Lever September 2012
-
Upload
nvh-hepatologie -
Category
Documents
-
view
226 -
download
0
Embed Size (px)
description
Transcript of Lever September 2012

NIEUWSBLAD VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR HEPATOLOGIE
JAARGANG 36 NR. 3 SEPTEmBER 2012
Gerard van Berge Henegouwen, NVH bestuurder van het eerste uur 6 Hoe gaat het eigenlijk met
maaike Oosterveer? 9 LEVER Casus Dyspneu na Sclerotherapie 10 NVH Young Hepatologist 2012
Roeland Zoutendijk 21 LEVER op locatie Amsterdam Lever Centrum 23

2 LEVER NR 3 SEPTEMBER 2012 3
congresagenda 2 0 1 2
Omslagfoto: Oprichtingsacte NVH uit 1977. Overname van gegevens uit deze nieuwsbrief is toegestaan met bron vermelding. Correspondentie kan worden gestuurd naar het redactieadres. Vormgeving: M.art, Haarlem. ISSN nr.: 1574-7867. Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door Bristol-Myers Squibb, Gilead, Roche en Janssen-Cilag B.V.Organisatoren van congressen/symposia worden verzocht data tijdig door te geven en zoveel mogelijk rekening te houden met reeds geplande activiteiten.
■ 14 - 16 SEPTEmBER - EASL / AASLD Special Conference
Therapy of Hepatitis C: Clinical Application
and Drug Development
Locatie: Praag
Website: www.aasld.org
■ 20 - 22 SEPTEmBER Prague Hepatology Meeting
Locatie: Praag
Inlichtingen: www.congressprague.cz
■ 27 - 29 SEPTEmBER European Club for Liver Cell Biology
(ECLCB-5)
Locatie: Kasteel Schortinghuis, Spier
Website: www.eclcb.eu
■ 3 OkTOBER Cursorisch onderwijs in Maag-Darm-
Leverziekten.
Locatie: Jaarbeurs, Utrecht
Inlichtingen: Secretariaat NVMDL,
Postbus 657
2003 RR Haarlem
Tel.: 023 - 551 3016
Fax: 023 - 551 3087
E-mail: [email protected]
■ 4 - 5 OkTOBER NVH Najaarsmeeting
Locatie: Slot Zeist, Zeist
Inlichtingen: Secretariaat NVH,
Postbus 657
2003 RR Haarlem
Tel.: 023 - 551 3016
Fax: 023 - 551 3087
www.hepatologie.org
E-mail: [email protected]
■ 11 - 12 OkTOBER Dutch Liver Retreat, Spier
Inlichtingen: Secretariaat NVH,
Postbus 657
2003 RR Haarlem
Tel.: 023 - 551 3016
Fax: 023 - 551 3087
www.hepatologie.org
E-mail: [email protected]
■ 18 - 20 OkTOBER 2nd World Congress on Controversies in
the Management of Viral Hepatitis (C-Hep)
Locatie: Berlijn, Duitsland
Website: http://comtecmed.com/
chep/2012/
■ 9 - 13 NOVEmBER The Liver Meeting van AASLD
Locatie: Boston, Massachusetts
Inlichtingen: www.aasld.org
■ 29 NOVEmBER 10e Post AASLD Symposium
Locatie: Beurs-WTC Rotterdam
Beursplein 37, Rotterdam
Meer informatie/inschrijving:
www.erasmusmc.nl/mdl/postaasld
Contact: [email protected] /
Tel.: 010 - 703 5942
■ 29 NOVEmBER 27e Erasmus Liver Day
Locatie: Beurs-WTC Rotterdam
Beursplein 37, Rotterdam
Meer informatie / inschrijving:
www.erasmusmc.nl/liverday
Contact: [email protected] /
Tel.: 010 - 703 5942
Nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging voor Hepatologie.Verschijnt vier maal per jaar.
De Nederlandse Vereniging voor Hepatologie is opgericht op 30 september 1977.
Redactie:Dr. L.C. BaakMw. dr. M.J. CoenraadMw. dr. S.W.C. van MilMw. M.J. van Gijtenbeek
Redactie adres:Redactie Nieuwsbrief NVHPostbus 6572003 RR HaarlemFax: 023 - 5513087
Bestuur: Prof. dr. H.L.A. Janssen, voorzitterProf. dr. K.N. Faber, secretarisDr. J.T. Brouwer, penningmeesterDr. L.C. BaakProf. dr. U.H.W. BeuersMw. dr. M.J. Coenraad
Prof. dr. J.P.H. DrenthDr. G.H. KoekMw. dr. S.W.C. van MilDr. S.W.M. Olde DaminkDr. C.C. Paulusma
Lidmaatschap:aanmeldingen bij de secretaris:Prof. dr. K.N. FaberPostbus 6572003 RR Haarlemfax: 023-5513087
COLOfON
ORGANISATOREN VAN CONGRESSEN/SyMPOSIA WORDEN VERZOCHT DATA TIJDIG DOOR TE GEVEN EN ZOVEEL MOGELIJK REKENING TE
HOUDEN MET REEDS GEPLANDE ACTIVITEITEN.
LEVE
R
VO
OR
WO
OR
D
“Elk voordeel heb zijn nadeel”. Het voorwoord
is DE plek om hoogte- (en soms ook diepte-)
punten in de omliggende periode te belichten,
maar ik weet zeker dat de mij toegekende ruimte veel te klein
zal zijn om gepaste aandacht te besteden aan de NVHers die
dit verdienen. Zo zijn er carrièreprijzen toegekend aan Joost
Drenth (Dr. Karel-Lodewijk Verleysen-prijs die hij op
17 november in ontvangst zal nemen) en Peter Jansen (EASL
recognition award die hij op 20 april tijdens de annual liver
meeting in Barcelona ten overstaande van 1000-den deelne-
mers kreeg). Maar liefst 4 NVHers hebben een belangrijke
persoonlijke beurs ontvangen van ZonMW: Hans Jonker,
Ronit Shiri-Sverdlov en Andrea Woltman een VIDI beurs
waarmee ze een eigen researchgroep kunnen vormgeven;
Veerle Bieghs een Rubicon beurs waarmee ze een buitenlands
Post-doc project gaat uitvoeren. In deze LEVER vindt u al
details over deze toppers.
De NVH zelf viert dit najaar haar 7de lustrum. Tijdens het
najaarscongres in Slot Zeist zal hier aandacht aan besteed
worden. De afgelopen 5 jaar is het ledental sterk gegroeid
van rond de 400 naar inmiddels 560 leden. De NVH heeft de
afgelopen jaren een sterke financiële basis gelegd waarmee we
met vertrouwen de toekomst tegemoet kunnen gaan. Zowel
voor clinici als basale wetenschappers worden hoogstaande
bijeenkomsten georganiseerd en kan de NVH zijn leden
sponsoren voor buitenlands congresbezoek en het publiceren
van proefschriften.
Waarom dan toch ook een nadeel? Zoals we van de voetbal-
competities weten, leidt succes naar interesse uit het (kapi-
taalkrachtige) buitenland. En het gaat niet om zomaar een
NVHer. Nee, onze eigen voorzitter is op de transfermarkt
terecht gekomen en heeft de kans gegrepen om “aanvoerder”
te worden van het “Barcelona van de virale hepatologie” in
Toronto, Canada. Het is niet onverwacht dat Nederland
uiteindelijk te klein bleek voor Harry Janssen. Tijdens de
jaarlijkse congressen van de EASL en AASLD staan er een
duizelingwekkend aantal abstractnummers achter “Janssen-
HLA”. Een zeer verdiende stap in zijn carrière dus, waarmee
we Harry als bestuur van harte feliciteren. We “verliezen” dus
ook talent en vooral de pool van klinisch hepatologen die ook
basaal wetenschappelijk onderzoek doen is klein, zo niet heel
erg klein. Als NVH zijn wij zeer gelukkig dat Ulrich Beuers
(Amsterdam) de uitdaging heeft aangenomen om de nieuwe
voorzitter te worden van de NVH, iemand met precies dit
profiel. Ik verwacht dan ook dat onder zijn voorzitterschap de
NVH zich onverminderd sterk zal maken voor het katalyseren
van basale interesse bij klinici en klinisch belang bij basalisten.
Klaas Nico Faber
V A N D E S E C R E T A R I S
Bestuur NVH, maart 2012, Veldhoven. Van Links naar rechts: Ger Koek, Akin Inderson, Klaas Nico Faber, Steven Olde Damink, Coen Paulusma,
Saskia van Mil, Joost Drenth, Hans Brouwer, Rob de Knegt, Harry Janssen. Op de foto ontbreken Minneke Coenraad en Bert Baak.

4 LEVER NR 3 SEPTEMBER 2012 5
LEVE
R
NIE
UW
S
De Dutch Liver Week 2012, welke in
Rotterdam plaats vond, was een groot
succes. Inmiddels traditiegetrouw begon
de week met een eendaagse cursus
echografie, gedoceerd door verschillende
enthousiaste docenten, onder wie Dr.
Christoph Terkamp uit Hannover. Zowel de
hands-on sessies met gezonde vrijwil-
ligers en echo-simulatoren werden als heel
leerzaam ervaren.
Alle cursisten bleven tot het diner oefenen
maar sommige enthousiastelingen verlie-
ten pas na 21.00 uur de zaal.
Op woensdag begon de driedaagse
cursus klinische hepatologie, waarin alle
belangrijke ziektebeelden in de hepatolo-
gie aan bod kwamen. Dit jaar waren naast
Nederlandse docenten ook vele Vlaamse
DLR 2012, 11 en 12 oktober te Spier
Dutch Liver Retreat 2012; (Be) Inspire(d By) Your fellow Liver Researchers!
We zijn zeer verheugd dat we ook dit
jaar weer een groot aantal inschrij-
vingen hebben ontvangen voor de
Dutch Liver Retreat, die op 11 en 12
oktober plaats zal vinden in Spier.
Minstens 90 basale onderzoekers die
werken aan lever gerelateerd onder-
zoek zullen aldaar weer de volgende
doelen nastreven: Netwerken, discus-
siëren over gedeelde onderzoeksin-
teresses en mogelijkheden onderzoe-
ken om nieuwe samenwerkingen aan
te gaan. Wij als organiserend comité,
zijn nu druk met het samenstellen
van een leuk en goed programma op
basis van de aanmeldingen. Dit zal in
september worden gestuurd naar alle
deelnemers. Tot in Spier!
Klaas Nico Faber, Coen Paulusma,
Joost Drenth en Saskia van Mil
docenten uitgenodigd om te spreken
en met hen waren meerdere Vlaamse
deelnemers afgereisd naar Rotterdam. De
actieve betrokkenheid van alle cursisten
en de Vlaamse collega’s leidden tot leven-
dige discussies. Bijzondere hoogtepunten
waren verhalen over insuline-resistentie en
diabetes mellitus van Henk Bilo, en over
vitamine C deficiëntie en scheurbuik van
George Maat uit LUMC. De cursus werd
na afloop door iedereen als zeer goed
beoordeeld. Met name de inbreng van de
Vlaamse collega’s werd enorm gewaar-
deerd.
Door verbouwingswerkzaamheden in Rot-
terdam viel woensdagmiddag de stroom
plotseling geheel uit. Toch liep ook zonder
microfoon en powerpointpresentatie het
programma gewoon door, en gelukkig was
NVH Subsidies en PrijzenOvername reisbeurzen van NVGEDe reisbeurzen voor NVH-leden die tot dusverre door de NVGE werden gehonoreerd,
zullen worden overgenomen door de NVH. Dat betekent dat aanvragen hiervoor in het
vervolg bij de NVH moeten worden ingediend in plaats van bij de Nederlandse Vereniging
voor Gastroenterologie. Alle voorwaarden en het aanvraagformulier zijn te vinden op onze
website: www.hepatologie.org (submenu-item: subsidies en prijzen)
Oproep voordrachten NVH Distuingished Hepatology Award 2013Voor de tweede maal zal in het voorjaar van 2013 de NVH Distinguished Hepatology
Award worden uitgereikt. Deze prijs mag gezien worden als een wetenschappelijke
carrière award voor mid-level professionals en wordt gegeven op grond van een aantal
aspecten (publicaties, betekenis voor het vakgebied etc.). Doel van deze prijs is het
stimuleren van het onderzoek van de kandidaat. Door de publiciteit rond het toekennen
van de prijs wordt (1) de herkenbaarheid van het onderzoek vergroot en het (2) betekent
een erkenning van de kwaliteit van het onderzoek van de kandidaat.
In principe kunnen zij die langer dan een jaar lid zijn van de NVH in aanmerking komen
voor deze prijs. De prijs, - een certificaat met daaraan verbonden een geldbedrag van
€ 1.000, - wordt eenmaal in de drie jaar uitgereikt. Kandidaten mogen zich zelf voordra-
gen, maar ook voorgedragen worden. Het bestuur van de NVH zal de selectie van de
kandidaten plegen. De prijs zal tijdens het NVGE/NVH congres in maart 2013 worden
uitgereikt.
Criteria:• De leeftijd van de kandidaat is < 50 jaar.
• De kandidaat overlegt een curriculum vitae van maximaal 1 pagina met daarbij een
publicatielijst.
• De kandidaat heeft meerdere artikelen op een hepatologisch onderwerp in tijdschriften
met een impact factor > 8, en daarnaast publicaties in andere peer-reviewed tijdschrif-
ten.
• Bij de kandidaatstelling wordt een notitie verwacht van maximaal 250 woorden waarin
het belang van het onderzoek en de bijdrage op het gebied van leverziekten van de
kandidaat wordt geschetst.
• De naam van 2 referenten waar informatie kan worden ingewonnen.
• Voordrachten dienen voor 1 december 2012 te worden ingezonden naar:
NVH-najaarscongres 2012
4 en 5 oktober a.s. in Slot Zeist
Zoals eerder bericht zal onze vereniging in
verband met het wegvallen van de regulie-
re najaarsvergadering in Veldhoven vanwe-
ge de UEGW, een aparte najaarsmeeting
organiseren. Deze zal plaatsvinden op 4
en 5 oktober te Zeist. Het programma dat
half juli aan alle NVH-leden toegezonden is
samen met het aanmeldingsformulier te
vinden op www.hepatologie.org.
Naast de gebruikelijke vrije voordrachten
op beide dagen, zal op donderdagmiddag
4 oktober een symposium rond NAFLD /
NASH worden georganiseerd. Aansluitend
is er in het kader van het 35 jaar bestaan
van de NVH samen met de oprichters van
de vereniging een interactieve terugblik
in de tijd. Wij hopen veel NVH-leden in Zeist te mogen begroeten!
Rob de Knegt en Minneke Coenraad
de stroomuitval van beperkte duur.
Donderdagavond was er tijd voor ontspan-
ning, met een etentje op terras aan de
Maas, gevolgd door een bustour door
Rotterdam, gedeeltelijk afgelegd per bus
over de Maas!
Vrijdagochtend nog een leerzame ochtend
over virale hepatitis en na de lunch werd
de cursus 2012 afgesloten. We hopen in
2013 weer vele deelnemers uit Nederland
en Vlaanderen te mogen verwelkomen in
Leiden op de Dutch Liver Week 2013!
Het programma van 2013 zal een ge-
meenschappelijk programma worden van
de NVH samen met de Vlaamse vereni-
ging, en wie weet vindt de DLW2014 wel
plaats in Antwerpen …??
Minneke Coenraad en Rob de Knegt
Verslag DLW 2012, 12 t/m 15 juni te Rotterdam

6 LEVER NR 3 SEPTEMBER 2012 7
LEVE
R
IN
DE
SCH
IJN
WER
PER
S
om goed te onderhandelen. Daarbij kon
ik wijzen op het gegeven dat we veel on-
derzoek deden. Als hoogtepunt van mijn
Utrechtse tijd kan ik melden de vele
promoties, waarvan twee ‘cum laude’.
Zowel Karel van Erpecum als Antonio
Moscetta viel die eer te beurt.
Er zijn helaas ook twee dieptepunten
in mijn Utrechtse tijd te vermelden.
