Latijnvertalingen ovidius
-
Upload
ida-brekelmans -
Category
Documents
-
view
1.163 -
download
0
Transcript of Latijnvertalingen ovidius
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum
OVIDIUS ALS VERTELLER
Veranderingen in de poëtische traditie
werkvertaling
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum
OVIDIUS ALS VERTELLER
Veranderingen in de poëtische traditie
werkvertaling
1
OVIDIUS ALS VERTELLER
werkvertaling
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 2
HOOFDSTUK 2 WERKVERTALINGEN
N.B. Bij alle werkvertalingen is het zgn. praesens historicum als ‘gewoon’
praesens vertaald.
HOOFDSTUK 2 DE METAMORPHOSES EN DE EPISCHE TRADITIE
1. PROOEMIUM EN INHOUD VAN DE METAMORPHOSES
1. Prooemium (I, 1-4)
Ik wil vertellen over gestaltes die veranderd zijn
in nieuwe lichamen: goden, inspireer(t) mijn
plannen/onderneming (want jullie hebben die
(onderneming) ook veranderd) en leidt mijn
lied/gedicht zonder onderbreking vanaf het eerste
ontstaan van de wereld tot mijn eigen tijd.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 3
HOOFDSTUK 3 IO (BOEK 1 583-746)
1. OVIDIUS’ VERHAAL OVER IO, DOCHTER VAN INACHOS
a. Io is verdwenen: Jupiter heeft haar verkracht (583-600)
583 Inachus is als enige afwezig en, verborgen in het diepste deel van zijn grot, vermeerdert
hij het water/de wateren met zijn tranen en zeer/diep ongelukkig treurt hij over zijn dochter
Io
585 omdat ze is verdwenen. Hij weet niet of ze geniet van het leven of bij de schimmen van
de Onderwereld is, maar hij meent dat zij die hij nergens vindt/kan vinden, nergens is/dood
is en hij vreest in zijn hart ergere dingen. Jupiter had haar gezien toen ze terugkeerde van
de rivier van haar vader en had gezegd: ‘O meisje/ maagd, Jupiter waardig en die
590 iemand met een huwelijk met jou op het punt staat/zal gelukkig maken, zoek de
schaduwen van hoge/diepe bossen op’(en hij had de schaduwen van de bossen getoond)
‘zolang als het warm is en de zon zeer hoog is/staat in het midden van de baan. Maar als
je aarzelt alleen de schuilplaatsen van de wilde dieren binnen te gaan, je zult veilig onder
bescherming van een god de afgelegen plaatsen van de bossen binnengaan
595 en niet een god van de gewone goden, maar ik die de heerschappij over de hemel in zijn
grote/machtige hand houd, maar ik die de schichtige bliksems slinger. Vlucht niet voor mij!’
(Want zij vluchtte). Reeds had ze de weiden van Lerna verlaten en de Lyrcaeïsche velden,
beplant met bomen, toen de god de uitgestrekte landen verborg door een nevel uit te
spreiden
600 en haar vlucht tegenhield en (haar) van haar eer/maagdelijkheid beroofde.
b. Juno bemerkt Jupiters ontrouw en Jupiter verandert Io in een koe (601-
614)
601 Ondertussen keek Juno neer midden op Argos en zich erover verbazend dat op een
zonnige dag onbestendige nevels het uiterlijk van een nacht hadden gemaakt, begreep ze
dat ze niet van een rivier kwamen noch voortgebracht/uitgewasemd werden door de
vochtige aarde/moeras;
605 en ze kijkt in het rond waar haar echtgenoot is, omdat ze de heimelijke liefdes van haar
zo vaak betrapte echtgenoot/die ze zo vaak had betrapt, kende.
Nadat/toen ze hem in de hemel niet had gevonden, zei ze: ‘Of ik vergis me of ik word
bedrogen’ en naar beneden vliegend/na...gevlogen te zijn uit de top van de hemel ging ze op
aarde staan en beval/liet de nevels verdwijnen.
610 Hij had de aankomst van zijn echtgenote van te voren gemerkt en de gestalte van de
dochter van Inachus in een prachtige jonge koe veranderd; ook als koe is ze mooi. Juno keurt
het uiterlijk/schoonheid van de koe goed, hoewel tegen haar zin, en vraagt, alsof ze de
waarheid niet weet, van wie en van waar en van/uit welke kudde ze is.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 4
c. Jupiter geeft de koe aan Juno die haar door Argus laat bewaken(615-624)
615 Jupiter liegt dat de koe uit de aarde is ontstaan opdat ze ophoudt naar de eigenaar te
informeren; Saturnia vraagt haar als geschenk. Wat moet hij doen? Het is wreed zijn geliefde
als toe te wijzen, niet te geven is verdacht; het is schaamte die aan de ene kant het hem
aanraadt, liefde aan de andere kant raadt hem het af. Schaamte zou door de liefde
overwonnen zijn,
620 maar, als een klein geschenk voor zijn zuster en vrouw, een koe, geweigerd zou worden,
zou zij geen koe kunnen schijnen/dat zij geen koe was. Toen de minnares (haar) was
gegeven, legde de godin niet onmiddellijk alle vrees af en zij was bang voor Jupiter en was
beducht voor een diefstal, totdat ze haar overgaf aan Argus, zoon van Arestor om te
bewaken.
d. Argus en Io (625-638)
625 Argus had een hoofd omringd met honderd ogen: hiervan namen beurtelings telkens
twee rust, de overige waren waakzaam en bleven op hun post. Hoe hij maar hij was gaan
staan, hij keek naar Io; hij had Io voor zijn ogen, hoewel (hij was) afgewend.
630 Overdag laat hij haar (toe) grazen; wanneer de zon diep onder de aarde is, sluit hij haar
op en legt kettingen rond haar hals die dat niet verdient. Zij voedt zich met loof van bomen
en bitter kruid/gras en bij wijze van bed ligt de ongelukkige op de aarde/grond die niet
altijd gras heeft en drinkt zij (uit) de modderige rivier(en).
635 Toen zij ook smekend naar Argus haar armen wilde uitstrekken had zij geen armen om
naar Argus uit te strekken en proberend/toen zij probeerde te klagen, bracht ze geloei voort
met haar mond [en ze werd heel bang voor de geluiden/ het geluid en werd verschrikt door
haar eigen stem.]
e. Io’s ontmoeting met haar vader Inachus (639-667)
639 Zij kwam ook bij de oevers waar ze gewoon was dikwijls te spelen
640 de oevers van de Inachus, en zodra ze in het water haar nieuwe horens zag/ontwaarde,
werd ze erg bang en hevig geschrokken, vluchtte ze voor haar eigen beeltenis/spiegelbeeld.
