Kindermishandeling en partnergeweld Ann… · Deze casus gaat over een Bulgaarse vrouw van 24 jaar...
Transcript of Kindermishandeling en partnergeweld Ann… · Deze casus gaat over een Bulgaarse vrouw van 24 jaar...
Bachelorproef Professionele Opleidingen
Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk
Academiejaar 2015-2016
Kindermishandeling en partnergeweld: Een gezinswetenschappelijke kijk op een geïntegreerde
aanpak
Bachelorproef aangeboden door Anne-Sophie Vallot
tot het behalen van de graad van Bachelor in de Gezinswetenschappen
Interne begeleider: dr. K. Baeten (PhD)
3
Bachelorproef Professionele Opleidingen
Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk
Academiejaar 2015-2016
Kindermishandeling en partnergeweld: Een gezinswetenschappelijke kijk op een geïntegreerde
aanpak
Bachelorproef aangeboden door Anne-Sophie Vallot
tot het behalen van de graad van Bachelor in de Gezinswetenschappen
Interne begeleider: dr. K. Baeten (PhD)
4
ABSTRACT BACHELORPROEF
Opleiding: Bachelor in de Gezinswetenschappen
Voornaam Naam
Student: Anne-Sophie Vallot
Eindproefbegeleider Koen Baeten
Titel bachelorproef Kindermishandeling en partnergeweld: een
gezinswetenschappelijke kijk op een geïntegreerde aanpak.
Abstract publiceren
Ja
Neen
Kern- / trefwoorden bachelorproef
Kindermishandeling / partnergeweld / geïntegreerde aanpak / het gezin als systeem /
gehechtheidstheorie / loyaliteit / intra-familiaal geweld
Korte samenvatting bachelorproef
Kindermishandeling en partnergeweld zijn zeer actuele en maatschappelijk relevante thema’s. Ik heb
beide thema’s naast elkaar gezet en opgemerkt dat de aanpak van de problematiek wel degelijk op een
geïntegreerde manier moet worden aangepakt. Hierbij wordt de methode van het probleemgericht en
veranderingsgericht denken gebruikt. Deze is praktijkgericht. Er wordt in fasen gewerkt.
Mijn bachelorproef vertrekt vanuit een realistische casus. Deze casus gaat over een Bulgaarse vrouw
van 24 jaar die als prostituee werkt in Brussel en een kind, Aleksandur, heeft van 6 jaar. Zij woont
samen met een Bulgaarse vriend die de biologische vader van het kind niet is. Zij is slachtoffer van
partnergeweld van haar vriend en mishandeld tevens haar kind. Het kind wordt geplaatst en beide
gezinsleden verblijven een tijdje in de gevangenis. Als de vrouw vrij komt leert zij een nieuwe vriend
kennen, wordt zwanger en wenst haar kind, Aleksandur, terug te krijgen. Als algemene
probleemstelling stel ik mij de vraag of het kind Aleksandur terug bij de moeder kan geplaatst worden
en als dit wel zo is, of het kind dan kan opgroeien in een veilige omgeving.
Om die vraag te kunnen beantwoorden heb ik de problematiek van partnergeweld en
kindermishandeling bekeken vanuit drie perspectieven om een brede kijk op het probleem te krijgen.
Mijn eerste invalshoek, de psychoanalytische hoek, gaat over de kwetsbaarheid van het individu en
wordt er gekeken naar de gehechtheid van de verschillende leden van het gezin. Hier Aleksandur, zijn
moeder en de vriend van de moeder. Wij merken doorheen de literatuurstudie dat de gewelddadige
partner alsook de mishandelde ouder allebei onveilig gehecht zijn.
5
In mijn tweede invalshoek zet ik de verschillende leden van het gezin samen en bekijk ik het systeem
via systeemtheorie. Daaruit kan ik nagaan hoe individuele gedragingen invloed hebben of beïnvloed
worden door het systeem. Er wordt gekeken naar de intergenerationele overdracht en het belang om
systeemtheorie te integreren met de gehechtheidstheorie.
Mijn derde invalshoek gaat over de relationele ethiek, loyaliteiten en hun dynamiek binnen het gezin.
Ook hier kijk ik naar de intergenerationele overdracht en naar het belang om de gehechtheidstheorie
te integreren naar deze van de loyaliteit. Loyaliteitsconflicten kunnen een struikelblok of blokkade zijn
in de hulpverlening.
Elke invalshoek wordt uitgewerkt op zowel theoretisch als praktisch vlak, waarbij de theorie toegepast
wordt op de casus.
Deze verschillende invalshoeken zal ons als hulpverlener veel nuttige informatie geven omtrent het
gezin en zijn omgeving. De brede kijk op de problematiek zal onze veranderingsdoelen verantwoorden.
Om veranderingsdoelen te kunnen formuleren in het gezin moet men de oorspronkelijke hulpvraag
bekijken en zien of deze realistisch is. In huidige casus is dit niet het geval. Er moet dus op zoek gegaan
worden naar kleinere realistischere doelen. Tevens moet er gewerkt worden met kleine stapjes om zo
de oorspronkelijke vraag toch te kunnen realiseren.
De verschillende veranderingsdoelen zijn voorbeelden van hoe je het gezin zou kunnen ondersteunen
zodat Aleksandur op een veilige manier terug in zijn gezin zou geïntegreerd kunnen worden.
Op microniveau zal men de mama van Aleksandur versterken en ondersteunen door
opvoedingsondersteuning aan te bieden, door te werken met gezinstherapie en haar sensitiviteit te
verhogen. Aleksandur wordt door de instelling waar hij verblijft opgevolgd. Als gezinswetenschapper
zal men dan kunnen fungeren als coördinator van de verschillende hulpverleners zodat de aanpak
geïntegreerd is. De nieuwe familiale situatie waarin de mama van Aleksandur zich nu bevindt zal
kansen creëren. Die zal men dan ook volop benutten.
Op macroniveau zal ik het hebben over preventiecampagnes, introductie van lessen van
maatschappelijk leer en het taboe doorbreken van gewelddadige ouders door een vernieuwende
aanpak voor te stellen waarin het geweld wordt aangekaart en niet het ouderschap. En dit in het
belang van de ontwikkelingskansen van de kinderen van het gezin.
Referentielijst
- Ducommun-Nagy, C., Michielsen, M. (2008). Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit. Leuven:
Uitgeverij Acco.
- Govaerts, J.M. (2008). Hechtingsproblemen in gezinnen. Integratie van de hechtingstheorie in het
systeemtherapeutische model. Tielt: Lannoo..
- Michielsen, M., Van Mulligen, W., Hermkens, L. (red) (2010). Leren over leven in loyaliteit, over
contextuele hulpverlening. Leuven: Uitgeverij Acco.
- Thoomes-Vreugdenhil, A. (red), Giltaij, H., van Hulzen, B., Schaeffer-van Leeuwen, K., de Waal, J.
(2006). Behandeling van hechtingsproblemen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
- Savenije, A., van Lawick, M.J., Reijmers, E.T.M. (red) (2014). Handboek systeemtherapie.
Utrecht : Uitgeverij De Tijdstroom
E-mailadres: [email protected]
6
7
“Etre né quelque part…
On choisit pas ses parents, On choisit pas sa famille.”
Maxime Le Foréstier
8
Dankwoord: Ik wens iedereen te bedanken die mij deze drie jaren heeft gesteund in mijn keuze om verder te studeren maar in het bijzonder mijn 2 kinderen. De keuze om als alleenstaande mama, kostwinner met een voltijdse job met verantwoordelijkheid de studies terug opnemen was niet evident. Maar in die drie jaren heb ik daar geen moment spijt over gehad. Mijn kinderen hebben met mama mee gestudeerd en hebben meer dan één keer de leerstof en samenvattingen moeten aanhoren. Tevens waren dat allemaal uren waar ik voor hen niet beschikbaar was. Maar zij waren een gemotiveerd publiek, die veel bijgeleerd hebben en die nu heel fier zijn op hun mama en ik op hen. Het heeft hen ook bijgebracht dat als je achter iets staat en je intrinsieke motivatie zeer hoog is, alles mogelijk is. Mooie levenslessen. Deze studies hebben mij als persoon laten evolueren en ons als gezin laten groeien. Mijn collega’s, mijn beste vriend en familie verdienen ook een dikke merci. Jullie stonden steeds klaar voor mij en waren mijn fanclub bij ieder examen die ik aflegde of taak die ik afwerkte. Mijn beste vriend heeft ook heel veel taken nagelezen, vaak onder hoge tijdsdruk, waarvoor een dikke dank u. Met de studie heb ik een heleboel fijne en vooral interessante mensen leren kennen. Medestudenten en docenten hebben mij geboeid in materies waar ik eerlijk gezegd weinig van af wist. Het innerlijk vuur van drang naar kennis in bepaalde materies is aangewakkerd geweest en zal nooit meer doven. Ik weet dan ook dat deze opleiding en dit diploma ook maar een begin is. Ik ga zeker verder, studeren doe je immers levenslang. Graag richt ik mij ook tot mijn promotor Mijnheer Baeten: dankuwel voor u beschikbaarheid, u inzet, de snelle antwoorden op mijn mails en de motiverende woorden. Dankzij u pertinente opmerkingen bracht u mijn eindproef naar een hoger niveau. Het liedje “Né quelque part” van Maxime Le Foréstier uitgebracht in 1987, heb ik leren kennen op 10 jarige leeftijd door mijn ouders. Het werd zeer vaak gedraaid op de Franse radiozender RTL. Ik herinner dat de woorden “on choisit pas ses parents, on choisit pas sa famille” toen al bleven hangen. Dertig jaar later tijdens mijn opleiding van gezinswetenschappen hoorde ik het liedje opnieuw op de radio en kregen de zinnen een heel andere betekenis. Toen ik mijn sollicitatieformulier in verband met mijn eindwerk indiende vond ik dit zeer passend en vol betekenis in mijn eindwerk.
9
Inhoudsopgave: Voorwoord ………………………………………………………………………………………………………… p 8
Inhoudsopgave …………………………………………………………………………………………………… p 9
1. Inleiding ……………………………………………………………………………………………………….. p 10
2. Casus …………………………………………………………………………………………………………… p 11
3. Probleemstelling …………………………………………………………………………………………… p 13
4. Begrippen, definities en algemene context van partnergeweld en kindermishandeling
……………………………………………………………………………………………………………………. p 13
5. Psychoanalytische invalshoek: de kwetsbaarheid van het individu ………………………… p 15
5.1: Hechtingstheorie van John Bowlby …………………………………………………………… p 15
5.2: Hechting op volwassen leeftijd ………………………………………………………………… p 20
5.3: Wat zijn de gevolgen van de gehechtheidsproblemen …………………………………. p 23
5.4: Het belang van deze invalshoek ………………………………………………………………. p 24
6. Systeemtherapeutische invalshoek: het gezin als systeem ………………………………….. p 25
6.1: Het gezin als systeem ……………………………………………………………………………. P 26
6.2: Wat met geweld in familieverband? ………………………………………………………… p 28
6.3: De rol die het kind kan innemen bij mishandeling of bij intra-familiaal geweld … p 29
6.4: De integratie van de gehechtheidstheorie en systeemtheorie ……………………... p 31
6.5: Het belang van deze invalshoek ……………………………………………………………… p 34
7. Contextuele invalshoek: De relationele ethiek: een dynamiek …………………………….. p 35
7.1: Loyaliteit en familie ………………………………………………………………………………. P 37
7.2: De integratie van gehechtheid en loyaliteit ………………………………………………. P 38
7.3: Het belang van deze invalshoek ……………………………………………………………… p 42
8. De veranderingsdoelen …………………………………………………………………………………. p 43
9. Eindreflectie ……………………………………………………………………………………………….. p 48
10. Besluit ……………………………………………………………………………………………………….. p 51
Literatuurlijst ……………………………………………………………………………………………………. p 53
10
1. Inleiding
Mijn eindwerk gaat over kindermishandeling en partnergeweld. Deze 2 begrippen zullen
verder worden gedefinieerd.
Een kind kan slachtoffer worden van rechtstreeks geweld gepleegd door één van de ouders of
beiden. Tevens kan het kind ook onrechtstreeks slachtoffer zijn van geweld door de ouders. Er
wordt gesteld dat partnergeweld waarbij kinderen aanwezig zijn wordt gelijkgesteld met
kindermishandeling. Ook het feit dat kinderen het geweld niet zien worden zij toch als
slachtoffer aanzien daar zij de gevolgen van het partnergeweld dragen. Het ouderschap van de
ouder die slachtoffer is van partnergeweld zal aangetast zijn. Bij het kind die slachtoffer is van
het geweld zal dit alles een negatieve impact hebben op zijn ontwikkeling. Op volwassen
leeftijd kan hij ook hiervan de gevolgen dragen en zelfs de feiten herhalen.
In mijn eindwerk zal ik trachten het verband te schetsen tussen ouder/partner geweld en
kindermishandeling. Deze twee vormen van geweld hangen nauw samen. Het ene heeft een
weerslag op de ander. Het geweld heeft een weerslag op de kinderen maar ook op beiden
ouders: de geweld plegende ouder en de ouder die slachtoffer is en op het ouderschap.
Niet elk kind zal de gevolgen van het geweld ondergaan. Wie dan wel en waarom. Wij zullen
zien dat er beschermende en risico factoren bestaan die deze vraag beantwoorden. Deze
factoren zullen belangrijk zijn voor het ondersteunen van het kind en zijn gezin binnen de
perspectieven die ik aanhaal.
In mijn eindwerk zal ik eerst het individu bespreken. Er zal worden gekeken naar de gevolgen
van het geweld op de ontwikkelingen van het kind. En dan specifiek naar gehechtheid mits
daar een mogelijk verband kan gelegd worden tussen partnergeweld en kindermishandeling.
Daarna verschuiven we het individu, het kind in zijn context, de relationele gezinscontext, de
interacties tussen ouder en kind, door de rollen van elke individu te bekijken. Door de
achterliggende loyaliteiten in kaart te brengen kunnen wij uiteindelijk veranderingen
aanbrengen in het systeem. Elke verandering die kan worden aangebracht op de verschillende
niveau’s zullen een invloed hebben op het andere niveau en vice-versa. Alles wordt uiteindelijk
als een systeem bekeken want partnergeweld en kindermishandeling is nooit een geïsoleerd
fenomeen.
De uiteindelijke vraag die we willen beantwoorden is te weten of het kind Aleksandur terug
kan geplaatst worden bij zijn moeder en welke veranderingen wij hierbij voor ogen moeten
hebben.
11
2. Casus
Omwille van de privacy staan alle casusnamen onder pseudoniem.
Tsvetanka, een Bulgaarse vrouw van 24 jaar kwam 2 jaar geleden naar België met haar vriend
Atanas. Zij verliet haar land waar zij als prostituee werkte om hier geld te verdienen. Haar
vriend Atanas leerde zij kennen in Bulgarije. Hij werkte er als lasser. Maar dat verdiende niet
veel geld. Beiden beslisten dan naar België te komen. Tsvetanka had een kind Aleksandur van
een andere man Igor. De man verdween na de geboorte van Aleksandur en heeft het kind niet
erkent. Tsvetanka is de jongste van 5 kinderen. Haar moeder vernemen wij later werkte in
Bulgarije als prostituee en onder dwang van Tsvetanka’s vader Boyko. Zij vertelt ons dat zij
haar vader graag ziet ook al was hij niet altijd even lief voor haar moeder. Uiteindelijk zijn haar
ouders gescheiden 10 jaar geleden en is haar papa opnieuw getrouwd. Haar moeder is naar
België gekomen en werkt aan de haven van Antwerpen als prostituee. Tsvetanka heeft al 8
jaar geen nieuws meer van haar moeder. Haar moeder wil haar niet meer zien en heeft alle
contact verbroken. Zij heeft hier in België verschillende malen geprobeerd contact op te
nemen met haar moeder maar die stuurde haar telkens weer weg. Tsvetanka zou haar vader
aangeklaagd hebben in Bulgarije als pooier. Sindsdien is elk contact met haar moeder
verbroken. Tsvetanka vertelt dat haar vader haar moeder regelmatig sloeg en niet lief was,
vooral als hij gedronken had. Zelf zou zij nooit slaag gekregen hebben van haar vader. Haar 2
broers wel. Tsvetanka werd uiteindelijk opgevoed door haar grootmoeder aan wie zij hele
leuke herinneringen heeft. Zij beschrijft haar als een warme lieve vrouw. Haar grootmoeder is
nog in leven. Tsvetanka is tot haar 16 jaar naar school geweest. Op haar 18 jaar was zij zwanger
van Aleksandur. Zij zegt dat dit niet gepland was. Nadat zij bevallen was van het kind heeft zij
Aleksandur enkele maanden alleen opgevoed. Zij zegt dat het een moeilijke tijd was. Als
Aleksandur huilde werd zij er zeer geïrriteerd door. Zij vond dat Aleksandur haar als baby veel
heeft uitgedaagd. Zij herinnert zich dat zij geen tijd meer had voor zichzelf en dat zij zich
opgesloten voelde in haar appartement. Na 4 maanden heeft zij Atanas leren kennen. Hij was
een vriend van een vriend van haar vader. Haar vader omschrijft Tsvetanka als een machtig
man, met veel kracht waar velen bang voor zijn. Atanas was lief voor haar. Zij kreeg de volle
aandacht van hem. Dankzij Atanas kon Tsvetanka weer gaan werken. Atanas lette dan op het
kind.
Na een tijdje is Tsvetanka naar België gekomen om op zoek te gaan naar werk. Zij heeft haar
kind achtergelaten bij Atanas in Bulgarije. Na 8 maanden is zij terug gekomen. Samen met
Atanas en Aleksandur zijn ze naar België geïmmigreerd. Het plan was enkele jaren in het land
te verblijven om veel geld te verdienen en daarna terug te keren naar Bulgarije.
In België aangekomen vindt Tsvetanka moeilijk werk. Haar vriend Atanas vindt ook geen werk.
Zij beslist dan terug als prostituee te werken. Tijdens haar werk let Atanas op Aleksandur. Zij
huren een klein studio in een arme buurt te Schaarbeek. Er is maar een kamer in het
appartement. Aleksandur, 6 jaar slaapt op de zetel. Er is geen bed aanwezig voor hem in het
appartement. Er is ook geen speelgoed. In het appartement is er geen ruimte om zich te
verbergen. De enige ruimte met een deur is de badkamer. Aleksandur moet de hele dag
doorbrengen met Atanas terwijl zijn mama werkt. Het loopt uit de hand. Aleksandur wordt
12
geslaan en gewurgd door de vriend Atanas. Zijn moeder is op dat moment niet aanwezig in
het appartement. Als Tsvetanka s’ avonds laat thuis komt is zij meestal zeer geïrriteerd. Voor
het minste vallen er dan klappen. Er wordt verbaal ook veel geroepen. De mama neemt het
niet op voor haar zoon. Zij krijgt slaag van Atanas en wat later is zij dan diegene die ook haar
zoontje slaat. De mama blijft ontkennen dat zij haar zoon slaat. Uiteindelijk via een andere
prostituee die op een dag de verwondingen van het kind ziet aan zijn nek en op zijn rug komt
de situatie aan het licht. De politie wordt erbij geroepen en het kind wordt in het appartement
gevonden in een foetus houding. Het kind spreekt de eerste uren geen woord, kent zijn naam
niet meer. Hij is echter de Nederlandse taal niet machtig. Een vrouwelijke tolk wordt erbij
geroepen. Aleksandur vindt beetje bij beetje veiligheid in de armen van de tolk. Hij zal de tolk
niet meer los laten. Hij zal de eerste uren doorbrengen in de armen van de vrouwelijke tolk.
