen stonden

in elkaar gedoken naast de vuurtoren zelf, geïntimideerd door de-

cennia striemende windvlagen.

In de keuken zat Isabel aan de oude tafel, met de in een don-

zige gele deken gewikkelde baby in haar armen. Bij het binnenko-

men veegde Tom langzaam zijn voeten op de mat en legde een eel-

tige hand op haar schouder. ‘Ik heb die arme stakker toegedekt.

Hoe is het met de kleine?’

‘Het is een meisje,’ zei Isabel met een glimlach. ‘Ik heb haar in

bad gedaan. Ze ziet er gezond uit.’

De baby keek met grote ogen naar hem op en dronk zijn blik

in. ‘Wat zou er in vredesnaam in dat kleine koppie omgaan?’

vroeg hij zich hardop af.

‘En ik heb haar ook wat melk gegeven, hè, lieverdje?’ zei Isabel

zachtjes, de zin voor de baby een vragende klank gevend. ‘O, Tom,

ze is gewoon volmaakt,’ zei ze en ze kuste het kind. ‘God mag we-

ten wat ze allemaal heeft moeten doorstaan.’

Tom pakte een fles cognac uit de grenenhouten kast en schonk

een bodempje voor zichzelf in, dat hij in één teug achteroversloeg.

Hij ging naast zijn vrouw zitten en keek hoe het licht over haar

gezicht speelde terwijl ze de schat in haar armen zat te bewonde-

ren. De baby volgde elke beweging van haar ogen, alsof Isabel zou

ontsnappen als ze haar niet met haar blik zou vasthouden.

‘Och, klein ding,’ zong Isabel zachtjes, ‘arm, arm klein ding,’

toen de baby haar gezichtje naar haar borst draaide. Tom hoorde

tranen in haar stem en voelde de herinnering aan een onzicht-

bare aanwezigheid tussen hen in de lucht hangen.

‘Ze vindt je lief,’ zei hij. En toen, bijna tegen zichzelf: ‘Doet me

denken aan hoe het had kunnen zijn.’ Snel voegde hij eraan toe:

‘Ik bedoel… Ik bedoelde niet… Je kunt gewoon zien dat je ervoor

geboren bent, dat bedoel ik.’ Hij streelde haar wang.

Page 105: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

104

Isabel keek naar hem op. ‘Ik begrijp het, schat. Ik snap wat je

bedoelt. Zo voel ik het ook.’

Hij sloeg zijn armen om zijn vrouw en het kind heen. Isabel

kon de cognac in zijn adem ruiken. Ze fluisterde: ‘O, Tom, wat een

geluk dat we haar op tijd hebben gevonden.’

Tom kuste haar en drukte toen zijn lippen op het voorhoofd

van de baby. Zo bleven ze een hele tijd met z’n drieën zitten, tot

het kind zich begon te roeren en een vuistje onder het dekentje

vandaan stak.

‘Nou,’ zei Tom, terwijl hij opstond en zich uitrekte, ‘dan ga ik

maar eens een bericht sturen en dat bootje melden; dan kunnen

ze een boot sturen om het lichaam op te halen. En dit kleine dui-

melijntje.’

‘Nog niet!’ zei Isabel, terwijl ze de vingertjes van de baby pak-

te. ‘Ik bedoel, dat heeft toch geen haast. Voor die arme man is

het toch te laat. En ik denk dat deze kleine schat voorlopig wel

even genoeg heeft van boten. Wacht er nog even mee. Geef haar

de kans om eerst even op adem te komen.’

‘Het duurt uren voor ze hier zijn. Maak je over haar maar geen

zorgen. Je hebt haar al helemaal rustig gekregen, het arme klein-

tje.’

‘Laten we nog even wachten. Wat maakt dat nu uit?’

‘Het moet allemaal in het logboek, liefje. Je weet dat ik alles

meteen moet noteren,’ zei Tom, want het behoorde tot zijn taken

elke vermeldenswaardige gebeurtenis op of in de buurt van het

vuurtorenstation te melden, van passerende schepen en het weer

tot problemen met de apparatuur.

‘Je kunt het toch ook morgenochtend doen?’

‘Maar wat als het bootje afkomstig is van een schip?’

‘Het is een jol, geen reddingssloep,’ zei ze.

‘Dan heeft de baby waarschijnlijk een moeder die ergens aan

de wal haar haren uit haar hoofd staat te trekken van ongerust-

heid. Hoe zou jij je voelen als het jouw kindje was?’

Page 106: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

105

‘Je hebt dat vest toch gezien. De moeder is waarschijnlijk over-

boord gevallen en verdronken.’

‘Lieveling, we weten helemaal niets over de moeder. Of over

wie de man was.’

‘Het is de meest waarschijnlijke verklaring, of niet soms? Zui-

gelingen lopen niet zomaar weg van hun ouders.’

‘Alles kan, Izzy. We weten het gewoon niet.’

‘Ik kan me anders niet voorstellen dat zo’n klein baby’tje er

zonder haar moeder op uit gaat met een boot.’ Ze hield het kindje

nog wat dichter tegen zich aan.

‘Dit is een ernstige zaak. Die man is dood, Izz.’

‘En de baby leeft nog. Alsjeblieft, Tom.’