De Najaden weten niet, ook Inachus zelf weet niet wie ze is. Maar zij volgt haar vader en zij
volgt haar zusters, en laat toe aangeraakt te worden en ze biedt zich aan aan haar
bewonderaars.
645 De oude Inachus had (haar) afgeplukt gras aangereikt: zij likt zijn handen en geeft
kussen aan de handen van haar vader en kan haar tranen niet tegenhouden en, als er maar
woorden zouden kunnen volgen, zou ze om hulp kunnen smeken en haar naam en
lotgevallen vertellen. Een letter in plaats van woorden die haar voet in het zand trok,
650 leverde het droevige bewijs van haar veranderde lichaam. ‘Ach ik ongelukkige!’,
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 5
schreeuwde vader Inachus uit, en hangend aan de horens en sneeuwwitte nek van de
kermende jonge koe, herhaalde hij: ‘Ach ik ongelukkige! Ben jij het, dochter, door mij in alle
landen gezocht? Jij was, toen je niet gevonden was, een lichter verdriet dan nu je gevonden
bent.
655 Je zwijgt en antwoordt geen woorden corresponderend met onze/mijn woorden; je
zucht slechts uit je diepe borst/het diepst van je borst en het enige wat je kunt, je loeit op
mijn woorden. Maar ik, onwetende, bereidde voor jou een huwelijk en bruiloft voor, en ik
hoopte ten eerste op een schoonzoon, ten tweede op kleinzoons;
660 nu moet je een man (hebben uit de kudde) en moet je een zoon hebben uit de kudde.
En het is mij niet geoorloofd zo groot verdriet met de dood te beëindigen, maar het schaadt
god te zijn, en de versperde deur van de dood verlengt ons verdriet tot (in) de eeuwigheid’.
Zo jammerend verwijderde de ogenrijke Argus hem en trok
665 de dochter, ontrukt aan haar vader, naar de verwijderde/afgelegen weiden; zelf bezette
hij ver weg een hoge bergtop vanwaar hij zittend naar alle kanten om zich heen spiedde.
f. Jupiter beveelt Mercurius om Argus te doden (668-688)
668 Maar de koning der goden kan niet langer de zo grote ellende/verdriet van Io verdragen
en hij roept zijn zoon die een heldere Plejade met een bevalling
670 gebaard heeft, en hij beveelt (hem) om Argus aan de dood te geven/te doden. In korte
tijd nam hij de vleugels voor zijn voeten en in zijn machtige hand de slaapbrengende staf en
een hoed voor zijn haren. Toen hij dit had geregeld, springt de zoon van Jupiter van de
burcht van zijn vader op de aarde. Daar verwijderde hij zijn hoed
675 en deed zijn vleugels af; slechts zijn staf werd behouden. Hiermee hoedde hij als een
herder in een afgelegen gebied de geitjes, weggelokt/die hij weglokte terwijl hij ging en hij
speelde op de uitgevonden rietfluit. De bewaker van Juno gegrepen door/in de ban van de
nieuwe klank: ‘Maar jij, wie je ook bent, je zou met mij op deze rots kunnen gaan zitten’
680 zei Argus; ‘want op geen enkele plaats is het gras malser voor het vee, en je ziet
schaduw geschikt voor herders.’ De kleinzoon van Atlas ging zitten en door veel te spreken
rekte hij de voortgaande/hele dag met zijn verhaal en door op de rietfluit te spelen probeert
hij de wakende ogen te overwinnen.
685 Hij echter spant zich in om de zachte slaap te overwinnen en, hoewel (diepe) slaap door
een deel van zijn ogen is ontvangen, met een deel waakt hij toch. Hij vraagt ook (want de
rietfluit was onlangs uitgevonden) hoe hij werd uitgevonden.
g. Syrinx en Pan: het ontstaan van de herdersfluit (689-712)
689 Toen zei de god: ‘In de koele bergen van Arcadië
690 te midden van de boomnimfen van de Nonacris was één zeer beroemde Najade; de
nimfen noemden haar Syrinx. Ze had vaak zelfs de Saters die haar achtervolgden voor de gek
gehouden en welke goden ook maar het schaduwrijke bos en het vruchtbare platteland
had/bezat. Zij vereerde de godin uit Delos met ijver en met
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 6
695 de kuisheid zelf; ook met opgeschort gewaad op de manier van Diana zou ze ieder (die
haar ontmoette) bedriegen, ze zou voor Diana gehouden kunnen worden als haar boog niet
van kornoeljehout/hoorn (zou zijn), als haar (Diana’s) boog niet van goud zou zijn. Zo ook
bedroog ze Pan. Pan ziet haar terwijl ze terugkeerde van de heuvel de Lycaeus en zijn hoofd
omgeven met een scherpe krans van pijnboomtakken
700 vertelt hij dergelijke woorden’ – (voor Mercurius) bleef over de woorden te vertellen,
dat de nimf na ook zijn smeekbeden te hebben afgewezen door het afgelegen gebied is
gevlucht, totdat zij kwam bij de rustige rivier van de zandrijke Ladon; dat ze hier, terwijl de
golven haar loop verhinderden, de waternimfen smeekte om haar te veranderen;
705 en dat Pan, toen hij meende dat Syrinx al door hem was gegrepen, in plaats van het
lichaam van de nimf moerasriet vasthield; en terwijl hij daar zuchtte, zijn gehijg
bewogen in het riet een klank voortbracht, dun en gelijk aan een klagende; (dat) de god
bevangen door de nieuwe kunst en door de zoetheid van de klank, zei
710 ‘Dit zal voor mij/mijn gesprek met jou blijven’, en (dat) nadat hij zo ongelijke riethalmen
met een verbinding van was met elkaar had verbonden, de naam van het meisje bestaan
bleef.
h. Mercurius doodt Argus; Juno plaatst zijn ogen op de staart van de pauw
(713-723)
713 Terwijl hij dergelijke woorden/dingen op het punt stond/van plan was te zeggen, zag de
Cylleniër dat alle ogen waren dichtgevallen, en de ogen bedekt waren met slaap.
715 Onmiddellijk houdt hij zijn stem in en versterkt de slaap door met zijn toverstaf de
lome/slapende ogen zacht aan te raken; onmiddellijk verwondt hij met zijn sikkelvormig
zwaard de knikkebollende (Argus) daar waar het hoofd grenst aan de nek, en hij gooit de
bebloede (Argus) van de rots en bevlekt de steile rots met bloed.
