Jessalinea nr 10

40
in dit nummer Obesitas in beeld 6 | Nieuwe hartchirurg expert in kijkoperaties 9 Oncopsychologische studies naar levenskwaliteit borstkanker- patiënten 10 | Mindfulness 12 | HR-beleid artsen 13 | Advanced Bobathcursussen 14 | Nieuwe techniek middenoorchirurgie 16 Astma bij kinderen 19 | Spoedgevallendienst doorgelicht 20 Nieuwe artsen 23 | Resultaten patiënttevredenheidsmeting 24 Totale heupprothese: nieuwste ontwikkelingen 26 | Medisch belang van het algemeen rookverbod 30 | Verbum 35 | Symposia 38 Medisch informatieblad Jessa Ziekenhuis JESSALINEA nr. 10 juni 2013

description

Medisch informatieblad Jessa Ziekenhuis

Transcript of Jessalinea nr 10

Page 1: Jessalinea nr 10

in dit nummer

Obesitas in beeld 6 | Nieuwe hartchirurg expert in kijkoperaties 9 Oncopsychologische studies naar levenskwaliteit borstkanker- patiënten 10 | Mindfulness 12 | HR-beleid artsen 13 | Advanced Bobathcursussen 14 | Nieuwe techniek middenoorchirurgie 16 Astma bij kinderen 19 | Spoedgevallendienst doorgelicht 20 Nieuwe artsen 23 | Resultaten patiënttevredenheidsmeting 24 Totale heupprothese: nieuwste ontwikkelingen 26 | Medisch belang van het algemeen rookverbod 30 | Verbum 35 | Symposia 38

Medisch informatieblad Jessa Ziekenhuis

JESSALINEAnr. 10 juni 2013

Page 2: Jessalinea nr 10

JESSALINEA2

Sinds kort is het team cardiothoracale heelkunde van het Jessa Ziekenhuis versterkt met hartchirurg dr. Alaaddin Yilmaz. Dankzij de kennis en ervaring van deze internationaal gerenommeer-de expert is het Jessa Ziekenhuis nu één van de eerste centra in België dat het volledige gamma van minimaal inva-sieve hartoperaties aanbiedt. Dit biedt grote voordelen voor de patiënt.

Page 3: Jessalinea nr 10

JESSALINEA 3

EDITORIAAL

Heeft u onlangs ook de bijdrage van Yves Louis (VAS) over accreditering in ziekenhuizen

onder ogen gekregen en de vermeende doemscenario’s dat dit de duale gezondheids-

zorg in de hand werkt en dat geaccrediteerde instellingen opgekocht dreigen te worden

door binnen- en buitenlandse privé-investeerders? Inwerken op angst en onwetendheid

is een beproefd concept dat werkt!

De discussie dient zich echter te focussen op de meerwaarde die dergelijke kwaliteits-

systemen hebben voor zorginstellingen. Terecht haalt Louis aan dat er op dit moment

geen absoluut wetenschappelijke evidentie bestaat dat dergelijke initiatieven de

kwaliteit eenduidig verhogen (zie KCE rapport – De Walcque et al.). We dienen echter

voorzichtig te zijn met dergelijke uitspraken: ‘absence of evidence’ is niet hetzelfde als

‘evidence of absence’. De wetenschappelijke medische tijdschriften staan vol met arti-

kels die ‘underpowered’ zijn, vaak ten gevolge van het includeren van een te klein aantal

patiënten, en bijgevolg enkel al door hun design geen bewijs van effectiviteit kunnen

aantonen. Accreditering is bovendien een systeem met enorm veel aangrijpingspunten.

Hierdoor zijn de verschillende accrediteringssystemen en -instanties moeilijk met elkaar

te vergelijken. Hoewel ze deels dezelfde normen hanteren, zijn er toch verschillen in

accenten, implementatie en toetsing. Onderzoek van enkele jaren geleden in de VS bin-

nen JCI geaccrediteerde instellingen toonde aan dat er grote verschillen bestaan tussen

instellingen in de mate van implementatie van de normen. Men vergelijkt dus vaak zie-

kenhuizen die zich in een verschillend stadium van accreditering bevinden. Bovendien

zijn er in de gezondheidszorg geen representatieve eindpunten gedefinieerd waaraan

kwaliteitsvolle zorg getoetst kan worden. Dit alles maakt het wetenschappelijk aanto-

nen van de meerwaarde van accreditering bijzonder moeilijk en vandaag onmogelijk.

Accreditering dient niet als een doel op zich beschouwd te worden. Het is eerder een

middel om artsen en medewerkers binnen een organisatie te mobiliseren en te werken

aan een niet aflatende verbetercultuur. Het middel zal maar effectief en efficiënt zijn

indien artsen en andere zorgverleners overtuigd zijn van de meerwaarde. We dienen

hen te overtuigen dat kwaliteitssystemen per definitie een onderdeel zijn van de ‘goede

klinische praktijk’ (‘good clinical practise’). In feite zijn de meeste zorgverleners hier

impliciet al mee bezig: artsen structureren hun medisch handelen via klinische paden,

bespreken binnen de dienst welke koers gevaren wordt om attractief te zijn voor patiën-

ten, organiseren op geregelde tijdstippen dienstvergaderingen met agenda en verslag.

Sommigen meten zelfs het resultaat van de door hen geleverde zorg.

De normen die door accrediteringsorganen gehanteerd worden zijn in wezen niet anders

dan een opsomming van elementen waarover binnen een goed functionerende entiteit

(team, dienst, ziekenhuis) afspraken dienen gemaakt te worden. Dat een aantal elemen-

ten in onze sector moeilijk liggen (omdat ze tot hiertoe niet gebeurden hoewel ze goed

ingeburgerd zijn in andere sectoren) mag geen alibi of argument zijn om het gehele

systeem in vraag te stellen.

Er wordt vaak gewezen op de administratieve belasting die dergelijke systemen met

zich meebrengen. Dit is voor een stuk terecht en ondersteuning bij het uitwerken van

afspraken en procedures dient op organisatieniveau

voorzien te worden. Goede documentatie is een essen-

tieel onderdeel van kwaliteitsvolle zorg, of het nu gaat

om een correct en volledig ingevuld medisch dossier

(incluis opvolgnota’s) of documentatie in het kader van

accreditatie.

Veel leesplezier met dit nieuwe nummer van Jessalinea.

dr. Frank Weekers

Salutem lectori

Page 4: Jessalinea nr 10

JESSALINEA4

Zo’n 150 kinderen tussen 4 en 6 jaar trokken op zaterdag 20 april met hun lieve-

lingsknuffel naar het ‘Teddy Bear Hospital’ in het Jessa Ziekenhuis. Daar vingen

tientallen geneeskundestudenten van de UHasselt de kleuters op als volleerde

teddybeerdokters. Met het initiatief willen de organisatoren van BeMSA (Belgian

Medical Students Association Hasselt) de angst voor ziekenhuizen en dokters bij

de kinderen wegnemen.

De kinderen mochten hun zieke knuffel laten onderzoeken en het hele traject

van de behandeling mee volgen. Zo kwamen ze bijvoorbeeld in een voor deze ge-

legenheid geïmproviseerde consultatieruimte, röntgenafdeling, operatiekwartier

en apotheek. In het operatiekwartier mochten ze in een chirurgenpakje mee de

ingreep uitvoeren. Intussen konden de ouders naar een informatiesessie van een

kinderpsychologe en orthopedagoge van het ziekenhuis. Daar kregen ze meer in-

formatie over thema’s als: ‘Hoe bereid ik mijn kind voor op een ziekenhuisopname’

of ‘Hoe ga ik met mijn kind om wanneer een familielid ernstig ziek is?’ Een uurtje

later keerden kinderen en ouders met een vrijwel gezonde knuffel huiswaarts.

Het Teddy Bear Hospital kreeg zijn eerste patiëntjes om 10u over de vloer. De

laatsten verlieten het ziekenhuis om 17u. Met zo’n 150 kinderen die de teddy-

beerdokters bezochten, mag het initiatief zeker een succes genoemd worden.

Vorig jaar publiceerde het Jessa Ziekenhuis

voor het eerst een tiental resultaten van

kwaliteits- en tevredenheidsmetingen op zijn

website. Het ziekenhuis wil op die manier

openheid bieden aan patiënten en verwijzers

over de kwaliteit van zorg en de permanente

verbeteracties. Het gaat dan bijvoorbeeld om

de resultaten van de patiëntentevredenheids-

metingen (zie ook pagina 24), het ontwikke-

len van MRSA-infecties bij patiënten tijdens

het verblijf in het ziekenhuis, het aantal val-

incidenten met verwonding tot gevolg, het

ontwikkelen van doorligwonden bij patiënten

tijdens een ziekenhuisopname en het percen-

tage patiënten dat een correct identificatie-

bandje draagt.

Intussen zijn er nieuwe metingen gebeurd en

zijn de resultaten op de website geactuali-

seerd. Voor een aantal kwaliteitsindicatoren

kan je de evolutie doorheen de tijd bekijken.

Sommige resultaten zijn zeer goed, andere

zijn zeker voor verbetering vatbaar. De feed-

back uit tevredenheids- en andere metingen

is een stimulans om verder te werken aan

kwaliteitsverbetering.

Meer info:

www.jessazh.be > jessa werkt aan kwaliteits-

verbetering > onze kwaliteitsmetingen.

NiEuwE resultaten kwaliteitsmetingen op wEbSitE JESSA’

150 kinderen lAtEN knuffel onderzoeken iN JESSA ZiEkENhuiS

Geneeskundestudenten van de UHasselt vingen de kleuters op.

nieuwe medische raad JESSA ZiEkENhuiS

Op 19 februari 2013 verkozen de artsen van het

Jessa Ziekenhuis een nieuwe Medische raad. Dit is

het vertegenwoordigend orgaan waar de artsen

betrokken worden bij de besluitvorming in het

ziekenhuis. De medische raad heeft een specifieke

adviserende opdracht bij de beheersbeslissingen.

Voorzitter van de medische raad is dr. Jos Vande-

kerkhof, ondervoorzitters zijn dr. Patrik Peene en

dr. Philippe Timmermans, secretaris is dr. Patrick

van Rossem.

vlnr: dr. Peter Aerssens, dr. Patrick Willemen, dr. Emmanuel Daenen, dr. Didier Nolens, dr. Barbara Vantroyen, dr. Guido Claes, dr. Miranda Withofs, dr. Johan Vanwalleghem, dr. Jos Vandekerkhof, dr. Patrik Peene, dr. Edith Bleus, dr. Philippe Timmermans, dr. Peter Declercq, dr. Patrick van Rossum. Ontbreekt op de foto: dr. Johan Vanrusselt

Page 5: Jessalinea nr 10

Jaarverslag 2012

A4 - Jaarverslag 2012_.indd 1 13/05/13 09:49

kORT NIEuwS

JESSALINEA 5

prof. DoMiNiquE hANSEN oNtvANgt Yvonne en Jacques françois-de meurs fonds vAN koNiNg bouDEwiJN StichtiNg

cM gEEft JESSA oNDErSchEiDiNg ‘meest patientvriendeliJke website'

JESSA Jaaroverzicht 2012 in filmpJe SAMENgEvAt

Begin juni wordt het jaaroverzicht 2012

van het Jessa Ziekenhuis de wereld in

gestuurd. Dit gebeurt via een ludiek

filmpje van een vijftal minuten waarin

de kijker in vogelvlucht doorheen de

opvallendste Jessagebeurtenissen

van 2012 meegenomen wordt. Wie

wat meer wil weten over deze en

andere onderwerpen, kan aansluitend

een kijkje nemen op de deelwebsite

jaarverslag. Daar zijn de initiatieven in

een digitaal boekje nader toegelicht

en aangevuld met heel wat cijfers uit

tevredenheids- en kwaliteitsmetingen.

