Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral...

46
Werken aan een Spoor Methodisch kader partnergeweld

Transcript of Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral...

Page 1: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

Werken aan een Spoor Methodisch kader partnergeweld

Page 2: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

2

COLOFONMethodische kaders van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk willen de praktijkwerkers handvaten aanreiken om kwaliteitsvol met de cliënt aan het werk te gaan binnen het algemeen welzijnswerk en het sociaal werk op de eerste lijn. De auteurs baseren zich op feedback vanuit de hulpverlening maar ook op literatuurstudie en internationale uitwisseling.

Auteur: Kris De Groof met input van Sabine Hellemans & Helen BlowLayout: secretariaat Steunpunt Algemeen WelzijnswerkVolgnummer: MK2017/01Depotnummer: D/2017/11.734.02

© 2017 Steunpunt Algemeen WelzijnswerkGehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de inhoud van de uitgave, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende is verboden. Citeren mag, mits degelijke bronverwijzing.

Page 3: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

3

Werken aan een Spoor Methodisch kader partnergeweld

Page 4: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

4

INHOUDSTAFEL

Voorwoord 4

I. Wat is partnergeweld? 6

II. Vormen van partnergeweld 10

III. Gevolgen van partnergeweld 14

IV. Motiverenomietstedoenaanpartnergeweld 18

V. Tegenoverdracht bij partnergeweld 26

VI. Slachtoffer:blijvenofweggaan? 30

VII. Soortenslachtoffers 34

VIII. Plegerenterugvalpreventie 38

IX. Soorten plegers 42

Page 5: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

5

VOORWOORD

In 2007 maakten we een methodisch kader ‘Aan de slag werken rond partnergeweld in de context van een CAW’, en waren wat overdonderd door de positieve reacties die we hierop kregen, zowel van medewerkers in CAW’s als van andere diensten. Het leerde ons opnieuw hoe belangrijk het voor hulpverleners is om handvaten aangereikt te krijgen om rond bepaalde thema’s ‘aan de slag’ te gaan.

Er is al jaren sprake van om een hernieuwde versie van dit methodisch kader te maken. Realiteiten veranderen, nieuwe onderzoeken geven nieuwe inzichten, en dit maakt het nodig regelmatig te up-daten. Het heeft langer geduurd dan we gedacht en gehoopt hadden, maar we zijn blij met wat er nu voor u ligt.We kiezen ervoor om de theorie te beperken tot wat we nog niet beschreven hebben en waarvan we denken dat dit nog geen algemene basiskennis is. Voor lezers die op zoek zijn naar algemene informatie over de oorzaken, gevolgen en voorkomen van partnergeweld verwijzen we graag naar het Handboek Familiaal Geweld en het boek Kans op Slagen.

Net zoals in het vorig methodisch kader ‘Aan de slag’ maakten we gebruik van verschillende literatuur die als kwalitatief wordt beschouwd. Waar nodig concretiseerden we deze.We hebben deze keer iets meer de nadruk gelegd op wat er vanuit onderzoeken bekend is wat de typologieën van plegers, slachtoffers maar ook soorten partnergeweld betreft. Dit geeft ons belangrijke aanknopingspunten om rond dit thema te werken. Daarnaast zijn we nog meer op zoek gegaan naar ‘wat werkt’. Een opmars van evidence based technieken maakt dat dit kan en moet.

De structuur is ook grondig aangepast. Het is opgevat in functie van het algemeen welzijnswerk. Er rezen n.a.v. het methodisch kader ‘Aan de slag’ immers heel wat vragen over wat binnen het onthaal van een CAW moet opgenomen worden en wat in het begeleidingsaanbod. Gezien de verschillende realiteiten hierrond in de CAW’s hebben we daarom een beperkt aantal methodieken beschreven in het deel rond onthaal, en ons daarna niet meer uitgesproken over de vraag of de andere methodieken in onthaal of begeleiding thuishoren.

Uiteraard is dit methodisch kader ook in andere eerstelijnsdiensten en ook in heel wat tweedelijnsdiensten bruikbaar.Ook hebben we niet meer over basis- of bijkomende technieken gesproken. Een integrale aanpak rond partnergeweld blijft immers nodig, en we gaan er van uit dat hulpverleners hier zelf een keuze in maken. We hebben getracht iets meer uniformiteit in beschreven methodieken te brengen, en zijn ook diepgaander ingegaan op verschillende onderdelen. Dit maakt ook dat de opsplitsing tussen plegers en slachtoffers meer nodig was dan in het vorig methodisch kader. Toch betekent dit voor ons niet dat beschreven methodieken voor slachtoffers en plegers en koppels strikt gescheiden moeten toegepast worden. Dit methodisch kader beoogt opnieuw niet ‘hét procedureboek’ te zijn rond het werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven rond dit thema zodat je met cliënten kunt werken rond partnergeweld. Voel je vrij zelf te experimenteren met wat je hier vindt, en er je eigen handleiding van te maken.

Page 6: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

6

WAT IS PARTNERGEWELD?I“Ieder heeft zijn grens”

“Woorden kunnen snijden”

Laat ons het er voorlopig op houden dat geweld iemand aantast in zijn persoonlijke en fysieke integriteit. Fysiek geweld is redelijk duidelijk, maar wat voor de ene psychisch geweld is, is dat voor de ander niet: ieder heeft zijn grens.Het Instituut voor Gelijkheid van Mannen en Vrouwen heeft een tabel gemaakt van wat zij als geweld beschouwen bij partnergeweld. Geweld kan actief zijn (bedreigen, slaan…) maar ook passief (verzorging weigeren, verwaarlozing, geen geld geven voor noodzakelijke dingen). In het Handboek Familiaal Geweld (red. Blow, 2011) gaan we in de inleiding dieper in op alle definities van partnergeweld. Voorlopig kunnen we verder met deze definitie van partnergeweld:

“Geweld in intieme relaties is een geheel van gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners die elkaar of één van beiden in hun persoonlijke of fysieke integriteit aantasten. Het omvat fysieke, psychische, seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhalen of kunnen herhalen. Dit geweld treft niet alleen één van of beide partners, maar ook de andere familieleden. Het is een vorm van familiaal geweld.”

Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk koos in 2007 voor deze definitie van familiaalgeweld: ”familiaal geweld is elke vorm van geweld die zich in een familie kan voordoen, en dit zowel tussen ouders onderling, kinderen onderling, van mensen die ouderlijk gezag uitoefenen (zoals ouders, grootouders, stiefouders) naar kinderen, van kinderen naar ouders, én geweld naar ouderen in de familie”(De Groof & De Gendt, 2007).

Niet altijd de intentie om pijn te doenSoms is het heel erg de bedoeling om pijn te doen, en zijn uitspraken heel kwetsend net omdat ze heel precies op de zwakke plekken van het slachtoffer worden gemikt. Woorden kunnen snijden, zeker onder familieleden die elkaar zo verschrikkelijk goed kennen. Geweld is echter niet altijd intentioneel: soms wil de geweldpleger het slachtoffer geen pijn doen, maar ontbreekt het aan empathie of zelfbeheersing. Vaak is het voor slachtoffers moeilijk om dit als ‘geweld’ te omschrijven, ze weten immers dat de ander het niet slecht meent. Maar ze hebben wel pijn.

Geweld in het gezin sluit niet uit dat er ook liefde kan zijn, en zeker veel loyaliteit. Dat maakt het ook zo complex. Het onderscheid binnen en buiten het gezin lijkt ons zinvol, net omdat de onderlinge dynamiek tussen familieleden anders is dan bij extrafamiliaal geweld. Meestal worden vier vormen van familiaal geweld onderscheiden: fysiek, seksueel, psychisch en economisch geweld.

Page 7: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

7

De Groof & De Gendt (2007) maken gewag van vier soorten geweld:

■ Seksueel geweld is ruimer dan verkrachten, want het gaat niet enkel over geslachtsgemeenschap. Bij partners is dit de meest verdoken vorm van geweld, en kan het allerlei seksuele handelingen omvatten (mee moeten naar parenclubs, mee moeten kijken naar porno, enzovoort) die de ene partner aan de andere oplegt tegen haar/zijn wil. Ook seks als beloning of onthouding van seks als straf gebruiken om de ander te domineren is seksueel geweld.

■ Economisch geweld omvat dingen als iemand geen beheer over zijn eigen loon geven, geen of onvoldoende huishoudgeld geven, het toe-eigenen van de toekomstige erfenis, enzovoort.

■ Psychisch geweld omvat vernederingen, negeren, dreigen, stalking, enzovoort.

■ Fysiek geweld omvat uiteraard alle vormen van slaan, schoppen, ruw zijn, pijn doen, wurgen, gooien met voorwerpen, maar ook iemand verplichten zich te wassen met veel te koud of te warm water, onaangepast of te weinig eten geven, zorg slecht geven of achterhouden, enzovoort.

Stalking is een specifieke vorm van partnergeweld, alhoewel het ook tussen onbekenden bestaat. Vaak is het gerelateerd aan echtscheiding. Een definitie die vaak aangehaald wordt is:

”Stalking is het opzettelijk en herhaaldelijk bespioneren en bedreigen van een andere persoon, op zodanige wijze dat dit zijn/haar veiligheid bedreigt” (Meloy & Gothard, 1996)

Gendersensitief werken

Mannen worden meer ‘opgepakt & veroordeeld’Hier speelt een genderstereotype verwachting: onze maatschappij gaat er van uit dat mannen gewelddadiger zijn dan vrouwen, en dat vrouwen maar al te vaak slachtoffer zijn. Bijgevolg zullen bij politie-interventies sneller mannen aangeduid worden als ‘de agressor’ en vrouwen als ‘het slachtoffer’, wat in de verdere justitiële afhandeling doorwerkt.In de internationale literatuur naar daders van huiselijk geweld zijn vrouwelijke plegers vrijwel afwezig in onderzoeksgroepen uit hulpverlenings- of justitiële groepen, terwijl ze in steekproeven uit de algemene bevolking minstens de helft van de groep vormen. Het lijkt gerechtvaardigd om te veronderstellen dat een lagere aangiftebereidheid bij mannen en het ernstiger letsel dat mannelijke daders veroorzaken op zijn minst belangrijke verklaringen zijn voor dit verschil in het aandeel mannelijke en vrouwelijke plegers van huiselijk geweld (Capaldi, Kim e.a., 2007; Capaldi en Owen, 2001; Ehrensaft, Moffitt e.a., 2004).Wanneer de man als dader betrokken is bij geweld tussen partners, duurt het geweld langer, zijn er meer incidenten en is de letselschade bij vrouwen ernstiger (Ehrensaft, Moffitt e.a., 2004). Partnergeweld waarbij óók de man is betrokken, neemt zodoende ernstiger vormen aan en leidt vaker tot interventies van buitenaf (Ehrensaft, Moffitt e.a., 2004).

Voorbij het heteronormatief denkenWe weten dat vrouwen wel degelijk geweld plegen, dat mannelijke slachtoffers bestaan en tegen een enorm stigma moeten opboksen. We weten ook dat holebi-relaties niet geweldvrij zijn (Hellemans, 2014). In dit methodisch kader

Wat is partnergeweld?I

Page 8: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

8

“De grens is duidelijk. Iedereen is baas over zijn eigen lichaam, en zeker over zijn seksualiteit”

“Naarnate koppels steeds ouder worden, is er ook meer partnergeweld onder (hoog) bejaarden.”

“Partnergeweld komt heel veel voor in alle lagen van de bevolking.”

hebben we niet telkens hij/zij willen schrijven, al konden we er soms ook niet omheen, maar voor elke ‘hij’ mag u ‘hij/zij’ lezen! Movisie maakte een Toolkit Voorbij vooroordelen en stereotypes over gender en partnergeweld en laat zien dat het goed mogelijk is om gendersensitief te handelen door gewoon aandacht te hebben voor macht en afhankelijkheid binnen de partnerrelatie, en door krachtgericht te werken.

Voorbij het Westers etnocentrisch denkenIn onze maatschappij leven mensen uit veel verschillende culturen, opleidingsniveaus, subculturen, achtergronden, enz. De enige manier om te weten hoe men over man/vrouw rollen en over geweld denkt, is het te vragen. Tegelijkertijd mogen we nooit redeneren dat geweld kan, omdat het in een bepaalde (sub)cultuur de gewoonte is. De grens is duidelijk: iedereen is baas over zijn eigen lichaam, en zeker over zijn seksualiteit, maar ook over zijn eigen inkomen en bezit. Iedereen heeft recht op respect, en om aanvaard te worden zoals hij/zij is.

Levenslang partnergeweld?Leeftijd als risicofactor hangt negatief samen met partnergeweld (O’Leary, 1999; Stets & Straus, 1989). In onderzoek onder 6.000 koppels werd, onafhankelijk van de burgerlijke staat, een negatieve relatie gevonden tussen leeftijd en partnergeweld: geweld nam af met de leeftijd (Feld & Straus, 1989; O’Leary, 1999). Pugliesi en Howell (1988) vonden dat jonge mannen meer kans liepen om partnergeweld te plegen dan oudere mannen. Eenzelfde ontwikkeling in de prevalentie van fysieke agressie tegen een partner wordt voor vrouwen gevonden (Morse, 1995). Slachtoffer- en daderschap worden door jongere mannen en vrouwen (15-24 jaar) ongeveer drie tot vijf keer vaker gerapporteerd dan door ouderen (45-54 jaar) (Kessler, Molnar, Feurer & Appelbaum, 2001).Nuancering is echter gepast. Recent verschenen de uitkomsten van een prospectieve longitudinale studie van Lussier, Farrington en Moffitt (2009). Dat partnergeweld afneemt met de leeftijd werd door deze studie niet bevestigd.Naarmate koppels steeds ouder worden, is er ook meer partnergeweld onder (hoog)bejaarden. Soms is dat geweld er altijd geweest, soms ontstaat het door de veranderende omstandigheden die ouder worden met zich meebrengen. Tegelijkertijd kan ook de draagkracht van één of beiden veranderen. Als hulpverleners mogen we niet naïef zijn en signalen hierrond negeren.

Hoe vaak komt partnergeweld voor?We gaan hier niet de hele bespreking doen van de talloze studies die telkens net iets anders bevragen of net andere categorieën gebruiken. Partnergeweld komt heel veel voor, in alle lagen van de bevolking. Zoveel, dat het systematisch in de hulpverlening moet bevraagd worden. Zoveel, dat het niet iets ‘van cliënten’ is, maar iedereen, ook de hulpverlener persoonlijk raakt. Vandaar het hoofdstuk over tegenoverdracht en zelfzorg.

