Ledenbulletin 34, 2010

80
Ledenbulletin 34 Historisch Genootschap Midden-Kennemerland Ledenbulletin 34 Historisch Genootschap Midden-Kennemerland De graven op De Kikvorsch door Ton van Oosterom In de regel naar Tegel door Cor Castricum De geschiedenis vanTerpsichoré door Afra Bart Wereldprimeur bij de Veiling door Jos J. Appelman Boerderijen langs de Heerenweg door Jan Morren

Transcript of Ledenbulletin 34, 2010

Page 1: Ledenbulletin 34, 2010

Led

enbulletin

34 H

istorisc

h G

eno

otsc

hap

M

idd

en-K

ennem

erlan

d

Ledenbulletin 34

HistorischGenootschap

Midden-Kennemerland Historisch Genootschap Midden-Kennemerland

De graven op De Kikvorsch

door Ton van Oosterom

In de regel naar Tegel

door Cor Castricum

De geschiedenis vanTerpsichoré

door Afra Bart

Wereldprimeur bij de Veiling

door Jos J. Appelman

Boerderijen langs de Heerenweg

door Jan Morren

Omslag34.indd 1 05-12-2010 12:34:04

Page 2: Ledenbulletin 34, 2010

Ledenbulletin 34

© 2010 Historisch Genootschap Midden-Kennemerland Westerhoutplein 1 1943 AA Beverwijk

ISBN-EAN: 978-90-75839-08-1

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 3: Ledenbulletin 34, 2010

3

Voorwoord

HEt wErd Nog EvEN SpANNENd omdat drie aangekondigde artikelen maar niet uit de pen wilden vloeien, maar we mogen er trots op zijn dat het ons toch gelukt is om woord te houden. Hiermee

ontvangen de leden van het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland dus het tweede Ledenbul-letin van dit jaar. Als extra’tje. Omdat we ons dat als vereniging kunnen veroorloven, omdat we aan heel die crisis niet meedoen en omdat we de verhalen die wel klaar waren niet nog langer op de plank wilden houden. We denken u er een plezier mee te doen.

Doordat er steeds vaker naar geïnformeerd werd, doordat er zich interessant bronnenmateriaal aan-deed en misschien doordat daarmee ook de inspiratie er opeens weer was ontvingen we nog juist op tijd het omslagartikel van Afra Bart-de Jong. Terpsichoré is één van de gebouwen waarmee door particulier initiatief getoond is hoe je in Beverwijk ook kan omgaan met monumentale panden. En dat er achter de gevel nog veel meer aan lokale geschiedenis en collectief geheugen schuil gaat wist Afra hierbij voor ons op te tekenen. Ook de illustraties die ze erbij vond brengen waarschijnlijk veel herinneringen aan de bloeitijd van de dansschool van Dick Heemskerk weer tot leven.

Achter de begraafplaats Westerveld in Driehuis, aan de Slingerduinlaan, bevindt zich de begraafplaats Duinhof. Niet velen weten dat er ook nog de familiebegraafplaats is te vinden van de familie Boreel. Voor al die leden met een speciale belangstelling voor oude graven is er veel te vinden in het artikel van Ton van Oosterom over De Kikvorsch. Ook maakt hij duidelijk hoe verschillende leden van deze uit-gebreide familie aan elkaar gerelateerd zijn. In een volgend Ledenbulletin hopen we ook nog eens een volledige stamboom te kunnen publiceren.

Jan Morren besluit zijn artikelenserie over de boerderijen in het Adrichemmer tiendengebied. We volgen hem nu langs de Heerenweg van het dorp Velsen tot aan de Schulpen in Velsen-Noord, op de grens met Beverwijk. Wie nog meer van hem wil lezen wijzen we graag op de jongste Velisena van de Historische Kring Velsen: in nummer 19 van 2010 beschrijft Morren de geschiedenis van Noordduin, het vinkenbaanhuisje van Rooswijk (ISBN 978-90-80727-9-9).

In de artikelenreeks van Cor Castricum over de Beverwijkse middenstand is het nu de beurt aan de firma Tegel. Niet teveel over de familie staat erin; daarover is meer te vinden in de enkele jaren geleden door de familie Tegel zelf uitgebrachte genealogie. Des te meer ruimte was er voor een aantal etalages. Wordt zeker nog vervolgd!

Hoe een oud krantenknipsel kan inspireren tot een uitgebreide terugblik op een periode laat Jos J. Appelman zien in het slotartikel van dit “Kerstnummer”. Het is jonge geschiedenis, maar velen van ons zullen erin herinnerd worden aan wat nog maar zo kort geleden vooruitstrevend was maar intussen alweer bijna in de vergetelheid dreigde te geraken.

Ook dit Ledenbulletin zal hopenlijk in de losse verkoop en bij Museum Kennemerland weer door een aantal belangstellende niet-leden worden aangeschaft. We krijgen daarbij wel eens het advies om een pakkender titel te gebruiken. Wie daarvoor ideeën heeft nodigen we graag uit om die eens aan de redactie voor te leggen. Ook verhalen en fotomateriaal zijn altijd welkom, net zoals andere suggesties om ons Ledenbulletin verder te verbeteren. Die lettertjes beginnen wij zelf nu toch ook wel een beetje klein te vinden, bijvoorbeeld.

december 2010,

namens de redactie,Arie van Dongen

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 4: Ledenbulletin 34, 2010

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 5: Ledenbulletin 34, 2010

5

Carel Hendrik Moens (1841-1920)

Huize Terpsichoré in oude luister hersteldHoe een historisch monument met een rijke geschiedenisvoor Beverwijk bewaard is gebleven.

door Afra Bart-de Jong

WE SchrIjvEN roNd het jaar 1900. De Zeestraat was vanaf de Breestraat slechts een smalle steeg (de Molensteeg) en het weinige verkeer kwam via de Koningstraat om naar Wijk aan Zee te

gaan. Aan de oneven zijde stonden enige huizen, maar de even-kant was nog een kale vlakte onder één kadasternummer. Volgens het secretarie-archief van Beverwijk is dit gedeelte pas vanaf 1900 verkaveld, dat wil zeggen dat iedereen toen een “kavel” kon kopen om een huis op te bouwen.

Of het huidige Terpsichoré (Zeestraat 14) er al stond is onbekend, want vanaf de jaren 1899-1905 komen slechts bouwtekeningen voor van bedrijfspanden in oprichting of uitvoering. Bij navraag in het archief te Haarlem schrijft de archivaris dan ook dat er geen bouwtekening bewaard is gebleven of er nooit geweest is en dat verder onderzoek niet zinvol meer is.

Wel is bekend, dat de familie Moens het huis heeft laten bouwen rond 1900. Uit het bevolkingsregis-ter van Beverwijk 1900-1915 blijkt dat zoon Anthony in 1901 aan de Zeestraat 14 is gaan wonen.

Om een goed overzicht van alle bewoners te krijgen is het wel nuttig een stamboom te laten zien:

Carel Hendrik Moens (1841-1920) × Lucretia Fenna Harger (1842-1926)

Zij komen in 1870 in Beverwijk wonen vanuit CastricumHij was daar notaris en (deeltijd) burgemeester,vestigt zich als notaris op Breestraat 185, later nr. 100en treedt ook toe tot het Beverwijks bestuur als raadslid en wethouder.

Kinderen (voor zover bekend):1. Alida Pieternella ( 1872-? ) in 1913 verhuisd naar Haarlem, verder onbekend2. Anthony Moens (1873-1949) advocaat en procureur te Haarlem,

vanaf 1901 wonende Zeestraat 14. Gehuwd met Engelina Wagner (1882) te Haarlem. Hun dochter (1902) kreeg eveneens de namen: Lucretia Fenna.

3. Karel Lodewijk Moens (1876-1964) ingenieur te Bloemendaal. Heeft in de 2e wereldoorlog veel correspondentie gevoerd met burgemeester Scholtens.

4. Johanna Moens (1879-1933) woonde vanaf 1896 in Lausanne, is later teruggekeerd en woonde tot 1933 in huis Zeestraat 14

5. Marinus Moens (1881-1961) bankdirecteur te Bergen.

Carel H. Moens hoorde vanaf 1870 meteen al tot de notabelen van Beverwijk en vestigde zich op de Breestraat, waar ook al zijn kinderen zijn geboren. Als wethouder en raadslid zat hij tevens in vele comités. Dat hij een grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van Beverwijk mag blijken uit het feit dat we nu nog een C.H.Moensplein en een Moensstraat hebben !

Vanaf 1901 woonde dus Anthony op Zeestraat 14, maar toen zijn vader stierf in 1920, was diens vrouw Lucretia de enige erfgenaam. Zij ging dan ook in het huis wonen en Anthony vertrok, waarschijnlijk als advocaat en procureur, naar Haarlem.

Lucretia stierf in 1926, waarna haar dochter Johanna het huis betrok. Over haar is niet veel bekend, behalve dat ze in Zwitserland is geweest , terugkeerde en tot haar dood in 1933 in het huis op de Zeestraat 14 heeft gewoond.

Vanaf 1933 is het huis meermalen verhuurd geweest, maar veel van de huurders zijn onbekend gebleven.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 6: Ledenbulletin 34, 2010

6

Mr. H.J.J. Scholtens (1895-1978)

In het bevolkingsregister van 1872 tot 1880 vinden we op het adres Breestraat 185 de familie Moens, alsmede de namen van enkele dienstbodes.

Scholtens en de familie Moens.De eerste huurder is nog wel bekend: dat was de nieuwe burgemeester van Beverwijk. Hem werd, bij

zijn aantreden in 1933, Zeestraat 14 als voorlopige ambtswoning aangeboden.De toen zittende burgemeester Strick van Linschoten was 74 jaar en verzocht om eervol ontslag uit

zijn ambt. Dit werd hem verleend en op 1 juni van dat jaar werd mr. H.J.J. Scholtens benoemd, die eerder burgemeester van Houten (L) was. Hij is dan 38 jaar. Het wordt voor Scholtens een weerzien met de regio, want in de periode 1914-1918 vervulde hij zijn dienstplicht onder meer in IJmuiden. Hij was een verwoed wandelaar en had Beverwijk al ruimschoots verkend in die tijd.

Mr. Anthony Moens, advocaat en voorzitter van het Comité van Ontvangst bood hem als voorlopige ambtswoning zijn huis op Zeestraat 14 aan. In 1936 verhuisde Scholtens naar Zeestraat 128, waar hij tot 1942 zou verblijven. Na zijn gijzeling keerde hij in 1945 terug. Uit deze oorlogsperiode stamt ook de vriendschap en historische samenwerking met de familie Moens. In 1930 waren al het Historisch Genootschap en de Kennemer Oudheidkamer opgericht, waar o.a. Anthony en Karel Moens zitting in hadden. In 1942 werd Scholten daarvan voorzitter en gaf blijk van veel historisch, lokaal besef. Tijdens zijn gijzeling in Sint Michielsgestel schreef hij zijn boek: Uit het verleden van Midden-Kennemerland. Hiertoe voerde hij een levendige correspondentie met ir. Karel Moens, die in de jaarverslagen en archie-ven de benodigde feiten opzocht. Deze gegevens werden uitgewisseld in Haarlem, onder andere bij Brinkman. Na zijn terugkomst in mei 1945 heeft Scholtens nog op verschillende adressen gewoond tot 1958, waarna hij zijn pensioenjaren sleet in zijn geliefde Zuid-Limburg. (Scholtens is overleden in 1978).

Wie er vanaf 1936 in het patriciërshuis hebben gewoond is onbekend. Het waren crisisjaren, dus rijke huurders zullen er niet veel geweest zijn, terwijl de oorlogsjaren ook niet uitnodigden tot veel onder-houd. Eén aanwijzing is nog te vinden in een adresboek uit 1943 uit het Beverwijkse archief: er werd in die tijd gewag gemaakt van een dansschool C. van Rooyen op Zeestraat 14. Maar op diezelfde pagina is nóg een advertentie te lezen: “Zing met uw voeten en leer dansen bij dansschool D. Heemskerk, Arends-weg 214”! Pas in 1948 zou deze Heemskerk zich vestigen op een nieuwe lokatie.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 7: Ledenbulletin 34, 2010

7

Mr. Anthony Moens (1873-1949)

Ir. Karel Lodewijk Moens (1876-1964)

Dansschool Heemskerk wordt TerpsichoréDe toepasselijke naam is afgeleid van het Griekse terpsichora, dat danslustige betekent. Terpsichoré

is een dochter van Zeus, de oppergod van de Griekse godenwereld. Zij is een van de negen muzen: de muze van de (rei)dans en de snaarkunst.

Toen Dick Heemskerk in 1948 het pand aankocht, trof hij het in verloederde staat aan. Het echtpaar stak de handen uit de mouwen en begon aan een enorme opknapbeurt. Dick Heemskerk was gelukkig erg handig en deed zoveel mogelijk zelf. Hij liet bij de opening de naam Terpsichoré op de voorgevel schilderen en zo kennen wij het pand nog!

Om tot het familieverhaal te komen moeten wij ruim een eeuw terug in de geschiedenis:In Haarlem woonde ene Christiaan Heemskerk (geb. 1876) met zijn vrouw Adriëtte de Kievit (geb.

1881). Hij was eerste violist bij de Haarlemse Orkestvereniging en samen met hun twee kinderen Chris en Adriëtte vormden zij een muzikaal gezin.

In 1911 verhuisden zij naar Beverwijk en Christiaan ging viool- en dansles geven, onder andere in het geheelonthouders-café van Bleeker op de hoek Molensteeg-Koningstraat. Nu is hier de Duinroos gevestigd. Dochter Adriëtte, toen 15 jaar oud, begeleidde de danslessen. Zij speelde tevens piano en broer Chris nam de cello en drums voor zijn rekening. Zij gaven hun lessen in hotel ”de Zon” aan de Breestraat, waar nu C&A staat. Ook gaven zij lessen in Uitgeest en Castricum en ze deden dit alles op de fi ets met carbidlamp!

Intussen was ene Th eodorus Gerardus (Dick) Heemskerk op het toneel verschenen, die wel dezelfde achternaam had, maar geen familie was! Hij woonde te Haarlem en raakte verloofd met Adriëtte.

In 1934 verving Dick (geb 1911) met zijn aanstaande vrouw zijn zieke schoonvader bij het geven van danslessen in “Odeon” (tegenwoordig het Gildehuys) aan de Baanstraat. En zo maakte hij zijn entree in Beverwijk als dansleraar.

In 1935 trouwden zij en ze gingen wonen op de Arendsweg 214. Adriëtte werd nu mevrouw Heems-kerk-Heemskerk; burgemeester Scholtens had als ambtenaar van de burgerlijke stand nogal wat moeite met al die Heemskerken, hetgeen voor de nodige hilariteit zorgde!

Beiden zetten de dansschool voort. Er werden lessen gegeven in hotel “de Prins”in Velsen-Noord en boven het belastingkantoor aan de Schans. De heren van der Lem en Peele zwaaiden hier achtereenvol-gens de scepter. Ook gaf het echtpaar nog les in Hoeve Adrichem. Ze hadden intussen een dansopleiding gevolgd bij de Nederlandse Bond voor dansleraren en Adriëtte slaagde daar zelfs cum laude! Dick had in 1937 zijn pedicurediploma gehaald en was een praktijk aan huis begonnen.

In 1942 kwam er een einde aan het dansen omdat er een dansverbod werd uitgevaardigd. In 1939 was Dick al gemobiliseerd en in 1940 deed hij zijn werk op het Hollandsch Spoor in den Haag als verzorger van de gewonden van het Rotterdams bombardement en het transport. Hij heeft hiervoor later het herinneringskruis 1939-1940 ontvangen. Ook was hij actief in het verzet.

De bevrijding: dansen op straat!Toen in mei 1945 de bezetter was verdwenen ontstond er een ware danswoede. De mensen hielden

feesten op straten en pleinen en wilden dansles! Zo kwamen zij per straat op les en er werd van morgens 10.00 uur tot en met ’s nachts 24.00 uur lesgegeven. Dit gebeurde, onder andere bij Timmer op de Meer, in café De Groentebeurs, de Boer’s café De Zon, bij Schelvis’ Hotel Sonnevanck en op verschillende andere plaatsen in Wijk aan Zee. Dit dansenthousiasme heeft een jaar geduurd en in dat jaar zijn ruim 3300 leerlingen de revue gepasseerd!

Er brak toen een wat kalmere tijd aan en de lessen werden wat meer besloten. Wilde men in 1945 alleen maar dansen, later wilde men meer in eigen kring les krijgen en er volgden wekelijkse lessen aan huis. Dit gebeurde onder meer bij de families Boreel, Ingen Housz, Royaards, van Hagen en van Hattum. Deze familienamen zijn overbekend in Beverwijk. Maar niet alleen de volwassenen dansten, ook volgden later lessen ten behoeve van hun kinderen.

Van mevrouw van Hagen is nog een bijzonder feit te vermelden: het bestaan van het Montessori-onderwijs in Beverwijk. Zij genoot haar opleiding in Rome bij Maria Montessori zelf, waarna haar moeder (Mevrouw Godefroy) dit onderwijs naar Nederland haalde.

De familie van Hagen woonde in de jaren ’40 op Vondellaan 29. Mevrouw van Hagen was al in 1940 in haar huiskamer een Montessorikleuterklasje gestart ten behoeve van haar dochter Marjola. Het werd een succes en een jaar later verhuisde het klasje naar de Prins Bernhardlaan tegenover Huize Uitwijck, waar toen dokter Rooyaards woonde. En zoals we nu weten staat er aan de Laan van Blois een bloeiende Montessori school.

Ook bijzonder: in 1990 bestond dit onderwijs 50 jaar en men wilde een reünie organiseren. Loes, de dochter van Dick Heemskerk, heeft zich als oud-leerling hiervoor erg ingespannen, met prachtig resultaat: in mei 1990 was er drie dagen lang feest op de school,waarbij 1000 namen gevonden zijn, waaronder mevrouw van Hagen. Het hoogtepunt was de komst van Mario Montessori, de kleinzoon van Maria.

Dick Heemskerk en dochter Loes in de achterzaal tijdens de dansles, 1969.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 8: Ledenbulletin 34, 2010

8

Een eigen dansschool?Zo langzamerhand kreeg het echtpaar Heemskerk-Heemskerk genoeg van het lesgeven op verschil-

lende locaties en danslokalen, waar altijd bars aan verbonden waren. Er groeiden plannen voor een eigen school, maar dat bleek nog niet zo eenvoudig te zijn.

Bovengenoemde families stonden met raad en daad bij en verleenden hulp bij de vestiging van een nieuwe school aan de Zeestraat 14. Zij zagen het belang in van een dansschool voor hun kinderen en wel één waar alleen lesgegeven zou worden en waar geen bar of café bij zou zijn. Tijdens de lessen is er nooit alcohol geschonken, dat is pas veel later gekomen (in 1964) en alleen bij gehuwden. Ook kon toen op zondagavonden bij het vrij dansen voor leerlingen en oud-leerlingen een spiritueel drankje genuttigd worden. Er werd tijdens de lessen zelfs aandacht besteed aan de omgangsvormen van de jongelui!

Zeestraat 14 was uitgewoond en vervuild en het dansechtpaar begon aan de enorme klus van het opknappen. Zoals eerder gezegd was Dick erg handig en hij legde zo eigenhandig de parketvloer in de danszaal. Het nog goede hout kwam van het parket van hotel De Prins in Velsen-Noord, bij de pont, dat toch gesloopt werd. Hij kende dit nog van vroeger. Al het materiaal werd aangevoerd met een fi etskar!

In 1948 verhuisde het gezin van de Arendsweg naar de Zeestraat, met inmiddels twee dochters van 6 en 3 jaar oud. De opening van de eigen dansschool vond in september plaats en deze kreeg daabij de naam Terpsichoré, de muze van de dans.

In 1954 was de dansruimte te klein geworden en werd er aan de achterkant over de hele breedte een stuk aangebouwd. Maar ook dit bleek niet voldoende te zijn…

Achter de tuin liep het terrein van de conservenfabriek van de familie Docter. Dit complex stond op de nominatie om afgebroken te worden en Dick kocht toen de kantine voor de dansschool. In 1964 werd deze feestelijk geopend.

Deze moderne danszaal liep door tot achter de percelen 8, 10, 12 en 14. Een behoorlijke ruimte dus. Daar waren de lessen voor scholieren, gehuwden en gevorderden. Er werd meegedaan aan de landelijke medaltest, waarbij afgedanst werd voor brons, zilver en goud; bij heel goede prestaties kon er dan nog een ster bij komen!

Nog altijd waren er lessen voor zelf samengestelde clubjes zoals vriendengroepen en buren, de spe-cialisten van het St. Jozefziekenhuis, leden van serviceclubs of mensen die vanwege hun kerkelijke achtergrond nooit hadden leren dansen. Heel bijzonder waren de lessen aan blinden, die ook aan test-dansen meededen, met goed resultaat. Er waren de stijldansen: Ballroom, Zuid-amerikaanse- en oude dansen, maar ook de meer moderne: de American blues, de “zit” Boogie Woogie, de Sirtaki en de Cassashock.

1958; demonstraties Zuid-Amerikaans en Ballroomdansen door Dick en Adriëtte Heemskerk in het Kennemertheater.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 9: Ledenbulletin 34, 2010

9

Het soirée en andere festiviteiten.Bij alle lessen hoorden de jaarlijkse bals. Zo was er een Kerstbal, een Nieuwjaarsbal en het grote

soirée, dat buitenshuis gegeven werd. Allereerst in het “Kennemer Hotel”, op de hoek Velserweg-Von-dellaan, daarna in het grotere Kennemer Th eater, dat door Charles Hart geëxploiteerd werd. Al vóór de sloop van dit complex (1986) werd het jaarlijkse bal in “de Schouw” te Velsen-Noord gegeven. De laatste lokatie was de ”Nieuwe Slof” aan het Kerkplein, waarvan de naam intussen weer terugveranderd is het Kennemertheater. En zo is die cirkel dus weer rond!

Aardige noot: Charles Hart heeft ooit zijn woonhuis verbouwd tot “Herberg de Oude Klinck”. Hij kocht een paar kleine huisjes aan de Baanstraat, verbouwde deze en ging er met zijn gezin wonen. In een van deze huisjes zat “tante Leentje”, die in haar voorkamertje een snoepwinkeltje had. Later zijn deze huisjes gesloopt en samen met de grote tuin van het theater heet dat nu Kennemerhof, waar enige parkeergelegenheid is.

Ook overdag werd in de loop der jaren de ruimte in Terpsichoré intensief gebruikt.In de jaren vijftig werden er al balletlessen gegeven, waarvoor een speciale leraar uit Haarlem werd

aangetrokken. Op het jaarlijkse soirée werd dan een balletvoorstelling gegeven, waarbij het echt-paar Heemskerk ook demonstraties van de nieuwe moderne dansen liet zien: de American Blues, de “zit”Boogie-Woogie, de Sirtaki en de Cassashock!

Op de dag waren er vaak privélessen voor aanstaande bruidsparen of voor mensen die beroepshalve moesten leren dansen.

Bekend zijn ook de bruidsshows van de “Mantilla” en de leerlingen-uitvoeringen van de overbuur-man: pianoleraar Jan Vessies.

Een schokkende ervaring in de jaren vijftig was voor de buurtbewoners een krantenbericht: de gemeente besloot dat de Zeestraat verbreed moest worden ten behoeve van het verkeer. De plannen waren om aan de even kant van de straat de tuinen te onteigenen en wel vanaf de Koningsstraat tot aan de Prinsesselaan. Verderop zouden de vooruitstaande huizen en winkels gesloopt worden. Ook de erker van Zeestraat 14 moest verdwijnen, zodat er een rechte lijn kwam. Maar er kwam protest! Als de erker

De Beverwijkse Harmoniekapel, nog zonder uniform, brengt een aubade. Aan de tekst bij het bloemstuk te zien aan een 50-jarig bruidspaar. De Zeestraat was er toen nog niet te smal voor.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 10: Ledenbulletin 34, 2010

10

van Terpsichoré moest verdwijnen zou het huis onttakeld zijn! Na veel heen en weer gepraat werd toen besloten dat deze erker mocht blijven. De bewoners van de nummers 10 en 12 bepleitten dat zij nog een stukje tuin in dezelfde lijn zouden mogen behouden. Er kwamen toen twee piepkleine tuintjes, die men bloembakken zou gaan noemen. Later zou Dick Heemskerk hier vaak op het muurtje zitten om een praatje met de voorbijgangers te maken!

Balleidingen.Naast alle danslessen waren er de balleidingen. Burgemeester Scholtens stelde al in de jaren veertig

in, dat bij alle gelegenheden die besloten werden met een bal, een gediplomeerde dansleraar de leiding moest hebben. Zowel de oude Christiaan Heemskerk als het paar Dick en Adriëtta leidden bals in Wijk aan Zee, Beverwijk, Uitgeest en Velsen-Noord (in gebouw “Concordia”)

Ook het jaarlijkse zusterbal, dat voor de geslaagde verpleegsters werd gegeven, werd door hen geleid. Eerst was dat in het zusterhuis aan de Vondellaan, daarna in het Kennemertheater aan de Zeestraat. Na de diploma-uitreiking was er eerst een buffet en dan het bal. Later werden er nog zelfgemaakte stukjes op het toneel gezet, waar bij ook het St. Jozefziekenhuis betrokken was.

Vlak na de oorlog, in 1946 trof de familie Heemskerk een droevig lot: Na een balleiding werd opa Christiaan in Uitgeest op zijn fiets aangereden door een dronken motorrijder, die zonder licht over de weg zwalkte. Hij was op slag dood en is slechts 70 jaar geworden. Voortaan moesten zij alles zelf doen, maar Oma maakte zich op de Zeestraat in het gezin op allerlei terreinen zeer verdienstelijk.

Feestelijkheden en vergaderingen in TerpsichoréHet dansseizoen liep van de laatste zaterdag in augustus, wanneer de inschrijving van nieuwe leer-

lingen begon, tot aan de vasten. In die tijd (6 weken!) mocht er volgens de toenmalige kerkelijke voorschriften niet gedanst worden. Later kwamen er wel de voorjaarslessen bij.

Begin jaren vijftig werd er dus begonnen met de trouwfeesten, die bijna allemaal na de vasten gepland waren. Zo’n dag was geen sinecure: die startte met een uitgebreid ontbijt na de kerkelijke plechtigheid. Daarna was er een fotosessie, vaak in de achtertuin, waar vele volières waren met tropische vogels; waarlijk een mooie achtergrond! Dan volgde een gezellig samenzijn, een receptie, een borreluurtje, een diner en tot slot de feestelijk avondbruiloft, die vaak tot in de kleine uurtjes doorliep. Het wren lange dagen, waar het hele gezin aan meewerkte: Oma kookte, moeder Adriëtte speelde piano en serveerde en de dochters hielpen met serveren en de afwas. Dick zelf was de coördinator. Zijn organisatie- en zakentalent waren een goede combinatie met de muzikale gaven van zijn vrouw. Er kwamen later wel wat hulptroepen, maar in 1964 werd er gestopt met de diners ; het werden soupers, die eind jaren zestig ook gingen verdwijnen. In 1975 waren dochter Loes en haar man de laatsten die als bruidspaar vanuit het huis over de mooie trap naar buiten gingen!

Op maandagavond, als er geen dansles was, waren er vergaderingen, onder meer van het Historisch Genootschap, het Nut, het Uitvaartcentrum Velserweg, de vakbond St. Eloy en D66. Hans van Mierlo richtte hier de Beverwijkse afdeling op. Donderdagsmiddags was er de Vereniging van Huisvrouwen en op zondagmorgen de bijeenkomsten van het Humanistisch Verbond en van de Rozenkruizers.

Het Groot Soiree werd in 1959 in het Kennemertheater gehouden. In 1954 werden de balletlessen gegeven door Chris Post, hier samen met zijn nicht Lies Zegwaard die de lessen op de piano begeleidde.

Dansfeest in de grote zaal, 1960.

Maarten Schuddeboom en Elly Nooteboom waren in 1965 het eerste “Goud paar”, hier op een foto genomen in de achterzaal. Zij zijn later getrouwd.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 11: Ledenbulletin 34, 2010

11

Opmerkelijk: op een gegeven moment kwam Tiny van Baar, de uitvaartverzorgster, vragen of er ook een maaltijd voor de nabestaanden van veraf verzorgd kon worden. Een heel contrast was dat met alle vrolijkheid van het dansen en de trouwerijen!

Na 1964 lag het accent op de nieuwe achterzaal. Er werden naast de danslessen grote recepties gegeven: van Van Hattum en Blankevoort, van de Beverwijkse banken en van Hoogovens. Ook afscheidsrecep-ties, lezingen en ledenvergaderingen kwamen nogal eens voor. Het was voorwaar een ontmoetingsruimte voor vele categorieën!

Aan alles komt een eind. . . Zo ook aan het uithoudingsvermogen en aan het werkzame leven van de familie Heemskerk.In 1969 overleed oma Heemskerk, 88 jaar oud. Ze had een groot aandeel in het werk gehad, eerst als

oppas van haar kleinkinderen en later als naaister van gordijnen en tafelkleden. Ook als kokkin is zij onmisbaar geweest.

Haar dochter Adriëtte,de muzikale echtgenote van Dick, werd spoedig daarna, begin 1970, ernstig ziek: door de internisten werd kanker geconstateerd en het was reddeloos. In die tijd werd het nog aan-geraden om er, zeker met de patiënt, vooral niet over te praten! Nu vinden wij dit onvoorstelbaar, maar het was toen gewoon zo.

De artsen vonden, dat er ten aanzien van de dansschool maatregelen getroff en moeten worden. Dochter Loes besloot haar baan en studie op te zeggen om haar moeder te verzorgen en haar bij de dans-lessen te gaan vervangen. Eind 1970 stierf Adriëtte Heemskerk. Ze was nog maar 60 jaar oud.

Dick Heemskerk zette zijn levenswerk voort. Eerst samen met zijn dochter, later met diverse assisten-ten. Maar in 1985 verkocht hij het geheel aan de Stichting Sluyterman van Loo, die grote plannen met de bouwgrond erachter had. Dick was toen al 74.

De achter-danszaal werd spiegelbeeldig vergroot en deed dienst als recreatie-ruimte voor de bewoners van Nieuw Akerendam 1 en 2. In 1988 was de offi ciële opening, waarbij de familie Heemskerk ook was uitgenodigd. Na de voltooiing van Nieuw Akerendam werd de oude danszaal afgebroken om plaats te maken voor een parkeerterrein voor de bewoners.

BruidsshowsTegenover Terpsichoré woonde al sinds 1971 het echtpaar Schouten-Commandeurs. Zij woonden

boven hun vroegere winkel ”de Mantilla” en hebben vele jaren het wel en wee van de dansschool kunnen volgen. Dick Schouten was etaleur en zijn vrouw Riet was zeer kundig met naald en draad. Samen ont-wierpen zij trouwjurken en showden die in hun etalage. Ook hielden ze het zogenaamde kleinvak en fournituren, al begonnen aan het einde van de Zeestraat.

Daar er veel belangstelling bestond voor trouwjurken “op maat” moest er veel gepast en geshowd worden en daartoe zochten zij ruimte. De overbuurman Dick bracht uitkomst: zijn danszaal kon in de middag wel eens gebruikt worden als showroom voor de nieuwe bruidsmodellen. Zo konden de trouwlustigen in Beverwijk (en omgeving) genieten in deze stijlvolle ambiance van al het moois wat de Mantilla te bieden had. En dit alles gebracht met fl air en verve door eigen mannequins! Ze hebben er nóg een prachtig bruidsfotoboek van.

De revuedans, uitgevoerd door leerlingen van de dansschool op het Soiree in 1946. Ze toonden het publiek na afl oop wie hun steun in de rug was geweest.

Een van de schaarse beelden van de achterzijde van het huis toont dit familieportret bij de 50-jarige bruiloft van de familie van Doorn-van Essen in 1953.

Op 19 augustus 1961 vierde Oma Heemskerk-de Kievit haar 80-ste verjaardag. Naast haar zitten haar dochter Jet en zoon Chris, achter haar Dick Heemskerk en Rie Heemskerk-Bakkum.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 12: Ledenbulletin 34, 2010

12

Hierboven links de Zeestraat in 2005 en daarnaast Terpsichoré in welstand, nog vóór het verdwijnen van de voortuin in de jaren 50; Terpsichore in 2005 en na de restauratie in mei 2008. Geheel rechts twee detailbeelden van de gevel, gemaakt tijdens de restauratie.

Deze twee foto’s geven een beeld van de achtertuin met de volières. Op de achtergrond de opslagloods van de fi rma Docer. Geheel links de kantine van Docter voordat deze werd verbouwd tot ‘de achterzaal’.

Het was soms een drukte van belang bij de dansschool, weet Dick Schouten nog te vertellen maar er was gedurende vele lange jaren één constante assistente aanwezig: mejuff rouw Ali de Nijs. Menigeen weet zich haar nog te herinneren als hulp bij de latere danslessen en vrije dansavonden. Ook hielp ze vaak bij de bruiloften als serveerster en in de keuken. Ze is nu 93 en leeft in een verzorgingshuis, maar weet zich niet veel meer te herinneren.

In de latere jaren had Dick Heemskerk zijn eigen “stekkie”op de bloembak naast zijn huis, waar hij na een dagje vissen op zijn boot graag een praatje met zijn overbuurman maakte, als het tenminste droog weer was. Langzamerhand werd de gezondheidstoestand van Dick Heemskerk slechter. In 1986 ging hij voor verdere verzorging naar Lommerlust, waar hij in 1990 op 78-jarige leeftijd is overleden.

Terpsichoré was toen al in bezit van Sluyterman van Loo, die er nog geen vastomlijnde plannen mee had. Er is er lange tijd, tot 2005, een “kraakwacht “in gehuisvest geweest (Rob Cornelisse).

Max Mello redt TerpsichoréIn 1986 kwam het pand Zeestraat 14 leeg en daarmee was alle grond ernaast beschikbaar voor de eige-

naar. Het bouwbedrijf van Lith en Meyer kreeg de opdracht om een nieuw bouwplan te ontwikkelen. Al in 2001 gaf de gemeente een sloopvergunning af, zeer tegen de zin van de Monumentencommissie, die Terpichoré beeldbepalend vond. De gemeente had echter geen mogelijkheid om de panden voor sloop te behoeden en de ernaast gelegen nummers 8, 10 en 12 zijn in 2007 met de grond gelijk gemaakt. Tot op heden is die kaalslag nóg zichtbaar! Op Zeestraat 14 woonde echter nog steeds de kraakwacht, dus Terpsichoré stond nog overeind. Omdat alle beoogde nieuwbouwplannen uitbleven, deed Sluyterman van Loo het hele terrein over aan van Lith en Meyer. Deze lieten een appartementencomplex met win-keltjes eronder ontwerpen en dienden dit in bij de gemeente. Dit werd echter door de bouwcommissie afgewezen omdat het te hoog, te massaal en niet in de omgeving passend was.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 13: Ledenbulletin 34, 2010

13

Een feestelijk diner in 1957.Ernaast een beeld van de restauratiewerkzaamheden in 2007.

Intussen verloederde Terpsichoré zienderogen en kwam er een ludieke publiciteits-actie op gang door een groep verontruste Beverwijkers. Zij richtten de Stichting Historisch Beverwijk op voor het behoud van monumentale panden en oude stadskernen. Eind 2006 had Max Mello echter al bij Meyer, de ontwikkelaar van het bouwbedrijf, geïnformeerd naar de plannen. Daar alle activiteiten stil lagen, bood van Lith de bouwgrond te koop aan.

In 1986 was Max Mello voor zichzelf begonnen aan de Arendsweg 105, waar hij later ook zijn werk-plaats vestigde. Op 1 maart 2007 kocht de familie Mello Terpsichoré en de kaalslag ernaast, tot grote vreugde van veel Beverwijkers. Het historische huis werd met architectonische hulp en eigen krachten weer omgetoverd tot het pand, zoals het in de tijd van Anthony Moens was gebouwd. Gedurende ruim 1½ jaar is er gerestaureerd, met grote zorg voor oude details en in 2008 was alles klaar. Max Mello was eerst van plan om het te verhuren, maar zijn vrouw Marja vond het geheel zo mooi geworden, dat ze er graag zelf in wilde wonen. En zo geschiedde.

Vele generaties danslustige Beverwijkers zijn blij dat het pand met zoveel van hun jeugdige herin-neringen bewaard is gebleven. In oktober 2009 heeft de familie Mello de eerste Monumentenprijs van de gemeente Beverwijk gekregen, als blijk van waardering voor het behoud en herstel van het pand aan de Zeestraat 14, genaamd Terpsichoré.

Ook aan het verkrijgen van de Monumentenstatus wordt gewerkt: ten stadhuize liggen verschil-lende voordrachten van oude panden te Beverwijk, waaronder Terpsichoré. Al in november van dit jaar kregen de eigenaren bericht hierover ter goedkeuring: er zijn tenslotte wel voorwaarden aan de monumentenstatus verbonden.Zo wordt er een uitgebreide beschrijving met foto’s gemaakt en begint de zogenaamde aanwijzingsprocedure, waar de eigenaar toestemming voor moet geven. Daarna kan het pand een Gemeentelijk Monument worden.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 14: Ledenbulletin 34, 2010

14

Op 4 mei 2007 wist Jan van der Schoor het treffend te verbeelden.

En de toekomst? Achter de schermen zijn de nieuwe eigenaars druk bezig een ander plan op te zetten: een appartementengebouw met winkeltjes eronder, dat wél past in de sfeer en bouwtrant van de Zeestraat. De bouwtekeningen zijn al ingediend en het is wachten op de goedkeuring en vergunning van de gemeente. Hopelijk kan men in de loop van 2011 al beginnen met de realisatie van dit alles, waarmee de entree van de oude binnenstad weer iets van haar oude glorie terug zal kunnen krijgen!

Bronnen:Noord-Hollands Archief, HaarlemStadsarchief van Beverwijk, Jan van der LindenA. Schweitzer en J. van der Linden: Scholtens en Midden-KennemerlandJan Leeuw: uit de serie “Kijk, geniet of huiver”

met dank aan:Loes Duiker-Heemskerkfam. D. Schouten-CommandeursMax Mello

De woonkeuken in de achterkamer.Max Mello heeft de grote zaal weer omgebouwd tot kamers-en-suite., met boven de schuifdeuren een Grieks timpaan.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 15: Ledenbulletin 34, 2010

15

Van boerderij tot dodenakkerDe historie van de particuliere begraafplaats De Kikvorsch,

door A. van Oosterom

VErScholEN IN hEt groEN, terzijde van het Slingerduinlaantje te IJmuiden, ligt achter een fraai smeedijzeren hek de familiebegraafplaats van de Boreels in Kennemerland. De meeste van de hier

begraven stoffelijke resten en ook het smeedijzeren hek, zijn in 1948 vanaf een andere plek in IJmuiden hiernaar toe gekomen. De naam de Kickvorsch is ouder dan de doden. Hij was verbonden aan een eeuwenoude boerderij die stond in dat deel van Kennemerland waar in de negentiende eeuw IJmuiden is ontstaan. Ook de begraafplaats zelf was daar in 1882 gevestigd, waarbij de naam werd gewijzigd in De Kikvorsch. Thans vindt men aan de Slingerduinlaan de grafstenen van een aantal leden van de familie Boreel en hun verwanten. Juist als de naam De Kickvorsch hebben ook de Boreels hun geschiedenis in Kennemerland. Voordat ik inga op wie daar begraven liggen en, voor zover bekend, iets over hun levens vertel, is het interessant om na te gaan hoe en wanneer de geschiedenis van deze Boreels met die van de boerderij De Kickvorsch verbonden is geraakt. We beginnen met die van de boerderij; de oudste van beide.