Geruime tijd later, zal het kind zijn moeder en zijn schoonvader Atanas aanduiden als dader
van zijn verwondingen. Hij wil haar niet meer zien, is bang, begint te beven en plast in zijn
broek als hij haar stem in de verte hoort. De kleine jongen wordt onder toezicht van de
jeugdrechter gezet en wordt geplaatst in een centrum voor kinderen. De vriend en de moeder
worden voorwaardelijk vastgezet in de gevangenis. In het centrum zou Aleksandur meerdere
malen in een vrij relaas meedelen dat zijn mama en schoonpapa hem sloeg, wurgde. Het gaat
hier om zware fysieke en psychologische mishandelingen. Een jaar later wil het kind zijn
moeder nog steeds niet zien. De moeder zal blijven beweren dat haar vriend Atanas het kind
sloeg wanneer zij niet aanwezig was en dat zij geen weet had van de mishandelingen. Atanas
zal blijven herhalen dat Aleksandur van de trap gevallen is. Ook vernemen wij dat Aleksandur
papa moest zeggen tegen Atanas. Na DNA controle blijkt Atanas niet de biologische vader van
het kind te zijn.
De moeder vraagt via haar advocaat om haar zoontje terug te krijgen en zegt dat zij van haar
vriend Atanas zal weg gaan. De rechter twijfelt. De politie en psychologen merken op dat er
geen interactie aanwezig is tussen moeder en kind. De moeder zal zelden achter Aleksandur
vragen. In de gevangenis zal Tsvetanka niet achter Aleksandur vragen. Zij vraagt wel achter
nieuws van Atanas. Het kind blijft bang van zijn moeder. Er zijn geen andere familieleden
aanwezig in Belgïe buiten de grootmoeder in Antwerpen. Er is ook geen papa. De jongen is
nooit naar school gegaan in Bulgarije en ook niet in België. Hij zou nooit in contact gekomen
zijn met andere kinderen om mee te spelen, alleen volwassenen.
Na één jaar in het centrum te hebben doorgebracht is Aleksandur de Nederlandse taal aardig
machtig. Hij begrijpt plotseling de Bulgaarse taal niet meer. Het is een opgewekt kind die
volgens de opvoeders heel aanhankelijk is. Aleksandur kan geen leuke herinnering geven over
zijn moeder. Tot op heden wil hij zijn moeder niet zien.
De moeder verlaat na 4 maanden de gevangenis. Zij heeft sinds kort een nieuwe vriend die ze
is tegengekomen in een bar en waarvan ze zwanger zou zijn. Zij zou gestopt zijn te werken als
prostituee omdat zij inzag dat het geen goede job was. Tsvetanka zou nu opdienen in een
restaurant.
13
3. Probleemstelling
Kan het kind Aleksandur terug bij de moeder geplaatst worden en kan het kind dan opgroeien
in een veilige omgeving?
4. Begrippen, definities en algemene context van partnergeweld en kindermishandelingen
Wat verstaan wij onder de term partnergeweld en kindermishandeling? Tijdens mijn
literatuurstudie kwam ik tot de vaststelling dat er verschillende definities waren die deze
vormen van geweld bespraken. De definities hangen van het perspectief af waarmee je de
problematiek bekijkt.
De huidige definitie van partnergeweld volgens het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en
Mannen luidt: “Geweld in intieme relaties is een geheel van gedragingen, handelingen en
houdingen van één van de partners of ex-partners die erop gericht zijn de andere te
controleren en te domineren. Het omvat fysieke, psychische, seksuele en economische
agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhalen of kunnen herhalen en die de
integriteit van de ander en zelfs zijn socio-professionele integratie aantasten. Dit geweld treft
niet alleen het slachtoffer, maar ook de andere familieleden, waaronder de kinderen. Het is
een vorm van familiaal geweld. Meestal zijn de daders van dit geweld mannen en de
slachtoffers vrouwen. Geweld in intieme relaties in de privésfeer is een uiting van de ongelijke
machtsverhoudingen die in onze samenleving nog steeds bestaan tussen vrouwen en
mannen” (Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2004).
Murray A. Strauss weerlegt deze machtsverhouding in zijn onderzoek “Dominance and
symmetry in partner violence bij male and female university students in 32 nations”. Zijn
onderzoek werd uitgevoerd bij universiteitsstudenten in 32 landen, waaronder België. Voor
ons land gaf dat een daderschapscijfer voor mild geweld in de twaalf laatste maanden van 28,9
% bij de mannen en 34,7% bij de vrouwen. Voor ernstig geweld was dat 7,2% voor de mannen
en 11,6% procent voor de vrouwen en 68,8% door beiden partners. Dit spreekt dus de
Belgische definitie van partnergeweld tegen. Toch vindt men de Belgische definitie terug op
Europees en VN-niveau. Dit is dan ook de reden waarom ik gekozen heb om met deze definitie
te werken.
In 2010 werd er een nieuw onderzoek gepubliceerd naar partnergeweld door de universiteiten
van Luik en Gent in opdracht van het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen
(Pieters ea, 2010).
Bij partnergeweld kwam naar voren dat vrouwen meer psychologische gevolgen van
partnergeweld rapporteren dan mannen, vrouwen meer lichamelijke verwondingen door
partnergeweld oplopen dan mannen. Ook stelt het onderzoek dat in meer dan 40% van de
situaties van partnergeweld minstens één kind getuige is geweest van het geweld tussen zijn
ouders. 49% van de ernstige geweldsituaties wordt gehoord of gezien door één of meerdere
14
kinderen en voor de hele ernstige geweldsituaties loopt het procent op tot 43%. Meer dan de
helft van de geweldsituaties tussen (ex)-partners wordt door de kinderen gehoord en/of
gezien.
Blootstelling aan partnergeweld is een van de meest frequente risico-indicator voor fysieke
kindermishandeling. (Fédération Wallonie-Bruxelles, 2013).
De definitie van kindermishandeling volgens de Vlaamse Vertrouwenscentra
Kindermishandeling vertrekt vanuit het belang van het kind. “Kindermishandeling en –
verwaarlozing is iedere situatie waarin het kind slachtoffer is van geweld van fysieke,
psychische of seksuele aard, en dit passief of actief.”
Auteurs in Internationale onderzoeken wijzen op de ernst van de gevolgen van
kindermishandeling zowel op korte termijn als op lange termijn. Op korte termijn kan het kind
ernstige pathologieën ontwikkelen en overlijden. Op lange termijn kunnen kinderen te maken
hebben met een drugsproblematiek, alcoholmisbruik, risicovol seksueel gedrag, obesitas,
crimineel gedrag ea. Verwaarlozing zou even ernstige gevolgen hebben als de hardere vormen
van mishandeling. Verwaarlozing wordt dikwijls onderschat en krijgt minder aandacht in
onderzoek en beleid.
In 2011 heeft de vakgroep Klinische-Levenspsychologie van de VUB, op vraag van het
Kinderrechtencommissariaat een kwantitatief onderzoek gedaan naar de incidentie en
prevalentie van geweld bij kinderen en jongeren in de context van gezin, school en vrije tijd in
Vlaanderen. Een vragenlijst werd voorgelegd aan 680 kinderen tussen 10 en 18 jaar. Uit deze
studie kwam voort dat 70% van de kinderen en jongeren zeggen ooit verbaal en fysiek geweld
te hebben meegemaakt in het gezin waarvan een kwart slachtoffer was van extreem geweld.
41 % voelt zich soms verwaarloosd. In deze studie heeft men ook gepeild naar de
verantwoordelijken van geweld. Bij verbaal en fysiek geweld blijken beide ouders
hoofdzakelijk hoofdverantwoordelijke te zijn. Bij extreem geweld blijken vooral de mannelijke
gezinsleden verantwoordelijk (vaders, broers). Bij verwaarlozing zal eerder de moeder naar
voren komen.
Betreffende partnergeweld is uit de studie Ervaringen van vrouwen en mannen met
psychologisch, fysiek en seksueel geweld van het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en
Mannen in 2010 naar voor gekomen dat één vrouw op zeven in de loop van de voorbije 12
maanden te maken kreeg met ten minste één daad van geweld door haar (ex-)partner.
Een Canadese studie geeft tevens mee dat 40% van de kinderen die blootgesteld zijn aan
partnergeweld, zelf slachtoffer zijn van fysieke mishandelingen door de geweld plegende
ouder (Edleson, e.a., 2003).
Het thema is dus maatschappelijk relevant en actueel.
15
5. Psychoanalytische invalshoek: de kwetsbaarheid van het individu
Geweld tast het slachtoffer aan in zijn persoonlijke en fysieke integriteit stelt de definitie van
partnergeweld maar ook dat van kindermishandeling.
Hechting alsook intergenerationele overdracht van normen, representaties en gedrag worden
in de literatuur vaak aangehaald als beschrijving en verklaring van de meest nadelige effecten
bij kinderen op korte en lange termijn bij geweld, mishandeling en indien zij getuige zijn van
partnergeweld. Dat verklaart dan ook mijn gekozen perspectieven.
5.1: Hechtingstheorie volgens John Bowlby:
Volgens de hechtingstheorie van John Bowlby ontwikkelen kinderen gedurende de eerste
levensjaren een hechting met de verzorgers. Dit zijn meestal de ouders maar het kan ook elke
persoon zijn die voor het kind zorgt (Dijkstra, e.a., 2004). Bowlby ziet hechting als een
antwoordt vanuit de ouder-kind relatie bij dreiging van het kind. De bedreiging kan een interne
factor zijn zoals ziekte, vermoeidheid, honger of pijn of een externe factor zoals
omgevingsfactoren, bedreigende stimuli waaronder geweld bijvoorbeeld. Bowlby geeft drie
kenmerken mee die de hechtingsband met de verzorgers definiëren zijnde de nabijheid, een
zekere basis en veilige haven (Dijkstra, e.a., 2004).
Nicolai (2001), die zich baseert op onderzoek van Main en Hesse, brengt een onderscheid
tussen hechtingsgedrag, hechtingssysteem en hechtingsstijl.
Hechtingsgedrag is het gedrag dat kinderen en volwassenen laten zien als ze gescheiden
worden van de bron van veiligheid, de ouder bijvoorbeeld. Het hechtingssysteem bestaat uit
onbewuste innerlijke werkmodellen die het beeld van zichzelf en anderen aanmaakt. De
hechtingsstijl is het patroon of biografie van gehechtheid (Nicolai, 2001). Bij de innerlijke
werkmodellen zal Byng-Hall (1985) het hebben over een script.
Er bestaan vier gehechtheidsstijlen. De hechtingsstijlen zijn geen van allen stoornissen, het
zijn ideale aanpassingen van het kind aan zijn omgeving.
De veilig gehechte kinderen waaronder 60 à 70% van de kinderen vertonen een evenwicht
tussen exploratie en hechtingsgedrag. Ze exploren dwz onderzoeken hun omgeving
gemakkelijk bij aanwezigheid van de ouder en kunnen angstig reageren bij hun afwezigheid.
Bij terugkomst van de ouder of zorgpersoon zoekt het kind toenadering, is weer snel op zijn
gemak en hervat vanuit zijn veilige basis zijn exploratiegedrag. De ouders van deze kinderen
zijn sensitief, coöperatief en toegankelijk. Er is een goede affectieve interactie tussen kind en
de ouder. Deze kinderen zoeken troost en steun. Wanneer de ouder of zorgpersoon adequaat,
voorspelbaar en consistent op de signalen van het jonge kind reageert, verwerft het kind dus
een gevoel van veiligheid en durft het op onderzoek uit te gaan (Meurs, 2015).
De vermijdend gehechte kinderen waaronder 20% van de kinderen exploreren heel veel. Bij
vertrek of terugkomst van de moeder of zorgpersoon reageren ze nauwelijks en gaan door
16
met hun spel. Ze negeren of vermijden de zorgpersoon. Deze kinderen worden vaak door hun
omgeving als zeer zelfstandig gezien. Ze gaan hun gehechtheidsgedrag minimaliseren.
Ondanks de uiterlijke onbewogenheid van deze kinderen blijkt de situatie voor hen stressvol te
zijn. De interactie van de ouders naar de kinderen toe is afwijzend en negerend. De ouders van
deze kinderen zijn consequent insensitief, vaak afwijzend, zakelijk, snel geïrriteerd door huilen
of weigerachtig gedrag van het kind en hebben een afkeer voor fysiek contact. Het kind zal
proberen geen beroep meer te doen op de ouder uit angst voor afwijzing (Meurs, 2015).
De ambivalent (bezorgde) gehechte kinderen waaronder 10% van de kinderen exploreren
weinig en vertonen veel hechtingsgedrag. Ze proberen constant nabij de ouder te zijn en
reageren heftig op afwezigheid van de ouder. In de periode dat ze alleen zijn, zullen de
kinderen amper spelen of hun omgeving onderzoeken. De kinderen vertonen ambivalent
gedrag: aan de ene kant klampen ze zich vast aan hun moeder, aan de andere kant tonen ze
hun woede en teleurstelling over het feit dat hun moeder is weggegaan. Ze gaan hun
gehechtheidsgedrag maximaliseren. De ouders van deze kinderen zijn inconsequent sensitief,
reageren grillig en onvoorspelbaar, ze zijn ook vaak onbereikbaar op cruciale momenten voor
het kind (Meurs, 2015).
De onveilige-gedesorganiseerde gehechte kinderen waaronder 15% van de kinderen zijn
kinderen die tegenstrijdige gedragingen en emoties laten zien. Zij huilen eerst bijvoorbeeld
om dan opeens beginnen te lachen. Soms bewegen ze zich abnormaal, staan plotseling stil
waarbij het lijkt dat ze zich niet meer kunnen bewegen of verstarren bijvoorbeeld. Ze lijken in
de war te zijn als de ouder terugkomt en toenadering zoekt. Ze lijken bang te zijn van de ouder
of opvoeder en lijken tegenstrijdige verwachtingen te hebben over de beschikbaarheid van de
ouder. Zij slaan hun handen voor de ogen of wiegen heen en weer of wenden het hoofd af
terwijl zij naar de ouder lopen of kruipen. Het lijkt erop dat de komst van de ouder het kind
onder stress zet. De ouders van deze kinderen lijken onvoorspelbaar en incoherent te zijn met
het kind. Traumatische ervaringen zoals mishandeling of onverwerkte trauma’s bij de ouders
zelf kan aan de basis van het gedrag liggen. Een onverwerkt trauma bij de ouder kan ervoor
zorgen dat deze ouder soms wegvalt of door zijn reactie het kind kan laten schrikken (Meurs,
2015).
Vanuit het perspectief van de gehechtheidstheorie van Bowlby bedreigen geweld en het
aanschouwen van geweld bij een kind de ontwikkeling van een veilige gehechtheid. Onveilige
gehechtheid evenals gedesorganiseerde of ambivalente gehechtheid kan hiervan een
resultaat zijn (Dutton, 2000; Nicolai, 2001).
Volgens Nicolai, kan gedesorganiseerde hechting zich voordoen wanneer de hechtingsfiguur
tegelijkertijd bron van veiligheid én van angst is. Bij kinderen zou er dan sprake zijn van
gelijktijdige toenadering en vermijding. Dutton(2002) stelt vast dat verminderde gehechtheid
aan de ouders één van de belangrijkste mechanismen is die optreedt na het zien van geweld
tussen de ouders. Het geweld zou de kinderen laten zien dat de ouders niet garant kunnen
staan voor hun veiligheid en bescherming. Zoals hierboven als eens gemeld werd zijn
hechtingsstijlen een ideale aanpassingen van het kind aan zijn omgeving.
17
Nicolai (2001) stelt dat eenmaal een hechtingsstijl verworven is deze redelijk stabiel zou zijn.
Ook over generaties heen. Zij benoemt een intergenerationele gelijkenis van hechtingsstijl
tussen vader en kind van 69% en tussen moeder en kind van 75%. Haar conclusie luidt dan ook
dat hechting een vrij constante representatie is die wordt overgedragen van generatie op
generatie.
Uit het onderzoek van Finzi, e.a., (2002) waarin kinderen geïnterviewd werden op zoek naar de
definiëring van de karakteristieke eigenschappen van fysiek misbruikte kinderen uit laag socio-
economische gezinnen in vergelijking met verwaarloosde en niet-mishandelde kinderen
kwam naar voren dat op gebied van hechtingsstijl de vermijdende stijl het meeste voorkwam
bij fysieke misbruikte kinderen en bij verwaarloosde kinderen de bezorgde-ambivalente stijl.
Bij de niet-mishandelde kinderen kwam de veilige stijl naar voren.
Onderzoek wijst op de mogelijkheid dat de persoon die een bepaalde gehechtheidsstijl
verworven heeft in relatie tot zijn ouders of opvoeders dezelfde stijl zal hanteren tegenover
zijn partner. Dit kan dus een belangrijk aanknooppunt zijn tussen kindermishandeling en
partnergeweld. Er wordt verwezen naar de stabiliteit van de hechtingsstijlen. Maar
hechtingsstijlen kunnen veranderen onder invloed van bijvoorbeeld een latere, langdurige
relatie met een verschillend gehechtheidspatroon. Daar krijgt de persoon een andere
gedachten over zichzelf en over anderen. Ook kan dit zijn door omstandigheden, door een
plotse impact, een trauma of door therapie. Daardoor kan je je hechtingsstijl ook veiliger
maken. Op die manier zouden jongeren en volwassenen van hechtingsstijl kunnen veranderen
(Baeten, 2014).
Je kan onveilige hechtingsstijlen dus veranderen waardoor hechtingsproblemen effectief kunnen
aangepakt worden. Dit is hoopvol bij Aleksandur en zijn moeder. Alleen is de moeder zich niet
bewust van haar onveilige hechtingsstijl.
Gehechtheidsstijlen kunnen veranderen onder druk van de context, de omgeving. Door
gehechtheidkwetsuren uit de jeugd of een vorige relatie te herstellen zou men de
gehechtheidsstijl veiliger kunnen maken. Dit kan door wijzigingen van relationele patronen en
interacties (Meurs, 2015).
Bij de moeder van Aleksandur zien we dat zij een nieuwe vriend heeft. Hij is echter afkomstig uit
hetzelfde milieu. De wijzigingen zullen hier helaas ook niet kunnen doorgaan of de moeder moet
zich bewust worden van de onveilige stijl die zij hanteert. Aleksandur zal wel meer kansen krijgen
om de wijzigingen te kunnen doorvoeren. Hij wordt opgevolgd in een centrum. Daardoor zou hij op
termijn een veilige gehechtheidsstijl kunnen aannemen, wat zijn toekomstige relaties en
interacties zou kunnen bevorderen en de cirkel doorbreken.
Een internationale studie geeft weer dat uit recent prenataal onderzoek blijkt dat de foetus
veel competenter wordt beschouwd dan dat men oorspronkelijk dacht (Dornes, 1993; Stern,
1995; Nossent, 1998). Empirische en klinische aanwijzingen beamen de stelling dat hechting,
als affectieve band, zich prenataal ontwikkelt. Deze ontwikkeling zou plaats vinden in relatie
tot het lichaam en de psyche van de moeder, waarin het kind groeit (Fedor-Freybergh en
18
Vogel, 1988; Verny, 2002). Volgens Emerson kunnen er prenataal gezien vijf kwetsbare en
cruciale momenten worden onderscheiden in de ontwikkeling van hechting: de conceptie, de
implantatie, de ontdekkingsfase, de geboorte zelf en de eerste minuten en uren na de
geboorte (Nathaliensz, 1999; Lipton, 2001; Verny, 2002). Hiermee wordt gesteld dat hechting
dus eerder begint, namelijk in de baarmoeder en dat zeer vroege ervaringen de mogelijkheid
tot trauma in zich hebben. Indien er dus al partnergeweld aanwezig is tijdens de zwangerschap
zal dit een invloed kunnen hebben op de gehechtheid van het kind.