Door deze cijfers in openheid aan pa-

tiënten, verwijzers en andere relaties

te tonen, willen we verantwoording

afleggen over onze dienstverlening.

Sommige cijfers zijn goed, andere zijn

voor verbetering vatbaar. We weten

dus waaraan we extra hard moeten

werken! Op de website zijn als extraatje

ook enkele leuke filmpjes te bekijken

over evenementen die in 2012 in ons

ziekenhuis plaatsvonden.

Meer info: www.jessazh.be/jaarverslag.

Prof. Dominique Hansen, werkzaam aan het Hartcentrum Hasselt en Universiteit Has-

selt, krijgt dit jaar het Fonds Yvonne en Jacques François-de Meurs ter waarde van

20 000 euro uitgereikt. Dit fonds wordt eens per drie jaar uitgereikt en steunt me-

disch-wetenschappelijk onderzoek naar diabetes en kanker. Binnen de Koning Bou-

dewijnstichting zijn vandaag bijna veertig Fondsen voor medisch-wetenschappelijk

onderzoek actief. Deze Fondsen steunen onderzoeksprojecten in zeer uiteenlopende

medische domeinen, of geven beurzen of prijzen aan onderzoekers van topniveau.

De oproep voor het Yvonne en Jacques François-de Meurs fonds voor 2013 ging om

‘medisch-wetenschappelijk onderzoek naar behandelingen van diabetes die niet

rechtstreeks verband houden met geneesmiddelen of met bariatrische chirurgie,

maar die daar complementair aan kunnen zijn’. De projecten worden geselecteerd

door onafhankelijke jury’s, samengesteld uit binnen- en buitenlandse experten.

Prof. Dominique Hansen: “Dit is een mooie opsteker. Met dit fonds kunnen we nu

onderzoeken of lange-termijn trainingsinterventie, waarbij de oefensessies in nuch-

tere toestand uitgevoerd worden, effectiever is dan klassieke trainingsinterventie

(waarbij de oefensessies in gevoede toestand worden uitgevoerd) voor type 2 diabe-

tes patiënten. Naast het oppikken van klinische effecten, onderzoeken we ook nader

welke moleculaire mechanismen in de spier aan de grondslag liggen van verbetering

in suikercontrole ten gevolge van training in deze patiëntenpopulatie. In deze studie

werken we nauw samen met Universiteit Gent en Universiteit Maastricht.”

Vijf ziekenhuizen krijgen van ziekenfonds CM een onderscheiding voor hun patiënt-

vriendelijke website omdat ze uitblinken in informatie naar patiënten en hun omge-

ving. Met de onderscheiding hoopt ziekenfonds CM de andere ziekenhuizen te stimu-

leren om de kwaliteit van hun website te verbeteren. CM onderzocht de websites van

103 ziekenhuizen in ons land op de aanwezigheid van informatie over de financiële

aspecten van een opname en over de patiëntenrechten. Daarnaast werden de web-

sites ook beoordeeld op gebruiksvriendelijkheid. Voor Vlaanderen en Brussel krijgen

vijf ziekenhuizen een onderscheiding als ‘meest patiëntvriendelijke website’. De Jes-

sawebsite prijkt in dat lijstje, samen met AZ Nikolaas, AZ Sint-Blasius, AZ Damiaan

en AZ Groeninge.

Volgens de CM is de website van het Jessa Ziekenhuis: “een frisse, duidelijke website,

die erg volledig is op vlak van financiële informatie en op vlak van patiëntenrechten.

Eye-catcher zijn de prijsramingen per ingreep, wat de patiënt een vrij goed beeld

geeft over de te verwachten kosten.”

Page 6: Jessalinea nr 10

In het obesitascentrum werkt een groep van

specialisten multidisciplinair samen om pa-

tiënten met overgewicht een optimale behan-

deling te kunnen aanbieden. De behandeling,

die steeds in overleg met de huisarts loopt,

hangt af van de gewichtscategorie van de pa-

tiënt, maar ook van andere risicofactoren voor

de gezondheid zoals diabetes, slaapapneu en

arteriële hypertensie.

intakegesprekPatiënten kunnen op eigen initiatief of op

verwijzing van hun arts een afspraak maken

bij Sandra Latet, verpleegkundig coördinator

van het obesitascentrum. Zij is het eerste

aanspreekpunt voor patiënten en huisartsen

en is tegelijkertijd de tussenpersoon naar

alle specialisten binnen het obesitascentrum.

“Bij iedere nieuwe patiënt voer ik eerst een

intakegesprek. Tijdens dit gesprek overlopen

we de verschillende mogelijkheden en krijgt

de patiënt de volledige informatie. Op ba-

sis van de beslissingsboom die we hanteren

(figuur 1), verwijs ik een aantal patiënten al

meteen door naar de diëtiste of laat ze star-

ten in een individueel programma of een

groepsprogramma. Voor patiënten die even-

tueel voor een operatie in aanmerking ko-

men, plan ik al de nodige vooronderzoeken”,

schetst Sandra een aantal van haar taken.

operatie of niet?Voor een patiënt die in aanmerking komt

voor een operatie, wordt het medisch dossier

op het teamoverleg besproken. Dat medisch

dossier bevat alle resultaten van de vooron-

derzoeken en de adviezen van de diverse spe-

cialisten. “Tijdens het teamoverleg bekijken

we samen welk de meest optimale behande-

ling is," aldus dr. Wim Bouckaert. “De criteria

OBESITAScENTRuM

Obesitas in beeld

JESSALINEA6

Bij het verschijnen van dit nummer staat het symposium ‘Obesitas

in beeld’, dat op zaterdag 8 juni plaatsvindt, voor de deur. Met dit

symposium richten de chirurgen van het obesitascentrum Jessa Zie-

kenhuis zich niet alleen tot huisartsen en specialisten, maar ook tot

het brede publiek. ‘Obesitas in beeld’ belicht morbide obesitas en de

behandeling ervan vanuit verschillende perspectieven. Speciaal voor

het symposium werd een film gemaakt die, door gebruik van kleuref-

fecten, meer inzicht geeft in de gastric bypass operatie.

bMi berekenen

bmi < 28

individuele begeleiding door diëtiste en

eventueel psycholoog

bmi 28+ co-MorbiDitEitEN EN biJ bmi > 30-35

conservatief groepsprogramma

of individuele begeleiding

bmi 35 - 40

conservatief groepsprogramma

of individuele begeleiding. eventueel

in combinatie met medicatie of

een maagballon

bmi 35 - 40+ co-MorbiDitEitEN

EN biJ bmi > 40

co-morbiditeiten:

conservatief groepsprogramma of bariatrische

heelkunde, eventueel in combinatie met kort conservatief

programma

•DiabetesMellitusof •Hypertensiebehandeld met triple-therapie of •Slaapapneu bevestigd d.m.v. polysomnografieof •Eenbariatrische ingreep in de voorgeschiedenis

Figuur 1

Page 7: Jessalinea nr 10

waaraan patiënten moeten voldoen om in

aanmerking te komen voor een operatie zijn

wettelijk bepaald, maar in een aantal gevallen

zijn er tegenindicaties."

Alle adviezen wegen trouwens even zwaar.

Indien de psycholoog of diëtist bezwaren

heeft, weegt dit evenzeer door als het be-

zwaar van bv. de endocrinoloog. Als we be-

slissen om een ingreep bij een patiënt uit te

voeren, toetsen we dit steeds bij de huisarts.

Het advies van de huisarts is cruciaal. Patiën-

ten waarvoor we beslissen om geen operatie

uit te voeren, worden door onze verpleegkun-

dig coördinator naar een ander programma

begeleid.”

film met kleureffecten “De gastric bypass procedure is de meest uit-

gevoerde ingreep in ons obesitascentrum. Bij

deze operatie gebeurt er enerzijds een reduc-

tie van het maagvolume tot ongeveer 30 ml

en anderzijds een roux-en-y bypass met een

jejunale voedings-lis van 100 tot 150 cm.

Hierdoor zal de patiënt minder volume eten,

minder calorieën opnemen en minder honger-

gevoel hebben”, vat dr. Joep Knol de ingreep

samen (figuur 2). “De ingreep verloopt vol-

gens een gestandaardiseerd procedé zodat

alle chirurgen exact dezelfde procedure uit-

voeren.” Tijdens het symposium zal een spe-

ciaal voor het symposium samengestelde film

door gebruik van kleureffecten meer inzicht

geven in deze procedure.

grote impact gastric bypass“Het gaat om een grote ingreep, die boven-

dien een aanzienlijke impact heeft op het

leven van de patiënt en dit zowel somatisch

als psychisch. En dat is iets wat we patiënten

toch wel heel duidelijk op voorhand willen

meegeven. Ze winnen aan levenskwaliteit

doordat ze mobieler en gezonder worden,

maar de ingreep is enkel een eerste stap in

de behandeling en levenslange follow-up is

noodzakelijk. We hechten daarom bijzonder

veel belang aan een goede begeleiding door-

heen het hele behandelingsproces.”

na de operatie Voor patiënten die een operatie achter de rug

hebben, is er een opvolgingstraject voorzien

gedurende twee jaar. “Dit traject verloopt

multidisciplinair bij de chirurg, endocrinoloog,

psycholoog, diëtist, ... ,” somt dr. Bert Houben

op. “Het eerste jaar zien wij als chirurg de

patiënt om de drie maanden op consultatie,

daarna om de zes maanden. Nadien wordt de

patiënt voor verdere levenslange opvolging

verwezen naar de huisarts.”

JESSALINEA 7

Figuur 2: Gastric bypass

In het obesitascentrum bundelen diverse specialisten hun krachten:

• verpleegkundig coördinator: Sandra latet

• psYchologen: Sylvia gijbels en Els boekaerts

• diëtisten: isabelle craenen en liesbeth reekmans

• chirurgen: dr. wim bouckaert, dr. Joep knol,

dr. bert houben en dr. guido vangertruyden

• endocrinologen

• Gastro-enteroloGen

• radioloGen

• PneumoloGen

• CardioloGen (revalidatie- en gezondheidscentrum)

hEt multidisciplinair team

Van links naar rechts – van boven naar beneden: Isabelle Craenen, diëtiste – dr. Bert Houben, abdominaal chirurg – Sylvia Gijbels, psychologe – dr. Wim Bouckaert, abdominaal chirurg – Els Boekaerts, psychologe – Sandra Latet, verpleegkundig coördinator – dr. Joep Knol, abdominaal chirurg - Liesbeth Reekmans, diëtiste

Het advies van de huisarts is cruciaal. " "

Page 8: Jessalinea nr 10

bewegingsprogramma Sinds kort biedt het obesitascentrum ook een

pre- en postoperatief bewegingsprogramma

aan. In groep wordt twee maal per week ge-

traind onder begeleiding van een kinesist.

“We willen de patiënten aanzetten tot een

gezonde en actieve levensstijl. Het initiatief

is een succes,” aldus Sandra Latet. “Het feit

dat deze patiënten samen met lotgenoten

kunnen trainen, geeft hen extra motivatie.”

meerwaarde coördinatorHet obesitascentrum werkt sinds het najaar

van 2010 met een verpleegkundig coördi-

nator. Samen met de aanstelling van twee

nieuwe chirurgen zorgt dit ervoor dat zowel

het aantal patiëntencontacten als het aantal

bariatrische ingrepen sterk stijgt. Dat alle con-

tacten via één coördinator verlopen, biedt tal

van pluspunten. Zo is er nu één duidelijk aan-

spreekpunt voor artsen en patiënten. De pa-

tiënt krijgt alle informatie via dit kanaal en

kan met alle vragen bij de coördinator terecht.

