Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

20
“ Wat wil de islam eigenlijk van mensen die geen moslim zijn? ” De geschiedenis leert ons, dat we nooit iets geleerd hebben

description

Joden en Christenen onder de islam, in Dhimmi Status. “ Wat wil de islam eigenlijk van mensen die geen moslim zijn? ”Vijfde stukje:

Transcript of Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

Page 1: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

“ Wat wil de islam eigenlijk van mensen die geen moslim zijn? ”

De geschiedenis leert ons, dat we nooit iets geleerd hebben van de geschiedenis!!

Joden en Christenen onder de islam, in Dhimmi Status

Page 2: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

Vijfde stukje:

Nog meer opvallend voorbeeld vond plaats tijdens de Mongoolse invasies. De Kruisvaarders waren er alleen in geslaagd een aantal kleine staten langs de Syrische en Palestijnse kust te vestigen; de Mongolen veroverden en domineerde de kernlanden van de islam en vernietigde het kalifaat, waardoor er een niet-moslimse overwicht op de belangrijkste centra van de islam ontstond voor het eerst sinds de dagen van de profeet. De Mongoolse heersers vonden christenen en Joden - lokale mensen die de taal kenden en de landen maar zich niet als moslim - zeer nuttige instrumenten, en benoemde een aantal van hen in hoog ambt. Daarna, toen de Mongolen werden bekeerd tot de islam en onderdeel werden van de islamitische wereld, en de islamitische houding aannamen, moesten de christenen en Joden opnieuw betalen voor de vroegere samenwerking met de heidense veroveraars. Een meer recente en in sommige opzichten parallel voorbeeld is de rol van de Europese keizerrijken in islamitische landen. Ook hier waren leden van de minderheden, christenen en in mindere mate Joden, op verschillende manieren nuttig en handig voor de keizerlijke autoriteiten. Sommige leden van de minderheden, en vooral hun hogere klassen, identificeerde zich met de Europese imperialistische machten en hun talen, hun cultuur en soms zelfs hun burgerschap overnamen. Na het einde van de keizerrijken en de terugtrekking van Europa, was er een afrekening die door de achterblijvers moest worden betaald. Een laatste punt moet worden toegevoegd aan onze typologie van vervolging, en dit is het geval waar islamitische vijandigheid tegenover dhimmi’s wordt aangespoord door buitenstaanders, om persoonlijke redenen. In de grote dagen van de islamitische macht en beschaving, was zulke aansporing afwezig of ineffectief, met uitzondering van enkele eerdere Christelijke invloeden op de islamitische perceptie van de Joden; maar in de dalende jaren van het Ottomaanse Rijk werd het een factor van enig belang.

De belangrijkste dhimmi gemeenschappen, de Grieken, de Armeniërs, de Arabische christenen en de Joden, waren in veel opzichten rivalen en streden om een positie in de samenleving die aanvullend was op die van de dominante moslims. Het was niet ongewoon voor een minderheid om hun islamitische meesters tegen een andere op te zetten. Met name werden een aantal van de standaard thema's van het Christelijk Europees antisemitisme gebruikt tegen de Joodse

Page 3: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

gemeenschappen van het Ottomaanse Rijk door een aantal van hun Christelijke landgenoten. In meer recente tijden zijn de landen in het Midden-Oosten een belangrijk doelwit geweest voor de opeenvolgende leiders van wereld antisemitisme; sommige van hen streefden op tijden zelfs naar die rol.

Dit roept de grotere vraag van de ontwikkeling en transformatie op van de islamitische houding tegenover de verschillende onderdanen minderheden, tegen de achtergrond van de interne en externe veranderingen, en in het grotere perspectief van 14 eeuwen van islamitische geschiedenis. In de eerste eeuwen van het kalifaat kunnen we spreken van een beweging in de richting van grotere tolerantie. Vanaf de tijd van de Profeet tot aan die van de eerste kaliefen, en vervolgens dat van het universele rijk van de Omajjaden en de Abbasiden, is er een onmiskenbare toename van de tolerantie toegekend aan niet-Moslims. Vanaf de 12e en 13e eeuw verder, is er een merkbare beweging in tegengestelde richting. In vroegere tijden bestond er heel wat gemakkelijke sociale omgang onder moslims, christenen en Joden die, terwijl ze verschillende religies beleden, ze een samenleving vormden waarin persoonlijke vriendschappen, zakelijke partnerschappen, intellectuele volgelingen en andere vormen van gezamenlijke activiteiten waren normaal en kwamen inderdaad vaak voor.

