Leren van systeemfouten - Mednet · PDF fileMaar met meerdere zorgprogramma’s willen...
Transcript of Leren van systeemfouten - Mednet · PDF fileMaar met meerdere zorgprogramma’s willen...
1
Leren van systeemfouten
December 2010
Jan Erik de Wildt MHA
Anton Maes huisarts
De ziekenhuizen zijn jarenlang gefinancierd op basis van niet aan kosten te relateren parameters als
aantal medisch specialisten, ligdagen, dagopnames, aantal bedden etc. Er was geen duidelijke relatie
tussen kosten en productie. Dit systeem wordt in het B segment geleidelijk omgebouwd naar een
DBC systeem, welk nieuw systeem ook weer nieuwe problemen opleverde . In het regeerakkoord
staat dat deze FB bekostiging van het A segment (niet de verwarren met integrale bekostiging voor
diabetes, COPD en CVRM) verder wordt afgebouwd. Het nieuwe systeem zal bestaan uit twee
componenten: een vergoeding per behandeling (DBC-DOT systeem) en een vergoeding voor
specifieke functies als intensive care of nierdialyse. Een verbetering om meer inzicht te krijgen in de
kosten, al is de transitie lastig. Wat kunnen we hier van leren?
In de eerstelijnszorg kennen we een samengesteld bekostigingssysteem. Praktijkkosten,
abonnementen en verrichtingen.
Praktijkkosten is een vaste vergoeding voor de praktijkvoering (tandartsen, verloskundigen,
huisartsen). Dit is een aan een normpraktijk gekoppeld vast bedrag per jaar. Uitbetaald als
abonnementen is met een aan patiënten gebonden vast bedrag (alleen huisartsen) en een normatief
(NZa rekennorm) aantal verrichtingen (behandelingen, klantcontacten of consulten- allemaal pay per
performance). De componenten gezamenlijk bepalen de omzet van de eerstelijns zorgaanbieder. Uit
dit bedrag moeten de normatieve kosten worden betaald. Wat over blijft is bruto inkomen. Over alle
componenten bestaat discussie. Het (niet) indexeren van de praktijkkosten is een terugkerend
fenomeen. Normatieve NZa praktijkkosten, werkelijke gemaakte praktijkkosten en praktijkkosten van
noodzakelijke zorg zijn begrippen die steeds door elkaar worden gehaald. De hoogte van de pay for
performance of het aantal verrichtingen dat een zorgaanbieder per jaar kan verrichten (bijvoorbeeld
de verloskundige) of de tegenprestatie (bijvoorbeeld telefonisch consult of herhaalreceptuur van de
huisarts) kent jaarlijks (kleine) aanpassingen of een incidentele aanpassing van de rekennorm. Een
probleem dat zich al jaren voordoet is de betaling aan huisartsen in de spoedzorg. In 2002 is het
inconvenienten uit de tarieven overgeheveld naar het ANW budget. Al jarenlang is er discussie over
het (kunstmatige) uurloon van de huisarts. Het probleem van de huidige manier van het bekostigen
van ANW zorg is dat er geen relatie is met de werkelijke(arbeids) kosten en dat leidt altijd tot gedoe.,
zeker wanneer er wijzigen zijn in het systeem. Het voordeel van meeromzet in de HDS als gevolg van
ANW meerwerk is met name terug gegeven aan de premiebetaler, zonder dat de zorgaanbieder, die
dit meerwerk heeft geleverd, hiervoor is beloond. Zo kunnen landelijk de kosten per verrichting op
de HDS zelfs dalen, ook bij een productiestijging van 28,6% (tussen 2005 en 2009).