Een integrale kijk op alle vormen van geweld in het gezin/de familieVanuit het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk wordt al heel lang gepleit voor een integrale aanpak van familiaal geweld. Hiermee bedoelt men dat er wordt uitgegaan van de samenhang tussen verschillende vormen van geweld in het gezin. De risicofactoren, zowel voor slachtoffer als pleger, vertonen veel gelijkenissen. Verschillende vormen van geweld komen samen voor of lopen

IWat is partnergeweld?

Page 9: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

9

“We gaan er vanuit dat in elk van ons een mogelijk slachtoffer en een mogelijke pleger schuilt”

“Mannelijke dominantie doet uiteindelijk iedereen in een samenleving tekort, zowel vrouwen als mannen. Vandaar het belang gendersensitief te werken.”

“Een integrale visie sluit niet uit dat de verschillende vormen van geweld in het gezin specifieke kernmerken hebben.”

in elkaar over. De kenmerken van slachtoffers en plegers van de verschillende vormen van familiaal geweld vertonen vaak meer gelijkenissen dan verschillen. In de aanpak van familiaal geweld is er aandacht voor alle levensdomeinen. Familiaal geweld gaat immers zeer vaak gepaard met problemen op verschillende domeinen: schulden, isolement, relatieproblemen… Het is belangrijk om de problemen op deze verschillende levensdomeinen in beeld te brengen. Dit kan inzicht bieden en geeft de hulpverlening de kans om begrip over deze moeilijke leefsituatie te verwoorden, zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid die de pleger moet nemen rond de geweldsituatie.Er is aandacht voor de dader-slachtofferdynamiek. We gaan er vanuit dat in elk van ons een mogelijk slachtoffer en een mogelijke pleger schuilt. Slachtoffer- en plegerschap liggen niet zo ver uit elkaar als vaak gedacht. Er moet oog zijn voor de dynamiek, de interacties en het wisselen van positie.We erkennen dat er patriarchale machtsverhoudingen in sommige delen van de samenleving bestaan die ertoe leiden dat vooral vrouwen slachtoffer lijken te zijn van partnergeweld. Mannelijke dominantie doet uiteindelijk iedereen in een samenleving tekort, zowel vrouwen als mannen. Vandaar het belang gendersensitief te werken.Het welzijnswerk streeft tenslotte naar een intersectorale, samenwerkende aanpak. Verschillende diensten worden geconfronteerd met familiaal geweld, en vervullen hier een belangrijke rol. Samenwerking en het uitklaren van ieders rol en taak, met de verschillende partners, is belangrijk. Het samenwerken met politie en justitie is hierbij uiteraard zeer belangrijk. Mensen mogen niet tussen de mazen van het (hulpverlenings) net vallen.Een integrale visie sluit niet uit dat de verschillende vormen van geweld in het gezin specifieke kenmerken hebben. Verschillende doelgroepen of verschillende gezinsleden vragen specifieke accenten in de aanpak. Enkel partnergeweld aanpakken en de rest van het gezin/de familie negeren zal niet voldoende zijn.

Hoe met partnergeweld aan de slag gaan?Dat is de focus van dit methodisch kader. Er is zoveel literatuur, maar hoe begin je er nu met je cliënt aan? We hopen hiermee een kader en een stel handvaten aan te reiken. Als je het methodisch kader ‘Aan de slag’ nog hebt, gooi het niet weg. We hebben overlap vermeden, en dus vullen beide mappen

elkaar aan. Vul jouw map aan met wat je hierrond vindt, maak het je eigen, wees creatief, wissel uit met elkaar en zorg goed voor jezelf en je collega’s. We wensen je veel succes en voldoening in dit moeilijke maar boeiende werk!

Wat is partnergeweld?I

Page 10: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

10

Hoe we partnergeweld theoretisch moeten begrijpen is een heel controversieel onderwerp en reflecteert een van de grootste debatten binnen de geschiedenis van onderzoek naar partnergeweld. Gedurende lange tijd werd onderzoek naar geweld in intieme relaties gedomineerd door twee tegenstrijdige stromingen (Johnson & Ferraro, 2000): de feministische stroming en de ‘family psychology’ stroming. De feministische stroming (bv. Dobash & Dobash, 1979) ziet de oorzaak van partnergeweld in de overheersende patriarchale drang naar macht en controle van mannen over vrouwen. De ‘family psychology’ stroming (bv. Strauss & Gelles, 1990) daarentegen stelt dat partnergeweld het resultaat is van geëscaleerd conflict in intieme relaties.

Johnson (1995; Johnson en Ferraro , 2000), de autoriteit op het vlak van onderzoek naar partnergeweld, probeerde de visies van beide stromingen te verzoenen door te stellen dat er niet één uniforme vorm van partnergeweld bestaat. Deze twee stromingen refereren naar twee types van geweld, namelijk ‘intieme terreur ’ en ‘situationeel koppelgeweld’. In wat volgt lichten we beide types van geweld toe. Door verder empirisch onderzoek naar verschillende patronen van partnergeweld (Graham-Kevan & Archer, 2003; Holtzowrth-Munroe, Meehan, Herron Rehman 1 Stuart, 2000; Holtzwordth-Munroe & Stuart, 1994; Johnson, 1995; Johnson & Ferraro, 2000) evolueerde deze typologie verder naar vier types van partnergeweld (Kelly & Johnson, 2008; Groenen e.a. 2011; Blow, 2011).

Situationeel koppelgeweldDit type van partnergeweld komt het vaakst voor. Een of beide partners stellen licht tot ernstig agressief gedrag. Echter, geen van beiden gebruikt geweld in functie van een voortdurende nood aan macht en controle in de relatie. Binnen situationeel partnergeweld bestaat een grote variëteit. Het kan gaan om incidenteel geweld, waarbij beide partners geweld gebruiken zonder dat er macht en controle is over de ander maar het geweld toch escaleert. Ook kan er chronisch geweld plaatsvinden waarbij bepaalde stressfactoren een rol spelen, bijvoorbeeld alcoholgebruik of het ontbreken van agressieregulering of communicatievaardigheden (Moll & Tan, 2014).

Meestal gebeurt deze vorm van geweld minder frequent (Johnson & Leone, 2005) en vaak gaat het over minder ernstig geweld (duwen, grijpen) en zal vaak minder escaleren dan dwingend controlerend geweld (Kelly & Johnson, 2008). Soms stopt dit geweld op een bepaald moment en de kans dat het stopt na een scheiding is heel groot (Johnson & Ferraro, 2000; Johnson & Leone, 2005). Eén of beide partners beschikt niet over de mogelijkheid om de conflicten te hanteren of kan zijn kwaadheid moeilijk beheersen (Johnson 2006, Kelly & Johnson, 2008). Angst voor de partner is niet karakteristiek voor deze vorm van geweld bij deze koppels. Toch zijn sommige verbale gedragingen in deze vorm van geweld (bv. schelden, roepen) dezelfde als deze van het verbale geweld bij dwingend controlerend gedrag. Ook jaloersheid kan bij deze vorm van geweld optreden, en conflicten uit de hand doen lopen (Kelly & Johnson, 2008). Het chronische patroon van controle en intimidatie komt bij deze vorm van geweld echter niet voor.

VORMEN VAN PARTNERGEWELD

“Onderzoek naar geweld in intieme relaties gedomineerd door twee tegenstrijdige stromingen”

“Dit type van partnergeweld komt het vaakst voor.“

II

Page 11: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

11

“Intieme terreur’ is de meest extreme en ongelijkwaardige categorie van partnergeweld.”

“In deze vorm van geweld wordt dus vaak het ernstigst fysiek geweld gepleegd, maar dit betekent niet dat alle plegers hier fysiek geweld plegen”

Het profiel van de pleger van situationeel partnergeweld is niet anders dan het profiel van de niet-geweldpleger (Holtzworth-Munroe et al., 2000). Dit type van geweld wordt vooral opgemerkt in bevolkingsonderzoek (Johnson, 2008; Johnson & Ferraro, 2000; Johnson & Leone, 2005).

Dwingend controlerend geweld “intieme terreur”Er zijn diverse vormen van partnergeweld, maar ‘intieme terreur’ is de meest extreme en ongelijkwaardige categorie van partnergeweld. Bij intieme terreur probeert de dader het slachtoffer te domineren door controle en macht uit te oefenen. Dit type van geweld verwijst naar een patroon van emotioneel gewelddadige intimidatie, dwang en controle gekoppeld aan ernstig fysiek geweld (Groenen e.a., 2011; Blow, 2011). Er is hier duidelijk sprake van intentioneel geweld. Extreme angst bij het slachtoffer en aanhoudende controle bij de geweldpleger zijn de twee meest belangrijke kenmerken die deze vorm van geweld onderscheiden van situationeel koppelgeweld.

Het ‘power and control wheel’ (Pence & Paymar, 1993) geeft een goede beschrijving weer van de agressieve handelingen en acties die een intieme controlleur terrorist stelt ten opzichte van zijn partner (zie figuur 1). Wanneer we in de onderzoeksliteratuur duiken, dan wordt duidelijk dat deze vorm van geweld het meest opgemerkt wordt in klinische populaties en in forensisch onderzoek (Archer, 2000; Bradbury & Karney, 2010; Dobash & Dobash, 1979; Johnson, 2008; Johnson & Ferraro, 2000). Volgens Graham-Kevan en Archer (2008) wordt intieme terreur driemaal zo vaak door mannen uitgeoefend als door vrouwen. In deze vorm van geweld wordt dus vaak het ernstigst fysiek geweld gepleegd, maar dit betekent niet dat alle plegers hier fysiek geweld plegen. Johnson pleitte in 2008 alleszins om aandachtig te zijn voor deze vorm van geweld waar alle controlemechanismen aanwezig zijn zonder dat het (al) tot fysiek geweld is gekomen.

Figuur 1. ‘Power and control wheel’ opgesteld door Pence en Paymar (1993)

COERCIONAND THREATS:Making and/or carrying outthreats to do something tohurt her. Threatening toleave her commit suïcide,or report her to welfare.Making her drop charges.Making her do illegal things.

MALE PRIVILEGE:Treating her like a servant:making all the big decisions,acting like the “master of thecastle” being the one to definemen’s and women’s rules.

ECONOMIC ABUSE:Preventing her from gettingor keeping a job. making herask for money. Giving her anallowance. Taking her moneu.Not letting her know aboutor have access to family income.

USING CHILDREN:Making her feel guiltyabout the children. Using the children torelay messages.Using visitations to harass her.Threatening to takethe children away.

MINIMIZING DENYING,AND BLAMING:Making light of the abuseand not taking her concermsabout it seriously. Saying the abuse didn’t happen.Shifting responsibility forabusive behavior. Sayingshe caused it.

ISOLATION:Controlling what she does,who she sees and talks to,what she reads, and where shegoes. Limithing her outside involvement. Using jealousyto justify actions.

EMOTIONAL ABUSE:Putting her down. Making herfeel bad about herself.Calling her names. Making herthink she’s crazy. Playing mind games. Humiliatingher. Making her feel guilty.

INTIMIDATION:Making her afraid by using looks,actions, and gestures. Smashingthings. Destroying her property.Abusing pets.Displaying weapons.

POWERAND

CONTROL

physical sexual

sexu

alphysical

VIOLENCE

VIOLENCE

Vormen van partnergeweldII

Page 12: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

12

“Geweldcyclus wordt voornamelijk gebruikt om geweldepisodes te verklaren in een relatie waar er sprake is van intieme terreur.”

“Deze partner gaat alles goed maken”

Er zijn een aantal specifieke kenmerken rond deze vorm van geweld: dreigingen (o.a. met geweld) en intimidatie, extreme jaloersheid, toezicht houden (opleggen van fysieke beperking vb. de weg van en naar werk duurt zoveel minuten, en dan moet het slachtoffer binnen die termijn thuis komen) en de wil en kans tot verzet verkleinen en breken (vb. door sociale isolatie, economische deprivatie) (Kelly & Johnson, 2008). Van der Veen en Bogaerts (2010) komen alleszins tot de vaststelling dat de dreiging met fysiek geweld de sterkste voorspeller van een pleger van dwingend controlerend geweld is.

De grootste psychologische gevolgen van deze vorm van geweld zijn angst, verlies van zelfrespect en zelfvertrouwen, depressie en posttraumatische stress. Vooral angsten zijn veel voorkomende klachten (Kelly & Johnson, 2008).

De Geweldcyclus (Walker, 1979) en de Spiraal van Geweld (Van Lawick, 1998)De geweldcyclus of “cycleofabuse” werd ontwikkeld door Leonore E. Walker in 1979 om de interactiepatronen in gewelddadige relaties in kaart te brengen. Deze geweldcyclus werd aanvankelijk opgesteld om het controlerende, patriarchale gedrag van mannen te beschrijven die geweld gebruiken tegenover hun vrouwelijke partner met het oog op behoud van controle. De geweldcyclus omvat vier fasen: (1) een klimaat van spanning, (2) de crisis, (3) de rechtvaardiging en (4) de wittebroodsweken.Vandaag wordt deze geweldcyclus voornamelijk gebruikt om geweldepisodes te verklaren in een relatie waar er sprake is van intieme terreur. Het genderaspect verdwijnt meer naar de achtergrond. Ook al is het zo dat in heteroseksuele relaties intieme terreur opvallend meer voorkomt van mannen naar vrouwen gericht, ook enkele mannen worden er het slachtoffer van en deze patronen kunnen zich ook voordoen in homoseksuele en lesbische relaties.

De spiraal van geweld, ontwikkeld door systeemtherapeute Justine Van Lawick (1998) bouwt verder op deze spiraal en is een verklaringsmodel dat voor hulpverleners uitgewerkt is om bij partnergeweld in te zetten. Ook deze vertrekt vooral vanuit de dynamiek van dwingend controlerend geweld. Van Oosten, Van der Vlugt en Brants bewerkten deze versie tot een minder seksestereotiepe versie (van Dam e.a. 2009).

Van Dam e.a. 2009 geven hierover aan dat heel wat beginnende koppels elkaar idealiseren en zich vaak ook beter voordoen dan ze zijn; dit is een normaal verschijnsel. Na deze eerste periode komen er barsten in het ideaal en de verwachtingen en zou dit aan de realiteit moeten worden aangepast. Eigen aan problematische relaties is dat één of beide partners blijven vasthouden aan hun eerste verwachtingen. Dit niet kunnen aanpassen zou kunnen te maken hebben met verwaarlozing of geweld in het gezin van herkomst (‘deze partner gaat alles goed maken’). Er wordt gezocht naar compensatie voor wat deze mensen in hun gezin van herkomst tekort gekomen zijn, waardoor er onrealistische verwachtingen t.a.v. relaties ontstaan. Deze onrealistische verwachtingen over de relatie bij één of beide partners spelen dus een rol in het ontstaan van frustratie en geweld. In een gewelddadige relatie is er vooral sprake van de onderste (destructieve) cirkel, die bij toenemend en aanhoudend geweld de vorm krijgt van een negatieve spiraal. De cirkels kunnen voor ieder paar anders worden ingevuld, en ook de sekse kan veranderen.