Deze culturele samenwerking is getuigd op vele manieren. We hebben bijvoorbeeld biografische woordenboeken van beroemde artsen. Deze werken, hoewel geschreven door moslims, zijn onder meer islamitische, Christelijke en Joodse artsen zonder onderscheid. Uit deze grote aantallen biografieën is het zelfs mogelijk om een soort van prosopografie ( opm. vertaler: ook wel Collectieve biografie van Historische sociografie genoemd, is een deelstudie binnen het vakgebied van de geschiedschrijving. Een dergelijke studie beschrijft gemeenschappelijke kenmerken van een zekere maatschappelijke groep mensen, incluis beroep, Inkomen, sociale afkomst, stand, woonplaats. In tegenstelling tot de biografie) van het medische beroep - om de figuren( opm. vertaler: Live curves: levenscycli?) van enkele honderden beoefenaars in de islamitische wereld te traceren. Uit deze bronnen krijgen we een zeer duidelijke indruk van een gemeenschappelijke inspanning. In ziekenhuizen en in de particuliere praktijk, artsen van de drie religies werkten samen als partners of als assistenten, lezen elkaars boeken en accepteren elkaar als leerlingen. Er was niets wat op de schiftingsvorm leek die normaal in het Westerse christendom was op dat moment of in de islamitische wereld op een later

Page 4: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

tijdstip. Dit soort gezamenlijke inspanning in een gedeeld gebied van leren was niet beperkt tot de geneeskunde en de wetenschap. Het omvatte zelfs de filosofie, waarin men verschillen in religie zou verwachten los van elkaar. Een voorbeeld kan dienen om dit punt te illustreren. Er is een hoofdstuk in één van de theologische geschriften van de grote Islamitische theoloog al- Ghazali (1059-1111), dat bijna gelijk is aan een hoofdstuk in een werk door zijn tijdgenoot, de Joodse filosoof Bahye ibn Paquda. De verbinding tussen de twee verbaasde vele geleerden. Op een gegeven moment werd aangenomen dat Bahye de inhoud van het hoofdstuk van al- Ghazali moet hebben overgenomen, want terwijl Bahye Arabisch kon lezen, kon al- Ghazali niet het Hebreeuwse schrift waarin Bahye 's werk werd geschreven lezen. Toen werd aangetoond dat er geen manier was waarop Bahye, al- Ghazali 's werk had kunnen zien of lezen, leek het probleem onoplosbaar totdat de latere professor Baneth het antwoord gevonden had. Een eerdere tekst, voorheen onbekend, was de gemeenschappelijke bron van de desbetreffende hoofdstukken in zowel Ghazzali als Bahye, en verklaart de opvallende gelijkenissen tussen de twee. Wat de zaak nog opmerkelijker maakt is dat dit eerdere werk is geschreven door een christen. We hebben dus een christen die een theologische verhandeling, vermoedelijk bedoeld voor Christelijke lezers, die vervolgens wordt onderzocht en, zo te zeggen, geleend door de twee latere theologen, een moslim en een Jood, die elk een stuk schreven voor godsdienstonderwijs voor hun eigen geloofsgenoten. Een samenleving waarin plagiaat mogelijk is tussen theologen van drie verschillende religies heeft inderdaad een hoge mate van tolerantie en symbiose. In de latere middeleeuwen begonnen dergelijke relaties af te nemen. We vinden steeds minder van dergelijke uitwisseling van het intellectuele, sociale of commerciële leven, en zie een toenemend patroon van scheiding en afzondering. Er is vaker en een grotere nadruk op de handhaving van de beperkingen van de dhimma. Terwijl in vroegere tijden ze over het algemeen buiten beschouwing waren gelaten en slechts af en toe werden afgedwongen, werd het in latere tijden strikter toegepast in relatie met vernedering, soms zelfs van degradatie, en werd de norm, met name in Noord-Afrika en in Iran en Centraal-Azië.

