KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden...

226
KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 DOOR CAREL SCHARTEN

Transcript of KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden...

Page 1: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

KRONIEK DERNEDERLANDSCHELETTEREN 1916DOOR CAREL SCHARTEN

Page 2: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de
Page 3: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de
Page 4: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de
Page 5: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

KRONIEK DER NEDERI,ANDSCiiE LETTEREN

1916

Page 6: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de
Page 7: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

KRONIEK DERNEDERLANDSCHE

LETTEREN 1916DOOR

CAREL SCHARTEN

UITGEGEVEN BIJ EM. QUERIDOTE AMSTERDAM Iíá MCMXVII

Page 8: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de
Page 9: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

VOORAF:

Deze „Kroniek der Nederlandsche Letteren", overhet jaar 1916, bevat de voornaamste der artikelen,onder dezen naam verschenen tusschen Maart 1916en Maart 1917 in het dagblad „De Telegraaf".

Het ligt in de bedoeling van schrijver en uitgever,dit regelmatig bijgehouder tijdbeeld onzer letterenjaarsgewijs te doen verschijnen.

LarenAmsterdam,

juni 1917.

Page 10: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de
Page 11: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

INHOUD.Blz.

Vooraf vIn Oorlogstijd (Stijn Streuvels) 1Holland in den oorlogstijd (Fred. v. Eeden) . IIEen Engelsch merk (Het verstoorde Mieren-

nest) 2IDe Joden in de Litteratuur (Het Joodsche

lied) 27De Hollandsche kwaal 39Christelijke Letterkunde (G. F. Haspels) • 46De Maatschappij der Nederlandsche Letter-

kunde 55Carmen van Johan de Meester 65De vroolijkheid in de kunst I (Job Steynen) ▪ 73De vroolijkheid in de kunst II (Pallieter) 8oDandy en Dichter (Louis Couperus) 87Twee critici (Querido en Kloos) 95Zingende Stemmen 103Dames- en Heeren-lectuur 109De pathologische roman van Marcellus Emants 117Chinoiserie en Poëzie (Jules Schiirmann) 126De Bibliotheek-bacil of de Amerikaansche

ziekte 135De Liefde in het Vrouwenleven (Emants, Ellen

en Anna van Gogh—Kaulbach) 143„Van de zelfkant der samenleving" (P. C. Bou-

tens) 151Het zwaar maar kostelijk leven I (Gerard van

den Hoek) 16o

Page 12: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

VIII INHOUD.

Het zwaar maar kostelijk leven II (rits Hop- '66man)

Mondaine Romans 175De kringloop der Kunst I (Aart van der Leeuw) 183De kringloop der Kunst II (Geerten Gossaert) 191Een avond in Florence (Maurits Wagenvoort) 202

Page 13: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

IN OORLOGSTIJD 1).

„Ik weet uwe werken, dat gij nochkoud noch heet zijt; ach, dat gij koudof heet waart l

„Maar dewijl gij lauw zijt ennoch koud noch heet, zoo zal ik uuitspuwen uit mijnen mond."

(Openbaring III v. 16 en 16.)

Het is nu ongeveer een jaar geleden, dat ik, naeen zeer langdurige uitlandigheid in Ho lland weer-gekeerd, op een triesten Maartmorgen, aan het ven-ster eener Haagsche straat, de „Openbaring" kwamte herlezen: dat wonderspreukig boek, dat, „echt"of niet, op verscheidene plaatsen als verzengd wordtvan een geweldige bezieling. En het scheen mij toe,dat die lauwe Laodicenzen, die noch koud noch heetwaren, in dit lauwe Holland, waar het noch hevigheet noch hevig koud ooit is, weder op waren gestaan.Hoe beklemmend was hier, vlak na de vurige vroo-lijkheid van de Italianen dier dagen, de klamme at-mosfeer van benauwde angstva lligheid, die noch kouddurfde zijn voor wie men in zijn binnenste tochwel misprees, noch heet voor die men bewonderenmoest.

In de tram, naast ons, kuchte een zorgelijk me-neertje, en fluisterde mij in, dat ik wel wat voorzich-tiger met mijn uitlatingen mocht zijn, zoo in het open-

1 ) „In Oorlogstijd", uit het dagboek van Stijn Streuvels. Dec.1914, I en slot, (L. J. Veen, Amsterdam.)

Page 14: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

2

baar .... men kon toch nooit weten, of er niet ... .Hijzelf, och ja, hij vond óók wel .... maar .... als deDuitschers kwamen ... .

Zóó, als dat snuffelneuzend heertje met die ver-schrikte oogen boven zijn knijpbrilletje, zoo leek mijheel Holland : ja, het maakte wel een slàáfscher in-druk nog, met al die Duitsche uniformen en petten,die alvast schenen bijgekleurd en vervormd, om kanten klaar als het driehonderd-zooveelste Pruisischeregiment te kunnen worden ingelijfd....

En uit het gros der groote en kleine kranten steeg,met de weeïge inktlucht, diezelfde lamme lauwheidop: de Neutraliteit ! Niet echter de vroede neutraliteit,die onbevangen naar recht en redelijkheid oordeelt,die het goede wil erkennen wààr zij het ziet, doch ookniet vreest het zwarte zwart te noemen; maar eeneneutraliteit, wier hoogste goed het onschadelijke wasen het meeninglooze, en die bovenal beducht bleekvoor het mógelijk uitdagend-schijnen eener ridderlijkehouding.

Die brave neutraliteit gaf niet alleen 'n zoo uit-spuwelijk-laffen smaak in den mond, maar zij wasvooral ook zoo zielig onnoozel. Alsof de moderne be-langen-politiek zelfs door de smadelijkste pers-belee-digingen zou kunnen worden geprikkeld, een welwil-lende houding te laten varen, zoolang die nut tigwierd geacht ; of wel door de minzaamste kruiperig-heid terug te houden ware van eene verkrachting allermogelijke rechten en beloften, zoodra de nooddwangdeze wandaad heilig verklaarde!

Doch één dagblad tenminste was er nièt lauw, niètkleurloos, nièt omzichtig; dat was het dagblad, waar-in Raemaekers weergeven mocht de felle veront-waardiging van gansch de beschaafde wereld over devioleering van België. „De Telegraaf" was het dag-blad, dat ten volle begreep, gelijk Van Eeden het be-grijpt in zijn jongste boek „Bij 't licht van de Oorlogs-

Page 15: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

3

vlam" 1) : wat de pers i s en te zijn heeft in de moder-ne samenleving.

„Het is n u mogelijk", schrijft Van Eeden, „watte voren nooit geschieden kon, dat de menigte, degroep, nagenoeg plotseling, soms in 't verloop vanweinige uren, collectief eenzelfde ontroering onder-vindt, eenzelfde gedachte denkt, eenzelfde meeningkrijgt en eenzelfde handeling beraamt.

„Het is alsof de menschheid, als organisme ge-dacht, door dagblad, post, telegraaf, telefoon eennieuw, uiterst gecompliceerd zenuwstelsel heeft ge-kregen, waardoor het sterker leeft,intenser voelt, machtiger handelt.

„Ik kan drie historische gebeurtenissen noemen, diealleen mogelijk waren door dat nieuwe zenuwstelsel,dat „pers" wordt genoemd.

„Deze drie zijn: de oppositie derwae-r e 1 d tegen den boeren-oorlog, die tegen de Dreyfus-zaak en eindelijk — hevigst van al — dietegen het Pruisische militarismeen den aanval op België".

Hevigst van al: de oppositie der w er el d, te-gen den aanval op België ....

Is het niet bedroevend (één enkel weekblad, eneen paar moedige stukken in andere bladen gedenk ikdankbaar) — is het niet de bedroevende waarheid,dat Holland, zonder „De Telegraaf", niet e e n-maal aan die heftige oppositie dergansche menschheid zou hebbend e e l g e h a d? Dat „De Telegraaf", voor een al tegroot part, het ge we t en van Holland heeft moe-ten zijn?

Het is om die reden, het is om het vuur, waar-

1) Ik bespreek dit de volgende maal. Intusschen boude de heerVan Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijnespelling ontdoe van de luidkeels-geeuwende ee's en oo's, welke zijnvolstrekt niet slaperig geschrift onrecht doen.

Page 16: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

4

meê hier, in het land der Laodicenzen, een m e e-n i n g werd voorgestaan, — dat de uitnoodigingvan „De Telegraaf" tot medewerking, wel zéér aan-trekkelijk voor mij was; hoewel deze kroniek zélve(die zich slechts met onze dikwijls tamelijk.... Laodi-cenzische letteren heeft bezig te houden) misschienmeer keeren lauw, dan heet of koud zal blijken.

* *

Van het „oorlogsdagboek" van Stijn Streuvels isdan ten lange leste de aflevering December .... 1914verschenen. Niet erg actueel. En ook niet bijster in-structief ; want de schrijver verhaalt erin, hoe hij indie maand naar Ho lland reisde, om daar, te Amster-dam, vrouw en kinderen te gaan opzoeken. Nu heb-ben wij dergelijke vertelsels van reisjes de grens over,in alle toonaarden van Hollandsche „oorlogscorres-pondenten" gelezen, dewelke, bij gebrek aan oorlogs-nieuws, van hunne allerbelangwekkendste lotgevallenverhalen konden met de naïeve zelfingenomenheid,waarvan de jeugdige beschrijvers van een kampe-ment of een wandeltocht in hun gymnasiasten-blaadjeplegen blijk te geven. Doch ditmaal ging niemandminder dan Stijn Streuvels de grens over, en met deboot naar Vlissingen, en met den trein heel naar Am-sterdam. En hij schreef er nu alvast vier vel druks,dat is vierenzestig bladzijden, mee vol. — De zeeravontuurlijke reis, waarvan de spannendste hinderniseen verkeerd genomen kaartje was, zoodat hij, inplaatsvan aan het Centraal Station, een half uur later aan deWeesperpoort aankwam, is in die vierenzestig blad-zijden nog niet ten einde verteld ... .

Waarmee wel hebben wij hier te doen : met eenenaïveteit, welke die der bovengenoemde schoolvrien-den en oorlogscorrespondenten ver achter zich laat ?of met de inbeelding der beroemdheid

Page 17: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

5

Ik geloof met allebei, en wel op déze manier.Wie is en was Stijn Streuvels ? Een jongen van deug-

delijke boeren-afkomst, zelf tot voor weinige jareneen nuttig dorpeling onder zijn dorps-genooten, eensimpel bakkersgezel, maar met den zangerigen droomin zijn hoofd, van dichter-oom, den grootera Gezelle,den zachten, den zegeeenden, en den wakendendroom, — want ook in hemzelf school er een dichter,de groote proza-dichter van het Vlaamsche boeren-leven.

En hij groeide, rustig en tierig, als een boom ingoeden grond, tot de volte zijner bestemming. Hijwerd de stoere en verliefde beschrijver van dat leven,dat hij kende : het welige Vlaamsche land lééft in zijnboeken, en het schoone vee en het schoone boerenvolkleven op dat land hun domme en deugddoend bestaan.

Zoo werd die boerenzoon — terecht -- de meestbefaamde beschrijver zijner gewesten : van uit denkring der intellectueele Vlamingen drong zijn roemheel Nederland door. Zijn werk vond een gretigenuitgever; beleefde herdrukken; werd bekroond; hem-zelf benoemde men tot lid der Vlaamsche Academie.Hawel, dat vond dieten kwant wel aardig ! Hij liet zichdat alles genoeglijk aanleunen .... hij bleef er nietminder de frissche dorpeling om, zich nauwelijks be-wust een groot dichter te zijn, en die den oolijken in-druk had, alsof hij met die schoone boekskens de we-reld had verschalkt .... Men had hem moeten zien ophet laatste taal- en letterkundig congres -- ai, zor-gelooze tijd! — in 1912, te Antwerpen! Hij was daarafgevaardigde van de Vlaamsche Academie. Maar alseen deftig afgevaardigde achter de groene tafel zitten,aan de rechterhand van den Lieven Heer van 't con-gres, den met evenveel welsprekendheid oreerendenals transpireerenden Pol de Mont ? Hij zou die Heerenzien komen! Hij zat, onder 't publiek, met zijn vief-spiedenden speurhondekop, dat zot gewichtigdoende

Page 18: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

6

spel al zich verkneukelend aan te zien. Maar den twee-den dag was hij het lang beu, en verlustigde zich lie-ver in galante spelevaartjes op de Schelde. De waar-dige Vlaamsche Academie werd nimmer on-serieuzerdan door dien smakelijken vrijbuiter vertegenwoor-digd. Maar de schrijversroem, die had wel dege lijkvat op hem ; den volgenden morgen vertelde hij aaneen kring van vrienden en bewonderaars, die hem opden trein brachten, bezig te zijn aan een roman, „diewereldvermaard ging worden .... "

Is hiermee, van dit oorlogsdagboek, het raadsel

niet opgelost ?Wij hebben te doen met een dichter van het land-

leven, die, ver in zijn achterlijk gewest, de dorpe-ling bleef en de parochiaan. Dat intellectueel Vlaan-deren hem als een der grootste Vlamingen vereer-de; dat zijn naam de beste tijdschriften, ook van onsland, versierde ; dat een lichaam als de VlaamscheAcademie de fout beging, breed te doen en zich te wil-len eerera met het lidmaatschap van hem .... die daarniet hoorde, — dat alles gaf dien proza-dichter denschijn van een intellectualiteit .... die hij niet be-zat.

En dus was zijne houding tegenover den oorlog : zóó,als zij onmogelijk Anders had kunnen zijn. Veront-waardiging over een geschonden staatkundige belof-te ? over verkrachte bepalingen van internationaleoorlogswetgeving? angst en pijn en haat over het be-treden van den Belgischen bodem door de Duitschers,over de inname van Luik, den val van Namen ? Hoezou men het verwachten van iemand, die zich nooitin zijn leven om staatkunde of wetten had druk ge-maakt, en, volbloed Vlaming, voor het Fr a n s c h ekoninkrijk „België" al even weinig liefde had overge-had als voor de schuldigen aan die vermaledijdePranschheid van het land, de verdrukkers, de ver-waten Walen ?

Page 19: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

7

Ei, drommels, 't land in oorlog ? Hij fronste beden-kelijk : 't was beroerd. Maar een buitenkans tevens!Zijn allereerste duidelijke gemoedsbeweging was :nieuwsgierigheid, de nieuwsgierigheid van den wakke-ren kwajongen-in-hem, die een schrijver was. Te dek-sel, iets te zien van 'nen èchten oorlog ! — Maar toenhij zag, gaandeweg, toen werd de tweede gemoedsbe-weging wakker : het zuiver menschelijk meegevoel,dat, waar de geest niet werd verstoord door het dieperbegrip : vaderland, — ook in die Duitsche jongens,„rijdend naar hunnen dood", maar niet anders danmènschen kon zien.

Dit opzichzelf klonk heel sympathiek, van een pri-mitieve natuur-wijsheid, die open is op de simpelewaarheid der dingen; maar het miste toch dat, wathet waarlijk tot schóónheid had kunnen maken: dezelf-overwinning. Er ontbrak hier iets: dewerking van licht en schaduw; de strijd van smart enverontwaardiging over den euveldaad van een r a s,met de menschelijke ontferming over den m e d e-mensch.

Die baldadige nieuwsgierigheid daarenboven, er-gerde, bij de totale onverschilligheid voor gebeurte-nissen, die gansch de wereld schokten tot in het hart,en voor die hooge figuren, hoog door eenvoud en doorechtheid, Albert en Elizabeth. Hun namen zelfs vindtmen in geen der vijf deeltjes!

Doch zoo wij de voorstelling: woordvoerder derVlamingen, — die geheel bezijden de waarheid is —maar bannen, dan wordt dat alles volkomen begrijpe-lijk. Het zijn de indrukken van den eenvoudigen land-man; en het zijn de gevoelens van een zeer zuiverennatuur-dichter; genoteerd door den zich beroemd-wetenden auteur, die voorzag, dat het relaas zijnerondervindingen gewis belangrijk zouwordengevonden.

En dat is het, in sommige opzichten, ook inder-daad gewéést. Allereerst voor de kennis van den

Page 20: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

8

schrijver zelf ; vervolgens om de soms heel nuchter-rake bespiegelingen van iemand, die er niets op na-hield dan z'nen eigen kop, onbezwaard met welketheorieën of vooroordeelen ook ; om de mooie bi-zonderheden die een dichter als Streuvels, in watwerk het zij, immer geven moet ; en eindelijk, als his-torisch document, om de neutrale stemming ofwel debespottelijke lafheid eener landbevolking, die....nog niet tot eene Na t i e behoorde.

Van al dit toch zeer zeker belangrijke heeft „De-cember I", het reisje naar Amsterdam, — het spreektreeds bijna vanzelf — heel weinig. Natuurlijk, wan-neer Streuvels vertelt, valt er altijd de sappige toon tegenieten. Het wordt zelden saai. Aardig, en teekenendvoor den schrijver, is de episode, hoe zij over de gren-zen kwamen, hij en zijn vriend Viérin; eenmaal opHollandsch grondgebied, is het eerste wat hem invalt„een tuimelboom te maken of op zijn kop te gaanstaan met de beenen in de lucht. Wij laten het uitmenschelijk opzicht en om ons fatsoen niet te verlie-zen, maar we weerhouden het toch niet, Viérin en ik,om een flikker te slaan". Aardig eveneens, en voorden schrijver niet minder teekenend, is de Schelde-reis naar Vlissingen. „Op de tafeltjes onder onze hand,liggen de Hollandsche kranten, ma ar 't oorlog s-nieuws belangt ons allerminst — 'tgeen ginder gebeurt achter ons in 't land, dat we ver-laten hebben, raakt ons niet meer — .... nu wetoch weten, dat de bladen niet mel-den, dat onze boot op een mijn geloo-pen is".

't Merkwaardigste van het boekje is, hoe hij danin Holland pas de beteekenis van dezen oorlog be-grijpen gaat en tot het bewustzijn komt (hij verraadthet zoo duidelijk !) van de nalatigheden, die er in zijngevoel geweest zijn. De platen van Raemaekers ma-ken „een geweldigen indruk" op hem : „Ik wist aleens

Page 21: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

9

niet dat er iets van dien aard bestond — en ik benzeker, dat er ginder thuis, in het bezette land, waarhet leven zoo goed en zoo kwaad zijn banalen ganggaat, niemand aan denkt de zaken van uit zulk eenhoogte op te vatten". En hij verontschuldigt zich :„Nu eerst voel ik wat het te zeggen is, om va nalle geestesgemeenschap afgeslo-t en te leve n, terwijl over het lot van uw land,uw volk en uw leven beslist wordt". Het is eene ver-ontschuldiging, als zoovéél in dit boekje ; want het isjuist in den aanvang van den oorlog, toen er van af-sluiting nog geen sprake was, dat zijn geestelijke blikvan uit géénerlei hoogte de gebeurtenissen te aan-schouwen bleek.

Die verontschuldigingspogingen zijn jammer, om-dat zij aan de zuiverheid, die het dagboek op zijn wij-ze bezat, afbreuk doen. Zelfs wat er de beste bekoringvan uitmaakte : het warm-menschelij ke, vindt men erals tendenzieuse nabootsing in terug; in het geval vandie mevrouw, die zelve een harer beide zoons ge-sneuveld wist en die dan „ziek wordt bij de gedachte",dat een goedige Duitscher, bij haar ingekwartierd,ook sneuvelen kon. Het is machtig nobel (en natuur-lijk, het had heel mooi kunnen zijn), maar men proefthier de bedoeling tè zeer; en de preoccupatie, om eenzaak goed te praten, die niet goedgepraat had be-hoeven te worden, doet de woorden als van schaamteblozen en maakt het geval zelf, in plaats van roerend,stuitend.

In Decemberll, dat mij inmiddels bereikte („slot”staat er achter, — moge het tevens het slot zijn derserie, en Streuvels weerkeeren tot het werk, waar hijgroot in is!), komt hij zich voor de eerstem a a 1 in die zes boekjes „Leuven" aan te trekken.... in de bioscoop te Amsterdam : „iets als een in-gehouden zucht van deernis en verontwaardiging(ging er) door de menigte ; — die deernis he b

Page 22: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I0

ik zelf nooit zoo diep gevoeld als opdat oogenblik".

Is in dit oorlogsdagboek dan nergens s c h o o n-h e i d? Zeker wel ! Daar is, bijv. het prachtige vizi-oen van de breede, bruine nonnen in een der tunnelsvan het Gentsche station, als was hij verdoold in decrypten eener middeleeuwsche abdij : „elke gedaantevormt iets als een blok duisternis, uitwijdend naaronder als een hooiopper, die op onzichtbare voetenvoortschuift. De kloosterzusters zetten waarschijnlijkuit voor een verre reis ; want ze zijn met have en goedbeladen en pakken en koffers steken hoekig onder demantels uit. Hun gelaat krijgen we niet te zien, hetlijken gemaskerde gedaanten, die vrijwillig en met in-zicht den blik ingekeerd houden en niets van de om-geving wenschen te zien. Wie weet hoeveel jaren mis-schien zij van de wereld afgezonderd leefden, in eerrecel opgesloten, en worden er nu uit verdreven om heelver een toevluchtsoord te zoeken? Het schijnt, dat erheel oude onder zijn, halve blinde, die tastvoetend detreden van de trap zoeken en malkander moeten hel-pen". Er volgt nog een even lang brokstuk van dekrankzinnig geworden zuster : het is een tafereel, denouden Breughel weerd!

Als in het slot-deeltje Streuvels, met „een ruimerenblik en juister inzicht in den tijdgeest", uit Hollandnaar Ingoyghem is weergekeerd, volgen er nog enkeleepisoden van stil-grootsche oorlogsstemming, rondKerstmis en Oudjaar; en eerlijk, verscheidene malen,steekt daar onverstoken de eigenlijke reden in vanzijn eenzame wacht op „het Lijsternest" : het is nogniet zoozeer de drang van op zijn dorp te willen zijn,als wel.... het primitieve sentiment van te wakenover zijn have, zijn huisdieren en zijn hof.

De oernatuur van den landman en de diepmen-schelijke gedachten van den natuurdichter, vinden indat laatste deeltje beide opnieuw hun uitdrukking.

Page 23: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

HOLLAND IN DEN OORLOGSTIJD. 1)

In mijn eerste kroniek, over het oorlogsdagboekvan Stijn Streuvels, hebben wij den voornaamstender Vlaamsche prozateurs zien reageeren op dezenzwaren tijd; en wij hebben gezien, dat hij daartegen in't minst niet opgewassen was. Ook Buysse, in zijn„Oorlogsvisioenen", wórstelt niet met de afschuw-wekkende verschijning van dien tijd, waarin toch dediepste roerselen en de geheimste beweegkrachtenvan het bestaan der menschheid gestalte hebben aan-genomen. Wel, met zijn warme menschenliefde, ziethij het comische of het ontroerende in de koddige ofaangrijpende gevallen, die zich voordoen aan zijnobservatie of verbeelding. Zoo deed ook MauritsSabbe in zijn klein en vriendelijk genre. Alle drie, uitde groote verwoesting, redden zij dat kostbaar enonbegrepen kleinood, dat de Liefde is. Maar de ver-vaarlijkheid van den Tijd konden zij geen vandrieën áán; geen van drieën trachtten zij naar eendoorgronding of verklaring der verbijsterende mon-sterlijkheid, waartoe het menschdom in staat blijkt.— De Vlaamsche dichters nog veel min-der; het is, zoover ik kan nagaan, niet gebleken,of de di c h t er Karel van de Woestijne van denoorlog is komen af te weten .... Alleen René de

') Bij 't licht van de oorlogsvlam, door Frederikvan E e de n. (Amsterdam, W. Versluys.) — In de citaten (ziemijn vorige kroniek) herstel ik, om Van Eedens en ons aller wille,de gebruikelijke spelling, die, hoewel misschien een weinig verouderd,althans niet die pijnlijk scheele ee's en uu's trekt.

Page 24: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I2

Clercq, de forsche volkspoëet, staat er midden in.En Holland ? Hoe hebben de Hollandsche „letter-

kundigen" den oorlog ondergaan ? Van één hunnerheb ik prachtige, diepgaande stukken gelezen, in„de Groene" ') en in „De Gids", — van den toen nogweinig bekenden Just Havelaar, die zich daarin deedkennen als een man, even mild van geest als vurig vanhart. Voor 't overige zijn onze auteurs, meerendeels,blijkbaar van oordeel geweest, dat zij 't ellendig von-den, maar er niets aan konden doen, en mitsdien„de pen maar weer opnamen" : waar was ik ook weergebleven ? —

Laat ik intusschen niet miskennen „De Beweging"en haar dichterkring, waa rin men zich — ik zie hettijdschrift maar nu en dan — ongetwijfeld naarstiglijkmet den oorlog zal hebben bezig gehouden. En le-vendig denk ik mij in, hoe Albert Verwey, die nog al-tijd „het leven in een boekje heeft", zich tegenover ditphenomeen zal hebben neergezet, om, na zijn zeeroorspronkelijke bepeinzing van 't geval, ons en eeniegelijk ook van die kous het naadje te vertellen. . .

Wie weet, hoezeer op den een of den anderen dag dewerkelijkheid mij over dit boos vermoeden be-schaamd zal doen staan, en tot welke laaiende ge-dichten of tot welke diep-doorwoelde tragedie's dezegroote tijd van obsedeerend menschheids-mysterieAlbert Verwey mag hebben gebracht of nog brengenzal. — Immers, ook toen ik hoorde van een geschriftvan Frederik van Eeden over de beteekenis van denoorlog, toen hield ik mijn hart al vast .... En ziet,ik had'het gerust los kunnen laten, want geen sprakeditmaal van de bekende nederige zelfverheffing. —Tegenover den geweldigen tijd kwam zelfs Frederikvan Eeden te staan in oprechten deemoed. Hetgeschrift is een eerlijke poging om tot klaarheid te

') Destijds onder het beheer van Mr Wiessing.

Page 25: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

13

komen aangaande het gruwelijk en raadselachtig ta-fereel der broedermoordende menschheid.

Hoezeer evenwel menige bladzij ernstige overwe-ging verdient, ja, soms door een zeer helder en zelfsnieuw inzicht verrast, -- die verklarings-poging alsgeheel is verre van gaaf geworden. Als ik de voor-naamste elementen ervan, in weinige volzinnen hier,een enkel woord daar, tot een kort overzicht te za-men voeg, zal dat résumé misschien meer beloven danten slotte het boekje geeft. Het geboden systeem-van-beschouwing lijkt niet altijd steekhoudend, de rede-neering loopt wel eens rond in een kring, of valt inlosse brokstukken uiteen. En als het er op aankomt,geeft Van Eeden, aan den rand van den afgrond derwerkelijkheid, niet den hechten houvast, dien hij tegeven bedoelde. —

Temidden van den Europeeschen chaos echter,beschouwt hij ook het buiten den oorlog geblevenHolland; en over dat concrete gegeven verstelligtzich zijn inzicht tot een oordeel, scherp omlijnd, en,mij dunkt, van een onmiskenbare juistheid.

Zoekende naar de grondoorzaak der wereldramp,komt de schrijver gelukkig niet vast te loopen op diezandbank in het moderne denken : het kapitalisme --onveranderlijke schuldige aan a lle wereldsche kwalen.Doch, evenals Just Havelaar, gaat hij terug tot : onseigen I k.

Van Eeden bepaalt er zich echter niet toe, den oor-log te doen zien als het verdiende loon voor een wereld,die in haar dagelijksch leven al de ondeugden had vanschaamteloozen eigenbaat, onbetrouwbaarheid enhuichelarij, in den oorlog naar buiten gebroken inreusachtige afmetingen, zooals een zweer naar bui-ten breekt en de geheime kwalen van het lichaamtoont ; — maar deze voor de hand liggende waarhe-den voorbijgaand, peilt hij dieper-in het nooit op-

Page 26: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

'4

losbaar Geheim der Ikheid, het „m ij n eigen I k"dat (daar „mijn" immers „van ik" beteekent) met deomschrijving „het Ik van Ik" in een ondoorgrondelijkduister terugwijkt. Want het „Ik" voelt zich éénmet, ja het middelpunt van het Al, en toch van alleandere Ikheden onderscheiden.

Hij voert dan het beeld in van het Ik als een vlam-metje, omgeven door zijn lichtkring, verloren in hetschemerdonker van het groote Onbewuste. Het levenvan dit vlammetje is : te groeien, zijn lichtkring uit te-breiden en al meer van het onbewuste bewust te ma-ken. — Zijn wij dezelfde als het kind, dat wij waren ?Ja, en neen. Het is nog hetzelfde kern-Ik, maar zijnvage en kleine lichtkring heeft zich al meer tot vlamverwerkelijkt en een nieuwe wijdere lichtkring grijptom zich heen. Het einddoel is : alles tot Ik te maken ;het Ik wil weer het Al worden, waarvan het zich dekern voelt.

„Er kan maar één Kosmos (Heelal) zijn, en tochheeft ieder Ego (Ikheid) zijn eigen Kosmos. Dit iseen onduldbare onredelijkheid waaruit wij moe t enontsnappen. Het niet-ik moet Ik worden, en wel bija ll en."

Ziehier het primordiale streven naar Saamvoeging,naar Eenheid, — de Heerschzucht en .... de Liefdeal met eens ; de Heerschzucht, de lagere, die doordwang en desnoods door kamp haar machts-sfeer wiluitbreiden; en de Liefde, de hoogere, die machtig zichopent om het on-eigene als eigen in zich te ontvangen.

Daarmee is inderdaad de grondwaarheid van degeschiedenis der menschheid — en van dezen oorlog-- op bevattelijke wijze blootgelegd. Maar in de toe-passing verstrikt de auteur zich telkens in zijne rede-neering.

„Ook in dezen ruwen krijg is de wil tot eenheid, enhet gevolg zal een inniger versmelting zijn", zegt hijop blz. 37 en 38, en daarom zouden wij den krijg „moe-

Page 27: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

15

tenloven", „maar deze kamp is leelijk en verwerpe-lijk, omdat hij onredelijk is." — Waarom is hij on-redelijk ? Omdat „de kern van dezen oorlog daarinligt dat enkele individuen — heerschers, dynasten —zich zoozeer bevoorrecht wanen, dat ze zonder bi-zonder merkbare, buitengewone eigenschappen, tochandere ego's naar hun eigenmachtigen zin kunnenbeheerschen en besturen."

Nu lijkt mij vooreerst het persoonlijk toedoen derstaatshoofden tot het ontstaan van de groote Euro-peesche volkeren-worsteling, die tóch eens komenmoest, zeer vergroot voorgesteld ; ten anderen zijn diestaatshoofden toch de symbolen, ja, de incarnatie'svan het lagere ego, dat door dwang en kamp zich uit-breiden wil. Maar vervolgens is het de schrijver-zelfdie, op andere plaatsen, uiteenzet, waarom ook dezeoorlog zijn schoonheid heeft en ove rigens, in zijn uiter-lijke afschuwwekkendheid, volkomen in het schoonverband der Al-harmonie kan passen.

Reeds in den aanvang van het boek had hij aan deKunst gedemonstreerd, hoe door den kunstenaar alleellende, alle lijden, en zelfs het voor ieder ander1 e e 1 ij k e, schóón kan worden gezien; omdat dekunstenaar de dingen op den juisten afstand buitenzich ziet, en in het juiste verband.

Zoo moet men ook den oorlog èn in het juiste ver-band èn op den juisten afstand leeren beschouwen.NA de oorlogen van de vroegste tijden tot op de Na-poleons en de Bismarcken toe, achtereenvolgens ge-voerd tot zelfbehoud, om buit, en eindelijk om glorie,wordt nu met dezen oorlog door alle partijen, naar zijmeenee, gestreden voor de v r ij h e i d en de g e-r e c h t i g h e i d, ja, voor de bevestiging, ééns envoor al, van den Vrede. Binnen elk dier groepen voer-de de oorlog tot een zeldzame éénheid, en toonde vanhet tegenwoordige menschdom de onuitputte lijkekrachten en de ongehoorde lenigheid aan: „Men denke

Page 28: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

i6

zich zooveel energie ten goede aangewend ! Nu eerstkomt aan het licht, wat er door slechte samenwerking,door gebrekkige orde jaren lang is vermorst en ver-kwist. Want, met een weinig meer strengheid in'tgroepverband, blijken nu de volken t o t

het ongeloofelijke in staat". Zoodatdeze oorlog zelf de voorspelling brengt van „een groo-ten gemeenschappelijker bloei, waarbij alles wat dehistorie meldt, geheel in 't niet verzinkt". Vervolgensis door dezen oorlog de ontoereikendheid, zoowel vande wetenschap en de sociaal-democratie, als van denovergeleverden godsdienst gebleken. Gebleken is dathet intellect naast zich behoeft de gevoel s-w ij s-li e i d, „de intuïtie, die voorkomt uit geheimvollebron, uit een macht die ons „onbewust" toeschijnt,maar die wij vermoeden als hooger bewust dan wij-zelven". „Dat wat richting geeft in ons levenhebben we noodig", „de Liefde en het Recht, die inharmonie zijn met ons weten". „Van hooger gezichts-punt is (dus) deze wereldworstelling — deze mahaba-rata — do e 1 m a ti g. Zij moet er zijn en zij zal degevolgen hebben, die door een hoogere macht wordenbeoogd. Zij geschiedt volgens een goddelijk plan envoert tot de bevrijding der menschheid. Van mensche-lijk standpunt is ze ondoelmatig en onzinnig -- omdathet doel, dat de menschen er bij beoogen (expansie,verhooging der welvaart enz.) er niet door kan wor-den bereikt".

In dit alles is zeker veel schoons en veel waars;doch is niet de schrijver ten eenenmale zijne verzeke-ring vergeten, dat in 't bizonden deze kamp niet teloven valt, omdat hij leelijk en v e r w e r p e l ij k,want onredelijk is ?

En tevens verzuimt hij dit verband te leggen: hoede do e l m a t i g h e i d van dezen oorlog vooralhierin bestaan zal, dat die, volkomen vastgeloopen,juist in zijn technische perfectioneering, en honderd-

Page 29: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

17

duizenden menschenlevens op de allerwreedste wijzegeheel nutteloos en vruchteloos vernietigend, zijnwaanzinnige ondoelmatigheid aan zichzelfzal hebben gedemonstreerd. Hoe langer en hoe gruwe-lijker die waanzin duurt, hoe onverwoestbaarder datBewijs in het bewustzijn der menschheid zal komen testaan. Wie het dus goed met het menschdom meent,— verlangt niet naar een ontijdigen vrede. Stelp niede koorts, doch laat haar uitwoeden.

Op twee punten, in 't bizonder, bevredigt Van Ee-den mij allerminst. Vooreerst op het punt van het na-tionaliteits-gevoel der volken; en nog minder op hetpunt van den klassestrijd.

De volkomen utopistische vaagheden, die deschrijver omtrent dit laatste onderwerp, in verbandmet even vage beweringen omtrent een mogelijkenEuropeeschen statenbond, mededeelt — er zou vol-gens hem éérst 'n, desnoods weerbare(!)gemeenschap van voortbrengers en verbruikers moe-ten worden gesticht ! — laat ik hier verder rusten. Ingeen tien opstellen van deze afmeting zou dit vraag-stuk degelijk te behandelen zijn.

In het andere almee is de schrijver zéér onvast. Opblz. 47 lijkt het, als of hij het nationaliteitsgevoel nietkent; hij reduceert het tot die dwaze, denkbeeldigegrenslijn en de verschillend-gestreepte vlaggetjes,waarom mènschen als gekken vechten. — Het fun-damenteel verschil-in-aard tusschen de rassen, deoude en zeer reëele veeten tusschen de volken, en hetdwingend verband hiervan met zijne eigene grond-theorie : het niet-ik tot Ik maken, — schijnt hier denauteur ten eenenmale te ontgaan. — Nog op een ande-re plaats verklaart hij : „De groote massa's der natie'svoelen van nature niet de minste animositeit jegenselkander". Wij hebben in Italië wel anders ervaren!Trokken niet van de Riviera de Engelschen A llen weg,

2

Page 30: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

18

als in het voorjaar het sentimenteel en poenig Duitschpubliek zijn intocht deed? — zij konden dat opdrin-gerig lief-doend en preponderante volk niet luchtenof zien. En de Italianen-zelf haatten niet minder dehooghartige Oostenrijkers.

Doch elders begrijpt de auteur het vraagstuk dernationaliteit zeer juist, waar hij prijst den kamp voorhet behoud van eigen aard, en het behoud der kleine,doch wel-afgeronde natie's. (Ik zou nog verder willengaan en al die wel-begrensde kleine volken en volk-stammen, naar hunne individualiteit, wi llen losma-ken uit hun kunst ma t i g e staatsverbanden,om uit al die natuur 1 ij k e staatjes een grootenstatenbond op te bouwen).

Het allerbest lijkt mij dan ook dit boekje in debladzijden, waarin de theorie voor Ho lland-zelf wordttoegepast. Uit die bladzijden veroorloof ik mij, eenaantal citaten te geven:

„Allereerst zeg ik dit : vreest niet! Dat is eeneerste hoofdzaak : niet bang zijn".

„Alleen van een dóór en dóór moedig mensch is devredelievendheid zuiver en betrouwbaar. Vredelieven-heid, waarin ook maar de geringste spoor van angstmeedoet, heeft voor den wijzen mensch geen waarde.Want het gaat om de gerechtigheid en die verlangtzelfverloochening en moed.

„Ik kan geen eerbied voelen voor het Hollandschepacificisme. De vredesdrukte, in een land, dat tot nogtoe zoo weinig te lijden had, waar zelfs millioenen gul-dens verdiend zijn door den oorlog, die is mij te goed-koop, te klein-sentimenteel, te bekrompen, misschiente bangelijk.

„Mooi, groot, heldhaftig had ik het gevonden, als deHollandsche groep, in een plotselinge opbruisendeaandrift, het bedreigde en vertrapte broedervolkte hulp was gesneld, z o o a l s de 0 r a n j e-

Page 31: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

Ig

"Vrijstaat Transvaal te hulp snelde.„Maar daar zijn Hollanders de menschen niet naar.

Daarvoor zijn wij te materialistisch, te bezadigd —men kan ook zeggen te laks en t e lauw.

„Schitterende daden van groothartige geestdriftvoor een ideëele zaak, zijn van Holland thans zeker

niet te verwachten. — Ter wi lle van een denkbeeldigezaak, zooals „eer" of „ridderlijkheid", je eigen leven enveiligheid te wagen, dat noemt de Hollander dwaasheid.— Het resultaat zal zijn dat wij onze glorie als vrij-heids-kampers, waarop wij toch niet weinig trotschwaren, zullen verliezen en dat onze reputatie als slim-me kaaskoopers stevige algemeene bevestiging zalvinden.

„Maar omdat Ho lland nu, meer door geluk dandoor wijsheid, in vrede gebleven is, moet het tegen-over, de strijdende natie's geen airs aannemen, alsofhet er zoover boven stond. Dat is belachelijk en on-uitstaanbaar. En zoo doen toch onze pacificisten enanti-militaristen.

„Onze pers heeft een edel volk als het Italiaansche,dat heel wat meer heldhaftigheid en ridderlijkheidaan den dag legde dan het Hollandsche, schandelijkdurven beschimpen en beleedigen. Ik vrees dat zulkeverwaandheid ons zuur zal opbreken.

„Ook het ijveren der weerloozen en dienstweige-raars noem ik verwaand en belachelijk, een duldeloozeuiting van hoogmoed.

„Ik geloof aan een komende, algemeene ontwape-ning — en ik geloof ook aan een weerloosheid diemachtiger zal zijn dan a llen krijg. Ik geloof aan demeerderheid van den Brahmaan — die nooit mochtstrijden of gewelddaad plegen — boven den Ksatrya,den krijgsman die ridderlijkheid en heldhaftigheidmoest betrachten.

„Maar ik laat mij niet wijsmaken, dat het groepjeHollandsche dames en dominees, Christen-socialisten

Page 32: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

20

en anarchisten het recht hebben zich voor te doen alsBrahmanen, heilige weerloosheid te belijden en —wat erger is — deze aan een ruw, onopgevoed volk alshet Hollandsche te prediken. Dat is zelfoverschatting,dweepzucht en hoogmoed, die tot jammerlijke onhei-len zal (liever stelde ik : zou kunnen) leiden.

„Men moet het niet vergeten, de geestdrift, die heili-ge weerloosheid meebrengt, moet iets hoogers, ietsverheveners zijn dan de geestdrift, die thans de oor-logvoerende volkeren bezielt. En die laatste is ietszeer hoogs en schoons. De moreele verheffing, doorden oorlog, van het Fransche volk is een machtig, im-posant en ontroerend schouwspel.

„Daarbij vergeleken is het ijveren voor weerloos-heid door ons neutraal volkje, dat hier veilig kan agee-ren, kinderachtig en klein. Er is geen sprake van, datwij in staat zouden zijn door ons gewapper met vredes-vlaggetjes, de schoonheid van den oorlogsmoed derstrijdenden te overstralen. Zij lachen ons uit — enterecht.

„Ons past een eerbiedig zwijgen bij de geweldigekrachtsinspanning der omringende volken, -- en daar- .bij een met alle macht ons voorbereiden tot afweervan wat ons bedreigt, tot bescherming van wat wijals groep eigenaardigs en waardevols bezitten".

Welke goede hoedanigheden, het v e r d e d i-gen w a ar d, tot dien Hollandschen eigen aard be-hooren : „ons sterk rechtsbesef, ons begrip van Vrij-heid, onze afkeer van uiterlijk vertoon en schijn, onsgezond verstand, onze eerbied voor diepe, ernstige be-spiegeling, onze wetenschappelijkheid en degelijk-heid" — dat zet Van Eeden in het volgende hoofd-stuk, „Hollands taak" uiteen.

Ondertusschen meen ik te hebben doen beseffen,dat niemand dit geschrift zal lezen of herlezen, zonderzijn inzicht te verrijken.

Page 33: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

EEN ENGELSCH MERK. 1)

Eerst had ik hierboven willen zetten: „Geïmpor-teerde Engelsche fantasie-kunst. Eenig vertegenwoor-diger voor Nederland: C. J. A. van Bruggen, Amster-dam." Doch deze titel ware niet juist en evenmin bil-lijk geweest, want, hoe Engelsch van verzinsel deze„fantasie" ook zij, geïmporteerd is zij allerminst ; zijis wel degelijk en deugdelijk „made in Holland" ; —en dit laatste sluit èn vonnis èn lof in zich. „Made inHolland" immers, wil zooveel zeggen als: zeer net endoor en door solide nagemaakt, zonder dat echter deeigenlijke Engelsche snit en zwier behouden bleef. Zoomist dan dit boek die grillige vlucht, die f a n t á s-t i s c h e fantasie van een Wells, aan wien het evendenken doet ; maar het heeft daarvoor in de plaatsgekregen de kleinere, naturalistische fan-tasie, waarin wij Hollanders zoo sterk zijn, d. w. z.de redelijke ontwikkeling van een gegeven, waarbijvoortdurend de schrijver zich afvraagt : hoe zou hetnu verder gáán, in werkelijkheid ? en wat gebèurt er,vervolgens ? — om dan dat gebeurende, schier vanmoment tot moment, vooral ook zintuigelijk, te door-voelen en wáár te maken in het woord.

De Engelsche fantasie is actief ; zij schèpt de ver-wonderlijke gebeurlijkheden; de Hollandsche, passief,gaat af op de influistering van de Muze der redelijk-heid, en houdt zich bij wat er nu gebeuren moèt.

1 ) C. J. A. van Bruggen. Het Verstoorde Mierennest. Fen Fanta-sie. (Nederl. Bibliotheek).

Page 34: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

22

De eerste is ontegenzeggelijk bekoorlijker doorverrassende werking ; maar de tweede heeft voor ons,Hollanders, toch ook een bekoring en geeft dezelfdevoldoening, die echt-Hollandsche kinderen doet vra-gen naar een verhaaltje, „dat wáár gebeurd is."

De Engelsche, Wells-achtige fantasie in dit boek. . .bepaalt zich tot het gegeven. De aarde passeert doorde staart van een komeet, waarin cyaan-kali aan-wezig is, en op hetzelfde moment is zij uitgestorven.Eén man blijft er leven, een mijnwerker, wiep in zijndiepste en nauwste mijngang, door het dichte kolen-stof, het blauwzuur niet voldoende bereikte. — Dochvanaf het oogenblik, dat hij uit zijn verdooving wak-ker wordt en in stijgende verbijstering een wereld vandooden ontdekt (door andere gassen uit de komeet-staart gelukkiglijk geconserveerd, zoodat de lijkenkeurig uitdrogen en het walgingwekkende der alge-meene ontbinding en verrotting vermeden wordt) —vanaf dat oogenblik doet en denkt Jonathan Strongniet anders dan wij, indien wij Jonathan Strong ge-weest waren, zouden hebben gedaan en gedacht,De Engelsche fantasterij is door de Hollandsche in-denk-fantasie vervangen.

Het is maar een enkele maal, dat het boek alszoodanig faalt. De oorzaak daarvan is meestentijds,dat alles wat de schrijver ons meedeelen wil,nu ook on-vermijdelijk via Jonathan Strong moet gaan, en datdiens mijnwerkershoofd den doortocht weigert aanwat daar te geleerd voor is. Zoo leest Jonathan (blz.42) in het telegraafkantoor, waar de beambten zittenals steenera beelden, „op een der linten (die van detoestellen afhangen) den naam van de hoofdstad vanzijn land" — in Latijnsche of in Gothische letters ? Opblz. 57 had hij „over planmatigheid in de samenstel-ling eener stad nimmer nagedacht" .... Zoo zijner méér; zelfs wel onder de gemeenteraadsleden vaneen wereldstad! — Op blz. 88 blijkt Jonathan, de

Page 35: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

23

mijnwerker, volkomen op de hoogte van de dagelijk-sche gewoontetjes der groote wereld, maar enkelebladzijden verder ziet hij voor 't eerst van zijn leveneen grammofoon. Blz. 136 brengt echter de bevesti-ging, dat de mijnwerker toch heusch in een vorigbestaan huisknecht geweest moet zijn : zóó verfijnddekt hij voor zich zelf de tafel, zonder wat ook, 't zijzilveren messenlegger, geciseleerd dessertmesje, kris-tallen compote-schotel of antiek-zilveren olie- enazijnstel, te vergeten. En welk een fijne humor laatde schrijver zich hier ontg lippen, door nooit Jonathan,den lobbes, in een of ander gebruik zich koddig te doenvergissen ! Het ergste echter in deze lijn is de merkwaar-dige geschooldheid van Jonathans denken, nu en dan.

Hiermêe zijn wij van den buitenkant, die doorgaans„in orde" is, bij het inwendige, het leven en bewustzijnvan dien eenig-overgebleven mensch beland. De toe-stand, geheel alléén de menschheid te vertegenwoordi-gen, is er wel een, om aan het piekeren te raken overleven en dood, over Van Eedens Ik-Nu en het al ofniet bestaan van het Heelal, daarzonder. Jonathan,een contemplatieve natuur, doet aan dit alles druk.En hier en daar wordt in die bewustmaking vanhet levens-mysterie i n zijn eenvoudigstenv o r m, wel iets bereikt.

Die geheele Jonathan-figuur, primitief, goedigen droomerig, is trouwens bizonder sympathiek,vooral omdat die zoo trouwhartig is en naïef, en daar-in onophoudelijk de naïeve trouwhartigheid van denschrijver verraadt ! — Zooals ik als kind mijn moe-der bedelde om dat liefst soort verhaal: „van eenarm jongetje, dat rijk werd", — zoo geniet Van Brug-gen nog in het rijk-worden van Jonathan, die alleswat zijn hart maar begeert en zijn verbeelding zichvoortoovert, bemachtigen kan, omdat immers heelde wereld met al zijn winkels en paleizen hem-alleentoebehoort.

