Les+4
Click here to load reader
-
Upload
kootjeausten -
Category
Documents
-
view
88 -
download
1
Transcript of Les+4
Les 4, 11/03: West-Vlaams taalparticularisme, Guide Gezelle en Albrecht
Rodenbach (1858-1899)
West-Vlaamse taalparticularisten (=ook romantici)
= de groep rond Guido Gezelle.
In de loop van de tweede helft van de 19de eeuw zal zich een lokale variant
van de Vlaamse beweging manifesteren: het zgn. West-Vlaamse
taalparticularisme. Dit West-Vlaamse taalparticularisme manifesteert zich
op hetzelfde moment wanneer er in West-Vlaanderen ook een bloeiende
literatuur tot stand komt, die niet in de lijn ligt van het dominante literaire
circuit.
We maken de vergelijking met de romantici in Antwerpen, Gent en
Brussel:
- In Antwerpen, met de zgn Antwerpse romantici, had je een eerder
bezadigde romantiek;
- In Gent vond je een politiek-sociale, opvallend
maatschappijbetrokken romantiek;
- In Brussel vond je vooral de technische verfijning terug – aandacht
voor vormverfijning;
- Daarnaast, ten slotte, in West-Vlaanderen, met centrum in Roeselare,
had je een conservatieve geest onder literaire actoren. Er was
bijvoorbeeld een verzet tegen de invoering van de nieuwe spelling –
men vond deze nieuwe spelling al te zeer gericht op de spelling van
het Noorden; men wilde een heel eigen spelling.
De kern van dit West-Vlaamse taalparticularisme was een conservatieve,
erg katholieke beweging die de uitdrukking was van een Vlaams
nationalisme. Ze wilden de eigen streektaal – het West-Vlaamse dialect –
verheffen tot een volwaardige literaire taal.
Guido Gezelle, een West-Vlaams priester-dichter, was theoloog en
wijsgeer van opleiding (vandaar zijn aandacht woor wijsgerige en
theologische ontwikkelingen). Hij had ook aandacht voor de
contemporaine Europese literaturen – zo schreef hij ook zélf in het Engels.
Wat de perceptie van het werk van Guido Gezelle betreft, zijn twee fasen
te onderscheiden:
- Aanvankelijk kreeg Gezelle maar weinig positieve kritieken, maar
weinig aandacht. Zijn poëzie werd voorgesteld als belijdenislyriek, als
een poëzie die vooral door het gevoelsleven van de dichter werd
bepaald. Individualiteit, natuur en God zijn volgens deze visie dé ____1
sleutelwoorden voor het oeuvre van Gezelle. Men beschouwde zijn
werk wel al als uniek: men zag dat hij inging tegen het romantische
literaire discours dat dominant was in zijn tijd.- Na zijn dood zal men geleidelijkaan meer waardering opbrengen voor
Gezelles dichtkunst. Het tijdschrift dat Gezelle zal huldigen, is ‘Van nu
en straks’. In dit blad zal specifiek de waardering ontstaan, enerzijds
voor het West-Vlaamse taalparticularisme, anderzijds voor het oeuvre
van Gezelle. Een belangrijke figuur is Pol de Mont. Die toenemende waardering voor Gezelle zien we ook in de
wetenschappelijke aandacht die is gegenereerd voor Gezelle. Albert Westerlinck probeerde de psyche van de dichter te doorgronden (hij
schreef de studie De innerlijke wereld van Gezelle) maar wilde ook het
talige aspect belichten (Taalkunst van Gezelle & de oude taaltovenaar
Gezelle). Piet Couttenier onderzocht Gezelle binnen een sociologisch
en receptiehistorisch onderzoeksperspectief.
Drie periodes in de literaire ontwikkeling van Gezelle zelf:
- 1858-1870:
- 1870-1877: hier was Gezelle vooral actief als filoloog en journalist.
- 1877-1899: Gezelle publiceerde onder andere de twee belangrijke
dichtbundels Tijdkrans en Rijmsnoer.
Het gedicht ‘Het Schrijverke’ van Guide Gezelle is geparodieerd door
Hugo Claus in Het Verdriet van België.
Realisme in het Zuiden
Rond 1850 treedt er een verschuiving in de Nederlandse literatuur in het Zuiden
op: de romantiek maakt plaats voor het realisme. Dit realisme kunnen we
enigszins vergelijken met de tendens die rond 1840 al in het Noorden zijn
intrede had gedaan.
1848 is het zogeheten ‘hongerjaar’: een revolutiejaar in heel Europa, een
periode van honger en armoede, waarin de kapitalistische geest defintief
doorbreekt (niet toevallig wordt ‘Mijnheer Luchtervelde’ van Eugeen Zetterman
juist hier geschreven). Na deze omwenteling (deze revolutie) volgt een periode
van relatieve stabiliteit in Vlaanderen, die zich ook zal vertalen op cultureel
vlak. De sociale omwenteling van de 19de eeuw heeft ertoe geleid dat de
____2
romantiek dus verschuift naar het realisme. Waar in de romantiek het individu
en zijn particuliere expressies nog centraal stonden, vind je in het realisme
sociale dimensies. Je krijgt een literatuur waarin aandacht is voor
maatschappelijke omstandigheden.
In de context van het realisme van het Noorden wezen we al op het
humoristische typengenre. We vinden ook in het Zuiden huiskamertafereeltjes
terug, die doen denken aan het humoristische typengenre. Hier zie je dus een
duidelijk raakvlak tussen het realisme in het Noorden en die in het Zuiden.