Verschillende verklaringen zijn naar voren zijn gebracht in verband met waarom deze veranderingen plaatsvonden. Professor S.D. Goitein beschrijft ze in hoofdzaak aan de verdwijning van de burgerlijke maatschappij van de klassieke Middeleeuwen en de vervanging ervan door een soort van militaire feodale orde. In het burgerlijke leven van de steden was de koopman een zeer belangrijke figuur, en heeft de internationale handel een belangrijke rol gespeeld; religieuze verschillen

Page 5: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

deden er niet zo heel veel aan toe, terwijl de vrijheid van verkeer en samenwerking veel meer telde en gunstig waren voor alle partijen. Zowel Politieke decentralisatie en economische initiatieven begunstigde tolerante relaties. Met de daling van deze burgerlijke handel in de maatschappij en de oprichting van regimes die politiek autoritair en economisch verstarden, waarin welvaart minder werd overgenomen door handel dan door belastingen en andere toepassingen van het staatsapparaat, was er minder stimulans voor tolerantie en meer ruimte en zelfs beloning voor intolerantie. Een andere factor, zeker van groot belang, was de drievoudige strijd van de Soennitische Islam in deze eeuwen tegen het christendom, tegen het Shi'isme en tegen de Mongolen. De bittere strijd in Spanje, Sicilië en Syrië - Palestina, die meer dan twee eeuwen duurde tussen de Christelijke en Islamitische wereld, samen met de verschrikkelijke voorbeelden van onverdraagzaamheid getoond door christelijke heersers aan de islamitische volkeren van de landen die ze veroverd of heroverd hadden in Spanje, Syrië en Palestina, leidde allen tot een verharding van attitudes en een verslechtering van de betrekkingen tussen moslims en christenen. Terwijl de islam nog steeds moeite had om zich te verdedigen tegen de Herovering en de Kruistocht van het Westen, werd het plotseling aangevallen door een veel dodelijker vijand uit het Oosten - de heidense Mongoolse veroveraars die uit Azië kwamen en een aantal kernlanden van de islam veroverden.

Op hetzelfde moment, terwijl ze geconfronteerd werden met het christendom in het Westen en het heidendom in het Oosten, werd de islam thuis verscheurd door de grote religieuze schisma tussen Soennieten en Sjiieten, de laatste vaak in radicale en revolutionaire vormen. Tussen de 10e en 13e eeuw werd de Soennitische Staat verplicht om een lange harde strijd te voeren om te behouden wat werd gezien als de Islamitische Orthodoxie en legitimiteit tegen de verleidelijke aantrekkingskracht van de radicale Sjiitische leerstellingen, de militair politieke uitdaging van het Fatimide ( opm. vertaler: Arabische dynastie) kalifaat, en de terroristische dreiging van de Isma'ili moordenaars. In deze drievoudige strijd tegen het christendom, heidendom en ketterij, werden moslims meer bezorgd voor naleving ( aanpassing) en minder tolerant ten opzichte van diversiteit. Hoewel dit niet in de eerste plaats gericht was tegen de religieuze minderheden, werden zij er negatief door beïnvloed. Een vraag van enig belang is in hoeverre de moslims, in hun houding tegenover ongelovigen, onderscheid maakte tussen christenen en Joden.