Page 36: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

24

Maar, natuurlijk, hoe had, van een groot roman-cier, die figuur veel machtiger gekund ! -- Er zijnwel enkele momenten, die heerwijzen naar de gran-dioze dwaasheid, waartoe de conflicten tusschen hetrudimentaire mijnwerkershoofd en al der wereldwonderen hadden kunnen voeren : — de vlucht voorhet klokkenspel, de doodelijke schrik bij de grammo-foon, de angst in de spiegelzaal. Doch op den duuris de vereeniging van haast al te groote intelligentiein Jonathan (zoodat hij van het begin af aan a llesdadelijk begrijpt en in de vat heeft) èn zijn sulligenaard, niet al te boeiend. Er is geen groei inh e m. Ook is het feit van zijn geluksstemming, ter-wijl toch ook z ij n vrouw en drie kinderen omkwamenbij de ramp — een feit, waarvan ik, bij die buitenge-wone omstandigheden, de navrante waarheid volko-men gevoel! — volstrekt niet het geweldige brokraadselachtigheid van blinde instincten-werking ge-worden, dat er in stak. En Jonathan's lugubere droo-men zijn geacheveerde verzinsels, en geen tastbaredroomwerkelijkheid. Neen, waarlijk superieur is hetboek zeker niet, hoewel er even zeker op alle manie-ren naar gestreefd is, er iets goeds van te maken. Deauteur is er volkomen in geslaagd, zijn boek te verdie-pen tot wat beters dan een bloote avonturen-roman;maar het opent geen enkel nieuw gezichtspunt. Hijheeft veel zorg besteed aan de schriftuur 1 ), doch eenwerkelijk prachtige bladzijde heb ik nergens aangetrof-fen. Menige situatie vond hij, die wel tot iets heel mooisen zelfs groots had kunnen voeren, maar juist daarvervlakt zich de stijl tot verdienstelijke journalistiek.

Van zijn journalistieke vaardigheid trouwens, heefthij zoowel de voor- als de nadeelen meegebracht. Hijdankt eraan: de vlotheid en de fleurigheid dier korte,

1) Ik vond maar zelden een vlekje : nieuwegidsmen als „het avon-den" en „iemand rekenschap verschuldigen" maken zijn slechtstegewoonte uit.

Page 37: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

25

levendige hoofdstukjes ; de levendigheid ook van denstijl, die soms frappant aan den puntigen essay-stijlvan Johan de Meester herinnert — een zinnetje alsdit bijv. : „Eer kan verbazen : ons maar voortgezetbestaan" zou men geen oogenblik aarzelen, aan de-zen laatsten toe te schrijven! -- ; doch daartegenoverdankt hij aan zijne journalistieke gewoonten even-eens : de gelijkmatigheid der bewerking, zonder ver-heffingen ; en gewis ook die alles vooruit al verklap-pende inleiding, waarmee géén geboren romancierhét verrassende aan zijn boek zou hebben ontnomen.

Laat ons met de aangename ontspanning, ons ge-boden, tevreden zijn. Ik verbeeld mij, dat de schrijver,voor zichzelf, evenmin iets anders heeft gezocht nochbedoeld. Hij heeft er voor gewaakt, dat het geen prulwerd; doch zeer waarschijnlijk ook geen oogenblik ge-droomd, een meesterwerk te hebben geschapen. Toende inval, een andere „News from nowhere" te schrij-ven, waarbij „de natuur eens meedeed", in hem ge-rijpt was, heeft hij een pijp opgestoken, en is met eengroote gezelligheid de lotgevallen van zijn Jonathangaan uitdenken. Zulk een boek zou zich, inderdaad,allergenoegelijkst laten verzinnen door een gezel-schap onder de thee : „4, zeg, en dan moet je 'm datlaten doen !" — „Nee, en dan gaat ie natuurlijk dáár-heen". — Die losse gezelligheid, waar ook in zit, dat deschrijver het niet altijd even nauw neemt, is in de heeleschrijverij herhaaldelijk naspeurbaar. Zoo iets wille-keurigs is bijv. de hinderende dood van Jonathan'steerhartig muisje .... onder een omvallende stoel;of het onvoldragen bedenksel, volgens hetwelk dekinderen op Meggy's schip behoed bleven voor decatastrophe, doordat ze in een dichte kajuit warente slapen gelegd .... Daarmee dreigt de auteur zijngansche fictie op eenmaal onmogelijk te maken; wanthoeveel oude juffrouwen hebben er op dien Augustus-middag misschien niet in dichte kamers zitten puffen

Page 38: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

26

en welk een ongewenscht gezelschap zou daardoorniet den armen Jonathan worden opgedrongen, nu hijtoch Meggy heeft ?

Meggy, van haar sprak ik nog niet. Zij is de ookgespaarde millionairsdochter op den Atlantischenluxe-stoomer; gespaard, omdat ze juist op 't kritiekeoogenblik onder de chloroform was voor een operatie,zonder eenige noodzaak met schatten afgesmeekt vaneen aan boord zijnd Duitsch chirurg, die óók de doch-ter van Vanderbildt had geopereerd .... Ik zal demogelijkheid niet onderzoeken, of Meggy op die wijzeinderdaad gespaard had kunnen worden ; de vindingis zóó aardig, dat zij ons aanstonds voldoet.

Dit grillige en kordate meisjes-figuurtje, later Jo-nathan's vrouw, is zeker niet het minst frissche vanhet boek. Maar ter elfder ure heeft Van Bruggen erook nog iets van Morris' bedoelingen willenbij-nemen, als dat huwelijk, gevoegd bij de twee ge-redde vreemde kinderen, een Pooltje en een kleinenItaliaan (de schrijver heeft voor nettere omstandig-heden gezorgd dan de Nestor zijner collega's, de au-teur van Genesis), tot een nieuwe menschen-gemeen-schap voert. Die jonge maatschappij, van den grondaf nieuw opgetrokken, gaat aanvankelijk ideaal, tot-dat.... „een hunner, Timoteus Strong, met een bijl-slag zijn broeder Aaron doodde, diens vrouw nam, enzich als een vijand van allen vestigde in zijn bezit ....

En de wereldgeschiedenis herbegint ... .Waarbij de auteur niet gedacht heeft aan de ge-

zwinde ontdekking van Europa door een Amerikaan-schen Columbus; want de sterrekundige, die deblauwzuur-komeet tot op een seconde had voorspeld,is waarschijnlijk wel zoo wijs geweest, in die „secondedes gevaars" met 't liefste meisje, dat hij kende, in tweeduikerklokken te stappen ; —en ook met hunne,zeer we-lige nakomelingschap moet rekening worden gehouden.

Page 39: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE JODEN IN DE LITTERATUUR. 1)

Tegen twee volken heb ik, van mijn jeugd af aan,eene soms onbestemde, soms zeer duidelijke voorin-genomenheid gevoeld: de Duitschers en de Joden.Tegen die volken in het algemeen, of liever, tegenhet vage beeld, dat ik mij van die volken vormenkon.

Want, natuurlijk, niet alleen dat ik later Duit-schers heb leerera kennen, van wie ik nog altijd heelveel houd, en onder de Joden verscheidene goedevrienden tel; maar wie zou de klankrijke diepten derDuitsche ziel willen loochenen, of het diepe, smeulen-de vuur der Joodsche?

Dit neemt alles niet weg, dat die min of meer sterkevooringenomenheid best o n d, en wel zoo in-stinctief en zoo weinig opgedrongen als maar moge-lijk is. Want in mijne familie, zelve van Duitschenoorsprong, was Duitschland zeer geliefd; en mijnemoeder prentte mij, heel jong al, eerbied voor de Jo-den in. De edelste vriend van haren vader was eenJood geweest; een der trouwste v rienden van mijnvader was eveneens een Jood.

Het merkwaardige is, dat de tegenzin, dien ikniettemin ervoer — wanneer ik er mij goed reken-schap van geef — in Joden en Duitschers éénzelfdentrek betrof : de indringerige en overdreven minzaam-heid, die beiden volken menigmaal eigen is. Het zat

1 ) Het Joodsche lied door Jacob Israël deH a a n. Amsterdam. W. Versluys 5676 (1915).

Page 40: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

28

hem, en op gelijke manier alweer, allereerst in deheimelijke diepten der taal. Het „schmeichlen" vanhet Duitsch heb ik nooit kunnen verdragen, evenminals het zoetige woorden-gespuug van den Joodschenmarskramer. Vergeet daarbij niet, dat ik den Duit-scher meest in den vreemde heb gekend — in mijnjeugd hier in Holland, later in Parijs, en in Italië — ;en dat de Jood de eeuwige Vreemde ling is.

Naast dien alomtegenwoordigen Vreemdeling, isin de laatste halve eeuw, en niet minder alomtegen-woordig welhaast, een andere vreemdeling versche-nen : de Duitscher. En beiden betoonen zich even ne-derig; en beider greep, zoo zij eenmaal tot de machtgeslopen zijn, is even meedoogenloos.

Toch verbergt zich, achter een overeenkomstigoptreden, in beide volken een allerverschillendstepsyche. Het onuitstaanbaar lief-doen van den zichelders indringender Duitscher (het is wel het onder-nemendste doch niet het edelste deel der Duitscheziel, dat in hem zich openbaart) — dit lief-doen ver-heelt ternauwernood eene aanmatiging, welke alspoedig brutaal genoeg naar buiten komt. Betoonthij zich echter aldus tegenover den vreemde, — ineigen land, in eigen kring, gaat zijn beter binnensteopen. De Duitscher is dikwijls nog bijster rudimen-tair, doch binnenin smelt een haast al te grooteweekheid. Overgegeven aan de instincten zijnerheerschzucht, valt thans de voortdringende Ger-maan tot in de oude barbaarschheid terug; maar zijnziel, in rustigen tijd goedaardig en gevoelvol, is eerderzacht dan krachtig. Met zijn aanmatigend-minzamemanieren bij vreemde volken ingedrongen, — lostzich, na een of twee geslachten reeds, de Duitsche in-dividualiteit ten eenenmale op.

Hoe geheel anders de Joden! In hunne niet immerbetrouwbare beminnelijkheid schuilt vaak de slaaf-sche haat van een de eeuwen door en overal als me-

Page 41: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

29

laatschen geschuwd en verdreven volk. In hun gre-tige wreedheid, waar zij slagen, ligt de zoete, oudewraak over eeuwen van smaad en schande, bijhet genotvolle besef van hun onverwoestbare kern-

kracht.Want hebben twintig eeuwen ballingschap dan veel

aan hun wezen verbogen ; is het vooral die ba lling-

schap, die van vrije herders en landbouwers, uit hunbezittingen verdreven, sjacheraars heeft gemaakt, —hun diepste aard is zich altijd gelijk gebleven. Dooralle beproevingen heen, en onder het juk van alle an-dere volken door, hebben zij zich gehandhaafd alshet geniaalste (en ook het sluwste) als het wijste (maarook het o n v r o o m s t e) en als het taaiste volk ter

wereld.Het volk, dat de profeten voortbracht, en Jezus

Christus en zijn apostelen, borg voorzeker de mys-tieke krachten, die zijn uitverkorenheid bewijzen enrechtvaardigen. Toch, broodnoodig had dat volk-als-geheel zijn boetgezanten; en voor Christus' heil-

leer bleek het niet rijp.Wie onpartijdig het oude testament leest, ver-

baast zich over de ongelóófelijke ongeloovigheid dierJoodsche stammen, op hun veertigjarigen zwerftochtdoor de woestijn nog niet door rééksen van wonderentevreden te stellen, en over de even ongelóófelijkelankmoedigheid van Javeh, van wien men somwijlenden indruk krijgt, dat het hem gaat als den vader,die zijn lastigsten deugniet van een zoon het liefsteziet en het meest verwent. En misschien wel zijn zijdáárom het taaiste volk ter wereld, omdat zij tenallen tijde het minst vaag-idealistische en het meestreëele volk zijn gebleken.

Staat achter de onverdragelijke minzaamheid vanJoden en Duitschers, bij beiden arrogantie, — ach-ter die arrogantie ligt bij de Duitschers een heelwat minder diep reikende macht, dan bij de Joden.

Page 42: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

30

— Want mogen de Duitschers zich al verhoovaar-digen op den ijver en de degelijkheid, waarmee zij devindingen der Franschen, Engelschen en Ita lianenhebben uitgewerkt en gesystematiseerd, — de Jodenbezitten den veel inniger trots, het minst geëerde entoch het meest eigen e, onder a lle volken hetlaatste, en toch het eerste van a lle volken te zijn.Niet alleen immers blijken zij, onder welk volk ookopgenomen, tot welk volk ook naar de taal behoorend,steeds onmiddellijk herkenbaar — en dat onmidde llijkherkenbaar voortbestaan, na twintig eeuwen vanvelerhande slavernij, is alreeds een Wonder op zich-zelf — ; maar bij elk volk staan tevens, zoowel opsociaal als op wetenschappelijk en artistiek gebied,de Joden meê vooraan!

Zij munten uit overal, waar zij spreken een i n-t e r n a t i o n a l e taal: de taal van het geld; detaal der wetenschap; de taal der zichtbare vormen;de taal der muziek.

Onzeker evenwel wordt hun optreden, wanneerhun instrument de taal is van het volk, temidden waarvan zij verkeeren. Onder de groote d i c h-t e r s der verschi llende volkeren zal men slechtszeer weinig Joden kunnen aanwijzen. En deze dan nogalleen in tijdperken, waarin de litteratuur 6f bij uit-stek individualistisch was, 6f bij uitstek internationaalvan aard en strekking. — De dichter echter in zijnmeest zuivere beteekenis, de dichter, die als het warede zingende ziel is van zijn volk, — die dichter kannooit een vreemdeling, en kan dus ook nimmer eenJood zijn. Terwijl de Joodsche dichter, die in hetHebreeuwsch geen lévende taal meer bezit, zich nietanders uitspreken kan dan in eene geleende, romaan-sche of germaansche of slavische taal, — een taal, dieop zichzèlf al een ander karakter en een anderenklank heeft, dan eigen lijk wel de klank is en hetkarakter zijner Joodsche ziel. (En in meer of min-

Page 43: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

31

dere mate geldt dat van eiken Joodschen kunste-naar, wien de taal het instrument isz ij n e r kunst: van den essayist zoogoed als van

den romanschrijver.)Het is dit netelig dilemna, dat een mij overigens

nog onbekende auteur, Victor van Vriesland, zelf eenJood, van „de cultureele n o o d-t o e s t and vanhet Joodsche volk" deed gewagen. 1)

En in geen letterkunde hebben de Joodsche schrij-vers zich zoozeer, men zou zeggen beijverd om dezennood-toestand te doen uitkomen als juist in de onze.

Zie eens naar h e t groote voorbeeld : Querido.Een man van genialen aanleg zonder eengen twijfel;schepper van enkele onvergetelijke romanfiguren; alscriticus misschien meer warm van hart dan wei scherpvan blik, doch, waar hij liefheeft, meesleepend vanoverredings-verlangen. — En evenwel, schrijft dezehoogbegaafde Jood goed Hollandsch? Hij gebruikt deNederlandsche woorden, behalve dan de malen, datzijn opzichtig vocabulair geen naspeurbaren zin heeft(hetgeen naar ons niet-Joodsche en dus wellicht fa-lend inzicht, nu en dan gebeurt) ; en natuurlijk, dezeNederlandsche woorden doen ons ongeveer begrijpenwat hij zeggen wil niet alleen, doch wat hij ons te zeg-gen heeft kan zóó schoon zijn, dat wij die schoonheidook wel vermogen te bewonderen.

Doch weerklinkt, weertrilt, deze taal in ons gemoed,on-middellijk, als de ons eigene, diep-vertrouwde ?Neen. — Wij gevoelen ons in deze taal niet : tehuis.Het is een wild-vreemde woning, waarin wij binnenkomen; wij staan er onwennig en een weinig verbijs-terd : al het on-eigene, het drukke, schreeuwerige of

1 ) „De cultureele nood-toestand van het Joodsche volk. Be-schouwingen over Joodsche kunst, naar aanleiding van de Kunst-wartdebatten", door Victor E. van Vriesland. Luctor. et Emergo,Den Haag. — Een zeer belangwekkend, ofschoon misschien ietwatte leerstellig betoog.

Page 44: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

32

overzoete, maakt ons aanvankelijk bijna ziek. Eneerst als wij wat gewend raken, beginnen wij in hetzoozeer on-eigene het schoone te zien.

Is echter zijn taal als een vreemde woning voor onzeaandacht, — men kan het beeld net zoogoed omkee-ren en zeggen, dat onze aandacht een zaal is met eenstugge en dorre acoustiek voor z ij n stem-soort.

Het ligt niet aan hem, en het ligt ook niet aan ons.Het ligt aan den „nood-toestand", waarbij een dich-ter zich uit moet spreken in een taal, die eigenlijk bijzijn ziel niet hoort.

Ook het veel minder exuberante proza van M. H. vanCampen, den zeldzaam oprechten en dieptastendencriticus, spreekt menigmaal ons niet áán, gelijk echtHollandsch ons Ho llanders aanspreekt. In zijn stijlvol prachtige elementen heeft Van Campen eenvoor ons Christelijk beg rip noodlottige, langdradigeovervolheid, die zijn altijd waardevo lle opstellen somswelhaast ongenietbaar maakt. Schreef hij een eigensemitische taal, dan zou zijn zeer zachte en zeer breedegedachte daarin waarschijnlijk vanzelf klaar uit-vloeien. Nu is het, of hij wórstelt met ons Hollandsch,om er met hetgeen hij te zeggen heeft, bovenuit te ko-men; en ons Hollanders is het binnendringen zijneropstellen, heen door die dichtgegroeide inleidingen,niet zelden een even groote vermoeienis. — Hij zegt ooksoms dingen, van nederige bewondering en wonder-lijke onbescheidenheid tevens, een soort van intiemegevoelens, die, hoe ernstig gemeend, in het Hollandschniet gezegd kunnen worden zonder als vleierij teklinken. Terwijl toch aan dezen wijzen Jood, „in wiengeen bedrog is", alle onware strijkages ten eenenmalevreemd zijn.

Men behoeft Heijermans niet eens uit te zonderenVoor den modernen Joodschen t o o n e e 1 s c h r ij-v e r is de taal der ballingschap een veel geringer be-zwaar, daar er immers, voor elk milieu, maar één als

Page 45: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

33

wáár begroete spreektaal is. — Doch neemt ge Heijer-mans' romans — zijn Diamantstad — dan belandt gijonmiddellijk weer bij dat eigenaardige Joodsche proza,dat ons niet aandoet als onvervalscht Hollandsch.

En nu Jacob Israël de Haan. Tusschen de Joodscheletterkundigen ten onzent heeft hij een zeer eigeneplaats. En daarvan is het bizondere, dat hij thans demeest uitgesproken Joodsche en tegelijk de minstonder den genoemden „nood-toestand" lijdende onzerJoodsche schrijvers is.

De redenen daarvan zijn deze.De eerste periode zijner kunst was individu a-

listisch bij uitnemendheid. De Haannoemde zich toen openlijk de Dichter der (verboden)Vriendschap, en ik ben er hem dankbaar voor, wantdaardoor staat hij mij een diepgaander analyse toe dananders mogelijk ware.

Men herinnert zich het uiterst verfijnde proza zijner„Pathologieën", homosexueel tot in het rhytme en deineenschakeling der volzinnen, welke nooit met één„omdat" of één „want" de gedachte afrondden, aldusvindend hun bevrediging-gevende oplossing, — dochsteeds met meerdere „omdat"-ten en „want"-en de im-mer nog dorstende gedachte verder koesterden. —Het schoone van deze kunst, ook van de ver zendier Vriendschap, was de trillende oprechtheid, demoedige en toch ingetogen schaamteloosheid.

Deze bloei van het tegen-natuurlijke en verheer-lijking van het onvruchtbare, een uiterste van indivi-dualisme, was tegelijk zoo verregaand on- J oodschals voor een Joodschen dichter maar mogelijk lijkt. Dereactie zou hem tot in de kern van zijn ras-eigenschap-pen terug doen springen. In „Het Joodsche Lied"heeft Jacob Israël de Haan de Vriendschap verlatenvoor het Zionisme. En juist omdat het Zionisme voort-komt uit een sfeer van gevoelens, die den Jood het

3

Page 46: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

34

allervertrouwdst, en ons geheel vreemd zijn ; b lijkt deJood, van zijn kant, zelfs in de taal der ballingschaptot een klaarheid te komen, die de verklaardheid derbegeestering is ; en wij, voor ons part, hebben niet debekende moeilijkheden van te hooren spreken overonderwerpen, waarmee wij vertrouwd zijn, in een taaldie ons lichtelijk vreemd klinkt ; want vreemd ideaalen vreemd accent klinken saam in één harmonischekunstuiting.

Meer dan 'n prof eet van het jodendom ech-ter, ziet men in dit boek den devoten b ekeer 1 i n g,die zijne zonden brandend beschreit, doch door hetschreien heen, zijns ondanks, nog altijd smachtend lief-koost. Het nog immer door en door homosexueele vandeze ziel, vroeger trotsch beleden, thans in pijnlijkenspijt ontworsteld, doorvlijmt deze verzen met eennijpende tragiek. — Kent gij ook zijn boekje aangaan-de de Russische gevangenissen ? Meer dan één anderschrijver over deze nu, naar het schijnt, vergeten gru-welen, heeft Jacob Israël de Haan voor betere toe-standen daar, met daden gestreden; met klein-ach-ting van eigen veiligheid tot tweemaal toe Ruslanddoorreisd; — en toch, hebt gij in de manier, waaropvan deze bedwelmende wreedheden werd verhaald,niet gespeurd het heimelijk bloedbonzen, de pijn-doende hartkloppingen van den wellust ? Ik ben ervanovertuigd, dat de schrijver zich hiervan niet eenmaalbewust is geweest. En nauwlijks-bewust is ook weerhet fel-zinnelijk element in dit „Joodsche lied".

Allereerst in de taal zelve, in het vleiende, dringen-de, bijna brutale, maar tegelijk volkomen spontaneder als-onleschbare al literatie, waaraan geen verzenzoo van nature overrijk zijn als deze. Dan, op de on-verwachtste plekken, toont zich, neen, etaléért zichhet welhaast sadistische dezer natuur.

Middenin een beschrijving van de waanzinnige ver=schrikkingen van den oorlog :

Page 47: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

35

„De geile gieren met hun schor gefluit,Waar legers breken in woedend gewemel,Proeven zij zoet der oogen teedre

b u ni t".

Middenin het geschiedverhaal van den ongeluksdag„Negen Ab", volkomen redeloos :

„Bittere dag: toen teere en wreede ko-ningen

van een zonnig en goudrijk land, Spanje", enz.

Ja, zelfs middenin „Groote Verzoendag", in de legen-den der Joodsche martelaren :

„En later lazen wij, harten ontsteld,Het fijn verhaal van sierlijk speelsch

gemartel,Waarmee Romeinen t e e d e r-w reed en da r-

telOnze Rabbijnen hebben doodgekweld".

„en man, die wijs was, de tong uitgerukt,Waarmee hij sprak, woorden als goud zoo goed,Een man, die schoon was, in regen

van bloedTeedere huid van 't krimpend lijf

geplukt".

Jacob Israël de Haan is de Sodoma onzer letteren;en Sodoma kent gij immers : een der weinige mystie-ken onder de Italiaansche schilders, en wiens SanSebastiano, wiens bezwijmende Santa Caterina vanSiena, ja, wiens gegeeselde Christus, zoo doordringendzinnelijk zijn gevoeld.

Doch, ook nu nog, hij wenscht ons niets te verhelen :

„O, liever dan te zijn de zanger van onzeg'bre vreugdEn zonden wonderzoet,Ben ik de zanger van mijn volk",

Page 48: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

36

Dat klinkt eigenlijk even weinig berouwvol als dezeandere schuldbekentenis :

„Ik zong het zoet der schuwste zondenIn de teerste taal".

En evenwel, wie delgt zijn aard uit tot aan dengrond ? Naast de bevende bekentenis, staat waarlijkde oprechtste vroomheid, soms als verloren beklaagd,soms als herwonnen gevierd. Doch is de doorborendeklacht over het verlorene, niet reeds zèlve een her-winnen ? Het meest-aangrijpende gedicht van den bun-del is juist dat hoog-bewegende gedicht van strijd —en val, „Aan den Hei ligen Sabbath".

De zuiver-schoonste zangen van „Het JoodscheLied" echter, dat zijn inderdaad de zangen, waarinJacob Israël de Haan de Joodsche feesten celebreert.Sterk en plechtstatig klinken de bazuinstooten van„Het Nieuwe Jaar". Zoel en vredig welven de stro-phen van „Loof huttenf eest" zich over ons hoofd. Geeninniger en weidscher ceremonie dan gezongen wordtin „Vreugde der Wet". En schier in alle zucht hetheimwee naar Palestina :

„Als bonte bloemen zullen wij herbloeienIn Jeruzalem voor de Hei lige Ark.Ons leven wordt een fabelachtig parkVan myrten die geuren, rozen, die gloeien".

Docht 't allersterkst leeft in deze verzen de trots:

„Maar wij zelve zijnDoor twintig eeuwen heen nog schooner Wonder,Volkeren stormen, loopen ons ten onderMaar ons volk lef ft sterker na elke pijn".

,,En 't schoonste wonder is ons Volk, datzijn stad gaat herbouwen

Op Zions hei lige top".

Page 49: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

37

Dit wonder, ik zei 't reeds in den aanvang van ditopstel, dit wonder is onloochenbaar. Onloochenbaaris eveneens (een vaak weerkeerend motief in dit boek)de onhoudbare toestand : dat — waar gedurende veleeeuwen de Joden allen krijg gemeden hadden, en ookuit allen krijg waren geweerd — in de moderne mili-tie-legers het Joodsche volk, verdeeld tusschen destrijdende overheerschers, zichzelf vermoordt.

Het was onontkoombaar : in dien bangsten nood-toestand moest de begeerte naar Zion in de Joodschedichters tot de verbeiding, tot de zekerheid groeienvan de nabije vervulling der tijden.

En toch missen wij één element : steeds wordt in deJoodsche symboliek de ballingschap van twintigeeuwen vergeleken bij de veertigjarige rondzwervingdoor de woestijn. Die dankten de Joden aan hun on-geloof. Welke schuld berokkende hun deze vijftig-voudige straf ? En door welke genade zal die straf hunworden kwijtgescholden?

Ziedaar een vraag, die niet wordt gesteld; de ont-brekende schakel, welke in deze gedichten, die een-zelfden gedachtenkring tallooze malen rondgaan,nergens wordt aangetroffen.

Deze verzen zijn zeer goed. Een ongewoon rijke taalspilt zich in een evenzeer ongewoon, doch door ner-veuze natuurlijkheid bekorend rhythme. Een enkelemaal stooten wij op woorden, die wij niet kennen, als„zeger" voor „overwinnaar", of als „een gebraakt ge-raamte", waarvan de zin mij ontgaat. Over rhythmi-sche stoornissen, die zelfs in deze eigenzinnige vers-structuur niet toelaatbaar zijn, is het hier niet deplaats verder uit te weiden.

Overigens wordt deze poëzie gekenmerkt door eengebrek aan maathouden, dat vooreerst eene eentonig-heid van al te veelvuldig herhalen, maar ook telkens entelkens iets overdrevens of sentimenteels meebrengt.

Page 50: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

38

Onechtheid is dit niet, maar een „dichterlijk" zich-gaan-laten, -- dat intusschen niet zelden aan dezeprofetisch-bedoelde dichtstukken den diepen, hech-ten ernst ontneemt, welke noodig is in de stem, diewie haar hooren tot daden voeren zal.

Hoe willen bijv. hem ernstig genomen hebben deaan zijne lippen hangende jongelingen, wien hijtoewenschte (blz. 128) dat hun „Nederlandsche Zi-onistische Studentenorganisatie" het geen vijf jaarmeer zou behoeven uit te houden .... omdat inmid-dels de Joden in Jeruzalem zouden zijn weergekeerd!

Doch al te bittere ernst (hoe vreemd het van eenruim-denkenden, modernen dichter schijnen moge)harde ernst uit het onbewaaktst instinct der Joodscheziel, is Jacob Israel de Haan de volstrekte verachting,waarvan deze verzen gedurig gewagen, de haat-rijkeverachting der Joodsche traditie voor alle andere vol-ken zonder onderscheid.

Het is uw recht, Joden, dat gij uw volk een wonder-baarlijke kracht toeschrijft.

Maar het heeft deze smadelijke zwakheid, geen ei-gen levende taal te bezitten. De taal der Vaderen iseen fossiel geworden. En dit zal misschien wel devoorwaarde blijken voor uw terugkeer naar Jeruza-lem — wanneer ? — dat gij met weemoed, dit is metLiefde in uw hart, de volkeren verlaten zult, wiertaal de taal uwer Moeders is geweest.

Want de schuld der Joden is hun erfelijk ongeloof ;hun ongeloof in den Christus; hun ongeloof (vertaaltde beschouwer van dezen heil-zwangeren onheilstijd)hun ongeloof in de Liefde als de het menschdom ver-lossende kracht.

Page 51: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE HOLLANDSCHE KWAAL 1).

Erg fantasievol, zei ik in een vorige kroniek, zijn wijHollanders over 't algemeen niet; oogenschijnlijkalthans. Want wat wel-degelijk ons Hollandsch eigen-dom is, dat is die eenvoudige, doch diepe fantasie, diezich een willekeurige en schijnbaar gansch onbizon-dere werkelijkheid glanzend in te denken ver-mag.

Naast dien grooten fantast, Rembrandt — eenuitzonderings-bloeisel van het Nederlandsche volk, endaarom in zijn tijd ook onvoldoende gewaardeerd —stonden de vele kleine fantasten, die elk simpelbinnenhuis v o l-t o o v er den van goudgeglimp enwonderzachten gloed en lichtjuweelen.

Aan die kleine fantasten is, na onze zeventiend'-eeuwsche schilderkunst, het moderne Hollandscheproza rijk. En niet slechts in het beschrijven, in hets c h i l d e r en met het woord, munt dat uit, maarvooral ook in de uitbeelding van het dagelijksch levender gewoonste menschen; uitbeelding, welke doorhaar diepe en ontroerende waarheid tot schoonheid isgeworden.

Deze echt-Hollandsche schoonheid echter, wordtvaak in haar ontstaan bemoeilijkt, ja, soms onmoge-lijk gemaakt door een andere, niet minder Holland-

1) „De Schuld", door Anna van Gogh—K a u l b ach.(Veen's Gele Bibliotheek).

„Kleine Motieven", door J. Eigenhui s. (Uitgave „DeAvondpost").

Page 52: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

40

sche eigenschap: te weten onze nationale braafheid enzucht tot moraliseeren.

Aan deze vaderlandsche ziekte heb ik meer danéén broertje dood, en verscheidene mijner patiëntenmin of meer ernstig lijdend .... Mag ik u nooden aande letterkundige legerstede van mevrouw Anna vanGogh—Kaulbach, en aan die van den Heer J. Eigen-huis ?

De toestand van mevr. Van Gogh is op het oogen-blik vrij bevredigend. Ziehier haar ziektegeschiedenis.Zij schreef menig nobel-gemeend boek, dat, zich o. a.de bestrijding der zedelijke en maatschappelijke kwa-len des menschdom tot taak stellend, aan die te kwa-der uur binnengehaalde kwalen zelf het eerst bezweek.Dat was de wraak der Kunst, of liever, de wraak vanhet Leven, niet duldend, dat de kunstenaar méérbelangstelling heeft voor eigen zuur-ernstige bedenk-sels tot verbetering der menschheid, dan voor demenschheid zelve en haar wel wreede, maar ook eind-loos milde diepten.

Haar meest-bekende werk is de roman „Moeder".De prijzenswaardige bedoeling daarvan was, te latenzien, hoe een ongefortuneerde weduwe die, ter willevan de opvoeding harer kinderen, een pension opzet,juist door haar sloven voor dat pension van haar kin-deren vervreemdt. Hoezeer de schrijfster echter haarbest deed, alles zoo „erg" mogelijk te maken, zij slaag-de er niet in, ons aan te toonen, dat deze moeder nunoodzakelijk minder voor haar kinderen zijn moest,dan welke andere ook; het tegendeel leek ons eerderde waarheid!

Hoe nu was deze zonderlinge uitslag van haar po-gen mogelijk ?

Omdat de schrijfster bewogen werd tot haar werkdoor allerlei bittere overtuigingen en respectabeledenkbeelden, door sociaal medelijden vooral, doch,

Page 53: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

41

ten gevolge van dat alles, kwam te missen de zuivere,de opene, de volle aanvoeling van het leven. — Zijzocht het in den haar ergerenden en verdrietenden„wantoestand" zelf, en schreef dááraan alle onheiltoe; de ideale „moeder", (die zij moederlijk in be-scherming nam) bleef altijd even goed en lief. -- Delezer echter zei : het is jammer, dat zij het zoo moeilijkheeft, maar wat willen die kinderen méér dan zulkeen moeder, wier kamers-verhuren bovendien mee-brengt, dat zij bizonder veel in haar gezelschap zijn ?

De schrijfster gevoelde niet, hoe haar „wantoe-stand", zonder meer, het hem niet dééd ; maar wel deinwerking daarvan op zoo'n vrouwtje, dat, door haarpension-houden gedwongen tot een gedurig gespitst-zijn op haar voordeel, niet altijd even goeden lief blijf t, maar, uitwendig althans, vergrooft,prikkelbaar wordt, geen oog meer heeft voor haarkinderen, — al blijft haar moederhart onverdorven;zoodat zij het telkens zelve wel zien zou, dat zij ze ver-waarloost; zij kan niet anders: de omstandighedenmaakten haar zoo.

Deze werkelijk-tragische levens-wreedheid werddoor de schrijfster in haar eigen gegeven niet ontdekt ;haar indenkings-fantasie werd door de moraliseer-ziekte, die „wantoestanden" te lijf gaat, beneveld. —Eén episode slechts, van directer en warmer levens-begrip vervuld, de episode, waarin de weduwe, betrek-kelijk jong nog, op 'n haarzelve en haar kinderen ver-lossend hertrouwen hoopt, stak zeer hoog boven hetoverige uit. Een andere, welke van de exotische ver-leidingskunsten verhaalde, waarmee een der dames uithet pension den tweeden zoon der weduwe omstrikteem tot zelfmoord bracht, was — o fantasie, hoe vrije-lijk vierdet gij den teugel! -- er even ver naast en vaneen bespottelijke onnoozelheid. Mevr. Van Gogh-Kaulbach was veel te braaf, om van de slechtheid geenkermisachtige voorstellingen te hebben.

Page 54: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

42

Hoe eenvoudiger een dergelijk talent het aanlegt,hoe meer kans van slagen het heeft. Het titel-verhaalvan bovenvermeld bundeltje, „De Schuld", is mijniet kwaad bevallen. Het is, in zijn doodgewoonheid(aan jongens en meisjes van 12 --15 jaar beval ik het

gaarne aan!) een van de beste stalen van het werkdezer door-en-door goede vrouw, die ditmaal haar stofoverzag; zoodat de moraal (die overigens niet uitblijft)niets bederft.

Er wordt in verteld van de wroeging van een school-jongen, die meent schuld te hebben aan den dood vaneen vriendje. Dit geschiedt heel sober; de jongen isgeen heilig boontje, en van het vriendjehad hij niet eens gehouden. In die op-zichten is zulk werk wel veel zuiverder dan hetgeenvoor een halve eeuw een zoet-romantische veder vanzulk een gegeven zou hebben gemaakt.

Iets zeer bizonders echter (en geen onderwerp, datdaartoe niet kan leiden) werd het evenmin.

Het tweede schetsje doet ons vluchtig kennis ma-ken met een allersnoezigst, gelukkig-getrouwd jongvrouwtje, dat niettegenstaande haar (wel een beetjeweeig) „geluk", haar leven leeg voelt. Dan, opééns,komt zij tot de ontdekking : wat haar ontbreekt is eenkindje. Zij had aan die oplossing nog nooit gedacht,en wij gelooven het niet erg.

Wat deze schrijfster altijd weer mist, blijft debloeiende levens-verbeelding, en hetgeen daar't zoetst en zuiverst sap van is : de humor.

Het eerste wóórd humor moet ik, in de werken vanAnna van Gogh—Kaulbach, nog tegenkomen.

* **

Ook J. Eigenhuis, in deze „Kleine Motieven",toont zich weer een in-Hollandsche en dus al even-zeer tot moraliseeren geneigde auteur.

Page 55: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

43

Dit zijn ouderwetsche verhaaltjes : van een oudemoeder, die slecht behandeld wordt door haar kinde-ren, aan wie zij al haar hebben en houden had afge-staan .... (oudbakkener kan het al niet ; ik zie het metwaterverf gekleurde litho'tje uit het jaar '5o, dat ineen rederijkers-almanak het zou illustreeren) . Of vaneen rijkgeworden burgerjongen, die zijn rijkdom als'n last gevoelt en van wien d i t waar zou zijn : „Dandacht hij (de ,arme" rijke man) aan die wonderlijkeh e r e m i e t k r e e f t j e s aan het strand, voort-scharrelend met hun overweldigde( ?) schelpenwo-ning .... " Volgt een uitvoerige beschrijving van hetdien parvenu blijkbaar niet, maar mij, eerlijk gezegd,onbekende soort kreeftje .... Wil echter niet verge-ten, dat de heer Eigenhuis hoofdonderwijzer is !

Och, de heer Eigenhuis is roerend braaf. In „Dorrebladeren" vinden wij hem met vrouw en kinderen aangeland in een pension, dat hem den eersten avondblijkt ... , een herstellingsoord voor drankzuchtigente wezen! Denkt gij dat hij verontwaardigd is ? Dankent gij hem niet ! Neen, hij is niet boos, hij mag nietboos zijn. Hij is getroffen en begaan met deze „dorrebladeren", gelijk hij treffend de drankzuchtigennoemt.... waarschijnlijk om hun dorre en dorstigekelen? — Er spookt daar dan vooral één dor bladrond, een allergriezeligste Mevrouw, een gruwelijk-kwaadaardig, blind mensch met rollende, doodwitteoogbollen. Maar de menschlievende heer Eigenhuislaat zijn „onschuldig kind" met „de ongelukkige" doorden tuin wandelen. Het slot van het weerzinwekkendverhaaltje is, dat het griezel-mensch zich door Eigen-huis' kind naar een boschvijver laat voeren en zichdaar verdrinkt.

Er loopt nml. door dezen doodgoeden man eenstreep van naturalistische werkelijkheids-wreedheid,en raar verdwaald in het zedelijkheid-bevorderendboekje is het overigens niet slechte, maar al even ver-

Page 56: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

44

ouderde schetsje van den moord, waartoe op een mor-gen de idioot Jan de Mollenvanger, opgehitst door eenplagenden jongen, geraakt.

Daartegenover staat dan echter weer de „symbo-liek" van „Moeder Waakt" : het vertelseltje van hetstervend Guduleken onder het bombardement vanAntwerpen; Guduleken, dat in een hoog-poëtischdroomgezicht zichzelve als België zag en dan achter-over valt : „Jezus Maria, mijn schoone Gudulekendood. . . . En België dood ! .... " snikt haar broer, ende moeder vindt het ook: „Guduleken, Guduleken,(U weet immers wel, de Sainte Gudule in Brussel?)Moeder Gods .... Heiland onzer Heer .... België,arm België. . .. Guduleken .... " Zoo jammerlijkstelt een auteur zich aan, die nog ernstig wil wordengenomen ?

Het spreekt wel vanzelf, dat ik boven dit alles hetsimpele, maar goede novelletje van Anna van Gogh-Kaulbach verre verkies.

Doch wat Eigenhuis altijd gehad heeft, dat is, zoonu en dan een zekere grappigheid ; en wel een even-eens echt-Hollandsche boert, soms stijf en raar alsvan een boer die kiespijn heeft (bijv. in „De Baker"),maar soms ook uitmuntend, gelijk in dat zotternijtjeover die smal-hoofdige werkster, die 't zoo onbedaar-lijk moest uitkraaien over de uitdrukking „een schipzonder roer".

Beter nog is het stukje van den bijbelvasten vis-scher, die, als de onderwijzer hem onder het oogbrengt, dat zijn jongen nog een jaar op school moetblijven (al is hij twaalf), omdat hij nog niet in de hoog-ste klas zit, — uit de Schrift bewijst, dat de leerplichtmaar gaan mag tot het twaalfde jaar; want op „z'ntwaelfde jaer most Jezus weze in de dinge zijns vae-ders".

Deze „pointe" echter is er niet eens het aardigstevan. Als de meester den man raadt, er nog maar 'ns

Page 57: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

45

met zijn dominée over te praten, antwoordt de vis-scher

„De dominée ?" en de groote bruine hand, maaitmet een machtig afwerend gebaar. „Vervloekt is eeniegelijk, die vleesch tot zijn arm stelt", zeit de schrift.Ik stel geen vleesch tot mijn arm. Wat ik weet, datweet ik uit genaede .... "

Dat „In de dingen zijns Vaders" hoewel niets meerdan een goed-vertelde anecdote, heeft er mij weeraan herinnerd, hoe Eigenhuis toch wel veel beters ge-maakt heeft dan deze, voor het meerendeel, al teduffe „Kleine Motieven".

Page 58: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

CHRISTEI,IJKE LETTERKUNDE. 1)

Een der sterkste uitwerksels van de revolutie inonze letteren van omstreeks 188o, is zeker geweest devolslagen uitroeiing, voor haast een kwart-eeuw lang,van alle litteratuur op kerkelijken grondslag; eenverschijnsel te merkwaardiger, waar vóór 188o, in denslappen tijd van het geloof, de Nederlandsche poëziewel bijna uitsluitend in de mol lige, blanke handen derdominees was geraakt, terwijl juist na 188o de krachten de invloed zoowel van het Katholicisme als van hetCalvinisme — de geschiedenis onzer politiek bewijsthet — gestadig toenamen.

De doleantie, het monsterverbond van Dordt enRome, de nieuwe stroomingen in het modernismeook, — dat alles, getuigende van het werkzaamsteleven onder de verschillende Christelijke groepen vanons volk, vond in onze letteren, tientallen jaren ach-tereen, hoegenaamd geen weerklank.

Hetgeen slechts nog eens te meer aantoont, dathet Nederlandsche volk en zijn letterkunde geheellos van elkander waren; dat die „bloeiende" letter-kunde den bedriegelijken bloei had van te sterk getrok-ken planten, die geen vrucht dragen; dat zij de letter-kunde was van en voor een kleinen k ring intellectuee-len, en dus noch uit het hart des volks voortkwam,noch het bereikte, noch op eenigerlei wijs voor oftegen dat volk getuigde.

1) A. van Hoogstraten—Schoch. De groote levenswet. (D. A.Daamen).

Page 59: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

47

Vóór 188o was de poëzie het stichtelijke huisdierder burgerij ; geliefde kanselredenaars, gevierde nuts-lezers, waren haar dichters. — De meer artistieke na-turen, van den weeromstuit, onthielden zich liefst vanverzen maken. Een Thijm, een Vosmaer, mocht nog,op in- of uitheemsch voorbeeld, een intellectueeledichtkunst „beoefenen", — de anderen, Van Vloten,Huet, Multatuli, stonden vooral critisch en sceptischtegenover hun dichtende tijdgenooten ; Multatuli zóósceptisch, dat hij eigenlijk alle poëzie min of meerals boerenbedriegend knutselwerk wantrouwde.

De tachtigers, daarop, in hun dieperen schoonheids-hartstocht, stortten, tegelijk met hun felleren haattegen onze zoetsappige huiselijke en stichtelijke poëe-ten, hun eigen heftig-levende poëzie en zwaar-be-wogen proza voor de verwonderde oogen hunner le-zers uit.

En vond, onder een grooter publiek, die eigennieuwe kunst dan weinig harten warm, omdat, voor-eerst, zij te weinig Hollandsch misschien was, geïn-spireerd immers op Engelsche dichters en Franscheromanciers, en daarenboven, in haar straf individu-alisme, tot de bekende excessen van „Nieuwe Gidse-rij" zich liet vervoeren, — bij al wat onder het jongergeslacht aan letterkunde dééd, had inmiddels de on-weerstaanbare schaterlach van Kloos en Van Deysselde dierbare dominees-dichterlijkheid voorgoed on-mogelijk gemaakt.

Dat waren twee geheel onvereenigbare gebiedengeworden : de tachtiger „woordkunst", die, soms ge-kunsteld schijnend (of wordend ook wel bij latereontaarding) in wezen een van-den-grond-af-nieuwenatuur-taal was, de taal van het naturalisme en vande naakte levens-liefde, — en op een onafzienbaren af-stand daarvandaan : de tale Kanaans, de taal vankansel en cathechisatie-lokaal, en eensgezind daarne-ven de „dichterlijke taal" der epigonen van Bilder-

Page 60: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

48

dijk en Da Costa, de zalvende of de holle taal van eenTen Kate of van een Schaepman, — twee vocabulai-res, die wel voor altijd onverzoenlijk leken.

Toch stonden er, met de nieuwe eeuw, jongerenop in het Christelijk kamp, die het schijnbaar onver-eenigbare te vereenigen poogden. Een andere litte-raire taal dan eene van na 188o was, meenden zij, nietmeer bestaanbaar. Dus moesten zij in de nieuwe, le-vende vormen hun geloof, dat immers evenzeer leefde,weten uit te zeggen.

Een der eersten was Seerp Anema, de Kuyperiaan.Voor wie gewend was met zijn gedachten in de mo-derne litteratuur te verkeeren, kwam hij als van eenandere ster. Hij schreef „sonnetten", ja, en hij noemdeJacques Perk als zijn meester; en inderdaad, hetklonk ook wel zoo'n beetje „nieuwere richting". Maartoch hoorde men opeens van die zonderlinge gelui-den, die niet minder ontstelden dan het gebrul vande bloemenmeid in Pygmalion. Zoo herinner ik mijeen „sonnet" dat eindigde met dezen regel:

„Ons hemelsch plaatsbewijs heeft God geteekend."

Maar een christelijk-gereformeerde oude dame, aanwie ik dat boekje voorlei, vond in dien regel nietsvreemds. „Waarom ?", zei ze, „dat is toch de eeuwigewaarheid ? Dat is echt Calvinistisch gedacht !" DePerk-achtige verzen konden haar minder schelen, enhet was al heel mooi, dat zij ze den dichter (gelijk hetgeen zeldzaamheid was in zijn kring) niet kwalijknam. Dat „sonnet" en die „Nieuwe Gids-taal''. --men oordeelde het eigenlijk profanatie van het on-derwerp, en eene bedenkelijke wereldschheid, waarinSatan wel eens zijn gevaarlijk-fluweelige hand konhebben.

En alles wel beschouwd, zij hadden geen ongelijk.Het Calvinisme heeft aan kunst geen eigenlijke be-

Page 61: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

49

hoef te, en wil men het iets van kunst opdringen, danwordt het hybridische daarvan onvermijdelijk ge-voeld. Zie maar eens boven een orgaan van Chris-telijke jongelieden, dat nieuwerwetsche hoofd metzijn moderne zwieplijnen of Binnenhuis-figuurtjes .. .Het doet pijnlijk aan als iets dat daar niet hóórt ; alseen lichtelijk-zondige concessie aan de mode.

Zelfs de pogingen der jongere Katholieken mis-lukten min of meer op dezelfde wijze. Men bemerktedatzelfde gewilde, opgelegde, niet innig met de ge-dachte verwevene, zoowel in hun gedichten, (men lezeEduard Brom) als in sommige hunner nieuw-gebouw-de kerken. En het mag wel verwonderlijk heeten, daartoch het Katholicisme allerminst afkeerig van deschoonheid is! Het raadsel wordt misschien hierdoorverklaard, dat, waar nog in het moderne Vlaandereneen natuur-groei uit de Katholieke aarde als Gezellemogelijk was, in dit Calvinistisch land ook het Ka-tholicisme stijver en strenger zich te weer stelt en dezachte gloeden der schoonheid niet zoozeer van noodeheeft noch zelfs begeert.

Echte kunst is altijd, in laatste instantie, na-tuur.

En dat de pogingen van Seerp Anema of EduardBrom goeddeels faalden, was allereerst daaraan tewijten, dat zij minder dichters waren dan wel dich-terlijk aangelegde geloovigen, die meenden er nueens voor te moeten zorgen, dat hun geloof ten lestetoch weer vertegenwoordigd raakte in 's lands letter-kunde. Waarbij zij stuitten op de in zwang zijnde,aan dat geloof ten eenenmale vreemde, letterkundigetaal.

Zoodra evenwel, een jaar of wat later, een echtedichter Calvinist kwam te zijn (was Bilderdijk ergeen?) toen, natuurlijk, vond die .... z ij n eigent a a 1. Het was -- eenigermate — de moderne her-schepping van Bilderdijk's taal op zijn best; en het

4

Page 62: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

50

was zéér schoon. Ik bedoel de gedichten van den wijs-geerigen Calvinist, Geerten Gossaert. 2)

En een toekomst zie ik ook voor de dichters, diehet Christen-s o c i a 1 i s me ongetwijfeld voortbren-

gen zal; want hunne richting wordt een mooi en nood-wendig bestanddeel van den g e e s t el ij k e n we-

reldstrijd, welken de uitgebrande groote oorlog zalaangestoken hebben.