IIVormen van partnergeweld

Page 13: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

13

“Dit is geweld om geweld te doen stoppen”

“Geweld bij mensen die hiervoor nog nooit dergelijk gedrag gesteld hebben”

“Letterlijk gek worden”

“Beide partners vervlochten zijn in een gezamenlijke strijd”

Gewelddadig verweerDit is de gewelddadige reactie van iemand op het dwingend controlerend geweld van zijn partner. Het geweld heeft dus niet tot doel om de ander te controleren, maar om het geweld te doen stoppen (Groenen e.a., 2011; Blow, 2011). Dit kunnen zowel mannen als vrouwen zijn.Vaak denkt men dat dit over situationeel koppelgeweld gaat, maar bij nadere bevraging blijkt dit dan over verweer van het slachtoffer bij dwingend controlerend gedrag te gaan. In die zin is navragen belangrijk om dit onderscheid te kunnen maken (Kelly & Johnson, 2008).

Scheidingsgerelateerd geweldDit is geweld dat zich pas voor de eerste keer stelt in de relatie wanneer de dreiging bestaat dat de relatie breekt of wanneer het koppel uit elkaar gaat (Kelly en Johnson, 2008). Zij geven hierover aan dat vooral het feit dat dan pas voor de eerste keer geweld wordt gebruikt het verschil kan maken tussen dwingend controlerend geweld en situationeel koppelgeweld dat simpelweg gecontinueerd wordt in (de dreiging tot) een breuk. Kelly & Johnson geven hierover aan dat dit vaak onverwachte en onkarakteristieke gedragingen van geweld zijn bij mensen die hiervoor nog nooit dergelijk gedrag gesteld hebben. De persoon wordt hier getriggerd door ingrijpende ervaringen zoals een traumatische scheiding (enkele voorbeelden: huis leeggehaald terwijl hij naar zijn werk was, kinderen weggehaald en niet weten waar ze zijn, publieke vernedering, aanklacht voor seksueel misbruik, het ontdekken van een minnaar in het bed). Het geweld wordt hier vergeleken met een totaal verlies van psychologische controle (soms beschreven als ‘letterlijk gek worden’). Het eigene hieraan is dat dit gelimiteerd is tot één of twee situaties in het begin of tijdens de procedure van de scheiding, en varieert van milde tot ernstige vormen van geweld. Het wordt meestal gepleegd door de partner die verlaten wordt en geschokt is door (dreiging met) de scheiding. (Kelly & Johnson, 2008).

Gemeenschappelijk gewelddadig gedrag of wederzijdse “intieme terreur”Tot slot vermeld ik nog een vijfde categorie, waarvan in sommige literatuur sprake is. Hier zien we het patroon waarin beide partners elkaar willen controleren en beheersen en beide gewelddadig zijn (Graham-Bermann & Edleson, 2003; Johnson, 2008, 2006). Johnson (2008) geeft hierover aan dat dit niet zo vaak voorkomt, en dat, wanneer we denken dat het hierover gaat, het vaak over situationeel koppelgeweld gaat. Hij stelt ook dat we nog niet zo veel weten over deze vorm van geweld, behalve dat beide partners vervlochten zijn in een gezamenlijke strijd en dat ze alle twee evenveel verantwoordelijkheid dragen voor het vechten om controle in de relatie.

Vormen van partnergeweldII

Page 14: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

14

IIIGEVOLGEN VAN PARTNERGEWELD

Ervaringen met partnergeweld hebben een negatieve invloed op het welzijn van slachtoffers. Zowel op korte als op lange termijn – zelf als het geweld reeds gestopt is – kunnen slachtoffers negatieve gevolgen ondervinden op verschillende gezondheidsdomeinen (Krug et al., 2002). We maken een onderscheid tussen gevolgen voor de fysieke, mentale en seksuele gezondheid (Campbell, 2002). Verder is gebleken dat de context van geweld in nauw verband staat met de gezondheidsuitkomsten: hoe ernstiger het geweld en hoe langer men er aan blootgesteld wordt, hoe ernstiger de symptomen (Bonomi et al., 2006; Pieters et al., 2010).

Fysieke gevolgenEr kunnen diverse fysieke verwondingen toegebracht worden aan het slachtoffer. Deze variëren van lichte kneuzingen tot blijvende letsels en zelfs handicaps of overlijden. Uit onderzoek blijken volgende symptomen gerelateerd te zijn aan partnergeweld: blauwe plekken of kneuzingen, breuken, verstuikingen, snijwonden, pijn aan de borst, abdominale pijn, constipatie, spijsverteringsproblemen, prikkelbare darmsyndroom, maagzweren, artritis, en rugpijn (Coker, Smith, Bethea, King, & McKeown, 2000). Deze traumatische geweldervaringen kunnen zich ook vertalen in psychosomatische klachten en chronische gezondheidsproblemen zoals slapeloosheid, eetstoornissen, hoofdpijn, hyperventilatie, en gehoor en gezichtsproblemen omwille van neurologische schade. Uit een longitudinale studie van Bergman en Brismar (1991) blijkt dat vrouwen die te maken krijgen met partnergeweld significant vaker gebruik maken van somatische zorg in het ziekenhuis. Bijna 25% van de slachtoffers, vooral vrouwen en jongeren, zeggen een suïcidepoging te hebben gedaan als gevolg van huiselijk geweld (van der Veen & Bogaerts, 2010).

Psychische gevolgenOok het mentaal welzijn van slachtoffers wordt aangetast. De meest voorkomende symptomen zijn vermoeidheid, concentratieproblemen en gevoelens van angst en depressie. Ononderbroken fysiek en/of psychisch geweld ondermijnen het zelfbeeldvanslachtoffers. Ze voelen zich waardeloos, niet meer geliefd, hebben het gevoel niet te voldoen aan de verwachtingen. Dit leidt ertoe dat ze zich soms ook zelf schuldig gaan voelen voor de situatie waarin ze verkeren. Kortom, hun levenskwaliteit wordt ernstig aangetast door gevoelens van mislukking, vernedering en angst. Vaak raken slachtoffers ook sociaal geïsoleerd omdat ze geen afspraken meer durven/mogen maken en geen initiatief meer nemen om sociale relaties aan te gaan en te onderhouden. Sommige slachtoffers hebben te kampen met een post-traumatischestressstoornis (PTSS). Signalen voor PTSS zijn intense spanning bij herinnering aan de geweldervaringen, gedachten en gevoelens die te maken hebben met het geweld vermijden, woede-uitbarstingen en onthechtingsgevoelens (Cascardi, O’Leary & Schlee, 1999). Andere symptomen die kunnen optreden bij slachtoffers is overmatigalcoholofdruggebruik. Deze middelen worden gebruikt als coping strategie om met het geweld te leren omgaan (Heise et al., 2002;

“Fysieke verwondingen variëren van lichte kneuzingen tot blijvende letsels en zelfs handicaps of overlijden.”

“Traumatische geweldervaringen kunnen zich ook vertalen in psychosomatische klachten”

“Het mentaal welzijn van slachtoffers wordt aangetast”

Page 15: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

15

Wingood, DiClemente & Raj, 2000). Tenslotte liggen de suïcidecijfersook hoger bij personen die het slachtoffer werden van partnergeweld dan bij personen die nooit met geweld geconfronteerd werden: een accelererend patroon van geweld, gevoelens van hulpeloosheid, gebrekkige sociale steun en/of toenemende isolatie, een negatief zelfbeeld en angst om hulp te zoeken zijn enkele factoren die bijdragen tot de beslissing uit het leven te stappen (Kantor & Jasinski, 1998). Belangrijk om te vermelden is dat de aanwezigheid van psychisch geweld voldoende is om een verminderd mentaal welzijn te rapporteren. Met andere woorden, niet alleen fysiek en/of seksueel geweld leidt tot negatieve gevolgen (Coker et al., 2002; Pico-Alfonso, 2006).

Gevolgen op seksueel vlakMinder onderzocht, maar minstens even belangrijk, zijn de gevolgen van partnergeweld voor de seksuele gezondheid. Onderzoek van de laatste jaren heeft duidelijk aangetoond dat het ervaren van partnergeweld zowel direct als indirect (via stress en een minder goed functionerend immuunsysteem) een invloed heeft op de seksuele gezondheid van slachtoffers (Coker, 2007). Heel wat studies hebben een verband gevonden tussen partnergeweld en seksueel risicogedrag: zowel geweldplegers als slachtoffers stellen meer seksueel risicogedrag in vergelijking met personen die nooit met partnergeweld te maken kregen. Dit risicogedrag kan verschillende vormen aannemen zoals minder consequent een condoom gebruiken, de partner verbieden om contraceptie te gebruiken, meer verschillende sekspartners hebben, en meer seksueel overdraagbare aandoeningen oplopen. Sommige studies vonden ook een verband met pijntijdensseks. Ook seksuele disfuncties zoals het vermijden van seks of seks zien als verplichting, negatieve gevoelens tijdens seks (boosheid, walging of schuld), gevoelens van emotionele distantie tijdens seks of juist zich opdringende of verstorende gedachten en beelden en compulsief of ongepast seksueel gedrag kunnen voorkomen. Dit kan resulteren in het opnieuw slachtoffer worden van seksueel geweld of zelf seksueel agressor worden (Nagtegaal, 2012). Kortom, het ervaren van of het gebruiken van geweld in een intieme relatie leidt tot een minder goede seksuele gezondheid (Coker, 2007).

Financiële gevolgenSlachtoffers moeten vaker verhuizen of hebben zichzelf financiële beperkingen moeten opleggen. Slachtoffers kunnen vaker niet naar het werk en hebben meer financiële problemen (van der Veen & Bogaerts, 2010). Kunst, Bogaerts, Wilthagen et al. (2010) kwamen tot de vaststelling dat gewelddadig slachtofferschap een goede voorspeller is voor onder meer de hoogte van het inkomen.

Gevolgen voor het relationeel levenZoals hierboven beschreven heeft onderzoek naar de individuele gezondheidsuitkomsten van partnergeweld aangetoond dat het ervaren van geweld in een intieme relatie veelal samengaat met een minder goed fysiek, mentaal en seksueel welzijn van slachtoffers en/of geweldplegers. Daarnaast is het ook interessant om na te gaan hoe het ervaren van partnergeweld samengaat met enkele relationele dynamieken. Zowel de geweldpleger als het slachtoffer komen na een zekere periode van geweld meer los te staan van hun eigen emoties. Ze trekken zich elk in zichzelf terug en het contact met de buitenwereld wordt meer en meer vermeden. Zowel de geweldpleger als het slachtoffer rouwen om het verlies van hun romantisch ideaalbeeld. Ze schamen zich voor de situatie waarin ze zich bevinden en het wordt steeds moeilijker om

“Geweld in een intieme relatie leidt tot een minder goede seksuele gezondheid”

“Zowel de geweldpleger als het slachtoffer rouwen om het verlies van hun romantisch ideaalbeeld.”

Gevolgen van partnergeweld III

Page 16: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

16

het geweld verborgen te houden voor de buitenwereld (Groen & Van Lawick, 2010). De interpersoonlijke schematheorie (Baldwin, 1992; Cloitre & Rosenberg, 2006; Hien & Ruglass, 2009) biedt een interessant overkoepelend kader om partnergeweld te bekijken vanuit relationeel perspectief. Deze theorie stelt dat schema’s ons interpersoonlijk functioneren in (intieme) relaties aansturen, en dit door middel van hun invloed op de verwerking van sociale informatie in interpersoonlijke relaties. Concreet stelt deze theorie dat mensen op zoek gaan naar interpersoonlijke relaties die hun relatieschema’s bevestigen en dat zij nieuwe informatie zullen bekijken en interpreteren in functie van eerdere relationele ervaringen. Bijvoorbeeld mensen met liefdevolle, positieve interpersoonlijke ervaringen hebben positieve relatieschema’s en zullen daardoor automatisch hun kans vergroten op positieve relaties in de toekomst. Daartegenover staat dat mensen met negatieve relationele ervaringen een groter risico lopen om via het principe van ’selffulfilling prophecy’ hun negatieve relatieschema’s te bevestigen en te herhalen in latere interpersoonlijke relaties (Cloitre & Rosenberg, 2006; Hien & Ruglass, 2009).

Het is duidelijk gebleken dat herhaaldelijke conflictueuze en gewelddadige interacties tussen partners een negatieve invloed hebben op hoe relaties beoordeeld worden en dus leiden tot meer relatieontevredenheid (Williams & Frieze, 2005). De hechtingstheorie gaat van het idee uit dat eerdere relatie ervaringen vertaald worden in mentale representaties. Deze mentale representaties beïnvloeden hoe mensen denken over en omgaan met hechtingsfiguren (bv. de intieme partner). Met andere woorden, ervaringen met partnergeweld kunnen bijdragen tot een slecht zelfbeeld en slecht beeld over anderen waardoor slachtoffers een onveilige hechtingsstijl ontwikkelen (angstige of vermijdende hechting). Negatieve relatie ervaringen hebben ook een invloed op het seksueel functioneren in een partnerrelatie. Zo blijkt dat ervaringen met partnergeweld samengaan met minder seksuele tevredenheid en meer seksuele disfuncties in de partnerrelatie (Hellemans et al., 2014).

Dit kan op verschillende manieren:

Ten eerste is het zo dat veel conflict in de relatie ertoe leidt dat beide partners negatieve emoties koesteren ten opzichte van mekaar. De aanwezigheid van al deze negatieve emoties verstoort het seksueel verlangen en de seksuele opwinding. Ten tweede, koppels die veel conflict hebben dat niet opgelost geraakt, vernauwen de manier waarop ze met mekaar omgaan zodat er een soort van automatische, negatieve interactiepatronen geïnstalleerd worden. Deze negatieve interactiepatronen gaan de relatie domineren waardoor er nog weinig ruimte is voor seksueel stimulerende interacties. In relaties die overheerst worden door chronisch conflict gaan beide partners zich focussen op het behoud van controle omdat elke partner zich wil beschermen om niet langer gekwetst te worden. Met andere woorden, elke partner is meer bezig met het eigenbehoud en zelfbescherming dan met intimiteit. Vooral bij vrouwen verdwijnt de behoefte aan seks bij aanhoudende stress. Het is in dit stadium dat ook seksueel geweld kan plaatsvinden in de relatie. Het is moeilijk om te vrijen met een man die je op een ander moment in de relatie fysiek en/of mentaal pijn doet. Ook is het zo dat vrouwen hun man seks onthouden als manier van straf. Veel mannen voelen zich afgewezen als seks hun onthouden wordt en voelen zich buitengesloten. Dit kan dan weer de aanleiding zijn voor een woedeuitbarsting en afgedwongen seksueel contact, zelfs verkrachting (Groen & Van Lawick, 2010).