Page 6: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

In principe, zoals wij hebben gezien, waren de twee belangrijkste onderscheidingen theologisch, tussen Monotheïsten en Polytheïsten, en politiek tussen niet-onderworpen vijanden en onderworpen dhimmi’s. Over het algemeen tonen de moslims weinig interesse in de onderverdelingen van de Polytheïsten en hebben ze de neiging om naar de hele buitenwereld te kijken als een ongenuanceerd geheel, in overeenstemming met de vaak geciteerde uitspraak dat, al- kufru millatun Wahida, ongeloof één religie is. Zij waren echter veel meer bezig met de verschillen tussen hun eigen niet- islamitische onderdanen, met wie ze op een aantal manieren verplicht waren om te gaan. In het Midden-Oosten, Noord-Afrika en islamitisch Europa, bestonden overwegend christenen en Joden. Zij waren bekend bij de moslims. De Profeet had omgang met beide, en ze waren prominent aanwezig in de Koran en in de tradities. Ze waren bekend bij de moslims als landgenoten, of beter gezegd als buren, soms als werknemers. Veel informatie over hun geloof en hun praktijken werd ter beschikking gesteld voor moslims door nieuwe bekeerlingen uit deze religies tot de islam. Inderdaad, ten Westen van Iran en ten Noorden van de Sahara, waren vrijwel alle moslims afstammelingen van bekeerde christenen of, in veel mindere mate, Joden. In de meeste van deze islamitische landen, bleven één of andere van deze religies, soms beide, aanwezig. In grote lijnen werden christenen en Joden behandeld op dezelfde manier. Soms vinden we de ene beter af en soms de andere, maar dit was te wijten aan specifieke omstandigheden en niet vanwege algemene principes. De Koran geeft een eenduidige voorkeur voor christenen; de islamitische traditie, als gevolg van de omstandigheden van de carrière van de Profeet, laat dat nog meer zien. In het algemeen is de uitbeelding van de Jood in de H adith negatief - minder in de bespreking van zijn overtuigingen en praktijken, meer in verwijzing naar de Joodse betrekkingen met de Profeet en Moslims. Volgens de grote 9e - eeuw’ s Arabische schrijver al- Jahiz , gaf de meerderheid van de islamieten voorkeur voor christenen boven de Joden om een aantal redenen. De belangrijkste, merkt hij op, was dat de Joden, in tegenstelling tot de christenen, zich actief verzette tegen de Profeet in Medina: Die strijd tegen hen werd uitputtend verlengd en het kwam steeds meer in de openbaarheid. Vijandigheid groeide en haat verdubbelde en wrok diep verankerd. Aan de andere kant belasterde de christenen de islam niet en hadden geen tijd steden aan te wakkeren noch te verenigen voor oorlog, als gevolg van het feit dat ze ver weg woonde, zowel van de plaats waar de Profeet - moge Allah hem zegenen en hem vrede geven- zijn roeping ontving als van de plaats waar hij naar emigreerde. Dit is dus de eerste reden waarom de moslims zijn gehard in de richting van de Joden, maar geneigd zijn in de richting van de christenen.

Page 7: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

Naast deze historische reden, door, zoals al- Jahiz opmerkt, aan toevallige omstandigheden, voert hij andere aan: christenen bezetten belangrijke posities als ambtenaren, hovelingen, artsen van de edelen, parfumeurs en bankiers, terwijl de Joden gewoonlijk ververs, leerlooiers, typografen (of kopers), slagers of ketellappers zijn, ‘dus als de massa zag de Joden en christenen in dit licht, ze dachten dat het Jodendom dezelfde plek hield tussen de andere religies zoals ook hun handel onder andere beroepen’. Een andere reden voor de populaire Moslim voorkeur is dat de Christenen, hoewel lelijk, minder lelijk zijn dan de Joden, wiens lelijkheid wordt geaccentueerd door inteelt: de reden dat de christenen minder afschuwelijk - hoewel ze zeker lelijk zijn - is dat de Israëliet alleen trouwt met een andere Israëliet, en al hun misvormingen onder hen worden teruggebracht en beperkt tot hen ... ze zijn dus niet onderscheiden voor, hetzij hun intelligentie, hun lichaamsbouw of hun slimheid. Zoals de lezer ongetwijfeld weet, is het hetzelfde geval met paarden, kamelen, ezels en duiven als ze inteelt waren. Al- Jahiz stond bekend als een humorist, satiricus en parodist en het is vaak moeilijk te weten of hij voor de grap of ernst spreekt. In ieder geval, afgezien van de vroege religieuze literatuur, is er geen bewijs dat de Joden met een grotere vijandigheid werden bekeken of slechter werden behandeld dan de christenen onder islamitische heerschappij. Integendeel, er zijn enkele aanwijzingen dat christenen argwanender waren dan Joden. Voor het merendeel van de 14 eeuwen islamitische geschiedenis, was de belangrijkste externe vijand van de islam het christendom. Het was van de Byzantijnse keizers en andere Christelijke leiders dat de eerste islamitische veroveraars Syrië, Palestina, Egypte, Noord-Afrika, Sicilië en Spanje afdwongen. Het was vanuit het Christelijke Europa dat de herovering en de Kruistochten werden gelanceerd om de verloren gebieden terug te krijgen, een aantal van hen voor een korte tijd, een aantal van hen permanent. Het was opnieuw tegen Christelijk Europa dat de Turken de nieuwe golf van islamitische expansie lanceerde die hen twee keer zo ver bracht als de muren van Wenen. En het was ten slotte een nieuw keizerlijke tegenoffensief van het Christelijke Europa, zowel Westerse als Oosterse, dat het grootste deel van islamitisch Azië en Afrika voor een tijdje onder Christelijke heerschappij gebracht werd.