De drempel om vragen te stellen lijkt hier

vaak lager dan bij de arts. Alle vooronderzoe-

ken en afspraken lopen ook via coördinator

Sandra Latet.

OBESITAScENTRuM

JESSALINEA8

Sinds kort beschikt het obesitascentrum over een vernieuwde deelweb-

site van het Jessa Ziekenhuis www.jessazh.be/obesitascentrum. Patiën-

ten die een bariatrische ingreep ondergaan, kunnen er terecht voor de

nodige informatie als voorbereiding op de ingreep, de ingreep zelf en de

periode na de ingreep. De website bevat ook een luik voor professionals

met tips voor de huisarts, voor de thuisverpleging en voor voedingsdes-

kundigen. Deze tips helpen om patiënten die een heelkundige ingreep

ondergaan, mee voor te bereiden, te motiveren en te begeleiden. De tips

situeren zich op volgende vlakken: :

• preoperatieve voorbereiding (berekening BMI, volledige bloedname, ...)

• postoperatieve opvolging (wondcontrole, rust, medicatie, dieet, ...)

• adviezen in verband met specifieke items zoals zwangerschap,

orale contraceptie, haaruitval en mogelijke vitaminetekorten.

• acute problemen die zich kunnen voordoen.

praktische tips voor DE huiSArtS

AANtAl bariatrische ingrepen

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

550

2009 2010 2011 2012

85

163

224267

AANtAl consultaties door coördinator

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

550

2010 2011 2012

31

312

516

MEER INFO?

Sandra latet verpleegkundig coördinator obesitascentrumtel. 011 28 93 90 - gSM 0477 99 29 [email protected]

Obesitas is beeld

Page 9: Jessalinea nr 10

Ons ziekenhuis startte in 2007 met de eer-

ste ‘sleutelgatoperaties’ voor hartpatiënten

omdat deze grote voordelen bieden voor de

patiënt. De operatie gebeurt via een kleine in-

snede tussen de ribben waardoor het doorza-

gen van het borstbeen niet langer nodig is. De

pijn na de operatie is minimaal en het herstel

van de patiënt verloopt vlotter en sneller. Bo-

vendien is ook het goede esthetisch resultaat

een belangrijk aspect.

De techniek van minimaal invasieve hartope-

raties is complex en vergt een heel specifieke

kennis en ervaring van de hartchirurg. De evo-

lutie van deze techniek tot standaardtechniek

bij hartoperaties gebeurt dan ook heel gelei-

delijk. Met het aantrekken van een autoriteit

op dit vlak maakt het Jessa Ziekenhuis een

grote sprong voorwaarts.

mee technieken ontwikkeldDr. Alaaddin Yilmaz volgde zijn opleiding tot

chirurg in Gent en specialiseerde daarna in de

hartchirurgie in het wereldbefaamde St. Anto-

nius Ziekenhuis in het Nederlandse Nieuwe-

gein. Hier werkte hij de afgelopen zeven jaar

als staflid en voerde de laatste jaren meer dan

500 hart- en longoperaties per jaar uit. Dr. Yil-

maz ontwikkelde zelf een aantal minimaal in-

vasieve technieken en evolueerde tot expert

in de minimaal invasieve cardiothoracale chi-

rurgie. Hij kreeg nationale bekendheid toen

hij in 2010 een openhartoperatie uitvoerde,

die live op de nationale Nederlandse televisie

(NOS1) door 1,5 miljoen mensen werd ge-

volgd. Dr. Yilmaz vervoegt in Hasselt het team

van dr. Urbain Mees en dr. Marc Hendrikx.

expertisecentrumDr. Yilmaz: “Er zijn verschillende soorten

hartoperaties: overbruggingsoperaties van

dichtgeslipte aders, aortaklepoperaties, mi-

tralisklepoperaties en chirurgie om hartritme-

stoornissen te behandelen. Het is mogelijk

om al deze operaties volledig op minimaal

invasieve wijze uit te voeren. Gezien de grote

voordelen die de techniek heeft, willen we

deze aan zoveel mogelijk patiënten aanbie-

den. We hopen het Jessa Ziekenhuis in de

toekomst verder uit te bouwen als expertise-

centrum op het vlak van minimaal invasieve

hartoperaties.”

Meer informatie over de live operatie van dr.

Yilmaz:

http://www.careforlevel.nl/operatie-live-

24-november

http://www.antoniushartcentrum.nl/over_

ons_centrum/openhartoperatie_live/

cARDIOcHIRuRgIE

Nieuwe hartchirurg Jessa Ziekenhuis expert in kijkoperaties

JESSALINEA 9

Het Jessa Ziekenhuis heeft onlangs zijn dienst cardiothoracale heel-

kunde versterkt met hartchirurg dr. Alaaddin Yilmaz (43). Hij is een

internationaal gerenommeerd expert op het vlak van ‘minimaal inva-

sieve’ operaties. Dankzij zijn kennis en ervaring kunnen voortaan na-

genoeg alle hartoperaties ook op endoscopische wijze gebeuren. Dit

heeft grote voordelen voor de patiënt. Het Jessa Ziekenhuis is één

van de eerste centra in België dat het volledige gamma van minimaal

invasieve hartoperaties aanbiedt.

vlnr.: dr. Urbain Mees, dr. Alaaddin Yilmaz en dr. Marc Hendrikx

Page 10: Jessalinea nr 10

kankergerelateerde cognitieve veranderingenBorstkankerpatiënten rapporteren na hun

chemotherapie vaak organisatorische proble-

men, vergeetachtigheid en denk- en concen-

tratiestoornissen. Die cognitieve problemen

kunnen een aanzienlijk negatieve invloed

hebben op de levenskwaliteit van de patiënt,

zelfs jaren na de kankerbehandeling.

Dr. Jeroen Mebis, medisch oncoloog: “Chemo-

brain is een fenomeen dat al 30 jaar bekend

is, maar waar de laatste 10 jaar pas echt veel

aandacht aan besteed wordt. Omdat niet al-

leen chemopatiënten cognitieve problemen

rapporteren, dekt de term chemobrain volgens

ons de lading niet. Bovendien zijn er naast

de chemotherapie misschien nog andere be-

langrijke factoren. Misschien spelen de genen

een rol, de hormonale veranderingen door de

kankertherapie, vermoeidheid, stress of de

kanker zelf. Daarom spreken wij liever van

kankergerelateerde cognitieve veranderingen.

Ons team voert daar nu onderzoek naar uit,

zodat we het fenomeen kunnen begrijpen

en de patiënt nog beter kunnen helpen. In

dat kader wierven we onderzoekspsychologe

Sandrine Censabella aan, die gespecialiseerd

is in wetenschappelijk onderzoek.”

Sandrine: “De term chemobrain is niet alleen

te eng, volgens mij moet hij ook zoveel moge-

lijk vermeden worden. Wie de term op inter-

net opzoekt, vindt heel veel foute informatie.

Bovendien krijgen we zo te kampen met ‘self-

fulfilling prophecy’. Dat blijkt uit verschillende

wetenschappelijke studies: hoe meer infor-

matie een patiënt krijgt over chemobrain, des

te meer problemen hij rapporteert en des te

slechter hij presteert bij de neuropsychologi-

sche testen. Chemobrain hoeft geen geheim

te zijn, maar mag zeker ook niet opgeblazen

worden. We moeten er wel altijd rekening

mee houden dat de problemen reëel en belas-

tend zijn voor de patiënt. We mogen ze dus

zeker niet negeren.”

loc-focus! “We willen meer inzicht krijgen in de kanker-

gerelateerde cognitieve veranderingen, zoals

de oorzaken, prevalentie, omvang en impact

op levenskwaliteit. Ervaren borstkankerpa-

tiënten meer cognitieve moeilijkheden dan

de algemene bevolking? Kunnen we die pro-

blemen meten? Zijn er testen daarvoor die

meer geschikt zijn dan andere? Ontstaan de

problemen door de kanker of door de che-

motherapie, of kunnen we ook vergelijkbare

problemen vinden bij kankerpatiënten die niet

met chemotherapie behandeld zijn? Wat is het

effect van die moeilijkheden op het dagelijkse

leven van de patiënt en zijn omgeving? Voor

al die vragen zoeken we een antwoord in onze

studie LOC-FOCUS. Zo kunnen we ook kijken

naar mogelijke preventiestrategieën en be-

handelingen zoals cognitieve revalidatie en

mindfulnesstrainingen,” aldus Sandrine.

naar 15 minuten screeningMeten is een belangrijk aspect in deze stu-

die. “Met de bestaande testen vinden we de

klachten van de patiënt niet altijd terug. Als

neuropsychologen worden we helaas vaak ge-

confronteerd met dat verschil tussen objectie-

ve testen en subjectieve klachten. Daarnaast

hebben we geen referentiepunt, we weten

dus niet hoe de patiënt voor de chemothera-

pie functioneerde en kunnen geen meetbare

waardes plakken op de cognitieve veranderin-

gen. Ook in de literatuur vinden we geen slui-

tend onderzoek terug. We onderzoeken op dit

moment nog hoe we de klachten het best kun-

nen objectiveren en werken een screening uit

die slechts 15 minuten in beslag neemt. Dat

is al een grote stap in de goede richting, want

de huidige neuropsychologische onderzoeken

kunnen tot 8 uur duren, wat veel te belastend

is voor de patiënt,” zegt Sandrine.

Oncopsychologische studies naar levenskwaliteit borstkankerpatiënten

JESSALINEA10

In 2012 startte de zorgcluster oncologie van het Jessa Ziekenhuis

met twee wetenschappelijke studies. Met de LOc-FOcuS! probeert

men de cognitieve problemen die tijdens en na de kankerbehande-

ling kunnen optreden te begrijpen en te verhelpen. De tweede stu-

die evalueert de doeltreffendheid van het Mindfulness-Based Stress

Reduction programma en onderzoekt hoe men de patiënt een hogere

levenskwaliteit kan bieden.

De LOC-focusgroep vlnr. Nathalie Cardinaels, Sandrine Censabella, Sofie Engels en Caroline Van Marsenille. Ontbreken op de foto: dr. Jeroen Mebis en Sofie Vanstraelen

Page 11: Jessalinea nr 10

Het Jessa Ziekenhuis is het eerste Limburgse

bedrijf dat een dergelijke studie autonoom

opzet en uitvoert. Via dr. Mebis, medisch on-

coloog in het Jessa Ziekenhuis, is er wel een

nauw contact met de UHasselt.

mindfulness-based stress reduction programmaNaast de LOC-FOCUS! loopt er een studie naar

de doeltreffendheid van een Mindfulness-

Based Stress Reduction programma. Onge-

veer de helft van de vrouwen die borstkanker

hebben, krijgen naast behandelingen zoals

radio- en chemotherapie ook hormoonthe-

rapie toegediend om het risico op herval te

verminderen. Hormoontherapie brengt echter

heel wat neveneffecten met zich mee die ge-

lijkaardig zijn aan de klassieke menopauzale

symptomen. Die neveneffecten kunnen zeer

belastend zijn voor borstkankerpatiënten en

een aanzienlijk negatieve invloed op hun le-

venskwaliteit hebben.

waarom hormoontherapie?Vele borsttumoren hebben ‘receptoren’ die

gevoelig zijn voor de vrouwelijke geslachts-

hormonen oestrogeen en progesteron, die

het lichaam op natuurlijke wijze produceert.

In een borsttumor die progesteron- of oestro-

geenreceptorgevoelig is, bevinden zich eiwit-

ten waaraan oestrogeen of progesteron zich

kan vasthechten, de zogenaamde hormoon-

receptoren. Tumorcellen hebben die hormo-

nen nodig om te groeien en zich verder uit te

breiden.

