Les 2, verschil mag er zijn

13
Les 2, Verschil mag er zijn (401) Pedagogiek: verschillen in persoonlijkheid Didactiek: feesten en activiteiten op school

Transcript of Les 2, verschil mag er zijn

Page 1: Les 2, verschil mag er zijn

Les 2, Verschil mag er zijn (401)

• Pedagogiek: verschillen in persoonlijkheid• Didactiek: feesten en activiteiten op school

Page 2: Les 2, verschil mag er zijn

Werkwijze

1. Powerpoint bekijken (30 minuten)2. In groepjes vragen beantwoorden3. Individueel artikel lezen en individueel vragen

beantwoorden 4. Als groepje activiteiten benoemen, enz. (50

minuten)5. Antwoorden per groepje presenteren in de klas

(50 minuten)6. Uitgewerkte opdrachten bewaren en

toevoegen aan integrale opdracht 402.

Page 3: Les 2, verschil mag er zijn

Karakter, persoonlijkheid en temperament

Vragen (groep 1):2. Wat verstaan we onder de begrippen

karakter, temperament en persoonlijkheid?3. Noem eens eigenschappen die in onze

cultuur gewaardeerd worden?4. Persoonlijkheid is waarde-neutraal. Wat

betekent dat?

Page 4: Les 2, verschil mag er zijn

Persoonlijkheid beschrijven

Vragen (groep 2):2. Maak eens een lijstje van 25

persoonlijkheidskenmerken.3. Voor kinderen in de leeftijd van 5-13 jaar

kunnen de persoonlijkheidskenmerken in 5 hoofdgroepen ingedeeld worden: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en ontwikkeling. Noem kenmerken bij elke groep.

4. Wat gebruiken kinderen zelf voor begrippen? Bekijk eens een paar filmpjes waarin kinderen aan het woord zijn.

Page 5: Les 2, verschil mag er zijn

Persoonlijkheidskenmerken op school (groep 3)

1. Welke persoonlijkheidskenmerken vinden leerkrachten voor kinderen belangrijk? Leg uit waarom.

2. Een hoge score op zorgvuldigheid kan samengaan met een lage score op ontwikkeling. Leg dit uit.

3. Wat is eigenlijk nodig om een schooldiploma te behalen?

Page 6: Les 2, verschil mag er zijn

Oorzaken succes of falen

• Ouders van kinderen tot ongeveer 7/8 jaar: hij doet zijn best, dus kan ook veel. Inspanning is te zien, bekwaamheid en talent niet.

• Kinderen tot 6 jaar: denken niet na over succesfactoren of factoren voor falen.

• Kinderen vanaf 8 jaar: ik doe mijn best maar kan het niet (of wel).

Page 7: Les 2, verschil mag er zijn

Intrinsieke en extrinsieke motivatie (groep 4)

Motivatie is een persoonlijkheidstrek die gestimuleerd kan worden.

2. Geef een definitie van intrinsieke en extrinsieke motivatie.

3. Waarom heeft extrinsieke motivatie soms een negatieve invloed op de kwaliteit van het leerresultaat?

4. Noem een aantal beloningen voor een geleverde (leer)prestatie.

Page 8: Les 2, verschil mag er zijn

Nieuwsgierigheid en exploratiedrang (groep 5)

1. Natuurlijke nieuwsgierigheid is de mens eigen. Goed onderwijs houdt leerlingen nieuwsgierig.

2. Wat is de kern van vernieuwingsonderwijs?

3. Geef een voorbeeld van vernieuwingsonderwijs.

Page 9: Les 2, verschil mag er zijn

Attributiestijl (groep 6)

1. Wat betekent attributiestijl? Uitleggen!2. Wat zijn ongunstige attributiestijlen?

Page 10: Les 2, verschil mag er zijn

Faalangst (groep 7)

Bang om te falen zijn we allemaal wel eens.2. Wanneer ben jij bang om te falen?3. Wat is het verschil tussen positieve en

negatieve faalangst?4. Hoe help je een kind met een gebrek aan

zelfvertrouwen?5. Soms is er een onrealistische verwachting van

een kind en/of ouder over wat een kind kan bereiken. Leg uit met een voorbeeld. Wat kunnen gevolgen voor het kind zijn?

Page 11: Les 2, verschil mag er zijn

Zelfbeeld (groep 8)

1. Wat betekent zelfbeeld?2. Waarom hebben zelfbeeld en prestaties

met elkaar te maken? Leg uit aan de hand van een voorbeeld.

3. Is zelfbeeld sexe gebonden?

Page 12: Les 2, verschil mag er zijn

Genderverschillen (individueel)

Lees het uitgedeelde artikel: ‘Genderverschillen al merkbaar in het eerste leerjaar’.

1. Wat betekent genderverschillen?2. Noem minimaal 3 (in het artikel

genoemde)verschillen tussen jongens en meisjes.

Page 13: Les 2, verschil mag er zijn

Activiteiten op school (elk groepje)

1. Welke feesten en activiteiten worden georganiseerd in het basisonderwijs.

2. Speelt het bij feesten en activiteiten een rol of het gaat om zwarte scholen, dorpsschooltjes, Brede scholen, openbare scholen, bijzondere scholen, algemeen bijzondere scholen? Leg uit met voorbeelden!