KWALITATIEF ONDERZOEK BIJ OUDERS NAAR DE … · 2015. 7. 2. · Botsing (uitgave van Gezinsbond...
Transcript of KWALITATIEF ONDERZOEK BIJ OUDERS NAAR DE … · 2015. 7. 2. · Botsing (uitgave van Gezinsbond...
24
Sensoa [p. 1 van 24]
KWALITATIEF ONDERZOEK BIJ OUDERS NAAR DE ONDERSTEUNINGSBEHOEFTEN
BIJ DE RELATIONELE EN SEKSUELE VORMING VAN HUN KINDEREN
Katrien Vermeire
Programmateam Kinderen, Jongeren en hun ouders - Sensoa
Augustus 2005
Sensoa [p. 2 van 24]
Inhoud
Inleiding
1 Onderzoeksopzet & methodologie .............................................................. 4
1.1 Onderzoeksvragen ............................................................................................ 4
1.2 Onderzoeksmethode ......................................................................................... 4
1.2.1 Rekrutering ............................................................................................... 4
1.2.2 Respons & Uitvoering focusgroepen .......................................................... 5
1.3 Onderzoekspopulatie ........................................................................................ 6
2 Onderzoeksresultaten ............................................................................... 10
2.1 Relationele en seksuele opvoeding ................................................................. 10
2.1.1 Open klimaat ........................................................................................... 10
2.1.2 Invloed van eigen opvoeding: een schakelgeneratie ............................... 11
2.1.3 Opvoedingsdoelen ................................................................................... 12
2.2 Opvoedingsvragen .......................................................................................... 14
2.2.1 Praten over seksualiteit ........................................................................... 14
2.2.2 Omgaan met seksueel en relationeel gedrag ........................................... 15
2.2.3 Bekommernissen ..................................................................................... 15
2.3 Opvoedingsondersteuning ............................................................................... 17
2.3.1 Huidige informatie – en hulpbronnen ...................................................... 17
2.3.2 De behoeften aan opvoedingsondersteuning ........................................... 18
2.3.3 Infokanalen ............................................................................................. 19
3 Bespreking ................................................................................................ 22
4 Aanbevelingen .......................................................................................... 24
Sensoa [p. 3 van 24]
Inleiding
In de huidige maatschappij ervaren vele ouders onzekerheid bij de opvoeding van hun kinderen.
Opvoedingsonzekerheid is een onderdeel gaan uitmaken van de huidige gezinsopvoeding1. Dit is een gevolg
van de veelheid aan keuzes en de keuzevrijheid die eigen is aan de moderne maatschappij waardoor
opvoeden veel complexer geworden is. De traditionele opvoedingsmodellen die een concrete handleiding
boden aan ouders zijn weggevallen. Opvoeding wordt vandaag de dag meer gezien als een interactieproces
tussen ouders en kinderen. Er heersen wel belangrijke opvoedingswaarden maar deze geven ouders weinig
concrete handvaten.
Als antwoord op de onzekerheid, kennen opvoedingsondersteunende initiatieven de laatste jaren dan ook
een toenemende belangstelling. Getuige hiervan het succes van de vele opvoedingsondersteunende boeken,
opvoedingsprogramma’s op televisie en initiatieven als de opvoedingstelefoon en de opvoedingswinkel. Ook
in het wetenschappelijk onderzoek en in het beleid is er in toenemende mate aandacht voor
opvoedingsondersteuning. Men is er meer en meer van overtuigd dat het gezin, de kenmerken van het gezin
en ruimere context waarin kinderen en jongeren opgroeien een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van
kinderen, en in het voorkomen van problemen2. Opvoedingsondersteuning wordt gedefinieerd als “het op
intentionele wijze steun bieden aan ouders (of ouderfiguren) bij hun opdracht en taak als opvoeders”3.
Een belangrijk onderdeel van de gezinsopvoeding is de relationele en seksuele opvoeding. Het gezin is het
belangrijkste socialisatie-instrument waarlangs waarden, normen, kennis, omgangsvormen en betekenissen
worden doorgegeven. Dit geldt dan ook op relationeel en seksueel gebied.
In de huidige maatschappij is er een toenemende consensus over het feit dat de ondersteuning en
begeleiding van kinderen en jongeren in hun seksuele ontwikkeling zeer belangrijk is. Studies tonen aan dat
een kwaliteitsvolle communicatie tussen ouders en kinderen een positieve invloed heeft op het seksuele
gedrag van de jongeren. Jongeren die kunnen communiceren met hun ouders over seksualiteit starten later
met seks, hebben minder seksuele partners en vrijen veiliger dan de anderen.
Maar ook op het gebied van relaties en seksualiteit ervaren ouders een grote opvoedingsonzekerheid en
kunnen omwille van deze onzekerheid hun opvoedingstaak onvoldoende opnemen.
Sensoa wil ouders ondersteunen in hun opvoedingstaak op het gebied van relationele en seksuele vorming
van hun kind(eren). Voor Vlaanderen is het aanbod voor ouders relatief beperkt. Om een concreet aanbod
uit te kunnen werken voor ouders, willen we vertrekken vanuit de vragen en behoeften van ouders zelf.
Welke deze concreet zijn, is nog niet onderzocht in Vlaanderen of Nederland.
In dit rapport bespreken we eerst hoe we het onderzoek aangepakt hebben en welke onderzoeksvragen
centraal stonden. De resultaten worden in het tweede deel weergegeven. Ten slotte geven we een korte
bespreking van de resultaten en enkele aanbevelingen.
Dit rapport is het resultaat van de gezamenlijke inspanning van verschillende mensen. Ik sluit deze inleiding
dan ook graag af met het bedanken van diegenen die meewerkten aan de totstandkoming ervan. In de
eerste plaats de ouders die de tijd en moeite namen om deel te nemen aan de focusgroepen. Laura van Lee
van de Rutgers Nisso Groep (Nederland) voor de verrijkende uitwisseling van ideeën. Collega’s Boris
Cruyssaert voor de eindredactie en vooral Lies Verhetsel voor de ondersteuning bij de focusgroepen en fijne
samenwerking. Heel erg bedankt!
1 Vandemeulebroecke, L. & De Munter, A. (2004) Opvoedingsondersteuning. Visie en kwaliteit.
2 Gezindsbond (2000) Gezinsbeleid in Vlaanderen, juninummer 2000, in de kijker: “Opvoedingsondersteuning”
3 Vandemeulebroecke, L. & De Munter, A. (2004) Opvoedingsondersteuning. Visie en kwaliteit.
Sensoa [p. 4 van 24]
1 Onderzoeksopzet & methodologie
1.1 Onderzoeksvragen
Dit onderzoek is erop gericht om een aanbod naar ouders uit te werken dat hen ondersteunt bij de
relationele en seksuele vorming van hun kinderen. Uit de literatuur blijkt immers dat de intergenerationele
communicatie moeilijk verloopt4 en uit de praktijk krijgen we signalen dat ouders behoefte hebben aan
ondersteuning. Om een aanbod te kunnen uitwerken moeten we eerst een antwoord krijgen op volgende
vragen:
Welke moeilijkheden ervaren ouders bij de relationele en seksuele vorming van hun kinderen?
Zoeken zij hiervoor ondersteuning? Indien wel, waar?
Welke behoeften aan (bijkomende) ondersteuning hebben ouders?
Kan een website deze ondersteuning bieden?
Via dit onderzoek willen we zicht krijgen op hoe we de behoeften van ouders op correcte wijze kunnen
omzetten in concrete materialen en producten, waarvan de inhoud volledig tegemoet komt aan de noden.
1.2 Onderzoeksmethode
Gezien de aard van de onderzoeksvragen, lag een kwalitatieve onderzoeksmethode voor de hand. We kozen
voor focusgroepsgesprekken aangezien deze methode het meest aangewezen is om zoveel mogelijk de
belevingen en behoeften van ouders te exploreren. Daarnaast biedt een groepsgesprek de ouders de
mogelijkheid om ervaringen en belevingen over het thema uit te wisselen.
Ter voorbereiding van de focusgroepen werd een draaiboek samengesteld om de homogeniteit tussen de
verschillende focusgroepen te bewaken. De focusgroepen verliepen aan de hand van volgende
sleutelvragen:
Wat willen ouders hun kinderen meegeven of leren op het gebied van relaties en seksualiteit?
Welke moeilijkheden hebben ouders al ervaren bij de relationele en seksuele vorming van hun kinderen?
Wat hebben ze toen ondernomen om ondersteuning of informatie te vinden?
Wat zijn hun behoeften aan (bijkomende) ondersteuning?
Over welke onderwerpen willen ouders informatie? En op welke wijze?
1.2.1 Rekrutering
We kozen ervoor om ouders individueel te rekruteren via verschillende kanalen. Dit waren voornamelijk
kanalen die zich rechtstreeks tot ouders richten. We rekruteerden daarnaast ook via een aantal algemene
media en persoonlijke en professionele netwerken.
