Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

18
van Europa Vogelgids ANWB

description

De ANWB Vogelgids van Europa, geschreven door Lars Svensson, is de meest complete gids met daarin ruim 770 vogelsoorten in Europa, inclusief Noord-Afrika en grote delen van het Midden-Oosten. Van elk vogelsoort staan alle gegevens over habitat, verspreidingsgebied, geluid en voorkomen overzichtelijk op één tekstpagina tegenover de afbeeldingen. De illustraties geven alle fasen van het uiterlijk van de vogels weer – van jeugd tot volwassen en van winter tot zomer. De kaartjes geven zowel de broed- en wintergebieden als de trekroutes weer. Met de praktische opzet en meer dan 4000 gedetailleerde tekeningen in kleur is deze vogelgids de meest volledige veldgids voor elke vogelliefhebber. De ANWB Vogelgids van Europa is al jaren de meest verkochte vogelgids in de Benelux.

Transcript of Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

Page 1: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

In deze geheel herziene en uitgebreide editie staan alle ruim 900 vogelsoorten in Europa, inclusief Noord-Afrika en grote delen van het Midden-Oosten. Van elke soort zijn allegegevens overzichtelijk gerangschikt op één tekstpagina tegenover de afbeeldingen. De kaartjes geven zowel de broed- en wintergebieden als de trekroutes weer. Dezenieuwe gids telt meer dan 4000 gedetailleerde tekeningen in kleur.In de tekst staat een uitermate secure en uitvoerige beschrijving over habitat, verspreidingsgebied, herkenning, geluid en voorkomen in Nederland en België. Het register is uitgebreid met de internationaal veel gehanteerde Engelse vogelnamen.

ANW

BVogelgidsvan Europa

van EuropaVogelgids

ANWBvan Europa

VogelgidsANWB

NUR 528Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen

www.kosmosuitgevers.nl

9 789021 563626

kosBOvogelgids0316.indd 1 31-03-16 10:01

Page 2: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

CZ_Ptaci_Evropy.indb 2

www.kosmosuitgevers.nl

Oorspronkelijke titel: Fågelguiden Europas och Medelhavsområdets fågler i fält© 1999 Albert Bonniers Förlag, Stockholm© 1999 Lars Svensson (tekst en verspreidingskaarten), Peter J. Grant (tekst), Killian Mullarney en Dan Zetterström (illustraties en bijschriften)

Nederlandse uitgave: © 2005 ANWB B.V., Den Haag, anwb.nluitgegeven met ISBN 978 90 18 03080 3Vertaling: André J. van Loon, Frank G. RozendaalBewerking: Arnoud B. van den BergOmslagontwerp: ANWB Studio, Els Haasen

Vierde en vijfde, geheel herziene druk, 2010, 2012Vertaling herziene gedeelten: André J. van LoonBewerking: Arnoud B. van den Berg

© 2016 voor de Nederlandse taal:Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpenin samenwerking met ANWB B.V., Den Haag

Zesde druk, 2016Vertaling herziene gedeelten: André J. van Loon & Ger MeestersAanpassing omslag: Garage-bno

ISBN 978 90 215 6362 6NUR 435

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

001-013_Introduction_NL-nieuw_corr2016.indd 4 11-04-16 09:46

Page 3: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

CZ_Ptaci_Evropy.indb 2

Dankwoord    6

Bij de Nederlandse bewerking    6

Voorwoord    7

Inleiding    8

Soortbeschrijvingen    14-407Zwanen 14Ganzen 14, 16Grondeleenden 24Duikeenden 30Hybride eenden 34Eiders 36Zee-eenden 38Zaagbekken 42Witkopeenden 44Zeldzame eenden 46Ruigpoothoenders 48Patrijzen en fazanten 52Vechtkwartel en Kwartelkoning 56Duikers 60Futen 64Zeevogels observeren 67Stormvogels 68Stormvogeltjes 74Jan-van-genten 76Pelikanen 76Aalscholvers 78Reigers 80Ooievaars 84Ibissen en lepelaars 86Flamingo’s 86Roofvogels 88Gieren 89Arenden 92Wouwen en kiekendieven 102, 114Buizerds 106Wespendieven 110Sperwers 112Valken 116Rallen 124Kraanvogels 128Trappen 130Steltlopers 132Scholekster en kluten 134Grielen en vorkstaartplevieren 136

Plevieren 138Strandlopers 148Jagers 174Meeuwen 178Sterns 198Alken 208Zandhoenders 212Duiven en tortels 214Koekoeken 220Uilen 222Nachtzwaluwen 234Gierzwaluwen 236Hop en ijsvogels 238Bijeneters en Scharrelaar 240Spechten 242Leeuweriken 248Zwaluwen 258Piepers en kwikstaarten 262Waterspreeuw, Pestvogel en Zijdestaart 272Heggenmussen 274Nachtegalen, roodstaarten, tapuiten 276Lijsters 294Zangers 302Goudhanen, Winterkoning 336Vliegenvangers 338Mezen 342Boomklevers 348Rotskruiper en boomkruipers 350Klauwieren 352Buulbuuls en honingzuigers 358Timalia’s 360Kraaien 360Spreeuwen 368Wielewalen 370Mussen 372Vinken 376Gorzen 392Amerikaanse zangvogels 404

Dwaalgasten    408

Extreme dwaalgasten    418

Ingevoerde en (vermoedelijk)

ontsnapte soorten    422

Literatuur    427

Register    429

Inhoudsopgave

Naamloos-1 5 08-04-16 10:32

Page 4: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

CZ_Ptaci_Evropy.indb 2

Een boek als dit kan niet worden gemaakt zonder de hulp van velen, zowel direct door ons informatie te verstrekken als in-direct door het publiceren van nieuwe en grensverleggende informatie in de ornithologische literatuur en via internet. Lezers zij verwezen naar de eerste editie van deze gids voor een opsomming van ornithologen en vogelaars aan wie we dank zijn verschuldigd. Op deze plaats willen we met name hen bedanken die ons hebben geholpen bij het werk aan deze herziene editie.

Lars Svensson is dank verschuldigd aan José Luis Copete, Andrew Lassey en Hadoram Shirihai, die alle drie niet alleen plezierig gezelschap waren tijdens verschillende reizen maar ook belangeloos hun grote kennis en ervaring met hem deel-den. Veel dank ook aan Per Alström, Vladimir Arkhipov, Oleg Belyalov, Martin Collinson, Pierre-André Crochet, Alan Dean, Pete Dunn, David Erterius, Andrew Grieve, Marcel Haas, Magnus Hellström, Guy Kirwan, Hans Lars-son, Norbert Lefranc, Klaus Malling Olsen, Urban Olsson, Eugeny Panov, David Parkin, Mike Pearson, George Sang-ster, Jevgeni Shergalin en Mike Wilson voor hun hulp, advies en ondersteuning op allerlei gebied. Richard Ranft en de British Library Sound Archive maakten wederom het raad-plegen van geluidsopnamen van enkele zeldzame soorten mogelijk. De staf van de verschillende door hem bezochte natuurhistorische musea ontving hem altijd hartelijk en was immer behulpzaam, waarvoor dank.

Killian Mullarney wil met name Mark Constantine bedan-ken voor zijn constante steun, waardevolle adviezen en jaren-lange vriendschap. Verder hebben zijn vrienden Paul Archer, Arnoud van den Berg, Richard Crossley, Dick Forsman, Hannu Jännes, Lars Jonsson, Ian Lewington, Pat Lonergan,

Aidan Kelly, Dave McAdams, Richard Millington, Colm Moore, René Pop, Magnus Robb, Cornelia Sakali, Alyn Walsh en Pim Wolf hem op allerlei verschillende manieren geholpen en waren altijd prima gezelschap in het veld. Veel dank ook aan Per Alström, Derek Charles, José Luis Copete, Andrea Corso, Michael Davis, Paul Doherty, Annika Fors-ten, Magnus Hellström, Paul Holt, Hans Larsson, Antero Lindholm, Bruce Mactavish, Steve Preddy, David Sibley en Frank Zino voor hun zinvolle suggesties en/of voor het ver-strekken van nuttig fotografisch materiaal. De uitzonderlijke toewijding van een aantal ‘larofielen’ bij het verduidelijken van de complexiteit van het determineren en op leeftijd bren-gen van grote meeuwen was een grote steun bij het samenstel-len van de nieuwe soortteksten en platen in dit boek. Het is onmogelijk om hier het grote belang van hun bijdragen pre-cies uit de doeken te doen maar de hulp van Ruud Altenburg, Chris Gibbins, Hannu Koskinen, Bert-Jan Luijendijk, Ies Meulmeester, Mars Muusse, Theodoor Muusse, Rudy Offe-reins en vooral Visa Rauste wordt zeer gewaardeerd.