De historie van de boerderij genaamd De KickvorschHet is Jan Morren, auteur van Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, aan wie de gegevens hieromtrent ont-leend worden. De geschiedenis van deze boerderij, gelegen iets ten zuiden van de voormalige hofstede Velseroogh, blijkt nauw verbonden te zijn met de historie van deze oude Velsense hofstede, zodat ook die erbij betrokken moet worden. Het verleden en het heden worden verbonden via de vaststelling dat het herenhuis van Velseroogh ooit stond waar nu het Marktplein van IJmuiden zich bevindt. Dat huis was toen omgeven door weilanden, akkers en bos.

Maar de geschiedenis van deze hofstede gaat verder terug dan die van dit achttiende eeuwse heren-huis. Reeds in 1584 wordt op de plek van het latere herenhuis een kleine boerderij vermeld, zoals er een aantal in het toenmalige Kennemerland te vinden was. De grond aan de binnenzijde van de duinen was immers vruchtbaar en doorsneden door beken, zoals de Willemsbeek, de Lievendaalse beek, de Engel-mundusbeek en andere met namen, die wij hier nog steeds aantreffen.

Kennemerland is ook dan reeds in trek bij de “mensen met geld”. Vanaf 1632 koopt ene Jan Schatter, bierbrouwer en Haarlems schepen, hier gronden en boerderijen aan. Na zijn dood in 1673 zien we een nieuwe eigenaar komen, Michiel Sadelijn. Hij is het die de hofstede verbouwt, vergroot en verfraait en er de naam Velseroogh aan geeft. Eigenaars komen en eigenaars gaan vervolgens. De rijken breiden hun bezit uit, totdat zij sterven en het meestal weer uiteenvalt waarna nieuwe eigenaars eenzelfde rol in de historie spelen. Zo zal het ook gaan met Johan Thierry, Heer van Wijk aan Duin en Wijk op Zee, een van de volgende eigenaars van Velseroogh. Het is deze Thierry die in 1742 aan Velseroogh een boerderij toevoegt, gelegen ten zuiden van zijn hofstede. Dit is de boerderij die later De Kickvorsch zal gaan heten. De naam zal ontleend zijn aan de vele kikkers en aan de jaarlijkse paddentrek. In de buurt bevond zich ook de Kikkersloot.

De boerderij heeft op dat moment al een stuk geschiedenis achter zich. Hij is dan al enkele generaties in het bezit geweest van ene familie Cousebant en is vervolgens omstreeks 1737 aangekocht door Jan de Roos, de toenmalige eigenaar van de hofstede Velserduyn, ten Zuiden van Velseroogh gelegen. Het was diens weduwe die in 1742 Velserduyn aan Thierry verkocht. Wanneer Thierry nog in hetzelfde jaar 1742 de hofstede Velserduyn doorverkoopt, houdt hij de boerderij buiten de koop. Deze blijft voorlopig bij Velseroogh behoren. Na de dood van Johan Thierry verkoopt zijn zoon Velseroogh aan Jan van den Poll, Amsterdams burgemeester en eigenaar van de hofstede Tolsduyn. Diens dood luidt het einde van Velser-oogh in. De erven Van den Poll verkopen namelijk het bezit aan vier Haarlemmers, waarna het in delen verder wordt verkocht. Het herenhuis wordt deels gesloopt en de materialen verkocht. De restanten

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 16: Ledenbulletin 34, 2010

16

van huis en grond worden in 1800 weer doorverkocht, waarbij echter een boerderij buiten de verkoop gehouden wordt die dan voor het eerst als de Kickvorsch wordt aangeduid. Deze blijft aanvankelijk in het bezit van ene Alders en zal daarna nog enkele malen van eigenaar veranderen.

Het terrein van het voormalige Velseroogh wordt in 1805 aangekocht door Maria Boreel-Trip, die dan de weduwe is van Willem Boreel (1744-1796). Het zal nog tot 1864 duren voordat ook de boerderij de Kickvorsch in het bezit van de Boreels komt en weer bij het voormalige Velseroogh wordt gevoegd.

De boerderij zal nog tot 1930 blijven staan. Hij blijft in het bezit van de Boreels maar, in de knel gekomen binnen de oprukkende bebouwing van het groeiende IJmuiden moet hij, na ongeveer twee eeuwen, letterlijk het veld ruimen.

Voordat we inhoud gaan geven aan de omschrijving: ‘van boerderij tot dodenakker’, is het nodig ook de geschiedenis van het geslacht Boreel in Kennemerland kort weer te geven.

Boreel in Kennemerland, een verbintenis van eeuwenLangs de oevers van het Wijkermeer ontstond in de 17e en 18e eeuw een reeks van buitenplaatsen. Niet slechts notabelen uit Kennemerland zelf bezaten hier vanaf de 17e eeuw hofsteden, maar ook de Amsterdamse regentenfamilies hadden voor een zomerverblijf de weg erheen al gevonden. Families als de Munters, de Trippen, de Corvers en andere komen we er dan tegen als eigenaars van hofsteden. Kennemerland was vanuit Amsterdam goed bereikbaar, zowel per koets alsook over water, via IJ en Wijkermeer. Velsen had al vanaf 1657 een haventje.

Ook de naam Boreel was hier niet onbekend. Zo had Jan Jeronimus Boreel (1684-1738), de vader van de in dit deel van Kennemerland bekend geworden Jacob Boreel Jansz., in 1722 het Bloemendaalse Hartenlust gekocht. En in Driehuis was de buitenplaats Schoonenberg tussen 1724 en 1737 via vererving in bezit van Balthazar Boreel (1673-1744), broer van Jan Jeronimus, en zijn vrouw Apolonia Rendorp. Morren noemt Balthazar zelfs als mogelijke naamgever van Schoonenberg. Beide Boreels behoorden tot de Amsterdamse Regenten.

Toen Jacob Boreel Jansz.(1711-1778) in 1742 hier de buitenplaats Beeckestijn aankocht, had hij een nog jong gezin. In 1735 was hij gehuwd met de Amsterdamse burgemeestersdochter Agneta Margaretha Munter en in 1737 was hun eerste kind geboren, dochter Catharina. In 1738 volgde Anna Maria en in 1741 was zoon Jan gekomen. Jacob Boreel had een hoge functie bij de Admiraliteit van Amsterdam. Jacob en zijn vrouw kregen 9 kinderen, waarvan er slechts 4 de volwassen leeftijd zouden bereiken. Het was met name hun zoon Willem (1744-1796) die met zijn vrouw Maria Trip (1750-1813) voor nage-slacht in deze streek zorgde. Zij kregen 6 kinderen. Een ervan stierf jong. Hun zonen Jacob (1768-1821), Willem François (1775-1851) en Lucas (1780-1854) kunnen we later terugvinden op hun buitenplaatsen resp. Waterland, Beeckestijn en Westerhout.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 17: Ledenbulletin 34, 2010

17

Van deze drie was het dan Jacob’s zoon Willem (1800-1883), van Waterland, die in 1882, een jaar voor zijn dood, op het terrein van het voormalige Velseroogh de particuliere begraafplaats De Kikvorsch zou stichten. Willem was in 1833 getrouwd met een dochter van zijn oom Willem François, welke Beeckestijn geërfd had en aan wie ook bij de dood van zijn moeder Maria Boreel-Trip in 1813, Velseroogh was toegevallen. Toen Willem François in 1851 stierf, was dit alles in bezit gekomen van zijn schoon-zoon op Waterland, die via vererving ook deze buitenplaats had verkregen. En daarbij had Willem het niet gelaten. We zagen reeds dat hij in 1864 de toen te koop gekomen boerderij de Kickvorsch had verworven. En al eerder, in 1839, had hij nog een andere koop gedaan. In dat jaar kocht hij de hofstede Velserduyn, ten zuiden van Velseroogh gelegen (op de plek waar zich nu het plantsoen tussen Maasstraat en Heerenduinweg bevindt). In Velserduyn was al voordien, via het oude proces van koop en verkoop, opbouw en afbraak, een volgende oude hofstede opgenomen, genaamd Plackersbosch. Deze had gele-gen zo ongeveer waar nu het zwembad Heerenduinen te vinden is.

Men kan dus wel zeggen dat Willem Boreel grootgrondbezitter was. Maar ook zijn oom Lucas Boreel, van Westerhout, bezat veel grond in Kennemerland.

De begraafplaats De Kikvorsch, een stuk familiehistorieBij de stichting van De Kikvorsch in 1882 koos men daarvoor een deel van het voormalige Velseroogh. De boerderij de Kickvorsch lag wat ten zuiden ervan, maar de Boreels vonden kennelijk de naam het waard om vernoemd te worden. Daarbij werd de naam Kickvorsch tot Kikvorsch, de begraafplaats die nu, zou hij niet verplaatst zijn, in het centrum van IJmuiden zou liggen, nabij de Burg. Rambonnetlaan. Maar de jarenlange werkzaamheden aan het Noordzeekanaal, begonnen in 1865 en bekroond met de opening ervan in 1876, hadden de aanzet gegeven voor grote veranderingen. De stedelijke bebouwing immers van wat later IJmuiden zou heten, begon met het gereedkomen van dit kanaal en zou later een verplaat-sing van De Kikvorsch onvermijdelijk maken. Kon in 1891 de familie Boreel op hun begraafplaats nog een grafkelder bouwen, het zich ontwikkelende IJmuiden kwam wel steeds dichterbij. Aanvankelijk in de vorm van sportvelden, waarvoor door de zoon van de in 1883 overleden Willem Boreel, Jacob Willem Gustaaf (1852-1937), nog terreinen werden verhuurd. In 1916 liet deze een nieuwe dienstwoning bouwen op de begraafplaats, ongeveer gelijk aan de in 1913 op Waterland gezette nieuwe tuinmanswoning die daar nu nog altijd aanwezig is.

De oude boerderij De Kickvorsch bleef nog tot 1930 staan, volgens overlevering bewoond door twee gezinnen. Toen de jonkheer op 16 juli 1937 stierf, werd hij op maandag de 19e juli in de grafkelder op De Kikvorsch onder grote belangstelling bijgezet. Het Algemeen Handelsblad schreef: “Reeds lang voordat de stoet op “De Kikvorsch”, de particuliere begraafplaats der familie Boreel aankwam, stonden vele belangstellenden langs de afgelegde route opgesteld. Het stoffelijk overschot was van Bloemendaal naar het landgoed “Waterland” overgebracht en van dit eeuwenoude familiegoed uit heeft men den laatsten mannelijken telg uit het geslacht Boreel op het stille kerkhof aan den Oosterduinweg ter ruste gelegd”.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 18: Ledenbulletin 34, 2010

18

In 1939 verkopen de erven delen van de begraafplaats voor woningbouw. De Kikvorsch is daar dan in feite niet langer te handhaven. Toch duurt het door de Tweede Wereldoorlog nog tot 1948 voordat hij wordt verplaatst naar het duinterrein langs de Slingerduinlaan. De erven Boreel verkopen in dat jaar het restant van het terrein nabij de burg. Rambonnetlaan aan de Gemeente Velsen. Tweederde ervan, zo blijkt uit de kadastrale gegevens, is dan nog in het bezit van de Boreels die afstammen van Willem Boreel, van de buitenplaats Waterland. Het overige eenderde deel behoort aan de nazaten van Lucas Boreel van Westerhout. De oude Kikvorsch was dus oorspronkelijk gemeenschappelijk bezit van Willem en zijn broer Lucas. De nieuwe Kikvorsch werd gevestigd op particulier terrein van de Boreels van Waterland en hun nazaten. Dat verklaart mede waarom daar nadien geen Boreels van Westerhout of hun afstammelingen meer zijn begraven. De Kikvorsch wordt dan vooral de begraafplaats voor de nazaten van Jonkheer Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden en hun aangetrouwden, zoals leden van de geslachten Van Tuyll van Serooskerken, Schimmelpenninck van der Oye, Dedel, Van Weede, Van Limburg Stirum en Loudon. Enkele graven betreffen Van Tuylls van de buitenplaats Velserbeek, verbonden met de Boreels van Waterland. De laatste Boreels van Westerhout en hun aangetrouwden liggen begraven op Duinrust te Beverwijk. Dat hierbij ook een gevoelsmatig element een rol speelde, blijkt aardig uit een persoonlijke mededeling van Jonkheer Cornelis Jan Boreel, die een deel van zijn leven op Westerhout woonde. Hij vertelde me: “mijn vader (Hugo Boreel, 1884-1962) zei me altijd: de Kikvorsch is meer voor die van Waterland, wij van Westerhout worden begraven aan de Creutzberglaan. En daar liggen mijn ouders en grootouders.”

Dat de keuze van een begraafplaats van persoonlijke aard was, blijkt ook wanneer F.C.H. baron van Tuyll van Serooskerken in 1964 het terrein van de nieuwe Kikvorsch “om niet” aan de gemeente overdraagt, o.a. op de voorwaarde dat die leden van de familie die daartoe de wens te kennen geven, hier kunnen worden begraven. Na het overlijden van de baron en zijn echtgenote zal de gemeente het eeuwigdurend onderhoud op zich nemen, welke bepaling inmiddels van kracht is geworden.

De graven op De Kikvorsch

Op het einde van het jaar 2008 liggen er op dit, aan de begraafplaats Duinhof grenzende, stukje duin-terrein 27 graven Een vijftal ervan betreffen overledenen uit een periode voorafgaande aan de stichting ervan op de eerste locatie in 1882. Dit moeten dus daar al herbegravingen geweest zijn. Alle graven zijn gemarkeerd door een sobere staande steen, waarop de naam, datum en jaartal van geboorte en overlijden zijn uitgebeiteld. Die tenaamstelling is overigens niet in alle gevallen identiek met de vermelding ervan in het Nederlands adelsboek.. In enkele gevallen is de volgorde van de voornamen daarvan verschillend. Soms ook wijken de jaartallen van geboorte of overlijden iets af. Bijna alle stenen dragen voorts een bijbeltekst of spreuk.

Op dit -in natuurlijk begroeide staat gehouden- stukje duinterrein staan de stenen merendeels gerangschikt in de vorm van een grote halve cirkel. Het smalle, doodlopende Slingerduinlaantje ligt hier meestentijds geheel verlaten. Een pad opzij ervan voert naar een smeedijzeren toegangshek, eveneens hierheen overgebracht van de vroegere plek. Het is er stil. In een hoek van het terrein, iets hoger, bevindt zich een beeldhouwwerk, een mannenfiguur voorstellend. Het is voorzien van een inscriptie met de naam van de maker: Huyg Kocken, 1957. Wanneer en ter gelegenheid waarvan het geplaatst is, blijft nog onopgehelderd. Er lijkt niets over vastgelegd.

De grafkelder zoals die op de vroegere Kikvorsch in 1891 gebouwd werd, is hier niet herbouwd. Wel vermeldt een gemeentelijk stuk uit 1972 dat er “na de oorlog eenmaal verlof verleend is tot het aanleggen van een grafkelder op eigen terrein, en wel aan de familie Van Tuyll van Serooskerken, wegens verval-len van de grafkelder die gelegen was in de z.g. Kikvors”, maar het is kennelijk niet tot de bouw ervan gekomen.

In het hiernavolgende wordt, voor zover bekend, iets verteld over de levensgeschiedenis van hen die op De Kikvorsch begraven liggen. Om hen beter te kunnen plaatsen in de genealogie van het geslacht Boreel, zijn fragment-genealogieën hiervan bijgevoegd, waarin hun namen vetgedrukt zijn. Het jaar van overlijden is als uitgangspunt genomen voor de volgorde in de tekst. Voor de gegevens is o.a. dankbaar gebruik gemaakt van de genealogie opgesteld door mevrouw J.M. J. Buurman-Boreel.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 19: Ledenbulletin 34, 2010

19

Maria Johanna Sara Boreel- geb. gravin Van Limburg Stirum (1791-1848)

Zij werd geboren te ’s Gravenhage op 11 april 1791 als dochter van Willem Bernard graaf van Limburg Stirum en Johanna Sara gravin van Limburg Stirum- geb. Bicker. Zij werd reeds op tweejarige leeftijd wees. Haar moeder stierf in het voorjaar van 1793 in het kraambed, evenals de baby. Haar vader, luitenant-kolonel bij de Hollandse Gardes te Voet, sneuvelde op 13 septem-ber van datzelfde jaar bij Werwick, in de Zuidelijke Nederlanden. Dat was in de oorlog die de Franse republiek, ontstaan na de Franse revolutie van 1789, begonnen was tegen Engeland en onze Republiek. De Zuidelijke Nederlanden waren toen nog Oostenrijks bezit.

Zij trouwde te Velsen op 24 april 1811 met Lucas Boreel, de jongste zoon van mr. Willem Boreel en Maria Boreel-geb. Trip, die ’s zomers woonden op de buitenplaats Beeckestijn. Het echtpaar kreeg 4 kinderen. Lucas Boreel werd in 1821 verheven in de adelstand met het predicaat Jonk-heer. Hij nam als luitenant-kolonel van de Mobiele Haagsche Schutterij deel aan de 10-daagse veldtocht, van 2 tot 12 augustus 1831, gevoerd door koning Willem I tegen België, dat zich wilde afscheiden van het koninkrijk. Jhr. Lucas Boreel werd lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Hij kocht in 1814 de buitenplaats Westerhout , gelegen te Wijk aan Duin, het huidige Beverwijk.

Maria Johanna Sara stierf te ’s Gravenhage de derde januari 1848. Nadat in 1882 de familie-begraafplaats was gesticht, werd zij daar herbegraven. Mogelijk was de reden daarvoor dat zij oude

1735 Jacob Boreel Jansz.(* 1711 † 1778) × Agneta Margaretha Munter (* 1717 † 1761) | | | | | | | | | | Andries Willem Cornelis| | | | Willem ( * 1744 † 1796) | | | (* 1757 † 1767)| | | | Jacob (* 1746 † 1794) | | | Agnes Margaretha (* 1753 † 1759) | | | Jan (* 1741 † 1757) | | Agneta Margaretha (* 1750 † 1753)| | Anna Maria (* 1738 † 1781) | Cornelis (* 1748 † 1750)|||Catharina (* 1737 † 1780) × Jan Berndt Bicker (* 1735 † 1774) || 1787| Johanna Sara (* 1766 † 1793) × Willem Bernard van Limburg Stirum (* 1761 † 1793) || 1811| Maria Johanna Sara (* 1791 † 1848) × Lucas Boreel (* 1780 † 1854)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 20: Ledenbulletin 34, 2010

20

banden met Velsen had. Het was niet slechts de plaats waar zij getrouwd was, maar ook was zij via haar moeder en grootmoeder van moederszijde met Velsen verbonden. Die grootmoeder was immers Catharina Boreel, van Beeckestijn, getrouwd met Jan Bernd Bicker, welgesteld Amster-dams koopman, met wie zij 3 kinderen kreeg. De moeder van Maria Johanna Sara was een van die drie. Grootmoeder en moeder zijn hoofdpersonen in de geromantiseerde trilogie welke, in de jaren dertig van de vorige eeuw, door de schrijfster Marie C. van Zeggelen aan de familie Boreel, van Beeckestijn, werd gewijd. De schrijfster kon zich baseren op het haar ter beschikking staande familiearchief van de Boreels. Grootmoeder Catootje Bicker-Boreel bewoonde met haar gezin de buitenplaats Sperwershof in het Gooi. Van haar is ook haar tweede huwelijk bekend met Claude de Salgas, haar vroegere huisleraar die tevens haar jeugdliefde was.

Jhr. Willem François Boreel (1775-1851)

Ook dit graf zal betrekking hebben op een herbegraving, gezien het jaar van overlijden.Jhr. Willem François Boreel is door zijn militaire carrière en verdiensten een van de meest

bekende Boreels uit de afgelopen twee eeuwen geworden. Hij werd geboren te Amsterdam op 15 september 1775, als vijfde kind in het gezin van Willem Boreel en zijn vrouw Maria Boreel-Trip. Reeds in 1787, 12 jaar oud, begon hij zijn militaire loopbaan als cadet bij het regiment Gardes te Voet. In 1791 werd hij officier bij de Hollandse Garde Dragonders. Het was een zeer woelige tijd. In Frankrijk had in 1789 de revolutie plaatsgevonden. In 1792 werd daar de republiek uitgeroepen en werd de oorlog verklaard aan Engeland en onze Republiek. Frankrijk viel de Zuidelijke Neder-landen binnen. Boreel maakte de veldtocht in Brabant en Vlaanderen mee in de jaren 1793, 1794 en 1795. De afloop is bekend: in 1795 volgde de overwinning van de Fransen samen met de Patriot-ten, de stadhouder vluchtte met zijn gezin naar Engeland en Boreel nam ontslag uit de dienst. Pas in 1813, na terugkeer van Oranje uit Engeland, zou hij daarin terugkeren. In 1803 trad hij in het huwelijk met Catharina Anna Fagel, een volle nicht van hem, dochter van zijn tante Anna Maria Fagel-Boreel, die op de nog jonge leeftijd van 42 jaar in 1781 overleden was. Zijn schoonvader was zelfs nog eerder overleden. Catharina Anna (1772-1825) was dus al jong wees geworden. Het echtpaar ging te Amsterdam wonen en verbleef de zomermaanden op Beeckestijn. Zij kregen 5 kinderen. Eind 1813 ontving Boreel namens de nieuwe koning Willem I het verzoek een regiment Huzaren op te richten, wat hij voortvarend deed. Boreel, met de rang van luitenant-kolonel, kreeg het bevel erover. In 1815, het jaar van de slag bij Waterloo, nam hij met zijn huzaren deel aan de slag bij Quatre Bras en Waterloo. Voor zijn optreden ontving hij de Militaire Willemsorde. In 1820 volgde zijn bevordering tot kolonel. In zijn persoonlijk leven kende hij tegenslagen: in 1824 stierf zijn oudste zoon, luitenant bij de huzaren en het volgende jaar stierf Boreels echtgenote te Brussel, pas 52 jaar oud.

Zijn militaire loopbaan ging door. In 1826 werd hij bevorderd tot generaal-majoor en werd hij Inspecteur der lichte Cavalerie. In 1831, het jaar van de 10-daagse veldtocht tegen de Belgen, nam hij in de rang van generaal deel aan de strijd als commandant van de Tweede Brigade Cavalerie. In 1835 trof het lot Boreel opnieuw, toen ook zijn jongste zoon kwam te overlijden. Boreel maakte op het einde van zijn loopbaan nog tweemaal promotie en werd eind 1840 als Luitenant-Generaal gepensioneerd en gelijktijdig benoemd tot Opperstalmeester van Koning Willem II. Negen jaar later volgde zijn benoeming tot Grootmeester van het Huis des Konings bij Koning Willem III. Hij ging dienst doen bij H.M. Koningin Sophie van Württemberg. Kort voor zijn 76e verjaardag overleed hij op slot Friedrichshafen te Württemberg. Zijn loopbaan zou men kunnen karakterise-ren als “een leven in dienst van Oranje”.

1766 Willem Boreel (*1744 † 1796) × Maria Trip (*1750 † 1813) | | | | Agneta Margaretha Catharina (* 1771 † 1824) | | | Lucas (* 1780 † 1854)| | Jacoba Margaretha Maria (* 1770 † 1816) | | Willem François (* 1775 † 1851)| Jacob (* 1768 † 1821) | Lucas (* 1773 † 1779)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 21: Ledenbulletin 34, 2010

21

Jkvr. Agnes Boreel (1843-1857)

Jkvr. Agnes was een dochter van Jhr. mr. François Robert Boreel en Sara Boreel-geb. Astor Langdon. De vader was de tweede zoon van Willem François Boreel, de oprichter van het regi-ment huzaren. De moeder droeg de beide familienamen van haar ouders, Langdon van haar vader en Astor van moederszijde. Jkvr. Agnes werd geboren 15 juni 1843 op Hydepark, New York. Zij was Amerikaanse. Zij was het derde van de 6 kinderen van haar ouders. Op 27 mei 1857 stierf zij te Parijs, waar haar vader bij de Nederlandse legatie werkzaam was, op de leeftijd van slechts 14 jaar.Op haar grafsteen staat: Blessed are the pure in heart for they shall see God, Matthew V:8.

Jhr.mr. François Robert Boreel (1806-1869)

Jhr. mr. François Robert was het tweede kind uit het huwelijk van Jhr. Willem François Boreel en Catharina Anna Boreel-geb Fagel. Hij werd te Amsterdam geboren op 25 juli 1806. Hij studeerde rechten en werd secretaris bij de Nederlandse legatie te Parijs. Hier trouwde hij in 1834 met Sarah Astor Langdon, dochter van Walter Langdon en Dorothee Astor, Dame du Palais bij Koningin Sophie, de echtgenote van Koning Willem III.

Hij was lid van de Ridderschap van Holland, Opperceremoniemeester bij Koning Willem III en Kamerheer in buitengewone dienst. Hij stierf te Nice op 9 maart 1869.

Ten aanzien van zijn graf doet zich de vraag voor of de gegevens op de steen juist zijn. Daar staat namelijk als naam Robert François. In het Nederlands adelsboek staat hij vermeld als François Robert. Ook het op de steen vermelde jaar van geboorte 1807 verschilt met dat in het adelsboek: 1806. De overige gegevens stemmen wel overeen.Op zijn grafsteen staat: En dit is de belofte die hij ons beloofd heeft namelijk het eeuwige leven. Joh. 2:25.

Jkvr. Henriëtte Sarah Boreel (1881-1881)

Jkvr. Henriëtte Sarah werd te Velsen geboren op 27 october 1881 als derde kind uit het huwe-lijk van Jhr. mr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden en Maria Cornelia Boreel van Hogelanden-geb. barones Schimmelpenninck van der Oye. Zij stierf reeds na enkele dagen, op 7 november 1881.Op haar grafsteen staat: Laat de kinderkens tot mij komen. Matth. 10:29.

Jhr. mr. Willem Boreel van Hogelanden (1800-1883)

Jhr. mr. Willem Boreel van Hogelanden was een zoon van Jacob Boreel (1768-1821) en Marga-retha Johanna Munter (1772-1846). Zijn vader had in 1799 de buitenplaats Waterland gekocht. Het was hier dat Willem op 23 maart 1800 geboren werd - een bewijs dat de familie toen reeds in maart op dit zomerverblijf aanwezig was. Het gezin woonde destijds te Amsterdam, maar verhuisde in het begin van de negentiende eeuw naar ’s Gravenhage. In 1821 werd zijn vader in de adelstand verheven met het predicaat Jonkheer. Deze voerde toen verder de naam Boreel van Hogelanden.

Willem studeerde rechten te Amsterdam en Leiden. In 1833 trouwde hij met zijn nicht Jkvr. Margaretha Jacoba Maria Paulina Boreel, dochter van zijn oom Jhr.Willem François Boreel, van Beeckestijn. In 1842 werd hij door de Provinciale Staten van Zuid-Holland, waarvan hij lid was, afgevaardigd naar de Tweede Kamer. In 1848 werd hij tot voorzitter daarvan gekozen. In datzelfde jaar kwam een ingrijpende wijziging van de Grondwet tot stand, welke in 1849 leidde tot een kabinet onder Jan Rudolf Thorbecke. Het was in dat laatste jaar dat Koning Willem II kwam te overlijden. Boreel schreef later zijn Herinneringen aan die markante jaren in de vaderlandse historie. Het beeld wat zij schetsen over de schrijver ervan is dat van een bescheiden mens die

1791 Jacob Boreel (*1768 † 1821) × Johanna Margaretha Munter (*1772 † 1846) | | | | Cornelia Adriana (* 1796 † 1875) | | | | Jacoba Margaretha Maria (* 1793 † 1858) | | Willem (* 1800 † 1883)| Wendela Eleonora (* 1792 † 1868) | Jacoba Margaretha (* 1798 † 1812)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 22: Ledenbulletin 34, 2010

22

eigen roem niet zocht, maar wel stond voor wat hij deed en zei waarop het stond. Als lid van een oud regentengeslacht was hij conservatief van opvattingen. In 1821 werd Willem Boreel opnieuw tot voorzitter van de Tweede Kamer gekozen. In 1855 volgde zijn benoeming tot Commissaris des Konings in Noord-Holland, een functie die hij tot 1860 zou bekleden. Daarna werd hij benoemd tot Minister van Staat.

Jhr. Willem Boreel van Hogelanden en zijn vrouw kregen negen kinderen. Zes ervan stierven jong. De laatstgeborene was de enige zoon, Jacob Willem Gustaaf. Hij zou de stamlijn voortzetten. De jonkheer vestigde zich in de loop van die negentiende eeuw metterwoon op zijn buitenplaats Waterland, welke hij in 1846 geërfd had van zijn ouders. Hij kocht in die eeuw in deze omgeving veel gronden aan. Zo werd hij in 1839 eigenaar van de hofstede Velserduyn. Na de dood van zijn schoonvader en oom Jhr. Willem François Boreel, van Beeckestijn, erfde hij deze buitenplaats en daarbij tevens de voormalige hofstede Velseroogh.

Op Waterland maakte hij de aanleg mee van het Noordzeekanaal tussen 1865 en 1876 en daarmee in samenhang het ontstaan van dat wat later IJmuiden zou gaan heten. Hij zag het Wij-kermeer, waaraan zijn buitenplaats meer dan twee eeuwen was gelegen, verdwijnen om plaats te maken voor het nieuwe kanaal en de polders daarlangs. In 1882 nam hij het initiatief om op de voormalige hofstede Velseroogh de familiebegraafplaats De Kikvorsch te stichten. Op 24 juli 1883 vierde hij zijn 50-jarig huwelijk. Bijna een maand later, op 21 augustus, stierf hij op Waterland. Op zijn grafsteen staat: Zalig zijn de dooden die in den Heere sterven van nu aan. Openb. 11:13.

Jhr. Jacob Otto Bernard Boreel (1813-1888)

Jonkheer Jacob Otto Bernard was het tweede kind uit het huwelijk van Lucas Boreel en Maria Johanna Sara Gravin van Limburg Stirum. Hij werd te ’s Gravenhage geboren op 6 maart 1813, op het eind van welk jaar Oranje in de persoon van de aanstaande Koning Willem I zou terugkeren uit Engeland. In 1850 trouwde hij te ’s Gravenhage Catharina Maria Ulrica barones Dedel, doch-ter van Salomon baron Dedel en van Catharina barones Dedel-geb. barones Schimmelpenninck van der Oye. Hij werd Kamerheer bij Koning Willem III. Het echtpaar kreeg 9 kinderen. Hij stierf te ’s Gravenhage op 26 april 1888. Zijn vrouw overleefde hem 12 jaar. Op zijn grafsteen staat: God is liefde. 1 Joh.IV:8

Maria Cornelia Boreel van Hogelanden-geb. baronesse Schimmelpenninck van der Oye (1857-1891)

Maria Cornelia werd geboren op 30 october 1857 te ’s Gravenhage. Zij was een dochter van mr. Willem Assueer Jacob baron Schimmelpenninck van der Oye en Cornelia Maria barones Schimmelpenninck van der Oye-geb. Steengracht. Op 14 maart 1878 trouwde zij te ’s Gravenhage met Jhr. mr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. Op 11 december 1891 overleed zij te ’s Gravenhage. Zij werd bijgezet in het graf van haar tien jaar eerder overleden dochtertje Henriëtte Sarah. Op haar grafsteen staat: Wat Ik doe weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan. Joh. 13:7

1803 Willem François Boreel (*1775 † 1851) × Catharina Anna Fagel (*1772 † 1825) | | | | Agnes Anna Maria Henrica (* 1809 † 1870) | | | | François Robert (* 1807 † 1869) | | Willem Alfred Jacob(* 1818 † 1835)| Willem Jacob (* 1804 † 1824) Margaretha Jacoba Maria Paulina (* 1813 † 1892)

1834 François Robert Boreel (*1807 † 1869) × Sarah Astor Langdon (*1813 † 1895) | | | | Agnes (* 1843 † 1857) | | | Robert Eugene (* 1856 † 1896)| | Eliza Dorothea (* 1841 † 1899) | | Alfred Montalto (* 1849 † 1912)| William Walter (* 1838 † 1892) | Sophie Robertina (* 1845 † 1902)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 23: Ledenbulletin 34, 2010

23

Margaretha Jacoba Maria Paulina Boreel-geb. Boreel (1813-1892)

Jkvr. Margaretha Jacoba Maria Paulina werd op 8 mei 1813 te Amsterdam geboren. Zij was een dochter van Jhr. Willem François Boreel en Catharina Anna Boreel-geb.Fagel. Kort na haar twin-tigste verjaardag trouwde zij op 24 juli 1833 met haar neef Jhr. Willem Boreel, van Waterland. Zo ontstond het echtpaar Boreel-Boreel. Haar roepnaam binnen de familie was Mietsie. Uit hun huwelijk werden negen kinderen geboren. Zij moest als moeder veel verdriet meemaken: de eerste twee kinderen, meisjes, stierven zeer jong. De derde, een jongen, werd dood geboren. De vierde, een meisje, Agneta Cornelia Hugonia, groeide wel gezond op. Deze trouwde later te Velsen met mr. Willem baron van Goltstein, Heer van Oldenaller.

Na de geboorte in 1839 van Jkvr. Agneta volgden drie jongetjes die kort na de geboorte stier-ven. Het achtste kind was weer een gezonde dochter, Maria. Deze trouwde in 1874 te Velsen met Frederik Willem Christiaan Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken. Zij bewoonde met hem Huize Velserbeek.

Het negende kind was weer een zoon, Jacob Willem Gustaaf (1852-1937). Zijn levensgeschiede-nis volgt nog. Ten aanzien van haar grafsteen doet zich een probleem voor met de volgorde der namen. Op de steen staat: Jacoba Margaretha Maria Paulina, terwijl in de genealogische docu-mentatie staat: Margaretha Jacoba Maria Paulina. De overige gegevens stemmen overeen.Op haar grafsteen staat: Indien gij Mij liefhadt zoo zoudt gij u verblijden. Joh. 11:28.

Sara Boreel-geb. Astor Langdon (1813-1895)

Sara Astor Langdon werd te New York geboren op 16 juli 1813, als dochter van Walter Langdon en Dorothee Astor. Deze laatste was Dame du Palais bij Koningin Sophie, de eerste echtgenote van Koning Willem III. Sara Astor Langdon trouwde te Parijs op 2 april 1834 met Jhr. mr. François Robert Boreel, secretaris bij de Nederlandse legatie aldaar. Uit hun huwelijk werden zes kinderen geboren. Zij was van moederszijde verwant aan het van oorsprong Duitse geslacht Astor, waarvan ook een adellijke Engelse tak bekend is. De meest bekende voorvader was Johann Jacob Astor, in 1763 geboren in het stadje Walldorf bij Heidelberg. Evenals een oudere broer trok hij al jong naar Amerika, waar hij een enorm fortuin maakte. Sara Boreel overleed te Nice op 7 maart 1895. Op haar grafsteen staat: Blessed are the dead which die in the Lord. Rev. XIV: 13.

Catharina Maria Ulrica Boreel-geb. barones Dedel (1828-1900)

Catharina Maria Ulrica barones Dedel werd op 21 november 1828 te Deventer geboren. Zij was een dochter van Salomon baron Dedel, Heer van Gellicum en Catharina barones Dedel-geb. Schimmelpenninck. Op 2 maart 1850 trouwde zij met Jhr. Jacob Otto Bernard Boreel, zoon van Jhr.Lucas Boreel (1780-1854), die in 1814 Huize Westerhout te Wijk aan Duin had aangekocht. Het echtpaar Boreel-Dedel kreeg 9 kinderen en bewoonde huize Westerhout. Een van deze, Jhr. Gerard Salomon (1855-1938), bracht later eveneens zijn leven door op Westerhout. Hij trouwde in 1882 met Jkvr. Suzanna Geertruide Nançoise Gevers, werd burgemeester van Wijk aan Zee en Duin en in 1896 burgemeester van Beverwijk en in datzelfde jaar tevens lid van Gedeputeerde

1850Jacob Otto Bernard Boreel (* 1813 † 1888) × Catharina Maria Ulrica Dedel (* 1828 † 1900) | | | | | | | | | | | | | | Marius Willem ( * 1856 † 1905) | | | Paulus Jacob (* 1863 † 1938)| | | | Gerard Salomon (* 1855 † 1938) | | | Anne (* 1861 † 1929) | | | Agnes (* 1853 † 1916) | | Catharina (* 1858 † 1937)| | Lucas Gerard (* 1852 † 1934) | Jacob (* 1857 † 1858)| Wendela Catharina Maria (* 1851 † 1930)

1811 Lucas Boreel(*1780 † 1854) × Maria Johanna Sara van Limburg Stirum (*1791 † 1848) | | | | | | | Jacob Otto Bernhard (* 1813 † 1888) | | Margaretha Johanna (* 1816 † 1829)| Willem (* 1812 † 1857) | Agneta Leopoldina (* 1814 † 1864)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 24: Ledenbulletin 34, 2010

24

Staten van Noord-Holland. Hij stierf op 24 september 1938 op Huize Westerhout. Catharina Maria Ulrica Boreel-geb. barones Dedel overleed te ’s Gravenhage op 12 september 1900. Op haar grafsteen staat: Weest in geen ding bezorgd, maar laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken met dankzegging bekend worden bij God. Fil. IV vs 6.

Jhr. Marius Willem Boreel (1856-1905)

Jhr. Marius Willem Boreel was het vijfde kind van Jhr. Jacob Otto Bernard Boreel en Catharina Maria Ulrica Boreel-geb.barones Dedel. Hij werd in Huize Westerhout geboren op 23 augus-tus 1856. Hij volgde een militaire carrière bij de cavalerie en werd later ordonnans-officier bij Koningin Wilhelmina. In 1886 trouwde hij Jkvr. Cornelia Suzanna Johanna Wilhelmina Prins, dochter van Jhr. mr. Theodore Louis Lambert Prins en Cornelia Prins-geb Crommelin. Het paar kreeg twee kinderen.Op zijn grafsteen staat: Ik ben de goede herder. Joh. 10:11

Agnes barones van Randwijck-geb. Boreel (1853-1916)

Jkvr. Agnes Boreel werd geboren te ’s Gravenhage op 23 december 1853 als dochter van Jhr. Jacob Otto Bernard Boreel en Catharina Maria Ulrica Boreel-geb barones Dedel. Zij trouwde ook aldaar op 8 mei 1879 met Frans Willem baron van Randwijck, geboren Huize Rossum te Rossum op 18 april 1854. Deze was eerste luitenant der cavalerie en werd later burgemeester van Varik. Agnes barones van Randwijck-geb. Boreel stierf te ’s Gravenhage op 11 oktober 1916.Op haar grafsteen staat: Wat God doet is welgedaan. Gez. 186.

Jhr. Willem Constant Boreel (1890-1923)

Jhr. Willem Constant werd geboren te ’s Gravenhage op 29 juli 1890. Hij was een zoon van Jhr. Marius Willem Boreel en Cornelia Suzanna Johanna Wilhelmina Boreel-geb. Prins. Hij was eerste luitenant bij de cavalerie. Ten gevolge van een auto ongeluk overleed hij op 33-jarige leeftijd op 2 juni 1923 te Arnhem.Op zijn grafsteen staat: Ziende op Jezus. Hebr. 12:2.