720 Argus, je ligt en het licht dat je had in zoveel ogen, is gedoofd, en één
nacht bedekt je honderd ogen. Saturnia haalt deze (ogen) eruit en plaatst ze op de veren van
de aan haar gewijde vogel en ze vult zijn staart met stralende edelstenen.
i. Juno verzoent zich met Jupiter; Io wordt weer mens (724-746)
724 Onmiddellijk ontbrandde ze en stelde de tijd van haar woede/wraak niet uit,
725 en plaatste de huiveringwekkende Erinye voor de ogen en de geest van de minnares uit
Argolis en stootte onzichtbare prikkels in haar borst en gunde haar geen rust, wegvluchtend
over de hele aarde. Als laatste bleef jij over voor/bij haar oneindig leed, Nijl; zodra zij jou had
aangeraakt/bereikt, na haar knieën op de rand van de oever te hebben geplaatst,
730 ging ze liggen en met achterovergebogen hals, terwijl ze haar gezicht ophief, het
enige wat ze kon (opheffen), naar de hoge sterren, én met jammeren én met tranen én met
treurig klinkend geloei scheen zij verwijten te richten tegen Jupiter en te smeken om een
einde van haar ellende. Hij, omarmend met zijn armen de hals van zijn echtgenote,
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 7
735 vraagt om eindelijk de straf te beëindigen en hij zegt: ‘Leg je vrees voor de toekomst af;
zíj zal nooit oorzaak zijn voor jou van verdriet’; en hij beveelt de wateren van de Styx
dit te horen. Zodra de godin is gerustgesteld, neemt/krijgt zij haar vroegere gezicht en wordt
wat ze vroeger was. De stugge haren vluchten/verdwijnen van haar lichaam,
740 de horens verdwijnen, de ronding van haar oog wordt nauwer/verkleint zich, haar bek
trekt samen, schouders en handen keren terug, en haar poot verdwijnt, uit elkaar vallend in
tweemaal vijf nagels: van de koe is niets in haar over behalve de glans van haar schoonheid?
De nimf, tevreden met de taak van twee voeten
745 staat op en vreest te spreken opdat niet/uit vrees dat ze op de wijze van/als een
koe zou loeien, en angstig probeert ze opnieuw losse woordjes.
HOOFDSTUK 4 MEDEA EN JASON (BOEK 7 1-158)
a. De Argonauten zijn aangekomen in Colchis (1-6)
1 En de Argonauten doorkliefden al de zee met hun schip uit Pagasae, en Phineus werd
gezien/men zag… zijn behoeftige ouderdom (met moeite) doorbrengend in een
voortdurende nacht, en de zoons van de Noordenwind hadden de Harpijen verjaagd van de
mond van de ongelukkige oude man
5 en na veel doorstaan te hebben hadden ze eindelijk de snelle golven van de modderige
Phasis bereikt onder (leiding van) de beroemde Jason.
b. Medea wordt verliefd op Jason (7-28)
7 En terwijl ze de koning bezoeken en het gulden vlies eisen en aan de Argonauten de
huiveringwekkende voorwaarden van de grote beproevingen worden gegeven, wordt
ondertussen de dochter van Aeëtes krachtig/hevig verliefd,
10 en na lang te hebben geworsteld, nadat/toen ze met haar verstand haar onstuimige liefde
niet kon overwinnen, zei ze: ‘Je vecht er vergeefs tegen Medea; een of andere god staat in
de weg en het zou me verbazen als niet dit het is of iets dat zeker hierop lijkt, wat liefde
wordt genoemd. Want waarom schijnen mij de bevelen van mijn vader al te hard?
15 (Ze zíjn ook al te hard!) Waarom vrees ik dat hij die ik zo juist pas zag, omkomt? Welke
oorzaak is er/wat is de oorzaak van zo grote vrees? Verdrijf uit je meisjeshart het ontbrande
liefdesvuur, als je kunt, ongelukkige. Als ik (het) zou kunnen, zou ik verstandiger zijn. Maar
een nieuwe kracht trekt mij tegen mijn zin mee, en mijn verlangen raadt het ene aan,
20 (maar) mijn geest/verstand raadt het andere aan; ik zie het goede en keur het goed:
het slechte volg ik. Waarom brandt je als prinses van liefde voor een vreemdeling en droom
je van een huwelijk met een buitenlander? Ook dit land kan iemand geven om van te
houden! Of hij leeft of sterft, ligt in de hand der goden; moge hij toch/echter leven! En dit te
wensen
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 8
25 is zelfs zonder liefde geoorloofd; want wat heeft Jason begaan? Wie behalve een
wreedaard raken niet de leeftijd van Jason en zijn afkomst en zijn moed? Wie kan
hij niet, ook al ontbreken de andere dingen, roeren met zijn gezicht?
Zeker míjn borst/hart heeft hij geroerd.
c. Medea wil Jason bij zijn gevaarlijke opdrachten helpen (29-45)
29 Maar als ik geen hulp zal brengen, zal hij getroffen worden door de adem uit de bek van
de stieren
30 en zal hij slaags raken met zijn eigen oogst, de uit de aarde ontstane vijanden, of hij zal als
wrede buit gegeven worden aan de vraatzuchtige draak. Als ik dit zal toelaten, dan zal ik
bekennen dat ik uit een tijgerin ben geboren, dan (zal ik bekennen) dat ik ijzer en
rotsblokken in mijn hart draag. Waarom ga ik dan ook niet toezien/toekijken dat hij omkomt
en
35 maak ik mijn ogen (niet) medeschuldig door te kijken? Waarom jaag ik de stieren niet
tegen hem op en de uit de aarde geboren woestelingen en de altijd wakende draak? De
goden verhoeden het! Trouwens om dat betere moet niet door mij gebeden worden, maar
dat moet door mij worden gedaan. Zal ik de heerschappij van mijn vader verraden en zal
door mijn hulp een of andere vreemdeling worden gered,
40 zodat hij, door mij(n toedoen) behouden, zonder mij uitzeilt en de man wordt van een
andere vrouw, (maar) ik Medea voor straf/om gestraft te worden zal worden achtergelaten?