Met christelijke dhimmi's was er altijd de verdenking van minstens sympathiseren met de Christelijke vijand – een vermoeden wat soms gegrond was. Joden werden niet onderworpen aan een dergelijke verdenking, en in bepaalde situaties - zoals in het Ottomaanse Rijk in de 15e en 16e eeuw - was er een duidelijke voorkeur voor de Joden in kwetsbare posities. Hoewel de positie van de Christelijke minderheden onder Islamitische heerschappij positief of negatief kan worden

Page 8: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

beïnvloed door de relaties met de Christelijke machten buiten de grenzen, was deze overweging niet van toepassing op de Joden, behalve misschien indirect en als gevolg daarvan. Er waren veel Christelijke staten, enkele vriendelijke en sommige vijandig en sommige wat zwak en een aantal krachtig, en sommige zelfs met islamitische onderdanen, die gebruikt zouden kunnen worden als gijzelaars of voor represailles. De Joden hadden dergelijke voordelen of nadelen niet - met één uitzondering. Voor een paar eeuwen in de vroege Middeleeuwen, was het Koninkrijk van de Khazaren, een Turks volk wat in het land tussen de Don en Wolga rivieren leefden, bekeerd tot het Jodendom. Voor zover kan worden nagegaan werd het Khazaren Koninkrijk geregeerd door een relatief kleine heersende klasse van bekeerlingen tot het Jodendom, die heersten over een grotere populatie van Heidenen, Christenen en Moslims. Hoe ver de oprichting, en later de verdwijning van een Joodse Koninkrijk ten Noorden van de landen van de islam, over het lot van de Joodse gemeenschappen onder islamitische heerschappij en de houding van moslims ten opzichte van hen, beïnvloedde is moeilijk zo niet onmogelijk te bepalen. Over het algemeen werden de christenen en Joden dezelfde mate van tolerantie toegekend; beiden waren onderworpen aan dezelfde beperkingen en blootgesteld aan dezelfde onzekerheden. En beiden waren in staat om te overleven, vaak door deel te nemen en soms door te floreren in de Staten en samenlevingen opgericht door Moslims en beheerst door de wetten van de islam.

In de meeste opzichten was de positie van niet - moslims onder traditionele islamitische heerschappij veel eenvoudiger, dan die van, niet - christenen of zelfs ketterse christenen in het middeleeuwse Europa. Niet te spreken van sommige gebeurtenissen in het moderne Europa of, wat dat betreft, het moderne Midden Oosten. Maar hun status was die van een juridische en sociale minderwaardigheid of, zoals we tegenwoordig zouden zeggen, van tweederangs burgerschap.

Op dit moment brengt deze uitdrukking een formele veroordeling en is uitgegroeid tot een slogan om onaanvaardbare discriminatie te duiden door een dominante groep tegen andere groepen in dezelfde samenleving. Maar de formulering verdient een betere kijk. Tweederangs burgerschap, hoewel tweederangs een soort van burgerschap is. Het gaat om bepaalde rechten, maar niet alle, en is zeker beter dan helemaal geen rechten. Het is zeker beter dan de heersende situatie in veel Staten in de huidige tijd, waar de minderheden, en wat dat betreft zelfs de meerderheid, geen echte burger- of mensenrechten genieten, ondanks alle schitterende beginselen die in de grondwetten zijn

Page 9: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

vastgelegd, maar volkomen zonder effect. Een erkende status, zij het één van minderwaardigheid aan de dominante groep, die is opgericht door de wet, erkend volgens traditie en bevestigd met maatschappelijke instemming, mag niet geminacht worden. Onder islamitische heerschappij was dergelijke status lang geaccepteerd met berusting door de christenen en met dankbaarheid door de Joden. Het stopte met aanvaardbaar te zijn, toen de toenemende macht van het christendom aan de ene kant en de radicale ideeën van de Franse Revolutie aan de andere kant een golf van ontevredenheid veroorzaakte onder de Christelijke onderdanen van de islamitische Staten, een onwil om aan de vernederingen of zelfs de dreiging of de mogelijkheid van vernedering, die in de oude orde bestond. Net op het moment dat de christenen steeds minder bereid waren deze beperkingen te accepteren, waren de moslims - voor sommigen om dezelfde redenen - meer overtuigd van de noodzaak ervan. Zolang de Moslim Rijken de realiteit of zelfs de illusie van alleenheerschappij behielden, waren ze bereid om de steeds krachtiger greep van de minderheden op de economische levensduur te tolereren. Maar met de verandering in de echte relatie tussen economische en militaire macht tussen de Islam en het christendom in de 18e en 19e eeuw en nog meer met de late islamitische bewustwording over de veranderingen die hadden plaatsgevonden, werd deze situatie van de economische macht van de minderheden, een bron van zorg en uiteindelijk van woede.