Jkvr. Cornelia Maria Boreel van Hogelanden-geb. van Weede (1855-1927)

Jkvr. Cornelia Maria werd geboren te Nijkerk op Huize Salentijn de eerste oktober 1855, als doch-ter van Jhr. mr. Hendrik Maurits van Weede en Anna Magdalena van Weede-geb van Hangest, barones d’ Yvoy. Op 15 februari 1898 trouwde zij te Nijkerk met Jhr. mr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden. Deze was in 1891 als weduwnaar achtergebleven met twee nog jonge dochters. Voor Cornelia Maria was dit haar eerste huwelijk. Zij verhuisde naar Haarlem, waar haar man sinds 1893 burgemeester was. In die jaren bewoonde men in de zomermaanden Huize Waterland te Velsen, het ouderlijk huis van haar man. Na het einde van zijn burgemeesterschap in 1913 vertrok het echtpaar definitief naar Waterland. De beide dochters waren inmiddels getrouwd, respectievelijk in 1902 en 1907. Cornelia Maria kreeg in Velsen op een grote buitenplaats als Waterland een aanzienlijk huishouden te bestieren, met een aantal in- en uitwonende personeelle-den: binnenmeisjes, keukenmeisjes, kameniers, werksters, hulpen voor de was etc. Uit de verhalen van een aantal van hen, zoals die vele decennia nadien konden worden opgetekend, komt de zwaarte van zo’n besturende taak goed naar voren. Daarnaast was Cornelia Maria Boreel, evenals haar man, betrokken bij diverse kerkelijke activiteiten. Zij overleed op 10 oktober 1927 in het toen recent geopende Roode Kruis ziekenhuis te Beverwijk. Bij haar begrafenis op 15 october was ook Prins Hendrik der Nederlanden aanwezig, als bekende van de familie.Op haar grafsteen staat: Wacht op den Heere, blijf sterk en Hij zal uw hart versterken.

1833 Willem Boreel (*1800 † 1883) × Margareta Jacoba Maria Paulina Boreel (*1813 † 1892) | | | | zoon (* 1837 † 1837)) | | | |Jacob (* 1845 † 1845) | | | | Agneta Johanna | | | Jacob (* 1842 † 1842) | Jacob Willem Gustaaf| Maria Hugonia (* 1836 † 1836) | | Jacob (* 1840 † 1840) | (* 1852 † 1837)| Catharina Anna Jacoba (* 1834 † 1837) | Agneta Cornelia Hugonia (* 1839 † 1924) | Maria (* 1850 † 1919)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 25: Ledenbulletin 34, 2010

25

Jhr. Lucas Gerard Boreel (1852-1934)

Jhr. Lucas Gerard werd op 20 mei 1852 te ’s Gravenhage geboren als zoon van Jhr. Jacob Otto Bernard Boreel en Catharina Maria Ulrica Boreel-geb. barones Dedel. Op 26 november 1891 trouwde hij te Bloemendaal met Jkvr. Anna Barnaart, geboren te Haarlem 15 februari 1856 als dochter van Jhr. Volkert Justus Iman Barnaart en Anna Henriëtte Barnaart-geb. van Lennep, Vrouwe van Vogelenzang.

Jhr. Lucas Gerard was actief in de paardensport en fokte ook zelf renpaarden. Ook was hij enige jaren gemeenteraadslid te Bloemendaal. Hij stierf op 30 maart 1934. Zijn vrouw was al eerder overleden en wel op 11 augustus 1925, op Huize Vogelenzang dat sinds 1807 in het bezit van de familie Barnaart was.

Jhr. mr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden (1852-1937)

Jhr. Jacob Willem Gustaaf werd op Huize Waterland geboren de tiende september 1852, als negende en laatste kind uit het huwelijk van het echtpaar Jhr. mr. Willem Boreel van Hogelanden en Margaretha Jacoba Maria Paulina Boreel van Hogelanden-geb. Boreel. Ondanks dit kindertal groeide hij toch op in een klein gezin, aangezien zes van de broers en zusters al jong stierven. Als jongen kreeg hij huis onderwijs in wiskunde, geschiedenis, Grieks en Latijn. Zijn ouders woon-den toen reeds het gehele jaar op Waterland, voorheen hun zomerverblijf. Jhr. Jacob Willem Gustaaf studeerde te Leiden rechten, waar hij in 1877 promoveerde. In 1878 trouwde hij met Maria Cornelia barones Schimmelpenninck van der Oye. Het jonge paar ging wonen op de buitenplaats Meervliet, grenzend aan Waterland, welke door vererving sinds 1877 het eigendom was van Jhr. Jacob Willem Gustaaf. Op Waterland woonden toen zijn ouders nog. In 1879 werd dochter Cornelie Marie geboren, in 1880 gevolgd door dochter Agnes. In 1881 volgde een dochtertje Sarah, dat reeds na enkele weken stierf.

In 1883 maakte de jonkheer, als Kamerheer bij Koning Willem III, samen met zijn schoonvader en anderen, deel uit van een gezantschap dat te Moskou de kroning bijwoonde van Tsaar Alexan-der I Romanow. Kort na zijn terugkeer van deze reis stierf zijn vader.

In 1888 en 1891 werden er in zijn gezin nog twee kinderen, helaas levenloos, geboren.Begin jaren tachtig werd de jonkheer burgemeester van Castricum en in 1884 tevens van

Heemskerk. In 1891 stierf, kort na de geboorte van haar laatste kind, zijn vrouw. Haar echtgenoot bleef achter met hun twee nog jonge dochters. En het jaar daarna, in 1892, stierf op Waterland zijn moeder.

Van 1888 tot 1893 was Jhr. Boreel van Hogelanden lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In 1898 hertrouwde hij met Cornelia Maria van Weede (1855-1927). Dit huwelijk bleef kinderloos. De jonkheer bekleedde verschillende overheidsfuncties. Behalve de reeds genoemde, was hij lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland en Hoofd-Ingeland van het Waterschap de Beem-ster. In 1893 was hij burgemeester van Haarlem geworden, wat hij tot 1913 zou blijven. In die burgemeestersperiode entameerde hij diverse grote projecten, zoals de opzet van een gemeentelijk gasbedrijf in plaats van een particuliere gasfabriek; een gemeentelijke drinkwatervoorziening, een nieuw spoorwegstation, om er maar enkele te noemen. In de Provinciale Staten hield hij zich vooral bezig met polder aangelegenheden, bijvoorbeeld toen in 1916 de Zuiderzeedijken bij Volen-dam doorbraken. Polders liepen onder, er vielen slachtoffers, er was watersnood. Deze gebeurtenis droeg eraan bij dat de plannen voor de aanleg van de Afsluitdijk versneld werden. Na zijn burge-meesterstijd werd Boreel voorzitter van “Armenzorg en Weldadigheid” en van de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde. Ook op het terrein van de Protestantse Kerk was hij actief. Zo werd er in 1925 op zijn buitenplaats een Zendingsfeest georganiseerd, dat door een kleine duizend mensen bezocht werd.

1878 Jacob Willem Gustaaf Boreel × Maria Cornelia Schimmelpennick van Hogelanden (*1852 † 1937) van der Oye (*1857 † 1891) | | | | Henriette Sara (* 1881 † 1881) | | (* †) | | Agnes (* 1880 † 1961) | (* †)| Cornelie Marie (* 1879 † 1957)

1898 Jacob Willem Gustaaf Boreel × (2) Cornelia Maria van Weede (*1855 † 1927) van Hogelanden (*1852 † 1937)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 26: Ledenbulletin 34, 2010

26

Hij beheerde ook de familiebegraafplaats De Kikvorsch. In 1916 liet hij bij de begraafplaats een nieuwe woning bouwen. Ook op zijn buitenplaats Waterland was hij actief. In 1904 reeds liet hij hier een nieuw koetshuis met stalwoning bouwen, in 1913 kwam er een nieuwe tuinmanswoning bij de moestuin, in 1920 gevolgd door het zogenoemde hekhuis aan het begin van de oprijlaan. In de jaren twintig verkocht hij Huize Meervliet en een strook grond daarbij aan enkele ondernemers die er villa’s neerzetten.

Op Waterland kreeg hij in die jaren bezoek van koninklijken huize: Prins Hendrik en Prinses Juliana kon men er wel aantreffen. Ook de voormalige Duitse keizer, als balling in ons land, bezocht hem. De jonkheer maakte daarnaast grote buitenlandse reizen. In 1927 echter sloeg het verdriet weer toe. Hij werd voor de tweede maal weduwnaar. Twee jaar later, in 1929, kwam zijn dochter Cornelie Marie, getrouwd met ir. Frederick Willem baron van Tuyll van Serooskerken, met haar gezin bij hem inwonen, mogelijk mede door de wereldcrisis die was losgebarsten. Eind 1931 werd op Waterland nog het huwelijk gevierd van zijn kleindochter Marie Cornelie met Jhr. John Hugo Loudon. Direct daarna vertrok Jhr.Boreel zelf naar Bloemendaal, evenals zijn dochter en haar gezin. Het was in Bloemendaal dat hij in 1937, in de leeftijd van 85 jaar, stierf. Ook hij vond toen zijn rustplaats op De Kikvorsch.

Jhr. Boreel van Hogelanden was een goede bestuurder, een “late regent”. Hij kon autoritair optreden, was gevreesd maar ook geliefd bij zijn personeel en pachters, want hij was jegens hen, behalve kritisch, ook warm en belangstellend. Op zijn grafsteen staat: De Heere is mijn licht en mijn heil. Psalm 27.

Jkvr. Catharina Boreel (1858-1937)

Jkvr. Catharina was het zevende kind uit het huwelijk van Jhr. Jacob Otto Bernard Boreel en Catharina Maria Ulrica Boreel-geb. barones Dedel. Zij werd te ’s Gravenhage geboren op 21 november 1858 en overleed ook aldaar op 20 oktober 1937. Bijzonderheden over haar leven ontbreken.

Marie Wilhelmine barones van Tuyll van Serooskerken (1879-1950)

Marie Wilhelmine barones van Tuyll van Serooskerken werd geboren op Huize Velserbeek, de 28e oktober 1879, als dochter en derde kind uit het huwelijk van Frederik Willem Christiaan Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken en Maria barones van Tuyll van Serooskerken-geb. Boreel van Hogelanden. Zij woonde op Huize Balkenschoten te Nijkerk, waar ook haar broer Willem woonde. Zij bleef ongehuwd

Zij stierf op 14 januari 1950 als gevolg van een autoongeluk. Bijzonderheden uit haar leven zijn mij niet bekend.

Ir. Frederic Willem baron van Tuyll van Serooskerken (1874-1951)

Ir. Frederic Willem baron van Tuyll van Serooskerken werd geboren in Huize Thorn te Sant-poort op 5 augustus 1874, als zoon van Ernst Louis Leopold baron van Tuyll van Serooskerken en Alicia Ann Thecla barones van Tuyll van Serooskerken-geb.Watson. Deze laatste was een dochter van de Engelse waterbouwkundige Th. C. Watson, die betrokken was bij de aanleg van het Noord-zeekanaal. Er blijven vooralsnog vragen over de in het Nederlands adelsboek opgegeven plek van geboorte in Huize Thorn, met name over de relatie tussen Huize Thorn en de familie Van Tuyll van Serooskerken. Dit maakt een korte uitwijding hierover noodzakelijk.

1902 Cornelie Marie Boreel × Frederic Willem van Tuyll van Hogelanden (*1879 † 1957) | van Serooskerken (*1874 † 1950) | | | Alicia Thecla Anna (* 1905 † 1943?) | | Frederic Christiaan Hendrik (* 1915 † 1976) | | Jacob Willem Gustaaf (* 1906 † 1943?)|| 1931| Marie Cornelie van Tuyll × John Hugo Loudon (* 1905 † 1996) van Serooskerken (* 1903 † 1988) | | | Hugo Frederic John (* 1933 † 1957) | John (* 1936) | Frederic Willem (* 1937 † 2001) | George Ernest ( (* 1942)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 27: Ledenbulletin 34, 2010

27

Huize Thorn was in feite de 18e-eeuwse hofstede Huis ten Bilt. J. Morren beschreef uitvoerig de geschiedenis hiervan. In de tweede helft van de 19e eeuw wisselde de hofstede enkele malen van eigenaar. De naamsverandering van Huis ten Bilt naar Huize Thorn vond plaats in 1854, bij een verandering van eigenaar. In 1871 kwamen er alweer nieuwe eigenaars, welke de ontmante-ling van de hofstede inluidden, eindigend met de sloop ervan in 1876, na de komst van weer een nieuwe eigenaar. De geboorte van Frederic Willem in 1874 aldaar blijft, gezien deze historie, wat onduidelijk.

Frederic Willem was electrotechnisch ingenieur. Het is niet duidelijk of hij in deze richting ook werkzaam is geweest. Op 27 november 1902 trad hij te Velsen in het huwelijk met Cornelie Marie Boreel van Hogelanden, dochter van Jhr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden en Maria Cornelia Boreel van Hogelanden geb. barones Schimmelpennick van der Oye. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren. Het echtpaar woonde te Bloemendaal in de villa Edison, maar trok in 1929 in op Huize Waterland bij Jhr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden. Daar bleef men tot deze laatste eind 1931 naar Bloemendaal vertrok en daar aanvankelijk zijn intrek nam in een woning aan de Arnoldlaan. Ook zijn dochter en haar man verhuisden naar Bloemendaal, waar men aan de Rustenburgerweg ging wonen. Vandaar verhuisde men naar ’s Gravenhage, naar het familiepand van de Van Tuylls aan het Lange Voorhout 48.

Frederic Willem baron van Tuyll van Serooskerken wordt door hen die hem op Waterland meemaakten beschreven als een vriendelijk en rustig man, met gevoel voor humor. Hij overleed op 1 april 1951 te ’s Gravenhage. Op zijn grafsteen staat: For as many as are led by the spirit of God they are the sons of God. 8 Rom.14.

Jhr. Hugo Frederic John Loudon ( 1933-1957)

Jhr. Hugo Loudon werd geboren als zoon van Jhr. mr. John Hugo Loudon en Jkvr. Marie Cornelie Loudon-geb. barones van Tuyll van Serooskerken. Hij werd geboren te Houston, Texas, op 16 oktober 1933 en overleed reeds op jeugdige leeftijd aan de gevolgen van een auto-ongeluk, op 18 februari 1957 te Amsterdam.

Cornelie Marie barones van Tuyll van Serooskerken-geb. Boreel van Hogelanden (1879-1957)

Cornelie Marie barones van Tuyll van Serooskerken werd op 4 april 1879 te Velsen op Huize Meervliet geboren. Zij was een dochter van Jhr. mr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden en Jkvr. Maria Cornelia Boreel van Hogelanden-geb. barones Schimmelpenninck van der Oye. Zij trouwde te Velsen op 27 november 1912 met ir. Frederic Willem baron van Tuyll van Serooskerken. Haar schoonouders bewoonden toen Huize Schoonenberg te Velsen. Uit hun huwelijk werden 4 kinderen geboren. Zij was Dame du Palais en later Grootmeesteres bij Koningin Wilhelmina en daarna, vanaf 1948, bij Koningin Juliana, tot 1954. Daarna was zij Grootmeesteres Honoraire.

Twee van haar kinderen stierven tijdens WO II in het voormalige Ned. Oost-Indië tijdens de Japanse bezetting. Zelf woonde zij tijdens die oorlog op verschillende adressen, deels in een van de tuinmans woningen op Waterland, deels ook in een personeelswoning op Hoogergeest.

Deze laatste werd in 1943 op last van de Duitse bezetter afgebroken. Zij was een verdienste-lijk violiste. In de tijd dat zij op Hoogergeest woonde gaf zij daar voor vrienden en bekenden huisconcerten. In 1945 stelde zij haar buitenplaats Waterland enkele jaren als noodhospitaal ter beschikking van de regering. Deze bestemde toen Waterland als nakuuroord voor tBc-patienten. Vanaf 1948, het jaar waarin haar jongste zoon Frits trouwde en het paar in het koetshuis ging

1948 Frederic Christiaan Hendrik × Mathilde Elisabeth van Tuyll van Serooskerken (*1915 † 1976) van Limburg Stirum (*1920 † 2000)

1874 Frederic Willem Christiaan Hendrik × Maria Boreel van Hogelanden van Tuyll van Serooskerken (*1851 † 1924) | (*1850 † 1919) | | | | | | | Willem (* 1877 † 1961) | | Civile Elisabeth (* 1881 † 1882)| Ernst Louis Leopold (* 1875 † ?) | Marie Wilhelmine (* 1879 † 1950)

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 28: Ledenbulletin 34, 2010

28

wonen, bezocht zij Waterland regelmatig. Huize Waterland bleef toen nog een aantal jaren in gebruik als kindertehuis voor kinderen uit sociaal moeilijke gezinnen. Zij overleed op 10 april 1957 te ’s Gravenhage.Op haar grafsteen staat: Gij zijt ons geweest een toevlucht van geslacht tot geslacht. Psalm 61.

Willem baron van Tuyll van Serooskerken (1877-1961)

Willem baron van Tuyll van Serooskerken werd op 28 juli 1877 te Velsen op Huize Velserbeek geboren. Hij was een zoon van Frederic Willem Christiaan Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken en Maria barones van Tuyll van Serooskerken-geb. Boreel van Hogelanden. Hij was de eerste bewoner van een boerderij genaamd De Hofgeest welke in 1899 gebouwd werd in de Velserbroekpolder, in opdracht van zijn ouders. Willem baron van Tuyll was van 1904 tot en met 1920 dijkgraaf van de polder van de Velserbroek. Op enig moment daarna is hij vertrokken naar Nijkerk, waar hij samen met zijn zuster Marie Wilhelmine Huize Balkenschoten bewoonde, even buiten Nijkerk. Willem baron van Tuyll werd te Nijkerk lid van de gemeenteraad. In 1950 waren beide betrokken bij een autoongeluk waarbij zijn zuster omkwam. Enige tijd daarna verliet Willem Huize Balkenschoten en nam zijn intrek in een villa te Nijkerk aan de Spoorstraat. Hij overleed hier op 10 september 1961.Willem baron van Tuyll is ongehuwd gebleven.

Frederic Christiaan Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken (1915-1976)

Frederic Christiaan Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken werd op 5 april 1915 te Haarlem geboren als zoon van Frederic Willem baron van Tuyll van Serooskerken en Cornelie Marie barones van Tuyll van Serooskerken-geb. Boreel van Hogelanden. Hij bracht zijn jeugd door in Bloemendaal en Velsen, deels als “onderduiker” tijdens WO II. Op 31 maart 1948 trouwde hij te Noordwijk-Binnen met Mathilde Elisabeth gravin van Limburg Stirum. Het jonge paar ging wonen in het koetshuis van de buitenplaats Waterland, daar Huize Waterland toen nog in gebruik was als kindertehuis. Nadat dit verhuisd was naar een nieuw gebouwd tehuis in Driehuis liet hij Huize Waterland restaureren. In 1966 verhuisde het echtpaar van het koetshuis naar Huize Waterland. De buitenplaats Waterland was in 1957, na het overlijden van zijn moeder, door hem geërfd. Huize Waterland werd toen weer geheel ingericht met de inventaris welke in 1940 in ver-band met de oorlog elders was opgeslagen.

Baron van Tuyll was Hoogheemraad van de Zeeburg- en Diemerdijk en Heemraad van de Vel-serbroekpolder. Hij beheerde de familie-erfenis met veel zorg. De baron was een sociaal voelend mens, kerkelijk meelevend en had veel gevoel voor humor. In de kring van familie en bekenden was een uitspraak van hem bekend die hij wel bezigde indien hij het tijd vond dat bezoek vertrek-ken moest. Hij zei dan wel: “Wat jammer dat jullie nu weg moeten”. Dat hielp meestal wel... Hij stierf op Waterland de zevenentwintigste januari 1976.Op zijn grafsteen staat de spreuk: And the meditation of my heart shall be of understanding.Psalm 49 vers 3.

Marie Cornelie Loudon-geb. barones van Tuyll van Serooskerken (1903-1988)

Marie Cornelie barones van Tuyll van Serooskerken, roepnaam Mary, werd geboren te Aerdenhout op 5 oktober 1903, als oudste kind van ir. Frederic Willem baron van Tuyll van Serooskerken en Cornelie Marie barones van Tuyll van Serooskerken-geb. Boreel van Hogelanden. Haar jeugd bracht zij door op de villa Edison van haar ouders. Maar ook was zij vaak te vinden op de Velsense buitenplaats Waterland van haar grootvader Jhr. Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden. H.K.H. Prinses Juliana was een goede bekende van haar en bezocht haar soms op Waterland voor een partij tennis.

Op 15 december 1931 trouwde zij te Velsen met Jhr. John Hugo Loudon, later dir.-gen. van de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij, nadien de Shell. Vanwege de werkkring van haar man woonde het paar geruime tijd in het buitenland en later op de villa Koekoeksduin te Aerdenhout. Het echtpaar kreeg vier zonen. Zij overleed 18 maart 1988. Op haar grafsteen staat de tekst: En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste is de liefde, 1 Kor. 13 v. 13.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 29: Ledenbulletin 34, 2010

29

Mathilde Elisabeth barones van Tuyll van Serooskerken-geb. gravin van Limburg Stirum (1920-2000)

Mathilde Elisabeth gravin van Limburg Stirum werd op 16 januari 1920 te ’s Gravenhage geboren. Zij was een dochter van graaf Leopold Heer van Noordwijk en Johanna Ida gravin van Limburg Stirum- geb. Randebrock. Zij trouwde op 31 maart 1948 te Noordwijk-Binnen met Frederic Christiaan Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Mathilde Elisabeth was sociaal en kerkelijk actief en volgde een opleiding tot Wika (werker in kerkelijke arbeid). Na de dood van haar man in 1976 liet zij het koetshuis van Waterland verbou-wen en nam daarin in 1977 haar intrek. Zij organiseerde daar gedurende een reeks van jaren sociale en culturele activiteiten. Huize Waterland verhuurde zij enkele jaren aan de heer Pieter Moret, die hier van 1978 tot 1982 een hotel-restaurant dreef. In 1984 verkocht zij Huize Waterland en het merendeel van de buitenplaats aan het echtpaar Fopma-Bonjernoor. In 1991 vertrok zij uit Velsen naar Wassenaar. Hier overleed zij op 15 januari 2000.

Jhr. Frederic Willem Loudon (1937-2001)

Jhr. Frederic Willem Loudon werd op 31 december 1937 te’s Gravenhage geboren als zoon van Jhr. John Hugo Loudon en Marie Cornelie Loudon-geb. barones van Tuyll van Serooskerken.

Jhr. Frederic Willem Loudon was rentmeester. Hij overleed te De Bilt op 4 juli 2001. Zijn weduwe, Henriette Catharina Loudon-geb. Jkvr. Steengracht van Oostkapelle, vertelde mij dat haar man, een echt buitenmens naar zij zei, over verschillende landgoederen rentmeester was geweest, onder andere in Zeeland, maar ook over het bekende oude landgoed Sterkenburg te Driebergen, uit de familie van zijn vrouw.Op zijn grafsteen staat de tekst: God is liefde. 1 Joh. IV:8 met daarbij de spreuk: All is well.

De laatste Boreels van Westerhout

Zoals eerder vermeld werd, zijn de laatste Boreels die Westerhout bewoonden, niet op De Kikvorsch begraven. Zij kwamen dan ook in bovenstaande levensgeschiedenissen niet voor. Daarom volgt hier toch een korte aanduiding daarvan.

Het bezit Westerhout zou in handen blijven van Gerard Salomon Boreel (1855-1938) en zijn nageslacht. Hij en zijn vrouw Susanna Geertruida Francina Gevers kregen 4 kinderen, twee zonen en twee dochters. De oudste zoon Jacob Lucas studeerde te Delft voor civiel ingenieur en volgde daarna een ambtelijke carrière die hem, via een functie bij de Provinciale Waterstaat Noord-Holland, in 1921 naar Zeeland voerde op Walcheren. Hier werd en bleef hij werkzaam in wat nu het “watermanagement” genoemd zou worden. Hij zag zijn naam verbonden worden aan het nog steeds bestaande gemaal Boreel.

De tweede zoon, Hugo, werd in het toenmalige Ned. Oost-Indië hoofdadministrateur op de theeonderneming Parakan Salak. Hij trouwde in 1930 op Java met Emilie Henriëtte Adèle baro-nes van Tuyll van Serooskerken en kreeg met haar 3 zonen: Lucas Gerard, Cornelis Jan en Geert Frans. Na Hugo werden in het gezin van Gerard Salomon nog twee dochters geboren: Paulina Johanna en Catharina. Deze bleven ongehuwd en woonden tot hun dood op Westerhout. Hugo Boreel keerde nog voor het uitbreken van WO II terug naar Nederland en moest op Westerhout Duitse inkwartiering ondergaan. Na de oorlog werd de druk op het landgoed door de opdrin-gende Hoogovens steeds sterker en werd veel terrein daaraan verkocht. In het begin van de jaren zestig stierven zowel Hugo als zijn beide zusters. Zijn weduwe vertrok er in 1965. Een van haar zonen, Cornelis Jan, trouwde een dochter van de bekende Beverwijkse huisarts Willem Jan Roy-aards. In 1967 werd Westerhout aan de Gemeente Beverwijk verkocht.

Tot slotIn de naam De Kickvorsch ligt een belangrijk stuk Velsense historie besloten. En de geslachten Boreel, Boreel van Hogelanden en Van Tuyll van Serooskerken zijn evenzeer verbonden met de geschiedenis van deze regio. Ook speelden zij hierin een belangrijke rol, zowel economisch alsook sociaal en cultureel. Zij waren niet alleen werkgevers, maar ook -mooi ouderwets woord- de neringdoenden voeren wel bij hun aanwezigheid. Hele families waren generaties lang in allerlei functies bij hen in dienstbetrekking. Zij waren voorts vertegenwoordigd in het openbaar bestuur en drukten zo hun stempel op de ontwikkelingen in de regio.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 30: Ledenbulletin 34, 2010

30

Vaak ook hadden zij een functie in kerk- en schoolbestuur en stelden hun buitenplaatsen beschikbaar voor maatschappelijke en kerkelijke evenementen zoals zendingsdagen, welke door honderden mensen bezocht werden.

Hun maatschappelijke bewogenheid kwam ook reeds tot uiting in de jaren waarin het Noordzee-kanaal aangelegd werd. Die aanleg vond plaats tussen 1865 en 1876. Een tijd waarin een enorme toeloop naar Velsen plaatsvond van veelal arme mensen die hun geluk kwamen zoeken bij het graven van het kanaal, maar hier vooral armoede en ziekte vonden. Slecht of helemaal niet gehuisvest verbleven zij, vaak met hun gezinnen, op een plek in de gemeente die de Heide werd genoemd. Er waren cholera-epidemieën en niet zelden werden de werkzaamheden stilgelegd door kapitaalgebrek en dan werden de lonen niet meer betaald. Over die periode schrijft Jan Morren in een nog te verschijnen publicatie die onder andere zal gaan over de Engelmunduskerk in het oude dorp Velsen alsmede over het kerkelijk leven in de gemeente.

De families op de buitenplaatsen, zo schrijft Morren, in het bijzonder de families Van Tuyll van Serooskerken op Velserbeek, Boreel van Hogelanden op Beeckestijn en Waterland en Del Court van Krimpen op Rooswijk, verleenden steun aan de gezinnen op de Heide. Zij wisten via hun contacten ook te bewerkstelligen dat er op de Heide een eenvoudige voorziening kwam voor onderwijs en kerk-diensten. Een houten barak met daarin een schoollokaal-annex-kerkruimte, naast een woongedeelte voor een onderwijzer. Op 22 maart 1867 werd die school geopend. De eerste onderwijzer en zijn hulp lieten het, door de ongebondenheid van de kinderen, al binnen een jaar afweten. Daarna nam de bekend geworden Pieter Vermeulen deze taak op zich, geleidelijk uitgebreid met vele andere sociale activiteiten. Morren benadrukt de wijze waarop -naast anderen- de families Van Tuyll en Boreel Pieter Vermeulen steeds warm bleven steunen, ook toen hij van kerkelijke richting veranderde.

In het begin van de 20e eeuw verdwenen de Van Tuylls van Velserbeek. Op Waterland bleef toen nog Jonkheer Jacob Willem Gustaaf Boreel van Hogelanden. Deze laatste Boreel die tot de jaren dertig van de vorige eeuw Waterland bewoonde, zette de familietraditie voort met de organisatie op zijn bui-tenplaats van zendingsdagen en andere sociale activiteiten. Zo tracteerde hij in de aardbeientijd hele schoolklassen en ook bejaarden op aardbeien. Lange tafels stonden dan op het gazon gereed. Van deze Boreel is ook de uitspraak: “als iemand wat moois bezit, dan moeten daarvan zoveel mogelijk mensen kunnen genieten”.

De buitenplaats kreeg op deze manier ook een sociaal-maatschappelijke functie.De laatste adellijke bewoner van Waterland, barones Mathilde Elisabeth van Tuyll van Serooskerken,

deed dit in de jaren dat zij er woonde weer op haar eigen manier, met de organisatie van culturele en artistieke gebeurtenissen.

En daartoe hoeft men niet altijd van adel te zijn. Ook het echtpaar Fopma, dat de buitenplaats Waterland in 1984 kocht, heeft dit idee nageleefd en de buitenplaats op verschillende manieren een sociaal-culturele functie gegeven in de jaren dat men op Waterland verbleef.

Het zijn maar enkele grepen uit vele blijken van maatschappelijke betrokkenheid. En vergeten wij ook niet de inspanningen van dit soort landgoedeigenaren voor het behoud van het cultureel-historisch erfgoed. Maar de tijden dat deze functies en activiteiten als het waren automatisch voortvloeiden uit de sociale positie van de eigenaars, lijken voorbij. De adellijke families hebben hun buitenplaatsen verlaten. Kantoren en ondernemingen hebben hun plaatsen meestal ingenomen. Gelukkig nemen ”vriendenstichtingen”zoals op Beeckestijn de taken soms over.

Ook daarom leek het mij goed om in deze bijdrage nog eens te herinneren aan de levens van een aantal van deze geslachten, voor zover zij op De Kikvorsch hun laatste rustplaats vonden.

Literatuur:

J. Morren, Kastelen en buitenplaatsen in Velsen, 3 delen, Huizen, 2002, Velsen, 2004, 2006.J.M.J.Buurman Boreel, Genealogie van de geslachten Boreel/Boreel van Hogelanden,Z.p Z.j.C. Bertram, Noord-Hollands Arcadia, Alphen aan den Rijn, 2005.B. Sliggers, Bloemendaal 350 jaar kerk en dorp, Haarlem, 1986.A. Bart- de Jong, Westerhout, in: Nieuwsbrief HGMK 14/37, Beverwijk, 2006.A. van Oosterom, Wat Mijnheer zegt moet gebeuren, de bewoningsgeschiedenis van de Buitenplaats Waterland te Velsen in de twintigste eeuw, uitgave HGMK 2004

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 31: Ledenbulletin 34, 2010

31

De boerderijen in het dorp Velsen en langs de Heerenweg in het Adrichemmertienden gebied

door Jan Morren

Inleiding

IN dIt lAAtStE ArtIkEl vAN dE serie over de Adrichemmertienden ga ik in op de boerderijen die stonden in het dorp Velsen en langs de Heerenweg in het Adrichemmer tienden gebied. Volgens de kaart van de

Adrichemmertienden uit 1612 liep de zuidelijke grens van het tiendengebied langs de Engelmundusbeek die ondermeer dwars door het dorp Velsen stroomde, ten noorden van de Engelmunduskerk. Het is opvallend dat alle tot nu bekende boerderijen in het dorp Velsen, die dateren van uit de 16e eeuw, ston-den ten noorden van de Engelmundusbeek in het tiendengebied. De boerderijen in het dorp en langs de Heerenweg tussen Velsen en Beverwijk gebruikten land dat lag in het Adrichemmertiendengebied, maar ook daarbuiten. Eén van onze vroegste bronnen betreffende de boerderijen zijn belastingkohieren uit de 16e eeuw. Deze maken geen onderscheid tussen het Adrichemmertiendengebied ter hoogte van de Heerenweg en het dorp. Het dorp Velsen en het gebied tussen het dorp en Beverwijk werd in deze kohieren de Kerckbuurt genoemd. Dit zou zo blijven tot en met de 18e eeuw.

Op de kaart uit 1612 wordt bij het dorp en langs de Heerenweg in het tiendengebied maar één boerderij weergeven. De rest van de boerderijen die hier volgens de belastingkohieren en de trans-portakten rond die tijd gestaan moeten hebben, worden niet weergegeven. Zoals eerder in de vorige artikelen is gemeld kan de reden daarvoor zijn dat alleen de gebruikers van de boerderijen die gewas-sen teelden -en daarom Adrichemmertienden betaalden- werden opgenomen in de kaart. De overige boerderijen werden dan mogelijk niet weergegeven omdat de gebruikers alleen vee hielden. Een andere mogelijkheid is dat de kaart alleen van belang was voor het aangeven van de blokken ten behoeve van de verpachting van de tienden in deze blokken en dat daarom het weergeven van de boerderijen van ondergeschikt belang was.

001Het origineel van de kaart van de “Adrichemmer tiend van de commanderije van Sint Jans Heeren tot Haerlem in verscheijdene blokken 2 juni 1612”. Noordhollands Archief, Kennemer Atlas.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 32: Ledenbulletin 34, 2010

32

002Het westelijkdeel van het gebied van de Adrichemmertienden. 1 De Engelmunduskerk met het dorp. 2 De boerderij waaruit later Velserbeek ontstond. In het noorden van het gebied wordt “t Groenewechgen” genoemd. Uit het historisch onderzoek blijkt dat dit het “t Loetgen” moet zijn. J. Morren, naar de kaart van de Adrichemmertienden uit 1612.

In de 16e eeuw werden de boerderijen beschreven als een sate of huis met land; in de 17e eeuw overwe-gend als huis met land en in de 18e eeuw als huismanswoning, bouwhuis en boerderij. In het kohier van 1570 werden in de Kerckbuurt 19 huizen met land en een klein huis zonder land vermeld. Opvallend is dat in het kohier van 1584 nog maar tien huizen met land worden genoemd.1 Deze vermindering kan te maken hebben met de krijgsverrichtingen tijdens het beleg van Haarlem in 1572 en 1573, die onder andere in en rond het dorp Velsen plaatsvonden. Velsen lag aan een belangrijke doorgang route in Kennemerland waarlangs zowel de Spaanse troepen als de troepen van Oranje zich verplaatsten. Deze troepen hadden geplunderd en huizen in brand gestoken. De boerderijen die in deze tijd verwoest zijn kunnen we niet meenemen in dit artikel omdat die met hun geschiedenis niet zijn te koppelen aan boerderijen uit latere tijd. Door het ontbreken van deze koppeling is niet de plaats te bepalen waar deze boerderijen lagen in het dorp of langs de Heerenweg.

We starten dit artikel met de boerderijen die lagen in en bij het dorp Velsen en gaan verder met de boerderijen langs de Heerenweg tot aan de grens met Beverwijk.

Velserbeek Ten westen van het oude dorp Velsen lag de oude buitenplaats Velserbeek die is ontstaan uit een boerde-rij. Voor de oudst bekende geschiedenis van deze boerderij gaan we terug naar 1544. In dit jaar huurde Gerrit Reijnen voor 88 gulden per jaar een sate lants. Van wie hij dat huurde en waar het in Velsen lag, worden niet vermeld. In de sate lag een stuk hooiland. Gerrit Reijnen had zelf drie morgen land in bezit, waarin ook een stuk hooiland lag.2 Uit de opvolgende archiefgegevens komen we te weten dat hij de sate, die later een hofstede wordt genoemd, huurde van de erfgenamen van Egbrecht of Engbert Ramp. Hij had de drie morgen land niet meer in bezit, maar hij huurde die ook van genoemde erfgenamen. We mogen aannemen dat hij zijn bezit had verkocht aan de verhuurders. De sate lag in de Kerckbuert en werd in 1557 door de erfgenamen verhuurd aan Meijnert van Heuss en zal hebben bestaan uit een eenvoudige boerderij.3

Engbert Ramp behoorde tot een geslacht, waarvan de leden in de stad Haarlem bestuurlijke func-ties bekleedden. Hij was een zoon van Willem Ramp en Margriet van Rollant. Het geslacht Rollant woonde op Huis Rolland in Overveen, in het huidige Ramplaankwartier dat oorspronkelijk tot Over-veen (gemeente Bloemendaal) behoorde en in 1927 werd geannexeerd door Haarlem. De familie Ramp bezat in de 16e eeuw ook percelen land bij de Letter-, Adder- of Ladderbeeck die van west naar oost door het centrale gebied van de Adrichemmertienden stroomde. Engbert was getrouwd met Josina Dirks Schrevel en uit dit huwelijk kwamen twee zonen, Dirk en Wouter, en twee dochters voort. Zij worden de erfgenamen van Engbert Ramp.4

In het vervolg van dit artikel wordt regelmatig melding gemaakt van het Karreland ten noorden van het dorp Velsen. In 1562 werd gemeld dat op de sate een boomgaard lag en rond de sate afgekard land. Op basis van de vermelding van afgekard land mogen we aannemen dat het land rond de sate was ontgonnen en afgegraven om een nieuwe vruchtbare laag te verkrijgen voor de teelt van gewassen.5

In 1570 huurde Jan Mathijs de sate met het huis en zijn toebehoren van Mr. Dirk en Wouter van Rollen uit Haarlem. Opnieuw werd hierbij vermeld dat rond het huis ‘gekart’ land lag en dat de sate in de Kerkbuurt lag. Dirk en Wouter werden in het kohier uit 1570 vermeld onder de achternaam Rollen, van hun grootmoeder. Dirk was de oudste zoon van Engbert; hij werd burgemeester van Haarlem en trouwde met Catharina Adrichem Albertsdochter.6 In 1584 werd zijn broer Wouter niet meer genoemd als mede-eigenaar van de sate in de Kerkbuurt. Dirk Ramp was toen de enige eigenaar en verhuurde de sate met huis, erf, toebe-horen en geestland dan aan Gerrijt Janszoon. In het kohier werd de naam Rollen niet meer genoemd.7

De zoon van Dirk Ramp, Frederik, werd in 1595 leenman van Holland en kreeg het huis Rollant in leen overgedragen van de voogd over Willem van Bronkhorst. Het huis Rollant was toen deels opgetimmerd en deels geruïneerd. Frederik was getrouwd met een afstammelinge van Rollant, Wilhelmina van Oudshoorn van Sonnevelt. Uit dat huwelijk werden zes kinderen geboren. Zijn oudste zoon Dirk erfde het huis Rollant van zijn vader en werd in 1615 beleend met het huis. Op de kaart van de Adrichemmertienden uit 1612 werd de boerderij weergeven ten westen van het dorp Velsen aan de Engelmundusbeek. De boerderij werd weer-gegeven als een stolpboerderij met een lang voorhuis of woongedeelte. [002]

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 33: Ledenbulletin 34, 2010

33

003Geschilderd portret van Jerimia van Collen met zijn vrouw en twaalf kinderen; op de achtergrond het herenhuis in Velserbeek. Pieter van Anraedt (ca. 1635-1678), Rijksmuseum Amsterdam.