De verschillende manieren van bekostiging leiden tot een ingewikkeld proces waar de NZa als
marktmeester druk mee is. Vanzelfsprekend is er interactie tussen bovenstaande verschillende
bekostigingscomponenten. Nu kennen we sinds 2010 ook nog de integrale bekostiging voor diabetes,
COPD en CVRM. Dat is een vorm van een eerstelijns BC. Want de diagnostiek maakt geen onderdeel
uit van de bekostiging (dus geen DBC). Wel van de zorgstandaard trouwens, dus dat maakt het weer
2
wat ingewikkeld. De integrale bekostiging vindt plaats via hoofdcontractanten. Er wordt een bedrag
betaald per DBC, die is samengesteld uit meerdere modules met verschillende prijzen, dus een BC is
een gemiddelde prijs. De DBC is opgebouwd uit het aantal handelingen uitgedrukt in minuten
gekoppeld aan een bepaalt (functioneel) bekwaamheidsniveau x (uurloonkosten) vermeerderd met
coördinatie-, overhead kosten en ondernemersrisico. Dat levert 1 prijs per DBC per hoofdcontractant
op. Niet overal hetzelfde, want de patiëntenmix, de omvang, het kwaliteitsniveau, de bereikte
doelstellingen op gebied van substitutie etc variëren per hoofdcontractant. Bovendien verbiedt de
Mededingingswet prijsafspraken. Dat maakt onderling vergelijken van hoofdcontractanten moeilijk;
vergelijken in de tijd met zichzelf is beter. Het wordt nog ingewikkelder. De hoofdcontractant
ontvangt de prijs x de geïncludeerde patiënten. Allereerst zijn alle geincludeerde patiënten niet
hetzelfde. Een met dieet of orale medicatie ingestelde diabetes patiënt, vraagt een andere
tijdsinvestering dan een diabetespatiënt met comorbiditeit, ingesteld met kort en langwerkende
insuline. Verder is er nog steeds discussie over de patiënt die tijdelijk in het ziekenhuis verblijft. Daar
is een tweedelijns DBC geopend, maar moet de BC in de eerstelijnszorg dan worden geëindigd?
Stoppen (alle) activiteiten in de BC of slechts een deel? En als de patiënt 3 dagen in het ziekenhuis
heeft gelegen na een verslechtering en dan weer in de eerstelijnszorg terecht komt? Het ziekenhuis
declareert een DBC en krijgt de opbrengsten, maar wie betaalt de zorgaanbieders in de eerste lijn.
Omgekeerd wordt de medisch specialist wel betaalt vanuit de diabetes-, COPD- of CVRM BC.
Meestal op basis van een lumpsum vergoeding. Maar wel alleen voor de gecontracteerde ziekte.
Volgt u het nog?
De onderaannemer heeft een contract met de hoofdcontractant in de vorm van een verrichting of
afkoopbedrag per patiënt per kwartaal. Dit zijn volgens de beleidsregel Integrale bekostiging vrije
tarieven. In praktijk zijn dit meestal de normtarieven zoals de NZa die in het verleden hanteerden
met soms een correctie in verband met volume of ondernemersrisico. De huisartsen krijgen meestal
een vast bedrag per kwartaal voor alle kosten, zoals voor de inzet van de POH, huisarts en
doktersassistente per in de BC geïncludeerde patiënt. Bij diabetes gaat het over ca 90 patiënten per
gemiddelde praktijk, COPD ca 25 en bij CVRM om en na bij de 250 patiënten. Daar mag men geen
consulten voor berekenen, maar krijgt men nog wel het abonnemententarief. Daarbij doet zich nog
een extra probleem voor. Diabetes patiënten komen vaker voor niet diabetes bij hun huisarts dan
voor specifiek diabetes gerelateerde klachten, dus het deel van de gemengde financiering, zijnde het
verrichtingensysteem van de basiszorg blijft bij niet diabetes gerelateerde klachten de manier van
bekostiging.
Per 2011 ontstaat er een nieuw probleem. In de BC is de praktijkondersteuner (POH) actief. Sterker
nog de meeste BC draaien op de POH (> 50 % van de kosten van de BC). De POH-S wordt voor
ketenzorg via de BC betaald, maar wordt mogelijk ook voor een deel van hetzelfde werk via de
module POH (met een vaste en verrichtingencomponent) betaald. Dat is dus dubbel.
