JvB NASK T2H1 Uitwerkingen

download JvB NASK T2H1 Uitwerkingen

of 20

Transcript of JvB NASK T2H1 Uitwerkingen

Hoe werk je met Pulsar?1Omcirkel. Goed of fout?

a In het activiteitenboek staan de opdrachten. b Er staat een Oefentoets van het hoofdstuk op ICT. c In de verdieping staat leerstof die iedereen moet leren.2

goed / fout goed / fout goed / fout

Je kunt op verschillende manieren met de methode werken. a Als je de Do-it maakt, waar kun je dan de ondersteunende leerstof vinden?

In je leerboekb Omcirkel. Wat maak je zodra je een Do-it of een paragraaf af hebt?Test jezelf / Oefentoets / Verdieping

3

Trek een lijn tussen het woord en de betekenis die erbij hoort. Om te onthouden Verdieping Do-it Paragraaf Practica Opdrachten waarin je een onderzoek of experiment uitvoert. Hierin is de belangrijkste leerstof samengevat. Een moeilijker onderwerp krijgt hier speciale aandacht. Activiteit die je doet om de leerstof te verwerken. Hierin staat de leerstof.

4

a Waaraan herken je belangrijke woorden in de tekst?

Die zijn vet gedruktb Alle begrippen in het leerboek staan bij elkaar in de Begrippenlijst.Op welke bladzijde in je leerboek begint deze Begrippenlijst?

216c Achter in je leerboek staan Checklisten. De Checklisten helpen je om eenvaardigheid die je vaak moet doen, goed uit te voeren. Welke checklisten staan er achter in je leerboek?

Hoe werk je met een brander? Lijngrafieken

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

11

JIJ ALS ONDERZOEKERMijn antwoord op de introvraag is: A door de stuwkracht van de grote vlam B Doordat de lucht in de ballon warmer is dan de lucht buiten de ballon. C door de wind en de vorm van de ballon Zet de zinnen over de ontdekking van de luchtballon in de juiste volgorde.1 2 3 4 5

1.1 Onderzoeken en ontdekken

2

Zou de luchtballon ook mensen de lucht in krijgen? De ballon ging ook omhoog door hete lucht. We gaan proeven doen met veel stinkende rook. Ze deden de proef ook met vuur zonder rook. Zal het door de stinkende rook van de open haard komen?

De juiste volgorde van de zinnen is:

5 3

4 2

1

3

Hoe deden de ontdekkers van de luchtballon hun ontdekking? A Ze waren verbaasd, stelden een vraag en gingen proeven doen. B Omdat ze dat moesten van de directeur van de papierfabriek waar ze werkten. C Nadat ze gelezen hadden hoe de luchtballon werkte, gingen ze er een maken. Wie gingen voor het eerst met de ballon een proefvaart maken? A Gevangenen, die daarna als beloning vrijgelaten werden. B Een haan, een eend en een schaap. C De broers Montgolfier zelf. Wat is een ander woord voor experiment? Omcirkel het juiste woord. enqute ontdekkingsreis proef raadsel uitvinding Er zijn verschillende redenen waarom je onderzoek doet. A Waarom deden de broers Montgolfier onderzoek?

4

5

6

Zij wilden weten waarom de zak omhoog ging.B In bron 2 doen ze onderzoek om er

rijker van te worden.

4 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

7

In de tabel hieronder staan nog meer voorbeelden van proeven. Zet een kruisje in kolom 2, 3 of 4, of vul de laatste kolom in. nieuwsgierigheid proeven met de luchtballon botsproeven doen met autos deodorant testen op geur onderzoeken of medicijnen wel werken stenen op de maan onderzoeken geld verdienen wereld beter maken een andere reden, namelijk..

veiligheid

8

Blader gedurende tien minuten rustig door je leerboek en door je activiteitenboek. Bij welke onderdelen doe je onderzoek? Omcirkel de juiste onderdelen. DO-IT TEST JEZELF VRAGEN EN OPDRACHTEN PRACTICUM VERDIEPING

9

a Maak hieronder jouw top drie van de do-its. Schrijf de titels boven blok 1, 2en 3.

b En welke practica denk je zijn het leukst om te doen? Schrijf de titels inblok 1, 2 en 3.

