JvB NASK2 T4H8 Uitwerkingen

download JvB NASK2 T4H8 Uitwerkingen

of 14

Transcript of JvB NASK2 T4H8 Uitwerkingen

8 Zuren en basen8.1 Zuren en basen aantonen 2 De volgende antwoorden zijn mogelijk: azijn zure regen zuurkool limonade rolmops zuurtje kersen maagsap of: azijn zure regen sinaasappel appel rolmops zuurtje kersen maagsap zuurkool limonade a indicator b fenolftalenen, broomthymolblauw, universeelindicator, rodekoolsap en lakmoes B en D a b c d methyloranje lakmoes broomthymolblauw fenolftaleen pH 3,2 pH 4,4 pH 5,5 pH 8,0 pH 6,0 pH 7,6 pH 8,2 pH 10,0

3

4 5

6

a+b

c pH 7,6 pH 8,2 7 a Deze oplossing is zuur. b Deze oplossing is neutraal Het zwartgemaakte gezichtje is het juiste antwoord. a Kraanwater kleurt rood lakmoespapier rood. b Natronloog met rodekoolsap is groen van kleur. c Een basische oplossing heeft een pH groter dan 7. d In een zure oplossing is fenolftaleen kleurloos. e Met universeelindicator kun je de pH van een oplossing bepalen. f Natronloog met fenolftaleen is kleurloos. g Universeelindicator heeft in een erg zure oplossing een andere kleur dan in een minder zure oplossing. h De kleur van rodekoolsap in water is rood. i Perziksap en zeewater zijn met rodekoolsap beide rood. j Als rood lakmoespapier met een oplossing rood blijft, dan weet je zeker dat de oplossing zuur is.

8

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

40

9

Blauw lakmoes wordt rood. Rood lakmoes blijft rood. azijn soda zwavelzuur Rennieoplossing natronloog ammonia citroensap kraanwater spuitwater X X X X

Blauw lakmoes blijft blauw. Rood lakmoes blijft rood.

Blauw lakmoes blijft blauw. Rood lakmoes wordt blauw. X X X X

X

9

De pijltjes moeten op de volgende plaatsen getekend zijn: a pH 0 b pH 6,9 c pH 14 d pH 7,1

10 Het zwartgemaakte hokje staat voor een goede bewering (groen kleuren). Azijn is een sterker zuur dan maagzuur. Zeewater is niet zuur. Hoe zuurder een oplossing hoe hoger de pH. Hoe basischer een oplossing hoe hoger de pH. Een vloeistof met pH 5 is zuurder dan een vloeistof met pH 4. Een vloeistof met pH 13 is minder basisch dan een vloeistof met pH 14. 8.1 Test jezelf 1 1 Met indicatoren kun je onderzoeken of een oplossing zuur, neutraal of basisch is. Door de kleur van een indicator kun je iets zeggen over de pH van een oplossing. 2 Indicatoren hebben een andere kleur in een zure, neutrale of basische oplossing. zuur neutraal basisch rodekoolsap rood paars groen lakmoes rood rood/blauw blauw fenolftaleen kleurloos kleurloos paars broomthymolblauw geel geel/blauw blauw 3 Zure oplossingen hebben een pH kleiner dan 7. Basische oplossingen hebben een pH groter dan 7. Een pH van 7 betekent dat een oplossing neutraal is. Je kunt de pH van een zure oplossing bepalen met pH-papier of met een pH-meter.

2

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

41

3

indicator

kleur in zure oplossing

kleur in neutrale oplossing

kleur in basische oplossing

blauw lakmoespapier rood lakmoes papier fenolftaleen broomthymolblauw rodekoolsap 4

rood rood kleurloos geel rood

blauw rood kleurloos geel/blauw paars

blauw blauw paars blauw groen

1 geconcentreerd zoutzuur, 2 azijn, 3 sinaasappelsap, 4 koffie, 5 water, 6 natronloog a water pH 7, ammonia pH 11 , sinaasappelsap pH 3, gootsteenontstopper pH 13sinaasappelsap pH 0 1 2 3 4 5 6 water 7 8 9 10 ammonia 11 12 gootsteenontstopper 13 14

5

b in blauw het omslagtraject pH 6,8 pH 8,0 voor pH 6,8 geel en na pH 8,0 rood 8.2 Zure en basische oplossingen 2 a b c d e f g h zoutzuur mierenzuur stroom smaak kalk kwallen kalkwater waterstof a antwoord O

b N

c T

d K

e A

f L

g K

h T

3

a Het lampje brandt. b De negatieve elektrode moet zijn omcirkeld. c aan de negatieve elektrode D C C a De letters rechts worden omcirkeld. Goud lost op in natronloog. Een basische oplossing geleidt de stroom. Een soda-oplossing ontvet de huid. Met een basische stof kun je een koffiezetapparaat ontkalken.