Allereerst de affaire Van Hattum. Deze
speelde in de periode dat ik het manage-
ment van de afdeling had overgedragen
aan Melvin Samsom. Dat is toen hard
gespeeld. Ik zou dat misschien iets an-
ders hebben gedaan. Niet dat Van Hat-
tum niet had moeten vertrekken, begrijp
me goed. Lees daarvoor het onderzoeks-
rapport maar eens na.
Een ander dieptepunt is de bezuini-
gingsronde van 2002. De ‘kaasschaaf-
methode’ die toen gehanteerd is heeft
me geraakt. Mede daardoor heb ik het
management toen overdragen aan Mel-
vin Samsom.
mDL en de toekomst.De MDL is echt een apart vakgebied.
Toch denk ik dat we samen met de
interne geneeskunde in één maat-
schap kunnen en moeten functioneren.
Inmiddels is 40% van de MDL-vakgroe-
pen los van de interne. Mijns inziens is
dat geen verbetering. We moeten oppas-
sen voor een ‘narrow mind’, en daar kan
de interne bij helpen.
Als ik de academische en de perifere
MDL tegen elkaar afzet zie ik niet zoveel
verschil meer, zowel kwantitatief als
kwalitatief. In de academie moet men
opletten dat het ‘care’ aspect niet ver-
dwijnt en de patiënt gereduceerd wordt
tot een ‘nummer’. In de periferie denk
ik dat het gevaar aanwezig is dat de in-
tercollegiale toetsing op de achtergrond
raakt. Men gaat meer zijn eigen gang.
Er zijn veel goede ontwikkelingen te
melden binnen het vakgebied. Zo vind
ik de vorderingen binnen de hepatitis-
behandeling fantastisch. Toch zijn er
ook gebieden die nog verder aandacht
behoeven. Ik vind de vorderingen ten
aanzien van de behandeling van cho-
lestatische leverziekten, galsteenziekte
en NASH tegenvallen. Ook de oncolo-
gie moet zich verder ontwikkelen. We
moeten niet op onze lauweren gaan
rusten en ook qua onderzoek goed bezig
blijven.
Ik sta positief tegenover het bevol-
kingsonderzoek naar colonkanker.
Vanuit de MDL moeten we dat wel goed
uitvoeren. Dat zijn we aan onze stand
verplicht. Adeldom verplicht.
Na het emeritaatIk heb een poosje samen met mijn
dochter met redelijk succes een eigen
bedrijfje gehad, ‘Medical Search Con-
sultants’. Daarbij deden we aan ‘head
hunting’ voor verschillende ziekenhui-
zen. Inmiddels zijn we ermee gestopt.
Verder heb ik wat advieswerk gedaan
voor de farmaceutische industrie,
meestal op levergebied. Ook ben ik
Curriculum Vitae
Naam: Gerard Pieter van Berge Henegouwen
Geboren: Arnhem, 5 februari 1944
Burgerlijke staat: Gehuwd, 3 kinderen
1962-1969: Studie geneeskunde aan de Katholieke Universiteit
van Nijmegen
1969-1974: Specialisatie interne geneeskunde, Rijnstate,
Arnhem. Dr. K.H. Brandt en Dr. L. Schalm
1974: Proefschrift: ‘Bile Acids and Cholestasis’ aan de
Katholieke Universiteit van Nijmegen, Promotor:
Dr. J.H.M. van Tongeren
1975-1977: Gastroenterology Unit and Department of
Gastroenterology Mayo Clinic, Rochester MN, USA.
A.F. Hofmann, W. Summerskill, D.B. McGill
1977-1979: UMC St. Radboud, Specialisatie Maag-Darm-Lever
ziekten, Katholieke Universiteit Nijmegen,
Dr. J.H.M. van Tongeren
1979-1988: MDL-arts, Rijnstate, Arnhem
1988-2004: Hoofd afdeling Maag-Darm-Leverziekten,
UMC Utrecht
1988-2006: Professor Gastro-enterologie en Hepatologie,
Universiteit van Utrecht, Consultant Gastro-
enterologie, Afdeling Maag-Darm-Leverziekten, UMCU
2006 - heden: Scopiërend MDL-arts, Canisius-Wilhelmina
Ziekenhuis, Nijmegen.
als medisch deskundige betrokken bij
tucht- en rechtzaken. Ongeveer 25% van
alle klachten bij een klachtencommis-
sie gaat naar het tuchtcollege. Eigenlijk
moet je een keer zelf een dergelijke zaak
meegemaakt hebben. In Arnhem ben ik
ooit aangeklaagd door een patient met
ernstige psychische stoornissen, die ik
eerder niet in mijn spreekkamer had
moeten toelaten. Gelukkig werd ik na
veel “gedoe” vrijgesproken, maar ik heb
er veel van geleerd.
Ik werk tenslotte mee als voorzitter van
de Eeuwboek-commissie aan het grote
jubileumboek van ‘100 jaar NVGE 1913-
2013’. Een medisch historica schrijft de
uiteindelijke tekst.
Maar natuurlijk praktiseer ik ook nog.
Ik scopieer in het Canisius in Nijmegen,
en soms word ik gevraagd om mee te
denken over een leverprobleem. Ik heb
geen andere zaken aan mijn hoofd.
Het leuke vind ik dat de cirkel mooi
rond is. Ooit in Nijmegen begonnen,
daarna naar Arnhem, toen Mayo en
weer Nijmegen, toen weer Arnhem, dan
Utrecht en tenslotte weer Nijmegen.
‘We moeten niet op onze lauweren gaan rusten en ook qua onderzoek goed bezig blijven.’
Deze keer spreken we met prof. dr. Van Berge Henegouwen, een van de founding fathers van de NVH. De NVH bestaat deze maand precies 35 jaar.
1977 Oprichting NVH
De NVH- een aparte club?Ik ben inderdaad een van de founding
fathers van de NVH. Ik heb het nog op-
gezocht in de oude verenigingspapieren,
die ik deze week van Karel Brandt heb
mogen lenen. Ik was het zelf eigenlijk
een beetje vergeten. Maar in de oprich-
tingsakte wordt mijn naam genoemd als
eerste lid van het bestuur. Wel weet ik
uiteraard nog dat ik een tijdje vicevoor-
zitter van de club ben geweest. Er was in
die tijd een flinke discussie gaande of de
NVH wel een aparte club moest worden
of als sectie moest functioneren bin-
nen de NVGE. Guido Tytgat was heel
duidelijk voorstander van een ‘sectie’,
zoals dat volgens zijn zeggen in Amerika
gebruikelijk was. Karel (Brandt) heeft
toen nog met Amerika gebeld, maar
daar bestonden de AGA en de AASLD
toch duidelijk los van elkaar. Veel clinici
twijfelden over de beste keuze. Alleen de
basalisten en ook mede-oprichter Chris
Gips wilden per se niet als sectie van de
NVGE van start gaan. En zo zijn we dus
als aparte club in 1977 van start gegaan.
Arnhem-Rochester-Nijmegen-ArnhemEigenlijk was er al sprake van een aparte
afdeling ‘Leverziekten’ vanaf 1972,
toen er in Arnhem een symposium
‘Liverresearch and liverdisease ‘ werd
georganiseerd door K.H. Brandt, Ch.
Gips en L. Schalm. Een neerslag van die
bijeenkomst is te vinden in de ‘Folia
Medica Neerlandica’ van datzelfde jaar.
In Arnhem gebeurde toen heel veel op
levergebied, behalve levertransplanta-
tie. Nou ja, 1 keer; dat verhaal van Bart
van Hoek in de vorige ‘Lever’ heeft het
duidelijk neergezet. Er was in Arnhem
natuurlijk een hele goede chirurgische
afdeling, maar de rest (immunolo-
gie, infectieziekten) was onvoldoende
aanwezig. Eigenlijk waren het een
beetje ‘cowboys’, of laat ik beter stellen:
‘pioniers’.
Toen ik in Arnhem begon in 1969 met
mijn opleiding werd ik op de galzout-
bepaling gezet. Ze hadden daar een
eigen TNO-lab, los van de klinische
chemie. Ik heb daar met een gaschro-
matografie apparaat gewerkt aan een
betrouwbare bepaling. Als je stelt dat ik
de ‘founding father “ van het galonder-
zoek in Nederland ben, zal ik dat niet
ontkennen.
Na mijn promotie ben ik twee jaar in de
Mayo-Clinic geweest. Ik heb daar alleen
research gedaan, en geen kliniek, onder
leiding van Alan Hofmann.
Terug in Nederland ben ik bij Van
Tongeren in opleiding gekomen en heb
me daar bezig gehouden met voedings-
gerelateerde galproblemen. Ik werd
daarna gevraagd om hoogleraar aan
de VU te worden, maar dat zag ik niet
zo zitten. Ik ben naar Arnhem gegaan
en heb daar negen jaar als MDL-arts
gewerkt.
UtrechtIn 1988 ben ik hoogleraar in Utrecht
geworden. Ik heb daar twee problemen
ervaren. Allereerst was de voormalige
staf niet door mij gekozen en samenge-
steld. Alleen Karel van Erpecum heb ik
meegenomen vanuit Arnhem. Dat was
wel eens lastig, vooral als je bedenkt dat
de nummer twee en drie van de benoe-
mingscommissie lid waren van diezelfde
staf. Verder waren de verhoudingen bin-
nen de divisie Interne geneeskunde pro-
blematisch. Ik heb altijd wel geprobeerd De NVH bestond eigenlijk al eerder dan 1977.
DOOR COEN PAULUSmA
EN BERT BAAk

9Gilead Sciences Netherlands B.V.www.gilead.comVoor productinformatie zie elders in dit blad
Viread™ bij chronische hepatitis B
Eén lever. Eén leven.
Eénmaal daags één tablet VIREAD.
Snelle en aanhoudende suppressie1-4
Toenemende HBsAg seroconversie1,3,5
Geen resistentie1-3
right from the start
110104/003
Heuvels, velden en echte bergtoppen
In deze aflevering van ‘Hoe gaat het eigenlijk met…?’ vertelt Maaike Oosterveer over haar onderzoekscarrière tot nu toe. Haar
interesse in metabole fluxen heeft haar van Wageningen en Groningen via Lausanne terug naar Groningen gebracht. Maaike is nu
werkzaam in het UMCG bij het Research Laboratorium Kindergeneeskunde.
LEVE
R
BA
SALI
ST
Maaike Oosterveer
HOE GAAT HET EIGENLIJk mET...?
Zo’n 8,5 jaar geleden verruilde ik
de heuvelachtige omgeving van
Wageningen voor de velden van
het platte Groninger land. Als afgestu-
deerd voedingskundige ging er op het
lab van Folkert Kuipers in het UMCG
een nieuwe wereld voor mij open,
namelijk die van de metabole flux ana-
lyse, kortweg fluxomics. Deze techniek
maakt het mogelijk om de dynamiek
van het metabolisme tot in detail te be-
studeren. Al snel werd ik een ‘believer’.
Aangezien de lever een zeer belangrijke
en centrale rol speelt in de stofwisseling
heb ik de fluxomics techniek tijdens
mijn promotietraject veelvuldig ingezet
bij ons onderzoek naar de functie van
transcriptiefactoren in de lever. Een
aantal van deze factoren worden geacti-
veerd door voedingsstoffen of produc-
ten uit de stofwisseling, waarna zij de
expressie van een groot aantal metabole
enzymen reguleren. Hierdoor treden
ze op als ‘nutrient sensoren’. Omdat
deze transcriptiefactoren het metabo-
lisme bijsturen wanneer het aanbod van
voedingsstoffen verandert, worden ze
beschouwd als belangrijke drug targets
in de strijd tegen welvaartsziekten zoals
obesitas, hart- en vaatziekten en type 2
diabetes. Aangezien verschillende meta-
bole reacties onderling sterk afhankelijk
zijn, kan het farmacologisch moduleren
van nutrient sensoren tot onverwachte
(en soms ongewenste) reacties leiden.
Zo vonden we bijvoorbeeld dat het ac-
tiveren van de PPARα naast de gewenste
stimulering van de vetverbranding ook
leidt tot een verhoogde vetzuuraan-
maak in de lever. Bij de ontwikkeling
van nieuwe medicijnen is het daarom
belangrijk de gevolgen van de veran-
derde metabole regulering uitgebreid in
kaart te brengen.
Tijdens mijn promotieonderzoek reali-
seerde ik mij al dat metabole regulering
zich niet simpelweg beperkt tot de
directe ‘ligand-activatie’ van transcrip-
tiefactoren. Hierdoor werd ik geprikkeld
om dit in een bredere context te gaan
onderzoeken. Ik was dan ook zeer ge-
lukkig dat ik de kans kreeg een postdoc
te doen in het lab van Johan Auwerx
en Kristina Schoonjans aan de Ecole
Polytechnique Fédérale de Lausanne
(EPFL). Hierbij werd ik ondersteund
door een Ter Meulen Stipendium van de
KNAW. Johan en Kristina zijn al jaren
zeer succesvol binnen het metabole
onderzoeksveld en richten zich hierbij
onder andere op ‘fine-tuning’ regulatie
zoals post-translationele modificaties en
eiwit-interacties. In Lausanne leiden zij
sinds 2009 het Laboratory of Integrated
Systems Physiology (LISP). Het LISP
bestaat voornamelijk uit postdocs met
verschillende nationaliteiten en achter-
gronden en beschikt bovendien over een
groot aantal transgene muismodellen.
Hierdoor herbergt het een breed scala
aan expertise en biedt het uitgebreide
mogelijkheden voor diepgaand mecha-
nistisch onderzoek. Gedurende mijn
eerste weken in Lausanne had ik dan
ook het gevoel op ‘science camp’ te zijn.
Het prachtige uitzicht op de bergtoppen
rond het meer van Genève versterkte
deze beleving.
Binnen het LISP heb ik onderzoek
gedaan naar de functie van de Liver
Receptor Homolog-1 (LRH-1) in de
lever. Er was nog relatief weinig bekend
over de rol die deze transcriptiefactor
speelt in het levermetabolisme. Uit onze
studies kwam naar voren dat LRH-1
cruciaal is voor de hepatische glucose
opname. Door samen te werken met
Groningen konden we dit met behulp
van fluxomics verder in beeld brengen
en bovendien aantonen dat dit ook
gevolgen heeft voor de glycogeen- en
Lees verder op pagina 10.

10 LEVER NR 3 SEPTEMBER 2012 11
Curriculum Vitae
1980: Geboren te Nijmegen.
1998-2003: Studie Voeding en Gezondheid aan Wageningen
Universiteit, specialisaties Fysiologie en Nutrigenomics.
2004-2009: Promotieonderzoek bij het Research laboratorium
Kindergeneeskunde, Center for Liver Digestive and
Metabolic Diseases, Universitair Medisch Centrum
Groningen (Promotor Folkert Kuipers, co-promotor
Dirk-Jan Reijngoud). Promotie aan Rijksuniversiteit
Groningen met proefschrift getiteld ‘Control of Metabolic
Flux by Nutrient Sensors’.
2009-2010: Postdoc bij het research laboratorium Kindergenees-
kunde, Universitair Medisch Centrum Groningen.
2010-2012: Postdoc in het Laboratory for Integrated Systems
Physiology van Johan Auwerx en Kristina Schoonjans,
Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne, Zwitserland.
2012-: Postdoc bij het research laboratorium Kindergenees-
kunde, Center for Liver Digestive and Metabolic
Diseases, Universitair Medisch Centrum Groningen.
Geselecteerde publicaties
1. Oosterveer MH, Mataki C, yamamoto H, Harach T, Moullan N, van
Dijk TH, Ayuso E, et al.
LRH-1-dependent glucose sensing determines intermediary meta-
bolism in liver. The Journal of clinical investigation, in press.
2. Oosterveer MH, Grefhorst A, Van Dijk TH, Havinga R, Staels B,
Kuipers F, Groen AK, et al.
Fenofibrate simultaneously induces hepatic fatty acid oxidation,
synthesis and elongation in mice. J.Biol.Chem. 2009.