Eigen antwoord. Eigen antwoord.

2Eigen antwoord.10

1Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

3

Als je een onderzoek gaat doen, dan doe je dat om iets te weten of om te ontdekken. Je stelt dus eerst een vraag. Een vraag aan het begin van een onderzoek heet A startvraag. B onderzoeksvraag. C beginvraag. Tijdens een onderzoek doe je waarnemingen. Wat zijn voorbeelden van waarnemingen? Maak de hokjes voor de goede voorbeelden groen. Je ziet dat de ballon stijgt. Je vraagt je af waarom een ballon omhoog gaat. Je ruikt dat de geur van jouw deodorant na een tijdje minder sterk wordt. Je hoort dat het geluid van de ene koptelefoon harder is dan van de andere koptelefoon. Je proeft je zelfgemaakte frisdrank. Je schrijft de conclusie op.

11

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

5

Uitvindingen van naam12Veel uitvindingen zijn genoemd naar hun uitvinder. Of de naam heeft er iets mee te maken. Zet de volgende uitvindingen op de juiste plek in de tabel. brailleschrift voor blinden, zeppelin (luchtschip), revolver, saxofoon, thermometer, morsecode, voetbalschoen, dieselmotor, bunsenbrander. jaartal 1714 1829 1835 1838 1846 1855 1892 1900 1948 uitvinding uitvinder D.G. Fahrenheit L. Braille S. Colt S.F.B. Morse Adolphe Sax R.W. Bunsen R. Diesel F. von Zeppelin Adi Dassler

thermometer brailleschrift voor blinden revolver morsecode saxofoon bunsenbrander diesel moter zeppelin (luchtschip) voetbalschoen

13

Hieronder zie je uitvindingen van de eeuw waarin jij geboren bent en iets eerder. Puzzel uit in welke volgorde de uitvindingen zijn gedaan. Zet de letter van de uitvinding in de balk onder het plaatje. Als je het goed gedaan hebt, dan vormen de letters een woord.U My= win zo trac gra 2nd alph math x-1 x2 loc ln mod xt,0 mtrx sin , 7 4 1 0 del stat prgm cos ( 8 5 2 . var tan ) 9 6 3 () clea ^ + entr

C

P

A

stop on

R

I C

T

1893 P

1903

1914

1923

1945

1946 I

1972

1979

1999

R

A

C

T

C

U

M

6 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1.1 Test jezelf1Sommige ontdekkingen ontstonden toevallig. Als er wat gebeurt, dan kun je iets ontdekken door heel goed te kijken, te horen of te ruiken. Zien, horen en ruiken zijn voorbeelden van A proeven doen. B waarnemen. C verslag schrijven. Verbind de woorden die hetzelfde betekenen met een lijntje. laten zien aan de klas verhaaltje plus tekeningen experiment ontdekker verslag proef demonstratie uitvinder

2

3

Als de zin juist is, dan kleur je de smiley groen. Bij een foute zin kleur je de weepy rood. 1 Een verslag begint met de conclusie. groen 2 Boven een verslag staat een titel. 3 Bij waarnemingen mag je ook een tekening maken. 4 In je conclusie geef je antwoord op je onderzoeksvraag. 5 Een demonstratie is hetzelfde als een verslag. Wat zijn voorbeelden van onderzoeksvragen? Kleur het hokje voor elke goede onderzoeksvraag groen. Waardoor gaat een luchtballon omhoog? Hoeveel is 9 2? Wordt olie sneller heet dan water? Welke soorten hout drijven in water? De ballon knalt niet als je hem met water vult. Hoelang heb je over het practicum gedaan? Kan een grote ballon een kleine ballon opblazen?

rood

4

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

7

1.1 Practicum1 Een theezakje als heteluchtballonWat ga je onderzoeken?Je gaat onderzoeken wat er gebeurt als je een leeg theezakje aansteekt.