Als hij dit kan doen of een andere (vrouw) boven mij verkiezen, moet hij sterven,
ondankbaar als hij is! Maar niet is zo’n gezicht in hem, maar niet die edelmoedigheid heeft
zijn geest, die charme (heeft) zijn gestalte,
45 dat ik bang ben voor bedrog en vergetelheid van mijn verdienste.
d. Medea zal Jason met een eed dwingen haar mee te nemen (46-61)
46 En/ook zal hij van te voren een belofte geven en ik zal de goden oproepen om voor onze
afspraken getuigen te zijn! Waarom vrees je het veilige? Bereid je voor en verdrijf alle
uitstel! Aan jou zal Jason altijd zijn leven verschuldigd zijn, en hij zal jou aan zich binden met
een plechtig huwelijk en overal in de Griekse steden zal je
50 als redster worden geprezen door een menigte van moeders. Dus zal ik mijn zuster en
broer en vader en goden en geboortegrond verlaten, meegevoerd door de winden? Toch is
mijn vader wreed, toch is mijn land barbaars, mijn broer nog een klein kind; aan mijn kant
staan de wensen van mijn zuster,
55 in mij is een zeer machtige god! Ik zal geen belangrijke zaken achterlaten, belangrijke
zaken zal ik bereiken: roem van/voor het redden van de Griekse jeugd en kennis van een
beter gebied en steden, wier roem ook hier van kracht is, en beschaving en kunst van
mannen, en Jason die ik voor (alle) zaken die de hele wereld bezit
60 zou willen geruild hebben, met wie als echtgenoot men mij gelukkig en dierbaar aan de
goden zal noemen en ik met mijn hoofd de sterren zal bereiken!
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 9
e. De gevaren die haar te wachten staan en haar schuldgevoel doen
Medea’s liefde bekoelen (62-73)
62 Wat er van te zeggen dat men zegt dat bepaalde bergen midden in de golven tegen elkaar
aanslaan en Charybdis vijandig voor schepen nu eens de zee opslurpt, dan weer teruggeeft
en
65 de roofzuchtige Scylla, omgeven met woeste honden, op de Sicilische zee blaft? Toch zal
ik het doen want vasthoudend wat ik bemin, en mij vastklampend aan de schoot van Jason
zal ik me laten meesleuren over de lange zeeën; hem omarmend zal ik niets vrezen, of als ik
iets zal vrezen, zal ik bezorgd zijn om mijn echtgenoot alleen - Beschouw je het als een
huwelijk en geef je mooiklinkende namen aan je schuld,
70 Medea? Kom, kijk hoe grote misdaad je onderneemt en terwijl/zolang het (nog) mogelijk
is, ontvlucht een misdaad!’ Zij sprak en voor haar ogen stonden Plicht, (Vader)liefde en
Schaamte, en Cupido/Begeerte was al aan het vluchten/vluchtte al na overwonnen te zijn.
f. De plotselinge ontmoeting met Jason maakt Medea weer verliefd; hij
belooft onder ede met haar te trouwen (74-99)
74 Zij ging naar de oude altaren van Hecate, dochter van Perse
75 die een schaduwrijk woud en een afgelegen bos bedekten/verborgen. En zij was al
sterk en de hartstocht, na verdreven te zijn, was afgenomen, wanneer zij Jason ziet, en de
gedoofde vlam flakkerde weer op; haar wangen werden rood, en op haar hele gezicht werd
ze weer witgloeiend, en zoals gewoonlijk
80 een kleine vonk, die onder de eroverheen gelegde as verborgen is, door de winden
voedsel krijgt en groeit en, aangewakkerd, weer opvlamt tot het oude (krachtige) vuur, zo
ontbrandde de al rustige liefde, waarvan je had kunnen menen dat het al wegkwijnde,
zodra ze de jongeman zag, door de stralende verschijning van de aanwezige. En toevallig was
de zoon van Aeson die dag knapper dan gewoonlijk;
85 je had haar die van hem houdt kunnen vergeven. Zij kijkt naar hem en houdt haar ogen
vastgericht op zijn gezicht alsof ze dit toen pas zag en waanzinnig meent ze geen gezicht van
een sterveling te zien en ze wendt zich niet van hem af. Zodra de vreemdeling echter begon
te spreken en haar rechterhand pakte
90 en met deemoedige stem om hulp vroeg en een huwelijk beloofde, zei zij onder een
stroom van tranen: ‘Ik zie wat ik doe, en niet de onwetendheid van het juiste zal me
misleiden, maar de liefde. Je zult worden gered door mijn hulp; als je gered bent, moet je je
beloftes nakomen!’ Bij de ceremonies van de godin met de drie lichamen,
95 en bij de goddelijke macht in dat heilige woud, en bij de vader van zijn toekomstige
schoonvader die alles ziet, en bij zijn successen en zo grote gevaren/bij het succes van zijn zo
gevaarlijke opdracht zweert hij; omdat hij werd geloofd kreeg hij de onmiddellijk betoverde
kruiden en hij leerde goed de werking (ervan) en blij ging hij terug naar het paleis.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 10
g. Met behulp van toverkruiden lukt het Jason de stieren onder het juk te
dwingen (100-121)
100 De volgende Dageraad had de schitterende sterren verdreven; de mensen komen bijeen
op het veld gewijd aan Mars en ze gaan staan op de heuvels: middenin de stoet nam de
koning plaats gekleed in een purperen mantel en opvallend met zijn ivoren scepter. Kijk de
stieren met koperen hoeven blazen vuur uit hun stalen neusgaten
105 en het gras, aangeraakt door de gloeiende adem, brandt, en zoals gewoonlijk volle
smeltovens loeien of waar kalksteen, verbrand in een uit gebakken steen gebouwde oven,
vlam vat door het besprenkelen van helder water: zo weerklinken hun borsten, terwijl ze het
erin opgesloten vuur doen razen en
110 en hun gloeiende kelen. Toch gaat de zoon van Aeson hun tegemoet; de woestelingen
draaiden hun verschrikkelijke gezichten/koppen en hun horens van voren voorzien van
ijzer naar het gelaat van de komende (Jason)/degene die eraan kwam, en stampten met hun
in tweeën gespleten voet/hoef op de stoffige grond en vulden de plaats/het gebied met
rokend geloei.
115 De Argonauten verstijfden door/uit angst; hij nadert – en merkt de uitgeademde
vuren niet (Zoveel vermogen de tovermiddelen!), en hij aait met zijn vermetele rechterhand
de hangende halskwabben en hij dwingt ze, gebracht onder het juk, het zware gewicht van
de ploeg te trekken en het veld, dat niet gewend is aan het ploegijzer, (met het ploegijzer)
open te splijten.
120 De Colchiërs verbazen zich, de Argonauten moedigen hem met hun geschreeuw aan.
h. Jason zaait de drakentanden, waaruit krijgers ontstaan (121-133)
121 Dan neemt hij uit de bronzen helm de drakentanden en strooit ze uit op de beploegde
akkers. De aarde maakt de zaden, van te voren gedrenkt in gif, soepel/laat ontkiemen en de
gezaaide tanden groeien en worden nieuwe lichamen.
125 En zoals een ongeboren vrucht in de moederbuik het uiterlijk/de vorm van een mens
aanneemt en van binnen in al zijn onderdelen zich vormt, en pas volgroeid naar buiten komt
in de gemeenschappelijke lucht, zo, toen in de ingewanden van de zwangere aarde het
beeld/de gestalte van een mens was tot stand gebracht, verheft het/hij zich in de bevruchte
akker;
130 en wat meer wonderbaarlijk is, het zwaait wapens die tezamen met hem zijn geboren.