Er bestaan ook chemische substanties die

sterk gelijken op natuurlijk oestrogeen of

progesteron en die zich eveneens aan deze

receptoren binden. Als die substanties aan

borstkankerpatiënten worden toegediend,

nemen ze de plaats in van de natuurlijke hor-

monen ter hoogte van de receptor, zodat de

groei van kankercellen vertraagd of gestopt

wordt in plaats van bevorderd. Daarnaast zijn

er substanties die de productie van de vrou-

welijke hormonen onderdrukken zodat ze niet

met de receptor kunnen binden en de groei

van de borstkanker dus stilvalt. De toediening

van al die chemische stoffen noemt men hor-

moontherapie.

ingrijpendHormoontherapie kan de werking van de na-

tuurlijke hormonen blokkeren, waardoor er

bijwerkingen optreden die gelijkaardig zijn

aan de klassieke menopauzale symptomen

(bijvoorbeeld stemmingswisselingen, ge-

wichtstoename en opvliegers). Toch verschilt

de kunstmatig geïnduceerde menopauze van

de “natuurlijke”. Een natuurlijke menopauze

manifesteert zich eerder geleidelijk zodat

vrouwen tijd krijgen om zich aan te passen.

Een kunstmatige menopauze daarentegen is

meteen zeer ingrijpend aanwezig.

de maalstroom van het dagelijkse levenSinds 2010 organiseert het borstcentrum van

het Jessa Ziekenhuis een Mindfulness-Based

Stress Reduction programma voor kanker-

patiënten na hun eerstelijns behandelingen.

Dat programma is een verwesterde vorm van

boeddhisme. In plaats van meegevoerd te

worden in de maalstroom van het dagelijks

leven en de onrust die borstkanker en de ge-

volgen ervan met zich meebrengen, leert de

patiënt aan de hand van ademhalingsoefe-

ningen, meditatie, cognitieve technieken en

yoga om de situatie en innerlijke beleving van

op afstand te bekijken.

Aansluitend hierop werd in 2012, naar aanlei-

ding van de Pink Panther Award die Nathalie

Cardinaels ontving voor haar boek ‘Mindful-

ness bij borstkanker, specifiek onderzoek op-

gestart naar mindfulness bij hormoontherapie

bij borstkanker, met aparte, bijkomende mind-

fulnesstrainingen voor patiënten die deelne-

men aan dit onderzoek.

wereldprimeurNathalie Cardinaels, klinisch psychologe en

gedragstherapeute in het Jessa Ziekenhuis:

“De nazorg en levenskwaliteit na kanker is

van groot belang. Daarom startten we vorig

jaar met een studie die de doeltreffendheid

evalueert van mindfulness op de levenskwa-

liteit van vrouwelijke borstkankerpatiënten

die hormoontherapie krijgen. Zo kunnen we

ook een duidelijk beeld schetsen van het wel-

zijn van deze patiënten en onderzoeken hoe

we de kwaliteit van de zorg nog een niveau

hoger kunnen tillen. Wij zijn de eersten ter

wereld die een dergelijke studie uitvoeren. Ik

ben dan ook heel blij dat we met ondersteu-

ning van Think Pink een dergelijke studie bin-

nen ons ziekenhuis kunnen uitvoeren en dat

we via deze studie kunnen meewerken aan

een betere levenskwaliteit van mensen met

borstkanker.”

ONcOLOgIE

Oncopsychologische studies naar levenskwaliteit borstkankerpatiënten

JESSALINEA 11

werk mee AAN oNS oNDErZoEk!In het kader van een onderzoek naar het aandachtsvermogen

van vrouwen met borstkanker zijn we op zoek naar vrouwen die

geen kanker hebben (gehad). Ben je geïnteresseerd of ken je ie-

mand die graag wil deelnemen aan dit onderzoek?

Neem dan contact op met één van onze medewerksters:

sofieengels, klinisch psychologe,

tel. 011 30 89 15 of e-mail [email protected]

caroline van marsenille, klinisch psychologe,

tel. 011 30 89 13 of e-mail [email protected]

Page 12: Jessalinea nr 10

JESSALINEA12

Op 16 mei 2013 zond Panorama een reportage

uit over mindfulness. Ook mindfulness bij mensen

met kanker was één van de topics die werden be-

licht. Panorama bezocht hiervoor het Centrum voor

aanvullende Oncologische Ondersteuning van het

Jessa Ziekenhuis (O2+) en interviewde er klinisch

psychologe en gedragstherapeute Nathalie Cardi-

naels.

Mindfulness is een combinatie van ademhalings-

oefeningen, meditaties, yoga en cognitieve tech-

nieken. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat

mindfulnesstraining zorgt voor meer levenskwali-

teit en minder stress bij mensen na hun kankerbe-

handeling. Naast Nathalie Cardinaels kwamen ook

enkele ex-deelneemsters van de mindfulnesstrai-

ning aan het woord.

bevordert verwerkingsproces

Nathalie Cardinaels: “Sinds 2010 geven we in het

Jessa Ziekenhuis mindfulnesstrainingen aan men-

sen met kanker. De trainingen vinden twee maal

per jaar plaats, telkens in groepjes van maximum

tien personen. De deelnemers zijn heel positief

over deze training en geven aan dat hun deelname

het verwerkingsproces na de ziekte bevordert.

De afgelopen jaren is de interesse in mindfulness

sterk toegenomen wat vaak voor wachtlijsten

zorgt. Daarom hebben we dit voorjaar een extra

groep ingezet. Daarnaast organiseren we algeme-

ne en groepsgebonden terugkommomenten.”

terugkomsessies

De algemene terugkommomenten duren één uur,

vinden maandelijks plaats en zijn toegankelijk voor

alle (ex-)kankerpatiënten die ooit een mindfulness-

training gevolgd hebben. “De mensen reageren erg

enthousiast op die maandelijkse terugkomsessies

en de inschrijvingen lopen dan ook vlot binnen.”

De groepsgebonden terugkomsessies duren 2u45

(cfr. een sessie) en vinden 6 en 12 maanden na de

training plaats. Bij de terugkommomenten blijf je

in dezelfde groep als die waarmee je de training

gevolgd hebt.

Meer informatie of inschrijven kan via:

Nathalie cardinaels

011 30 89 67, [email protected]

Sofie Engels

011 30 89 15, [email protected]

panorama ZoEMt iN op mindfulnessmindfulnesstraining in Jessa ziekenhuis in beeld

Wanneer mensen geconfronteerd worden met kanker verandert hun leven drastisch.

Ook de (klein)kinderen van de patiënten gaan een veranderde periode tegemoet. Dit

gaat bij hen vaak gepaard met stress, angst, verdriet en verminderd concentratiever-

mogen. De impact van deze situatie op het leven van het kind is dan ook één van de

grote bezorgdheden bij kankerpatiënten.

Sofie Vanstraelen, klinisch psychologe oncologie: “We gaven reeds mindfulnesstrai-

ningen aan kankerpatiënten. Daar focussen we op het leren hanteren van stress en

het heropnemen van het leven. Omdat die trainingen zo succesvol zijn, willen we nu

ook trainingen voor kinderen inrichten.” Sofie Vanstraelen volgde intussen een op-

leiding tot mindfulness kindertrainer en sinds maart lopen de inschrijvingen binnen.

Kankerpatiënten zijn steeds jonger en hebben vaak ook (jonge) kinderen. De impact

van deze ziekte op het leven van de kinderen is dan ook groot. “Wij willen die kinderen

graag ondersteunen, zowel tijdens als na de behandeling. Aan de hand van (adem-

halings)oefeningen, yoga, verhalen en meditatie leren we hen beter omgaan met de

ziekte van hun (groot)ouder. Met deze training bieden we de kinderen ook een plat-

form waar ze hun angst en verdriet met leeftijdsgenoten kunnen delen”, aldus Sofie.

mindfulnesstraining voor kinderen van (groot)ouders MEt kanker

Het Jessa Ziekenhuis biedt als eerste zorginstelling in Vlaanderen een

mindfulnesstraining voor kinderen aan. De training omvat zes sessies

van 1,5 uur en is volledig gratis. De groepen worden op basis van leef-

tijd gevormd. Voorlopig zijn er twee leeftijdscategorieën, namelijk 8 tot

11 jaar en 12 tot 15 jaar, maar dat kan nog uitgebreid worden.

MEER INFO OF INScHRIJVINgEN:

SofieVanstraelen,[email protected]

NIEuwS

Page 13: Jessalinea nr 10

JESSALINEA 13

Dat is de conclusie van het wetenschappe-

lijk artikel van dr. Jos Vandekerkhof (voorzit-

ter medische raad), Karel Bosmans (directeur

Personeel & Organisatie) en Kristel Diepvens

(stafmedewerker medische directie) van het

Jessa Ziekenhuis dat het Tijdschrift voor Ge-

neeskunde publiceerde.

evolutie van artsen en patiëntenDr. Vandekerkhof: “De werksituatie van art-

sen is doorheen de jaren erg geëvolueerd. Het

artsenkorps telt nu veel meer vrouwen en

teamwork speelt een steeds grotere rol. Ook

de patiënten zijn anders dan pakweg 30 jaar

geleden. Ze zijn veel mondiger, wat zeker niet

slecht is, maar soms ontspoort dat naar me-

dical shopping. Ze vragen ook naar een meer

patiëntgestuurde zorg. Daarnaast wordt de

wetgeving er niet makkelijker op, denk maar

aan de wetten rond patiëntenrechten en eu-

thanasie.”

eigenheid van artsen“Het is dan ook heel belangrijk om een HR-

beleid op maat van de arts uit te werken,”

onderstreept dr. Vandekerkhof. “Naast de om-

gevingsfactoren moeten we ook rekening hou-

den met de eigenheid van het (zelfstandige)

beroep. Bovendien zijn artsen erg op hun auto-

nomie gesteld. We kunnen dus niet zomaar het

HR-beleid voor andere medewerkers kopiëren.”

goed in hun vel“Jessa heeft een uitgebreid gezondheids- en

preventieprogramma voor zijn medewerkers.

We bieden programma’s rond omgaan met

stress, bewegen, cardiovasculaire preventie,

griepvaccinatie,… Die programma’s moeten

ook toegankelijk zijn voor artsen. Pas als de

artsen zich helemaal goed in hun vel voelen,

kunnen ze zich 200% inzetten voor hun pa-

tiënten. Maar een goed HR-beleid komt ook

tegemoet aan de specifieke behoeften van de

arts. We voerden een enquête waaruit bleek

dat bijna 10% van de artsen een groot tot

zeer groot risico op burn-out loopt. Het is dus

belangrijk dat we preventieve maatregelen

nemen, problemen tijdig opsporen en dat art-

sen in alle discretie een beroep kunnen doen

op een externe psycholoog.”

ondersteunend beleidSinds 2005 geeft een multidisciplinaire werk-

groep vorm aan het HR-beleid voor artsen in

het Jessa ziekenhuis. “Momenteel leggen we

de focus op een goede werkorganisatie en

een stimulerende werkomgeving. Dat doen

we door waardering te tonen voor ieders

werk en prestaties en cursussen rond leiding-

geven en timemanagement aan te bieden.

Daarnaast focussen we op de problematiek

van het second and third victim. Bij een medi-

sche fout is niet alleen de patiënt het slacht-

offer, ook de arts lijdt eronder en de impact

daarvan wordt nog zwaar onderschat,” aldus

dr. Vandekerkhof.

De werkgroep komt viermaal per jaar samen

en bestaat uit de algemeen directeur, de per-

soneelsdirecteur, de voorzitter van de medi-

sche raad, de medisch directeur, de stafme-

dewerkers algemene en medische directie en

diverse artsen.