Wat heb je nodig? theezakje lucifers onbrandbare ondergrond (tegeltje)

Wat moet je doen?

a Maak het zakje voorzichtig los en haal de theeeruit.

b Maak van het zakje een kokertje. c Zet het kokertje rechtop op het tegeltje. d Steek het kokertje aan de bovenkant aan.Wat zijn je resultaten?Wat gebeurt er als je een leeg theezakje aansteekt?

Het theezakje gaat omhoog

Wat is je conclusie?Het theezakje stijgt. Dat komt door

De hete lucht boven het vlammetje. Deze hete lucht stijgt op. De hete luchtstroming neemt het theezakje mee omhoog.

8 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1.2 Het lab1Mijn antwoord op de introvraag is: A Iemand richt de opening van de reageerbuis op de docent. B Iemand houdt een glazen reageerbuis in een hete vlam. C Er is iemand zonder veiligheidsbril aan het werk. Schrijf vijf verschillen op tussen jouw practicumlokaal en het laboratorium op de foto bij de introvraag.1 2 3 4 5

2

Eigen antwoord.

3

Teken een plattegrond van het practicumlokaal waarin je les krijgt. Geef aan waar materialen voor de veiligheid zich bevinden.

Eigen antwoord.

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

9

4

Vul de namen van de genummerde plaatjes in het kruiswoorddiagram in.1 2 4 3

5 6

7

8

1v

e

i

l

i

g h e

i

d s3r

2b

r

i

l

r e a g e e r b u i s n 4 n o o d s t o p 5 b b 6e r l e n m e y e r u a 7 b e k e r g l a s n s d 8 e t h e r m o m e t e r r r5Geef van de volgende beweringen aan of ze goed of fout zijn. a Een gele vlam is heter dan een blauwe vlam. b Een gele vlam heet ook wel pauzevlam. c Hoe meer lucht er bij gas komt, hoe slechter het gas brandt. d Aan een brander zit maar n draaiknop

goed goed goed goed

fout fout fout fout

6

a Geef de vlammen op de foto de juiste kleur. b Trek een lijntje naar de luchtring van de linker brander.Schrijf op de lijn: luchtring.

geel

blauw

blauw

c Trek een lijntje naar de gasregelschroef van de linkerbrander. Schrijf op de lijn gasregelschroef.

lichtblauw

luchtring gasregelschroef

10 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

7

Lees de afspraken over werken in het practicumlokaal. Welke drie afspraken vind jij het belangrijkst?1 2 3

Eigen antwoord.

8

a Welke veiligheidsvoorziening zie je in bron 5?

noodstopb Wanneer gebruik je deze voorziening?

om in n keer alle elektriciteit uit te schakelen, als dit nodig is.9Kleur de gevarensymbolen oranje. Schrijf de betekenis onder de symbolen.

milieugevaarlijk

irriterend

giftig

bijtend of corrosief

licht ontvlambaar

Veiligheidspictogrammen10Maak in de vakken een ontwerp voor:

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

a een pictogram dat betekent: veiligheidsbrilverplicht.

b een gevarensymbool voor een shampoo diein je ogen prikt.

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

11

1.2 Test jezelf1Welk woord hoort bij welk plaatje? Schrijf het nummer achter het woord.1 2 4 3

bekerglas brandblusser brander erlenmeyer noodstop

7 2 5 6 4 3 8 1

5 6

7

reageerbuis thermometer veiligheidsbril8

2Geef van de veiligheidsregels aan of ze wel of niet gelden in een practicumlokaal.Je mag geen jas aan. Je mag nooit aan een stof ruiken of van een stof proeven. Je mag niet praten tijdens het proeven doen. Je moet je veiligheidsbril opzetten als je iets verwarmt in een reageerbuis. Je mag nooit zomaar een gaskraan opendraaien. ja ja ja ja ja nee nee nee nee nee