Via onderstaande kanalen hebben we een oproep tot medewerking verspreid:
Tijdschrift ‘De Bond’ (uitgave van Gezinsbond)
Botsing (uitgave van Gezinsbond voor leden met kinderen tussen 12 en 16 jaar)
Klasse voor Ouders (uitgave van departement Onderwijs, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voor ouders van leerlingen tot en met eerste graad secundair onderwijs)
Tijdschrift De Oogappel (methodenschool basisonderwijs – Gent)
4 Klaï, T. (2005) Intergenerationeel onderzoek naar de communicatie over seksualiteit: een studie bij ouders
en jongeren van 15 tot 21 jaar. Doctoraatsverhandeling Vrije Universiteit Brussel.
Sensoa [p. 5 van 24]
De Standaard
Website Sensoa
Website ROGO (Raad van Ouders van het Gemeenschapsonderwijs)
Interview Radio Antwerpen
De Gezinsbond
Netwerken & contactpersonen van het Programma kinderen, jongeren en hun ouders van Sensoa
Privé-netwerken medewerkers Sensoa
Ten slotte vroegen we ook medewerking aan Kind en Gezin. Omwille van privacyredenen konden zij echter
geen namen van ouders doorgeven en bovendien stemde hun doelgroep niet overeen met de onze. De
werking van Kind en Gezin beperkt zich immers tot gezinnen met kinderen jonger dan drie jaar. Ook het Vrij
CLB van Gent kon omwille van tijdsgebrek geen medewerking verlenen.
In de oproep stond kort het opzet van het onderzoek en riepen we ouders van kinderen tussen 4 en 18 jaar
op om deel te nemen aan een éénmalig groepsgesprek over de relationele en seksuele vorming van hun
kinderen. Ouders die interesse hadden, konden contact opnemen met ons.
1.2.2 Respons & Uitvoering focusgroepen
In totaal was de respons hoog: 73 personen reageerden op de verschillende oproepen. Uiteindelijk konden
51 mensen deelnemen aan het onderzoek. 22 ouders waren geïnteresseerd maar konden omwille van
verschillende praktische redenen (ziekte, afstand,…) niet deelnemen. We bereikten veel minder vaders dan
moeders. Dit is echter typisch aan onderzoek naar seksuele opvoeding. De seksuele opvoeding wordt
immers in hoofdzaak opgenomen door de moeder. Allochtone ouders hebben we niet kunnen bereiken via
onze rekruteringswijze.
Aanvankelijk was het de bedoeling om groepen samen te stellen op basis van de leeftijd van de kinderen.
We wilden ouders van peuters en kleuters, ouders met kinderen van de lagere schoolleeftijd en ouders met
tieners in aparte groepen onderbrengen. Dit omdat we veronderstellen dat de behoeften samenhangen met
de leeftijd en de specifieke ontwikkelingsfase van de kinderen. Maar het werken met deze opdeling was
praktisch niet haalbaar. Bovendien konden ouders met kinderen van verschillende leeftijden niet in één
specifieke groep geplaatst worden. Voor de samenstelling van de groepen hanteerden we uiteindelijk de
beschikbaarheid en woonplaats van de deelnemers als criteria.
In de periode november 2004 - februari 2005 orgnaniseerden we zeven focusgroepen. Daarna werden geen
bijkomende groepen gepland gezien in de antwoorden op de gestelde vragen geen nieuwe elementen meer
aan bod kwamen (inhoudelijke verzadiging).
De focusgroepen werden geleid door een moderator en waargenomen door een observator die letterlijk
notitie maakte van de gesprekken. Na het gesprek werden deze notities verwerkt tot een verslag door de
observator.
Gemiddeld duurden de gesprekken 90 minuten. Drie groepsgesprekken vonden plaats op een locatie die
voor de groep het makkelijkst was, één bij Sensoa Gent en drie bij Sensoa Antwerpen. De deelnemers
kregen als bedanking een boek of CD-ROM aangeboden5. Na afloop van het groepsgesprek werd de werking
van Sensoa en het bestaande voorlichtingsmateriaal voorgesteld aan de deelnemers en was er ruimte voor
uitwisseling, vragen of meer duiding. De meeste deelnemers evalueerden de groepsgesprekken positief.
5 “Kleine kinderen, grote gevoelens” van Sanderijn Van der Doef
Sex-plorer
Sensoa [p. 6 van 24]
1.3 Onderzoekspopulatie
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal deelnemers per focusgroep en de kenmerken van de
deelnemers (het geslacht en de leeftijd van de kinderen). We bevroegen niet de leeftijd van de ouders
omdat deze op zich geen belangrijke factor is in de intergenerationele communicatie over seksualiteit.
Tabel 1: Overzicht van het aantal en kenmerken van de deelnemende ouders
Focusgroep 1 2 3 4 5 6 7 TOTAAL
Aantal
deelnemers 10 4 7 8 9 6 7 51
Kenmerken deelnemers
Geslacht
Man 2 0 2 6 1 0 2 13
Vrouw 8 4 5 2 8 6 5 38
Leeftijd
kinderen
0 – 3 jaar 2 2 / / 6 / 4 14
4 – 6 jaar 4 6 / 1 5 4 5 25
7 – 11 jaar 7 2 5 5 6 8 6 39
12 – 15 jaar 7 / 5 7 8 2 3 32
16 – 18 jaar 4 / 2 6 / / 1 13
18+ jaar 1 / 2 / / / 1 4
Hieronder geven we per focusgroep een gedetailleerde beschrijving van de samenstelling van de groep. De
namen van de respondenten hebben we omwille van privacyredenen weggelaten en vervangen door een
code.
Sensoa [p. 7 van 24]
Groep 1
Groep 1 bestond uit 10 respondenten die individueel gereageerd hadden op de verschillende oproepen.
Twee deelnemers kenden elkaar.
Respondent Geslacht Leeftijd & geslacht kinderen
1.1 V 16 (meisje), 18 (jongen), 20 (meisje) 1.2 V 6 (meisje), 10 (jongen), 12 (jongen)
1.3 V 12 (jongen), 14 (jongen)
1.4 M 7 mnd (jongen), 4 (meisje)
1.5 V 15 (jongen), 18 jongen
1.6 V 11 (meisje)
1.7 V 8 (jongen), 10 (jongen), 10 (jongen), 12 (jongen)
1.8 M 2 (jongen), 6(meisje), 8 (meisje), 9 (meisje)
1.9 V 13 (meisje), 15 (meisje), 16 (meisje)
1.10 V 6 (meisje)
Groep 2
Groep 3 bestond uit 4 respondenten die individueel gereageerd hadden op de verschillende oproepen. De
deelnemers kenden elkaar niet.
Respondent Geslacht Leeftijd & geslacht kinderen
2.1 V 4 (jongen), 8 (meisje)
2.2 V 14 mnd (jongen), 6 (jongen)
2.3 V 4 (jongen), 6 (meisje), 8 (jongen)
2.4 V 2 (meisje), 4 (jongen), 6 (jongen)
Groep 3
Groep 3 bestond uit 7 respondenten. Alle deelnemers kenden elkaar aangezien het leden waren van een
oudervereniging van een school. Het hoofd van de oudervereniging had onze oproep gezien en ons
uitgenodigd voor een gesprek met een aantal geïnteresseerde ouders.
Respondent Geslacht Leeftijd & geslacht kinderen
3.1 V 10 (jongen)
3.2 M 10 (jongen), 17 (meisje)
3.3 V 8 (jongen), 11 (jongen)
3.4 V 15 (jongen), 21 (meisje)
3.5 M 13 (meisje), 19 (meisje)
3.6 V 13 (meisje), 15 (meisje), 16 (jongen), 16 (jongen)
3.7 V 8 (jongen)
Sensoa [p. 8 van 24]
Groep 4
Groep 4 bestond uit 8 respondenten. Alle deelnemers kenden elkaar aangezien het leden waren van een
lokale afdeling van de Gezinsbond. Er was één gehuwd koppel aanwezig.
Respondent Geslacht Leeftijd & geslacht kinderen
4.1 M 7 (meisje), 11 (jongen), 15 (jongen)
4.2 V 9 (jongen), 14 (meisje), 17 (jongen)
4.3 M Idem 4.2
4.4 M 14 (meisje), 17 (jongen, 18 (meisje)
4.5 M 8 (meisje), 12 (jongen)
4.6 M 6 (jongen), 12 (meisje), 14 (meisje), 16 (meisje)
4.7 M Aanstaande vader
4.8 V 7 (jongen)
Groep 5
Deze groep bestond uit 9 respondenten die individueel gereageerd hadden op de verschillende oproepen. Er
was één gehuwd koppel aanwezig en twee deelnemers kenden elkaar.