Op de kaart zien we dat de Groenelaen en de Schilpwech doodlopen op De Meer of het Wijkermeer. Mogelijk hadden deze oude wegen in de middeleeuwen verder doorgelopen over het land dat in de Middeleeuwen was weggespoeld toen het zogenaamde Oer IJ door stormen en overstromingen uitdijde tot het Wijkermeer. In het noorden van het gebied wordt ’t Groenewechgen genoemd. Uit het historisch onderzoek blijkt dat dit ‘’t Loetgen’ moet zijn. Deze naam werd in 17e en 18e eeuw genoemd rond deze weg.

In 1627 of 1630 werd de familie Ramp, die na de reformatie rooms-katholiek bleef, door keizer Fer-dinant II van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie in de adelstand verheven en toen voegde Ramp aan de familienaam “van Rollant” toe.8 In een erfpachtakte uit 1636 stond dan ook dat Dirck Ramp van Rollant een woning te Velsen op erfpachtrecht verpachtte aan Jacob Jacobszsoon de Jonge. In deze akte stond dat in deze woning voor het laatst Cornelis Adrijaenszoon Bosges gewoond had. Die zal de vorige pachter geweest zijn. Bij het te verpachten huis lag een erf, boomgaard, plantagie en een croft land bewesten de boomgaard.

Het geheel was een vrij vaderlijk erfgoed en een gemeenschappelijk goed en lag in de banne van Velsen bewesten de landen die toebehoorden aan de secretaris van Velsen. Daarmee werd Jan Hendricx-zoon van Deventer bedoeld, die in het dorp Velsen een hofstede bezat, die later de naam ’s Gravenlust kreeg. Ten noorden van de hofstede lag de Kerckwech en ten zuiden de Sint Engelmontsbeeck, die de wal van de plantagie kruiste en door de sloot buiten de elst singel alee en de bitterwilg naar het oosten liep tot aan het uutvaart off laentgen van Jacob Jacobszoon. In het oosten lagen twee stukken land van de secretaris van Velsen. Bij de pacht was inbegrepen het Suiderlaentgen tot het Overduinerkerckpat (de latere Driehuizerkerkweg), waarover vrije passage te voet en met de wagen moest zijn naar het huis van Jacob Jacobszoon de Jonge.9 Door deze beschrijving krijgen we een indruk van de inrichting van de sate of hofstede, waaruit we mogen opmaken dat het geheel al enige allure heeft door de aanleg van een “alee” en “plantagie”. De genoemde wal was beplant met wilgen en zal een zogenaamde wildwal zijn geweest die de plantagie moest beschermen tegen wildvraat.

De Sint Engelmontsbeeck werd in 1599 ook wel de Egmontsbeecke genoemd, waarschijnlijk vanwege de verbintenis van Velsen met de abdij van Egmond, die veel bezittingen in Velsen had.

Jacob Jacobszoon de Jonge had ook eigen bezittingen in Velsen, namelijk de hofstede die later bekend stond als Huis Schulpen, die hij in 1622 verkocht aan August van Teijlingen. Jacob Jacobszoon pachtte de hofstede in de Kerckbuert tot 1639. Toen verkocht hij de hofstede aan Jeremias van Keulen uit Amsterdam. Daarbij moeten we ervan uitgaan dat de opstallen verkocht werden door de pachter en de grond in het bezit bleef van de verpachter. De hofstede bestond uit een huis, getimmerte, boomgaarden, beplanting van singels en een stuk land bewesten de hofstede. Het geheel lag in de Kerckbuert in de banne van Velsen. De hofstede kwam aan de verkoper toe in erfpacht op erfpacht van Dirk Ramp van Rollant voor tachtig gulden per jaar.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 34: Ledenbulletin 34, 2010

34

004Velserbeek en zijn omgeving in 1699. J. Morren, naar de kaart door landmeter Jan van Leeuwen, de kaart van de Wackerscroften door landmeter Pieter Wils, de kaart van “’t Hoogh-heemraetschap van de Uytwaterende Sluysen in Kennemerlandt ende West-Vrieslandt” uit 1683 en beschrijvingen in transportakten uit de 17e eeuw.

Dirk Ramp overleed in 1652 kinderloos; zijn broer Andries die getrouwd was met Cornelia Panser, werd beleend met het huis Rolland te Overveen. Het huis Rolland bleef tot 1714 in bezit van de familie; toen moest het wegens vele schulden verkocht worden aan de rijke koopman Jean du Peyrou uit Amsterdam. Wanneer de erfpachtgronden van de sate of hofstede in de Kerckbuert en andere zaken op de sate of hofstede aan de bezitter van de opstallen verkocht werden is niet bekend.

We komen weer terug op de geschiedenis van de boerderij waaruit de hofstede Velserbeek ontstond. Jeremias van Keulen, die zich later Jerimias van Collen ging noemen, was koopman te Amster-

dam. Hij betaalde voor de hofstede 7500 gulden. Hij was een vermogend man. Zijn ruime inkomsten kwamen uit de lucratieve handel op Spanje, Italië, de CaraÏben en Virginia onder de firmanaam Jeremia en Casparo van Collen. Hij was getrouwd met Susanne van Uffelen en uit dit huwelijk werden vijftien kinderen geboren. Hij liet de hofstede veranderen in een zomerverblijf en verving de boerderij door een herenhuis. Dit betekende het einde van het boerenbedrijf. Op een schilderij van P. van Anraedt staat het echtpaar met twaalf van hun kinderen afgebeeld. Op de achtergrond is het herenhuis op de hofstede te zien, dat in een Italiaanse of classicistische stijl is gebouwd.

Het herenhuis bleef door de jaren heen bewaard en is in latere tijd verbouwd en er zijn er enkele delen aan toegevoegd. De hofstede ontwikkelde zich door de jaren heen tot een riant buitenverblijf dat nog steeds is te vinden is aan de westkant van het dorp Velsen. De tuin en bosaanleg zijn nu in gebruik als een openbaar wandelpark en in het herenhuis is het advocatenkantoor Tanger gevestigd.10

Het huis bij de kerk in Velsen of ’s Gravenlust De hofstede ’s Gravenlust heeft gestaan in het dorp Velsen op de plaats van het voormalige raadhuis van Velsen aan de Torenstraat. De hofstede heeft een middeleeuwse voorganger gehad die in de oude bron-nen wordt vermeld als het huis of de woning bij of naast de kerk van Velsen. In 1306 werd de woning voor het eerst vermeld, in dit jaar werd door Willem III, graaf van Holland, aan Willem die Gouwe, de zoon van Willem van Teilingen, land in leen gegeven dat lag bij zijn woning naast de kerk van Velsen. Het leen strekte “van de Duinbeek in zee” en werd in het zuiden begrensd door Bartolomeus van der Wijk met een laan die strekt “van de Duinbeek in zee”. Met de Duinbeek zal de beek bedoeld zijn die later bekend stond als de Engelmundusbeeck. Met de laan werd mogelijk de weg bedoeld die later bekend was onder de naam Adrichemmerkerckwech. Hierover kan geen zekerheid gegeven worden.

In die tijd ontstond onder meer de duinvlakte De Breesaap; het landschap was in die tijd volop in beweging door het ontstaan van de zogenaamde Jonge duinen. De kerk van Velsen stond toen al op

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 35: Ledenbulletin 34, 2010

35

zijn huidige plaats. Hierdoor kunnen we vaststellen dat de woning van Willem die Gouwe stond in de omgeving van de huidige Engelmunduskerk in Velsen. Vanuit de 16e eeuw is bekend dat de Engelmun-dusbeeck ten noorden van de kerk langs de begraafplaats loopt.

Het geslacht van Teylingen woonde op het kasteel Teylingen bij Voorhout. Over Willem die Gouwe is zeer weinig bekend. Zijn vader Willem ging zich van Brederode noemen en woonde op het kasteel Brederode bij Santpoort. Maar in de tot nu toe bekende geslacht-overzichten wordt Willem die Gouwe niet als zoon genoemd. Voorlopig gaan we ervanuit dat hij een tot nu toe onbekende bastaardzoon is van Willem die bij de kerk in Velsen een woning in eigendom kreeg. Mogelijk was deze woning een verdedigbaar huis; hierop kom ik nog terug.

Het huis heeft mogelijk gediend als huisvesting voor het lokale bestuur. De landen die er bijhoor-den zullen verpacht zijn geweest. In 1321 ging het land bij de woning in leen over naar de gelijknamige zoon van Willem die Gouwe. Uiteindelijk kwam het leen in bezit van Jan uter Wijk en het werd in 1433 door de graaf van Holland vervallen verklaard. Dit betekende dat het leen niet meer overgedragen werd binnen de familie uter Wijk.11 De woning bij de kerk in Velsen kwam in bezit van Gerrit Willemzoon Utenhage die was is getrouwd met Alijt Clays Gerrijtszoondochter. Gerrit Willemzoon was afkomstig uit het geslacht Utenhage dat in die tijd mogelijk het Huis te Hage tussen Santpoort en Driehuis in bezit had. Hij bekleedde het ambt van schout in Velsen en werd in het archief van de abdij van Egmond regel-matig genoemd bij overdracht van eigendommen, leengoederen en gerechtelijke handelingen. Zo wees hij in 1426 en 1427 krachtens een vonnis van de Heemraden en de Dijkgraaf bij openbare verkoop land toe aan personen voor de kosten die zij gemaakt hadden voor het herstel van de dijk. In 1428 beloofde Gerrit Willemzoon als schout van Velsen aan de abt en het convent van Egmond om een dijk te maken op een stuk geestland in Daren(Aren)geest en een stuk dat daar buiten lag. Het land was afgestaan door de abt aan Sijmon Janszoon om de dijk te maken en Gerrit Willemzoon stond hiervoor garant. Het zal hier gegaan zijn om de middeleeuwse voorganger van de dijk het Katie of het Kaetje, een zomerdijk langs de Meerweiden tussen het dorp Velsen en de Velserdijk. Deze middeleeuwse voorganger lag weste-lijk van het Katie of Kaetje dat vermeld wordt op kaarten uit de 17e en 18e eeuw en lag langs een oudere oeverlijn van het Wijkermeer.12 De oeverlijn was door landaanwas verplaatst naar het oosten.

In 1448 droeg Gerrit Willemzoon een deel van zijn bezit in Velsen over aan de graaf van Holland, Filips de Goede. Het geheel werd omschreven als een huis waarin hij woonde, hofstede, land, boom-gaard en bossen die liggen bij de kerk in Velsen. De bezittingen werden in het westen begrensd door de andere bezittingen die hij in Velsen heeft die hij in onderleen had van de heer van Brederode. Het ging hier om het gebied dat later deel uitmaakte van de hofstede Velserbeek. Ten oosten lag het Kerckpat dat we later kennen als het Haerlemmervoetpad. In het zuiden lag de Overduijner Kerckwech, dit zal de huidige Kerkesingel zijn met een deel van de huidige Driehuizerkerkweg. En in het noorden lag de Adrichemmer Kerckwech, dit is de huidige Stationsweg/Parkweg die in vroeger tijd aansloot op de hui-dige Middendorpstraat.13 In het gebied tussen deze wegen ligt nu het voormalige raadhuis van Velsen. Gerrit Willemzoon stond dit deel van zijn bezit in Velsen af aan de graaf in ruil voor een huis en land dat lag in Assendelft. Hij had aan de graaf verzocht of hij dit huis en land in leen kon krijgen om dat het hem “ongelegen is” dat hij nog langer in Velsen woonde. Het huis in Velsen kreeg Gerrit Willemzoon na de overdracht weer in leen. Dit leen ging na zijn dood in 1461 over naar zijn zoon Willem Gerrit-zoon. Willem Gerritzoon gaf in 1469 van het leen in Velsen een stuk land in eeuwige erfpacht aan Claes Dircxzoon voor twee beyersegulden per jaar.14 Op dit stuk land, dat lag aan de Sint Engelmundusbeeck en het Kerkpat, bouwde Claes Dircxzoon een huis. In 1477 verkocht Willem Gerritzoon deze erfpacht aan Claes Gerrijtzoon, de schout van Beverwijk. Het gebouwde huis werd toen bewoond door Dirck Janszoon. Claes Dirxzoon verkocht de erfpacht in 1481 aan Jan van Assendelft, het huis werd nog steeds bewoond door Dirck Janszoon.15 Hierna vernemen we in de archieven niets meer over dit huis.

We komen weer terug op het huis bij de kerk in Velsen. In 1475 droeg Willem Gerritzoon het bedrag van vier rijnsgulden, dat kwam uit het huis, boomgaard, bos en land bij de kerk in Velsen over aan Jan van Assendelft die rentmeester was van “Noorthollant.” De vier rijnsgulden was een erfpacht dat rustte op dit huis dat in leen was gegeven.

Willem Gerritzoon hield het leen in bezit. Van hem wordt vermeld dat hij in Velsen woonde, moge-lijk in het huis bij de kerk. Hij moest het voornoemde bedrag jaarlijks op de Allerheiligemisdag betalen aan Jan van Assendelft.16 In 1483 werd het bedrag verhoogd met zeven rijnsgulden. Willem Gerritzoon overleed in 1484 waarna het leen overging naar zijn zoon Gerrit Willemzoon.17 In 1492 had Gerrit Wil-lemzoon geen belangstelling meer voor het leen en hij droeg dit over aan Jacob van Barry waarmee het leen niet meer toebehoorde aan de familie Utenhage. De familie Barry hield het leen in bezit tot 1530. Eén van de eigenaren in deze familie was Jan van Barry, hij was castelijn van Medeblik. Joris van Barry was de laatste bekende eigenaar binnen deze familie.18

In 1502 was er een grote achterstand ontstaan in de betaling van de 11 rijnsgulden. Er werd toen beslag gelegd op het leen in Velsen, maar het leen was niet veel meer waard omdat het huis vervallen was en er grote reparaties nodig waren. Het land bij het huis was dor en zandig en voor de helft beplant met elst

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 36: Ledenbulletin 34, 2010

36

005De fundatie die van het herbouwde huis zal zijn, dat later de naam ’s Gravenlust kreeg. Foto J. Morren, 200.0

dat voorheen bos genoemd werd. In 1504 werd gemeld dat de familie Barry het leen nog wel bezat maar dat er een proces aanhangig was met de Vrouwe van Assendelft.

In 1530 kreeg Gerrit IV van Assendelft, een nazaat van Jan van Assendelft, toestemming om het huis, boomgaard en bos als eigen goed te verkopen aan Sijmon Dircxszoon. Voor de betaling van de 11 rijnsgulden gaf Sijmon het aangekochte leen in onderpand. In 1531 werd dit onderpand vermeerderd met een stuk land in de Velserbroek dat per jaar negen rijnsgulden waard was. Gerrit IV was de toenma-lige heer van Assendelft (1488-1558).19 Met hem bereikte het geslacht van Assendelft zijn hoogtepunt. Hij behoorde tot de invloedrijkste Hollandse edelen van zijn tijd. Van 1528 tot aan zijn dood was hij als Eerste Raad van Holland de facto president van het Hof van Holland. Hij was niet alleen rijk aan invloed, maar ook aan bezittingen. Hiertoe behoorden onder andere de heerlijkheid Assendelft en het huis Assumburg, dat hij in 1546 liet verbouwen.

In scherp contrast tot zijn voorspoedige carrière stond Gerrits moeizame familieleven. Tijdens zijn studie in Orléans werd hij in 1514 gedwongen tot een verbintenis met een Frans meisje van geringe afkomst, Catharina de Chasseur, nadat zij van hem zwanger was geworden. Na afloop van zijn studie liet hij zijn vrouw en zijn pasgeboren zoon Klaes goed verzorgd in Frankrijk achter en keerde hij terug naar Holland. Zijn vrouw reisde hem echter achterna, vestigde zich met haar kind in Den Haag en begon verschillende processen voor het Hof van Holland om de helft van de Assendelftse goederen voor haar zoon op te eisen. Uiteindelijk wist Gerrit deze zaak te schikken door zijn vrouw een jaargeld en enige familiegoederen te geven. Daarmee kwam een feitelijke scheiding van tafel en bed tot stand, uiteraard zonder dat Gerrit kon hertrouwen en voor verder legitiem nageslacht kon zorgen. Mogelijk had het aanleggen van een cartularium rond 1526 van zijn bezittingen iets met deze huwelijkse kwestie te maken. Aan dit familiedrama kwam in 1540 een onverwacht en naargeestig einde toen Catharina de Casseur in haar eigen huis betrapt werd op valsemunterij. Zij werd veroordeeld tot de doodstraf. Om te voorkomen dat de zoon van zulk een misdadigster zijn goederen zou erven werd Klaes in 1541 door zijn vader gedwongen in de geestelijke stand te treden. In de kerk wist Klaes een fraaie carrière te maken, waarbij hij ondermeer proost van Arnhem werd.

Ondertussen had Gerrit van Assendelft zijn neef Otto Floriszoon van Assendelft tot leenvolger benoemd. Veel effect zouden Gerrits testamenten overigens niet sorteren. Vier jaar na de dood van zijn vader ontdeed Klaas zich in 1559 met behulp van een pauselijke dispensatie van het priesterhabijt en liet hij zich in het bezit stellen van vrijwel alle bezittingen van zijn vader, ondanks de protesten en processen van zijn familie. De uiterste wil van Gerrit van Assendelft kreeg uiteindelijk toch zijn beslag toen Klaas in 1570 kinderloos stierf. Bij testament bleek Gerrit zijn kleinzoon Floris Corneliszoon van Assendelft tot zijn uiteindelijke erfgenaam en leenopvolger benoemd te hebben. Het leen van het huis, boomgaard en bos bij de kerk in Velsen waaruit een erfpacht kwam van 11 rijnsgulden per jaar, bleef in bezit van de familie van Assendelft. In 1635 kwam het leen via vererving in vrouwelijke lijn toe aan de familie van Renesse. Hierbij behoorde ondermeer de heerlijkheid Assendelft.20

We keren weer terug naar Sijmon Dircxszoon die in 1530 eigenaar was geworden van het huis, boomgaard en het bos bij de kerk in Velsen, dat belast was met de afdracht van 11 rijnsgulden. In de belastingkohieren van Velsen uit 1543, 1544 en 1553 komen we Sijmon Dirkcxzoon weer tegen. Hierin wordt dan gemeld dat hij een sate (een huis) met land gebruikte in Velsen en dat hij schout was van Velsen. Hij pachtte het schoutambacht van de heren van Brederode. Vanwege de vermelding dat hij het land gebruikte mogen we ervanuitgaan dat hij de bestuursfunctie uitoefende tesamen met de uitoefe-ning van het boerenbedrijf. De kohieren zijn niet gelijk van opzet, er wordt niet altijd vermeld of het om een eigen huis gaat of van wie de gebruiker het huis of land pachtte. In het kohier 1557 wordt hij als “oud schout” vermeld en dat hij zijn eigen huis gebruikt. Maar in hetzelfde jaar werd vermeld dat Sijmon Jonge Dircken zijn eigen huis met land gebruikte waarop een erfpacht rustte van 11 gulden per jaar dat betaald moest worden aan de heren van Assendelft. We gaan ervan uit dat de zoon van de schout het huis gekocht of in erve gekregen had van zijn vader. Het is de eerste keer dat het erfpacht aan de heren van Assendelft in de belastingkohieren genoemd wordt. We mogen ervan uitgaan dat het huis in eigendom was maar het land waarop het huis stond in erfpacht werd uitgegeven. In 1570 had de weduwe Guert Simon Dirkcksdochter het huis in bezit/ Nog steeds betaalde zij hiervoor een erfpacht van 11 gulden per jaar aan de Heer van Assendelft. Guert zal een dochter zijn van Sijmon Jonge Dircken.21 Het moet hier dus nog steeds gaan om het huis bij de kerk van Velsen. In het kohier van 1584 wordt Guert niet meer genoemd en wordt er geen huis genoemd dat in erfpacht wordt gegeven door de heren van Asendelft. Wel wordt er een Huijg Sijmenzoon genoemd die zijn eigen saet en hut gebruikt met een halve morgen geestland in de Keckbuurt. Tevens pacht hij 4 percelen land in Hogergeest, 1 perceel land in de Kerck-buurt, 1 perceel land bij het Wijkermeer, 5 percelen land in Aercom (het Adrichemmertienden gebied), 1 perceel land in de Boondel en 1 perceel land buitendijks.22 Dat het hier gaat om het voormalige huis bij de kerk in Velsen blijkt uit het volgende.

In 1619 verkochten de kinderen en erfgenamen van Anna Allerts die de weduwe was van Huijgh Simonszoon de gerechte vijfde part van een huis, erf, werf en plantage in de Kerckbuert aan Huijgh Sijmonzoon. Het geheel werd in het oosten begrensd door het Haerlemmervoetpad (voorheen het

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 37: Ledenbulletin 34, 2010

37

006Een van de kloostermoppen die zijn gevonden op de plaats waar het latere ’s Gravenlust lag. Foto J. Morren, 2000.

Kerckpat) en de bezittingen van de instelling genaamd de Armen van Velsen, in het zuiden door de Engelmundusbeeck, en in het westen en noorden door de bezittingen van Sijmon Claes Luijt. Het huis met toebehoren was belast met en erfpacht van 21 stuivers per jaar aan de heren van Assendelft. Huijg Sijmonzoon betaalde 200 Carolus gulden voor de gerechte part.23 Uit het volgen van de opvolgende reeks van eigenaren blijkt dat het hier gaat om het zuidelijk deel van het latere ’s Gravenlust. De eerder genoemde Sijmon Claes Luijt moet in het bezit zijn geweest van het noordelijk deel. Sijmon werd in het kohier van 1584 ook genoemd, ook hij gebruikte zijn eigen hut met erf en drie morgen geestland dat in de Kerkbuert lag. Tevens gebruikte hij nog 3 percelen gepacht land en 4 percelen eigen land. Ook hij had dus een boerenbedrijf. Het bezit werd door de heren van Assendelft verpacht aan meerdere pachters die gezamenlijk de 11 rijnsgulden op moesten brengen. Dat het huis bij de kerk in Velsen en het noordelijk deel in 1584 beschreven werd als een hut kan voortvloeien uit het feit dat het huis sterk vervallen was of dat het tijdens krijgshandelingen rond het beleg van Haarlem deels verwoest was en dat Huijg Sijmen-zoon en Sijmon Claes Luijt in de restanten woonden.

Maar al vrij snel moet het huis herbouwd zijn en had het zelfs enige allure omdat er in 1619 een plantage bij werd vermeld. Het noordelijk deel dat in bezit was van Sijmon Claes Luijt werd in 1633 door Claes Gerritzoon Reijnen die man en voogd was van Geurtgen Cornelisdochter verkocht aan Jan Heijndricxzoon van Deventer. Jan was secretaris van Velsen en publiek notaris. Het verkochte werd beschreven als een huis en hofstede in de Kerckbuert met een kamer en een halve kelder onder deze kamer, de hooischuur, de woonplaats met het geboomte, erf, werf en een croft geestland dat daar achter ligt. Het geheel werd in het oosten begrensd door het Kerckpat. In het zuiden door de andere helft van het voornoemde geestland dat eerder in bezit was gekomen van Jan. En tevens door de kamer en het huis met de werf dat in bezit was gekomen van de eerder genoemde Huijg Sijmonzoon die het zuidelijk deel in bezit had. In het oosten de werf en tuin van Huig Sijmonzoon die grensde aan het geestland dat bij het noordelijk deel hoorde. De grens werd gevormd door een ‘heijninge’ (een hek) tot aan de Sint Engelmundusbeeck waarlangs wilgen staan en een kleine wal ligt. In het westen lagen de landerijen en hofstede van monsieur Dirck Ramp, het latere Velserbeek, en de bezittingen van Arent Janzoon de Wolf. Langs de bezitting van Arent Janzoon stonden wilgen geplant en lag een kleine wal. Aan de noordzijde lag de Adrichemmerkerckweg. Het noordelijk deel werd verkocht voor 1230 Carolus gulden. In de trans-portakte werd vastgelegd dat Huig Sijmonzoon de zuidelijke helft van de kelder die lag onder de kamer van Jan zou mogen behouden zoals eerder was vastgelegd in oudere transportakten. Bij de koop waren inbegrepen de vrij en onvrijheden die huis, het land, de “plantagie van geboomte” van ouds heeft gehad. Het geheel was belast met 5 gulden en 10 stuivers per jaar die toekomen aan de Heerlijkheid van Assen-delft.24 Uit de opgegeven beschrijving en begrenzing is op te maken dat het hier gaat om een dubbel huis die beide een kamer hebben die liggen boven één kelder en dat het dubbele huis stond in het gebied waar voorheen het huis bij de kerk in Velsen stond. De hofstede fungeerde nog steeds als boerenbedrijf.

Tijdens de verbouwing van het oude Raadhuis in Velsen kreeg de Archeologische Werkgroep Velsen in 2000 de gelegenheid om een beperkt onderzoek te doen onder de vloer van het gebouw. Hierbij werden kloostermoppen aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van het middeleeuwse huis bij de kerk in Velsen en een deel van een fundatie die afkomstig zal zijn van het herbouwde huis. Ook werd er een stuk daklei gevonden dat al in de middeleeuwen werd toegepast als dakbedekking. De kloostermoppen en de daklei kunnen afkomstig zijn van het oude middeleeuwse huis, maar kunnen ook afkomstig zijn van een ander gebouw uit de omgeving, bijvoorbeeld de kerk in Velsen. De kerk was in de 80-jarige oorlog van zijn dakhout ontdaan om hiervan schansen te bouwen voor het beleg van Haarlem. Daarna was een deel van de kerk hersteld maar een ander deel is een lange tijd een ruïne geweest die als steenmijn had gediend voor gebouwen in de omgeving.

Ook kunnen we niet aantonen dat het huis bij de kerk in Velsen een verdedigbaar gebouw is geweest, bijvoorbeeld een woontoren voor de bescherming van het dorp. Een woontoren is een klein type kasteel dat in de periode van de 13e en 14e eeuw gebouwd werd door de lagere adel. De eerste bekende eigenaar Willem die Gouwe, die mogelijk een bastaard is uit het geslacht Teylingen, kan hier toe behoord hebben. De hiervoor gevonden kloostermoppen kunnen een aanwijzing zijn dat op de plaats van ’s Gravenlust een verdedigbaar huis heeft gestaan, maar om de eerder genoemde redenen zijn we hier niet zeker van. [006] Maar dat we dit als mogelijkheid moeten openhouden bewees de vondst van een fundatie van een woontoren aan de Breestraat in Beverwijk.25

’s Gravenlust Het zuidelijk deel van het huis kwam in 1637 in bezit van Damus Pieterzoon en Frans Sijmonzoon, de oud schepenen van Velsen.26 Zij droegen zorg voor de bouw van een nieuw rechthuis in Velsen dat ten zuiden van het huis werd gebouwd op de grond die bij het zuidelijk deel van het huis behoorde. Dit rechthuis verkochten zij in 1642 aan de “gemeente van Velsen”.27 In 1639 kwam het zuidelijk deel van het huis in bezit van Adrijaen Corneliszoon alias oude Keessen.28

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 38: Ledenbulletin 34, 2010

38

007Het voormalige huis van Jan Heijndricxzoon van Deventer, het linker gedeelte is een periode een stal geweest. Foto J. Morren, 1990.

In 1643 verkeerde de boedel van Jan in faillissement. Zijn boedel bestond toen uit een blekerij met land, het geheel lag op de plaats van de latere hofstede Watervliet. Een nieuw wel betimmert huis met erf, werf, schuur, stalling en boomgaard aan het Buijrplein in het dorp Velsen. Aan dit huis hing een uithangbord met een afbeelding van de stad Deventer. Uit de beschrijving van de begrenzing maken we op dat dit huis stond op de plaats van de twee huizen aan de noordzijde van het plein tegen over het latere ’s Gravenlust. Van de nog steeds bestaande huizen heeft de rechter een fraai trapgeveltje met daarin een kruiskozijn waarboven een versterkingsboog is gemetseld. Dit huis zal kort voor 1635 zijn gebouwd. Het linker huis kreeg Jan in 1635 in bezit en is later verbouwd. De benedenramen en de deuren van dit huis zijn de 18e eeuw vervangen. Er werd vermeld dat Jan in dit huis woonde. Het noordelijk deel van het huis op de plaats van het huis bij de kerk in Velsen zal hij gebruikt hebben voor het uitoefenen van zijn functie als secretaris van Velsen. Als laatste werd genoemd het noordelijk deel van het huis dat ligt tussen het zuidelijk deel (dat dan in eigendom is van Adrijaen Corneliszoon alias oude Keessen), de Velserkerckwech (voorheen de Adrichemerkerckwech) en de bezittingen van de heer J. van Collum, de toenmalige eigenaar van Velserbeek. In die tijd zal er verbouwd zijn aan het huis, of in ieder geval zal de inrichting verfraaid zijn. Bij het onderzoek in 2000 werden onder de vloer tegeltjes gevonden die dateren uit de periode 1620-1660. De afbeeldingen geven de mens weer met zijn bezigheden.

Jan had schulden gemaakt bij Johannes van den Broek, die commissaris was van de Financiën van

Holland. Om zijn schulden te kunnen voldoen werden zijn bezittingen verkocht door de aangestelde curator. Het noordelijk deel van het latere huis ’s Gravenlust werd verkocht aan Jacob Bas Corneliszoon. Bij de verkoop werd als bijzonderheid vermeld dat de kelder van Adrijaen Corneliszoon oude Keessen ‘steekt’ onder het huis dat Jacob koopt. Tevens werd vermeld dat de nokbalk van het huis van Adrijaen verankerd mag blijven in de scheidingsmuur tussen de twee huizen en bij verbouwing weer aangebracht mag worden.29 Hieruit blijkt dat het zuidelijke en noordelijk deel twee aparte huizen zijn die op één kelder staan. Het kan zijn dat de twee huizen gebouwd waren op de oude kelder van het huis bij de kerk in Velsen.

Het noordelijk huis wisselde weer van eigenaar en kwam uiteindelijk in het bezit van Willem van der Does. Hij verwierf het huis in 1668. Toen werd nog steeds vermeld dat het huis was belast met een erfpacht van 11 gulden per jaar die toekwam aan de heren van Assendelft.30 Via Willem kwam het noor-delijk huis in bezit van Jacob de Graaf. Hoe dit gebeurde is een opmerkelijk verhaal.

Jacob de Graaf is een zoon van Cornelis de Graaf die eigenaar was van de hofstede Soestdijk, het latere paleis Soestdijk. Jacob was in 1667 getrouwd met Maria, een dochter van de hiervoor genoemde Willem van der Does. Enkele maanden na het huwelijk overleed de 18 jarige Maria die zowel het kapitaal en de bezittingen van haar stiefvader Jacob Bas had geërfd als van haar vader Willem. Zij was daardoor zeer vermogend. De familie de Graaf vernam voor haar overlijden dat zij niet haar hele bezit aan haar man zou nalaten. Maar op haar ziekbed wist haar man Jacob haar zodanig onder druk te zetten dat hij toch haar gehele bezit zou verkrijgen waaronder vier ton goud. Daar in de archieven geen transportakte is te vinden waarin Jacob de Graaf het noordelijke huis kocht, gaan we ervan uit dat hij dit via zijn vrouw in erve heeft verkregen. De overdracht moet plaatsgevonden hebben in 1667.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 39: Ledenbulletin 34, 2010

39

008De tegeltjes uit de periode 1620-1660 met afbeeldingen van wat de mens bezig houdt. Foto J. Morren, 2000.

Na het overlijden van Maria werd Jacob verliefd op Anna Christina Pauw van Bennebroek. Maar toen zijn moeder Catharina Hooft hier van hoorde ontstak deze in grote woede. Tussen de familie de Graeff en de familie de Pauw bestond een oude vete en in felle toon maakte Catharina haar zoon duidelijk dat zij de Pauwen niet lustte en nooit zou toestaan dat hij met het familiekapitaal overliep naar de vijand. Jacob trok zich hiervan aanvankelijk niets aan. Catharina wende zich daarom tot haar vooraanstaande neef Jan de Witt, de bekende raadspensionaris, die wel vat kreeg op Jacob. Jacob besloot uiteindelijk te breken met zijn geliefde maar zou na deze kwestie niet meer trouwen.

We gaan even terug naar de jeugd van Jacob. Zijn vader Cornelis was burgemeester van Amsterdam. In zijn tijd kwam het nieuwe stadhuis gereed dat ontworpen was door de beroemde architect Jacob van Campen. Zijn eigen zesjarige zoon Jacob mocht samen met andere burgemeesterszonen de eerste steen leggen voor het nieuwe stadhuis dat nu het paleis op de Dam is. Deze witmarmeren eerste steen is te vinden op de zuidoosthoek van het paleis.31

In 1667 kocht Jacob de Graeff ten noorden van het dorp Velsen een stuk land dat genaamd is het Karreland en de Barendewerf. Zoals eerder vermeld werd aan het eind van de 17e eeuw in de belasting-kohieren al gesproken over afgekard land bij het dorp Velsen. Het Karrenland kan het zelfde zijn als het afgekarde land dat genoemd werd in de belasting kohieren. Het aangekochte land lag tussen het Groe-nelaantje en de Kerckwech bij het land van de kerk.32 In 1669 kwam ook het zuidelijk huis in bezit van Jacob de Graaf, dit huis was nog steeds belast met 21 stuivers per jaar die toe kwamen aan de heerlijkheid Assendelft.33 In het zelfde jaar werd het recht op de erfpacht dat ruste op het huis bij de kerk in Velsen, dat zoals eerder is vermeld via vrouwelijke in bezit gekomen is van de familie van Renesse, door George Frederik van Renesse baron van Elderen en heer van Assendelft verkocht aan Lucas Ocko. Lucas was advocaat te Amsterdam en hij betaalde 375 gulden voor het recht. De verkoop vond plaats onder goed-keuring van de Staten van Holland die dan de oude grafelijke lenen beheren. Nog steeds werd het recht dat in leen werd gegeven beschreven als de rente van vier rijnsgulden die kwam uit het huis, boomgaard en bos te Velsen. Van een bos is dan al geen sprake meer, dit bos is inmiddels gerooid. Het bedrag is terug gebracht van 11 naar vier rijnsgulden, dit zal te maken hebben met een versnippering van het leen. De rijnsgulden zal dan niet meer in gebruik zijn, de omschrijving zal voortvloeien uit het overschrijven van de oudere leenakten zonder daarbij te kijken of de omschrijving nog voldoet aan de werkelijke situatie en de gebruikte geldsoort. Intussen werd voor de twee huizen per huis 21 stuivers per jaar betaald.34

In 1683 kocht Jacob een stuk land genaamd het Dirk Theunissecrofje wat lag bij het dorp Velsen en lag ten noorden van de Kerckwech (voorheen de Adrichemmerkerckwech). Het land was belast met zes gulden die betaald moest worden aan de pastorie van Velsen. Bij dit land had Jacob al het Karreland en de Barendewerf in bezit.35 Of Jacob zijn bezit in Velsen gebruikte als zomerverblijf is niet bekend. Hij kan ook een gedeelte gebruikt hebben als tijdelijk verblijf bij zijn bezoeken aan de pachter van het boerderijgedeelte. Gezien de aankoop van land zal in die tijd nog steeds een boerderijfunctie aan het huis verbonden zijn. Zoals eerder vermeld was Jacob niet meer getrouwd, hij overleed in 1690. Zijn

009Het dorp Velsen in 1760. J. Morren, naar de brandweerkaart van het dorp uit 1760. Origineel bij het Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.1 ’s Gravenlust2 De Kerckwech3 De Agterweg4 De zaatschuur5 De boerderij van mevrouw ter Smitten, later de boerderij Meerzicht.6 Huis van de erven G. van Kalker7 Het schouthuijs8 De slagerij9 De wagenmakerij10 Haerlemmervoetpad11 Herberg het Roodhart12 De kerk13 Kerkensingelweg, rechts op de hoek de herberg de Prins14 Lievendaalsebeeck15 De Velserhaven16 Boerderij17 Boerderij18 Engelmundusbeeck19 Heerenwech 20 Het huis van de timmerman Jacob Gaykema21 De bakkerij

22 De smederij23 Het huis van de weduwe Abraham Kalker24 Het predikanthuijs25 De school 26 Het rechthuijs

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 40: Ledenbulletin 34, 2010

40

010De kerk in Velsen, langs de rechterkant van de kerk eerst een woning, dan het rechthuis, daarachter de hofstede ’s Gravenlust met het koetshuis. De afbeelding in pen en penceel kan toegeschreven worden aan J. Schouten (1716-1792). Archiefdienst voor Kennemerland, Kennemer Atlas.

013Het gebied ten noorden van het dorp Velsen met daarin aangegeven de plaatsen van de boerderijen en de belangrijke gebouwen uit die tijd. J. Morren, naar de kaart gedeelte van de kaart van “’t Hoogh-Heemraetschap van de Uytwaterende Sluysen in Kennemerlandt ende West-Vrieslandt”, kopergravure naar Johannes Dou, 1683. Origineel: ASHER Rare Books A. Asher & Co. B.V. 1 De kerk2 De hofstede ’s Gravenlust

(voormalige boerderij)3 De hofstede Velserbeek

(voormalige boerderij)4 De boerderij Meerzicht5 De Crommehofstede (voormalige

boerderij) 6 Het huis of de boerderij van Gerrit

Fredericksen7 De hofstede de Groenepoort

(voormalige boerderij)8 Het huis Emaus9 De hofstede Schoonoord

(voormalige boerderij)10 De blekerij bij Watervliet11 De hofstede Watervliet12 De hofstede Schulpen

(voormalige boerderij)13 De Hofstede Holland op ’t Smalst14 De hofstede het Blauwselhuijs15 De hofstede Scheijbeeck16 De hofstede Akerendam

bezittingen waren overgegaan naar zijn broer Pieter de Graaff. Hij werd in het eerste verpondingsregister van Velsen uit 1704 vermeld als eigenaar van de twee woningen. Pieter woonde in Amsterdam en droeg de titel Vrijheer van Zuid-Polsbroek. In Amsterdam vervulde hij de functies van commissaris en schepen, bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie en kapitein van de burgerij. Tevens was hij een voornaam osseweider. In 1674 werd zijn vermogen aangeslagen voor 130.000 gulden. Van hem was ook bekend dat hij een vriend was van raadspensionaris Jan de Wit. Sinds 1684 was hij eigenaar van de hofstede Valkenburg onder Heemstede die hij gebruikte als zomerverblijf. Zijn bezittingen in Velsen zal hij dus verhuurd hebben. Pieter was getrouwd met Jacoba Bicker die overleed in 1695 en Pieter overleed in 1707. De bezittingen in Velsen gingen over naar zijn zoon Jan de Graaf die de titel van Vrijheer van Zuid-Polsbroek overnam van zijn vader. Hij was ook vrijheer van Purmerend en Ilpendam. Hij woonde in Amsterdam en vervulde daar de functie van raad, commis-saris en schepen. Hij was getrouwd met Johanna Hooft, uit het huwelijk kwamen drie kinderen voort, Jacoba Adriana, Gerrit en Alida Johanna. Rond 1700 werden de twee huizen in het verpondingregisters apart benoemd. Jan zal de persoon zijn die de twee huizen in Velsen verbouwde tot een herenhuis en de bijgebouwen laat bouwen ten noorden van het herenhuis. In 1732 werd ’s Gravenlust beschreven als een herenhuis met stalling en koetshuis.