Het is niet ongewoon in de geschiedenis dat een relatief onontwikkelde economie wordt gestimuleerd door de commerciële impact van een actiever en ontwikkelde samenleving. Wat bijzonder aan het geval van het Midden-Oosten is, in de tijd van de Europese expansie, is dat de vertegenwoordigers en de begunstigden van de daaruit voortvloeiende economische veranderingen tegengesteld waren aan beide zijden. De buitenstaanders waren natuurlijk Europeanen, maar ook in het Midden -Oosten waren de principiële actoren ofwel buitenlanders of leden van religieuze minderheden die gezien en behandeld werden door de dominante samenleving als aan zichzelf denkend. De nieuwe middenklasse - sommige historici gebruiken de term comprador (opm. vertaler: koper) - die zich in de 19e en vroege 20e eeuw ontwikkelde, bestond grotendeels uit buitenlanders en autochtone christenen en sommige Joden die als gevolg van dit proces nog minder geïdentificeerd werden met hun Islamitische landgenoten en zelfs meer met Europa. Het was pas in een relatief laat stadium dat een nieuwe islamitische bourgeoisie, niet geremd als zijn dhimmi voorgangers door sociale scheiding van de regerende staatsbestel en de meerderheid van de samenleving, in staat was om een wat sociale en politieke impact te

Page 10: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

hebben. Het was van beperkte omvang en tijdsduur en had in veel landen al plaatsgemaakt voor andere elementen. De periode van de modernisering van de laat 18e eeuw tot de huidige tijd versterkte de positie van de niet-moslims in sommige opzichten aanzienlijk, en verslechterde zeer bij anderen. Materieel deden ze erg goed. Als christenen waren ze meer open voor invloeden uit het Westen en dus beter in staat om het Westers onderwijs en de vele voordelen die het biedt te gebruiken, vooral belangrijk in een tijd van Westerse dominantie. De rol van vreemdelingen en van minderheden in financiële aangelegenheden kan worden geïllustreerd met voorbeelden. In een document van 1912 zijn veertig private bankiers vermeld in Istanbul, niet één van hen is een Turkse Moslim. Die kunnen worden geïdentificeerd door hun namen; twaalf Grieken, twaalf Armeniërs, acht Joden en vijf Levantijnen of Europeanen. Een lijst van 34 effectenmakelaars in Istanbul omvat achttien Grieken, zes Joden, vijf Armeniërs en geen enkele Turk. Vergelijkbare situaties heersten in de Ottomaanse Provincies en, in mindere mate, in Noord-Afrika en Iran. De verandering was nog dramatischer in die gebieden die als gevolg van de imperialistische expansie van Europa aan beide uiteinden onder directe Europese regel kwamen. De maritieme volkeren van West-Europa die van het Zuiden kwamen en de Russen die te land toenamen vanuit het Noorden omsloten de islamitische kernlanden van het Midden-Oosten in gigantische tangen. Op het grondgebied wat ze eerder hadden verworven, maakte de nieuwe keizerlijke meesters, zoals de Mongool eeuwen daarvoor, gebruik van de vaardigheden en de lokale kennis van de niet-Islamitische bevolking van deze landen. Niet lang na de Russische verovering van Armenië, verschenen Armeniërs in Russische dienst aan de Oostelijke grens van Turkije, waarbij zich verschillende soorten uitdagingen voordeden voor zowel de Turken als Armeniërs van het Ottomaanse Rijk. Verder naar het Zuiden, in een voorbeeld beter bekend in de Westerse wereld, sloot Bonaparte 's expeditie naar Egypte nauw aan op de diensten van Kopten en andere christenen in zijn beheer. De gevoelens van een moslim waarnemer op het moment worden levendig tot uitdrukking gebracht in de geschriften van de Egyptische historicus al- Jabarti, misschien wel de laatste van de grote islamitische historici in de klassieke vorm. Een lid door achtergrond en opleiding van de Ulema klasse, was al- Jabarti geen blinde fanatiekeling, geen discriminerende hater van niet-moslimse dingen. Hij herkende enkele verdiensten van de Franse overheersing en geeft met name commentaar op de Franse inzet voor rechtvaardigheid, één van de meest gewaardeerde kwaliteiten in de islamitische maatstaaf van politieke waarden. Hij waardeerde echter niet hun emancipatie van de niet-Islamitische inwoners van Egypte, in wat neerkwam op een