Respondent Geslacht Leeftijd & geslacht kinderen
5.1
V 10 (jongen), 12 (meisje) 14 (meisje), 15 (jongen)
5.2 M Idem 5.1
5.3 V 8 (jongen), 11 (jongen)
5.4 V 9 mnd (meisje), 3 (meisje), 4 (jongen)
5.5 V 2 (meisje), 4 (jongen)
5.6 V 2 (meisje), 4 (jongen)
5.7 V 11 mnd (meisje),5 (meisje), 4 (jongen)
5.8 V 5 (jongen), 7 (jongen), 8 (jongen)
5.9 V 13 (meisje), 14 (meisje)
Groep 6
Groep 6 bestond uit 6 vrouwelijke deelnemers die elkaar kenden. Eén respondente had verschillende
vriendinnen bij elkaar gebracht voor het groepsgesprek.
Respondent Geslacht Leeftijd & geslacht kinderen
6.1 V 6 (jongen), 10 (jongen), 12 (meisje)
6.2 V 10 (jongen), 12 (meisje)
6.3 V 8 (jongen)
6.4 V 7 (jongen), 9 (meisje), 11 (jongen)
6.5 V 8 (meisje), 8 (jongen)
6.6 V 4 (meisje), 6 (meisje), 8 (meisje)
Sensoa [p. 9 van 24]
Groep 7
Groep 7 bestond uit 7 deelnemers. De groep werd samengesteld op basis van individuele reacties op de
verschillende oproepen. Twee respondenten kenden elkaar.
Respondent Geslacht Leeftijd & geslacht kinderen
7.1 V 14 (meisje), 19 (meisje)
7.2 V 5 (meisje), 9 (jongen+), 11 (jongen)
7.3 V 10 (meisje), 12 (jongen)
7.4 M 1 (meisje), 3 (meisje), 8 (meisje), 9 (jongen)
7.5 V 3 (meisje), 3 (jongen), 5 (jongen)
7.6 V 4 (meisje), 6 (jongen), 8 (jongen)
7.7 M 6 (meisje), 14 (jongen), 16 (jongen)
Sensoa [p. 10 van 24]
2 Onderzoeksresultaten
In dit hoofdstuk bespreken we de belangrijkste bevindingen van de focusgroepsgesprekken. In een eerste
paragraaf bespreken we hoe ouders denken over de relationele en seksuele opvoeding van hun kinderen. In
een tweede deel, de moeilijkheden die zij hierbij ervaren. Ten slotte, gaan we dieper in op de hulpbronnen
die ouders gebruiken en hun behoeften aan ondersteuning.
In de rapportage maken we geen melding van aantallen. Het opzet van kwalitatief onderzoek is immers het
in kaart brengen van de verschillende ervaringen, belevingen en vragen en niet het zicht krijgen op exacte
aantallen en verdelingen.
2.1 Relationele en seksuele opvoeding
Hoe ouders denken over de relationele en seksuele opvoeding van hun kinderen, hoe de communicatie over
seksualiteit tussen ouders en kinderen verloopt en welke opvoedingsdoelen ouders hebben met betrekking
tot de relationele en seksuele vorming, bespreken we in deze paragraaf.
2.1.1 Open klimaat
Ouders vinden het hun taak om hun kinderen te begeleiden in hun relationele en seksuele ontwikkeling. Hun
voornaamste doel is het creëren van een open klimaat. Ze vinden het belangrijk om met hun kinderen te
praten over relaties en seksualiteit en hopen door zich open op te stellen dat hun kinderen met hun vragen,
ervaringen en problemen naar hen toekomen.
“ik vind het belangrijk dat ze met die vragen van abnormaal zijn naar huis kunnen komen, ik hoop dat ik die
richting kan uitgaan, over seks en hulpmiddelen en dergelijke, wil dat ze bij mij terecht moeten kunnen zonder
schrik”
(respondent 3.3)
“(…) mijn zoon heeft verteld over zijn bijna eerste ervaring, ik vind het fijn dat hij dat vertelt,dat is voor mij een
teken dat we al ver zijn”
(respondent 3.6)
Een open klimaat met betrekking tot seksualiteit wordt op verschillende manieren vormgegeven. Sommige
ouders wachten tot hun kinderen met vragen komen en proberen deze dan zo openlijk mogelijk te
beantwoorden. Zij nemen een afwachtende houding aan.
Andere ouders nemen zelf het initiatief en grijpen alledaagse of specifieke situaties aan om over seksualiteit
of relaties te praten. Zo zijn televisieprogramma’s, gebeurtenissen op school, thuis of bij vrienden, het
ontdekken van condooms, tampons, e.d. voor deze ouders een aanleiding om met hun kinderen te praten
over seksualiteit. Op die momenten kunnen ze hen informatie of een visie meegeven of polsen naar wat hun
kinderen denken.
Communicatievaardigheden, de eigen opvoeding en de wijze waarop men zelf met seksualiteit omgaat en dit
beleeft, zijn de persoonlijke kenmerken die we op basis van de gesprekken konden selecteren ter verklaring
voor de verschillen.
“ik wil zo open mogelijk zijn (M: wat houdt dit voor jou in?) zo open mogelijk reageren op vragen (…)”
(respondent 7.5)
“(…) we proberen ook in te spelen op situaties, bijvoorbeeld onlangs werd er iemand in hun klas homo
genoemd, we gebruiken dat als aangrijpingspunt (…)”
(respondent 7.4)
“(…) onze zoon (…) met masturberen maakte hij de lakens vuil; ik ben daar heel open over, ik heb gewoon
gezegd dat ik op die manier een probleem had met de was en dat hij beter Kleenex zou gebruiken (…)”
(respondent 1.3)
Sensoa [p. 11 van 24]
“als je jezelf niet goed voelt in je vel, niet goed voelt qua seksualiteit, dan draag je het ook over op je kinderen”
(respondent 3.5)
Een open klimaat met betrekking tot seksualiteit komt ook tot uiting in de non-verbale manier waarop er
met lichamelijkheid en seksualiteit wordt omgegaan in het gezin en dit tussen de ouders onderling en tussen
de ouders en kinderen. De volgende elementen kwamen naar voor: het respecteren van elkaars privacy, het
tonen van emoties, het tonen van de liefde tussen de ouders en van naaktheid en het openlijk
geconfronteerd worden maandverband/tampons en condooms. Sommige ouders kunnen een open klimaat
meer creëren via non-verbale dan via verbale communicatie. Voor anderen ligt de non-verbale openlijke
manier van omgaan met lichamelijkheid en intimiteit moeilijker.
“(…) het tonen van het fysieke, dat moet er toch ook bij. Een zoen op de mond bij elkaar moet je toch kunnen
tonen aan de kinderen.”
(respondent 1.3)
“(…) openheid is ook het respecteren van dat de deur van de badkamer dicht is bij je pubers (…)”
(respondent 4.1)
“bij mij staat de WC-deur gewoon open en dan zeg ik ‘mama bloedt weer, één keer per maand heb ik mijn
maandstonden”
(respondent 2.1)
Uit de gesprekken blijkt dat de relationele en seksuele opvoeding over het algemeen een
‘moedersaangelegenheid’ is. Het gegeven dat we veel minder vaders dan moeders bereikten, is hiervan
wellicht een aanduiding. De aanwezige moeders bevestigden deze stelling. Kinderen komen meestal met
hun vragen naar hen. Wel is er onderling overleg tussen beide ouders (zie verder punt 3.3.1). Voor typische
mannelijke aangelegenheden vinden sommige moeders dat hun partner beter geschikt is om hierover te
praten en te informeren. Alleenstaande moeders ervaren het gebrek aan overlegmogelijkheden met een
partner en het gebrek aan een mannelijke opvoedingsfiguur als een moeilijkheid.
“ik ben weduwe, dat is niet gemakkelijk, zo voor mijn zoon, die moet misschien ook wel eens met een man
kunnen praten, het is anders met mijn dochter, ik vraag dat dan weleens aan de vriend van mijn dochter want ik
ben er dan toch niet altijd de meest geschikte persoon voor”
(respondent 3.4)
De vaders die deelnamen aan het onderzoek waren wel actief betrokken bij de relationele en seksuele
vorming van hun kinderen.
2.1.2 Invloed van eigen opvoeding: een schakelgeneratie
De meeste ouders zijn opgegroeid in een omgeving waarin seksualiteit een taboe was. De seksuele
voorlichting gebeurde niet of via boekjes die in bedekte termen en beladen woorden voorlichting gaven. Met
lichamelijkheid en intimiteit werd op een negatieve wijze omgegaan.
Deze context beïnvloedt hoe ouders nu zelf hun kinderen opvoeden en hoe zij deze opvoeding beleven. Zij
willen het helemaal anders doen en tegenover de taboesfeer die ze vroeger ervaren hebben, plaatsen ze nu
het belang van een open en positief klimaat.