3

Met je brander kun je drie soorten vlammen maken. Welke vlam is het heetst? A de blauwe vlam B de gele vlam C de ruisende vlam D Alle vlammen zijn even heet. Oliver heeft een blauwe vlam nodig om wat water in een reageerbuis te verwarmen. Oliver maakt een blauwe vlam door A de gasregelschroef zo ver mogelijk open te zetten en de luchtring dicht te laten. B voor precies gelijke hoeveelheden gas en lucht te zorgen. C alleen de luchtring open te zetten en dan langzaam de gasregelschroef steeds verder open te draaien. D eerst een gele vlam te maken en dan langzaam de luchtring naar beneden te draaien. Wat mag je NIET doen als je water in een reageerbuis verwarmt? A De buis in de vlam houden. B Een lichtblauwe vlam gebruiken. C Je veiligheidsbril pas opzetten als het water gaat koken. Verbind de woorden met de bijbehorende gevarensymbolen.

4

5

6

giftig

brandbaar

irriterend

bijtend

12 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1.3 Schatten en meten1Mijn antwoord op de introvraag is: A ongeveer 1 kg B ongeveer 200 kg C Precies 0 kg, want lucht weegt niets. Gebruik GEEN liniaal. Welke lijn is het langst: A, B of C? Omcirkel wat juist is.A A

2

Eigen antwoord.B

B

C

3 4

Welke cirkel is het grootst: cirkel A of cirkel B? Eigen

antwoord.

Meet nu met een liniaal de lengte van de lijnen en de diameter van de cirkels op. Wat is je conclusie?

Alle lijnen zijn even lang (7,1 cm) De diameters zijn even groot (2,3 cm)5Vul de tabel verder in. meetinstrument liniaal, meetlint Wat meet je met het meetinstrument?

lengtemassa

weegschaal/balansstopwatch maatcilinder thermometer

tijd volumetemperatuur

6

Bedenk twee metingen die de meters in bron 2 kunnen verrichten.

Voorbeelden van mogelijke antwoorden zijn: hoogtemeting meting van de snelheid t.o.v. de aarde stand van het vliegtuig t.o.v. de horizon meting van de buitentemperatuur

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

13

7

Vul de tabel op de grijze vlakjes verder in. wat je meet tijd veel gebruikte eenheden standaardeenheid jaar maand week dag uur minuut afkorting

seconde lengtemillimeter centimeter decimeter

s

mm cm dmm

meterkilometer volume liter kubieke decimeter milliliter kubieke centimeter

km L dm3 mL cm3mg g

massa

milligram gramkilogram

kg NC

gewicht temperatuur8

Newton

graad celcius

In het plaatje hieronder staan drie fouten. Omcirkel de fouten in het plaatje. Schrijf er naast wat er fout is.

kg

1 dm3

moet veel groter zijn bijvoorbeeld 1 m3

een volle vuilniszak is veel lichter dan 90 kg

14 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

9

In welke rij staan alleen eenheden? A lengte, temperatuur, kilogram B meter, kilogram, seconde C lengte, temperatuur, stopwatch D milimeter, gram, lengte Reken om: 1000 g =

10

1 kg1,5 kg

1500 g =500 g =

0,5 kg0,1 kg

100 g =2L =

2.000 mL5 mL

0,005 L =11

In een tablet van een pijnstiller zit 0,5 g paracetamol en 20 mg codene. Waarvan zit er meer in het tablet? A paracetamol B codene C Dat kun je niet zeggen, want g en mg zijn verschillende eenheden. Uit een 1,5 L fles cola schenk je 7 glazen. Hoeveel cola zit ongeveer in 1 glas? A ongeveer 20 mL B ongeveer 200 mL C ongeveer 10,5 mL In een maatcilinder zit 50 mL water. Een leerling doet vijf knikkers bij het water. Het waterpeil staat nu bij 56 mL. Het volume van 1 knikker is: A 1,2 cm3 B 11,2 cm3 C 1,2 g Waarom maak je van de getallen in een tabel ook nog een grafiek? Maak de rondjes voor de juiste redenen groen. In een grafiek zijn eenheden niet belangrijk. In een grafiek staan de getallen nauwkeuriger. In een grafiek kun je meteen zien hoe iets verandert. In een grafiek kun je ook andere getallen aflezen die niet in de tabel staan. In een grafiek zijn getallen helemaal onbelangrijk. Welke twee soorten grafieken staan in bron 7?