Recent onderzoek wijst uit dat hechtingsstijlen niet alleen aangeleerd zijn maar deze ook een
genetische basis hebben. Kinderen hebben dus in aanleg al een voorkeur voor een bepaalde
stijl. Deze genetische aanleg zou mensen dus kwetsbaar maken of beschermen tegen
negatieve ervaringen. Tevens zou de negatieve effecten van de onveilige stijl van de ene
partner kunnen worden gecompenseerd door de veilige stijl van de andere partner.
Dat wil zeggen dat in relaties de veilige gehechtheid kan groeien met de relatieduur.
Of kinderen een veilige gehechtheidsrelatie, stijl kunnen opbouwen met hun ouders of
verzorgers hangt af van de risico en beschermende factoren. Een stabiele omgeving, waarin
ouders en opvoeders met inlevingsvermogen reageren op de signalen van het kind, ook
sensitieve houding genoemd, is daarbij van doorslaggevende betekenis (Van IJzendoorn,
2008). Andere belangrijke factoren zijn de kenmerken van het kind en de opvoeder en ouders
alsook de gezins-en leefomstandigheden.
De manier waarop het contact tussen opvoeders en kind verloopt is dus allesbepalend. Het
gaat hier over de gevoeligheid (sensitiviteit) of het reactievermogen (responsiviteit) van de
opvoeders. Met andere woorden, de ouders moeten zich kunnen inleven in de gevoelens en
behoeftes van het kind. De Wolff en Van IJzendoorn (1997) toonden in hun onderzoek het
verband tussen sensitiviteit en gehechtheid aan.
Bij Aleksandur merken wij op dat de moeder weinig sensitief is. De zwangerschap was niet
gepland. Zij geeft tevens mee dat als Aleksandur huilde, zij hierdoor zeer geïrriteerd werd en dat
Aleksandur haar als baby veel heeft uitgedaagd. Het gezin leeft in een klein appartement waar
Aleksandur geen bed en speelgoed heeft. Zelfs als er sporen van geweld aanwezig zijn op
Aleksandur komt de moeder niet op voor haar kind. Als zij thuis komt van haar werk als prostituee
is zij meestal zeer geïrriteerd waardoor de situatie uit de hand loopt. Zij wordt dan geslaan door
haar partner waarna zij haar frustratie kalmeert op Aleksandur. Het kind is slachtoffer van het
partnergeweld en van fysiek geweld op zichzelf. Zelfs als de moeder in de gevangenis verblijft zal
zij zelden achter Aleksandur vragen. De moeder heeft geen sensitieve houding ten opzichte van
haar kind.
Een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van hechtingsproblemen is dan ook
mishandeling of verwaarlozing van het kind door de ouders (Bear & Daly Martinez, 2006; Cyr,
Euser, Bakermans-Kranenburg & Van IJzendoorn, 2010). Door mishandeling en verwaarlozing
wordt het vertrouwen van het kind in de opvoeders geschaad. Dit zal ook relaties met anderen
in de weg staan. Zoals hierboven al werd opgemerkt hebben kinderen een stabiele en
19
voorspelbare relatie met hun opvoeders nodig om zich te kunnen ontwikkelen (Van
IJzendoorn, 2008). Zo merk Van IJzendoorn ook op dat uit huis geplaatste kinderen die
herhaaldelijk worden overgeplaatst en dus veel wisselende opvoeders krijgen een grotere kans
maken om moeilijkheden te ondergaan om een veilige gehechtheidsrelatie aan te gaan.
Bij Aleksandur merken wij op dat het vertrouwen naar zijn moeder ernstige schade heeft
opgelopen. Zo zou Aleksandur zijn moeder niet meer willen zien. Een jaar nadat hij in het centrum
verblijft zal hij door zijn opvoeders worden beschreven als een opgewekt en heel aanhankelijk
kind. Aleksandur zal blijven weigeren om zijn moeder te zien.
De kenmerken van het kind hebben ook een invloed op de mogelijke gevolgen van
kindermishandeling en verwaarlozing. Vroeggeboorte, verstandelijke en lichamelijke
beperkingen, autisme, moeilijk temperament kunnen de ontwikkeling van een veilige
gehechtheidsrelatie tussen kind en ouders bemoeilijken. Hier zullen de ouders of opvoeders
moeilijker consequent sensitief en responsief reageren op de signalen van het kind. Maar er
zijn ook beschermende factoren bij ouders zoals hoge sensitiviteit. Deze kunnen de
risicofactoren bij het kind vaak compenseren. Lage sensitiviteit bij de ouders zal niet
gecompenseerd kunnen worden door gunstige factoren bij het kind (Rigter, 2002; Van
IJzendoorn, 2008).
De mama van Aleksandur heeft een lage sensiviteit.
Naast de sensitiviteit van de ouder of opvoeder zijn ook andere kenmerken van de ouders in
verband gebracht met gehechtheid waaronder de ontwikkelingsgeschiedenis, bepaalde
persoonskenmerken en de psychische gesteldheid. De manier waarop de opvoeder zelf als
kind heeft geleerd gehechtheidsrelaties aan te gaan bepaalt in grote maten de manier waarop
hij een gehechtheidsrelatie met het kind aangaat. De gehechtheidsgeschiedenis maakt dat het
patroon van gehechtheidsrelaties van generatie op generatie wordt overgedragen. Dit noemt
men de intergenerationele overdracht van gehechtheid (Van IJzendoorn, 1995).
Uit de gesprekken met de moeder van Aleksandur kwam naar voren dat haar mama slachtoffer
was van partnergeweld en onder dwang is gaan werken als prostituee. Als kind is zij dan ook
getuige geweest van deze fysieke mishandelingen. Zij omschrijft haar vader als een gewelddadige
man maar zegt dat zij haar vader toch graag ziet. Uiteindelijk zijn haar ouders gescheiden en na
de scheiding is haar moeder verhuist naar de haven van Antwerpen waar zij als prostituee werkt.
Tsvetanka, de moeder van Aleksandur heeft 8 jaar lang geen nieuws meer gehad van haar
moeder en verschillende pogingen ondernomen om contact op te nemen. Haar moeder heeft alle
contact verbroken. Uiteindelijk werd Tsvetanka na de scheiding door haar grootmoeder
grootgebracht aan wie zij leuke herinneringen heeft.
De risicofactoren van de ouders kunnen de volgende zijn: ouders met een geschiedenis van
onveilige hechting of van verwaarlozing en/of mishandeling; ouders met een psychische of
psychiatrische problematiek; onverwerkte trauma’s, relationele en/of seksuele conflicten in de
partnerrelatie. Tienermoeders worden ook als risicogroep beschouwd (Van IJzendoorn, 1994).
20
In het geval van Tsvetanka was zij zwanger van Aleksandur op haar 18 jaar en behoort zo dus ook
tot deze risicogroep. Tevens is zij onveilig gehecht en was er sprake van veel geweld in de familie.
Op het niveau van de omgeving hebben we slechte huisvesting, geen ondersteunend netwerk,
lage sociaal economische status, recente migratie of vlucht uit het moederland als
risicofactoren. Tevens meldt Van IJzendoorn (1994) dat uit hechtingsonderzoek het beeld naar
voren komt dat de risicofactoren op het niveau van de ouders veel zwaarder doorwegen dan
de risicofactoren op het niveau van het kind. Dit nemen we mee naar ons veranderingsdoelen.
Bij het gezin van Aleksandur hebben zij een slechte huisvesting, klein appartement met weinig
ruimte, Aleksandur heeft er geen bed, slaapt in de zetel. Het gezin heeft geen vast inkomen, zijn
arm en heeft een migratie geschiedenis. Zij komen allen uit Bulgarije en leven in armoede, zonder
enige uitkering. Aleksandur is zelf nooit naar school gegaan in België.
Uit onderzoek van Martins en Gaffan, 2000 en Atkinson, Paglia en Coolbear, 2000 blijkt dat
depressiviteit van de moeders samenhangt met gehechtheid. Dit zou ook gelden voor andere
psychiatrische problemen en verslavingsproblematieken zoals in deze casus met de mama van
Aleksandur.
De mama drinkt, is depressief en zit in de prostitutie.
Verder blijkt dat gehechtheid samenhangt met het vertrouwen dat moeders hebben in hun
eigen bekwaamheid als opvoeder. De opvoedingsonzekerheid of opvoedingsspanning zouden
een negatieve invloed hebben op de gehechtheidsrelatie (Atkinson et al., 2000; Diener, Nievar
& Wright, 2003).
Hier kunnen wij ook weer een link leggen tussen partnergeweld en kindermishandeling.
Opvoedingsspanningen kunnen voortvloeien uit partnergeweld.
Om verandering te kunnen brengen in de risicofactoren moeten deze veranderbaar zijn.
5.2: Hechting op volwassen leeftijd:
Van IJzendoorn (1994) geeft een model van overdracht mee, van intergenerationele
overdracht. In dit model wordt gesteld dat de gehechtheidservaringen die je als kind meekrijgt
zelfs zal doorgeven als ouder-opvoeder naar de gehechtheidservaringen van je eigen kinderen.
Dit model van intergenerationele overdracht geeft een redelijke determinerende visie van de
levensloop. Volwassenen lijken gedetermineerd te worden vanuit hun verleden. Volgens Van
IJzendoorn is dit niet noodzakelijk het geval. Hij geeft mee dat Bowlby (1988) benadrukte dat
door positieve ervaringen in een partnerrelatie een herstructurering van een kinderlijk onveilig
werkmodel van gehechtheid mogelijk was. Met andere woorden dat een onveilig gehecht kind
toch kansen heeft als volwassenen om een veilige gehechtheid te kunnen ontwikkelen. En dit
onder invloed van nieuwe, positieve gehechtheidservaringen zoals een veilig gehechte partner
of een therapeut bijvoorbeeld die een veilige basis van gehechtheid biedt (Govaerts, 2008).
21
Main en haar medewerkers (1985) hebben een intern werkmodel van gehechtheid bij
volwassenen in kaart gezet. Daarvoor hebben zij een Gehechtheidsbiografisch Interview
ontworpen (George et al., 1985). Het accent in het interview werd gelegd op de huidige kijk of
representatie van de gehechtheidservaringen uit de kindertijd. Na analyse kon men de
volwassenen classificeren in vier hoofdcategorieën van gehechtheidsrepresentaties:
autonoom, gereserveerd, gepreoccupeerd, onverwerkt/gedesorganiseerd.
Deze categorieën maakten het mogelijk om deze te vergelijken met de vier categorieën van
kinderen: veilig, vermijdend, ambivalent, gedesorganiseerd/ gedesoriënteerd.
Deze gehechtheidsclassificaties van ouders en kinderen werden verder onderzocht door Van
IJzendoorn in 1995 alsook door van Vliegen et al. in 2003 . Daaruit komt naar voor dat er wel
degelijk een transgenerationele overdracht is van gehechtheidspatronen (Govaerts, 2008).
Het follow-up onderzoek van Fonagy in 1996 alsook andere onderzoeken liet ook duidelijk
blijken dat de hechtingsgeschiedenis zich meestal herhaalde maar niet altijd.
Uit het onderzoek blijkt dat 73% van de moeders met een onveilige gehechtheidsrepresentatie
een onveilige gehechtheid opbouwt met de eigen kinderen. Drie kwart van de moeders
herhaalt een onveilige gehechtheidspatroon maar ongeveer een kwart van de moeders slaagt
erin om de eigen onveilige gehechtheidsrepresentatie naar haar kinderen om te buigen tot
een veilige gehechtheid. Dit wordt een positieve correctie genoemd. Door het verwerken van
de negatieve geschiedenis zijn deze ouders als volwassene toch tot een autonome
gehechtheidsrepresentatie gekomen (Govaerts, 2008).
Dit is een zeer interessant gegeven want dat maakt verandering mogelijk. De vraag blijft
natuurlijk wat er heeft toe bijgedragen dat deze moeders dit konden. En in welke mate een
partner hierin een rol gespeeld heeft.
Anderzijds toont het onderzoek ook aan dat een vijfde van de ouders met een veilige
gehechtheidsrepresentatie toch een onveilige hechtingsrelatie heeft opgebouwd met hun
eigen kinderen. Hieruit zou men kunnen achterhalen welke belastende factoren een rol
gespeeld hebben in de negatieve correctie (Govaerts, 2008).
Dit zou een belangrijk gegeven zijn in het kader van preventie van intrafamiliaal geweld en
kindermishandeling.
Hechting op volwassen leeftijd speelt dus een grote rol in de manier waarop de ouders hun
kinderen opvoeden en de representatie die de kinderen gaan meekrijgen op volwassen
leeftijd.
De factor van de sensitieve responsiviteit van de ouder/opvoeder voor de
gehechtheidssignalen van het kind wordt ook aangehaald als een essentieel onderdeel in de
intergenerationele overdracht van gehechtheid. Die zou een belangrijke rol spelen in het tot
stand komen van een veilige of onveilige vorm van gehechtheid (Govaerts, 2008). De
22
sensitieve responsiviteit werd tevens al uitgelegd hierboven. Veel onderzoeken verduidelijken
de cruciale rol van een warme basisattitude van een sensitieve ouder op het gedrag van het
kind en de gehechtheid tussen ouders en kinderen (Van IJzendoorn, 1994) maar Van
IJzendoorn en Fonagy benadrukken dat dit niet voldoende is. Fonagy (1996) heeft ook
mentalisatie als belangrijke factor naar voor gebracht voor deze intergenerationele
overdracht.
Mentalisatie is de meta-cognitieve capaciteiten van de moeder en verwijst naar het vermogen
van de moeder om coherent te denken over de innerlijke belevingswereld van het kind.
Reflecteren over haar denken. Dat zou de moeder alleen maar kunnen als zij haar kind
beschouwt als een wezen met een eigen ervaringswereld gekenmerkt door intenties,
gevoelens en wensen (Fonagy, 1997).
Bij kinderen wordt deze reflectieve functie al ontwikkelt vanaf hun eerste levensjaren. Het
ontwikkelend kind leert zo zichzelf en anderen zien als wezens met een eigen binnenwereld,
gevoelens, gedachten, intenties en wensen. Dankzij dat vermogen kunnen kinderen niet alleen
reageren op het gedrag van anderen maar kunnen zij zich ook een beeld vormen van de
plannen, motieven, gevoelens en intenties van anderen. Het kind kan zo veilige innerlijke
werkmodellen opbouwen die hij later zal integreren in één geïntegreerd werkmodel.
De ontwikkeling van het mentaliseren zal afhangen van de wijze waarop het kind gezien en
behandeld wordt door belangrijke mensen in zijn leefomgeving. Het zou gaan over een
cerebrale rijping en tegelijkertijd afhangen van zijn interpersoonlijke context (Fonagy 1997).
Een kind waarvan de ouders geen rekening houden met de eigen gevoelens en wensen van het
kind, ontwikkelt een slecht zelfbeeld en zal een hulpeloos en machteloos kind worden. Een
onveilig gehecht kind die in deze situatie moet opgroeien zal de reflectieve functie
onvoldoende kunnen opbouwen.
Bij desorganisatie van de gehechtheid, als gevolg van langdurige mishandeling, ontstaan
meerdere tegenstrijdige werkmodellen die naast elkaar blijven bestaan en zich niet integreren
tot één geïntegreerd werkmodel. Omdat ze elkaar tegenspreken. Het zelfbeeld is opgebouwd
als slachtoffer, redder en achtervolger en zo is dat ook voor het beeld van de ander. De
reflectieve functie zal zich in dergelijke gevallen niet ontwikkelen (Govaerts, 2008).
En dat kan dus op termijn, als het kind zelf ouder wordt, problematisch worden omdat hij niet
zal kunnen reflecteren over zijn gehechtheidstijl en deze zo ook zal overdragen.
In het geval van Aleksandur merken wij op dat alle factoren aanwezig zijn bij de moeder en de
schoonvader om de onveilige gehechtheidsrelatie die zij zelf allebei hebben over te dragen aan
Aleksandur. De moeder van Aleksandur heeft weinig sensitieve responsiviteit ten opzichte van
haar zoon en heeft er weinig gehad van haar moeder en haar vader. Atanas heeft zelf geen
sensitieve responsiviteit tegenover zijn vriendin Tsvetanka, moeder van Aleksandur en tegenover
Aleksandur zelf. Door haar verleden heeft Tsvetanka waarschijnlijk geen ouderlijk reflectief
functioneren. Deze twee factoren werden naar voor gebracht als mogelijke positieve elementen
23
die de intergenerationele overdracht van de onveilige gehechtheid van de ouders hadden kunnen
tegengaan. In deze casus is dit niet aanwezig. Zij hebben dan ook hun onveilige gehechtheid
overgedragen op Aleksandur.
Fonagy (1998) heeft een een scoringssysteem ontworpen om het reflectieve vermogen van de
ouder vast te leggen. Het gaat om een negenpuntsschaal Reflective Functioning Scale
genoemd. Onveilige gehechte volwassenen scoren gemiddeld rond de 3. Veilig gehechte
volwassenen scoren vanaf 5. De reflectieve schaal kan gebruikt worden om het proces van
verandering te evalueren. Volgens Fonagy kan de therapeut de reflectieve functie van de cliënt
vergroten door feedback te geven en onder woorden te brengen wat er in het contact speelt
tussen beiden. De cliënt kan zo zicht krijgen op zijn innerlijke beelden en dat tov anderen
(Govaerts, 2008).
De factor sensitieve responsiviteit en mentalisatie biedt de therapeut handvatten aan om de
cirkel van negatieve intergenerationele gehechtheid te doorbreken.
Als gezinswetenschapper is dit belangrijke informatie zodat men weet heeft van mogelijke
verandering en evolutie op dit gebied. De gehechtheid blijkt zo minder determinerend als
hogerop. Verandering is mogelijk mits voorwaarden.
Als de volwassen ouder via psychotherapie geholpen kan worden om deze beide functies te
corrigeren of te optimaliseren, dan wordt het kind een betere gehechtheidstoekomst mogelijk
gemaakt (Govaerts, 2008).
Dit zou een mogelijke veranderingsdoel kunnen zijn. Indien Tsvetanka deze twee factoren kan
ontwikkelen of vergroten samen met haar nieuwe vriend zou dit de integratie van het kind in het
gezin bevorderen. Wij kennen hier echter de gehechtheidsgeschiedenis van de nieuwe vriend niet.
Mocht hij veilig gehecht zijn, zou dit hoopvol zijn voor een mogelijke herintegratie van Aleksandur
in zijn gezin.
5.3: Wat zijn de gevolgen van de gehechtheidsproblemen:
Wat zijn de effecten van trauma zoals geweld, verwaarlozing in de vroege kinderjaren op de
ontwikkeling van de gehechtheid bij het individu en op latere leeftijd?
Nicolai (2003) verwijst naar neurobiologisch onderzoek die de gevolgen van trauma en
hechting hebben aangetoond.
Het is een nature-nurture debat. De opvoeding, hier met mishandeling, geweld,
verwaarlozing, vormt het individu en door de mishandelingen worden bepaalde ontwikkeling
tegengehouden of vervormt. Met deze veranderde ontwikkeling en de gevolgen hiervan moet
men rekening houden bij het aanbieden van hulp. Traumatische gebeurtenissen kunnen
onomkeerbare gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het brein.