Het volledige artikel ‘HR-beleid voor zieken-

huisartsen: luxeprobleem of actueel onder-

werp?’ is te lezen in het Tijdschrift voor Ge-

neeskunde, 1 maart 2013.

HR-beleid op maat van de artsDe laatste jaren stijgt de druk op artsen en krijgen ze te maken met

meer administratieve rondslomp en een moeilijkere wetgeving. Daar-

naast worden patiënten steeds mondiger en vragen ze naar een meer

patiëntgestuurde zorg. Al die veranderingen verhogen het risico op

stress en burn-out. Meer dan ooit is er dus nood aan een gedegen HR-

beleid op maat van de arts.

• ARTSENtevredenheid

• PREVENTIE EN AANPAK VAN stress EN burn-out

• samenwerken EN associeren

• EEN MAGNEETZIEKENHUIS ZIJN VOOR Jonge artsen

• EEN professionele selectie VAN ARTSEN

• EEN evaluatie VAN DE ZIEKENHUISARTS

• gezondheidspromotie MET PREVENTIEVE EN CURATIEVE ACTIES

• HET opleiden EN coachen VAN MEDISCHE DIENSTHOOFDEN

TOT ECHTE PEOPLE MANAGERS

mogeliJke thema’s voor DE hr-wErkgroEp

HR-BELEID

Vlnr: Karel Bosmans, dr. Jos Vandekerkhof en Kristel Diepvens

Page 14: Jessalinea nr 10

“Bobath is één van de toonaangevende con-

cepten voor revalidatie van volwassenen

met een niet-aangeboren hersenletsel,” legt

Marc uit. “Het – evidence based - concept is

gebaseerd op het principe van efficiënt (zo-

gezegd ‘normaal’) bewegen en gaat uit van

een 24-uursbenadering. In het Jessa Zieken-

huis werken we binnen het Bobathconcept

met een multidisciplinair team van kinesisten,

ergotherapeuten, logopedisten en verpleeg-

kundigen. Uiteraard kennen en gebruiken we

ook andere concepten, maar Bobath is het ba-

sisconcept waarbinnen we klinisch redeneren:

wat kan de revalidant wel, wat mist hij of zij

en hoe kunnen we hier op ingaan? Behande-

ling en onderzoek gaan hierbij hand in hand.”

autoriteit in bobathHet was niet de eerste keer dat campus St.-

Ursula een Bobathcursus organiseerde. “In

principe wordt er in België één keer per jaar

een advanced cursus georganiseerd,” aldus

Marc. “De laatste 3 cursussen vonden in ons

revalidatiecentrum plaats en werden telkens

gegeven door ervaren senior instructoren,

echte autoriteiten op dit vlak die wereldwijd

cursussen geven. In 2010 hadden we hier-

voor de Engelse Mary Lynch-Ellerington op

bezoek, in 2011 de Zwitserse Louise Rutz-

LaPitz en voor onze laatste cursus was de

Canadese Julie Vaughan-Graham, erkend ad-

vanced Bobath instructor, bij ons te gast. We

proberen telkens mensen met totaal verschil-

lende expertise in Bobath aan te trekken. Een

bijkomend voordeel van het in eigen huis or-

ganiseren, is dat we onderwerpen kunnen uit-

pikken die aansluiten bij de accenten die we

in ons revalidatiecentrum leggen. We willen in

campus St.-Ursula niet alleen hoogwaardige

basisneurologische revalidatie aanbieden,

maar ook gespecialiseerde therapie op diver-

se speerpunten. Investeren in een goede op-

leiding is dan een absolute must. We proberen

bij iedere advanced cursus een viertal eigen

therapeuten te laten deelnemen.”

sterk praktijkgerichtDe advanced cursussen duren een week

waarin sterk in de diepte gewerkt wordt rond

één centraal thema. Iedere dag start met een

theoriegedeelte, gevolgd door praktische

oefeningen die de deelnemers op elkaar uit-

voeren, een patiëntendemo en uiteindelijk

Advanced Bobathcursussen op revalidatiecampus St.-Ursula zijn succes

JESSALINEA14

Van maandag 4 tot en met vrijdag 8 maart 2013 organiseerde revali-

datiecampus St. ursula voor de derde keer een advanced Bobathcur-

sus voor ergo- en kinesitherapeuten. Twaalf professionals leerden er

van ervaren instructoren meer over ‘what is the state of kwowledge,

the Bobath concept’. Eén van de lesgevers was Marc Michielsen. Hij

leidt als hoofdtherapeut op campus St.-ursula een team van 31 ge-

dreven kinesisten, ergotherapeuten, logopedisten en psychologen.

Page 15: Jessalinea nr 10

een behandeling bij patiënten die dit als een

gedeeltelijke vervanging van hun gebruike-

lijke therapie krijgen. “Een intensieve aanpak,

maar eentje die werkt,” vindt Marc. “De cursis-

ten zien aan het einde van de week zelf de

evolutie bij de revalidant.” In september vindt

de volgende advanced cursus op campus St.-

Ursula plaats.

zelf instructorNaast de advanced cursussen biedt IBITA

(International Bobath Instructors Training As-

sociation) ook basiscursussen aan. Zo’n basis-

cursus duurt drie weken en behandelt de alge-

mene Bobathprincipes. Hoofdtherapeut Marc

Michielsen is zelf ook docent bij IBITA, voorlo-

pig nog voor basiscursussen, verpleegkundige

cursussen en assistent bij advanced cursus-

sen. “Een vrij intensieve opleiding,” vertelt hij.

“Zo heb ik bijvoorbeeld als assistent-instruc-

teur in België, Nederland en Zwitserland bij

een senior instructor gewerkt. Tegenwoordig

geef ik één keer per jaar samen met een col-

lega uit het revalidatiecentrum van Pellenberg

een basiscursus in Polen. Dat gebeurt in het

Engels met simultaanvertaling."

Advanced Bobathcursussen op revalidatiecampus St.-Ursula zijn succes

JESSALINEA 15

Revalidatiecampus St.-ursula bouwt al diverse jaren in eigen huis een grondige

expertise in Bobath uit.

• Iedere verpleegkundige volgt de verpleegkundige cursus. Binnenkort komen

er opnieuw cursussen voor alle verpleegkundigen die recent gestart zijn op

campus St.-ursula en opfriscursussen voor de anderen. Er wordt permanent

multidisciplinair bekeken hoe therapeuten de verpleegkundigen nog meer

kunnen betrekken bij de therapie.

• Alle therapeuten hebben een basisopleiding Bobath gevolgd. Na een jaar

‘training on the job’ kunnen ze volgens een beurtsysteem instappen in een

advanced cursus (viertal therapeuten per advanced cursus).

• Kinesist Maarten Bossuyt volgt momenteel een opleiding tot basisinstruc-

teur en hoopt binnenkort voorgedragen te worden voor de afstudeercursus

basisinstructeur.

• Hoofdtherapeut Marc Michielsen is basisinstructeur en in opleiding voor ad-

vanced instructor. Hij hoopt in september voorgedragen te worden voor de

afstudeercursus advanced instructor. Marc is tevens voorzitter van de ‘edu-

cation committee’ van IBITA, waardoor hij wereldwijd contacten heeft. Zo

bracht bijvoorbeeld in maart, tijdens de advanced cursus, een Japanse ergo-

therapeut uit Osaka een bezoek aan revalidatiecampus St.-ursula.

“ Het Bobath-concept is duidelijk evidence based.”

“ De cursus heeft me overtuigd van de belangrijkheid van het Bobath-concept.”

“ Je leert neurofysiologie toe te passen in je klinisch redeneren en te integreren

in je behandeling van patiënten.”

“ Praktische oefeningen, onderbouwd door een gedegen neurologische theorie.”

“ Het kritisch lezen van de artikels leerde me na te denken over evidence based

handelen.”

“ Het is enorm verruimend om zo’n cursus te kunnen volgen.”

“ Er komen heel wat gesprekken op gang over inzichten en aanpak van dage-

lijkse handelingen.”

“ Heel veel leermomenten. werk met de patiënt, niet voor hem.”

“ Mijn manier van klinisch redeneren werd in hoge mate uitgedaagd.”

“ Heel sterk dat we uitgedaagd werden om 'neurologie te spreken'.”

“ De passie die de docenten etaleren voor therapie en het Bobath concept werkt

aanstekelijk.”

“ Ik zag zeer veel behandelmogelijkheden die ikzelf zou gemist hebben. Helaas

is zien nog geen garantie voor kunnen.”

bobathexpertise iN EigEN huiS

reacties op DE curSuSSEN

REVALIDATIEcAMPuS

Julie Vaughan-Graham (advanced instructor), Marc Michielsen (hoofdtherapeut campus St.-Ursula en assistant advanced instructor) en Mitsuo Suzuki (ergotherapeut revalidatiecentrum Osaka).

Page 16: Jessalinea nr 10

120110100

908070605040302010

0

125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz

dB

HL

120110100

908070605040302010

0

125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz

dB

HL

“Het gaat om een nieuwe vorm van gehoor-

beenreconstructie met gebruik van hydroxy-

apatiet cement,” legt dr. Janssens de Vare-

beke uit. “Hydroxyapatiet is zeker geen nieuw

materiaal en het heeft zijn nut al grondig

bewezen, onder meer in de orthopedie en de

tandheelkunde. Ook in de middenoorchirurgie

kenden we het, maar de afgelopen jaren zijn

er geheel nieuwe, revolutionaire toepassin-

gen in de middenoorchirurgie ontdekt waarbij

we hydroxyapatiet gebruiken onder de vorm

van cement. Dit type cement heeft niets te

maken met oudere generaties van glasiono-

meren of andere soorten cement die vroeger

MIDDENOOR-cHIRuRgIE

Nieuwe techniek middenoorchirurgie biedt tal van voordelen

JESSALINEA16

Dr. Janssens de Varebeke, neus-keel-oorarts in het Jessa Ziekenhuis,

past sinds enkele jaren een nieuwe, eerder revolutionaire techniek

voor middenoorchirurgie toe. Deze techniek laat toe om bepaalde ge-

hoorstoornissen en middenoorproblemen beter en vlotter op te los-

sen en ingrepen te doen waarvoor voorheen geen goede oplossing

was. De techniek wordt tot nu toe enkel toegepast in enkele, voor-

namelijk universitaire centra in België en het buitenland, maar heeft

zijn nut al duidelijk bewezen.

right left

©Audioqueen

ingreep een week na ingreep

luchtgeleiding VOOR INgREEP luchtgeleiding EEN WEEK NA INGREEP

beengeleiding VOOR INgREEP beengeleiding EEN WEEK NA INGREEP

CASUS 1: onderbreking aambeeld

Page 17: Jessalinea nr 10

120110100

908070605040302010

0

125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz

dB

HL

120110100

908070605040302010

0

125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz

dB

HL

gebruikt werden. Het is een superveilig, niet-

neurotoxisch materiaal dat niet vergaat.”

kunststof- of donormateriaalKlassieke middelen die bij onderbrekingen in

de gehoorbeentjesketen doorgaans gebruikt

worden, zijn kunststofmaterialen zoals hard-

hydroxyapatiet, titanium of ceramiek. Soms

worden gehoorbeentjesketens ook hersteld

met gebruik van volledige gehoorbeentjes of

bot- of kraakbeentjesstukjes van de patiënt

zelf of van donormateriaal, de zogenaamde

tympano-ossiculaire allogreffen. “Er zijn ech-

ter heel wat situaties waarbij we als chirurg

op problemen botsen die met de klassieke

middelen niet altijd even goed oplosbaar zijn

of alleszins geen optimale oplossing bieden,”

aldus dr. Janssens de Varebeke.