* *

In het proza was het Ds. Haspels, die het geloof ende kunst te verzoenen poogde. Het is zeker, dat hij eengeboren kunstenaar is, en waar hij, in zijn „Vreugdenvan Holland" in zijn „Zee en Heide", in zijn „Onderden Brandarts" zich verdiepte in de machten der na-tuur en in de stoere menschen-gestalten die er éénmee waren, daar heeft hij menigmaal voortreffelijke,een enkelen keer bijna grootsche bladzijden geschre-ven. Doch in die oogenblikken was hij den domineein zich wel gansch en al vergeten, en zoodra die,o heel ruim en zonder dogma's, mee kwam spreken, --dan kreeg men toch den indruk van een zeker dualis-me in deze kunst. De dichter en de dominee waren nietéén gegoten geheel.

Niet het minst in zijn laatste boek „David en Jo-nathan" is dit merkbaar. Er valt daar, in sommigehoofdstukken, werk van een zéér ongemeen kunste-naar te bewonderen; die twee vrienden zijn s c he p-p i n g e n die men niet vergeet in hun hoog en roe-rend conflict. Doch op andere bladzijden verschijntop zijn onvoordeeligst een predikant, die in geenendeele meer een voelend en begrijpend kunstenaarmag heeten.

Ik herinner mij in het bizonder de levensgeschie-

1 ) Zie blz. 191.

Page 63: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

51

denis van die lieve oude mevrouw Van Renkum, vanwie Haspels vertelt, dat zij ééns een jongen baron

Van Utenhage liefhad. Dat huwelijk kon niet door-gaan, en Charles, haar minnaar, ging reizen.

„Zijn moeder leidde haar zachtjes naar de pastorie,

waar ze Charles' vriend Willem ontmoette, toen juistpredikant van Grijpskerke geworden. Nog in rouw-kleederen besliste ze over haar leven in vollen vrede :haar hart gaf ze, den Heiland, haar handaan Wille m. Zij trouwde van De Geere (het baron-nen-buiten) en werd dien dag evenzeer Wi llems lief-hebbende vrouw als de trouwe vazal der Utenhages."

Zie, dit vind ik afschuwelijk; afschuwelijk vanfatsoenlijke onzedelijkheid; afschuwelijk van een cy-nisme, dat, „blijmoedig" in het geloof, over de hei-ligste diepten van het leven als een peulschilletjeheenstapt.

Het is maar een kleine vlek (naast groote techni-sche onvolkomenheden) op dit overigens zooveelschoons bevattende boek. Doch het is een vlekje, datnooit kan worden uitgewischt.

Het is niet voornamelijk om deze bedroevendeepisode, dat het romannetje van mevrouw Van Hoog-straten — Schoch mij aan Haspels herinnerd heeft,hoewel het een dergelijke historie van lief de-uit-waar-deering opdischt. Maar het is zoowel om dien zekeren„blijmoedigen" toon, als om den echt-Haspelschenzin voor het frissche, simpele leven op een der Noord-Hollandsche eilanden.

Voor het overige hebben wij hier te doen met eenallernaïefst.... meisjesboek zou ik bijna zeggen(maar die menschen z ij n naief : Seerp Anema heeftnèt zulk een roman op zijn geweten!), een boek datons leerera wil, hoe de vrouw niet noodwendig in(veelal koude) maatschappelijke drukte haar leven„waarde" heeft te geven, doch hoe integendeel „de

Page 64: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

52

groote levenswet" moet zijn, zoo verdienstelijk mo-gelijk zich te maken in den kring, waarin God u ge-plaatst heeft.

Om deze gemoedelijke waarheid te demonstreerenzet mevrouw Van Hoogstraten—Schoch het volgendeverhaal op touw.

Het eerste hoofdstuk, „Op 's levens drempel" —

de hoofdstukken zijn ouderwetselijk van namen voor-zien — speelt op een meisjeskostschool te Neuilly en inden trein naar Brussel, waar Arda, een dominees-

dochtertje van Terschelling, van haar twee laatste ken-nisjes, een Mexicaansche en een Engelsche, afscheidneemt. Lang niet mis, wordt daarop dit eerste on-schuldige bedrijf besloten met de veelbeteekenendeopmerking:

„Wie van haar het Hemelsche Jeruzalem eenmaalzou bereiken, wist slechts God in den Hemel."

Inderdaad, want noch omtrent de Mexicaanschenoch omtrent de Engelsche hooren wij meer éénenkel woord, en Arda laten wij, aan het eind van hetboek, niet zonder eenige ongerustheid, in de armenvan den vriend, voor wien zij maar ál geen liefde ge-voelen kon, totdat, opeens, hij tóch de uitverkorenewordt .... Het ware „Hemelsche Jeruzalem" lijktmij dat echter nog niet; en mocht de schrijfster mijprofanatie willen verwijten, dan vraag ik haar met dehand op het hart, of men het in hare familie eigenlijkwel goed vindt, dat zij haar in zonde ontvangen be-denkseltjes met God in den Hemel en het HemelscheJeruzalem waagt te verbinden .... Ik ben daar eenbeetje bang voor ... .

Het tweede Hoofdstuk, „De pastorie" genaamd,verplaatst ons op het eiland. De school gaat uit endominé komt langs : „Dag Klaas! Dag Hein! Dag

Trijn ! — klonk het v r o o l ij k uit den mond vanden predikant (en ik dacht aan Haspels) — „braaf ge-leerd ?"

Page 65: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

53

En het antwoord (dat heelemaal alléén voor re-kening van mevrouw Van Hoogstraten — Schochkomt!) klonk uit vele monden tege-

1 ij k (! !) : „Nu maar wat best!"Toen ik dat las, waarde lezer, heb ik wel een mi-

nuut aan één stuk (en een minuut is lang !) gelachen.Het is dan ook niet te overtreffen : nadat uit denmond (niet uit het oor) van den predikant de vroolijkevraag geklonken had „Braaf geleerd ?", -- dat ant-woord uit véle boerenkinkelmondjes tegel ij k, hetopgeruimde brave-Maria-zinnetje : „Nu maar watbest !"

Het verhaal komt dan verder hier op neer, dat deuit Neuilly weergekeerde Arda het eenvoudige Ter-schellingsche pastorie-leven, bij haar stillen vader enboontjes-inmakende tante niet belangwekkend ge-noeg vindt en naar een hoogere roeping „haakt".

Zij vindt deze als secretaresse bij een erg beroemdemevrouw in Amsterdam, die aan elkaar hangt vanvergaderingen en bijeenkomsten, doch tegelijk ookhaar huishouden practisch en degelijk weet te be-heeren .... zonder echter daarenboven nog een wer-kelijk liefdevolle aandacht voor man en kinderen overte hebben.

Dat gaat zoo'n gangetje, tot een dier kinderen heelernstig ziek wordt, hij welke gelegenheid de beroemdemevrouw, daarin door Arda voorgegaan, mét haarmoederlijke plichten het ééns overbodig geachte Ge-loof terugvindt. Waardoor Arda, in het gelukkigegezin op haar beurt overbodig geworden, en ervarenhebbende, dat niet alles wat blinkt goud is, zelfsniet in de grootsteedsche liefde, eveneens als eennieuw mensch, en eveneens gelukkig als het aan-staand vrouwtje van den proponent, dien zij eerstmaar niet beminnen kon, naar Terschelling terug-keert.

Dit alles nu vindt men in „De groote levenswet"

Page 66: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

54

van mevrouw Van Hoogstraten —Schoch met nietzeer veel beeldend vermogen beschreven.

Er is in de figuur van Arda wel een zekere f risch-heid; niet onaardig is ook een oud, excentriek enweldoend freuletje; niet heelemaal onaardig zelfs eenverbeeldingvolle, interessante dame, die nog interes-santer tea's geeft.

Maar van de heusch érg beroemde mevrouw, wiersecretaresse Arda wordt, is, het spreekt wel bijnavanzelf, hoegenaamd niets terecht gekomen. Hetmensch zegt niets dan de meest dik eropgelegdeleeglieden; haar geheele gedrag is dat van een nul.En de gansche Amsterdamsche historie blijkt vaneerre wanhopige banaliteit. Daar zou ik u staaltjesvan kunnen vertellen!

Een Haspelsche fleurigheid echter is er in de Ter-schellingsche pastorie-tante, al behoeft gij net zoominals ik te gelooven, dat de goeierd inderdaad zulk eenverfijnden smaak had of 's wintersavonds „met harenbroeder" Shakespeare las. Dat heeft mevrouw VanHoogstraten -- Schoch er weer alleronhandigst bijverzonnen, om aan te toonen dat men wel geestelijk„hóóg kan staan", ook al is men maar een Terschel-lingsche tante in een pastorie. Neen, lieve mevrouw,tante Sabine had al die gekheid voor haar „hoogstaan"heusch niet noodig. Dat hebt gijzelve, in de wel héélaardige ontmoeting met de interessante dame, im-mers duidelijk genoeg bewezen!

Uit enkele van die versche vleugen meen ik, datdeze schrijfster niet geheel en al van talent verstokenis. Doch dat zij niet langer poge „met haar kunst hetgeloof te dienen". Want dan komt er altijd ietstweeslachtigs voor den dag. Tracht u te geven, on-voorwaardelijk, met uw gansche wezen, en zooweluw kunst als uw geloof zullen zoo ver tot hun rechtkomen, als uw talent reikt.

Page 67: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHELETTERKUNDE.

Laat ons heden spreken, geachte lezers en lezeres-sen, over de maatschappij der Nederlandsche letter-kunde.

Eilieve, welk een begrafenistoon, hoor ik eene be-vallige lezeres aanmerken, en een verstandig lezer : gijspreekt immers altijd over de waereld onzer vader-landsche letteren ?

Gij vergist u, lieve vrienden ; het woord „maatschap-pij" lijkt voor ons kleine litteratuur-wereldje alreedseen veel te wijde alma viva ; en evenwel wil ik u dit-maal onderhouden over eene aangelegenheid, onderdezen titel tehuis, en die nochthans staat geheel en albuiten de levende Nederlandsche letterkunde vanonzen tijd.

Ik noodig u uit, gezamentlijk onze eenigszinsfeestelijk-gestemde gedachten te doen spelen rond eeneerwaardige 150-jarige, die den gansch eigenaardigennaam voert van : de maatschappij d e r Nederland-sche Letterkunde (let op dat breede, die geheele let-terkunde moederlijk omvleugelende „der") — demaatschappij d e r Nederlandsche Letterkunde, teLeiden.

Er bevinden zich, in een zeker gedeelte mijner boe-kenkast, een aantal bandjes, die daar enkel staan,omdat zij met hun oude kleurtjes „het oog streelen",of soms niet eens streelen, doch door de een of andereeigenaardigheid een oogwenk aangenaam bezighou-den; hun inhoud is vervelend of ridicuul en van niet

Page 68: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

56

het geringste belang. Het zijn schrifturen uit de acht-tiende of uit de eerste helft der negentiende eeuw.

Van tusschen die boekjes haal ik één boekje uit, --och, maar een beeldig en toch wel zinrijk boekje! Ver-beeldt u een kartonnen foedraaltje, beplakt met eenzedig-roze papier, 3oor ouderdom een weinig ver-vuild en doorgeloopen, en bijna mooi. Aan de boven-zijde van da hoesje schemert het koperig-verdoftgoud-op-snee.

Trekken wij het uit zijn onschuldige schede, danblijkt het een parelgrijs deeltje, met een rand van ver-bandlooze renaissance-krulletjes lichtelijk onnoozelversierd. „Almanak voor het jaar 1825" staat er op ;doch wanneer wij het dan ietwat ontnuchterd gëo-pend hebben, — dan glimlachen wij, gelijk wij in langniet meer glimlachten. . . .

Ach, lezers lieve, aanschouwt het titelblad! Binnenbeminnelijke sier-haaltjes prijkt daar in gothischelettertjes het opschrift :

aaaxboefieaan

^ebaYrigt;eib, Zeugb en StunR gemiib.1825.

Aan Bevalligheid, Deugd en Kunst ! Waar is het ge-nie onzer dagen, dat deze combinatie hadde uitden-ken kunnen ? Aan Bevalligheid, — Deugd -- ènKunst !

Maar benéden dat opschrift, wie komt daar aan-geschreden over een grasveldje, zoo groot als een vier-duitenstuk? Op bloote voetjes, het hoofdje omkranst,één bloode-aangeduid borstje uit het wapperend witgewaadje, gaat zij, de walmende fakkel van denRoem luchtig in het krachteloos armpje gewiegd, enbiedt (natuurlijk met haar rechter handje!) onseen boekje aan .

Page 69: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

57

Is zij de Bevalligheid, de Deugd, of de Kunst ?Of is zij Kunst, Bevalligheid en Deugd altegader ? Aimij, ik dacht een oogenblik, dat het de Maatschappijder Nederlandsche Letterkunde zelve was, -- op een

aanvalliger leeftijd.Want nu, neen, nu is zij niet langer gewijd aan Be-

valligheid of aan Kunst. De fakkel van den Roem nogaltijd even schijnbaar achteloos in den arm, maar meteen zwart kanten kapseltje op, en in een zwarte japonmet een net, wit plooiseltje rond het rimpelig halsje,biedt zij haar boekje aan, gewijd aan Geleerdheid, —Deugd en .... „Letterkunde".

En kijk, het is wel een aardig antiquiteit in onzetwintigste-eeuwsche maatschappij, die „Maatschap-pij der Nederlandsche Letterkunde", die heusch inden jare onzes Heeren 1766 werd opgericht, en dienog maar altijd bleef voortbestaan. Men vraagt zichechter af met welk doel, en door welk wonder ?

Gij hebt natuurlijk, in de couranten, het berichtover haar „in alle stilte" te vieren jubileum overge-slagen; en toch ben ik er zeker van, dat, na deze korteinleiding, genoemd bericht u vol geestige fijnheid blij-ken zal.

„De jaarlijksche vergadering van de Maatschappijder Ned. Letterkunde", zoo stond er, „die zal gehou-den worden op Woensdag 14 Juni in het gebouw derMaatschappij tot Nut van 't Algemeen (haar „alge-meen geachte", hoewel een weinig burgerlijke, dochinderdaad verdienstelijke Zuster) zal een eenigszinsfeestelijk karakter dragen, doordat het 15o-jarig be-staan der maatschappij zal worden herdacht".

Waarom „eenigszins" feestelijk, hoogvereerde maatschappij ? Waarom niet zéér feestelijk of buitenge-wóón feestelijk? Wordt men, wordt zelfs eerre maat-schappij, elken dag 150 jaar? Is het van wege den„ernst der tijden"; of is het soms, omdat de jubilares-se .... den „druk der jaren" voelt ? Overigens, daar

Page 70: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

58

ziet het „eenigszins" feestelijk karakter der vergade-ring niet naar uit :

„De voorzitter, prof. dr. J. Verdam, zal na de ope-ningstoespraak een redevoering houden o ver: Her-denking van het 150-jarig bestaan". Niet dus zal Prof.dr. J. Verdam het er bij laten, in zijn openingstoe-spraak het 150-jarig bestaan te herdenken, noch zelfszal hij dat doen in de redevoering, die hij na die ope-ningstoespraak zich voorneemt te houden, doch dezeredevoering zal gaan over .... de herdenking van het150-jarig bestaan, welke gis ik, daarna volgen moet,— of die hij toch wel licht in zijn openingstoespraakalreeds zal hebben doen plaats vinden .... ? Wat ervan zij, eene dubbel-en-dwarse herdenking zal hetworden, eene herdenking met een onderkin.

„Daarna zal de secretaris, prof. dr. S. G. de V ries,verslag uitbrengen van den staat der Maatschappij envan hare belangrijkste lotgevallen en handelingengedurende het afgeloopen jaar. (Ik behoef u nochdie „lotgevallen" en daarvan de belangrijkste, nochde manhafte en voortvarende „handelingen", welkenog „op aller lippen zweven", in de herinnering terugte roepen ? Sinds het springen van het kruitschipimmers kwamen er, in de goede sleutelstad, geen méérgerucht makende feiten voor !) De bibliothecaris zalverslag uitbrengen over de boekverzameling, de se-cretarissen der vaste commissies een en ander mede-deelen van de werkzaamheden dier commissiën,(waardeer den „keurigen" stijl, dien gij hierbovenreeds in dat „over" hebt genoten, opnieuw in de rijkeafwisseling, waarmede nu eens van „commissies", danweer van „commissiën" gesproken wordt, en denk ervoor het overige het uwe van, namelijk, dat al deze op-gewekte beloften de hoffelijke euphemismen zijn voor:mijn God, wat zal het weer taai wezen!) -- waarna deuitslag zal bekend gemaakt worden van de stemmingover de te benoemen gewone-en buitenlandsche leden".

Page 71: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

59

Het staat er zoo onschuldig achteraan, en toch isdit „the topic of the day", de bekendmaking, waar-naar nog heel wat lieden in den lande, als op den ver-jaardag der Koningin, begeerig uitzien : allen, die ookwel eens iets schreven of drukken deden, leeraars,boekhandelaars, officieren of notarissen, die ofwelvolijverige lidmaten der geleerde „maatschappij" on-der hunne vrienden tellen, ofwel jaar in, jaar uit maarleven in de vage hoop, dat ware verdienste in dezewereld ten leste toch haar loon en erkenning wel vin-den zal, zelfs in het zóó ver buiten die bewoonde we-reld gelegen Leiden, — indien zij niet nog meer aan-spraak maken kunnen op deze onderscheiding, door-dat zij met hunne door niemand gelezen „werken"den bibliothecaris der Maatschappij" verheugden, —dien wijzen, zwijgzamen doodgraver, die altijd metdezelfde onuitputtelijke liefde zoo menig „werk"reeds bijzette in den algemeenen grafkelder, waargeen rang of stand meer bestaat, en waaruit er géénin de circulatie is weergekeerd.

Na deze jaarlijksche zaligmaking der betrekkelijktoch nog weinigen, ,.uitverkoren" uit de talloozen,die zichzelven „geroepen" zullen achten, wordt over-gegaan tot de voorziening in eene vacature —

Goed, zegt ge, doch dit alles is maar de onvermijde-lijke hoeveelheid formeele saaite, waar men nu een-maal in elke vereeniging doorheen schijnt te moetenbijten; een hoeveelheid hier te grooter, waar zij jaar-lijksch is. Thans echter komen ongetwijfeld de punten,die aan de 150-jarige herdenking het „éenigszinsfeestelijk" karakter zullen verleenen ?

Gij zijt ongeduldig. Wie heeft u gezegd, dat dezedélices u zullen worden onthouden ?

„In de commissie voor Geschied- en Oudheidkunde,zoo vervolgt het bericht, „zullen des Dinsdagsavonds13 Juni optreden (de vermaarde) dr. F. C. Wiedermet : „De ontdekking van de straat van Lemaire"

Page 72: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

6o

(question brulante in dezen tijd !) en dr. G. J. Boeken-oogen met (z ij n onderwerp is van nog veel vérderstrekking!) : Mededeelingen over een koperen voor-werp, in het museum te Rotterdam, met wapenschild-jes van Jan van Beaumont".

Ondankbaar, wie zich hiermee niet voldaan zoubetoonen!

Zoo zal dan toch nog, en reeds den vorigen avond,van den waren inhoud en zin der maatschappij invollen omvang gebleken zijn, en (kan het duidelijker ?)het is natuurlijk over deze beteekenisrijke herdenking,dat prof. Verdam dien heugelijken morgen, na zijnopeningstoespraak, spreken zal. En nog is de maatniet volgemeten :

„Na afloop der jaarlijksche vergadering vertrekkende leden naar Noordwijk Binnen, waar onder des-kundige leiding de Oude Kerk en de St. Joris Doelenworden bezichtigd. In het Hof van Holland aldaar zaleen gemeenschappelijke maaltijd worden gehouden".

Op dit zonnig perspectief der welvoldane aanzitten-den in Noordwijks Hof van Holland, nadat in OudeKerk en St. Joris Doelen de geest „onder deskundigeleiding" verzadigd geworden zal zijn, sluit het com-muniqué dezer, mij dunkt, bizonder feestelijke ver-gadering der 150-jarige „maatschappij".

Ook ik, helaas, behoorde eens tot hare leden. Wij,jongeren, minder vurig dan vroeger de tachtigers,die voor de „eer" met of zonder hoffelijkheid bedank-ten, hadden de slappe gewoonte aangenomen, ons debenoeming te laten welgeva llen, omdat immers eerreweigering zoo ostentatief was.

Eenmaal lid echter, — (de Hemel moge het mijvergeven, dat ik het ben geworden, gelijk ook deMaatschappij het mij vergeve, dat ik het niet geble-ven ben ; moge zij mij bovenal vergeven, dat ik overHaar, die mij nimmer eenig leed deed, nu dit stuk

Page 73: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

61

schrijf, omdat nooit in der eeuwigheid de Hemel hetmij vergeven zou hebben, indien ik het niet geschre-ven had!) eenmaal lid dan, ontdekte ik, dat tweemaal's jaars slechts de „maatschappij der NederlandscheLetterkunde" mij in de gedachte kwam : de eene maalwas ter gelegenheid van de aanbieding der quitantie,(de eer en de voorrechten van het lidmaatschap kos-ten u de inderdaad billijke bijdrage van slechts 6 gul-den 's jaars) ; de tweede maal was ter gelegenheid vande ontvangst dier beide grijze, stijf kartonnen boeken,zerkjes gelijk, waaronder de „Handelingen en mede-deelingen" der Maatschappij, evenals de herinneringaan de „afgestorven Medeleden" worden opgeborgen.

Zij het mogelijk, dat anderen deze dubbele gave toteene jaarlijksche verheugenis is — mij stemde zij som-ber. Mij bracht de eerwaarde Maatschappij geen anderheil, dan dat zij mij kwam herinneren aan beurs ofdood.

Ik bedankte ten leste. En zoo zal dan geen diernooit gelezen „levensberichten" mij weer bereiken,noch aan mijne nagedachtenis gewijd zijn, noch zalik het genoegen smaken dat eenmaal, wie weet,voor u allen, mijn vroegere medeleden, is wegge-legd : het laatste zerkje te ontvangen, waarop gegriftzou staan: Levensbericht der afgestorven .... maat-schappij der Nederlandsche Letterkunde, zacht enkalm, en voorzien van het heilige kruis van alle le-vende letterkundigen, te Leiden ontslapen. — Voor-waar, 't ware geen nationale ramp, hoewel ik voor dedeugden der „maatschappij" volstrekt niet blind ben!

Zij bezit een zeer rijke boekerij, ondergebracht inhet gebouw der Leidsche Universiteitsbibliotheek.Zou deze boekerij in waarde en nut verminderen, in-dien zij tot die bibliotheek kwam te behooren ? — Erworden „in haar boezem" wel eens voordrachten ge-houden, die zonder bezwaar zouden kunnen wordenopgenomen, en zelfs gelezen, in „De Gids", of in

Page 74: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

62

„Onze Eeuw" — in stede van ten onopengesnedenpapiere besteld te worden in de onvermurwbare „Han-delingen" der maatschappij.

Geen van deze beide verdiensten dus, is een afdoen-.de reden voor haar voorbestaan. Door welke toover-kracht dan blijft zij in stand ?

Is het door de den oudheidsmin der leden verkwik-kende goudsche pijpen, die bij hare maandvergaderin-gen nog steeds op tafel prijken niet alleen, doch ookmet elegante bedachtzaamheid gehanteerd worden ?Of is het door den onuitroeibaren, vaderlandschenvergaderzin, die zelfs in hooggeleerde, vaak ook wer-kelijk hoogstaande menschen, den lust verklaren moetom zoo vele uren van hun kostelijken tijd te gevenaan zoo nutteloozen en verouderden omslag ? — Hetzijn mij geen voldoende redenen voor hare instand-houding.

Zij blijft in stand (en geen van allen zullen wij haardood beleven, beweenen, noch bejubelen), zij blijft instand door de wonderwerking der menschelijke ijdel-heid !

Zij blijft in stand niet zoozeer door den ijver vanbestuurderen en commissies, als wel door de graagte,waarmee men nog altijd opgenomen wordt in een zoodeftige en gewichtige vereeniging als deze perkamen-ten „maatschappij". Er zullen altijd menschen gevon-den worden, die een onderscheiding, een soort vandecoratie of titel, iets als een bevestiging in hun quali-teit van „heuschen" letterkundige of letteren-vriend,zullen zien in de benoeming tot lid van een officieelaandoend genootschap, waar zoovele anderen dantoch maar buiten blijven!

Dies wensch ik der jubelaresse (staat zij ook vrij-wel buiten de Nederlandsche Letterkunde, waarvanzij den naam voert), een nieuwe anderhalve eeuw vanhaar gezegend en velen met haren Roem-fakkel geluk-kig-makend bestaan.

Page 75: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

63

NASCHRIPT.

Mijn vlieger-aanval boven Leiden heeft mij veelvoldoening gegeven. Gezeten in mijn tweedekker„De Telegraaf" wierp ik de bom van mijn artikel opde feest-vierende Maatschappij der Nederl. Letterk.en uit het gebruikelijke communiqué der tegenpartij :dat er geenerlei schade aangericht werd, blijkt wel,dat hij goed gemikt was. En ook ontbreekt de lezingniet, dat ik enkel grijsaards en kinderen zou hebbengetroffen . .

Hoe het zij, het terrein is aanmerkelijk van mis-verstanden gezuiverd. En Prof. Verdam, in zijn feest-rede, die tot een apologie werd, heeft uitdrukkelijkverklaard, dat zijn geliefde „Letterkunde" is en blijvenmoet „een instelling tot bevordering van de weten-

schap". Zelfs een commissie voor de letterkunde enhare geschiedenis ontbreekt.

Letterkundigen, knoopt het dus goed in uwe ooren :de voorzitter zelf heeft het uitdrukkelijk verklaard:de maatschappij der Nederlandsche Letterkunde heeftmet de Nederlandsche letterkunde niets hoegenaamdvan doen.

Een andere vraag is, of werkelijk de wetenschapdoor deze vereeniging merkbaar bevorderd is gewor-den en wordt; of inderdaad één geleerde van beteeke-nis aan de maatschappij der Nederlandsche Letter-kunde voor den groei zijner wetenschap eenigen dankverschuldigd is.

Resten de Levensberichten : de nu reeds vijftigboekdeelen, waarin telken jare de levens van eenaantal min of meer beroemde Nederlanders beschre-ven staan, en die aldus vormen een onschatbare bronvoor den toekomstigen geschiedschrijver.

Voor dit argument nu gevoel ik iets. Wel is hetaantal min-beroemde Nederlanders in den boezemder Maatschappij helaas overwegend, maar voor den

Page 76: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

64

geschiedschrijver heeft alles waarde, en ware het tewenschen, dat ook de levens van nog minder beroem-de Nederlanders hun beschrijver vonden.

Onderwijl is voor de tegenwoordige leden der Maat-schappij het lezen der levensberichten van allerleimin-beroemde Nederlanders vaak geen opwekkendelectuur, terwijl zij de levens der gestorven grooten,voorzoover die tenminste lid mochten geweest zijn derMaatschappij, toch al wel grootendeels kenden.

Laat ons dus besluiten met de dankbare erkentenisdat de 150-jarige Maatschappij, veel meer dan voorhet schamel heden, werkt voor de toekomst ... .

Page 77: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

ERN NIEUW BOEK VAN JOHANDE MEESTER.1)

What 's in a name ? — Niets, of niet bijster veel,meent ge ? Maar ik zou er u voorbeelden van kunnengeven, dat een naam rijk aan beteekenis was, of vandiepe beteekenis werd voor het lot van wie of van watdien naam ontving.

En ook voor een boek kan de naam van het groot-ste belang wezen; niet alleen omdat in het pakkende,het door raadselachtigheid boeiende of door joviali-teit impalmende van een titel, in het zich tot woord-speling leenende of eenvoudig maar in het zeer ge-makkelijk onthoudbare er van, het halve succes-bij-de-menigte gelegen kan zijn (evenals, daartegen-over, het niets zeggende of het al te ingetogene, hetnuchtere of het gezochte van den naam vaak de oor-zaak werd, dat niemand ooit het wie-weet-hoe-lezens-waardige werk opensloeg) — maar, 't geen vrijwatinteressanter is : de enkele naam kan soms in éénende verklaring geven van wat de schrijver wilde metzijn boek; ja, niet zelden, en zènder dat de schrijver erzich bewust van is, onthu llen die paar titelwoordenreeds iets van zijn diepsten aard of geestes-gehalte.

Dit laatste is, of liever, was het geval met dennieuwen roman van Johan de Meester, waarvan devolledige titel, toen het werk in „De Gids" verscheen,luidde: „Carmen", vertelling van wee-

1 ) „Carmen", door Johan de Meester (2 dln.). Em.Querido.

5

Page 78: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

66

m o e d, over g e l u k. Wat bedoelde de auteurmet dezen titel? Ik heb het nooit begrepen; ik ben eralthans niet in geslaagd, daaromtrent eenige zeker-heid te verkrijgen. „Carmen", en weemoed! .... ja,zelfs „Carmen" en weemoedig geluk, — het leek alniet zeer vereenigbaar. Dan, wat beteekende toch dieconstructie : „vertelling van weemoed, over geluk" ?Wilde hij aanduiden dat de weemoed, waarvan devertelling zou spreken, „over" een zeker „geluk"lag uitgespreid ? Ofwel, meende de schrijver een ver-telling van weemoed te geven, die 66k over geluk ging,een „vertelling van weemoed en geluk" dus? Maarneen, dan had hij-zelf het wel aldus kunnen zeggen.Een vertelling van weemoed dus, welke weemoedeen weemoed was „6ver geluk", geluk dat was voor-bijgegaan of nooit gekomen.... Doch werd men ge-neigd, deze verklaring als de meest aannemelijke teaanvaarden, dan vroeg men zich af, of dit niet juisthet wezen van den weemoed was: de zachte en wel-dadig-droeve napeinzing te zijn over verloren geluk,eens of nimmer bezeten? En of dus dit : „Carmen",vertelling van weemoed, over geluk", niet eerstenseen onoplosbare tegenstrijdigheid, en vervolgens eenpleonasme inhield ?

Insteé van als een doolhof te lokken echter, wasdeze zoekenige troebelheid eer ontstemmend; en deauteur heeft zeer verstandig gedaan, met de verwar-rende toevoeging aan den titel van zijn boek te schrap-pen.

Voor óns intusschen blijven die weinige woordenvan niet geringe demonstratieve waarde, daar zij ty-peerend zijn voor heel de manier van schrijven encomponeeren, en dus voor een niet onbelangrijk ge-deelte van de krachten en aandriften in dezen kun-stenaarsgeest.

Deze toevoeging „vertelling van weemoed, overgeluk", deed twee dingen: zij zeide te veel; maar dit

Page 79: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

67

vele zeide zij te geserreerd. En ziehier twee voornameeigenschappen, vooral van den lateren romanschrijverJohan de Meester; dat zijn werk wemelend overvol isvan duizenden trekjes en haaltjes, waarmee hij hette wekken beeld al meer en meer te benaderen tracht,— maar dat zelden die trekjes tot volle lijnen zichuitvieren, daar voortdurend de auteur zich inhoudt,om kernachtig van zegging te blijven en niet in deveelheid het beeld te versoppen. En zoo is hij, metal zijn vermoeiende uitvoerigheid, altijd kort, — eenkortheid, die niet zelden duister is, en meestal ietskortademigs heeft.

Zijn proza klinkt dikwijls zoekend en gejaagd te-gelijk, nerveus tastend naar de rechte expressie; hetis fel-echt in zijn jachtig wroeten, maar tevens, daarinen daardoor, 't tegendeel van monumentaal.

Ziet ge wel, hoe dus in dien onvasten en onklarenondertitel, zoowel de benadeelende eigenschappen,als mee van de beste qualiteiten van den schrijvervastlagen, gelijk die wederom onderling onlosmaak-baar in hemzelf ineengestrengeld zijn?

Echt, inmiddels, dat is Johan de Meester, altijd,en met heftigheid. Zijn levensgevoel is te fel, dan dathet anders zou kunnen zijn. En dit levensgevoel iseen pessimisme, dat echter geenszins idealisme uit-sluit. De wreedheid des levens kan hij niet verkrop-pen; maar niet gaat hij, als Coenen, hopeloos en troos-teloos daarin onder. Zijn pessimisme is wel bitter,maar zelfs niet wrang, en volstrekt niet in machte-loosheid verzuurd. Want zijn pessimisme is bedrogenverlangen; zijn haat raakt leven en lot,niet de menschheid zelve; en in diemenschheid, hoewel hij haar soms ziet als ééne j ani-merlijke leelijkheid, blijft hij gelooven aan 't bestaanvan de schoonste en edelste instincten, blijft hijgelooven met een passie, die, ver boven het lucht-

Page 80: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

68

hartig optimisme uit, eerder religie heeten mag.Gij kent toch „Geertje", het naar den vorm maar

al te plat-realistische boek ? Daaruit verheft zich deliefde van dat eenvoudige meisje tot aan de uiterstegrenzen der zelfopoffering.

Na „Het leed van den Hartstocht", dat nog enkelontkenning was en verbittering tegen de begeerlijk-heid der zelve nooit begeerende vrouw, beteekende inDe Meester's oeuvre de liefde van Geertje, de evenminzinnelijke, maar oneindig groote, de overwinning vaneen zeer diep idealisme.

In „De Zonde in het deftige dorp", ging dat idealis-me wel schijnbaar schuil onder de teekening dierduffe en kleinzielige wereld; doch wie dit verachtelijkwereldje met een zoo luchtigen vertel-toon kon be-lachen, was toch wel hoog in den haat gestegen. Hatenniettemin, dat deed hij sommige dier figuren hart-grondig; en in het bizonden de lieve en gevoelloozeAleid, de domineesvrouw van adellijken huize. Mennam den schrijver bijna kwalijk, zooals hij met zulkefiguren solde, geraffineerder dan de kat met de muis.— En toch, haatte hij dominee-zelf, hoezeer ook metzijn scherpste grijnslachjes gepijnigd ? Dominee, die,hoogst respectabel, nog op overrijpen leeftijd aanzijne egade half-adellijke spruitjes mocht „schenken",terwijl zijn bleeke zoon, de student, volstrèkt nietmocht (dat was immers de „zonde" in quaestie?)„te ver gaan" met het dienstmeisje ? Haatte, vroegik, De Meester dien braven, zoetsappigen zieleherderwel zoo ? Was niet daartoe de toon veel te goedigvoor-den-mal-houderig vaak? Ik geloof waarlijk, datde schrijver met déze oude, dikke muis toch meêlijhad; de kille ironie tegenover Aleid werd kietelendehumor tegenover dominée ; en was, in dit boek vanonmeêdoogende verachting, die humor niet het zekerteeken van des schrijvers -- menschenlief de ?

In „Carmen "wordt ons al evenmin een vroolijke

Page 81: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

69

wereld geschilderd ; deze wereld, waarin op het ellen-dige geld de schoonste levens schipbreuk lijden. Maarondertusschen lééft de liefde in twee hoog-willende,door het lot binnen vernederende huwelijken bekneldemenschen; en die liefde zegeviert in de realiteit,die boven de werkelijkheid is, de realiteit van dengeest.

Ook dit laatste boek, overigens, is weer van eenvaak onafwijsbare waarheid en raakheid van levens-verbeelding, mogen dan de eigenaardige zwakhedenin des schrijvers talent den indruk beschadigen. In hetbizonder is het aan zijn gering compositie-vermogen tewijten, als, na het tèch niet al te boeiende eerste ge-deelte (waarin noch Henk, de leeraar in 't kleinestadje en letterkundige tevens, noch Lex, zijn vooreen coquette doorgaande, zeer wereldsche schoonzus-ter, ons hart veroverd hadden) de alreeds niet zeersterke belangstelling ten eenenmale keldert met Henk'sdagboek; — in welk dagboek lange gefingeerde re-censies over de figuren uit een gefingeerden roman vanden letterkundige, Henk, ons in moeten lichten overden waren aard van deze, De Meester's roman-figuurzelve, — een „en in die doos zat wéér een doos", datverbijsterend en volstrekt moedknakkend werkt,

Maar wie dóórleest, komt toch allengs onder de be-koring van Lex' voornaam, fijn en impulsief karakter,en onder den indruk van Henk's onmachtig leeraars-leven, waarin een mensch en een kunstenaar onder-gaan.

En het derde gedeelte van het boek, dat deze tweevoor korten tijd in een trillende liefdes-illusie doetsamenkomen en tot op den drempel voert der teersteaardsche zaligheid; het is wel heel mooi geworden. Alspsycholoog doet De Meester voor zijn meester, Mar-cellus Emants, in analytische scherpte nauwelijksonder; en hij is méér artist, of misschien moet ik zeg-

Page 82: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

70

gen : méér lyrisch-van-toon, m. a. w. zijne per-soonlijke bewogenheid komt veel meer tot uiting. Endaardoor immers ontstaat dat zekere bloeiende enfonkelende, dat den lezer in eenzelfde bewogenheidbrengt.

Er vallen hier óók (en het was nooit zoozeer zijnzaak) stukjes beschrijving van suggestieve fijnheidte genieten; en ik denk aan het thee-bezoek in dentuin van Lex, maar vooral aan den stuivenden zwij-mel van den auto-rit, met zijn ijle liefde-fantasieën.Zoo is er meer van ongemeene plastische voortreffe-lijkheid, en in De Meester's kunst — ik wees er al op— is dit vrijwel nieuw. Het best waren, op dit punt,zijn veel verzwijgende en fijn-geschrevene kleinereschetsjes. In „Geertje" was het beschrijvende deel ta-melijk dof ; en uit „De Zonde" herinner ik mij weinig,in dit opzicht van belang. Maar zie nu eens, bijvoor-beeld hoe Lex daar zit, na het diner :

„en Lex, schuin aan tafel, bleef bij ons zitten; debeerven over elkaar, den rechter elleboog op den disch,in de zwaar-beringde hand haar rook-kringelenden„Nestor". Bij de schoonheid van het loom bewegender, als gebeeldhouwde, groote handen, bekoorde defijne geestigheid, die door haar mooie oogen flitste,doordat zij zag, dat ik plezier had, nu ze mee aan-zat,mee rookte, mee dronk, zelfs, na de mokka, een ietsjechartreuse."

Ik noem het een sterk stukje van suggestieve be-schrijfkunst, dat van eene v r o u w, de grootehanden zonder voorbehoud als rijk aan gratie aan-vaarden doet.

En daarin erlangen wij dus eene compensatie voorwat de auteur van Geertje bezat, dien breed-epischenverhaaltrant, sinds door het soms wel tintelend, maarmeestentijds vermoeiend geflikker van zijn vertellen-in-tafereeltjes vervangen.

Jammer, dat dit mooie derde gedeelte een weinig be

Page 83: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

71

dorven wordt door het abrupte en weinig overtuigen-de slot. Het is zijn afschuw van de dominees, die hemdaarbij parten gespeeld heeft, toen hij het supremeliefdesoogenblik van Henk en Lex verstoren liet ... .door den wel zeer te onpas, doch voor den auteur deste meer van pas aanwandelenden, heerschzuchtigenoom, den deftigen predikant-letterkundige : „de Reli-gie, zich dringende vóór het Geluk." Een te grovereffectstukje, waar de religie bij deze liefdes-verhou-ding in het geheel „nièt te pas" kwam, en wel zóóweinig, dat een nieuwe kunstgreep noodig was (eenongeluk, waarbij Lex' leeghoofdige man zijn levenwaagt voor hun kind en zelf gevaarlijk gewond wordt)om haar tot dezen terug te voeren en de liefde metHenk te verijlen tot een enkel platonische. Ik heb indit alles weinig noodwendigheid gevoeld en er denschrijver van verdacht, geen meer organisch en lo-gisch slot te hebben kunnen bedenken.

Wel immers was Lex liefde oorspronkelijk eerderonvervuld liefde-begeeren dan wel directe hartstochtvoor Henk, — maar toch was die liefde tot eene phasevan verhevene vervoering gestegen. Laat daarin hetongeval met den echtgenoot stagnatie brengen,tijdelijke ontstemming, er is geen reden, naar hetmij wil voorkomen, dat Lex tot dien echtgenoot voor-goed terug zou gaan, indien zij niet, physiek, ten slottetoch tot hèm het meest zich aangetrokken gevoelde,— hetgeen de schrijver ontkent.

Wat hier, niettegenstaande die ontkenning, wel-licht van zij, — het boeman-motief van oom den do-minee blijft een hinderlijke stoornis in de overigenszoo gave waarheid van 't geheel. Er wordt aan diescène een beslissende importantie gegeven, die er bijmij niet in wil: volgt er niet op, na een regel vannoodlots-stippeltjes : „Toen heeft Hendrik Lampe ge-schreven" — als had ten gevolge van dit incident hunleven een keer genomen, waarna dan echter blijkt,

Page 84: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

72

hoe een ander incident daarvan de oorzaak werd.Of is het toch a lles zuiver, en kan de liefde inder-

daad, door het ontijdig verstoren der eerste extaze,een barst krijgen, voorgoed, om door een nieuwenstoot gansch uiteen te vallen ?

Een „Carmen" intusschen, is Lex heel zeker niet.Maar het woord staat tusschen aanhalingsteekens —de aanhalingsteekens, die rond Carry van Bruggen's„een coquette vrouw" vergeten waren —, en welbe-schouwd zijn die den lezer op-zijn-hoede-makendekomma'tjes smaakvoller dan het vraagteeken, dataan een titel voor altijd een stijven nek geeft.

Page 85: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE VROOLI J KHEID IN DE KUNST.1)

I.

De nieuwere letterkunde had, en heeft nog hedenten dage, den naam van somber of althans van niet-vroolijk te zijn. Zij had dien naam wel terecht; dochzoo dikwijls de menschen hem als een verwijt be-doelden, dan hadden zij maar ten deele gelijk. Aanwelk een geestelooze „vroolijkheid" en aan welk eenzoetsappigen „ernst" hadden die jonge kunstenaars,walgend, den rug toegekeerd!

Ga nog eens mee naar mijn rariteiten-boekenkast,waar wij laatst dat engelachtig Jaarboekje „aan Be-valligheid, Deugd en Kunst gewijd" uit opdolven:daar was nog wel iets fijns en sierlijks aan, hoe goedigen onnoozel het ook bleek; maar kijk deze ranzigeflodderboekjes eens, uit de zestiger jaren, dezen „Re-derijkers-almanak voor Ernst en Luim"! Daaraan isnu werkelijk niets aardigs meer te bekennen; dezehuisbakken, duf-brave „ernst", van binnen laf envoos, is minder èrnstig dan de malle „vroolijke verha-len" van Job Steynen; en in dien „luim", die ginne-gappende flauwiteiten op rijm, is voor geen oortjeg e e s t. Aan dien „ernst en luim" was het, dat dezelfgenoegzame burgerij zich stichtte of vermaakte.

1) V r o o l ij k e v er h ale n, door Job Steynen. (C. A. J. vanDishoeck).

Pal 1 i e ter door Felix Timmermans. (P. N. van Kampen &Zoon).

Page 86: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

74

Zij liet haar tranen bij „De zieke jongeling" van Janvan Beers, zij grinnikte bij Van Zeggelens' grappen,en wat later bekwam zij niet van Justus van Maurik's„onbetaalbaarheid".

De tachtigers verschenen juist in die jaren dat alleheeren-societeiten en nutszalen bouwvallig werdenvan zijn succes ; en als één ding de tachtigers geken-merkt heeft, dan is het wel dit, dat z ij, èchter envolkomer dan Multatuli zelf, „het publiek hebben ver-acht". Het publiek was hun nièts ; geen vinger heb-ben zij er naar uitgestoken. De waarachtigheid hun-ner kunst was hun 't al-eenige.

Kinderen waren zij van Shelley en van Zola. Zijhaatten met den laatste het monsterachtige leven, mis-schien omdat zij, als hij, gevoelden, het nochtans zoohartstochtelijk lief te hebben; en zij verloren zich inde heerlijke verhevenheden van den Engelschen dich-ter. Wild en somber en teér was Kloos, zwaar enstreng Verwey; vrij en ijl jubelde Gorter; doch wieverhalen schreven, Emauts, Netscher, Aletrino, zijtoonden zonder vergoelijking de zwarte diepten dezerbedorven wereld.

Voor „vroolijkheid" was in dat tijdsgewricht weinigplaats, tenzij dan in het hoongelach van Van Deys-sel, waarmee hij al die lieve aandoenlijkheid en al dielaffe vroolijkheid van voorheen uitmoordde.

De kunst was den kunstenaars — en daarmee had-den zij zich dien naam waardig gemaakt -- ernst ge-worden. De kunst was hun ernst geworden, omdat zijernst hadden leeren maken met het leven. En hunlevenskijk, na het zoetelijk optimisme van wie het pu-bliek zoo uitermate behaagden, was het bitterstepessimisme geweest, waarmee zij zich van dat publiekopzettelijk en grondig hadden vervreemd.

Doch het getij kenterde. Door den haat héén werdeen diepere liefde teruggevonden. Een echte dichterkan het leven niet aanzien, zonder het in zijn diepste

Page 87: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

75

openbaringen te beminnen. En wie was er echterdi c h t er onder de tachtigers, dan een hunner p r o-z a ï s t e n, de gelukzalige Van Looy, die dezelfdezware werkelijkheid zijner medestanders vol van dezoelste lichtschijnselen zag ? Door zijn verteederdenernst kwam de innigste glimlach spelen, een dauwigeglans van dageraad in den triesten schemer der jon-gere prozakunst.

Die glimlach bleef in de poëzie der tachti-gers uit ; onder de laatst-overlevenden hunner dich-ters werd Van Eeden hoe langer hoe „verheevener" —en niet zelden valscher — ; en Verwey, hoe dikwijlshij ook spreken moog' van zijn „lachen en schreien",dóen lachen (op een paar aardige kinderversjes na,maar die zijn van lang geleden)) (Men lachen heeft zijnsteeds droger „zangtoon" mij nooit ofte nimmer, of hetmoest zijn om de deftige ijdelheid, waarmee hij bundel-in bundel-uit zijn eigen figuur gewichtig blijft prijzen.

De poëzie had zich gesteriotypeerd tot een nieuwerhetoriek, te plechtig van taal, en van beeldvormingte zeer naar een zeker soort ongenaakbare „Schoon-heid" gericht, dan dat het bloeiende leven van denlach er kon binnendringen.

Het is de groote verdienste van Adama van Schel-tema geweest, dat hij onze dichtkunst van dezen be-nauwenden boei heeft ontdaan. In zijn in den grondweemoedige, ja zwaarmoedige, kleine zangen, is deglimlach en soms de gulle lach weer doorgebroken. Enhet lust mij, hem in dit opzicht te zetten naast VanLooy, dien hij zoo plomp heeft verguisd en die op zijnbeurt van dezen gevaarlij ken vrijbuiter niet zeer ge-diend bleek; — het lust mij Van Looy en Scheltemanaast elkander te zetten als de inluiders van een nieuwtijdperk ; want vond Van Looy de zuiverste menschen-liefde terug, Scheltema wèndde zich ook weer tot diemenschheid, die Van Looy, in de eenzame besloten-heid zijner kunst, alleen had liefgehad.

Page 88: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

76

Zoo wordt dan gaandeweg het verloren geraaktcontact tusschen kunstenaars en lezers herwonnen;want ongezond was natuurlijk een toestand, waarbij„een kunst van weinigen vóór weinigen" zóó weinigenbereikte, dat zij nog voornamelijk op het snobismeeener evenmin iets begrijpende schare van dweepen-den met „hooge kunst" moest teren. Het was echtereen noodzakelijke overgangstijd, en de rol der tachti-gers is de wel zeer ingrijpende geweest : onze letter-kunde weer op het peil van serieuze litteratuur tehebben gebracht.

Intusschen, vraagt misschien iemand, wilt gij dannu naar een soort amusementskunst terug ? Ik ant-woord, dat er een a lle verwantschap doorsnijdend ver-schil is tusschen die amusements-kunst van vóór188o, die „dong naar de gunst van het geëerde pu-bliek", en de algemeen-menschelijke kunst der jong-sten, die wederom te spreken wenscht, open, klaar,en doordringend, tot deze menschheid, uit wiervleesch en bloed zij gegroeid is. En zooals die mensch-heid, vlak naast haar verscheurendste smarten, haarongebondenste verheugenissen kent, zoo kan diealgemeen-menschelijke kunst niet Anders, dan, langsalle toonaarden dwalende, somwijlen stijgen tot deuitgelatenste vroolijkheid.

Het spreekt wel vanzelf, dat men op zijn hoedemoet blijven en nauw toezien, dat niet de natuur-lijk-gegroeide zotternij in opzettelijk „amuseeren"en flauwe clownerij ontaardt. Zoo las ik eens van een„bibliotheek", die het pr o gr a m m a had, zichte keeren tegen „al die na righeid" in de moderne let-terkunde. Hoe heb ik den naam reeds dier serie — zijheette „Blijde Kunst" — gehaat. Want daarin was,bloemzoet in haar quasi-idealistische pretentie, de zou-telooze „luim" slechts wat verachtelijker weergekeerd.