24
Zo stelt Perry (2001) dat bij onderzoek onder mishandelde, misbruikte en gedesorganiseerde
kinderen, de ontwikkeling van de rechterhersenhelft duidelijk werd aantast. De rechterhelft
van het brein wordt ook de emotionele hersenhelft genoemd. Deze blijkt een belangrijke rol te
spelen in de ontwikkeling van hechting en de sociale interactie. De rechterhersenhelft is
betrokken bij de ontwikkeling van de affectregulatie, bij het vermogen tot zelfregulatie en
coping in stresssituaties. Onderzoek heeft een duidelijk verband gelegd tussen hechting en
regulatie van emoties. Het één beïnvloed het ander. Tevens leidt de trauma’s in de kinderjaren
ertoe dat het kind de “self soothing capacity”, het vermogen om jezelf te troosten niet
ontwikkeld. (Nicolei, 2003). Dit zou een vermindering van sensitiviteit kunnen verklaren.
Bovendien beschikt de persoon niet over woorden om zijn trauma te verbaliseren. Ledoux
(1996) beschrijft zelfs hoe extreme stress in bepaalde ontwikkelingsstadia van het kind kan
leiden tot verlies van het autobiografisch geheugen in de hippocampus.
Zo zou Tsvetanka misschien jaren slachtoffer kunnen geweest zijn van het geweld van haar vader
in haar prille jeugdjaren maar zich dit niet meer herinneren.
Nicolei stelt dat volwassenen met een geschiedenis van geweld, misbruik en verwaarlozing in
hun vroege kindertijd met een aantal symptomen kampen die neuro-biologisch bepaald zijn.
Een onveilige of gedesorganiseerde gehechtheidsrepresentatie maakt er alleszins deel van uit.
Nicolei concludeert dat het neurobiologisch onderzoek en het hechtingsonderzoek de
inzichten in de effecten van trauma heeft doen veranderen. Vroeger beperkte de effecten zich
tot de ontwikkeling van de posttraumatische stressstoornis (PTSS). Nu weet men dat
chronische mishandeling, verwaarlozing en geweld een invloed heeft op de structuur en
architectuur van de hersenen alsook op de functionele ontwikkeling ervan (Nicolai, 2003).
Hij voegt wel toe dat sommige trauma’s leiden tot blijvende schade maar binnen een zeker
marge er toch correctie mogelijk is door middel van psychotherapie. Men kan dus binnen die
beperkte herstelzone op zoek gaan naar verandering
Govaerts (2008) geeft ook mee dat recente onderzoek over de plasticiteit van de hersenen
duidelijk stelt dat onze hersenen zich voortdurend aanpassen en veranderen. Zo zouden onze
hersenen ons gedrag bepalen maar tegelijkertijd zou ons gedrag ook de hersenen vormen
(Sitskoorn, 2006).
Sitskoorn onderzoek zou tevens duidelijk maken dat onze hersenen in staat zijn tot
zelfvernieuwing, dat er dus letterlijk steeds nieuwe hersencelverbindingen kunnen ontstaan en
dat er levenslang nieuwe hersencellen worden aangemaakt (Govaerts, 2008).
5.4: Het belang van deze invalshoek:
Hechting gaat dus over een proces tussen ouders en kind dat vroeg in de kindertijd vorm krijgt
en levenslang voor verandering en evolutie vatbaar is onder invloed van nieuwe
hechtingservaringen.
25
De mishandelde ouder of de gewelddadige partner zouden beiden onveilig gehecht zijn. De
onveilige gehechtheid zou dus de correlatie tussen de twee thema’s kunnen verklaren. Dit zou
een belangrijke stap zijn naar preventie voor kindermishandeling.
Hoopgevend is het feit dat gehechtheid niet zo determinerend is. Er is correctie mogelijk.
Onderzoek geeft echter weer dat deze correctie er niet vaak op een natuurlijke wijze komen,
bijvoorbeeld door een lange tijd bij een partner te verblijven die wel veilig gehecht is maar
meestal tot stand komt via therapie.
Onveilige hechting houdt in dat de mishandelde ouder ook niet kan reflecteren over zijn eigen
hechtingsproces en hoe die tot stand is gekomen. Ook de gewelddadige partner in het kader
van intra-familiaal geweld zou een probleem hebben met deze reflectie.
Gehechtheid, een sensitieve houding, mentalisatie van de mishandelde ouder en van de
gewelddadige partner zouden een bron kunnen zijn van verandering.
Maar wij hebben het hier al verschillende malen aangehaald, de context, de andere mensen in
en rond het gezin spelen ook een rol in de evolutie van de gehechtheid van het kind. Het kind is
niet alleen op de wereld met zijn moeder.
6. Systeemtherapeutische invalshoek : het gezin als systeem
In bovenstaande uiteenzetting hebben wij het gehad over gehechtheid en de dyade kind-
ouder. Het kind is niet alleen in contact met zijn ouders maar ook met zijn omgeving. En
tevens groeit het kind op in een gezin. Het is dus ondenkbaar dat er enkel gewerkt zou worden
op de relatie moeder-kind. Het kind maakt deel uit van een familie, samenleving, een
gemeenschap. Tantes, nonkels, vrienden, juffen kunnen ook belangrijke volwassenen zijn in
het leven van het kind.
Het systeemtheorie bestudeert de complexe werking van menselijke systemen. In het kader
van het gezin zal hij nagaan hoe individuele gedragingen beïnvloed worden door het
gezinssysteem waarvan het kind deel uitmaakt (Leroy, 2015).
Erdman en Caffery (2003) , systeemtherapeuten, hebben een boek geschreven over de
integratie van de hechtingstheorie in het systeemdenken. Zij merkten op dat het functioneren
van het gezinssysteem sterk zal worden beïnvloed door de hechtingsstijl van de baby met zijn
moeder, of primaire zorgfiguur. En dat het één niet los kon gekoppeld worden van het ander.
Zij pleiten dus voor de integratie van de hechtingstheorie in het systeemdenken (Govaerts,
2008).
Dit verklaart dan ook de keuze van mijn tweede invalshoek.
26
6.1: Het gezin als systeem:
Volgens de systeemtheorie is de natuur een ordening van eenheden die hiërarchisch
georganiseerd zijn. Van de eenvoudigste eenheid naar de meest complexe. Elk niveau is een
georganiseerd geheel met individuele eigenschappen die niet te herleiden zijn tot de som van
de delen waaruit het bestaat (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Een familie is ook niet te herleiden tot de som van de individuen waaruit ze bestaat. Zo stelt
men ook dat de eigenschappen van een familie niet dezelfde zijn als die van de individuen die
er deel van uitmaken (Meurs, 2013).
Systeemtheorie bestudeert het individu in interactie met zijn omgeving. Het verwijst naar
sociale systemen. Twee mensen die met elkaar een relatie hebben zijn een systeem. Een gezin
is ook een systeem (Leroy, 2015).
In het gezin Aleksandur waren er interacties mogelijk tussen Aleksandur, zijn mama en Atanas, de
vriend van mama. In het nieuwe gezin zal dat Aleksandur, zijn mama, de nieuwe vriend van
mama en de nieuwe baby zijn.
Aleksandur ging niet naar school en werd vooral thuis gehouden onder toezicht van Atanas. Af en
toe kwam hij in contact met andere prostituees als die even op hem lette. Aleksandur had geen
contact met andere kinderen.
In een systeem hebben mensen gemeenschappelijke doelen en zijn emotioneel verbonden.
Systemen hebben vaste interactiepatronen, rollen en regels. Het bevat ook onderlinge
afhankelijkheid en structuur. Dit komt pas na een zekere tijd tot stand. Mensen handelen in
interactie met anderen en beïnvloeden elkaar. Het gedrag van een bepaalde persoon is een
reactie op het gedrag van anderen die op zijn beurt een reactie is op het gedrag van een ander.
Dit noemt men de circulaire causaliteit (Leroy, 2015).
Een systeem wil zichzelf in stand houden. De manier waarop leden in een systeem op elkaar
reageren heeft gevolgen voor elk individueel lid. Veranderingen in een deel van het systeem
hebben gevolgen voor de anderen in het systeem. Het is een dynamiek (Leroy, 2010).
Tsvetanka kwam ’s avonds laat thuis na een werkdag als prostituee en was vaak geïrriteerd.
Atanas die de hele dag op Aleksandur gelet had was dat ook. Voor het minste liep het uit de hand
en vielen er klappen. Verbaal werd er veel geroepen. Tsvetanka kreeg klappen van Atanas en later
sloeg zij Aleksandur. Hoe het geweld escaleerde weten wij niet. Deze informatie hebben wij niet
meegekregen.
Een gezin is een open systeem. Dat betekent dat het systeem verbonden is met andere
systemen waarvan het de invloeden ondergaat (Leroy, 2015).
Tsvetanka komt vaak geïrriteerd thuis, de irritatie kan komen van de clienten die zij overdag heeft
gehad en de werksfeer. De interacties tussen Tsvetanka en de clienten hebben een invloed op de
27
gemoedstoestand waarmee Tsvetanka naar huis komt. Het gezin ondergaat de invloed van de
prostitutiewijk waarin zij leven.
Families verzetten zich tegen verandering zoals andere open systemen zich niet willen
versmelten met de omringende systemen. Er bestaan dus regulerende mechanismen die hen
toelaten hun structuur te behouden. Als er verandering is in het systeem zullen deze
mechanismen hun intrede doen om indien mogelijk terug te keren naar de oorspronkelijke
toestand. Dat wordt ook homeostase genoemd. Als familiesystemen er niet in slagen hun
homeostase te behouden, verdwijnen ze. Het doel van elk systeem is zijn integriteit te
behouden. Dat kan ertoe leiden dat een familie zich stabiliseert in een toestand die niet
gunstig is voor de individuen waaruit ze bestaat (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Een systeemgerichte aanpak houdt in dat men op zoek gaat naar patronen van interactie
binnen een systeem. Deze patronen geven dus meer zicht op de gedragingen van de leden van
het systeem. Bij partnergeweld lukt het de partners niet om op een bevredigende manier met
elkaar om te gaan. Het kan belangrijk zijn om dan de communicatie en het gedrag binnen het
systeem te wijzigen. Systeemtheorie toont zo belang voor waarneembare zaken.
Wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat een systeemtheoretische benadering ten aanzien
van geweld de grootste kans op succes heeft (Decoene, 2006).
Systeemtherapie omvat partnerrelatietherapie, gezinstherapie, familietherapie en geeft zelfs
de mogelijkheid om de niet-familieleden bij de therapie te betrekken. Dat is wel een zeer grote
vernieuwing geweest. Vroeger werd er geen rekening gehouden met de mensen buiten het
gezin. Het gaat altijd over interacties en relaties. Het uitgangspunt is dat het functioneren van
mensen betekenis krijgt, en begrepen kan worden, door wat zich tussen de mensen afspeelt.
En wat zich afspeelt krijgt pas betekenis in een context. Het gaat hier dus om een complexe en
tijdsgebonden web van interacties tussen mensen in tal van systemen en in verschillende
contexten (Savenije e.a., 2014).
Elke familie kent vaste interactiepatronen, rollen en regels. Minuchin noemt dit de
familiestructuur (Minuchin, 1973). Een familiestructuur is niet statisch maar verandert in de
loop der tijd bij veranderingen door omstandigheden (verhuizing, ziekte, het ouder worden
van een kind) en sommige familiestructuren hebben een tijdelijk karakter en verdwijnen weer
(bijvoorbeeld vader gaat naar de gevangenis en de oudste zoon neemt samen met zijn moeder
de zorg over) (Savenije e.a., 2014).
De familiestructuren zijn bij Aleksandur al verschillende malen verandert geweest. Eerst was hij
alleen met zijn moeder, daarna kwam Atanas erbij en verhuisde het gezin naar België. Indien hij
terug zal geplaatst worden bij zijn moeder zal het gezin bestaan uit Tsvetanka, haar nieuwe
vriend en de nieuwe baby.
Gezinspatronen organiseren de familie-interacties en bepalen de verwachtingen van het
verloop van die interacties. Daardoor onstaat er een zekere duurzaamheid in de familie/gezins
patronen. Justine van Lawick en Anke Savenije stellen dat het voor veel families het lastig is
om bij problemen hun vaste interactiepatronen te veranderen, vooral als er sprake is van
28
stress. Dan zou men sneller de dingen doen zoals men het gewend is. Zij eindigen met op te
merken dat de familiestructuur die men ziet afhankelijk is van de observerende positie die men
inneemt (Savenije e.a., 2014).
De psychoanalytici hebben ontdekt dat patiënten die beweerden te willen veranderen zich
verzetten tegen hun interventies. En dit ten gevolge van onbewuste motieven. De circulaire
causaliteit heeft de familietherapeuten toegestaan die mechanismen te verklaren waarmee
families weerstand boden aan veranderingen.
Een manier vinden om veranderingen door te voeren die aanvaard worden door het
familiesysteem is de grote uitdaging van elke familietherapeut. De veranderingen moeten
gerealiseerd worden op een manier die het systeem verplicht zich te stabiliseren in de nieuwe
toestand (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
6.2: Wat met geweld in familieverband?
Justine Van Lawick stelt zich de vraag of alle geweld in families intentioneel is. En wat als een
ouder zich heeft voorgenomen nooit te slaan maar bij oplopende frustratie toch de controle
verliest? Kan men dan stellen dat dit gedrag intentioneel was? Groen en Van Lawick (2008)
geeft hier een interessante benadering waarin men de meerwaarde kan zien van het probleem
te bekijken vanuit interacties en niet alleen vanuit de persoon zelf. Zij stellen dat wanneer een
vrouw haar man, intens gefrustreerd door zijn afwerende houding, aanvalt, dit kan zijn met de
intentie hem te bereiken en niet om hem te beschadigen. Geweld zou kunnen voorkomen bij
conflicten die uit de hand lopen zonder dat er sprake is van machtsverschil en zonder de
intentie de ander pijn te doen.
In mijn casus heb ik niet genoeg informatie gekregen hierover. Ik weet niet hoe het geweld op
gang kwam, escaleerde en wie welke rol hierin speelde. Ik weet enkel dat Tsvetanka vaak
geïrriteerd naar huis kwam ’s avonds en dat voor het minste er klappen vielen.
Het is nuttig om even stil te staan en te begrijpen hoe conflicten in een intieme relatie uit de
hand kunnen lopen. Op biologisch vlak gebeurt er heel wat fysieke processen vanaf het
moment dat de persoon de spanning voelt toenemen van lichte irritatie, boosheid naar een
woede uitbarsting. De hartslag neemt toe, de ademhaling gaat sneller en intenser, de
bloeddruk neemt toe, de lichaamstemperatuur verandert en er komen veel stresshormonen
vrij in het bloed waarvan adrenaline. Op dit moment komt het lichaam in een alarmtoestand
terecht. Dit proces wordt de escalatie genoemd. Tijdens deze lichamelijke veranderingen zou
ook de werking van het brein veranderen. Er zal zich een bewustzijnsvernauwing plaatsvinden.
Het reflecteren stopt en de meer primitieve delen van het brein nemen het over: vechten,
vluchten, verlammen. Rigide denkpatronen nemen de overhand: de ander wordt als een vijand
beschouwt. Communicatie zal als middel hebben de ander te overheersen, te kwetsen of angst
aan te jagen. Men zal zijn eigen standpunten herhalen, niet naar de andere luisteren, de ander
willen overtuigen, wat de ander zegt onmiddellijk als kritiek of verwijt opvatten. Men zal ook
er van alles bij halen of anderen erbij betrekken om zijn gelijk te halen, vernederen, kleineren,
schelden en bedreigen. De ander is tenslotte de vijand. Volgens Justine van Lawick maakt
29
stress mensen letterlijk dom. Pas als de persoon in een kalmeringsfase zit zal reflectie weer
mogelijk zijn en is het mogelijk om tot niet gewelddadige oplossingen te komen.
Wanneer er veel stress aanwezig is in een familie door relatieproblemen, werkproblemen
bijvoorbeeld zullen de familieleden zich voortdurend op een zeer hoog spanningsniveau
bevinden. Dit zal het aantal escalaties en explosies doen toenemen.
In het gezin van Aleksandur was er geldgebrek. De huisvesting was zeer klein en gelegen in een
prostitutiewijk. Aleksandur ging niet naar school en niemand was geïntegreerd in de
maatschappij. Dit alles brengt zeer veel stress mee in het gezin.
Men ziet hier ook duidelijk een correlatie tussen fysiek en psychologisch geweld. Volgens
Justine van Lawick gaan deze twee vormen van geweld dan ook bijna altijd samen. Zij zouden
elkaar zelfs versterken.
Deze escalaties en het geweld die daar mee gepaard gaan in een gezin geven een gevoel van
onveiligheid mee. Wanneer mensen zich bewust kunnen worden van de oplopende
spanningen in het lichaam en geest kunnen zij strategieën ontwikkeling om die spanningen te
doorbreken. Gottman (1999), die 25 jaar onderzoek deed naar paarrelaties, verklaart dat
zichzelf en de ander kunnen kalmeren, belangrijke kwaliteiten zijn voor een succesvolle
partnerrelatie.
Siegel en Hartzell (2003) deden een onderzoek naar het ontwikkelen van hechtingspatronen
tussen ouder en kind. Zij stelden vast hoe belangrijk het was dat de ouder die escaleerde in een
conflict , het kind op een rustig moment een uitleg gaf en zich excuseerde voor zijn gedrag.
Het erkennen van zijn fouten zou het mentalisatieproces waarover hierboven geschreven werd
stimuleren. Deze ouders zouden veiliger overkomen dan de ouder die geen spijt vertoont.
In de casus erkennen nog de moeder van Aleksandur , nog de vriend van de moeder, Atanas het
geweld op de kleine jongen. Indien de moeder haar zoon terug wil zal dit ook een belangrijk stap
zijn in de hulpverlening.
Een zeer kleine groep van daders van partnergeweld is echter niet gemotiveerd tot reflecteren
en verantwoordelijkheid te nemen om geweld te stoppen (Savenije e.a., 2014).
Zo zou uit praktijkervaring blijken dat de meeste mensen van het geweld af willen en niet van
hun relatie (Savenije e.a., 2014). Dit nemen we mee naar onze veranderingsdoelen.
6.3: De rol die het kind kan innemen bij mishandeling of bij intra-familiaal geweld:
Kinderen die getuige of slachtoffer zijn van het partnergeweld van hun ouders kunnen,
rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin zij zitten op dat moment een aantal rollen
op zich nemen in de familiale dynamiek en dit om zich te beschermen. Kinderen kunnen
verschillende rollen opnemen en van één rol naar een ander gaan afhankelijk van de
geweldfase waarin de familie verstrikt zit. Binnenin het gezin kunnen de verschillende rollen
30
ook veranderen afhankelijk van de positie van de andere kinderen in het gezin. Een rol kan
evolueren van een kind naar een ander. Het is dus een dynamiek en niet een strak gegeven
(Sadlier, 2011)
Het kind probeert om deze manier terug controle te krijgen op zijn omgeving. En zich aan te
passen aan een onveilige situatie.
De verschillende rollen worden hieronder opgesomd.
Het kind gaat zich parentificeren. Dit wil zeggen dat hij de rol van de ouder gaat overnemen
wanneer er escalatie en geweld is in het gezin. Hij gaat de ouder die slachtoffer is alsook zijn
andere broers en zussen op die momenten beschermen. Het kind zal door deze positie in te
nemen een vroegtijdige autonomie verworven hebben en dat maakt het kind kwetsbaar.