4 5 6 7

a m

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

42

Basische oplossingen smaken zeepachtig. Zeep is een basische stof. De pH van een basische stof is kleiner dan 7. Een basische oplossing bevat geen ionen. Op een fles met een sterk basische oplossing staat een gevarensymbool. De pH van natronloog kan 14 zijn. Je mag basische stoffen niet proeven. b ammonia 8 a zure smaak, pH kleiner dan 7, ontkalkende werking b pH groter dan 7, smaken zeepachtig, ontvettende werking zure smaak ontkalkende werking 9 pH groter dan 7 smaken zeepachtig

m o

n i a

pH kleiner dan 7 ontvettende werking

Het zwartgemaakte gezichtje is het juiste antwoord. a Alle metalen reageren met zuur. b Als een metaal reageert met zoutzuur ontstaat waterstof. c Bij het maken van een ets maakt de kunstenaar gebruik van de eigenschap dat metalen worden aangetast door zuur. d Je kunt zoutzuur goed bewaren in een aluminium vat.

10 De kunstenaar smeert eerst een stuk metaal in met vet. Vervolgens krast hij met een pen een figuur in het metaal. Daarna wordt het stukje metaal in een zure oplossing gelegd. Het zuur tast alleen het gedeelte aan dat niet bedekt is door het vet. 11 B 12 A 13

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

43

8.2 Test jezelf 1 1 Zure oplossingen smaken zuur en geleiden stroom. Zuren kunnen irriterend zijn. Zuren hebben een ontkalkende werking. Als elektrische stroom door een zure oplossing gaat, ontstaat aan de negatieve elektrode waterstof. In een zure oplossing komen H+ ionen voor. Zure oplossingen hebben een pH kleiner dan 7. 2 Basische oplossingen smaken zeepachtig, ontvetten de huid en hebben een pH groter dan 7. Heel basische oplossingen zijn gevaarlijk. 3 Zure oplossingen tasten sommige metalen aan. Hierbij ontstaat altijd waterstof. Waterstof kun je aantonen door er een vlammetje bij te houden. Je hoort dan een plofje.

2 De oplossing heeft een pH groter dan 7. De oplossing maakt rodekoolsap rood. De oplossing is geschikt om te ontkalken. De oplossing heeft een pH kleiner dan 7. 3 a b c d e a kleurloos Ze houdt een vuurtje bij het gas dat ontstaat. Ze hoort een knalletje Hij moet het gas door helder kalkwater leiden. Het heldere kalkwater wordt troebel. zure oplossing basische oplossing De oplossing ontvet. De oplossing maakt BTB blauw. De oplossing smaakt naar zeep. De oplossing geleidt de stroom.

4

b De negatieve elektrode moet rood zijn gekleurd.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

44

8.3 Zuren en basen 2 naam van het zuur zwavelzuur citroenzuur azijn stearinezuur waterstofchloride 3 a b c d a b c d zoutzuur H+ (aq) + Cl- (aq) Cl- (aq) H+ (aq) 2 H+ (aq) + SO42- (aq) H2SO4 (l) HAc (l) H+ (aq) + Ac- (aq) HNO3 (l) H+ (aq) + NO3- (aq) HCl (g) H+ (aq) + Cl- (aq) x x vast x x vloeibaar x gasvormig gebruikt voor gootsteenontstoppen ontkalkingsmiddelen smaakmaker in de sla kaarsen maken van zoutzuur

4

5

a zwavelzuur b azijnzuur c zoutzuur B C a

6 7 8

b Alleen opgeloste zuren geleiden de stroom. Dit komt door de H+ (aq) ionen in de oplossing. 9 a waterstofion b H+ (aq) c H2O (l) + CO2 (g)

2 H+ (aq) + CO32- (aq)

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

45

10 a Voorbeelden van goede antwoorden zijn: cola, sinas, updrank, Ice Tea, tonic b koolstofdioxide c Doordat het koolzuur uit het bier verdwijnt, wordt het bier minder zuur. 11 a De pH geeft aan hoe zuur een oplossing is. c Een stof is zuur als de pH kleiner is dan 7. e De pH van een base is groter dan 7. 12 a 10 (vakje groen kleuren) b 100 (vakje blauw kleuren) 13 a ammonia b natronloog c kalkwater 14 K+OH- (s) K+ (aq) + OH- (aq) b Een oplossing met pH 3 is zuurder dan een oplossing met pH 4.

d Een oplossing met pH 13 is minder zuur dan een oplossing met pH 12.