3. Oosterveer MH, Grefhorst A, Groen AK, Kuipers F. The liver X
receptor: Control of cellular lipid homeostasis and beyond Implicati-
ons for drug design. Prog Lipid Res 2010:49(44):343-352.
4. Oosterveer MH, van Dijk TH, Grefhorst A, Bloks VW, Havinga R,
Kuipers F, Reijngoud DJ.
Lxralpha deficiency hampers the hepatic adaptive response to
fasting in mice. J Biol Chem 2008;283:25437-25445.
5. Oosterveer MH, Van Dijk TH, Tietge UJF, Boer T, Havinga R, Stel-
laard F, Groen AK, et al.
High fat feeding induces hepatic fatty acid elongation in mice.
PLoS.One. 2009;4:e6066.
vetstofwisseling. Deze bevindingen on-
derstrepen eens te meer dat het inade-
quaat functioneren van één specifieke
metabole reactie een domino-effect kan
veroorzaken.
Ik heb mijn tijd in Lausanne als zeer
uitdagend en inspirerend ervaren.
De technische mogelijkheden en de
multidisciplinaire aanpak van het LISP
Vervolg van pagina 9. hebben mijn ontwikkeling als onderzoe-
ker een impuls gegeven. De interactie
met collega’s heeft ideeën opgeleverd
voor toekomstig onderzoek. Lausanne
is bovendien een zeer aangename plek
om te wonen en is het hele jaar rond een
prima uitvalsbasis om van het Zwitserse
leven te genieten.
En nu is het tijd voor een nieuwe uitda-
ging. Binnen het research laboratorium
Kindergeneeskunde zal ik mijn expertise
op het gebied van metabole regulering
in gaan zetten in het kader van foetale
programmering. Het is namelijk bekend
dat een veranderde stofwisseling tijdens
de vroege ontwikkeling aanleiding kan
geven tot een verhoogd ziekterisico op
volwassen leeftijd. De komende tijd
zal ik vanuit een metabole invalshoek
gaan onderzoeken hoe deze program-
mering tot stand komt. Daarbij zal mijn
aandacht uiteraard ook uitgaan naar de
rol van de lever.
casus
LEVE
R
CA
SUS
Op de eerste hulp van een algemeen ziekenhuis pre-
senteerde een 23-jarige vrouw zich in verband met
hematemesis. Ze was bekend wegens levercirrose op
basis van autoimmuun hepatitis, met grote fundusvarices en
onderging in 2006 rubberbandligatie van oesofagusvarices in
verband met een varicesbloeding. Patiënt was intolerant voor
propanolol en in overleg met een universitair ziekenhuis,
waar patiënte ook werd gecontroleerd, werd een expectatief
beleid afgesproken met endoscopische controles.
Na de presentatie wegens hematemesis werd na toedienen van
antibioticum en octreotide een gastroscopie verricht. Hierbij
waren er geen aanwijzingen voor oesofagusvarices, echter wel
een focus van opwellend bloed bij haar bekende grote fundus-
varices. Door de aanwezigheid van stolsels en bij slecht zicht
bleek het niet mogelijk de fundusvarix te behandelen en werd
besloten om na erythromycine een tweede gastroscopie te ver-
richten. Bij deze inspectie werd een cherry red spot gezien op
een van de fundusvarices, wat overeen kwam met de lokatie
van de eerder geziene bloeding. Vervolgens werden twee vari-
ces behandeld met Histoacryl® (N-butyl-2-cyanoacrylaat) ver-
dund met lipiodol (verdunning 1:3, injecties 2 x 1 cc) waarna
er tijdens de resterende opname geen aanwijzingen voor reci-
Dyspneu na sclerotherapie
dief varicesbloeding waren. Zestien dagen na deze gastroscopie
kwam patiënt werderom op de eerste hulp wegens 2 punten:
Hb daling en melena. Bij gastroscopie werden op dat moment
geen aanwijzingen voor acute dan wel recente bloeding gezien.
Gezien de hoge verdenking op recidief varicesbloeding werd
besloten twee fundusvarices te behandelen met respectieve-
lijk 2 en 1 cc Histoacryl®. Echter bij het inspuiten van de 1 cc
ontstond een bloeding waarna besloten werd opnieuw 2 cc
Histoacryl® te injecteren in de desbetreffende varix, waarna de
bloeding stond.
Enkele uren na de behandeling werd patiënt dyspnoeisch met
koorts tot 39 graden. Bij onderzoek van pulmones bleken geen
afwijkingen, echter de X-thorax liet multipele afwijkingen zien
passende bij lipiodol deposities in het pulmonale vaatsys-
teem. Het beeld van multipele longembolieen ten gevolge
van Histoacryl® translokatie werd bevestigd bij CT thorax. In
overleg met het universitaire ziekenhuis werd besloten patiënt
aldaar op korte termijn te presenteren voor het evalueren van
een TIPS-plaatsing. Bij een controle X-thorax 3 weken later
werd een duidelijk beeld van lipiodol / Histoacryl® deposities
gezien, wat correleerde met de kliniek van patiënt; er trad
na enkele dagen reeds een herstel van haar dyspneu op, wat
verder verbeterde in de daaropvolgende weken.
BesprekingSystemische embolisatie vanuit het portale systeem als gevolg
van sclerotherapie van fundusvarices is een zeldzame com-
plicatie, en wordt gerapporteerd in < 5%1. De longen zijn
de meest voorkomende lokatie van embolisatie, echter ook
andere lokaties zijn beschreven zoals de cerebrale en coronaire
vasculatuur2-4. Mogelijke risicofactoren voor de systemi-
sche embolisatie zijn de grootte van de varices, snelheid van
injectie, en volume van toegediende vloeistof. Hwang et al1
beschreven dat de patiënten met longembolieën (n=6) een
groter volume vloeistof kregen toegediend (4.2 cc) in verge-
lijking met patiënten (n=134) die geen longembolieën kregen
(1.8 cc). Het is onduidelijk of dit bij onze patiënt een rol
heeft gespeeld, omdat in retrospectie bleek dat patiënt reeds
dyspneu klachten kreeg na haar eerste sessie sclerotherapie.
Gezien de relatie met het volume van de toegediende vloeistof
zou gepleit kunnen worden voor de toediening van een zo laag
mogelijk volume, door middel van een laag verdunningsratio,
en door het naspoelen met gedistilleerd water te beperken. De
kliniek van longembolisatie na sclerotherapie varieert van ern-
stige dyspneu met langdurige opname tot geringe dyspneu met
snel herstel1-3. Follow-up van patiënten laat in de meeste geval-
len een snel herstel zien met verlies van pulmonale Histoacryl-
lipiodol lokalisaties bij radiologisch onderzoek. Alternatieve
therapieën bij recidief bloedingen van fundusvarices, zoals
TIPS, zijn aanbevolen om complicaties van sclerotherapie te
voorkomen5.
Dr. Maureen Guichelaar,
MDL-arts Medisch Spectrum Twente
1. Hwang SS, Kim HH, Park SH, et al. N-butyl-2-cyanoacrylate pulmo-
nary embolism after endoscopic injection sclerotherapy for gastric
variceal bleeding. J Comput Assist Tomogr 2001;25:16-22.
2. Turler A, Wolff M, Dorlars D, Hirner A. Embolic and septic compli-
cations after sclerotherapy of fundic varices with cyanocrylate.
Gastrointestinal Endoscopy 2001;53:228-230.
3. Fry CL, Neumann H, Olano C, Malfertheiner P, Monkemuller K.
Efficacy, complications and clinical outcomes of endoscopic scle-
rotherapy with N-Butyl-2-Cyanoacrylate for bleeding gastric varices.
Dig Dis 2008;26:300-303.
4. Seewald S, Ang TL, Imazu H, et al. A standardized injection
technique and regiment ensures success and safety of N-butyl-2-cy-
anoacrylaat injection for the treatment of gastric fundal varices.
Gastrointest Endosc 2008;68:447-54.
5. Garcia-Tsao G et al. AASLD Practice guidelines. Prevention and Ma-
nagement of Gastroesophageal varices and variceal hemorrhage in
cirrhosis. Hepatology 2007;46:922-938.
Thoraxfoto enkele uren na sclerotherapie met zichtbare histoacryl/lipiodol embolisaties (links) en 3 weken later (rechts).

13D E S TA B I E L E FA C TO R
Tijd voor de volgende stap
Pegasys• Effectiviteit1-6
• Gemak• Ervaring7,8
Pegasys, juist ook in triple therapie9,10
Voo
r m
eer
pro
duc
tinf
orm
atie
zie
eld
ers
in d
it b
lad
. P
EG12
050
02
2105171_A4 Advertentie.indd 1 15-06-12 13:53
LEVE
R
RIC
HTL
IJN
EN Nieuwe Hepatitis C richtlijn in de maak
De NVMDL heeft in september 2010 een commis-
sie hepatologie ingesteld, die heeft zich ten doel
gesteld heeft een verdere professionalisering van de
behandeling van leverziekten te bevorderen. Een van de eerste
taken was het organiseren van de zorg rondom patiënten met
leveraandoeningen, specifiek waar het de behandeling van
patiënten met chronische hepatitis B en C betreft.
Om de kwaliteit van de zorg voor deze patiënten te bewaken
heeft de NVMDL samen met de Nederlandse Internisten Ver-
eniging (NIV) besloten tot het instellen van hepatitis behan-
delcentra. Aan deze centra zijn MDL-artsen en soms infectio-
logen verbonden die veel ervaring hebben met de behandeling
van deze groep patiënten. Deze stap was noodzakelijk omdat
met de komst van de nieuwere middelen tegen hepatitis C
andere behandelschema’s ontstaan.
Deze nieuwe direct acting antivirals (DAA’s) telaprevir en
boceprevir zijn per 1 april 2012 geregistreerd voor de behan-
deling van chronische hepatitis C genotype 1 bovenop de
combinatie met peg-interferon α en ribavirine. De belangrijk-
ste fase 3 onderzoeken zijn afgesloten en hebben aangetoond
dat telaprevir en boceprevir bij patiënten met chronische
hepatitis C genotype 1 de genezingskans sterk doet toenemen.
Echter deze middelen zijn niet voor alle patiënten geschikt,
er kunnen bijwerkingen optreden en ernstige interacties met
andere middelen zijn mogelijk.
Ten einde deze middelen in de praktijk doelmatig en juist in te
zetten heeft de Nederlandse Vereniging voor Hepatologie het
initiatief genomen om een update van de in 20081 gepubliceer-
de richtlijn Hepatitis C op te stellen. De commissie die deze
taak op zich heeft genomen bestaat uit de volgende leden, drs.
M.H. Lamers (UMC St. Radboud), drs. M.M.T.J. Broekman
(UMC St. Radboud), prof. dr. B. van Hoek (LUMC), dr. R.J.
de Knegt (EMC), dr. H.W. Reesink (AMC), dr. J.T. Brouwer
(Reinier de Graafziekenhuis Delft), prof. dr. H.L. Zaaijer
(AMC) en prof. dr. A.I. Hoepelman (UMCU) onder voorzit-
terschap van prof. dr. J.P.H. Drenth. (UMC St. Radboud).
Het is de bedoeling dat deze richtlijn is gebaseerd op de meest
recente literatuur, waarbij er met name aandacht zal zijn voor
de grote fase 3 onderzoeken.2 Voorts zal gezocht worden naar
het onderliggend bewijs voor verbeteringen bij de zorg voor
deze patiënten. Na de zomer zal de richtlijn ter goedkeuring
worden voorgelegd aan de NVH en de commissie Hepatolo-
gie binnen de NVMDL, waarna deze uiteindelijk zal worden
gepubliceerd op de website en tevens worden aangeboden aan
een peer reviewed tijdschrift.
Het gebruik van deze richtlijn is belangrijk, omdat we graag
willen dat hepatitis C patiënten op een uniforme wijze, de
principes van evidence based medicine volgend, worden
behandeld. Het is buitengewoon belangrijk om de behande-
ling van patiënten met chronische hepatitis C zeer accuraat
te registeren. De nieuw geregistreerde DAA’s zijn namelijk
duur en in de toekomst zal zeker gevraagd worden wat de
effectiviteit van deze middelen in de huidige praktijk is. Deze
nieuwe fase in de behandeling van hepatitis C biedt een unieke
mogelijkheid voor prospectieve registratie van de patiënten
in een database, met als doel om de vergelijking van gegevens
mogelijk te maken.
Daarom is het erg belangrijk dat wij nauwkeurig gaan vastleg-
gen hoe we onze patiënten behandelen en wat het resultaat
van behandeling is. We hopen dat de nieuwe richtlijn zal bij-
dragen tot nog meer succes van de behandeling van de patiënt
met hepatitis C.
Mark Broekman, Mieke Lamers
UMC St. Radboud, Nijmegen
Verkorte samenvatting van de productkenmerken van Pegasys®
Samenstelling: Pegasys® bevat peginterferon alfa-2a, gevormd door conjugatie van PEG-reagens (molecuulmassa 40 KD) aan interferon alfa-2a. Pegasys is beschikbaar in voorgevulde wegwerpspuit en voorgevulde pen met gebruiksklare oplossing voor injectie met 180 of 135 μg peginterferon alfa-2a per 0,5 ml. Indicatie: 1. chronische hepatitis C (CHC) bij volwassen patiënten die positief zijn voor HCV-RNA in het serum, inclusief patiënten met gecompenseerde cirrose en/of co-infectie met klinisch stabiele HIV. De optimale behandeling is in combinatie met ribavirine. Deze combinatie is geïndiceerd bij naïeve patiënten en patiënten bij wie eerdere behandeling met interferon alfa (gepegyleerd of niet-gepegyleerd) ontoereikend was. 2. HBeAg-positieve of -negatieve chronische hepatitis B (CHB) bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte en bewijs van virale replicatie, verhoogd ALT en histologisch bevestigde leverontsteking en/of fibrose. Contra-indicaties: overgevoeligheid voor alfa interferonen of een van de hulpstoffen, auto-immuun hepatitis, ernstige leverdisfunctie of gedecompenseerde levercirrose, neonaten en kinderen tot 3 jaar oud vanwege de hulpstof benzylalcohol, ernstige al bestaande hartaandoening in de anamnese en HIV-CHC patiënten met cirrose en een Child-Pugh score ≥6 behalve als deze volledig toegeschreven kan worden aan indirecte hyperbilirubinemie veroorzaakt door geneesmiddelen zoals atazanavir en indinavir, combinatie van Pegasys met telbivudine. Dosering en wijze van toediening: de aanbevolen dosering Pegasys bedraagt 180 μg eenmaal per week subcutaan toegediend in buik of dij. De therapieduur is o.a. afhankelijk van het genotype, basale ‘viral load’ en de respons. Belangrijkste waarschuwingen: ernstige effecten op het centrale zenuwstelsel, voornamelijk depressie, suïcidale gedachten en pogingen tot suïcide, zijn waargenomen bij enkele patiënten tijdens en soms nog tot 6 maanden na Pegasys-behandeling. Pegasys-behandeling werd in verband gebracht met anemie (in combinatie met ribavirine), trombocytopenie, leukopenie, neutropenie en lymfopenie. Pancytopenie en beenmergsuppressie werden in verband gebracht met Pegasys in combinatie met ribavirine en azathioprine. Bij gebruik van alfa interferonen zijn schildklierfunctie-afwijkingen of verergering van schildklieraandoeningen gemeld. Hypertensie, supraventriculaire aritmieën, decompensatio cordis, pijn op de borst en myocardinfarct zijn in verband gebracht met alfa-interferontherapie. Indien tijdens behandeling aanwijzingen voor leverdecompensatie ontstaan dient de behandeling met Pegasys onmiddellijk gestaakt te worden. Ernstige, acute overgevoeligheidsreacties zijn zelden waargenomen tijdens behandeling met alfa interferonen. Auto-immuunziekte en gevallen van het Vogt-Koyanagi-Harada syndroom zijn gemeld. Ernstige infecties zijn gemeld tijdens behandeling met alfa interferonen. Bij Pegasys zijn hypoglykemie, hyperglykemie, diabetes mellitus, retinopathie, pulmonale symptomen en cardiomyopathie waargenomen. Tevens zijn exacerbatie en provocatie van psoriasis en sarcoïdose waargenomen. Lever- en niertransplantaatafstotingen zijn gemeld met Pegasys, alleen of in combinatie met ribavirine. In combinatie met ribavirine zijn er dentale en periodontale aandoeningen gemeld. Voorzichtigheid is geboden als Pegasys en ribavarine toegevoegd worden aan een HAART therapie. Pegasys mag alleen tijdens de zwangerschap gebruikt worden wanneer het mogelijke voordeel het mogelijke risico voor de foetus rechtvaardigt. Borstvoeding moet voorafgaand aan de behandeling worden gestopt. Bijwerkingen: in studies bleek het veiligheidsprofiel van Pegasys bij CHB gelijk aan dat bij CHC. Met uitzondering van pyrexie was de frequentie van de meerderheid van de bijwerkingen opmerkelijk lager bij patiënten met CHB dan bij patiënten met CHC. Bij patiënten met HIV-CHC co-infectie waren de klinische bijwerkingprofielen gemeld voor Pegasys, alleen of in combinatie met ribavirine, gelijk aan die bij patiënten met CHC mono-infectie. Zeer vaak (≥1/10) voorkomende bijwerkingen tijdens Pegasys monotherapie of in combinatie met ribavirine i.h.g. van CHC zijn anorexie, hoofdpijn, angst, verminderde concentratie, dyspnoe, hoesten, alopecia, pruritus, dermatitis, droge huid, myalgie, artralgie, vermoeidheid, pyrexie, en asthenie. Bijwerkingen zeer vaak, tijdens behandeling met Pegasys in combinatie met ribavirine bij CHC, of vaak (>1/100 tot <1/10) bij Pegasys monotherapie bij CHB, voorkomend zijn depressie, slapeloosheid, duizeligheid, diarree, misselijkheid, buikpijn, rillingen, pijn, reacties op de injectieplaats en prikkelbaarheid. Afleverstatus: U.R. Pegasys wordt volledig vergoed. Volledige productinformatie is beschikbaar bij Roche Nederland B.V., Postbus 44, 3440 AA WOERDEN. Telefoon: 0348-438171, www.roche.nl (06/2011)
Referenties1. Fried M et al. Peginterferon alfa-2a plus ribavirin for chronic hepatitis C virus infection. N Engl J Med 2002;347:975-982. 2. Hadziyannis S et al. Peginterferon-alpha2a and ribavirin combination therapy in chronic hepatitis C. Ann Intern Med 2004;140:346-355. 3. Torriani F et al. Peginterferon alfa-2a plus ribavirin for chronic hepatitis C virus infection in HIV-infected patients. N Engl J Med 2004;351:438-450. 4. Núñez M et al. Role of weight-based ribavirin dosing and extended duration of therapy in chronic hepatitis C in HIV-infected patients: the PRESCO trial. AIDS Res Hum Retroviruses 2007;23:972-982. 5. Flamm S, et al. High sustained virological response (SVR) among genotype 1 previous non-responders and relapsers to peginterferon alfa-2a/ribavirin. J Hepatol 2011;54(suppl 1):S541-S542. 6. Jacobson IM, et al. Telaprevir for previously untreated chronic hepatitis C. N Engl J Med 2001;364:2405-2416. 7. SPC Pegasys, juni 2011 8. Data on file Roche. 9. SPC Victrelis, April 2012. 10. SPC Incivo, October 2011.