“Elke partner is meer bezig met het eigenbehoud en zelfbescherming dan met intimiteit”

IIIGevolgen van partnergeweld

Page 17: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

17

Gevolgen van partnergeweld III

Page 18: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

18

IVMOTIVEREN OM IETS TE DOEN AAN PARTNERGEWELD

Een ambivalente houding tegenover begeleiding en gedragsverandering komt vaak voor bij cliënten met agressieproblemen en hun partner (van Dam & Van Tilburg, 2007; Van Dam, 2009, van Tilburg, 2008, Warnaar & Wegelin, 2005). Van Outsem (2001) bespreekt in ‘De aanpak’ de belangrijkste redenen waarom gewelddadige mannen vaak nietgemotiveerd zijn om deel te nemen aan hulpverlening:

■ Angst om in de beklaagdenbank gezet te worden ■ Schroom om het eigen gewelddadige gedrag te bespreken ■ Ontkenning van het eigen gewelddadige gedrag ■ Ontkenning van de eigen problematiek die de grondslag vormt voor het

agressief gedrag ■ De schuld en de verantwoordelijkheid voor het eigen gewelddadige

gedrag geheel of grotendeels bij de partner leggen ■ Onwil om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen gewelddadige

gedrag ■ Angst om publiekelijk aan de schandpaal genageld te worden ■ Ongeloof dat hulpverlening uitkomst kan bieden ■ Onwennigheid met het bespreken van problemen in het algemeen ■ Het idee dat hulp slechts in het belang is van het slachtoffer en niet in het

belang van de pleger ■ De angst dat hulp wordt opgezet om bewijslast te verzamelen ■ De angst dat de uitspraken van de geweldpleger tijdens de hulpverlening

tegen hem zullen gebruikt worden

Een belangrijk aspect van het werken rond geweld is dan ook het van bij de intake maar ook doorheen de begeleiding werken rond motivatie. Deze is vaak van korte duur en vaak ook extern bepaald. De motivatie kan worden versterkt door volgende punten:

Snelle actieAls een cliënt wordt aangemeld is het van belang zo snel mogelijk een gesprek te organiseren. Als er veel tijd zit tussen de verwijzing en de start van de begeleiding is de kans groot dat de motivatie is veranderd doordat de omstandigheden zijn veranderd. Ondertussen gaat het bijvoorbeeld al een week weer goed in de relatie. De crisis is over en hierdoor ook de motivatie om iets aan het probleem te doen. Veel cliënten zijn er op dat moment van overtuigd dat het geweld zich niet meer zal voordoen en dat hulp niet meer nodig is (van Dam e.a. 2009).

Page 19: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

19

ContinuïteitNaast de snelheid van interveniëren is ook de continuïteit van de behandeling van belang. Iedere wisseling is een potentieel breukmoment in de begeleiding. Wisselen van hulpverlener en van soort begeleiding moet dan ook zoveel mogelijk vermeden worden. In die zin heeft het uitvoeren van de intake en begeleiding door dezelfde hulpverlener(s) de voorkeur. (van Dam e.a. 2009).

Methodes van motivationeel werken

Motiverende gespreksvoeringWanneer de externe omstandigheden van de cliënt veranderen kan ook zijn motivatie veranderen, waardoor de cliënt minder gemotiveerd is/wordt voor de begeleiding. Het is belangrijk niet te volharden in het geven van opdrachten en het vragen om inzet. Het is beter de motivatie (opnieuw) onderwerp van bespreking te maken, en cliënten te helpen bij het verhelderen en oplossen van hun ambivalentie voor verandering (van Dam e.a.,2009). Een bekende en effectieve methode (Schippers & De Jonghe, 2002; Van Dam & Mulder, 2008) is de motiverende gespreksvoering ontwikkeld door Miller en Rollnick (1991; 2005).Motiverende gespreksvoering gaat uit van samenwerking, eigen verantwoordelijkheid en vrijheid van gedragskeuze en stoelt op twee principes: onvoorwaardelijke acceptatie en constructieve zelfconfrontatie.

Het principe van onvoorwaardelijkeacceptatie houdt in dat de hulpverlener het gedrag, in dit geval het al of niet deelnemen aan de behandeling, niet veroordeelt, ook al is het (zelf)destructief. Als hulpverlener help je de cliënt de voor- en nadelen van de behandeling op een rijtje te zetten, maar je laat de beslissing om al dan niet deel te nemen aan de cliënt zelf over. Wat betreft het gewelddadige gedrag moeten we onderscheid maken tussen de emotie en de manier waarop de emotie wordt geuit. Als hulpverlener kun je begrip opbrengen voor de emotie van de cliënt, maar maak je ook duidelijk dat de manier waarop de emoties geuit werden voor de cliënt zelf nadelig is, en voor de hulpverlener en vermoedelijk veel andere mensen te ver gaat. De cliënt moet zich door de hulpverlener niet als persoon veroordeeld voelen, maar gesteund in het op een acceptabele manier bereiken van doelen en het uiten van emoties (Bernard, Appelo, Scholing en Kok, 2003).

Constructievezelfconfrontatie houdt in dat cliënten geconfronteerd worden met tegenstrijdigheden in zichzelf ten aanzien van hun gedrag. De basishouding van de hulpverlener is empathisch. Hij leeft zich in, toont begrip en gaat niet in discussie met de cliënt over wat wel of niet goed voor hem is. Daarbij confronteert hij de cliënt wel als sommige gedragingen in strijd lijken te zijn met bepaalde levensdoelen. Motiverende gespreksvoering plaatst het probleemgedrag in het perspectief van doelen en waarden in iemands leven, een benadering die ook zijn intrede heeft gedaan in de gedragstherapie (Hayes, Stosahl & Wilson, 1999).

“Motiverende gespreksvoering gaat uit van samenwerking, eigen verantwoordelijkheid en vrijheid van gedragskeuze”

Motiveren om iets te doen aan partnergeweldIV

Page 20: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

20

Verandertaal uitlokkenVerandertaal installeren is een strategie die een oplossing voor ambivalentie biedt. Motiverende gespreksvoering roept relatief weinig weerstand op bij het cliëntsysteem. Het weerspiegelt de beweging die het cliëntsysteem maakt naar verandering toe. Er kunnen vier categorieën onderscheiden worden in verandertaal (Tartuffel, 2009):

1. de nadelen van de status quo onderkennen2. de voordelen van verandering onderkennen3. optimisme over verandering verwoorden4. de bedoeling om te veranderen verwoorden

We kunnen een aantal methoden onderscheiden om verandertaal op te roepen. Een voorbeeld daarvan is het stellen van evocatieve, open vragen: ‘Wat vind je vervelend aan de huidige situatie?’, of: “Hoe zou je het graag anders willen hebben?’ Je kan ook peilen naar extremen: Als je denkt aan de relatie met jouw partner op langere termijn, waarover maak je je dan het meeste zorgen? Ook vooruitkijken als methodiek kan werkzaam zijn, bijvoorbeeld: ‘Jullie leven nu tijdelijk apart, hoe zou je willen dat je leven er over vijf jaar uitziet?’ (Tartuffel, 2009).

Vertrouwen in de behandeling/begeleiding genererenUit onderzoek van Drieschner (2005) bleek dat bij forensische patiënten de belangrijkste voorspeller voor het meewerken aan de behandeling het vertrouwen was dat cliënten in de behandeling hadden. Lijdensdruk speelt nauwelijks een rol en druk vanuit justitie leidde er alleen toe dat cliënten weliswaar behandeling volgden, maar niet dat ze zich ervoor inzetten.Daarom is het van belang met de cliënt vooral te focussen op wat hij met de begeleiding zou kunnen winnen. De begeleiding moet voor de cliënt geloofwaardig en haalbaar zijn. Naast het bespreken van de voordelen die een cliënt met de behandeling kan behalen, is het belangrijk dat er volop ingezet wordt op een betrouwbare veilige relatie (Goldsmith e.a. 2015). Hierin is het aangewezen dat de begeleider zijn kennis, ervaring en deskundigheid op het gebied van de problematiek etaleert en helpt de zelfredzaamheid (zie verder) van cliënten te vergroten. Een specifiek aanbod voor deze problemen op zich kan het vertrouwen van de cliënt in de effectiviteit van de begeleiding doen toenemen.

Het model van verandering van Prochaska en DiClimente Als eerstelijnswerkers in de welzijns- en gezondheidssector zijn we erop gericht om het gedrag van onze cliënten te veranderen. In onze context betekent dat: zorgen dat het geweld stopt. Veelal geven praktijkwerkers weloverwogen advies mee aan de cliënten over wat ze kunnen doen om dit geweld te doen stoppen maar stellen vaak vast dat de cliënten zich niet aan deze afspraken houden. Hoe kunnen we dit ‘niet-veranderen’ verklaren? Het is niet omdat mensen niet onmiddellijk hun gedrag veranderen dat ze geen wilskracht hebben. Dit geweld is een gewoonte geworden in de partnerrelatie en gewoontegedrag veranderen kan je niet van vandaag op morgen. Veranderen is een proces dat veel tijd vraagt. Het ‘model van verandering’ (Prochaska en DiClemente) beschrijft het hele traject dat een cliënt doorloopt tijdens een veranderingsproces. Dit model bestaat uit verschillende fasen en start nog voor het moment dat iemand zijn/haar probleem onderkent. Het eindigt met de gestabiliseerde hantering van het veranderde gedrag.

IVMotiveren om iets te doen aan partnergeweld

Page 21: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

21

In onderstaande paragrafen bespreken we de verschillende stadia van gedragsverandering. Daarbij bespreken we hoe jij als hulpverlener aan de slag kan met het model van verandering.

consolidatie

actieve verandering voorbeschouwing

beslissing beschouwing

Start

Tussentijdseuitgang

terugval

////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

////////

///////

//////

//////

//////

//////

//////

//////

/////

////

////

////

////

////

/

Fasen van verandering

Fase 1: Voorbeschouwing/voorstadium In eerste instantie zien de cliënten (slachtoffer/geweldpleger/koppel) de (sporadische) aanwezigheid van psychisch/ fysiek geweld niet als een probleem en nemen verandering dan ook niet in overweging. Het probleem wordt aan anderen toegeschreven ‘Mijn partner is het probleem: ze zeurt de hele tijd’. Soms vindt de omgeving (partner, ouders, vrienden, hulpverlener) dat er een probleem is en dat verandering in het cliëntsysteem nodig is. Deze externe druk wordt als lastig ervaren door het cliëntsysteem.

Interventies kunnen zijn: ■ Geven van psycho-educatie over de gevolgen van agressie voor de cliënt en

zijn omgeving; ■ Plaatsen van het gedrag van de cliënt binnen de waarden, doelen, wensen

en ambities in zijn leven die wijzen op discrepanties (Van Dam e.a., 2009).

Fase 2: Beschouwing/overwegen Het is in de 2de fase dat het cliëntsysteem zich bewust wordt van een mogelijk probleem. Het koppel wordt zich bewust van het feit dat deze uit de hand gelopen conflicten niet goed zijn. Enerzijds leeft het idee ‘iedereen maakt wel eens ruzie met zijn/haar partner’ en dat leidt tot argumenten om niet te moeten veranderen. Anderzijds is er het idee dat ruzie niet kan samengaan met geweld en dat brengt argumenten voor verandering met zich mee. Hoe lang iemand in een bepaald stadium zit, varieert sterk. Meestal doorloopt iemand dit proces verschillende keren, hij/zij kan ook op elk moment terugkeren naar een vorige fase. Met andere woorden, dit model is geen vast stramien dat

Motiveren om iets te doen aan partnergeweldIV

Page 22: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

22

bij iedereen op exact dezelfde manier verloopt.Deze tegenstrijdige ideeën gaan gepaard met een sterk gevoel van ambivalentie. Zowel het behoud van het huidige gedrag als de verandering hebben voordelen en nadelen die afwisselend op de voorgrond treden.

Interventies kunnen zijn: ■ Geven van psycho-educatie over de gevolgen van agressie voor de cliënt en

zijn omgeving; ■ Het gedrag van de cliënt binnen de waarden, doelen, wensen en ambities in

zijn leven plaatsen en wijzen op discrepanties; ■ Maken van kosten-batenanalyse van het probleemgedrag van de cliënt en

het onderzoeken van alternatieve gedragsmogelijkheden (Van Dam e.a., 2009).

Fase 3: BeslissingWanneer een van de kanten van de ambivalentie gaat doorwegen, begint een beslissing zich af te tekenen. Iemand kan beslissen om (nog) niets te veranderen aan zijn/haar agressief gedrag. Daardoor keert hij/zij terug naar de voorbeschouwingsfase (tussentijdse uitgang). Als het belang van verandering voldoende groot aanvoelt voor het cliëntsysteem beslist hij/zij dat er iets aan het agressief gedrag moet gebeuren: ‘Dit geweld moet stoppen, ik moet/ we moeten een andere oplossing vinden om met onze conflicten om te gaan”. Eens het cliëntsysteem beslist heeft om te veranderen moet nog concreet worden wat precies men wil stoppen en op welke manier het koppel dit gaat doen (bv. alleen, met behulp van vrienden, met behulp van een CAW medewerker). Er wordt een overgang voorbereid naar actieve verandering.

Interventies kunnen zijn: ■ Genereren van sociale steun, waarbij belangrijke anderen in de sociale

omgeving van de cliënt op de hoogte gebracht worden van het voornemen van de cliënt tot verandering en deze steunen bij dit voornemen;

■ De hulpverlener kan de sociale steun activeren door tijdens gezamenlijke gesprekken als rolmodel voor de partner (en mogelijks anderen uit de omgeving) de cliënt te prijzen en steunen in zijn voornemen, en in zijn vooruitgang hierin;

■ Vergroten van zelfredzaamheid: dit staat voor de overtuiging bij de cliënt dat hij zelf iets aan zijn toestand en gedrag kan veranderen. Dit is een belangrijke stap in de motivatie. Met behulp van cognitieve interventies, het stilstaan bij dingen die lukken en dit bekrachtigen, of het nemen van kleine stappen met een grote kans op succes kan de hulpverlener de zelfredzaamheid positief beïnvloeden;

■ Ondersteunen van de cliënt bij het opstellen van realistische doelen (Van Dam e.a., 2009).