Wat mij aanleiding gaf tot deze beschouwingen,

Page 89: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

77

dat waren de „Vroolijke Verhalen" van Job Steynen,en Felix Timmermans ' „Pallieter" ; twee boeken, die

beiden „vroolijk" genoemd kunnen worden, en dieniettemin zoo ver mogelijk uiteenloopen. Want waarde heerlijke „Pallieter", ons méér dan vroolijk, onsgelukkig maakt, daar maken Steynen's „VroolijkeVerhalen" ons geen oogenblik vroolijk, ofschoon zijnu en dan vermakelijk zijn.

Zijn zij dan enkel om te „vermaken" geschreven;behooren zij dus tot de gewraakte amusements-kunst ?

De geest van Job Steynen, gesteld hij had nu eensniets anders bedoeld, is daartoe veel te gecompliceerd,Hij heeft zijn verhalen dan ook niet „vermakelijkeverhalen", maar „vroolij ke verhalen" genoemd; enachter die „vroolijkheid" van hem, zelfs waar zij zoolaf mogelijk werd, heeft altijd zijn wanhoop ge-lachen.

Ik geloof wel, dat ik voor vele jaren zijn roman„Goed en kwaad" uit dit oogpunt heb miskend. Datboek hing aan elkaar van zóó malle toestanden enonmogelijke verzinsels, dat men weigerde dit alles teslikken als ernstig gemeend. Het leek een al te goed-koope manier om een luguber effect te bereiken. Noch-thans is de wanhoop, die door al dat spookachtig-zotte gedoe verkromp, mij al die jaren bijgebleven.

Sindsdien las ik ergens een beoordeeling — ikmeen door Querido — van zijne „Sentimenteele Ge-schiedenissen"; en zijn mijne herinnering en de indrukvan dien criticus zuiver, dan waren deze geschiedenis-sen 'n wonderlijke mengeling en een savant dooreen-spelen van gemeende gevoeligheid en zelfbelachingdaarmee, die in de diepte van zijn geest een grijns vanvertwijfeling was.

Waren zij zoo, dan zijn deze „vroolijke verhalen"toch wel belangrijk lager van gehalte. De meeste ge-gevens vertoonen een tè bedenkelijke slijtage; eendwaze en half-mislukkende reis langs den Rijn van

Page 90: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

78

twee provinciaaltjes ; een modern schilderij, ontstaandoor het omkeerera van een pot verf ; het onmensch-kundig „drijven" van een dweepzieke en dorre „mo-derne vrouw" ; de innerlijke armoe van „antisten",die naar „stof" zoeken; enz.

Het is waar, dat deze maar al te gewone gegevenssoms tot 'n buitengewone zotheid worden opgevoerd,zoodat men, niettegenstaande den uitroep : „wat alle-machtig flauw", zich toch een oogenblik later op eenschaterlach betrapt ; het is óók waar, dat Steynen inhet lafste verhaal nu en dan zeldzaam geestig weet tezijn, geestig van fijne invallen en verrassende zeg-ging. Maar dan vraagt men zich toch ook weer af, ofdie geest niet is verspild aan dingen die op slot vanrekening toch „flauwiteiten" bleven, en of de kunst,eraan besteed, niet vernederd is tot een haar onwaar-dig bedrijf.

Dat blijf ik ten slotte vinden bijv. van „Het Mees-terstuk", hoe kostelijk het moment ook zij van waan-zinnige dolheid, als de twee vrienden den brief ont-vangen, dat hun omgekeerde verfpot voor vijftig ponddoor een Engelschman is aangekocht : na als ballente hebben rondgerold en elkaar omarmd „gingen zezitten, Sander in den lammen stoel, Bram op het man-ke bed, en ze keken vandaar elkander aan en barsttenuit in een schaterend lachen, dat wel op het kakelenvan een toom kippen geleek en bijna een kwartieraanhield." En wilt ge een staaltje van zijn woord-gespeel, zie dan even verder de welvarend-wordendevrienden: „De schommelstoel werd gerepareerd. Hetbed werd gerepareerd. De tafel werd gerepareerd.Ja, in brooddronkenheid werd het behangsel ver-nieuwd, zoodat de koffiebruine landkaart, eenseen raadsel van duistere geogra-phie, nu tot de historie behoorde."In zulke geestigheden „au courant de la plume" isSteynen sterk. Blijft echter de vraag, of men ter wi lle

Page 91: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

79

van enkele aardige détails een zoo leeg en lomp ver-zinsel aan den man brengen mag en wil.

Hetzelfde geldt van het nog goedkoopere „Inter-view", van „De Been Cactus", en van „De Mannetjes-putter", hoewel allen met dezelfde verve verhaald.Ik had er „De dwaze moeder en de wijze maagd" kun-nen bijnoemen ; het bekend conflict tusschen een „be-wuste" moderne juffer (vul maar in, lezer : zij draagtlorgnet en hobbezak, heeft een peperhuis apennotenbij zich enz. enz.) en de ouderwetsch-verstandigemoeder; en dat conflict nog op weinig aannemelijkewijze verwerkelijkt .... Maar, vergeef het mij, erstaan een paar dingen in, van een „onbetaalbaarheid",welke met den lacher den beoordeelaar op Steynen'shand brengt.

De juf dan onderricht de moeder omtrent denoorsprong van het Sinterklaasfeest ; de moeder geloofthet niet :

„Sinterklaas is eigenlijk Wodan, zie je."„Wie" ? vroeg de onthutste weduwe.„Wodan", deed de onderlegde, en haar overtuiging

lei op dit woord een kiemtoon van centenaarsvracht.Maar nu kon de weduwe haar vriendelijkheid niet

handhaven. Haar gansche leven was een l a n g-durige proefneming van zachtzin-nigheid geweest, doch deze paradox der maagdtartte haar te ingrijpend. Hare redelijkheid, --- een ei-genschap die haar van kindsbeen nimmer verlatenhad, — kwam in opstand tegen zulke drogredenen,en met 'n walgelijk flegma, zooals datslechts door 'n bliksemsnellen valwind van toorn ge-dicteerd worden kan zei ze : „Sinterklaas is Sinterklaas .... en niemand anders."

Er zijn trouwens een paar, ook als ge h e e 1, waar-devolle dingen in het bundeltje : vooreerst „De ken-ner", waarin zoo mooi zit het warme idealisme van eentroepje jonge kunstenaars, en vooral „De Brave Brui-

Page 92: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

8o

gom", de „onwettige slemppartij" in de kelderkast, opde nuchtere geheel-onthoudersbruiloft; een voortref-felijk „vroolij k verhaal."

Ook in de „Plezierreis" zijn verscheidene dollebladzijden, en — er komt, in het langere verhaal,meer te zien van de volstrekt niet zoo „plezie-rige" geest, die zich achter al deze vroolijkheid ver-bergt.

Zie nu, tegenover dezen een beetje bitter lachendenHollander, den weelderigen Vlaming.

II

Pallieter dan, van Felix Timmermans, is inderdaadeen heerlijk boek. In lang niet had men van een boekzoo gul genoten ; een genot dat u beurte lings een peutvan pleizier gaf in de maagstreek, of de weligste zoet-heid stuwde rond het hart, beurte lings luidop deedlachen of stil tinorden om een in dit sanguinisch ver-haal te dieper verwonderende en ontroerende, maag-delijke teêrheid.

Pallieter, een buitenman ergens in Vlaanderen, is deonbewuste dichter, die in alles de schoonheid ziet, ende ongebreidelde levensgenieter in den volsten zin vanhet woord. Want geen enkel vooroordeel van over-beschaving, van comfort, van stemmings-precieusheidof wat ook van gansch dien bezwaarlijker beschavings-last, die 6ns het volle, natuurlijke levensgenot onmo-gelijk maakt, breidelt Pallieter in zijn overdadig, zijnonmatig levensfeest.

Gij vindt regen onaangenaam, niet waar ? tenmin-ste om erin uit te gaan. En moet ge uit, dan sopt ge opuw overschoenen en onder uw paraplu gebogen, ver-drietig voort. Maar Pallieter weet den regen nog opzijn rechten prijs te stellen! Luister maar eens :

„En klets ! daar viel de regen.

Page 93: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

81

„Ja, mor dor van geproffeteerd!" riep Pallieter 1).Hij liet de toerten (tulbanden) staan en liep naar

buiten in den hof. Op een omzien stond hij uit te lek-ken lijk een waterhond en 't deed hem deugd, 'lijk aaneen kouden bedelaar warme melk met korentenbrood.

De koele, malsche regen ruischte frisch over hetland, begoot de boomera en de planten, kletste op hetwater en kletterde op het dak. 't Was een symphonievan water !

De duiven en de kiekens sloegen hun vlerken overhun kop om de warme puttekens van hun zwingen natte laten worden.

Petrus de ooievaar stond roerloos met zijn wijf, elkop één been, in zijn nest en de eenden lagen op denblijk met open vleugels bijeen geklodderd.

Pallieter was twee dagen te voren 't haar rats ne-vens het hoofd afgesneden en nu kletterde en blonkde regen er op lijk op een steenen bol.

Het regende, regendei .... En, terwijl hier het wa-ter stroomde, kwam er een balk zonnestralen doorde wolken geboord, en daar was een vinnige pleklichtgroen land ginder achter in het veld. Het lichtzifte door den vallenden regen, en nu was 't goud dater viel, allemaal boonera goud. Pallieter keek zijn oo-gen uit.

„Da's manna!" zei hij, en hij wierp zijn kop achter-uit, opende den mond en liet er de gouden droppeleninvallen.

En daar kwam weer een straal, en ginder nog een,en 't was als of de eerste frissche groene Lente metgauwte teruggekomen was.

Ginder, boven den veldbuik, rees het uitgewaterdeinde van de vlaag omhoog en de helft van het landschitterde in de zon, wijl het donkere gedeelte nogruischte van den regen.

1 ) Ik raad den lezer aan, 't dialect hardop te lezen. Dan begrijptmen het veel gemakkelijker.

6

Page 94: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

82

„Da's plizant, hé ?" schampte Chariot, „oe zoe lateberegene !"

„Och meske (meisje), zwijgt, 'k ben er ne voet meegegroeid", zei Pallieter, en hij ging een zuiver hemd eneen ander broek aandoen."

't Is overigens nog maar een kleinigheid, dat Pallie-ter den regen aandurft en, met kinderen en dichters,de sneeuw verrukkend vindt. Wat durft hij niet aan,en wat vindt hij niet verrukkelijk, kan men eerdervragen. Zelfs de naargeestige stemming na een feest,wanneer de gasten vertrokken zijn en a lleen de triesteresten blijven, is voor hem niet naargeestig.

„In den hof rook het naar verbrand papier van 'tafgestoken vuurwerk. De maan scheen en lichte opstukke flesschen en tellooren (borden), in het gers(gras), door het spuitende fonteintje, en op de orde-booze glazen, eetgerief en vruchten op de tafel.

„Pallieter vond het schoon. Hij zette zich op eenebank en zat het stil te bezien".

Men kan dat schamper „optimisme" noemen.Doch men zou ook een aldus reageerende geest ruimen gezond en daardoor altijd weer v e r s c h kunnenheeten.

De waarde van dit „optimisme" is, dat de bezittervoor alle levensopenbaring openstaat, immer bereidhet leven te doorproeven, in een argelooze over-gave, die geen cultuur-onderscheidingen maakt, en destoutste stemmings-wisselingen volbrengende, zonderdaarvan meer te bespeuren, dan dat hij gaat vandeugd tot deugd en wandelt in de schoonheid.

Als Pallieter, blij om het mooie weer, met „den pas-toer" heeft zitten drinken, en, opgewonden, een toer-tje met hem door de kamer gedanst, krijgt hij, depastoor vertrokken, „goesting" in een psalm, en hijleest er een, luid-op, voor het open raam. Wat volgter nu ?

Page 95: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

83

„Pallieter sloeg het boek toe.Hij had onder het lezen goesting

naar den smaak van honing gekre-gen en hij at hem op een donkerbruin

beschuitje".Zelden heb ik zoo iets kostelijks gelezen, omdat al-

dus, in den vrijen, onschuldigen geest, a lle leven hei-lig blijkt, en wederom het hei lige in 't volle levenstaat. Denkt Pallieter, dat het gebak voor het feestgaar zal zijn, dan, waar hij op den oven toegaat, staater: „'t Was alsof hij een heilige kastopende zoo stonden zijn oogera nieuwsgierig ge-spannen, God ! wat 'n warme, zoete reuk van eieren,bloem en melk, sloeg hem bedwelmend in 't gezicht".Maar gaat de kerkelijke ommegang door het dorp, danheet het Allerheiligste .... „de Baas van hierbovendie de processie kwam sluiten" ; wat niet wegneemt,dat Pallieter „er een krop van in zijn keel" kreeg!

Dezelfde weelderige overdaad en dezelfde vol-na-tuurlijke wisselwerking tusschen zinnen en geest, ophet stuk van liefde. Pallieter heeft Marieken al lief,als hij, hoog op een hooiwagen met een ander „meske"huiswaarts keerend, zijn zoenen niet oppot : „en hijzei tot zijn eigen : onvoorziene liefde smokt het best".En zal hij met Marieken trouwen gaan, — dat verhin-dert niet zijn dollen dans met de maaister, in hetallerkostelijkst hoofdstuk van het mislukte honig-brengen naar het klooster en de geweldige bier-zuipe-rij.

Maar geen kuischer episode dan waar Pallieter Ma-rieken badende vindt, en geen ontroerender teerheid,dan de nachtwandeling, waarbij zij, neergelaten ineen hooischelf, insluimeren : — Pallieter heeft naar dede sterren liggen kijken en hij wil het Marieken wijzen:

„Maar Marieke sliep zachtkens in zijn armen.„Wa geluk", zei hij seffens. Hij vond het zoo schoon

zoo één en zuiver met den grooten vredigen nacht,

Page 96: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

84

en een plotse teederheid welde in hem op. H ij g a fhaar een pluimlicht kurken van be-wondering en ontroering.14' 't Was te schoon en te innig om het te storen, en hijmaakte de ligging van zijn voet over haar been voor-zichtig wat lichter, opdat het haar niet zou hinderen . .

Hij snoof versche geuren op, en de maan bedektetwee naar elkander verlangende sterren.

En zie, door den gezuiverden hemel dreef nog eeneenzaam wit wolksken. Het kwam aarzelend verderen 't werd als aangetrokken door de maan. Het sneeder juist onderdoor, en zie, het gleed seffens vol ijle, ro-ze, groen en mauve kleuren .... Maar 't gleed verder,verloor weer plots zijn zoete toonen, wierd wit endreef aarzelend voort, alleen door den nacht. 't Waslijk een glimlach van den nacht geweest ...

De oneindige stilte suisde, en 't was alsof men demanestralen schijnen hoorde. Het gers was wak enverroerde niet".

Bibberend van den morgendauw, worden zij wak-ker, overgelukkig. En zij loopera naar huis „frisch'lijksalaad, en verlangden naar versche kleeren en heetekoffie. Een herder toette op zijn horen en de klokkenbegonnen te luiden. 't Was dag".

* **

Zijn er geen „schaduwzijden" aan dit boek ? Zeerzeker ; en de bedenkelijkste „schaduwzijde" blijktjuist deze, dat er aan dit levensbeeld generlei scha-duw is. Vreugden stapelt het op vreugden, in een al teoverdadigen overvloed. En terwijl door dat veel-te-veel de heugelijke eerste indruk ten slotte verzwakt,wordt ook de hóógste vreugde nergens gevonden; dehoogste vreugde, die immers alleen bereikt kan wor-den dóór duisternis en strijd.

Page 97: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

85

Overklankrijk, overkleurrljk, vermoeit het geluidvan dit boek ten leste ; en de diepste accenten wordener niet in aangeklonken. Gelijk hetgeen aan het zo-mersche Italiaansche landschap de diepste en warm-ste vreugde geeft, noch de zilveren olijven zijn of deazuren hemel, noch de saffieren rivieren of de turkooi-zen meren ; maar het zijn de zwarte pijnen en de bran-

dende cypres.Langs welke situatie het verhaal zich beweegt, het

is telkens weer verrassend mooi, maar ook altijd op-nieuw van eenzelfde overvolheid, waarbij geen enkelregister van Pallieter's vreugden-orgel gesloten blijft ;op elke bladzijde vinden wij zijn ganschen motieven-voorraad „au grand complet" ; geen opspoorbarekleur, geen geur, geen bloem, geen wolk, geen vogel,en geen zonne- of maanlichteffecten, die ons gespaardzouden mogen worden.

De zaak is, dat Felix Timmermans, de wijsheid derdiepe levensvreugde ontdekt eenmaal hebbend, zijnPallieter al te mooi heeft willen maken. Men merkthet vrij spoedig en maar al te duidelijk; want hetschaadt niet weinig aan de zuiverheid, aan de gaaf-heid, ja soms zelfs aan de echtheid van het boek.

Zoo is het een lief verzinsel, om zijn „dagemelker" deeen of andere muziek te laten maken op een stemming-vol uur. Maar Pallieter, behalve dat hij telkens deliedjes zingt, die Timmermans kwijt wou zijn, be-speelt de harmonika, de doedelzak of kornemuse, dehobo, het klokkenspel, en de mondharmonika ... .voor zoover ik het noteeren bijhield. Telkens wordthem iets anders te bespelen gegeven; dat staat alweerrijker en kostelijker. Zoo ook moet Pallieter, op eenplaats, waar het volmaakt overbodig is, bellenblazen;maar hij doet het zoodanig, dat wie het vak van bellenblazen verstaat, er weinig van gelooft. Van die soortloopt er, helaas, door het overigens zoo malsch-vreugdige boek, nogal wat gezochte en bij-gemaakte

Page 98: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

86

fraaiigheid, die in de lotgevallen-zelve soms tot aan-merkelij ke onwaarschijnlijkheid voert.

Dit voorbehoud, dat den toekomstiger Pallieter-lezer op zijn hoede moest maken tegen wat kleineteleurstellingen, het mocht niet achterwege blijven.Doch meen daarom niet, dat er over het boek nietméér goeds te zeggen zou zijn dan ik deed.

Al was het alleen maar om Chariot, de vette Vlaam-sche meid, bigot en grof, maar tegelijk zoo danig goeden week van hart. Chariot, als mensch-schepping,overtreft èn Pallieter-zelf èn Marieken verre.

Maar dan is daar bovendien dat gansche, volleVlaamsche boerenleven met al zijn goedmoedigeoubolligheid, en de verwonderlijk plastische en atmos-ferische omdichting dier welige Vlaamsche aarde, die— vóór dezen misdadigen oorlog — als een teelgrondvan sappige natuurkracht, als een oase van weelderi-ge en vrome zinnelijkheid, lag aan den oever van ditbedorven en duister Europa.

Page 99: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DANDY EN DICHTER 1).

Over weinig schrijvers is, in den loop der jaren, zóóverschillend geoordeeld als over Louis Couperus, enniet alleen in dien zin, dat de een vóór en de ander te-gen hem was. Want ikzelf, ik heb hem den eenen keerverafschuwd, en om een volgend boek geadoreerd.In mijn jeugd, ja, vond ik zelfs Majesteit prachtig engrootsch; het duurde niet lang of ik leerde inzien,welk een holle vertooning het was, welk een hollevertooningen ook waren, voor een al te groot deel,Psyche, Babel, God en Goden, en zelfs Dionyzos.Maar Eline Vere bleef ik altijd mooi vinden, en even-eens menig gedeelte uit zijn latere Haagsche romans.

't Was echter pas met den eersten bundel „Van enover mijzelf en anderen", dat ik recht van hem leerdehouden. Die kleine stukjes autobiographie dedeneerst recht den „mensch" Couperus kennen, en diemensch bleek heel wat fijner boeiend dan de roman-cier en de dichter. Wat in hem boeide, was niet zoozeerhet schouwspel zijner verfijning en goddelijke zelf-verwenning, noch was het zijn kinderlijk dweepen,noch zelfs zijn zwarte weemoed somwijlen; maar hetwas — zijn glimlach.

Het was die glimlach om zichzelf vooral die zóó-zeer bekoorde, dat ik eigenlijk maar één boek ken,dat mij in dienzelfden geest nog dieper bekoordheeft ; maar dan ook wel, ineens, weer heel véél die-

1 ) Van en over mijzelf en anderen. Derde Bundel. (L. J. Veen —Amsterdam).

Page 100: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

88

per : ik bedoel het eerste deel van de Confessions vanRousseau.

Een heerlijker boek dan dat is mij niet bekend.Het is alles wat maar tegenoverstaat aan onze Hol-landsche zwaarte en gewicht en zwaarwichtigheid.Rousseau is het volkomen tegengestelde, bijv. vanonzen Verwey, die alles van zichzelf en van zijn le-ven even belangrijk vindt en zijn vele dichtbundelsop een rijtje uit 't hoofd kent, ja, nog onlangs weer,het uiterst beteekenisvolle rijtje in een zijner uiterstdiepzinnige gedichten rijmend aan elkaar heeft ge-

knoopt 1 ) tot ons aller ezelsbruggende overpeinzing envan-buiten-leering, — terwijl hij, diepzinnig en betee-kenisvol, nooit zijn volk bereikt heeft, nooit iets ge-schreven heeft, waaraan zijn volk iets had of hebben

zal.Rousseau echter, die op de vervorming van het

gansche wereld-systeem den meest diepgaanden in-vloed zou krijgen, hij gevoelde zijn leven allerminstzwaarwichtig en diepzinnig, — en de tot 'n blijvendeverrukking stijgende bekoring der Confessions, datis de lach, de diepe, heerlijke lach, die, ingehouden entintelend van oog veel méér toch dan een glimlachis, — de lach, waarmee hij zijn gansche jeugd bezieten beschrijft als van een goede, niet al te intelligente,gevoelige en bovenal dwaze jongen.

Een lach van deze soort, hoewel dan erg gefaneerden vrijwat minder natuurlijk, maar toch altijd nog'n délicieuze glimlach om zichzelven, is datgene, watal Couperus' ijdelheid en behaagzucht, weekheid enraffinement zoo beminnelijk maakt en ons bij hetlezen van sommige dier stukjes, al maar door gracieus-lijk kietelt.

Wiè onder de hedendaagsche schrijvers, en heuschniet alleen onder onze brave Hollandsche zwaarwich-tigheden, is een charmeur als hij ? Wie zou met zoo-

1 ) „Het Zwaardjaar", blz. 85.

Page 101: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

89

veel succes, met een succes van zoo uitmuntend ge-halte tevens, belangstelling vragen kunnen voor zijnkleinste avontuurtjes, voor een gebaar, een toilet-bi-zonderheid ? Dat hij dit kan, het is immers alleenom .... den zelf-glimlach, die het onbelangrijkste in-teressant maakt, juist doordat de schrijver het, eigen-lijk, heelemaal niet zoo interessant en belangrijk

vindt.En als tegenwicht is daar dan altijd weer Jan, de

Hollandsche, nuchtere vriend Jan. Met het motief vandien dikken, dommen, „verstandigen" vriend Janbereikt Couperus alles, wat wij geen van allen ooitzouden kunnen bereiken, omdat wij allen .... Jan-zelf zijn! Laat Jan zijn „Louis'tje" maar voorhouden,dat zijn feuilletons over Spanje vervelend worden, dathij voor zijn „wreede portretten" een „veel te goedschaap" (!) is en er een veel te „lamzachte ziel" voorheeft, — géén effort zou zóó zeker den lezer er toebrengen die feuilletons niét vervelend te vinden, enCouperus teêre scherpte tegen Jan's prachtig-gevon-den „lamzachte schaapachtigheid" in bescherming tenemen.

Want ja, wat is Couperus sterk, dat hij zoozeer zijnzwakte toonera kan! „Ik zat te snoepen bij Gilli",vertelt hij, en wij vinden hem allerminst belachelijk,doch genieten integendeel van de jongensachtige bru-taliteit van het zinnetje. Wij genieten van het jon-gensachtige uitgaan-zonder-jas, van zijn jongensach-tig plezier om het ongepaste dansen, in den Floren-tijnschen winternacht, bij lantaarnlicht en mando-line, onder de ramen van „z ij n paleis", met een in-fanterist uit Milaan .... Die kleine aanteekeningen,de laatstgenoemde in 't bizonder, behooren wel onder't allerlichtste en allerfijnste uit den bundel.

„Gisterennacht kwam ik thuis van de opera, tegenéén ure. En liep ik terug door het kleine Spada-straat-

Page 102: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

90

je, wel eens verheerlijkt in deze bladen. En op denhoek van het kleine Morostraatje — vlak op den hoekwaar rijst m ij n paleis — trof mij zachte muziek. Enherinnerde ik mij, dat het Carneval was.

„In waarheid, daar op het nauwe hoekje van detwee stille straatjes, stond een troepje mannen engroote jongens. Een had er een mando line en bege-leidde de guitaar-melodie van een ander. Zij warengeen wandelende muzikanten ; zij waren eenvoudiguit voor hun plezier met hunne instrumenten. Omhen had zich wat nachtpubliek verzameld en in hetmidden daarvan dansten drie paren mannelijke seksemet elkaar. Vrouwelijk element scheen naar bed,want ontbrak.

De muziek tingelde en tengelde beminnelijk zachtop, daar op dien hoek, waar juist mijn paleis verrijst.Het nachtpubliek was vol stillen aandacht. En dedrie paren dansten met ingetogen genieting, met weekdroomerig rhythme, met we llust om dansen en enkeldansen in sierlijke samenlijning. Er was een soldaatbij en die danste met een zwartkrulligen jongen en diedansten te samen of hunne levensbestemming sa-men-dansen was. Hun rhythme was tusschen denauwe, donkere huizen — de katten keken toe vande dakeranden — als een golf stil, ingetogen levens-plezier. Er was niets buitengewoons aan, niets kari-katuraals, niets obsceens. Het was heel innig, zacht,vreugdig, en mooi.

— Het zijn Milaneezen, waardeerde het nachtpu-bliek. Ik waardeerde mede, niet wetende van Mila-neesche dansreputatie. En toen de muziek af trillendeen de dansers stil hielden, zeide ik tot den soldaat :

— Je danst goed. . . . met je vriendje! ..De soldaat glimlachte mij, gelukkig van dansgenot,

toe en zeide hoffelijk:— En nu. . .. zeker met U?En hij boog reeds zijn armen om mij heen en beval:

Page 103: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

91

— Avanti, la musica !— Neen, neen, weerde ik zachtmoedig af. Het is

wel Carneval, maar zie je .... ik woon hier boven in

het paleis, en ... .En bij mijzelf bedacht ik, dat kruideniertje, schoen-

makertje en wie weet nog meer — allen die mijn ge-distingeerde persoonlijkheid kennen in Spada-straatje— wel ergens in die donkere straat uit een raam kon-den gluren, bedacht ik, dat Antonio, onze deftigeportier, mijn eigene vrouw, zoo ze zich buigen zou opdit nachtelijk uur uit haar venster, mij juist op dienhoek, in een weifelachtig lantaarnlicht, zou kunnenzien dansen bij guitaar en mandoline, met een soldaat,tusschen het nachtpubliek, en ging tevens de navrantespijt door mij heen, dat ik in Nice bèst had kunnendansen op straat of plein met een „pion-piou", maarin Florence, aan den voet van m ij n paleis, ni e t!!

En weerde ik dus zachtmoedig af ... .Maar het scheen zonder veel energie. Want de sol-

daat herbeval:— Avant la musica!En er scheen iets meesleepends te schuilen in gui-

taar en mandoline, en in den danslust van den Mila-neeschen infanterist, want vóór ik het wist, schetsteik reeds, zoo rhytmisch ik het vermocht, ènkeleluchtige fantazie-walspassen met mijn soldaat... .daar, op den hoek van Spada en Moro, onder de elkoogenblik open dreigende vensteroogen van.... mijnpaleis, nachtpubliek om mij heen en de katten nieuws-gierig toeziende van de dakeranden.

Thuis vond ik mijn vrouw maar even wakker, door-zongen haar slaap van mando line- en guitaar-muziek,die waarlijk zonder burengerucht was volvoerd, zbóartistiek en bescheiden ... .

En dorst ik haar niet vertellen, dat haar echtgenootom één ure 's nachts, op hoek van Spada en Moro,bijna onder haar vensters, Carnaval had gevierd — o,

Page 104: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

92

èventjes maar -- met een infanterist uit Milaan.Want Carnaval en Carnaval zijn twee, en Florenceen Nice zijn twee, en wie spreekt van z ij n paleis,mag 's nachts niet dansen op den hoek bij dat pa-leis ... .

Maar ik geloof bijna zeker .... dat niemand vande Spada-bewoners het gezien heeft, en de kattenzijn zoo discreet . . . . "

Het is die dandy, heel fijn en heel licht enkeledanspassen „schetsende" door den nacht, die, dunktmij, Couperus' wezen het scherpst verbeeldt. Dichter-lijke dandy, wipt hij beurtelings met sierlijken zwierdoor 'slevens zwaarten heen, of legt in de helheid derrealiteit zijn wazige, sleepende halftonen.

Is hij ook, behalve dichterlijk dandy, een dichter?Er komt in dezen bundel een opstel voor „De Droo-

men", en dit opstel is, geloof ik, instructief. In zeerdichterlijke taal onthult het de wèl naakte waarheid,dat Couperus .... den schoonera droom niet kent. Hijkent alleen den warwinkel, de griezelige obsessie, en,als beste resultaat, de vreemde melancholie om doo-den, zènder voldoening weergezien : „Droomera wijeigenlijk wel ooit van mooie, lieve, dierbare dingen ?"

Noch dus de verhevene, wonderteêre landschappenvan ongekenden luister, gelijk de dichters ze droomera,noch de ontroeringen van bij dag ongekende dieptezijn hem gemeenzaam; nooit ontwaakte hij lachendeom den fijnen humor, waarmee de kwelgeesten vanden slaap hem bij den neus namen, noch schreiendeom een liefde, eerst in den eindeloos teederen droomvoor een half vergeten doode of vriend uit vroegertijd verwonderlijk weergevonden. Hij weet niet vande vreemd-schoone gedichten, zoo schoon als men ernimmer las, en bij het ontwaken vergeten, noch vande verrukkende muziek van onbegrepen herkomst.

En na het dichterlijke verhaal dan van zijn wel zeer

Page 105: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

93

ondichterlijke bevindingen vertelt hij, o, heel geestigen vol ingehouden verrassingen, meesterlijk dandy-schrijver als hij is, van een droom, o, maar een droomzóó dwaas .... namelijk dat hij, Louis Couperus, was

verkozen tot Paus.En het is dwaas en geestig en verrassend, — maar

die droom is zóó af, zoo redelijk in al haar onrede-lijkheid, en bovenal zoo volkomen zonder droom-at-mosfeer, dat wij er geen sikkepit van geloven.

Ondanks al den woorden-zwier, dien de dandy errondheen dichtte, wij gelooven niet in.. .. den droomvan den dichter.

En hier is, naar het mij voorkomen wil, een sleutelvan het Couperus-raadseltje voor het grijpen.

Wreed en echt, schoon charmeerend en sierlijk, legthij de povere waarheid zijner droom-ervaringen bloot.Sierlijk en charmeerend, maar onecht en hol, geeft hijhet relaas van een grotesken droom.

Onovertroffen dandy met het woord, is hij in vroe-ger en later jaren, een doordringend realist geweest,zonder ooit, als Emants, af te stooten, — al parfu-meerende, met zijn dandylike dichterlijkheid, zijnonverbiddelijke werkelijkheidsverbeelding.

Maar noch de psycholoog-realist noch de dichter-lijke dandy konden scheppen den levenden, glorievol-len Droom van den Dichter.

In zijn werkelijke g e d i c h t e n, niet alleen inzijn jeugdwerk, zijn „Lent van Vaerzen" en zijn „Or-chideeën", maar vooral ook in zijn latere, schitter-leege poëemen en slechte sonnetten, kwam die waar-heid onmiddellijk en genadeloos aan den dag. In zijnproza-gedichten, de fantasmagorische boeken, die iknoemde, verheelde haar langen tijd het knappe schil-derwerk van den realist en het fraaie woorden-gedraaivan den dandy.

Doch al deze knapheid en dikwijls zeer schijnbarevirtuositeit bleven te zeer toch aan de oppervlakte,

Page 106: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

94

om hen, die dieper voldoening begeerden, de leegtedaarbinnen niet te doen ontwaren. Zij doorzagenvroeg of laat -- ik noem slechts Van Deyssel en Que-rido — hoe hier wel de coulissen waren en de slependbewegende spelers, doch hoe de schoone Droom zelfontbrak. En naarmate die uiterlijke praal geestdrif-tiger toejuichingen vond, begonnen zij den gevierdenvirtuoos-régisseur dezer voor hooge dichtwerkendoorgaande féerieën te haten allengs.

Totdat zij hem vonden, een mensch vol duisternis-sen, die speelde het fijne spel der sierlijke houding,en den luchtiger en vluchtiger autobiograaf bemin-nen leerden, dien zij als realist bewonderd hadden enals dichter geloochend.

Page 107: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

TWEE CRITICI 1).

Het is voor mij geen gemakkelijke zaak, te schrij-ven over twee onzer meest bekende critici, WillemKloos en Is. Querido. Zoo geef ik sedert een tientaljaren de verzen, die ik schrijf, niet meer uit, omdat ikook over verzen schrijf, en de gedachte niet kan ver-dragen, dat men daarnaast mijne eigene verzen voorde modellen zou wi llen aanzien van hoe ik vond datverzen moesten zijn; en och arme, dat zou in 't minstde bedoeling niet wezen, want verzen zijn teêre din-gen en men moet, zelf in de eerste plaats, maar vredehebben met de wijze waarop ze u vallen willen over hetpapier.

Doch met de critiek is het een beetje moei lijker.Hoe kan ik critiek critiseeren, zonder zelf een critiekte leveren — en aldus den schijn op mij te laden, diecritiek voor „je" critiek uit te geven? Indien ik diesuit kieschheid andere critici niet critiseerde,en deandere critici dachten er net zóó over, dan zou er nooiteen bundel critieken becritiekt worden, en al waredat voor Holland nu heusch geen bedreigd levensbe-lang, het zou nogal sneu zijn voor de schrijvers en deuitgevers van critische werken. Goede hemel, ik geefzelf ook „critische werken" uit, en hoe dood-ongeluk-kig zou ik niet zijn, als die door niemand werden be-

1 ) Is. Querido. Letterkundig Leven I. —Am-sterdam, J. Emmering, 1916.

Letterkundige Inzichten en Vergezichten,Nieuwere Literatuurgeschiedenis, door Willem K 1 o o s. —L. J. Veen. Amsterdam.

Page 108: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

96

sproken! Ik zweer u, welbeminde collega's, nooit ofte nimmer zal ik er u van verdenken, met uwecritieken over mijn critieken, mij een model te hebbenwillen voorhouden van de wijze, waarop men criti-seeren of althans critieken critiseeren moet, mits gijmijne critieken slechts critiseert! Want wat, in dennaam van alle Heeren, zou mijn uitgever of ik voorvreugd beleven aan ongecritiseerde critiek, overmitszelfs gecritiseerde critiek door geen enkel sterveling

gekocht wordt?Trouwens, tegenover den uitgever van Is. Querido

behoef ik niet bang te zijn, dat hij mij ervan beschul-digen zal, mijn critiek over Querido's critiek voor „je"critiek te verslijten! Hij luistert naar den naam vanJ. Emmering, en als ex-libris zijner firma heeft hijzich ermee vergenoegd, de letters J E binnen eenrand gestyleerde bladeren te zetten, zoodat alle zijnuitgaven „je" beloven te worden, en dus ook Queri-do's „Letterkundig Leven I" alreeds ipso facto „je"

is.Deze last van mij afgewenteld zijnde, wentelt zich

een andere last op mij. Want ziehier het lot, dat mijte schrijven zet over een Joodschen schrijver, de eerstemaal na mijn „geruchtmakend" artikel over „De Jo-den in de Litteratuur" 1 ). Zonderlingerwijze bezorgdedit artikel mij den naam van antisemiet, en evenwelwas er, dunkt mij, het tegendeel van vijandschap inwoorden als deze : dat de Joden „den innigen trots"bezitten mochten, „het minst geëerde en toch hetmeest eigene, onder alle volken het laatste, en tochhet eerste van alle volken te zijn".

Mocht die beschouwing de minder aangenamewaarheden niet verzwijgen, — een diep geloof in dekracht, in de uitverkorenheid en in de toekomst vanhet Joodsche volk, vormde er niettemin de kern van.

1 ) Zie blz. 27.

Page 109: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

97

Wèl veeleischend, zou ik zeggen, die met een dus-danige geestesgesteldheid in zijn beoordeelaar niettevreden is ! En toch betoonde men zich gebeten, bijv.over mijn co m p 1 i men t, dat een Joodsche schrij-ver van bijv. Hollandsche boeken, steeds méér eenJoodsche dan een Hollandsche schrijver blijft. Dochis het niet een zonderlinge pretentie van de Israëlieten,dat zij zoowel eene ras-echte, eigen natie wenschen teblijven, als, tegel ij k, voor allervolst begeeren teworden aangezien als leden der naties, te midden vanwie zij zich vestigden ?

Tot voorbeeld gaf ik Querido, den ook door mij zeerhoog gestelder romancier. Doet zijne taal u aan alszuiver-Hollandsch, vroeg ik. En ik antwoordde : neen.Zijn stijl: zijn overstelpende woorden-rijkdom en zijntaal-zelve, zijn woord-vorming, den bouw zijner perio-den en perioden-reeksen zoowel als de wending zijnervolzinnen, het klinkt ons alles vreemd. Het moeilijksteFransch lees ik gemakkelijker dan Querido's idioom,want Fransch blijft altijd Fransch en wat mij ontgaatkan ik opzoeken; — maar Querido's taal en zegswijs istelkens weer vol van intieme geheimen, waarvoorgeen woordenboek bestaat. De Joden-Breestraat ligtdichter bij Smyrna, dan Blaricum bij Amsterdam, engeen gerecht uit welke Fransche of Italiaansche keu-ken ook, zou mij ooit zóó bevreemden als dat wat Que-rido noemd op blz. 22 van zijn „Letterkundig Leven" :„Zult met bruine boonen". Hier staat men van aange-zicht tot aangezicht tegenover de raadselen van hetabsoluut exotische.

In de laatste jaren echter — ik wees er reeds op bijde bespreking, in „De Gids" van het tweede deel vanden Jordaan — komt Querido ons wel veel meer danvroeger nabij. De buitensporige on-Hollandschheidzijner uiting heeft zich gelegd in een meer bezonkenschrijfwijze, waarin het Joodsch-bizondere mindermoeilijkheden in den weg stelt.

7

Page 110: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

98

Toch, exotisch blijft hij, en zal hij ook wel altijdblij ven. Welke Hollander zou een bundel critieken ope-nen met 'n „inleidende beschouwing", waarin u wor-den voorgesteld .... de „Causeries du Lundi" vanSainte Beuve, aldus u vriendelijk en voorkomend aande hand doende, gemakshalve, eene vergelijking....Onze Hollandsche Sainte Beuve, zeggen wij dan ookaanstonds, wees welkom in ons midden met uw Don-derdagsch „gekeuvel" — het woord is niet van mij !— onder de streep van het „Handelsblad". Jarenlanghebt gij ons even hoffelijk uitgenoodigd, in u denHollandschen De Balzac te zien ; maar De Balzacschreef zelden critiek .... Zijn beeld behoefde, in uwepersoon, eene aanvulling. Aan de voorzijde zien wij dusin u den kleinen, dikken mensche-schepper met hetfonkelende oog ; maar aan uw achterzijde, o Hol-landsche Janus, aanschouwen wij de volle maan vanSainte Beuve's peinzend gelaat ... .

Exotisch blijft hij, in het klein als in het groot.En in die zoo exotische „inleidende beschouwing" zijnwel allerexotischt de verwarde en verwarrende laatstebladzijden, waarin Sainte Beuve's „schijn-statischelogiek" niet zonder „stapelzotte opmerkingen" wordtbevonden omtrent Flauberts Salammbo, — waarnaFlaubert en zijn „eenigszins malle apologie", AnatoleFrance en „de redacteur der „Revue Contemporaine",Froehner". door elkander rollen met Edmond Schéreren Rodin, naar het wèl abrupte slot : dat „zóó SainteBeuve's groot voorbeeld in de voornaamste buiten-landsche dagbladen navolging vond".

Het tweede opstel vangt aldus aan : „Het is eengrauwe, grijze, begriende en sombere Februari-Zon-dag". Is grauw en grijs hetzelfde ? Een „grijze" dagbehoefde nog niet „grauw" te zijn; wel is een „grauwe'dag op een onaangename manier „grijs". Het woord„grijs" mag dus overbodig heeten, daar het niet ver-sterkt, doch verzwakt, — tenzij deze verzwakking : hier

Page 111: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

99 ,

en daarwat grijs in het grauw, in de bedoeling lag. Dochhet ligt niet in de bedoeling, want de dag was boven-dien nog „somber", hetgeen men méér ziet van grauwedagen, en daarenboven — hier toeven wij voor ééndier slechts vaag te doorgronden geheimenissen —„begriend". „Begriend" ? .... door wie ? En wij gissen,dat het door een motregentje langs de ruiten is ; dochverderop wordt juist een „druilende" dag geschil-

derd....Laat ons niet langer blijven staan bij Querido's

taal, en bij de „begriende" gevolgen zijner „aansteke-lige geestdrift".

Want Querido geeft, op zijne wijs, in dit eerste deelvan „Letterkundig Leven", zeer veel goeds; het bevateigenlijk wel het beste critische werk, dat ik van hemken. Zijn methode mag dan soms met te veel bokke-sprongen langs allerlei omwegen en in cirkelgangengaan, en niet altijd recht, met zacht-vlijmende onder-scheiding, op het te beoordeelen werk in, — zijn cri-tieken mogen vaak rustige klaarheid missen en even-wicht, — onderwijl verrassen zij niet zelden doorzeer oorspronkelijke inzichten, door buitengewoonrake opmerkingen, door innig-diepe gevoels-peilingen,door zetten van een eigenaardige, gulhartige geestig-heid, ja door de zuiverste karakteristieken in één fij-nen, zwierig-getrokken haal.

Niet licht zal ik bijv. vergeten, hoe hij de volkomensierlooze, men zou zeggen, op 't kale af naakte schrif-tuur van Brandt van Doorne kenschetst : „Hij 1 i-q u i d e e r t zijn emoties onmiddellijk", — of welde philosophie-van-den-kouden-grond van Multatuli :„En hoe lichtzinnig en zichzelf bedwelmend, met zijnair van wiskundige logiek, lost hij de levensgeheimenin hoogerburgerschool-sommetjes op !"

Het is opmerkelijk, hoe dikwijls, en op het onver-wachtst, Querido en ik het, in g r o o t e trekkenééns zijn geweest in onze waardeschattingen. Over de

Page 112: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I00

latere bundels van Van Deyssel bijv. en over het te-genbeeld daarvan, de „Grondslagen" van Adamavan Scheltema, onderschrijven onze wederzijdscheoordeelvellingen elkender welhaast volkomen. Dochvrij wat merkwaardiger nog was onze eensgezindheidomtrent de in 't geheel niet meer gekende of begrepenen altijd geminachte figuur van Willem Bilderdijk.Daarover schreven wij, onafhankelijk van elkaar ente gelijker tijd, studiën van gelijke en felle bewonde-ring.

Natuurlijk vallen ook wel verschillen in onze ap-preciatie aan te wijzen: doch ook daar waardeer ikmenigmaal de oorspronkelijkheid en de fijnheid vanzijn kijk. Geleerd heb ik bijv. van zijne beschouwing,op blz. 69 en 70, over den stijl van Johan de Meesterin „De Zonde in het deftige dorp" en bizonderlijkvan dezen volzin: „Men voelt er de leefkrachtigheidin van een zeldzamen waarnemer, van een zeervlug-vattenden geest, die met een ge voel i-ge en charmante zwierigheid schijn-baar over de dingen heenpraat omhet waargenomen object niet te ver-ontrusten, terwijl hij toch niets an-ders doet dan, met een ondermijnen-de en indringende kracht het wezen,hetobject van zijn waarneming, o n t 1 e den enschif ten".

Het beste opstel van den bundel lijkt mij dat overde verzen van Leopold, waarin aan den eenera kant opzeer scherpe en overtuigende wijze het oude en dwazemisverstand wordt te niet gedaan, niet alleen datpoëzie „moeilijker" zou zijn dan proza, maar vooral,dat het proza niet evengoed aan eigen innerlijke enzeer dwingende we t ten zou te gehoorzamen heb-ben, -- doch vlak daarop onderneemt de criticus weerde verdediging der dichtkunst en verklaart ons hetrag-teere en gloeiende wezen van Leopold's niet zelden

Page 113: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I0I

en ook door mij, om eerlijk te zijn, misschien wel watmiskende verzen.

Deze bundel is een aanmerkelijke vooruitgang, zoo-wel op de vroegere, soms zoo kleingeestig-partijdige„Studiën", als op de hier en daar mooie en warme,doch vaak toch wel erg bombastische „GeschrevenPortretten". Ook déze stukken, zegt een voorwoord,zijn menigmaal uit vroeger tijd. Doch men vergeteniet, dat de kèuze der stukken óók iet ,- is, en ook ietszegt omtrent den geest, die haar deed. De serie „Let-terkundig Leven" zet met dit eerste deel dus welzeer hoopvol in.

** *

De „Letterkundige inzichten en Vergezichten" vanWillem Kloos vervolgen bij L. J. Veen de deelen „Nie-were Literatuurgeschiedenis". die S. L. v. Looy deedverschijnen. De eerste kroniek der „Inzichten", overHora Adama, is blijkens het Romeinsche cijfer tus-schen haakjes, de hoeder-dertiende kroniek der gehee-le serie. Dit boek bevat twaalf kronieken, die dus gaantot en met CXXIV. Blijkens de behandelde onderwer-pen bevinden wij ons ongeveer in het jaar 1905. Erzullen dus voorshands, om „bij" te zijn tot op 1916,nog elf van deze deelen moeten verschijnen.

Wanneer het eens zoover zal wezen, hebben wij degegronde hoop, dat zijne lezers — mochten er nog inleven zijn -- tot het „inzicht" zullen zijn gekomen,dat poëzie maar niet is een handigheid, die iedereenaan kan leerera, maar een zaak van onze diepste psy-chische „onbewustheid", en dat proza van veel lagerorde is, en veel minder „onbewust".

De „vergezichten" bestaan hierin, dat Kloos, ombijv. Couperus te verklaren, teruggaat tot Poot, —of om twee woorden te kunnen zeggen over een boekjevan G. Simons, een breedvoerige inleiding behoeft

Page 114: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

IO2

die vanaf Da Costa, via Sallustius en Tacitus, Bilder-dijk en Milton, Victor Hugo en Verlaine, tot Zola gaat.

Wel mocht deze latere Willem Kloos schrijven (o !de prachtige, klare kritieken-dichter der eerste „Veer-tien Jaar Literatuur-geschiedenis" !) :

„Ieder letterkundig kritikus, die niet begint methaarfijn te onderzoeken datgene, wat hij wil gaan be-oordeelen, toont zich in waarheid meereen verhandelaar dan een waarlijkkritische geest!"

Helaas!

Page 115: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

ZINGENDE STEMMEN 1).

De stem van Adama van Scheltema is ons allen be-kend, en in dit laatste bundeltje „Zingende Stemmen"worden geen opvallend nieuwe accenten aangeslagen.In 't algemeen kan men vaststellen, dat zijne lyriekhoe langer hoe rijper, en al rijpend rustiger wordt.De uitdagende, wild zich vierende toon zijner revo-lutionaire liederen heeft zich verstevigd tot den lievi-gen en wilskrachtigen strijdkreet van „Te Wapen" ;de grappen en grollen voor de engelenbak zijn ver-dwenen.... de „Picturale Sotternije", de dwazestranddroom, die met een zeer passend sentimenteelteekeningetje van Jan Sluyters in de mosgroene heeftgestaan, is even fijn als appetijtelijk, tenzij dan, dathet telkens herhaald „en toen" aan het eind der stro-fen ons lichtelijk verveelt en dat het „klein roze veer-tje, dat viel net op mijn hart, trala" — hoe aardig ook!— zoo tastbaar onwaar is. Ofschoon, ben ik hier nietwat zwaar op de hand, en is de bedoeling niet eigenlijkenkel, een zwierige en zotte „schilderachtige klucht"te geven ? Het zoet-gekscheerende „Le retour des hi-rondelles", de half bespotte, half terug-verlangde„romantische gravure", waarop een meisje in eencrinoline bij een Rijn-ruïne te smachten zit, heeftzeker niet minder charme. Alleen, — ja, noem mijmaar een hatelijken bediller, maar ik kan er niets aandoen, dat mijn ooren een beetje kieskeurig zijn uitge-vallen, en ik ben, onder de charme door, al maar héél

1 ) C. S. Adama van Scheltema. Zingende stemmen. (W. L. en J.Brusse).