Roche Nederland B.V.Postbus 44, 3440 AA WoerdenTel. 0348-438171, www.roche.nl
Referenties:1. de Bruijne J et al.Treatment of chronic hepatitis C virus
infection - Dutch national guidelines.
Netherlands Association of Gastroenterologists and Hepato-
logists. Neth J Med. 2008 Jul-Aug;66(7):311-22.
2. Aronson SJ, de Bruijne J, Schinkel J, Weegink CJ, Van der
Valk M, Reesink HW. Nieuwe klasse medicijnen voor chroni-
sche hepatitis C Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A3840

14 LEVER NR 3 SEPTEMBER 2012 15
van eigen bodemLE
VER
V
AN
EIG
EN B
OD
Em Juni, juli en augustus: Komkommertijd? Welnee, een kleine 10 miljoen aan subsidies toegekend aan de Nederlandse Lever weten-
schap!
Hieronder ziet u dat een aantal NVH-leden goed geboerd hebben het afgelopen seizoen met één gigantische Europese subsidie,
drie ZonMW VIDI’s en een NWO-RUBICON!
Allereerst willen wij daarom Ruurdtje Hoekstra & Rob Chamuleau, Ronit Shiri-Sverdlov, Andrea Woltman, Hans Jonkers en Veerle
Bieghs van harte feliciteren met dit grote succes! Hieronder vindt u korte beschrijvingen over hun onderzoeksvoorstellen. Ook zijn
er weer een heel aantal hepatologisch georiënteerde artikelen met een impact factor >4 door leden gepubliceerd (eerste dan wel
laatste auteur). Kortom, NVH-leden zitten niet stil tijdens de zomermaanden!
Saskia van Mil
Artikelen van eigen bodem
Preventive versus “on-demand” nutritional support during
antiviral treatment for hepatitis C: a randomized controlled
trial.
Ellen J. Huisman, Bart van Hoek, Hanneke van Soest, Karin M.
van Nieuwkerk, Joop E. Arends, Peter D. Siersema, Karel J. van
Erpecum.
J Hepatol. 2012 Jun 30. [Epub ahead of print] PMID: 22760010
Behandeling van hepatitis C is tegenwoordig zeer effectief.
Bijwerkingen komen echter vaak voor, waaronder gastrointes-
tinale klachten, gewichtsverlies en verminderde kwaliteit van
leven. In deze gerandomiseerde gecontroleerde studie kregen
26 patiënten tijdens peginterferon α-2b en ribavirine “on
demand” voedingsondersteuning (bij >5% gewichtsverlies)
en 27 patiënten preventieve voedingsondersteuning (diëtaire
begeleiding en Nutridrink protein®). In de “on demand”
groep was het gewichtsverlies na 24 weken 5.4 kg (6.9%)
met verminderde spierkracht en kwaliteit van leven. In de
“preventive” groep bleven gewicht en spierkracht constant en
ging de kwaliteit van leven veel minder achteruit. Preventieve
voedingondersteuning dient daarom bij antivirale therapie
overwogen te worden.
Liver Progenitor Cell Line HepaRG Differentiated in a
Bioartificial Liver Effectively Supplies Liver Support to Rats
with Acute Liver Failure.
Nibourg GA, Chamuleau RA, van der Hoeven TV, Maas MA,
Ruiter AF, Lamers WH, Oude Elferink RP, van Gulik TM,
Hoekstra R.
PLoS One. 2012;7(6):e38778. PMID: 22719943
Kunstlevers zijn gebaseerd op bioreactoren gevuld met lever-
cellen die patiënten met leverfalen tijdelijk kunnen ondersteu-
nen. De grootste horde naar klinische toepassing is het vinden
van een juiste biocomponent van menselijke oorsprong. We
hebben een kweekprocedure voor de humane lever stamcel
lijn HepaRG in de AMC-kunstlever ontwikkeld, waardoor
deze verder uitrijpt ten opzichte van normale een-laags
kweken, resulterend in een hoge en all-round lever functio-
naliteit. Proof of principle is gegeven in ratten met lever falen;
behandeling met HepaRG-AMC-kunstlevers verbeterde niet
alleen hun levensduur substantieel, maar vertraagde ook de
ontwikkeling van coma en nierfalen.
Secreted Factors of Human Liver-Derived Mesenchymal
Stem Cells Promote Liver Regeneration Early After Partial
Hepatectomy.
Fouraschen SM, Pan Q, de Ruiter PE, Farid WR, Kazemier
G, Kwekkeboom J, Ijzermans JN, Metselaar HJ, Tilanus HW,
de Jonge J, van der Laan LJ.
Stem Cells Dev. 2012 May 15.
PMID: 22455365
Leverregeneratie is een belangrijk proces dat optreed na
chirurgische resectie en in de context van levende-donor
lever transplantatie. Snelle regeneratie is noodzakelijk om
goede leverfunctie te behouden, maar is onder verschillende
omstandigheden vaak beperkt. Er zijn aanwijzingen dat
mesenchymale stamcellen kunnen bijdragen aan verschillende
regeneratieve processen. In deze studie hebben wij onderzocht
of kweekmedium van mesenchymale stamcellen kunnen
bijdragen aan versnelde leverregeneratie na leverresectie in
muizen. We hebben gevonden dat trophische factoren uitge-
scheiden door mesencymale stamcellen hepatocyte proliferatie
stimuleren en daarmee ook de regeneratie van de lever.
Virus-drug interactions--molecular insight into
immunosuppression and HCV.
Pan Q, Tilanus HW, Metselaar HJ, Janssen HL, van der Laan
LJ.
Nat Rev Gastroenterol Hepatol. 2012 Apr 17;9(6):355-62.
PMID: 22508161
Levertransplantatie is een effectieve behandeling voor eindsta-
dium leverfalen, maar lange termijn succes is vaak nog gecom-
promitteerd door terugkeer van de onderliggende ziekte. Zo
ook voor hepatitis C. Verschillende factoren zijn van invloed
op de ernst van HCV her-infectie na levertransplantatie. In dit
review-artikel beschrijven wij de moleculaire processen be-
trokken bij infectie en replicatie van hepatitis C virus en bedis-
cussiëren hoe de verschillende immuunsuppressieve medicatie
die gebruikt wordt na levertransplantatie op deze processen
kunnen aangrijpen Ook de effecten van immuunsuppressie op
het interferon-systeem hebben wij hierbij onderzocht.
Total intermittent Pringle maneuver during liver
resection can induce intestinal epithelial cell damage and
endotoxemia.
Dello SA, Reisinger KW, van Dam RM, Bemelmans MH, van
Kuppevelt TH, van den Broek MA, Olde Damink SW, Poeze M,
Buurman WA, Dejong CH.
PLoS One. 2012;7(1):e30539.
PMID: 22291982
De Pringle manoeuvre wordt frequent toegepast om bloed-
verlies tijdens lever chirurgie te beperken. Het is echter niet
bekend of de Pringle manoeuvre darmschade veroorzaakt
door het blokkeren van de veneuze afvloed. In deze studie
werden plasmawaarden onderzocht van intestinal fatty acid
binding protein (I-FABP, een accurate maat voor intestinale
epitheliale celschade) in patiënten die een leveroperatie met
of zonder Pringle manoeuvre ondergingen. Pringle patiënten
lieten een significante I-FABP stijging zien. Daarnaast werd
een verhoogde endotoxinemie waargenomen na toepassen van
de Pringle manoeuvre. Mogelijk verhoogt de Pringle manoeu-
vre het risico op postoperatieve complicaties, ondanks een
mogelijke reductie van het peroperatieve bloedverlies.
Type I and III interferons enhance IL-10R expression on
human monocytes and macrophages, resulting in IL-10-
mediated suppression of TLR-induced IL-12.
Liu BS, Janssen HL, Boonstra A.
Eur J Immunol. 2012 Jun 11. doi: 10.1002/eji.201142360.
PMID: 22685028
IFNα-based antiviral therapy is not effective in all chronic
HCV patients. Previously, we showed that IL-10, a potent im-
mune suppressive factor, is elevated in chronic HCV patients,
and that IFNα therapy could increase serum IL-10 levels in
patients. In the study, we studied the regulation by IFNα of
the activity of IL-10 in human monocytes and macrophages.
We show that IFNα, as well as IFNβ and IFNλ, (IL28/29) can
up-regulate IL-10 receptor expression and signaling, which re-
sults in more suppressive activity of IL10 in these cells thereby
inhibiting immunity.
Kupffer cells express a unique combination of phenotypic
and functional characteristics compared with splenic and
peritoneal macrophages.
Movita D, Kreefft K, Biesta P, van Oudenaren A, Leenen PJ,
Janssen HL, Boonstra A.
J Leukoc Biol. 2012 Jun 8.
PMID: 22685319
The course of viral hepatitis involves a specific immune regu-
lation in the liver, which is delivered by various immune cells
in the liver. This paper focuses on the phenotype and function
of Kupffer cells in mice. Previously, Kupffer cells were asso-
ciated with cytokine secretion as well as phagocytic function.
Our findings show in healthy liver, that Kupffer cells mainly
act as phagocytic cells, with a only a weak ability to produce
pro-inflammatory cytokines. Furthermore, we show that this
characteristic is related to the presence of negative regulators
downstream of the Toll-like Receptors.
HBSAG Decline and Clearance during Long-Term Tenofovir
Therapy in Patients Co-Infected with Hepatitis B and
Human Immunodeficiency Virus.
Zoutendijk R, Zaaijer HL, de Vries-Sluijs TE, Reijnders JG, Mul-
der JW, Kroon FP, Richter C, van der Eijk AA, Sonneveld MJ,
Hansen BE, de Man RA, van der Ende ME, Janssen HL.
J Infect Dis. 2012 Jul 10.
PMID: 22782950
HBsAg klaring zou de prognose van patiënten met een HIV/
HBV co-infectie aanzienlijk verbeteren. Bij 104 patiënten werd
het effect van tenofovir (als onderdeel van HAART) op kwan-
titatief HBsAg onderzocht. Na 57 maanden therapie was de
HBsAg daling sterker in HBeAg+ patiënten dan in HBeAg- pa-
tiënten. HBsAg daling in het eerste jaar bij HBeAg+ patiënten
was bovendien gecorreleerd met het CD 4 getal. De meeste
patiënten met HBsAg klaring bereikten dit eindpunt tijdens
het eerste jaar, een sterke HBsAg daling na 6 maanden bleek
hiervoor voorspellend te zijn. Deze bevindingen onderstrepen
het belang van immuun herstel om het HBV te kunnen klaren.
Preventive versus “on-demand” nutritional support during
antiviral treatment for hepatitis C: a randomized controlled
trial.
Huisman EJ, van Hoek B, van Soest H, van Nieuwkerk KM,
Arends JE, Siersema PD, van Erpecum KJ.
J Hepatol. 2012 Jun 30.
PMID: 22760010
Behandeling van hepatitis C is tegenwoordig zeer effectief.
Bijwerkingen komen echter vaak voor, waaronder gastrointes-
tinale klachten, gewichtsverlies en verminderde kwaliteit van
leven. In deze gerandomiseerde gecontroleerde studie kregen
26 patiënten tijdens peginterferon α-2b en ribavirine “on
demand” voedingsondersteuning (bij >5% gewichtsverlies)
en 27 patiënten preventieve voedingsondersteuning (diëtaire
begeleiding en Nutridrink protein®). In de “on demand”
groep was het gewichtsverlies na 24 weken 5.4 kg (6.9%)
met verminderde spierkracht en kwaliteit van leven. In de
“preventive” groep bleven gewicht en spierkracht constant en
ging de kwaliteit van leven veel minder achteruit. Preventieve
voedingondersteuning dient daarom bij antivirale therapie
overwogen te worden.
Serum autotaxin is increased in pruritus of cholestasis,
but not of other origin and responds to therapeutic
interventions.
Kremer AE, Dijk RV, Leckie P, Schaap FG, Kuiper EM, Mettang
T, Reiners KS, Raap U, Buuren HR, Erpecum KJ, Davies NA,
Rust C, Engert A, Jalan R, Elferink RP, Beuers U.
Lees verder op pagina 16.

16 LEVER NR 3 SEPTEMBER 2012 17
Hepatology. 2012 Apr 2. doi: 10.1002/hep.25748.
PMID: 22473838
Onlangs werd het enzyme autotaxine en zijn product ly-
sophosphatidaat als potentiële pruritogenen in bloed van
cholestatische patiënten met jeuk ontdekt. In deze studie
konden we laten zien, dat de activiteit van autotaxine specifiek
verhoogd was in het serum van patiënten met cholestase, maar
niet met andere vormen van systemische jeuk zoals nierfalen,
lymfoom of atopische dermatitis. Verder correleerde de auto-
taxine activiteit met de effectiviteit van verschillende thera-
pieën bij cholestase. Het goede responderen van cholestatische
jeuk op rifampicine behandeling zou gedeeltelijk kunnen
worden verklaard door de PXR-afhankelijke transcriptionele
inhibitie van de ATX expressie. Antagonisten van autotaxine
en lysophosphatidaat-receptoren zouden derhalve als jeukthe-
rapie gebruikt kunnen worden.