Fase 4: Actieve veranderingPas in deze fase zet iemand zijn/haar beslissing effectief om in gedrag en wordt de verandering ook zichtbaar voor de partner. Meestal gaat deze fase gepaard met vallen en opstaan. Bijvoorbeeld, het koppel oefent met de time-out methode, een van beide partners drinkt minder,… Soms lukt het beide partners om de nieuwe gedragspatronen te gebruiken, op andere tijdsstippen lukt het helemaal niet.

IVMotiveren om iets te doen aan partnergeweld

Page 23: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

23

Interventies kunnen zijn: ■ Aanleren van vaardigheden: bv. time-out, communicatievaardigheden, het

onderzoeken van eigen gedachten; ■ Genereren van sociale steun; ■ Vergroten van zelfredzaamheid; ■ Uitgebreid stilstaan bij successen: wanneer je een cliënt op een

constructievere manier aanpakte bespreek je wat er gelukt is en hoe de cliënt dit zelf heeft ervaren. Dit leidt vaak tot gevoelens van opluchting en vooruitgang die de motivatie voor verandering verder versterken (Van Dam e.a., 2009; Procashka & DiClemente, 1984).

Fase 5: Consolidatie Het cliëntsysteem probeert de verandering te behouden en te integreren in hun dagelijks leven. Het koppel heeft een nieuw gedragspatroon ontwikkeld. Bijvoorbeeld, als een van beide partners de spanning voelt stijgen verlaat hij/zij de ruimte en zoekt een activiteit om het spanningsniveau te doen dalen.

Interventies kunnen zijn: ■ Aandacht besteden aan elementen in het leven van de cliënt die een bron

van spanning vormen: gezins- en familieverhoudingen, trauma’s en psycho-sociale problemen, financiën enz.;

■ Genereren van sociale steun; ■ Zelfredzaamheid vergroten; ■ Uitgebreid stilstaan bij successen (Van Dam e.a., 2009).

Fase 6: Terugval Een terugval betekent dat het cliëntsysteem terugkeert naar het oude gedragspatroon. Terugval maakt deel uit van het ganse veranderingsproces. Omdat een terugval erbij hoort betekent dat nog niet dat het veranderen van het gedrag volledig mislukt is. Daarom is het belangrijk om terugval als een ervaring met leermogelijkheden te zien: in welke situatie was het moeilijk om de verandering vol te houden en hoe kan men daar in de toekomst mee omgaan? Bijvoorbeeld: een van beide partners is heel gestresseerd op het werk (een tijdelijke situatie) waardoor er weer meer conflicten zijn die uit de hand lopen.

Interventies kunnen zijn: ■ Psycho-educatie: cliënten informeren over het gegeven dat terugval vaker

voorkomt maar nog niet betekent dat alles voor niets is geweest of dat het nooit zal lukken;

■ Onderzoeken wat er kan geleerd worden van deze terugval; ■ Onderzoeken in welke fase van motivatie iemand na de terugval zit, en

aansluiten bij deze fase (Van Dam e.a., 2009).

Voorwaarden om te kunnen veranderenMensen zijn pas in staat om hun gedrag te veranderen als er aan enkele voorwaarden voldaan wordt. Deze voorwaarden blijven belangrijk gedurende het ganse veranderingsproces en zullen ook bepalen of de verandering van blijvende aard is of niet. Hoe deze voorwaarden concreet ingevuld worden kan verschillen naargelang de fase van het veranderingsproces. Er ligt hierin een belangrijke taak voor de hulpverlener. Als hulpverlener kan je deze voorwaarden beïnvloeden via motiverende interventies. Op die manier breng je het cliëntsysteem een stap verder in hun veranderingsproces. In wat volgt gaan we dieper in op deze voorwaarden:

Motiveren om iets te doen aan partnergeweldIV

Page 24: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

24

1. VeiligheidIemand zal zijn gedrag pas veranderen als hij zich aanvaardt voelt zoals hij is. Voelen dat hun waarden en doelen gerespecteerd worden geeft het koppel de veiligheid om in de spiegel te kijken. Het cliëntsysteem zal zich pas veilig voelen in de hulpverleningscontext als hij duidelijk weet hoe het er aan toe zal gaan, en wat de hulpverlener van hen verwacht. Erg belangrijk is dat het cliëntsysteem de keuze heeft om bepaalde gedragingen al dan niet te veranderen. Het gevoel van veiligheid wordt bovendien ook beïnvloed door de ruimere context. Heeft het koppel de ruimte om met deze gedragsverandering bezig te zijn of zijn er bepaalde stressoren aanwezig die deze stappen bemoeilijken? Als je stil kan staan bij jouw situatie kan je meer inzicht krijgen in de consequenties van je eigen gedrag (beschouwing). Ook voor iemand die beslist heeft zijn gedrag te veranderen is een veilige context erg belangrijk om nieuw gedrag te durven uitproberen.

2. KennisOm gedrag te kunnen veranderen is het noodzakelijk dat het koppel kennis heeft over het probleem. Door als hulpverlener informatie aan te bieden over de geweldspiraal, de risicofactoren en de gevolgen van partnergeweld en deze informatie te linken aan henzelf, kan iemand een eigen risico-inschatting maken. Bijvoorbeeld, het koppel weet wanneer het niveau van spanning te hoog is om zich nog uit de situatie terug te trekken. Daarom is het ook belangrijk dat de hulpverlener wijst op de consequenties van het gedrag van beide partners. Gaandeweg gaat de cliënt linken leggen tussen zijn gedrag en de signalen die hij krijgt (= spanningsopbouw) en de problemen die hij ondervindt (beschouwing). Ook kennis over het veranderingsproces kan het koppel helpen om in beweging te komen en vol te houden. Cliënten worden best verwittigd dat veranderen een lang en moeilijk proces is en dat herval erbij hoort. Een cliëntsysteem dat beslist om te veranderen moet ook weten wat de verschillende methoden en mogelijke hulpmiddelen zijn om te veranderen. Op die manier kunnen ze de voor en nadelen gaan afwegen en de weg kiezen die het best bij hen past.Eenmaal het koppel daadwerkelijk veranderingen begint door te voeren in hun interactiepatronen (actieve verandering) en nieuwe manieren moet leren om met conflictsituaties om te gaan, is het belangrijk dat ze weten welke de hoog risicosituaties voor en zijn en welke processen er dan spelen. Vaak moeten beide partners nieuwe vaardigheden aan leren om met deze moeilijke situaties om te gaan (bv. communicatievaardigheden).

3. Belang Mensen zullen hun gedrag pas veranderen als het belang van deze verandering voldoende groot is. Dit is het geval als het spanningsveld tussen het huidige gedrag en de waarden en doelen die iemand heeft groot is. Het gaat hierbij om de perceptie van het verschil. De vraag is dus: in welke mate heeft het cliëntsysteem besef van de nadelen van hun huidige gedrag en de voordelen van verandering (probleembesef)? In welke mate zijn zij daar bezorgd over? De besluitvorming om te veranderen is een complex gegeven: het koppel staat voor meerdere alternatieven (bv. samen blijven als koppel of uit mekaar gaan) die allemaal hun positieve en negatieve aspecten hebben. Bovendien worden ze geconfronteerd met verwachtingen vanuit de omgeving. Met andere woorden, het cliëntsysteem worstelt met sterke ambivalente gevoelens. Om deze ambivalentie duidelijk te maken kunnen we gebruik maken van weegschaal als metafoor. Zowel aan het huidige gedrag als aan de alternatieven zijn bepaalde voordelen en nadelen verbonden. De waardering voor elk van deze voor- en nadelen kan fluctueren over de tijd heen. Als het cliëntsysteem

“Respecteer waarden en doelen, dat geeft veiligheid”

“Kennis kan het koppel helpen in beweging te komen en het vol te houden”

“Het clientsysteem worstelt”

IVMotiveren om iets te doen aan partnergeweld

Page 25: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

25

alle aspecten van hun situatie gaat overzien en een balans gaat opmaken kan het zijn dat één kant van de weegschaal gaat doorwegen. Op dat moment zal de beslissing duidelijk worden. Deze beslissing wordt mede beïnvloed door de druk én de steun van de omgeving. Bijvoorbeeld, één van de partners gaat tijdelijk het huis uit, de werkgever geeft een waarschuwing, grootouders willen de zorg voor de kinderen overnemen,… Al deze factoren kunnen bijdragen tot de veranderingsbesluiten voor zover het cliëntsysteem deze signalen vertaalt in een bedreiging van gestelde en betekenisvolle doelen en waarden (bv. een goede werknemer zijn, een goede ouder willen zijn). Men zou kunnen denken dat hoe groter de ervaren last is, en hoe groter het belang van de verandering, hoe groter de kans dat iemand zijn gedrag verandert. We moeten hierbij echter een belangrijke kanttekening maken: het belang om te veranderen moet in evenwicht zijn met de zelfwaarde en het competentiegevoel van het cliëntsysteem. Is dit niet in evenwicht, dan zal het probleembesef verlammend werken.

4. Zelfwaarde We zijn allemaal vertrouwd met de uitspraak ‘waar een wil is, is een weg’. Deze uitdrukking veronderstelt dat als je de verandering maar genoeg wilt, er effectief een verandering zal optreden. Maar, willen veranderen (= een hoog belang hechten aan verandering) is onvoldoende want wie zichzelf niet de moeite waard vindt heeft geen of weinig reden om zijn gedrag te veranderen. Alleen wie zichzelf de moeite waard vindt zal op een bepaald moment botsen met wat hem/haar schaadt. Daarnaast moeten mensen ook voldoende vertrouwen hebben in hun eigen vermogen om de verandering tot een goed eind te kunnen brengen. Pas als ze het gevoel hebben dat ze in de verandering zullen slagen, zullen ze daadwerkelijk voor gedragsverandering kiezen. We noemen ditcompetentiegevoelofpersoonlijkeeffectiviteit. Als het competentiegevoel te laag is, is de kans groot dat mensen hun ideeën, waarden en doelen zullen bijstellen en hun gedrag ongewijzigd zullen laten. Zelfwaarde is doorheen het hele veranderingsproces een belangrijke voorwaarde. Zeker wanneer het cliëntsysteem daadwerkelijk verandering begint in te voeren in hun dagelijkse leven: er moet geleerd worden om op een andere manier met risicosituaties om te gaan dus is een gevoel van zelfwaarde essentieel in dit moeilijke proces.

Motiveren is een doorlopend proces Soms zijn cliënten al zo tevreden dat het geweld gestopt is dat ze verdere begeleiding niet nodig vinden. Toch is het belangrijk hen te motiveren om verder naar de complexe dynamiek in hun relatie te kijken, zodat de kans op terugval verkleint. Zijn ze niet te motiveren, dan is het belangrijk de weg open te houden zodat ze later nog kunnen terugkomen. Door het eerste succes met het stoppen van geweld is de kans dat ze de weg terugvinden naar de hulpverlening groter geworden. In begeleiding wordt geprobeerd met elkaar een nieuw verhaal te vertellen over de relatie, een verhaal dat de problemen zijn plek geeft, maar dat ook ruimte maakt voor een nieuw perspectief. Begeleiding blijkt alleszins het meest werkzaam als de hulpverlener op die fase inwerkt waar de cliënt op dat moment inzit.

“Waar een wil is, is een weg”

“Ruimte voor een nieuw perspectief

Motiveren om iets te doen aan partnergeweldIV

Page 26: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

26

TEGENOVERDRACHT BIJ PARTNERGEWELD

“Wat voel je?

Wat denk je?”VEigen gewaarwording van geweld is belangrijk

Er bestaan een aantal intermenselijke triggers m.b.t. geweld; iedereen kan in bepaalde omstandigheden geweld gebruiken. Als je dit als hulpverlener beseft, bespreek je geweld op een andere manier, en zal je degene die voor je zit minder snel veroordelen. In het werken met geweld is het belangrijk je bewust te zijn en blijven van je eigen reacties op het verhaal dat de cliënt vertelt: 1. wat voel ik in mijn lichaam? (wat zijn mijn lichamelijke gewaarwordingen?). Lichamelijke gewaarwordingen zijn heel belangrijk in de opbouw van woede en kwaadheid. Als hulpverlener maak je (zie bijlage opbouw van kwaadheid en bijlage time out) je cliënten alert op hun eigen lichaamssignalen en –taal, maar dit betekent dat je ook voor de signalen van je eigen lichaam zeer alert moet zijn. 2. wat gaat er door mijn hoofd? (wat zijn mijn gedachten?). Deze zaken maken je duidelijk dat dit verhaal iets met je doet; het is belangrijk om alert te blijven op tegenoverdracht.

Tegenoverdracht bij geweld Bij hulpverleners die geconfronteerd worden met geweld is het belangrijk stil te staan bij tegenoverdracht. Het hulpverlenerskruis van Wilson en Lindsey is één van de mogelijke handvaten om te gebruiken in intervisie of supervisie:

Page 27: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

27

De hulpverlener bespreekt hierbij een situatie in een intervisie- of supervisiecontext. Hij probeert samen met de andere te achterhalen waar hij zich bevindt op dit hulpverlenerskruis. Daarna tracht hij te achterhalen waar dit vandaan komt, waar dit mee te maken heeft (normen en waarden, eigen geschiedenis). Tot slot bepalen ze samen wat er verder nodig is, zowel m.b.t. de cliënt(en) als m.b.t. de hulpverlener.

Zorg dragen voor hulpverleners bij geweld Geconfronteerd worden met geweld, en de gevolgen van geweld, dringt door in het bewuste en onbewuste leven van de luisteraar, in dit geval de hulpverlener. Hulpverleners die naar de vaak pijnlijke verhalen van hun cliënten luisteren, zijn dan ook vaak even geschokt als hun cliënten. Deze verhalen roepen vaak verschillende emoties op: woede, angst, machteloosheid en onveiligheid. Groen (2003) vermeldt een aantal persoonlijke, professionele en organisatorische voorwaarden om dit werk te kunnen blijven volhouden.

Persoonlijk: ■ Het is belangrijk voor de hulpverlener om de banden met vrienden te

onderhouden en voldoende tijd te besteden aan het privé-leven. Vele hulpverleners die werken met geweld vertonen na verloop van tijd empathische vermoeidheid als een kenmerk van secundaire victimisatie; dit kan met zich meebrengen dat men vrienden gaat vermijden. Hier komt nog bij dat men zijn vrienden niet wil belasten met de verhalen uit het werk.