beperkingen klassieke methodes“Bij kunstmateriaal als vervanging van ge-

hoorbeentjes is er bijvoorbeeld een welis-

waar zeldzaam, maar reëel risico van extrusie

doorheen het trommelvlies, zeker in geval van

verluchtingsproblemen postoperatief en op

langere termijn. Een ander nadeel is dat we bij

kleinere defecten met kleinere gehoorverlie-

zen, de gehoorbeentjesketen tijdelijk moeten

onderbreken om een correcte verbinding te

maken. Soms zijn de originele gehoorbeentjes

ook te zwaar geërodeerd zodat het heel moei-

lijk wordt om de resten te hergebruiken of te

integreren in de constructie van de keten. In

bepaalde gevallen zien we ook pas tijdens de

operatie problemen die ons voor een dilemma

stellen. Dat kan bijvoorbeeld een erosie zijn

van het incudostapediale gewricht waarbij er

nog contact is tussen beide elementen, maar

waarbij we merken dat de overdracht van ge-

luidsgolven van trommelvlies via hamer en

JESSALINEA 17

right left

©Audioqueen

voor ingreep

luchtgeleiding VOOR INGREEP

beengeleiding VOOR INGREEP

een week NA INGREEP

twee weken NA INGREEP

CASUS 2: reconstructie van gehoorbeentJesketen NA ERADICATIE VAN CHOLESTEATOMA IN EEN RECHTER OOR

1 stijgbeugel met titanium middenoorprothese gemonteerd tussen mobiele stijgbeugel en trommelvlies (aambeeld en hamer ontbreken)2 hoe we met HAcement deze montage nog kunnen stabiliseren

1

2

Page 18: Jessalinea nr 10

JESSALINEA18

aambeeld naar de stijgbeugel onvoldoende

goed is. Dit zijn maar een paar voorbeelden.

Er zijn er nog heel wat andere.”

toepassingen hydroxyapatietDe nieuwe techniek leent zich volgens dr.

Janssens de Varebeke uitstekend om in ver-

vanging van of aanvullend aan de klassieke

methodes te gebruiken. “De toepassingsmo-

gelijkheden zijn echt enorm breed,” zegt hij.

“Zo kunnen we hydroxyapatiet cement bij-

voorbeeld in volgende gevallen gebruiken:

• Bij gehoorstoornissen van transmissief of

gemengd type waarbij een belangrijk deel

van het gehoorverlies wordt veroorzaakt

door de onderbreking van het aambeeld en

de stijgbeugel, het ontbreken van het aam-

beeld of een breuk in aambeeld of stijgbeu-

gel. Dit is de meest courante toepassing.

• Bij minieme erosies aan het incudostape-

diale gewricht met beperkt gehoorverlies.

Bij de klassieke ossiculoplastie worden der-

gelijke ingrepen niet overwogen omwille

van het risico op meer gehoorverlies. Nu

kunnen we dit dus wel.

• Voor het beter en vlotter oplossen van

luxatie of dislocatie van gehoorbeentjes bij

trauma op het oor (bv. rotsbeenbreuk).

• Voorhetvolledigreconstruerenvandeha-

mersteel waar deze afgeknot is.

• Na verwijdering van de cholesteatomata

kunnen we defecten van de achterwand

met cement opvullen en het scutum terug

tot de juiste dimensie reconstrueren.

• Voorhetfixerenvanklassiekemiddenoor-

implantaten wanneer die moeten gebruikt

worden, bv. bij totale afwezigheid van ge-

hoorbeentjesketens.

• Voorrevisievanotosclerose:delangearm

van het aambeeld verlengen waarop de

prothese kan gemonteerd worden. Met de

klassieke methode levert dit vaak insta-

biele prothesen op.”

zeer kneedbaarHydroxyapatiet cement is zeer kneedbaar en

gemakkelijk in gebruik. “Het is verkrijgbaar

als droge poeder en een oplosmiddel. Zodra

het oor geprepareerd is voor de reconstructie,

worden poeder en oplosmiddel gemengd en

krijg je het ideale cementmengsel." Zoals voor

elke techniek in de chirurgie dient de chirurg

ook voor deze toepassing over de nodige op-

leiding en kennis te beschikken.

De belangrijkste voordelen van de nieuwe techniek samengevat:

• De toepassingen met hydroxyapatiet cement zijn heel breed.

Ook complexe toepassingen, waarbij met andere technieken

gevaar is voor gehoorverlies, zijn mogelijk.

• De nieuwe techniek levert een snellere en betere gehoorwinst

op (zie audiogrammen pag 16 - 17).

• De fixatie met hydroxyapatiet cement biedt een veel grotere

stabiliteit.

• De tijdsduur van bepaalde ingrepen kan in bepaalde omstan-

digheden ingekort worden.

• Hydroxyapatiet is een veilig, niet-neurotoxisch materiaal dat

zijn nut bewezen heeft. Het kan gebruikt worden in vervanging

van of samen met andere technieken.

• Het materiaal is heel kneedbaar waardoor in de toekomst wel-

licht nog andere toepassingen mogelijk zijn.

• Hydroxyapatiet maakt het mogelijk om een gehoorbeentjeske-

ten volledig opnieuw te herstellen zodat geluidstrillingen op

natuurlijke wijze naar het slakkenhuis doorgestuurd kunnen

worden.

belangriJkste voordelen NiEuwE tEchNiEk

MIDDENOOR-cHIRuRgIE

Page 19: Jessalinea nr 10

JESSALINEA 19

NIEuwS

101 vragen en antwoorden over astma bij kinderen

“Voor deze editie wijzigden we het format”,

licht hoofdredacteur dr. Marc Raes, kinderarts

in het Jessa Ziekenhuis, toe. “Via enquêtes

vroegen we aan huisartsen, kinderartsen en

paramedici wat we volgens hen in het boek

zeker moesten bespreken. Een team van Bel-

gische kinderlongartsen ging met de resul-

taten aan de slag en werkte tien hoofdstuk-

ken in vraag- en antwoordvorm uit. Daarbij

hielden ze ook rekening met de ervaringen

uit hun dagelijkse praktijkvoering en met de

internationale richtlijnen en adviezen.”

nieuwe inzichtenHet boek geeft niet alleen antwoorden op de

101 vragen, maar biedt ook nieuwe inzich-

ten in de pathogenese, heterogeniteit, diag-

nostiek en behandeling van astma bij kinde-

ren. “Een groot voordeel van deze editie is

dat je naast de trefwoorden ook de vragen in

de inhoudsopgave terugvindt, zodat je snel

naar de pagina kan gaan die een antwoord

geeft op jouw vraag. Het is dus niet nodig

om steeds het volledige boek te doorlezen.”

Naast de Nederlandstalige versie is er

ook een Franstalige versie: L’Asthme chez

l’enfant: 101 questions et réponses.

‘Astma bij kinderen. 101 vragen en antwoor-

den’; kernredactie: E. Bodart, K. De Boeck, M.

Raes; Uitgeverij Acco; ISBN 9789033489211

bij kinderenMarc Raes (red.) e.a.

Astm

a bij kind

eren

Astma is bij kinderen een van de meest voorkomende chronische aandoeningen en heeft in de afgelopen decennia een grote toename in prevalentie vertoond. Nieuwe inzichten in de pathogenese, heterogeniteit, diagnostiek en behandeling maken een regelmatige update van onze kennis wenselijk.

De 3de editie van dit boek geeft antwoorden op frequent voorkomende vragen die huisartsen, kinderartsen, paramedici en andere zorgverstrekkers zich stellen over kinderen met astma.

Er is gekozen voor een vraag-en-antwoord formule, eerder dan voor een klassiek tekstboek. Vele vraagstellingen werden aangebracht vanuit diverse groepen gezondheidwerkers.

Via een uitgebreide index met trefwoorden kunnen op een praktische en selec-tieve manier pasklare oplossingen worden aangereikt omtrent etiologie, epide-miologie, diagnostiek, preventie, therapie. Waar nodig worden schema’s, algo-ritmes, illustraties, korte kaderstukken ingelast ter verdere verduidelijking van het onderwerp. Verwijzing naar sleutelreferenties biedt de mogelijkheid tot verdere lectuur.

Dit werk is geschreven door een enthousiaste groep van Belgische kinderlong-artsen die vanuit hun dagelijkse praktijkvoering vertrouwd zijn met de ‘plaatse-lijke’ situatie en internationale richtlijnen en adviezen aan de lokale noden en gewoonten kunnen aanpassen.

De auteurs hopen dat dit boek praktische oplossingen zal bieden aan al wie op zoek is naar antwoorden op vragen over kinderen met astma.

Eddy Bodart / Georges Casimir / Frans De Baets / Kris De Boeck / Kristine DesagerAnne Malfroot / Christian Mossay / Marc Raes (hoofdred.)

Astma101

vragen en antwoorden

In maart 2013 verscheen de derde editie van ‘Astma bij kinderen’,

een initiatief van de Belgische Kring Kinderlongziekten (BKKL). Het

boek bundelt de antwoorden op 101 vragen die artsen, zorgverleners

en ouders zich stellen over kinderen met astma.

• Omschrijf zo goed mogelijk het profiel van een kind met astma zodat je

correcte[re] prognostische en therapeutische beslissingen kan nemen.

• Informeer de ouders grondig.

• Behoud een goede therapietrouw door bij iedere raadpleging duidelijke

instructies te geven. Herhaal die instructies regelmatig.

• Geef mensen een gestructureerd geschreven behandelplan mee.

• Demonstreer hoe kinderen de devices precies moeten gebruiken.

• Achterhaal via bepaalde vraagstellingen of kinderen daadwerkelijk hun

medicatie innemen.

tips voor ArtSEN

Page 20: Jessalinea nr 10

“Reeds vroeg in de fusie van het Salvator-

St.-Ursulaziekenhuis en het Virga Jessezie-

kenhuis werd besloten om zo snel mogelijk

naar één spoedgevallendienst te gaan. Dit

biedt voordelen naar organiseren van wacht-

diensten, aanbod van zo breed mogelijke ge-

specialiseerde zorg, inzet van materialen en

middelen, enz. Het uiteindelijke doel: patiën-

ten zo goed mogelijk kunnen helpen,” aldus

dr. Vantroyen.

Hoe is de spoedgevallendienst tegenwoor-

dig georganiseerd?

Luk Celus: “Onze dienst is opgesplitst in vier

aparte zones: een zone voor kinderen, een

zone voor patiënten waarvan we verwachten

dat ze met een beperkt aantal onderzoeken

en zorg terug naar huis kunnen, een zone voor

niet-dringende patiënten die wellicht wel op-

genomen worden en een zone voor ernstige

spoedgevallen. De triageverpleegkundige be-

paalt wie in welke zone terecht komt. Hij of zij

maakt meteen bij de aanmelding een snelle

inschatting van het probleem. Zo krijgt de

patiënt de zorgen waar hij recht op heeft en

komt hij of zij in de aangewezen zone binnen

onze dienst terecht. De triageverpleegkun-

dige heeft dus een belangrijke functie in het

geheel. Voor deze manier van werken hebben

we trouwens lof gekregen van het auditteam

tijdens de voorbije accreditatiebezoeken.”

wat is het voordeel van deze werkwijze?

Dominique Leurs: “Een van de voordelen is

dat de patiëntenstromen elkaar niet kruisen.

Kinderen of patiënten met kleinere proble-

men komen bijvoorbeeld niet in de zone met

de kritieke patiënten. Hierdoor worden onver-

wachte confrontaties vermeden en moeten

niet-dringende patiënten niet onnodig lang

wachten omdat meer dringende aanmel-

dingen steeds voorgaan. Elke zone werkt bo-

vendien autonoom met een apart team van

artsen en verpleegkundigen. Een coördinator

- een ervaren verpleegkundige – bewaakt het

overzicht over de zones en stuurt bij waar

nodig”.