Subsidies van eigen bodem
Grant: FP7 Health-2012-Innovation-2
Toegekend aan: Dr. Rob Chamuleau en Dr. Ruurdtje
Hoekstra
Afdeling: Experimentele Chirurgie & Tytgat Instituut voor
lever en darm onderzoek, Academisch Medisch Centrum,
Amsterdam
Titel: BALANCE: Development of a bioartificial liver therapy
in acute liver failure.
Abstract: Tezamen met 3 industriële partners en de Univer-
siteit van Edinburgh zal het AMC het huidige laboratorium
model van de HepaRG-AMC-kunstlever opschalen en uitvoe-
rig testen in vitro op functionaliteit, stabiliteit en veiligheid.
Vervolgens zal de veiligheid en effectiviteit van de kunstlever
getest worden in een groot diermodel van leverfalen. Het
3-jarig project wordt afgerond met een klinische studie op
10 leverfalen patiënten om haalbaarheid en veiligheid van de
behandeling aan te tonen.
Grant: ZonMW VIDI
Toegekend aan: Dr. Ronit Shiri-Sverdlov
Afdeling: Maastricht University Medical Centre, NUTRIM,
department of Molecular of genetics.
Titel: Novel insights for cholesterol trafficking: detection and
inhibition of hepatic inflammation
Abstract: Non–alcoholic steatohepatitis (NASH) is the hepatic
event of the metabolic syndrome and is characterized by
steatosis and inflammation. Whereas steatosis is harmless,
the inflammatory component can lead to irreversible liver
damage. However, the mechanisms by which inflammation is
triggered are unknown.
Consequently, therapeutic options are poor, non-invasive
markers to detect NASH do not exist and the long-term bur-
den to society is constantly increasing.
The group of Ronit Shiri-Sverdlov aims to investigate the
mechanisms by which Inflammation develops, to establish
non-invasive markers for hepatic Inflammation and identify
novel treatment options for NASH.
Grant: ZonMW VIDI
Toegekend aan: Dr. Andrea M. Woltman
Afdeling: Maag- Darm- Leverziekten, Erasmus MC Universi-
tair Medisch Centrum Rotterdam
Titel: Afweer LEVERt strijd met Hepatitis B Virus
Abstract: Het Hepatitis B Virus (HBV) verschuilt zich vaak
voor het afweersysteem. Hierdoor blijft het aanwezig in de le-
ver en veroorzaakt het uiteindelijk leverfalen. Virus-specifieke
cytotoxische T-cellen geïnduceerd door dendritische cellen
(DC) spelen een belangrijke rol in anti-virale afweer. Patiënten
met chronische hepatitis B hebben zeer zwakke HBV-speci-
fieke T-celresponsen door onbekende oorzaak. Woltman’s
onderzoeksteam wil achterhalen hoe HBV het afweersysteem
omzeilt en hoe dit proces te keren is, en richt zich daarbij
vooral op de functie van DC en inductie van HBV-specifieke
T-cellen. Uiteindelijk willen de onderzoekers een therapeu-
tisch vaccin, gericht op DC, ontwikkelen voor de behandeling
van chronische hepatitis B.
Grant: ZonMW VIDI
Toegekend aan: Dr. Hans Jonker
Titel project: FGF1: a novel regulator of metabolic homeostasis
and insulin sensitivity.
Afdeling: Center for Liver, Digestive and Metabolic Diseases,
Department of Pediatrics
Abstract: Het hormoon FGF1 blijkt cruciaal te zijn voor het
reguleren van de aanpassingen van het vetweefsel in tijden van
meer of minder aanbod van voedsel, heeft Jonker vastgesteld
(Jonker et al., Nature 2012). Muizen die geen FGF1 hebben,
blijken snel type 2 diabetes te ontwikkelen als zij op een vetrijk
dieet worden gezet, omdat ze niet goed in staat zijn om vetten
op te slaan en te gebruiken. Bij de mens is de aanwezigheid
van buikvet een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van
diabetes en FGF1 lijkt daarbij een cruciale rol te spelen. In
zijn onderzoek gaat Jonker de waarde van FGF1 als aangrij-
pingspunt voor de behandeling van type 2 diabetes in kaart
brengen.
Grant: NWO Rubicon
Toegekend aan: Dr. Veerle Bieghs
Titel project: Chronische leverziekten: de celspecifieke aanpak
Gaat werken aan: RWTH University Hospital of Aachen (DE),
24 maanden
Chronische leverziekten zijn een belangrijke doodsoorzaak in
de Westerse maatschappij. De aandoening wordt meestal pas
in een zeer laat stadium opgemerkt, waardoor behandeling
heel erg moeilijk is. De lokale interacties tussen cellulaire com-
ponenten van het aangeboren immuun systeem en de resi-
dente lever cellen spelen een belangrijke rol in het moduleren
van chronische leverontsteking. De onderzoekers zullen cel-
specifiek te werk gaan om deze lokale interacties beter in kaart
te brengen en om nieuwe moleculaire aangrijpingspunten te
verkrijgen voor de behandeling van chronische leverziekten.
proefschriften
LEVE
R
PR
OEf
SCH
RIf
T
Promotiedatum: 8 februari 2012
Rijksuniversiteit Groningen
Promotores: Prof. dr. F. Kuipers
Prof. dr. A.K. Groen
Synthetic glucocorticoids such as pred-
nisolone have potent anti-inflammatory
actions and are widely prescribed for
treatment of chronic inflammatory
diseases. Unfortunately, these drugs can
elicit severe adverse effects, many of
which resemble features of the meta-
bolic syndrome such as hyperglycemia,
insulin resistance and dyslipidemia. The
work described in this thesis focused
on the metabolic adverse effects of
prednisolone treatment in mice and
aimed to unravel (molecular) mecha-
nism that underlie these adverse effects
in appropriate mouse models using
stable isotope methodologies. A series
of novel stable isotope methods to
evaluate glucose metabolism in a fasted
state have been developed and applied
in conventional chow-fed C57BL/6J
mice, in C57BLK/6J mice fed a high fat
diet to compromise insulin sensitivity
and in DBA mice with collagen induced
arthritis, all treated with vehicle or with
prednisolone. Surprisingly, in neither
model a ‘classical insulin resistance’
could be detected, although these mice
did display distinct metabolic derange-
ments upon prednisolone treatment. In
addition, a novel nonsteroidal glucocor-
ticoid receptor agonist was evaluated in
these mouse models and found to show
less side effects. Finally, the origin of
prednisolone-induced dyslipidemia was
examined in mice with a dimerization-
defective glucocorticoid receptor. The
in vivo studies described in this thesis
provide in-depth analysis of the effects
of glucocorticoids on glucose and lipid
metabolism and on insulin sensitivity
in mice and contribute to an improved
understanding of glucocorticoid-indu-
ced side effects. The studies described
in this thesis provide an important step
forward in the recognition of the value
of mouse models to evaluate glucocorti-
coid-related adverse effects.
Promotiedatum: 22 februari 2012
Erasmus Universiteit Rotterdam
Promotors: Prof. dr. H.L.A. Janssen
Prof. dr. H.W. Tilanus
Copromotor: Dr. L.J.W. van der Laan
Hepatitis C virus (HCV) infection af-
fects approximately 170 million people,
3% of the world population. Chronic
hepatitis C is a slowly progressive
disease causing no or few symptoms in
the initial phase, but 10 to 20% of the
patients develop liver cirrhosis over a
period of 10 to 30 years. Patients with
liver cirrhosis, have an annual risk of 1
to 5% to develop liver cancer, particu-
lar hepatocellular carcinoma (HCC).
Unfortunately, there is still no effective
vaccine or antibodies available for the
prevention of infection.
The clinical application of interferon-
alpha has led to the landmark for the
treatment of chronic HCV, but only
part of the patients respond to the
treatment. Liver transplantation is the
only option for end-stage liver diseases
caused by HCV infection. However, the
more aggravated course of HCV infec-
tion after transplantation and relative
resistance to interferon therapy have
been attributed to several host and viral
factors, in particular specific immuno-
suppressive medication.
The general aims of this thesis are: (1) to
investigate the effects and mechanisms
of different immunosuppressants on
HCV infection and antiviral interferon
response, (2) to develop RNA interfe-
rence-based novel antiviral approaches
and (3) to explore the anti-HCV poten-
tial of mesenchymal stem cells.
Vervolg van pagina 15.
SAmENVATTING PROEfSCHRIfT ANkE LASkEWITZ
‘Getting grip on glucocorticoid-induced metabolic derangements’
SAmENVATTING PROEfSCHRIfT QIUWEI PAN
‘Novel Anti-viral Strategies for Hepatitis C’

19
A TRAIL-BLAZING ROUTE TO CURING MORE1
IN THE TREATMENT OF GENOTYPE 1 CHRONIC HEPATITIS C.
1 : INCIVO SPC * see INCIVO SPC for important information on safety, possible interactions and pharmacodynamic characteristics.
A NEW INCIVO-BASED REGIMEN HAS THE POWER TO SIGNIFICANTLY IMPROVE SVR VERSUS A REGIMEN OF ONLY PEG-IFN ALFA AND RIBAVIRIN 1*
Janssen-Cilag B.V.
©Ja
nsse
n-Ci
lag
B.V.
– fe
brua
ri 20
12 -
831
2
JAN 0499 adv_A4_NED_DEF.indd 1 16/04/12 11:47
Promotiedatum: 7 mei 2012
Rijksuniversiteit Groningen
Promotors: Prof. dr. A.J. Moshage
Prof. dr. K.N. Faber
Cholestatic and steatotic liver diseases
comprise a significant share of the total
burden of chronic liver diseases. Both
cholestatic and steatotic liver diseases
are associated with a high morbidity
and mortality. Existing therapeutic
agents are either not very effective or are
associated with severe difficulties. One
of the reasons for the lack of effective
treatment for cholestatic and steato-
tic liver diseases is the lack of detailed
knowledge about the pathogenetic
mechanisms of these diseases. Both
groups of diseases are characterized by
a gradual and progressive loss of viable
hepatocytes leading to liver inflam-
mation, fibrogenesis and end-stage
liver disease. Hepatocyte cell death can
occur via either apoptosis or necrosis
(or intermediate forms). Knowledge
about the cellular mechanisms regu-
lating death and survival of liver cells
is of clinical and scientific interest for
developing new therapeutic strategies.
The aim of this thesis is to elucidate the
mechanisms of cell death in hepatocytes,
in order to develop strategies to protect
hepatocytes and prevent liver injury.
Three models of hepatocyte cell death
were studied: glycochenodeoxycholic
acid (GCDCA)-induced cell death as
a model for bile acid toxicity, tumor
necrosis factor α (TNFα)/ actinomycin
D (ActD, an inhibitor of transcription)
as a model for cytokine-induced toxicity
and menadione-induced cell death (me-
nadione is a superoxide anion donor)
as a model for oxidative stress-induced
toxicity. These models are clinically re-
levant as these toxic stimuli are present
at increased levels in most liver diseases.
This thesis describes that hepatocyte
death and survival are regulated at the
cross-roads of intracellular organelles
(e.g., mitochondria and endoplasmic
reticulum), membrane-bound receptors
(such as GPCRs and EGFR) and cell
survival signaling pathways (such as
ERK, PI3K and PKC).
Promotiedatum: 9 mei 2012
Universiteit van Amsterdam
Promotor: Prof. dr. R.P.J. Oude Elferink
Co-promotor: Dr. P.J. Bosma
Crigler-Najjar (CN) syndrome is a
recessive inherited metabolic liver
disorder caused by deficiency of uridine
diphosphoglucuronosyl transferase 1A1.
This hepatic enzyme catalyzes the glu-
curonidation of bilirubin, an essential
step in the excretion into bile of this
neurotoxic compound. As a result, CN
patients suffer from severe unconjuga-
ted hyperbilirubinemia and are at risk
of bilirubin encephalopathy. The only
curative treatment for these patients
is a liver transplantation. In view of
the shortage of donors and the adverse
effects of lifelong immune suppression
an effective liver directed gene therapy
seems preferable. The study presented in
this thesis describes the development of
a safe and effective adeno-associated vi-
ral (AAV) vector for liver-directed gene
therapy. In the relevant animal model
for CN, the Gunn rat we show that
gender influences ssAAV-mediated liver
transduction. We were able to overcome
the poor liver transduction in females
by developing a novel double-stranded
or self-complementary (scAAV) vector,
an important step since CN syndrome is
an autosomal disorder. In addition we
show that MMF can be used to reduce
the immune responses towards this
novel vector. Next we evaluated scAAV
vector persistence and possible host
integration, revealing that integration of
these vectors increases in time. Subse-
quently we tested the liver transduction
efficiency of several AAV serotypes
showing that serotype 8 is the best can-
didate and that AAV5 doesn’t efficiently
transduce rat liver. Since the adjuvant
phototherapy applied in CN patients
interferes with the pre-clinical monito-
ring of the pathophysiology we evalu-
ated the use of exogenous compounds
as serum markers for hepatic UGT1A1
activity restored upon gene therapy, and
show that the cholesterol lowering drug
ezetimibe seems suitable. All pre-clinical
work described in this thesis has paved
the road towards a phase 1/ 2 clinical
trial for CNI syndrome.
SAmENVATTING PROEfSCHRIfT GOLNAR kARImIAN
‘Signal transduction pathways in hepatocyte cell death: New targets for therapy’
SAmENVATTING PROEfSCHRIfT PAULA DE SOUSA mONTENEGRO mIRANDA
‘Gene Therapy with Adeno-Associated Viral Vectors for Inherited Hyperbilirubinemia: Towards a Clinical Trial for Crigler-Najjar Syndrome’

21
Recente proefschriften
Volgt?
ProefschriftenserviceHet is voor leden van de vereniging
mogelijk om via het secretariaat
recente proefschriften aan te vragen.
Aan toekomstige promovendi wordt
verzocht om een exemplaar van hun
proefschrift toe te zenden aan het
secretariaat onder vermelding van
correspondentieadres, zodat aanvra-
gen doorgestuurd kunnen worden
naar de promovendus.
boceprevir,vir,vir MSDPostbus 581, 2003 PC Haarlem, tel.: 0800-9999000 [email protected], www.msd.nl www.univadis.nl
Referenties: 1. F. Poordad et al. Boceprevir for Untreated Chronic HCV Genotype 1 Infection. NEJM 2011, 364, 13: 1195-1206. 2. B.R. Bacon et al. Boceprevir for Previously Treated Chronic HCV Genotype 1 Infection. NEJM 2011, 364, 13: 1207-17. 3. SPC VICTRELIS
M
0113
VIC
12N
L201
0J01
12
NU BESCHIKBAAR, VOLLEDIG VERGOED
WINST MET VICTRELIS*
Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) alvorens VICTRELIS voor te schrijven.Zie elders in dit blad voor de verkorte SPC.
Toevoeging van VICTRELIS aan SOC biedt:• Aanzienlijke verhoging van de SVR3
• Manageable bijwerkingenprofi el1,2
• Flexibiliteit1,2
*VICTRELIS is geïndiceerd voor de behandeling van chronische infectie met het hepatitis C-virus (CHC) genotype 1, in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine, bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte die niet eerder behandeld zijn of bij wie eerdere behandeling heeft gefaald.
VIC2010J Journal Adv 210x297.indd 1 13-04-12 12:04
Sinds juli 2009 ben ik werkzaam als arts-onderzoeker op
de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten van het Erasmus
MC onder supervisie van Harry Janssen. Mijn bezigheden
bestaan vooral uit het onderzoeken van de lange termijn ef-
fectiviteit van de orale antivirale behandeling met entecavir
en tenofovir voor patiënten met chronische hepatitis B.