■ Een dagboek bijhouden met emotionele reacties kan helpen. Soms helpt het ook om een vriend toch te vertellen over het werk.

■ Zorg voor voldoende ontspanning: sport, hobby’s, theater, sauna, massages enz.

■ Het kan helpen om na het horen van gewelddadige verhalen iets moois te zien of te horen; schoonheid kan echt iets goedmaken.

■ Neem als dit mogelijk is regelmatig korte vakanties.

Professioneel: ■ De mogelijkheid om een beroep te doen (individueel of met meerdere

personen of in team) op een supervisor die bekend is met co-traumatisatie kan helpen. Het is bij deze verhalen en wat ze bij je oproepen prettig om ze samen met jou te ontrafelen. Gevoelens van onveiligheid, angst, machteloosheid en verdriet kunnen zo weer een plaats krijgen. Ook kan een bepaald gedrag (zie hulpverlenerskruis) eerder gestopt worden als hulp voorhanden is.

■ Voor een hulpverlener die in zijn team als enige rond geweld werkt is het bovendien belangrijk om het isolement te doorbreken. Sommige teamleden kunnen het hier moeilijk mee hebben omdat ook zij het vaak moeilijk hebben met deze verhalen. Hierin een goede supervisor achter je hebben kan ondersteunend werken.

■ Zorg dragen voor jezelf betekent dat je best niet altijd met het werken rond geweld bezig bent. Dit kan best afgewisseld worden met andere thema’s, of andere taken (vb. sociaal-administratieve taken of organisatorische taken).

Tegenoverdracht bij partnergeweldV

Page 28: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

28

Organisatorisch: ■ Binnen de dienst of via intervisie is het belangrijk steun te bieden waarbij

het accent ligt op de persoon van de hulpverlener. Ook met één collega kan hier al worden afgesproken om intervisie te doen.

■ Er kan in teamverband worden vastgesteld wat de signalen van secundaire victimisatie zijn, en wat men van elkaar kan verwachten als de spanningen te hoog oplopen.

■ Het is belangrijk dat de dienst zorg draagt voor de veiligheid van de hulpverleners; zo kan er gezorgd worden voor een nood-bel, afgesproken worden om geen gesprekken te doen wanneer je alleen in het gebouw bent, en ervoor te zorgen dat er collega’s in de buurt zijn als er gewelddadig gedrag dreigt.

■ Als diensten weinig steunend zijn, en afwijzend reageren op steun, lopen hulpverleners meer kans op burn-out verschijnselen.

VTegenoverdracht bij partnergeweld

Page 29: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

29

Tegenoverdracht bij partnergeweldV

Page 30: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

30

VISLACHTOFFER:BLIJVEN OF WEGGAAN?

Een van de belangrijke vragen die we proberen begrijpen is waarom heel wat personen in een gewelddadige relatie blijven. Waarom blijft het merendeel van de slachtoffers van fysiek geweld bij hun partner? Het aantal vrouwen die uiteindelijk hun partner verlaten is niet hoog (minder dan de helft), en van diegene die het wel doen keert uiteindelijk 70% toch nog terug naar hun partner (Levett en Johnson, 1997; Wuest & Merritt-Gray, 2008). Naar schatting zou minstens 1/3e van de vrouwen in vluchthuizen terugkeren naar hun partner onmiddellijk bij vertrek uit deze opvang, en ongeveer 60% keert terug binnen de twee maanden na hun verblijf in een vluchthuis (Snyder & Fruchtman, 1981). Zlotnick, Johnson & Kohn (2006) kwamen tot de vaststelling dat bijna 60% van de vrouwen die partnergeweld rapporteerden vijf jaar later nog steeds bij hun partner waren. Jaspaert, Groenen en Vervaeke (2011) beschrijven twee mogelijke wegen die in de literatuur bestudeerd worden om partnergeweld te beëindigen namelijk (1) weggaan uit de partnerrelatie en (2) het geweld in de relatie doen stoppen. In wat volgt gaan we dieper in op deze twee mogelijkheden.

Weggaan bij de gewelddadige partnerSlachtoffers van partnergeweld die weg willen uit een gewelddadige relatie botsen zowel tegen eigen als externe moeilijkheden aan (Schurman & Rodriguez, 2006). Slachtoffers gaan soms meerdere keren tijdelijk weg voor ze definitief vertrekken. Bij elk vertrek openen zich opnieuw kansen om zichzelf beter te redden (in de relatie of om toch weer te vertrekken). Voor slachtoffers definitief vertrekken gaan ze door verschillende fasen:

1. Verdragen van en proberen om te gaan met het geweld terwijl ze zich loskoppelen van zichzelf en anderen;

2. (h)erkennen van het geweld, het herkaderen en er tegenin gaan;3. Losbreken, loskomen van hun engagement, meer focussen op eigen noden

(Anderson & Saunders, 2003).

Anderson en Saunders (2003) geven aan dat heel wat slachtoffers die vertrekken ook na vertrek nog vaak negatieve en ernstige psychologische symptomen vertonen, en dat dit vaak wordt onderschat. Het is niet door te vertrekken dat alle problemen opgelost zijn. Ze raden dan ook aan sterk in te zetten op sociale ondersteuning, materiële noden (zoals realistische huisvesting, het helpen vinden van een job, kinderopvang en transportmogelijkheden uitbreiden) en zelfredzaamheid (=overtuiging bij het slachtoffer dat hij zelf iets aan zijn situatie kan veranderen) omdat dit belangrijke beschermende factoren zijn tegen negatieve psychologische gevolgen. Vooral praktische ondersteuning zullen bij opvangcentra dan ook belangrijke begeleidingsdoelen blijven.

Page 31: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

31

Het partnergeweld doen stoppenWaar vroeger veel aandacht werd besteed aan het stopzetten van de gewelddadige relatie gaat er de afgelopen jaren meer aandacht naar het doen stoppen van geweld in de relatie. Over het algemeen gaat men er van uit dat eens er sprake is van geweld in een partnerrelatie, dit geweld een constante is. Meerdere studies hebben aangetoond dat geweld over de tijd heen ook kan verminderen of stoppen (zie Wuest & Merritt-Gray, 2008 voor een overzicht van deze studies). Echter, weinig studies hebben zich beziggehouden met het achterhalen van welke processen hierachter zitten, welk effect dit heeft op de kwaliteit van de partnerrelatie en wat het effect is van andere sociale factoren om tot deze verandering te komen. Daarom hebben Wuest & Merritt-Gray (2008) een theoretisch model uitgewerkt dat de verandering van deze geweldpatronen in een partnerrelatie beschrijft: het “shiftingthepatternofabusivecontrol” model. Groenen, Jaspaert en Vervaeke (2011) onderscheiden in de uitwerking van hun model drie fasen in het veranderingsproces: (1) tegengaan van het geweld, (2) controle herwinnen en (3) anders gaan leven. Elk van deze fasen bestaat uit enkele processen die we hieronder meer in detail bespreken.

Tabel 3. Overzicht van de verschillende processen en fasen van het “shifting the pattern of abusive control” model.

Tegengaan van het geweld

Controle herwinnen

Anders gaan leven

Minimaliseren Begrenzen Patronen van vroeger doorbreken

Vergrenzen Persoonlijke krachten opbouwen

Persoonlijke krachten aansterken

Zich losmaken Heronderhandelen over de relatie

Herconfigureren van de relatie

Tegengaan van het geweld

In de eerste fase, het tegengaan van het geweld, is het slachtoffer actief op zoek naar manieren om het onderdrukkend gedrag van de partner te veranderen, te vermijden en/of er voor te vluchten. Dit kan op verschillende manieren ge-beuren. Ten eerste door het gedrag van de partner te minimaliseren. Dit betek-ent dat het slachtoffer probeert om zowel de frequentie als de intensiteit van het geweld te verminderen. Dit doen ze door in te gaan op de onredelijke wensen van de partner en zo een gewelddadige episode of een publiekelijke vernedering vermijden, door voorzichtig te zijn en situaties te vermijden die het geweld trig-geren (bv. ‘Ik zet hem/haar niet onder druk’) of door te vluchten van de partner (bv. gaan wandelen, aparte dagelijkse activiteiten inplannen). Deze handelingen beperken de frequentie van het geweld maar verbeteren de situatie niet. Sommi-ge slachtoffers vechten ook terug om een gewelddadige episode te onderbreken. Echter, regelmatig terugvechten doet het geweld op termijn enkel toenemen.

In de tweede fase gaan slachtoffers proberen zichzelf sterker te maken. Dit betek-ent dat ze weer actief proberen deelnemen aan het dagelijkse leven ondanks de aanwezigheid van geweld (bv. zich weer voorzichtig openstellen voor anderen, zich inzetten voor het werk, vrienden, een opleiding, hun sociale omgeving).

“Drie fases in het veranderingsproces”

Slachtoffer: blijven of weggaan?VI

Page 32: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

32

Steun krijgen van enkele mensen die op de hoogte zijn van het geweld kan slachtoffers helpen om hun ervaringen vanuit een ander perspectief te bekijken en hun sterker te maken (bv. ‘Ik moest anders over mezelf leren nadenken’). Ook eenvoudige activiteiten zoals kookles volgen, muziekles volgen, en sporten maken slachtoffers sterker (bv. ‘Ik leerde dingen kennen die ik graag doe’). Door zich in te zetten op het werk of te investeren in een training/opleiding leren slachtoffers opnieuw dat ze capabel zijn en creëren ze nieuwe opportuniteiten voor de toekomst (bv. ‘Ik ben niet dom’; ‘Gaan werken is goed voor mijn eigen-waarde’). Ook de sociale contacten op de werkvloer dragen bij tot een groter sociaal netwerk om op terug te vallen. Ten derde gaan slachtoffers zich in deze eerste fase proberen losmaken van de partner. Hiermee bedoelen we dat slach-toffers zich proberen losmaken van de gewelddadige relatie door hun beschik-bare hulpbronnen te exploreren en hun opties te overlopen. Het zien van andere opties en meerdere mogelijkheden wordt beschouwd als een belangrijk transi-tiemoment in de gedachtegang van het slachtoffer om het geweld te beëindigen. Veelal verlaten slachtoffers hun partner dan meerdere keren voor korte periodes en verblijven bij vrienden, familie, op hotel, in een vluchthuis. Meerdere redenen doen hen telkens weer terugkeren naar de partner (bv. verbondenheid aan de partner, de kinderen, het niet zien zitten om alleenstaande ouder te worden, angst om wat de partner zou doen). Een gedachte van een vrouwelijk slachtoffer luidt als volgt: ‘Mijn logica op dat moment was dat als ik bij hem was, ik tenmin-ste wist wat hij van plan was en mij er naar kon gedragen. Als ik zou weggaan, zou ik nooit weten waar hij was en dan zou ik geen moment rust kennen’.

Controle nemenIn de tweede fase gaan slachtoffers controle nemen. Met andere woorden, slachtoffers gaan in deze fase actie ondernemen om het machtsonevenwicht te veranderen in de relatie. Slachtoffers nemen meer macht/controle omwille van hun toegenomen capaciteiten en vertrouwen in zichzelf. Het herwinnen van deze controle gebeurt dikwijls na een uit de hand gelopen geweldescalatie dat door het slachtoffer als een keerpunt gezien wordt (bv. confrontatie levensbedreigende situatie door geweldescalatie, het schenden van een van de belangrijkste levenswaarden van het slachtoffer, een van de kinderen die de politie of hulpdiensten belt). Andere slachtoffers herwinnen controle omdat de verraderlijke, uitputtende misbruiksituatie niet langer getolereerd wordt (bv. ‘Hij had me zo geïntimideerd, zo kapot gemaakt en uiteindelijk kon ik het niet meer verdragen’; ‘Ik kon niet meer met de angst leven dat hij me zou kunnen doden’). Het slachtoffer kan controle nemen op drie manieren: door de partner te begrenzen, door persoonlijke krachten op te bouwen en door te onderhandelen over de relatie. Ten eerste, de partner begrenzen: Het slachtoffer gaat grenzen stellen tegenover de geweldpleger en gaat deze grenzen bewaken door zelf te dreigen (bv. ‘Hij had de keuze, ofwel de drank opgeven ofwel mij’), door zich te laten gelden (bv. ‘Ook al schreeuw je de ganse nacht door tegen mij, ik geef mijn werk niet op. Desnoods pin ik mijn ogen vast om ze open te houden’) of door zich fysiek af te zonderen (beslissen om bij vrienden/familie te gaan). Ten tweede gaat het slachtoffer ook de persoonlijke krachten aansterken. Door bepaalde middelen te verwerven, capaciteiten aan te leren wordt het makkelijker om het eigen leven in de hand te hebben en sterker te worden. Voorbeelden hiervan zijn praten met familie en vrienden om nieuwe perspectieven te zien, zelfhulpgroepen bijwonen of zelfhulpboeken lezen. Op die manier leren slachtoffers dat ze niet verantwoordelijk zijn voor de situatie.

Tenslotte is er het proces van onderhandelen over de relatie. Dit betekent dat de partners nieuwe standaarden overeenkomen en naleven over hun relatie,

VISlachtoffer: blijven of weggaan?

Page 33: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

33

niet alleen over de geweldepisodes. Nieuwe afspraken maken leidt er toe dat de partners weer kunnen samen leven zonder dat het slachtoffer voortdurend in angst moet leven.

Anders gaan levenDe derde fase is de fase van het anders gaan leven. Naar aanleiding van het nieuwe gedrag van het slachtoffer die meer controle neemt, beslissen de partners in deze fase dat ze mits bepaalde overeenkomsten toch liever samenblijven dan dat ze uit mekaar gaan. Ze kunnen hierbij de keuze maken om louter verder samen te leven (naast elkaar samen leven) of te investeren in hun relatie in functie van meer relatiekwaliteit. Enkele processen moeten doorlopen worden in deze fase: het doorbreken van vroegere patronen, het verder aansterken van de persoonlijke krachten en het herconfigureren van de relatie. Koppels kunnen vroegere patronen doorbreken door aandacht te hebben voor nieuwe, meer constructieve interactiepatronen (‘Als hij de spanning voelt opkomen geeft hij mij een teken en dan gaat hij even weg’), door alert te zijn voor gevaar en door actief gevaarlijke triggers van geweld aan te pakken (bv. ‘Als hij gedronken heeft komt hij niet thuis slapen maar gaat hij ergens anders slapen’). Slachtoffers kunnen hun persoonlijke krachten versterken door verder te werken aan hun economische onafhankelijkheid en persoonlijke groei. Op die manier veranderen de relationele dynamieken naar de verdere toekomst toe. Met het herconfigureren van de relatie verwijzen we naar het opbouwen van nieuwe interacties die niet alleen de basis leggen voor een betere relatie in het heden maar ook naar de toekomst toe. Bijvoorbeeld, koppels die reeds op jonge leeftijd samen waren en snel kinderen kregen hebben amper de tijd gehad om van mekaar te genieten, om mekaar als persoon te respecteren en samen te werken. Deze koppels leggen dan bijna een nieuwe basis om met mekaar te leren omgaan. Voor een nog meer gedetailleerde omschrijving van deze fasen en processen verwijzen we naar de oorspronkelijke auteurs Wuest & Merritt-Gray (2008).