Page 11: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

beëindiging van de dhimma. Al- Jabarti geeft herhaaldelijk en bitter commentaar op de werkgelegenheid van de Kopten en andere dhimmi's door de Fransen. Hij werd vooral beledigd door het dragen van hun mooie kleren en hun dragen van wapens, in tegenstelling tot het oude gevestigde gebruik, over hun gezag uitoefening over de zaken en personen van de moslims en in het algemeen over hun handelen op een manier die hem het omgekeerde leek van de juiste volgorde van zaken zoals vastgesteld door de wet van G’d. Al- Jabarti was een onbevooroordeelde waarnemer die veel te bewonderen vond in de Fransen en veel te bekritiseren vond in de Ottomanen. Desalniettemin, was hij zeer ingenomen met de terugkeer van het Ottomaanse gezag en daarmee de oude orde, waaronder in het bijzonder het herstellen van de dhimma en de beperkingen die het op zijn Koptische landgenoten opgelegde. Al- Jabarti was niet de enige negatieve Islamitische reactie op de egalitaire ideeën van de Franse Revolutie. Vanaf 1798, toen de vijandelijkheden begonnen tussen de Franse Republiek en het Ottomaanse Rijk, maakten Ottomaanse documenten veelvuldig toespeling op de 'absurd en belachelijke’ ideeën van gelijkheid onder de mensheid. Maar ondanks deze bezwaren en anderen als deze, had het nieuwe idee wortels geslagen en in de loop van de 19e eeuw kwam het concept van gelijk burgerschap voor mensen van verschillende religies geleidelijk op gang.

Het trok steun, niet alleen van de aanhoudende en toenemende druk van de Europese machten voor hervormingen binnen het Rijk, maar ook van een aanzienlijke groep hervormers onder de islamitische Turken zelf die probeerden om hun land in overeenstemming te brengen met wat ze zagen als moderne verlichting. Ten slotte zijn in de grote hervorming Ferman van februari 1856, de eeuwenoude beperkingen die opgelegd werden aan de niet-moslims ingetrokken en werden onderdanen van de Ottomaanse staat, ongeacht godsdienst formeel gelijk verklaard. Het welkom toegekend aan dit decreet van emancipatie was geenszins uniform enthousiaste - noch waren de klachten volledig aan de islamitische kant. Voor de moslims betekende het natuurlijk het verlies van de overheersing die zij als hun recht beschouwden. Maar ook voor christenen, of in ieder geval voor de Christelijke leiderschap, ging het om het verlies van verankerde en erkende privileges. Tevens was er sprake van egalisatie zowel naar beneden als naar boven - een verandering niet geheel naar hun smaak. Met de toekenning van de rechtsgelijkheid werd de persoonsbelasting formeel afgeschaft en de niet - islamitische onderdanen van de Staat kwamen in aanmerking voor de onlangs geïntroduceerde verplichte militaire dienst. Voor een lange tijd echter, werden zij in feite niet geroepen, maar werd verwacht dat ze een fiscale

Page 12: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

afkoop zouden betalen, bekend als ‘bedel-I askeri ’ , militaire afkoop die de nu overbodige jizya. Het werd geheven en geïnd op vrijwel dezelfde manier. Tegen de 20e eeuw werd deze vorm van discriminatie ook afgeschaft, en de dienstplicht werd aan de privileges van burgerschap toegevoegd en geopend voor niet- islamitische onderdanen van de Staat. Vanwege hun gunstige positie vooral door Europese steun, leunde de minderheden zwaar op de Europese bescherming. Veel verwierven de status van beschermde personen, soms zelfs het burgerschap van verschillende Europese landen en in de loop van de 19e eeuw stelde een aantal van de Europese mogendheden vast wat nagenoeg beschermers waren over hele gemeenschappen van niet-islamitische onderdanen van de Sultan. Tegelijkertijd werd hun situatie gecompliceerd door andere eisen en wensen - voor onafhankelijkheid van de islamitische Staat, voor gelijkheid binnen de islamitische Staat. Al deze buitenlandse bescherming, binnenlandse gelijkheid, nationale zelfbeschikking - waren duidelijk onverenigbaar met elkaar en met de uitgangspunten van de dhimma. De resulterende spanningen culmineerden - maar eindigde niet - met de volledige afbraak van de oude orde. Het einde van het klassieke islamitische systeem en de intrekking van de status die het de niet-moslims toekende bracht een aanzienlijke verbetering van de formele en juridische toestand van deze gemeenschappen in hun eigen landen. De werkelijke uitkomst van hun emancipatie, in een tijdperk van imperialistische overheersing en nationalistische opstand en van de seculiere uitdaging en Islamitische reactie, is een heel andere zaak.