Page 116: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

104

zoetjes gefolterd door het valsche rijm van de lieve,Eransche „hirondelles" en de schelle Hollandschemirabellen, caramellen, bagatellen, muskadellen, pim-pernellen, libellen, poesjesnellen en oudgezellen, diemijn „hirondelles" kwamen kwellen, kwellen, kwellen.

Lezer, ik zal u niet langer kwellen ; ik heb op uw ge-liefden dichter geen verdere aanmerkingen te maken.Zei ik niet juist, dat Scheltema's kunst voortdurendrustiger aan het rijpen is ? Wat heeft bijv. (om nogeven langs den buitenkant te blijven dwalen) zijnironie zich niet verfijnd! Lees maar eens het „L i e d-je voor den geestelijken midden-stand!"

Maar de hoofdzaak van elk bundeltje is immertoch weer de eigenlijke lyriek; en was de grondtoondaarvan altijd al weemoedig, thans is die vage wee-moed een diepe zwaarmoedigheid geworden. Wij kun-nen aan hemzelf overlaten de beantwoording dervraag, of deze poëzie dan inderdaad doet, wat hij nogonlangs in zijn brochure „Over Idealisme" van de poë-zie in 't algemeen verlangde, ja eischte, nl.: dat zij ons„heilzaam" zou zijn, dat zij ons „dienen" zou, datzij ons zou geven „de harmonische bevrijding uit detragische disharmonie van het leven", kortom, dat zijons „stichten" zou. Ik zou zeggen : als zij dat doen,deze gedichten van zich-oud-voelen-worden, vanlevensmoeheid, van ontgoocheling, dan doen zijhet zooals alle schoone kunst hetdoe t: troosten over troostelooze waarheden, met deklare bezonkenheid, waarin die zwarte desolatie toteen zoete, doorzichtige, donkerpurperen schoonheidwerd. Maar op die wijze missen wij liever zijn theoriënals een hinderlijke kiespijn, die ons de heilzaamheidder schoonheids-genieting dreigt te bederven.

En déze heilzaamheid hebben zij ongetwijfeld,deze opene, droomerige en navrante verzen; ik wil erenkele voor u overschrijven :

Page 117: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

105

Tusschen de jalouzieën door,Die wiegen in den wind,Zie ik de fonklende zonIn de wuivende tuinen.En maar één dak van de stadZie ik boven het groen,Bén dak, met een raam,Maar dat is nooit open.

Wat is achter dat raam,Achter dat droomende oog ?Is het een lief geheim —Of maar een blinde leegte ?

Zie daar het waaiende groenTusschen de jaloeziën door, —Achter het groen, is de stad —Gaan de raadslige menschen.

Hoe vaak ging ik door hen,Tastend naar een kloppend hart,En zocht ik een lief geheimAchter ieder paar oogera!Ach, maar zij zijn dichtAls dat starende raam En ik geloof niet zoo meerAan zooveel lieve geheimen.

Wat is mijn eigen geheimWaar ik zoolang naar zocht,Geloof ik nog zelve aanDat oneindige wonder —?

Beter is 't de zon te zienTusschen de jalouzieën door,En naar den waaienden windEn beter droomera dan weten.

Page 118: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

Io6

Zie, zie de fonk'lende zonTusschen de jalouzieën door --Zij klapperen zacht in den windZacht, zacht tegen mijn hart !"

Niet minder geheimzinnig en doordringend tegelijk,dan dit prachtige gedichtje, is dit andere „De uitdra-gers" :

„Vanuit den kalmen zomernachtNaadren de winden,Zij dwale' en dwarrelen — een trachtMijn venster te vinden.

Een blaast aan mijn open raam,Hij beweegt de gordijnen —Nu fluisteren zij te zaamEn verdwijnen.

Doch daar keerera zij weer,Of zij zich plots bezinnen —Nu buigen zij zich neerEn schuiven sluipend naar binnen.

Zij schuiven langs het ho lle behangZij bewegen de gordijnen,Zachtjes waaien zij aan mijn wangEn verdwijnen.

En weer„— weer hun schuivend geluid,En weer zijn zij zachtjes verdwenen, —Zij dragen iets uit — iets uit !Zij dragen iets henen!

Hoor door het kalme zwartHun onzichtbre gelaten —Zachtjes waaien zij door mijn hartDat is opengelaten.

Page 119: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I07

Zij dragen iets van mij vandaan,Iets van mijn hoop — iets van mijn zorgen,

Starend hoor ik hen gaan En wacht den morgen.

Zij droegen iets, dat ik hadIn de donkerte henen,Iets dat ik bezatIs verdwenen.

En tusschen den valen schijnVan den dag en den verdordenNacht, voel ik de weeë pijnVan het ouder worden".

Sterk-ontroerend is ook dat vers van de verlorenklaarheid en felheid der jeugd-sentimenten, met dienouderwetschen titel „Ode aan de Jeugd". Ach, datkleine bundeltje is overvol van mooie dingen; bladerhet maar eens door : „Zingende Stemmen", het titel-gedicht, „Bij het vliedende levensbeeld", „Het eeu-wig lied", „Meiregen", „Oude verven", „Golven",,,Langs het getijde", „Buxusgeur", en soms kan hijvan die heel, heel eenvoudige liedjes hebben, niet zooveel minder mooi dan Goethe's „Ueber allen Gipfeln" :„Nazomer", „Herfstbosch". Doch een enkele maalgaat zijn eenvoud tot een simpelheid, die niet meermooi is, gelijk in het bijna pijnlijke „Moe".

Mijn ruimte is te beperkt voor verdere citaten;doch, behalve het krachtige „Te Wapen", zijn er nogeen paar andere, uitnemende tijdzangen : „Aan diekomen", „Vrede", en „Na een Jaar".

Adama van Scheltema is zonder eengen twijfel eenonzer meest belangrijke dichters, en van die dichterszeer zeker degene — een verdienste, voor welke onzehoovaardige individualisten niet dan een smalendenglimlach over hebben, en welke men nochthans niet

Page 120: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

Io8

hoog genoeg schatten kan ! — degene, die zijn v o 1 kbereik t, die door zijn volk wordt v e r s t a a n.En men bedenke het wel, het is alleen bij een veel-vuldiger voorkomen van die eigenschap, dat er ooitvan een nationale cultuur sprake zot! kunnen komen . .

Page 121: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DAMES- EN HEEREN-LECTUUR. 1)

Neen, wij zullen vandaag „de Nederlandsche Let-teren" niet, of nauwelijks binnengaan; maar gelukkigkan men zich ook buiten dat dierbare gebied nog welstichten en vermaken, en zelfs kan men dat met boe-ken, met Nederlandsche boeken, met oorspronkelijkeNederlandsche „bellettrie" .... ! Wat zeg ik? stich-ten en vermaken? Genoten heb ik van den engelach-tiger roman van Annie Mol (lieve naam!) En JeanneReyneke van Stuwe, die nog wel een beetje tot „deNederlandsche Letteren" behoort, heeft van de tweemij het minst doen genieten, en overigens vermaaktnoch gesticht.

Jeanne Reyneke van Stuwe is ongetwijfeld onzevruchtbaarste schrijfster; het getal harer romansen bundels schetsen en gedichten, loopt naar de veer-tig toe, en op meer dan vijftig deelen mag zij met eendankbaren zucht terugzien. Het laat zich hooren, datzij, bij een dergelijke productie, een achtenswaardigehoeveelheid routine heeft verworven. Het dertig-tal schetsjes van dezen zwaren bundel (men krijgtwaar voor zijn geld) ziet er uit als „uit de mouw ge-schud" : met een ongeloofelijk gemak bedacht, eneven soepel en vlot neergezet. Wie doet 't haar na, inde gauwigheid een kwarthonderd min of meer „tref-fende" liefdegevallen te verzinnen, en altijd weer zóó

1) Een „Mariage de Raison" door Jeanne Rey-neke van Stuw e. (L. J. Veen, Amsterdam).

Z o m e r-I d y 11 e, roman door Annie Mol (Amsterdam,Scheltens & Giltay).

Page 122: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

II0

uit te werken, dat het resultaat heusch nog wel ietslijkt ; een beetje atmosfeer, een beetje weelde vanstoffen en bloemen en toiletten, en vooral, dat laathaar nooit in den steek, een beetje gloed van dien„Hartstocht", die haar indertijd, met één slag, be-roemd heeft gemaakt. En het is werkelijk heel knap,en soms waarachtig nog wel een oogenblik „spannend'ook ; maar ondertusschen, zoo vlot en vloeiend gaatdat alles, dat de weg ook wél is : het eene oor in, hetandere uit. Ik ten minste vergeet die dingen, vijf mi-nuten nadat ik ze gelezen heb, weer grif. En maar eenenkel schetsje, een nog schaarscher détail, blijft watlanger hangen.

Hoe zit het eigenlijk, dat een vrouw van evenveeltemperament als schrijftalent, die bovendien, daarvanhoud ik mij overtuigd, een danig goed mensch is, zooheel weinig bereikt ?

Wat haar ontbreekt is, dunkt mij, geest. Het werkvan Jeanne Reyneke van Stuwe, maakt op den duur,ondanks al de verscheidenheid harer onderwerpen,den indruk van : saai. Het heeft nooit verrassende fijn-heid, noch ooit een hooge stijging van wijderschou-wende menschelij kheid ; en evenmin daalt zij af in die-pere psychologische problemen, die ons werkelijk zou-den gaan interesseeren. Hoogstens bereikt zij de „span-ning", maar het fijnere „boeien" doet zij ons nimmer.

Ik vraag mij af, wie aan zulk werk eigenlijkooit iets „hebben" moet. De flirt-meisjes en heerera,die zij bestraffend pleegt af te beelden, en die ermisschien een nuttig „lesje" aan konden halen, zullenhaar niet lezen; wie haar lezen, zijn de dochters vaneen veearts in Overijsel en van een ontvanger inLimburg; die vinden haar beduimelde boeken in dewekelijksche „portefeuille" en smullen, al smalend enheimelijk verlangend, aan die mondaine Haegschewaereld, die zij nooit anders dan van dezen eenen af-gezaagden kant te zien krijgen.

Page 123: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

III

De schijn-fraaie banaalheid van dat leven blijktdermate verdoovend en vervlakkend, dat die zichniet zelden ook van de schrijfster-zelve meester maakt.Zij heeft nu en dan het maniakke van een naaisterof kapster, die in gedachten het kappen of kleedeneenvoudig niet laten kan.

Ook op het minst geschikte moment sleept zijmet een robe d'intérieur van orchidee-kleurig liberty-laken aan, om, als zij bemerkt, dat die haar blondeheldin wèl flatteert maar in de war brengt en den le-zer nog méér, erop te verzinnen, dat de draagster „erzich in 't gehéél niet bewust van was, welk een be-vallig schilderijtje zij vormde." Maar, oppert eenlezer nog, zat dan ook soms het conflict hièrin, datHertha (ach! overheerlijke naam) er zich nièt bewustvan was, een robe d'intérieur van orchidee-kleurigliberty-laken te bezitten en dezen avond te hebbenaangedaan, maar dat Frank (ach! lekkere romannaamvan mannelijk schoon!) haar liberty orchidee-robedrommels goed in de gaten had ? Integendeel, Frankwas het juist, die niets zag, die niets zien wou; Frankwas het, juist Frank, die maar niet wou merken, hoeHertha, de blonde en doodgoeie Hertha, hem liefhad!Zoodat niemand van die intérieur-robe van liberty or-chidee-kleur gediend blijkt of plezier heeft.... dande couturière, Jeanne Reyneke van Stuwe zelve, enhaar boven beschreven „geachte dames-clientèle."

Ach, en voor dezen, die nog tusschen de rood-trij-pen meubels zitten, moet het wel zalig zijn te lezenover het goudkleurige boudoir, dat somber werd toende weduwe-met-de-ongeneeselijke-smart binnentrad;en over het wandelhoofd te Scheveningen, waar hetgoede jongmensch op het verkeerde, 't wufte meisjeverliefd bleek; en over het deftige buiten, waar hetslechte jongmensch het leelijke meisje-met-geld vroeg,terwijl hij keek naar het mooie logeetje-zonder-geld,dat tusschen de rozen stond .... En ach, ach ja, over

Page 124: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

II2

het symbolische afscheids-boeketje van witte viool-tjes en blauwe buglose, geel-rood gestippeld St. Jans-kruid en vlamroode papavers, en dat zeggen wilde (decursiveering is van de ontroerde schrijfster) „D e o n-schuld is bedrog, en het geluk is eendroom.... En in het smartelijk gebaar harerhanden, vielen de bloemen verstrooid aan haar voet."

Wie doet je wat ? — Maar één ding neem ik deschrijfster toch hevig kwalijk. Eén gegeven is er bij,een gegeven van superbe kostelijkheid.... en dat zijdáár niets van terecht heeft gebracht !

Er is een grootmoeder-douairière van zes-en-vijftig,die samenwoont met haar zeven-en-dertig jarige doch-ter, weduwe als zij, en het achttienja rig kleindochter-tje. Merk op, dat de dames juist negentien jaar ver-schillen. Over één jaar zal kleindochtertje ook negen-tien, en grootmoeder, op haar zéven-en-vijftigste, overgrootmoeder moeten zijn; want dat wil „de traditieder familie" (zoo heet de schets) ? Zij steunt op eenomvangrijk legaat voor a lle op haar achttiende jaartrouwende nakomelingetjes, en nu denkt men Ellieuit te huwelijken aan een eleganten overste, even inde vijftig weliswaar, maar zoo jeugdig en slank nog enbovendien zoo gefortuneerd, dat ook Ellie niets geenbezwaar heeft. Evenwel, de overste bijt nog niet, enmevr. Van Laren, de zeven-en-dertig-jarige moeder,bekent zich, dat zij zelve eigenlijk 66k wel zin in dennog frisschen en bovendien gefortuneerden oversteheeft. Maar de overste, die eerst wel over Ellie dacht,in verband met het familielegaat, vindt de zeven-en-dertig-jarige weduwe toch eigenlijk 66k nog te licht-zinnig voor zijn leeftijd, en bekent zich, dat haar voor-liefden eigenlijk méér de zijne waren een twintigtal ja-ren terug, dan nu. . . . De zes-en-vijftig-jarige douairi-ère echter heeft hij nog gekend in haar jeugd, toenhijzelf een arm tweede-luitenantje was; hij had haartoen zelfs wel het hof gemaakt ; nu nog is zij een aar-

Page 125: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

113

dige, appetijtelijke vrouw; hij haalt herinneringenmet haar op, en.. . .

Gij ziet, lezer, dat had kunnen worden een ver-haal van een onbetaalbaarheid! Denk u dat geschre-ven door Buysse, door Couperus, neen, door De Bal-zac ! Denk u die karakters uitgewerkt, denk u degroene bakvisch, de rijpe weduwe, de overrijpe douair-ière, en tegenover deze drie gratiën den Paris-in-rij-broek, den overste ! Dat had kunnen worden ... .

En integendeel, nu is Jeanne Reyneke van Stuwedeze donnée gaan afdraaien zóó braafjes-nauwgezet,zóó van dat „je d'r zoo echt in kan komme", in degevoelens van die drie dames en van den achtens-waardigen hoofdofficier, dat het geworden is eenverhaaltje, bijna nog saaier dan de rest. A shame!

Tot eer van Jeanne Reyneke van Stuwe moet ikhier aan toevoegen, dat één dier schetsjes (het komtmij daar juist in de gedachte) toch wel héél goed is :„Intrigante". De intrigante schrijft een a llerliefstenbrief aan een vriendin; en in dien brief staan eenpaar zinnetjes van een geraffineerde verraderlijkheid,die heusch niet iedereen zóó voortreffelijk beeldendzou kunnen doen gevoelen. Nu, dat Jeanne Reynekevan Stuwe „niet iedereen" is, dat spreekt immers ookvanzelf.

* *

Intusschen heb ik dan genoten van Annie Mol,ik zeg het zènder gekheid. Want wat is de jeugd ietsheerlijks, de argelooze, lieve en ernstige jeugd, ook enjuist als zij boeken schrijft ! Het wordt dan misschienniet precies kunst, maar hetgeen er op het papierkomt, heeft de roerende, gansch onbewaakte uitdruk-king van heel jonge oogera, die vorschend het levenbinnentien en meenen zoo klaar te begrijpen veel, datlater duister en onverklaarbaar blijkt.

Zie eens, hoe zoon Annie Mol een „roman" begint :

8

Page 126: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I14

„Het zomerde buiten. (Of het binnen nog lente was,vermeldt zij niet). Het was in het begin van Juli ,warm en zonnig. Op de uitgestrekte velden, bont vanbloemekens, waarvan de geuren de lucht bezwanger-den, wierp de zon al hare stralen uit en verhoogde denatuurschoonheid, vermoorde ieder bloempje, iedergrassprietje."

Knielt gij nog niet met mij, lezer ? Hebt gij nietgenoten van die kinderlijke „bloemekens", die zoogrootemenschig de lucht „bezwangerden", en van dezon, die àl hare stralen uitwierp over de uitgestrektevelden, en óp die uitgestrekte velden de „natuur-schoonheid" „verhoogde", ja, ieder bloempje, iedergrassprietje vermooide ? Alles aan dien volzin is nueven verrukkelijk van naïveteit.

Nu, dan is daar een buiten met een „majestueusen statig" huis in het midden; en daarvóór, in eenbloemperk, „verhief zich g r o o t s c h en f or s c heen standbeeld van blinkend-wit marmer." Maar ineen prieeltje terzijde, waartegen de klimop „w e e 1-derig was aangebracht", zit een „aardigkopje" te lezen : „Haar oogen volgden de regels enverslonden de letters. Zij ging op in het verhaal,zij voelde mèt den schrijver de emoties en begreep alzijn weer geve n." Het is al maar door even schat-tig ! „De grijs-bruine oogen hadden een ietwat me-lancholische uitdrukking, e en wereld vandenken lag er in". 0, het is....! En het iszoo gezond tegelijk : „Een aardig kuiltje, schalkszich vertoonende in haar ronde kin, gaf haar terugwat de oogen haar bijna benamen : de jeugdblijheid."

Maar nu het gesproken woord! Dat is nóg .... !,,,,Ik ga een wandeling maken, genieten van het

s c h o o n e zomer-weer", zei ze half luid."Ze gaat roeien, en op een eilandje vindt Mone (ver-

korting van Anemone; waar in hemelsnaam haaldenhaar stokstijve ouders dien poëtischen fantasie-

Page 127: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

' '

II5

naam vandaan?) vindt Mone, zeg ik, een schilderesjezitten, — dat daar een studie maakt naar de natuur ?Neen, zij zit er een schilderstuk af tewerken, „voorstel-lende een zomertuin, met bloemen, v o or a 1 r o-z e n en 1 e 1 i ë n, en tusschen die bloemen, opden voorgrond, een kind, f r i s c h, la c h e n d enr e i n." Dat alles zit de schilderes daar te schilderenop een eilandje !

„Vindt u 't mooi", zei de schilderes, „denkt u dathet goed zal worden ?"

„Ja zeker", zei Mone, „'t zal prachtig wordenals het af is. Schildert u naar eenvoorbeeld?"

„Dezenkeerniet, ik schilderde nu naarstemming...." (!!)

„De schilderes werkte weer voort, haar penseel gingvan het palet naar het doek om hier en daariets te v e r m o o i e n en te vervolmaken."

Zij praten nog wat, Mone en Vic (zoo heette de schil-deres) over „idealen" en „illusies", totdat Vic vraagt :„zeg, ga je mee ?"

„Natuurlijk, Vic, want je bent een snoes", zei Mo-ne.

„En jij dan, Annie Mol", kunnen wij, mijn lezersen ik, ons nu niet langer houden, „vergeef onze famili-ariteit en aanvaard de leliën en rozen onzer dankbarehulde aan de Jeugd !"

Mag ik nog even Vic's atelier laten zien?„De wanden waren behangen met kost bare

d r a p e r i e ë n, waartusschen hier en daar e e n i-ge kunstig-gemaakte studiekoppenwaren aangebracht. In een der hoeken van de kamerstond op een voetstuk 't Madonna-beeld, w a arvan af de schouders een fijn tullenkleed in soepele plooien neerhing.

„Nog andere voorstellingen in gipsof steen waren smaakvol hier en daar geplaatst.

Page 128: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I16

Schilderstukken en gravures in zwarte ofz e p i a kleuren hingen aan den wand. 0 pkleine t a f e l t j es stonden vazen met bloemen,irissen, rozen en violen."

„Hoe ik het hier vind, Vic? mooi, artistiek,romanesk, en dat moet ik je zeggen,het geheel is prachtig. En door jeomgeving ken ik jóu, ik weet nu jestreven en opvattingen."

„Ik dank je Mone", zei Vic ontroerd ...."Het is àlles, wóórd voor wóórd, om te zoenen! En

ga nu eens na, lezer, als dat komt tot een heerlijkeliefdesgeschiedenis en tot verdriet en zelfopoffering,alles met dat jonge, onbevangen, warme hart! De ont-roerendste goedheid en jeugd-ernst is soms bladzijdenlang niet van de lucht. Nee, voor zulk een boek geefik verscheidene zoogenaamd „knappe" bijdragen vangerenommeerde tijdschriften-vulsters cadeau.

Page 129: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE PATHOLOGISCHE ROMAN VANMARCELLUS EMANTS 1).

Dit boek is een unicum in onze litteratuur, in zoo-verre dat het, naar ik meen, de eerste Nederlandscheroman „met bijlagen" is. Gij kent de beroemde Fran-sche werken, waarbij uit de eraan toegevoegde proces-stukken, pleidooien en polemieken blijkt, hoeveelerom „te doen" is geweest. Dat voorbeeld heeft deheer Emants hier gevolgd, of liever hij heeft er zich,zegt hij in een voorwoordje, toe „genoodzaakt gezien".

Wat er dan wel te „doen" geweest is om dit zijn„Liefdeleven", reeds vóór het in boekvorm verscheen?— Het waren (ik kan niet verhelen, er mij vereerd meete gevoelen) slechts enkele volzinnen van den onder-geteekende. Ik had, in eerre bespreking van „Een co-quette vrouw", door Carry van Bruggen, eveneenshet toen juist in „De Gids" voltooide „Liefdeleven"betrokken, en geschreven: „De twee boeken komenhierin overeen, dat zij de Pathologie brengen in delitteratuur, niet als middel, dat tot hetontstaan eenex schoonheid mee-werkt; maar als hoofddoel, dat zichmet litteraire schoonheid bekleedten deze dus als middel aan zich on-derwerpt. En in zooverre lijkt mij het genre on-voorwaardelijk af te keuren". Deze volzinnen gavenden heer Emants aanleiding, op zijn beurt een opstel„Pathologie in de litteratuur" te schrijven en aan te

1 ) „Liefdeleven", romanvan Marcellus Emants.(Van Holkema & Warendorf).

Page 130: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I18

bieden aan „De Gids", waarin het, voorzien van eennaschrift van mijne hand, geplaatst werd. De hoofd-zaak van 's heerera Emants betoog was, dat het,vooreerst, uiterst moeilijk, zoo niet ondoenlijk moetheeten, te bepalen, waar de lichte afwijking in het be-slist pathologische overgaat, en waar dus de grens-lijn ligt, waarbuiten men niet meer zou mogen gaanin de roman-kunst ; en dat, ten tweede, het abnorma-le uiterst belangwekkend kan zijn, waar het in de overdreven afmetingen van het uitzonderingsgeval eenalgemeene waarheid te feller in het licht stelt — Waar-tegen ik inbracht, dat, ten eerste, de grenslijn tusschenenkel-maar-afwijkend en volkomen abnormaal, intheorie niet te trekken, zonder aarzelen getrokkenwordt door de practijk: „Normaal doet zich voor depsyche", definieerde ik, „welke wij, „gewone men--schen", tot in al hare afwijkingen, nogals bekend en vertrouwd aanvoelen, diep in ons zel-ven. Abnormaal doet zich voor de ziel, waarmee wijopeenmaal geen raad meer weten, die onsniet meer áánspreekt, omdatzij.... hetalgemeen-menschelijke wel misschien in beginselnog heeft, maar dan in graden en verhou-d i n g e n, die niet langer algemeen menschelijk zijn"— en daarmede was meteen het antwoord gegeven ophet tweede punt van Emants' betoog; want wat wijniet meegevoelen kunnen, dat kan ons nooit boeienof overtuigen. „Het abnormale mag zeer instructiefzijn voor het wezen der menschheid, — in de kunst 1)irriteert het eer, dan dat het ontroert."

Dit opstel „Pathologie in de litteratuur" nu, werd,

1 ) Ik had moeten schrijven: in realistische kunst. Want in meerdichterlijke en gestyleerde kunst, in het romantische verhaal, in hethoogere drama, in de tragedie, waarin het niet om de kale feitender werkelijkheid te doen is, zijn de mogelijkheden zooveel grooter.En een kunst van grooten stijl, ongetwijfeld, kan ook het abnormalemeevoeren tot de hoogten van het Symbool. Doch ik noemde mijn

Page 131: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I19

gevolgd van mijn „Naschrift", door den heer Emantsaan zijn roman toegevoegd. Doch daarbij liet hij 'tniet ; de heer Emants is een secure Ho llander, en dieskon hij geen vrede vinden bij het feit, dat op die wijzemij „tweemaal het woord vergund (was) en (hem)slechts éénmaal". „Ziedaar", besluit hij zijn voor-woord, „waarom ik mijn „Aanteekeningen" op hetNaschrift van den heer Scharten hierachter moestlaten afdrukken". Nu heb ik mij noch te beklagennoch te verhoovaardigen, want toen ik, niet mindersecure Hollander dan de heer Emants, dat „Naschrift"met zijn „Aanteekeningen" in proef ontving, plaatsteik, met 's meesters goedvinden, in die aanteekeningenweer enkele noten (komt gij erin, lezer : noten op aan-teekeningen op een naschrift bij een anticritiek op eenzijdelingschen aanval in een critiek over ander werk?}noten die slechts dáárom niet voorkomen in het boek,wijl ik mijn drukproef te laat terugzond.

En nu ga ik, secure Hollander, die noten op dieaanteekeningen op mijn naschrift bij enz.-enz.-enz.hier toch debiteeren ; niet echter om met alle geweldgelijk te krijgen (daartoe heb ik te dikwijls ongelijkgehad.... én bekend, in mijn critische leven!) dochomdat het mij voorkomt, dat in die „Aanteekeningen"de heer Emants het hart van de quaestie geraakt heeftniet alleen, maar tevens eigenhandig zijn „gelijk" ge-raakt heeft, in het hart.

Of hij dit heeft gevoeld ? Men zou het bijna zeggenaan de ongewone bitsheid waartoe, in die Aanteeke-ningen, de heer Emants zich, na ons hoffelijk toer-nooi, verleiden liet. Zoo plaatste hij in mijn uitspraak:„in de kunst irriteert het (abnormale) eer dan dathet ontroert" deze, achtste, en wel korte, aanteeke-ning bij het woord „het" : „de onwetenden en de be-

Gids-artikel dan ook niet : „Het abnormale in de litteratuur", doch :„Pathologie (d. i. wetenschappelijke, concrete ziekteleer) in de lit-teratuur."

Page 132: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I20

vooroordeelden" — welk niet zeer vleiend compli-mentje ik in mijn zak kon steken!

Doch waar ik de redenen van dat irriteeren naderontleedde en vooral déze vond, dat wij in die abnor-male eigenschappen der pathologische roman-figuur„al maar niet onszelf herkenden", noteerde de heerEmants:

„Daar zijn we in het hart van de kwestie. Ja, diezich zelf niet herkent in de zoogenaamde afwijkingen,moet wel als de heer Scharten oordeelen; maar.... datligtdanaanhem. Wie daarentegen scherpen onbevangen in zichzelf heeft ge-blikt, die moet daar haast alle af-wijkingen in kiem of in geringe ma-te of latent hebben ontdekt. Was ditniet het geval, dan zou de normale mens (laat onszijn bestaan bij benadering aannemen) geen andermens kunnen begrijpen. Toch is het tegendeel het ge-val, , al begrijpen geen twee mensen elkander volko-men. Wij zijn wel degelik in staat (ofschoon wij 't nietaltijd doen) vrijwel alle afwijkingen —mits ze niet al te ver gevorderd zijn— te begrijpen en mee te gevoelen; juist wijl het af-wijkende niets is dan een vererging, een overdrijvingvan normale karaktertrekken".

Zoo teekende de heer Emants aan, en achtte mijafdoende verslagen. Hij bemerkte niet hoe hij, juistop het moment der overwinning, ging spreken metmijn eigen woorden : „normaal doet zich voor de psy-che, welke wij „gewone menschen", tot in a 1 h a-re afwijkingen, nog als bekend envertrouwd aanvoelen, diep in ons-zelven.

„Tot in al hare afwijkingen" ! ik overtrof den heerEmants, die van „h aast alle afwijkingen", en van„v r ij w e 1 alle afwijkingen" spreekt, „mits ze nietal te ver gevorderd zijn". — Juist, hooggeachte heer

Page 133: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I2I

Emants, ik onderschrijf uwe woorden ten volle :mits ze niet al te ver gevorderd zijn!

En indien zij wèl al te ver gevorderd zijn ?Indien zij dus van enkel- afwijkend pathologisch

zijn geworden ?Dan zijn we, gij geeft het zeer terecht te verstaan,

nièt meer in staat die abnormale eigenschappen te be-grijpen en na te gevoelen; zij kunnen ons dus niètmeer ontroeren — een voorwaarde, welke ook gij aanhet kunstwerk stelt -- ; en bijgevolg behooren zij niètmeer tehuis in de kunst.

** *

Ziedaar wat het geval is met verscheidene factorender vrouwenziel, die ons getoond wordt in Emants'„Liefdeleven".

Zijn Mina is eerre hysterica, die een alleronvrouwe-lijkst volslagen gebrek-a,an-tact met het allervrouwe-lijkst gebrek-aan-logica (doch dit laatste in een onge-hoorde mate) in zich vereent, en, van deze beminnelij-ke qualiteiten voorzien, met haar diep rampzaligenechtgenoot tot „scènes" komt, zelfs in gezelschap,die nauwelijks scènes meer heeten mogen : tot paroxys-men van woede en haat, tot orgiën van onzin en ver-dwazing, ja, tot totale zinsverbijsteringen, — scèneswelke men leest, met bewondering, ongetwijfeld, voorhet talent van den auteur, die ze, vanuit een nietsje,door vele bladzijden heen, zich doet ontspinnen enaanwassen en voortrollen, -- en aanvankelijk ook welmet instemming, omdat men die echt-vrouwelijke on-logischheid en de-dingen-op-hun-kop-zetten als waarherkent; totdat echter de zaak verhoudingen aan-neemt, die men de eerste maal met verbazinggadeslaat, de tweede maal evenwel, aangezien menjuist zoo een scène nog al eens had bijgewoond, nietzonder eenig ongeduld, en de derde maal met gedeci-deerden wrevel, wijl men zich zegt : „nu ja, maar wat

Page 134: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

122

héb ik aan dat malle, zieke schepsel ; wij weten het nuwel; en wat interesseert het mij eigenlijk ? Het menschis gek !"

En het interesseert ons te minder, waar de man,Christiaan, ook al geen oogenblik ons te boeien ver-mag ; en niet alleen zijn wij niet in staat, iets te gevoe-len voor dezen schoolmeesterenden nul-in-'t-cijfer,die nog niet de kracht heeft egoïst te zijn ; maar wijgelóóven zoo weinig in hem. Wij slagen er niet in, tegelooven in zijn liefde voor Mina ; al vóór het trouwenniet. Het is alles zoo verstandelijk opgezet ; het is nietvizioenair geschapen. Ook van Mina gelooven wij al-lerlei dingen maar noode : wij gelooven bezwaarlijk,dat zij vóór het huwelijk haar moeder onderhield methet geven van vioollessen, waarbij zij een paar dui-zend gulden 's jaars maakte. Waar leefde die moederwel van, vóór de muzikale loopbaan harer dochterzulk een vlucht nam, en hoe kon de wantrouwige, gril-lige, prikkelbare Mina het met één leerling vinden ?

Emanst' bedoelingen met dit boek zijn waarschijn-lijk deze geweest : te zeggen- : „als een man zondervrouw een genoegelijk leven heeft, laat hem dan tochniet trouwen, want dan heeft hij groote kans, dat hethem, het zij dan in mindere mate, als Christiaan ver-gaat. Want zóó als Mina, is in grondbeginsel d evrouw : onredelijk, liefdeloos, en met maar éénheel diep verlangen : het kind. Is eenmaal dat ver-langen vervuld, dan is de man niets of heel weinigmeer voor haar".

Dat echter ook de man, Christiaan, zóó is, zóóweinig tactvol, zóó embêteerend met zijn duldeloos-beschermenden toon, en zóó zwak in zijn morrendemeegaandheid, dat Mina zeker niet de eenige vrouwzou geweest zijn, die het niet met hem uithield, —dat schijnt Emants volstrekt niet aldus in te zien ofvoor te hebben. Wanneer hij Christiaan zoo goed alselk ander met gebreken behebt doet zijn, dan is dit,

Page 135: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

123

omdat de moderne psycholoog tegenover de Schuldigeniet langer den blanken ridder der Onschuld stelt.Ook het slachtoffer wenscht hij onbevooroordeeld tetoonera, gelijk het is.

En zoo staan wij hier dan tegenover dit met hardeknapheid geschreven boek en bekennen ons, dat hetons overtuigt noch ontroert. Wij vinden een gedeelteder schuld bij den man, die ons maar matig sympathiekis ; en dat hij niet gelukkig wordt, zien wij even lijde-lijk aan als het dwaze gedrag van de vrouw, die onsevenmin de minste sympathie inboezemt en in wiewij al spoedig de volslagen ontoerekenbaarheid onder-kennen : in haar overdreven en dwingerige eischenvóór het huwelijk reeds; bij haar thuiskomst van dehuwelijksreis; en van dan af in gestadig stijgende lijn.

Het is niet de vraag, of men al vrouwen gekendheeft, die precies zóó waren of op die manier; — het iszelfs niet de vraag, of deze vrouw en haar levenslotnog van anderen dan van specialiteiten in zenuw- enziels-ziekten de nieuwsgierigheid gaande kan maken ;— het is de vraag, of een historie als deze in één menschdie zekere schoone bewogenheid vermag te wekken,die hooge huivering en dat diepe meegevoel, die be-wijzen zouden, hoe hier niet langer sprake was vanenkel verdienstelijke of zelfs meesterlijke psycholo-gische analyse, van vakkundige samenstelling enschriftuur, ja, van een werk van misschien weten-schappelijke waarde, — doch van schoone kunstin haar meest eigenlijken zin.

Die vraag nu heeft in het bovenstaande hare duide-lijke beantwoording gevonden.

** *

Ik heb thans driemaal het „woord gehad", en deheer Emants — als men vergeet, den roman mee tetellen — tweemaal. Ik gun hem dus, wat mij betreft,

Page 136: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I24

gaarne het genoegen mij nogmaals te bestrijden, enmet nog meer graagte beloof ik hem en mijzelf, op diebestrijding dan niet verder in te zullen gaan. Want hetschijnt, dat niet de vakman, de criticus, doch de di-lettant-criticus, de romancier, het laatste woord be-hoort te hebben. Ik wil hier echter een paar woordenaan toevoegen over dat „goed recht" der anti-cri-tiek, en over 's heeren Emants meening, dat anti-critiek ten allen tijde in courant en tijdschrift moesttoegelaten zijn, en wel in die mate, dat de aangevallenauteur „over evenveel ruimte voor zijn verdediging(moest kunnen beschikken), als zijn tegenstander voordiens aanval werd toegekend".

Deze meening nu komt mij voor, te berusten op eenvolkomen misverstand van den aard en het wezen dercritiek. Een goede critiek is nooit een „aanval" ; zij iseen aandachtige beschouwing, een geduldige door-gronding van het werk, een zorgvuldige onderschei-ding van de hoedanigheden er van, en na dit alles eenonpartijdig eindoordeel. Dit eindoordeel kan een aan-vallende beweging hebben, zoo goed als een bescher-mende of een bewonderende. Maar daarmee erlangthet niet en nooit (ik sprak van goede critiek, dochreeds van eerlijk gemeende critiek geldt hetzelfde) hetkarakter van den aanval.

De bedoeling van zulke critiek is immers nooit : eenbepaald werk te beschadigen, maar zij is : den lezer teZeeren beschouwen, doorgronden en onderscheiden;dit, en niets anders, is het vak van den en-t icus.

Doch het is nièt het vak der artisten, de waarheidomtrent hun eigen scheppingen in pacht te hebben endie waarheid ook te kunnen demonstreeren; integen-deel, het meerendeel der kunstenaars mist alle zelf-

critiek; in de meeste gevallen is het van zeer ge ring

belang te vernemen, wat de kunstenaar met zijn werk„bedoeld" heeft, aangezien het er immers uitsluitend

Page 137: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

125

op aankomt (kunstenaars „bedoelen" vaak zooveelméér dan zij geven !} wat in het werk is bereik t, enwat het den onbevangen lezer z e g t.

Om dit te leeren verstaan, leest men den criticus ;en verdient de criticus dien naam, dan zal, tegenoverzijn weloverwogen en onpartijdig oordeel, de anticri-tiek van den auteur gewoonlijk een veel te partijdigeen te weinig evenwichtige beschouwing inhouden, omop evenveel oplettendheid van den lezer aanspraakte mogen maken en op een even groote plaatsruimteals de critiek besloeg.

Wat niet wegneemt, dat, binnen zekere perken, deophelderingen en toelichtingen der kunstenaars, alsinformatie, van belang kunnen wezen. En natuurlijkzijn er eveneens gevallen denkbaar, die als uitzonde-ringen den regel bevestigen. Ik geef zonder aarzelentoe, dat zulk een uitzonderingsgeval in 's heerenEmants zeer principieel Gids-artikel — enhet is waarlijk geen wonder bij dit scherp-analytischvernuft — aanwezig was.

En tegenover slecht e, dat is allereerst : oneer-lijke, onbetrouwbare kritiek ?

Welke' kunstenaar zal lust gevoelen, dAár met anti-critiek op in te gaan ? En gevoelde hij den lust al, hijzal zich immers met alle macht bedwingen, om nietzich in een even waardeloos als onwaardig „welles-nietes" te begeven, dat alleen maar dienen kan totamusement van niet het beste deel uit het lezendpubliek ?

Page 138: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

CHINOISERIE EN POEZIE. 1)

Als Alfred de Vigny gelijk had gehad, dan zou ikvan-middag goed op weg zijn geweest, een mandarijnte worden .... „Un mandarin", moet hij gezegd heb-ben, „ne fait de mal a personne, il jouit d'une idée etd'une tasse de thé." Nu, de thee was werkelijk heelgoed, en ik deed geen sterveling kwaad, want ik lasde „Mijmeringen" van Jules Schurmann. Wat alleenontbrak, dat waren de ideeën, waarvan ik zou hebbenmoeten genieten.... Want ja, er is een onderscheidtusschen ideeën en ideeën; en men kan bij de lectuurdenken: „h'm", of „wel iets van aan", of „niet kwaadgezeid", zonder daarom uit dit goedkeurend gemom-pel, mandarijnen-genot te puren.

En ware mijn ondertheesch gemompel nog maarsteeds goedkeurend geweest ! Doch naast sommigeijzingwekkende mijmeringen staat „hu!" en naastal te stout-gedachte „ai !", en zelfs naast eene ... .onfatsoenlijke „foei" !

Weet ge, waarnaast ik „hu" had gezet ? „Ik zagoogen als angels, die wonden; andere hulpeloos alsvan opgejaagde beesten; vrouwenoogen met den flu-weeligen glans van die der gazellen, waarachterde lynx te loeren lag". Zie, dat noem ikraak, dat noem ik diep, dat is van een verschrikkelijkewaarheid ! !

1 ) Mijmeringen van een mandarijn door JulesS c h u r man n. (C. A. J. v. Dishoeck).

De eenzame weg, door Jules Schurmann. (C.A.J. v. Dishoeck).

Page 139: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I27

En „ai" ? — „Op vrouwengezichten is er menigmaalstrijd tusschen lieflijk gewelfd voorhoofd, teelereoogen en wreeden mond. Het is eene worsteling tus-schen het schoone (edele) en het (ai !) v e r n i e t i-g e n d e." Maar bij wat daar nog tusschen stond,had ik een eerbaar „foei" niet kunnen onderdruk-ken : „Zij wekken de hevigheid der ontroering als onzedroomen van sirenen en meereminnen." — Onzedroomen ? Neen, geachte heer Schurmann, en dui-zendmaal neen ! ik pas, ik doe niet mee ! Nooit en nooitheb ik, met hevige ontroering, van sirenen en meere-minnen gedroomd ! „Zeg mij uwe droomen", doet gijzelf ons aan de hand, in eene uwer mijmeringen, „enik zal u zeggen, wie gij zijt." Maar na deze recidivis-tische droomen, bij hevige ontroering, over meere-minnen en sirenen, heer Schurmann, waarachtig, weetik niet wat ik u zeggen moet ! Gij zijt ! .... gij zijt ... .nu ja, eene rare .... mandarijn. Dat wisten wij im-mers ook al? „Onbewust voelen wij allen, dat er veelinnerlijks op het voorhoofd staat geschreven", en iseen titel geen voorhoofd?

„Er zijn neuzen als verbleekte truffels, welke doendenken aan de mestvaalt." Neen, deze physiognomi-sche mijmeringen zijn minder aan mij besteed, — alloopt er ook wel eens een heel aardige tusschen door, gelijk over die „kleine, muzikale ooren met fijne, rozigewindingen als kostbare zeehorentjes ...."

De meer abstracte „mijmeringen" zijn meest vandeze soort : „Het gaat met gebroken harten veelalals met gebroken porselein : gelijmd kunnen zij nogjaren mee." — „Voor een gelukkig samenleven ishet niet zoozeer hoofdzaak hoe eene vrouw i s,maar hoe de man haar ziet." — „Zoowelin het geestelijke als in het lichamelijke is niemandzijn eigen vader", — en zoo voort. Men zal mij toemoeten geven: hij is bevindelijk als een scheurkalen-der; tenzij men eerder te denken komt aan de wijs-

Page 140: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

128

heid van een.... ulevel. Bezie mij deze dierbare snip-per eens : „O milde zegening, dat er altijd weer tranenin ons wellen, die het hart bevruchten, gelijk regen-buien het dorstende land" .... Of wel: „Een hartzonder barst is als een nieuwe viool zonder dieptevan klank", — maar een hart mèt een barst, als watvoor viool is dat dan wel?

Doch ook op dit mijmergebied zijn, gelukkig, degelukkiger mijmeringen aan te wijzen, als : „kent gijde handen niet, die gevend terugnemen ?" — „Wachtu voor de eerlijke bekentenissen van lieden, die vree-zen te worden doorzien." — Of wel eenvoudiger„Een handdruk is een handteekening."

Och, die „mijmeringen", — dat is zóó gegaan.Schurmann is een van de zuiverste epigonen der„Nieuwe Gids"-school; zijn liederen hebben zich al-tijd hierdoor gekenmerkt, dat zij regelrecht uit dat„onbewuste" kwamen, waar volstrekt niet „gedacht"mag worden. En er was dan ook in zijn dichtwerk nietééne „gedachte" ooit binnengeslopen.

Op die wijze was in zijn hersen-kronkels ontstaan,wat de psycho-analyse een „verdrongen complex"noemt, een gevaarlijke opeenpropping van gedach-ten, die nu op eenmaal cataclystisch naar buitenzijn geborreld, en die de dichter dan ook niet zonderbittere ironie aan Willem Kloos, den Drager van hetOnbewuste, moet hebben „opgedragen", — euphe-misme voor „naar het hoofd gesmeten."

Zoo houden wij dan nu, gezuiverd, „De EenzameWeg" zijner verzen over. En, bylo, ik mag hem vrij-wat liever als dichter dan als „denker".

** *

Niet, dat Jules Schurmann ooit een bizonder sterk,een bizonder oorspronkelijk, of zelfs maar een bizon-der verfijnd talent zou hebben mogen heeten. Hij is

Page 141: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

129

daartoe altijd wat onvast, wat ongelijk geweest. Erstaan, om iets te noemen, in dien eersten bundel vanhem, „Uit de Stilte", enkele sonnetten, evocaties uitde historie : Filips II van Spanje, Michel Angiolo,Lionardo, waar een zoo ongewone gloed en kracht inuit kwam schijnen, dat ik naar sommige Franschenterug moest gaan, om er een equivalent van te vin-den. Doch vlak daarnaast zag men liedjes, zoo slapjes,en andere verzen van zoo lauw sentiment en zoo wrak-ke makelij, dat men zich afvroeg, hoe de zwakke broe-der, die ze dichtte, tot geene fantastische herschep-pingen in staat was geweest.

Op den duur echter, werd men in zijn verzen ge-troffen, zooal niet immer door een volkomen bereiktezuiverheid, dan toch door een streven naar zuiver-heid, zuiverheid van klank, zuiverheid van gang,zuiverheid van zegging, en voorts door een „je nesais quoi", een eenvoud, een stillen weemoeds-toon,waarvan het timbre toch wel heel eigen was.

Brachten die verzen dan al niet dat klaarblijkelijk-nieuwe, dat men „oorspronkelijk" noemt, ontkendkan niet worden, dat Schiirmann van den beginne afaan, een eigen nuance heeft gehad.

En welk een eigenaardige kracht zulk een teéreschakeering vochthans bezit, blijkt wel hieruit ; 'datmen een vers van Schurmann onmiddellijk onder-scheidt, niet alleen van een liedje van Adama vanScheltema, wanneer die zoo maar eens een simpel-weemoedig wijsje neurt, maar zelfs van een gedichtjevan Reddingius, met wiep Schurmann toch bizonderveel gemeen heeft, — tot de afwezigheid van alle„gedachte" toe!

Wie eens zoeken wil in beider bundels, zou mis-schien wel twee liedjes kunnen opsporen, die op heteerste gezicht elkander opmerkelijk geleken. Toch,bij zuiverder luisteren, zou het u voorkomen, of datvan Schurmann eerder gezongen werd, heel zachtjes,

9

Page 142: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

130

door een weeke tenor, en Reddingius het spéélde opeen zoete ronde fluit. Of wel, ge zoudt mijmeren: opeen paar doordringend-andere tonen na, zijn de tweeliedjes gelijk; wacht eens; dat van Schurmann is inmineur, en dat van Reddingius in majeur.... En tenslotte zoudt ge vragen: is de toon van Schurmannook menschelijker, -- en Reddingius' geluid eer datvan een lijster ?

Deze bundel „De eenzame Weg", geeft meer danooit die verzen „uit de stilte", uit de eenzaamheid,waarvan motto en titel spreken; het zijn, een vooreen, de vredige variaties op „Het oude Liedje":

„Wij dragen allen in ons hartBij vreugde en vreê, verdriet en smart,Het oude liedje.

Dat telkens in ons zingen gaat,En tot den dood ons niet verlaat,Het oude liedje.

Wij hooren het in bosch en zeeIn elke ontroering ruischt het meeHet oude liedje.

En nieuwe woorden vinden wij,Op de beminde melodyVan 't oude liedje.

Maar zij verand'ren niet den zinDie immer leeft verborgen inHet oude liedje."

Zie, dat is nu bijna niets, nietwaar ? Het is hier endaar zelfs ietwat banaal, en indien men er goed overnadenkt, is de zin méér dan vaag. En toch bevat hetprecies die — vage — essentie, die weemoed, te onbe-

Page 143: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

131

stemd voor woorden, die m u z i e k, die het eigen-dom van Schurmann is. En het is waarlijk niet toeval-lig, dat deze bundel aan dien anderen liedjesmuzikant,Joannes Reddingius, is toegewijd.

Een mooi versje is ook „Golven" -- en hoe simpel!

O golven, golven, neemt mij mee,

O neem mij mee ver over zee,O golven!

Uw deinen, 't zij bij ebbe of vloedDat leeft ook mij in hart en bloed,

O golven!

O golven, die de zee niet zijtMaar deel van haar veelvuldigheid,

O golven!

Ik voel mij ook een deel van alDat zeegedruisch en windgeschal

O golven!

Ik ben gelijk een golf in zee.Het Leven stuwt en neemt mij mee,

O golven!