Jan liet ook een schuur bouwen tussen het herenhuis en het rechthuis van Velsen. De schuur was zonder toestemming tegen het rechthuis gebouwd. Naar aanleiding hiervan werd in 1712 door schout en schepenen en de welboren mannen van Velsen een proces aangespannen. Hoe dit afliep is niet bekend, wel weten we dat er in eind van de 19e eeuw op deze plaats nog steeds een schuur staat.36

Jan zal aan de hofstede de naam ‘s Gravenlust hebben gegeven, het is niet duidelijk of dat in deze naam zijn familienaam is verwerkt of dat de naam gebaseerd is op het feit dat het bezit ooit een leen was tot lust van de Graven van Holland. De hofstede had door de omvorming tot zomerverblijf geen boe-renfunctie meer. De hofstede heeft later een lange periode bij de hofstede Velserbeek behoord. In 1911 werd het herenhuis, dat inmiddels een deel van het voormalig gemeentehuis was geworden, gesloopt om plaats te maken voor een nieuw deel van het gemeentehuis. Daarmee kwam een einde aan het huis, waarvan de voorganger een verdedigbaar huis geweest kan zijn, van waaruit lokaal bestuur werd uitge-oefend en waaraan een boeren bedrijf verbonden was. Dit huis kreeg een opvolger die als boerenbedrijf heeft gefungeerd en uiteindelijk een buitenverblijf werd. Wat nog restte waren een deel van de tuinmuur en de bijgebouwen van de hofstede die in 1975 werden gerestaureerd en verbouwd tot woonhuis.37 Voor de toekomst blijft de locatie een interessante plaats voor archeologisch onderzoek naar nog mogelijk aanwezige resten van het Huis bij de kerk van Velsen.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 41: Ledenbulletin 34, 2010

41

011Gezicht door de Zuiderdorpstraat op het huis ’s Gravenlust, kort na 1907. Foto Archiefdienst voor Kennemerland, Kennemer Atlas.

012De voormalige bijgebouwen van ’s Gravenlust aan de Torenstraat. Foto J. Morren 1980.

De boerderij Meerzicht, Meershoef en van WeelderenDe boerderij van Cornelis Dirckzoon is één van de opvolgende boerderij die genoemd wordt in het

kohier van 1584. Zijn boerderij wordt beschreven als zijn “eijgen zaet als huijsinge erve en zijn toebe-hoeren met 5 morgen lants gelegen opte meer”. Hij gebruikte de boerderij en het land zelf. Met het land “op te meer” wordt land bij het Wijkermeer bedoeld dat lag in de Meerweijden ten westen van de Heerenwech. Verder gebruikte hij 3 percelen eigen land, waarvan 1 perceel lag in Aercom (het Adrichem-mertiende gebied). Ook gebruikt hij 5 percelen gepacht land. Ook hier is het duidelijk dat het om een boerenbedrijf ging.38 In de periode hierna is deze boerderij in de archieven niet te volgen, maar mogelijk lag deze boerderij ruim ten noorden van het latere ’s Gravenlust, op de plaats van de boerderij die later de naam Meerzicht zou krijgen. Als we op basis van patroniem de naam Cornelis Dirckzoon volgen, dan waren er in 1663 erfgenamen van ene Dirck Cornelisse die een bezit had ten noorden van een huis. Dit huis kunnen we met gegevens uit 1670 lokaliseren in de hoek van de Rooswijckerkerckwech en de Kerckwech, de voormalige Adrichemmerkerckwech.39 Dit huis was in bezit van Dirck Teunis.40 De Rooswijckerkerckwech liep tussen het dorp Velsen en het gebied waarin een stuk land lag met de naam Rooswijk. Later lag in deze omgeving de hofstede Rooswijck. De weg ontleend zijn naam aan het feit

dat het verbindingweg was tussen de kerk in het dorp en Rooswijk. Later kreeg deze de naam Agterweg. Op de kaart uit 1683 zien we dat op de hoek van de Achterweg en de Kerckweg twee gebouwen worden weerge-geven, één hiervan is de boerderij.

Pas in 1695 kunnen we weer de draad oppakken van de geschiedenis van deze boerderij. In dit jaar verkochten de voogden over Cornelis Arentsen of Aerenden en Jacob Claes van de Camer een boerderij aan Tijs Dircksen. In het oosten lag de Buerwege. Uit het vervolg van de geschiedenis blijkt dat dit de Agterweg was en dat dit de boerderij is die we later kennen als de boerderij Meershoef. De benaming Buerwege of Buerweg werd in de 17 en 18e eeuw veel gebruikt. Hiermee werd bedoeld een weg die tussen de bezittingen van twee eigenaren doorloopt die buren van elkaar waren. In het noorden en zuiden werd het huis begrensd door de bezittingen van Pieter de Graaff, de eigenaar van de hofstede ’s Gravenlust. Het huis werd verkocht voor 290 gulden. Opnieuw werd er geen land meeverkocht.41 De nieuwe eigenaar kocht diverse percelen aan in de omgeving van de boerderij en in de Velserbroekpolder, maar het zijn alle kleine percelen, wat duidt op een kleinschalige bedrijfsvoering.

Tijs Dircksen was getrouwd met Marritie Claes en kwam voor 1699 te overlijden. Op verzoek van zijn weduwe werd ten behoeve van de boedelverdeling door de schout en schepenen van Velsen in 1699 een inventaris opgemaakt van het bezit. Deze inventaris op de volgende blad-zijde geeft een goed zicht op de omvang van het bedrijf en een beeld van de welstand.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 42: Ledenbulletin 34, 2010

42

Onroerende goederen

Eerst een morgen landt genaampt Tusschen-beecke gemeen met Jan Sluijs (dit land lag tussen de Tusschenbeeck en de Engelmun-dusbeeck aan het Groenelaantie, de huidige Tussenbeeksweg).

Item 3 hondt genaampt de Woert gelegen aan de Kerckwegh (zal in de nabijheid zijn van de boerderij).

Item 5 hondt de Hader gelegen in Velserbrouck gemeen (gezamenlijk) met Juffrouw van der Werff.

Item een huijs ende erve staande ende gelegen in de Kerckbuijrt.

Uijtstaande geldeEerst een scheepen staande tot laste van Jan

Garbrantse Broersen ter somma van 170 gulden.

Frederick Gerritsen Jonhg is debet volgens vol-gens obligatie de somme van 175 gulden.

Arent Engelse is debet over geleent gelt de somme van 100 gulden.

Cornelis Huijbertsen Jonge is debet over coop van een paart en een koe de somme van 110 gulden.

Claas Gerritsen Jonge is debet over saatgewas van den jaare 1699 van twee Cortlanden op conditie, dat hij het Cortlandt van Marritje Claas noch een jaar sal besaaijen ende Stuijt-mis (paardenmest) die op de Kerckwegh leijt daarop brengen de somme van 230 gulden.

Cornelis Huijbertsen Jonge is debet over coop van een stuijtmis (hoeveelheid paardenmest) 43 gulden.

Willem Harmansen is debet over oo(g)stgelt van sijn zoon verschenen meij 1699, 50 gulden.

Item staat te reeckenen met Jan Sluijs.Item met Jan Ceesen off Jan Geurtis.Item met Grietie Gerrits.Item met Jan Sijmonsen Roos.Item met Jan Pietersen SmithItem met Hendrick Claasen Coster.

Gelde par Cassa

Eerst 81 ducatons is 255 gulden.20 daalders tot 30 gulden.6 a 3 guldens 18 gulden36 goede schellinge 10 gulden 16 stuijvers6 halve en een hele rijcxdaalder 10 gulden 50 sestalve 13 gulden 15 stuijvers

Goude specie2 halve goude dicatons 15 guldenSamen 352 gulden 14 stuijvers

Paarden en koeienEen paard3 koeien1 pinck1 mestkalf4 enden (eenden?)

Bougereetschap (landbouwgereedschap)Een wagenEen halve waaijer(?)3 melkketels1 waterketelVoorts emmers, moude, karnvaaten en t geene

verders tot de bouwneeringe is behoorende

Inboedel3 beddens4 kussens5 deeckens2 beddekleeden2 kassen (kasten)1 kist2 tafels1 voetbanck1 klockorlogie (staande of hangende klok)1 partij aardewerk2 schoorsteenkleden7 gardijnen3 valleties (kleine gordijntjes)17 laackens4 servetten3 tafellaackens8 paar sloupen (slopen)7 peulelaackens (kussen overtrekken)6 sacken3 persdoecken

1 kaasdoeck1 tafelkleet1 kistkleet2 meelvaaties3 bancken1 kleerrack (klerenrek)1 schottelrack2 tinne schottel1 tinnekom1 tinnekan1 partij turff en hout1 vlonder1 partij strooij en riet1 kuijp gerst1 isere podt (ijzeren pot)8 stoelen1 schut (schot of opbergplaats)1 vleijsvat (vleesvat)1 hengel1 hangijser1 kruijwagen1 dijckwagen1 wastobbe1 rack met 12 lepels

Lasten van den boedelDe ordinaires verpondinge van den jaare 1698

ter somme 97 gulden 18 stuijvers.Den 100e penning van de jaare 1698 23 gulden

19 stuijvers 12 penninge.Den 100e penning van de jaare 1699 23 gulden

19 stuijvers 12 penninge.T zout en zeep van den jaare 1698 18 gulden 15

stuijvers 10 penninge.T zout en zeep 1699 8 gulden 17 stuijvers 10

penninge.T schrevelgelt(?) van de jaare 1698 3 gulden.Jacob Colffmacker voor de mist (mest) 35

gulden.Een jaar huijr voort Cortlandt 12 gulden.

De doodt schuldenDe doodt schulden van Tijs Dircksen sijn de

somma van 88 gulden 15 stuijvers.Tijs Dircksen heeft gemaackt aan Grietie Ger-

rits de somma van een hondert gulden.

Aldus gedaan en geinventariseert bij ons onder-schreven schout en schepenen van de dorpe van Velsen ten huijse van voornoemde Mar-ritie Claas op den eersten julij 1699.42

Uit de inventaris is op te maken dat het een kleinschalig boerenbedrijf was waar zowel vee werd gehouden als landbouw werd bedre-ven. Het echtpaar had voor die tijd gezien een redelijke welstand. De boedel werd als volgt verdeeld:

Aan Marritie Claas:Het huis en het erf in de Kerckbuert waar zij in woont.990 gulden die uit de inboedel kwam.100 gulden die Tijs aan haar vermaakt had.Verder moet zij de 88 gulden betalen voor de begrafenis van Tijs.

Aan Dirck Willemsz:Een stuk land genaamd het Cortland dat ten zuiden van de Kerckwegh lag.Het land de Woert dat ten zuiden van de Kerckwech lag.Het land de Tusschenbeecke, een gezamenlijk bezit met Jan Sluijs, dat ten zuiden lag van het Groenelaantie.12 gulden die Marritie aan hem moest uitkeren van haar huis.De gelden die nog ontvangen moesten worden van Jan Garbrantsen Broersen, Arent Engels, Freeck Gerritsen Jonge, hiervan ontving Marritie 36 gulden.De opbrengst van de oogst en de huur van het Cortland werden respectievelijk voor de helft verdeeld over en door beide ervende partijen betaald.De overige schulden die er zijn of nog komen mogen niet ten laste komen van Dirck Willemz maar moeten betaald worden door Marritie.43

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 43: Ledenbulletin 34, 2010

43

014Een kaart met een impressie van de ligging van de boerderij met en deel van zijn landerijen in 1762. J. Morren, naar de kaart uit 1683, naar het minuutplan uit 1832 en de beschrijvingen van de percelen in de transportakte uit 1762.

Hiermee is de verdeling van de boedel afgedaan, het is niet duidelijk of de genoemde Dirck Willemz een zoon is van Tijs en Marritie, mogelijk is hij een lid uit de naaste familie. Marritie was na de dood van Tijs al snel hertrouwd met Tijs Cornelisse. Zij verkochten in 1699 een stuk land genaamd de Brondel dat lag bij het Groenelaantie aan Drick Willemz.44 Hoelang Marritje de boerderij in bezit hield is niet duidelijk. In 1730 was Jonkvrouw Jacoba Adriana de Graaf de eigenaresse van de boerderij, zij was de eigenaresse van de hofstede ’s Gravenlust.45 In 1742 verkocht zij de boerderij en ‘s Gravenlust aan Hendrik Ter Smitten die eigenaar was van de hofstede Velserbeeck.

Bij de boerderij hoorde 3 morgen weiland. De boerderij werd toen verhuurd aan Jan Pieterzoon Westgeest. In het zuiden lag de Kerckwech, in het westen het Groenelaantje en in het oosten de Agter-weg.46 De boerderij bleef bij Velserbeek behoren tot 1762. In dit jaar verkocht Anna Maria Huijgens, de weduwe van Hendrik ter Smitten junior, de boerderij en de bijbehorende landerijen aan Hendrik Veltmaat en Gerrit Banten voor 2.550 gulden. Het geheel werd omschreven als een welgelegen boeren-woning met woonhuis, erf, werf, tuin en schuur. Het woonhuis bestond uit vier vertrekken met alle vereiste gemakken, een melkkelder, combof of zomerwoning. Daarbij een stal voor 28 koeien en/of vaar-sen en 2 paarden. Een hooihuis met een bergruimte voor hooi, voldoende voor 17 koeien, met daarin een dorsvloer en wagenhuis. In de schuur was een varkenshok aanwezig. Bij de boerderij lag het perceel De Weid en het Karreland, ook wel genoemd het Kerkecroftje, groot 4 morgen en 410 roeden.

In het noorden lag het Groenelaantje, in het oosten de Agterweg en in het zuiden de bezitingen van Jan Menten, Barent Kromhout en de weduwe van Abraham Hoboken.

Aan de kopers van de boerderij werd ook nog verkocht een stuk weiland genaamd het Karreland en de Barrendewerf, groot 4 morgen, voor 1.110 gulden.

Verder werd verkocht aan derden:Een weiland genaamd het Krofje, Een stuk Meerweidland,Een stuk Meerweidland verdeeld in vijf stukken, dat lag voor de hofstede Wijkeroog, Een grote partij land verdeelt in 8 stukken, genaamd de Mastenbroeken, Keijcroft en de

Hoogekroften (ook bekend als de Geertsbergh), Een stuk bos met eiken en elzen hakhout genaamd de Entjes, Twee stukken weiland van ouds drie stukken geweest, genaamd het Kleine Lagentje en de Lages, Drie stukken weiland genaamd de Goedkopen met daarop een vinkenbaan,Twee stukken weiland genaamd de Loet en Tusschenbeecken,Een eikenbos genaamd de Koekoekscroft,Een weldoortimmerd huis met erf bezuiden het rechthuijs in het dorp Velsen,Een groot hecht en wel doortimmerthuis met erf, werf, tuin en voorzien van diverse vertrekken,

dat in tweestukken werd bewoond door Cornelis Schuijt en Pieter Kermis die gezamenlijk 62 gulden huur per jaar betaalde.

En als laatste drie stukken land in de Velserbroekpolder.47

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 44: Ledenbulletin 34, 2010

44

015Het voormalige herenhuis naast de boerderij aan de Torenstraat 18.

016De hofstede Meershoef met boerderij en landerijen in 1832. J. Morren, naar het kadastrale minuutplan uit 1832 door F.J. Nautz.

Uit de voorgaande beschrijving maken we op dat het om een voor die tijd groot boerenbedrijf ging waarop de veehouderij en de landbouw werd bedreven. Tevens waren er veel percelen land verbonden aan de boerderij, mogelijk werd een deel van deze percelen verpacht aan derden. De nieuwe eigenaren Gerrit en Hendrik, die beide in Amsterdam woonden, gingen het boerenbedrijf ook gebruiken als een klein zomerverblijf. In 1751 en 1763 werd de verponding verhoogd voor verbetering (verbouwing) van de gebouwen. De boerderij zal bij verbouwing in 1751 de plattegrond hebben gekregen zoals we die kennen van de brandweerkaart uit 1760. We mogen er van uitgaan dat in 1763 de boerderij opnieuw werd ver-bouwd en dat tegen de oostzijde van de boerderij een herenhuis werd gebouwd. Het geheel zal toen de plattegrond hebben gekregen zoals die afgebeeld werd op het kadastrale minuutplan uit 1832.48

Hendrik Veltmaat en Gerrit Banten geven aan het geheel de naam Meerzicht. In die tijd was de bebouwing ten noorden van het dorp nog minimaal zodat vanaf het wat hogere herenhuis op het Wij-kermeer gekeken kon worden. Hendrik Veltmaat had in 1765 geen behoefte meer aan deelname in het zomervervlijf en verkocht zijn helft voor 3.660 gulden aan Jan van Eck die oud schepen was van Velsen. Het geheel werd beschreven als een boerenwoning genaamd “Meersigt” met daarbij een woonhuis en een herenhuis, een erf, werf, tuin, boomgaard, schuur en verder getimmerte. Daarbij behoorde een stuk weiland genaamd de Weid en Karreland of het Kerkecroftje. Als laaste nog een stuk weiland genaamd het Karreland en de Barrendewerf achter de hofstede Wijkeroog.49

De vrouw van Jan van Eck, Klaasje van der Wiel, kwam te overlijden waarna hij zijn deel in Meer-zicht verkocht aan zijn zoon Evert van Eck. Maar die verkocht zijn deel al in 1769 door aan Gerrit Banten waardoor die alleen de eigenaar werd. Het Karreland en de Barrendewerf waren bij deze verkoop niet betrokken. Voor de helft in het gezamenlijke bezit betaalde Gerrit 1.800 gulden.50

Gerrit Bante verkocht de boerderij met herenhuis en de bijhorende landerijen, de Weid en het Karre-land of het Kerkencroftje in 1785 aan Jonkvrouw Elisabeth Dedel uit Amsterdam, voor 6.000 gulden. De naam Meerzicht werd niet meer gebruikt; die werd toen gebruikt voor een hofstede aan de Heerenwech. De jonkvrouw ruilde grond met Johan Goll van Franckenstein waardoor deze laatste de gelegenheid kreeg om de Kerckweg ter hoogte van de Weid en het Karreland te verleggen naar het noorden, wat in 1788 werd uitgevoerd. Hiervoor vroeg hij in dat jaar toestemming aan schout en schepenen van Velsen, die hij verkreeg. Zoals gebruikelijk in die tijd schonk hij aan de gereformeerde kerk en de Roomse armen in Velsen een bedrag van 70 gulden. Hierdoor kwam de Kerckweg dichter bij de boerderij te liggen en ging deze aansluiten op de weg die wij later kennen als de Noorderdorpstaat.51 De jonkvrouw hield de boerderij met toebehoren niet lang in bezit. In 1787 verkocht zij het geheel aan Daniël. Deze was een rustend predikant van de gereformeerde kerk in het dorp Velsen (de huidige Engelmunduskerk). Hij woonde op de hofstede Meershoef ten oosten van de boerderij en was getrouwd met de niet onbemid-delde Geertruij van Veen.52

Daniël van Diepen bracht ook een verandering aan in een weg bij de boerderij. In 1791 vroeg hij toestemming aan de schout en schepenen van Velsen om de Agterweg te verleggen naar het westen. Hij wilde hiermee bereiken dat de boerderij en zijn hofstede Meershoef één geheel gingen vormen. Hij kreeg toestemming, waarmee de weg aan de westkant van de boerderij kwam te liggen. Hij deed niet mee aan de gewoonte om hiervoor een bedrag te schenken de armen in Velsen.53 Na het overlijden van

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 45: Ledenbulletin 34, 2010

45

017 De boerderij en zijn omgeving na het gereed komen van de twee woningen in 1866. Perceel 1515 het voormalige herenhuis. Perceel 1516 de boerderij met de hooiberg. Perceel 1517 de twee bijgebouwde woningen. J. Morren, naar de kadastralewijzigingskaart uit 1867.

zijn vrouw verhuisde hij naar Haarlem en in 1793 verkocht hij de hofstede Meershoef en de boerderij aan Johannes de Haas uit Amsterdam. Voor het geheel ontving hij 1.8000 gulden. Nog steeds behoorde de Weid en het Karreland bij de boerderij.54 Hierna verwisselde de boerderij een paar keer van eigenaar. In 1802 werd Goverd Lubs de eigenaar van de boerderij en de hofstede Meershoef die hij kocht voor 12.000 gulden. In het zelfde jaar verkocht Goverd de hofstede door aan Julien Pontoi uit Amsterdam voor 8000 gulden. Goverd Lubs hield de boerderij in bezit tot 1806, in dit jaar verkocht hij die aan Agnis Maria Geelvinck, de weduwe van Daniël Hooft Gerritzoon van Vreeland voor 2.000 gulden. Agnis Maria was in het zelfde jaar al eigenaresse geworden van de hofstede Meershoef zodat de boerderij weer herenigd werd met Meershoef.55 Uit het huwelijk van Agnis Maria en Daniël kwamen geen kinderen voort. Hierdoor ging na hun overlijden de hofstede en de boerderij over naar haar dochter Margaretha Livina Geelvinck. Deze was getrouwd met Henrik Hoeufft, de heer van Velsen en Santpoort en eigenaresse van de hofstede Watervliet. Hun dochter Sussana Isabella werd de opvolgende eigenaresse van Meershoef en de boerderij. Zij was getrouwd met Pieter Elias Pieterzoon.56 In 1832 werden de percelen op de hofstede en de boerderij in het kadaster als volgt beschreven:57

Susanna Isabella Hoeufft huisvrouw van Pieter Elias Pieterzoon.Sectie C, perceel:45 hooiland46 ,,47 weiland48 ,,49 hooiland50 ,,

Sectie H, perceel:150 weiland181 Koepel182 kersen boomgaard183 tuin184 heerenhuis erf185 tuin en boomgaard als boomgaard186 huis en erf (boerderij Meerzicht of Meershoef )187 schuur188 plaats als grond van vermaak189 menagerie en schuur grond van vermaak 190 stal en tuinmanswoning

De Weid en het Karreland behoren dan niet meer bij de boerderij. We zien in het overzicht van de percelen dat er enkel nog hooi en weiland behoorde bij de boerderij. Dit zal inhouden dat er geen land-

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 46: Ledenbulletin 34, 2010

46

018Het Dorpsplein in Velsen, rechts het Rechthuis met daarachter de woning van Klaas van Weelderen. Foto Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.

bouw meer werd bedreven op het boerenbedrijf, maar zeker weten we dit niet, daar het bouwland in die tijd gehuurd zou kunnen zijn.

In 1835 en 1836 verloor Pieter Elias zijn vrouw en drie zoons door een ziekte die in die tijd de tering werd genoemd, en die nu tuberculose wordt genoemd. Drie andere kinderen waren al eerder aan de ziekte overleden. Alleen zijn dochter bleef gespaard voor deze ziekte. In 1837 hertrouwde Pieter Elias met Sussanna Catarina Six. Hij overleed in 1842. De erfgenamen verkochten de hofstede en de boerderij en andere bezittingen, afkomstig van de hofstede Watervliet, in 1863 aan notaris Chrétien Jean Gerard de Boog die handelde namens zijn opdrachtgever jonkheer Hendrik Teding van Berkhout uit Haarlem. De boerderij werd omschreven als een huismans of boerenwoning met een stal voor 24 koeien en 4 paarden. Verder nog een dors, hooiberg, schuur, kombof, kalveren en varkenshokken, erf, werf, opgaande bomen, houtgewassen en een haag. Bij de boerderij behoorde en apart verhuurde woning met twee benedenka-mers, één bovenkamer en een keuken. Dit is het voormalige herenhuis. Bij de boerderij behoorde weer een gedeelte van het Karreland ook wel het Krogje genoemd, en verder nog hooi en weilanden in de Meerweiden. De boerderij had toen de naam Meershoef, gelijk aan die van de hofstede.58

In 1864 liet Hendrik Teding van Berkhout één van de gebouwen bij de boerderij slopen. In 1865 volgde de verkoop van de boerderij en het voormalige herenhuis aan Reinier Rutte, een landbouwer die oorspronkelijk uit Bloemendaal kwam. deze betaalde 3000 gulden voor het geheel.59 Reinier was getrouwd met de uit Schoten komende Catharina Kors. Uit hun huwelijk kwamen voort Anthonij in 1826, Adriana in 1828, Marselis in 1829, Margaretha in 1831, Nicolaas of Klaas in 1832, Neeltje in 1833, zij kwam na 6 maanden te overlijden, Gerrit in 1834, Cornelia of Neeltje in 1835, Johannes in 1837 en Catharina in 1838. Het gezin woonde op de boerderij Slingermuur op de huidige hoek van de Zeeweg en de Heerenduinweg in IJmuiden. Verder was Reinier nog in het bezit van een boerderij aan de Straat-weg in Santpoort. Het echtpaar overleed in 1866; Catharina op 64 jarige leeftijd en Reinier op 63 jarige leeftijd. In het jaar van hun overlijden kwam de bouw van twee woningen gereed die in hun opdracht waren gebouwd ten westen van de boerderij Meerzicht.

De nog levende kinderen gingen over tot de verdeling van de bezittingen van hun ouders. De boerderij Slingermuur werd aan Gerrit bedeeld en de boerderij aan de Straatweg in Santpoort ging naar Anthonis. De boerderij met het voormalige herenhuis kwam toe aan Hendrik. De overige kinderen kregen hun deel uit de geschatte waarde van de onroerende goederen uit de erfenis.

In dit jaar werd het voormalige herenhuis vergroot.60 Gerrit had geen interesse voor de boerderij en het woonhuis of hij kon het financiële part waar zijn broers en zusters recht op hadden niet opbrengen, want nog in het zelfde jaar verkocht hij het geheel. De nieuwe eigenaar van de boerderij en het voor-malige herenhuis werd Gerrit Houtgraaf. Deze was tuinder en woonde op de hofstede Meervliet ten zuiden van het dorp Velsen. Hij betaalde voor het geheel 1900 gulden.61 Gerrit was niet onbemiddeld want hij had meerdere bezittingen in Velsen. In 1849 was hij op 29 jarige leeftijd getrouwd met de 10 jaar oudere Johanna Verheije. Maar met dit huwelijk ging het niet goed en in 1868 scheidde het echtpaar. Gerrit zal in zijn huwelijk een scheve schaats hebben gereden door een buitenechtelijk relatie aan te gaan met de jongere 41 jaar oude Hanna Elisabeth Vrije. De dikke buik van Hanna gaf aan dat Gerrit zijn huwelijkse trouw had gebroken, wat in een klein dorp als Velsen niet onopgemerkt was gebleven. Nog in de maand van zijn scheiding trouwde hij met haar. Dat er haast was geboden voor dit huwelijk bleek

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 47: Ledenbulletin 34, 2010

47

019De boerderij van Weelderen rond 1907. Foto Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.

020De ruïne van de afgebrande boerderij. Foto Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.

021De herbouwde boerderij, Foto ter beschikking gesteld door de heer en mevrouw van Weelderen, Hofgeesterweg 8, Velserbroek.

toen in de maand daarop Hanna Elisabeth een dochter ter wereld bracht. De dochter kreeg de naam Femmetje. Gerrit zal met zijn ex echtgenote en financiële regeling hebben getroffen, want in het zelfde jaar verkocht hij de boerderij en de twee woningen ten westen van de boerderij aan Klaas van Weelderen. Van deze verkoop is alleen het jaartal te vinden in de archieven; van een verkoopakte ontbreekt ieder spoor. Gerrit behield het voormalige herenhuis. In 1870 werd de tweede dochter geboren die de naam Alida kreeg. Gerrit overleed relatief jong op 52 jarige leeftijd in 1872. Op het voormalige herenhuis kom ik nog terug.

We volgen Klaas van Weelderen. Hij was in 1854 getrouwd met Elisabeth Cloot. In 1859 was hij in bezit gekomen van een huis ten zuiden van het rechthuis in het dorp Velsen, kadastraal bekend als sectie H perceel nummer 237. Ten zuiden van het huis stroomde de Engelmundusbeek. We mogen aannemen dat Klaas hier woonde en van hieruit verhuisde naar de boerderij. Hij hield het huis aanvankelijk wel in bezit. Uit het huwelijk van Klaas en Elisabeth komen voort Dirk in 1854 die na 3 weken overleed, een tweede Dirk in 1855 die in 1858 op bijna driejarige leeftijd overleed, Christiaan in 1857, Clasina in 1859, Hermina Geertruida in 1862 die in 1864 op 2 jarige leeftijd overleed, Wilhelmina Geertuida in 1864.

Klaas verkocht de twee woningen ten westen van de boerderij in 1867 aan Hendrik van Roosmaalen. In 1883 volgde de verkoop van het huis ten zuiden van het rechthuis.62 Elisabeth overleed in 1893 op 69 jarige leeftijd. Klaas was in gemeenschap van goederen getrouwd dus de boedel moest nu verdeeld worden tussen hem en zijn kinderen. De boerderij werd toebedeeld aan zijn zoon Christiaan. Klaas en de overige kinderen kregen hun deel uit de waarde van de boerderij. Christiaan was in 1893, op 35-jarige leeftijd getrouwd met de 24 jarige Jacoba Jacomina Kodde. Klaas ging na het overlijden van zijn vrouw samenwonen met de weduwe van H. Glooienstein aan de Wijkerstraatweg 53 in Wijkeroog, het huidige Velsen-Noord. Klaas overleed in april 1908 op 76-jarige leeftijd.

Christiaan kwam in dat jaar voor de taak te staan om de boerderij te herbouwen omdat die in het jaar dat zijn vader overleed, in maand juni geheel afbrandde. De brand die woede werd aangewakkerd door een stormachtige westenwind die de vonkenregen van het brandende rieten dak over het dorp Velsen blies. De omgeving liep ernstig gevaar. Om het gevaar het hoofd te kunnen bieden werd de brandweer uit het dorp geassisteerd door de brandweer uit IJmuiden. De brandweer had toen nog eenvoudige blusmiddelen. Een handbediende zuigperspomp moest het water uit het kanaal zuigen en naar de plaats van de brand persen. Daar stond een handbediende perspomp die in staat was om een ferme waterstraal te geven voor het blussen van de brand. De bediening van de pompen werd om het kwartier afgelost. Door de inzet van de brandweer bleven het voormalige herenhuis dat tegen de boerderij was gebouwd en de omgeving gespaard.63 De boerderij werd herbouwd ten zuiden van de afgebrande boerderij en kwam vlak langs de Noorderdorpstraat te staan. De gewelfkelder van de boerderij bleef bewaard, die werd in gebruik genomen als opslagruimte voor de voerbieten voor het paard. Het gezin had zich bij de brand ternauwernood kunnen redden en verloor alle bezittingen. Daarrbij was ook het dagboek van grootvader Dirk dat hij angstvallig zuinig bewaard had. Zijn grootvader had het verhaal erin opschreven van zijn tocht naar Rusland met de Grande Armée van Napoleon. Deze tocht, in 1812, was een veldtocht tegen Rusland die werd ingezet met 600.000 man, afkomstig uit een groot deel van Europa. Napoleon had met grote verliezen uiteindelijk Moskou binnen weten te trekken. Maar de Russen capituleerden niet en vanwege de dreigende winter moest Napoleon zich terugtrekken uit het brandende Moskou. In de hevige winterkou moesten de troepen zich verplaatsen over de rivier de Belezing, wat een rampzalige overtocht werd. Uiteindelijk keerde Napoleons leger met circa 20.000 overlevenden terug, waaronder dus Dirk van Weelderen.64 Uit het huwelijk van Christiaan en Jacoba Jacomijn kwamen voort Klaas in 1894, Pieter in 1895, Elisabeth in 1896, Christiaan in 1898 en Maatje in 1899. Christiaan overleed in 1920 op 61 jarige leeftijd en Jacoba Jacomijn overleed in 1948 op 79 jarige leeftijd. Hierna gingen de kinderen over tot de scheiding en ver-deling van de boedel van hun ouders. Christiaan kreeg de boerderij toebedeeld waarvan de waarde werd geschat op 11.000 gulden. De overige kinderen kregen van deze geschatte waarde hun gerechte deel.65 Christiaan was in 1925 getrouwd met Elisabeth Alida Albers. Uit hun huwelijk kwamen 6 kinderen

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 48: Ledenbulletin 34, 2010

48

027De boerderij aan de Hofgeesterweg. Foto J. Morren, 2010.

Hierboven van links naar rechts:

022De stal en het woongedeelte van de herbouwde boerderij in 1967. Foto ter beschikking gesteld door de heer en mevrouw van Weelderen, Hofgeesterweg 8, Velserbroek.

023De stal en de schuur van de herbouwde boerderij in 1967. Foto ter beschikking gesteld door de heer en mevrouw van Weelderen, Hofgeesterweg 8, Velserbroek.

024Het erf en de achterzijde van de stal in 1967. Foto ter beschikking gesteld door de heer en mevrouw van Weelderen, Hofgeesterweg 8, Velserbroek.

025Hooiopslag achter de boerderij. Links Christiaan en rechts zijn zoon Piet van Weelderen. Foto ter beschikking gesteld door de heer en mevrouw van Weelderen, Hofgeesterweg 8, Velserbroek.

026In de stal van de boerderij circa 1966. Links Hendrikje van der Weerd. Foto ter beschikking gesteld door de heer en mevrouw van Weelderen, Hofgeesterweg 8, Velserbroek.

voort. Dit waren Jacoba Nellie in 1928, Christiaan in 1929, Nelly Jacoba in 1938, Marianne Alida in 1940, Pieter in 1941 en Albert in 1942.

In de Tweede Wereldoorlog kwam het dorp Velsen in het zogenaamde spergebied te liggen. Veel inwoners werden gedwongen geëvacueerd. Het gezin van Weelderen mocht op de boerderij blijven wonen in het kader van de voedselvoorziening. Christiaan overleed in 1964 waarna de boerderij in vruchtgebruik over ging naar zijn weduwe en werden de kinderen de mede erfgenamen.

De naam van de Kerkweg werd rond deze tijd gewijzigd in Torenstraat. Pieter had het boerenbedrijf overgenomen en hield zich bezig met de veehouderij en hij huurde de boerderij van zijn moeder. Dit zou zo blijven tot de sloop van de boerderij in 1969. De koeien werden geweid op weilanden in de Meer-weiden die zij zelf in bezit hadden. Hierbij behoorde weiland dat lag bij het huidige terrein van de Rijn Unie aan de Amsterdamseweg.

Pieter was in 1967 getrouwd met Hendrikje van der Weerd. Uit hun huwelijk kwamen voort Anja in 1970, Erika in 1972 en Susanne in 1976. In 1968 verkocht zijn moeder de boerderij aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat omdat de boerderij in de weg stond voor de verbreding van het Noordzeekanaal. De boerderij werd in 1969 gesloopt en ter plaatse kabbelt nu het water van het kanaal.66 Hiermee kwam een einde aan deze eeuwenoude boerenlocatie in het dorp Velsen.

Het gezin van Weelderen moest uitzien naar een andere boerderij. Na een verkenning in Friesland werd het uiteindelijk een boerderij aan de Hofgeesterweg nr. 8, in de Velserbroek. Dit was een noodboe-derij die na de Tweede Wereldoorlog was gebouwd in het kader van de wederopbouw. Bij deze boerderij werd een nieuwe loopstal gebouwd. Na dit bemoedigend begin kwam er een nieuwe teleurstelling toen het land dat bij deze boerderij behoorde werd opgenomen in het nieuwe recreatiegebied Spaarnwoude. Hierdoor was het niet mogelijk om het bedrijf voort te zetten. Het land werd tegen een schadevergoe-ding overgedragen aan de Stichting Beheer Landbouwgronden, het latere Recreatieschap Spaarnwoude. Elders een nieuwe start te maken met het boerenbedrijf zat er niet meer in. Pieter ging werken bij de gemeentelijke plantsoenendienst, wat in de eerste jaren behoorlijk wennen was. Hij bleef met zijn gezin in de boerderij wonen. Zijn moeder Elisabeth Alida overleed in 1988. Medio 2010 woont Pieter hier nog steeds met zijn vrouw en geniet er van zijn pensioen.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 49: Ledenbulletin 34, 2010

49

028 Het verplaatste voormalige herenhuis van boerderij Meerzicht of Meershoef aan de Zuiderdorpstraat. Foto J. Morren, 2004.

We komen nu terug op het voormalige herenhuis dat in bezit is gekomen van Gerrit Houtgraaf. In 1870 werd de tweede dochter geboren die de naam Alida kreeg. Gerrit zag zijn dochter niet groot worden, hij overleed in 1872 op 52 jarige leeftijd. Femmetje trouwde in 1891 met Leendert Venus die van beroep koffiehuisbediende was. Alida trouwde in 1898 met Jan de Wit. In het zelfde jaar verkochten Leendert Venus en de gemachtigde van Alida het huis aan Karse Zegel voor 838 gulden. Karse was een koopman die woonde op de Heide, het huidige IJmuiden-Oost.67 Hanna of Johanna Elisabeth Vrije overleed in 1900. Nog in het jaar van aankoop verkocht Karse het huis met ruime winst aan de eerder genoemde Klaas van Weelderen voor 1590 gulden. Hiermee waren huis en boerderij weer met elkaar vereningd.68 Klaas was toen 65 jaar oud en zal hier zijn gaan wonen waardoor er meer ruimte kwam op de boerderij waar het gezin van zijn zoon Christiaan woonde. In 1904, toen hij 71 jaar oud was, verkocht hij het huis aan Johannes Petrus Böm Nicolaaszoon voor 2100 gulden.

De nieuwe eigenaar was spoorwegbeambte en woonde al in Velsen.69 Johannes Petrus hield het huis in bezit tot 1947, toen verkocht hij het aan Hendrik Rozendaal voor 1500 gulden. Hendrik was fabrieksarbeider en woonde in IJmuiden.70 Het huis verkeerde toen in sterk verwaarloosde staat. Hen-drik restaureerde het huis waarbij de kelder onder het huis werd dichtgegooid en een oude bedstee werd verwijderd. Aan de noordzijde werd een keuken aangebouwd. De schoonzoon van het echtpaar Roo-zendaal, Cas vanden Bosch, maakte rond 1954 een fraaie gevelsteen die in de voorgevel werd aangebracht. In de gevelsteen werden de naam “Dageraad”, een kraaiende haan en een opkomende zon aangebracht. Het echtpaar Rozendaal dacht na de pensionering van de heer Rozendaal nog lang in het huis te kunnen blijven wonen aan de Torenstraat. Maar de verbreding van het Noordzeekanaal verstoorde dit. Toch gloorde er hoop voor het behoud van het huis omdat werd besloten om het afbraakmateriaal te bewaren voor de herbouw van het huis op een andere plaats. Dat het huis toen al op de lijst van Rijksmonumen-ten stond zal hier zeker toe hebben bijgedragen. Het voormalige herenhuis werd in 1968 herbouwd aan de Zuiderdorpstraat 4. Het echtpaar Rozendaal keerde niet terug naar het huis, dat eigendom werd van de gemeente Velsen. Zij gingen wonen in de Marconistraat te IJmuiden.