Dan Zetterström wil zijn dank uitspreken aan Ian An-drews, Stefan Asker, Arnoud van den Berg, Christer Brostam, José Luis Copete, Andrea Corso, Göran Ekström, David Fisher, Annika Forsten, Fares Khoury, Markus Lagerqvist, Lars Larsson, Dan Mangsbo, Bill Zetterström en Frank Zino voor hun advies en ondersteuning.

Ten slotte willen ondergetekenden hun ernstig op de proef gestelde verwanten en vrienden, én hun uitgever, bedanken voor hun geduld en steun.

Lars Svensson, Killian Mullarney & Dan Zetterström

Dankwoord

Bij de zesde druk van de Nederlandse bewerkingDeze veldgids laat de enorme toename zien in vogelkennis sinds 1954, toen de eerste Nederlandse editie van de eerste ‘echte’ Europese vogelgids van Roger Tory Peterson ver-scheen. Sinds de ‘Petersons gids’ en zijn vele herziene herdruk-ken verschenen in de Nederlandse taal verschillende veldgid-sen die, elk op eigen wijze, een grote stap voorwaarts betekenden. De belangrijkste mijlpalen op dit gebied waren de eerste Nederlandse edities van de ‘Heinzelgids’ door Her-mann Heinzel, Richard Fitter & John Parslow in 1973, de ‘Tirions vogelgids’ door James Ferguson-Lees & Ian Willis in 1987 en de ‘Jonssongids’ door Lars Jonsson in 1994. In dit rijtje mijlpalen passen ook de eerste en tweede editie van de ‘ANWB-gids’ door Killian Mullarney, Lars Svensson, Dan Zetterström & Peter Grant. In feite kan men met het verschij-nen van deze gids stellen dat nergens ter wereld de kwaliteit van beschikbare vogelgidsen zo hoog is als in Europa en het Middellandse-Zeegebied.

De toename in vogelkennis gaat tegenwoordig in een zo grote vaart dat deze gids tijdens de productie alweer door nieuwe informatie over het voorkomen, de taxonomie en de veldkenmerken van enkele soorten is ingehaald. Voor zover de ruimte dat toeliet, is deze nieuwe informatie in de Neder-

landse editie verwerkt. Om verder op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen op deze gebieden kan men bepaalde gespecialiseerde vogeltijdschriften raadplegen (zie p 428).

In de vierde (uitgebreide herziening, 2010) en vijfde druk (beperkte herziening, 2012) werd de status van het voorko-men van zeldzame soorten in België en Nederland vermeld tot en met 2008. In deze herziene zesde druk (2016) werden ver-schillende verbeteringen doorgevoerd en zijn met name bij de zangers enkele nieuwe platen en teksten toegevoegd en enkele bestaande anders gerangschikt. De status van het voorkomen in België en Nederland is slechts in enkele gevallen bijgewerkt en dus voor vrijwel alle soorten onveranderd ten opzichte van de edities van 2010 en 2012.

Arnoud van den Berg & André van Loonmaart 2016

Naamloos-1 6 08-04-16 10:32

Page 5: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

CZ_Ptaci_Evropy.indb 2

Tot onze grote vreugde en tevredenheid heeft deze vogelgids sinds het verschijnen van de eerste druk in 1999 (Nederland-se editie in 2000) zeer veel succes gehad. De gids is in niet minder dan 14 talen verschenen en in totaal zijn er maar liefst 700 000 exemplaren van verkocht. Het gaf ons bijzonder veel voldoening om tijdens reizen in Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten te constateren dat de gids zo veel werd gebruikt. Voor een uitleg van de volledige achtergrond en het concept van de opzet van de gids zij verwezen naar de eerste editie. De positieve recensies en persoonlijke reacties van ve-len geven aan dat de gekozen uitgangspunten de juiste waren en dat deze aansluiten bij wat vogelaars van een veldgids in de 21e eeuw verwachten.

Dit alles is echter geen reden tot zelfgenoegzaamheid. Kort na het verschijnen van de eerste editie werd al duidelijk dat een herziening nodig zou zijn. Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste heeft de ontwikkeling van de eerste editie veel tijd gekost. Het plan en concept voor het boek ontstonden al in het begin en midden van de jaren 1980 en het lag voor de hand dat vele aspecten zouden veranderen of zich verder zou-den ontwikkelen gedurende de ruim 15 jaar voordat de eerste editie uiteindelijk werd gepubliceerd; niet al deze ontwikke-lingen konden meteen worden verwerkt. Nieuwe kenmerken en methoden om op elkaar lijkende soorten te onderscheiden worden voortdurend ontwikkeld en een goede veldgids moet wat dat betreft zo actueel mogelijk zijn. Dit vereiste echter soms meer ruimte dan was voorzien waardoor ze moesten worden bewaard voor een latere editie.

Ten tweede waren er, na een lange periode van relatieve stabiliteit, belangrijke ontwikkelingen in de vogeltaxono-mie, net voor 1999 maar vooral ook erna; dit was ten tijde van het maken van het concept van de gids moeilijk te voor-zien. Nieuw onderzoek en een deels nieuwe benadering van taxonomische vraagstukken, waaronder ook het gebruik van moleculair-genetische methoden, leidden tot de herziening van de taxonomische status van vele taxa die voorheen als ondersoorten werden beschouwd. Verschillende soorten wer-den daardoor opgesplitst in twee of meer soorten, een proces dat nog steeds plaatsvindt. Deze ‘nieuwe’ soorten lijken om heel natuurlijke redenen vaak sterk op hun nauwste verwan-ten. Maar het betreft interessante populaties met hun eigen ontwikkelingsgeschiedenis en hun eigen biologie; ze verdie-nen daarom hun eigen soort bespre kingen in het boek, inclu-sief informatie over hun herkenning met behulp van tekst en afbeeldingen.

Om al deze nieuwe soorten en informatie hun plek te geven was het nodig om het aantal pagina’s met c 10% uit te brei-den, maar wij denken dat het boek nog steeds niet te zwaar is om in het veld of op reis mee te nemen.

Eén verandering zal de lezer die vertrouwd is met de eerste editie meteen opvallen: de nieuwe volgorde van families aan het begin van het boek. Al langere tijd was op grond van al-lerlei verschillende onderzoeksgegevens bekend dat de zwa-nen, ganzen en eenden (Anseriformes) nauw verwant zijn aan de hoenders (Galliformes). Dit inzicht is nog eens bevestigd door recent genetisch onderzoek. Samen vormen ze de zoge-naamde Galloanserae en ze worden in de opsomming, omdat

ze de oudste (althans in Europa) vogelgroep vormen, als eer-ste genoemd. Pas daarna volgen de duikers, futen, zeevogels etc, die voorheen vooraan werden geplaatst.

Groepen waar recent veel taxonomische veranderingen hebben plaatsgevonden die van invloed waren op deze her-ziene editie zijn de zwanen, ganzen en eenden, pijlstorm-vogels, grote meeuwen, lijsters, zangers, vliegenvangers, klauwieren en vinken. De herziene editie behandelt ruim 40 nieuwe soorten, waarvan de meeste het gevolg zijn van taxo-nomische veranderingen; tevens worden meer ondersoorten uitgebreider behandeld. Dit is gedaan door het opnemen van 24 nieuwe kleurenplaten, het opnieuw indelen van talloze platen en het invoegen van nieuwe illustraties.

Taxonomie is geen statische wetenschap. Nieuw onderzoek leidt steeds tot nieuwe inzichten in verwantschappen en be-tere indelingen. Sommige van in de afgelopen jaren voor-gestelde veranderingen zijn in afwachting van nadere beves-tiging nog niet toegepast in deze editie, maar dat kan in toekomstige edities veranderen. Dit geldt met name voor de zangvogels waar de gebruikers rekening zullen moeten gaan houden met een fundamenteel andere volgorde. Zoals het er nu naar uitziet zal de natuurlijke indeling, met de oudste fa-milies eerst, beginnen met klauwieren en wielewalen, dan een groep met mezen, zangers, buulbuuls, leeuweriken, baard-mannen en zwaluwen en vervolgens lijsters en vliegenvan-gers; de piepers en kwikstaarten krijgen een plaats tussen de mussen en vinken.

Veranderingen die wel zijn toegepast zijn bedoeld om tekst en afbeeldingen te verbeteren ten behoeve van de herkenning, ook als er geen taxonomische verandering aan ten grondslag ligt. We wilden de gids graag laten profi teren van de toegeno-men kennis en recente ontwikkelingen op het gebied van vo-gelherkenning. Sommige groepen die in de vorige editie nogal compact en dicht op elkaar stonden (bijvoorbeeld dui-ven, lijsters, zangers, klauwieren) hebben nu meer ruimte gekregen en konden daardoor beter worden behandeld.