Het zou wel aardig zijn, dit versje te vergelijkenmet een gelijk-getiteld en gelijk-beginnend lied uit dennieuwen bundel van Adama van Scheltema :

„Golven, golven, neemt mij mee.Wieg mij in uw eeuwig wezen,Laat mijn geest in u genezenEn mij deel zijn van uw zee !"

Er ontbreekt mij, tot die vergelijking, de plaats.Doch hadt gij de beide verzen naast elkander, dan

Page 144: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

132

zou u wel onmiddellijk opvallen, hoeveel dieper Schel-tema gaat, hoeveel bitterder hij zich beleidt, maaraan den anderen kant, zoudt ge opeens ook den indrukkunnen krijgen, of Schurmann's versje misschien kos-mischer was, meer natuur-rhythme nog ...

Er zijn nog andere mooie bladzijden in dit bundeltje.Niet echter bij de sonnetten ditmaal, waaronder eenook door Reddingius beminde soort, over faunen ensaters en nymfen, mij danig verveelt, omdat dezequasi-klassieke tafereelen, bij Reddingius zoo goedals bij Schiirmann, zoo in 't geheele geen echten ont-roerings-inhoud hebben. Slechts „Normandië" ver-toont nog iets van den breed-bewogen slag zijnervroegere klinkdichten.

De „twee straattypen" zijn niet onaardig gezien,het „Zigeunerskind" zoo goed als „Straatmeisje".Evenwel: als verzen zijn zij niet bizonder, en zoudenzij als proza-schetsjes niet bijster on-bizonder zijn ?Het „voor de verandering" aangebrachte „Lustigdeuntje", over de „dapp're soldaatjes", behaagt mijnog veel minder ! Zoo iets kan maar niet ieder, diedaar nu eens zin in heeft! Zonder den weligen humorvan een Scheltema, den sluiken van een Speenhoff,met hun diepen ondertoon van menschelijke tragiek,wordt zoo'n ding immers niets!

Nee, ik keer maar altijd weer terug naar zijn sti lleliederen van weemoedigen vrede, welke in dezenbundel niet zelden tot een schoone berusting is ge-groeid. Men leze eens : „Mijn hart waarom nog zoe-ken", „Ban de droefheid", „De lente luwt" ; of hetaan den heerlijken Jan Luyken herinnerende „Alsde bladeren reeds gelen".

De kleurige klank-plastiek van het licht-Gezelli-aansche „Dorschen" mag er ook zijn. Maar tot de al-lerbeste reken ik dit Herfst" dat ik, tot besluit, vooru afschrijven wil:

Page 145: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

133

„De gele blaren dwarlen neer,Toch is in mij geen droefheid meer,Wanneer ik loop te dwalen,Ik ben nu rijp voor 't herfstgetij,Wat deert of in en buiten mijDe blaren dalen!

Zijn niet de luchten wondermooiDe boomen met hun laatsten tooiEen weelde voor mijn oogera ?Wat deert of al de winter wachtEn zacht mijn leven naar den nachtReeds wordt gebogen ?

De herfst, die milden toover spreidtOp bosch en blaán vindt mij bereidVoor zijnen laten luister... .Wat deert, wanneer ik dwalen magNog in den allerschoonsten dag ... .Het komend duister ?"

Wat ik alleen niet begrijp, het is, waarom de dich-ter, uit de eerste editie dezer verzen, onder den titel„Mijmeringen" verschenen (de „mandarijn" hingtoen nog, als een rariteit, in dezen Hollandschen ap-pelboom: sinds afgevallen, werd hij in het afzonderlijkkistje verpakt, dat wij bekeken hebben) -- wat mijbevreemd heeft, zei ik, is, dat Schurmann in dezenherdruk niet heeft overgenomen een zijner eenvou-digste en meest eigen liedjes, „Roode en witte rozen",dat mij nog van die eerste uitgave, niettegenstaandede bedenkelijke vierde strophe, was bijgebleven:

„De reine witte rozen zijnDe vreugde van de Liefste mijn,Ik houd van roode rozen.

Page 146: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

134

Ik houd van rozen rood als bloed,Van rozen met een purp'ren gloed,Van donker-roode rozen.

En daarom doet mijn Liefste altoosEn witte roos, een roode roosTezaam in eene kelke.

Die kleuren en die geuren daarEn als ik naar de rozen staarDie bei ten lest, verwelken,

Dan denk ik dat ook onze jeugdNa felle, maar te korte vreugd,Zal welken."

Page 147: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE BIBLIOTHEEK-BACIL, OFDE AMERIKAANSCHE ZIEKTE 1)

Men zal er Simons de schuld van geven .... ! L.Simons van de Wereld-Bib liotheek, de NederlandscheBibliotheek, de Blauwe Bibliotheek, de Russische Bi-bliotheek, de Tooneel Bibliotheek .... Hij, onze Ame-rikaansche Bibliotheken-koning, van onder wiensfraai gemodelleerden, ivoren schedel (ik ken een por-tret-schilderes, die jaren lang ziek is geweest naardien schedel, uit begeerige verte bespied van baignoiretot baignoire, van „balcon" naar „zaal"), — van on-der wiens koepelend „leiders"-hoofd, zeg ik, de ra-men-reeksende bibliotheken aan bibliotheken zichrijden aaneen tot een bib liotheken-stad, een Simons-city, en de boeken zich stapelden, zonder om te tui-melen, tot boven de hoogste toppen der Himalaya .. .om naast dien „berg van boeken" en die bibliotheken-metropool, te stichten een waereld van tijdschriften:„Hollandia", „Studies in Volkskracht", „De Ploeg",„de Nieuwe Amsterdammer", Leven en Werken", ennu eindelijk „Het Zoek licht" ; en niet meer een een-zaam zoeklicht als het oorspronkelijke van Rud.Feenstra 2), máár een zoeklicht, welks breed-omhel-zende stroomen rond gansch den aardkloot grijpengaanen zetten in alles-overstralend licht : alle „geestelijkestroomingen", alle „sociale stroomingen", a lle „let-

1) Artistenleven door Joh. W. Broedelet (VeensGele Bibliotheek XVI). Het Wonder door Marie Metz—K o n i n g (Veen's Gele Bibliotheek XVII).

2) Vaste rubriek in „De Telegraaf".

Page 148: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

136

terkundige stroomingen", — oproepende uit den nachtdezer tijden „de stem van Duitschland", „de stem vanEngeland", „de stem van Frankrijk" „de stem vanVlaanderen", „de stem van het Oosten en van het ver-re Westen", „de stemmen der kleinere landen", de„stemmen" eerlang, wie weet „van Generzijds" ... .de adem faalt mij, en mijn volzin hapt naar een slot,waardig, mijn voortreffelijker vriend, onzen Impera-tor van het Boek, naar zijn volle verdienste te lauwe-ren.

Want, geachte lezer, meen niet, dat ik van L. Si-mons ook maar het minste kwaad wou zeggen ! Heefthij niet ook de Huizen vol Menschen, en de Bergen vol,Menschen (zoo bespot Adama van Scheltema, in zijn„Italië", onze „Vreemde Heerschers"), om nog tezwijgen (hoewel ik spreek) van de Gevloekte Kinderenen-zoo-voort, óp doen torenen tot wel een heuschelijkDrachenfelsje? — Neen, ik zei alleen, dat mijn uit-muntende vriend er „de schuld van zou krijgen". Endat „er", dat was het cultiveeren en de teugelloozeverspreiding van de bibliotheek-bacil, door welke deeerre uitgever vóór, de andere na, werd aangetast,totdat nu welhaast Allen lijdende zijn aan „de Ameri-kaansche ziekte", die een gevaar dreigt te wordenvoor de gezondheid en den bloei onzer NederlandscheLetteren, ja zelfs voor het welvaren onzer Nederland-sche taal. Of zou men in gemoede durven verklaren,dat „Modern-Bibliotheek" of „Holland-Bibliotheek"goed Hollandsch zou zijn, en geen Amerikaansch?

En zoo kwamen dan, naast de Wereld Bibliotheek,Meulenhoff's „Algemeene bibliotheek" ; naast de„Blauwe Bibliotheek", „Veen's Gele Bibliotheek" en„De Haans Groene Boeken" (het is geen grap!) enVan Looy's rozenroode serie; de uitgever Honig deedzijn naam eer aan met een Bijkorf-serie; en dan heb-ben wij nog „Callenbach's Christelijke Bibliotheek"en „Veen's Standaard-Bibliotheek", en de „Humoris-

Page 149: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

137

tische Bibliotheek" (oftewel „Blijde Kunst", „opwek-kende lectuur" !) der Hollandia-drukkerij, ende naam-looze bibliotheek van Blankwaardt & Schoonhoven teRijswijk.

Wat ik nu echter wel tegen mag hebben op dezeonschuldige liefhebberij ? Dit, dat die liefhebberij vol-strekt niet altijd zoo onschuldig is, als zij lijkt. Hetdoel, dat Simons zich stelde met zijne „Maatschappijvoor goede en goedkoope lectuur" was mooi ; en me-nig goed, menig zeer goed boek, ja mee van de aller-beste boeken der wereld-litteratuur, zijn en wordendoor zijn onuitputtelijk initiatief onder veler bereikgebracht. -- Men kan ook bijv. niets tegen hebben opde zeer goedkoope editie harer beste uitgaven, welkede firma P. N. van Kampen en Zoon, helaas onderdien meest on-Hollandschen naam „Holland-Biblio-theek", in den handel brengt ; of tegen Veen's „Stan-daard-Bibliotheek", die voornamelijk laag-geprijsdeherdrukken van Couperus bevat.

Doch daartegenover is het duidelijk, dat al die ver-dere „bibliotheken", onverzadigbare verslinders vanzoo goedkoop mogelijke copie, vooreerst met stort-vloeden van vertaalde, „vlot-vertaalde", mode- ensensatie-lectuur de markt overstroomen, en vervol-gens onze schrijvers van „oorspronkelijk" werk er toenoodzaken, hun even „vlot-geschreven" romans ennovellen met de „vlot-vertaalde" novellen en ro-mans te doen concurreeren. Een akelig Amerikanis-me, een alleronsympathiekst business-maken vankunst, vind ik daarom uitgaven als die „modern-bi-bliotheek" van Holkema & Warendorf (waarom namdeze firma op haar modern-style anglicisme geen pa-tent ? Dan had de firma Van Kampen het haar nietkunnen nadoen) of als „Veen's gele bibliotheek",waaruit ik hier een paar deeltjes te bespreken heb.

De echte beroeps-uitgevers, en, och ja, het is hunvolste recht, zijn zaken-menschen, wien niet, als Si-

Page 150: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

138

mons, een zuiver en hoog ideaal bij hun uitgeverijvoor oogen staat. Zij zien, in het goedkoope boekje,handig formaat, groote druk, geschikt voor op reisof in-de-tram, enkel een commercieele kans, een„courant artikel". Wat in de boekjes staat, laat henvrij koud, mits de lectuur maar niet ingewikkeld ofvervelend zij ; en het belangrijkste is een pakkendetitel en een klinkende naam. Dus, dames en heereraauteurs, hebt ge niet iets voor onze paarse of bruinebibliotheek ? „hooge kunst" hoeft 't niet te zijn, iets„aangenaam leesbaars", iets „onderhoudends", liefstkorte verhaaltjes, die tusschen twee tramhalten eenaardige verpoozing geven.. .. En hébt gij niet iets,dan lévert gij ons wel iets; een kleine moeite voor u,een paar van die bagatellen uit den mouw te schud-den....

En dat kan dan ook het eenig gevolg zijn van ditAmerikaansch bibliotheken-gedoe, zoodra Simons'ideeële grondslag ontbreekt : vooreerst dat de ver-taalde roman hoogtij viert, en ten tweede, dat auteursvan eenige reputatie en niet al te krachtige individu-aliteit, nog wat meer omlaag worden getrokken, doorvoor een bagatel wat bagatellen te leveren, waarmeede uitgever goede zaken maakt. Tot opbouwing vanhet Nederlandsche volk. Geen kas-stuk, dat als zoo-danig „De Trotsche Thea" overtreft, en geen boekenmet grooter oplaag dan „Wally, de kellnerin" en der-gelijke ... .

** *

De laatste deeltjes van Veen's Gele Bibliotheekzijn dan „Artistenleven" van Joh. W. Broedelet en„Het Wonder" van Marie Metz —Koning. En weltypeerend zijn zij voor het genre.

„Artistenleven" .... Er is niets waarover men lieverleest dan over het leven der artisten; maar over ker-mis-menschen, over een violist, over een beroemden

Page 151: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

139

komiek, toch wel het allerliefst; over schrijvers enschilders is alweer saaier. Maar een violist met flu-weelige oogen en een wanhopige liefde, of een komiek,die in zijn grauwe aldagsleven een doodongelukkigemenschenschuwe is, -- ziedaar de zwelg-onderwerpenbij uitnemendheid. „Artistenleven" .... de titel,om te beginnen, is prima, al wordt de lezer aanvanke-lijk teleurgesteld door drie-en-een-halve schilders-schets tegen twee-en-een-half nummer co medianten-gedoente ; die helften namelijk „reiken elkaar de hand"in „De Schminkdoos", welke tusschen een schilderen een tooneelspeler „speelt". Maar de hier „geschil-derde" schilders-armoe zal men toch wel „echt" en„reuze-fijn" genoeg vinden, om er graag de aangebe-den pianisten en violisten met de fluweelige oogenvoor cadeau te doen, -- die men trouwens van Ma rieMetz—Koning dubbel en dwars weerom krijgt.

Och, Joh. W. Broedelet is altijd een pub lieke ver-makelijkheid geweest, en dus kan men hier die „gelebibliotheek" misschien niet verwijten, dat zij hem nogwat dieper ten val heeft gebracht ? Toch wel, wantJoh. W. Broedelet was onze eenige en unieke, Neder-landsche Paul de Kock; ik herinner mij een boek vanhem, een Haagsche roman in twee deelen, die zóóbegon: „De barones van Liktum-Priktum, op haarbidet ...." ; en hij bleek in dien schunnigen trant,voor een Hollander, heusch wel zwierig. Maar, kijk,dat mocht nu natuurlijk niet in zoo iets nèts als Veen'sGele bibliotheek. Men gooit zijn uitgevers-naam niette grabbel, al heeft men niets tegen amusementslec-tuur; een stations-kiosk is uitstekend; maar het isgeen winkeltje op de N.Z. Voorburgwal, waarin menzijn „handig formaatje" wenscht te zien uitgestald.Stel u voor, dat in de tram een bejaarde burgerjuf-frouw géél werd van schrik en het op de zenuwenkreeg mèt en tengevolge van Veen's Gele Biblio-theek .... Onmogelijk! En dus mocht Joh. W. Broe-

Page 152: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

140

delet wèl van deze bibliotheek een deeltje vullen metzijn zwierige grappen, maar, om godswil, geen gek-heid mijnheer Broedelet ! Zoodat, niettegenstaandehier een amuseur-van-beroep werd aangezocht tot hetleveren dezer amusements-lectuur, het „bibliotheek-wezen" zèlfs dien amuseur nog kwam te kastreeren!

Het zijn dan wel-amusante en tegelijk hoogst fat-soenlijke verhaaltjes, die hier geboden worden. Enwat is het eigenlijk jammer van Joh. W. Broedelet,dat hij alleen in dit soort potsenmakerij plezier schijntte hebben. Want ik verzeker u, hij heeft talent ; en vrijwat meer dan menig gewichtig-doend auteur, dieniedereen ernstig neemt. Zie toch eens aan, met wateen sierlijk gemak dit alles geschreven is. En somskomt men trekjes tegen zóó voortreffelijk, dat men zeniet zoo licht vergeet.

Bijvoorbeeld. Het schilder-genie Jos. Henkemanszit diep in de beeren ; de leveranciers in de straatzenden het dag-hitje onverrichterzake weer heen. Diekomt haar lakoniek verslag doen:

„Ga dan naar den overkant".„Daar ben 'k ook al geweest".„Ga naar die nieuwe winkel op de hoek, Daar ken-

nen ze ons nog niet".„Ja, dat zegt u", zei Chris levenswijs".Raker kan het niet, dan dan dit kostelijke „Ja, dat

zegt u". En een pracht-verzinsel — want Broedeletheeft niet alleen een groote gevatheid van dialoog,maar fantasie daarenboven, als hij 't „op zijn heu-pen" heeft ! -- een pracht-verzinsel is dat van hetlaatste schetsje „De reclame-acteur", waarin eendoodarme en talentlooze cabotin, wiens speciale genrehet voorstellen van een „graef" was, op den invalkomt, in de vitrine's van een heeren-confectie-maga-zijn en daarna in..... een beddenzaak, modieusevoorstellingen te geven, als een allernieuwste vormvan reclame ... .

Page 153: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

141

Doch welk een goddelooze prullen staan tegenover

dit jolige ding! Al behoudt ook daar de geënjoueerdevoordracht altijd nog wel een zekere fleurigheid. Eenfleurigheid, die ten slotte pijn doet; zooals een goedacteur, die, men weet niet hoe, als karakter-komiekin het café-chantant verzeilt, geen lach wekt zonder

een bitteren bijsmaak.

** *

Marie Metz —Koning, een gansch andere, een „in-teressante" verschijning, is echter eveneens geheelin den stijl der gele novelle in handig formaat. Zij iszelfs veel Amerikaanscher dan Broedelet. In de titel-novelle „Het Wonder" verschijnt bij den kerstboomeen arme bedelaar, die Christus blijkt te zijn in hoogst-eigen persoon, daar ter plaatse onder vermommingneergedaald, om het toch reeds al te engelachtige lie-velingskind met zich mede te nemen naar den hemel.— Geknipt voor een Amerikaansch geillustreerd ma-gazijn ! Maar wel een heel weeig mengsel van overdre-ven sentimenten, gedwongen natuurlijk-doen en ba-nale namaak-verhevenheid.

In „ Effie's eerste levensles" en „Als een droom" :optreden van een geadoreerden pianist en een heu-schen Italiaanschen violist; in het eerste stukje ont-nuchterend, want de duur-betaalde lelietak der ado-ratie komt op de hotel-gang, op het tafeltje van hetkamermeisje terecht; in het tweede echter, ach, in hettweede .... ! Als Jeanne dan Hem in de tram heeftontmoet, ja, gesproken, dan mijmert ze 's avonds on-der de thee, haar goedigen echtvriend tegenover haar :„Want dat andere, dat van vanmiddag, die droom,minder veilig, doch oneindig belangrijker voor haar-zelve, voelde ze nu als een werkelijkheid, a l s heteenige wat werkelijkheid voor haarzou blijven, in een leven, dat haar

Page 154: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

142

voortaan als een droom voorbij zoug a a n".

Hier ziet men Marie Metz — Koning op vollen stoom.„Hoe Peter dacht" of hoe de egoïste postbode tot

weldoen kwam, is weer een kerstvertelling voor hetAmerikaansche magazijn; de „Noorweegsche vertel-ling", eveneens zeer romantisch, zou wellicht, als zijn-de té dun, geweigerd worden. Dan zijn er nog hetpsychologisch, maar erg bedacht gevalletje „Vreem-den", en het stuitend lotgeval „Weerzien".

Maar ten leste vinden wij toch ook nog enkelesporen van een vroeger-bestaande Marie Metz — Ko-ning weer, een Marie Metz —Koning, die soms nog welgenietbaar was, een Marie Metz — Koning, die er eenzekere oolijkheid en iets als een gezondere levens-kijkop nahield; en wij vinden haar weer in „Mijn poes",de „goeie Jans", en in „Van ziekte en zonneschijn".

Dit laatste schetsje staat verstooten achter in denbundel, maar het is het eenige, dat ik geheel heb kun-nen genieten. Er wordt in geschetst het vreugdelooze,lévenlooze leven van een bleek-zelfvoldane zuster-directrice van een soort Rustoord. Het geval is pijn-lijk-juist aangevoeld.

Maar de bejaarde burger-juffrouw in de tram zalzich ergeren en volstrekt niet begrijpen, waarom zulkeen welbesteed leven nu bespottelijk moet wordengemaakt ... .

Page 155: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE LIEVDE IN HET VROUWELEVEN 1).

De titel is veel te groot voor dit opstel, dat geens-zins een principieele en afgeronde beschouwing vanhet onderwerp bedoelt te geven, doch niet dan enkelegedachten, naar aanleiding ook van de beide boeken,die ik hier te bespreken heb. Allereerst echter naaraanleiding van een schriftelijke discussie, die zichuit mijn opstel over Emants' „Liefdeleven" (blz. 117)

ontspon.Iemand, met den meester zeer bevriend, schreef

mij o.m. het volgende: „U heeft ongetwijfeld nooitintiem een vrouw als Mina gekend. Anders zou u we-ten, dat er tal van zulke vrouwen bestaan en de naamabnormaal eigenlijk in 't geheel niet op haar past ... .U beschuldigt Mina van een zeer groot gebrek aanlogika, maar u merkt niet, dat onder dit gebrek aanmannelijke logika schuil gaat haar bezit van vrouwe-lijke logika. Met deze vrouwelijke logi-ka kampt zij om haar teer en hevigliefdegevoel te verdedigen tegenalle echte of gevreesde aanrandin-g e n. Daar zij uitermate prikkelbaar is, maakt zijnatuurlijk daardoor haar man het leven onhoudbaar;maar die man voelt zeer goed, dat zij ondanksa 11 e s dol van hem houdt en verdraagt dus telkenshaar hevige aanvallen geduldig, in afwachting van de

1 ) Een liefde-vertelling door Ellen (ScheltemaenHolkema).

Op de Kentering (2dln.),door Anna van Gogh--Kaulbach (L. J. Veen).

Page 156: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

144

betere momenten. Totdat (van hieraf ben i k het,diespatieer) haar liefdegevoel zich ver-plaatst (wat bij elke vrouw die moe-der wordt geschiedt) en zij haar kind(thans het voorwerp van haar lief-degevoel) gaat verdedigen tegen dendood. Dit verloop komt vrijwel inelk liefdeleven voor; maar in Mina komthet alleen veel sterker uit dan in de vrouwen, die zichbeter weten te beheerschen".

Het eerste gedeelte dezer verklaring, tot aan hetgroot gedrukte, deel ik mede, omdat het Emant'sbedoelingen met zijn laatsten roman waarschijnlijkvrij nauwkeurig weergeeft. Of die bedoelingen uit hetwerk-zelf duidelijk tot ons spreken, is een andere zaak.Mij komt het voor, dat Mina, wel in stede van haarliefdegevoel te v e r d e d i g e n, alle echte of ge-vreesde aanrandingen, die zij maar op te sporen ver-mag, binnenhaalt, en door haar geprikkelde verbeel-ding gedwongen wordt binnen te halen, om erhaar liefdegevoel mee te verbitteren, te vergiftigen,en ten leste te vernietigen. Of deze fatale eigenaardig-heid genoegzaam voorkomt, om haar „normaal" tenoemen, laat ik den psychiaters te beoordeelen over.

Doch nu het onderstreepte gedeelte van den brief,waarin de bedoeling wordt benaderd, die Emantsmet het slot van zijn boek moet hebben gehad: —in het uitzonderingsgeval der onbeheerschte Mina,schijnt hij ons te hebben willen schetsen „het verloopvan vrijwel elk liefdeleven" :dat de v r o u w, d i emoeder wordt, haar liefdegevoeloverbrengt op het kind.

Dit nu leek mij een geheel onverdedigbare stellingomdat het normale lief Beleven niet bij het eerste kindwordt afgesloten. De natuurlijke vrouw is voorbe-stemd, niet één maar zes of twaalf kinderen voort tebrengen. En in de dwaze consequentie's, die bovenge-

Page 157: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

145

noemde stelling zou impliceeren, dat dus de vrouwtelkenmale haar op het kind of eigenlijk op het laatst-geboren kind overgebrachte liefdegevoel weer aan datkind zou moeten onttrekken, om het tot nader orderwederom terug te leiden op haar man, behoeven wij onswaarlijk niet te verdiepen.

Neen, er wordt niets, en er behoeft niets te worden„overgebracht". Voor haar kind put de moeder uitnieuwe, nog gansch onbenutte liefdebronnen. Het magwaar zijn, dat bij de verrukkende ontdekking daar-van, het sexueele liefdegevoel geruimen tijd zwijgt,het sluimert slechts, om, nadat de moeder haarmoederlijke liefde in het zoogen heeft voldaan, op-nieuw de vrouw te doen zijn : de minnares vanhaar man. Het is mogelijk, dat in den loop der jarendit liefdegevoel slijt, met het aanwassen van het kin-dertal, of eenvoudig door het sloopende der gewoontehet is zelfs mogelijk, dat de liefde-potentie van som-mige moderne vrouwen niet wijd genoeg is, om beidesferen te kunnen omvatten, en dat bij het ontstaanvan hun moederlijk liefdegevoel, het andere afsterft ;van „overbrengen" tusschen zoo ongelijksoortigesferen kan, dunkt mij, nooit sprake zijn. En menigevrouw zal verontwaardigd vragen, of, al zweeg na degeboorte van het kind, voor eenigen tijd haar b e-h o e f te aan den man, haar lief de voor hemsoms niet even groot bleef, ja misschien nog innigerwerd dan voorheen.

In dien geest schreef ik mijn correspondent, —die zich volstrekt niet gewonnen gaf.

„Wat u schrijft", antwoordde hij, „over het weder-opleven van de vrouwelijke behoefte aan een man (ofliefdegevoel voor een man) nadat zij haar kind heeftgezoogd, daarin schuilt zeker een waarheid. Maar heeftu nooit opgemerkt, dat dit tweede gevoel van eenandere hoedanigheid is dan het eerste, dat er veelmeer plichtsgevoel en vrees voor ontrouw van den

10

Page 158: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

146

man in schuilt, en dat het ook achterstaat en blijftstaan bij haar gevoel voor het kind of de kinderen ?" . .

Mijn antwoord is, dat deze vraag veel te algemeenis gesteld, als bestond, vooreerst, de onaantastbare„liefde" niet, en als ware, tweelens, de terugkeer vaneenzelfde liefde-verlangen naar den man hoogstenseen uitzondering. Terwijl integendeel het in die vraagals a l g e m e e n e waarheid voorgesteldeslechts de (al te veelvuldig voorkomende) ontaar-dings-toestand moet heeten. Het zich geven uit vreesvoor ontrouw is eene onwaardigheid, waartoe alleeninferieure vrouwenkarakters in staat zijn; het zichgeven uit plichtsgevoel kan zoowel onwaardig alsheroïsch wezen, doch noteert in elk geval het inferieu-re h u w e l ij k. En beide surrogaten zijn welhaastonvereenigbaar met een groot en sterk liefdegevoelvóór de geboorte van het kind.

Dat de geboorte van kinderen de vrouw ontoe-gankelijk zou maken voor den hartstocht, is overigenszoo weinig waar, dat de gevallen niet zeldzaam zijn,waarbij de zeer jeugdig getrouwde vrouw eerst na degeboorte van een of meer kinderen, de minnar esin zich voelt ontwaken; en waarom niet de minnaresvan haar man? En blijkt het liefdegevoel voor de kin-deren misschien steeds fe ller instinctief, — het is vol-strekt niet noodzakelijk, dat daarom het liefdegevoelvoor den man minder groot en rijk zou zijn.

** *

Deze waarheden worden aardig geïllustreerd door„Een liefde-vertelling" van de schrijfster, die zichEllen noemt ; — ik zie niet in waarom of met welkrecht, want Ellen is in onze litteratuur nu eenmaalVan Eeden's Ellen, en met de geheele sfeer daarvanheeft deze Ellen niets gemeen.

„Een liefde-vertelling" dan verhaalt van een meisje

Page 159: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

147

van arm-adellijken huize, op veel te jongen leeftijddoor haren vader uitgehuwelijkt aan een niet on-sympathieken „vieux beau", bij wien zij twee zoon-tjes krijgt, zonder nog (hoewel, of misschien juistomdat, zij een zeer temperamentvolle vrouw is) dengrooten hartstocht der liefde te hebben gekend.

„Zij had behoord tot de meisjes, van wie men zegt,dat ze, hoewel niet mooi, een bekoring bezitten, welkein een gelukkig huwelijk tot schoonheid worden kan.Maar de straling van geluk, die gloed geeft aan hetontloken wezen eener jonggetrouwde vrouw, bleefuit en zij behield — zelfs later na de geboorte harerkinderen -- in houding en gebaar iets maagdelijks,dat menigeen van een type als het hare verbaasde".

Dat type zien wij wel heel goed (want het boek isondanks het eenigszins ouderwetsch-romantischevan het „geschiedenisje", lang niet kwaad geschreven)uit dit jeugd-portret :

„Ze had de opvallend-blanke huid der rossigblon-den. Onder het te lage voorhoofd, omvlokt door 'twelig haar, lagen diep in de donkere oogen, met denblik van een kind, een heel jong kind. Zij had een groo-ten, gretigen mond, de lippen vol en frisch, en blin-kende tanden".

Nu, de echtgenoot sterft na weinige jaren, en laatClaire als een jonge en rijke weduwe achter; de moe-derliefde voor haar twee zoontjes was haar ten vollebekend geworden, maar nergens vandaan was die„overgebracht", want zij had haren ouden baronnimmer liefgehad. De groote hartstocht wordt haareerst later geopenbaard, voor haren zangleeraar.Walter Klose; maar ook dan valt er niets over tebrengen; integendeel, dóór haar volkomen geluk alsvrouw, voelt zij zich voor haar zoontjes slechts een tezonniger moeder.

Doordat Klose getrouwd was, met 'n vrouw, thansin 'n krankzinnigengesticht verpleegd, en door een

Page 160: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

148

vertrek naar Amerika, breekt het oogenblik aan, datClaire moet kiezen tusschen haar kinderen en haarminnaar. Zij kiest .... de kinderen : „wanneer ik nu,om jou en mij, m'n kinderen achterliet, zou ik mezelfverfoeien. Ik kan mijn geluk niet bouwen op 't onge-luk van mijn kinderen. Geluk ? Dat zou geen gelukzijn. Ook niet voor jou ; want aan m'n geluk zou kna-gen wroeging om wat ik kleine kinderen aandeed, diezich niet kunnenverweren tegen ons,sterke menschen".

Dus het m o e d e r l ij k instinct toch altijd weerhet sterkste ? Het komt mij voor, dat hier het tegen-deel te constateeren valt. Het enkele instinct zoudeze vrouw dwingend gedreven hebben, haren fascinee-renden minnaar te volgen. Het is het verstand, de re-deneering, het medelijden, dat de moeder terughoudt.

Zoodat (wat ik u zeide) dit boekje het gestelde pro-bleem zeer te snede illustreert.

0, een meesterwerk is het niet ! Vooral het relaasvan Claire's jeugd is erg bedacht en tamelijk banaal:zoo het gewone verhaal van het ongewone, miskendemeisje, het eenig levende wezen tusschen het stel on-vermijdelijke „spichtige zusters". Ook de liefdes-ge-schiedenis zelve echter, had wel wat ongemeener envooral fijner gekund. Tenzij de schrijfster de bedoelingzou hebben gehad — maar dat speur ik niet aan dewijze van behandeling — ons Walter lichtelijk anti-pathiek te maken, gelijk hij 't ons is.

De psychologie van Claire-zelve intusschen lijktmij wel heel zuiver. Op verscheidene plekken gaat eriets buitengewoon gezonds en warms van het boekuit : en de kleine paragrafen, waarin de hoofdstukkenzijn onderverdeeld, verluchtigen de lectuur.

** *

Tegenover de naar veler zin misschien wat al teouderwetsch-gezond reageerende, sappige Claire, —staat de wel allermodernst uitgedroogde Dina For-

Page 161: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

149

ster van Anna van Gogh — Kaulbach, een vrouw metzulk een minimum liefde-verlangen, dat zij eerder nogdan van de theorieën uit den Emantschen hoek, eene

illustratie schijnt van Verwey's vreeselijke „vrouw, die

niet liefgehad wou zijn". 1)Toen deze niet minder verschrikkelijke Dina For-

ster nog haar oude, ziekelijke moeder oppaste, wensch-te zij, dag aan dag, in haar hart, dat die nu maar doodzou gaan, opdat zij, Dina, uit de sleur van dat huisen van hun kleine stadje weg zou kunnen komen, omvrij te zijn en vrij te studeeren. Op haar tweeentwin-tigste jaar vertrekt zij naar Amsterdam en werkttwee jaar voor het staats-examen. Tegen het eind be-merkt zij, dat de dwang van die bepaalde studie haartoch niet vrijliet. Maar dan zal zij in de rechten gaanstudeeren, dan zal ze vrij zijn. Langzamerhand, alnaar de examens naderen en afloopen, voelt zij zichnog maar altijd niet vrij, en heeft gedurig de i llusievan na afloop van wat er nu is, de vrijheid te zullenvinden. Tot ze eindelijk op haar negen-en-twintigstejaar tot de conclusie komt, dat zij Frans, dien zij aldie jaren, eerst om haar moeder en dan om haar studieop vriendschapsdieet had gehouden, toch liever wiltoebehooren. Maar als zij dan op dien Nieuwjaars-avond hem opzoekt in zijn dorp, waar hij heide-ont-ginner is, moet Frans bekennen, dat juist in die dagenzijn verloving met een ander meisje zal publiek wor-den. Hij houdt nog altijd van Dina, maar voor trou-wen is het „te laat" ! Mag hij Greta teleurstellen ? —Doch dan smeekt hij : wees één keer van mij, laten wijons geluk één keer genieten! Ach, dramatische situa-tie ! — Als Dina weer naar Amsterdam is teruggekeerd,vindt zij dan ook, dat zij niets beters kan doen, dan degaskraan open te zetten, deze echter op het laatsteoogenblik maar weer dicht te draaien en de zeer ge-

1) Zie „Het Zichtbaar geheim", blz. 70.

Page 162: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

150

waardeerde associée te worden aan het advocatenkan-toor van mr. Verlanen.

Of er inderdaad onder de studeerende of naar stu-die hakende jonge vrouwen vele exemplaren gevon-den zullen worden van het door Anna van Gogh-Kaulbach beschreven type : de vrouw „die niet lief-gehad wou zijn ?" -- het meisje dat van haar 22e tothaar 29e noodig heeft om te leeren begrijpen, dat zijaan studeeren, studeeren, studeeren niet genoeg heeft,en dat zij ten slotte toch den man wil, van wien zijeigenlijk altijd hield ?

En of er veel mannen zouden zijn zoo frisch ensympathiek als Frans, die eerst wachten enkele jaren,omdat zij het meisje niet weg kunnen halen van eenoude, ziekelijke moeder, en die daarna, in ongereptekuischheid, nog zeven jaar wachten, omdat het meisjehèn niet wil, maar wil studeeren ?

Anna van Gogh— Kaulbach zegt het, en dus zal hetwel zoo wezen. Zóó zijn de vrouwen „op de kentering"bedoelt zij te demonstreeren : 6f zij blijven arm aanliefde door te veel studie, 6f zij blijven een te kortaan studie betreuren, als zij te vroeg zich storten in deliefde .... „Maar volgende geslachten in een gevestig-den tijd, (zullen) het nieuwe vrouwengeluk bouwenop het leed en den strijd van de vrouwen, die op dekentering geleefd hadden".

Hoe de schrijfster zich dezen „gevestigden tijd"voorstelt, krijgen wij niet te hooren. Trouwen en stu-deeren zullen wel immer moeilijk samengaan....Tenzij de schrijfster al haar toekomst-hoop „gebouwd'heeft op de coöperatieve keuken en étage-woningen,voorzien van alle gemakken, stofzuig-apparaten, auto-matische luier-wasschers, en zoo meer ... .

Maar met vrouwen, „die niet liefgehad willen zijn",zal het altijd sukkelen blijven .... Leve dan nog maarde vrouw, die haar liefde „overbrengt" van man op

kind....

Page 163: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

„VAN DE ZELFKANT DER SAMENLEVING” 11.

Moet ik, bescheidenheidshalve, aannemen dat hetaan mij ligt, wanneer ik verklaar, van een groot mee-rendeel van Boutens' verzen maar vagelijk iets, zooniet niets, te begrijpen ? — Ik geloof natuurlijk grif,neen, ik ben er volkomen van overtuigd, dat geenenkel dezer verzen den dichter-zelf onbegrijpelijkzal zijn. Maar toch vrees ik, dat tegenover mijn, mis-schien aanmatigend on-begrip, de schare der wáár-lijk begrijpenden, rond den dichter, wel uiterst kleinzal wezen. Want kijk, ik maak er nu al een twintigtaljaren mijn dagelijksch werk van, meê van de besteliteratuur te verstaan; en ik meen van die beste Ne-derlandsche en vreemde auteurs ook wel het een enander verstaan te hebben. Dus komt het mij, eerlijkgezegd, eenigszins bedenkelijk voor, wanneer een zoogeschoolde amateur als ik verklaren moet : ja, eigen-lijk vat ik deze verzen dikwijls niet, of maar nauwe-lijks.

En dit gaat mij niet weinig aan het hart, wijl ikweet en gevoel, zoowel uit wat ik ten volle kan door-proeven, als uit hetgeen ik slechts vermag te benade-ren, — dat wij hier te doen hebben met een zeer zeld-zamen en vurigen geest, wiens koel-hooghartige hou-ding echter, tegelijk een der voornaamste elementenzijner schoonheid en.... zijn stelligste noodlot is.

Dien schoonera, doch ten leste ook gevaarlijken

1 ) Lente-Maan, door P. C. Boutens (C. A. J. van Dis-hoeck).

Page 164: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I52

trots, men ontwaart hem reeds langs den buiten-kant .... Van de drie andere werken, die van P. C.Boutens bij denzelfden uitgever het licht zagen : de„Vergeten liedjes", Omar Khayyam's „Rubaiyat",en het talrijke malen herdrukte „Beatrijs", wordtvolstrekt geen gewag gemaakt, zooals gebruikelijk is,op blaadjes vóór- of achterin. De dichter biedt, in eennieuw, blank boekje, enkele verzen, en daarmeê uit ;ik wed dat het hem alreeds lichtelijk onaangenaam is,dat de naam en het vignet van een uitgever aan dit,zijn teêrste leven verbonden moesten worden. Hetis nog een wonder, dat het boekje een naam draagt;de gedichten zelve hebben er géén; alle overtolligeen inlichtende fraaïgheid van opdrachten, motto's,jaartallen, is weggelaten; geen initiaal markeert denaanvang, en zelfs geen simpel streepje het besluit de-zer verzen. Als vleugen hemelsche muziek, uit 't on-bekende aangevaren en daarin zich wederom oplos-send, verschijnen zij op het roomkleurig papier; eneindigen zij toevallig onderaan eene bladzijde, danis men op de volgende soms niet heel zeker, of het ge-dicht zich nog voortzet, dan wel door een nieuw werdvervangen .... Een index van beginregels is alsdanden bescheiden vrager tot eene vingerwijzing....

Zoo gaat het dus in dit boekje inderdaad zeer voor-naam, maar wel héél weinig tegemoetkomend toe ... .

Wat zeggen de verzen zelve ons ? Zonder onder-scheid welhaast bekoren zij door hun verfijnde, stil enstatig verglijdende, blanke en ijle muziek. De grootezekerheid van hun aanslag, het dringende van hungang, hypnotiseert den lezer, en zij hebben het ver-blindende van zekere hel-bewolkte zomerdagen, diehet oog méér vermoeien dan het stralendste blauw :„wat is het licht sterk vandaag", zeggen wij.

„Omneveld licht" is, in twee woorden, misschieneen goede definitie van het wezen dezer verskunst,

Page 165: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

153

die, ook al verstaan wij haar niet volkomen, door haarinnerlijke kracht zoodanig boeit, dat wij telkens weerervan worden teruggehouden, het boekje onwilligweg te leggen.

Gewoonlijk brengen zij ons op de grens van het be-grip; een oogenblik verklaren zich de zingende beel-den tot een fascineerende helderheid, om zich onmid-dellijk daarop weer te sluieren .... Bijvoorbeeld:

„Tusschen onverzoenbare beloftenDeze voorkeurlooze vrede,

Blijbereid van hier te scheiden of teToeven ter vertrouwde steden.

Telkens deinzen af, om weer te klimmenWederzijdsch de dichte koppen,

Door wier verre luideloosheid schimmenWeêrlichts helle hartekloppen.

Enkel verontrust de nooit te spenenKans dat op de rechte reize

Dood en leven zich nog eens vereenenIn een nieuwverdwaasd herrijzen."

(blz. 66.)

Ik denk niet, dat heel veel lezers uit dit gedicht, ophet eerste zien, zullen wijs kunnen worden. Beschou-wen wij het wat aandachtiger : — de tweede strophe,vooral door haar derden en vierden regel, zet ons opverwonderlijke wijze midden in de verheven-gespan-nen stemming van een verwijderd onweer, dat vantwee kanten nadert .... Wat wordt daarmee ver-beeld ? — De „voorkeurlooze vrede" van wie toeft„tusschen de onverzoenbare beloften" van dood enleven, tusschen de evenzeer begeerlijke, doch nooitte vereenigen rust des doods en levens innigheid. —Voor dien wel zeer effen „voorkeurloozen vrede"

Page 166: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

154

lijkt het beeld der beide onweerswolken aanvanke-lijk te spannend ; het is echter de spanning die heen-leidt naar de dérde strophe ; want in die b e r u s-t i n g tusschen dood en leven bestaat nog ééne zeerfelle verontrusting: de kans, dat dood enleven eens niet „onverzoenbaar" zouden blijken, datzij zich zouden „vereenen", en dat dus de dood eennièuw leven zou blijken, een „herrijzen", „verdwaasd"van hoogste vreugde ... .

Een b 1 ij d e verontrusting dus, die kans.... de„nooit te spenen" kans, zegt Boutens, en hij bedoeltwaarschijnlijk: de kans, die men niet zou willen mis-sen, de „nooit te ontberen" kans ? Taalkundig gaatdit niet, want „iets ontberen" is „gespeend w o r denvan iets" en „spenen van iets" is „iets onthouden" .. .Laat het zijn; van nu af aan (het zijn almeê de dich-ters die de taal maken en hervormen) zij Boutens'gebruik van „spenen" getolereerd.

Zóó dan schijnt mij de oplossing van dezen sublie-men .... puzzle. Ik kan er in 't geheel niet voor in-staan, dat het de ware oplossing is. Schoonheid is erin dit gedicht zeker zeer; eene hooge bewogenheidvan toon ontroert ons op verscheidene plaatsen; ennaar het mij voorkomt, is eene zeer eenvoudige ge-dachte hier tot diep-doorleefde wijsheid en extasegerijpt ... .

Toch vraag ik mij af en ik betwijfel het ten zeerste,of dit dan de hoogste poëzie zou zijn. En dit volstrektniet om enkele bedenkingen, die tegen klank of bouwvan vers of volzin te maken waren. Is bijv. het meer-voud van „ter vertrouwde steden" welin den haak ? Is de opeenvolging „af om" (i k plaatstede komma, terwille der verstaanbaarheid) wel heelmooi ? Om tot het wegens zijn moeilijkverstaanbaar-heid zeer bekoelende „nooit te spenen" nu verder hetzwijgen te doen.

Neen, ik twijfel aan de voorbehoudlooze aanbiddens-

Page 167: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

155

waardigheid, welke sommigen aan deze gedichten wil-len toekennen, omdat kunst, die men eerst moet ont-cijferen en slechts bij benadering vermag te ontcijfe-ren, alvorens haar min of meer te kunnen bewonde-ren, naar mijn gevoelen nooit de beste, noch demeest begeerlijke en zelfs niet de hoogste kunst

kan zijn.Denk eens aan, dat het hier behandelde gedicht tot

de lichter begrijpelijke van het bundeltje behoort ... .Het meerendeel dezer verzen beweegt zich in veelminder algemeene, en niet zelden in uiterst fijn-ver-rafelde gevoelens, die vaak aarzelen en eerij len op deverste grenzen van het menschelijk bewustzijn. Menkrijgt dan den indruk, of van deze sensatie's juist nogiéts in die onwezenlijke woorden en brooze rhythmenis blijven hangen.... Soms is elke herkenning onmo-gelijk. Soms ook wordt het wel een heel ziek drenzen,waaraan evenmin veel klank- of andere schoonheidmeer te bekennen valt :

Doove pijnenSidderseinen

Ver van onverkende grenzenOf zich bandenOverspanden

Rukten aan verholen trenzen.

Langs de kimmenKlaart een schimmen

Glimlach-even zich bedenken.Met van oogeraAls een pogen

Naast een laatst en zijlings wenken.

Al mijn moedeKindren spoeden

Uit vermachteloosde spanning

Page 168: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

156

In de dichtingVan den lichtkring

Dezer veilige verbanning.

Waar al levenNagebleven

Neêrsloeg tot den matten luister,Die uw trekkenBlijft omdekken

Water-glanzend in den duister.

Van deze subtiele en nare raadseltjes mag ik zelfsniet zeggen, dat de oplossing mij interesseert .... En ikzou wel eens willen weten, of er iemand bestaat, diedit mooi vindt.

Waarom ik kan deze strophen overschrijf ? Omduidelijk te doen gevoelen, aan wie nog van een anderemeeping mochten zijn, in hoe averechtsche richtinghun menigmaal inderdaad bewonderenswaardige Bou-tens zich meer en meer beweegt. Deze gewilde duister-nis is een terrein, waar alle moeilijkheden ophouden;geen bocht is hier te krom om in te slaan; en 't ge-volg is, dat de eertijds technisch feillooze dichter gaatknoeien en lappen en leelijk doen, tot hij Verweijschier overtreft.

„Zij banden "bijv., versta ik als een vorm van„bannen" of „verbannen" ; Boutens verstaat het (blz.17) als „zij bonden" of „zij borgen" ; „alsof zij (de ge-vouwen h a n d e n) in haar eendracht banden —iets van een meê te deelera zegen." — Als „weggeble-ven" hem te lang is, op de volgende bladzijde, zet hijeenvoudig-weg „ontbleven". — Wat beteekent hetnare „peelt" in deze regels :

„En verder af dan bleeke doodHet liefst in ons herdenken p e e 1 t"

Onthaart ? dus van zijn glorie berooft ? Of in de

Page 169: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

157

peel, in het moeras doet verzinken ? Of misschienten peluw legt ? Raad er maar na! Van willekeurig-heden als deze ; noch van „aanvangen", noch van„beginnen" te spreken, doch van „aanbeginnen",gewaag ik slechts met dit eene voorbeeld.

Toch bevat ook dit bundeltje nog verscheidenezeer fijne exempelen van Bouten's ijl gezang. Lees ditnog eens :

„Als uit den hartstocht van het avondroodUw oogen en gelaat

Zich beuren waterklaar en huiverbloot,En scheerlings langs ons gaat

De schemer, die al bleeker zich bezintOp dees verganklijkheid,

Die dag en uur en al geluk verwintMet haar verbloemd beleid. —

Dan met de bloemen onder de' avonddauwBukt zich de ziel in mij,

Bezweken om haar innerlijke kou.En ziet niet op waar gij

De stille spiegels uwer oogen draagtEn dekt zich voor hun licht

Als een die voelt en niet te schouwen waagtZijn bleek ontdaan gezicht.

Zie, dit gedicht nu, dat mij geheel en teeder dui-delijk is, — het lijkt van woord tot woord van derag-dunste, meest materielooze materie gemaakt.En vraagt gij mij, of ik woorden als „verbloemd be-leid" niet al te cerebraal acht, dan antwoord ik neen;want die voorzichtige bedachtheid is zóó doorzoetvan diepen zin, dat de woorden er staan als eene ver-wonderlijke volkomenheid.

Page 170: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

158

Ook in het volgende gedicht valt dezelfde gesubli-meerde cerebraalheid aan te wijzen, slechts om ze tebewonderen. (Men zij er verdacht op, dat in het eerstecouplet het werkwoord „inzetten" gebezigd wordt ; endat — eenig vlekje — het germanisme „klagen",waarschijnlijk om zijn vager klank, het Hollandsche„klachten" vervangt),

„Ik weet, nu zetUw schoone deemoed in haar avondlijk gebed,

En viert Gods uurOp de verstilde stemmen zijner heilige natuur,

En peinst zich uitIn al de zoete klagen die de wind verluidt,

En schikt haar beêIn 't ingetogen ruischen van de vrome zee,

En telt ten snoerDe sterrepaarlen spranklend over hemels vloer.

En wijlt bekoordIn zwijgende aandacht die zich voelt verhoord.