Voorgaande afleveringen zijn onder, onderstaande nummers te lezen:

1 2 3

Wordt vervolgd

Met vriendelijke groet Ya’akov Siepman

Namens de medewerkers: Jolanda van der Vorst Molleman, Everdine Stenger & Simone Wijnschenk

Page 13: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

Diverse boeken stellen wij u regelmatig gratis ter beschikking.Een vrijwillige bijdrage aan het Digibieb-project, klein of groot, is zeer welkom.Met uw bijdrage kunnen wij u blijvend up-to-date onderzoeken verstrekken, en

uw Digibieb aanvullen.

Naam en bankrekeningnummer: J.P. Siepman Sneek ING 3607055 onder vermelding van: donatie-boeken.

Reacties of aanvullingen:   [email protected]

Iets anders. Wij van de werkgroep willen op onze website www.tolereergeenintolerantie.n l in samenwerking met gelijkgestemde websites zoals PopNed, E.J.Bron, Filantropius en anderen wekelijks een video column met een NieuwOnderwerp plaatsen. Ongeveer vergelijkbaar met die van Pat Condell en Danny Ayalon.Onze bedoeling is dan ook diverse schrijvers te vragen om een column te schrijven, die o.a. ikzelf dan voordraag. Ook willen we interviews houden met diverse BN’ers, debatten filmen en willen we onze lezingen opnemen, zodat onze lezers die door omstandigheden niet in staat waren om er bij aanwezig te zijn alsnog in de gelegenheid stellen het te zien.

Eveneens zijn we van plan om documentaires te maken over diverse spraakmakende onderwerpen die niet algemeen bekend zijn bij het brede publiek. Maar ook onderwerpen die juist meer in het daglicht moet komen. Documentaires worden gemaakt onder de enthousiaste en zeer deskundige begeleiding van Roelf Jan Wentholt.Wij zijn dus op zoek naar een videocamera. De Camcorder die wij op het oog hebben is een Sony HXR NX30. 2e hands is ook prima. De genoemde camera komt in de diverse testen als beste uit de bus. In het bijzonder voor de doeleinden waarvoor wij deze camera willen gebruiken.Helaas hebben wij van de werkgroep niet de financiële middelen om zo’n camera aan te schaffen. Onze huidige financiële middelen worden gebruikt om e-boeken aan te schaffen. Kosten Camcorder bedragen € 2000,00 met toebehoren.Daarom vragen wij u dan ook uiterst vriendelijk om financiële ondersteuning om dit project te doen slagen. Iedere bijdrage is welkom, want vele kleine bijdragen worden gezamenlijk groot.

Helaas zijn we, of gelukkig, geen anti-Israël organisatie, want dan hadden we een aanvraag kunnen indienen bij één van de NGO´s. Er zijn geen pro-Israël organisaties die o.a. mede gefinancierd worden door de regering waar men een verzoek ter ondersteuning kan indienen.Iedere bijdrage van u is daarom dan ook zéér welkom. Met uw bijdrage kunnen wij de benodigde camera en toebehoren aanschaffen en u blijvend up-to-date informatie, debatten, lezingen/ bijeenkomsten, bevindingen en documentaires in de toekomst laten zien en horen.

U kunt de zeer welkome bijdrage aan het Video-project overmaken op:

Page 14: Joden en Christenen Onder Islam Vijfde Stukje

Naam en bankrekeningnummer: J.P. Siepman Sneek ING 3607055 onder vermelding van: donatie-Video-Camera-Project.

Bij voorbaat, hartelijk dank voor uw gulle gift.Mocht u vragen hebben, neem gerust contact met ons op:Mail: [email protected]