Alle verspreidingskaarten zijn herzien. Hoewel klein, is het onze ambitie dat ze precies en up-to-date zijn. In de afge-lopen jaren zijn nieuwe verspreidingsatlassen, checklists en artikelen gepubliceerd voor landen als Algerije, Frankrijk, Griekenland, Marokko, Polen, Spanje, Tsjechië, Turkije en voor de Oeral-regio, die alle gebruikt zijn. Zeer plaatselijke, zeldzame of recent ontdekte broedgevallen zijn met opzet niet altijd in de kaarten verwerkt omdat de kaarten vooral bedoeld zijn om een algemeen en gevestigd patroon van voor-komen weer te geven in plaats van iedere nieuwe broedloca-tie. Van verschillende soorten met een beperkte verspreiding is een kaartje op iets grotere schaal opgenomen.

Peter J Grant was sterk betrokken bij de planning en voor-bereiding van de eerste editie. Zijn voortijdige dood verhin-derde dat hij volledig kon deelnemen aan de voltooiing er-van. Wij dragen deze tweede herziene editie aan hem op, tot zijn herinnering en als eerbetoon aan zijn vele bijdragen op het gebied van vogelherkenning.

Lars Svensson, Killian Mullarney & Dan Zetterström augustus 2009

Voorwoord

001-013_Introduction_NL-nieuw.indd 7001-013_Introduction_NL-nieuw.indd 7 11-06-10 11:1211-06-10 11:12

Page 6: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

D

Grote Grijze Snip Limnodromus scolopaceus ZL 27-30 cm (incl snavel 51/2-71/2 cm), S 42-49 cm. Broedt in N-Amerika en O-Siberië. Dwaalgast in Europa. In Neder-land tot en met 2008 21 tot 25 gevallen (apr-jan). HERKEN-NING Grote en Kleine Grijze Snip zijn zo groot als Watersnip, met bouw, bewegingen en verenkleed mengeling van Water-snip en Rosse Grutto. Zeer lange snavel, duidelijke wenk-brauwstreep, middellange groenachtige poten en (in vlucht) smalle witte rugwig en duidelijke witte vleugelachterrand. Sna-vel met stompe, iets verdikte punt, en aan einde iets omlaagge-bogen. Juveniele onder goede omstandigheden eenvoudig te determineren, maar adult zomer en winter moeilijk en vaststel-len van diagnostisch geluid vaak noodzakelijk. Snavellengtes vertonen grote overlap en zijn alleen bruikbaar voor extre-men: twee keer koplengte of langer wijst op Grote, c ander-half keer koplengte wijst op Kleine. Zwarte dwarsbanden op staart breder dan lichte bij Grote, smaller dan lichte bij Kleine (onbruikbaar kenmerk indien van gelijke breedte). Adult zo-mer: onderdelen (vaak uitgezonderd onderstaartdekveren) roestoranje, inclusief buik, met dichte vlekking op voorhals en bovenborst en sterke bandering of dwarsvlekking op zijborst, flanken en onderstaartdekveren. Adult winter: bandering op flank en gehele borst grijs, tamelijk scherp afgescheiden van witte buik. Juveniel: tertials, grote dekveren en schouderveren met geheel donker centrum en smalle roodbruine randen (soms kleine vlekjes binnen veerrand nabij top). GELUID Enkelvou-dig, kort, schril, scherp jiep of kjiep, herinnerend aan Bos-ruiter of verre Scholekster. Vaak iedere 2-3 sec enkelvoudig roepend in vlucht, of snel twee- of drievoudig (kjiep-iep of kjiepiepiep), vooral bij alarm.Kleine Grijze Snip Limnodromus griseus –L 25-29 cm (incl snavel 5-61/2 cm). Broedt in N-Amerika. Dwaalgast in Europa (veel zeldzamer dan Grote Grijze Snip). HERKENNING Zie Grote Grijze Snip voor algemene ken-merken van grijze snippen en voor verschillen in snavellengte en staartpatroon. Adult zomer: grondkleur van onderdelen gewoonlijk vaal oranje (bleker dan bij Grote), en óf met on-duidelijk gevlekte borst (op afstand egaal oranje lijkend), spaarzaam gebandeerde flanken en gevlekte onderstaartdek-veren (ondersoort hendersoni) óf met witte buik en soms krachtigere tekening op borst, flanken en onderstaartdekve-ren als bij Grote (ondersoort griseus), hoewel vlekken op zij-borst gemiddeld meer afgerond (minder gebandeerd). Adult winter: vrijwel identiek aan Grote. Bandering op flank en bovenborst grijs, uitlopend in zeer fijne vage vlekjes en stippelsop benedenborst. Juveniel: borst en bovendelen gewoonlijk met krachtigere roodbruine tint dan bij juveniele Grote. Ter-tials, grote dekveren en schouderveren met duidelijke rood-bruine dwarsbandjes, vlekjes of streepjes op midden van veer(binnen veerzoom). GELUID Vluchtroep een snel, twee- of

drietonig tuuduu of tuudluu, enigszins ratelend, klinkend als vluchtroep van Steenloper.Stekelstaartsnip Gallinago stenura –L 25-27 cm (incl snavel c 6 cm). Broedt vanaf N-Oeral oost-waarts door N-Siberië in toendra en open, vlakke rivierda-len. Overwintert in Z-Azië. Dwaalgast in O-Europa en Mid-den-Oosten, ook Sicilië. HERKENNING Lijkt sterk op Watersnip (p 160), maar verschilt door: zeer smalle en vage lichte vleu-gelachterrand (niet opvallend wit als bij Watersnip); lichtere baan op bovenvleugel gevormd door lichte middelste en kleine vleugeldekveren; vrij dikke (vooral aan basis) en iets kortere snavel; vrij korte staart waardoor poten in vlucht vaak voorbij staart steken; tamelijk stompe vleugels met bruinere handpen-nen (donkerder bij Watersnip); smalle lichte toppen aan grote handdekveren (gemiddeld meer dan bij Watersnip); donker-dere en regelmatig gebandeerde ondervleugel (zonder de twee lichte banden van Watersnip); minder opvallende crèmekleu-rige strepen op bovendelen; en ander geluid. Op grond is hoofdkleur van bovendelen bruin met veel bandering en vlek-king (niet zo ongetekend bruinzwart als bij Watersnip), mid-delste en kleine dekveren tamelijk bruin gebandeerd (niet voornamelijk gevlekt en gestreept als bij Watersnip), en on-derste schouderveren met smalle witachtige randen rond top(niet met brede witte randen alleen op buitenvlaggen en oker-bruine op binnenvlaggen als bij Watersnip). Meer staartpen-nen (24-28) dan andere snippen; spitse, smalle, pinvormige buitenste staartpennen (1-2 mm breed) uniek (maar in veld zelden zichtbaar). GELUID Roep bij opvliegen kort, scherp, rauw tsjrie!, iets lager dan Watersnip. Zang (tijdens duik-vlucht in baltsvlucht, meestal ’s avonds) is vreemd schrapend, stijgend geluid, uitlopend in trillende en suizende tonen (kor-ter, hoger en sneller dan bij Siberische Snip).Goudsnip Rostratula benghalensis –L 23-26 cm. Broedt in Egypte in dichtbegroeide moerassen, poelen en sloten. Dwaalgast in Marokko en Israël. Onopval-lend, zelden gezien tenzij opgestoten. Rollen van { en } net als bij franjepoten omgedraaid. }} kunnen meerdere legsels produceren, bebroed door verschillende {{. HERKENNINGGrootte ongeveer als van Watersnip, maar duidelijk zwaar-der lijkend, en trager bij opvliegen. Brede afgeronde vleugelsen lange poten, gehele tenen voorbij staart stekend in vlucht. Lichte (vaal roze) omlaaggebogen snavel tamelijk kort en dik. Brede lichte oogring in streep achter oog doorlopend. Opvallende (vooral bij }) lichte borst/schouderstreep (‘bretels’) overgaand in lichte mantel-V. Smalle geelbruine middenkruinstreep. Opvallende witte baan op donkere on-dervleugel. Adult {: vaal grijsbruin op keel (bovenkeel wit gevlekt), hals en bovenborst. Lichte ‘bretels’ aan voorzijde begrensd door smalle grijszwarte borstband. Onopvallende bruinwitte oogstreep. Bovenvleugel en schouderveren bruin-achtig groen, vleugeldekveren met brede bruingele bandering. Adult }: feller gekleurd dan {. Roodbruine keel, hals en bo-venborst begrensd door brede zwarte borstband (tot aan witte ‘bretels’). Opvallende witte oogstreep zwart begrensd. Bo-venvleugel en schouderveren tamelijk egaal groenachtig met zeer fijne donkere golflijntjes. Juveniel: lijkt op adult {, maar borst vager gevlekt, zonder duidelijke afscheiding van buik, en bovendelen met meer geelbruine bandering. GELUID} roept tijdens Houtsnipachtige baltsvlucht in schemering een laag koet. Verder meest zwijgzaam.