En nieuw en sterkTot haar klein aandeel in Gods ondoorgrondlijk werk"

Even diepe en diepere schoonheden zijn te purenuit de navolgende gedichten : „Dit is ter goede wakehet goede lied". „Daar opent gaaf volbloeid" (bzl.de 2e en 4e strophe), „Nimmer schaduw krenkt" (bzl.de laatste drie strophen), „Dan breekt de band", „Indiepen duizel", „En nu, ik ben niet meer alleen",„Kussen van uw lippen en uw oogen" (de eerste tweestrophen) -- —

Page 171: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

159

Ik noemde dit opstel „Van den zelfkant der sa-menleving". Dien titel gaf de romanschrijver G. vanHulzen aan een aantal zijner werken, ons verplaat-sende tusschen het uitvaagsel, aan de grens, aan de

zelfkant, der maatschappij.Aan de tegenovergestelde grens verwijlen deze ge-

dichten, vage schimmen voor een al te groot deel,die bijna niets menschelijks meer hebben. En hoezeer

is deze Al verdere vereenzaming van deze dichter-na-tuur te betreuren, die eens tot een groote toekomstscheen bestemd. Herinnert men zich de gedichten :„Mijn bleeke denken", „Goede Dood", ,,Liefde's uur" ?Dit bundeltje bevat nog twee kleine strophen vaneven volle menschelijkheid :

„Ik peins -- mijn hart erkent het niet —Hoe alle wezen eenzaam is,Hoe uit bezit en uit gemisDezelfde moeheid overschiet.

Die van al wat zij heeft doorkend,Die van al wat zij heeft begeerd,Haar grondeloozen glimlach keertNaar doods onpeilbaar donkren wand .... "

Kon hij immer zijn als in deze sombere regels, nietminder duizeling-wekkend dan zijn meest verbi-zonderde gedichten, doch duize ling-wekkend voor

ieder die oogera heeft, — hij zou niet langer staan aande uiterste toppen der menschheid, doch in het hartdaarvan zou deze ontstellende diepte worden herkenden lokken tot inkeer ... .

Page 172: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

HET ZWAAR, MAAR KOSTELIJK LEVEN 1).

I

In het begin van dit jaar stierf, op vier-en-twintig-jarigen leeftijd, de schrijver van een klein aantal,thans gebundelde schetsen, waaraan ik u ga latenzien, welk een echt en bizonder talent onze littera-tuur in hun schepper verloren heeft.

In eene inleiding deelt de verzamelaar, Dr. van Moer-kerken, het een en ander mede uit nagelaten aanteeke-ningen en ontwerpen van den jong gestorvene; vooreen deel zijn dat snippers met aardige opmerkingenof bevindingen, die de inleider jammer vond, achter tehouden; doch er zijn ook enkele uitlatingen bij, waar-in de toekomstige romancier zich voorhield, hoe hijvond dat episch werk wezen moest; en die uitlatingenkenschetsen hem onmiddellijk als niet slechts eenecht en bizonder talent, gelijk ik reeds zeide, maarvooral als een echt romanschrijver, d.w.z.een geboren menschen-schepper.

„De analyse is voor den roman niet toereikend",schreef hij : „na de analyse moet de synthese weer ko-men. Aansturen op s y n t he s e in de heele geschie-denis.

„Als ik voor mezelf bovenstaande analyses uit-voer, hinderen ze me niet ; als ik er bij denk : zóó zul-len ze nu in 't boek staan, lijken ze me onzin, maken

1 ) Gerard v. d. H o e k, Het kostelijk leven, ingeleid doorP. H. van Moerkerken (P. N. van Kampen & Zoon).

Frits Hopma n, De proeftijd (H. J. W. Becht).

Page 173: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

161

ze me wanhopig. Snij dus in dit verhaal eens voor goedde uitgesproken analyse weg, door vanJohan iemand te maken, in wiens aard 't niet ligtzich te ontleden. Verban 't woord „voelen" overalwaar 't aanleiding kan geven tot de opvatting als zouJohan zich nu rekenschap geven van zijn ontlede ge-voelens".

Dit inzicht, bij een zoo jong auteur, beloofde nietweinig voor onze romankunst, die doorgaans meervertrouwd is geweest met de diepdoorwoelende o n t-leding, dan met het beeldend bouwen,het scheppen, dat de ontleding, de schifting van hetmateriaal, achter zich heeft.

Doch niet alleen uit voornemens sprak een belofte.In de nagelaten schetsen zelve ziet men alreeds eengeest werkzaam, die geenerlei l y r i s c he verlei-ding kennende, van meet af aan krachtig en zuiverepisch was van aard.

Werk uit de Hollandsche school — men denkt, weltoevallig, juist aan enkele jonggestorvenen het meest :aan Van Groeningen, aan Henri Hartog — geeft het,in sommige stukken, nog zeer veel analyse van de soortdie hij op den duur begeerde te verlaten, als in „Eenlieve jongen" en „Ontmoetingen van een kniesoor" ;doch die analyse is zelden of nooit het mededeelenvan op zichzelf misschien opmerkelijke sensatie's,die echter aan allerlei sensitievenaturen overkomen konden (een foutvan velen onder onze verhalende auteurs, begaan metde goede bedoeling, om des te meer „leven" te doentrillen in hun werk) ; neen, die analyse is, van den be-ginne af, in wezen synthethisch, d. w. z. dat zij slechtsgevoelens vermeldt, w elk e de uit te b e e 1-den figuur fijner karakteriseeren,helpen opbouwen.

Hierin kan zoover worden gegaan, en zoover gáátVan den Hoek in „De verwenschte thuiskomst" (zijn

II

Page 174: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

162

meest eigen werkstuk), dat een gevoels-ontleding, á11eovertolligs vermijdend, in weinige trekken een per-soon volkomen doet kennen, en dus geheel en al syn-

thetisch is.Dominee Baard, een predikant in Friesland, is

geïnteresseerd bij een Rotterdamsche „Christelijkegaarkeuken", die hard achteruitgaat. Dit blijkt hemduidelijk uit een jaarverslag, waarin hij tevens eenbedekt verwijt meent te zien, dat hij zich daar in deverte maar weinig om de zaak bekommerde ; men vroegook, „of hij soms goede en goedkoope werkkracht aankon wijzen; er was weer een vacature" .... Bij hetlezen van welke zaken dominee denkt, — en let nueens op, met een hoe bijna stelselmatige inconsequen-tie, die heel het in den grond onernstige, onverant-woordelijke van dominee's karakter kenschetst :

„Meende men dat in ernst, of moest hij er een steekvan voelen ? Wat had hij van hieruit kunnen doen!Maar, wanneer zij het per se wilden, goed, dan zou hijwel iemand vinden. Hij dacht aan Anne Boukes,zijn meest hinderlijke, hoewel minstboersche catechisant. Dedomineehadal-tijd zijn best gedaan van hem te houden, maar hetwas hem niet gelukt, wat h ij van te vorenook eigenlijk wel geweten had. Nuzeide hij tegen zichzelf : misschien zit er toch meer inden jongen, dan we denken en verdient hij de hardeverwijten van zijn vader niet; ik he b er zelfook aan meegedaan, nu ja. Hoe het zij,hij deugt niet voor den landbouw, tenminstewie wee t. Hij is lang niet dom; ik zal het hemeens vragen, hij moet 't natuurlijk heelemaal zelf we-ten, want ik zal er hem niet toe aanzetten, int e -g e n d e e 1. Het verwonderde hem zelf (zijn eigengeld was er immers bij betrokken) maar de domineeverkneukelde zich op het denkbeeld, dat hij hen daarutRotterdam met een jongen opscheepte, die nog

Page 175: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

163

nooit een restaurant of gaarkeuken had gezien enmeer moeite dan gemak zou geven. J a, de zaakging toch naar den kelder, dus wat datbetrof. Alhoewel, weersprak hij zich, met een kleinenschrik aan Anne en diens belangen denkend, naarden kelder, dat is wel wat te donkeringezien; laten we maar moed hou-den!"

Er zullen er zijn, verslaafd aan compositorischeeischee, die hier op te merken vinden, dat binnen devijf bladzijden het verhaal veertig jaar verder is danhet oogenblik dezer dominee-overwegingen, en daneerst begint; zoodat we met dien dominee feitelijkniet heel veel te maken hebben. Ik kan hun geen on-gelijk geven ; maar ik zou er mijn dominee niet graagvoor missen.

In hetzelfde stuk, en juist op dat keerpunt van veer-tig. jaar later, openbaart zich — och, in een klein,schijnbaar onbeduidend détail -- het synthetische,het vizioenaire van den echten romancier eerst tenvolle. — Anne Boukens is op den duur gaan varen, en,een zestiger, eindigt hij zijn loopbaan met te zijn „zoo-iets als derde hofmeester op een groote Engelschepassagiersboot".

„Bij gelegenheid van een of ander jubileum lietmen hem ontslag nemen; hij werd vergeetachtig enslordig en men vond hem eigenlijk teweinig 'n gentleman. Een van de bepaaldegrieven, die hem langs een omweg ter oore kwam, was,dat zijn jaszakken altijd uitpuilden.Dit lag voornamelijk aan twee dik-ke occarina's, die hij ger egeld bijzich d r o e g. Hij kon ze tegelijk bespelen en erfijne, fluweelige dubbeltonen op fluiten. Des avonds,wanneer een kalme zee zich langzaam van duisternisverzadigde, begon vaak, vanuit een onbestembarehoogte of diepte de droefgeestige, gezwollen klank

Page 176: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

164

van Boukens' liedjes op te komen. Maar meestal moestiemand hem gaan zeggen, dat deze of gene passagierer last van had.

„Bij zijn weggaan zouden de heeren directeurenhem een oogenblik toespreken. Anne had zijn zakkengeleegd en zoo goed het kon gladgestreken .... "

Maar dan heeft hij het nog een paar uur erg druk en,hij vergeet zijn occarina's ! Eerst als de boot langzaamwegvaart, gaat er een patrijspoortje open en een kopverschijnt en een hand met de twee dierbare fluit-vogels : „Rolla, Mr. Bawkes !" — De houten occarinavalt in het water, en omtrent de andere, 'n prachtige,van blauw-porcelein, wenkt hij, dat zij 'm maar nietgooien moeten; het ding zou immers stuk zijn geval-len op de steenen ! En nog verscheidene minuten aar-zelt Anne, o f hij te water zal gaan, of niet, om de hou-ten occarina te redden... .

Kijk, at is nu de synthese, die Van den Hoek be-geerde; dat is beelden met vreemde en verrassende.. .loodeenvoudigheid. Ik weet zeker, dat ik nooit detwee occarina's vergeten zal en de puilende jaszak-ken, die met één trek dezen ruwen en teergevoeligenzeeman kennen en beminnen deden.

** *

Een geboren epicus! Zoo jong nog, bezat hij eenzeldzame objectiviteit, die veel, die alles aandurfdewat het leven, zelfs in zijn schijnschoonste phase's,aan ontnuchterends toedient. Hij zag, en aanvaardde,en gaf het onverbloemd weer; doch zonder eengenophef of opzettelijkheid.

Wel sterk intusschen was deze trek der echtheid-zonder-pardon in zijne ziel geschreven, dat in twééschetsen het ledige en aanstellerige of het koude enegoiste in héél jonge liefden wordt geboekt. Deeerste verliefdheid van „Een lieve jongen", komt

Page 177: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

165

enkel voort uit landerigheid, interessant-doen en zelf-bedrog. Den student uit „Een verlies" is zijne verlo-ving, ofschoon hij wel van het meisje houdt, eigenlijk,erkent hij zich, een last.

Het is om dit bij uitstek objectieve en epischevan Van den Hoek's talent, dat mij de bij uitstek 1 y-r i s c h e titel van het boek geheel verkeerd bedachtlijkt. Want „Het kostelijk leven" schijnt te sprekenvan een Pallieterachtige levens-verheerlijking, — dieten eenenmale in het werk ontbreekt.

Men heeft dien titel afgeleid uit enkele woorden dievoorkomen in de „Ontmoetingen van een kniesoor" :„Het leven is zwaar, maar kostelijk". De omstandig-heden echter, waaronder die woorden, door den knies-oor zelf, „gemompeld" worden, zijn van dien aard,dat hier geen sprake is van een soort „credo", bruik-baar als devies voor dit nagelaten werk, doch integen-deel van een vrijwel zinnelooze malligheid in hetindividu, dat luisterde naar den naam van „Sjarl".Op een zomerschen feestdag was de kniesoor naarbuiten gaan wandelen, waar het overal eenzaam enverlaten was; bij een herbergje had hij met zichzelfgestreden, of hij een, immers zondig, glaasje anisettezou nemen; wat hij ten slotte, verdrietiglijk, toch doet.Als hij weer buiten komt, blaft hem een hondje aan,dat dan plotseling kwispelstaartend met hem mee-loopt; „en telkens wanneer hij nog eens omkeek, ginghet droevig jankend een stap of wat vooruit. Hijzuchtte en mompelde : „Het leven is zwaar maarkostelijk".

De bedoeling zou kunnen zijn, dat „kostelijk" hierbeteekenen moest : „vol humor". Sjarl echter is welde laatste, om in zijn stumperig leven den humor opte merken. Het zinnetje is, eigenlijk gezegd, misschienniet al te gelukkig hier door den schrijver aangebracht.

Dit feit, op zichzelf reeds, maakt het minder ge -schikt, om het gansche, overigens haast aldoor zoo

Page 178: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

i66

zuivere, soms alleen wat zware werk te karakterisee-ren. Doch bovenal: de woorden „Het kostelijk leven"karakterisééren het niet, noch in den zin van „hetheerlijke en rijke", noch, en veel minder, in dien van„het fijn-vermakelijke leven" ; daartoe was de grond-toon van zijn arbeid veel te donker.

Middelerwijl is met he_ zijne, een maar al te koste-lijk en veelbelovend leven weggerukt.

II.

„Het leven is zwaar, maar kostelijk", -- deze woor-den, een beetje mal à propos op den omslag van Ge-rard van den Hoek's nagelaten werk verdwaald — zijkonden veel-eer tot motto dienen voor het zeer op-merkenswaardig boek van een ander jong auteur,„De Proeftijd" van Frits Hopman. Zij sluiten zich al-dadelijk hierom bij Hopman's werk zooveel beter aan,omdat dit „uitgewerkt fragment van een (gefingeerdof werkelijk) dagboek", niet, gelijk Van den Hoek'sverhalend proza, zuiver episch, doch naar wezen entoon meer lyrisch is.

In „De Proeftijd" beschrijft een jonge man, diede intellectueele invloeden, nooden, heelmiddelenen gevaren van dezen tijd ondergaat, zijn langzamerijping en zelfredding voor het leven. Het zal niemandverwonderen, dat een boek van deze strekking eenigeovereenkomst vertoont met „Quia absurdum" ; —dat andere, ten tijde zijner verschijning even actueeleverhaal van naar een goed en zuiver leven worstelend,jeugdig intellect. En de overeenkomst is groot : juistde toon doet telkens en telkens aan dien van „Quiaabsurdum" denken : de lyrische, doch dan ook welzéér zelf-vervulde toon van den dichterlijker dag-boekschrijver, die zich een levend philosophischexpe-riment weet. — Gelijkt echter aanvankelijk FritsHopman zóózeer een navolger van Nico van Suchtelen

Page 179: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

167

dat hij tot zijn fouten toe, o.a. het eenigszins onwe-zenlijke in den werkelijkheids-achtergrond, met hemgemeen heeft, -- al spoedig komt men tot de over-tuiging, dat de jongere, in meer dan één opzicht, zijnvoorganger overtreft.

En zijn boek, gaandeweg, wordt dan wel een bi-zondere verrassing ; hoe innig-dóórdringend is zijnkosmisch natuur-voelen, hoe verfijnd zijn taal-macht;met hoe oorspronkelijke geestigheid weet hij de dingente karakteriseeren; maar voornamelijk in het typeerenvan personen -- Van Suchtelen's zwakste zijde — ishij zijn meester meesterlijk de baas.

In den beginne lijkt het maar zwakjes; een studentin de letteren, naar hij in zijn dagboek schrijft, heeftgeen plezier in zijn studie, en w ij hebben even wei-nig plezier in hem, omdat wij nauwlijks kunnen geloo-ven in zijn bestaan. „Wij begonnen met Gotisch. Opde beurt leest iedere student een zin, en .... " hier-mee wordt ons alreeds duidelijk, dat de dagboek-schrij-ver zich bedriegelijk voor een student uitgeeft, wanteen student zou niet schrijven : „leest iedere studenteen zin", maar „leest een van ons" of „leest ieder eenzin" enz. — „De andere studenten zaten even gedwee,"„Ik ben niet als andere studenten", alles het geschrijfvan wie er buiten staat en niet zelf tot die studentenbehoort. Onvolkomen indenkingsvermogen!

Het is ook zwak, dat de ellende gevonden moetworden in de oudbakken romantiek van „mijn ar-melijk kamertje, met de wrakke commode en de ge-broken stoel". Gelooft u erin ? En wie de zoon heetvan een klein, Christelijk boekhandelaartje, valt el-ders weer door de mand op deze wijze : „Ik lag te den-ken over den kindertijd, over de gelukzaligheid van dezomers buiten en de vreeselijke maanden in de stad".Ook later blijkt telkens weer dat er niets van waar isgeweest, bijv. waar de jongen vervuld wordt van „den

Page 180: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

168

alouden, zoeten weemoed, de dierbare wereld van deItaliaansche renaissance" — die hij nooit had ge-kend ! 1) . En de duf-burgerlijke student van de wrakkecommode en de gebroken stoel, ontplooit zich zondereenige inspanning als een zeer elegant en verzorgdjongmensch, aan wier de familie op het buiten, waarhij weken lang te gast is, blijkbaar nimmer iets bur-gerlijks speurt.

Wat er dit alles toe doet ? Och, voor de quintessensvan d i t boek misschien niet zoo héél veel. Maar voorden auteur Frits Hopman deze waarheid, dat hij, nietin staat een figuur te scheppen, organisch opgegroeiduit heel een verleden, één onbetwijfelbaar gehéél, —niet is een geboren romancier, en ook niet zoo lichteen scheppend kunstenaar worden zal; maardat hij is, evenals Nico van Suchtelen, een dichterlijk-wijsgeerig prozaïst.

De auteur heeft dat gebrek aan diepere werkelijk-heid gevoeld, en poogde daaraan tegemoet te komendoor een overmaat van b e s c h r ij ving s-k u n s t—die hij als weinigen verstaat. Doch het is juist weer dooreen aantal in dit opzicht schier onovertrefbare blad-zijden, dat hij, op het hoogtepunt van zijn verhaal ge-komen (wij zullen het verderop gewaar worden) zijnonmacht als r o m a n c i e r nogmaals en overtui-gend, nu van den tegenovergestelden kant, bewijst.

Nu dan, de student heeft aan de academie geen tier.Alles benauwt er hem; hij gevoelt zich overspannenen goed op weg om geheel en al zenuwziek te worden.Daar leest hij een bundel verzen van een grooten dich-ter en schilder, Jordens, verzen van sereene stilte naveel strijd, — en hij besluit, aan dezen innigvereerdenman raad te gaan vragen. Jordens maakt een diepen

1) Elders vindt hij, in een landschap, overeenkomst met „Itali-aansche fresco's uit de vroeg-renaissance waar de dag g e t e m-perd door groen water schijnt te vallen".

Page 181: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

169

indruk op zijn jeugdigen discipel; allereerst door zijneenvoud en stil-arbeidzaam landelijk leven ; samenstaren zij naar de ondergaande zon, en Jordens zegthem : „dit is al wat ik te leerera heb .... hij in wien hetstille licht brandt, is waarlijk uitverkoren, want datalleen geeft geluk en wijsheid en kracht op aarde".

Na enkele weken vinden wij onzen student stu-dent-af. Op een verlaten buiten heeft hij een koepelgehuurd, en daar, in de winter-eenzaamheid, zal hijpogen, in rust en schoonheid zichzelf te vinden. Hetis de drang, die zoovelen hebben gekend, naar Waldenof andere colonie's, maar die, veel meer dan het com-munistisch ideaal, dat zij er zich bij voorspiegelden,de eenvoudige zucht was, uit de hel der moderne we-reld op, naar de zuiverheid van een leven in de natuur.

Door de reactie, en bij het schijnsel van Jorden'slevensles, (het is alweer vreemd, dat wij nooit ofte nim-mer meer van hem te hooren krijgen, hoewel er vanWillems 1) kant niet slechts van vriendschap, neen,van „liefde" gesproken werd) breekt voor den jongenkluizenaar een schoone tijd van bezinning aan;

„Het was, of het eenvoudige en oud-bekende andersop mij inwerkte dan vroeger. Het beeld juist der meestalledaagsche dingen van het witte brood, de roomigemelk, den honing en het klare water, kwam tot mij,omgloord met dezelfde mystische wijding, welke hunbloote namen tot poëzie maakt in de boeken van Salo-mo en de oud-Indische wijzen (Blz. 21.)

„Bewonderend sta ik, een belangstellend reiziger,in een onmetelijk en ondoorgrond heelal...." En naeen tiental regels: „ja, in den tabaksrook, opkronke-lend uit mijn pijp, ontwaart mijn clairvoyante geestmet ontzag en liefde een laatste, onherleidbare, god-

1 ) Voorzoover ik mij hier herinner, heeft de hoofdpersoon geenanderen naam dan „ik". Maar aangezien ik niet over „ik", en even-min altijd over „hem" kan spreken, ben ik zoo vrij het jonge menschte doopen.

Page 182: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

170

delijke rest, het werken van onwaarneembare, hooge-re machten. Ik mijmer en mijmer, word innerlijk heelstil en gelukkig, maar begrijpen kan ik niet". (Bladz.

32).Op een kouden schemer-avond in April: „Binnen

was de stemming glashelder en evenwichtig : geen ver-langen om buiten te willen zwerven, geen druk vanonder dak te moeten blijven. Mijn ziel was doodstil inmij en, koel peinzend, keek ik uit deoogen, als uit een toren. Hoogergensindeboomera floot een lijster, die het halflicht lief heeft, endat was het eenige geluid". (Bladz. 45.)

Er zijn in dit gedeelte van het boek een menigtevan zeer fijne stemmings-beschrijvingen; maar hijdoet meer dan verrassen met gevoelige plastiek enatmosfeer. Zijn woord, eer dan direct te schilderen,doet zien door den zin te onthullen. Zoo gevoelt hijzich beklemd in een broeikas, „in die lauwvochte, aro-matische wasem, die den klank uit destemmen drinkt en de spanning uitde spier e n". En van een bezonken vooravond-uur heet het : „en het aardrijk werd verklaard i nheldere en onpartijdige uiteenzet-t i nMg -- Zie, dat zijn prachtige dingen, gelijk al-leen een eerste-rangs-talent als iets dat va u-z e l f spreekt, neerzet.

Dit is, in dien levenstijd, Willem's „credo" :„God is noodzakelijk, onbegrijpelijk, oneindig bo-

ven eenige menschelijke voorstelling. Te zeggen, datGodonze Vader is, beteekent kleine menschelijkebegrippen brengen in het onnoembare. Ik voel hetalsschending. Te zeggen, dat ik God liefheb, wekt in mij een soort van wre-v e 1, maar mijn gansche leven is één groot, blind ver-langen naar den Volstrekten. Het uiterste, dat wij kun-nen zeggen, is dat God i s. Dat is de gouden achter-grond van ons bestaan".

Page 183: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

171

n dit is zijn leefregel: „Het leven behoort voormij contemplatief te zijn".

De kentering echter komt. Zij komt met de lente,die wonderen beloofde .... „Maar het wonder, datgeluk zou brengen, dat alle zielsdorst voor altijd zoustillen, — is niet gekomen .... Het is een bittere te-leurstelling, want het oogenblik is voorbij, — dat weetik — en er is niets gebeurd. Wat had moeten gebeuren,wat ik heb gehoopt, weet ik zelf niet ,maar deze dagzal worden gevolgd door andere, even mooi eneven lee g". De voltooide natuur heeft iets spook-achtigs voor hem ; zij laat in haar voldragenheid „defantasie geen spel, en geen hoop op de toekomst".Alles schijnt hem conventioneel-zoet als op een Duit-sche oleographie, of verraderlijk nagebootst; de nieu-we blaren zijn als keurige knipsels „en opdat er aannatuurgetrouwheid niets zou ontbreken, liepen blau-we en rood bronzen speelgoed-kevertjes van gekleurdblik, naar het leek, over de woudpaden".

Voortreffelijk is deze zeer verrassende wending. Dewinter buiten was vol fijnheid en ijl verlangen, en gafvelerlei werkzaamheid aan den werkeloozen peinzer ;de lente echter, in zichzelf volkomen, vraagt geenerleistoffelijke of geestelijke aanvulling meer, en doet denpeinzer in zijn leven de pijnlijke leegtegevoelen....

Een vervulling van buitenaf stelpt die voor eengentijd met velerlei indrukken.... De familie Locker,moeder met twee dochters, betrekt het buiten; hetwordt er een vroolijke zomer, met den ApollinischenTheo, den verloofde der oudste dochter, en anderevrienden; er wordt geroeid, gebaad, getennist; Wil-lem-zelf wordt op de tweede dochter, Laura, verliefd.En die Laura wordt het symbool van wat hem ont-breekt. Zij is een sterk, onafhankelijk en doortastendmeisje, die poëzie aanstellerij vindt. „In hou van men-

Page 184: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I72

schen, die wat doen in de wereld", zegt ze, enspringt op haar fiets, en zweeft, fluitend, de glooiendeoprijlaan af, staande op de trappers, met wijd-ge-spreide armen .... "

Ook in deze periode weer een overdadige beschrij-vings-weelde, waartoe het luxe-leven op het buiten(hij is er te logeeren gevraagd) rijkelijk aanleiding gaf.En Willem voelt zich sterker worden, door de liefdedie liefde wil wekken, en ook door de luxe, die geens-zin* verweekelijkt omdat (naar Frits Hopman zeerfijn opmerkt) „een verzorgd uiterlijk vrijmoedigheidgeeft".

Laura van haar kant, zij houdt wel van hem, maartoch, als hij haar vraagt opeens, dan is het antwoord,dat zij „geen zwakkeling" wil.

De proeftijd! Hij zal zich harer waardig maken.En het lot is hem gunstig, want juist als hij zijn studiete Leiden wil gaan voortzetten, gaat zijn oom, diezijn klein kapitaaltje beheerde, failliet ! en met de 25ogulden, die hem nog op de wereld resten, vertrekthij naar Londen, Erg goed, in deze wending, is hetonbetamelijk plezier, dat zijn geld op is; want het ver-lies van dien band maakt hem opeens het verder-studeeren onmogelijk en stelt hem integendeel tot al-le heerlijkheden in staat ! Wat een geluk ! De heelewereld ligt voor hem open ! —

Dat valt dan natuurlijk lang niet mee, en in Lon-den wordt het een zware tijd van armoe en weinigverheffender handenarbeid. Daar hij nogal aardigschildert, gaat hij in 't decoratievak, en worstelt delange maanden door, met tot eengen troost de ge-dachte, dat dit de wijze is om, rusteloos werkzaam,Laura te verdienen ... .

En 't blijft aldoor vol goede dingen. Wat den schrij-ver minder afgaat, dat is de dialoog, vooral wanneerhij dien karakteristiek tracht te maken. Het wordt

Page 185: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

173

dan licht gezocht en overdreven. Zoo, waar hij (in devorige episoden) Theo liet vertellen, of den oudenLeidschen vriend, wiens geest hij ove rigens zoo kos-telijk aldus typeert : „Hij had veel verdriet gehad, enuit zijn ervaringen was een gezonde, schoon ietwatwrange levenswijsheid gegroeid die h ij h a ddrooggekookt tot aphorismen". Dochin dat beschrijvend typeenen is Hopman dan ook een

meester.Te midden van heel de voortreffelijke schildering

van het Londensche leven, bijv., dit omtrent den ou-den vader der armoedige familie, bij wie Wi llem in-

woont :„Bij het ademen is er in .gijn borst een samenge-

steld geluid (waarom hoort men zoo iets nooit bijmeer beschaafden ? ongesteldheid is toch geen zaakvan convenance ?) dat mij doet denken aan het drei-nen van een defecte stoommachine, en het gegorgelvan water in buizen.

„Het schijnt hem niet te hinderen, of te veront-rusten, en eindigt in een droge kuch en gesmak, en degezichtsuitdrukking van iemand, die na lang wikkentot een allergewichtigste gevolgtrekking is gekomen.Dat treft mij altijd weer bij oude menschen : dat diep-zinnig lijkend gemijmer, dat ten slotte blijkt geloopente hebben over een krommen spijker in den muur,waaraan iemand zijn kleeren wel eens zou kunnen op-halen .... "

Van die kracht zijn er een menigte détails niet al-leen, maar ook bijv. heel de spiritistische séance bijmr. Pickersgill, en bovenal het sterven van mrs. Miller.

En nu de ontknooping ? Die is heel wat mindergeluk-kig. De Lockers hebben van Willem's martelaarschap-gehoord, Laura wordt zich meer en meer van haarliefde bewust, nu die niet langer wordt ondermijnddoor haar weerzin tegen zijn slapheid; en op een goe-

Page 186: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

174

den dag verschijnen zij te Londen. De „groote scène"van het „elkaar vinden" — te midden van de fos-sielen-verzameling in het Museum van NatuurlijkeHistorie -- is nogal oorspronkelijk. Maar o wee, nudoet het gebrek aan den eigenlijken romanschrijverzich pijnlijk gevoelen. Want op het oogenblik zelf,dat de „proeftijd" zal uithebben en met het schoonstewelslagen bekroond is in de liefde van Laura, wordtons een vol dozijn compres-gedrukte bladzijden nach-telijk Londen voorgezet, waaraan de beschrijver zichzoozeer te buiten gaat, dat de romancier erin stikt.Het is een fout, zóó groot, dat het ons geloof aan deheele geschiedenis, aan heel Willem's liefde, in gevaarbrengt.

Goed-volgehouden is dan echter weer, dat hij ooknu weigeren blijft, zich door de Lockers te laten hel-pen. Hij wil er komen uit eigen kracht. En goed even-eens is, na hun vertrek, zijn dépressie. Het gedeeltelijkbereikt-hebben sterkt hem niet, doch integendeel(hoe juist is dit gezien), het breekt zijn niet meerstrakstgespannen weerstandsvermogen. Het looptdan uit op zenuwziekte van weerskanten, waaraan eenprovidentieel opduikende dokter-vriend een eindmaakt. Als hij beter is, wordt Willem schilder, (wathij ook dadelijk had kunnen bedenken: schilderentoch is geen niets-doen, en zijn a.s. zwager Theo, minof meer als een ideaal voorgesteld, deed niet anders!)en zij trouwen op 1500 gulden 's jaars.

Intusschen, zij het verre van volkomen, zij het alsroman zwak, het boek bezit niettemin de onder-scheidene waarden, welke ik toonde, en die ik zóóhoog aansla, dat ik niet aarzel, in Frits Hopman eenonzer opmerkelijkste jongeren te zien.

Page 187: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

MONDAINE ROMANS. 1)

Parijs, Brussel, Den Haag — ziedaar waar denieuwe romans van onze mondaine schrijfster bijuitnemendheid, en van den onschuldigen Herman Mid-dendorp, ons verplaatsen .... Párees, Brussel, DenHaeg! -- En het is zéér mondain; het is meer dan dat:het is passioneel ! Zij dan de klop van Middendorp'szooveel dunner bloed wat zwakker dan het heftigbonzen van Jeanne Reyneke van Stuwe's eeuwig-hamerend hart ; en blijve ook de „grande amoureuse",de soit-Bisant demi-mondaine, Cáline, wel de meesthartgrondig-fatsoenlijke vrouw, waarvan ik ooitmocht lezen.

Ooit ? Telkens weer heb ik mij afgevraagd, en heelmijn geheugen doorspeurd, wáár ik toch, lang geleden,haar eerder moest hebben ontmoet. En — „ik hibt'r", gelijk mevrouw De Boer--Van Rijk het zoo gees-tig te zeggen weet in het overigens zoo weinig gees-tige „Tropenadel". — Herinnert gij u niet die edeleen schoone dame, van wie Hildebrand verhaalt ineen der hoofdstukken van „De familie Kegge", „Een.concert" ? Die „allerbevalligste en innemende" me-vrouw, rond wie in de pauze „al wat smaak had" zichverdrong, en aan wie dan ook, door haar opgetogenschepper, een keur van deugden „van geest en gemoed"werd toegekend? — Nu, de gelijkenis van deze „een-

1 ) Jeanne Reyneke van Stuwe. aline, roman uithet Parijsche leven (2 dln.) (L. J. Veen).

Herman Middendorp. De klop van het bloed. (2 din.)(P. N. van Kampen & Zoon).

Page 188: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

176

voudige en ongedwongene, volkomen vrindelijke enopgewekte" dame met de niet minder schoone en ede-le, opgewekte en „volkomen vrindelijke" Cáline is z66frappant, dat een oogenblik de lust mij bekroop, na tespeuren, of ook de Van Enschots of de Berghem's, Cá-line's voorvaderen, wellicht herkomstig waren uitHildebrand's al te omzichtig aangeduide stad R . . . .

Wie toch en wat heet deze Cáline te zijn ? Een doch-ter van Amélie Berghem, het nichtje uit „Huize terAar", abusievelijk uitgehuwelijkt aan een baronHeeze van Wermeloo, dien zij, daar hij een avariébleek, onmiddellijk na den trouwdag weer verliet, omlater zich geheel te geven aan den goeden Willemvan Enschot, met wien echter (de baron wilde vangeen scheiding weten) een geregeld huwlijk onmoge-lijk was. Zoo alleen komt het, dat hun dochtertje,Caroline, niet Van Enschot, maar Heeze van Wermeloheet, naar den gehaten, wettelijken vader. Haar moe-der sterft vroeg, en, hocus pocus, enkele jaren latervertrekt de jeugdige Caroline, omdat het in Holland

zoo geen pas geeft, als prostituée naar Parijs. „Ja, datzegt u !" hoor ik Broedvlet opmerken; en ik moet eer-

lijk bekennen, er even weinig van te gelooven.Het blijft alles voorspoedig gaan. Als de roman

begint, is Caroline, te Parijs (wel aardig verzonnen)Cáline bijgenaamd, nog geen dertig jaar en schatrijk,doordat een harer eerste vrienden haar zijn geheelevermogen naliet. Zij is een blonde en blanke, frischblozende jonge-vrouw, fijn beschaafd, zeer intellec-tueel, goede musicienne, bewoonster van een smaak-vol, modern intérieur, waarin overigens noch de eersteklasse huisknecht noch het dienstmeisje-in-het-zwartmet wit mutsje en wit schortje ontbreekt; idealegastvrouw van een kring jonge kunstenaars, gaarnegeziene bezoekster en beschermvrouwe van sommigeklinieken.... máár, tegelijk, „zoo eerre".... ! Hetgeheele boek door schrikt het goede mensch, deze

Page 189: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

177

jonge, mooie, sympathieke en geheel onafhankelijkeHollandsche, zich een ongeluk van de haar opgelegderol, en kan dan ook haar droevige verwondering maarniet óp, dat zij er .... „zoo eene" is ! Wel heet hetwaar te zijn, dat zij een beetje gemakkelijk bezwijkt ;en de eerste maal, op haar ontvang-avond, zien wijinderdaad naast haar zitten een staar-oogende wassenpop uit de étalage van een heerenconfectie-magazijn;hij zegt natuurlijk geen woord en geeft niets mee,maar er wordt gefluisterd, dat hij de „bon ami" vanCáline is. Later, in een erg opgewonden en verwardoogenblik, vervult voor één enkele maal de Ameri-kaansche millionair, Lonny Archer, dat „goede" ambt,en het boek eindigt er mee, dat het Indische kalf-van-vijftig-jaren, Joan van Beveren Waes, — niet langer„enkel haar vriend" is .... Maar, och hemel, van welkeen gewetenswroeging en beschaamdheid gaat dit allesvergezeld! Als Cáline er dan héusch „zoo eene" was,— „zoo eene", die zelfs het kleinste geschenk on-gaarne aannam! — dan was zij, op 's werelds ijdelekermis, wel eene rariteit !

Maar waarom zij dan met alle geweld „zoo eene"zijn moet ? Om de tragische fataliteit van het slot;dat „zoo eene" niet trouwt, dat zij niet trouwen kanof mag of wil, en dat dus tegen een huwelijk (overigensdoor niets verhinderd) tusschen den braven Joan, diein Holland geen kip meer kent en daarom te Parijszich gevestigd had, en Cáline (ach! dat zij ook „zooeene" moest wezen!) het blinde noodlot zich ver-zet

Nu, Jeanne Reyneke van Stuwe heeft geen moeitegespaard, om ons toch maar te doen gelooven in haarheusch en echt Parijs, en in Cáline's typisch-Parijschedemi-mondaine omgeving. Alles, alles wat zij maarbij elkaar te sleepen wist uit Fransche romans of uitprijslijsten van mode-, meubel- en parfumerie-maga-zijnen, zij hééft het bij elkaar gesleept tot een overtui-

I2

Page 190: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

178

gend, wat zeg ik, een a lle illusie verpletterend plei-dooi. Niets, neen, niets heeft zij vergeten, den GrandPrix van Longchamps zoomin als de cabarets vanMontmartre of het modetje van 1913 (de roman speeltexpresselijk in dat jaar !) ; de haren te verven roze,groen, violet, — het perverse modetje van de laatstender dagen .... En het futurisme wordt zoo goed „be-handeld" als de conférences van den mode-wijsgeerBergson, waaromtrent de schrijfster met instemmen-den ernst verhaalt, dat het heldere middaglicht naarbinnen scheen over de „in extaze opgeheven gezich-ten" .... lang voor de bewonderde het podium be-trad ! En het is dan gewoonlijk op de ontvang-avon-den van Cáline (die trouwens iederen avond schijntte ontvangen), dat de auteur door middel van inter-minabele, elk onderwerp tot op het been afkluivendegesprekken, hare Parijsche kennis, (tot de laatste, ertusschen geplakte anecdote toe!) ten beste geeft.

Op één dier avondpartijen ook is het, dat het tus-schen den os-van-vijftig-lentes en zijn eerste mal-tresse, Gaby Belisle, tot een even brutale als imbé-cile scène komt, waarin Cáline partij kiest voor denplompen geweldenaar, — scène, die in Parijs, warezij al mogelijk, Cáline zeker voorgoed en terecht on-mogelijk zou hebben gemaakt.

Heel dit zwaar gedocumenteerd mi lieu leeft danook geen oogenblik. De gastvrouw, waardige na-komelinge van Hildebrands lieve en edele dame, be-hoort niet bij haar gasten; en de gasten voelen zichniet lekker en angstig-fatsoenlijk in eerre omgeving,die niet bestaat ... .

Maar Cáline geeft den moed niet op, en met eenGermaanschen „ausdauer" houdt zij haar „schriklijkpleit van dwang en vrijheid" vol, om toch maar doorte mogen gaan voor: „zoo eene". Nog tegen het slotvan het tweede deel, als eindelijk het verhaal zou moe-ten gaan spannen, houdt zij, drie bladzijden achtereen

Page 191: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

179

theorie over odeurs, over frissche en weelde rige, tee-dere en hartstochtelijke, persoonlijke en met-de-stem-ming-wisselende, ja, mannelijke en vrouwelijke par-fums, over mengsels van parfums, en nog weer overhet essentieele onderscheid tusschen Fransche, enDuitsche of Engelsche reukwateren .... En nauw-lijks is de schrijfster gereed met al deze overheerlijkedétails, of een veel uitvoeriger les over de modernedansen volgt .... Een dozijn bladzijden lang wordenwij leerzaam onderhouden over de „Valse brutale",de „Valse excentrique", de „Valse chaloupée" en de„Valse des Ombres", over den „Tango parisien", de„Maxixe brésilienne" en den „Pas de l'ours", overone en two step en „Très moutarde", en eindelijk overPurlana, Menuet en Tarantella 1), alles met de mu-ziek er bij en de historische afleiding, en alles ook weerop die eeuwige, quasi-ongedwongen manier van ge-sprekken over en weer, in Cáline's salon. Op dezenharkstijven trant bijv.:

„-- De Pas du Dindon, de TurkeyT r o t, is uit Amerika naar Frankrijk overgebracht,en is 't eerst gedanst in de Revue Marigny".

„— Maar 't allernieuwste is toch zeker wel deP é r i c o n. Die is voor 't eerst bij madame Joande Reszké gedanst", enz., enz.

En géén détail wordt ons onthouden; tot den aller-laatsten druppel pingelt zij uit de fiolen harer wereld-sche bedrevenheid : Wij moeten nog hooren van detango-f i g u r en: den pas marché, el corte, denchassé glissé, el pasco, la rnediulana, de pivots ... .

Het is Cáline-zelve, die ze vóórdanst : de eerste maaldat wij van haar dansen hooren, maar het moet danverbijsterend zijn van passie; tengevolge waarvan

1 ) Van dezen eenigen dans, dien ik kan controleeren, kent blijk-baar de schrijfster zelfs niet het algemeen karakter.

Page 192: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

z8o

Joan razend wordt ; er komt een varken met eenlange snuit, en uit is het boek :

„Hij had haar in haar zachtheid gekend, haar tee-dere goedheid, haar vriendelijke sympathie, ma arno o i t (de schrijfster spatieert) had h ij ha arin haar hartstocht gekend...." Ai!maar dat is het juist : wij ook niet !

Iets beter, het dient erkend, zijn een paar bij-figuren ; in 't bizonder de reeds genoemde Gaby, dezich zeer precieus houdende cocotte, die nooit andersverschijnt dan vergezeld van een zwart-zijden oudedame....

In het overigens nogal dwaze „Diner d'adieu d'unejeune fille", bij welke gelegenheid, in weer Pruisisch-systematische afwerking, al de aanwezigen hunne„geschiedenis" vertellen, hebben mij die van Imogèneen Bouche Vermeille (als ik mij goed herinner) wel ge-boeid. Het komt nml. een enkele maal voor, dat, naar't mij althands toeschijnt, Toulouse Lautrec en enkeleanderen der schrijfster min of meer gesuggereerd heb-ben wat in haar Printemps-boekjes niet stond. —Doch juist dáár, waar dan iets schijnt te willen gaanleven van dat Parijs, dat de schrijfster zoo blijkbaarniét kent, — wat valt dáár die goeie, gemoedelijkeCáline uit de flank! Och kom, u ziet het toch zelf 66kwel, dat zij er bijzit als een verwonderde, vreemdeeend, die tevergeefs zich wijsmaakt, aan den oevervan dit absinthvijvertje zich op haar gemak te ge-voelen ?

** *

Het is misschien niet heelemaal billijk, HermanMiddendorp's nieuwe boek, „De klop van het bloed",een mondaine roman te noemen. En zijn eersteling,„Het schoone mysterie", heb ik vroeger met waardee-ring besproken. Er was in die stille jongensfiguuriets warm-echts, dat des te bekoorlijker werd door ik

Page 193: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

181

weet niet wat voor zoele blankheid in den stijl. Deninvloed van Van Deyssel's Adriaans jes, van het be-dachtzaam-teére proza van Jacob Israël de Haanmisschien ook, had ik echter de zwakheid niét aan tewijzen, omdat ik hier een nieuwe kennismaking aante bevelen wenschte, en de beide genoemde recom-mandatie's bij zeer velen géén recommandatie's zijn.Ik deed verkeerd, want de waarheid (die immers al-tijd het langst duurt) komt nu toch aan den dag..Hetwas toch wel allereerst die schijnbaar héél eenvou-dige, doch in wezen wellicht niet volkomen natuur-lijk zoo zijnde en dus eigenlijk lichtelijk precieuse stijl,die bekoorde. Een stijl echter, die in zijn koele, voor-zichtige „houding" het stil-overleggend karakter vandien jongen juist wel goed omvatten en uitbeelden kon.

Maar nu Middendorp een zwaren roman is gaanschrijven in twee deelen, een roman uit de gróótewereld, die op onderscheidene kasteeles en in hetwuftste Den Haag en in het artistieke Brussel speelt,en speelt met .... „de klop van het bloed" oftewelmet hartstochten en derzelver tragiek, — nu wordtdiezelfde blanke stijl toch een weinig onwezenlijken ijl, om niet te zeggen leeg.

0 zeker, vooral in den aanvang behoudt de schrif-tuur nog wel iets van haar werking; zooals Midden-dorp 'n simpelst zinnetje, gelijk bijv. „het is niets"(simpeler kan 't wel niet !) weet aan te voeren, ver-krijgt het een exquise moeheid, een naïeve vaagheid,die een soort fletse charme hebben (blz. 98) ; bezwaar-lijk zal iemand beter dan hij sereene stemmingen ver-mogen weer te geven, zooals bijv. de sneeuwmorgenvan blz. 102-104 ; en men bemerkt daarin tevens, indie als-verwonderd omwarende volzinnen, den invloedvan Arthur van Schendel. Maar de schrijver steldezich hier een andere opgave, en hij slaagde er al teweinig in, menschen van vleesch en van bloed voorons te doen leven.

Page 194: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I82

Hij verhaalt van een nogal schimachtigen jongeling,die met zijn vriend op diens buiten gaat logeerera endaar met de twee zusjes kennis maakt, Ada en Liane.Op Ada wordt hij zoo'n beetje verliefd, maar Lianemaakt hem „rustiger", en zoo leidt het er toe, dathij met Liane trouwt ; het wordt een platonisch huwe-lijk, dat wel een korten tijd minder volkomen rustigschijnt, maar later wordt de één juist rustig, als deandere eens bij uitzondering ónrustig was ; het gaatniet ; en Liane verkiest het klooster. Na eenige om-zwerving (ten einde het getimmerte niet al te duide-

lijk te maken) ontmoet André de andere zuster, Ada,bij wie hij indertijd „niet rustig" was geweest ; hetwordt een vurige liaison en zelfs een huwelijk, maargoed schijnt het niet te mogen gaan. Want had Liane,na al de onrust, genoeg over om er mee in een kloosterte trekken, als Ada een poos heeft gebrand, blijkt zijuitgebrand (waarom, mag de Hemel weten!) — zijheeft geen lust meer in pianospelen en, vanwege de

rustigheid, zij verdrinkt zich.En 't is alles wel zéér modern; er zijn ook wel een

aantal fijngevoelde gesprekjes en scène'tjes; maarde klop is mij toch te slap, en het bloed te bleek. En ikheb van dit zachtzinnig-verzonnen verhaal maar eenbitter beetje geloofd. Het is eigenlijk een vrij leêgehistorie geworden, en zoo komt het, dat dit in som-mige opzichten waarlijk niet onverdienstelijk boekten slotte den indruk maakt van niet veel meer dan

een.... „romannetje".Mag ik Middendorp den raad geven, in kleiner werk

zijn talent „rustig" te doen rijpen? Zijn „Schoonmysterie" was zbbveel beter !

Page 195: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

DE KRINGLOOP DER KUNST.1)

I.

Van mijn tiende jaar af heb ik verzen gemaakt;eerst vaderlandsche, over onze stadhouders ; daarnaromantische, over onmogelijke geschiedenissen bij on-weer en maannacht ; en eindelijk verliefde verzen ... .Doch ik herinner mij heel goed, dat het in waarheidnoch de stadhouders waren die mij bezielden, noch dedwaze bliksem- en spook-verzinsels, noch zelfs hetmeisje -- dat ik niet had. Neen, het was er mij a lleenom te doen, verzen te maken! waarover deed erminder toe; het deed er zóó weinig toe, dat ik soms èrgverlangde naar een gedicht, maar het niet schreef,omdat ik geen onderwerp meer te bedenken wist !Daar schiet mij opeens een versje te binnen van mijnzestiende jaar; waarom juist dit ééne uit drie lijvigebundels broddelwerk, waarvan mij nog maar enkelevage indrukken zijn bijgebleven.... Heb medelijden,lezer, met het malle versje van den burgerschool-jongen ! Het begon, geloof ik, zóó :

„O, ik wil dichten, dichten!Maar ik weet niet wat....Ik wilde, dat ik mijn lichteGezichten 2 ) gevonden had .... "

1) Herscheppingen, door Aart van der Leeuw.(W. Versluys).

Experimenten, door Geerten Gossaert (VanDishoeck).

2) De bedoeling was waarschijnlijk: vizioenen.

Page 196: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

184

„Maar ik weet niet wat .... !" — Of is het eigenlijkwel zoo gek, dat onnoozele jeugd-gedichtje ? Watheeft wel een jongen van zestien jaar nog voor i n-h o u d, dan juist .... zijn jeugd, zijn bloeiendendrang naar het leven en naar de liefde ? En, is hij vannature dichter, dan smelt die drang naar den bloeivan zijn leven saam in hem met een verliefd verlan-gen naar zingen, onbestemd, naar een weelde vanzingenden klank, waarin hij de bijna pijnlijk aandrin-gende weelden zijns harten uitstorten moge.

Er zijn dichters, die hun heele leven zoo een verlan-gende jongen blijven, en onder hen behoort, naarz ij n a ar d althand s, Aart van der Leeuw.