15 a Voorbeeld van een goed antwoord: natriumcarbonaat, calciumcarbonaat, magnesiumcarbonaat b CO32- (aq) 16 A 17 a Alle basische stoffen hebben een pH groter dan 7. b Ammoniak 8.3 Test jezelf 1 1 De bekendste zuren zijn waterstofchloride HCl (g), zwavelzuur H2SO4 (l), salpeterzuur HNO3 (l) en azijnzuur HAc (l). 2 Alle zuren staan bij het oplossen H+ ionen af. 3 Hoe lager de pH van een oplossing, hoe meer H+ ionen in de oplossing voorkomen. 4 Bekende basische oplossingen zijn natronloog, kaliloog en kalkwater. 5 Een stof met ionen CO32-, OH- of O2- is een base. Zuur: HCl (g), H2SO4(l), HAc (l) Base: (Na+)2CO32- (aq), KOH (s), CaCO3 (s), MgO (s), NH3 (g) B

2

3

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

46

4

a zie tweede kolom. b De vakjes voor de zuurrestionen zijn gevuld. naam nitraat carbonaat acetaat hydroxide sulfaat ammoniak chloride formule NO3CO32AcOHSO42NH3 Cl-

5

basische deeltjes zijn: carbonaation, hydroxide-ion, ammoniak nitraation carbonaation acetaation hydroxide-ion sulfaation ammoniak chloride-ion bromide-ion

6

a b c d

H2SO4 (l) 2 H+ (aq) + SO42- (aq) 2+ 2Ca2+ (aq) + CO32- (aq) Ca CO3 (s) Na+OH- (s) Na+ (aq) + OH- (aq) 2 H+ (aq) + CO32- (aq) CO2 (g) + H2O (l)

8.4 Ontzuren 2 3 C Het zwartgemaakte hokje staat voor een goede bewering (groen kleuren). Zoutzuur kun je ontzuren met natronloog. Een neutrale oplossing bevat geen H+ (aq)-ionen en OH- (aq)ionen. Bij een overmaat natronloog krijg je een neutrale oplossing. Een basische oplossing is neutraal. Met een Rennie kun je maagsap neutraliseren. Het zwartgemaakte hokje staat voor de standaard zuurbasereactie (groen kleuren). HAc (l) H+ (aq) + Ac- (aq) H2O (l) H+ (aq) + OH- (aq) H2SO4 (l) 2 H+ (aq) + SO42- (aq) H2O (l) + CO2 (g) 2 H+ (aq) + CO32- (aq) H+ (aq) + NH3 (aq) NH4+ (aq) HNO3 (l) H+ (aq) + NO3- (aq) H+ + OH- H2O(l) 2 H+ + CO32- H2O(l) + CO2 (g)

4

5 6

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

47

7

a nee b Dezelfde stoffen reageren met elkaar. C a zoutzuur: H+ (aq) + Cl- (aq), verdund salpeterzuur: H+ (aq) + NO3- (aq) b Janine doet twee zuren bij elkaar. Ze moet een basische oplossing toevoegen.

8 9

10 a Nee, 2 H+(aq) + Fe2+O2-(s) H2O(l) + Fe2+(aq) + b naam: waterstof formule: H (aq) 11 a 2 H+ (aq) + Ca2+CO32- (s) H2O (l) + CO2 (g) + Ca2+ (aq) b Ca2+ (aq) c koolstofdioxide 12 2 1 5 4 3 7 6 O2H+ 2 H+ (aq) + Al3+O2- (s) H2O (l) + Al3+ (aq) Aluminiumoxide is slecht oplosbaar. 2 H+ (aq) + O2- (aq) H2O (l) 6 H+ (aq) + (Al3+)2 (O2-)3 (s) 3 H2O (l) + 2 Al3+ (aq) 2 H+ (aq) + (Al3+)2 (O2-)3 (s) H2O (l) + Al3+ (aq)