172 S T E L T L O P E R S

Stekelstaartsnip Goudsnip

132-173_Steltlopers_NL.indd 172132-173_Steltlopers_NL.indd 172 11-06-10 11:1511-06-10 11:15

Page 7: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

DZ

S T E L T L O P E R S 173

GROTE GRIJZE SNIP

KLEINE GRIJZE SNIP

STEKELSTAARTSNIP

GOUDSNIP

ad zomer(jul-aug)

ad zomer(jul-aug)

1e winter

1e winter

juv

juv

juv

juv (links) met drie Kanoeten

twee jongen met een Tureluur (links)

centra van tertials egaal grijs

breed, opvallend

tertials met geheel donker centrum en smalle lichte rand

tamelijk lang, grijsgroen, aan uiteinde iets gebogen

centra van juveniele tertials met onregelmatige lichte tekening

Kleine Grijze Snip (links) met twee Rosse Grutto’s

witte rand

smalle witte rugwig, als bij juv Zwarte

Ruiter

helder rossig bruingeel (als juv Kemphaan)

centra van tertials met onregelmatige bandjes, vlekken of strepen

variatie: minder opval-lende tertialtekening

ver uitstekende poten a

a

ao

o

poetsend

pinvormige buitenste staartpennen

vlekkerig gebandeerd

geen opvallende witte rand

lichte baan

donker

let op vleugel-patroon bij landen

opvallende lichte ‘bretels’

donkerlicht

tamelijk kort

dof rossig

geelbruin

kort

lichte strepen minder opvallend dan bij Watersnip

voornamelijk nachtelijke levenswijze

‘gevlekt’

‘gebandeerd’

132-173_Steltlopers_NL.indd 173132-173_Steltlopers_NL.indd 173 11-06-10 11:1511-06-10 11:15

Page 8: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

KOEKOEKEN CuculidaeVier broedvogels in gebied, plus twee dwaalgasten uit N-Amerika. Middelgrote vogels met langwerpig lichaam en korte poten. Drie van de broedvogels zijn broedparasieten.

Koekoek Cuculus canorus BL 32-36 cm, S 54-60 cm. Komt voor in bossen, heide, moeras-sen, cultuurlandschappen, bebost terrein, bergen en kustge-bied. Zomergast (apr-sep), overwintert in tropisch Afrika. Laat zich in broedtijd goed zien. Legt enkel ei in nest van di-verse andere vogelsoorten, waarbij elk } zich op bepaalde soort specialiseert (kleur en tekening van eieren nabootsend). HERKENNING Middelgroot, slank, met lange, afgeronde staarten spitse vleugels. Vliegt met regelmatige vleugelslagen (glijdt weinig en kort), waarbij vleugels nauwelijks boven lichaam uitkomen (anders dan Torenvalk en Sperwer), met rechte rug en recht vooruitstekende snavel. Zit vaak open en bloot op tele-foondraad of hek; vaak met afhangende vleugels en iets om-hooggehouden staart. Landt wat onhandig. Adult {: boven-zijde, kop en borst effen blauwgrijs; scherpe scheiding tussen grijze borst en witte buik (met fijne, donkere bandering). Iris, oogrand, snavelbasis en poten geel. Adult }: twee kleurvor-men: grijze vorm als {, maar van dichtbij te herkennen aan beige tint en wat donkere bandering op borst; bruine vorm met roestbruine bovenzijde en borst met verenkleed vaak ge-heel donker gebandeerd. Juveniel: leigrijs met meer of min-der duidelijke rosse tint; best te herkennen aan witte vlek op achterhoofd en smalle witte veerranden op bovenzijde. GELUIDZang welbekend KOE-koek, met nadruk op eerste lettergreep, bij opwinding soms drielettergrepig, koe-KOE-koek. Roep in achtervolgingsvlucht vaak een hees, goch-tsjè-tsjè-tsjè. Roep van } luid, snel, bubbelend puu huuhuuhuuhuuhuu..., herin-nerend aan roep van Dodaars. Bedelroep van jong (ook tijdens trek) een piepend, hees, doordringend en aanhoudend psrieh.Boskoekoek Cuculus optatus –L 30-34 cm. In taiga en dicht struikgewas. Aankomst in Euro-pees broedgebied midden mei-jun; overwintert in ZO-Azië. HERKENNING Lijkt zeer veel op Koekoek; betrouwbare deter-minatie vereist langdurige waarneming van dichtbij. Boskoe-koek is iets kleiner met naar verhouding iets zwaardere snavel. Grijze vorm van { en } is iets donkerder op bovenzijde dan Koekoek (moeilijk in veld te beoordelen). Donkere bandering op witte buik vrijwel identiek aan die van Koekoek, maar sommige hebben dikkere, verder uit elkaar staande dwars-banden. Onderstaartdekveren vaak met geelbeige tint en vrijwel zonder tekening (ook ongeveer zo bij sommige Koekoeken). Onderhanddekveren vaak ongetekend of met gereduceerde bandering (ook zo bij sommige Koekoeken en moeilijk te zien in veld!). Bruine vorm (alleen }; algemeen) altijd over hele verenkleed zwaar gebandeerd; zwarte bandering op bovenzijde

meestal breder dan roodbruine (doorgaans omgekeerd bij } Koekoek), vooral op staart. GELUID Zang zeer verschillend van zang van Koekoek en betrouwbaarste kenmerk voor de-terminatie: snelle reeks gepaarde, gelijk benadrukte tonen, met klank als van Hop, meestal ingeleid (bijvoorbeeld bij lan-ding) door stotterende serie van 4-8 klanken, (poepoepoepoe-poe) poe-poe poe-poe poe-poe poe-poe... } heeft triller als } Koekoek, maar langzamer, harder en meer ratelend.Kuifkoekoek Clamator glandarius ZL 35-39 cm. In heidelandschappen, bij voorkeur met kurkei-ken en pijnbomen, ook in olijfboomgaarden. Broedparasiet op kraaien (voornamelijk Ekster). Vliegt veel heen en weer. Hipt vaak met omhooggehouden staart over de grond. Dwaalgast in Nederland met tot en met 2008 19 gevallen (maa-mei, jul-okt). HERKENNING Ongeveer even groot als Koekoek, maar met bredere, stompere vleugels en iets langere, smallere staart. Bovenzijde donker, besprenkeld met kleine witte vlekken; onderzijde licht. Adult: handpennen donker-grijs; kruin en oorstreek zilvergrijs, met aanduiding van kuif op achterkruin. Tertials en armpennen met brede witte top-pen. Keel en zijborst geelwit. Juveniel: handpennen helder roestbruin met zwarte toppen. Kruin en oorstreek dof zwartach-tig. Bovenzijde zwartachtig met iets kleinere witte vlekken dan bij adult. Tertials en armpennen met slechts smalle witte toppen. Keel en borst beigegeel. 1e zomer: variabel, meestal met roestbruin getinte handpennen en iets donkerdere kop en bovenzijde dan adult. GELUID Vocaal en luidruchtig. Meest gehoorde roep ratelend tsjerr-tsjerr-tsje-tsje-tsje of ki-ki-ki krie-krie-krie..., soms herinnerend aan roep van Steenloper. Bij opwinding een nasaal, bars tsjeh.Geelsnavelkoekoek Coccyzus americanus –L 29-32 cm. Dwaalgast uit N-Amerika (naast c 60 op Britse Eilanden nog in minstens acht andere Europese landen incl België en Marokko). Verschilt van Zwartsnavelkoekoek door gelige snavelbasis, lichtere bovendelen, feller roodbruin ge-tinte handpennen en bredere witte toppen van staartpennen. Oogrand geel.Zwartsnavelkoekoek Coccyzus erythropthalmus –L 28-31 cm. Dwaalgast uit N-Amerika (naast 12 in Brittan-nië ook enkele in zes andere Europese landen). Zeldzamer dan Geelsnavelkoekoek; verschilt door zwartachtige snavel met grijze basis, donkerdere bovendelen, minder opvallende roodbruine tint op handpennen, en smallere, minder duidelij-ke lichte toppen van staartpennen. Oogrand rood (adult) of gelig (juveniel).Senegalese Spoorkoekoek Centropus senegalensis –L 35-41 cm. Broedt in Egypte in open terrein met struiken en hoog gras; soms in tuinen. Standvogel. Schuw, houdt zich meestal verborgen in vegetatie of rent over de grond. HERKEN-NING Groot. Lange staart en krachtige, zwarte snavel. Vleugels

roodbruin, afgerond. Vliegt ‘flappend’ en langzaam, met korte glijpauzes. Kop en staart zwart, bovendelen don-kerbruin, onderzijde beige-geel. Juveniel: bovenzijde donker gebandeerd. GELUIDReeks bubbelende, holle klan-ken, als water dat uit fles loopt, boe-boe bu-bu-bu-bu...