“ Ook bij die Sensoa reclame op TV, bij mijn ouders thuis vroeger zou de TV uitgegaan zijn maar bij ons niet, ik
heb gezegd ‘wij gaan daar straks eens over klappen.”
(respondent 4.1)
Ofschoon ouders het anders willen doen, vormt de eigen opvoeding voor sommigen een belemmering. Door
het gebrek aan een eigen opvoeding, missen ze een rolmodel en de vaardigheden om te kunnen praten over
seksualiteit. Ze weten niet welke woorden te gebruiken en het taboeklimaat zorgt voor heel wat schaamte
en schroom. Een respondent drukt het uit door te zeggen dat ze behoort tot een “schakelgeneratie”.
Sensoa [p. 12 van 24]
“ik vind openheid, het is belangrijk dat er communicatie over is. Bij mijn generatie werd er thuis nooit over
gepraat. Ik wil het anders doen, maar het lukt niet om erover te praten. Mijn jongens zoeken zelf hun weg. Ik
vind het moeilijk om erover te beginnen. Ik merk dan ook dat de situatie zich herhaalt (…) zo merkten we
verschillende jaren geleden dat onze oudste zoon een vaste plek onder zijn bed had voor gebruikte zakdoeken,
eigenlijk moest er toen gepraat worden maar ik kon het niet… ”
(respondent 7.7)
“(…) bij ons thuis werden wij er ook van afgesloten, het is nu heel moeilijk om er dan open over te praten nu. Ik
zal er zelf ook niet over beginnen, het is heel moeilijk. Ik zal het dan nog meer over het relationele hebben en
niet het technische”
(respondent 1.1)
De eigen opvoeding vormt niet voor elke ouder een belemmering. We kunnen de ouders onderverdelen in
een drietal groepen.
Ten eerste zien we ouders die moeilijkheden ondervinden om met hun kinderen te praten over seksualiteit
omwille van sterke schaamtegevoelens. Zij koppelen deze aan de gebrekkige seksuele opvoeding en aan het
taboeklimaat waarin ze opgegroeid zijn.
Een tweede groep ouders ondervindt minder moeilijkheden juist omdat ze opgegroeid zijn in een positief en
open klimaat op het gebied van seksualiteit.
Ten slotte is er een derde groep ouders die minder moeilijkheden heeft met een open opvoeding ondanks
een beperkte en met taboe omgeven seksuele opvoeding.
Waarom de invloed van de eigen opvoeding niet speelt bij deze ouders, kunnen we op basis van dit
onderzoek niet stellen. Onderzoeken wijzen op een aantal factoren die verklaren waarom ouders afstand
nemen van eigen opvoeding en andere strategieën opbouwen. Zo is er de invloed van opleiding en de
invloed van de partner en vriendenkring.
“(…) mijn oudste had mijn condooms ontdekt en dan hebben we er eens serieus over gebabbeld, ik ben niet
kwaad geweest. Mijn vader zou kwaad geweest zijn, ik heb gevraagd of hij dat al nodig had en we proberen daar
een gesprek over te hebben”
(respondent 4.1)
2.1.3 Opvoedingsdoelen
Om de opvoedingsdoelen van ouders in kaart te brengen, stelden we ouders de vraag wat ze willen
meegeven aan hun kinderen op het gebied van relaties en seksualiteit. Vele ouders vonden het
beantwoorden van deze vraag moeilijk. Vooral ouders met kleine kinderen hadden hierover nog weinig of
nooit nagedacht. Ouders met tieners konden beter uitdrukken welke boodschappen ze hun kinderen willen
meegeven.
We delen de opvoedingsdoelen onder in drie categorieën, namelijk waarden, vaardigheden en informatie.
Ouders vinden het in eerste instantie heel belangrijk om een aantal algemene waarden mee te geven aan
hun kinderen. Vooral het hebben van respect voor elkaar vinden ouders een zeer belangrijke waarde op het
gebied van relaties en seksualiteit. Ouders vinden daarnaast dat seksualiteit gekoppeld moet zijn aan een
duurzame relatie waar respect en liefde centraal staat. Dit vanuit de bezorgdheid dat hun kinderen seksueel
actief (zullen) zijn op te jonge leeftijd, alvorens er echt klaar voor te zijn of met “om het even wie”.
“respect voor jezelf en ook voor de andere, laat niets van je vragen dat je zelf niet wil, ook naar de
andere toe”
(respondent 5.1)
“(…) we koppelen seks wel aan liefde, het is houden van of dat nu tussen twee mannen, twee vrouwen
of een man en een vrouw is”
(respondent 3.6)
Sensoa [p. 13 van 24]
“(…) een vriendinnetje van mijn dochter, ze is 14 en op de kermis heeft ze drie jongens getongzoend,
gepijpt en wat nog allemaal, mijn dochter heeft dat verteld. De grenzen nu zijn duidelijk verlegd en voor
mij is dat over de grens, wij willen hen dan ook meegeven dat dit niet kan (…)”
(respondent 4.6)
“we vinden het belangrijk om alles van seksualiteit en intimiteit te plaatsen binnen een relatie”
(respondent 4.1)
Vervolgens vinden ouders het belangrijk dat hun kinderen over bepaalde vaardigheden beschikken. Ze
hechten veel belang aan weerbaarheid en aan communicatievaardigheden. Vooral ouders met kleine
kinderen zijn bezorgd over de weerbaarheid van hun kinderen. Daarnaast vinden sommigen het ook
belangrijk dat jongeren leren genieten van seks en hun lichaam en seksualiteit op een positieve wijze
kunnen beleven.
“ik wil ze ook weerbaar maken. Dat ze nooit iets moeten laten doen dat ze niet willen. Je mag neen
zeggen tegen een volwassene, dat leren ze nu ook wel op school”
(respondent 6.1)
“dat seks geen taboe is en dat je ook mag genieten van seks”
(respondent 3.3)
Ouders hechten in eerste instantie veel belang aan het doorgeven van waarden en vaardigheden bij de
relationele en seksuele vorming van hun kinderen. Daarnaast willen ze hen ook informatie en voorlichting
geven over zowel de technische als belevingsaspecten van seksualiteit, relaties en lichamelijke
ontwikkelingen. Bij jonge kinderen gaat het voornamelijk om informatie over lichamelijke ontwikkelingen,
bij tieners over veilig vrijen. Ouders van tieners beseffen wel dat hun informerende rol beperkt is. Jongeren
zoeken immers hun informatie bij vrienden en in de media.
“ik wil ook wel info over veilig vrijen meegeven, ik wil nu al zeggen ‘een condoom is niet vies’, de dag
dat het dan zover is, is de stap misschien niet meer zo groot’
(respondent 3.1)
“mijn dochter (8 jaar) had een liefje op school en hij was 100% verliefd, ze wist niet goed wat dat was
(….) als ik hen bezig zag op de speelplaats, zag ik dat ze eigenlijk weinig met elkaar deden (…) toen het
af was, speelden ze terug met elkaar; En dan wil ik haar helpen, dan wil ik wel zeggen dat als ge
verliefd zijt, ook leuke dingen met elkaar kan doen, dat ge dan niet alleen verlegen moet zijn”
(respondent 2.1)
“het is niet gemakkelijk om erover te praten. Ze zeggen dan van ‘seg ma, nu praat ik er liever niet over,
ik spreek daar met mijn vriendinnen over en mijn zoon van 15 die trekt het allemaal in het belachelijke”
(respondent 3.4)
Ouders hebben verschillende opvoedingsdoelen. Deze stemmen echter niet altijd overeen met de eigen
seksuele gedragingen of opvattingen. Zij vinden het soms moeilijk om hun opvoedende ouderrol te
combineren met deze van volwassene met een eigen seksualiteitsbeleving, waarin ze vaak ook nog zoeken
en experimenteren.
“ (…) je probeert de ouderfiguur te zijn en langs de andere kant ben je zelf zo bezig (pornosite
bezocht)”
(respondent 3.5)
“(…) condooms, ik heb het zelf nooit aangenaam gevonden en nu moet ik dat gaan promoten (…)”
(respondent 5.3)
Sensoa [p. 14 van 24]
2.2 Opvoedingsvragen
In deze paragraaf bespreken we achtereenvolgens de concrete vragen en bezorgdheden van ouders met
betrekking tot de relationele en seksuele vorming van hun kinderen. We inventariseerden deze aan de hand
van hun antwoorden doorheen het hele gesprek en door hen specifiek te bevragen op ervaren
moeilijkheden. Deze kunnen we onderverdelen in twee categorieën, meer bepaald vragen over hoe ze de
communicatie over seksualiteit moeten aanpakken en vragen over hun opvoedende rol.
2.2.1 Praten over seksualiteit
De meeste opvoedingsvragen van ouders gaan over de communicatie met hun kinderen over seksualiteit.