Het kind als toevertrouw van de ouder die slachtoffer is. Het kind krijgt toegang tot de
gevoelens, de zorgen en de toekomstprojecten van deze ouder en wordt medeplichtig,
betrokken. Als de gewelddadige ouder over gaat tot geweld zal het kind het minimaliseren of
ontkenning van de ouder die slachtoffer is niet aanvaarden. De mogelijke ambivalente
houding van de ouder die slachtoffer is ten opzichte van de andere gewelddadige ouder, kan
het kind destabiliseren. Uiteindelijk zou het kind het vertrouwen van deze ouder kwijt raken.
Het kind als medeplichtige van de gewelddadige ouder. Het kind zal de rechtvaardigingen
voor het geweld van de gewelddadige ouder ondergaan. Het kan ook zijn dat de gewelddadige
ouder aan het kind vraagt om hem op de hoogt te houden van het reilen en zeilen van de ander
ouder. Het kind zal dan beloont worden of zal zelf geen geweld ondergaan. Dit kind kan lijden
onder een groot schuldgevoel ten opzichte van de ouder die slachtoffer is. Er is hier een risico
dat het kind zich kan gaan identificeren ten opzichte van de dader zodat hij zijn angsten kan
beheren.
Het kind als kleine dader. De gewelddadige ouder moedigt het kind aan de andere ouder
verbaal of fysisch aan te vallen in zijn aanwezigheid. Er is hier een zeer groot risico dat het
kind zich zal gaan identificeren ten opzichte van de dader met het plegen van geweld.
Het model kind. Hij gaat proberen het geweld in de familie te voorkomen door het gedrag dat
hij denkt die het geweld uitlokt niet meer te stellen. Hij zal een uitmuntende leerling zijn op
school, zal vermijden om zijn ouders tegen te spreken, zal proberen zelf zijn plan te trekken
zonder zijn ouders om hulp te vragen. Door zijn hyper sociaal aangepaste houding wordt dit
kind zelden als slachtoffer gezien. Toch lijdt het kind hieronder.
Het kind als scheidsrechter. Het kind gaat proberen vrede te bewaren in het gezin, het geweld
te voorkomen. Hij zou zo de ouder die slachtoffer is kunnen vragen om zich onderdaniger op te
stellen om de andere ouder minder te ergeren. Hier ook zal het kind er zwaar onder lijden als
zijn strategie toch niet lukt.
31
Het kind als zondebok. Het kind zal als oorzaak van de intra-familiale spanningen en het
aanwezige geweld worden gewezen. Vaak zal het hier gaan om een kind met een stoornis, een
beperking of komende uit een vorig huwelijk. Het kind als oorzaak aanduiden zal de toestand
van dit kind verslechten en zijn zelfbeeld aantasten (Sadlier, 2011).
In deze casus vind men Aleksandur duidelijk in deze rol terug. Hij is de bokszak van beide ouders.
Tsvetanka komt gespannen terug na haar dag. De spanningen lopen op, Atanas slaat en roept op
Tsvetanka en op Aleksandur. Het kind kon zich niet beschermen want de studio was te klein. Hij
kreeg ook geen bescherming van zijn moeder. Integendeel. Hij kreeg ook slaag van haar. Atanas
was de vader niet van Aleksandur.
Volgens Karen Sadlier (2011) zou het kind zich kunnen losmaken van deze rollen indien hij
terecht komt in een steunende omgeving. De ouders en het kind(eren) kunnen terug vat
krijgen op hun leven en een steunende plaats krijgen in het leven van de kinderen als er
gezorgd wordt voor de veiligheid van de ouder die slachtoffer is alsook de kinderen, dat er
psycho-sociaal hulp en opvoedingsondersteuning geboden wordt en dat er gewerkt wordt op
de verantwoordelijkheden van beide ouders (Sadlier, 2011).
Er wordt hier nergens over gehechtheid of loyaliteit gesproken. Men merkt hier wel snel de
meerwaarde van het kind te benaderen via de interacties die hij heeft in zijn gezin en hoe de
leden van het gezin met elkaar omgaan. En niet enkel de individuele symptomen te gaan
bekijken.
6.4: De integratie van de gehechtheidstheorie en systeemtheorie:
Zoals hierboven al vermeldt werd kan er een link gezet worden tussen gehechtheid en het
gezinssysteem. Claire Haslam en Phyllis Erdman stelden vast dat veel onderzoeken naar intra-
familiaal geweld zich focuste op specifieke kenmerken van de individuele partners of van de
partnerrelatie op zichzelf. Er werd niet zozeer gekeken naar de interactiepatronen. Zij hebben
een kwalitatieve studie gegaan van een aantal paren waarin geweld plaatsvond. Zij
benaderden partnergeweld vanuit het perspectief van een systemisch denkkader en hadden
tevens aandacht voor de hechtingsdynamiek tussen de partners (Govaerts, 2008).
Zoals hierboven al meegegeven is intra-familiaal geweld gezien door de perspectief van de
gehechtheidstheorie het resultaat van de dynamiek tussen de negatieve interne werkmodellen
omtrent gehechtheid van de beide partners. De positie die een kind geeft aan zijn eerste
zorgdrager (veilig, onveilig) zal de basis zijn van de manier waarop het kind zijn
gehechtheidsrelaties als volwassenen zal beleven. Wij hebben tevens gezien dat het
intergenerationeel overgedragen werd maar dat het niet deterministisch is. Verandering is
mogelijk mits voorwaarden (Leroy, 2015).
De twee auteurs verwijzen naar Byng-Hall en zijn medewerkers (1995). Die gaan de
gehechtheid binnen een gezinssystemisch denkmodel plaatsen. Zij zullen vaststellen dat dit
een beter begrip mogelijk maakt van allerlei relationele dynamieken. Zij hebben ook
onderzoek gedaan naar de intergenerationele overdracht van gehechtheidspatronen en naar
32
interne werkmodellen van gehechtheid en de invloeden vanuit het gezin van herkomst van
elke partner (Govaerts, 2008).
Er wordt ook verwezen naar Johnson die een huwelijksrelatie beschouwt als een
gehechtheidsrelatie tussen twee volwassenen.
De twee auteurs geven nog mee dat volgens de gehechtheidstheorie woede-uitbarstingen
vaak ontstaat vanuit gefrustreerde gehechtheidsbehoefte. De woede van een kind is in dit
kader een poging om de nabijheid op te eisen van zijn moeder of zijn primaire verzorger. Als
men dit toepast op volwassen huwelijksrelaties kan men woede-uitbarstingen zien als een
protestreactie ten opzichte van de partner uit vrees voor separatie of verlaten worden.
Geweld kan dan gezien worden als een wanhopige poging om de relatie weer in evenwicht te
brengen.
Voor partners die gehechtheid vermijden, zullen woede-uitbarstingen een instrument worden
om afstand te creëren als de nabijheid van de partner te beklemmend wordt.
Voor de partners met een angstig-ambivalent gehechtheidsproblematiek zullen woede-
uitbarstingen een manier zijn om hun macht kenbaar te maken en op die manier te
verhinderen dat zij hen verlaat (Govaerts, 2008).
De interacties die kunnen ontstaan door een systemische visie te nemen op huiselijk geweld
vanuit een gehechtheidsperspectief zijn de volgende: Het slachtoffer van partnergeweld voelt
zich vernederd in haar eigenwaarde door de gewelddadige partner. Zij is bang om bij hem te
blijven maar tegelijkertijd is zij bang om hem te verlaten, fysisch als emotioneel. De
gewelddadige partner, die een negatief gevoel heeft over zichzelf vanwege de woede-
uitbarstingen en het geweld, vreest dat hij zijn partner zal verliezen. De gewelddadige partners
gaan de verlaagde zelfwaarde van hun partner gebruiken om opnieuw een illusie van macht te
verkrijgen en zichzelf gerust te stellen dat zij hun partners niet zullen verliezen. Het slachtoffer
blijft dan ook vaak bij de partner. Als de gewelddadige partner zich realiseert dat hij zijn
partner niet zal verliezen, zal hij zich vol schaamte verontschuldigen en weer warm en lief
worden. Het slachtoffer vergeeft hem en de cirkel kan opnieuw beginnen (Govaerts, 2008).
Uit het onderzoek van Haslam komen deze kinderlijke gehechtheidsthema’s steeds weer terug
in de interviews: het gevoel verlaten te worden en de angst om alleen te zijn; het gebrek aan
opvang en geruststelling bij grote stress en een gebrek aan basisveiligheid; een gevoel van
machteloosheid en onvermogen om invloed uit de oefenen op de situatie; verwarring over
regels, rollen en voorspelbaarheid van gedrag; gevoel van waardeloosheid en schaamte;
afwezigheid van hoop en een sterke beleving van hulpeloosheid. De zes koppels die werden
geïnterviewd beschreven hun gezin van herkomst als gewelddadig zowel naar de kinderen als
naar de moeder toe. Het intra-familiaal geweld was een terugkerend fenomeen over meerdere
generaties na elkaar. Een deel van de ondervraagden gaven aan dat het geweld duidelijk was
voor de buitenwereld maar dat de maatschappelijke instanties niet ingrepen. Anderen gaven
aan dat het geweld een gezinsgeheim was.
33
Tsvetanka meldt ons dat haar vader ook gewelddadig was naar haar moeder toe et dat zij daar
jarenlang getuige van is geweest. Iedereen was bang van haar vader. Hij sloeg ook haar twee
broers. Tsvetanka omschrijft haar vader als een machtig man, met veel kracht waar velen bang
voor waren.
De studie van Haslam (2000) bevestigt dat mannen die intra-familiaal geweld plegen de
neiging hebben om angstig en ambivalent te staan ten opzichte intimiteit. Zij hebben het
verlangen naar nabijheid maar de neiging om die nabijheid te vermijden. Zij vinden een
tijdelijke breuk of de autonomie van de partner onverdraaglijk.
Deze geïntegreerde visie maakt duidelijk dat beide partners vanuit hun
gehechtheidsproblematiek actief participeren aan de circulaire geweldspiraal tussen hen
beiden. Het maakt ook duidelijk dat beide partners in behandeling moeten gaan (Govaerts,
2008).
Wat dan met de integratie van deze twee modellen op kindermishandeling?
Door gehechtheidstheorie en gezinssysteemtheorie te integreren, heeft Pamela Alexander de
intergenerationele overdracht van kindermishandeling verklaart. Hij heeft zo een globale visie
van het fenomeen verkregen. Pamela Alexander heeft getracht te begrijpen op welke wijze
incest en kindermishandeling overgedragen werden van de ene generatie op de andere
(Govaerts, 2008).
Alexander stelt dat de gehechtheidsrelatie die voorafgaat en volgt op de mishandeling een
betere houvast is om de beleving van het kind te voorspellen dan de mishandeling op zichzelf
(Alexander & Warner, 2003). Hij schets de verschillende mogelijkheden.
Wanneer ouders hun kinderen en hun partner als eigendom beschouwen en onderwerpen aan
hun behoeften zal er mishandeling plaats vinden die gepaard gaat met verwerping. De
kinderen zullen een vermijdende gehechtheid ontwikkelen en groeien op tot verwerpende
ouders. Deze kinderen zullen hun ervaring van verwerping ontkennen zoals ook de impact van
hun eigen mishandelingen op anderen. Een vervorming van herinneringen en de idealisatie
van hun eigen ouders worden ook vaak vastgesteld. Daardoor zijn deze ouders niet bekwaam
om te reflecteren over hun eigen ervaringen als kind. Deze ouders zijn niet in staat om de
stresssignalen van hun eigen opgroeiende kinderen op te vangen en om hun kinderen bewust
op een andere manier op te voeden. Mijn zo’n geschiedenis van verwerping maakt het de
ouder die zijn kinderen verwerpt maar niet mishandeld moeilijk om tussen te komen indien
hun partner hun kind mishandelt. Deze volwassenen herhalen steeds het proces van falen om
negatieve affecten en signalen bij hun kinderen te herkennen (Govaerts, 2008).
In het relaas van Tsvetanka gaf zij mee dat zij ongepland zwanger raakte. Na de bevalling heeft
zij Aleksandur enkele maanden alleen opgevoed. Zij zegt dat het een moeilijke tijd was.
Als Aleksandur huilde werd zij er zeer geïrriteerd door. Zij vond dat Aleksandur haar als baby veel
uitdaagde. Zij herinnert zich dat zij geen tijd meer had voor zichzelf en dat zij zich opgesloten
voelde in haar appartement.
34
Het kind met een angstig-ambivalent gehechtheid dat mishandeling meemaakt, zal te maken
krijgen met ouders die zwaar uithalen naar het gespannen aanklampend en eisend kind. De
ouders zullen hun gedrag daarna willen compenseren bij het kind en zullen toegeeflijker zijn
voor het kind. Het kind zal uitgroeien tot een overbezorgde volwassene. Deze volwassene zal
als ouder op een bedeesde of dwingende manier anderen manipuleren door negatieve emoties
te overdrijven. Zo willen zij hun behoefte aan geruststelling verduidelijken. Daar hebben zij
heel veel nood aan. Indien hun jaloezie en enorme afhankelijkheid en het vermogen om hun
partner te vertrouwen elkaar doorkruisen zullen deze volwassenen een groot risico vormen om
tot intra-familiaal geweld over te gaan. Er is ook een verhoogd risico van mishandeling op hun
eigen kinderen. Hun ambivalent gedrag ten opzichte van hun kinderen wordt versterkt door
het manipulatief of acting-out gedrag van hun kinderen. Door frustratie zal dit een impulsieve
reactie uitlokken van de gewelddadige ouder (Govaerts, 2008).
Het kind met een gedesorganiseerde gehechtheid dat mishandeling meemaakt, komt terecht
in een familiale wereld van chaos, angst en trauma. Als gevolg van een onverwerkte
geschiedenis van trauma, rouw of partnergeweld, zullen deze ouders zelf bedreigen of
bedreigend gedrag gaan vertonen. Liotti (1992) veronderstelt dat een kind van een ouder met
onverwerkte trauma’s, grote gehechtheidsbeladen angsten uitlokt bij zijn ouders. Als gevolg
daarvan zal de ouder het kind gaan beschouwen als een figuur die hem of haar kan helpen om
zijn angsten onder controle te krijgen. Hier kan parentificatie ontstaan. Als het kind
noodgedwongen faalt in zijn missie, kan de ouder reageren met woede en mishandeling. Hij
gaat dan reageren voor het kind voor een onverklaarbare angst voor een onzichtbare
bedreiging. Het kind dat zich bedreigt voelt zou dan op zoek moeten gaan naar een
gehechtheidsfiguur voor zijn veiligheid. Maar deze persoon is ook de bron van het probleem.
Het kind zal deze paradox niet kunnen oplossen. Het kind zal zichzelf beschouwen als de
redder van de ouder en tevens als de bron van angst van deze ouder. Het kind zal opgroeien
tot een volwassene die toenaderingsgedrag en vermijdingsgedrag zal vertonen tegenover
emoties; herinneringen en belangrijke anderen uit zijn leven. Deze volwassene zal geen
ondersteunende relaties kunnen uitbouwen met anderen Dit kan het risico verhogen van eigen
dadergedrag of in overdreven afhankelijkheid van het eigen kind (Govaerts, 2008).
Zo worden volgens Alexander de cirkel van mishandeling herhaald.
Het intern werkmodel speelt een belangrijke rol in de selectie van een partner en kan deze
partnerkeuze en de interacties in het huidige gezin negatief beïnvloeden. Maar zoals
hierboven vermeld kan ook een goed gehechte partner het intern werkmodel positief
beïnvloeden en zo het toekomstig gezin vrijwaren van geweld.
6.5: Het belang van deze invalshoek:
Deze invalshoek is bijzonder interessant omdat men kan zien dat er mogelijkheden zijn die het
geweld aanwezig in de gezinnen zou kunnen verminderen en zelfs weghalen door te werken
op het herkennen en stoppen van destructieve patronen, het leren reguleren van emoties en
het kunnen kalmeren van zichzelf en de ander. Justine van Lawick voegt er nog het
35
aanvaarden van eigen kwetsbaarheden bij en de frustratie die het leven met zich mee brengt
(Savenije e.a., 2014).
Tevens toont de invalshoek ook aan dat de integratie van de gehechtheidstheorie en
systeemtheorie, in het kader van partnergeweld en kindermishandeling, echt wel noodzakelijk
is. Je kan het één niet loskoppelen van het ander want zoals hierboven meegegeven zal je
gehechtheidsverhaal mee gaan doorheen je hele leven, een invloed hebben op de keuze van je
toekomstige partner en je eigen opvoedingsstijl ten opzichte van je eigen kinderen. Die zullen
op hun beurt je gehechtheidsstijl overnemen als er geen verandering is geweest. De
interacties in een gezin met een gewelddadig lid zal een impact hebben op al de leden van het
gezin. De interacties kunnen ook aanzien worden als een versterkende factor. Eens wij
verandering kunnen brengen in één van de schakels in het systeem zal het hele systeem deze
veranderingen ondergaan. Met andere woorden, wat een voordeel is voor één gezinslid zal op
termijn voordelige gevolgen hebben voor alle gezinsleden in het systeem.
Het gevaar van systeemtheorie is dat we het individu als zeer determinerend zien ten opzichte
van het systeem waarin hij zich bevindt, bijvoorbeeld zijn gezin, familie. Men mag niet gaan
denken dat zijn gedrag voorbestemd is door de interacties in het gezin. Elk individu behoudt
zijn eigen persoonlijke kenmerken en behoeften. De interacties kleuren onze opvoeding en
hebben een impact op onze persoonlijkheid maar het is niet deterministisch. De kans is groot
dat we bepaalde gedragingen gaan herhalen maar het is niet gezegd dat het zich automatisch
zal herhalen of dat een bepaald gedrag automatisch een bepaald type reactie zal geven.
7. Contextuele invalshoek: de relationele ethiek: een dynamiek De relationele ethiek beschreven door Nagy, heeft zijn fundamenten uit de manier waarop
Martin Buber ethiek omschrijft. Hij deed dit in zijn boek “Ich und Du” (1969). Hij geeft het
beeld weer van een smalle richel die twee werelden scheidt. De ene wereld is het universum
waarin wij zelf uitmaken wat goed of niet goed is, wat juist of fout is. En dit volgens onze
persoonlijke criteria. De tweede wereld is die van een moraal ons opgelegd door anderen. Dit
kan een religieus fundament zijn, van politieke aard of van de weigering van alle waarden, het
nihilisme. Wij zouden ons op de richel bevinden als we bereid zijn om de anderen te
ontmoeten en rekening te houden met hun belangen. Wij zouden dan als wandelaars zijn die
elkaar kruisen op de smalle wegen bovenop die richel, elkaar groeten zelfs als we elkaar niet
kennen en de anderen laten voorgaan of indien de anderen ons laten voorgaan, voorbij
wandelen. Indien nodig geven wij elkaar de hand zodat niemand zou uitglijden. Een mooi
beeld die de relatie met de ander weerspiegeld (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Het begrip loyaliteit was in de psychologie onbekend tot in 1973 Nagy samen met Spark er een
boek over schreef “Invisible loyalties”. Loyaliteit binnen het contextuele denken gaat over wat
billijk en rechtvaardig is in menselijke relaties. Het gaat over de balans tussen het geven en
nemen.