220

Koekoek Boskoekoek Kuifkoekoek

208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 220208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 220 11-06-10 11:1611-06-10 11:16

Page 9: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

K M

208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm_REV2015.indd 221 2015-01-22 16:25208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm_REV2015.indd 221 2015-01-22 16:25208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm_REV2015.indd 221 2015-01-22 16:25

K O E K O E K E N 221

KOEKOEK

KUIFKOEKOEK

BOSKOEKOEK

GEELSNAVELKOEKOEK ZWARTSNAVELKOEKOEK SENEGALESE SPOORKOEKOEK

ad aad o (grijze vorm)

ad o(bruine vorm)

ad

juv

jonge Koekoek gevoerd door waardvogel (Graspieper)

variabele hoeveel-

heid beige en donke-re bande-

ring

vliegt met regelmatige vleugel-slagen, vleugels komen nau-

welijks boven lichaam uit

witte vlek

gebandeerdlang

ad

adjuv

juv1e zomer

zilvergrijsdonker

roestbruin

roestbruin

zwartbij Eksternest

lang

ad

zeer lang, geheel donker

beigegeel

zwaarrood-bruin

zwart-witte staartzijden

ad aiets donkerder dan bij Koekoek

ad a met twee gealar meerde

Noordse Boszangers

veel overlap met Koekoek, maar sterke geelbeige kleur op anaalstreek en onderstaartdekveren, vooral indien ook gebandeerd, is typisch voor Boskoekoek

bandering gemiddeld

minder, breder en verder uit

elkaar staand dan bij Koekoek

geen roestbruin

minder roestbruin op vleugel (of ontbrekend)

beige

krachtig, grotendeels geel

lichte toppen klein of vrijwel ont-brekend bij juv

brede witte toppen en witte buitenzomen

beige tint

wit achtig

wit-achtig

grijs

helder roodbruin veld op handpen-nen

vager veld op hand-pennen dan bij Geel-snavelkoekoek

juvjuvjuv

208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 221208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 221 11-06-10 11:1611-06-10 11:16

Page 10: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm.indd 230208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm.indd 230 10-11-17 10.19.0410-11-17 10.19.04208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm.indd 230208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm.indd 230 10-11-17 10.19.0410-11-17 10.19.04208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm.indd 230208-235Alkor, Duvor, Ugglor mm.indd 230 10-11-17 10.19.0410-11-17 10.19.04

Bosuil Strix aluco BJL 37-43 cm, S 81-96 cm. Broedt in bossen en parken, met voorliefde voor oude loofbomen (zoals eiken met grote hol-ten); bezoekt ook tuinen in dorpen en steden, soms roestend op gebouwen en jagend rond boerderijen. Vrij talrijke standvogel; ’s nachts actief. Voedsel bestaat voornamelijk uit muizen en insecten, die na duikvlucht vanaf uitkijkpunt op de grond gevangen worden. Nestelt in boomholte, accep-teert ook nestkasten. Agressief wanneer nog pluizige en nog niet vliegvlugge jongen nest verlaten; valt soms indringers aan. HERKENNING Middelgrote, compacte uil met brede, afge-ronde vleugels en grote, ronde kop. Vlucht direct met vrij snelle vleugelslagen en vaak lange, rechte glijvluchten. Grondkleur varieert van roodbruin (ontbreekt in NW-Afrika) tot grijsbruin, met vlekken en fijne strepen en don-ker gemarmerd. Gezichtssluier vrij egaal; donkere smalle wig op midden van voorhoofd wijst richting snavel, tussen de lichtere wenkbrauwen; dunne witte ‘extra wenkbrauwen’ op voorhoofd geven ‘vriendelijke gezichtsuitdrukking’. Iris zwart. (Ogen van uilen met gele iris, zoals Ransuil, kunnen van-wege grote pupillen in licht van schijnwerper donker lij-ken.) Schouderveren met rij van witte vlekken. Geen opval-lende lichte vlek op bovenzijde van handvleugel (vergelijk Ransuil, Velduil en Laplanduil). Staart fijn, onduidelijk gebandeerd. Juveniel: gedurende eerste weken nog herken-baar aan resten van donskleed op kop en onvolledig patroon van gezichtssluier. Variatie: ondersoort mauritanica van NW-Afrika is vrij groot en donker, met grove bandering op onderzijde; alleen grijze vorm. GELUID Nogal vocaal. Meest gehoorde, wel bekende roep een schril, herhaald kewICK, met felle variaties als alarmroep. Zang een klaaglijk, HOEOEuh......hoe, hoe’hoe’hoe’HOEOEuh, eerste noot langgerekt en aan einde dalend, gevolgd door c 4 sec pauze, dan een abrupte noot snel gevolgd door een snelle reeks van vibrerende noten, eindigend met een langgerekte dalende noot zoals de eerste; qua klank aan houten blaasin strument herinnerend. Een rauwe, klaaglijke variant van de zang door } (mogelijk soms ook door {). Roep van { en } tijdens balts een laag, trillend, tot op slechts 50 m hoorbaar tre-molo, u’u’u’u’u’u’u’u’u’u’u’u’u’... (zogeheten ‘xylofoon-triller’). Bedelroep van jongen een piepend PSIE-ep.Kerkuil Tyto alba BJL 33-39 cm, S 80-95 cm. Broedt in cultuurland. Standvogel. ’s Nachts actief (vooral ’s zomers ook in schemering). Voedsel bestaat uit muizen, kikkers en insecten. Broedt in boomholte, gebouwen en ruïnes; in Nederland vooral in nestkasten in boerenschuren en dorpskerken, niet nabij autowegen. Braak-ballen karakteristiek, donker en glanzend (lijken ‘gevernist’). HERKENNING Middelgroot, met slank lichaam, lange vleugels en lange poten. Lichte, hartvormige gezichtssluier. Zwarte ogen.

Langzame, sierlijke, schommelende vlucht doet aan Ransuil denken; tijdens jachtvlucht snellere vleugelslagen. In vlucht lange hals en korte staart, met tijdens bidden vaak afhangende poten. Verenkleed meestal zeer licht ({ meestal lichtst), vooral opvallend in vlucht. Variatie: onderzijde vrijwel zuiver wit in W- en Z-Europa en op westelijke Canarische Eilanden (voor-namelijk ondersoort alba) en in N-Afrika en Midden-Oosten (erlangeri); onderzijde geeloranje (maar { kan wit lijken) in N-, C- en O-Europa, incl Nederland (guttata) en op oostelijke Canarische Eilanden (gracilirostris; zeldzaam) en Madeira (schmitzi). Bovenzijde overal grijs met oker (maar variërend in tint). GELUID Roep van } (zelden van {) een langgerekte, herhaalde, snorrende schreeuw (als van Nachtzwaluw). Alarmroep (vaak in vlucht) een schelle, hese, vrij spookachti-ge schreeuw. Zang een langgerekte (c 2 sec lange) ratelende of gorgelende schreeuw, sjrrriie, vaak herhaald. Bedelroep van jong een langgerekt, hijgend snurken.Palestijnse Bosuil Strix butleri –L 29-35 cm, S 70-80 cm. Standvogel in droge, lage bergen en woestijnen met diepe, rotsachtige wadi’s of kliffen. Zeer zeldzame broedvogel van Jordanië en Israël zuid tot Sinaï en zeer plaatselijk verder zuidelijk. ’s Nachts actief. Voedsel be-staat uit muizen en insecten. Nestelt in holten en nissen op rotswand. HERKENNING Middelgroot, met grote kop, als kleine Bosuil, maar met gele ogen (meer oranjegeel bij juve-niele) en licht, vrij egaal verenkleed; onderdelen ongestreept, met slechts fijne en vage okerkleurige bandering. Slagpennen grof gebandeerd. Gezichtssluier bleek, min of meer ongete-kend. Net als bij Bosuil wijst iets donkerdere smalle wig op midden van voorhoofd richting snavel, tussen de lichte wenk-brauwen. Vlucht als van Bosuil, maar door kleiner formaat met iets snellere vleugelslagen en minder bestendig. GELUIDEen pompend, aan einde iets stijgend doe-doe-doe-doe-doe-doe zou defensieve functie hebben. Bedelroep van } een ijl, fluitend, eenlettergrepig maar iets stijgend doea. Zang vijf ritmische, sonore noten, qua klank meer lijkend op Turkse Tortel dan Bosuil (‘vriendelijk’ en zacht, als kinder-ocarina, geen vibrato), eerste noot iets dalend in toon, gevolgd door pauze van c 11/2 sec en daarna door vier korte noten in ritme van Oeraluil, HOEu...HO-hu ho-HO, hoorbaar tot op c 300 m en 1-4 keer per min herhaald; heeft diepere, iets meer ge-smoorde versie. Tijdens balts serie hoge, sidderende of stot-terende noten, hohohohohoho... Bedelroep van jong een ijl ‘niezen’.