Het huis de Dageraad werd na de herbouw door de gemeente verhuurd aan Harrie Hageman. Zijn partner mevrouw Coumou. die arts en homeopaat was, kon uiteindelijk het huis in 1993 van de gemeente kopen. In 1997 verkocht zij het huis aan Francicus Johannes van Schie en zijn vriend Michael John Walker. Zij bleven hier wonen tot 2001. In dat jaar verkochten zij het huis aan het echtpaar Vonk, dat hier ging wonen. Zij richtten rond het huis een fraaie tuin in die in 2009 werd vervolmaakt met de bouw van een theekoepeltje. Zowel tuin als koepel passen bij dit voormalige kleine herenhuis en het geheel is een sierraad voor het dorp Velsen.71

De CrommehofstedeWe vervolgen onze reis langs de boerderijen via de Heerenwech naar het noorden en komen bij de Crommehofstede. Waar de naamgeving van deze hofstede op is gebaseerd is niet duidelijk. Het eerste tot nu bekend gegeven over de Crommehofstede is de vermelding in het belastingkohier van Velsen uit 1584. Toen verhuurde Gijsbert Gijsbertzoon een “ zaete huijsinge, erve ende sijn toebehoeren met 1,5 morgen geestland gelegen in de Kerckbuert” aan Neeltgen Aerntsdochter. Neeltgen gebruikte verder nog 4 percelen eigen land en 4 percelen gepacht land.72 Ook deze beschrijving duidt erop dat we met een boe-renbedrijf te maken hebben. Gijsbert Gijsbertzoon, ook genoemd Gijsbert Gijsbertzoon Borren, was koopman die woonde in Amsterdam en was in 1586 niet zonder schuld. Hij was toen een losrente van 75 gulden schuldig bij Annetten Gijsbertsdochter. Zijn eigendom in de Kerckbuert diende als onderpand en werd beschreven als een huis en hofstede met ongeveer 1,5 morgen land die lag ten noorden van de Kerckbuurt. De hofstede lag tussen de Heerweg en de “gemene Zuijdweg” of wel de gezamenlijke buurweg, die later de Achterweg werd genoemd. Bij de hofstede behoorden twee stukken land die

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 50: Ledenbulletin 34, 2010

50

029Een impressie van de omgeving van de Crommehofstede aan het eind van de 16e eeuw. J. Morren, naar kaarten uit de 17e eeuw en perceel beschrijvingen uit transportakten uit de 16e en 17e eeuw.

lagen in de Meerweiden, in de nabijheid van de hofstede aan de andere kant van de Heerenwech. De stukken land lagen tussen het meer en de Heerenwech en werden in het noorden begrensd door de Groenelaen en in het zuiden door het Cappelrijenland van Maarten Gerdiaens.73 In het kohier van 1584 wordt vermeld dat op het Cappelrijenland het Sinte Engmondshuijsje staat. Dit zal een kapelletje geweest zijn dat te lokaliseren is in het zuide-lijk deel van de Meerweiden tussen het Groenlaentje en de Sint Engelmundusbeeck. De kapel was geweid aan de heilige Sint Engelmundus die volgens overlevering in de achtste eeuw het evan-gelie verkondigde in het gebied van de Friezen. Op zijn voorspraak zou bij Velsen het water uit een bron geneeskrachtig geweest zijn voor oor, keel- en neuskwalen. Het water uit de bron stroomde via de Engelmundusbeeck langs de kerk in Velsen. Dit water trok veel mensen aan die op zoek waren naar genezing, hierdoor is Velsen eeuwenlang een bedevaartsplaats geweest.74 [029]

We mogen aannemen dat Gijsbert zijn schulden niet kon aflossen, want in 1590 werd vermeld dat hij de Crommehofstede bij executie verkocht heeft aan Claes Dircxzoon Royer.75 Claes verkocht de hofstede in 1591 door aan Aerendt Hendricxzoon Brouwer. Aerendt was schepen van Velsen.76 De hofstede werd toen omschreven als een hofstede met huis, hooiberg, boomgaard en andere plantage. Bij de hofstede lag 1,5 morgen geestland, het geheel ligt ten noorden van de Kerckbuert. De hofstede werd in het oosten begrensd door de Heerenwech en in het westen door de Buerwech (de Agterweg). De hofstede werd bewoond en verpacht aan Cornelis Bosges. Bij de hofstede behoorde nog een crofte geestland in de Merkis, dat één morgen groot was. Het geestland werd in het westen begrensd door de Buerwech (de Agterweg).

De hofstede werd hierna in opvolgende archiefstukken niet meer benoemd als Crommehofstede. Van de Merkis weten we dat het ligt ten oosten van de Agterweg nabij de Groenelaen. In 1593 verklaarde Aernt Heijndricxzoon schuldig te zijn aan Aerent van der Hooch een jaarlijkse losrente van 25 gulden. Als onderpand voor de schuld diende zijn hofstede met het land.77 In of kort voor 1608 had Aernt Heijndrick aan zijn zoon Heijndrick Aerentszoon het zuidelijk deel van de grond rond de boerderij cadeau gegeven. Op dit deel liet zijn zoon een nieuwe boerderij bouwen die in 1608 werd beschreven als het nieuwe huis met de hooischuur. Hij liet dit bouwen door Claes Cornelissoon Scheepmaker uit Beverwijk. Voor het bouwen van de boerderij en de leverantie van de materialen, te weten stenen, klak, ijzerwerk en ander materiaal, bracht deze 716 gulden en 10 stuivers in rekening.

In 1618 verkocht Arend Heijndricxzoon die zich dan ook Brouwer noemt, een stuk land bezuiden zijn hofstede aan Jacob Jacobssoon dat ongeveer twee hont groot was.78 De boerderij was in 1630 in gebruik als woonhuis, Heijndrick had het boerenbestaan achter zich gelaten en was schoolmeester in Velsen geworden. Na het overlijden van Aernt Heijndricxzoon Brouwer hadden zijn kinderen en erfgenamen in 1619 nog steeds een schuld, het ging toen om een rente van 100 gulden per jaar die ze schuldig waren aan Wilhelmina van Sonneveld, de weduwe van Dirck Ramp. De hofstede diende als onderpand. Dirck Ramp was de eerder genoemde eigenaar van de hofstede ten westen van het dorp Velsen die later de naam Velserbeek had.79 Er werd overgegaan tot boedelverdeling. In het zelfde jaar verkochten zij hun gerechte zevende part in de hofstede aan hun broer en zwager Gerrijt Arontzoon Brouwer. De andere kinde-ren waren de hiervoor genoemde Heijndrick Aernt of Arontzoon, Neeltje Aronsdochter die getrouwd was met Claes Arontzoon Mandenmaecker die poorter was van Haarlem, Jan Arontzoon die schrijn-werker was en poorter van Haarlem, Brecht Arontsdochter die getrouwd was met Jan Davijdtzoon Bouderingen die balansmaker was en woonde in Rotterdam, Grietgen Arontsdochter die weduwe was van Heijndricks Jacobzoon Olde Botter. De hofstede werd bij de verkoop omschreven als en huis, erf, werf, boomgaard en land en was groot zeven hont. De hofstede werd in het oosten begrensd door de Heerenwech, in het zuiden door het midden van de wal en weg langs de bezittingen van Heijndrick Arontssoon Brouwer, hun broer, die het deel van de hofstede behield waarop hij zijn nieuwe boerderij had laten bouwen. In het westen werd de hofstede begrensd door de Rooswijckerckwech en in het noor-den door de bezittingen van Gerrijt Fredricx of ook wel Freecken genoemd. Bij de hofstede hoorde een stuk land op de hoek van de Heerenwech en de Schilpwech dat ten zuiden van de hofstede Schilpen lag. Voor de gezamenlijke zevende parten werd 2.400 Carolus gulden betaald.

Gerrijt bezat al een huis in de Kerkcbuurt dat hij verkocht aan zijn zwager Dirck Claaszoon Roijer.80 Gerrijt Arontszoon breide de hofstede op 10 april 1653 uit door de aankoop van een crofte land genaamd de Droogbeek dat een grootte had van een halve morgen. De croft lag ten noordwesten van zijn hofstede en werd in het oosten begrensd door de Rooswijckerbuijrwech en in het zuiden door de Droogbeek.81

De familie Brouwer hield de hofstede lang in bezit. Pas in 1682 verkochten de kinderen en de kleinkin-

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 51: Ledenbulletin 34, 2010

51

030De ligging van de hofstede en huis van Gerrit Fredricksen en de hofstede de Groenpoort. J. Morren, naar de kaart van “’t Hoogh-Heemraetschap van de Uytwaterende Sluysen in Kennemerlandt ende West-Vrieslandt” door Johannus Douw en de beschrijving in transport akten uit de 17e en 18e eeuw.

deren als erfgenamen van Gerrijt Arontszoon Brouwer hun gerechte drievierde part in de hofstede aan de mede-erfgenamen Gerrit Eymers Brouwer en Grietie Eymers Brouwer voor 1.480 gulden. Grietie was getrouwd met Dirik Geerits. In 1683 verkochten Gerrit Eymers en Dirik Geerits het hofstede-deel door aan Arien Jacobsen voor 1.600 gulden. De hofstede werd toen beschreven als een huis met erf, werf, boomgaard en twee stukjes land die daar aan lagen. Het geheel was rondom beplant met bomen en lag ten noorden van het dorp Velsen. In het westen lag de Agterweg en in het oosten het weitje van de erfgenamen van Gerrit Arontszoon Brouwer die hier nog steeds een klein deel van de hofstede in bezit hadden dat aan de Heerenwech moest liggen. Bij de verkoop was bedongen dat de bomen aan de oostkant van de hofstede zouden blijven behoren bij het weitje aan de oostkant van de hofstede.82

Arien Jacobsen hield de hofstede ongeveer twee jaar in bezit. In 1685 verkocht hij de hofstede aan Cornelis Meershoek. In het oosten hadden de erfgenamen van Gerrijt Arontzoon Brouwer nog steeds het weitje in bezit.83 Na de dood van Cornelis Meershoek ging de hofstede over naar zijn weduwe die de hofstede verhuurde aan Swaantie Heijndrixdochter. Uiteindelijk werd zijn zoon Maarten de eige-naar van de hofstede. Hij veranderde de hofstede in een eenvoudig zomerverblijf en gaf het de naam Meershoek. Na het overlijden van Maarten verkochten de executeurs van zijn testament de hofstede aan Jacobus Trip voor 2.600 gulden. De hofstede bestond toen uit een huis, stalling, boomgaard en plantage, samen ruim één morgen groot. De hofstede werd in het noorden begrensd door de bezittingen van de weduwe van de heer Polsbroek, in het westen door de (Rooswijcker)Kerckwech of Agterweg, in het oosten door de Heerenwech en in het zuiden door de bezittingen van de koper. Bij de hofstede hoorde nog een stuk land dat lag voor de hofstede. Het land is één morgen groot en werd in het noorden begrensd door de bezittingen van de weduwe van de heer Polsbroek, in het westen door de Heerenwech, in het oosten door het Sint Engelmontsweitie en in het zuiden door de bezittingen van de schout Jan van Wijk.84 Opvallend is dat de hofstede in deze transportakte een buitenplaats werd genoemd; een benaming die in die tijd niet gebruikelijk was.

Jacobus was een zoon van Lucas Trip die eigenaar was van de hofstede Meervliet die lag ten zuiden van het dorp Velsen. Jacobus was getrouwd met Jacoba Margaretha Klopper.85 Jacobus overleed in 1728 waarna zijn bezitingen overgingen naar zijn zoon Jan die de hofstede Roos en Beek bezat die lag aan de Heerenwech ter hoogte van Hofgeest. Deze hofstede gebruikte hij als zomer verblijf. Aan een tweede hofstede had hij geen behoefte en hij liet de hofstede ten noorden van het dorp Velsen slopen waarna de grond in gebruik werd genomen als weiland. Dit weiland kreeg de naam de weide van Meershoek.86 Dit betekende het einde van de hofstede Meershoek die ooit de naam de Crommehofstede had gehad. Later lag op de plaats van de weide de hofstede Meershoef.

De boerderij van Freerck ClaeszoonWe volgen opnieuw de Heerenwech naar het noorden toe en komen bij een boerderij die in 1584

werd bewoond door de eigenaresse Neeltgen Gijsberts de weduwe van Freerck Claeszoon. De boerderij werd beschreven als een “saet huijsinge erve met sijn toebehoren met 1,5 morgen geestland gelegen in de Kerckbuert.” Verder gebruikte zij 4 percelen eigenland in Aercom, 3 percelen eigenland elders in Velsen

en pacht zij 8 percelen land waarvan 2 in Aercom. Zij had dus een vrij omvangrijk boerenbedrijf. 87 In 1585 verkocht Neeltgen met haar oudste zoon Claes Freercxzoon een erf of werf in de Kerckbuert, ten noorden van de kerk, aan Thonis Dircxzoon.88 Hierna kunnen we de geschiedenis van de boerderij niet meer direct volgen. In het archief zijn over een periode van circa 100 jaar geen transport akten te vinden, we mogen dan ook aannemen dat de boer-derij over die periode steeds in erve is overgegaan binnen de familie.

Dit maken we ook op als we de geschiedenis van de Crommehofstede volgen die ten zuiden van de boerderij lag. In 1591 en 1593 werd Neeltgen Gijsberts, toen Neeltgen Freerx, genoemd als begrenzend eige-naar van de Crommehofstede.89 Daarna werd in de omgeving van de Crommehofstede haar zoon Claes Freercxzoon genoemd in 1618.90 Hij zal rond deze tijd overleden zijn want in 1619 werd Gerrit Frericx genoemd als begrenzend eigenaar van de Cromme Hofstede. Hij zal een zoon zijn van Claes Freercx.91 In 1694 was Gerrit Fredericksen of Freecken weduw-naar, hij had de kinderen Freek en Engel Gerritsen

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 52: Ledenbulletin 34, 2010

52

031Wijkeroog in 1832. J. Morren, naar het kadastrale minuutplan door F.J. Nautz. Foto Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.

en verder worden genoemd Anna, Grietie en Claas Gerritsen Jong. In dit jaar verkochten zij de boerderij aan Mejuffrouw Catharina de Vries voor 850 gulden. In het zuiden lag dus de Cromme Hofstede die inmiddels de naam Meershoek had gekregen en in het noorden de hofstede de Groenepoort die al in bezit was van Catharina de Vries. In de akte werd nog vermeld dat de boerderij belast is geweest met een bedrag van 35 gulden per jaar maar dat de betaling van dit bedrag in 1646 was afgekocht.

In 1670 was de boerderij volgens een akte van scheiding van goederen toegekomen aan Gerrit Freec-ken. In aansluiting op het voorgaande wordt in deze akte nogmaals bevestigd dat de boerderij over een lange periode in bezit is geweest van de familie.92 Opvallend is dat bij deze familie de patroniem niet werd toegepast bij de familienaam, wel wordt regelmatig de tweede naam verbasterd.

In het noorden lagen de bezittingen van de koopster, dit was de hofstede de Groenepoort. Catharina de Vries voegde de boerderij bij de hofstede de Groenepoort en uit het geheel werd de hofstede Wij-keroog gevormd. De boerderij bleef een deel vormen van de hofstede en werd in de 18e eeuw vermeld in het verpondingregister onder nummer 191 als bouwhuijs en werd door de eigenaars van de hofstede Wijkeroog verpacht aan een boer. Op de hofstede Wijkeroog werd een fraaie landschappelijke tuin aangelegd maar de boerderij bleef gehandhaafd wat paste in het kader van de tuinmode in die tijd. De eigenaar van de hofstede moest binnen de landschappelijke aanleg kunnen genieten van het landleven.93 Op het kadastrale minuutplan uit 1832 werd de voormalige boerderij vermeld als perceel 177, het werd toen beschreven als een tuinmanswoning met stalling. [031] In 1851 verkocht de toenmalige eigenaar van Wijkeroog de hofstede aan Jacob Avis een fabrikant uit Westzaan. De boerderij werd toen beschreven als een tuinmanswoning met koetshuis, paarden en koestalling.94 De laatste eigenaar van de hofstede Wijkeroog werd in 1865 de Amsterdamse Kanaalmaatschappij. Bij de tuinmanswoning stond toen een paardenstalling voor het transport ten behoeve van de kanaalaanleg, het boerenbedrijf werd hier niet meer uitgeoefend. Het herenhuis was al in 1757 afgebroken.

In het gebied van de hofstede werden woningen gebouwd en de nog bestaande gebouwen werden gebruikt als bedrijfsgebouwen voor de aanleg van het Noordzeekanaal. In 1868 ontstond er onrust onder de kanaalarbeiders over de uitbetaling van loon. Een groot aantal van de arbeiders kwam in opstand waarbij een dode en gewonden vallen. Ook werd er brand gesticht waarbij twee woningen in brand werden gestoken, waaronder de voormalige boerderij die toen nog enkel een woonfunctie had.95 Dit betekende het definitieve einde van de boerderij. De woningen werden weer herbouwd en gingen later deel uitmaken van de woonwijk Wijkeroog.

Hofstede de GroenepoortAls we Heerenwech verder volgen naar het noorden toe komen we daar in 1584 de hofstede tegen die later bekend staat met de naam de Groenepoort. In dat jaar gebruikte en pachtte Aerndt Hendricxzoon “een zate hyuijsinge” met zijn erf en toebehoren met 6 morgen geest, wei en teelland van Pieter Janzoon Kies uit Haarlem. Tevens gebruikte hij 14 percelen gepacht land en 10 percelen eigen land. Van de laatste lagen er twee in Aercom (Adrichem). Het moet hier gaan om een voor die tijd aanzienlijk boerenbe-

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 53: Ledenbulletin 34, 2010

53

032De afgebrande woningen op Wijkeroog. Foto afbeelding Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.

drijf.96 Hierna vernemen we niets meer in de archieven over deze boerderij die lag ter hoogte van de latere hofstede de Groenepoort.

De hofstede De Groenepoort lag in het gebied waar later de hofstede Wijkeroog is te vinden.97 De

hofstede zal zijn naam ontleend hebben aan de Groenelaen omdat de hofstede lag in de nabijheid van de kruising van de Heerenwech met de Groenelaen. De hofstede de Groene Poort werd voor het eerst met naam vermeld in 1672. In dit jaar verkocht Cornelis Poulesse op 8 april een stuk geestland genaamd de Bleijcroft aan Frederick de Vries die secretaris en burgemeester was van Amsterdam. Dit stuk land lag achter de hofstede de Groene Poort. Dit is de enige keer dat de naam Groenepoort genoemd werd.98

Frederick de Vries had in deze omgeving al bezittingen. Hij kocht in 1637 een kroft geest of teelland bezuiden de Droogbeek, dat genaamd is ’t Carlant en één morgen groot is. Het werd in het noorden begrensd door de Droogbeek en in het oosten door de Rooswijckerkerckwech die later de Agterweg werd genoemd. Zowel de Droogbeek als ’t Carlant lagen nabij de plaats waar later de hofstede Wijker-oog lag.99

Op 16 februari 1673 werd een stuk land genaamd de Merkis verkocht dat lag achter de hofstede van Frederick de Vries.100 Van de Merkis is bekend dat dit lag achter de latere hofstede Wijkeroog. Hieruit maken we op dat de hofstede van Frederick de Vries lag in het gebied van de latere hofstede Wijkeroog. Frederick breide in 1673 zijn bezit in Velsen uit door de aankoop van land genaamd de Barrendewerff en het Hogecroftje. Het land werd begrensd door het Groenelaentje en door de bezittingen van Frederick de Vries zelf.101 Het gebied rond de hofstede was een nat gebied. Ten zuiden van de hofstede De Groene-poort lag de Groenelaen die ook langs de Geertsbergh loopt die achter de hofstede lag ten westen van de Agterweg. (zie afbeelding 21 en 22) De Geertsbergh stond in die tijd ook bekend als de Hoogekroften. In 1642 vroegen de gezamenlijke inwoners van de Kerckbuert toestemming om de ‘gemeene buerwech’ die lag bij Geerstbergh te mogen ophogen, om de weg weer goed begaanbaar te maken. De laagliggende weg had de gehele winter onder water gestaan en kon niet gebruikt worden. De Geertsbergh zal een opgestoven hoogte geweest zijn van waaruit welwater naar de lager liggende weg stroomde. In 1832 werd het gebied van de Geertsbergh vermeld als duinland.102

Bij de Geertsbergh lag het land de Barrendewerff of ook wel Karreland genoemd, dat bestond uit twee stukken waar de Groenelaen tussendoor liep. Tijdens de aanleg van het Noordzeekanaal in de 19e eeuw en de latere verbreding van het kanaal verdween dit gebied van de Geertsbergh. Op de zuidelijke rand van de Geertsbergh stond later de fabriek waar het beroemde Velser aardewerk werd gemaakt.

Van de familie de Vries is weinig bekend, in 1694 werd een juffrouw Catharina de Vries genoemd die een dochter zal zijn van Frederick. In 1694 kocht zij de in het vorige hoofdstuk genoemde boerderij van Gerrit Fredricksen of Freecken. Ten noorden van het huis had Catharina al bezittingen, dit moet de hofstede de Groenepoort zijn.103 Op de kaart uit 1683 worden op de plaats van het latere Wijkeroog de bebouwingen weergegeven van de hofstede de Groenepoort en het huis van Gerrit Fredricksen (zie afbeelding 13). In 1695 kocht Chatarina een stuk hooi- of weiland, dat lag ten noorden van het dorp

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 54: Ledenbulletin 34, 2010

54

033De ligging van de hofstede Wijkeroog weergegeven op een gedeelte van de kaart in het “Zegepralent Kennemerlant” uit 1729. Privé verzameling J. Morren.

Velsen aan de Heerenwech. Het was ongeveer 337 roeden groot en genaamd de Groenelaen. Het land werd in het noorden begrensd door de bezittingen van juffrouw de Catharina Vries, in het westen door de Heerenwech, in het oosten door het Velsermeer (Wijckermeer).104 Dit stuk land lag tussen het meer en de Heerenwech en is mogelijk de strook grond waar volgens de kaart uit 1683 de Groenelaen liep tot aan het meer. Deze laan is daarna opgeheven en omgezet in weiland. Op de kaart uit 1729 wordt dit gedeelte van de laan niet meer weergegeven.105

Uit een inventarisatie uit 1712 van haar bezittingen blijkt dat Catharina een herenhuis met boom-gaard in bezit had en daarbij vele stukken land waaronder de Barrendewerff, de Noordercroft, het Hoog en het Karreland. Hieronder zijn percelen die Frederick de Vries ook in bezit had. Ook werd het huis genoemd dat in bezit was van de eerder genoemde Gerrit Fredricksen en dat in deze inventarisatie een boerenhuis werd genoemd. Uit deze inventarisatie bleek dat zij welgesteld was en het feit dat zij de Tichttienden bezat die schuin tegenover de hofstede Beeckesteijn in Velsen lagen. De totale geschatte waarde van haar bezittingen, genoemd in de inventarisatie, bedroeg 3674 gulden.106

Op de hofstede de Groenepoort stond toen al een Herenhuis dat mogelijk in opdracht van Catharina was gebouwd. De bezittingen van Catharina gingen in erve over naar haar enige universele erfgenamen Arnold van Aalst en zijn zuster juffrouw van Aalst. Zij werden de eigenaar van de hofstede die de naam De Groenepoort heeft gehad en het voormalige huis van Gerrit Fredricksen.

Arnold van Aalst was in 1717 al in bezit gekomen van een perceel met daarop een tuin. Op dit perceel stond het huis van Abraham Janszoon de Groot. Dit huis stond later bekend als de boerderij Corverslaan.107 Arnold breide dit bezit in Velsen in 1720 uit met een stuk weiland dat hij kocht van de executeur van het testament van Maarten Meershoek, de eigenaar van de hofstede Meershoek. Het wei-land lag ten zuiden van hun bezit tussen de Heerenwech en de Kerckwech. Hij betaalde 750 gulden voor het weiland.108 Arnold en zijn zuster lieten het bezit in Velsen veranderen in een zomerverblijf. Rond 1732 stonden op de hofstede het eerder genoemde herenhuis, een stalling, koetshuis, tuinmanshuis en een boerderij. De boerderij zal het voormalige huis van Gerrit Fredricksen zijn. Op de hofstede werden een stuk bos van drie morgen groot, een siertuin in een formele aanleg, boomgaarden en een moestuin aangelegd. Het geheel gaven zij de naam Wijkeroog.109De rest van de geschiedenis van de hostede Wij-keroog is beschreven in Ledenbulletin 29 van het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland uit 2006, blz. 5 t/m 15.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 55: Ledenbulletin 34, 2010

55

034Een impressie van Schoonoord rond 1720. J. Morren, naar de kaart van “Het Zegepralent Kennemerlant” 1729-1732 en het minuutplan door F.J. Nautz uit 1832.

Hofstede SchoonoordVerder naar het noorden gaande komen we bij de plaats waar nu de driehoek tussen de Wijkerstraat-

weg, de Grote Hout of Koningsweg en het Stratingplantsoen in Velsen-Noord ligt. Daar lag ooit de kleine hofstede Schoonoord. Deze hofstede lag in de schaduw van de veel grotere hofstede Watervliet waarvan het herenhuis ter hoogte van het Stratingplantsoen lag. Van deze hofstede zijn tot nu toe geen afbeeldingen bekend. Wel wordt de ligging aangegeven op kaarten uit de 17e en 18e eeuw.

Voor de aanvang van de geschiedenis van Schoonoord gaan we opnieuw terug naar her kohier uit het jaar 1584 waarin een boerderij genoemd wordt die ligt in Aercom of Adrichem. De boerderij werd bewoond en was in eigendom van Claes Claeszoon Jonck. Het ging om een hut met een erf en zijn toe-behoren met daarbij 1 morgen en 1 hont geestland in Aercom. Verder gebruikte hij 9 percelen gepacht land die ondermeer lagen bij de Laddersbeeck ten zuiden van zijn boerderij. Tevens gebruikte hij nog 2 eigen percelen.110 De hut was vermoedelijk een restant van een boerderij die te leiden heeft gehad tijdens de krijgshandelingen rond Haarlem in de 80-jarige oorlog. Claes was getrouwd met Marijtgen Mathijsdochter die voor of in 1605 overleed.

In 1594 verkocht Pieter Jacobszoon Hueffsmit uit Haarlem drie percelen land aan zijn zwager Claes Jong Freerixzoon. Een van deze percelen lag tussen de Heerenwech en de Cleijne Houtwech en ten noorden van dit perceel stroomde de Ladderbeeck. In het zuiden lagen de bezittingen van Claes Claes-zoon Jong.111 (De Cleijne Houtwech was de huidige Grote Hout of Koningsweg en de Heerenwech de huidige Wijkerstraatweg). Hiermee hebben we de hut en het land van Claes gelokaliseerd op de plaats waar later de hofstede Schoonoord lag. Dit werd nog eens bevestigd in een verkoopakte uit 1637 betref-fende de latere hofstede Watervliet, die ten noorden van Schoonoord lag, waarin vermeld werd dat de kinderen van Claes Claeszoon Jonge bezittingen hadden ten zuiden van het latere Watervliet.112

We gaan terug naar het jaar 1605, in dat jaar heeft Claes als weduwnaar een lening gesloten bij Lub-brich Cornelis Dauckerdochter uit Haarlem die afgelost moest worden met een losrente van 6 gulden en 5 stuivers per jaar. Als onderpand diende zijn huis met hooihuis, erf en de 1,5 morgen land bij het huis. Mogelijk heeft hij deze lening afgesloten om de restanten van de boerderij te herstellen waarin hij woonde met zijn kinderen of om deze te vervangen door een nieuwe boerderij. In het noorden lagen de bezittingen van Claes Jong Freercx, in het westen de Cleijne Houdtwech, in het oosten de Heeren-wech en in het zuiden het erfpachtland dat Claes zelf gebruikte.113 Uit een akte uit 1643 betreffende het latere Watervliet, kunnen we opmaken dat ten zuiden hiervan de kinderen van oude Claes Claes Jong bezittingen hebben.114 De erfgenamen van Claes Frederixsoon Jong, Huijbert Claessoon Jong, Adriaen Claessoon Jong en Arien Claesdochter die getrouwd was met Pieter Jacobsoon, hoefsmit in Beverwijk, verkochten in 1647 de hofstede aan Sr. Nicolaes Pancras voor 4800 gulden. In welke relatie Claes Fre-derixsoon Jong met de eerder genoemde Claes Claeszoon Jong stond is niet bekend, maar gelet op het patroniem zal het wel familie geweest zijn. Gezien de begrenzingen moet het nog steeds gaan om de

hofstede die in bezit was van Claes Claeszoon Jong. De hofstede werd beschreven als een huis met erf werf en land, samen groot 1 morgen. In het oosten lag de Heerenwech, in het westen de Buijrweg, (dit moet de Cleijnehoutweg zijn), in het zuiden de kinderen van Claes Claes-soon Jonge die hier nog steeds bezittingen hebben en in het noorden Josephus Coeijmans die daar zijn hofstede Watervliet had gesticht115 Nicolaes was een koopman uit Amsterdam en bewindhebber bij de Ver-eenigde Oostindische Compagnie. Hij was getrouwd met Petronella de Weert. Nicolaas richtte zijn nieuwe aanwinst in als een eenvoudig buitenverblijf; er zijn hierna geen aanwijzingen meer dat de hofstede in gebruik was als boerenbedrijf. Dit buitenverblijf ging later deel uit-maken van de hofstede Watervliet waarvan de geschiedenis beschreven is in Ledenbulletin 28 van het Historisch Genootschap Midden-Ken-nemerland uit 2004, blz. 26 t/m 51. In 1908 werd op het terrein van het voormalige Schoonoord de R.K. Sint Jozefkerk gebouwd.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 56: Ledenbulletin 34, 2010

56

035De Sint Jozefkerk met de pastorie. Foto J. Morren, 2003.

Een sate op die SchilpenDe geschiedenis van de hofstede Schilpen werd al beschreven in Ledenbulletin 24 van het Historisch Genootschap Midden-Kennmerland, uit 2000, blz. 3 t/m 12. In dit hoofdstuk zullen we ingaan op de boerderij die in de hofstede lag. Ook gaan we meer in op de percelen die bij de boerderij hoorden en de wegen die erlangs liepen. Daarmee wordt duidelijk dat de naam Aercom en andere afgeleide namen van Adrichem veelvuldig voorkomen in dit gebied.

Voor de aanvang van de geschiedenis van de boerderij gaan we terug naar het jaar 1422. In dat jaar op de zomerdag na Sint Pont, een heilige datum, verkocht Jan Pauwelssoon aan Wou(ter) Pauwelssoon (zijn broer) twee Engelse nobelen per jaar of een ander payment (betaling) dat er goed voor is, die rust-ten op een erf. Engelse nobelen waren kleine zilveren munten.

Op dit erf stond een huis dat lag in de ban van Velsen. Het geheel strekte van het meer (het Wij-kermeer) tot aan de beek. Ten noorden van het erf lagen de bezittingen van de abt van Egmond.116 Uit het vervolg van het verhaal zal blijken dat het hier gaat om een huis dat een voorganger was van de latere hofstede Schulpen en dat de betaling een rente was die verhandeld kon worden. De ligging van de genoemde beek is niet duidelijk. Uit een latere omschrijving van de hofstede kan men als het meest aannemelijke stellen dat de beek ten westen van de boerderij of hofstede langs de Oude Schilpwech of de Cleijne Houtwech liep. In ieder geval is het duidelijk dat er uitgestrekte landerijen behoorden bij het huis en dat het om een boerenbedrijf moet gaan. In 1459, na Sinte Jacobsdag in de zomer, werd dit huis opnieuw genoemd bij de verkoop van de rente van de twee nobelen op dit erf en huis. De verkoopster was Janne Hughe van Backenes, de weduwe van Pieter Willemssoon, die de rente van twee nobelen verkocht aan de heren van het Sint Johans (Jan) klooster in Haarlem tot hun “pie-tancien behoef”. “Pie-tancien behoef” betekent: voor de aanschaf van eten voor de monniken in het klooster. Hiervoor is een Pitanciemeester in het klooster aangesteld, voor het beheer van de rente en de inkomsten van goe-deren die in het bezit zijn van het klooster.117 In de akte werd vermeld dat het huis en het erf voorheen toebehoorden aan Jan Pauwelssoon en “nu tertijd” toebehoorde aan Alijt Ghijsbrecht Meijnsensoon die weduwe was en woonde op de Schilpen. Het huis met het erf strekte ook toen van het meer tot de beek.118

Om de geschiedenis van dit huis verder te volgen kunnen we de belastingkohieren raadplegen van de tiende en de honderste penning en van het morgengeld. In het kohier van 1543 werd vermeld dat “die Meijssens(oon)” (een verschrijving van de naam Meijnsen) een satelants in bezit heeft dat 8 morgen groot was en aan de zuidzijde begrensd werd door de Scilperwech.119 In het volgende kohier van 1544 werd vermeld dat “die Menssene” (een andere verschrijving van de naam Meijnsen) op Schilpen een “sate-lants” in bezit heeft met een grootte van 18 morgen. Aan belasting betaalde zij 59 pond. Vervolgens betaalde zij aan “cappelrijgeld” 20 pond per jaar. En als laatste betaalde zij aan de commandeur (in dit geval de commandeur van het St. Jansklooster te Haarlem) het bedrag van 5 pond. Het geheel werd in het zuiden begrensd door de Schilpwech.120 Het voornoemde cappelrijgeld was geld dat betaald werd voor het onderhoud van de pastoor of kapelaan van de kerk. In ruil hiervoor droeg de pastoor of de

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 57: Ledenbulletin 34, 2010

57

kapelaan eenmaal of meer keren per jaar een mis op voor het zielenheil van de betaler van het cappel-rijgeld.121 Een “sate-lants” kan het beste beschreven worden als een heren- of boerenhuis met wei- en teelland.122 In dit geval zal het om een boerenhuis zijn gegaan met en stal en/of schuur. De 5 pond was een vervangend bedrag voor de 2 nobelen die aan het klooster in Haarlem betaald moesten worden. In later tijd zien we dit bedrag weer terugkomen op de eerder genoemde twee nobelen.

Het volgende gegeven over de sate is te vinden in het kohier van 1561. In het gebied tussen de Hout-wech (de Grote Hout- of Koningsweg), de Heerenweg (Wijkerstraatweg), de grens met de Wijckerban (Beverwijk/Wijk aan Duin) en de Schilpwech huurde Willem Dircxzoon de Schilpersaet met 10 morgen “saetlant en weijlant” van Aelbert Pieterszoon uit Velsen.123 De locatie werd hier nauwkeurig omschre-ven en komt overeen met de locatie waar de latere hofstede Schulpen ligt.

In het belasting kohier van 1570 vinden we opnieuw een duidelijke vermelding van de sate, die luidt: “Willem Dirkss(oon) bewoont en gebruijkt in huieren van Aelbert Pieterzoon tot Aelbersberghe (Bloemen-daal) een sate mette huijsinge geheeten op Schilpen groot 9 morgen Weijlant en teelant”.

Het geheel lag in de Kerkbuurt.124 Het volgende gegeven komen we tegen in het belasting kohier van 1584. Hierin lezen we dat “Wouter

Floriszoon bruijct een halve zate als huis en erve en met 2,5 morgen weijdland van de erfgename van Cornelis Dircxzoon Baenneman”. Vervolgens wordt vermeld: “Cornelis Cornelis zoon op Schilperzaet bruict en bewoent een zaet-huijs erve en sijn toebehoeren met 2,5 morgen weijdlant op te Meer voor de voorschreven hofstede (de halve zate als huis) toecomende Cornelis Dircxzoon Baenneman wonende op Boeckcarspell”.125

De sate op de Schilpen was dus in twee gedeelten opgesplitst en verdeeld onder de erfgenamen. Hiervan was één deel toegekomen aan Cornelis Dircxzoon junior. De beide delen lagen op de plaats van de latere hofstede Schulpen en de weide voor de sate “op te meer”. Dit was de weide aan de andere kant van de Heerenwech in de Meerweiden. We zien bij alle vermeldingen van de sate dat de grootte van de sate met de bijbehorende landen varieert. Dit zal voortkomen uit het feit dat delen van het weiland werden verhuurd aan anderen dan de huurders van de sate.

Alles werd veel duidelijker toen de procuratiehouders van Guertgen Jans Wael, de weduwe van Cor-nelis Dircxzoon Baen(ne)man en van Outger Dircx zoon, beide poorters in Grotebroek, een “huis hofstede” die gebruikt werd door Wouter Floriszoon, verkochten aan de weled(ele) Nicolaes Evertzoon Hulft. Deze verkoop vond plaats op 19 december 1600. De verkoopakte vermelde het volgende:

Bij de hofstede hoorde een weide die lag voor de hofstede en strekte van de Heerenwech tot aan het meer. Een deel van deze weide was belast met twee nobels per jaar, die betaald moest worden aan het convent van Sint Jansheren in Haarlem. Dit weiland was het eerder genoemde weiland “op te Meer”. Opnieuw werden de eerder vermelde twee nobels genoemd die betaald moesten worden aan het klooster van Sint Jan in Haarlem.

De akte van verkoop vermelde verder nog de indeling van de hofstede in de volgende stukken land: a. Het Loetgen dat in het oosten was begrensd door de Heerenwech. Dit lag daar waar twee

wegen naar het zuiden in elkaar vloeien, dit was in de punt waar de Beurewech, die achter de Wijck heen strekt, en de Heerenwech bij elkaar komen ter hoogte van de hofstede.

b. De Middelcroft waar tegenwoordig het huis in stond. In de croft was ook een akker gelegen die belast werd met twee gulden per jaar die betaald moest worden aan de Cappelrije van het Sint Cunierenaltaar in Haarlem. Ook hier werd het eerder genoemde cappelrijgeld aangehaald. Het geheel werd begrensd in het oosten door de (Cleijne) Houtwech (moet zijn Heerenwech), in het zuiden door de Schilpwech en in het westen door de Heerenwech (moet zijn de Cleijne Houtwech). Dit was dus het gedeelte waar het huis van de hofstede in stond. Uit de opmerking “waar tegenwoordig het huis in staat” mogen we aannemen dat er vrij recent wijzigingen waren opgetreden in de plaats waar het huis gestaan heeft. Er wordt echter geen nadere toelichting gegeven in de archiefstukken. Het is duidelijk dat in de transportakte de Cleijne Houtwech en de Heerenwech aan de verkeerde zijde van De Middelcroft werden vermeld omdat andersom niet mogelijk is. Het kwam in die tijd wel meer voor dat in een akte de windrichtingen met elkaar verwisseld werden.

c. Een zekere Hoogecroft die lag tussen de voorschreven Middelcroft en Veneetsecroft. De Hoogecroft werd in het westen begrensd door de Veneetsecroft, in het noorden door de bezittingen van Heijndrick Engels en in het oosten door de Middelcroft. Deze Hoogecroft was jaarlijks belast met anderhalve stuiver, die betaald moest worden aan de heerlijkheid Brederode (De genoemde Hoogecroft ligt niet op de plaats van de Geertsbergh).

d. Een stuk geestland genaamd de Veneetsecroft, die werd in het oosten begrensd door de Cleijne Houtwech, in het zuiden door de Schilpwech, in het westen door de bezittingen van de Regulieren in Beverwijk (een klooster) en in het noorden door de bezittingen van Wouter Floriszoon.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 58: Ledenbulletin 34, 2010

58

e. Een stuk geestland genaamd de Cruijscroft, die werd in het oosten begrensd door de (Cleijne) Houtwech, in het zuiden door de bezittingen van Neeltgen Freecx met Claes Jong haar zoon, in het westen door ’t Losse Hoeltgen (eertijds toebehorend aan Aernt Voorhooch) en in het noorden door de Schilpwech.

f. En als laatste werden nog twee stukken hooiland vermeld, genaamd de Langmade en de Cruijseven, die beide in de Velserbrueck lagen.

Voor het geheel werd de som van 9.200 gulden betaald van 40 “groeten vlaems ’t stuk”.126 Over de eerder genoemde Cornelis Dircxzoon uit Boeckcarspel werd niet meer gesproken. De sate werd nu weer in zijn totaal gebruikt door Wouter Floriszoon.