36
Loyaliteit laat zich definiëren als “het geven van een voorkeur aan één relatie boven een
andere, gebaseerd op een eigen, vrije keuze, die rekening houdt met drie elementen: wat we
ontvangen hebben in al onze relaties, wat we teruggegeven hebben en wat we nog zouden
kunnen ontvangen in de toekomst”. Er kunnen dus conflicten en dilemma’s ontstaan
(Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Contextuele therapeuten definiëren de relationele context als de som van alle relaties waarin
wij gegeven of ontvangen hebben. De context zou bestaan uit de verzameling van mensen
tegenover wie wij een verantwoordelijkheid hebben. Dat kunnen ook mensen zijn die tot ons
verleden behoren, die nog impact hebben op ons.
In het boek “Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit” van Catherine Ducommun-Nagy
&Michielsen (2008) wordt in het eerste hoofdstuk beschreven hoe onderzoekers hebben
aangetoond dat wij vanuit onze natuur geprogrammeerd zijn tot samenwerking en
wederkerigheid. We zouden er zelfs een direct voordeel bij hebben. Door anderen te helpen
kunnen we, wanneer nodig, ook hun hulp vragen. Die zou noodzakelijk zijn om onze
overlevingskansen te verhogen. We zijn zo op een onomkeerbare manier verbonden met
diegenen met wie we biologische banden hebben. Dat wordt bloedverwantschap genoemd.
Als onze verwachting van geven en nemen aangeboren is dan is de relationele ethiek een
onmisbare dimensie in onze relaties met anderen. Ze zou dan niet afhangen van onze
psychische gezondheid of onze moraal. Nagy heeft tevens aangetoond dat ook mensen die
psychotisch zijn in staat blijven om bij te houden wat ze ontvangen hebben en wat ze geven en
dit zelfs als hun externe realiteit verminderd werd door hun wanen en hallucinaties
(Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Bloedbanden zijn een laatste vangnet waarop we terug kunnen vallen als alle andere banden
het begeven. Wij kunnen deze banden dus niet volledig doorbreken, zelfs al maken onze
bloedverwanten misbruik van deze band. Door de relatie met onze biologische ouders,
verankeren wij onze identiteit (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Bloedverwantschap en loyaliteit werken op elkaar in, in synergie. Wij hoeven niets speciaal te
doen om loyaal te blijven aan onze familie behalve deelnemen aan het voortbestaan ervan en
dus zich voortplanten. Wij hebben een schuld tegenover onze ouders aangezien zij ons het
leven gegeven hebben en zo zijn wij meer verschuldigd tegenover bloedverwanten.
Als de biologische band niet duidelijk is zal het kind behandeld worden als een vreemde en zal
het alleen recht hebben op een beperkte betrokkenheid. Wat ook, bloedverwantschap kan een
hulpbron of een obstakel zijn. Men kan echter niet ontkennen dat hij bestaat (Ducommun-
Nagy &Michielsen, 2008).
37
7.1: Loyaliteit en familie:
Het is de loyaliteit die de samenhang van familiesystemen verzekert en die de
bovenbeschreven homeostase beschermt. De familie verliest nooit zijn leden zelfs als ze
overleden of verdwenen zijn. Zelfs als we ons gaan verstoppen aan het andere eind van de
wereld en alle contact met onze familie verbreken en uiteindelijk sterven dan nog zullen we er
nog deel van uitmaken. Van alle menselijke groepen is de familie de meest stabiele groep
dankzij het aantal banden die de homeostase er van verzekeren.
Het eerste doel van de loyaliteit is het overleven van de groep waartoe we behoren. Daardoor
speelt loyaliteit een fundamentele rol in het behoud van de familiehomeostase (Ducommun-
Nagy &Michielsen, 2008).
Loyaliteit kan een bron van hindernissen zijn: zij kan ons ertoe aanzetten om onze persoonlijke
doelen op te geven voor een gemeenschappelijke zaak. Maar loyaliteit heeft ook een positief
aspect: het volstaat het gemeenschappelijke belang te aanvaarden en zo rekening te houden
met de behoeften van de leden van de familie om zo de homeostase van onze familie te
verzekeren. Dat vermijdt ons om aan al hun verwachtingen te beantwoorden en af te zien van
onze persoonlijke doelen (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Onze familie verwacht dat we hun regels respecteren en is bereid het lid te straffen die dit niet
doet. Onze loyaliteit is dus gebaseerd op gehoorzaamheid aan degenen die de macht
uitoefenen in onze familie. Door onze joods-christelijke oorsprong is dit nog steeds vaak de
vader. Maar de allerbelangrijkste wet binnen een familie is de familiehomeostase niet te
verstoren (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
In het boek “leren over leven in loyaliteit” van Michielsen e.a. wordt er gesteld dat onze familie
geen afvaller verdraagt. Het lid die de familie verlaat om zich te integreren in een andere groep
zonder het akkoord van de groep, zal snel als een verrader worden aanzien. Als de groep, om
zijn homeostase niet te verliezen het lid niet terug in de groep krijgt zal dit lid als een vijand
gezien worden. Die kan de groep bedreigen met opheffing zelfs van andere leden. Als dit het
geval is zal de groep, in een poging om stabiliteit te creëren, van het lid een
gemeenschappelijke vijand maken. Zo zullen alle andere leden van de groep zich samen
aansluiten tegen hem, wat weer stabiliteit creëert. Groepen die vijanden hebben zijn stabieler
dan groepen die er geen hebben (Michielsen, Van Mulligen &all, 2010).
Alle families hebben wetten, zelfs al worden die niet expliciet meegedeeld. Een familie kan zijn
kind vrij opvoeden, niets verbieden en zeggen eender welke keuze te aanvaarden zolang zij
maar gelukkig zijn. Zelfs dan is er loyaliteit in het spel. Het kind zal deloyaal worden als het
ongelukkig is. Dit kind zal zijn zorgen en teleurstellingen verbergen voor zijn ouders.
Door middel van onze opvoeding brengen onze ouders ons regels bij. Hun gewoontes, hun
zaken, hun vooroordelen zullen ook de onze worden. Wij zullen loyaal blijven aan onze ouders
in de mate waarin we in de loop van de tijd gevormd zijn door onze familiale en sociale
context. Wij zullen onze visie op de wereld ook doorgeven aan onze kinderen. Maar soms
38
moeten wij beslissingen nemen of willen veranderingen doorvoeren. Dat zal slechts lukken als
wij ons door die beslissingen niet deloyaal voelen.
Het is dus niet de verandering op zich die problemen veroorzaakt maar de impact van die
veranderingen op de familiale homeostase (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008) .
Herhaling van de familieloyaliteit kan gaan over herhaling in het leven van eenzelfde individu
of over herhaling van gedrag dat zich voortzet van de ene generatie op de andere.
Het is essentieel dat we in staat zijn te imiteren en te herhalen. Het wordt wel een probleem
als we gedragingen of houdingen herhalen die ons schade toebrengen. Zo kunnen we het
gedrag van onze ouders herhalen ook al hebben we er zelf zo onder geleden (Michielsen, Van
Mulligen &all, 2010).
Bij Tsvetanka zien we dat er herhaling is . Zij herhaalt het gedrag van haar ouders door een
partner te kiezen die ook gewelddadig is zoals haar vader en de gevolgen hiervan zijn voor
Aleksandur. Die krijgt een gewelddadige schoonvader. Atanas is gewelddadig tov Tsvetanka zoals
haar vader tov haar moeder. Tsvetanka is prostituee zoals haar moeder.
Primaire loyaliteit houdt voor Nagy in dat men in zijn gedrag rekening houdt met de belangen en
verwachtingen van de anderen met wie hij door biologische verwantschap en familierelaties
existentieel verbonden is.
Doordat een kind het leven krijgt van zijn ouders ontstaat er een ethische band die niet meer
verbroken kan worden. Door de biologische verwantschap ontstaat er een band van wederzijdse
rechten en plichten, van geven en nemen tussen ouders en kinderen.
Deze existentiële band kan onzichtbaar zijn. De hulpverleners moeten vermijden tegen de
loyaliteiten die mensen voor hun gezinsleden hebben in te gaan (Govaerts, 2008).
De generaties die elkaar opvolgen worden verbonden door verticale loyaliteit die een
asymmetrisch karakter heeft. Tussen partners en vrienden ontstaat horizontale en symmetrische
loyaliteit. Deze laatste is gebaseerd op de eerlijkheid en betrouwbaarheid van de balans van het
geven en nemen (Govaerts, 2008).
Loyaliteitsconflicten zijn inherent aan het menselijk bestaan. Een kind zal in zijn ontwikkeling
meer en meer horizontale loyaliteiten verkrijgen. Het geheel van deze horizontale loyaliteiten
moeten met elkaar overweg kunnen en zo ook met de verticale loyaliteit. Als de één bots met een
ander zal er een loyaliteitsconflict zijn en zal men op zoek moeten gaan op een manier waarop er
terug evenwicht kan gevonden worden (Michielsen, Van Mulligen &all, 2010).
7.2: De integratie van gehechtheid en loyaliteit:
In het boek van Byng-Hall Rewriting family scrips (1995) verklaart Byng-Hall aan de hand van
het concept loyaliteit het gegeven dat replicatieve scripts altijd op de achtergrond aanwezig
blijven en de bovenhand kunnen nemen op de bewust gerealiseerde correctieve scripts bij
jonge ouders (Govaerts, 2008).
Een script of intern werkmodel die bewust werd aangepast door de persoon zelf of door
middel van hulpverlening (correctieve script) zal steeds moeten vechten tegen het vorige
39
intern werkmodel die eenvoudig weg overgenomen werd via de vorige generatie (replicative
script).
Dit zou in het geval van Aleksandur waarschijnlijk van toepassing zijn. Tevens kunnen die bewust
aangepaste werkmodellen die Tsvetanka zou kunnen integreren indien zij de nodige hulp krijgt
regelmatig moeten gecontroleerd worden tov Aleksandur en de nieuwe baby.
Govaerts, tevens gezinstherapeut en werkzaam in de jeugdhulpverlening heeft de integratie
van gehechtheid en loyaliteit trachten toe te passen in de jeugdhulpverlening.
Naast de zichtbare loyaliteit bestaat er ook een onzichtbare loyaliteit. Het gaat over een
indirecte vorm van loyaliteit. Als men niet op een rechtstreekse manier onze loyaliteit kunnen
tonen naar onze ouders toe omdat we onze biologische ouders nooit gekend hebben en er
geen enkele informatie beschikbaar is over hen dan zullen wij de mensen die deel uit maken
van ons leven wegduwen (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008) .
Al we weten wie onze ouders zijn, kan men zijn loyaliteit tonen door onze ouders te imiteren
en door hen te verdedigen als en iemand hen aanvalt of nog door de mensen die hun plaats
willen innemen op afstand te houden.
Indien wij onze ouders niet kennen, kan men zijn loyaliteit maar op één manier tonen: zoals
hierboven beschreven, door de mensen die deel uit maken van ons leven weg te duwen zodat
zij ook verdwijnen.
En andere manier van uiting van onzichtbare loyaliteit is de weigeren van het kind om zich
beschikbaar te tonen voor een ouder die de toewijding niet verdient. En dan de persoon aan te
vallen die de ouder wel wil helpen en zich beschikbaar stelt. We willen onze ouders niet
imiteren maar we weigeren diegene te imiteren die hen bekritiseert. We willen het gedrag van
onze ouders niet herhalen maar weigeren dat van anderen over te nemen (Ducommun-Nagy
&Michielsen, 2008).
Een voorbeeld hiervan zijn volwassenen die verklaren dat ze het gedrag van hun ouders niet
willen herhalen maar dan een partner hebben gekozen die toch op hun ouders lijkt. Het gaat
hier niet over herhaling van gedrag maar over het beeld van onze ouders hoog houden door de
relationele keuzes. Om te kunnen ontsnappen uit deze onzichtbare loyaliteit moeten wij
proberen de levensomstandigheden van onze ouders te begrijpen om zo ook hun keuzes te
begrijpen en hun beperkingen onder ogen te zien en te aanvaarden. Zo zullen we op een
directere manier onze loyaliteit kunnen tonen (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
Als we dat niet doen, zetten wij onze kinderen in een moeilijke positie want doordat onze
kinderen loyaal zouden zijn tegenover ons , zullen ze tegelijkertijd deloyaal zijn tegenover hun
grootouders. Dat wordt dan een gespleten loyaliteit genoemd. Door de keuze van onze
kinderen kunnen wij dan ontsnappen aan de deloyaliteit. Onze kinderen zullen dan de
verwachtingen van onze ouders beantwoorden (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
40
Bij de integratie van hechting en loyaliteit in de hulpverlening merkt Govaerts op dat in de
jeugdbescherming, in de adoptie- en pleegzorg en in de jeugdhulpverlening de thema’s
gehechtheid en loyaliteit centraal staan. Vaak tegenover elkaar.
Als er beslist moet worden over de verblijfplaats van kinderen bij een residentiële plaatsing of bij
een pleeggezin wordt het argument loyaliteit aangehaald om te pleiten voor het aanhouden van
het contact van het kind met zijn biologische ouders en het kind toch thuis te laten opgroeien. Het
thema veilige gehechtheid wordt aangehaald om te pleiten voor de kansen en mogelijkheden van
een plaatsing in een pleeggezin. In dit pleeggezin zou het kind de mogelijkheid bieden tot het
opbouwen van een veilige gehechtheidsrelatie met de pleegouders. Dit zou de
ontwikkelingsmogelijkheden van een verwaarloosd kind vergroten (Govaerts, 2008).
Govaerts heeft het in zijn boek zelfs over een antipodetheorie. Deze stelt dat de uitgangspunten
van de loyaliteitstheorie voorrang zou krijgen en tegenover gesteld wordt aan de uitgangspunten
van de gehechtheidstheorie. Van den Eerenbeemt en Bakhuizen (2007) stellen dat verticale
loyaliteit en verworven horizontale loyaliteit een leven lang duurt terwijl hechting individueel zou
zijn en leeftijdsgebonden. Hier wordt geen rekening gehouden tussen de band tussen ouders en
kind dat vroegkinderlijk vorm krijgt en over de mogelijk om levenslang te veranderen en te
evolueren mits nieuwe gehechtheidservaringen. Govaerts merkt op dat een grondige voorkennis
over de complexiteit van beide theorieën van essentieel belang is om te kunnen komen tot een
mogelijke integratie van beide theorieën.
De jeugdbescherming heeft in het verleden getracht kinderen te beschermen tegen
verwaarlozende en mishandelde ouders. Dit gebeurde door de kinderen uit huis te plaatsen in
residentiële instellingen of bij pleegouders. De ouders van het kind werden op afstand gehouden.
Ouders protesteerden hiertegen en de jeugdhulpverlening merkte dat de resultaten van dit beleid
geen goede resultaten gaven. De loyaliteitstheorie werd hier naar voren geschoven als vernieuwing
(Govaerts, 2008).
Door de theorie toe te passen in de jeugdhulpverlening werd er dus gezinsgericht gewerkt.
Kinderen werden zo veel mogelijk thuis gehouden. De idee was om de loyaliteitsband tussen ouder
en kinderen niet te verbreken. Ambulante gezinsbegeleiding werd het nieuw beleid van de
overheid. Uithuisplaatsing leek het ergste wat je een kind kon aandoen. Govaerts stelt dat
aandacht hebben voor de verticale loyaliteit niet betekend dat het kind ook altijd bij deze ouder
moet opgroeien.
De afgelopen jaren is de gehechtheidtheorie van Bowlby terug populair geworden binnen de
jeugdhulpverlening. Zo wordt het denken vanuit hechting gelijkgesteld met voorrang geven aan
het belang van het kind. De aanhangers van deze theorie veronderstellen dat rekening houden met
de verticale loyaliteit van een kind elk beleid tegenwerkt dat zich richt op het mogelijk maken van
een veilige hechting van een kind in een pleeggezin. Maar door voorrang te geven aan het belang
van het kind in de gehechtheidstheorie zou dat veronderstellen dat in de loyaliteitstheorie er
voorrang gegeven wordt aan het belang van de ouders.
Govaerts stelt dat hulpverleners tot het besef moeten komen dat zowel hechting als loyaliteit
centrale thema’s zijn in de begeleiding van een gezin dat hulp nodig heeft voor een van de
kinderen.
41
Voor een besluit tot uithuisplaatsing of ambulante hulpverlening is het van belang oog te hebben
voor de gevolgen van de aangeboden hulpverlening zowel op het vlak van de gehechtheid als voor
loyaliteit (Govaerts, 2008).
Van Mulligen (2004) benadrukt dat wanneer pleegouders in staat zijn om de natuurlijke ouders een
plaats te geven in de leef- en gevoelswereld van een kind dit een pleeggezinplaatsing zal doen
slaan. Ook stelt hij dat er geïnvesteerd moet worden in het verkrijgen van een akkoord voor
plaatsen van hun kinderen door de ouders. Dit kan door hen een perspectief te bieden, hoe klein
ook.
Dat plaatsingen in een pleeggezin niet zou mogen vanuit een contextueel perspectief vindt Van
Mullingen een groot misverstand.
Govaerts concludeert dat een kind zich alleen kan leren hechten in een nieuwe situatie en zich
openstellen voor de nieuw aangeboden leerervaringen als de verticale loyaliteiten van het kind
minimaal gerespecteerd worden. Er moet dus intensief met de ouders worden samengewerkt.
Ouders nauw betrekken bij de intakeprocedure, bij de opname van hun kind in een residentiële
instelling is van groot belang. Bij verwaarlozende en mishandelde ouders is dit nog belangrijker.
Van der Pas (2004) gaat nog een stap verder en stelt dat de ouderlijke taken van ouders hen niet
mag worden ontnomen bij opname in een ziekenhuis, opvanggezin of in een residentiële instelling.
Zij vindt dat ouders bij een opname de kans moeten krijgen om hun kind elke dag eten te geven, in
bad te stoppen of naar bed te brengen. Dit zou tevens ook kansen creëren. Ouders kunnen zo hun
vaardigheden blijven onderhouden en verder bijschaven. Maar organisatorisch en emotioneel is dit
belastend voor de hulpverleners, pleegouders en verplegers (Govaerts, 2008).
Dit is echter een mooi voorbeeld van integratie met meerwaarde van gehechtheid en
loyaliteitstheorie.
In het geval van Aleksandur, zou deze aanpak heel constructief zijn. Door elke dag in contact te komen
met Aleksandur, zou zij nieuwe vaardigheden ontwikkelen en Aleksandur zou op termijn waarschijnlijk
terug wat vertrouwen krijgen in zijn moeder en haar ouderrol. Dit zou tevens voor het kind in een
veilige omgeving gebeuren. Dit zou ook constructief zijn voor de nieuwe baby die eraan komt. En zo
komt de verticale loyaliteit niet in het gedrang. Maar bij zware mishandelingen moet er vooraleer dit te
kunnen toepassen een heel intensieve voorbereiding zijn van zowel de ouder als het kind.
Govaerts hoopt dat binnen de jeugdhulpverlening, het ongenuanceerd denken over beide
modellen zullen losgelaten worden. Hij meent dat de oppervlakkige kennis van de 2 theorieën het
landschap verdeelt in pro-contra aanhangers van gehechtheid of loyaliteitstheorie. En dat dit de
ontwikkeling van een kwalitatieve jeugdhulpverlening belemmert.
Van der Pas benadrukt tevens dat er naast gehechtheid en loyaliteit andere elementen zijn van
ouderschap die belangrijk zijn. Er wordt verwezen naar het belang van toezicht houden, grenzen en
regels stellen, het aanreiken van leerervaringen zoals voorlezen, praten met het kind, samen spelen
etc. De gezinsproblemen mogen niet herleid worden tot problemen rond gehechtheid en
loyaliteit.