12

13

14

15

lijn-

grafiek en staaf-

diagram.

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

15

16

Teken naast de tabel een staafgrafiek van de volgende gegevens. schoenmaat aantal leerlingen met die schoenmaat 6 12 15 6 5 2 2leerlingen > 16 14 12 10 8 6 4 2 0 36 37 38 39 40 41 42 43 44 schoenmaat >

36 37 38 39 40 41 42 43 44

1

17

Je tekent een lijngrafiek in een aantal stappen. Zet de nummers voor de volgende stappen in goede volgorde. 1 punten of kruisjes zetten 2 lijn trekken 3 assen tekenen 4 getallen en eenheden bij de assen zetten Schrijf de goede volgorde op van wat je moet doen om een goede lijngrafiek te tekenen.

3 418

1

2

Maak in het diagram een lijngrafiek van de gegevens van de tabel in bron 7. Denk aan de juiste indeling van de assen, en wat je bij de assen schrijft.massa (kg) >

tijd ( jaar) 1 2 3 4 5 6 7 8 9

massa (kg) 80 160 320 350 370 390 400 400 400

600 500 400 300 200 100 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 tijd (jaar) >

16 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

Meten met je lichaam19Meet met jouw eigen lichaamsmaten.

a Hoeveel span is jouw tafel breed? b Hoeveel palm is jouw tafel breed? c Hoeveel duim is jouw tafel breed? d Hoeveel voet is jouw lokaal lang? e Hoeveel vadem is jouw lokaal lang? f Hoeveel el is jouw lokaal lang?20

span palm duim voet vadem el

Eigen antwoord.

Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een andere leerling. a Zijn de getallen gelijk? ja / nee b Hoe kan dat?

Lichaamsmaten zijn bij iedereen verschillend.

21

Een tijdmachine beamt jou terug naar de tijd van je overgrootmoeder. Je koopt daar op de markt 10 el stof. 1 el kost 2 florijnen. Er staan twee verkopers: een grote verkoper en een kleine. Bij welke verkoper is de prijs per meter het hoogst? A bij de grote verkoper B bij de kleine verkoper C bij beide verkopers gelijk D Dat is niet te zeggen.

22

a Maak het rijtje met kledingmaten af: S M L XL XXL XXXL b Waarom kun je deze maten wel goed voor kleding gebruiken, maar mindergoed voor schoenen?

schoenen moeten precies om je voet passen

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

17

1.3 Test jezelf1Hier staan enkele zinnen over schatten en meten. Kleur de smiley groen als de zin goed is. Bij een foute zin kleur je de weepy rood. groen a Meten gaat sneller dan schatten. b Meten is betrouwbaarder dan schatten. rood c Meten doe je altijd met een liniaal. d De eenheid van temperatuur is de C. e Van meetresultaten maak je eerst een grafiek en daarna een tabel. Ibrahim heeft een grafiek van zijn meetresultaten van een proef gemaakt.massa (kg) >

2

1

2

3

4

5

6

7

8

9

tijd (cm ) >

a b c d3

Staan bij beide assen getallen? Staan bij beide assen de juiste eenheden? Zijn de meetwaarden getekend als duidelijke punten? Is de lijn goed getekend?

ja ja ja ja

nee nee nee nee

Verbeter de fouten in de grafiek.

tijd in seconden, minuten of uren of cm is goed en dan moet het lengte zijn getallen op linker verticale as. bijvoorbeeld 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6 of 0, 5, 10, 15 etc.

horizontale as moet bij 0 beginnen en niet bij 1. vloeiende lijn langs de punten tekenen

18 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1.3 Practicum1 Een nsecondenslingerWat ga je doen?Je gaat een slinger maken die precies 60 keer per minuut heen en weer slingert.