13 Stap 1: H+ Stap 2: O2Stap 3: 2 H+ (aq) + O2- (aq) H2O (l) Stap 4: Magnesiumoxide is slecht oplosbaar. Stap 5: 2 H+ (aq) + Mg2+O2- (aq) H2O (l) + Mg2+ Stap 6: 2 H+ (aq) + Mg2+O2- (aq) H2O (l) + Mg2+ Stap 7: 2 H+ (aq) + Mg2+O2- (aq) H2O (l) + Mg2+ 14 De volgende stoffen en ionen omcirkelen: OH- (aq), CO32- (aq), NH3 (aq), Cu2+O2- (s) 15 H+ (aq) + OH- (aq) H2O (l) 2 H+ (aq) + CO32- (aq) H2O (l) + CO2 (g) H+ (aq) + NH3 (aq) NH4+ (aq) 2 H+ (aq) + Cu2+O2- (aq) H2O (l) + Cu2+ (aq) 16 a Stap 1: H+ Stap 2: OHStap 3: H+ (aq) + OH- (aq) H2O (l) Stap 4: IJzer(III)hydroxide is slecht oplosbaar. Stap 5: H+ (aq) + Fe3+OH- (s) H2O (l) + Fe3+ (aq) Stap 6: H+ (aq) + Fe3+(OH-)3 (s) H2O (l) + Fe3+ (aq) Stap 7: 3 H+ (aq) + Fe3+(OH-)3 (s) 3 H2O (l) + Fe3+ (aq) b Fe3+ (aq)

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

48

17 a b c d e 18 a b c d

6 H+ (aq) + (Cr3+)2(O2-)3 (s) 3 H2O (l) + 2 Cr3+ (aq) 3 H+ (aq) + Al3+(OH-)3 (s) 3 H2O (l) + Al3+ (aq) 6 H+ (aq) + (Fe3+)2(CO32-)3 (s) 3 H2O (l) + 2 Fe3+ (aq) + 3 CO2 (g)H+ (aq) + NH3 (aq) NH4 +(aq) 6 H+ (aq) + (Ag+)2(O2-)3 (s) 3 H2O (l) + 2 Ag+ (aq)

H+ (aq) + OH- (aq) H2O (l) H+ (aq) + OH- (aq) H2O (l) 2 H+ (aq) + Cu2+O2- (s) H2O (l) + Cu2+ (aq) 2 H+ (aq) + Ca2+CO32- (s) H2O (l) + CO2 (g)+ Ca2+ (aq)

8.4 Test jezelf 1 1 Neutraliseren is ontzuren tot de oplossing neutraal is. 2 Er zijn drie standaard zuur-basereacties: H2O (l) H+ (aq) + OH- (aq) 2 H+ (aq) + O2H2O (l) 2 H+ (aq) + CO32- (aq) H2O (l) + CO2 (g) Een andere bekende zuur-basereactie is: H+ (aq) + NH3 (aq) NH4+ (aq) 3 Als een zout met het basische ion niet oplosbaar is in water, dan reageert de gehele stof. Het metaal-ion komt na de reactie als ion in de oplossing. De volgende stoffen omcirkelen: OH- (aq), CO32- (aq), NH3 (aq), Mg2+O2- (s) Het zwartgemaakte gezichtje is het juiste antwoord. a In de standaard zuur-basereacties hoef je de metaalionen niet te noteren. b Fe2+O2- (s) is een niet-oplosbare base. c H2SO4 (l) geleidt de elektrische stroom heel goed. d Als je klaar bent met neutraliseren, dan is de pH van de oplossing 7. e 2 H+ (aq) + CO32- (aq) H2O (l) + CO2 (g) geeft het ontstaan van koolzuur weer. f Een zuur is een stof die H+ (aq)-ionen kan leveren. g NH3 (aq) is een moleculaire base. H2O (l) + CO2 (g) + Ca2+ (aq) a 2 H+ (aq) + Ca2+CO32- (s) + 2b 2 H (aq) + CO3 (s) H2O (l) + CO2 (g)

2

3

4

8.5 Titreren 2 a b c d niet waar waar niet waar waar

3

Een titratie kun je op verschillende manieren uitvoeren. Voor een nauwkeurige meting gebruik je een buret. Voor een minder nauwkeurige meting gebruik je een injectiespuit.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

49

4

a nee b De hoeveelheid H+ ionen blijft gelijk. De concentratie H+ ionen wordt wel lager, omdat het volume groter wordt. c Dan weet je wanneer je klaar bent met titreren. d Omdat dan alle H+ ionen hebben gereageerd. e Je moet de erlenmeyer paars hebben gekleurd.

f

Door de begin- en eindstand af te lezen van de buret. Het verschil tussen begin- en eindstand is de hoeveelheid toegevoegde natronloog.