230 U I L E N

Bosuil Kerkuil Palestijnse Bosuil

208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 230208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 230 11-06-10 11:1611-06-10 11:16

Page 11: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

DZ

U I L E N 231

geban-deerd

geen donkere ‘komma’

KERKUIL

PALESTIJNSE BOSUIL

overdag roestend

lange glijvluchten op gebogen vleugels

(grijze vorm) compacte

bouw

neemt bij verstoring smalle, langgerekte houding aan

korte staart met diffusebandering (zie Oeraluil)

ad(bruine vorm)

lichte kruin-strepen mauritanica

(NW-Afrika)

donker

ad(grijsbruine vorm)(algemeen)

c 4 weken oud jong,

pas uit nest

c 4 weken oud jong

alba etc met witte buik (W- en Z-Europa, N-Afrika)

licht hart-

vormig ‘gezicht’

guttata etcmet donkere buik (bv N-, O- & C-Europa)

zeer lichte, ’spookachtige’ verschijning; vaak hangende poten tijdens jagen

in licht van schijnwerper

geelachtige iris

grove bande-ring

goudoker

pas op verwarring met Woestijnoehoe; a daarvan is nauwe-lijks groter dan Bosuil!

grove bandering op slag- en staart-

pennen

BOSUIL

WOESTIJN-OEHOE

208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 231208-235_Alken-nachtzwaluwen_NL.indd 231 11-06-10 11:1611-06-10 11:16

Page 12: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

298 L I J S T E R S

Grijswangdwerglijster Catharus minimus –L 15-17 cm. Dwaalgast in Europa, vooral midden- en eind-okt; vaker dan andere Catharus-soorten. Schuw, blijft meest-al in dekking. HERKENNING Klein. Net als andere Catharus-soorten in vlucht karakteristiek breed wit-donker-wit patroon op ondervleugel. Lijkt op Dwerglijster (met fijne donkere vlekken op benedenkeel en borst, smalle donkere baard-streep, grijs getinte flanken, egaal grijsbruine bovenzijde), maar verschilt door meer grijswitte grondkleur van oorstreeken keel, meestal smallere en minder opvallende grijswitte oog-ring (in 1e winter soms iets duidelijker) en ontbreken van duidelijke lichte streep boven teugel. Variatie: ondersoort bicknelli (noordoosten van N-Amerika, meestal als aparte soort beschouwd) is klein, met zwakke roodachtige tint op staart en helft van ondersnavel geel. GELUID Roep tijdens trek, vaak ’s nachts, een schel fluitend, langgerekt en iets dalend tsii(uu).Heremietlijster Catharus guttatus –L 15-17 cm. Dwaalgast in Europa. Schuw, blijft bijna altijd verscholen in dekking. HERKENNING Klein. Net als andere Catharus-soorten in vlucht karakteristiek breed wit-donker-wit patroon op ondervleugel. Borst spaarzaam gevlekt, maar met grote, duidelijke, zwarte vlekken. Flanken meestal geheel ongevlekt (hoogstens met diffuse grijze vlekken). Bovenzijde grijsbruin, met roestrood getinte staart en stuit (als bij Nach-tegaal, maar heeft andere veerkenmerken en kortere staart en is iets groter en compacter). Witte oogring. Trekt vaak staart omhoog en laat deze langzaam weer zakken. GELUID Roep een Merelachtig maar hoger, iets gedempt, in reeksen herhaald tsjuuk. Ook een geforceerd, nasaal, meesachtig wieuuh (iets stijgend).Veery Catharus fuscescens –L 16-18 cm. Dwaalgast in Europa (slechts enkele najaarsge-vallen). Schuw en teruggetrokken. HERKENNING Klein. Net als andere Catharus-soorten in vlucht karakteristiek breedwit-donker-wit patroon op ondervleugel. Lijkt zeer veel op Dwerglijster en Grijswangdwerglijster, maar onduidelijker en minder gevlekt op keel en borst. Bovendien bovendelen ge-heel warm roestbruin getint (bij Heremietlijster alleen stuit en staart roodbruin; westelijke ondersoort van Grijswang-dwerglijster heeft echter ook roodbruine bovenzijde). Oog-ring altijd smal en onduidelijk. Indien kort gezien is verwar-ring met Noordse Nachtegaal mogelijk, maar gehele bovendelen (niet alleen staart) met roodbruine tint en poten rozebruin (niet grijs). GELUID Roep een fluitend, hees pjiu(dalend).

NOORDAMERIKAANSE LIJSTERSVerschillende Noord-Amerikaanse lijsters zijn herhaaldelijk als dwaalgast in Europa vastgesteld, waarvan de meest ‘ge-wone’ hier worden behandeld. Lijsters zijn weliswaar krach-tige en goede vliegers, maar om als Noord-Amerikaanse zangvogel Europa te kunnen bereiken is enige hulp nodig van gunstige weersomstandigheden in het najaar: krachtige rugwind samenhangend met lagedrukgebieden boven de noordelijke Atlantische Oceaan. Eén soort behoort tot het genus Turdus, waarvan diverse andere soorten als broedvogel in Europa voorkomen; de andere vier behoren tot het genus Catharus, een typische Amerikaanse groep van kleinere lijs-tersoorten.

Roodborstlijster Turdus migratorius –L 22-25 cm. Dwaalgast in Europa (ook in België), voorna-melijk in najaar en winter. Weinig schuw; in N-Amerika vaak in tuinen en ook als dwaalgast in Europa meestal op verge-lijkbare plaatsen aangetroffen en zich gedragend als een Me-rel of Kramsvogel. HERKENNING Vrij zwaar gebouwd; vorm en gedrag herinneren aan Kramsvogel. Lange vleugels en staart en stevige poten. Hipt of loopt een paar stappen op grasvelden, dan stilstaand en speurend naar regenwormen. Gehele borst, flanken en bovenste deel van buik roestrood (met beigewitte veertoppen in vers kleed, smalst bij adult {). Bovenzijde donkergrijs (met vage bruine tint bij } en 1e win-ter); kop nagenoeg zwart (doffer bij } en 1e winter) met witte vlekken rond oog. Keel wit, dicht en grof met zwart gevlekt (bij sommige vlekking zo dicht dat ze van afstand zwart lij-ken). Adult met bijna geheel gele snavel in voorjaar, maar snavel donkerder in winter; 1e winter met geheel donkere snavel. Variatie: {{ van ondersoort nigrideus hebben roet-zwarte of dicht zwart gevlekte mantel en dieper rode onder-delen. GELUID Merelachtig, incl laag tsjakkend tsjok-tsjok-tsjok en meer opgewonden kli-kli-kli-...Dwerglijster Catharus ustulatus –L 16-18 cm. Dwaalgast in Europa (ook in België), na Grijs-wangdwerglijster vaakst vastgestelde Catharus-lijster; voor-al in okt. Nogal waakzaam. HERKENNING Vrij klein, bedui-dend kleiner dan Zanglijster. Ongeveer hetzelfde getekend als Zanglijster, maar donkere vlekken op onderdelen kleiner en beperkt tot keel en borst, en vlekking op flanken zwakker en ver voor poten ophoudend (Zanglijster is zwaar gevlekt tot op buik en flanken, tot voorbij poten). In vlucht met typisch ondervleugelpatroon van Catharus (en Zoothera) met brede witte en donkere banen. Smalle donkere baardstreep. Flanken grijs getint. Lijkt op Grijswangdwerglijster, maar heeft geel-bruin getinte, duidelijkere oogring (in plaats van grijswit en smal), zwakke geelbruine tint op oorstreek en duidelijke beige-witte streep over teugel. Bovenzijde grijsbruin met groenige tint (maar broedvogels van NW-Amerika met rossere tint). GELUID Vluchtroep, vaak ’s nachts te horen, een hoog, zacht, stijgend kvuuuui. Wanneer nerveus, een scherp, resonerend sjipp.