’t Losse Hoeltgen (vermeld onder e) zal vernoemd zijn naar een heul. Dit was een duiker onder een weg, waardoor een beek of een sloot liep. Langs het westen van de hofstede zal dan ook een beek gestroomd hebben. Hiermee kunnen we het eerder genoemde gebied van het boerenbedrijf verklaren, namelijk van het meer tot de beek. Tevens stellen we vast dat het boerenbedrijf weer een geheel was.

In 1601 breide Nicolaes Evertsoon de boerderij uit door de aankoop van twee stukken land in de nabijheid van Schilperzaet. De twee stukken land werden in het westen begrensd door de Aercom-merbeurwech, in het oosten door de Beurwech en in het zuiden door de bezittingen van Nicolaes Evertzoon.127 Van de Aercommer- of Adrichemmerbeurwech weten we dat die ten oosten van het Aeri-commer of Adrichemmerduijn lag. De twee percelen lagen dus ten opzichte van de hofstede meer naar het westen toe.

In 1602 stootte Nicolaes Evertzoon een deel van de sate af. In dat jaar verkocht hij aan Pieter Cor-nelissoon de helft, aan Jeroen Heijndricxsoon het vierde deel en aan Pieter Willemsoon en Cornelis Jansoon beide een achtste deel van de Schilperweide. De weide was groot 3 morgen en 2 hont en werd in het oosten begrensd door het Velsermeer (ook Wijckermeer genoemd), in het westen door de Heeren-wech, in het noorden door het bezit van het convent van de Cathuijsers buiten Amsterdam en in het zuiden door Nicolaes Evertzoon.128 Uit de zuidelijke begrenzingen blijkt dat Nicolaes Evertzoon voor de boerderij een weiland in het bezit had dat strekte tot aan het meer.

De boerderij veranderd tot een hofstede met plantage of tuin Nicolaes Evertzsoon hield de boerderij maar enkele jaren in zijn bezit. Op 5 januari 1604 verkocht hij een perceel land genaamd de Boomgaert met akkers en het Lutgen, die ten westen daarvan lagen, aan (Aerendt) Hendricxzoon Brouwer. Het geheel lag in Schilpersaet in Aercom en was één morgen en een half hont groot. Het geheel werd in het oosten begrensd door de Heerenwech, in het zuiden door de Schilpwech die westwaarts loopt, en dan in een hoek naar het noorden een Buerweg waaraan de bezit-tingen van Wouter Florissoon lagen.129

Aerendt Hendricxzoon was eigenaar van de hofstede die later de naam Scheijbeeck had en die lag bij de grens met Beverwijk. Ook was hij eigenaar van de Crommehofstede ten noorden van het dorp Velsen. In 1604 volgde de verkoop van de Veneetsecroft in Aercom aan Claes Jongsoon Freericx. De grootte was 3 morgen en de begrenzingen waren gelijk als eerder werd vermeld.130

Op 4 februari 1604 verkocht hij de boerderij aan zijn huurder Wouter Floriszoon voor 1300 Carolus gulden. Het geheel bestond toen uit 5 akkers land waar een huis in stond, groot omtrent 9,5 hont. Het boerenbedrijf werd in het oosten begrensd door de Buerwech die achter de Wijck heen strekt, in het zuiden door de bezittingen van Aerendt Hendricxzoon Brouwer, in het westen de Beurwech van Aercom (de eerder genoemde Aercommerbeurwech) en in het noorden de bezittingen van Pieter Cornelis, die begrensd werd door een wal. Bij de verkoop behoorde ook het eerder genoemde stuk land genaamd het Loetgen, dat 1,5 hont groot was. Het land werd in het oosten begrensd wordt door de Heerenwech, in het westen door de Beurwech, “die achter de Wijck heen strekt”.131 De stukken land in de Velserbroek werden niet meer genoemd bij deze verkoop. Die zullen in het bezit van Nico laes Evertzoon gebleven zijn omdat die lagen bij het Huis Endel geest op de Hofgeest (het latere Huis te Spijk) dat hij toen in bezit had.132 Ook werden de stukken land voor de hofstede tot aan het meer niet genoemd. Die zullen eveneens in het bezit geble ven zijn van Nicolaes Evertzoon. Na de ver koop was Wouter Floris zoon een losrente schul dig aan Nico laes Evert zoon Hulft van 43 gulden en 15 stuivers per jaar, waarbij het ver-kochte huis en het land als onderpand dienden.133

We hebben nu uit alle voor gaande trans portakten voldoende gegevens kunnen verzamelen om samen met kaarten uit latere tijd een impressie te maken van de hofstede en zijn directe omgeving.

Wouter breidde de boerderij in 1606 uit door de aankoop van een hoekje “hooghgeestlant” met een grootte van 2 hont gele gen achter de Schilpcroft bij Schilpersaet. Hij kocht dit van Aerendt Hendricx-zoon Brouwer. In het oosten werd het hoekje begrensd door de bezit tingen van Wouter, in het zuiden door de Schilpwech en in het westen en noorden door de Aercom merwech (de Oude Schilpweg ).134 In

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 59: Ledenbulletin 34, 2010

59

036Een impressie van de hofstede Schilpen en zijn omgeving rond 1604 naar de beschrijvingen uit transport- akten en de kaart van “ ‘t Hoogh-Heemraadschap van de Uytwaterende Sluijsen in Kennemerlandt ende West-Vrieslandt” uit 1683. J. Morren.

1607 kocht hij van Aerndt Heijndricx(zoon) Brouwer 2 hont land in Aercom. Dit was een gedeelte van een stuk land dat eerder bij de hofstede had behoord. Het werd in het zuiden begrensd door de Schilp-wech, in het oosten door Aerndt Heijndricx(zoon) Brouwer die hier een gedeelte in bezit hield, en in het westen en noorden door de bezittingen van Wouter. Het land lag ten westen van de Schilperzaet.135

In 1608 ver klaarde Wouter dat hij schul dig was aan Aelbert Jansoon Moudtma eker uit Haar lem een jaar lijkse losren te van 12 gulden en 10 stuivers. Als onder pand diende een Kroft land genaamd de Heul croft in de Aercom mertien de. Van deze Kroft had hij ¾ in zijn bezit en de zuster van zijn moe der, Marijtgen Wouters, had de overige ¼ in bezit. De Kroft werd in het westen begrensd door een stuk land genaamd Willem Mijen Heult gen, in het zuiden door Claes Jong Freericx en in het oosten door de Schouwbeek.136 In 1611 verkocht hij 4 akkers teel land genaamd de Heulakkers die in het oosten be grensd werden door de Cleijne Houtwech en in het zuiden door Claes Fre ricxzoon.137 Het zal hier gaan om de hiervoor genoemde Heul croft.

Wouter had in 1615 opnieuw schulden gemaakt. In dit jaar verklaarde hij schuldig te zijn aan het Brouwersgast huijs in Haarlem een jaarlijkse losrente van 12 Carolus gulden en 10 stuivers. Als onderpand diende een stuk geest- of teel land dat een grootte heeft van 4 hont en ligt in Aercom. Het werd in het oosten begrensd door de Schilp croft van Arent Heijn dricx Brouwer, in het zuiden door de Schilpwech, in het westen door de Aercom merbeurwech die achter de Wijck heen loopt (de Oude Schilpwech) en in het noorden door de bezittingen van Wouter.138

De toevoeging “die achter de Wijck heen loopt” zal aan de naam van de weg gegeven zijn omdat de Aercommerbeurwech aansluit op de weg met de naam “De Beurwech die achter de Wijck strekt”.

Moge lijk kon Wouter zijn schulden niet afbetalen want in 1617 verkocht hij zijn bezitting, bestaande uit de vijf akkers land met huis en de planta ge, aan Jacob Jacob zoon uit Haarlem. Het geheel lag in Aercom en had een grootte van 9,5 hont. In het oosten werd het geheel begrensd door de Buerwech die achter de Wijck heen strekt, in het zuiden door de bezit tingen van Arendt Hendricx(zoon) Brouwer en Wouter zelf, in het westen door de Buerwech van Aercom (de Oude Schilpwech) en in het noorden door de bezit tingen van Pieter Corne lis. Bij de ver koop was ook het land het Loetgen begrepen, dat gelegen was binnen de eerder vermelde begrenzingen. De verkoop som bedroeg 1800 Carolus gulden.139 Uit de vermelding van de planta gie(tuin) in de transportakte maken we op dat er sprake is van een aangelegde siertuin op de hof stede. De ont wikkelingen rond de omvang van het boerenbedrijf, die toen ook wel hofsteden werden genoemd, zijn grotendeels te volgen via afbeelding 31.

Jacob Jacobsoon breide de hof stede uit in de richting van het Velser- of Wijkermeer door de aan-koop van wei- en teelland. Op 17 februari 1622 werd de Schilpersaet verkocht door Jacob Jacobs(oon) de Jonge. We mogen aannemen dat dit de zoon is van de voor noemde Jacob Jacobzoon, die in tussen overleden zal zijn. De akte luide verkort als volgt:140

“Jacob Jacobss(oon) de Jonge woonende buiten Haerlem (verkoopt) aan den Ed(ele) heer Doctori Augustijn van Teijlingen poorter binnen Haerlem vijff ackerslants mettet huijs ende plantagie daerop groot 9,5 hont.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 60: Ledenbulletin 34, 2010

60

037Velsen en omgeving in 1683 op een gedeelte van de kaart van “ ‘t Hoogh-Heemraetschap van de Uytwaterende Sluijsen in Kennemerlandt ende West-Vrieslandt” getekend door Johannes Douw. ASHER Rare Books A. Asher & Co. B.V. IJmuiden. De hofstede Schilpen of Schulpen ligt ten noorden van Watervliet bij de kruizing van wegen.

Belent oost de Buerweg agter de Wijck heen strecke aent suijt hij compant selffs ende Wouter Floris mette halve wal, aent west de Buerweg van Aercom (Oude Schilp wech) aent noorden de wed(uwe) van Pieter Cornelis met halve wal”.

“Nog een teellants genaempt t Loetgen groot omtr(ent) 1,5 hont belent oost de Heerwech loopent suijtswaerts twee weg na mal cander aent west de voorn(oemde) Beurwech naer agter de Wijck streck(e) ende aent noord de erfge van Jan Havicxsoon in de Wijck, gecomen van Wouter Floris”.

“Nog acker geestlant groot 2 hont belent aent oostent de Heere weg, aende suijt Gerrijt Arentsoon Brouwer, aent westent de voors(ijde) Wouter Floris met de halve wal, aent noort de voors(ijde) Teijlingen”.

“Item noch seeckere pertijen soo weijd als teellant leggende in den ambachte voors(ijd) (Velsen) in twee distinte (=verschil lende) pertijen groot te samen 3 morgen en 250 roeden, belent oost Wijckermeer, noord de kinderen van Claes Claess(oon) west de Cleijne Houtwegh”.

De laatstgenoemde wei- en teellanden zullen niet uit twee aaneengesloten delen hebben bestaan gezien de grootte van de percelen en de afstand van af het Wijckermeer tot de Cleijne Houtwech. Aan de zuidzijde werd het geheel langs de Schilp wech nog versnip perd door de delen die in bezit waren gebleven van de verkoper en Wouter Floris.

Wouter Floris maakte in 1623 nog steeds schulden, in dit jaar verklaarde hij schuldig te zijn aan Augustijn van Teij lingen een jaarlijkse losrente van 9 car(olus) gulden van 40 grooten vlaems ’t stuk. Als onderpand diende het stuk land met een grootte van 4 hont ten zuiden van de hofstede langs de Schilpwech.141 In de akte werd vermeld dat Augustijn van Teij lingen nog steeds in Haarlem woonde. Hij zal de hofstede verpacht hebben aan derden. In 1623 breide Augustijn de hofstede uit door de aankoop van een stuk land achter zijn hofstede. Het stuk land was 2 morgen min een half hont groot en werd in het oosten be grensd door de Buerwech, in het zuiden door de Augustijn zelf en in het westen door de Cleijne Houtwech. Hij kocht dit van Heijndrick Engelss(oon).141 Dit stuk land lag ten noorden van de eerder genoemde stukken land tussen het Wijckermeer en de Cleijne Houtwech.

De hofstede wordt en fraai zomerverblijfDe eerder genoemde Wouter Floris kwam voor 1625 te overlijden. Zijn weduwe en boedelhoudster Liesgen Cornelis verkocht een eerder vermeld stuk land ten zuiden van de hofstede langs de Schilp-wech op 5 januari 1625 aan Augus tijn. Het stuk land werd in het zuiden begrensd door de Schilpwech en in het westen door de Adricom merbuerwech (Oude Schilpwech).142 Kort na deze aankoop kwam Augustijn te overlijden en gingen zijn bezit tin gen over naar zijn weduwe Marijtgen Cornelisdochter en hun kinderen.143

In 1636 werd er een stuk hooiland verkocht tegenover de hofstede van Augustijn. Het land lag tussen de Heerenwech en het Velser- of Wijkermeer en werd in het noorden begrensd door de bezittingen van Joost Baecen, de eigenaar van de hofstede Scheijbeeck. De hofstede was toen nog in het bezit van de erfgenamen van Augustijn. Hier werd weer een aanwijzing gegeven voor de locatie van de hof stede.144

Het hier voor genoemde hooiland werd in 1638 opnieuw verkocht. Nu werd vermeld dat het land lag voor de hofstede van de weduwe van Augustijn.145

Na het overlijden van Marijtgen werden haar zonen Joncker Johan, Cornelis en dochter Elijsabeth van Teylingen als eigenaar genoemd van de hofstede. In 1652 en 1655 werd vermeld dat de hofstede was verdeeld in 12 parten onder de erfgenamen. Johan van Schooten was toen één van erfgenamen. Hij was getrouwd met Elisabeth Crucius. Van 1643 tot 1655 werd de hofstede verhuurd aan Louecis Engels Bosjes voor ongeveer 240 gulden per jaar. De boomgaard bij de hofstede werd apart verhuurd. De verhuring vond plaats door Johan en Cornelis van Teylingen, naar we mogen aannemen namens de andere erfge-namen. Opvolgend is er een Maria Adriana Crucius die in 1676 trouwde met Judocus Couseband. Zij nam een niet nader bekende part van de hofstede Schilpen mee in haar huwelijk.146 Jodocus Couseband was al eigenaar van de hofstede Duijnvliet, die lag aan de rand van het Aercommerduijn ter hoogte van de huidige IJmuiderstraatweg in IJmuiden.

In 1683 was er een andere erfgename die een deel van de hofstede bezat. Het was juff rouw Volckera Vlasbloem die weduwe was van Machiel de Keijser. Haar procura tiehouder ver klaarde op 30 mei 1683 dat zij schul dig was aan Johan de Kies van Wissen en Judocus Couse bandt, als executeur van het testa-ment van Jan of Johan van Schooten, een som van 997 Carolus gulden die voortkwam uit een obligatie. Als onderpand werd onder meer gesteld een 1/5 part van de woning genaamd Schilpen, met een stuk hooiland dat strekt tot aan het meer. De woning werd in het westen begrensd door de Achterwegh (we mogen aannemen dat hier de Oude Schilpweg werd bedoeld), in het oosten door de Heerenwech en in het zuiden door de bezit tingen van Jodocus Cousebandt.147 We lezen nu dat de hofstede de naam Schil-

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 61: Ledenbulletin 34, 2010

61

038De hofstede Schulpen rond 1729. Kopergravure door H. de Leth (1703-1766) uit “Het Zegepralent Kennemerlant”. ASHER Rare Books A. Asher & Co. B.V. IJmuiden.

pen had gekregen, dit naar het gebied en de weg die er langs liep. Op een kaart uit 1683 werd de hofstede Schilpen, die lag ten noorden van de hofstede Watervliet, weergegeven als een eenvoudige hofstede.

Volckera Vlasbloem was een dochter van Cornelia Schatter en de heer Vlasbloem. Haar man Machiel de Keijser was eigenaar van de hofstede het Plackersbosch die ten westen van het huidige openlucht zwembad de Heerenduinen in IJmuiden stond.148 Zij had twee broers, Willem en Thomas, en twee kinderen: Daniël en Jan. Zij waren samen als kinderen en kinds kinderen de vijf erfgenamen van Corne-lia Schatter, die ieder een part van de hofstede Schilpen en het hooiland bezaten.149 We mogen er dan ook van uitgaan dat het part in de hofste de Schulpen via de erfgenamen van Augus tijn van Teijlin gen rechtstreeks was overge gaan naar de heer Vlasbloem.

Na het over lijden van Thomas Vlasbloem verkocht zijn weduwe Anna Maria haar part in de hofstede Schil pen en het land op 3 juli 1707 aan Pieter Schat ter. De woning werd in het westen be grensd door de Zeewech, in het oosten door een onbenoemde weg en in het zuiden door het eigendom van Judocus Cousebandt.150

We zien nu in de voorgaande transport akten dat de westelijke begrenzing eerst de Achterwech is en later de Zeewech. De begrenzing door de Zeewech is mogelijk niet juist, maar dit kunnen we niet met zekerheid vaststellen, omdat de omvang van het huis met zijn land in die periode niet is te bepalen. We weten wel dat Pieter Schatter land in bezit had genaamd de Blokkers, dat in het westen begrensd werd door de Zeewech en in het zuiden door de Schilpwech.151 Dit land lag dus tussen de hofstede en de Zee-weg, mogelijk behoorde dit land bij de hofstede. In ieder geval is uit de voorgaan de akten op te maken dat Judocus Couse bandt het zuidelijk deel van de hofstede Schulpen langs de Schilp wech in bezit had. Jodocus overleed in 1676 en zijn vrouw Maria Adriana Crucius in 1682. Zij lieten twee kinderen na, Adriaen Francois en Maria. Adriaen Francois was in 1707 getrouwd met Maria Catharina Emonds. Hij werd uiteindelijk via erve de enige eigenaar van de hofstede Schilpen.152

Adriaen Francois Couse bandt veranderde de hofstede Schilpen, die in zijn tijd de naam Schul-pen kreeg, in een fraai zomerverblijf. Dit zomerverblijf is fraai afgebeeld in het boek het Zege pralent Kennemer lant, dat rond 1729 is uitgegeven door Brou rius van Nidek. Hierin wordt het huis op de hof-stede Schul pen weergegeven als een klein statig herenhuis. Voor het herenhuis staat een sierlijk hek dat toegang geeft tot de hofstede. Links op de afbeelding zien we een theehuisje staan van waaruit men kon uitkijken op de Heerenweg, de Meerweiden en het Wijc ker meer.

Rond 1730 stond er nog steeds een boerderij op de hofstede. Het is mogelijk dat het hier gaat om de oude boerderij die op de hofstede stond. In 1737 werd deze boerderij met land verhuurd aan Gerrit Krul die er woonde. Hij werd een huijsman genoemd, de toenmalige benaming voor een boer.53

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 62: Ledenbulletin 34, 2010

62

039De voormalige hofstede Schulpen en de gronden van de voormalige boerderij het Valkje in 1832. J. Morren, naar het kadastrale minuutplan door F.J. Nautz. Foto Archiefdienst voor Kennemerland, Kennemer Atlas.

In de 18e eeuw bleef de boerderij een onderdeel van de hofstede Schilpen waarvan de naam veranderd was in Schulpen. In 1783 werd het herenhuis op Schulpen gesloopt maar de bijgebouwen en de boerderij bleven bestaan. In dat jaar woonde Jan Evertz. als huijsman op de boerderij. Hij verkocht toen in een openbare veiling de runderbeesten, een paard en enig meubilair. Mogelijk moest hij de boerderij verla-ten omdat de hofstede Schulpen werd verkocht.

We pakken de draad van de geschiedenis van de boerderij weer op bij het moment waarop de boer-derij weer een zelfstandig bedrijf werd, in 1826. Toen kwamen de hofstede Schulpen en Scheijbeeck in bezit van Pieter Alzaar Portielje Abraham. Deze liet de nog bestaande opstallen op de hofstede Schulpen slopen, met uitzondering van de boerderij. De boerderij is weergeven op het kadastrale minuutplan uit 1832. Uit de kadastrale beschrijving van de percelen kunnen we opmaken dat het om een gemengd bedrijf ging waar zowel vee werd gehouden als de landbouw werd bedreven.154 Van de voormalige tuin-aanleg op de hofstede restte nog een laan, die langs de boerderij liep, en het bos dat voornamelijk uit hakhout bestond. Regelmatig werd dit bos gekapt tot nabij de stronk en het hakhout werd dan voorna-melijk verkocht als brandhout. In die tijd nog een rendabele exploitatie.

In 1856 waren Scheibeek en de boerderij in bezit van Klaas Koopmans, een grondeigenaar uit Amster-dam. Hij liet in dit jaar langs de Straatweg, de voormalige Heerenweg, een huis met een koepel bouwen. Hij zal Schulpen voor een deel zijn gaan gebruiken als buitenverblijf. Tevens liet hij het weiland omzet-ten in bouwland waardoor het boerenbedrijf geheel gericht werd op de landbouw.155

De opvolgende eigenaren van Scheibeek en Schulpen waren Jan Adriaan Koopmans, wethouder te Beverwijk, en Marie Prosper Theodore Prevenaire, een fabrikant uit Haarlem. Beide verkochten zij grond van Schulpen aan de IJzeren Spoorweg Maatschappij voor de aanleg van de spoorlijn Haarlem-Uitgeest, die rond 1867 werd aangelegd en de percelen rond de boerderij ging doorsnijden. De opsplitsing van de landbouwpercelen leidde ertoe dat de percelen werden omgezet tot weiland.156 Dit zal te maken hebben met het feit dat de percelen door de opsplitsing te klein werden voor de landbouw.

De boerderij met de percelen van de voormalige hofstede bleef tot 1867 behoren bij de hofstede Sche-ijbeeck. In dat jaar werd de boerderij gescheiden van Scheijbeeck en kwam in eigendom van Cretien Jan Gerard de Booy die notaris was in Haarlem. Hij betaalde 9650 gulden voor de boerderij.157

De boerderij werd in 1899 door Cretien Jan Gerard voor 25000 gulden verkocht aan Adriaan Bertling die directeur was van een hypotheekbank in Haarlem. Aanvankelijk woonde deze in Haarlem maar later in Aerdenhout en Bloemendaal. Hij liet in 1900 het laaste stukje hakhout omzetten in weiland en een weiland werd omgezet in bollenland. Het huis met de koepel werd deels ingericht als bergplaats. Nog in hetzelfde jaar verkocht hij een deel van de percelen en de boerderij aan Petrus Antonis Langedijk, een landbouwer uit Velsen. Deze betaalde 12.996 gulden voor het boerenbedrijf.158 Petrus Langedijk kwam oorspronkelijk uit Beverwijk en was getrouwd met Johanna van Egmond. Uit hun huwelijk kwamen tien kinderen voort: Johanna Maria Hendrika in 1880, Hendrikus Petrus in 1882, Gerardus Petrus in 1883, Hendrika Antonia in 1886, Petrus Antonius in 1887, Johannes Henricus in 1888, Elisabeth Catha-rina Agatha in 1892, Antonis Petrus in 1894, Gerarda Josina Alida in 1897 die na acht weken overleed en Lucas Aloysius in 1901.

Petrus Langedijk had geen belangstelling voor de bollenteelt en verkocht het bollenland in 1902 en de bergplaats in het huis met de koepel kwam te vervallen. Hij bracht de nodige veranderingen aan op zijn bedrijf. In 1906 werd de woning met de koepel vergroot met een bijbouw maar in 1908 volgde de sloop, waarbij alleen de koepel bleef staan. Ook de boerderij werd in 1911 vergroot met een bijbouw en

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 63: Ledenbulletin 34, 2010

63

040 Boerderij Schulpen rond 1902. Foto Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas

041Aan de rechterzijde tussen de woningen het hek van boerderij Schulpen aan de Wijker straatweg rond 1917. Foto Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.

in 1912 werd er een schuur bijgebouwd in het noordelijk deel van de weilanden bij de boerderij. Als we naar de foto kijken zien we aan de voorzijde van de boerderij een woongedeelte met twee verdiepingen en een vrij steile dakkap. In de voorgevel is een klein type venster aangebracht. Zowel de steile kap als dit venstertype kunnen erop wijzen dat we hier te maken hebben met het oude huis dat op Schilpen stond en bij de realisatie van het zomerverblijf zijn functie als boerderij behield.

Regelmatig werd er een deel van een perceel verkocht, hieronder percelen langs de Straatweg van Haarlem naar Alkmaar, de voormalige Heerenweg (nu de Wijkerstraatweg). Op deze percelen langs de straatweg werden ter hoogte van de boerderij woningen gebouwd. 159 Ten zuiden van de weilanden bij de boerderij liep de Melklaan die nog een periode de naam Melk- of Noorderlaan heeft gehad. Deze laan werd bij de aanleg van de spoorlijn in twee delen gesplitst. Later kreeg het deel ten westen van de spoorlijn de naam Noorderlaan en het deel ten oosten van de spoorlijn de naam Melklaan. Ook langs de Melklaan werden percelen verkocht voor woningbouw.

De harddraverijvereniging in Beverwijk en Omstreken kon, door tegenwerking van de directie van de stoomtramlijn Haarlem naar Alkmaar, vanaf 1910 de Breestraat niet meer gebruiken. Petrus Langedijk stelde het terrein bij de boerderij ter beschikking aan de harddraverijvereniging voor hun wedstrijden. Dit duurde tot de opheffing van de tramlijn in 1924. Daarna kon de vereniging de Breestraat weer gebruiken.160

Petrus Antonis Langedijk maakte nog enkele huwelijken van zijn kinderen mee; in 1907 het huwelijk van zijn dochter Johanna Maria Hendrika met Petrus Hendrik Dekker uit Graft. In 1912 trouwde zijn dochter Hendrika Antonia met Cornelis Schilder uit Berkhout. In 1914 volgde het huwelijk van zijn zoon Johannes Henricus met Johanna Heijnen uit Assendelft. Als laatste is het huwelijk van Elisbeth

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 64: Ledenbulletin 34, 2010

64

042De boerderij Schulpen en omgeving in 1927. Perceel 1594 de boerderij met hooiberg. Perceel 1168 de koepel die overbleef van het in 1908 gesloopte huis, in stippellijn het afgebroken gedeelte. Perceel 2065 het weiland met in het noorden de schuur met kleedkamers. J. Morren, naar de kadastrale wijzigingskaart uit 1927.

Catharina Agatha bekend, zij trouwde in 1921 met Simon Nicolaas Schilder uit Spanbroek. Maar Petrus Antonius Langedijk was het jaar daarvoor op 65-jarige leeftijd al over-leden. Zijn weduwe Johanna hield het bedrijf in bezit, maar of zij dit volledig voortzette is onduidelijk.

In 1922 kwam er in het noordelijk deel van de percelen bij de boerderij een weiland ter beschikking van een sport-vereniging en werden er bij de schuur in het noordelijk deel kleedkamers gebouwd die in 1932 werden uitgebreid.161 Mogelijk was dit voor de hierna genoemde voetbalclub WFC.

Dat de familie Langendijk betrokken was met de bewo-ners van het toenmalige Wijkeroog bleek uit het feit dat ze van 4 tot en met 10 september 1922 de weilanden bij de boerderij ter beschikking stelden voor een kermis, sportwedstrijden en diverse activiteiten. Ondermeer kinderspelen, een voetbalwedstrijd, een harddraverij, ring-rijden, ringsteken voor wielrijders, een korfbalwedstrijd en een behendigheidswedstrijd voor motoren. Aan de wed-strijden deed een L. Langendijk uit Velsen mee. Mogelijk was dit Lucas Aloysius. Hij won de tweede prijs bij het ringrijden met fraaie rijtuigen. Ook gaf hij een demonstra-tie doodliggen met zijn werkpaarden. Hij liet die als voor dood liggen op het terrein terwijl de Kennemer Motorclub er met motoren tussendoor reed, waarop de paarden dus niet reageerden. Een knap stukje dressuurkunst van deze L. Langendijk die de paarden zelf getraind had.

De voetbalwedstrijd werd gehouden tussen de voetbal-club W.F.C uit Wijkeroog en de M.S.V. uit Beverwijk die met 3-1 werd gewonnen door de Beverwijkse club.

Op zondagmiddag mochten wel de sportwedstrijden gehouden worden maar tegen het houden van de kermis was bezwaar gerezen van de zijde van de Gereformeerde kerk en er waren vragen over gesteld in de gemeenteraad. Het gemeentebestuur had ook te maken met het katholieke bevolkingsdeel vanwaaruit in zijn algemeenheid weinig bezwaren waren tegen dergelijke activiteiten op zondag. Als compromis werd door het gemeentebestuur vergunning verleend om de kermis pas om 6 uur ’s avonds te openen en de carrousel mocht pas om 8 uur gaan draaien. Dat een groot deel van de bevolking zich niets aantrok van het gebod op de zondagsrust bleek uit het feit dat de kermis op de laatste zondagavond druk bezocht werd, en wel zozeer dat het verkeer op de Wijkerstraatweg erdoor vastliep. Volgens het persbericht was alles ordelijk verlopen en waren er geen arrestaties verricht.162

In 1933 ging de weduwe over tot de verkoop van de boerderij en de overgebleven percelen aan Petrus Franciscus Bulters uit Overveen, Wilhelmus Anthonius Bulters uit Haarlem, Mattheus Henneman uit Bloemendaal en Petrus Wilehelmus van der Lem uit Wijk aan Zee. Zij hadden in het zelfde jaar de N.V. Bouw en Explotatie Maatschappij Schulpen opgericht die gevestigd werd te Wijk aan Zee en Duin. Zij kochten het geheel voor 70.356 gulden voor de realisatie van een woonwijk. De percelen werden opnieuw ingedeeld door het ontwerp van een stratenplan. De boerderij, schuren en de kleedlokalen werden in 1934 en 1935 gesloopt om plaats te maken voor de bouw van woningen aan de Duinvliet-straat en de Pelstraat.163 Hiermee verdwenen de laatste herinneringen aan deze eeuwenoude boerderij en hofstede.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 65: Ledenbulletin 34, 2010

65

AfsluitingHiermee sluit ik de serie over het gebied van de Adrichemmertienden af. Er hebben in het dorp Velsen en in het gebied ten oosten van de huidige Wijkerstraatweg nog meer boerderijen gestaan, maar het zou te ver voeren om die allemaal in dit artikel te behandelen, daarom heb ik alleen de geschiedenis van de oudste bekende boerderijen beschreven. Op de andere boerderijen uit latere tijd hoop ik in de toekomst in aparte artikelen terug te komen.

Terugkijkend op de serie over Adrichem zien we dat vooral de vroegste geschiedenis van het gebied van de Adrichemmertienden nog vele hiaten vertoont en nog vele vragen kent. Ik heb met deze serie een poging gedaan om voorzover mogelijk de geschiedenis van het gebied te ontrafelen en daarbij de geschiedenis van de boerenbedrijven die de tienden opbrachten te beschrijven.

Duidelijk is dat de naam Aercom, een afgeleide van de naam Adrichem, in de 16e eeuw veel voor-kwam in het gebied van het huidige Velsen-Noord, zowel als gebiedsnaam als in de namen van de wegen. In de 17e eeuw werd de naam steeds minder gebruikt en in de 18e eeuw en daarna bijna niet meer. Zeker is dat het gebied van de Adrichemmer tiende lag ter hoogte van het huidige Velsen-Noord en dat daarin vrijwel zeker de villa Adrichem lag met zijn tiendegebied, dat tesamen met de kerk in Velsen in de 8e eeuw door Karel Martel geschonken werd aan de evangelist Willibrord. Door de grote landschapsver-andering, veroorzaakt door de vorming van de zogenaamde jongeduinen zal het tiendegebied steeds een andere omvang gehad hebben. Archeologisch onderzoek en archiefonderzoek hebben daar belangrijke aanwijzingen voor gegeven. Het gebied van de voormalige Breesaap dat tijdens de vorming van de jonge duinen is ontstaan zal oorspronkelijk bij het tiendegebied gehoord hebben. Hopelijk is deze serie een aanzet om in de toekomst de geschiedenis van Adrichem verder te ontrafelen.

Het onderzoek in de archieven en van het bodemarchief wordt door velen voortgezet. Mogelijk worden daarbij ooit nog aanwijzingen of vondsten gedaan die de geschiedenis completer maken.

J. Morren

Met dank aan:De heer en mevrouw P. van Weelderen, Hofgeesterweg, Velserbroek. De heer en mevrouw A.J. Vonk, Velsen-Zuid.De Archeologische Werkgroep Velsen.

Bronvermelding

1 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld 1570, Velsen, inv. nr. A 424. NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111.

2 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld 1544, Velsen, inv. nr. A 420.

3 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 4 Stichting Ramplaankwartier, Het Ramplaankwartier, 1955, p. 15 t/m 22. 5 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld 1562, Velsen, inv. nr.

A 423. 6 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld 1570, Velsen, inv. nr.

A 424. 7 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 8 Stichting Ramplaankwartier, Het Ramplaankwartier, 1955, p. 15 t/m 22. 9 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 90r. 10 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en -Noord, Velsen-

Zuid, 2005, blz. 202 t/m 230. 11 Kort J.C. Repertorium op de lenen van de hofstede Putten 1229-1650, Ons voorgeslacht, nr. 284, 34e

jaargang, april 1979. 12 NHA. Leen en Registerkamer van Holland, leenen 1428-1579, Kennemerland, inv. nr. 73 fo. 9v. 13 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en -Noord, Velsen-

Zuid, 2005, blz. 188-102. 14 Kort, J.C. Repertorium op de grafelijke leenen in Kennemerland, Ons Voorgeslacht, maart/juni 1970,

blz. 98. 15 Gemeente Archief, Amsterdam, 3 huizen en een heerlijkheid, Assendelft ambachtsheerlijkheid,

toegangs nr. 231, inv. nr. 919, Cartularium Gerrit en Nicolaas van Assendelft, fo. 7. 16 NHA. Leen en Registerkamer van Holland, inv. nr. 123 fo. 97r. 17 NHA. Leen en Registerkamer van Holland, leenen 1428-1579, inv. nr. 79 fo. 27v.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 66: Ledenbulletin 34, 2010

66

18 NHA. Leen en Registerkamer van Holland, leenen 1428-1579, inv. nr. 80 fo. 1r. 19 NHA. Leen en Registerkamer van Holland, inv. nr. 121, fo. 70v en inv. nr. 89 fo. 19r. Gemeente Archief, Amsterdam, 3 huizen en een heerlijkheid, Assendelft ambachtsheerlijkheid, toegangs nr. 231, inv. nr. 919,

Cartularium Gerrit en Nicolaas van Assendelft, fo. 170 en 171. 20 Gemeente Archief, Amsterdam, 3 huizen en een heerlijkheid, Assendelft ambachtsheerlijkheid, toegangs nr. 231, inv. nr. 919,

Cartularium Gerrit en Nicolaas van Assendelft, inleiding. NHA. Leen en Registerkamer van Holland, Kennemerland, inv. nr. 108 fo. 71r. 21 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld 1543, 1544, 1553, 1557 en 1570, Velsen, inv. nr. A 419 t/m A

424. 22 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 23 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 152v. 24 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 959 fo. 247r. 25 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en -Noord, Velsen-Zuid, 2005, blz. 188 t/m 202. 26 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 127v. 27 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 860. 28 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 165v. 29 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 1r en 2r. 30 Nationaal Archief, Den Haag, Leen en Registerkamer van Holland, inv. nr. 160 fo. 5. 31 Coppens Thera, Baarnse Lusthoven, Baarn 1990 blz. 22 t/m 30. 32 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 962 fo. 104r. 33 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 962 fo. 133r en inv. nr. 963 fo. 2v en 55r. 34 Nationaal Archief, Den Haag, Leen en Registerkamer van Holland, inv. nr. 151 fo. 32. 35 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 962 fo. 133r en inv. nr. 963 fo. 2v en 55r. 36 S. Rolle en anderen, Een kerk en een handvol huizen, Van Rechthuis tot Raadhuis van 1640 tot 1966, Velsen 1975 blz. 40 t/m 44. Nationaal Archief, Den Haag, Het gaardersboek der verponding Velsen, toegangs nr. 528, inv. nr. 5. NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 112 en 113G. 37 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en -Noord, Velsen-Zuid, 2005, blz. 188 t/m 202. 38 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 39 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 962 fo. 137r. 40 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 962 fo. 51r. 41 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 99v en inv. nr. 919 fo. 128. 42 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 920 fo. 24v. 43 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 106v en inv. nr. 920 fo. 35v. 44 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 920 fo. 39v. 45 Nationaal Archief, Den Haag, Het gaardersboek der verponding Velsen, toegangsnr. 528, inv. nr. 5. 46 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 969 fo. 135r. 47 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 970 fo. 184r en inv. nr. 1007 akte 107. 48 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 116G, lijst van afgebroken, verbeterde en nieuwe gebouwen. 49 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 970 fo. 221v. 50 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 971 fo. 29v en inv. nr. 975 fo. 39v. 51 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 971 fo. 39v en Ambachtsbestuur van Velsen inv. nr. 13 fo. 28v. 52 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 972 fo. 61r en 61v. 53 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv.nr. 13 fo. 83 en 90 en kaarten uit de 18e en 19e eeuw. 54 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 972 fo. 138r. 55 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 22v, 24v, 76v, 77v en 78r. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 118G fo. 136 en inv. nr. 119G geen fo. nr. 56 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en Noord, Velsen-Zuid, 2005, blz. 188 t/m 202 en

Ledenbulletin Historisch Genootschap Midden Kennemerland, no. 28, 2004 blz. 26-51. 57 NHA. Kadaster, Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel 1832, Velsen. 58 NHA. Kadaster Velsen, art. 76, 286, 340, 471, 534 en 663. Notarieel Archief Velsen, inv. nr. 88 akte 70. Hypotheken 4, deel nr. 7648 akte 17 en deel nr. 7657 akte 95. Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en Noord, Velsen-Zuid, 2005, blz. 188 t/m 202. 59 NHA. Hypotheken 4, deel nr. 7657 akte 95 en Kadaster Velsen art. 534 en 663. 60 NHA. Hypotheken 4, deel nr. 7675 akte 38 en Kadaster Velsen art. 713. 61 NHA. Hypotheken 4, deel nr. 7680 akte 47 en Kadaster Velsen art. 736 oude reeks. 62 NHA. Kadaster Velsen, art. 577, art. 746 oude reeks en art. 7602. 63 NHA. Catalogus der hofstede Meershoef, bib. Nr. 43-006964 M en Brandweer krabbels door J. Melgerd, oud brandmeester van spuit I

te Velsen, december 1931 periode 1882-1931 in dozen Velserbroek, onderzoek S. Rolle. 64 Linden, van der J, Genealogie Van Weelderen, Velisena, leden bulletin van de Historische Kring Velsen, 1993 jaargang 2, blz. 22 t/m 27. 65 NHA. Hypotheken 4 deel, nr. 9328 akte 70 en Kadaster Velsen, art. 1727, 5655 en 8360. 66 NHA. Kadaster Velsen, art. 4304, 8360 en 12205. 67 NHA. Hypotheken 4, deel nr. 8057 akte 17 en Kadaster Velsen, art. 736 nieuwe reeks en art. 1480.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 67: Ledenbulletin 34, 2010