42
7.3: Het belang van deze invalshoek:
Men ziet dat de zichtbare en onzichtbare loyaliteit onmiskenbaar aanwezig is in ieder van ons.
Pas als de gewone hulpverlening niet op gang komt en dat deze met regelmaat stagneert of
gestopt wordt kan men nagaan of loyaliteiten er iets mee te maken hebben.
Loyaliteitsconflicten bemoeilijken de hulpverlening.
In het kader van kindermishandeling en partnergeweld heeft men er alle baat bij ,gezien de
bestaande loyaliteiten, om het gezin in eerste instantie op te splitsen en individuele therapie
voor te leggen aan alle gezinsleden. Zo kan men ook een zicht krijgen op de loyaliteiten van
elk van hen. Gezinstherapie zou gedoemd zijn om te mislukken. Deze kan pas tot stand
komen als iedereen een manier heeft gevonden om op een andere manier om te gaan met zijn
loyaliteit tegenover zijn ouders.
Ook zien we hier dat een plaatsing van een kind in het kader van kindermishandeling, en dit als
veiligheidsmaatregel, het kind niet tot rust zal laten komen. De onzichtbaarheid van de
loyaliteiten maken dat het een complexe materie blijft. In de literatuur werd verwezen naar
het feit dat het geen evidence based theorie is zoals dit het geval is voor systeemtheorie.
De herhaling van de familiale loyaliteiten fascinerend. Een mishandelend kind die als ouder
ook mishandelend gedrag vertoont. Imiteren en herhalen is op zich niet problematisch. Het is
zelfs essentieel. Wij leren door te imiteren. Het wordt wel problematisch als we gedragingen
en houdingen herhalen die ons en een ander schade toe brengt. Als iemand blijft vast zitten in
het patroon dan kan men gaan kijken naar de loyaliteiten.
Ook hier moeten wij weer voorzichtig zijn en dit niet als determinerend gaan bekijken. De
mogelijkheid bestaat nog steeds om het anders aan te pakken. Wel heb ik hier het gevoel dat
het zonder hulp moeilijker zal zijn om de keuzes en het gedrag van de ouders niet over te
nemen. Vooral omdat wat wij niet meegeven, wij ook niet aan onze kinderen kunnen
meegeven.
Als de loyaliteiten die overgebracht worden van generatie op generatie de persoon raakt in
zijn vermogen om te geven en te ontvangen, iets wat ons van nature uit is meegegeven, dan
zal dit voor problemen zorgen en zal de hulpverlening moeite hebben om de personen te
helpen zonder rekening te houden met deze loyaliteiten.
Als gezinswetenschapper zullen wij waakzaam zijn bij de opvolging van de bestaande of
voorgestelde hulpverlening en kunnen wij mogelijke stagnatie of weigering van hulp kunnen
kaderen vanuit loyaliteiten.
43
8. Veranderingsdoelen
Als gezinswetenschapper zijn wij opgeleid om breed te kijken. En te enge visie van de
problematiek zal de persoon herleiden tot de problematiek zelf. Tevens zullen wij perspectief
missen. Daardoor kan de aangeboden hulpverlening snel vast zitten, kunnen de personen
afhaken of kunnen er conflicten ontstaan. We moeten trachten te vertrekken van de sterkte
van het gezin en hun omgeving. Hoe is de persoon nu in zijn relatie? Hoe is de situatie van
Tsvetanka nu? En die van Aleksandur? Men moet naar het totaalplaatje kijken.
In mijn casus is Aleksandur een slachtoffer van mishandelingen van zijn moeder en vriend van
de moeder. De moeder is gewelddadig geweest op Aleksandur maar is ook slachtoffer van
partnergeweld door haar vroegere vriend. Tevens is zij lange tijd getuige geweest van
partnergeweld van haar vader op haar moeder. Indien wij Tsvetanka enkel bekijken vanuit het
slachtoffer en daderhoek dan zal de aangeboden hulpverlening niet het gewenst effect krijgen
en zal er geen rekening gehouden worden met het gezinssysteem, de gehechtheid, de
loyaliteiten en andere belangrijke informatie. Tsvetanka is dader en het gerecht zal haar
hiervoor straffen. Tevens zal men haar Aleksandur afnemen, onder toezicht zetten van de
jeugdrechter om hem te beschermen van zijn moeder die de mishandelingen op haar kind niet
erkent. Het antwoord op de vraag of Aleksandur terug kan geplaatst worden bij zijn moeder
zal dan negatief zijn. Uiteindelijk zal Aleksandur een tweede maal slachtoffer zijn en kunnen
zijn kansen op ontwikkeling op een bepaald punt stagneren.
In de cursus ontwikkelingspsychologie en psychologie van de partnerrelaties gaf Mijnheer
Baeten ons mee dat wij sociaal lerende wezens zijn. Hetgeen wij zelf hebben meegemaakt
kleurt onze biografie en heeft een invloed op onze ontwikkeling. De ontwikkeling is
prohabilistisch en niet deterministisch. Wat wil zeggen dat wat wij meemaken en hebben
meegekregen van onze ouders en andere belangrijke volwassenen rond ons in onze
kinderjaren, de kansen verhoogt om dat gedrag te gaan herhalen in onze partnerrelatie of met
onze kinderen. De kans is groot maar het is niet gezegd dat het zich automatisch zal herhalen.
Er blijven altijd groei en ontwikkelingskansen mogelijk. Zie de mens die achter het probleem
schuilt. Als je die kan zien en bereiken zal dat het groeiproces bevorderen.
Gezien de situatie van partnergeweld van Tsvetanka en de zware mishandelingen van
Aleksandur en rekening houdend met onze 3 invalshoeken, zal de oorspronkelijke vraag van
terugplaatsing van Aleksandur bij de moeder, in een veilige omgeving niet mogelijk zijn. Een
bijkomstige vraag die afgeleid is van de eerste vraag zal de volgende zijn: wat moet er
veranderen in het gezin zodat deze plaatsing wel mogelijk gemaakt kan worden?
Daarom is mijn eerste stap: bewustzijn van het belang de situatie zo breed mogelijk te
bekijken. Dit heb ik hier gedaan door middel van de 3 invalshoeken. De gezinswetenschapper
werkt ook steeds in teamverband.
Al de volgende stappen zullen mij toelaten de situatie zo breed mogelijk te bekijken,
Tsvetanka en haar nieuwe vriend te kunnen empoweren, om uiteindelijk tot verandering in het
systeem te bekomen.
44
Veranderingsdoel op microniveau: Tsvetanka versterken en ondersteunen
Ik ga dit concretiseren door erkenning te geven van de problematiek. Ik kan pas erkenning
geven van de problemen die zich binnen in het gezin afspelen door het gezin en zijn omgeving
te gaan exploreren. Wie maakt er deel uit van het gezin? Wie zijn de actoren? Wie zijn de
afwezige actoren? De loyaliteiten in kaart zetten, herkennen. Wie speelt welke rol in de
familie? We gaan het gezin gaan contextualiseren. Door het gezin te gaan exploreren en
contextualiseren gaan we tevens het gezin normaliseren. Wij zien de gezinsleden niet als
dader, slachtoffer, goed, slecht, gewelddadig, maar zoeken het verhaal achter elk gezinslid
(Neyskens, 2014; Wens, 2014; Baeten, 2105).
Dit kan alleen als men in de eerste plaats in dialoog gaat met Tsvetanka . Zij is de persoon die
de hulpvraag stelt. Door te trachten de mens achter de Tsvetanka te zien en niet alleen haar
mishandelend gedrag ten opzichte van Aleksandur, zullen wij belangrijke informatie kunnen
verzamelen. Het humaniseren van Tsvetanka zal ik kunnen verwezenlijken door haar als
gelijke te behandelen, erkenning te geven aan de situatie en het wederkerigheidsprincipe toe
te passen. Ik behandel jou zoals ik zelf behandel wil worden, op een menswaardige manier
(Neyskens, 2014; Wens, 2014)
Dit impliceert ook dat ik als hulpverlener niet zal oordelen maar een luisterend oor zal bieden
aan Tsvetanka. Door te luisteren zal ik haar herkenning geven en dat zal haar zelfvertrouwen
geven en onze vertrouwensband vergroten. Ik zal Tsvetanka beter begrijpen door empatisch
te zijn. Zij geeft mij meer informatie om de situatie beter te kunnen begrijpen (Neyskens,
2014).
Door de situatie te contextualiseren en te normaliseren kan dat lijden tot een vermindering
van de schaamte die Tsvetanka heeft of zou kunnen hebben over de situatie. Dit zal dus de-
culpabiliserend werken. Dit zal men kunnen bekomen door te luisteren en meerzijdige
partijdigheid toe te passen. Dit zal rust en hoop brengen en dan pas kan er groei ontstaan. De
contextuele benadering van Nagy is specifiek ontwikkeld voor het werken met familie en gezin
(Baeten, 2015).
Tsvetanka is tevens slachtoffer van partnergeweld en getuige van partnergeweld van haar
vader op haar moeder. Wij hebben gezien dat dit haar ook slachtoffer maakt van haar vader’s
geweld. Maar ik moet afstand nemen van de slachtofferrol van Tsvetanka. Ik mag haar niet
benaderen en behandelen als slachtoffer maar als een persoon met een probleem. Misschien
voelt Tsvetanka zich niet als een slachtoffer. Ik moet haar dus tijd en ruimte geven om zelf te
kunnen beslissen en mijn hulpverlening niet op te leggen. Tsvetanka vult de hulpvraag in. Ik
moet deze kunnen herformuleren en samen streven naar een realistische vraag.
Wat is de hulpvraag van Tsvetanka? Wat kan ik doen als gezinswetenschapper met de vraag
van Tsvetanka om haar kind terug bij haar te willen? Is de vraag van Tsvetanka realistisch? Hier
in dit geval niet. Ik kan samen met Tsvetanka naar een realistischer haalbaar doel gaan die
aansluit bij de eerste initiële vraag. Door steeds met kleine stapjes te werken. Men zou aan de
hand van mirakelvragen kunnen achterhalen wat Tsvetanka wil. Een vraag zou kunnen zijn
45
“hoe zou jij je leven willen zien? Waar zie jij je staan over 3 jaar?”. Wij moeten oppassen dat wij
onze eigen doelen niet opleggen. Dat is een valkuil waarvoor wij moeten opletten. Al de kleine
stapjes zullen op zich al veranderingen met zich mee brengen. Op termijn kan dan de initiële
vraag haalbaar worden. Een eerste stap zal de herkenning en erkenning van de situatie en
haar eigen opvoedingsgeschiedenis zijn.
Hiervoor zou best individuele en gezinstherapie opgestart worden. Wij, gezinswetenschappers
zijn niet opgeleid en bevoegd om therapie te geven maar wij kunnen wel kijken in ons team of
er een gezinstherapeute aanwezig is. Zo niet, kunnen wij in samenspraak met Tsvetanka
doorverwijzen en de nodige contacten leggen.
Aleksandur wordt opgevolgd en begeleid in het centrum waar hij verblijft. Zijn hulpverlening is
lopende. Er moet wel contact worden opgenomen met de therapeuten en begeleiders van
Aleksandur teneinde een vergadering te plannen met alle hulpverleners. Dit met het oog de
hulpverlening te coördineren zodat de krachten maximaal gebundeld zijn en er geen
overlapping of tekortkomingen zijn in het gehele proces.
Vooraleer er sprake zou kunnen zijn van een terugplaatsing in het gezin van Aleksandur moet
de mama, Aleksandur en de nieuwe vriend hun eigen situatie leren erkennen, aanvaarden en
zullen ze allen nieuwe vaardigheden moeten ontwikkelen, beginnende bij de krachten die het
gezin en elk individu zelfs hebben. Wij gaan op zoek naar de krachten van het gezin. Hier in dit
geval zie ik als kracht het feit dat Tsvetanka achter Aleksandur vraagt en hem graag terug wil
in haar nieuw gezin. Ook weten wij niet veel over de nieuwe vriend van Tsvetanka. Hij zou een
positieve invloed kunnen hebben op Tsvetanka. Misschien is hij veilig gehecht, zacht,
communicatievaardig en niet gewelddadig. Ook de komst van een nieuwe baby kan nieuwe
kansen bieden. Opvolging in het gezin zal gemakkelijker gaan. Ik denk dan aan Kind en Gezin
Brussel.
Er kan opvoedingsondersteuning gegeven worden via het Huis van het Kind Brussel rekening
houdend met de taalproblematiek en gebruik makend van de nieuwe zwangerschap (Nys,
2014).
Ook kunnen wij Tsvetanka stimuleren om de Nederlandse taal te leren. In de casus werd
duidelijk dat Aleksandur deze taal na één jaar al aardig machtig is. Als zij in een latere fase met
haar zoon wil communiceren zal dit noodzakelijk zijn. Hier kunnen wij ook weer de nodige
contacten leggen via het Huis van het Kind (Nys, 2014).
Veranderingsdoel op mesoniveau: Informele en formele netwerken creëren
Het gezin exploreren zal ons toelaten om na te gaan welke informele en formele netwerken er
aanwezig zijn en deze aan te spreken. Hier in deze casus zijn er geen netwerken aanwezig. We
zullen er dus moeten op toezien dat er netwerken gecreëerd worden. Deze netwerken zullen
behulpzaam maar ook controlerend werken voor de moeder en haar zoon Aleksandur.
46
Wij hebben geen informatie verkregen van de mogelijke netwerken van de nieuwe partner van
Tsvetanka. Dit kan mogelijks nieuwe kansen bieden. Misschien heeft de nieuwe partner wel
familieleden waar op gesteund zou kunnen worden. Deze zouden dan ook actief kunnen
betrokken worden .
De nieuwe zwangerschap geeft de mogelijkheid via Kind en Gezin om dit gezin nauw op te
volgen. Zij doen aan preventieve gezinsondersteuning door huisbezoeken te plannen en
nuttige folders aan te reiken. De bedoeling is het welzijn van het kind te bevorderen. Dit kan
alleen maar als het gezin ook een veilige haven is. Na de bevalling zijn er ook huisbezoeken. De
verplichte inentingen zijn allemaal nuttige momenten waar er controle mogelijk is en waar er
ondersteuning kan gegeven worden aan de alle gezinsleden. Later zal de school deze functies
ook kunnen verder zetten. Ook Aleksandur gaat nu naar school. De familie is nu ingebed in de
maatschappij. Dat was hij hiervoor niet. Men spreekt hier ook over primaire preventie (Nys,
2014).
De complexiteit van beide thema’s, mishandeling en partnergeweld maken dat de
hulpverlening apart en simultaan moeten gebeuren. De aanpak moet geïntegreerd zijn. En wij
als gezinswetenschappers kunnen die coördinerende rol op ons nemen. Juist omdat wij een
brede visie van de aanpak hebben en de noden van de verschillende gezinsleden voor ogen
hebben. Op regelmatig tijdstip alle interveniërende hulpverleners samen laten komen en
bekijken of we niet afwijken van ons vooropgestelde doelen. Deze zo nodig aan te passen of
onderverdelen in kleinere doelen indien deze niet haalbaar lijken. Het gedrag en de problemen
van Tsvetanka hebben een invloed op Aleksandur. Maar zijn gedrag heeft tevens een invloed
op Tsvetanka. Daarop komt in deze casus nog het feit dat Tsvetanka weer zwanger is en dat er
een nieuwe partner is wat nieuwe kansen kan bieden.
De weinige sensitiviteit van Tsvetanka voorkomend uit haar eigen jeugd, alsook de
huisvesting, de financiële en illegale situatie van Tsvetanka zijn ook problematisch en moeten
ook één voor één aangepakt worden. En dit alles mag niet te zwaar worden voor Tsvetanka .
Daar kunnen wij ook op toezien door enerzijds tijdens de vergaderingen deze informatie na te
gaan en anderzijds door als vertrouwenspersoon te fungeren voor Tsvetanka.
De taallessen voor anderstaligen zullen ook netwerken creëren voor Tsvetanka en haar
partner.
Veranderingsdoel op macroniveau:
Een preventiecampagne om het taboe te doorbreken van mishandelende ouders heb ik nog
niet vaak gezien. Alle campagnes rond geweld zijn gebaseerd op de splitsing dader-
slachtoffer. Ik stel een campagne voor die vertrekt vanuit een ander perspectief en die het
geweld en de ouderschap uit elkaar halen. Indien de gewelddadige ouder wordt aangesproken
op het geweld en niet op zijn persoon als ouder zouden er meer kinderen om hulp vragen en
dit in een vroegtijdig stadium van geweld. Het kind zou dan niet vast zitten met zijn loyaliteit
ten opzichte van de gewelddadige ouder. In de preventiecampagnes van kindermishandeling
47
en intra-familiaal geweld heb ik deze boodschap nog niet gezien. In de literatuurstudie kwam
er naar voor dat de meeste slachtoffers van intra-familiaal geweld de partner niet wil opgeven
maar wel van het geweld af wil zijn.
Tevens had ik ook gedacht aan preventie in de scholen. Ik denk dan aan de introductie van
lessen van “maatschappelijke leer” voor jongeren in het 5de en 6de leerjaar van het middelbaar
onderwijs of voor de jongeren die niet zo ver geraken op school voor de 16 en 17jarigen. Deze
lessen zouden als doel hebben de jongeren houvasten te geven in communicatie en uitleg over
liefde, relaties, partnerrelaties, geweld, de impact van onze opvoedingssituatie en die van
onze ouders. De bedoeling zou zijn dat jongeren leren nadenken over hun vaardigheden als
mogelijke toekomstige ouder en taboes en stereotypen te doorbreken. Om te vermijden dat er
teveel druk zou gezet worden op de jongeren kan men nog andere nuttige lessen in deze
lessen aanreiken zoals hoe omgaan met budget, grote aankopen, studie of werkkeuze enz.
48
9. Eindreflectie Kindermishandeling en partnergeweld zijn zeer actuele en maatschappelijk relevante thema’s.
Ik heb beide thema’s naast elkaar gezet en opgemerkt dat de aanpak van de problematiek wel
degelijk op een geïntegreerde manier moet worden aangepakt. Hierbij wordt de methode van
het probleemgericht en veranderingsgericht denken gebruikt. Deze is praktijkgericht. Er wordt
in fasen gewerkt.
Mijn bachelorproef vertrekt vanuit een realistische casus. Deze casus gaat over een Bulgaarse
vrouw van 24 jaar die als prostituee werkt in Brussel en een kind, Aleksandur, heeft van 6 jaar.
Zij woont samen met een Bulgaarse vriend die de biologische vader van het kind niet is. Zij is
slachtoffer van partnergeweld van haar vriend en mishandeld tevens haar kind. Het kind wordt
geplaatst en beide gezinsleden verblijven een tijdje in de gevangenis. Als de vrouw vrij komt
leert zij een nieuwe vriend kennen, wordt zwanger en wenst haar kind, Aleksandur, terug te
krijgen. Als algemene probleemstelling stel ik mij de vraag of het kind Aleksandur terug bij de
moeder kan geplaatst worden en als dit wel zo is, of het kind dan kan opgroeien in een veilige
omgeving.
Om die vraag te kunnen beantwoorden heb ik de problematiek van partnergeweld en
kindermishandeling bekeken vanuit drie perspectieven om een brede kijk op het probleem te
krijgen.
Mijn eerste invalshoek, de psychoanalytische hoek, gaat over de kwetsbaarheid van het
individu en wordt er gekeken naar de gehechtheid van de verschillende leden van het gezin.
Hier Aleksandur, zijn moeder en de vriend van de moeder. Wij merken doorheen de
literatuurstudie dat de gewelddadige partner alsook de mishandelde ouder allebei onveilig
gehecht zijn.