Toen de Grieken hen zagen, terwijl ze zich gereed maakten om de lansen met zeer scherpe
punten naar het hoofd van de jongeman, zoon van Aeson, te slingeren, sloegen ze uit angst
hun ogen neer en verloren hun moed.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 11
i. Jason weet de krijgers te verslaan (134-148)
134 Ook zelf was ze erg bang, zij die hem veilig had gemaakt,
135 en zodra ze zag dat de jongeman alleen door zoveel vijanden werd aangevallen,
werd zij bleek en zat plotseling koud, zonder bloed; en om te voorkomen dat de door
haar gegeven kruiden te weinig sterk zouden zijn, prevelt ze een hulptoverspreuk en roept
geheime kunsten te hulp. Hij, door een zwaar rotsblok te werpen te midden van de vijanden,
140 verplaatst de van hem verdreven strijd naar henzelf; de uit de aarde geboren broeders
komen om door wederzijdse wonden en ze vallen/komen om in broederstrijd. De Grieken
feliciteren de overwinnaar en houden hem vast en klampen zich aan hem vast met
hartstochtelijke omhelzingen. Jij ook, buitenlandse, had de overwinnaar willen
omhelzen;
146 schaamte stond je voornemen in de weg. Maar je zou hem hebben omhelsd,
145 maar eerbied voor je goede naam hield je tegen om het te doen. Wat wel geoorloofd is,
je bent blij met stille ontroering en je betuigt dank aan de toverspreuken en de goden die
deze hun kracht hebben gegeven.
j. Jason bemachtigt het Gulden Vlies en neemt Medea mee naar Jolcus
(149-158)
149 Hij moet nog de altijd waakzame draak met kruiden in slaap brengen
150 die in ’t oog vallend door zijn kam en drie tongen en gekromde tanden een
huiveringwekkende bewaker was van de gouden boom. Nadat hij hem had bestrooid met
het kruid van/met bedwelmend sap en driemaal de spreuk had gezegd die rustige slaap
teweegbrengt, die de woelige zee, die snelstromende rivieren doet stilstaan,
155 toen de slaap kwam bij de ogen die de slaap niet kennen, bemachtigde de held, zoon
van Aeson zowel het goud als ook, trots op zijn buit, met zich mee dragend/voerend de
schenkster van het gulden vlies, een tweede buit, bereikte hij als overwinnaar met zijn
echtgenote de haven van Jolcus.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 12
HOOFDSTUK 6 PYGMALION (BOEK 10 243-297)
a. Pygmalion wordt verliefd op het door hem gemaakte beeld (243-255)
243 Omdat Pygmalion had gezien dat zij hun leven in zonde doorbrachten, zich ergerend aan
de gebreken die de natuur in groten getale
245 aan de vrouwelijke geest gaf, leefde hij zonder echtgenote als vrijgezel en miste lange
tijd een slaapkamergenote. Intussen beeldhouwde hij met wonderlijke vaardigheid op
gelukkige wijze sneeuwwit ivoor en gaf het een schoonheid, waarmee geen enkele vrouw
geboren kan worden en hij werd verliefd op zijn (eigen) werk.
250 Het is de gedaante van een echt meisje, waarvan je zou geloven dat ze leeft en, als
schaamte niet in de weg zou staan, zich wil bewegen; zozeer is kunst verborgen in haar eigen
kunst/vakmanschap. Pygmalion bewondert (haar) en brandt in zijn borst van verlangen naar
het nagebootste lichaam. Vaak brengt hij zijn handen naar het werk terwijl ze onderzoeken
of het
255 een lichaam is of dat ivoor, en hij geeft toe dat het geen ivoor meer is.
b. Pygmalion doet alsof het beeld levend is (256-269)
256 Hij geeft kussen en meent dat ze teruggegeven worden en hij praat (tegen haar) en
houdt (haar) vast, maar hij gelooft dat zijn vingers wegzinken in de aangeraakte
lichaamsdelen en hij is bang dat er een blauwe plek komt op de ingedrukte ledematen. En nu
eens haalt hij er vleiende woorden bij, dan weer brengt hij haar (als) geschenken die meisjes
dierbaar zijn,
260 schelpen en ronde steentjes en kleine vogels en bloemen van/met duizend kleuren en
lelies en beschilderde ballen en van de boom gevallen tranen van de Heliaden. Hij versiert
ook haar ledematen met kledingstukken; hij geeft edelstenen aan haar vingers, hij geeft
lange kettingen aan haar hals,
265 gladde parels (hangen) aan haar oor, kettingen hangen op haar borst. Alles staat mooi;
maar naakt schijnt zij niet minder mooi. Hij legt haar op met Sidonisch purper geverfde
kussens en noemt haar zijn bedgenote en hij legt haar achterovergeleunde hals in zachte
veren, alsof deze het kan voelen.
c. Het verzoek aan Venus (270-279)
270 De feestdag van Venus, op heel Cyprus zeer druk bezocht/zeer algemeen verbreid, was
gekomen en jonge koeien met vergulde kromme horens, getroffen in hun sneeuwwitte nek,
waren gevallen, en wierook rookte, toen hij, nadat hij zijn plicht had vervuld, bij de altaren
bleef staan en bedeesd (zei): ‘Als u, goden, alles kunt geven,
275 moge dan, wens ik, als mijn echtgenote zijn’, omdat Pygmalion niet durfde te zeggen
‘het ivoren meisje’ zei hij: ‘(een meisje) gelijk aan het ivoren meisje’. Zoals (vanzelfsprekend)
de gouden Venus zelf op haar feesten aanwezig was, begreep ze wat die wensen
betekenden, en als teken van haar vriendelijke goddelijke macht, laaide een vlam driemaal
op en leidde zijn spitse tong door de lucht.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 13
d. Het beeld komt tot leven (280-297)
280 Zodra hij is teruggekeerd, zoekt hij het beeld van zijn meisje en terwijl hij ging liggen op
het bed gaf hij (haar) kussen; zij scheen warm te zijn. Hij beweegt opnieuw zijn mond naar
haar, ook met zijn handen betast hij haar borst; het betaste ivoor wordt zacht en nadat het
zijn hardheid heeft afgelegd, gaf het mee onder de druk van zijn vingers en voegt zich, zoals
was van de Hymettus door de zon
285 smelt en nadat het door de duim is aangeraakt, in vele vormen gebogen wordt en
juist door het gebruik bruikbaar wordt. Terwijl hij stomverbaasd is en onzeker zich verheugt
en vreest bedrogen te worden, raakt hij weer en weer liefdevol zijn wens met zijn hand
opnieuw aan. Het was een lichaam; de aderen kloppen nadat ze door zijn duim zijn
aangeraakt.