Lees maar eens deze bekentenis, die „Verwant-schap" heet :

„Een roos ontluikend en een druif die berst,In zwellende aar de volle korrels gerst,Van sparren 't hars, die traan uit overdaad,Een vogelgorgel waar het lied in slaat,

Dit dringen voelt de dichter zich verwant,Daar 't wordend wonder, dat hém stuwt en spant,ook tuinen bloemen zijn en glanzend fruit,Blank brood en wierook en een blij geluid."

Het volgende gedichtje, „Mijn drang", is misschiennog teekenender. En dit is de verdienste van Aartvan der Leeuw, dat in zijn gedichten die drang vanden zanger-van-nature nog altijd voelbaar is en tel-kens even wordt gehoord.

Waarom hoort men dien zangvogel niet gedurig, ensoms, gedichten ver, in 't geheel niet ? Omdat, wan-neer hij niet vanzelf voor dien blinden drang de zicht-bare voorstellingen v o n d, wanneer niet vanzelf de„lichte gezichten" hem verschenen, hij die ging z o e-k e n, en het zoeken léérde in de school van meesterVerwey.

Page 197: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

185

Een van zijn mooiste en meest eigen liedjes is bijv.dit heel simpele en heel diepe, — want daarin wordtdie natuurlijke eenheid van levens- en dicht-drangtot den oer-drang der natuur en de bronwel van alleleven teruggevoerd:

„Elk vogeltje betoovert mijTot danser op zijn lied,Het machtig woud beloovert mijTerwijl ik wortel schiet,

Op ied're windvlaag zweef ik mee,Een pluizig zaadje, een veer,Ik reis met wolken over zeeEn ruisch in regen neer,

Vermeng met golven mijn geluk,Weet niet waarheen ik vaar;En steeds als ik een roos mij plukGeurt mijne ziel uit haar.

Vaak lijkt de gansche wereld mijEén glimlach van genot,Waarin ik glanzende verglij,Alleen bewust van God."

Een zóó zuivere eenvoud als van dit „liedje" ishelaas een zeldzaamheid in deze „Herscheppingen".Méér voorbeelden zijn er -- hoewel niet te over —van gelukkig gevonden voorstellingen, die met eeneuitgelezen woord- en rijmkunst al zingende werdenuitgepenseeld. Had het vorige versje ook buiten detachtigers om geschreven kunnen zijn, in het volgendeproeft men, bij den invloed van dichters als Poot enLuyken, de glanzende vruchten van moderner lessenin taalschilderwerk. En het is zeker een héél fijn ge-dichtje, misschien wel het móóiste van den bundel,

Page 198: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

186

deze „Hinde", verbeeldende, als altijd, zijn drang enzijn verlangen, naar iets, naar wat eigenlijk? naar't Onvatbare, dat zich alleen laat vatten, en tot rustkomt .... in zijn lied

„In mijne droomen springt een hinde,Duinrozen, bramen, wilde windeHangt 1 ) om haar slanke vlucht gerankt,Geen greep of lokroep die haar vangt,Mijn vliedende, schichtige hinde.

Vaak drinkt zij frisch kristal uit beken,Grazend langs groen bevloerde kreken,Waar menig halm en kelkentuilOnder haar vochten, bruinen muilEn dubbele danshoefjes breken.

Daar sluip ik loerend om haar henen,Heur zijden huid smeult gloedbeschenen,Doch dring ik uit mijn hinderlaag,Vervliegt zij als een regenvlaag,In 't ritselend loover verdwenen.

Maar zoo ik zing, en in mijn zangenTot rust komt al dat warsch verlangenNaar onverdiend bezit en buit,En ik mij als een jongen uitIn liedren, met gloeiende wan-

gen,

Dan draaft zij naast mij, mijn gezwinde,Eindlijk getemde, lieve hinde,En legt haar hals mij in de hand,Dat ik die met een lichten bandVoorzichtig omstrengele en binde."

I) Lees: Hange'.

Page 199: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

187

Hadde Aart van der Leeuw het vaker bedacht,dat deze hinde zich niet jagen en vangen laat, maaralleen vrijwillig komt ; dat zij niet g e z o c h t, dochslechts gevonden wil worden.

Meer dan drie kwart van dit boekje, helaas, wordtingenomen door de gezochte beelden van een Ver-wey'schen ijver, die tot elken prijs dichten wil, en zichbij het zoeken forceert. Herinnert gij u bijv. die„zoete dansen", waarmee Van der Leeuw, naar eengedicht uit „Het Zwaardjaar" verhaalt, Verwey „aan't leed ontluurde" ? -- Wel bijna het tegendeel doenzij mij, indien althands die van blz. 61 e. v. bedoeldzijn. Want mij lijken deze drie dansliederen eerderom te huilen, zoo onwaar en zoo krom ziet men er de-zen geboren zanger, op jacht naar het verraadselendebeeld, zijn ziel in verdraaien. Jammer te meer, waarjuist een verlangende jongens-natuur als deze er zoo-zeer aan toe mocht schiinen, te eeniger tijd het heerlijkoer-rhythme van den dans als eene levens-openba ringte begrijpen en uit te zingen. Er zit wel iets van dienaard in deze gedichten, doch geheel en al vertroebelddoor velerlei gezochte fraaiigheid.

En het is wel zeer eigenaardig, hoe Verwey, de on-verzoenlijke vijand van Bilderdijk, op die wijze zijnjongeren drijft, niet tot Bilderdijks grootheid enstraffe rhythme-vlucht, maar tot zijn barste rethorica.Den zelf maar al te verstandelijken bestrijder vanBilderdijks .... verstandelijkheid, worden, noch ineigen werk, noch in dat van zijn discipelen, de dwazeverrassingen van het verstandelijk verzen-makengespaard.

In het tweede danslied bijv. danst, bij den ranzigendeun van een orgel buiten, de dichter zijn wanhoopuit; doch weinig tot zijn bevrijding; want in den ty-pisch-Verwey'schen wring-vorm verstrikt hij zich zoobeeldrijk mogelijk :

Page 200: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

I88

„En langzaam bloeide uit 't wilde van gebaren,Met sprong en buiging waar mijn pijn in vocht,Een lieve leniging, een licht verklaren,Of mij een struik met bloem en twijg omvlocht."

Ik vrees, dat in de praktijk deze Ver*eysch-Bil-derdijksche „leniging" onzen poeet minder „lief"zou lijken, en dat hem het dansen in de omvlechtingvan een struik, niet meer zóó luchtig en verklaardzou toeschijnen, als in deze nieuwerwetsche „dich-terlijke" taal.

Neen, die moderne rhetoren geven den grooteraRhetor, wiens breede bezieling zij missen, in bombastniets toe. Lees maar eens „Jongste Droom" ; de eerstestrophe is zóó:

„Kalm in den droom van den avond verzonken,Schouwt hij den droom, die het leven besluit,Rijzend uit vlammen, sproeiend in

vonken.Tuinparadijs, waar fonteinroos ont-

spruit"(?)

De vierde strophe is nog fraaier :

„Nooit spande zwaluw zijn puntigen vleugel,Nooit steeg een duif op den blinkenden zwing,Of aan zijn hart liet hij vreugdig den

teugel,Tot het gewiekt in een wolkenveld

hing."

Niet onaardig, dat hart met wiekjes, als een vliegervan zijn „teugel" hoog in de lucht --, niet onaardigbijv. ook als symbolisch vignet van het dichterschap,op den omslag, gelijk het gewiekte wiel op onze spoor-boekjes, de gewiekte cherubijnen-kopjes rond hemel-

Page 201: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

189

varende Madonna's, de gewiekte --- fallos in de winkeltjes van Pompel, of het gewiekte Pegaasjen, dat Gos-saert's Experimenten siert. Men ziet, hij staat waar-lijk niet alleen! Leve het gewiekte hart, opgelatenaan zijn touwtje!

Maar bij het volgende gedicht hadde zelfs Teister-bant de zware brauwen gefronst : daar leest men re-gel 3-6 aldus :

„En op den rand der stervenssponde, leentDe ziel des dooden over tot zijn beeld."

En geen wonder, want hoe zou de doode zijn ziels-oog geloofd hebben en niet, geïntrigeerd, toeven bijdit schouwspel:

„Hij kan niet scheiden, want hij ziet zijn mondDie, als een sikkel door het koren zwaait,Oogsten deed zinken ...."

Allerminst is hier sprake van uitzonderingen.Reeds in het eerste gedicht van den bundel zietmen het bederf invreten:

„Waarom moet ik van weelde weenen,Bij 't licht der eerste lenteblaên ?"

Muzikaal-mooi, hoewel ietwat Feithiaansch-senti-menteel; maar de twee regels die volgen, zijn kortwegbelachelijk; en de twééde strophe is een monstrumvan gezochtheid:

„Voorheen toch zag ik het doorsche-n e n,

Jong-groen met droge oogera aan.

Daar rijst dezelfde azuren klaarte,Die, als een meisje uit haar blauw-

schort,Rob daken, bloesems en geblaarteIn ruikers langs de velden stort"(!!)

Page 202: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

Igo

In het tweede gedicht „Meiregen", wel, aan deneersen kant, fijne woordkunst :

„O, ik hoor u over 't waterFijne maliënkolders klinken" ... .

Om dan weer tot een rethorische gezwollenheid

te komen als deze :

„Breidt u uit tot klare plassen,Lieflijke gestalten spieglend,Doet dan hoog uw vaatren wassen,Werelden en wolken wieglend;"

Welke „werelden", in vrede, wiegelt deze rijmelarij ?-- In een volgend nummer draagt een grazend rund

„Nog blank den bloemenruiker van denuier."

Typisch-Verweysch rijmwerk dan weer, begint eenverder „Regenwijsje" :

„Zie, -- hoe, als regen spantNetten den dartlen,Parel en diamantBloeisels omkartien."

Met alle welke bejammerenswaardigheden menevenveel bladzijden zou kunnen vullen als met de tal-rijke mooie, vooral plastisch fijne trekjes, waarop ikden lezer in den aanvang van dit opstel prepareerde.Maar die moderne plastiek-zelve is eigenlijk reeds deverleidelijke toegangslaan tot den stroeven weg derin statuën gestolde poëzie, dien Verwey, zelf vanzang-talent verstoken, alle zijn jongeren opdrijft,onverschillig of beelden dan wel zingen meest in hun

Page 203: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

191

aanleg ligt. En hoe slecht een weg het is voor de zan-gers-van-nature, dat bewijst hier niet alleen de vaakontstellende uitslag, maar alreeds de titel van ditboekje „Herscheppingen", d. w. z. stemmingen, inuitgewerkte „beelden" „herschapen", -- inplaats van(wat nog hier en daar Van der Leeuw's ware aanlegblijkt) : in het slanke lied.

Een tweede opstel zal u doen zien, hoe daarentegenGeerten Gossaert, de klippen der rhetoriek zeerbewust omzeilend, in zijne „Experimenten" een eigennieuwen weg heeft gebaand, door in zijn rijke, stijlvollekunst evenzeer een leerling der tachtigers als een vurigdiscipel van Bilderdijk zich te bekennen en te betoo-nen.

II.

De kringloop der kunst is niet dan de weerspiegelingvan den kringloop van alle menschelijk streven, doorhet perpetuum mobile van actie en reactie draaiendegehouden en tot draaien gedoemd, zoolang de wereld-zelve draaien zal door dag en nacht en wisselendeseizoenen.

Dezelfde theestoven, die onze moeders aan den uit-drager meegaven, om op monsterlijk máár nieuwmo-disch, verguld gietwerk haar welvoldane oogera uit tekijken, -- diezelfde oude theestoven van gebogenmahonie-latjes, waardoorheen de koperen binnen-emmer zichtbaar is, koopera wij voor het tiendubbelegeld van den inmiddels antiquaar-geworden uitdragerterug, en voorzien ze van eerre electrische installatie,die er niet in hoort; tot onze kinderen, gewisselijk,deze hybridische electro-theestoven zullen doen van dehand voor moderner oplossingen, dewelke onze klein-kinderen ongetwijfeld 6f wel veel te rationalistisch, 6fanders zeker al te aesthetisch zu llen vinden.

En, beken het maar, Mevrouw, hetzelfde eikenmeubeltje met zijn ribbelschuifdeurtje, dat van voor

Page 204: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

192

uw kinderbed naar de vliering werd verbannen, omplaats te maken voor een mahonie kastje met marme-ren plak (sinds lange jaren óók alweer in ongena!) —het oude, langwerpige eiken tafeltje, welks wegrate-lende ribbels niet langer een wit-aarden maneschijnonthullen, doch wel, een rei van boekenruggen in flu-weel en marokijn, het staat in uw boudoir en speeltvoor guéridon ... .

Juist zóó werd omstreeks 1885 de gansche rinkelen-de voorraad onzer rhetorische „dichterlijke taal" bijhet oud-roest gesmeten. Men schreef van dan af slechtshet fonkelnieuwe woord en het ongekende beeld.Totdat dit spoedig gemeengoed geworden smeden enkneden van rake woorden en ráádselachtige beelden,een nieuwe en vermoeiender soort „dichterlijke taal"deed ontstaan, en, men wist niet vanwaar, de twee-slachtige theestoven en de tot een salonhemel ontsla-pen nachtkastjes der oude rethoriek weer opdoken,om te midden van onzen nieuwerwetsch-poëtischeninboedel een gekker figuur te slaan dan ooit.

Uit het werk van Aart van der Leeuw citeerde ik,in mijn vorige kroniek, een hoeveelheid beelden, bom-bastischer dan welke er bezwaarlijk bij Bilderdijk,noch bij één van diens tijdgenooten, zouden zijn op tesporen.

Tegenover dat alles echter staan de weldoordachtevoorkeuren voor het oude en de bewuste wederkomsttot het eens achteloos prijsgegevene. Bijvoorbeeld(om tevens iets vóór het beschaamde gemeubelte vandaareven te schuiven) werden van menig vergaantijdperk, en terecht, de eer-waarde leunstoelen inwaarde en eer hersteld, omdat ze èn mooier zijn dan diemoderne getimmerten van wel zeer Hollandschenstijl, die stijf schijnen te staan van de vaderlandscherheumatiek, — maar tevens tot edeler comfort zichleenen dan de leerera of trijpen gecapitonneerde meu-belbonken, blijkbaar berekend op den loggen neer-

Page 205: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

193

plof en het lomp geluilak van een puilend parvenuën-dom.

Alle goede en zinrijke dingen óók, zijn aan den ver-valenden afsleet onderhevig van de sleur ; een nieuwgeslacht wijkt ervan weg tot nieuwe vormen, die ech-ter niet altijd beter, schooner en duurzamer zijn ; tot-dat wederom jongeren den waren zin of de diepereschoonheid, en de deugdelijkheid, leeren verstaaneenex te voren verworpen en thans — dóórleefd —hernomen traditie.

Dat deed, in onze poëzie, Geerten Gossaert, toen hij,voortreffelijk leerling uit de school van 188o, poogdeterug te. gaan (en juist in zijn beste oogenblikken, opzijn hoogtepunten, daarin slaagde !) tot de van oudsgeijkte „dichterlijke taal" van bijbel en klassieken.

De traditioneele dichterlijke beelden hebben op denooit-nog-geziene het aanmerkelijk voordeel, dat iederze aanstonds verstaat. Het komt er slechts op aan,ze zóó te gebruiken, dat het onmiskenbaar n a d e e 1,er eveneens aan verbonden : dan ook veel te kleurlooste passeeren, als banaliteiten, — ondervangen worde;dat de ongebrokenste emotie op haargestrektste rhyth-me hen aanvoere als haar hoogste en klaarste uit-drukking ; en dat dus, op hunne beurt, die oud-bekende beelden, volgevloeid van hun diepsten zin,(wél, instee van banaal te zijn !) de ziel veel onmid-dellijker en gaver binnenstroomen en milder verzadi-gen dan een nieuw-gevormd beeld het, in 't algemeen,vermag. — Want „het wonder" voltrekt zich maaruiterst zelden, en niet eiken dag valt het nieuwebeeld te scheppen, dat de aldus gebezigdeklassieke beeldspraak evenaren zou.

Indien het nu voor iemand weggelegd was, om aandie stereotype vormen nieuw leven in te blazen dooreen heete bezieling, — dan was het wel voor eenals Geerten Gossaert, den klassiek-gevormden Bil-derdijk-vereerder, wien niets van de sensitiviteit of

13

Page 206: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

194

van de verfijnde taal-plastiek der modernen vreemdis. En in zóóverre mogen zijn naar aard en aanlegeer magistraal te noemen gedichten dieneerst op een dwaalspoor brengenden titel „Experi-menten" voeren, als zij de vereenigbaarheid ... .experimenteeren van na-tachtiger poëzie en rhetoriek.

* **

Geerten Gossaert is een van de sterkste geesten.die ik in onze hedendaagsche dichtkunst ken. Zijnstem heeft denzelfden zengenden gloed als som-tijds de stem van Bilderdijk heeft ; maar zijn zangis veel strakker beheerscht. Een Calvinist zoo strengen zoo diep als zijn Meester, verdeemoedigt hij zichvoor zijn God in smadelijker zelf-foltering, en toontder wereld een nog verbetener trots. Trotsch is dezeziel als weinige — het is opmerkelijk, in hoevele dezerverzen het statige of het steigerende paard verschijnt !— maar haar verhevenste schoonheid is het vuur desgeloofs, dat dien trots, een brandenden toren, verteert.

Het is dat felle, stralende vuur, louterend en mee-doogenloos beide, dat de bron, en het wezen, ja soms—de zelf-verwoesting dezer verzen is.

Stroef in zijn zelf-tucht, betoomt de dichter hetwoeste rukken van zijn rhythme tot een straffe maat-vastheid, die niettemin blijft vol enèrgischen cadans.Zijn doel, een dwingend vizioen, voor oogen, wijkthij niet af van den te voren, langs pleisterplaats enbrug en viersprong, zichzelven voorgeschreven weg.En er is niets dat hem daarvan zou kunnen afleidenof in verwarring brengen.

Men voelt in het vers de ziel als een trek van heetelucht zijn onherroepelijk-gewisse, verschroeiende heen-vaart vinden. Geen denken aan, dat bijv. een moei-lijkheid met het rijm, den dichter tot een omweg zouvoeren door onvoorbedachte strophen ; is er geen bruik-

Page 207: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

195

baar rijmwoord, dan máákt hij er een ! Valt een regelte kort neêr, hij klinkt, in den laaienden gloed zijneraandoening, witgloeiend, de schakel die past ; enpast er geen enkele, — meen niet, dat hij er de nood-wendige strophe om schrappen zou of ingrijpend wij-zigen ! Béter een stoplap nog ! ; en wenscht hij er een„f raaye", dan rest hem immers al wat 188o aan„woordkunst", aan realistische détails, of aan „dich-terlijke vrijheid" tot zijn beschikking stelde?

Zoo komt het, dat deze voor een groot deel wel-haast klassieke gedichten, soms het gelaat vertoonenvan door brand geteisterde beeldhouwwerken, wiergeschondenheid met nieuwe marmerstukjes, niet al-tijd even gelukkig, werd gevoegd en bijgewerkt.

** *

Reeds in het tweede gedicht van den bundel vindtmen de boven-beschreven eigenschappen tamelijkwel bijeen; en zoo goed de kleine bezwaren als degroote qualiteiten. „ Favonius" al dadelijk, is de evenprecieuse als .... veel te weinig belovende, en daar-enboven minder juiste titel! Want „ Favonius", datwas, als ik mij goed herinner, ten tijde van Horatius,de lauwe westewind in 't vroege voorjaar, dien menthans scirocco zou noemen; en wat blijkt de bedoe-ling van het gedicht ? den westerstorm aan onze kust,den Grooten Adem van over zee, te stellen tot eensymbool van den machtigen, geeselenden en louteren-den Adem Gods. Deze gedachte nu, lijkt mij op mees-terlijke wijze verwezenlijkt in gindsche breede stro-phen, waarin echter, naast den grooten eenvoud derbeelden, de inlegsels opvallen op meer dan één plek.In de vierde strophe bijv. zijn de „luchteren derbrem" langs het duister „wielslag" een mooi bedenk-sel bij het onmisbare „zand" ; doch in de vijfde is het„geloei", dat de enge kreeken „int" (?) er een minderfraai! En de tweede regel van de achtste strophe

Page 208: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

196

heeft het woord „dul" (?) slechts noodig voor dem a a t, het germanisme „klaag" alleen voor hetr ij m! Maar overigens, — welk een stem vaarthier aan :

„De westewind ontwaakt : en boven 't driftig weemlenDer waatren, door den glans der rosse maan verguld,Zijn, een metalen dom, d'onmetelijke heemlenMet 't koperen gekiank van zijn bazuin vervuld!

Den ganschen zwoelen dag, onrustig van verlangen,Op 't zongeblaakt arduin, tot d'ingang van den nacht,Begeerig om uw troost, o westewind, te ontvangen,Heb ik, met brandend hart, vergééfs uw komst ver-

wacht.

En onder veege lamp, in 't huis van mijn beminden,Bij 't zwijgende avondmaal zat ik neerslachtig aan.. ;Toen, tegen middernacht, door de gesloten blinden,In 't ruischen van 't geboomt' heb ik uw stem ver-

staan !

En opstaand van den disch en uitgaand door de tui-nen,

Hervolgde ik, als vanouds, waar lichtte' in 't mu llezand

De luchteren der brem, een wielslag door de duinen . .Tot waar ik eenzaam sta aan uw verlaten strand:

„Hier bèn ik!" En terstond, van d'uiterste gestaden,Begroet mij, een geloei dat d'enge kreeken int,Uw zengende ademtocht met vlijmscherp zand be-

laden,Dat mij de slapen snijdt, dat mij den blik verblindt.. .

Hoe vaak ben ik, helaas, in zoeler Zuiderstreken,Weerbarstig aan mijn taak en moede van uw tucht,

Page 209: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

197

In eigenwilligheid uit uwen weg ontweken,In eigenrechtigheid aan uwe wet ontvlucht.

Ik smeekte : een weinig rust ! Schenk mij een weinigvrede!

0, gun mij slechts Geluk's alzaligenden schijn!Uw grimmigheid verwierp mijn zwakkelingenbedeEn tuchtigde mijn ziel met wellust en met pijn!

Wat ben ik zonder u, o leven van mijn leven ?Een dut dood doemwaard ding, gansch zonder kracht

of klaag!Gij komt, en ik ontwaak; gij kust mij 't voorhoofd

éven,En al mijn bloed wordt vuur en al mijn ziel wordt

zang!

Bespele dan uw mond, in wisselzieke zangen,(Die zelfs door 't dóóde hout uw zingende adem

zendt !)Met leven: leed en lust en hartstocht van verlangenDe holpijp van mijn hart, 't u heilig instrument;

Totdat in 't laat seizoen g ij, Soeverein, zult wijzenHet vonnis dat uw trouw van onze ontrouw wreekt :Als van doods overkust de winterstorm zal rijzenDie onze brooze kracht, gelijk een riet, verbreekt !"

De laatste regel is een schitterend voorbeeld vandie rhetoriek, die, o p z i c h z e 1 v e banaal als gewilt, op den hoogen stroom van dit gezang tot hetsublieme nadert.

De hier gehoorde stem, waaraan men ongetwijfeldden Bilderdijkschen oorsprong speurt, is nochthanswel zoo volkomen eigen, dat dit gedicht noch vanBilderdijk-zelf kon zijn (het is zooveel geconcentreer-der!), noch van één onzer moderne dichters. Niemand

Page 210: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

198

heeft deze ziel van vuur. — En het is niet alleenlijktot zijn voordeel! Want vuur impliceert schroeiendedroogte en verdorring; en inderdaad, wat Gossaert,met al zijn felle, saamgeronnen sterkte, niet heeft,dat is : overvloedigheid sappigheid, bloeikracht. Dedichter van deze weinige, zéér schoone gedichten, zal,vrees ik, niet blijken, tot het geven van vele nieuweschatten in staat te zijn. Verzengend, maar ookz e I fverzengend, is dit geluid.

Geheel van dezelfde gloed en kracht als het hierafgeschrevene gedicht zijn de volgende verzen :„Zwemmende", met zijn wonderbare zee-deining endiepen zin; het door zijn bittere waarheid knauwende„De Boulevardier" ; „Het brandende Wrak" ; „DeBloeiende Amandeltak", het navrante en doorschij-nende ; „De Stervende Pelgrim" ; „ Encore" ; „DeZuiderling" ; „ Eén ding heb ik begeerd" ; „De Bader"(het fel-zinnelijke) en eindelijk „De Verloren Zoon".De twee slotstroppen daarvan, de avondbede van denveelgekastijden zondaar, zijn voor mij het hoogte-punt van het boek, en tevens — het is eene overtui-ging, sinds verscheidene jaren ongewijzigd gebleven— mee van de schoonste verzen onzer geheele littera-tuur. Men ziet er tevens in, niet slechts tot welke top-pen het rhetorische beeld geheven kan worden, dochdat alléén een bijbelsch beeld als dit, tot deze toppenstijgen kan :

„Ik dank u, dat Uw licht mijn weelde heeft ontstoken;Ik dank U voor den trots van mijn ontuchtig hart;Ik dank U, dat Uw tucht zijn tarten heeft verbroken;Ik dank voor èlke zonde; ik dank voor èlke smart.

Ja, 'k dank U, omdat Gij, met 's levens lust en lijden(Tweesnijdend kouter zwaard van Uwvolmaakten Spot)De steenrots van mijn hart ten akker woudt bereidenVoor'tlangsaam kiemend zaad vanUwe liefde, oGod!"

Page 211: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

199

Geheel afzonderlijk in deze reeks van klassiek-ge-vormde verzen, waartoe Baudelaire's schoonheids-wet, uit diens stralend sonnet „La Beauté", tot mottomocht staan:

„Je hais le mouvement qui déplace les lignes",

stel ik twee prachtige gedichten, die niet zoozeer alsde anderen den bitteren strijd dezer ziel omsluiten,doch die niet minder sterk en gloedrijk, twee beeldenschijnen uit eene mildere levens-aanschouwing : hetpsychologisch zoo zuivere „De Badende Herderin",en het vooral plastisch-rijke „De Centaur en de Oce-aan".

Het is eigenaardig, en het bewijst helaas wat ikhierboven zeide : in gedichten van grooten omvangbereikt Gossaert niet de helft : hij is geen verhaler, engeen dramaticus. „ Euphoreon" schijnt ontstaan inden tijd van Rhodopis of Persephone; „Discedit ne-bula" vangt aan met een schoone beschrijving, dochheeft verder een té gewild verloop; „Sinte Barbara"maakt even weinig indruk; de samenspraak „In me-ritricem eimis immaturam" is bijster gezocht. AI-leen de kleinere dialoog „Longe Exul" is mooi enwarm, en psychologisch (in die schaarsche woorden!)buitengewoon.

Des te mooier zijn dan ook de kleine gedichten vaneen andere reeks, vrijer van vorm, doch daarom nietminder indringend. En ik denk aan het hoog-berus-tende „'t Verlaten Landhuis", aan de bittere beken-tenis van het mystieke „Libera nos, Domfine", aan hetvertwijfelde „Eis daimona", aan het zegevierende„Aloëtte" ; doch waarom de beide laatste, pretentieu-ze titels?

Twee van die kortere gedichtjes, ten leste, wenschik voor u af te schrijven. Het eerst „Thalassa" ! (menherinnert zich toch den uitroep „De zee, de zee!"van de tienduizend onder Xenophon ?) lijkt mij een

Page 212: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

200

wonder van rhythme en vizioenaire kracht in zoo lut-tele regels:

„De nacht was in de eikenbosschenTusschen de heuvlen klaar en koel;

En statig stapten onze rossen,Naar 't Oosten en 't verlangde doel.

Toen woei een windje in onze oorenEen vreemd gemurmel ver en veeg .. .

En brieschend sprong mijn vos naar voren,In onbevolen draf, en steeg

En stond ter kruine — onbewogenOnder de koperroode maan,

Aanschouwden onze ontroerde oogen,Onmetelijk, den Oceaan!"

Het tweede versje is er eerder een vlijmend. „DeBuit" is de zelf-hoonende titel ertoe :

„De minste onder vele broed'ren,Ter vleugle van het heir, alléén,

Heb, onder 't heete middagbranden,Ook ik mijn strijd gestreên!

Niet tot victorie! NeergeslagenLang voor het einde van den dag,

Heb ik alleenlijk weggedragenUit dezen slag

(0, schaamtevol verborgen onder't Gewaad van die genezen schijnt)

Een diepe, ongenezen wonde —Die schrijnt".

Page 213: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

20I

Daareven heb ik den naam van Charles Baudelairegenoemd. Ik noemde dien ook in een opstel: „De Roe-ping onzer Dichtkunst", verschenen in „De Gids" vanMei 1913, en waarin ik Gossaert een leerling èn vanBilderdijk èn van Baudelaire heette. En inderdaad,telkens denkt men bij deze poëzie, aan dien felge-kwelden Eranschen dichter en aan zijn vlijmende,volmaakte verzen. Ook Baudelaire schreef één enkelenbundel, die onsterfelijk is. Het zou wel eens zóó kun-nen uitkomen, dat men op den duur Gossaert's „Ex-perimenten" van dien bundel den tegenhanger zouachten, in onze letteren. Doch tegenover het zoetverderf van Baudelaire's „Fleurs du mal", zal mendan ongetwijfeld stellen het bitter schoon van deze„Fleurs du biera".

Page 214: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

EEN AVOND IN FLORENCE 1).

Men had mij gezegd, en ik heb ook wel, meen ik,ergens gelezen, dat men den nieuwen, futuristischenroman van Maurits Wagenvoort (hoe origineel ook detitel „Het Koffiehuis met de roode buisjes" zijnmocht) nu niet zoo héél goed vond: een beetje journa-listiek-vluchtig van schriftuur, een beetje passeïstischvan compositie, een beetje .... Che vuole ? 2) Hetwas mij in tijden niet overkomen, een avond, een lan-gen, langen avond, in Florence te zijn!

Het was toen al wel veertien dagen (of méér nog ?ja, natuurlijk, het moet wel minstens drie weken ge-weest zijn), dat er geen ènkel barmhartig zonnestraal-tje door onze al te vaderlandsch-neutrale, grauweramen was binnengeslopen. Iedere morgen, die aan-brak en iedere avond die daalde, kwam en vergingin hetzelfde troostelooze grijs ; soms regende het ; ofwel het regende niet; maar grijs, grijs bleef het al omhet even ... .

En daar op eenmaal, bij het openen van een boek,beurt iemand u, pardoes, achter op de jagende motor-fiets van de hoofdpersoon, gij snelt nog een oogen-blik den stoffigen landweg van het lage Toscanelangs „met de bevallige heuvellijnen donker tegen hetlichtblauw van den wazigen ochtend", om dan „in de

1) Maurits Wagenvoort. Het koffiehuis met de roodebuisjes. (H. J. W. Becht).

2) In een lijstje achteraan vindt men uitspraak en vertaling van demeeste in dit artikel gebezigde Italiaansche uitdrukkingen.

Page 215: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

203

glorievolle heerlijkheid der Toscaansche lente", uwfeestelijken intocht te doen in die lentestad bij uitne-mendheid, Florence, de stad die gij zóózeer hebt be-mind ! — „De zonneschijn bedwelmde van weeldeal wat leven had .... Verrukkelijk van goudglans washet licht op het veelkleurig-marmeren mozaïek derDomgevels .... " Ziezoo, ge zijt er ! — We staan hierop den hoek van de Via de' Calzaioli, in de koele scha-duw bij het prentkaartenkraampje .... en nu stekenwij de zonnige asphaltvlakte over (met welken beko-renden geur omspeelt ons dat lenteluwtje toch?) enwij drinken — buiten niet waar ? — een „caf f è nero"samen, vóór het koffiehuis „del Bottegone" ?

Wat een morgen, Dio buono ! — wat een morgentjedeedt gij ons, caro Signor Maurizio, dien avond bele-ven!

Even maar een lichte kitteloorigheid .... zooalsge zoudt hebben tegenover den hartelijksten iemand,die u allerlei prettige dingen kwam vertellen van hetin twee jaren niet teruggeziene ouderlijke huis, maardie zich obstineeren zou, uw broeder „Henk" en uwezuster „Mies" te noemen, alhoewel ze ten eeuwigendage, door uzelf, en door a llen die ge kent, Henri enMarie werden geheeten! — Het „Heerenplein" ! de„Corsostraat" ! de „Hozenmakersstraat" ! — delaatste naam heeft ten minste nog iets pittoresk-ar-chaïstisch, maar bij het „Heerenplein" ontnuchtertu en mij de ongemeen mieze rige gedachte aan het„Heerenlogement" in een of ander provinciestadje,en de „Corsostraat" lijkt mij een even weinig toon-baar bastaardje van Italiaansch en Nederlandsch.Doch wat doet gij aan ons, per caritá! met uwen „wegover de heuvelen" ? Waarom beneemt gij ons tot zelfshet genoegen, in de liefelijke „Viale dei Colli" den nogliefelijker Florentijnschen tongval, die „Viale delHolli" zegt, terug te hoorera ? — waarbij gij echter,lezer, vooral geen Hollandsche Holligheden hooren

Page 216: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

204

moet, maar wel een z66 zacht uitgehijgden k-klank,dat men dien bijna met een h zou wi llen gaan schrij-ven....

Zelfs de futuristen, waar het boek over gaat, moch-ten geen futuristen blijven ! Maar zou een bewegingvan „Aveniristen" (het woord is te lang, en ook vanklank en rhythmus te zwak) ooit ingeslagen zijn?

En eindelijk, wat heeft dat intieme, oude restau-rantje, „Nuova Venezia" u gedaan, dat het zoo naakten nieuw „Nieuw Turijn" moest worden ?

Maar „het koffiehuis met de roode buisjes" dan,vraagt een lezer ongeduldig. — Ah! dàt is in orde,met vertaling en al! Wie, die ooit in Florence was,kent niet „het koffiehuis met de roode buisjes", „legiubbe rosse" ? -- het café met zijn personeel in roodesmoking, zijn internationaal publiek, zijn lectuur uit

alle landen, en dat alleen zijn overvriendelijkeneigenaar tegen had, den altijd buigenden DuitschenZwitser met zijn bakkebaarden en gekleede jas, die,gestaag zijn bezoekers op hun nationaliteit bestudee-rend, met zijn pakje couranten nader trad en aller-minzaamst polste : „Duitsch ? nee ?" -- de bovenlig-gende courant verhuisde naar onder — „Deensch ?nee ?" — tweede gebaar dito — „Zweedsch ? nee ?" —om, als ook de vierde keuze mis was, en gij u niet ver-waardigd hadt kleur te bekennen, na een kwartier meteen nièuw stapeltje, en even minzaam, zijn geluk tekomen beproeven ... .

Hoe menigen wintermiddag zaten wij daar (zelfsde hevig tochtende ruiten, nu ik er geen last van heb,komen mij thans dierbaar voor !) en hoe menigen zo-meravond .... En alles is precies als de schrijver hetons voorstelt. Hadden wij onzen reislustigen landge-noot in Florence eens iets mede te deelera, en wistenwij niet, of hij alweer terug was, dan, in het derdezaaltje der „Giubbe Rosse", bleek er onder het immeraanwezige groepje toekomst-artisten, (van wie er

Page 217: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

205

sommige als verfijnde gentlemen, anderen als platte-lands-schoolmeesters en nog weer anderen als apa-chen uitzagen) altijd wel iemand, door wien men konworden ingelicht omtrent „Signor Wadzjenvort", of-wel, zoo zij dien barbaarschen naam kwijt waren,omtrent den „romanziere olandese", dien zij onderelkander -- en onder ons gezegd en gezwegen -- „ilFrate Rosso" (den Rooien Leekebroeder) noemden. —Was er bij toeval niemand, dan restte ons nog een an-der informatie-bureau, het restaurantje „Nuova Ve-nezia" (de „mooie Lisa" was zeker ziek, de enkelemalen dat wij er kwamen !) — en de padrone was da-delijk vol hartelijkste belangstelling : „Signor Mau-rizio" ? -- nee, hij wist heusch niet, of Signor Mau rizioal weer in Florence terug was .... Signor Mauriziohad gezegd, drie of vier weken, het kon nu goed d rieweken zijn .... " En dat „Signor Maurizio" klonkhéél lief, want het zei, dat de man uit het volk denvreemdeling niet langer als een vreemdeling, doch alseen volbloed Florentijn had leeren beschouwen.

Dat Maurits Wagenvoort dit ook was, met die gre-tigheid, welke wel ieder, die zon en schoonheid lief-heeft, bindt aan dat heerlijke land, waar hij zich meerdan èrgens elders thuis ging gevoelen, — dat be-wijst schier elke bladzijde van dit boek. Het bewijstdit niet, door nu ook gedurig over die schoonheid endie zon uit te pakken, maar, veel sterker, door zijn vertrouwdheid met gansch dit Italiaansche leven, waar-van men houden gaat zóó als het is, in al zijn open-baringen, leelijk of mooi, achterlijk of vooruitstre-vend.

In het tweede hoofdstuk krijgt men een dier futu-ristische kabaal-meetings te zien, waarbij dit wat alte voorlijk jong Italië en het ook werkelijk wel eenbeetje al te achterlijke oude, in een vrij potsier lijktournooi op elkander botsen, — een dier sensationeelevertooningen, gelijk wij er eens eene, in een ander Flo-

Page 218: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

206

rentijnsch schouwburgje, in levenden lijve aan-schouwden.

Dagen van te voren hadden reusachtige aanplak-billetten ons, en héél het Florence van straatslijpers,kwajongens, soldaatjes, „zooeene" 's, kringetjesspu-gers en meneertjes, gewaarschuwd. — Gij zet u-zelfdaar in een lief gezelschap, hoor ik u zeggen ! Inder-daad, en het is helaas niet anders, want het TeatroApollo, waarvan de affiches gewaagden, was eenvarieteiten-pijpelá, waar géén fatsoenlijk mensch ooitkwam, — hoewel het er, welbeschouwd, onberispelijk-netjes toeging. Daar waren, van zes tot twaalf, vièrachtereenvolgende voorstellingen, viermaal hetzelfderommelige revue-tje, gevolgd door een stuk of watzangeresjes en andere „specialiteiten". Was het ereen volks-gelegenheid, omdat de prijzen een schelling,een dubbeltje, en, op de galerij, een stuiver waren, —had de publiekwisseling, om de ander-half uur, veelvan het leeg-kolderen en het vol-stormen van een kooimet enkel zwarte schapen, — het frappeerde ons,aangegaapte deftigheden, (die ons hier soms betervermaakten dan in „Nicolini" of „Pergola" !) hoe on-schuldig het genoegen van dit Florence's allerlaagst,doch wat de Franschen noemen „bon enfant" pu-bliek was; een genoegen, alleen aangezet door eenvrijheid van critiek, die zoowel in rotte vruchten alsin bloemen zich „projecteeren" mocht ... .

En dat beloofde dus wat! „Woensdag a.s. sensati-oneel optreden van de Futuristen: Papini, Soffici enPalazzeschi, met hun „C a n z o n c i n Neutra 1",la canzona la piu stupida del mondo" – (CandzontsjienNewtral: Neutraal Gezangsken, het idiootste lied terwereld) .

Het revuetje was afgedraaid; de zangjuffies (hoe-veel frisscher en natuurlijker dáár dan hier!) haddenhun lollig liedje met lekker-losse stem gezongen....

Page 219: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

207

Daar ging, tot slot en sluiting, het scherm omhoogvoor het „Canzoncin Neutral" .... Het schouwburgjewas zoo barstend vol als nimmer Bolle's „krakendezolders" ; en het publiek — veel soldaatjes en veelkwajongens, doch ditmaal ook vrijwat eerzame bur-gers ! -- was uit zichzelf al opgewonden genoeg ; wantiederen dag dreigde de oorlog te zullen losbreken, enmen hoorde niet anders dan over neutraal en Oosten-rijk, en oorlog en heldenmoed. Dat het Futuristen-weekblad, Lacerba, iederen Zaterdag opnieuw, overde „onteerende neutraliteit" en over de „misdaadvan Duitschland" de zweep lei, ik vrees, dat het mee-rendeel der kwajongens en soldaatjes en zelfs der eer-zame burgers, dit niet vermoedde. In elk geval: op-gelet ! „Het idiootste lied ter wereld", — en dat dieFuturisten idioten moesten zijn, dat wist iedereen!

Wat ? Geen décor ? Een leeg tooneel! Een achter-doek in aardappelzakkenkleur; en basta! En daar zijnzij, de malle kwibussen; wat stellen ze voor, Santis-sima Madonna ? Op grauwe sokken, in loodkleurigebroeken en wambuizen, en daarboven hun zotte kop-pen, het haar sluik over hun stomme voorhoofden ge-kamd, de middelste met een bordpapieren helm op,de varkensoogjes Chineezig dwars getrokken, de dikkelippen in een verdwaasden grijns, zoo staan zij, elkeen oud rapier in de hand, waarmee zij een bottemaat slaan bij het, inderdaad, wel „alleridiootste lied",„in questo basso mondo" ooit vernomen.

„Il NeutralMolto valPer salvarlLo Stival!

La gran pal--la mondial,Se trabal-

La e sta mal,

Page 220: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

208

Al NeutralCosa cal?Cosa valUscir dal-

la neutral-itá, e qualAnimalImmoral,

Insocial,Criminal,Bestial,Infernal.. .. "

Toen het „gezangsken", almaar op één machinalendreun door het drietal uitgekwald bij den zinneloozenmaatslag hunner roestige rapieren, zóóver gevorderdwas, had reeds de volkomenste razernij het publiekbevangen. Het gierde, het brulde, het vloekte, hetschold; beurze peren, sinaasappels, bierglazen, eieren,koffiekoppen, schoteltjes, rinkelden en petsten enkwakten op het tooneel, poften tegen de loodkleurigewambuizen, bekletsten de maatslaande rapieren ofscheerden rakelings langs de grij nskoppen van dedrie, die tegen den storm van geloei en gefluit in,onverstoorbaar dóórdrensden :

„ Esporsi alTemporalDelle pal--le mortal?Manco mal. . . . "

Vijftien verschrikkelijke coupletten, zéstig lallende,kallende regels in tergend-regelmatigen val, die sche-nen te zullen dóórgaan tot in het oneindige .... Het

Page 221: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

Zog

was wel het meest stupiede kwartier, dat ik ooit hebbeleefd. Wat zij beloofd hadden : het idiootste lied terwereld te zullen creëeren, het gelukte hun volkomen!Het gelukte hun volkomen, aller „onteerende neu-traliteit" lammer en onnoozeler voor te stellen dande oorlogszuchtigste onder de toeschouwers haar maarvinden kon ! En toch waren die toeschouwers stomp-zinnig genoeg, om de inderdaad stompzinnige vertoo-ning daar váór hen, die echter de stompzinnigheidvan een ook door hen gehaat denkbeeld onverbeter-lijk uitbeeldde, -- als stompzinnig uit te brullen enuit te fluiten!

Nooit zag ik het Beest, dat Kloos eens het Publiekschold, zóó van nabij in zijn botte tronie. School erwel één in heel de zaal, die wist, hoe deze middelste„idioot", met zijn bordpapieren helm, een der fijnsteintellecten van Italië, niemand minder immers danGiovanni Papini was ?

Maar toen gebeurde er iets zeer onverwachts; iets,dat van het Beest de diepere ziel in beweging bracht,en mijn razende Florentijnen tot edeler vervoering. --Onder oorverdoovend gehurleer wilde het drieman-schap het tooneel verlaten, toen hun in den wegsprong, een vlam van zijde, rood en geel, het jongstevan de zangeresjes, de lieveling van datzelfde pu-bliek, waaruit zij dien avond een ruiker van roode an-jers en mimosa had geoogst. Daar stond zij, metschitterende oogen, en zwaaide haar boeket, of zijdien weg te slingeren dacht, de zaal in het gelaat.En over den luwenden bulderstorm trilde hoog haarschelle sopraan: „hier, jullie bloemen, botteriken!"-- doch eensklaps zich wendende tot de drie mannen:„néém ze, Signori, néém ze van mij !" En zij reet debevende takken gele sneeuw en de vlammende anjersvan één,en drukte de verwilderde bloemenschovenhaar drie helden in de armen.

Met één slag was de stemming omgeslagen, enweinig

Page 222: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

210

kunstenaars zullen een ovatie hebben gekend als dezedrie met hun zegevierende Muze. Want het Beest, opzeldzame momenten, wanneer, als in 't sprookje, dedoem der betoovering valt, blijkt soms een Engel tezijn.

Ik ben een weinig van onzen vriend, Signor Mau-rizio, afgedwaald. Een weinig maar, want zijn boekbeweegt zich in de wereld, die ik u beschreef : en hetbeweegt er zich, naar mijne meening, met méér danenkel journalistieke verdienste.

Er is in den opzet menig goed-gevonden element :de opening zelve reeds van het boek, met den zeer mo-dernen intocht in die stad van het verleden, van denaanvoerder der toekomst-antisten op zijn knallendemotorfiets ! De liefde van dien onstuimigen futuristen het zeer katholieke meisje is wel even gloedvol ont-wikkeld als bijv. Jeanne Reyneke van Stuwe dat kan(en dat kan zij !), maar dan hier, dunkt mij, toch fijnerdoorweven van eerre intellectueele verwikkeling, dietevens den zin van het gansche boek een weinig ver-diept.

Wat overigens de schriftuur aangaat : ik moet er-kennen, dat die zich zelden verheft boven wat mennoemt „goed geschreven" of „vlot-verteld." --- Tochheb ik een beter genot gehad, bijv. aan de vliegtochtenvan den futurist met zijne Gemma; ik heb hierbij en-kele sensatie's mee-beleefd, die honderd vliegtocht-relazen in de dagbladen mij nièt hadden bijgebracht

„En dit alles zonk nu onder haar weg, en werd er-barmelijk nietig, onwezenlijk, maar zij blééf, zij lééfdein haar heerlijk geluk, dat zij dien overwinnenden mante danken had, die voor haar het gevoeligestuurrad bewoog als een fijn speel-tuig.»

„Tot nu had het geweldige geronk van den motorhaar ietwat verbijsterd, doch nu ontstond plotseling

Page 223: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

2II

een stilte als van den dood, welke haar deed luisterenvan verrukking als naar hemelsche muziek. Ook devoortdurende trilling van het vliegtuig hield op, enzie .... ! Het land beneden haar blik leek met zijnruiten en verdeelingen schuin voor haar o p g e-h a n g e n, zoodat zij glimlachte van verrassing."

„Snel, zoo dat het Gemma even duizelde en zijzichzelve onwezenlijk gevoelde, vlo o g 't l a n dna ar hen t o e, schuin opnieuw, in de aanbidde-lijke stilte, welke ontstond als de motor zweeg en zijnog slechts het zachte gesuis vernamvan hun engelenval in de diepte."

Zoo vermag Wagenvoort nu en dan te schrijven.En wie zal ontkennen, dat het voortreffelijk is ? —

Het is zeker te bejammeren, dat deze begaafdeman zich niet wat meer te concentreeren weet.

Uitspraak en vertaling der in dit artikel voor-komende Italiaansche woorden.

Che vuole ? (Ké voeolé) Que voulez-vous ? Wat zalik u zeggen ?

Via de' Calzaioli; Wagenvoort vertaalt : Hozen-makersstraat.

caffè nero, koffie zonder melk, café noir.Bottegone, feitelijk „de groote winkel."Dio buono, lieve God!Caro Signor Maurizio, beste meneer Wagenvoort.

In den gemoedelijken stijl zegt de Florentijn: „meneerMaurits".

Per carità, om Godswil!Nuova Venezia, Nieuw Venetië.Romanziere (romantsièré) olandese, Hollandsche

romanschrijver.Padrone, patroon.

Page 224: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de

2I2

Het Teatro Nicolini en het Teatro della Pergola zijnde twee voornaamste schouwburgen van Florence.

Santissima Madonna, Allerheiligste Moedermaagd.In questo basso mondo, op dit ondermaansche.Het liedje :

De NeutraliteitIs veel waardOm haar te redden,De Laars ! (Italië) .

Als de grooteWereldbalwankelten het slecht maakt,

wat zegt hetden Neutrale ?Waaromde Neutraliteit

op te geven ?En jawel, datimmoreele,onsociale,

misdadige,beestachtige,helscheBeest,

zal zich blootstellenaan het onweerder doodelijkekogels ?

Page 225: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de
Page 226: KRONIEK DER NEDERLANDSCHE LETTEREN 1916 - dbnl · 2011-11-02 · Intusschen boude de heer Van Eeden mij ten goede, dat ik, ten gerieve mijner lezers, zijne spelling ontdoe van de