Sinds een aantal jaren werkt onze onderzoeksgroep samen met
andere tertiaire Europese centra binnen het VIRGIL consor-
tium om gezamenlijk de resultaten van onze behandelde HBV
patiënten te analyseren. Mijn voorganger Jurriën Reijnders
heeft hier ook al aan gewerkt en is als eerste begonnen met
het verzamelen van de entecavir data in 2008. Zijn publicatie
focuste voornamelijk op de gevolgen van eerdere lamivudine
resistentie voor de behandeling met entecavir. Dit was toen
de eerste grote cohort studie die liet zien
dat lamivudine resistentie geassocieerd is
met een lagere kans op een virologische
respons. In 2010 ben ik deze database
gaan bijwerken middels het bezoeken
van de diverse centra in Europa. Naast
dat het natuurlijk erg waardevol was
om deze database aan te vullen en uit te
breiden, heb ik op deze manier ook de
gelegenheid gekregen om in de keuken te
kijken van diverse hoog aangeschreven
levercentra in Europa.
In het artikel waar ik deze prijs voor
ontving hebben wij binnen dit cohort
gekeken naar de gevolgen van het
hebben van een partiële virologische
respons (PVR; >1log HBV DNA daling,
maar geen virologische respons op week
48) tijdens entecavir behandeling. De
Europese chronische hepatitis B richtlijn van de EASL uit
2009 adviseerde aanpassing van therapie te overwegen bij een
PVR. In deze internationale multicenter studie is onderzocht
wat het gevolg is van het continueren van entecavir na PVR
in ons cohort van 333 patiënten. PVR werd vastgesteld in 36
patiënten die niet waren voorbehandeld met andere antivirale
middelen. 95% van de patiënten met een HBV DNA <1000
IU/ml en 57% van de patiënten met een HBV DNA ≥1000 IU/
ml op week 48 haalden uiteindelijk alsnog een virologische
respons, zonder ontwikkeling van genotypische resistentie
onder voortdurende entecavir behandeling. Het lijkt dus niet
nodig om de behandeling aan te passen bij patiënten die niet
binnen 1 jaar een virologische respons behalen onder enteca-
vir therapie. Aangezien persisterende virale replicatie onder
antivirale therapie uiteindelijk zal resulteren in resistentie is
het voorstelbaar dat aanpassing op een
later tijdstip wellicht wel noodzakelijk
is. Inmiddels zijn de Europese richtlij-
nen herzien en wordt er geadviseerd het
HBV DNA op week 48 en de kinetiek in
ogenschouw te nemen bij deze patiënten,
om zodoende bij een dalend HBV DNA
de behandeling ook na het eerste jaar te
continueren.
Inmiddels is mijn tijd als promovendus
bijna ten einde en ben ik per 1 juli be-
gonnen als AIOS Maag-Darm- en Lever-
ziekten met mijn vooropleiding Interne
Geneeskunde in het Ikazia Ziekenhuis te
Rotterdam. Helaas was ik in verband met
vakantie niet aanwezig bij de voorjaars-
vergadering in Veldhoven. Daarom wil ik
alsnog de NVH hartelijk bedanken voor
het toekennen van deze prijs.
NVH Young Hepatologist Awards 2012 - Roeland Zoutendijk
Recente proefschriften20 juni 2012, G. Bezemer: ‘Neuropsychiatric and other side
effects of Peginterferon-based therapy of chronic hepatitis C’.
9 mei 2012, P. de Sousa Montenegro Miranda: ‘Gene Therapy
with Adeno-Associated Viral Vectors for Inherited Hyper-
bilirubinemia: Towards a Clinical Trial for Crigler-Najjar
Syndrome’
7 mei 2012, G. Karimian: ‘Signal transduction pathways in
hepatocyte cell death: New targets for therapy’
23 februari 2012, R.A. Falix: ‘DLK1 en de notch signaalroute in
de lever’
22 februari 2012, Q. Pan: ‘Novel Anti-viral Strategies for
Hepatitis C’
ProefschriftenserviceHet is voor leden van de vereniging mogelijk om via het secre-
tariaat recente proefschriften aan te vragen. Aan toekomstige
promovendi wordt verzocht om een exemplaar van hun proef-
schrift toe te zenden aan het secretariaat onder vermelding van
correspondentieadres, zodat aanvragen doorgestuurd kunnen
worden naar de promovendus.

22 LEVER NR 3 SEPTEMBER 2012 23
LEVE
R
OP
LOC
ATIE
Poliklinische en klinische patiën-
tenzorg op de afdeling leverziek-
ten vindt plaats als onderdeel
van de afdeling Maag-, Darm- en
Leverziekten (MDL; hoofd: prof. dr.
P. Fockens). Intensieve samenwerking
met andere afdelingen zoals heelkunde,
radiologie, interne geneeskunde-onco-
logie, pathologie, virologie en immu-
nologie biedt voor leverpatiënten een
breed spectrum aan diagnostische en
therapeutische opties. Op de polikliniek
leverziekten worden spreekuren aange-
boden door de MDL-artsen prof. dr.
U. Beuers, dr. D. Sprengers, drs.
S. Willemse, de internist-infectiologen
dr. H. Reesink en dr. M. van der Valk
en assistenten in opleiding tot MDL-
arts en internist-infectieziekten onder
EVEN VOORSTELLEN:
Het Amsterdam Lever Centrum
supervisie van de stafleden. De klinische
afdeling beschikt over 8 bedden voor
patiënten met hepatobiliaire aandoe-
ningen. Er werken arts-assistenten in
opleiding tot MDL-arts onder supervi-
sie van prof. dr. U. Beuers en dr.
D. Sprengers. Zowel klinische als
poliklinische patiënten worden tijdens
wekelijks hepatologisch en multidisci-
plinair overleg uitgebreid besproken.
Prospectieve, gerandomiseerde thera-
peutische studies met nieuwe genees-
middelen, vaak in samenwerking met
Nederlandse, Europese en/of Ame-
rikaanse centra, worden momenteel
(augustus 2012) voor de volgende
ziekten aangeboden (of zijn in voor-
bereiding): chronische hepatitis B,
chronische hepatitis C, hepatocellulair
carcinoom, non-alcoholische steatose en
steatohepatitis (NASH), primair biliaire
cirrhose (PBC) en primair scleroserende
cholangitis (PSC).
De basale en translationele onderzoeks-
activiteiten richten zich voornamelijk op
De hepatologie binnen het Acade-
misch Medisch Centrum (AMC)
van de Universiteit van Amsterdam
is een internationaal gerenom-
meerd centrum met een sterk
translationeel karakter door een
combinatie van top klinische zorg
(hoofd: prof. dr. U. Beuers) en
vooraanstaand wetenschappelijk
onderzoek dat plaats vindt in het
Tytgat instituut voor lever en darm
onderzoek (hoofd: prof. dr. R. Oude
Elferink). De focusgebieden in het
Amsterdam Lever Centrum (ALC)
zijn onder andere de cholestatische,
metabole en auto-immuun lever-
ziekten, de virale hepatitis (door
de doorlopende inspanningen van
dr. H. Reesink) en de behandeling
van levertumoren en hepatobiliaire
ziekten mogelijk gemaakt door
een intensieve multidisciplinaire
samenwerking binnen het AMC.
Verkorte productinformatie Baraclude®
Samenstelling: Baraclude® filmomhulde tabletten bevatten 0,5 mg of 1,0 entecavir (als monohydraat). Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, nucleoside en nucleotide reverse transcriptaseremmers ATC-code: J05AF10. Indicaties: Baraclude is geïndiceerd voor de behandeling van chronische hepatitis B virusinfectie (HBV) bij volwassen patiënten met:• gecompenseerde leverziekte en tekenen van actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde
serum-alanineaminotransferase (ALAT)-spiegels en histologische tekenen van actieve ontsteking en/of fibrose
• gedecompenseerde leverziekte. Dosering: Oraal. Gecompenseerde leverziekte Nucleoside-naïeve patiënten: 0,5 mg eenmaal daags met of zonder voedsel. Lamivudine-refractaire patiënten: 1 mg eenmaal daags op een lege maag (≥ 2 uur vóór of ≥ 2 uur na een maaltijd). Gedecompenseerde leverziekte: 1 mg eenmaal daags ingenomen op een lege maag. Kinderen: Niet aanbevolen voor kinderen jonger dan 18 jaar. Ouderen: Aanpassing van de dosis gebaseerd op nierfunctie. Nierfunctiestoonissen: Aanpassing van de dosis bij creatinineklaring < 50 ml/min, inclusief patiënten die hemodialyse of continue ambulante peritoneaaldialyse (CAPD) ondergaan.
Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen.Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen: • Aanpassing van de dosering wordt aanbevolen voor patiënten met nierfunctiestoornissen. • Tijdens en na het staken van de behandeling dient men bedacht te zijn op mogelijk ernstige exacerbaties
van hepatitis. Het verdient aanbeveling om de leverfunctie tijdens de behandeling zorgvuldig te controleren. • Bij patiënten met gedecompenseerde leverziekte, met name bij diegenen met Child-Turcotte-Pugh
(CTP) klasse C ziekte, zijn vaker ernstige leverbijwerkingen waargenomen (ongeacht causaliteit) dan bij patiënten met een gecompenseerde leverfunctie. Ook patiënten met gedecompenseerde leverziekte hebben mogelijk een hoger risico op lactaatacidose en op specifieke nierbijwerkingen zoals hepatorenaal syndroom. Daarom dienen de klinische en laboratoriumparameters nauwkeurig gecontroleerd te worden bij deze patiëntenpopulatie.
• Voorvallen van lactaatacidose (in afwezigheid van hypoxemie), soms fataal, gewoonlijk samengaand met ernstige hepatomegalie en hepatische steatose, zijn gemeld bij het gebruik van nucleosideanalogen.
• Met name bij lamivudine-refractaire patiënten dient de virologische response in verband met resistentie gecontroleerd te worden. Reeds bestaande lamivudineresistente HBV wordt in verband gebracht met een verhoogd risico voor opvolgende entecavirresistentie ongeacht de graad van leverziekte. Bij patiënten met zowel gedecompenseerde leverziekte als lamivudineresistente HBV dient het gebruik van entecavir in combinatie met een tweede antiviraal middel overwogen te worden.
• Entecavir dient niet gebruikt te worden bij patiënten met hiv/HBV co-infectie die geen HAART krijgen. Entecavir is niet onderzocht als behandeling tegen hiv en wordt daarvoor afgeraden.
• De nierfunctie van patiënten die na een levertransplantatie cyclosporine of tacrolimus gebruiken, moet voor en tijdens de behandeling met entecavir zorgvuldig worden geëvalueerd.
• Dit geneesmiddel bevat lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen zoals galactose-intolerantie, Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet gebruiken.
Bijwerkingen: vaak: slapeloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, braken, diarree, misselijkheid, dyspepsie, verhoogde transaminasen en vermoeidheid. Soms: uitslag, en alopecia. Zelden: anafylactoïde reactie. Er zijn gevallen van lactaatacidose gemeld, vaak samengaand met hepatische decompensatie, andere ernstige medische aandoeningen of blootstelling aan geneesmiddelen. Afleverstatus: UR Vergoeding en prijzen: Volledige vergoeding; voor prijzen zie Z-index. Voor volledige productinformatie, zie Samenvatting van de Productkenmerken. Bristol-Myers Squibb B.V., Woerden, augustus 2011.
Date of preparation: September 2011 686HQ11PM001 NLBC-A0038
Baraclude® is a registered trademark of Bristol-Myers Squibb and its affiliates. ©2011 Bristol-Myers Squibb. All rights reserved.
NLBCA0038_v1.indd 1 5/4/12 11:10 AM
INCIVO® (telaprevir) - Verkorte ProductinformatieSamenstelling: INCIVO® filmomhulde tabletten. Elke tablet bevat 375 mg telaprevir.Farmaceutische vorm: Gele, capsulevormige tablet van ongeveer 20 mm lang, waarop aan één kant ‘T375’ staat. Indicaties: INCIVO, in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine, is geïndiceerd voor de behandeling van genotype 1 chronische hepatitis C bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte (waaronder cirrose) (1) die nooit eerder behandeld werden (therapienaïef ), of (2) die eerder behandeld werden met interferon alfa (gepegyleerd of niet gepegyleerd) als monotherapie of in combinatie met ribavirine, waaronder patiënten met een recidief, partiële responders en patiënten zonder respons (null responders). Dosering en wijze van toediening: Behandeling met INCIVO dient te worden gestart en gevolgd door een arts met ervaring in de behandeling van chronische hepatitis C. INCIVO, 750 mg (twee filmomhulde tabletten van 375 mg) dient iedere 8 uur oraal met voedsel te worden ingenomen (de totale dagelijkse dosis is 6 tabletten (2.250 mg)). INCIVO moet worden toegediend in combinatie met ribavirine en ofwel peginterferon alfa-2a ofwel -2b. Aanbevolen wordt dat patiënten met ribonucleïnezuur van het hepatitis C virus (HCV-RNA) > 1.000 IE/ml in week 4 of week 12 met de behandeling stoppen. Behandelduur: De behandeling met INCIVO moet worden gestart in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine en gedurende 12 weken worden aangehouden. Patiënten zonder cirrose die therapienaïef zijn of een recidief hadden op een eerdere behandeling, en bij wie HCV-RNA ondetecteerbaar is in week 4 en 12, moeten additioneel nog 12 weken behandeld worden met alleen peginterferon alfa en ribavirine, voor een totale behandelingsduur van 24 weken. Voor alle andere patiënten wordt een additionele behandelingsperiode van 36 weken met alleen peginterferon alfa en ribavirine aanbevolen, voor een totale behandelingsduur van 48 weken. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen. Gelijktijdige toediening met werkzame stoffen die voor hun klaring sterk afhankelijk zijn van CYP3A en waarvan verhoogde plasmaconcentraties geassocieerd zijn met ernstige en/of levensbedreigende gebeurtenissen. Dit zijn onder andere de werkzame stoffen alfuzosine, amiodaron, bepridil, kinidine, astemizol, terfenadine, cisapride, pimozide, moederkoornalkaloïden (dihydro-ergotamine, ergonovine, ergotamine, methylergonovine), lovastatine, simvastatine, atorvastatine, sildenafil of tadalafil (alleen indien gebruikt voor de behandeling van pulmonale arteriële hypertensie) en oraal toegediend midazolam of triazolam. Gelijktijdige toediening met klasse-Ia- of -III-antiaritmica, behalve intraveneus lidocaïne. Gelijktijdige toediening van INCIVO met werkzame stoffen die CYP3A sterk induceren, bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), carbamazepine, fenytoïne en fenobarbital en dus kunnen leiden tot lagere blootstelling en verlies van werkzaamheid van INCIVO. Raadpleeg de SPC van peginterferon alfa en van ribavirine voor een lijst met de contra-indicaties van deze producten, aangezien INCIVO in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine gebruikt moet worden. Belangrijkste waarschuwingen en voorzorgen: Ernstige rash: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies werd ernstige rash (voornamelijk eczemateus, met jeuk en die meer dan 50% van het lichaamsoppervlak beslaat) gemeld bij 4,8% van de patiënten die behandeld werden met de INCIVO-combinatiebehandeling tegenover 0,4% van degenen die behandeld werden met peginterferon alfa en ribavirine. In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies had 0,4% van de patiënten vermoedelijk Drug Rash with Eosinophilia and Systemic Symptoms (DRESS). In de klinische praktijk met INCIVO had minder dan 0,1% van de patiënten stevens-johnsonsyndroom. Al deze reacties verdwenen bij stopzetting van de behandeling. Voorschrijvers dienen ervoor te zorgen dat de patiënten volledig geïnformeerd zijn over het risico op ernstige rash en dat ze hun voorschrijvend arts onmiddellijk moeten raadplegen zodra ze een nieuwe rash krijgen of als een bestaande rash verergert. Alle gevallen van rash moeten regelmatig gecontroleerd worden op progressie tot de rash is verdwenen. Anemie: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies namen de totale incidentie en de ernst van anemie toe bij de INCIVO-combinatiebehandeling in vergelijking met een behandeling met alleen peginterferon alfa en ribavirine. Voor de behandeling van anemie dient men de SPC van ribavirine te raadplegen voor de richtlijnen over de dosisverlaging. Als de behandeling met ribavirine wordt stopgezet voor de behandeling van anemie, moet ook de behandeling met INCIVO definitief worden stopgezet. Als de behandeling met INCIVO wordt stopgezet voor anemie, kunnen patiënten verdergaan met de behandeling met peginterferon alfa en ribavirine. Hemoglobine dient voor en tijdens de INCIVO-combinatiebehandeling op regelmatige tijdstippen gecontroleerd te worden. De dosis van INCIVO mag niet worden verlaagd en de behandeling met INCIVO mag niet worden hervat indien stopgezet. Zwangerschap en anticonceptie bij mannen en vrouwen: INCIVO wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen. Zowel vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden en hun mannelijke partners, als mannelijke patiënten en hun vrouwelijke partners moeten tijdens en na de behandeling met INCIVO twee effectieve anticonceptiemethoden gebruiken, zoals wordt aanbevolen in de SPC van ribavirine. Hormonale anticonceptiva kunnen worden voortgezet, maar zijn wellicht niet betrouwbaar tijdens gebruik van INCIVO en gedurende maximaal twee maanden na het stoppen met INCIVO. Cardiovasculair: Gebruik van INCIVO moet worden vermeden bij patiënten met congenitale QT-verlenging, of met een familiale voorgeschiedenis van congenitale QT-verlenging of plotse dood. Algemeen: INCIVO mag niet als monotherapie worden toegediend en mag alleen worden voorgeschreven in combinatie met zowel peginterferon alfa als ribavirine. De SPC van peginterferon alfa en van ribavirine moeten daarom worden geraadpleegd voordat de behandeling met INCIVO wordt gestart. Interacties: Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp induceren, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verlagen. Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp remmen, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verhogen. Toediening van INCIVO kan de systemische blootstelling aan geneesmiddelen die substraat zijn van CYP3A of P-gp, verhogen. Dit kan het therapeutisch effect en de bijwerkingen van die middelen versterken of verlengen. Op basis van de resultaten van klinische geneesmiddelinteractiestudies, kan inductie van metabole enzymen door telaprevir niet worden uitgesloten. Voor een overzicht van interacties en doseringsaanbevelingen met andere geneesmiddelen, zie SPC. Bijwerkingen: op INCIVO (ingenomen in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine): ZEER VAAK (≥1/10): anemie, pruritus, rash, nausea, diarree, braken, hemorroïden, proctalgie. VAAK (≥1/100 tot <1/10): trombocytopenie, lymfopenie, hyperurikemie, dysgeusie, syncope, anale pruritus, rectale hemorragie, anale fissuur, eczeem, gezwollen gezicht, exfoliatieve uitslag, orale candidiasis, hypothyreoïdie, hypokaliëmie, hyperbilirubinemie, perifeer oedeem, productsmaak abnormaal. SOMS (≥1/1000 tot <1/100): jicht, retinopathie, proctitis, geneesmiddelrash met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), urticaria, creatinine in bloed verhoogd. ZELDEN (≤1/1000): stevens-johnsonsyndroom. Farmacotherapeutische categorie: Direct werkende antivirale middelen. Afleverstatus: UR. Registratiehouder: Janssen Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België. Uitgebreide productinformatie: zie voor volledige SPC www.janssennederland.nl. Datum: 19/03/2012
Janssen-Cilag B.V.