290 Dan spreekt de Paphische held werkelijk een stortvloed van woorden uit, waarmee hij
Venus bedankt, en uiteindelijk drukt/kust hij met zijn mond de niet onechte mond; en het
meisje voelde de gegeven kussen en bloosde, en terwijl ze haar schuchtere blik naar het licht
ophief, zag ze tegelijk met de hemel haar geliefde.
295 De godin zegent het huwelijk, dat ze heeft bewerkstelligd, en nadat de maansikkels al
negenmaal tot een volledige cirkel zijn samengebracht, baarde zij Paphos, aan wie het eiland
zijn naam ontleent.
HOOFDSTUK 7 POLYPHEMUS EN GALATEA
(BOEK 13 730-788)
a. Scylla en Charybdis; Scylla raakt in gesprek met de zeenimf Galatea
(730-748)
730 Scylla maakt de rechterkant, de rusteloze Charybdis de linkerkant onveilig: de
laatstgenoemde verslindt de schepen na ze gegrepen te hebben, zíj omgordt (zich wat
betreft) haar afschuwelijke buik met wilde honden, terwijl ze het gezicht van een
maagd/meisje heeft en, als de dichters niet alles als verzonnen hebben nagelaten,
was ze ook eens een maagd/meisje.
735 Naar haar hand dongen vele aanbidders; nadat ze deze had afgewezen ging zij, zeer
geliefd bij de nimfen van de zee/zeenimfen, naar de zeenimfen en vertelde de ontweken
liefdesbetuigingen van de jongemannen. Wanneer Galatea haar haar (aan haar) geeft om te
kammen, spreekt zij tot haar met dergelijke woorden, herhaaldelijk zuchtend:
740 ‘Naar jouw hand echter, (o) meisje, dingt een niet barbaars geslacht (van) mannen, en,
zoals je dan ook doet, je kunt deze/hen ongestraft afwijzen. Maar aan mij, voor/van wie de
vader Nereus is, die de blauwe Doris heeft gebaard, die beschermd is ook door het grote
aantal zusters, was het niet, behalve met heel veel verdriet, mogelijk de liefde van een
Cycloop 745 te ontvluchten.’-
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 14
En tranen verstikten de stem van de spreekster. Toen het meisje deze met haar
marmerwitte duim had afgeveegd en de godin had getroost, zei ze: ‘Vertel, o liefste, en
verberg de oorzaak van je verdriet niet (zo betrouwbaar ben ik).’
b. Galatea vertelt over de verliefdheid van de Cycloop Polyphemus (749-
769)
749 De dochter van Nereus antwoordde van haar kant de dochter van Crataeis met deze
woorden:
750 ‘Acis was de zoon van Faunus en van de dochter van Symaethus, weliswaar de grote
lieveling van zijn vader en moeder, echter van mij een grotere (lieveling); want hij had mij
aan zich alleen verbonden. Hij was mooi en na tweemaal acht verjaardagen gevierd te
hebben, had hij zijn tere/zachte wangen met aarzelend donshaar bedekt.
755 Naar hem dong ik, naar mij de Cycloop zonder einde; en niet, als je zou vragen of de
haat jegens de Cycloop of de liefde voor Acis bij mij sterker was, zou ik (het) zeggen: ieder
van beide was gelijk. Ach, hoe groot is de macht van uw rijk, alvoedende Venus! Toch voelt
hij, barbaars én
760 huiveringwekkend voor de bossen zelf én door geen vreemdeling straffeloos gezien én
verachter van de grote Olympus met al zijn goden, wat liefde is/betekent en gegrepen door
een krachtige begeerte, wordt hij verteerd/brandt hij (van liefde), terwijl hij zijn vee en
grot(ten) vergeet. En er is voor jou eindelijk zorg voor je uiterlijk, en eindelijk is er voor jou
zorg om te behagen,
765 eindelijk kam je, Polyphemus, je stugge haar met een hark, eindelijk wil je graag je ruige
baard met een snoeimes kortwieken en je woeste gelaat in het water bekijken en een
vriendelijke uitdrukking geven; je liefde voor moord/moordzucht en je wreedheid en
reusachtige bloeddorst houden op, en veilig komen en vertrekken de schepen.
c. De ziener Telemus voorspelt het verlies van Polyphemus’ oog (770-777)
770 Ondertussen wendde Telemus, terechtgekomen bij de Sicilische Etna, Telemus de zoon
van Eurymus, die geen enkele vogel had bedrogen, zich tot de verschrikkelijke Polyphemus,
en zei: “Het ene oog, dat je draagt/hebt midden op je voorhoofd, zal Ulixes je ontroven.” Hij
lachte en zei: “O stomste van de zieners, je vergist je;
775 een ander, (nl.) een vrouw heeft het al geroofd.” Zo minacht hij degene/Telemus die
hem vergeefs voor de waarheid waarschuwt en ofwel stappend met geweldige passen loopt
hij zwaar over de kust, ofwel vermoeid keert hij terug (onder) in zijn donkere grot(ten).
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 15
d. Polyphemus neemt plaats op een klif en bezingt de eigenschappen van
Galatea (778-788; 789-807 in vertaling)
777 In de zee steekt een met een lange punt wigvormige heuvel/klif uit; rondom beide
kanten stroomt het water/de golven van de zee.
780 Hierheen klom de wilde Cycloop en ging midden op de heuvel zitten; wollige schapen
volgden zonder dat iemand (ze) leidde. Nadat door hem een pijnboom, die dienst deed als
stok, voor zijn voeten was geplaatst, geschikt om ra’s te dragen, en (nadat door hem) een
rietfluit was gepakt, samengesteld uit honderd pijpjes,
785 hoorden alle bergen het herdersgefluit, (alle) golven hoorden (het). Terwijl ik mij
schuilhield in een kloof en op de schoot van mijn Acis zat, hoorde ik van verre met mijn oren
dergelijke woorden en onthield de gehoorde woorden:
e. Polyphemus somt al zijn bezittingen en geschenken voor Galatea op
(808-837)
808 “Maar als je me goed zou kennen, zou het je spijten gevlucht te zijn, en zou je zelf al je
uitvluchten vervloeken, en zou je je inspannen mij vast te houden!
810 Er zijn voor mij/ik heb gewelfde grotten in een natuurlijke rots, een deel van een berg,
waardoor noch de zon wordt gevoeld middenin de hitte, noch de winter wordt gevoeld. Ik
heb fruit dat de takken zwaar maakt; ik heb in lange wijnranken aan goud gelijkende
druiven, ook heb ik donkerrode druiven; voor jou bewaren we deze/laatstgenoemde en die.