Ouders hebben vragen over de manier waarop ze kunnen communiceren met hun kinderen. Vragen als
‘welke onderwerpen kan ik bespreken?’ ‘hoe open kan ik zijn?’ ‘welke taal gebruik ik’? ‘hoe beantwoord ik
hun vragen?’ leven sterk bij ouders.
“(…) er zijn al veel vragen en ik weet niet altijd hoe ik daar nu op moet reageren. Bijvoorbeeld, zo zei
mijnen oudsten onlangs ‘mama, gij hebt papa om mee te seksen, maar wat is dat nu eigenlijk seksen?’
Ik wist dan niet wat ik daarop moest zeggen en ik heb het dan wat afgewimpeld, zo van ‘mama, zal dat
later nog wel eens uitleggen’. 6 jaar is ook nog zo jong, op de leeftijd van 10-11 jaar kan dat wel.”
(respondent 2.2)
“(…) natte droom, kun je daarover praten, wanneer, hoe en hoe ver ga je als ouder in het vertellen over
het echte beleven..?.”
(respondent 1.3)
Daarnaast zijn ouders heel onzeker over de timing van de seksuele opvoeding. Ze vragen zich af wanneer ze
welke zaken kunnen bespreken. Vooral ouders van kleine kinderen zijn bezorgd dat ze informatie zouden
geven die hun kinderen niet aankunnen. Ze willen wel open zijn maar hen niet schockeren. Zo is er twijfel
over het beantwoorden van de “lastige” vragen, zoals vragen over conceptie, anticonceptie, seksuele
handelingen, eigen seksueel gedrag en prostitutie. Vanaf welke leeftijd kan op dergelijke vragen een
antwoord gegeven worden en op welke manier? Ouders van tieners zijn dan weer bezorgd dat het praten
over seksualiteit, meer bepaald over veilig vrijen, hen zal aanzetten om te experimenteren met seks. Zij
vragen zich ook af wanneer ze deze thema’s best bespreken.
“ik vind het niet moeilijk om uit te leggen wat tampax is, maar als hij (= zoon 7 jaar) vraagt hoe homo’s
het doen met elkaar, dan weet ik niet hoe ik dit moet uitleggen en moet ik dat dan ook wel uitleggen?”
(respondent 4.8)
“(..) aan de kassa in de winkel vroeg mijn dochter ‘mama, is dat nu een hoer?’, achteraf is het gesprek
dan over iets anders gegaan en kan je daar niets meer op inpikken”
(respondent 6.4)
“hoe begin je dan over condooms, zonder een vrijbrief te geven, hoe gaan we daarmee om?”
(respondent 5.1)
Ten slotte ervaren ouders ook moeilijkheden wanneer hun kinderen zelf niet willen praten of niets willen
horen over seksualiteit. Ze willen hun opvoedende rol opnemen maar wanneer dit niet aanvaard wordt door
de kinderen vragen ze zich af hoe ze een gesprek kunnen stimuleren. Vooral ouders van tieners ervaren
deze weerstand bij hun kinderen. Toch willen ze seksualiteit bespreekbaar houden. Want op het moment dat
hun tieners seksueel actief worden, vragen ouders zich of ze kunnen vertrouwen dat de informatie die ze
meegegeven hebben, voldoende was en gebruikt zal worden.
“mijn zoon die wil dat niet horen, dat is moeilijker (…) hij zal dat (voorlichtingsboekjes) ook wegsteken”
(respondent 6.2)
“ kleine kinderen kunnen al heel gerichte vragen stellen, maar op een bepaald moment zijn ze weg, het stopt
ergens”
(groep 2)
Sensoa [p. 15 van 24]
2.2.2 Omgaan met seksueel en relationeel gedrag
Ouders stellen niet hun rol als seksuele opvoeder in vraag maar zijn wel op zoek naar de “correcte” invulling
ervan. Ze hebben vragen over de manier waarop ze moeten reageren op bepaalde gedragingen of situaties.
Daarnaast stellen ze zich vragen over welke grenzen ze moeten stellen en hoe ze dit moeten en kunnen
doen. Zij vragen zich af of het gedrag dat zij bij hun kinderen opmerken normaal is - dit wil zeggen
behorend tot hun ontwikkelingsniveau - en hoe ze er mee moeten omgaan. Deze vragen komen veelal voort
uit een gebrekkige kennis over de relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen. De meeste van deze
vragen worden gesteld door ouders met peuters, kleuters en kinderen uit de lagere school.
“ (…) hij (zoontje) blijft maar doorvragen, dat is zo lastig (…) hij heeft sinds zijn vierde ook zo’n
obsessie voor borsten, raar, ik weet niet waar dat vandaan komt (…) hij is er zo sterk mee bezig, bij zijn
broertje ook, hij wil dan aan de plasser van zijn broertje trekken (…) is dat een typische leeftijd zo rond
6 jaar om zoveel met seks bezig te zijn?” (…)
(respondent 2.2)
Ouders van kleinere kinderen stellen voornamelijk vragen over hoe ze moeten reageren op het openlijke
(seksuele) gedrag van hun kinderen. Een vaak voorkomende vraag is hoe ze moeten omgaan met het
openlijk masturberen. Zij ervaren dat de open sfeer over seksualiteit die ze nastreven kan contrasteren met
hun opvoedende reflex. Ze stellen hun eigen reacties op het (relationeel en seksueel) gedrag van hun
kinderen in vraag.
“ (..) seksuele ontdekkingsspeeltjes in bad, ik weet niet hoe ik er op moet reageren, ik ben zelf
conservatief opgevoed. Meestal zeg ik dat ze er mee moeten ophouden, ik wil wel niet dat ze zich
moeten schamen maar er ook niet mee te koop lopen. Ik weet niet hoe ik er mee moet omgaan”
(respondent 7.6)
“mijn zoontje van vier is vaak bezig met van die wipbewegingen in de zetel en speelt ook vaak met zijn
piemel. Ik vond dat heel moeilijk om daarop te reageren. Straks doet hij het ook op school ofzo…Ik wil
hem geen frustraties meegeven omdat dit wel normaal is, hij moet zijn lichaam leren kennen maar hij
kan het ook niet de hele tijd doen, mijn dochter van twee begint het al na te doen”
(respondent 5.5)
Ouders van tieners en pubers hebben voornamelijk vragen over welke grenzen ze moeten stellen en ervaren
moeilijkheden bij het omgaan met de ontluikende seksualiteit van hun kinderen. Enerzijds willen ze open
zijn en hen loslaten. Anderzijds is de gedachte dat hun kinderen seks hebben voor vele ouders
confronterend en moeilijk te plaatsen.
“(…) nu bij onze zoon van 15 jaar hebben we nu de vraag van ‘oei, hebben we niets gemist’. We waren
er niet op voorbereid dat hij opeens met een meisje naar huis zou komen, hij weet het wel allemaal
maar gaat hij nu wel alles doen. Anderzijds hebben ze ook wel het recht om met vallen en opstaan te
leren (… ) Waar kunnen wij grenzen stellen? Als hij om 10u ‘s avonds met zijn vriendin op zijn kamer wil
zitten, dan vinden we dat dit niet kan; hij is een hele dag bij haar geweest, dan moet hij ook eens thuis
kunnen zijn. In hoeverre kunnen we ons inmengen… we hebben een opvoedende reflex maar waar is de
referentie? Er is 30 jaar leeftijdsverschil…”
(respondent 5.1)
“(…) mijn jongste dochter van 14 stond te kussen en ik passeerde daar en ben gestopt. Ik zei ‘jij gaat
direct mee naar huis’ en heb nadien gezegd dat dit niet past, 14 is toch te jong
(respondent 4.4)
2.2.3 Bekommernissen
Ouders uiten hun bezorgdheid over de invloed van externe invloeden op de relationele en seksuele
ontwikkeling van hun kinderen. Zo zijn ze ondermeer bezorgd over de impact van de media. Met
televisieprogramma’s waarin seksueel geweld voorkomt of waarin seksualiteit openlijk wordt getoond,
Sensoa [p. 16 van 24]
hebben ze het moeilijk. Ze weten immers niet welk een invloed deze hebben op het gedrag van hun
kinderen en of zij voldoende weerbaar zijn.
Ook de beschikbaarheid van porno en seks op het internet baart hen zorgen. Hiermee samenhangend zijn ze
ongerust over de waarden en normen die in de huidige maatschappij en bij jongeren in het bijzonder gelden
met betrekking tot seksualiteit. Enerzijds vinden zij het positief dat het rigide klimaat waarin zij opgegroeid
zijn, losser geworden is. Maar anderzijds zijn ouders wel bezorgd over de ‘teloorgang’ van een aantal
‘traditionele’ waarden en normen, zoals duurzaamheid, respect, liefde, trouw, … Ze stellen zich vragen over
de daling van de leeftijd waarop jongeren met seks beginnen en zijn bezorgd dat hun kinderen op te jonge
leeftijd seksueel actief zijn. De vraag die hen bezighoudt is of jongeren op jonge leeftijd zelf kunnen
uitmaken of ze klaar zijn voor seks en niet zullen wijken voor groepsdruk.