Iets in haar toon raakte hem en in plaats van tegen haar in

te gaan, nam hij haar verzoek in overweging. Misschien was het

goed voor haar om even een baby om zich heen te hebben. Mis-

schien was hij haar dat wel verschuldigd. Het bleef even stil en

Isabel keek hem aan in een zwijgende smeekbede. ‘Misschien, als

het echt moet…’ begon hij, zich schoorvoetend gewonnen gevend,

‘zou ik tot morgenochtend kunnen wachten. Maar dan is het wel

het eerste wat ik doe. Zodra de lamp uit is.’

Isabel kuste hem en kneep in zijn arm.

‘Dan ga ik nu maar gauw terug naar het lichthuis. Ik was net

de dampbuis aan het vervangen,’ zei hij.

Terwijl hij het pad af liep, hoorde hij de melodieuze klanken

van Isabels stem die zong: ‘Blow the wind southerly, southerly, sout-

herly, blow the wind south o’er the bonnie blue sea.’ Hoewel het een

welluidende melodie was, voelde hij zich niet echt gerustgesteld

toen hij de trappen van de toren beklom, worstelend met een ei-

genaardig ongemakkelijk gevoel over de concessie die hij zojuist

had gedaan.

Page 107: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

|

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

106

GESpREKSVR AGEn

1 Het verhaal speelt zich af in het begin van de vorige

eeuw, op een geïsoleerd, onherbergzaam eilandje. Zou

het zich ook in deze tijd kunnen afspelen? En op het

vasteland?

2 Veel van de informatie in het verhaal komen we te we-

ten door middel van brieven. Waarom denkt u dat de

schrijver dit heeft gedaan?

3 Welke rol speelt het licht / de vuurtoren in het leven van

de hoofdpersonen?

4 Een belangrijk deel van het verhaal gaat over moeders

en het gemis van een moeder. Welke invloed heeft het

missen van een moeder gehad op Tom? En op Hannah?

5 Welke rol speelt de oorlog in het verhaal en welke in-

vloed heeft hij gehad op de persoon van Tom?

6 Voor wie had u aanvankelijk de meeste sympathie? Ver-

anderde dat in de loop van het verhaal?

Page 108: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

li

te

ra

tu

ur

gi

ds

|

M

eu

le

nh

of

f

Bo

ek

er

ij

|

107

7 Met welke moeder kunt u zich het meest vereenzelvi-

gen? Met Izzy of met Hannah? Waarom?

8 Kunt u zich voorstellen dat u in soortgelijke omstandig-

heden dezelfde keuze zou hebben gemaakt als Tom en

Isabel? Wat had u anders gedaan?

9 Is Lucy uiteindelijk bij de juiste familie terechtgeko-

men? Of had u het verhaal liever anders zien eindigen?

10 Vindt u dat Tom en Izzy zwaar (genoeg) worden gestraft

voor wat zij hebben gedaan, of juist niet?

11 Is er één schuldige aan te wijzen voor wat er is gebeurd?

Hebben er meer mensen schuld? Of is er in feite geen

sprake van schuld?

Page 109: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

Deze literatuurgids is een uitgave van Meulenhoff Boekerij bv, Herengracht 507, 1017 BV Amsterdam, tel. 020-53 53 135,

www.meulenhoffboekerij.nl

VORMGEVING DPS, Amsterdam

Voor verkoopinformatie: [email protected]

Deze gids is met zorg samengesteld. Uitgeverij Meulenhoff Boekerij bv is echter niet aansprakelijk voor fouten of onjuistheden die per abuis in de tekst zijn opgenomen.

wilt u op de hoogte blijven van de nieuwste boeken van Meulenhoff boekerij?

Schrijf u dan nu in voor onze nieuwsbrief en maak kans op een boekenpakket

WWW.MEULENHOFFBOEKERIJ.NL/LITERATUURGIDS

Page 110: Literatuurgids Meulenhoff Boekerij 2012

Eindelijk is een onvergetelijk sterke roman waarin een man zich bevrijdt van zijn traumatische jeugd. Nadat zijn vader hem ernstig mishandel-de keerde zijn moeder hem de rug toe.

Kinderen van het Ruige Land is een ontregelende familiekroniek die de oor-zaken en gevolgen van een ontspoorde jeugd genadeloos blootlegt.

Er is hier niemand, behalve wij allemaal speelt zich af in Roemenië, 1939. Het is het bijzondere verhaal van een jonge vrouw die breekt met haar verleden en vlucht door Europa op zoek naar een beter leven.

Villa Betty is een wervelende roman van Nederlandse bodem, over een gefortuneerde familie die leeft voor de buitenwereld – tot die buitenwe-reld te dichtbij komt en de façade instort.

De verliefden is een roman over de onmogelijkheid om de waarheid volledig te ontdekken, omdat die zo soepel met onze gedachten en emoties mee verandert.

Véronique is het fascinerende verhaal over een vrouwenleven in de tijd van Aletta Jacobs, tegen de achtergrond van Nederland en Java in de 19e eeuw.

Prinses van Perzië is een kleurrijke en exotische roman. Ga mee naar het hof van het 16e-eeuwse Perzië, dat gonst van de intriges over macht, liefde en loyaliteit.

Een kinderloos stel ontfermt zich over een vondeling, en dat leidt tot een hartverscheurende keuze. Het licht van de zee is een zeer indrukwekkende roman en zal je voor altijd bij blijven.

Bijzondere boekenin beeld

U AANGEBODEN DOOR UITGEVERIJ MEULENHOFF BOEKERIJ

Boordevol leesfragmenten en gespreksvragen

LI

TE

RA

TU

UR

GI

DS

VO

OR

BO

EK

EN

LI

EF

HE

BB

ER

S E

N L

EE

SC

LU

BS