815 Zelf zul je met je handen/eigenhandig de zachte/rijpe aardbeien verzamelen (die)
gegroeid (zijn) onder/in bosrijke schaduw, zelf zul je de herfstkornoeljes en pruimen, niet
alleen blauwgrijze met donker sap, maar ook de voorname en die nieuwe was
nabootsen (verzamelen). En jou zullen geen kastanjes ontbreken met mij als echtgenoot,
noch
820 vruchten van de aardbeiboom: iedere boom zal je ten dienste staan. Al dit vee is van mij;
ook veel (vee) zwerft in de valleien, veel bedekt het bos, veel staat op stal in de grotten. En
niet, als je het toevallig zou vragen, zou ik je kunnen zeggen, hoeveel het er zijn; het is een
arm man eigen zijn vee te tellen! Over de voortreffelijke eigenschappen ervan
825 hoef je me helemaal niet te geloven; je kunt het zelf met eigen ogen zien, hoe ze
nauwelijks met hun poten hun gespannen uier omsluiten. Er zijn, jongere nakomelingen, in
lauwwarme stallen lammetjes; er zijn ook, gelijke leeftijd, in oudere stallen bokjes. Altijd is
voor/bij mij witte melk aanwezig; een deel ervan
830 wordt bewaard om gedronken te worden, een deel stremmen gesmolten stremsels. En
jou zullen niet alleen makkelijk te verkrijgen lekkernijen en alledaagse geschenken ten deel
vallen, damherten en hazen en een bok, of een paar duiven of een nest weggenomen uit een
(boom)top; ik heb een tweeling gevonden, die met jou kunnen spelen,
835 onderling gelijk, zodat je ze nauwelijks uit elkaar kunt houden, welpen van een ruige
berin in de top van de bergen; ik vond ze en zei: ‘Die zullen wij bewaren voor mevrouw.’
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 16
f. Polyphemus prijst zijn eigen lichamelijke kwaliteiten (838-858)
838 Steek dan eindelijk eens je schitterende hoofd uit de blauwe zee, kom eindelijk, Galatea,
en kijk niet neer op onze/mijn geschenken!
840 Ik ken zeker mij(zelf) en ik heb mij onlangs gezien in de afbeelding/spiegelbeeld van het
heldere water, en mijn gestalte beviel mij toen ik keek. Kijk hoe groot ik ben! Jupiter in de
hemel is niet groter dan dit lichaam (Want jullie zijn gewoon te vertellen dat een of andere
Jupiter regeert); haar
845 steekt als een bos uit (tot) over mijn stoere gelaat en overschaduwt mijn schouders als
een woud. En beschouw niet als lelijk het feit dat mijn hele lichaam, zeer dichtbegroeid met
stug haar, een ruig uiterlijk heeft; een boom is lelijk zonder bladeren; een paard is lelijk als
manen zijn blonde hals niet zouden bedekken. Veren bedekken vogels, voor schapen vormt
hun wol een sieraad:
850 een baard en borstelige haren op hun lichaam sieren mannen. Midden op mijn
voorhoofd is er voor mij/heb ik één oog, maar lijkend op een geweldig schild. En dan? Ziet de
grote Zon niet dit alles uit de hemel? Toch is er voor de zon/heeft de zon één oogbol. Voeg
eraan toe dat mijn vader heerst op/over jullie zee;
855 hem geef ik jou als schoonvader. Heb slechts medelijden en luister naar de smeekbede
van een smekeling! Want aan jou alleen ben ik onderworpen en ik die Jupiter en de hemel
en de doordringende bliksem minacht, jou, Nereïde, vereer ik; jouw woede is woester dan
een bliksem.
g. De jaloerse Cycloop bedreigt Acis (859-877)
859 En ik zou deze minachting beter verdragen,
860 als je allen zou ontvluchten; maar waarom bemin je Acis, na een Cycloop te hebben
afgewezen, en verkies je Acis boven mijn omhelzingen? Toch zal het geoorloofd zijn dat hij
bij zichzelf in de smaak valt en in de smaak valt, wat ik niet zou willen, bij jou, Galatea; als mij
maar een kans wordt gegeven, zal hij voelen/bemerken dat ik kracht(en) heb in verhouding
tot een zo groot lichaam!
865 Ik zal zijn ingewanden levend (eruit) trekken en zijn uiteen gescheurde ledematen zal
ik verstrooien over de akkers en over jouw golven (moge/laat hij zich zo met jou
vermengen/verenigen!). Want ik word verteerd/brand en gekwetst (liefdes)vuur laait
heviger op, en het voelt alsof ik de Etna, naar mij overgebracht, met al zijn vuurkracht
in mijn borst draag - maar jij, Galatea, wordt niet geroerd!”
870 Wanneer hij dergelijke dingen vergeefs heeft geklaagd (want ik zag alles) staat hij op en
zoals een razende stier nadat zijn koe is weggenomen, kan hij niet (blijven) staan en
zwerft door het bos en de bekende dalen, wanneer hij woest mij en Acis ziet niets
vermoedend en niets dergelijks vrezend en uitschreeuwt: “Ik zie (jullie) en ik zal ervoor
zorgen dat dat
875 het laatste samenzijn is van jullie liefde.” Zo groot/luid was die stem zoals een boze
Cycloop behoorde te hebben; door zijn geschreeuw beefde de Etna.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 17
h. De Cycloop doodt Acis die in een rivier verandert (878-897)
878 Maar ík duik verschrikt onder in een naburige zee; de held Acis had zich omgedraaid en
was gevlucht
880 en had gezegd: “Breng mij hulp, Galatea, ik smeek je! Breng hulp, ouders en laat mij die
gedoemd is te sterven toe in jullie rijk.” De Cycloop zit hem achterna en gooit een deel dat
is weggerukt uit de berg en hoewel die uiterste rand van het gevaarte hem bereikt, bedelft
hij toch de hele Acis.
885 Maar wij deden (dat) wat slechts geoorloofd was dat gedaan werd door het lot, zodat
Acis de krachten/natuur van zijn grootvader aannam. Uit het gevaarte druppelde vuurrood
bloed, en binnen een mum van tijd begon de rode kleur te verdwijnen, en wordt eerst de
kleur van een rivier, vertroebeld door een regenbui
890 en langzamerhand wordt het helder. Dan splijt het gevaarte als door een magische
kracht beroerd open en door de spleten rijst op/groeit sappig en slank riet, en de holle mond
van de rots weerklinkt door de opborrelende golven; een wonderlijke zaak, plotseling kwam
een jongeman tevoorschijn tot aan het midden van zijn buik omkranst wat betreft zijn
nieuwe horens met gevlochten riet
895 die, behalve dan dat hij groter was, (en) dat hij blauw was over zijn hele uiterlijk,
Acis was, en ook zo toch Acis was, veranderd in een rivier, en de rivier (be)hield zijn oude
naam.
i. Na Galatea’s verhaal gaan de nimfen uiteen (898-903)
898 Galatea was opgehouden te spreken, en nadat de bijeenkomst was ontbonden, gaan de
Nereïden weg en zwemmen over de rustige golven.