“(…) niet meer te geloven wat er allemaal in de media gesteld wordt, dat iedereen het met iedereen
doet en vanaf heel jong. Seks wordt heel erg overroepen, jongeren die niet zien wat opgeklopt is, die
weten niet goed wat echt is, hebben geen goed beeld. Mijn dochter is 16 en heeft nog geen vriendje
gehad, die moet zich abnormaal voelen (…)”
(respondent 3.5)
“(…) in de media is er zoveel te zien (…) de meesten kampen met een gebrek aan houvast, de meeste
jongeren vertrouwen op hun ouders, het is puur chaos in de buitenwereld”
(respondent 1.8)
“(…) met die porno, daar worden toch wel weinig waarden in meegegeven, zeker niet trouw zijn, wat wij
wel een heel belangrijke waarde vinden die we willen meegeven”
(respondent 7.3)
We hoorden ook bezorgdheid bij ouders over de mogelijke (negatieve) reacties van anderen op de
relationele en seksuele opvoeding die ze geven.
Ten slotte viel het ons op dat ouders zich minder zorgen maken over de mogelijke risico’s die verbonden zijn
aan seksueel gedrag (hiv, soa en ongeplande zwangerschap), met uitzondering van seksueel misbruik waar
zij wel hun bezorgdheid over uitdrukten.
Sensoa [p. 17 van 24]
2.3 Opvoedingsondersteuning
Een belangrijke vraag in het onderzoek is in welke mate ouders gebruik maken van en behoefte hebben aan
opvoedingsondersteunende activiteiten. Onder opvoedingsondersteuning verstaan we allerlei activiteiten en
tussenkomsten die het opvoedingsproces in het gezin ondersteunen en het welbevinden van gezinsleden
verbeteren6. In deze paragraaf bespreken we achtereenvolgens de hulpstrategieën van ouders en hun
behoeften.
2.3.1 Huidige informatie – en hulpbronnen
Ouders ervaren bij de relationele en seksuele vorming van hun kinderen heel wat vragen en onzekerheden.
We vroegen hen op wie of wat ze beroep doen voor ondersteuning bij deze vragen.
Een belangrijke vaststelling is dat zij deze vragen of moeilijkheden niet als een probleem ervaren of
belastend vinden. Zij richten zich tot hun persoonlijke netwerken en deze steun volstaat in de meeste
gevallen. Er wordt in eerste instantie overlegd met de partner. Naast de partner wordt er ook gepraat met
familie, vrienden of collega’s op een directe of indirecte manier. Het praten met vrienden is een vorm van
ervaringsuitwisseling. Tot het professionele circuit richten zij zich indien zij een probleem hebben dat ze als
ernstig beschouwen. Zij vernoemen hierbij voornamelijk de huisarts.
“ik praat er in de eerste plaats altijd over met mijn partner, dan met vrienden, dan pas huisarts of
kinderarts maar dat is maar als het de spuigaten zou uitlopen”
(respondent 3.7)
“(…) ik wil mijn verhaal wel ne keer doen, ik bespreek dat dan wel eens met vrienden, maar eigenlijk
meer als grap vertellen, zo via een omweg toetsen of dit bij hen ook voorkomt”
(respondent 7.3)
“(…) de andere ouders zijn mijn referentiepunt, je neemt niet over wat zij als slechte voorbeelden zien
(…) professionele hulp zoeken, dat is al echt als je in de rats zit”
(respondent 4.8)
Sommige ouders zoeken informatie bij onpersoonlijke bronnen, zoals boeken, folders, audiovisueel
materiaal of geschreven pers. Dit als bijkomende informatiebronnen voor zichzelf maar vooral als
voorlichtingsmateriaal voor hun kinderen.
“(…) wel actief op zoek gaan naar informatie, er zijn ook leuke video’s. Een video of boek kan mij helpen
om dit te verwoorden.”
(respondent 5.9)
Internet wordt door sommige ouders ook gebruikt als informatiebron. Dit vooral door ouders voor wie dit al
een gekend en gebruikt medium is. Sommige ouders gebruiken de onpersoonlijke informatiebronnen
wanneer hun behoefte aan ondersteuning niet kan ingevuld worden door het persoonlijke informele netwerk.
“ik ken weinig mensen met kinderen van dezelfde leeftijd, onze vrienden hebben ofwel geen kinderen
ofwel veel jongere kinderen, ook op het werk. Dus ik ben meer aangewezen op alternatieven, zoals
internet of in boeken”
(respondent 2.3)
“die jongeren zoeken alles op internet, ik durf dat ook doen om info te zoeken, via google…”
(respondent 1.3)
Ook ouders van jonge kinderen die geen gebruik maken van onpersoonlijke bronnen geven aan dit in de
toekomst wellicht wel te doen bij moeilijke vragen of situaties.
6 Colpin, H. (2001) Opvoedingsondersteuning voor ouders in Caleidoscoop, 13:4, 14.
Sensoa [p. 18 van 24]
“nu zijn de vragen onschuldig, op oudere leeftijd zou ik misschien meer vragen hebben en meer eens op
het internet zoeken omdat het anoniemer is”
(respondent 2.4)
Wanneer ouders advies nodig hebben en hiervoor niet bij hun persoonlijk netwerk terecht willen of kunnen,
weten zij niet onmiddellijk een hulpbron.
“(…) maar waar vind ik die informatie over hoe ik daarmee moet omgaan. Ik zou mijn zus kunnen bellen
maar dat gaat dan gaat dan heel de familie rond.”
(respondent 1.1)
2.3.2 De behoeften aan opvoedingsondersteuning
Zoals uit voorgaande paragraaf blijkt, ervaren ouders hun opvoedingsvragen en -onzekerheden niet als een
probleem. Voor ondersteuning en feedback richten zij zich in de eerste plaats tot hun persoonlijke en
informele netwerk. Toch hebben ze wel behoefte aan professionele laagdrempelige ondersteuning die zich
situeert tussen de ervaringsuitwisseling binnen het persoonlijk netwerk en de hulpverlening binnen het
professioneel circuit. De ervaringsuitwisseling binnen het persoonlijk netwerk levert immers niet altijd een
bevredigend resultaat op of niet elke ouder kan beroep doen op een netwerk. Daarnaast willen zij hun
onzekerheid niet problematiseren door hulp te vragen binnen het professioneel hulpcircuit.
We kunnen hun behoeften aan opvoedingsondersteunende initiatieven indelen in drie categorieën:
informatieve initiatieven, sociaal-emotionele ondersteuningsinitiatieven en consulting initiatieven.
Informatieve initiatieven
De grootste behoefte situeert zich op het gebied van informatie. Het is opvallend dat het bestaand
informatieaanbod zeer weinig bekend is. Ouders suggeren hierbij dat het net de taak is van organisaties om
met hun informatie tot bij de doelgroep te komen en niet omgekeerd. De meesten zijn het er unaniem over
eens dat de huidige informatie te beperkt en onbekend is.
Ze drukken hun behoefte uit aan (bijkomend) sensibiliserend en voorlichtingsmateriaal voor hun kinderen
en jongeren. Zij verwijzen hierbij naar video’s, televisieprogramma’s, folders, veilig vrijen campagnes en
boeken en naar artikels in tijdschriften en kranten.
“met wat ik nu voel dat ik nodig heb zijn folders die je kan laten rondslingeren, die aanknopingspunten
zijn om erover te praten, we hebben zo niets, behalve bijvoorbeeld Botsing (…) zoiets dat aan Botsing
hangt, je kan dan vragen aan de kinderen ‘hebben jullie het gelezen?’”
(respondent 5.1)
Daarnaast hebben ze ook behoefte aan informatie voor zichzelf. Deze informatie wensen ze voornamelijk te
krijgen via onpersoonlijke bronnen.
Naar de aard van de gewenste informatie verschillen de behoeften. Een deel van de ouders heeft behoefte
aan informatie over hun rol als opvoeder en hoe ze deze moeten/kunnen opnemen. Ze wensen informatie
over hoe ze kunnen praten met hun kinderen over seksualiteit en hoe ze moeten omgaan met bepaalde
situaties of met moeilijke thema’s. Deze behoefte sluit aan bij hun vragen en onzekerheden die zij ervaren
bij de relationele en seksuele opvoeding van hun kinderen (cfr. supra).
“ik ken mensen genoeg waaraan ik iets zou kunnen vragen, ik zit ook in het oudercomité of aan mijn
moeder…Maar iedereen pakt dit wel verschillend aan en ik zou dan toch wel meer willen weten wat de
juiste aanpak dan wel is? Ik zou een leidraad willen om goed te weten hoe ver je kan gaan en wat
effectief goed is”
(respondent 2.2)
Anderen hebben meer behoefte aan technische informatie over anticonceptie, veilig vrijen, voortplanting en
aan concrete én correcte feiten en cijfers over het seksueel gedrag van kinderen en jongeren.