Productinformatie behorende bij advertentie elders in dit blad
New®
Telefoon: 0800-242 42 42 • E-mail: [email protected] • Website: www.janssennederland.nl
JAN 0499 bijsluiter NED_A6_DEF.indd 1 16/04/12 11:48
INCIVO® (telaprevir) - Verkorte ProductinformatieSamenstelling: INCIVO® filmomhulde tabletten. Elke tablet bevat 375 mg telaprevir.Farmaceutische vorm: Gele, capsulevormige tablet van ongeveer 20 mm lang, waarop aan één kant ‘T375’ staat. Indicaties: INCIVO, in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine, is geïndiceerd voor de behandeling van genotype 1 chronische hepatitis C bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte (waaronder cirrose) (1) die nooit eerder behandeld werden (therapienaïef ), of (2) die eerder behandeld werden met interferon alfa (gepegyleerd of niet gepegyleerd) als monotherapie of in combinatie met ribavirine, waaronder patiënten met een recidief, partiële responders en patiënten zonder respons (null responders). Dosering en wijze van toediening: Behandeling met INCIVO dient te worden gestart en gevolgd door een arts met ervaring in de behandeling van chronische hepatitis C. INCIVO, 750 mg (twee filmomhulde tabletten van 375 mg) dient iedere 8 uur oraal met voedsel te worden ingenomen (de totale dagelijkse dosis is 6 tabletten (2.250 mg)). INCIVO moet worden toegediend in combinatie met ribavirine en ofwel peginterferon alfa-2a ofwel -2b. Aanbevolen wordt dat patiënten met ribonucleïnezuur van het hepatitis C virus (HCV-RNA) > 1.000 IE/ml in week 4 of week 12 met de behandeling stoppen. Behandelduur: De behandeling met INCIVO moet worden gestart in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine en gedurende 12 weken worden aangehouden. Patiënten zonder cirrose die therapienaïef zijn of een recidief hadden op een eerdere behandeling, en bij wie HCV-RNA ondetecteerbaar is in week 4 en 12, moeten additioneel nog 12 weken behandeld worden met alleen peginterferon alfa en ribavirine, voor een totale behandelingsduur van 24 weken. Voor alle andere patiënten wordt een additionele behandelingsperiode van 36 weken met alleen peginterferon alfa en ribavirine aanbevolen, voor een totale behandelingsduur van 48 weken. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen. Gelijktijdige toediening met werkzame stoffen die voor hun klaring sterk afhankelijk zijn van CYP3A en waarvan verhoogde plasmaconcentraties geassocieerd zijn met ernstige en/of levensbedreigende gebeurtenissen. Dit zijn onder andere de werkzame stoffen alfuzosine, amiodaron, bepridil, kinidine, astemizol, terfenadine, cisapride, pimozide, moederkoornalkaloïden (dihydro-ergotamine, ergonovine, ergotamine, methylergonovine), lovastatine, simvastatine, atorvastatine, sildenafil of tadalafil (alleen indien gebruikt voor de behandeling van pulmonale arteriële hypertensie) en oraal toegediend midazolam of triazolam. Gelijktijdige toediening met klasse-Ia- of -III-antiaritmica, behalve intraveneus lidocaïne. Gelijktijdige toediening van INCIVO met werkzame stoffen die CYP3A sterk induceren, bijvoorbeeld rifampicine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), carbamazepine, fenytoïne en fenobarbital en dus kunnen leiden tot lagere blootstelling en verlies van werkzaamheid van INCIVO. Raadpleeg de SPC van peginterferon alfa en van ribavirine voor een lijst met de contra-indicaties van deze producten, aangezien INCIVO in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine gebruikt moet worden. Belangrijkste waarschuwingen en voorzorgen: Ernstige rash: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies werd ernstige rash (voornamelijk eczemateus, met jeuk en die meer dan 50% van het lichaamsoppervlak beslaat) gemeld bij 4,8% van de patiënten die behandeld werden met de INCIVO-combinatiebehandeling tegenover 0,4% van degenen die behandeld werden met peginterferon alfa en ribavirine. In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies had 0,4% van de patiënten vermoedelijk Drug Rash with Eosinophilia and Systemic Symptoms (DRESS). In de klinische praktijk met INCIVO had minder dan 0,1% van de patiënten stevens-johnsonsyndroom. Al deze reacties verdwenen bij stopzetting van de behandeling. Voorschrijvers dienen ervoor te zorgen dat de patiënten volledig geïnformeerd zijn over het risico op ernstige rash en dat ze hun voorschrijvend arts onmiddellijk moeten raadplegen zodra ze een nieuwe rash krijgen of als een bestaande rash verergert. Alle gevallen van rash moeten regelmatig gecontroleerd worden op progressie tot de rash is verdwenen. Anemie: In placebogecontroleerde fase-2- en fase-3-studies namen de totale incidentie en de ernst van anemie toe bij de INCIVO-combinatiebehandeling in vergelijking met een behandeling met alleen peginterferon alfa en ribavirine. Voor de behandeling van anemie dient men de SPC van ribavirine te raadplegen voor de richtlijnen over de dosisverlaging. Als de behandeling met ribavirine wordt stopgezet voor de behandeling van anemie, moet ook de behandeling met INCIVO definitief worden stopgezet. Als de behandeling met INCIVO wordt stopgezet voor anemie, kunnen patiënten verdergaan met de behandeling met peginterferon alfa en ribavirine. Hemoglobine dient voor en tijdens de INCIVO-combinatiebehandeling op regelmatige tijdstippen gecontroleerd te worden. De dosis van INCIVO mag niet worden verlaagd en de behandeling met INCIVO mag niet worden hervat indien stopgezet. Zwangerschap en anticonceptie bij mannen en vrouwen: INCIVO wordt niet aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap en bij vrouwen die zwanger kunnen worden en geen anticonceptie toepassen. Zowel vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden en hun mannelijke partners, als mannelijke patiënten en hun vrouwelijke partners moeten tijdens en na de behandeling met INCIVO twee effectieve anticonceptiemethoden gebruiken, zoals wordt aanbevolen in de SPC van ribavirine. Hormonale anticonceptiva kunnen worden voortgezet, maar zijn wellicht niet betrouwbaar tijdens gebruik van INCIVO en gedurende maximaal twee maanden na het stoppen met INCIVO. Cardiovasculair: Gebruik van INCIVO moet worden vermeden bij patiënten met congenitale QT-verlenging, of met een familiale voorgeschiedenis van congenitale QT-verlenging of plotse dood. Algemeen: INCIVO mag niet als monotherapie worden toegediend en mag alleen worden voorgeschreven in combinatie met zowel peginterferon alfa als ribavirine. De SPC van peginterferon alfa en van ribavirine moeten daarom worden geraadpleegd voordat de behandeling met INCIVO wordt gestart. Interacties: Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp induceren, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verlagen. Gelijktijdige toediening van INCIVO en geneesmiddelen die CYP3A en/of P-gp remmen, kan de plasmaconcentraties van telaprevir verhogen. Toediening van INCIVO kan de systemische blootstelling aan geneesmiddelen die substraat zijn van CYP3A of P-gp, verhogen. Dit kan het therapeutisch effect en de bijwerkingen van die middelen versterken of verlengen. Op basis van de resultaten van klinische geneesmiddelinteractiestudies, kan inductie van metabole enzymen door telaprevir niet worden uitgesloten. Voor een overzicht van interacties en doseringsaanbevelingen met andere geneesmiddelen, zie SPC. Bijwerkingen: op INCIVO (ingenomen in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine): ZEER VAAK (≥1/10): anemie, pruritus, rash, nausea, diarree, braken, hemorroïden, proctalgie. VAAK (≥1/100 tot <1/10): trombocytopenie, lymfopenie, hyperurikemie, dysgeusie, syncope, anale pruritus, rectale hemorragie, anale fissuur, eczeem, gezwollen gezicht, exfoliatieve uitslag, orale candidiasis, hypothyreoïdie, hypokaliëmie, hyperbilirubinemie, perifeer oedeem, productsmaak abnormaal. SOMS (≥1/1000 tot <1/100): jicht, retinopathie, proctitis, geneesmiddelrash met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), urticaria, creatinine in bloed verhoogd. ZELDEN (≤1/1000): stevens-johnsonsyndroom. Farmacotherapeutische categorie: Direct werkende antivirale middelen. Afleverstatus: UR. Registratiehouder: Janssen Cilag International NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België. Uitgebreide productinformatie: zie voor volledige SPC www.janssennederland.nl. Datum: 19/03/2012
Janssen-Cilag B.V.
Productinformatie behorende bij advertentie elders in dit blad
New®
Telefoon: 0800-242 42 42 • E-mail: [email protected] • Website: www.janssennederland.nl
JAN 0499 bijsluiter NED_A6_DEF.indd 1 16/04/12 11:48Verkorte productinformatie Viread 245 mg filmomhulde tabletten
Samenstelling: Elke filmomhulde tablet bevat 245 mg tenofovirdisoproxil (als fumaraat), overeenkomend met 300 mg tenofovirdisoproxilfumaraat of 136 mg tenofovir. Farmacotherapeutisch groep: Nucleoside en nucleotide reverse transcriptase-remmers, ATC-code: J05AF07. Indicaties: HIV-1-infectie: Viread is geïndiceerd in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen voor de behandeling van met HIV-1 geïnfecteerde volwassenen van meer dan 18 jaar oud. Hepatitis B-infectie: Viread is geïndiceerd voor de behandeling van chronische hepatitis B bij volwassenen met: 1) gecompenseerde leverziekte, met aangetoonde actieve virale replicatie, aanhoudend verhoogde serum-alanineaminotransferase (ALAT)-spiegels en histologisch aangetoonde actieve ontsteking en/of fibrose. 2) gedecompenseerde leverziekte. Contra-indicaties: Bekende overgevoeligheid voor tenofovir, tenofovirdisoproxilfumaraat of voor één van de hulpstoffen. Waarschuwingen en voorzorgen: Het wordt aanbevolen de nierfunctie (creatinineklaring en serumfosfaat) te berekenen voordat wordt begonnen met de behandeling met Viread. Het eerste jaar behandeling moet de nierfunctie iedere vier weken gecontroleerd en daarna elke drie maanden. Bij patiënten met het risico op nierfunctiestoornis, dient overwogen te worden om de nierfunctie vaker te controleren.Indien bij patiënten, het serumfosfaat gehalte < 1,5 mg/dl (0,48 mmol/l) is of de creatinineklaring < 50 ml/min afgenomen is, moet de nierfunctie binnen één week opnieuw beoordeeld worden, inclusief metingen van glucose- en kaliumgehalted in het bloed an van het glucosegehalte in de urine. Bij patiënten met een afname van het serum fosfaatgehalte naar < 1,0 mg/dl (0,32 mmol/l) of een afname van het creatinineklaring naar <50 ml/min ,dient het onderbreken van de behandeling met Viread overwogen te worden. Bij patiënten met milde tot matige nierinsufficiëntie, moeten de mogelijke voordelen van behandeling worden afgenomen tegen de mogelijke risico’s. Indien gelijktijdig gebruik van Viread en nefrotoxische middelen, of van Viread en geneesmiddelen met hetzelfde renale transportsysteem (hOAT1 en 3 of MRP4 ) onvermijdelijk is, dient de renale functie wekelijks gecontroleerd te worden. Om het risico van lactaatacidose te minimaliseren bij toediening van nucleoside-analogen in combinatie met Viread moeten de patiënten nauwgezet worden gevolgd. Bij gelijktijdig gebruik van Viread en didanosine moet nauwgezet gecontroleerd worden op bijwerkingen van didanosine. Bij patiënten die voor chronish hepatisB behandeld worden, moet voorzichtigheid en controle geboden worden, voor tekenen van exacerbaties van hepatitis, in het bijzonderlijk na het stoppen van de behandeling. Indien geschikt, kan hervatting van de behandeling gerechtvaardigd zijn. Viread bevat lactose. Daarom moet Viread niet gebruikt worden bij patiënten met galactose intolerantie, Lapp lactase-deficiëntie of glucose-galactose malabsortie. Zwangerschap: De veiligheid van Viread bij zwangerschap werd nog niet vastgesteld. Het mogelijke voordeel moet worden afgewogen tegen het mogelijke risico voor de foetus. Bijwerkingen: De meest gerapporteerde, zeer vaak (≥ 1/10) bijwerkingen zijn: hypofosfatemie, duizeligheid, diarree, braken, misselijkheid, uitslag, asthenie. Vaak (≥ 1/100, < 1/10) werden de volgende bijwerkingen waargenomen: hoofdpijn, abdominale pijn, opgezette buik, flatulentie, verhoogde transaminasen, vermoeidheid; Soms (≥ 1/1.000, < 1/100): hypokaliëmie, pancreatitis, rabdomyolyse, spierzwakte, verhoogd creatinine; Zelden(≥ 1/10.000, < 1/1.000): lactaatacidose, hepatische steatose, hepatitis, angio-oedeem, osteomalacie (die zich manifesteert als botpijn en zelden bijdraagt aan het ontstaan van fracturen), myopathie, acuut nierfalen, nierfalen, acute tubulaire necrose, proximale niertubulopathie (waaronder syndroom van Fanconi), nefritis (waaronder acute interstitiële nefritis), nefrogene diabetes insipidus. Deze bijwerking kan optreden als gevolg van proximale niertubulopathie. Er wordt vanuit gegaan dat dit bij afwezigheid van deze aandoening niet in een oorzakelijk verband staat met tenofovirdisoproxilfumaraat. Verpakking: Doos met 1 of 3 flacons met 30 filmomhuldetabletten. Afleverstatus: UR. Vergoeding: volledige vergoeding. Prijs: zie Z-index. Registratiehouder: Gilead Sciences International Limited, Cambridge CB21 6GT, Verenigd Koninkrijk. Bestudeer de samenvatting van productkenmerken alvorens Viread voor te schrijven in het bijzonder vanwege dosering, bijwerkingen, waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik, en interacties. Neem voor meer inlichtingen contact op met de lokale vertegenwoordiger: Gilead Sciences Netherlands BV, WTC, Toren D, 7e Verdieping, Strawinskylaan 779, 1077 XX Amsterdam.