Zorgverzekeraars willen niet dubbel betalen en dat is redelijk. Tot 2011 waren zorgverzekeraars
enigszins flexibel, hoewel er soms ook correcties werden doorgevoerd (25% korting op een diabetes
BC). Maar met meerdere zorgprogramma’s willen zorgverzekeraars binnen de integrale bekostiging
van ketenzorg naar een gescheiden financiering van de POH . Voor de basiszorg met een module en
voor ketenzorg via een (integraal) uurloon in de BC. Daarnaast moet voor de huisartspraktijk de
mogelijk blijven bestaan voor inzet van de POH voor andere integrale zorg (niet ketenzorg) in de
basiszorg, bijvoorbeeld ouderenzorg, chronische patiënten met hoofdbehandelaar specialist die
tussendoor naar de huisartsenpraktijk komen, specifieke zorgprogramma’s voor jongeren, niet
3
zorggebonden taken in de organisatie (bij de start van de POH mocht de vrije component 50%
bedragen, vaak ook ingezet voor management), etc. Van de 100% abonnement 14code module POH
( € 9,58) wordt voor 2011 eerst een “opschoningspercentage” afgetrokken, bepaald door de inzet
van het aandeel POH voor werk van ketenzorg. Dit percentage wordt bepaald door de individuele
verzekeraar, de huisarts of met hulp van gegevens van Zorggroep. Welke route er wordt begaan en
dus de uitkomst is 1 maand voor 2011 nog niet duidelijk. Wat na aftrek van het opschonings-
percentage overblijft is de restmodule POH. Huisartsen willen een compensatieregeling als een grote
groep huisartsen gelijkelijk worden gekort, terwijl niet elke huisarts bvb binnen deze zorggroep
evenveel diabetes patiënten heeft geincludeerd.
De werkelijke kosten met de drie deelcomponenten POH-S bedragen ruim € 90.000. Bij een POH per
drie praktijken is dit € 12,77 per jaar per patiënt. Er wordt met de nieuwe regeling rekening
gehouden met kortingspercentages van 25-60%. Hoe dan verder voor de basiszorg?
Contracten over integrale zorg in basiszorg en ketenzorg zijn een groot goed, mits er inspraak is in
randvoorwaarden en (verre) zorgverzekeraars automatisch volgen. 2010 kent het precedent dat aan
beide voorwaarden niet wordt voldaan. Kringen mogen niet meer onderhandelen en Achmea weigert
het Meditta zorggroep contract te volgen. In de BC worden reële integrale uurlonen betaald op basis
van een kostprijsberekening. Voor inzet van POH-S in de basiszorg zijn soortgelijke constructies
mogelijk. Ook zal een oplossing moeten worden gevonden voor zorgverzekeraars die geen integrale
bekostiging volgen. Er is per 2011 geen betaaltitel meer voor POH verrichtingen. De opslag van de
restmodule laten verschillen per zorgverzekeraar zien en dat levert extra administratieve lasten op
en tot een onoverzichtelijke financiering van een huisartsenpraktijk. Dit ondermijnt het
ondernemerschap dat zo hard nodig is om de substitutie doelstellingen te realiseren en het principe
van stepped care uit te werken.
Het leerpunt
Los van de exacte technische oplossing is een uitgangspunt van cruciaal belang. Uit de ziekenhuis
bekostiging hebben we kunnen leren dat de tarieven/prijzen dicht bij de werkelijke kosten moeten
blijven. Anders ontstaat er bij wijzigingen in het systeem een ondoorzichtig woud van aanpassingen
in tarieven of prijzen die nooit meer te herleiden zijn. Met secundair daarbij spooknota’s en
onnodige budgetoverschrijdingen. Ook de dubbele bekostiging van POH-S in de huisartspraktijk moet
verdwijnen. Verzekeraars/burgers hoeven niet 2x te betalen voor 1x zorg. Maar de uitbreiding van
zorg richting de eerste lijn, kan alleen maar plaatsvinden bij voldoende uitbreiding van de
ondersteuning, binnen eerstelijns organisaties waar wordt samengewerkt aan integrale zorg in de
buurt van patiënten. Integrale zorg te leveren in ketenzorg en basiszorg. Te financieren op basis van
reële kostprijzen. Niet de cijfers uit de boekhouding van huisartsen zijn leidend voor de bekostiging
van toekomstbestendige zorg , maar de cijfers uit een bottum up kostprijsberekening van
noodzakelijke zorg. Doordat verzekeraars een POH-S financiering pas betalen met hun voorafgaande
goedkeuring van een zorgplan met daarin vermelding van de extra inzet van een POH-S, zal een
dubbele bekostiging zoals beschreven bij de juiste zorginkoop definitief tot het verleden behoren.
Voor de simpelste methode wordt echter niet gekozen. En verder had de dubbele bekostiging ook
gestopt kunnen worden met behoud van de gemengde POH financiering.