Wat heb je nodig? garen of vislijn massablokjes stopwatch

Wat moet je doen?

a Knip van het touw of vislijn stukken van verschillende lengte. De langsteslinger is 1,5 m; de kortste is 15 cm.

b Maak aan de uiteinden van elk touwtje een ringetje. c Hang een ringetje aan het statief. Hang aan het andere ringetje een zwaar d e f g hvoorwerp. Laat de slinger tien keer slingeren. Neem de tijd op. Zet je gegevens in een tabel. Herhaal de proef met slingers van een andere lengte. Zet je gegevens in de tabel en maak van de gegevens een grafiek. Onderzoek of de slinger sneller of langzamer gaat als je meer massablokjes aan de slinger hangt.

Wat zijn je resultaten?tijd (s) > 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 0 20 40 60 80 100 120 140 lengte (cm) >

lengte (cm) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130

tijd (s)

Was er een van de slingers die precies 60 in een minuut heen en weer ging? Ja / nee Eigen antwoord. Zo nee, maak die dan nu. Lees in jouw grafiek hoe lang de slinger moet zijn.

Wat is je conclusie?De snelheid waarmee een slinger heen en weer gaat, hangt af van: A hoeveel massa je aan de slinger hangt B de lengte van de slinger

140 150

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

19

Sporenonderzoek1Wat is een forensisch laboratorium? A Een laboratorium dat onderzoek doet in samenwerking met de politie. B Een laboratorium aan de rand van de stad. C Een laboratorium waar alleen forenzen werken. D Een laboratorium waar geen dierproeven worden gedaan. In bron 1 zie je voorbeelden van onderzoeksvragen van onderzoeken in een forensisch laboratorium. Bedenk drie andere onderzoeksvragen.

2

Eigen antwoord.

3

Overleg met een andere leerling op welke onderzoeksvraag uit bron 1 jullie een antwoord willen gaan zoeken. Bedenk dan hoe je je onderzoek gaat uitvoeren, en wat je daarvoor nodig hebt. Onze gekozen onderzoeksvraag luidt:

Eigen antwoord.

We gaan het onderzoek als volgt uitvoeren:

Eigen antwoord.

20 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

4

Wat is de beste beschrijving van biometrie? A Het meten met menselijke maten. B Het beschrijven van mensen aan de hand van lichamelijke kenmerken. C Metingen die je tijdens de biologieles doet. Maak van je linkerwijsvinger en je rechterwijsvinger een vingerafdruk in de hokjes hieronder. Gebruik een balpen of viltstift om je vingertoppen te kleuren.Maak eerst enkele proefafdrukjes op een kladblaadje.

5

links

rechts

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Geef in een ander kleurtje zoveel mogelijk verschillen tussen de twee afdrukken aan.

6

Bekijk het microscoopbeeld van de twee haren van bron 3. Je ziet hetzelfde beeld hieronder in zwartwit.

Het beeld dat je ziet, is in werkelijkheid 0,1 mm hoog. Teken verticaal een lijn. Verdeel de lijn zo nauwkeurig mogelijk in 10 gelijke stukjes. Ieder stukje is dan in werkelijkheid 0,1 mm. Meet zo nauwkeurig mogelijk de dikte van de bovenste haar en de dikte van de onderste haar. Dikte bovenste haar 0,05 mm. Dikte onderste haar 0,09 mm

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv

1 Jij als onderzoeker >>

21

7

Kunnen de haren van dezelfde persoon zijn? ja / nee Leg uit waarom je dat vindt.

Er zijn verschillen zichtbaar, maar deze verschillen kunnen ook veroorzaakt worden doordat hoofd-, snor-, borst- en schaamhaar van dezelfde persoon niet hetzelfde zijn.

8

Een elektronenmicroscoop vergroot veel meer dan de microscopen op jouw school. Een elektronenmicroscoop kan wel enkele duizenden keren vergroten. Wat herken jij in onderstaande beelden? Omcirkel het juiste antwoord.

1

2

3

A mier bij de kleinste motor ter wereld B een luis C een vliegje in een horloge

A een stukje klittenband A schimmel op kaas B een poot van een vlieg B bloedcellen C meeldraden van een madeliefje C stof uit een condensdroger

22 >> 1 Jij als onderzoeker

Pulsar 12 vmbo-kgt uitwerkingen

2006 Wolters-Noordhoff bv