Sensoa [p. 19 van 24]
“ (…) er is nood aan statische gegevens (…) als je weet hebt van die gegevens, weet je wanneer je je
kan verwachten aan bepaalde zaken”.
(respondent 1.7)
Sociaal-emotionele ondersteuningsinitiatieven
Vervolgens ervaart een beperkt deel van de ouders een behoefte aan sociaal-emotionele ondersteuning. Zij
verwijzen hierbij naar ervaringsuitwisselingen met andere ouders in de vorm van praatgroepen die begeleid
worden door een deskundige. De focusgroep zelf wordt hiervoor door sommigen aangehaald als voorbeeld.
“zo’n praatgroep zoals nu, je kan ervaringen uitwisselen, er is minder taboe, dat heb je niet bij
vriendinnen”
(respondent 7.8)
Consulting initiatieven
Ten slotte is er een behoefte aan consulting initiatieven. Er wordt verwezen naar directe hulp- en
adviesbronnen zoals een opvoedingstelefoon, een hulplijn, CLB’s en opvoedingsadviseurs. Deze
ondersteunende initiatieven zouden wel pas in laatste instantie gebruikt worden.
“ (…) een opvoedingsadviseur, de opvoedingstelefoon bestaat of CLB’s (…) maar ook dat je adressen
kan vinden van adviseurs waar je vragen aan kan stellen”
(respondent 5.4)
“ (…) zo’n hulplijn, dat zou ik dus nooit doen, alleen als het al heel erg is (…)”
(responent 1.7)
2.3.3 Infokanalen
Ouders hebben een sterke behoefte aan informatie. Opvallend is dat zij veel klemtoon leggen op de kanalen
waarlangs ze de informatie willen krijgen, meer dan op de inhoud zelf. Ze vinden het zeer belangrijk om via
verschillende kanalen informatie aangereikt te krijgen. Als kanalen worden radio, televisie, boeken,
tijdschriften, internet en folders genoemd.
Daarnaast wordt ook verwezen naar andere verdelingskanalen: huisarts, school en publieke plaatsen zoals
stations, post, bibliotheken, culturele centra en stempellokalen. Ook de ziekenfondsen en de organisatie
Kind en Gezin worden vermeld. Verschillende ouders verwezen naar de dozen7 met informatie die ouders
krijgen bij de geboorte van hun kind. Ze suggereren dat dergelijke dozen ook goed zouden zijn bij het
begin van de adolescentie, bijvoorbeeld bij de overgang van het basisonderwijs naar het secundair
onderwijs.
“hoe meer erover geschreven wordt, hoe meer kans dat je het onder je ogen krijgt. De beschikbaarheid is te
klein, nu moet je het al zelf opzoeken. Informatie via Flair, boeken, CM, …, het moet veel meer verspreid worden
(…) je moet de mensen geïnteresseerd maken, je weet uiteindelijk wel waar je terecht kan maar je moet ertoe
uitgenodigd worden”
(respondent 1.7)
“ (…) een tijdschrift dat enkel over seksualiteit gaat, zullen vele ouders ook niet opnemen. Het is beter om via
verschillende kanalen mensen te bereiken, via verschillende tijdschriften of televisieprogramma’s zoals Huisje
Weltevree(…)”
(respondent 4.7)
“(…) één van de kanalen die kan gebruikt worden om mensen hierover te informeren is Kind en Gezin. Ouders
kunnen over alles van hun kinderen foldertjes krijgen maar over seksualiteit niet. Ook Brieven aan jonge ouders
is een fantastisch boekje, hierin zou ook informatie moeten staan over seksualiteit en dat die ook normaal is bij
7 Meerbepaald ‘de Blauwe doos’ en ‘de Roze doos’
Sensoa [p. 20 van 24]
kindjes”
(respondent 2.3)
“ (…) liever foldertjes die je kan meepikken bij de huisarts en dat je daar achteraf nog bij terechtkan”
(respondent 5.8)
We bevroegen ouders expliciet naar hun behoefte aan een website specifiek voor ouders rond het thema
relationele en seksuele voorlichting. De meeste ouders reageerden enthousiast op het voorstel. Ze vinden
het immers belangrijk dat er informatie wordt gegeven via zoveel mogelijk verschillende kanalen, dus ook
via het internet. Een noodzakelijke voorwaarde is wel dat de website sterk gepromoot wordt. Zij zullen pas
online informatie over de relationele en seksuele vorming van hun kinderen zoeken als men een vraag heeft
en op voorhand weet welke site hierop een antwoord zou kunnen bieden. Men moet dus goed weten dat een
dergelijke site bestaat en er herhaaldelijk aan herinnerd worden.
“ik zou daar wel gebruik van maken want een foldertje komt niet altijd op het moment dat je het nodig
hebt”
(respondent 5.2)
“als er een website is waarvan je weet dat je er eens kan gaan kijken, als er op tv bijvoorbeeld reclame
wordt gemaakt voor een site en als het dan interessant genoeg is, dan onthoud je dat wel en dan ga je
er wel eens kijken. Als je gewoon zomaar moet gaan zoeken op internet is dat heel anders maar als je
gericht iets kan opzoeken, zou ik dat wel doen”
(respondent 2.4)
“het is belangrijk dat ouders de site al kennen alvorens ze een probleem hebben”
(respondent 4.7)
De voordelen van een website zijn voor sommige ouders heel duidelijk. De professionele informatie en
adviezen zijn een meerwaarde ten aanzien van deze verkregen via het persoonlijk netwerk. Daarnaast biedt
een website het grote voordeel dat het een laagdrempelig informatiemedium is. Het kan geraadpleegd
worden wanneer men het zelf wil en men hoeft zich niet te verplaatsen om de informatie te gaan. Ten slotte
vinden ouders het anonieme karakter ook heel belangrijk. Sommige opvoedingssituaties bespreekt men
liever niet met familie of vrienden.
Naast een website pleiten ouders ook voor het uitbrengen van folders en brochures. Want met internet
worden niet alle ouders bereikt.
“om mensen van alle doelgroepen te bereiken, is internet niet ideaal”
(respondent 6.2)
Sommige ouders zijn minder enthousiast over een website. Zij zullen het internet niet snel gebruiken als
informatiebron omdat ze een brochure handiger vinden. Of omdat ze internet een moeilijk informatiekanaal
vinden. Informatie opzoeken op internet veronderstelt immers dat men de eigen onzekerheid kan omzetten
in een concrete vraag waarover men dan informatie opzoekt. Ook biedt een website minder een concreet
aanknopingspunt om met de kinderen te praten over seksualiteit in vergelijking met een artikel in een
tijdschrift of een televisieprogramma. Het al of niet voorstander zijn van een website hangt uiteraard in
sterke mate samen met het al dan niet gebruiken van het internet voor andere zaken.
“je moet het probleem ook kunnen benoemen vooraleer je op zoek gaat naar informatie, zolang het
onduidelijk is…”
(respondent 5.9)
“ik zou toch rapper een boek pakken, het hangt gewoon samen met je computergebruik”
(respondent 7.6)
Sensoa [p. 21 van 24]
“als je ervoor open staat, dan bezoek je die site, anders niet. Het interesseert je of niet”
(respondent 1.6)
Ouders willen volgend aanbod op site:
informatie over de relationele en seksuele ontwikkeling
feiten en cijfers over het relationeel en seksueel gedrag van jongeren (ook als pdf)
tips en adviezen voor communicatie over seksualiteit met kinderen en jongeren
een lijst met ‘jongeren’-jargon
een lijst met veelgestelde vragen (FAQ)
getuigenissen
een forum waardoor contact met andere ouders mogelijk is
een e-vragen service
doorverwijsadressen naar diensten en betrouwbare websites
literatuurlijst, zowel voor voorlichtings– en informatieve boeken maar ook jeugdliteratuur
lijst met educatief materiaal
een dagboek van een ouder
Naar taalgebruik moeten de teksten kort en bondig zijn, to the point, vlot, geen jongerentaal, eenvoudig maar toch professioneel.
Naar stijl moet de site vooral heel duidelijk en overzichtelijk zijn en eenvoudig maar toch aantrekkelijk (illustraties).
Volgende vragen kwamen tijdens de gesprekken naar voor:
hoe begin ik een gesprek over seksualiteit?
Welke woorden gebruik ik?
Wanneer vertel ik wat?
Hoe ver kan ik gaan?
Wat is normaal?
Hoe reageer ik op openlijk seksueel gedrag van peuters en kleuters?
Hoe omgaan met seksuele spelletjes?
Hoe praat ik met mijn tieners over veilig vrijen?
Hoe reageer ik als mijn tieners op vrijersvoeten zijn en ik hen te jong vind?