Toch kende de fusie van de spoeddiensten

enkele problemen. wat was de reden?

Dr. Vantroyen: “Ondanks intensieve voorberei-

JESSALINEA20

Van een verstuikte enkel tot een zwaar verkeersongeval, van een baby met

koorts tot een oncologische patiënt met ademnood… het aanbod op een

spoedgevallendienst is groot. Om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan

deze brede zorgvraag werd de spoedgevallendienst van het Jessa ziekenhuis

in 2011 gereorganiseerd. Medisch diensthoofd en urgentie-arts dr. Barbara

Vantroyen en hoofdverpleegkundigen Luk celus en Dominique Leurs geven

tekst en uitleg.

De spoedgevallendienst doorgelicht

vlnr: Luc Celus, dr. Barbara Vantroyen en Dominique Leurs

Een duidelijke verwijsbrief

van de huisarts

biedt zeker een meerwaarde.

""

Page 21: Jessalinea nr 10

ding waren er inderdaad wel wat problemen.

Zo vroeg het werken in zones van onszelf al

een aanpassing. Je kan een manier van wer-

ken die je jarenlang gewoon bent immers niet

van vandaag op morgen overboord gooien.

Bovendien was het in de periode waarin we

fuseerden erg druk op de beide campussen

en leidde het ‘verdubbelde aanbod’ tot orga-

nisatorische problemen zoals doorstroming

naar het beddenhuis en transporten naar de

andere campus. Hierdoor werden de wacht-

tijden bij momenten te lang. Daarnaast von-

den er tegelijkertijd verhuizingen van ver-

pleegafdelingen plaats waardoor niet alle

capaciteit ten volle beschikbaar was. En last

but not least waren de afspraken met de ver-

schillende disciplines niet steeds gelijk over

de beide campussen. Ook dit leidde tot aan-

passingen, zowel op spoedgevallen als bij de

orgaanspecialisten.

De medische organisatie op de spoedafde-

ling van het Jessa ziekenhuis is anders dan

in sommige andere ziekenhuizen. waarom?

Dr. Vantroyen: “We werken met gekwalifi-

ceerde urgentieartsen die instaan voor de

opvang, stabilisatie, diagnosestelling en pri-

maire behandeling. Waar nodig vragen we

advies van andere ziekenhuisspecialisten.

De urgentiearts kan autonoom beslissen over

ontslag of opname van een groot aantal van

de patiënten op spoed. In geval van opname

verwijzen we de patiënt verder naar een zie-

kenhuisspecialist. De patiënt krijgt dan de

nodige voorschriften voor de eerste uren mee

zodat de collega op de afdeling de tijd heeft

om de patiënt in zijn planning op te nemen.

Uiteraard zijn er ook een aantal indicaties die

van meet af aan een interdisciplinaire aanpak

vereisen zoals pediatrie, operatieve indica-

ties, (interventionele) cardiologie. Hiervoor

hebben we de nodige afspraken en er is regel-

matig overleg tussen alle betrokkenen. Kort-

om: onze taak op spoed gaat, in tegenstelling

tot sommige andere spoeddiensten, verder

dan alleen de initiële opvang en stabilisatie.

De manier van werken op je spoedafdeling is

een beslissing die een ziekenhuis maakt af-

hankelijk van de mogelijkheden (architectuur,

beschikbare staf,…). Eén van de grote voor-

delen van onze werking is dat de orgaanspe-

cialisten hun werk beter kunnen organiseren

omdat de diagnostiek door de urgentieartsen

gebeurt. Zij kunnen hierdoor de patiënt zien

op een ogenblik dat alle onderzoeken uitge-

voerd zijn en er vaak al een correcte behande-

ling gestart is.”

Hoe verloopt de doorstroming naar de an-

dere campussen?

Luk Celus: “Dit gebeurt via intercampus trans-

porten. We beseffen dat dit een invloed heeft

op de beleving van de patiënt en zijn familie,

maar op dit ogenblik kan het niet anders. Een

Pendelambulance voert de ritten uit en indien

nodig voorzien we in verpleegkundige of me-

dische begeleiding. Ook hierover zijn goede

afspraken. Zo zal een pas geopereerde pa-

tiënt bijvoorbeeld nooit naar de andere cam-

pus vervoerd worden. Voor een Intensieve

Zorgen patiënt gebeurt dit soms wel, maar

met de nodige voorbereidingen. We besteden

ook heel wat extra aandacht aan de telefo-

nische briefingmomenten tussen de afdelin-

gen. Dit gebeurt via de SBAR-methode, een

methode voor een veilige patiëntenbriefing.

Patiënten kunnen tot 22u op hun kamer op

campus Salvator toekomen. Wordt het later,

dan blijft de patiënt op spoedgevallen over-

nachten en gebeurt de transfer de volgende

ochtend. Deze hele periode blijft de patiënt

onder medisch toezicht van de aanwezige ur-

gentieartsen.”

waar houden huisartsen bij verwijzing van

patiënten best rekening mee?

Dr. Vantroyen: “Een duidelijke verwijsbrief is

zeker een meerwaarde. Dit helpt de triagever-

pleegkundige bij het bepalen van de urgentie-

SPOEDgEVALLEN

JESSALINEA 21

1. Een duidelijke verwijsbrief helpt de triageverpleegkundige bij het bepalen

van de urgentiegraad en geeft de urgentiearts de nodige info uit de eerste

lijn. Contacteer ons indien nodig gerust voor een telefonische briefing.

2. Help patiënten hun verwachtingen over wachttijden realistisch te houden.

Een standaard patiëntencontact op spoed met enkele technische en/of labo-

onderzoeken neemt al snel tot 3 uur in beslag.

3. Op de spoedgevallendienst is niet alle medicatie in voorraad en de zieken-

huisapotheek is niet 24/24u open. Daarom adviseren we patiënten om hun

thuismedicatie voor de eerste dag mee te brengen, samen met een lijst van

deze medicatie.

tips voor de huisarts SAMENgEvAt

vlnr: Luc Celus, dr. Barbara Vantroyen en Dominique Leurs

We werken met gekwalificeerde urgentieartsen

die instaan voor de opvang, stabilisatie,

diagnosestelling en primaire behandeling.

""

Page 22: Jessalinea nr 10

SPOEDgEVALLEN

JESSALINEA22

graad en zorgt ervoor dat onze urgentieartsen

de nodige informatie uit de eerste lijn krijgen.

Indien nodig kan de huisarts ons ook steeds

telefonisch contacteren voor een briefing.

Elke huisarts krijgt trouwens een verslag van

het spoedcontact, op voorwaarde dat de pati-

ent bij de inschrijving de naam van de huisarts

heeft laten registreren. Is de huisarts op een

elektronisch verzendingssysteem aangeslo-

ten, dan krijgt hij of zij dit verslag elektronisch

toegestuurd. Op die manier komen de spoed-

gegevens zo snel mogelijk bij de huisarts te-

recht en is de opvolging van de zorg verzekerd.

Bij verwijzing van patiënten is het ook belang-

rijk om de patiënt realistische verwachtingen

mee te geven. Resultaten van een bloedname

nemen gemakkelijk 1,5 tot 2 uur in beslag op

het laboratorium zelf. Reken daar de vooraf-

gaande anamnese en het klinisch onderzoek

door de arts bij en de bloedname door de ver-

pleegkundige, dan is de patiënt vaak al 2 tot 3

uur op spoed vooraleer de resultaten gekend

zijn.

Bovendien streeft de opnamedienst naar

een zo juist mogelijke opnameafdeling voor

de patiënt. Bij een onvoorziene opname is

er uiteraard nog geen bed gereserveerd. Het

duurt dan vaak enige tijd vooraleer een ge-

schikte kamer op de juiste afdeling vrij en

gepoetst is. Vanuit spoedgevallen proberen

wij die wachttijd te beperken door een kamer

aan te vragen van zodra duidelijk is om welke

pathologie het gaat en voor welke discipline

de patiënt opgenomen moet worden. In veel

gevallen is dit al snel duidelijk (bijvoorbeeld:

een nierkoliek). Maar bij andere problemen

zoals bovenbuikpijn zijn er vaak onderzoeken

nodig vooraleer we hier zicht op krijgen. Ten

slotte is het ook nuttig dat de patiënt alle me-

dicatie mee brengt die hij thuis neemt, alsook

een lijst met deze medicatie. Niet alle medi-

catie is namelijk onmiddellijk beschikbaar op

spoedgevallen. Zo kan de patiënt toch steeds

zijn noodzakelijke thuismedicatie krijgen op

de spoedgevallendienst.”

Spoed is een grote dienst binnen het zie-

kenhuis, hoe gaan jullie daar mee om?

Dominique Leurs: “Onze spoed is inderdaad

een grote dienst, niet alleen binnen het zie-

kenhuis, maar met de ruim 43.000 patiënten-

contacten per jaar behoren we ook binnen

België tot de grotere diensten. En dat schept

extra uitdagingen. We moeten er met ons

team - ruim 75 medewerkers: artsen, ver-

pleegkundigen, ambulanciers en secretares-

sen - continu voor zorgen dat de individuele

patiënt in deze grote patiëntenstroom krijgt

waar hij recht op heeft, en liefst nog een beet-

je extra. Het komt er dus op aan om naast de

basiszorg ook alles rond die basiszorg te be-

waken. Ik denk dan aan wachttijden, comfort,

doorstroming en dergelijke. Zelfs opleiding

van onze medewerkers, die te maken krijgen

met alle domeinen van de gezondheidszorg,

vraagt een heuse investering. We willen im-

mers garant staan dat degene die met de

ziekenwagen bij de patiënt aan huis komt of

degene die de eerste opvang op spoed doet,

biedt wat de klant van hem verwacht: spoed-

gevallenzorg van een hoog niveau”.

spoedgevallen [email protected]

secretariaat [email protected]

contactgEgEvENS:

eigen deelwebsite voor SpoEDgEvAllENDiENSt

Sinds kort is de website van het ziekenhuis uitgebreid met een ‘deelwebsite’

spoedgevallendienst. Hier vindt u meer info over de concrete werking van de

spoedgevallendienst, maar bijvoorbeeld ook over het Manchester Triage Sys-

teem. u bereikt de deelwebsite via www.jessazh.be/spoedgevallendienst.

Page 23: Jessalinea nr 10

kORT NIEuwS

JESSALINEA 23

Dr. Peter caubergh versterkt sinds 01 augustus 2012 de dienst

spoedgevallen. Hij studeerde geneeskunde aan het LUC en de KUL.

De opleiding huisarts doorliep hij in het ZOL in Genk en in Maasmeche-

len. Sinds 2000 begon hij aan een militaire carrière. In 2004 behaalde

hij het brevet acute geneeskunde. Na 8 jaren ervaring in het St. Fran-

ciskusziekenhuis in Heusden-Zolder is dr. Caubergh nu staflid van de

dienst spoedgevallen van het Jessa Ziekenhuis.

Prof. dr. Jasper Verguts studeerde in 1999 af als arts aan de KULeu-

ven. Tijdens zijn verdere specialisatie gynaecologie werkte hij in het

toenmalige Virga Jesseziekenhuis, het UZ Leuven en het Catharina zie-

kenhuis in Eindhoven.

In 2004 promoveerde hij tot gynaecoloog. Daarna volgde hij twee jaar

opleiding gynaecologische oncologie bij prof. I. Vergote en twee jaar

urogynaecologie bij prof. J. Deprest in het UZ Leuven. Zijn doctoraat-

sonderzoek, dat hij in juni 2011 verdedigde, ging over de preventie van verklevingen bij

kijkoperaties. Daarnaast bekwaamde prof. dr. Jasper Verguts zich de voorbije tien jaar in de

laparoscopische heelkunde en werd hij benoemd aan de KU Leuven.