900 Scylla keert terug (want ze durft zich niet te wagen midden in de zee) en zwerft of
zonder kleding op het dorstige zand of, zodra ze uitgeput was geraakt had ze, na een
afgelegen inham te hebben gevonden van de zee, haar ledematen verfrist in het (door
rotsen) ingesloten water.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 18
HOOFDSTUK 9 CIRCE (BOEK 14 242-307)
b. Een groep mannen gaat op weg naar het huis van Circe (242-253)
242 ‘Treurend, nadat/omdat een deel van onze makkers verloren was gegaan, en veel
klagend komen wij terecht in dat land dat je hiervandaan in de verte ziet - een eiland dat
hiervandaan (slechts) in de verte, geloof me, gezien moet worden,
245 geloof me! – en jij, (o) rechtvaardigste van de Trojanen, zoon van een godin (want niet
moet je, nu de oorlog beëindigd is, vijand worden genoemd, Aeneas) ik waarschuw (je),
vlucht voor/ontvlucht de kust van Circe! Ook wij, nadat we de boot hadden vastgemaakt
op/aan de kust, denkend aan Antiphates en de barbaarse Cycloop,
250 weigerden te gaan, en het onbekende huis te naderen; wij werden door het lot gekozen,
het lot zond mij en de trouwe Polites en tegelijkertijd Eurylochus en de dronkenlap Elpenor
en twee maal negen makkers naar het huis van Circe.
c. Beschrijving van het huishouden van Circe (254-270)
254 Zodra wij dat (huis) bereikten en op de drempel gingen staan van het huis,
255 boezemden duizend wolven en gemengd met/tussen de wolven (en) beren en
leeuwinnen door hun verschijning angst in. Maar geen beest moest gevreesd
worden en geen was van plan op ons lichaam een wond te veroorzaken. Ja zelfs zij bewogen
hun vleiende staarten/zij bewogen vleiend hun staarten door de lucht en kwispelend
vergezellen ze onze voetsporen, totdat
260 dienaressen ons opvangen en ons door de hal, bedekt met marmer, naar hun meesteres
brengen. Zij zit in een mooi vertrek op haar gebruikelijke troon en gekleed in een prachtige
mantel wordt ze eroverheen rondom omhuld door een met goud versierde sluier. Nereïden
en nimfen zitten bij haar, die
265 niet spinnen door hun vingers te bewegen en niet draden trekken, die hun vingers
volgen, maar grassen sorteren en zonder orde uitgestrooide bloemen in manden scheiden
en kruiden, verschillend in kleur(en). Zelf beoordeelt zij het werk dat dezen doen, zelf weet
zij welke kracht er is of in welk blad kracht is, welke gezamenlijke werking er is voor de
gemengde kruiden/de kruiden wanneer ze gemengd zijn
270 en oplettend beoordeelt ze de als taak toegewezen kruiden.
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 19
d. Circe verandert haar gasten in varkens (271-290)
271 Toen zij ons zag, na wederzijdse begroeting ontspande zij haar gelaat en beantwoordde
onze wensen met gelukwensen; onmiddellijk beveelt zij de geroosterde gerstekorrels en
honing en krachtige wijn te mengen met kaas
275 en zij voegt sap toe dat heimelijk verborgen zit onder deze zoetigheid. Wij nemen de
toverdrank, gegeven met de heilige (rechter)hand, aan. Zodra wij die dorstig met droge
mond opdronken, en de wrede godin met haar staf de top van onze haren aanraakte (en ik
schaam me en (toch) zal ik het vertellen), ik ruig begon te worden met borstelige haren
280 en niet meer te kunnen spreken, (en) in plaats van woorden een rauw geknor uit te
brengen en met mijn hele gezicht me naar de grond voorover te buigen; en ik merkte dat
mijn mond verhardde tot een kromme snuit en dat mijn hals opzwol met spieren en met het
deel (van mijn lichaam) waarmee zojuist door mij de toverdrank was opgenomen, daarmee
maakte ik voetsporen.
285 En samen met mijn makkers die hetzelfde hebben ondergaan (zoveel vermag de
gifdrank), word ik opgesloten in een varkenskot; en wij zagen dat alleen Eurylochus vrij was
gebleven van een varkensuiterlijk, hij alleen is de gegeven toverdrank ontvlucht. Als hij deze
niet had vermeden, zou ik nu ook nog een deel van het borsteldragend vee zijn, en zou
Ulixes, door hem
290 op de hoogte gesteld van zo grote ramp, niet als wreker naar Circe gekomen zijn.
e. Ulixes dwingt Circe de mannen terug te toveren (291-307)
291 De vredebrengende Mercurius had hem een witte bloem gegeven; de hemelgoden
noemen hem ‘moly’, hij zit met een donkere wortel vast. Veilig daardoor en tegelijkertijd
door de waarschuwingen van een god gaat hij het huis van Circe binnen en genood tot de
verraderlijke
295 toverdrank sloeg hij haar weg toen zij met haar staf probeerde zijn haar licht aan te
raken, en na zijn zwaard getrokken te hebben schrikte hij haar bang (geworden) af.
Vervolgens werd het erewoord (gegeven) en de rechterhanden gegeven, en in haar
slaapkamer ontvangen eist hij als huwelijksgift de lichamen van zijn makkers. Wij
worden bestrooid met betere sappen van een onbekend kruid
300 en wij worden op ons hoofd door een klap van de omgedraaide staf geslagen en
er wordt een toverspreuk gezegd/uitgesproken, tegengesteld aan de (eerder)
gezegde/uitgesprokene (toverspreuk); hoe meer toverspreuken zij zegt, des te meer richten
wij ons, ons van de grond verheffend, op, en de borstelige haren vallen (uit), en de spleet
verlaat de gespleten poten, de schouders keren terug en de onderarmen sluiten aan bij
de bovenarmen.
305 Wij wenend omarmen hem wenend en wij klampen ons vast aan de nek/hals van de
leider, en wij spraken geen woorden eerder dan die ervan getuigden dat wij dankbaar
waren/die onze dankbaarheid uitdrukten.’
Ovidius CE 2009 werkvertaling pensum 20