5

a Annie moet 2 druppels indicatoroplossing toevoegen. b C c B a 1 Nora doet met een injectiespuit 1 mL bekende zure oplossing in een erlenmeyer en voeg 10 mL water toe. 2 Ze voegt twee druppels van de indicator fenolftaleen toe. 3 Daarna vult ze een injectiespuit met een basische oplossing en leest de beginstand af. 4 Nora druppelt n druppel van de basische oplossing in de erlenmeyer. 5 Ze zwenkt de erlenmeyer om alles goed te mengen. 6 Als de oplossing nog geen kleur heeft, dan herhaalt Nora de stappen 4 en 5 totdat er een kleur zichtbaar wordt. 7 Ze stopt direct met toevoegen van basische oplossing als de kleur net zichtbaar is. Ze leest dan de eindstand af. 8 Nora herhaalt de stappen 1 t/m 7 met de onbekende zure oplossing. b 9,4 3,6 = 5,8 mL c natronloog citroenzuur titratie 1 5,0 mL 80 mg 1 titratie 2 5,8 mL 92,8 mg

6

d 40 92,8 = 3712 mg

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

50

7 natronloog fosforzuur

: 1,0 titratie 1 1,0 mL 60 mg : 1,0 1

9,2 titratie 2 9,2 mL ? 9,2

60 : 1,0 9,2 = 552 mg Er zit dus 552 mg fosforzuur in cola. 8 natronloog azijnzuur : 7,3 titratie 1 7,3 mL 3,5 mg : 7,3 1 7,9 titratie 2 7,9 mL ? 7,9

3,5 : 7,3 7,9 = 3,8 mg In 1 mL schoonmaakmiddel zit dus 3,8 mg azijnzuur. In de fles zit 750 mL dus: 750 3,8 = 2850 mg 2850 : 1000 = 2,85 gram9 N E R U Z T N O A X Y T N R G U G Z O U T Z U U R E C K Y O R O K W I R G E R R N U K S O O O J Z N U E U U E G M A O L N L I P S U U B N T D F L Z N S I I G H Z I N I G F U K S O L L C R R N U T M U R O W A R S A X E D D R R O L O R A I T Y K T I R E I P Y T W S T Z A T E C E R O N U V A F O E I N P A V E L E P B U U P R R X L T R N N M E T A A L I O N A O E N R U U Z L E V A W Z S R H S

8.5 Test jezelf 1 1 Je bepaalt met een titratie hoeveel zuur of base in een oplossing aanwezig is. 2 Bij een titratie van een zure oplossing voeg je een basische oplossing toe. Als de kleur van de indicator verandert, dan heb je voldoende basische oplossing toegevoegd. 3 Uit de resultaten van de twee titraties bereken je de hoeveelheid zuur in de oplossing. a Dan weet je wanneer je het eindpunt hebt bereikt. b Als de indicator net blijvend van kleur is veranderd.

2

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

51

3

1 Doe met een injectiespuit 1 mL bekende zure oplossing in een erlenmeyer en voeg 10 mL water toe. 2 Voeg twee druppels van de indicator fenolftaleen toe. 3 Vul een injectiespuit met een basische oplossing en lees de beginstand af. 4 Druppel n druppel van de basische oplossing toe aan de erlenmeyer. 5 Zwenk de erlenmeyer om alles goed te mengen. 6 Als de oplossing nog geen kleur heeft, dan herhaal je de stappen 4 en 5 totdat er een kleur zichtbaar wordt. 7 Stop direct met toevoegen van basische oplossing als de kleur net zichtbaar is. Lees de eindstand af. 8 Herhaal de stappen 1 t/m 7 met de onbekende zure oplossing. a H+ (aq) + OH- (aq) H2O (l) b : 8,9 natronloog zwavelzuur titratie 1 8,9 mL 70 mg : 8,9 1

4

15 titratie 2 15 mL ? 15

70 : 8,9 15 = 118 mg In 1 mL zit dus 118 mg zwavelzuur. De sterkte van het zwavelzuur is dus 118 mg per mL. Examentraining 1 2 3 4 5 C B D C De bloem verandert van kleur in een zure en basische bodem. Met deze bloem kun je dus ook aantonen of een oplossing zuur of basisch is. De kleur van de bloem is paars in een basische oplossing en rood in een zure oplossing.

6 7 8 9

2 H+ (aq) + Zn (s)A indicatoren C

H2 (g) + Zn2+ (aq)

10 B

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

52

11 B 12 helder kalkwater 13 Naam oplossing: helder kalkwater Waarneming: Het heldere kalkwater wordt troebel. 14 CaCO3 + 2 H+ H2O + CO2 + Ca2+ : 100,1 CaCO3 CO2 100,1 44,0 : 100,1 1 680 680 mg ? 680

Er ontstaat 44,0 : 100,1 680,0 = 298,9 mg CO2. 298,9 mg CO2 heeft een volume van 298,9 : 1,73 = 173 mL CO2. Er ontstaat dus 173 mL CO2.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

53