Hoe praat ik met mijn kind over seks als hij/zij er niets over wil horen?
Hoe reageer ik als mijn kind mij wil kussen?
Wat doe ik als mijn kind op een ongelegen moment moeilijke vragen stelt?
Hoe reageer ik als mijn kind vragen stelt over mijn eigen seksueel leven?
….
Sensoa [p. 22 van 24]
3 Bespreking
Na een intensieve rekrutering via verschillende kanalen bevroegen we 51 ouders over hun vragen en
ondersteuningsbehoeften bij de relationele en seksuele ontwikkeling van hun kinderen. Na zeven
focusgroepen kregen we voldoende zicht op de verschillende ervaringen, belevingen, moeilijkheden en
behoeften van ouders. Uiteraard gaat het om een niet-representatieve steekproef. Dit is echter geen
probleem aangezien het opzet van kwalitatief onderzoek explorerend en beschrijvend van aard is.
Ouders namen op vrijwillige basis deel. Het is dan ook aannemelijk dat we enkel ouders bereikten die
belang hechten aan de seksuele opvoeding van hun kinderen. Of zoals een respondent het uitdrukt : “wij
zijn ook geen representatieve groep; het feit dat wij hier aanwezig zijn, betekent dat wij misschien al
ruimdenkend zijn en minder problemen hebben”.
Met onze rekruteringswijze bereikten we ook geen allochtone ouders. Hierdoor kunnen we geen uitspraak
doen over hun behoeften en weten we niet in hoeverre deze verschillen van de behoeften van autochtone
ouders. In Nederland werd een gelijkaardig onderzoek verricht waar hoofdzakelijk islamitische ouders
bereikt werden8. Dit onderzoek toont aan dat de vragen van allochtone ouders in grote mate gelijkaardig
zijn aan deze van autochtone ouders. Zij hebben ook een sterke behoefte aan informatie maar wensen die
veeleer te krijgen via vormingen.
Ten slotte bereikten we veel minder vaders dan moeders. Dit kan erop wijzen dat de relationele en seksuele
vorming in de meeste gevallen nog een ‘moeder-aangelegenheid’ is. Dit werd ook zo door de aanwezige
moeders gesteld en door onderzoek bewezen.
Het focusgroepenonderzoek leverde volgende bevindingen op.
Openheid
Ouders vinden het hun taak om hun kinderen te begeleiden in hun relationele en seksuele ontwikkeling. Het
creëren van een open klimaat is hun belangrijkste doel. Ze streven naar een open communicatie en een
open, positieve omgang met lichamelijkheid en intimiteit.
Kinderen moeten bij hen terecht kunnen met hun vragen, problemen en ervaringen. Via hun relationele en
seksuele vorming willen ze een aantal waarden zoals respect, duurzaamheid en trouw meegegeven. Op het
gebied van vaardigheden vinden ze weerbaarheid en veilig vrijen belangrijk.
Schakelgeneratie
De meeste Vlaamse ouders zijn opgegroeid in een omgeving waar seksualiteit een taboe was. Seksuele
voorlichting gebeurde via voorlichtingsboekjes die met bedekte termen en een negatieve preutse toon over
seksualiteit spraken. Daarnaast werd ook lichamelijkheid en intimiteit op een negatieve wijze benaderd.
Deze context bepaalt mee hoe ouders nu zelf hun kinderen opvoeden en hoe zij deze opvoeding beleven. Ze
willen het helemaal anders doen maar voor sommigen vormt de eigen opvoeding een belemmering. Ze
missen een rolmodel en de communicatievaardigheden. Het taboeklimaat waarin ze opgroeiden zorgt nu
voor heel wat schaamte en schroom.
Niet voor iedere ouder vormt de eigen opvoeding een belemmering. Er zijn ook ouders die minder
moeilijkheden ondervinden om met hun kinderen te praten over seksualiteit, ondanks een beperkte en met
taboe omgeven seksuele opvoeding.
Geen problemen, wel vragen en onzekerheid: wat ,wanneer en hoe?
Ouders ervaren bij de relationele en seksuele vorming van hun kinderen vragen en onzekerheden. Deze
vragen en onzekerheden zijn gelijkaardig aan de algemene opvoedingsvragen en –onzekerheden9. Zo
stellen ze zich heel wat vragen bij de ontwikkeling van hun kinderen en bij hun rol als opvoeder. Het is voor
hen moeilijk om te bepalen wat normaal is en wat niet. Daarnaast weten ze niet goed hoe ze kunnen praten
met hun kinderen over seksualiteit en hoe ze met bepaalde gedragingen en situaties moeten omgaan. Ook
8 Rutgers Nisso Groep, 2005
9 Colpin, H. (2001) Opvoedingsondersteuning voor ouders in Caleidoscoop, 13:4, 14.
Sensoa [p. 23 van 24]
zijn ze onzeker over de timing van de voorlichting, meer bepaald over wanneer ze wat moeten vertellen. Ze
vinden een open sfeer heel belangrijk maar weten niet hoe ze deze kunnen creëren of missen de
vaardigheden om dit te doen.
Persoonlijk netwerk als ondersteuning
Ouders richten zich tot hun persoonlijk netwerk voor het uitwisselen van ervaringen. Deze vorm van
ondersteuning is voor de meesten voldoende. Anderen zoeken nog bijkomende ondersteuning - in de vorm
van informatie - bij onpersoonlijke bronnen, zoals boeken, folders, audiovisueel materiaal, internet e.d.
Professionele ondersteuning zoeken zij enkel indien zij echt een probleem ervaren.
Ondersteuningsbehoefte
Ouders richten zich voornamelijk tot hun persoonlijk netwerk met hun vragen en onzekerheden. Daarnaast
hebben ze wel behoefte aan professionele laagdrempelige ondersteuning die zich situeert tussen de
ervaringsuitwisseling binnen het persoonlijk netwerk en de hulpverlening binnen het professioneel circuit.
Ouders signaleren voornamelijk een grote behoefte aan informatieve ondersteuning. Zij missen informatie
over de seksuele ontwikkeling en over de concrete invulling van hun rol als opvoeder. Deze informatie willen
zij via zoveel mogelijk kanalen verkrijgen waaronder ook via een website specifiek voor ouders. Het huidige
aanbod aan informatie is immers te onbekend en ook te beperkt. Zij hebben ook behoefte aan
voorlichtingsinformatie en -materiaal voor hun kinderen.
Sensoa [p. 24 van 24]
4 Aanbevelingen
Ondersteuning is zinvol
Ouders zitten met heel wat opvoedingsonzekerheid en -vragen. Zij ervaren deze niet als problematisch
waardoor zij niet op zoek gaan naar concrete professionele hulp. Binnen hun persoonlijk netwerk wisselen
zij ervaringen uit die hun onzekerheid en vragen ten dele wegnemen. Maar ze ervaren wel behoefte aan
professionele ondersteuning die zich op een niveau tussen de persoonlijke en informele netwerken en de
opvoedingshulp door professionelen bevindt. Het huidig aanbod in Vlaanderen is zeer beperkt.
Het is dan ook zinvol voor Sensoa om op laagdrempelige wijze informatie en adviezen aan te bieden
met als doel ouders te ondersteunen bij de relationele en seksuele vorming van hun kinderen.
Kennis en vaardigheden
Ouders vinden het belangrijk om met hun kinderen te praten over seksualiteit en willen een open en positief
klimaat creëren. Zij weten echter niet altijd hoe ze dit moeten doen. Het is dan ook belangrijk om ouders
handvaten aan te reiken om de communicatie over seksualiteit te bevorderen. Daarnaast zitten ouders
met een onzekerheid over de relationele en seksuele ontwikkeling van hun kinderen: wat is normaal
gedrag en hoe hiermee als opvoeder omgaan. Informatie over de ontwikkeling en concrete tips zullen
ouders helpen om hun kinderen op een degelijke wijze te ondersteunen bij hun ontwikkeling.
Via verschillende en zoveel mogelijk kanalen
Ouders wensen informatie te krijgen via onpersoonlijke geschreven bronnen. Belangrijk is dat er een
ruim en divers aanbod is zodat er voor elk wat wils is en zodat ze niet hoeven te zoeken maar ze er als
het ware tegenaan lopen. Ze hebben behoefte aan tijdschriftartikels, brochures, folders, krantenartikels,
televisieprogramma’s en websites. Om ouders te bereiken, moet je zowel werken via algemene kanalen als
via kanalen die zich specifiek tot ouders richten (Klasse voor Ouders, Botsing, Kind en Gezin, onderwijs,
Gezinsbond, …). De informatie moet via veel verschillende plaatsen verspreid worden: via huisarts,
school en publieke plaatsen zoals stations, post, bibliotheken, culturele centra en stempellokalen.
Ook het bestaand informatieaanbod moet meer bekend gemaakt worden.