Slachtoffer: blijven of weggaan?VI

Page 34: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

34

VIISOORTEN SLACHTOFFERS

We bespreken in dit deel de typologieën van slachtoffers van partnergeweld. Ook hier is enige nuancering op zijn plaats: niet alle slachtoffers vallen altijd in één van deze categorieën, en bij sommige cliënten merken we dat categorieën samen voorkomen. Het doel van deze typologie is de hulpverlener de mogelijkheid te geven om in te schatten wat de cliënt nodig heeft aan hulpverlening, en welke dienst het meest aangewezen is om de hulpverlening op te starten. Daarnaast wil deze typologie een kapstok aanbieden om meer kwaliteitsvol, vanuit een bepaald kader, én met meer begrip met een cliënt te werken. Deze typologieën hebben echter als gevaar dat hulpverleners enkel nog het etiket dat aansluit bij het profiel van de cliënt als uitgangspunt nemen, terwijl het de opdracht van de hulpverlener blijft ‘de mens achter het etiket te blijven zien’. Slachtoffers hebben ook een eigen aandeel in het ontstaan en de ontwikkeling van partnergeweld. Mensen die in mishandelingssituaties terechtkomen, zijn te categoriseren in verschillende types. Deze typologie ziet er als volgt uit:

Type 1: incidentele slachtoffers Deze slachtoffers hebben geen kenmerken die als risicofactor gelden voor het slachtoffer worden van geweld binnen relaties. Zij treffen meestal éénmalig een mishandelende partner.

Type 2: chronische slachtoffers Zij treffen steeds weer een gewelddadige/mishandelende partner. Zij zijn onder te verdelen in volgende subtypen;

Traumarepeterende slachtoffers Deze slachtoffers hebben een geschiedenis van chronische mishandeling vanaf hun kindertijd. Zij zoeken bewust of onbewust (potentieel) gewelddadige, mishandelende partners en lokken in hun relatie gewelddadig gedrag uit bij hun partner, ter bevrediging van hun behoefte aan traumarepetitie of ter behoud of herstel van hun vertrouwde psychische evenwicht.

Afhankelijke slachtoffers Deze groep slachtoffers heeft een negatief zelfbeeld en zeer weinig zelfvertrouwen. Zij zoeken een “ridder” die hen beschermt en verzorgt en stellen zich in sterke mate afhankelijk van hem op. Zij worden vaak uitgezocht als partner door mensen die hun partner willen domineren. Geweld en intimidatie van de partner wordt door deze slachtoffers verzetloos gedoogd. Bovendien geven zij dan altijd toe aan de wensen van hun partner. Zodoende wordt het geweld bij hun partner aangemoedigd en beloond.

Page 35: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

35

Psychologische agressieve slachtoffers Deze slachtoffers lokken vaak fysiek geweld uit door de partner (en anderen) in extreme mate te treiteren, te vernederen en psychisch onder druk te zetten. Zij zijn in het algemeen verbaal vaardiger dan hun tegenpartij in conflicten. Zij zijn in conflicten vaker geneigd om gelijk te willen krijgen (om het conflict te willen winnen) dan om het conflict in overleg op te willen lossen (door bijvoorbeeld het bereiken van een compromis). Ook komt passief-agressief gedrag regelmatig voor bij deze groep van slachtoffers. Zij hebben sociale interactie stijl, en in het bijzonder van conflicthantering, waarin de volgende kenmerken predomineren: 1) Het niet in expliciete bewoordingen, of niet op tijd, aangeven van de eigen grenzen, wensen, behoeften en opvattingen. In plaats hiervan wordt vnl. gebruik gemaakt van het afgeven van “signalen” en “hints” die de partner en anderen zouden moeten opvangen en juist zouden moeten interpreteren. 2) Het pogen om het gedrag van de partner en van anderen naar de eigen wens te beïnvloeden door te proberen om sterke negatieve gevoelens bij de partner en anderen op te wekken. Deze negatieve gevoelens zijn gevoelens van schaamte, schuld, frustratie, verdriet, verwarring, boosheid e.d. Deze gevoelens kunnen worden opgewekt, zowel door middel van verbale uitingen als door middel van non-verbaal gedrag. Ook kunnen deze gevoelens worden opgewekt door het zich nadrukkelijk onthouden van door de ander gewenst gedrag.

Slachtoffers van het borderlinetype Deze slachtoffers gedragen zich chaotisch m.b.t. relaties. Zij zoeken vaak heftige, emotionele confrontaties op met hun partner. Zij zijn vaak ook promiscue en zelden kieskeurig in hun partnerkeuze. Zij zijn zelf vaak psychisch of fysiek gewelddadig t.a.v. hun partner. Op het fysieke vlak moeten ze echter vaak het onderspit delven tegenover de fysiek sterkere partner. Verslaafde slachtoffers zijn verslaafd aan alcohol, drugs of medicijnen, en zoeken en vinden meestal een partner binnen hun eigen kring van middelengebruikers. Hierdoor bestaat er steeds een risico op het treffen van een mishandelende partner, en het terechtkomen in gewelddadige verslavingsrelaties. Ook het gedrag dat samengaat met hun verslavingsproblematiek kan het risico op mishandeling door hun partner vergroten.

Hoe als hulpverlener hiermee werken?Aan de hand van deze typologie kunnen manieren worden gevonden om de interactiepatronen van slachtoffers in en na de geweldrelatie op het spoor te komen en zo te veranderen, zodat de kans op verder relationeel geweld in de toekomst kleiner wordt. Ook kan men aan de hand hiervan voor ieder slachtoffer specifieke aandachtspunten formuleren die in een werkplan verwerkt kunnen worden. In de praktijk komt het regelmatig voor dat slachtoffers onder meer dan één type vallen.

Het werken met de beschreven typologie kan voor het slachtoffer in sommige gevallen nogal confronterend zijn. Het impliceert immers een eigen aandeel in de problematiek die zij zelf liever niet onder ogen wil zien. Voor veel slachtoffers is het makkelijker om alle schuld en verantwoordelijkheid bij hun (ex-)partner te leggen. Voor veel hulpverleners kan het verleidelijk zijn om hier in mee te gaan. Het aanwijzen van ‘de enige schuldige’ kan een schijnduidelijkheid opleveren waardoor de problemen van het slachtoffer gemakkelijker lijken te kunnen worden opgelost.

Soorten slachtoffersVII

Page 36: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

36

Aan de andere kant kan het voor het slachtoffer juist heel bevrijdend werken om het eigen aandeel in de problematiek te bespreken, inclusief de patronen. Door zich bewust te worden van hoe en in welke mate hij zelf de kans verhoogt op het ervaren van geweld binnen relaties, krijgt het slachtoffer het gevoel zijn eigen lot meer in de hand te hebben. Zo wordt hij zich bewust er zelf actief voor te kunnen zorgen dat hij niet nog eens te maken krijgt met relationeel geweld, en dat hij ervoor kan zorgen dat toekomstige relaties veilig en kwalitatief beter kunnen zijn. Dit gevoel van controle versterkt het zelfbeeld van het slachtoffer.

Tips voor de hulpverlener zijn: ■ De hulpverlener dient het nut van de bespreking van deze typologie en

het eigen aandeel eerst te communiceren voor met de bespreking van dit onderwerp te beginnen; dit om te vermijden dat het slachtoffer ten onrechte denkt dat de hulpverlener er op uit is om hem de schuld van het geweld in de schoenen te schuiven.

■ Zowel bij slachtoffers als bij plegers dient de afweging te worden gemaakt welke cliënten door eerste lijns- en welke op tweede lijnshulpverlening moet worden opgenomen. Nauwe samenwerking en afspraken hierover zijn aangewezen.

VIISoorten slachtoffers

Page 37: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

37

Soorten slachtoffersVII

Page 38: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

38

PLEGER ENTERUGVALPREVENTIEVIIITerugvalpreventiemodel

Het terugvalpreventiemodel van Marlatt en Gordon (1980) wordt o.a. gebruikt in de verslavingszorg (Mulder, 1995; Marlatt & Gordon, 1980). De term terugvalpreventie wordt gebruikt omdat bepaald gedrag (zoals verslavingsgedrag of agressie) in principe gestopt is, maar het is niet altijd gemakkelijk om in bepaalde omstandigheden niet terug te vallen in oud gedrag. Dit heeft te maken met het feit dat agressie, net als verslaving, op korte termijn bevrediging oplevert: gevoelens van macht of controle, of spanningsontlading, in sommige gevallen ook lustgevoelens. Hierdoor ontstaat er, ondanks de schuld- en schaamtegevoelens die op langere termijn aanwezig kunnen zijn, de neiging het gedrag te herhalen, en heeft de pleger het gevoel over dit gedrag geen controle te hebben.

Het doel van terugvalpreventie is bij de pleger bewustzijn te ontwikkelen rond de keten aan gedachten, gevoelens, gedragingen en beslissingen die voorafgaan aan een agressieve uitbarsting. Deze uitbarsting is de laatste schakel in de keten. Door zich bewust te worden van de opbouw en eerder in de keten alternatieve gedragingen te kiezen kan een agressie-uitbarsting voorkomen worden (Mulder, 1995; van Dam e.a. 2009).

De agressieketen Centraal in de aanpak van de terugvalpreventie is de agressieketen (Mulder, 1995; van Beek, 1999, van Dam e.a. 2009), waarin uitlokkende stimuli, gedragingen, gedachten, gevoelens en in standhoudende factoren worden beschreven. Dit betekent dat alle factoren in kaart worden gebracht die tot het probleemgedrag leiden en het in stand houden (van Dam & van Tilburg, 2007).

Vervolgens gaan we met de cliënt op zoek naar gedragsalternatieven zodat de keten niet meer eindigt in agressief gedrag. Deze agressieketen is op maat van de cliënt gemaakt, en zal er dus voor elke pleger anders uitzien. Wel is het zo dat de agressieketen voor elke pleger een specifiek karakter heeft, met dezelfde soort gedachten, gedragingen, gevoelens en aanleidingen. Hierdoor kan deze keten, eens hij in kaart is gebracht, voor nieuwe probleemsituaties gebruikt worden en leert de cliënt deze anders aanpakken. Van Dam en van Tilburg (2007) gebruiken in hun praktijk twee varianten van de agressieketen: (1) de uitgebreide vorm en (2) de verkorte agressieketen. De uitgebreide vorm wordt vooral gebruikt in het begin van de begeleiding om een goed beeld te krijgen op alle factoren die een rol spelen in het leiden tot en in stand houden van het geweld. Als het – later in de begeleiding – duidelijk is voor de hulpverlener en de cliënt welke factoren er allemaal mee spelen maken ze gebruik van de verkorte, samenvattende vorm. Als er hier nog onduidelijkheden zijn kan de uitgebreidere versie opnieuw bovengehaald en genuanceerd of aangepast worden (van Dam & van Tilburg, 2009). In wat volgt bespreken we beide ketens. Je kan als hulpverlener deze ketens bespreken met de cliënt en concreet verder werken op hoe deze keten verloopt bij jouw cliënt.

Page 39: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

39

De uitgebreide agressieketenDe uitgebreide agressieketen brengt volgende factoren in kaart:

1. Achterliggendefactoren: Deze factoren verwijzen naar de leergeschiedenis (bv. verleden) en levensomstandigheden (bv. financiële problemen, werk, kinderen) van de cliënt. Daarnaast verwijzen deze factoren ook naar de kijk die cliënt heeft op zichzelf (bv. ‘Ik ben altijd de pineut’) en de kijk die de cliënt heeft op de wereld (bv. ‘Je kan niemand vertrouwen’; ‘In de wereld geldt de wet van de sterkste’). Ook de aan/afwezigheid van een sociaal netwerk speelt hier een rol (van Dam & van Tilburg, 2007).

2. Ontlokker: Deze factor verwijst naar de stimulus, situatie die de agressie opriep. Het kan hier gaan om heel wat factoren zoals bijvoorbeeld het gevoel dat je onrecht werd aangedaan of een specifieke opmerking (van Dam & van Tilburg, 2007).

3. Opbouwfase: In deze fase spelen remmers en ontremmers (= factoren die geweld stimuleren zoals bijvoorbeeld alcohol of tegengaan zoals de aanwezigheid van anderen die de gemoederen proberen bedaren), gedachten (bv. ‘Een ander heeft het recht niet om mij zo te behandelen’) en gedragingen (bv. provoceren, beledigen) een rol (van Dam & van Tilburg, 2007).

4. Situatievanverhoogdrisico: De opbouwfase kan leiden tot een situatie van verhoogd risico doordat er omstandigheden zijn die de kans op agressie verhogen (bv. aangesproken worden door iemand). Ook de aanwezigheid van middelen of wapens kan leiden tot een situatie van verhoogd risico. En er zijn ook nog de schijnbaar onbelangrijke beslissingen (SOB) die tot een verhoogd risico kunnen leiden. Dit zijn schijnbaar niet zo belangrijke handelingen of beslissingen maar die de cliënt wel dichter bij de agressie kunnen brengen (bv. iets gaan drinken in een café waar waarschijnlijk mensen zijn met wie je een conflict hebt) (van Dam & van Tilburg, 2007).

5. Gewelduitbarsting: Deze kan van fysieke, verbale, psychische of seksuele aard zijn.

6. Consequentiesvandegewelduitbarsting: Op het einde van de agressieketen bespreken cliënt en hulpverlener wat de positieve en negatieve gevolgen op korte en lange termijn zijn van deze uitbarsting. Er is hier ruimte om de gevoelens, gedachten en het gedrag te exploreren (van Dam & van Tilburg, 2007).