De volledige informatie kunt u aanvragen bij Gilead Sciences.
Referenties 1. VIREAD, Summary of Product Characteristics. July 2010. 2. Marcellin et al. AASLD 2010, Poster 476. 3. Heathcote et al. AASLD 2010, Poster 477. 4. Heathcote et al. Three- Year Efficacy and Safety of Tenofovir Disoproxil Fumarate Treatment for Chronic Hepatitis B. Gastroenterology 2010 (in press). 5. Marcellin et al. New England Journal of Medicine 2008; 359(23): 2442–2455.
VERKORTE PRODUCTINFORMATIE VICTRELIS®. Voor de volledige en meest recente productinformatie verwijzen wij naar de goedgekeurde SPC op www.ema.europa.eu. Voor informatie over ribavirine en peginterferon alfa verwijzen wij naar de desbetreffende SPCs. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: VICTRELIS® KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: 200 mg boceprevir per harde capsule. FARMACEUTISCHE VORM: harde capsule. FARMACOTHERAPEUTISCHE GROEP EN WERKINGSMECHANISME: Proteaseremmers. Boceprevir remt het HCV NS3-protease. THERAPEUTISCHE INDICATIES: Chronische hepatitis C-infectie (HCV) genotype 1 in combinatie met peginterferon alfa (PEG-IFNα) en ribavirine (RBV) bij niet eerder behandelde volwassenen met gecompenseerde leverziekte of bij wie eerdere behandeling heeft gefaald. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor boceprevir of de hulpstoffen, zwangerschap, auto-immuunhepatitis, gelijktijdige toediening van primair door CYP3A4/5 gemetaboliseerde stoffen waarvan verhoogde plasmaconcentraties ernstig of levensbedreigend kunnen zijn, zoals oraal midazolam, triazolam, bepridil, pimozide, lumefantrine, halofantrine, tyrosinekinaseremmers, ergotaminederivaten. BIJZONDERE WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGEN BIJ GEBRUIK: Anemie: Beginnende anemie is gemeld in behandelingsweek 4 met PEG-IFNα+RBV. Toevoegen van Victrelis aan PEG-IFNα+RBV gaat gepaard met extra hemoglobineafname van ±1g/dl in wk 8 vs. standaardzorg. Vóór behandeling, in wk 4 en 8, en daarna waar klinisch aangewezen moet een volledig bloedbeeld worden verkregen. Hemoglobine <6,2 mmol/l (<10 g/dl) kan motivatie zijn voor anemiebehandeling. Raadpleeg SPC ribavirine voor dosisverlaging en/of onderbreking of stopzetting van RBV. Neutropenie: Toevoegen van Victrelis aan PEG-IFNα-2b+RBV gaf een hogere incidentie van neutropenie en neutropenie graad 3-4 vs. alleen PEG-IFNα-2b+RBV. De frequentie van ernstige/levensbedreigende infecties lijkt hoger in de Victrelis-armen dan de controlearm. Het aantal neutrofi elen moet daarom vóór en na behandeling regelmatig worden beoordeeld. Aanbevolen wordt infecties direct te beoordelen en te behandelen. Vergeleken met combinatie van Victrelis met PEG-IFNα-2b+RBV ging combinatie van Victrelis met PEG-IFNα-2a+RBV gepaard met een hoger % neutropenie (incl. graad 4) en een hoger % infecties. Raadpleeg SPC van peginterferon alfa. Drospirenon: Voorzichtigheid is geboden bij drospirenongebruikers met predisponering voor hyperkaliëmie of bij gebruik van kaliumsparende diuretica. Overweeg alternatieve anticonceptiva. Gebruik bij eerdere nulresponders: Retrospectieve analyse waarbij herkwalifi catie plaatsvond op basis van virologische respons in behandelingsweek 4 (m.b.v. de lead in-periode met PEG-IFNα+RBV) vs. baseline, geeft aan dat nulresponders baat kunnen hebben bij toevoeging van Victrelis aan de duotherapie. Dit is echter niet betrouwbaar te kwantifi ceren uit deze analyse. Daarnaast moet optimale behandeling van nulresponders nog worden vastgesteld. In de toekomst kan combinatie van antivirale middelen nodig zijn. HCV-protease monotherapie: Op grond van klinisch onderzoek mag Victrelis niet als monotherapie worden gebruikt, vanwege hoge waarschijnlijkheid van toegenomen resistentie zonder gecombineerde anti-HCV-therapieën. Het is niet bekend welk effect Victrelis heeft op de werkzaamheid van opvolgende HCV-proteaseremmers, incl. herbehandeling met Victrelis. HIV co-infectie: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 zijn niet vastgesteld bij HIV co-infectie en HCV. Gelijktijdige toediening van boceprevir en HIV-proteaseremmers kan leiden tot aanzienlijk verlaagde blootstelling aan de proteaseremmers en/of boceprevir. Raadpleeg de SPC voor meer informatie. HBV co-infectie: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 bij patiënten met hepatitis B co-infectie en HCV zijn niet onderzocht. Ondergane orgaantransplantatie: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 zijn niet onderzocht na ondergane transplantatie van lever of ander orgaan. HCV-genotypen anders dan genotype 1: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV-genotypen anders dan genotype 1 zijn niet vastgesteld. Gefaalde eerdere HCV-proteaseremmer behandeling: Veiligheid en werkzaamheid van Victrelis alleen of in combinatie met PEG-IFNα+RBV voor behandeling van chronische HCV genotype 1 zijn niet onderzocht bij patiënten bij wie eerdere behandeling met Victrelis of andere HCV-proteaseremmers heeft gefaald. Krachtige CYP3A4-inductoren: Gelijktijdig gebruik van Victrelis met krachtige CYP3A4-inductoren (rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne) wordt niet aanbevolen. Proaritmische effecten: Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met risico op QT-verlenging (congenitale lange QT, hypokaliëmie, gebruik van QT-interval verlengende middelen). BIJWERKINGEN: Zeer vaak (≥ 1/10): anemie, neutropenie, verminderde eetlust, angst, depressie, slapeloosheid, prikkelbaarheid, duizeligheid, hoofdpijn, hoest, dyspneu, diarree, misselijkheid, braken, droge mond, dysgeusie, alopecia, droge huid, pruritus, uitslag, artralgie, myalgie, asthenie, rillingen, vermoeidheid, koorts, griepachtige ziekte, gewichtsverlies. Vaak (≥ 1/100, < 1/10): Bronchitis, cellulitis, herpes simplex, griep, orale schimmelinfectie, sinusitis, leukopenie, trombocytopenie, krop, hypothyreoïdie, dehydratie, hyperglykemie, hypertriglyceridemie, hyperurikemie, affectlabiliteit, agitatie, libidostoornis, veranderde stemming, slaapstoornis, hypo-esthesie, paresthesie, syncope, amnesie, aandachtsstoornis, geheugenstoornis, migraine, parosmie, tremoren, vertigo, droge ogen, retinale exsudaten, wazig zien, visusstoornis, tinnitus, palpitaties, hypo/hypertensie, epistaxis, neusverstopping, orofaryngeale pijn, luchtwegcongestie, sinuscongestie, piepende ademhaling, buik/bovenbuikpijn, constipatie, gastro-oesofageale refl uxziekte, aambeien, opgezette buik, anorectale pijn, afteuze stomatitis, cheilitis, dyspepsie, fl atulentie, glossodynie, mondzweertjes, pijn in de mond, stomatitis, gebitsaandoening, dermatitis, eczeem, erytheem, hyperhidrose, nachtelijk zweten, perifeer oedeem, psoriasis, erythemateuze/maculaire/papulaire/maculo-papulaire of pruritische rash, huidlesie, rug/nekpijn, pijn in de extremiteiten, spierspasmen of -zwakte, pollakisurie, erectiestoornis, pijn op de borst, malaise, lichaamstemperatuurveranderingsensatie, droge slijmvliezen, pijn. Soms (≥ 1/1000, < 1/100): Gastro-enteritis, pneumonie, stafylokokkeninfectie, candidiasis, oorinfectie, (fungale) huidinfectie, nasofaryngitis, onychomycose, faryngitis, luchtweginfectie, rhinitis, urineweginfectie, hemorragische diathese, lymfadenopathie, lymfopenie, hyperthyreoïdie, hypokaliëmie, eetluststoornis, diabetes mellitus, jicht, hypercalciëmie, agressie, homicide/suïcidale ideatie, paniekaanval, paranoia, middelenmisbruik, abnormaal gedrag, woede, apathie, verwarring, veranderde geestestoestand, rusteloosheid, perifere neuropathie, cognitieve stoornis, hyperesthesie, lethargie, bewustzijnsverlies, geestesstoornis, neuralgie, presyncope, retinale ischemie, retinopathie, abnormaal gevoel in oog, conjunctivale bloeding, conjunctivitis, oogpijn/-zwelling/-pruritus, ooglidoedeem, verhoogde traanvorming, oculaire hyperemie, fotofobie, doofheid, oorpijn, slecht horen, tachycardie, aritmie, cardiovasculaire aandoening, diepveneuze trombose, overmatig blozen, bleek zien, perifere koudheid, pleurapijn, pulmonale embolie, droge keel, dysfonie, verhoogde afscheiding in bovenste luchtwegen, orofaryngeale blaarvorming, pijn in de onderbuik, gastritis, pancreatitis, anale pruritus, colitis, dysfagie, verkleurde feces, frequente ontlasting, gingivale bloeding/pijn, gingivitis, glossitis, droge lippen, odynofagie, proctalgie, rectale bloeding, overmatige speekselvorming, gevoelige tanden, tongverkleuring, tongzweertjes, hyperbilirubinemie, fotosensitiviteitsreactie, huidzweer, urticaria, musculoskeletale pijn op de borst, artritis, botpijn, gewrichtszwelling, musculoskeletale pijn, dysurie, nycturie, amenorroe, menorragie, metrorragie, zich abnormaal voelen, verstoorde genezing, niet-cardiale pijn op de borst, hartruis, verhoogde hartslag. Zelden (≥ 1/10.000, < 1/1000): Epiglottitis, otitis media, sepsis, schildklierneoplasma (nodulen), hemolyse, sarcoïdose, niet-acute porfyrie, bipolaire stoornis, poging tot/geslaagde suïcide, auditieve/visuele hallucinaties, psychische decompensatie, cerebrale ischemie, encefalopathie, papiloedeem, acuut myocardinfarct, atriumfi brilleren, coronairlijden, pericarditis, pericardiale effusie, veneuze trombose, pleurale fi brose, orthopneu, respiratoir falen, pancreasinsuffi ciëntie, cholecystitis, aspermie. REGISTRATIEHOUDER: MSD Ltd, Hertford Road, Hoddesdon, Verenigd Koninkrijk LOKALE VERTEGENWOORDIGER: MSD B.V., Haarlem. Tel. 0800 9999 000, [email protected]. REGISTRATIENUMMER: EU/1/11/704/001 AFLEVERSTATUS: UR. VERGOEDING: Volledig vergoed. DATUM SPC: April 2012.
VIC SPC 84x118 April'12.indd 1 13-04-12 12:18
Leden van de levergroep in het AmC: Achterste rij (vlnr): Jurgen Seppen, Erik Hendriks, Rudi de
Waart. Vijfde rij: Rob Chamuleau, Ronald Oude Elferink, Ulrich Beuers, Serge Zweers, Mark van der
Valk, Dave Sprengers. Vierde rij: Louis Jansen, Martine Peters, Lucas Maillette de Buy Wenniger,
Cindy Kunne, Remco van Dijk, Luca Maroni, Ruurdtje Hoekstra. Derde rij: Jing Zhao, Hadassa
Heidsieck, Ruth Culbard, Dagmar Tolenaars, Liesbeth ten Bloemendaal, Vincent van der Mark,
Sophie Willemse. Tweede rij: Annikki de Niet, Jeltje Helder, Monique Smits van Oyen, Satish Peri,
Jung-Chin Chang, Ruth Bolier, Sophie Duijst. Eerste rij: Karina Utsonomiya, Ebtisam el Filali, Kam
Ho-Mok. (Niet op de foto o.a.: Henk Reesink, Piter Bosma, Coen Paulusma).
de moleculaire pathogenese van fibrose-
rende/scleroserende cholangitiden en de
erfelijke cholestatische leverziekten, de
ontrafeling van de moleculaire pathoge-
nese van cholestase-geassocieerde jeuk
en de ontwikkeling van nieuwe (gen-)
therapeutische benaderingen voor cho-
lestatische, metabole- en auto-immuun
aandoeningen (Beuers, Bosma, Oude
Elferink, Paulusma). Op het gebied van
virale hepatitis richt het onderzoek zich
op de effecten van nieuwe combinaties
van anti-virale en immuun modulatoire
medicijnen en het vinden van molecu-
lair-virologische en immunologische
biomarkers, die de respons op therapie
kunnen voorspellen (Reesink, Van der
Valk, Willemse). De klinische toepassing
(testing) van de AMC bioartificiële lever
staat te verwachten (Chamuleau, Hoek-
stra). In nieuwe onderzoeksinitiatieven
zal worden gestreefd naar innovatieve
immunotherapeutische benaderingen
van het hepatocellulair carcinoom
(Sprengers).
De Lever in Amsterdam

1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4
1 High genetic barrier toresistance5
3 Generally favourable4
S T A R T S T R O N G . S T A Y S T R O N G .
COMMITTED TO VIROLOGY
Baraclude® (entecavir) Summary of Product Characteristics, May 2011.
1. Chang TT, Lai CL, Yoon SK et al. Entecavir treatment for up to 5 years in patients with hepatitis B e antigen-positive chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;51:422−430. 2. Tenney DJ, et al. Long-Term Monitoring Shows Hepatitis B Virus : Resistance to Entecavir in Nucleoside-Naïve Patients Is Rare Through 5 Years of Therapy. HEPATOLOGY 2009;49:1503-1514
histologic improvement in patients with chronic hepatitis B. Hepatology. 2010;52:886−893. 4. Manns MP, Akarca US, Chang TT et al. Long-term safety and tolerability of entecavir in patients with chronic hepatitis B in the rollover study patients with chronic hepatitis B ETV-901. Expert Opin Drug Saf. 2012 Jan 11.5. Gish R, Jia JD, Locarnini S, Zoulim F. Selection of chronic hepatitis B therapy with high barrier to resistance. Lancet Infect Dis. 2012 Feb 8. [Epub ahead of print].
Before prescribing, please consult the prescribing information for Baraclude®.
07/12 686NL12PM010
A L W A Y S A S T E P A H E A Din chronic hepatitis B therapy1-4