In tegenstelling tot Zanglijster hebben alle op p 299 afgebeelde soorten (behalve Roodborstlijster) een opvallend zwart-wit patroon op de ondervleugel

276-301_Lijsters_NL-nieuw-corr2016.indd 298 08-04-16 10:41

Page 13: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

K M

L I J S T E R S 299

ad a winter

GRIJSWANGDWERGLIJSTER VEERY

ROODBORSTLIJSTER

dwaalgasten in Europa meestal in stadsparken en tuinen, waar ze zich als Merels gedragen

contrast tussen geruide binnenste grote dekveren en niet-geruide (juv) buitenste beste kenmerk om 1e jaars te herkennen; geslachtsbepaling moeilijker, bij oogewoonlijk kop bruiner en onderdelen lichter van kleur

lichte veertoppen karakteristiek voor vers kleed (najaar-winter)

1e winter o

witte hoeken

aa gemiddeld zwarter op kop dan oo

onderzijde dieper van kleur

bij aa

DWERGLIJSTER HEREMIETLIJSTERveel kleiner dan Zanglijster (links)

Dwerglijster (rechts) mist vage deel van wenkbrauwstreep achter oog zoals bij Zanglijster

ZANG-LIJSTER

zwaarder getekende oorstreek

Dwerglijster mist zware tekening op oorstreek, beige toppen op middelste dekveren en beige flanken van Zanglijster

borstvlekken relatief groot en opvallend

flanken zachtgrijs met veel subtielere vlekking dan bij Zanglijster

beige tint op ’ge-zicht’, duidelijkere oogring dan bij Grijswangdwerg-lijster

wipt vaker dan andere Catharus-soorten staart omhoog en be-weegt deze lang-zaam omlaag

bovendelen vrij warm olijfbruin

helder roestrode staart

Heremietlijster heeft als enige Catharus-

soort vaak lichte toppen aan mid-delste dekveren

best te herkennen aan verschil in koptekening

DWERGLIJSTER

GRIJSWANG-DWERGLIJSTER

oogring gewoonlijk beperkt tot dunne halvemaan achter oog

meeste Catharus-soorten in Europa zijn 1e jaars, maar adulte en 1e jaars lijken sterk op elkaar

grijsachtige wangen en ‘gezicht’; mist op-vallende beige oogring en lichte streep boven teugel (vergelijk Dwerglijster)

bij NO-populaties bovendelen meer roodbruin

VEERY NOORDSE NACHTEGAAL

als dwaalgast in Europa mogelijk te verwarren met

Noordse Nachtegaal, vooral bij kortstondige

waarneming

onopvallende oogring

vagere vlekking

dan bij andere

Catharus-soorten

tamelijk helder roodbruin op gehele bovendelen

zijdewit

opvallende witte oogring

276-301_Lijsters_NL-nieuw-corr2016.indd 299 08-04-16 10:41

Page 14: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

D ZD Z

Groene Reiger Butorides virescens ZL 40-47 cm. Amerikaanse verwant van bijna kosmopolitische Mangrovereiger (p 80), en voorheen als conspecifiek beschouwd. Beide soorten komen samen voor in M-Amerika en noordelijk Z-Amerika; hier ook enige hybridisatie optredend. Waargenomen op Azoren, Canarische en Kanaaleilanden, meerdere in Brittan-nië, Frankrijk en IJsland en een enkel geval in Ierland en Nederland (in apr/mei-sep 2006-09 maar niet opgemerkt in 2008; eind okt-begin mei 2006-09 in ZO-Frankrijk verblijvend). Lijkt op Mangrovereiger, maar verschilt door donkerdere kleuren en dieper roodbruine (bijna paars getinte) zijden van kop, hals en borst, met meer contrasterende witte strepen op midden van keel en langs zijkant van kin, en donkerdere leigrijze bovendelen met vage blauwgroene tint (Mangrovereiger is lich-ter en grijzer van boven en minder diep roodbruin van onder). (Niet afgebeeld.)Amerikaanse Kleine Zilverreiger Egretta thula –L 55-65 cm, S 90-105 cm. Amerikaanse soort die behalve op Azoren ook in N-Duitsland, IJsland en Schotland is vastgesteld. Lijkt zeer veel op Kleine Zilver-reiger en heeft eveneens donkere tarsi met gele tenen, maar is te herkennen aan: bijna altijd duidelijk gele achterzijde van onderste deel van tarsus (Kleine Zilver-reiger heeft altijd geheel donkere tarsus); dieper gele tenen incl zolen (bij Kleine Zilverreiger valer geel met groen getinte zolen); felgele teugel buiten paartijd (bij Kleine Zilverreiger blauwgrijs of groenig); kortere, ruigere witte pluim op achter-hoofd van adult zomer; iets kleiner formaat, met kortere hals en poten.Middelste Zilverreiger Mesophoyx intermedia –L 60-72 cm, S 105-115 cm. Broedt in Afrika ten zuiden van Sahara en in Z- en O-Azië. Enkele gevallen in Egypte, Israël, Italië en Jordanië. Iets groter dan Kleine Zilverreiger, maar door korte en gewoonlijk geheel gele snavel (alleen uiter-ste punt donker) meer herinnerend aan Grote Zilverreiger (indien kleiner formaatniet duidelijk, individuen vaak moeilijk met zekerheid te onderscheiden van Grote). Mondhoek eindigt onder midden van oog, of tenminste vóór achterkant van oog (voorbij oog reikend bij Grote), kop is meer afgerond (hoogste punt van kruin in midden) en hals doorgaans minder geknikt, gelijkmatiger S-vormig. Poten geheel donker. Adult zonder sierveren op kop (wel bij Kleine).Reuzenreiger Ardea goliath –L 135-150 cm, S 210-230 cm. Broedt in tropisch Afrika en O-Irak. Soms ook broedend in Egypte; verder gevallen in Israël, Jordanië en (eind 19e eeuw) Syrië. Zeer grote reiger, als Blauwe Reiger met blauwgrijze bovenvleugel en witte voorhals met zwarte strepen, maar met roodbruine kruin en achterhals, donker roodbruine onderdelen, krachtige zwarte snavel en zwarte poten. Adult met roodbruine kuif op achterhoofd. Juveniel zonder kuif en iets lichter.Afrikaanse Nimmerzat Mycteria ibis –L 95-105 cm, S 150-160 cm. Broedt in tropisch Afrika. Waargenomen op Cana-rische Eilanden en in Egypte, Israël, Jordanië, Marokko, Spanje en Turkije. Lijkt op Ooievaar, maar heeft rode gezichtshuid (soms deels oranje) en geelachtige snavelmet iets omlaaggebogen punt. Verenkleed wit; vleugeldekveren, schouderveren, mantel en rug met roze tint. Poten oranjerood. Lijkt in vlucht veel op Ooievaar, maar best te herkennen (ook op afstand) aan zwarte staart. Onvolwassen met vuil grijsbruin verenkleed, grijsgroene poten en rozegele gezichtshuid.Witbandzeearend Haliaeetus leucoryphus (Z)L 73-84 cm, S 185-210 cm. Plaatselijke en zeldzame broedvogel bij meren en langs rivieren in C- en Z-Azië, vroeger ook in Wolgadelta, Rusland. Dwaalgast in onder meer Finland, Israël, Noorwegen en Polen; eenmaal in Denemarken/Duitsland/Nederland (sep/okt 1976; adult; herkomst twijfelachtig). Adult mak-kelijk te herkennen aan witte, gelijkmatig afgeronde, middellange staart met brede zwarte eindband (als jonge Steenarend), donkerbruin lichaam, geheel donkere vleugels, en contrasterende beigewitte kop. Vrij lange, onbevederde, lichtgrijze tarsi. Onvolwassen licht kaneelbruin op kop en lichaam, met donkerbruine band door oog; kan in vlucht doen denken aan Steppearend door formaat en witte baan over ondervleugel, maar baan loopt over middelste (niet grote) dekveren, oksels zijn wit en binnenste handpennen hebben zeer grote witte vlekken; geheel donkere staart is rechter.

410 D W A A L G A S T E N

Amerikaanse Kleine Zilverreiger

Middelste Zilverreiger

Reuzenreiger

Afrikaanse Nimmerzat

Witbandzeearend

juv

juv

408-417_Dwaalgasten_NL.indd 410408-417_Dwaalgasten_NL.indd 410 11-06-10 11:1911-06-10 11:19