Drie opmerkingen over het realisme:
Er wordt aandacht gevraagd voor het maatschappelijke onrecht van het
proletariaat, van de armen. Die verschuiving in het ‘aandachtsgebied’ laat
zich o.a. duidelijk zien in het oeuvre van H. Concience.
Concreet: de kenmerken van het realisme (in het Zuiden) zijn:- De huiskamertafereeltjes;
- De stad (en niet langer de natuur) wordt de setting van de verhalen die
worden geschreven;- Een kritische blik, bijv. in Multatuli;
- Vooral in Vlaanderen: een opvoedende taak!
Concreet wil dit alles zeggen dat we een literatuur zien ontstaan met een
uitgesproken sociale dimensie en ethische oriëntering: een duidelijk
ethisch standpunt wordt ingenomen. Deze opvoedende waarde leidt tot
een volksverbonden literatuur in Vlaanderen.
Het realistische genre brengt enkele nieuwe literaire tendenzen met zich
mee. Zo worden essayistiek en de literaire kritiek een volwaardig literair
genre.
Vanuit een sociologisch perspectief beschouwd, treden er ook
verschuivingen op: meer auteurs die zich bedienen van de moedertaal,
treden op. Zij komen niet zozeer uit de lagere sociale klassen (in
tegenstelling zoals dat vroeger het geval was, in de jaren 20-30 van de
19de eeuw), maar uit de groep van zelfstandigen (bijv. handarbeiders) en
de groep van de hogere sociale klassen (opmerkelijk: zij kozen voor het
Nederlands, en niet het Frans, als schrijftaal; als cultuurtaal). Dat men
opteert voor de eigen moedertaal als schrijftaal, kunnen we zien als een
Vlaams-nationalistische (een ‘flamingantische’, zo u wil) reflex.
De zusjes Loveling kwamen uit een liberaal-burgerlijk-Franstalig milieu.
Tegen dus het dominante discours van hun tijd in, schreven zij in het
Nederlands. Idem voor Cyriel Buysse en Karel van de Woestijne. In
____3
tegenstelling tot hun tijdgenoot Maurice Maeterlinck (die overigens de
nobelprijs voor literatuur heeft ontvangen), bedienden zijn zich dus van
het Nederlands.
Belangrijke representanten van het realistische literaire discours bij ons zijn:
- Jan van Beers: een bijzonder populair dichter in ons taalgebied; een
populariteit die hij te danken had aan heel wat poëzie die hij had
geschreven. Zijn vroegste werk was melancholische, overgevoelige,
sentimentele natuurpoëzie. Bijv. het gedicht ‘Vergeet-mij-niet’ in de
bloemlezing is heel sentimenteel, vol natuurbeeldspraak
(natuurbeelden worden gebruikt om menselijke gevoelens uit te
drukken). Ook in Van Beers oeuvre is een verschuiving waarneembaar
van deze sentimentele poëzie naar veeleer politiek georiënteerde
poëzie.
- De “Parnassiens” Dautzenberg en Van Droogenbroeck: deze zgn.
‘estheten’ huldigden het l’art-pour-l’art-principe: voor hen was het van
belang dat de literatuur schoonheid creëerde. Ze willen vooral aan
vormverfijning doen.
- Julius Vuylsteke was een advocaat en boekhandelaar in Gent, en
opnieuw politiek actief. Vuylsteke was de grondlegger van het
vrijzinnige studentengenootschap ‘’t Zal wel gaan’; later nog was hij
voorzitter van de liberale beweging. Hij was een actieve militant voor
de Vlaamse zaak. In 1868 publiceerde hij de bundel Uit het
studentenleven en andere gedichten – realisme, maar nog steeds met
sporen van een eerder romantische literatuuropvatting. Hij gebruikte
ook veel ironie, “Heiniaanse” ironie, in navolging van Heinrich Heine
dus.
‘Studentenlied’ van Jan Vuylsteke in bloemlezing.
- Zusjes Loveling: 1878 publicatie van hun bundel Gedichten.
Potgieter zei dat hij ‘de hele Vlaamse literatuur wou opgeven voor
deze bundel’; hij zag de bundel m.a.w. als een topprestatie in de
literatuurproductie van die tijd. Hij had vooral aandacht en lof voor de
ongekunstelde, eenvoudige stijl die de zusjes hanteerden. het ging wat
hem betrof om een heel eenvoudige, niet-artificiële manier van
schrijven. Hij doelde daarmee waarschijnlijk op het gedicht ‘Het
geschenk’ van Rosalie (die 50 jaar vóór haar zus Virginie, op heel
jonge leeftijd dus, stierf) (in bloemlezing).
____4
De diptiek (twee luiken die bij elkaar horen) in ‘Het geschenk’ bevat
een spiegeleffect. In het eerste luik zie je de grootvader, die het
zilveren uurwerk wil doorgeven aan zijn kleinzoontje. In het tweede
luik zie je, dat het zoontje gestorven is, en niet de grootvader. De slot-
en beginregel van het gedicht sluiten op elkaar aan. Zo zijn er
verschillende elementen die in het eerste én het tweede luik
voorkomen dus dat spiegeleffect. Als je de maatschappelijke context
uit de tijd waarin het geschreven is, kent, weet je heel goed dat het
handelt over de kindersterfte door de hongersnood die Europa in haar
greep hield.
Als auteurs van het realisme in proza zijn ten slotte te vermelden:
- Domien Sleeckx- August en Renier Snieders- Anton Bergmann (Tony): Ernest Staas, advocaat
- Wazenaar: Een Vlaemsche jongen
____5