67

68 NHA. Hypotheken 4, deel nr. 8056 akte 102 en Kadaster Velsen, art. 1481 en 1739. 69 NHA. Hypotheken 4, deel nr. 8170 akte 10 en Kadaster Velsen, art. 1739 en 2631. 70 NHA. Hypotheken 4, deel nr. 9304 akte 39 een Kadaster Velsen, art. 3832 en 8253. 71 Meyer Caitlin, IJmuider Courant 6-7-2009, Een theekoepeltje als schuur. Gemser Haije, Rolle Siebe, Schaafsma Siem en anderen, Een kerk en een handvol huizen, Velsen 1975, p. 113 en 145. Informatie en documentatie beschikbaar gesteld door de heer A. Vonk, Velsen-Zuid. NHA. Kadaster Velsen, art. 8253 en 4304. 72 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 73 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 955 fo. 120r. 74 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 111. Siebe Rolle, Aantekeningen bij Velsens vroege verleden, Velsen-Zuid 1998, blz. 43 t/m 45. Siebe Rolle, Kroniek van Driehuis, Driehuis 1994, blz. 20 t/m 22. 75 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 955 fo. 79. 76 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 955 fo. 138. 77 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 955 fo. 195. 78 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 113v. 79 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 152v. 80 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 151r. 81 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 961 fo. 125r. 82 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 964 fo. 39v. 83 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 964 fo. 117r. 84 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 967 fo. 2r en Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 112 en 113G. 85 Elias J.E. De Vroedschap van Amsterdam, 1578-1795, Haarlem 1905. 86 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 1, Santpoort, Huizen 2002, blz. 164 t/m 171 en deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en

Noord, Velsen-Zuid, 2005, blz. 176 t/m 188. 87 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 88 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 955 fo. 103. 89 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 955 fo. 138 en 195. 90 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 113v. 91 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 152. 92 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 73. 93 Morren J. Hofstede De Groenepoort of Wijkeroog, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland, ledenbulletin 29 2006, blz. 5 t/m

15) 94 NHA. Notarieel Archief Velsen, inv. nr. 74 akte 16 en de Kadastrale Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel Velsen. 95 Morren J. Ledenbulletin Historisch Genootschap Midden Kennemerland, 2006 nr. 29 blz. 5 t/m 15. NHA. Kadaster Velsen, art. 689. 96 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 97 Bepaald op basis van kaarten en beschrijvingen in transportakten uit de 17e eeuw. 98 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 963 fo. 17v. 99 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 119v. 100 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 963 fo. 34v. 101 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 963 fo. 33r. 102 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 157v en Ambachtsbestuur van Velsen inv. nr. 469. 103 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 73v. 104 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965G fo. 103r. 105 NHA. Kennemer Atlas, de kaart van het Hoogh-Heemraetschap van de Uytwaterende Sluysen in Kennemerlandt ende West- Vrie slandt

door Johannus Douw 1683 en de kaart van Kennemer land uit het Zegepralent Kennemerlant door B. van Nidek 1729. 106 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen inv. nr. 112G en ORA. Velsen, inv. nr. 921 fo. 43v. 107 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 966 fo. 25r, 26r en 189r, inv. 967 fo. 9r en inv. nr. 974 fo. 47v. 108 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 967 fo. 1r. 109 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 113G. 110 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van 1584, inv. nr. 111. 111 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 955 fo. 123. 112 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 101r. 113 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 83v. 114 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 961 fo. 2r. 115 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 56v. 116 NHA. Stadsarchief van Haarlem, Enschede I kleine lade 5-3-1-X. Kloosterarchieven Haarlem, inv. nr. 2 en 3, beide fo. 54r. 117 Verdam J. Middel-Nederlansch Woordenboek,’s- Gravenhage, 1932 blz. 165 en 466. 118 NHA. Stadsarchief van Haarlem, Enschede I kleinelade 5-3-1-X en Kloosterarchieven Haarlem, inv. nr. 2 en 3, beide fo. 54r.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 68: Ledenbulletin 34, 2010

68

119 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld, 1543 inv. nr. A 419. Verdam J. Middel-Nederlansch Woordenboek, ‘s- Gravenhage 1932, blz. 353. 120 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld, 1544, inv. nr. A 420. 121 Verdam J. Middel-Nederlansch Woordenboek, ‘s- Gravenhage 1932 blz. 282. 122 Verdam J. Middel-Nederlansch Woordenboek, ‘s- Gravenhage 1932 blz. 507. 123 NHA. De kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld, 1561, inv. nr. A 423. 124 NHA. De Kohieren van de 10e en de 100e penning en van het morgengeld, 1570, inv. nr. A 424. 125 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, kohier van het jaar 1584, inv. nr. 11. 126 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 23. 127 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 24v. 128 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 110v. 129 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 65v. 130 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 66r. 131 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 70r en 71r. 132 NHA. ORA. Velsen, Schepenrol, geen fo. nr. 133 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 70r. 135 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 88r. 136 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 100v. 137 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 956 fo. 107v. 138 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 957 fo. 58r. 139 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 45v. 140 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 958 fo. 111v. 141 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 959 fo. 31v. Verdam J. Middel-Nederlansch Woordenboek, ‘s- Gravenhage 1932, supplement blz. 100. 142 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 959 fo. 69v. 143 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 959 fo. 70r. 144 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 959 fo. 103v. 145 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 959 fo. 130r en Notarieel Archief Haarlem, inv. nr. 157 fo. 112 en inv. nr. 162 fo. 166. 146 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 99r. 145 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 960 fo. 146v. 146 Nationaal Archief Den Haag, Familie archief Cousebant, toegangs nr. 3.20.09, inv. nr. 828, 829 en 830. Hoek C. Repertorium op de lenen van de Lek en Polanen, Ons Voorgeslacht no. 313, 37e jaargang juni 1982, blz. 229. 147 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 127v. 148 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 964 fo. 182v. 149 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 167v. 150 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 966 fo. 72v. 151 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 966 fo. 153r. 152 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 968 fo. 189r. Nationaal Archief Den Haag, Familie archief Cousebant, toegangs nr. 3.20.09, Regesten lijst en Genealogische tabellen en inv. nr. 70. Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie deel IX 1955, blz. 124. 153 Nationaal Archief Den Haag, Financie van Holland, toegangs nr. 528, inv. nr. 5. NHA. Notarieel Archief Velsen, inv. nr. 5 akte 22. 154 NHA. Kadaster, Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel Velsen, 1832. NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 1011 akte 65. 155 NHA. Kadaster Velsen, art. 406. 156 NHA. Kadaster Velsen, art. 693 en 679. 157 Morren J. Leden- bulletin Historisch Genootschap Midden Kennemerland, nr. 27 2003, blz. 7 t/m 29. NHA. Kadaster Velsen, art. 697 en 628. Hypotheken 4, deel nr. 7691 akte 79. 158 NHA. Kadaster Velsen, art. 2072 en 2137. Hypotheken 4, deel nr. 8081 akte 101. 159 NHA. Kadaster Velsen, art. 2137. 160 Dagblad Noord-Holland, 8-6-1942. 161 NHA. Kadaster Velsen, art. 2137. 162 IJmuider Courant, 30-8-1922 en 16-9-1922. 163 NHA. Kadaster Velsen, art. 2137 en 5856. HYP 4 deel nr. 8911 akte 105 en deel nr. 8914 akte 42.

Voor de persoonsgevens zijn geraadpleegd: NHA. De persoons en gezinskaarten van Velsen en de doop, trouw en begraafboeken van Velsen.

Afkortingen;NHA: Noord-Hollands Archief, Haarlem.ORA: Oud Rechtelijk Archief.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 69: Ledenbulletin 34, 2010

69

In de regel naar Tegel

door Cor Castricum

WIllEm johAN tEgEl wAS gEBorEN AlS zoon van Klaas Tegel en Maartje Helder op Breestraat 65, waar zijn ouders een bakkerij hadden. Na enkele jaren besloten deze om een stuk grond te kopen

aan de Zeestraat om daar een tuindersbedrijf te beginnen. De bakkerij in de Breestraat verkochten ze aan Willem Stoutenbeek, die uit een oud Haarlems bakkersgeslacht kwam. Willem Stoutenbeek moest later om gezondheidsredenen stoppen met de bakkerij en begon op het zelfde adres samen met zijn vrouw in 1878 een manufacturenzaak.

Willem Tegel had geen interesse in het tuindersbedrijf van zijn ouders en leerde het vak van timmer-man. Op 1 juni 1893 trouwde hij met Elisabeth Petronella Wilhelmina Stoutenbeek. Op initiatief van zijn vrouw begonnen ze op 10 juni 1893 op Breestraat 42, op de hoek van de Nieuwstraat –die toen nog de Koekenbakkerssteeg heette– een winkel ‘in potten en pannen’. Elisabeth bracht de nodige winke-ervaring mee want die had ze opgedaan in de winkel van haar ouders.

Ze verkochten naast allerlei huishoudelijke artikelen ook kachels, kolenkitten, lampenkappen, ser-viezen, theemeubels, wandversiering en wat al niet meer. De eerste klant op de openingsdag was Andries van Doorn die een kruiwagen kocht.

Het waren destijds lange werkdagen. De winkels waren dagelijks en ook in het weekeinde tot 10 uur ’s avonds open. De winkel bleek een succes en groeide snel. Willem moest steeds vaker zijn vrouw in de winkel bijstaan, maar richtte zich voornamelijk op de administratie en inkoop.

In 1896 werd het achterliggende pand aan de Koningstraat van de weduwe Joor-Wernke aangekocht en omgebouwd tot pakhuis. In 1914 werd dit pand afgebroken en tot een modern en groot magazijn met bovenwoning omgebouwd. Aansluitend volgde de verbouwing van het pand aan de Breestraat dat van een nieuwe gevel werd voorzien. Door deze vernieuwing werd Tegel het eerste winkelpand aan de Breestraat met electrisch licht.

Het echtpaar was zeer ambitieus en vooruitstrevend. Ze gingen regelmatig naar beurzen in het bui-tenland om inkopen te doen.

Op 12 maart 1894 was hun eerste kind Klaas Willem Pieter geboren die in 1913, op 19-jarige leeftijd dus, gedurende een jaar naar de firma Obermeyer & Co te Fürth bij Neurenberg in Duitsland gestuurd werd om winkel- en inkoopervaring op te doen. Deze Klaas kwam in 1914 in de winkel werken en nam op den duur de zakelijke leiding over van zijn ouders.

De stichters van de winkel in ‘potten en pannen’ Elisabeth Petronella Wilhelmina Stoutenbeek en Willem Johan Tegel toen het echtpaar hun zilveren huwelijksfeest vierde in 1918.

Het winkelpand Breestraat 42 in 1901.

Een advertentie uit 1902.

Het winkelpand Breestraat 42 in 1906.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 70: Ledenbulletin 34, 2010

70

Op 17 januari 1917 werd de N.V. Tegel’s Waren-huis opgericht met Willem Johan Tegel als directeur en zijn zoon Klaas Willem Pieter Tegel als adjunct-directeur.

In 1926 trouwde Klaas met Corrie Pijl. Na hun huwelijk trokken vader en moeder Tegel zich terug uit de zaak en werd Klaas met de dagelijks leiding belast.

Op 6 december 1934 werd het naastgelegen pand Breestraat 40 van de St. Agathaparochie aangekocht die het had verkregen uit de nalatenschap van mevrouw de Boer. Aannemer Boots uit de Meester van Lingenlaan kreeg de opdracht om de twee panden om te bouwen tot een groot en modern winkelpand. Het pand kreeg toen ook centrale verwarming.

De opening van de nieuwe winkel vond plaats op 2 augustus 1935. Ter gelegenheid daarvan was een prijsvraag uitgeschreven voor een nieuwe verkoop-slogan, die werd gewonnen door Manus Hofland: ‘In den regel naar Tegel’ was zijn vondst, die nu nog steeds algemeen gekend is in Beverwijk.

Ondertussen had buurman Davidson ook besloten tot vernieuwing van zijn zaak over te gaan. Een probleem daarbij vormde de gezamenlijke halfsteens tussen-muur. Dit werd bij het kadaster opgelost met de verkoop van de muur voor de prijs van vijf gulden aan Davidson, die dan tevens het slopen van de oude muur en het optrekken van een nieuwe muur zou bekostigen.

De dertiger jaren waren moeilijke jaren en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het nog erger. Op het laatst was er niets meer om te verkopen en na de door de Duitse bezetter verplichte evacuatie werd de winkel gesloten en dichtgetimmerd.

Klaas Tegel overleed op 31 augustus 1945. Zijn vrouw Cor zette de zaak voort. Zo kort na de oorlog was het moeilijk om de winkel weer op poten te zetten. Er was geen winkelvoorraad en leveranciers konden ook niet direct leveren. Import van goederen uit het buitenland werd streng geregeld door invoer-contingenten. Winkelbedrijven zoals Tegel moesten zich voor een bepaald bedrag inschrijven zonder de zekerheid dat er iets geleverd zou worden.

Op 22 augustus 1936 werd een nieuwgeborene als 20.000e inwoner van Beverwijk bij de Burgelijke stand ingeschreven. De firma Tegel boodd ter gelegenheid hiervan de ouders Vrenegoor een nieuwe kinderwagen aan.

Het aanzicht van de winkel na de verbouwing van 1914.

Het pand van Tegel vóór de verbouwing van 1936.

Interieurfoto uit 1930.

De nieuwe panden van Tegel en Davidson na de verbouwing.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 71: Ledenbulletin 34, 2010

71

Maar iedereen had na de oorlog weer van alles nodig. Goederen die overdag aankwamen werden meestal nog dezelfde avond uitgepakt en geprijsd, zodat ze de volgende dag in de winkel verkocht konden worden.

Hoewel moeder Cor ook nog zes kinderen moest opvoeden is het haar gelukt de zaak redelijk snel weer op te bouwen. Met name haar zoon Jacques was een grote steun voor haar. Na een stage bij de firma Jungerhans in Rotterdam kwam Jacques in 1951 officieel in dienst. Zijn broer Klaas volgde in 1960.

Op 14 oktober 1955 werd het pand Koningstraat 25 van dansschoolhouder Arend Dors aangekocht en ingericht als speelgoedafdeling*. De bovenwoning werd in 1956 betrokken door het gezin van Wim en Jo Tegel. Zij hadden in 1956 Nederlands-Indië moeten verlaten wegens de politieke spanningen.

Wim werd ook in de zaak opgenomen en kreeg de verantwoording voor de nieuwe witgoed-afdeling, waarin wasmachines, koelkasten en andere technische apparatuur verkocht werden.

In 1958 werd in Zeist de firma Woerdman overgenomen. Wim Tegel verhuisde toen met zijn gezin naar Zeist om aldaar de leiding op zich te nemen.

In februari 1967 begon een grote uitverkoop vooruitlopend op de immense verbouwing van de win-kelpanden aan de Breestraat. De drie woonhuizen boven de zaak verdwenen om plaats te maken voor magazijn- en kantoorruimte. Moeder Cor trok zich terug uit de zaak en verhuisde naar de Hendrik Burgerstraat. Op 4 oktober 1968 werd de vernieuwde winkel weer geopend.

In 1987 werd de winkel alweer verbouwd om aangepast te worden aan de formule, die was ontwik-keld door de inkoopvereniging Spectra, die tot betere landelijke bekendheid leidde en een gezamenlijk reclamebeleid. In 2003 kwam er een einde aan deze Spectra-formule.

In 1990 werd de speelgoedafdeling opgeheven en werd er plaats gemaakt voor tuinmeubelen. De verkoop van tuinmeubelen ging zo goed, dat er moest worden uitgeweken naar een grotere ruimte. Deze

De speelgoedingang Koningstraat 25 in 1960.

De nieuwe gevel uit 1987.

Beeld van de grote verbouwingsopruiming in 1967.

Het nieuwe pand Breestraat 50.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 72: Ledenbulletin 34, 2010

72

werd gevonden in het nieuwe Woon-Plaza aan de meubelboulevard waar een nieuwe vestiging geopend werd in februari 2000. Hier waren alle trends in tuinmeubelen vertegenwoordigd, van kunststof en aluminium tot teakhout. Per 1 oktober 2009 is deze zaak in andere handen overgegaan.

Het pand aan de Breestraat werd op den duur te groot voor het huidige asssortiment, en dat leidde in 2004 tot een pandenruil met de Beverwijkse vestiging van de fi rma Blokker. Na een sluiting van 3½ maand kon de zaak op 14 augustus 2004 geopend worden op Breestraat 50, waar de gehele beneden-verdieping gesloopt en weer opnieuw opgebouwd was. De nieuwe winkel biedt nog steeds een groot aanbod van huishoudelijke artikelen maar onderscheidt zich door zich meer te richten op alles wat te maken heeft met koken tot en met de gedekte tafel.

Edwin Tegel is nu een van de eigenaren van de zaak. En net zoals de uit Bergen afkomstige overgroot-vader en stichter van het bedrijf heet de andere eigenaar weer: Klaas Tegel.

*Ter redactie koesteren we nog een locomotiefje van Trix-Express dat in de vroege jaren zestig bij Tegel werd gekocht. Van het garantiebewijs hebben we nog geen gebruik hoeven te maken.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 73: Ledenbulletin 34, 2010

73

Machinale hersens doen de administratie bij groenteveiling Kennemerland

Door Jos.J. Appelman,

m.m.v. Ans Henneman en Theo Dijkman.

HEt BovENStAANdE IS tE lEzEN IN een in 1963 verschenen krant. En de krant gaat verder: Tot nu toe leent het bedrijf zich voor wat betreft de aan- en afvoer der producten allerminst voor

mechanisatie. De administratie gaat in deze echter wel met de tijd mee, getuige de inschakeling van de Internationale Bedrijfsmachine Maatschappij (IBm).

De administratie zoals die in het verleden geschiedde was een omvangrijk werk. De koper wilde ’s avonds zijn nota hebben en de tuinder wachtte op zijn afrekening. Dit vroeg voorheen veel overwerk en het gebeurde maar al te vaak dat men in de zomermaanden nog na het middernachtelijk uur bezig was om de dagaanvoer administratief rond te krijgen. Daar is nu een einde aan gekomen want sinds enkele weken bezit de veiling een mechanische administratie die niet alleen een unicum in eigen land is, maar bovendien een wereldprimeur betekent.

Nu men steeds meer vertrouwd raakt met het systeem, biedt het vele voordelen, want zodra de veiling afgelopen is, kan men ook de laatste hand aan de administratie slaan. De verschillende apparaturen in het veilingkantoor lijken voor de leek zeer ingewikkeld (en dat zijn ze ook), maar de heer Rademaker, die hiervoor een speciale opleiding heeft gevolgd, krijgt het al aardig onder de knie. In mejuffrouw A. Henneman heeft hij een kundig assistente. Zij behaalde haar IBm-diploma.

Begrijpelijk dat dit systeem grote belangstelling trekt. Vele veilingen komen ietwat afgunstig naar Beverwijk om een kijkje te nemen bij deze wel zeer moderne bedrijfsadministratie.

Tot zover de krant.

Piet Diemeer, getroffen door de term ‘wereldprimeur’ ontmoette Ans Henneman op een familiefeestje en vroeg haar om hem meer over die wereldprimeur te vertellen.

Ans was in 1962 begonnen bij de veiling ‘Kennemerland’ en ze maakte dus mee hoe in het gebouw aan de Breestraat (waar nu C&A in zit) de administratie nog met de hand werd gedaan. Met de verhuizing naar de Parallelweg in 1963 werd overgeschakeld op de mechanische administratie.

Er stond een administratiemachine (de 444 van IBm) die werd bediend door verschillende schakelborden, ook wel panelen genoemd. Zoals je bij de boekhouding een debiteurenboek, een cre-diteurenboek etc. kent, zo was er hier bijvoorbeeld een schakelbord voor kopersnota’s, een bord voor de tuindersnota’s, een bord voor de weekafschriften (verzamelnota’s), een voor de tuinders en een voor de weekafschriften voor de kopers.

Zo’n bord was een raster waarin volgens een bepaald systeem pennen, staafjes werden geprikt. Twee staafjes waren met elkaar verbonden door een snoer, een kabeltje. De IBm had de borden voorgeprikt, samen met de heer Rademaker die de mechanische administratie leidde. Die borden waren het hart van de administratie-machine, waardoor de machine de ponskaarten kon lezen en dan nota’s uitdraaien.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 74: Ledenbulletin 34, 2010

74

Om de machine te laten werken, werden ponskaarten ingevoerd. Een ponskaart was een stuk karton van ongeveer 20 cm breed en 9 cm hoog. Er werden gaatjes ingeponst die door de machines konden worden gelezen en vertaald in gewoon schrift. In de ponskaart was voor elk onderdeel een vaste plaats: voor het aanvoerdersnummer, voor het nummer van de koper, de code van het geveilde product, het aantal kisten, het totaalbedrag etc.

Voor elk van de 26 letters van het alfabet werd in de bovenste rand een gaatje geponst en eronder een gaatje van 0 t/m 9. Voorbeeld: bovenponsing +1 = a; bovenponsing +2 = b etc.

Er waren vaste stamkaarten. Dat waren ponskaarten met naam, adres en woonplaats van de kopers (groen) en van de aanvoerders (rood). Deze stamkaarten werden elke dag opnieuw gebruikt.

Naast de genoemde administratiemachine IBm 444 waren er twee ponsmachines en twee con-troleponsmachines. Er waren dus vier dames nodig om de gegevens van de veilingbrieven over te zetten in de ponskaarten. Die gegevens waren: nummer aanvoerder, code aangevoerd product, het aantal aangevoerde kisten, de kistinhoud in kilo’s of in stuks. Na de veiling werden in de kaarten de aankoopprijs, het nummer van de koper en het aantal door de koper gekochte kisten met inhoud geponst.

Vervolgens werden de kaarten ingevoerd in de rekenmachine (de IBm 519) die per geveilde kavel de

opbrengst uitrekende volgens de formule (aantal fust × inhoud = aantal stuks) × prijs = opbrengst.

Daarna werden de ponskaarten gesorteerd op kopersnummer en handmatig in een rek gelegd waarin voor iedere koper een vakje was gereserveerd (zie de foto). In elk vak bevond zich de stamkaart van de koper (de kaart met zijn naam, adres, woonplaats) waarachter dan de veilingponskaarten werden gelegd.

Na afloop van de veiling werden de stamkaarten plus de ponskaarten in de administratiemachine verwerkt tot een nota per koper. De administratiemachine IBm 444 kon de ponsgaatjes lezen middels het bedieningspaneel ‘kopers nota’s’. Als een koper al voor het einde van de veiling het bedrijf wilde verlaten, kon voor hem aan de hand van de ponskaarten in zijn vak, zonder bezwaar een nota worden gedraaid. Dat was een ongekende service, omdat zoiets tot dan onmogelijk was.

Aanvankelijk (vóór de klokkoppeling) werden alle gegevens vanaf de aanvoerbrief in kaarten geponst, zoals hiervoor beschreven. De aanvoerbrief was een door de tuinder ingevuld document waarop hij zelf de basisgegevens had ingevuld (naam product, aantal kisten en inhoud per kist) De veilingkeurmeester vulde dit aan met zijn bevindingen over kwaliteit, sortering etc. en die gaf de partij dan een kavelnummer.

Vanaf deze aanvoerbrief werd het product geveild. Tijdens het veilen werden van elke transac-tie aanvullende gegevens genoteerd (het nummer van de koper, het aantal gekochte kisten met de inhoud en prijs) en verhuisde de aanvoerbrief naar de administratie om verder te worden verwerkt op de IBm 444. Dat was aanvankelijk het werk van de heer Rademaker en Ans. “Ik was door meneer Rademaker uitgekozen om hem te assisteren en ik hoefde toen zelfs niet meer voor de koffie te zorgen, wat we daarvoor met de dames op kantoor om beurten deden” zegt Ans nu.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 75: Ledenbulletin 34, 2010

75

“Aan de hand van de veilingbrieven, ook wel aanvoerbrieven genoemd (een soort beurtvaartadres), moest ik de stamkaarten van de tuinders die die dag producten ter verkoop aanboden, uit de kaar-tenbakken halen en die vervolgens sorteren met de ponskaarten die daarvoor gebruikt waren om de kopersnota’s samen te stellen. We gebruikten daarvoor een machine die de kaarten op nummer kon sorteren. Met deze kaarten plus de adreskaarten werden de tuindersnota’s samengesteld op de IBm 444 met het bedieningspaneel tuinders nota’s”.

“Er stond ook nog een stansmachine. Dat was een machine die ponskaarten kon reproduceren. Met een moederkaart voorop -de kaart die men wilde reproduceren- konden we een of meer kaarten kopiëren. Er werd dan bijvoorbeeld een kaart met de code voor spinazie in de stansmachine geplaatst, blanco kaarten erachter, en als je de machine dan aanzette werden de gaatjes (codes) overgenomen in alle blanco kaarten.

Na een periode zo te hebben gewerkt werd er een reproducerende ponsmachine aangeschaft die werd gekoppeld aan de klok. Hoe dat precies in zijn werk ging, weet ik niet. Het was een tech-nisch hoogstandje van de heren Van Estrik van IBm en Rademaker, hoofd van onze mechanische administratie.”

Theo Dijkman weet het wel: de IBm 519 werd door middel van een schakelpaneel aan de veiling-klok gekoppeld. Het kwam erop neer dat er in de loge van de afslager (zie afbeelding) een toetsenbord met monitor werd geplaatst waarop automatisch het kavelnummer van de aangeboden partij, het aantal kisten, de klokprijs en het nummer van de koper die op de partij had gedrukt zichtbaar werden. Hij of zij die het apparaat bediende toetste het aantal kisten in als een deel van de partij werd gekocht, vervolgens werd er akkoord getoetst en was de koop gesloten. Na elke koop maakte de reproducerende ponsmachine in het kantoor automatisch een ponskaart die vervolgens handmatig in de rekenmachine IBm 519 werd ingevoerd. Door deze automatisering, door deze klokkoppeling verviel veel ponswerk (handwerk) en werden er geen, of althans minder fouten gemaakt. Een gewel-dige vooruitgang was dat.

Aan het eind van de dag moest het totaal van de kopersrekeningen gelijk zijn aan het totaal van de tuindersrekeningen. Was dat niet het geval, dan moest er uiteraard naar de fout worden gezocht en het verschil worden opgelost.

“In de zomer, het hoogseizoen, werkten we op veilingdagen vaak tot 21.30 uur. Vooral in het prille begin hadden we last van kinderziektes. Kwam de heer Rademaker er niet uit, dan riep hij de hulp in van de heer van Estrik van de IBm en die kwam dan meteen. En altijd werd het probleem opgelost. Vaak zat het in de schakeling van de bedieningsborden, die dan werd veranderd. En toen we eenmaal waren ingewerkt, konden we steeds eerder naar huis.

Zelf ben ik een week naar de IBm in Amsterdam geweest om mijn diploma te halen en later nog een week voor de onthulling van de geheimen van de mechanische administratiemachine. Dat was in 1963, ik was toen 17 jaar”.

Tot zover Ans Henneman. Theo Dijkman, die chef was van de computerafdeling van de naast de groenteveiling gesitueerde bloemenveiling voegt er aan toe:

“De administratiemachine waarover Ans spreekt is de IBm 444. De rekenmachine werd heel romantisch aangeduid met IBm 519. De laatste was een rekenende ponsmachine en berekende :

(het aantal fust × de inhoud per fust = aantal stuks) × prijs per stuk = aankoopbedrag.Voor het fust (emballage) werd statiegeld in rekening gebracht en wel als volgt: het aantal fust

(uitgedrukt in een code per fustsoort) × de statiegeldwaarde die aan de fustcode was gekoppeld =totaal fustbedrag (statiegeld ). Deze bedragen werden in de ponskaart ingeponst middels de 519.

Vanaf 1963 werd gebruik gemaakt van de volgende IBm administratiemachines:

- De administratiemachine IBm 444- De rekenende ponsmachine IBm 519- De kaartensorteermachine− Vier ponsmachines.

Het rek waarin voor iedere koper een vakje was gereserveerd. In elk vak bevond zich de stamkaart van de koper (de kaart met zijn naam, adres, woonplaats) waarachter dan de veilingponskaarten werden gelegd.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 76: Ledenbulletin 34, 2010

76

De informatie werd in ponskaarten opgeslagen. De ponskaart was een van de eerste, zo niet de eerste informatiedrager.

De ponskaart of Hollerithkaart, zo genoemd naar Herman Hollerith) was een karton ter grootte

van 187 x 82 mm waarop over de breedte 80 vertikale kolommen en over de hoogte 12 rijen waren voorgedrukt.

De rijen in een ponskaart waren genummerd, van boven naar beneden: 12 11 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9. De bovenste drie rijen werden zone genoemd, de onderste 10 rijen digit. De rij 0 hoorde dus zowel bij de zone als bij de digits. De informatie werd in de kaart aangebracht door in een of meer rijen van een kolom een klein rechthoekig gaatje te ponsen.

Een van de hoeken van de ponskaart was schuin afgesneden. Dat had verder geen funktie, maar je kon eraan zien of alle kaarten goed in de stapel lagen.

Voorbeeld ponskaart :

In de veilingpraktijk was een kaart onderverdeeld in rubrieken:De rubriek aanvoerdersnummer kolom 1 tot en met 4De rubriek kopers( sub )nummer 5 tot en met 9De rubriek gekocht aantal fust 10 tot en met 13 etc.Per kolom werd een cijfer of letter ingebracht door middel van ponsgaatjes.Letters waren een combinatie van twee of drie ponsingen per kolom (de ebcedic code ) De letters

en cijfers werden als volgt gecodeerd:

Cijfers: een ponsing in een van de cijferposities (0 t/m 9)Letters A t/m I : een ponsing in 12 en een ponsing in een van de cijferposities (1 t/m 9)Letters J t/m R : een ponsing in 11 en een ponsing in een van de cijferposities (1 t/m 9)Letters S t/m Z : een ponsing in 0 en een ponsing in een van de cijferposities (2 t/m 9)

De letter A was dus een ponsing in rij 12 plus een ponsing in rij 1De letter B: in rij 12 en 2De letter K: in rij 11 en 1 .

Links Marjo Morcus met S. Klaus en Jan Mooy van de afdeling Groente. Marjo was er voor de administratieve zaken, waaronder de loonadministratie.

Hierboven op de voorgrond operator Gert Jan Beentjes en data-typiste Marja van Duivenvoorde.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 77: Ledenbulletin 34, 2010

77

Omdat bij groenteveiling Kennemerland en bloemenveiling ’t Centrum met praktisch dezelfde appara-tuur werd gewerkt, de groenteveiling ’s morgens veilde en de bloemenveiling ’s middags, werd besloten om de administratie op één plek te realiseren en wel bij ’t Centrum. De kantoorruimte van de groente-veiling werd gesloten. Kostenbesparing dus.

De administratiemachine van de bloemenveiling werd uitgebreid met een extra rekeneenheid: de

cAm (Computing Accounting Machine). De IBm 444 werd daardoor de IBm 421 en de rekenende pons-machine kon vervallen.

De beide veilingklokken in de afmijnzaal van de bloemenveiling werden gekoppeld aan de IBm 519. De groentekopers kochten voortaan hun waar middels een van de klokken in de afmijnzaal van de bloe-menveiling en dus werd de afmijnzaal van de groenteveiling buiten gebruik gesteld. De verwerking van twee administraties verliep echter niet vlot genoeg en lange werkdagen waren daar het gevolg van. Er werd naar een oplossing gezocht en omdat IBm inmiddels meerdere concurrenten had, waarvan Honey-well Bull en Univac de belangrijkste waren, was er keus en werden er offertes aangevraagd.

De eerste ponskaartencomputer deed zij intrede: de Univac 9200. Deze computer had een (beperkt) intern geheugen, waarin de nodige berekeningen konden worden gemaakt en waarin de cumulatieve gegevens tijdelijk konden worden opgeslagen. Hij werd aangestuurd met de programmeertaal rpg (Report Program Generator), een taal die speciaal voor administratieve doeleinden was ontwikkeld. Om ons de taal en de werking van de computer eigen te maken moesten we wekenlang cursussen volgen bij Univac.

Ondanks alle voorbereidingen verliep de start zeer problematisch. Van veilingzijde ontbrak de kennis en ervaring om met een computer om te gaan en bij Univac had men geen weet van het veilinggebeuren. “ Het gevolg was wekenlang bijna dag en nacht werken” zegt Theo. “Toen ik vertelde dat mijn vrouw in verwachting was, hoor ik directeur Appelman nu nog zeggen: ‘had je daar dan tijd voor? “

Maar toen de problemen waren opgelost en de verwerking nagenoeg vlekkeloos verliep, kon er zelfs werk voor derden worden uitgevoerd. De computerafdeling bestond toen uit Theo Dijkman, chef, Ton Degeling, Gert Jan Beentjes, Quirinus van Leijen en twee ponstypistes. Het werk voor derden werd ondergebracht in de door de veiling opgerichte Stichting Regionaal Rekencentrum (RR 2001) te Beverwijk en betrof onder andere de administratie van de fustcentrale van de groentengrossiers, bakker Winkel (tot die opging in Meneba), het in Beverwijk gevestigde gasbedrijf, de groenteveiling te Langen-dijk, Smit’s bouwbedrijf te Beverwijk en de veiling te Amsterdam.

De informatie van deze bedrijven werd steeds in ponskaarten aangeleverd. De cumulatieve gegevens werden aan het eind van de run door de computer weer in ponskaarten vastgelegd. Hierbij werd een nieuwe techniek toegepast, namelijk Informatie packed opslaan, met als voordeel dat er twee tekens per kolom konden worden opgeslagen, dus dat we per ponskaart meer informatie kwijt konden.

Een nadeel was dat er meer ponsgaatjes per kolom in zaten wat de ponskaart slapper en dus kwets-baarder maakte.

Dat merkten we doordat de sorteermachine regelmatig vastliep, met als gevolg verfrommelde kaar-ten, die heel voorzichtig uit de machine moesten worden gehaald. Die werden dan zo goed mogelijk glad gestreken en met plakband gefatsoeneerd. Vervolgens werden ze op de handponsmachine nage-

Koffiepauze voor de dames, met in het midden Margareth Welp, chef van de administratie. Of zijn ze de post aan het verzendklaar maken? Op de linkerfoto op de voorgrond, naast de melkglazen, het handponsmachientje de 011. Ernaast de grote zus, de 029.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 78: Ledenbulletin 34, 2010

78

ponst, wat een heel secuur werk was, want elk gaatje tekort of te veel veroorzaakte een verschil en dat betekende zoeken aan het einde van de dag.

De technische veranderingen c.q. verbeteringen volgden elkaar daarna snel op. De Univac 9200 werd al spoedig vervangen door de 2903 van Icl. Weer een nieuwe computer en dus weer wekenlang op cursus. Icl staat voor International Computers Limited, en dat was een groot Brits concern dat zeer succesvol was met de 9200.

Met de ramp van de overschakeling van IBm op Univac nog vers in het geheugen werd besloten op safe te spelen. Hoe doe je dat? Het oude systeem handhaven en het nieuwe inwerken: simultaan werken met twee systemen. Op de 9200 van Univac werd de reguliere verwerking gedaan en op de 2903 van Icl werd schaduw gedraaid.

Dat ging goed tot er op het dak van het kantoor een keer herstelwerkzaamheden werden uitgevoerd, die brand veroorzaakten. De brandweer keek nergens naar en bluste de brand met water ! “Dat was op 15 november 19.. , de verjaardag van mijn vrouw” aldus Theo, die dit nooit zal vergeten. Toen de brand was geblust hadden we als resultaat: twee onbruikbare computers. ’s Avonds werd met man en macht de klokkoppeling hersteld, want er moest de volgende dag natuurlijk weer worden geveild. Een schoon-maakbedrijf wed ingezet om het water en de rommel op te ruimen.

De fa. Enschede te Haarlem beschikte over dezelfde computer Icl 2903 en die bracht gelukkig uit-komst. Dagelijks werden ’s middags de bakken met ponskaarten in de auto geladen om in Haarlem te worden verwerkt, zolang onze apparatuur onbruikbaar was. (Ook bij Icl in Amsterdam konden we terecht.)

Toen na enige tijd de schade aan het kantoor was hersteld, werd er een gloednieuwe Icl 2903 geïnstal-leerd. En dat was ook het einde van het ponskaartentijdperk.

Deze computer had een behoorlijk intern geheugen (zo’n 500 MB; nu lachen we erom) en beschikte over twee schijvenunits die onderling verwisselbaar waren. Alle informatie werd op deze units opge-slagen. Ook Smits bouwbedrijven aan de Parallelweg beschikte intussen over dit type computer en zo konden we in geval van storing bij elkaar terecht.

We waren een van de eerste veilingen die inden en uitbetaalden via de bankgirocentrale in Amster-dam. De benodigde informatie werd op de computer vervaardigd en via een modem per telefoonlijn naar de computer in Amsterdam verstuurd.

In oktober 1986 besloten de leden van de veilingen te Beverwijk en Alkmaar te fuseren de veiling-bedrijven samen te voegen en de aanvoer van de producten in Alkmaar te gaan verwerken en wel per 1

Marja van Duivenvoorde en Theo Dijkman stoppen de ponskaarten (aankopen) in het vakje van de betreffende koper..

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 79: Ledenbulletin 34, 2010

79

januari 1987. “Ik zag mijn geest al dwalen” zegt Theo Dijkman. Een paar maanden voorbereiding om van de twee administraties één te maken was veel te kort. Maar de toenmalige voorzitter van Alkmaar was daar kort over: “Kom nou Theo, het is gewoon de ene stekker eruit en de andere erin”. Maar zo simpel was het natuurlijk niet. Een inventarisatie:

• Alle aanvoerders van Beverwijk en Alkmaar moest een nieuw aanvoerdersnummer worden toegekend. De saldi, de omzetten en verdere cumulatieve gegevens moesten worden overgezet naar die nieuwe nummers.

• Er moest rekening worden gehouden met tuinders die op beide veilingen aanvoerden. Kopers kwamen op de nieuwe tribune op nieuwe plaatsnummers en net als voor de tuinders moesten alle bestaande gegevens worden overgezet op de nieuwe nummers.

• Het was noodzakelijk om de fusten opnieuw te coderen. Hetzelfde was het geval voor de producten.

• Alle productoverzichten moesten worden overgezet naar de nieuwe codes.

Theo heeft er allemaal nieuwe programma’s voor moeten schrijven en alle gegevens moesten handma-tig worden ingevoerd. Al met al een klus van jewelste, en niks even de stekker eruit en ergens anders erin. Met enorme inspanning van alle betrokken medewerkers m/v is het tenslotte gelukt de klus te klaren, zij het niet voor 1 januari 1987.

In Alkmaar is zo enkele jaren gedraaid totdat die veiling opging in de veiling te Zwaagdijk-Oost, de wFo. “En toen werd voor ons echt de stekker er uit getrokken “ aldus Theo Dijkman, die tenslotte zijn collega Ton Degeling een pluim op de hoed steekt vanwege diens geweldige samenwerking en inzet.

En zo kwam er een einde aan onze Wereldprimeur.

Met dank aan Piet Diemeer, die het onderwerp te berde bracht; Ans Henneman die zich de periode nauwkeurig wist te herinneren, Theo Dijkman die als geen ander de techniek in de vin-gers had en beschreef en Wim Rietkamp die vanuit zijn functie als administrateur zijn inbreng leverde. Zonder hun hulp had ik het bovenstaande niet kunnen schrijven.

Ton Degeling controleert een zojuist geponste kaart achter de posmachine, de 029.

Op de foto ernaast stopt Theo Dijkman ter verwerking wat ponskaarten in het invoermagazijn van de Univac 9200.

HGMK Ledenbulletin 34, 2010

Page 80: Ledenbulletin 34, 2010

80HGMK Ledenbulletin 34, 2010