Page 15: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

D ZD Z

Bateleur Terathopius ecaudatus –L 50-60 cm, S 170-190 cm. Broedt in Afrika. Dwaalgast in Cyprus, N-Egypte, Israël (c 10) en Tunesië. Onmiskenbaar door lange, eigenaardig gevormde vleu-gels met bolle achterrand van arm en ingesnoerde binnenhand, waardoor vleugel-punt smal maar niettemin diep gevingerd is. ‘Gecoupeerde’ staart bij adult zo kort dat poten in vlucht duidelijk voorbij staart uitsteken; kop en hals lijken lang en geheel uit verhouding opvallend ver uit te steken. Vaak snelle vlucht, met veer-krachtige slagen; vleugels in glijvlucht in V-vorm; haalt acrobatische toeren uit in vlucht (‘rolt’ bijvoorbeeld). Verenkleed van onvolwassen vogels als van donkere buizerd, maar uiterlijk van adulte opvallend, met zwarte kop, onderdelen en schouderveren, en roodbruine rug en staart. Washuid en poten oranjerood. { heeft geheel zwarte slagpennen, } is wit met zwarte vleugelachterrand. Amerikaanse Torenvalk Falco sparverius –L 23-25 cm. Amerikaanse soort. Dwaalgast in Brittannië, Denemarken en Malta. Als kleine Torenvalk, maar vleugels iets korter en breder. In vlucht langs vleugel-achterrand meestal lichte subterminale vlekken, aanzet van lichtere baan vor-mend. Bidt vaak met waaiervormig gespreide staart (roodbruin met zwarte eind-band). In elk kleed te herkennen aan zeer contrastrijk koppatroon met zwarte snorstreep, zwarte streep op oorstreek en zwarte vlek op zijkant van achterhoofd. { en } blauwgrijze kruin met roodbruin midden en zwart gebandeerde, roodbruine mantel en rug; { blauwgrijze en } roodbruine vleugels. Juveniel { met grovere bandering op mantel dan adult {.Amoerroodpootvalk Falco amurensis –L 26-30 cm, S 63-71 cm. Broedt in ZO-Siberië, O-Mongolië en O-China, over-wintert in ZO-Afrika; meeste steken tijdens trek Indische Oceaan over. In Europa dwaalgast in Brittannië, Hongarije, Italië en Zweden. Oostelijke tegenhanger van Roodpootvalk, waarmee nauw verwant; is iets kleiner en compacter. Adult { verschilt van Roodpootvalk door zuiverwitte ondervleugeldekveren en gemiddeld iets donkerdere kruin, mantel en vleugelvoorrand. Adult } verschilt van Rood-pootvalk door witte (niet oranjebruine) onderdelen, met grove zwarte strepen op borst en bandering op flanken (Roodpoot: fijn gestreept of gevlekt); kruin donker-grijs (niet oranjebruin). Juveniel sterk lijkend op juveniele van zowel Roodpoot-valk als Boomvalk, alleen verschillend door soms zichtbare aanduiding van don-kere bandering op achterflank.Afrikaans Purperhoen Porphyrio alleni –L 22-25 cm. Broedt in tropisch Afrika. Behalve in N-Afrika en op Canarische Eilanden ook dwaalgast in Brittannië, Denemarken, Duitsland, Finland, Frank-rijk, Griekenland, Israël, Italië, Malta, Polen, Portugal en Spanje. In dichte, natte moerassen; moeilijk te zien. Klein, niet groter dan Waterral. Korte, geheel rode snavel en donkerblauw met groen ve renkleed. Duidelijk kleiner dan Ameri-kaans Purperhoen (zie onder), met rode poten en witte onderstaartdekveren in midden gedeeld door zwarte baan. Juveniel lijkt op kruising tussen juveniele Kemp-haan en } Klein Waterhoen(!).Amerikaans Purperhoen Porphyrio martinica –L 29-33 cm. Broedt in N-Amerika. Dwaalgast op Azoren, Canarische en Kaap-verdische Eilanden en in Engeland, IJsland, Italië, Noorwegen en Zwitserland. Lijkt enigszins op Waterhoen, maar heeft geen witte streep langs flanken, iets lan-gere poten, diep ultramarijnblauwe onderdelen en groenachtige bovendelen. Snavel rood met gele punt; schild op voorhoofd blauwgrijs. Groter dan Afrikaans Pur-perhoen, met geheel witte onderstaartdekveren (zonder donker centrum) en gele poten.Amerikaanse Meerkoet Fulica americana –L 31-37 cm. Broedt in N-Amerika. Dwaalgast in Engeland, Faeröer, Ierland, IJsland, Portugal, Schotland en Spanje. Te onderscheiden van Meerkoet aan don-kere band over wit snaveluiteinde (snavel is blauw getint, en donkere band is van dichtbij paarsachtig), witte buitenste onderstaartdekveren en kleine donkere(roodachtige) vlek op bovenste deel van voorhoofdsschild. Ook iets slanker, met rechter rugprofiel en lichter grijze lichaamsveren dan Meerkoet.

D W A A L G A S T E N 411

Bateleur

Amerikaanse Torenvalk

Amoerroodpootvalk

Afrikaans Purperhoen

AmerikaansPurperhoen

Amerikaanse Meerkoet

juvad

juv o

ad a

408-417_Dwaalgasten_NL.indd 411408-417_Dwaalgasten_NL.indd 411 11-06-10 11:1911-06-10 11:19

Page 16: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

Natuurpunt helpt het Vlaamse landschap beschermen

Natuurpunt is een onafhankelijke organisatie die zich inzet voor natuurbehoud in Vlaanderen. Gesteund door ruim 90.000 leden zetten meer dan 6000 vrijwilligers zich dagelijks in om bedreigde planten, dieren, biotopen en landschappen te beschermen. Daartoe kopen en beheren we honderden natuurgebieden, brengen we de gezondheid van de natuur in kaart, laten we mensen de schoonheid en kennis over de natuur ontdekken en gaan we in dialoog met beleidsmakers. In onze natuurgebieden verwelkomen we jaarlijks meer dan 2 miljoen bezoekers op zoek naar rust, schoonheid en inspiratie.

NatuurpuntCoxiestraat 11 2800 MechelenBELGIË

Telefoon+32 (0) 15 29 72 20

Websitewww.natuurpunt.be

Sociale mediawww.facebook.com/natuurpuntwww.twitter.com/mijnnatuurpuntwww.instagram.com/natuurpunt

429-448_Register_NL-nieuw_corr2016.indd 446 08-04-16 10:50

Page 17: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

CZ_Ptaci_Evropy.indb 2

Vogelbescherming Nederland: help mee vogels te beschermen!

Gefeliciteerd! U hebt een van de beste en fraaiste vogelgidsen van Europa in uw handen. Met prachtige illustraties, heldere teksten en accurate verspreidingskaartjes. De gids biedt alles wat u nodig hebt om vogels te gaan ontdekken.

Vogelbescherming Nederland stimuleert het kijken naar vogels van harte en is blij met de steeds grotere populariteit ervan. Niet alleen krijgen mensen daardoor meer oog voor natuur, ook het draagvlak voor bescherming van natuur en vogels neemt toe.

Vogelbescherming Nederland maakt zich sterk voor de bescherming van vogels en hun leefgebieden. Dat is hard nodig, want alleen al in Nederland staan er maar liefst 78 soorten op de Rode Lijst van bedreigde vogels. Wij zetten ons met hart en ziel in om die bedreigde vogels weer van de Rode Lijst af te krijgen. Van de majestueuze blauwe kiekendief tot de geheimzinnige roerdomp. En natuurlijk onze Nationale Vogel de grutto!

Als partner van BirdLife International werkt Vogelbescherming ook wereldwijd aan de bescherming van vogels en natuur. In een groot aantal landen ondersteunen we projecten en we voeren internationale campagnes, bijvoorbeeld voor een veel betere bescherming van trekvogels die onder meer via onze eigen Waddenzee naar Afrika vliegen.

U kunt ook zelf bijdragen aan de bescherming van vogels door bijvoorbeeld uw tuin vogelvrien-delijk in te richten. U kunt Vogelbescherming Nederland helpen door lid van onze vereni-ging te worden. Samen staan we sterk en kunnen we meer bereiken. Als lid krijgt u bovendien vijf keer per jaar het schitterende tijdschrift Vogels thuisgestuurd, met daarin prachtige artikelen, fotografie en reportages over vogels, inclusief vogelkijktips en de mooiste vogelplekken om in Nederland te bezoeken.

Meld u aan als lid op www.vogelbescherming.nl en een nieuwe vogelwereld gaat voor u open.

Neem deze prachtgids mee naar buiten en geniet. Heel veel vogelplezier!

Fred Wouters, directeur Vogelbescherming Nederland

429-448_Register_NL-nieuw_corr2016.indd 447 08-04-16 10:50

Page 18: Lars Svensson - ANWB Vogelgids van Europa

In deze geheel herziene en uitgebreide editie staan alle ruim 900 vogelsoorten in Europa, inclusief Noord-Afrika en grote delen van het Midden-Oosten. Van elke soort zijn alle gegevens overzichtelijk gerangschikt op één tekstpagina tegenover de afbeeldingen. De kaartjes geven zowel de broed- en wintergebieden als de trekroutes weer. Deze nieuwe gids telt meer dan 4000 gedetailleerde tekeningen in kleur.In de tekst staat een uitermate secure en uitvoerige beschrijving over habitat, verspreidingsgebied, herkenning, geluid en voorkomen in Nederland en België. Het register is uitgebreid met de internationaal veel gehanteerde Engelse vogelnamen.

ANW

BVogelgidsvan Europa

van EuropaVogelgids

ANWBvan Europa

Vogelgids ANWB

NUR 528Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen

www.kosmosuitgevers.nl

9 789021 563626

kosBOvogelgids0316.indd 1 31-03-16 10:01