Pleger en terugvalpreventieVIII

Page 40: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

40

De verkorte agressieketenDe verkorte agressieketen presenteren de auteurs in de vorm van een cirkel om het cyclische aspect van het geweld te benadrukken (van Dam & van Tilburg, 2007). Meer specifiek maakt deze cirkel duidelijk dat mannen/vrouwen die agressief zijn, ook in de toekomst te maken zullen krijgen met ontlokkers. Als zij niet anders met deze ontlokkers leren omgaan, zullen er ook in de toekomst nog gewelduitbarstingen ontstaan (van Dam & van Tilburg, 2007). Tijdens de begeleiding kan deze agressieketen gebruikt worden om bijvoorbeeld specifieke geweldsituaties uit de afgelopen week te bespreken.

Normalefase

Ontlokker

Opbouwfase

Kater nauitbarsting

Uitbarsting

Het leren denken in termen van de agressieketen is een voorwaarde om met de time out procedure aan de slag te gaan (van Dam & van Tilburg, 2007).

VIIIPleger en terugvalpreventie

Page 41: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

41

Pleger en terugvalpreventieVIII

Page 42: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

42

XI Gottfredson (1987) geeft aan dat het typologeren van daders betekent het plaatsen van mensen in onafhankelijke classificaties waarin deze personen gelijkenissen hebben of dicht bij elkaar liggen. Een betrouwbare dadertypologie van partnergeweld geeft waardevolle informatie, ze bevordert het inzichtelijk maken van partnergeweld, zowel in het begrijpen van geweld, als voor de behandeling van gewelddadige individuen (van der Knaap, 2007). Typologieën dragen ook bij tot het identificeren van de mechanismen die spelen bij partnergeweld (Gottman et al.,1995). Maar wat voor hulpverleners het meest belangrijk is, is dat een dadertypologie het mogelijk maakt (of zou moeten maken) om te bepalen welke subtypes daders wellicht baat zullen hebben bij welk type behandeling/begeleiding. Zo kunnen we onze begeleidingsmogelijkheden meer laten aansluiten bij het profiel van deze pleger (Holtzworth-Munroe & Stuart, 1994; Stith, Rosen, McCollum et al., 2004). Holtzworth-Munroe & Meehan (2004) geven alleszins aan dat sommige interventies minder effectief zouden zijn voor bepaalde subtypes plegers van partnergeweld.Sinds de jaren zeventig worden dadertypologieën van partnergeweld ontwikkeld (van der Veen en Bogaerts, 2010). Er zijn heel wat typologieën rond plegers van partnergeweld. We geven hierbij geen overzicht van de verschillende typologieën die er zijn, maar hebben verkozen om ons te beperken tot de typologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) die vaak empirisch getoetst is en waar de meeste empirische ondersteuning voor werd gevonden (Dixon & Brown, 2003; Johnson, Gilchrist, Beech et al., 2006). We stellen vast dat er verschillende behandelplannen zijn om te werken met plegers, en dat deze zelfs verschillende typologieën vermelden maar dat er toch te weinig wordt nagegaan hoe het aanbod meer op het soort pleger (en waar deze baat bij heeft om het geweld te verminderen) kan aansluiten. Van Outsem (2007) maakt een duidelijk onderscheid in de manier waarop er gedifferentieerd wordt in doelstellingen, maar gebruikt andere typologieën dan deze van Holtzworth-Munroe. Van Dam e.a. (2007) gebruiken deze typologie wel, maar beschrijven geen grote verschilllen in differentiatie wat behandeling betreft.

We beschrijven hieronder de typologie beschreven volgens Holtzworth-Munroe en Stuart en proberen aan de hand hiervan aan te geven waarin begeleiding dan best verschilt.

Dimensies op basis waarvan er tot typologie wordt gekomenDe typologie van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) is zeer invloedrijk, empirisch onderbouwd en gebaseerd op een review van vijftien studies naar typologieën van mannelijke plegers van partnergeweld. Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) stelden voor de ontwikkeling van hun typologie van mannelijke plegers dat twee typen factoren een rol spelen bij het

SOORTEN PLEGERS

Page 43: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

43

ontstaan van partnergeweld. Enerzijds zijn er historische factoren, die betrekking hebben op genetische factoren, ervaren geweld in het eigen gezin van oorsprong en kenmerken van relaties met leeftijdgenoten in de adolescentie. Anderzijds zijn er kenmerken van volwassenen die het risico op partnergeweld vergroten: hechting, impulsiviteit, sociale vaardigheden en houding ten opzichte van vrouwen en van geweld.

Wanneer een man als kind aan een klein aantal historischerisicofactoren is blootgesteld, zal dit hooguit leiden tot een beperkt aantal risicofactoren wat tot gevolg heeft dat, als diegene zich aan partnergeweld schuldig maakt, de kans het grootst is dat dit geweld beperkt is in ernst en dat het zich niet buiten de huiselijke kring voordoet. Aan de andere kant leidt een groot aantal historische risicofactoren tot de ontwikkeling van een groot aantal risico’s bij kenmerken van de pleger zelf waardoor de kans op ernstig gewelddadig gedrag, dat zich ook buiten de huiselijke kring uitstrekt, groot zal zijn. Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) onderscheiden driehoofddimensieswaarop de groepen plegers zich van elkaar onderscheiden. De eerste dimensie heeft betrekking op de ernst van het geweld, het soort geweld (psychologisch, fysiek of seksueel) en de frequentie van het geweld. Een tweede dimensie betreft de algemeenheid of specificiteit van het geweld. Is er enkel sprake van partnergeweld, familiaal geweld (vb. ook naar de kinderen in het gezin) of is er ook geweld buiten de huiselijke kring? De derde en laatste dimensie heeft betrekking op de aanwezigheid van psychopathologie en persoonlijkheidsstoornissen.

Vier typologieënHoltzworth-Munroe en Stuart (1994) onderscheiden in een clusteranalyse vier typologieën. Ze spreken in hun beschrijving over een continuüm van antisociale persoonlijkheid, waar de groep van relationeel geweldplegers zeer laag op deze kenmerken scoren en de groep van algemeen gewelddadige antisociale pleger heel hoog. Ze geven echter aan dat de groep van de emotioneel labiele pleger hier wat buiten valt, en komen daardoor tot de conclusie dat, naar het antisociale aspect de borderline persoonlijkheidskenmerken een tweede belangrijke factor is om plegers te definiëren.Wel hebben ze vaak beperkte copings- en sociale vaardigheden. Hierdoor kunnen ze geneigd zijn conflicten uit de weg te gaan en frustraties in te houden. Het geweld is vaak een combinatie van stress (eigen of relationele) en bepaalde risicofactoren (vb. gebrek aan communicatie- of relationele vaardigheden) die leidt tot fysiek geweld in de relatie. Gezien hun houding t.a.v. geweld en man-vrouw verhoudingen en hun gebrek aan psychopathologie en andere problemen (vb. onveilige hechting) is het geweld over het algemeen minder ernstig (duwen, dreigen, materiële schade aanbrengen) dan bij daders die zich ook schuldig maken aan algemeen geweld (Holtzworth-Munroe en Stuart, 1994, Warnaar en Wegelin, 2003). Volgens Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) behoort 50% van alle daders van partnergeweld tot de groep die alleen familiaal geweld gebruikt.

Plegers met een lage score op antisociaal zijnNaast deze drie groepen kwamen Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) nog tot een vierde groep plegers, die zij labellen als plegers met een laag niveau van antisociaal gedrag. Dit is de groep die zich tussen de dader van relationeel geweld en algemeen gewelddadige antisociale plegers bevindt. Zij scoren rond bepaalde zaken (vb. impulsiviteit, hechting, sociale vaardigheden, geschiedenis met geweld) tussen beide groepen: hoger dan de ene en lager dan de ander.

“50% van alle daders partnergeweld , gebruiken alleen familiaal en geen ander geweld”

Soorten plegersIX

Page 44: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

44

Ze scoren gemiddeld op antisociale kenmerken, partnergeweld en algemeen geweld. Deze groep blijft in hun onderzoeken het meest vaag omschreven.

Algemeen gewelddadige antisociale plegerDe algemeen gewelddadige antisociale pleger pleegt matig tot ernstig partnergeweld, waaronder fysiek en seksueel geweld. Deze mannen plegen daarnaast van de drie typologieën ook het meest extrafamiliaal geweld (buiten het gezin) en hebben de meest uitgesproken geschiedenis van crimineel gedrag en justitieel optreden van in de puberteit. Ze hebben vaak problemen met alcohol en drugs. Deze plegers vertonen vaak antisociale en psychopatische kenmerken.In vergelijking met andere types vertonen deze plegers ook het vaakst een gescheidenis met agressie in het gezin van herkomst. Zij hebben vaak conservatieve ideeën over man-vrouw verhoudingen, vertonen weinig berouw over eigen geweld en zien geweld vaak als acceptabel gedrag. Partnergeweld is hier vaak een deel van algemeen gebruik van geweld en een patroon van antisociaal, crimineel gedrag. Ze zijn vaak impulsief, vertonen een gebrek aan sociale en communicatieve vaardigheden (in het algemeen, dus zowel bij de partner als bij anderen). Onderzoek van Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) toont aan dat 25% van de plegers tot deze groep behoort, met een nog lager gemiddelde van plegers met een uitgesproken psychopatisch profiel.

De emotionele labiele mannelijke daders (dysphoric/borderline)Deze mannen plegen ernstig geweld zoals fysiek en seksueel geweld t.a.v. hun partner. Het geweld wordt vooral t.a.v. de partner gepleegd, maar het kan ook buitenshuis gebeuren; ze plegen soms delinquente feiten. Deze plegers vertonen kenmerken van de borderline of schizodiale persoonlijkheidstoornis. Uitgesproken kenmerken zijn: intense, onstabiele relaties; angst om afgewezen of verlaten te worden; emotionele labiliteit, dichotoom denken, snelle krenkbaarheid en een wisselend zelfbeeld, jaloersheid. Ze hebben van de drie groepen de meeste psychische problemen en zijn emotioneel onstabiel. Ze zijn vaak impulsief, hebben een gebrek aan sociale en relationele vaardigheden en hebben een ondersteunende houding t.a.v. geweld en een negatieve houding t.a.v. vrouwen.Verschillende auteurs (o.a. Holtzowrth-Munroe, maar ook Dutton en Golant, 2000) geven aan dat mishandeling en emotionele verwaarlozing of afwijzing vaak in de voorgeschiedenis van deze groep mannen voorkomen. Het resultaat hiervan is dat ze het vaak moeilijk hebben om een stabiele, veilige hechting aan te gaan met hun partner. Ze lijden aan verlatingsangst: zijn vaak erg jaloers, afhankelijk van hun partner en bang om deze te verliezen. Dutton (1995) suggereert in zijn studie dat vroegere traumatische ervaringen kunnen leiden tot borderline persoonlijkheidskenmerken, woede en onveilige hechting, die wanneer getriggerd, geweld in de volwassen relatie als gevolg kan hebben.

Deze mannen hebben nog al eens te kampen met alcohol- of drugsverslaving, ze hebben moeite om hun explosieve woede te controleren. Naast agressieproblemen vertoont deze groep mannen soms ook depressive klachten en (para)suïcidaal gedrag. Hier zien we het patroon beschreven in de geweldcirkel van Van Lawick en herwerkt door Van Oosten, Van der Vlugt en Brants verschijnen. Agressie ontstaat bij deze groep mannen vaak als reactie op (een gevoel van) bedreiging van de eigenwaarde of op angst voor verlating of afwijzing. Gevoelens van jaloezie, verlatingsangst en vernedering worden geuit door woede. Via de

“Vroegere traumatische ervaringen kunnen leiden tot borderline, peroonlijkheidskenmerken, woede en onveilige hechting, die wanneer getriggerd, geweld in de volwassen relatie als gevolg kan hebben.”

IXSoorten plegers

Page 45: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven

45

agressie wordt controle over de situatie herwonnen en het zelfbeeld hersteld. Toch zijn er na de uitbarsting veelal negatieve emoties zoals angst voor verlating en somberheid, met hieraan gekoppeld de behoefte om de relatie te herstellen. Er zijn goede voornemens om geen geweld meer te plegen en het geweld blijft uit tot het zelfbeeld opnieuw bedreigd wordt. Deze mannen rationaliseren de eigen verantwoordelijkheid voor het geweld vaak weg. Ze voelen zich zelf slachtoffer en hebben het idee en de overtuiging dat het onmogelijk was om geweld te voorkomen. Ze moeten hem maar niet zo kwaad maken, een ander had beter moeten weten, het kan toch niet dat hij zich zo laat behandelen, of hij kreeg ineens een waas voor zijn ogen (Dutton en Golant, 2000). 25% van alle daders zouden volgens Holtzworth-Munroe en Stuart (1994) tot deze groep behoren.

Vrouwelijke plegers van partnergeweldHoewel in verschillende studies en door meerdere auteurs empirische ondersteuning is gevonden voor de typologie van Holtzworth-Munroe en Stuart, is een beperking hiervan dat deze enkel voor mannelijke daders is opgesteld. Enkele studies onderzochten vrouwelijke plegers van partnergeweld en rapporteren een heterogeen beeld (Babcock, Miller & Siard, 2003). Andere studies stellen dezelfde persoonlijkheidskenmerken vast bij zowel vrouwelijke als bij mannelijke plegers van partnergeweld (vb. stress, angst, boosheid, wantrouwen en wraak) (Dutton, Nicholls & Spidel, 2005; Ehrensaft, Cohen & Johnson, 2006, Magdol, Moffitt, Caspi & Silva, 1998). Straus & Ramirez (2004) geven aan dat antisociale persoonlijkheidskenmerken ook bij vrouwen een rol spelen.Toch zijn er ook verschillen tussen mannen en vrouwen. Zo lijkt de invloed van negatieve familierelaties groter te zijn voor vrouwen dan voor mannen en zijn gedragsproblemen een sterkere voorspeller voor daderschap van partnergeweld bij vrouwen dan bij mannen (Magdol et al., 1998). Magdol e.a. (1997) kwamen bovendien tot de conclusies dat mannelijke plegers van lichamelijk partnergeweld gebruiken tegen een partner devianter zijn dan vrouwelijke plegers van lichamelijk partnergeweld: ze hebben vaker een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zijn vaker depressief en zijn vaker drank- en druggebruikers.

“studies stellen dezelfde ersoonlijkheidskenmerken vast bij zowel vrouwelijke als bij mannelijke plegers van partnergeweld ”

“Toch zijn er ook verschillen tussen mannen en vrouwen.“

Soorten plegersIX

Page 46: Werken aan een Spoor...werken rond partnergeweld, dat strikt moet opgevolgd worden. We hopen vooral om, daar waar je als hulpverlener het nodig hebt, concrete methodieken mee te geven