In mijn tweede invalshoek zet ik de verschillende leden van het gezin samen en bekijk ik het
systeem via systeemtheorie. Daaruit kan ik nagaan hoe individuele gedragingen invloed
hebben of beïnvloed worden door het systeem. Er wordt gekeken naar de intergenerationele
overdracht en het belang om systeemtheorie te integreren met de gehechtheidstheorie.
Mijn derde invalshoek gaat over de relationele ethiek, loyaliteiten en hun dynamiek binnen het
gezin. Ook hier kijk ik naar de intergenerationele overdracht en naar het belang om de
gehechtheidstheorie te integreren naar deze van de loyaliteit. Loyaliteitsconflicten kunnen
een struikelblok of blokkade zijn in de hulpverlening.
Elke invalshoek wordt uitgewerkt op zowel theoretisch als praktisch vlak, waarbij de theorie
toegepast wordt op de casus.
Deze verschillende invalshoeken zal ons als hulpverlener veel nuttige informatie geven
omtrent het gezin en zijn omgeving. De brede kijk op de problematiek zal onze
veranderingsdoelen verantwoorden. Om veranderingsdoelen te kunnen formuleren in het
gezin moet men de oorspronkelijke hulpvraag bekijken en zien of deze realistisch is. In huidige
49
casus is dit niet het geval. Er moet dus op zoek gegaan worden naar kleinere realistischere
doelen. Tevens moet er gewerkt worden met kleine stapjes om zo de oorspronkelijke vraag
toch te kunnen realiseren.
De verschillende veranderingsdoelen zijn voorbeelden van hoe je het gezin zou kunnen
ondersteunen zodat Aleksandur op een veilige manier terug in zijn gezin zou geïntegreerd
kunnen worden.
Op microniveau zal men de mama van Aleksandur versterken en ondersteunen door
opvoedingsondersteuning aan te bieden, door te werken met gezinstherapie en haar
sensitiviteit te verhogen. Aleksandur wordt door de instelling waar hij verblijft opgevolgd. Als
gezinswetenschapper zal men dan kunnen fungeren als coördinator van de verschillende
hulpverleners zodat de aanpak geïntegreerd is. De nieuwe familiale situatie waarin de mama
van Aleksandur zich nu bevindt zal kansen creëren. Die zal men dan ook volop benutten.
Op macroniveau zal ik het hebben over preventiecampagnes, introductie van lessen van
maatschappelijk leer en het taboe doorbreken van gewelddadige ouders door een
vernieuwende aanpak voor te stellen waarin het geweld wordt aangekaart en niet het
ouderschap. En dit in het belang van de ontwikkelingskansen van de kinderen van het gezin.
In mijn tweede invalshoek zet ik de verschillende leden van het gezin samen en bekijk ik het
systeem via systeemtheorie. Daaruit kan ik nagaan hoe individuele gedragingen invloed
hebben of beïnvloed worden door het systeem. Er wordt gekeken naar de intergenerationele
overdracht en het belang om systeemtheorie te integreren met de gehechtheidstheorie.
Mijn derde invalshoek gaat over de relationele ethiek, loyaliteiten en hun dynamiek binnen het
gezin. Ook hier kijk ik naar de intergenerationele overdracht en naar het belang om de
gehechtheidstheorie te integreren naar deze van de loyaliteit. Loyaliteitsconflicten kunnen
een struikelblok of blokkade zijn in de hulpverlening.
Elke invalshoek wordt uitgewerkt op zowel theoretisch als praktisch vlak, waarbij de theorie
toegepast wordt op de casus.
Deze verschillende invalshoeken zal ons als hulpverlener veel nuttige informatie geven
omtrent het gezin en zijn omgeving. De brede kijk op de problematiek zal onze
veranderingsdoelen verantwoorden. Om veranderingsdoelen te kunnen formuleren in het
gezin moet men de oorspronkelijke hulpvraag bekijken en zien of deze realistisch is. In huidige
casus is dit niet het geval. Er moet dus op zoek gegaan worden naar kleinere realistischere
doelen. Tevens moet er gewerkt worden met kleine stapjes om zo de oorspronkelijke vraag
toch te kunnen realiseren.
De verschillende veranderingsdoelen zijn voorbeelden van hoe je het gezin zou kunnen
ondersteunen zodat Aleksandur op een veilige manier terug in zijn gezin zou geïntegreerd
kunnen worden.
50
Op microniveau zal men de mama van Aleksandur versterken en ondersteunen door
opvoedingsondersteuning aan te bieden, door te werken met gezinstherapie en haar
sensitiviteit te verhogen. Aleksandur wordt door de instelling waar hij verblijft opgevolgd. Als
gezinswetenschapper zal men dan kunnen fungeren als coördinator van de verschillende
hulpverleners zodat de aanpak geïntegreerd is. De nieuwe familiale situatie waarin de mama
van Aleksandur zich nu bevindt zal kansen creëren. Die zal men dan ook volop benutten.
Op macroniveau zal ik het hebben over preventiecampagnes, introductie van lessen van
maatschappelijk leer en het taboe doorbreken van gewelddadige ouders door een
vernieuwende aanpak voor te stellen waarin het geweld wordt aangekaart en niet het
ouderschap. En dit in het belang van de ontwikkelingskansen van de kinderen van het gezin.
Men merkt doorheen het eindwerk op dat geweld wel degelijk een dynamiek is en geen
eenmalige gebeurtenis en tevens een complex gegeven is waardoor een geïntegreerde aanpak
noodzakelijk is.
51
10. Besluit
Hoe je beide thema’s ook benadert, ze blijven mij boeien omdat ik er bijna dagelijks mee te
maken heb. Ik blijf geloven in groei en veranderingsmogelijkheden van mensen. Als kind maar
ook als volwassenen. Ook heb ik meer dan één keer gezien hoe moeilijk het is voor de persoon
die het geweld ondergaat om zich los te maken van de gewelddadige persoon, zelfs als er
kinderen aanwezig zijn. Zij blijven de persoon achter het geweld zien en vaak zijn
kwetsbaarheden. Als men dan tijd neemt om naar hun verhaal te luisteren, van voor er
kinderen aanwezig waren in het gezin tot en met het moment dat zij bij mij komen, merk ik
heel vaak dat mijn 3 invalshoeken aanwezig zijn. De eigen opvoedingsgeschiedenis beïnvloed
het opvoedingsgedrag van de huidige vaders en moeders.
In mijn 16jarige ervaring, heb ik zelden vaders gezien bij ouders die hun kind of kinderen
mishandelen. De mishandelde ouder waren hoofdzakelijk de moeders en vaak waren zij ook
slachtoffer van partnergeweld. Deze moeders erkende de mishandelingen niet. Dit eindwerk
heeft mij meer inzicht gegeven over de reden hierover.
In deze casus zijn de personen van Bulgaarse afkomst. Het was een bewuste keuze om deze
factor niet naar voor te schuiven. Geweld blijft geweld. Zelfs als er sprake is van migratie of
religie dan moet men opletten dat het geen cultuurdebat wordt. En in deze tijden gaat dit zeer
snel. Het is niet de cultuur die mensen gewelddadig maakt. De cultuur kan wel een risico of
beschermende factor worden.
Preventie van deze thema’s zijn belangrijk. Als er geen preventie is of deze mislukt dan kan de
weg naar radicaliseren gemakkelijker gaan.
Na de aanslag in Nice (Frankrijk) op 14/07/2016 waar een persoon in naam van een godsdienst
met een vrachtwagen in de menigte reed en schoot waarbij een tachtigtal mensen en kinderen
gedood werden en vele gewonden waren kregen wij te horen dat deze persoon heel snel
radicaliseerde en dit zeer snel na zijn scheiding. Er zou sprake zijn van intra-familiaal geweld
waarvan hij de gewelddadige partner zou zijn. Er werd ook geen steun gegeven. Het probleem
werd bekeken via het perspectief van dader en slachtoffer.
In plaats van bezig te blijven op microniveau, heeft dit individu deze overschreden en heeft
zich gekeerd tegen de maatschappij, op macroniveau. Dit zal meer en meer voorkomen want
door geen begeleiding te geven aan gewelddadige partners kunnen zij zich gemakkelijker
keren naar terroristische groeperingen die groepsloyaliteiten bewerken om zo de gekwetste
individuen naar wanhoopsdaden te leiden en zich te keren tegen de maatschappij.
Wat mij opvalt in al deze debatten is het feit dat er door de maatschappij steeds gekeken
wordt naar de verantwoordelijkheid van het individu. Maar over de verantwoordelijkheid van
de maatschappij wordt amper gesproken. Als iedereen kan doen waar hij zin in heeft, en alle
waarden van de maatschappij waarin hij leeft weigert, dan zal hij leven in grote onzekerheid.
Hij zal dan op zoek gaan naar een opvulling hiervan en daar kunnen religieuze
fundamentalisten gretig gebruik van maken. Geweld zal hoe dan ook het antwoordt zijn.
52
Buber had dit in 1969 al naar voor gebracht. Door de fundamenten van de relationele ethiek te
begrijpen zullen we beter begrijpen hoe we kunnen ontsnappen aan de aanwezigheid van
risico’s van totalitarisme en geweld (Ducommun-Nagy &Michielsen, 2008).
53
Literatuurlijst:
Adriaenssens, A ., Kupperberg, D. et all (2013). Un enfant exposé aux violences conjugales est
un enfant maltraité. Manuel dédié aux professionnel s’occupant d’enfants. Bruxelles : Fédération
Wallonie-Bruxelles.
Ainsworth, M. D. S., Blehar, M. C., Waters, E., & Wall, S. N. (2015). Patterns of attachment: A
psychological study of the strange situation. Psychology Press.
Alexander, P. C., Warner, S. (2003). Attachment theory and family systems theory as
frameworks for understanding the intergenerational transmission of family violence.
Attachment and family systems: Conceptual empirical and therapeutical relatedness. New York
and hove: Brunner-Routledge.
Atkinson, L., Paglia, A. & Coolbear, J. (2000). Attachment security: A meta-analysis of
maternal mental health correlates. Clinical Psychology Review, nr 20.
Baeten, K. (2014). Hoorcollege/syllabus Psychologie van de partnerrelatie. Schaarbeek: HIG.
Baeten, K., Moors, A. (2015). Syllabus Relatie-ondersteuning en bemiddeling. Schaarbeek:
Odisee.
Bakermans-Kranenburg, M.J., & Van IJzendoorn, M.H. (1994). Intergenerationele overdracht
van gehechtheid: een meta-analyse naar de relatie tussen de gehechtheidsbiografie van de ouders
en de gehechtheidsrelatie met hun kind. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Bakermans-Kranenburg, M.J., & Van IJzendoorn, M.H. (2010). Fearon, The significance of
insecure attachment and disorganization in the development of children’s externalizing
behavior: a meta‐analytic study. Child development, 81(2), 435-456.
Bear, J. C., Daly Martinez, C. (2006). Child maltreatment and insecure attachment: a meta-
analysis. Journal of Reproductive and Infant Psychology, nr 24.
Bowlby, J. (1988). A secure base. Clinical applications of attachment theory. Londen: Routledge.
Buber, M. (1969). Das dialogische Prinzip. Heidelberg: Lambert Schneider. (Hierin is
opgenomen: Ich und Du).
Byng-Hall, J. (1995). Rewriting family scripts. Improvisation and systems change. New York:
Guilford Press.
Decoene, S. (2006). Intrafamiliaal geweld: een nutteloos concept. Tijdschrift klinische
psychologie. September 2006, nr. 3.
54
Decoene, S. (2006). Intrafamiliaal geweld: een nutteloos concept. Tijdschrift Klinische
Psychologie, nr 36.
Dijkstra, A. B., & Van Oudenhoven, J. P. (2004). Cohesie door hechting, cognitieve
competenties en CCC's? In J. P. van Oudenhoven, J. L. Peschar, M. van der Wal, A. B. Dijkstra,
& J. Hofstra (Eds.), Oud gedaan, jong geleerd? Een Studie naar de Relaties tussen
Hechtingsstijlen, Competenties, EVLN-intenties en Sociale Cohesie. (pp. 151 - 184). Amsterdam:
Aksant Academic Publishers.
Dijkstra, P. (2005). Omgaan met hechtingsproblemen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
Ducommun-Nagy, C., Michielsen, M. (2008). Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit.
Leuven: Uitgeverij Acco.
Dutton, D. G. (2000). Witnessing parental violence as a traumatic experience shaping the abusive personality. Haworth Maltreatment and Trauma Press, New-York.
Edleson, J.L., Lyungai, F., Beeman, S.K., Hagemeister, A.K. (2003). How Child are Involved in
Adult Domestic Violence: Results from a Four-city Telephone Survey. Journal of Interpersonal
Violence, 18(1): 18-32.
Erdman, Ph., & Caffery, T. (Eds.) (2003). Attachment and family systems. New York: Brunner-
Routledge.
Finzi,e.a. (2001). Literatuuronderzoek naar het gebruik van de hechtingsstijllijst met betrekking
tot hechtingsmoeilijkheden als gevolg van fysieke kindermishandeling. Geraadpleegd op 12 juli
2015 via P Vandebriel - bib.phl.be
Fonagy, P., & Target, M. (1996). Predictors of outcome in child psychoanalysis. A retrospective
study of 763 cases of the Anna Freud Centre. Journal of the American Psychoanalytic
Association, nr 44.
Fonagy, P., & Target, M. (1997). Attachment and reflective function. Their role in self-
organization. Development and Psychopathology, nr 9.
George, C., Kaplan, N. & Main, M. (1985). Adult Attachment Interview. Unpublished
manuscript. Berkeley: University of California.
Gottman, J. M. (1999). The Marriage Clinic. New York: Norton & Compagny.
Govaerts, J.M. (2008). Hechtingsproblemen in gezinnen. Integratie van de hechtingstheorie in het
systeemtherapeutische model. Tielt: Lannoo..
Haslam, C. W. (2000). A phenomenological study of the childhood and spousal attachment
experiences of couples who have experienced violence in their relationships. Doctoral
dissertation. Texas A&M: University Commerce.
55
Hellinckx, W., Grietens, H., Geeraert, L., Moors, G., Van Assche, V. (2001). Risico op
kindermishandeling? Een preventieve aanpak. Leuven: Uitgeverij Acco.
Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen: Definitie partnergeweld (2004).
Geraadpleegd op 28 juni 2015, via http://www.igvm-iefh.belgium be/nl/activiteiten
/.../partnergeweld.
Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen: Cijfers in Belgïe (2010). Geraadpleegd op 28
juni 2015, via http://www.igvm-iefh.belgium be/nl/activiteiten /.../partnergeweld
Ledoux, J. (1996). The emotional brain. The mysterious underpinnings of emotional life. New
York: Touchstone.
Le Forestier, M. (1987). Etre né quelque part. Polydor, Universal Music Group.
Leroy, B. (2015). Hoorcollege systeemtheorie. Schaarbeek: Odisee.
Martins, C., Gaffan, E. A. (2000). Effects of early maternal depression on patterns of infant-
mother attachment: A meta-analytic investigation. Journal of Child Psychology and Psychiatry,
nr 41.
Meurs, P. (2013). Syllabus ontwikkelingspsychologie. Schaarbeek: HIG.
Meurs, P. (2015). Syllabus ontwikkelingspsychopathologie en ouderbegeleiding. Schaarbeek:
Odisee.
Michielsen, M., Van Mulligen, W., Hermkens, L. (red) (2010). Leren over leven in loyaliteit, over
contextuele hulpverlening. Leuven: Uitgeverij Acco.
Nicolai, N. (2001). Hechting en psychopathologie. Een literatuuroverzicht. Tijdschrift voor
psychiatrie, 43(5), 333-342.
Nicolai, N. (2003). Handboek psychotherapie na seksueel misbruik. Utrecht: De Tijdstroom.
Nossent, S. (1998). Babyvisie. Geraadpleegd op 1 juli 2015 via http://www.stroeckenverdult
.be/site/upload/docs/hechting%20en%20hechtingsstoornissen.pdf
Nys, K. (2014). Hoorcollege/syllabus Ouderschaps-en ouderbegeleiding. Schaarbeek: HIG.
Pieters, J., Italiano, P., Offermans, A. M., & Hellemans, S. (2010). Ervaringen van vrouwen en
mannen met psychologisch, fysiek en seksueel geweld. Geraadpleegd op 28 juni 2015, via
http://igvm-iefh.belgium.be/sites/default/files/downloads/41%20-20Dark%20number_NL.pdf
56
Rigter, J. (2002). Ontwikkelingspathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: uitgeverij
Couthinho.
Sadlier, K. (2011). Les mots pour le dire. Guide à destination des professionnel-le-s, Tome 1.
Conseil général de la Seine-Saint-Denis : observatoire départemental des violences envers les
femmes.
Savenije, A., van Lawick, M.J., Reijmers, E.T.M. (red) (2014). Handboek systeemtherapie.
Utrecht : Uitgeverij De Tijdstroom.
Siegel, D. J., Hartzell, M. (2003). Parenting from the inside out. New York: Penguin Putnam.
Sitskoorn, M. (2006). Het maakbare brein. Gebruik je hersens en word wie je wilt zijn.
Amsterdam: Uitgevrij Bert Bakker.
Straus, M. A. (2008). Dominance and symmetry in partner violence by male and female
university students in 32 nations. Children and Youth Services Review, 30(3), 252-275.
Thoomes-Vreugdenhil, A. (red), Giltaij, H., van Hulzen, B., Schaeffer-van Leeuwen, K., de
Waal, J. (2006). Behandeling van hechtingsproblemen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Vakgroep Klinische –Levenslooppsychologie VUB (2011). Geweld, gemeld, geteld. Geweld in
de Vlaamse populatie. Geraadpleegd op 29 juni 2015,via http://www.kinderrechten
commissariaat.be/sites/default/files/bestanden/dossier_geweld_09_2011.pdf.
Van Crombrugge, H. (2014). Hoorcollege/syllabus Gezinspedagogiek. Schaarbeek: HIG.
Van den Eerembeemt, E. M., Bakhuizen, N. (2007). In memoriam Ivan Boszormenyi-Nagy.
Systeemtherapie 19 .
Van der Pas, A. (2004). Ontwikkeling betekent verandering. In M. Hoogsteder & S. de Vriese
(red.) Loyaliteit en hechting. Amsterdam: SWP
Van IJzendoorn, M. H. (1995). Adult attachment representations, parental responsiveness, and
infant attachment: A meta-analysis on the predictive validity of the Adult Attachment
Intervieuw. Psychological Bulletin 117.
Van IJzendoorn, M. H. (1997). Attachment, emergent morality, and agression: Towards a
developmental socio emotional model of antisocial behavior. International Journal of
Behavioral Development.
Van IJzendoorn, M. H. (2008).Opvoeden over de grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht.
Amsterdam: Boom Academie.
57
Van Mulligen, W. (2004). Loyaliteit. In M. Hoogsteder & S. de Vriese (red.) Loyaliteit en hechting.
Amsterdam: SWP
Verny, R. (2004). De competente foetus en baby: op weg naar hechting. Tijdschrift voor
vroedvrouwen.
Vlaamse Vertrouwenscentra Kindermishandeling : Definitie kindermishandeling.
Geraadpleegd op 28 juni 2015, via http://www.kindermishandeling.be/website/7-www/42-
www.html.
Vliegen, N. mmv Leroy, C. & Meurs, P.(2006). Kleine baby’s, prille ouders. Samen in
ontwikkeling. Leuven: Acco.
Wens, L. (2014). Syllabus Helpende gesprekken. Schaarbeek: HIG.