Sinds 1 maart 2013 werkt hij in associatie met de andere gynaecologen als voltijds gynae-

coloog in het Jessa Ziekenhuis. Hij legt zich niet alleen toe op de algemene gynaecologie en

verloskunde, maar ook op urogynaecologische aandoeningen en de meer complexe laparo-

scopische ingrepen zoals bij endometriose, uitgebreide verklevingen of uteriene myomen.

Dr. Alaaddin Yilmaz studeerde geneeskunde aan de RU Gent. Hij volg-

de zijn opleiding heelkunde in het Maria Middelares Ziekenhuis in Gent.

Tot slot vervolledigde hij zijn opleiding tot cardio-thoracaal chirurg in

het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, Nederland, o.l.v. prof. dr.

H.A. van Swieten. Daar kon hij zijn interesse in de minimaal invasieve

cardio-thoracale heelkunde verder uitdiepen. In 2006 werd hij volwaar-

dig staflid op die dienst.

Dr. Alaaddin Yilmaz ontwikkelde zelf minimaal invasieve technieken en groeide uit tot een

internationaal gerenommeerd expert in de minimaal invasieve cardio-thoracale heelkunde.

In maart 2013 trad hij toe tot de associatie cardio-thoracale heelkunde van het Jessa

Ziekenhuis.

Sinds 1 mei 2013 versterkt dr. Peter Messiaen de dienst Infectie-

ziekten en Immuniteit van het Jessa Ziekenhuis. In 2002 studeerde

hij als arts af aan de UGent. Na een tweejarige klinische opleiding heel-

kunde, obstetrie en tropische geneeskunde vertrok hij op humanitaire

missie met Médecins sans Frontières. Daarna specialiseerde hij zich in

inwendige ziekten, onder meer in het toenmalige Virga Jesseziekenhuis

en het Universitair Ziekenhuis Gent.

De vervolgopleiding tot internist-infectioloog genoot hij eveneens aan het UZ Gent, op de

dienst van prof. dr. D. Vogelaers. Vier jaar lang verrichtte dr. Peter Messiaen daar fundamen-

teel klinisch onderzoek met focus op moleculaire HIV-virologie. Zijn doctoraal proefschrift

over translationeel HIV-onderzoek verdedigt hij binnenkort.

Na het promoveren als internist in 2012 volgde hij een fellowship infectieziekten aan het

Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen en aan het Universitair Ziekenhuis

Erasmus MC in Rotterdam. Naast behandeling van infectieziekten en deelname aan de reizi-

gersvaccinatieraadpleging, bestaat zijn specifieke interesse in het verder uitbouwen van de

HIV-zorg, onderzoek naar diagnostiek en therapie van virale aandoeningen.

Nieuwe artsen

650 ZorgvErStrEkkErS JESSA oEfENEN evacuatieplan iN

Zo’n 650 verpleegkundigen van het

Jessa Ziekenhuis oefenden de afge-

lopen maanden in kleine groepen de

rampen- en evacuatieprocedures van

het ziekenhuis in. Dit gebeurde voor-

namelijk op een tijdelijk leegstaande

afdeling in het ziekenhuis. Toch waren

er ook diverse teams zoals onder meer

de radiotherapieafdeling campus Virga

Jesse en de dienst radiologie campus

Salvator die de procedures uittesten

in hun eigen locatie. De deelnemers

kregen eerst een korte theoretische

inleiding van de coördinator rampen-

plan en werden dan voor het ‘rollen-

spel’ verdeeld in groepjes patiënten,

bezoekers en personeel om zo actief

de procedure bij brand in de praktijk

in te oefenen. De oefening omvatte

het hele stappenplan van alarmeren

tot evacueren van de afdeling. Hierbij

ging bijzondere aandacht naar het

leren evacueren van een liggende

patiënt met een reddingszeil onder de

matras. De coördinator rampenplan en

preventie-adviseur organiseerden ook

twee oefeningen waarbij het hele zie-

kenhuisrampenplan in zijn alarmering

uitgetest werd. In de volgende maan-

den worden op de diverse campussen

door de referentiepersonen rampen-

plan nog oefeningen op de afdeling

voorbereid.

Page 24: Jessalinea nr 10

de mening van de patiënt23 afdelingen op campus Salvator en campus

Virga Jesse namen in de periode september-

november 2012 aan het jaarlijks tevreden-

heidsonderzoek deel. Uit de vergelijking met

de vorige patiëntentevredenheidsmeting (na-

jaar 2011) blijkt dat de domeinen waarop we

toen sterk scoorden, ook nu sterke domeinen

zijn. Bovendien zijn er enkele aandachtspun-

Is de Jessapatiënt een tevreden patiënt?

JESSALINEA24

Jaarlijks peilt het Jessa Ziekenhuis tijdens een tevredenheidsmeting

bij zo’n 2 500 patiënten naar hun ongezouten mening over het zie-

kenhuis. Op sommige vlakken geven ze ons een prima rapport, op

andere vlakken scoren we eerder gemiddeld. De resultaten uit der-

gelijke onderzoeken bieden ons de kans om gerichte acties te nemen

om onze dienstverlening te verbeteren.

tevredenheid van de patient over de aandacht en tiJd die het

verpleegkundig personeel aan hem/haar besteedde

tevredenheid van de patient over de aandacht en tiJd die de

arts aan hem/haar besteedde

In 2012 was 73% van onze patiënten “zeer tevreden” over de aandacht en tijd die zij van de verpleegkundigen kregen. Dit is opnieuw een lichte stijging ten opzichte van de voorgaande jaren. Een sterk punt!

57,6% van de patiënten was in de meting van 2012 ‘zeer tevreden’ over de aandacht en tijd die artsen aan hem of haar besteedde. Het aandeel ‘zeer tevreden patiënten’ is de laatste jaren wel licht gestegen, maar toch blijft dit een aandachtsgebied.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

zeer ontevreden

ontevreden

misschien tevreden

tevreden

zeer tevreden

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

zeer ontevreden

ontevreden

misschien tevreden

tevreden

zeer tevreden

22,9%

53,4%

27,1%

71,5%

24,0%

55,1%

27,6%

72,3%

23,1%

57,6%

26,7%

73,0%

2010 2011 2012 2010 2011 2012

Page 25: Jessalinea nr 10

ten uit de vorige meting weggewerkt. Dat

is positief, maar toch zijn er ook een aantal

punten waar we zeker verder aan moeten

werken.

actieAlle afdelingen van het ziekenhuis krijgen

hun individuele resultaten. We verwachten

inbreng van de patiëntIn de zomer stapt ons ziekenhuis ook mee in

de ‘Vlaamse Patiënten Peiling’, een initiatief

van het Vlaams Patiëntenplatform in samen-

werking met de Vlaamse Overheid en ICURO.

Uniek aan dit initiatief is dat er vanuit de in-

steek van patiënten zelf een vragenlijst over

patiëntenervaringen ontwikkeld is, terwijl

andere bevragingen ontwikkeld zijn vanuit de

ziekenhuissector.

van hen dat ze gerichte acties nemen voor

de verbeterpunten die patiënten aangeven.

In dat proces ondersteunen we hen door bij-

voorbeeld gerichte workshops te organiseren

en checklists ter beschikking te stellen. De

volgende meting start in september 2013.

Streefdoel is om tegen dan vooruitgang ge-

boekt te hebben voor de verbeterpunten en

de sterke domeinen te behouden.

JESSALINEA 25

pAtiëNtEN wArEN zeer tevreden ovEr:

• Onthaal op de afdeling

• Aandacht van en behandeling door verpleegkundigen

• Snelheid bij beloproepen

• Uitleg over en tijdig krijgen van medicatie

• Bestrijding van pijn

• Uitleg over de nazorg

• Manier waarop het ontslag uit het ziekenhuis gebeurde

aandachtspunten bliJkEN voorNAMEliJk:

• Aandacht en uitleg van de arts over aandoening, onderzoek en behandeling

• Rust op de afdeling

• Beschikbare ruimte en rust op de kamer

verbeterpunten wAAr wE ZEkEr AAN MoEtEN wErkEN:

• Algemeen onthaal in het ziekenhuis

• Informatie van de arts over kosten van het ziekenhuisverblijf en de zieken-

huisfactuur

• Smaak en variatie van de maaltijden

• Bereikbaarheid van het ziekenhuis

de resultaten ZiEkENhuiSbrEED

PATIENT-TEVREDENHEID

tevredenheid van de patient over de uitleg door de arts over

de aandoening, het onderzoek en de behandeling

zou u Jessa aanraden aan familie of vrienden?

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om: kregen patiënten voldoende uitleg van de arts, was de uitleg in verstaanbare taal? 56% van de patiënten zijn hierover ‘zeer tevreden’. Dit aandeel is wel lichtjes gestegen, maar het blijft een aandachtspunt.

78,6 % van onze patiënten gaf in 2012 aan dat ze Jessa zeker zouden aanraden aan vrienden en familie. Dit aandeel is gestegen ten opzichte van 2011 maar lag in 2010 iets hoger. Goed, maar toch nog wat werk aan de winkel.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

zeer ontevreden

ontevreden

misschien tevreden

tevreden

zeer tevreden

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

ja, zeker

ja,waarschijnlijk

neen,waarschijnlijk

niet

neen, zeker niet

29,4%

81,5%

16,9%

55,8%

30,6%

78,0%

20,9%

54,8%

30,5%

78,6%

20,4%

56,1%

2010 2011 2012 2010 2011 2012

Page 26: Jessalinea nr 10

Zo’n 90 artsen woonden op 2 februari het Jes-

sacongres bij. De grote opkomst bewijst de

toenemende belangstelling voor deze tak van

de geneeskunde, in een maatschappij waarin

de vergrijzing toeneemt maar ook de wens

om op latere leeftijd nog een actieve levens-

Het ontwikkelen van een nieuwe heupprothe-

se in het Jessa Ziekenhuis startte 10 jaar ge-

leden. “Hebben we hiermee het orthopedisch

landschap grondig gewijzigd? Wellicht niet.

stijl te kunnen behouden.

"De dienst orthopedie is de grootste heelkun-

dige associatie binnen het Jessa Ziekenhuis,

met meer dan 6000 ingrepen per jaar,” licht

medisch directeur dr. Frank Weekers toe. “Het

Wij zijn een schakel geweest in een ketting

van evoluties om een bestaand concept te

verbeteren. Met andere woorden: we hebben

het wiel niet opnieuw uitgevonden, maar ge-

aantal totale heupprothesen, inclusief revi-

sies, steeg in het Jessa Ziekenhuis in 2012

met 20% ten opzichte van 2011.”

De eerste spreker, dr. Johan Bogaert - mede-

ontwikkelaar van de THAHYTI-heupprotese

- gaf een boeiende uiteenzetting over het

designproces van de totale heupprothese.

Daarna ging dr. Dirk Jorissen dieper in op de

resurfacingchirurgie en de voordelen van

deze techniek. De voordracht van dr. Wilfried

Schollen toonde aan dat de toegangswegen

bij totale heupprothese volop in de belang-

stelling staan. Tot slot gunde dr. Paul Cuyvers

de deelnemers een blik achter de schermen

van zijn indrukwekkende carrière als ortho-

pedisch chirurg in het Jessa Ziekenhuis. Voor

Jessalinea belichten we een aantal aspecten

uit het symposium.

probeerd om het wiel beter te doen draaien”,

aldus dr. Bogaert.

Een heup wordt zwaar belast. Bij patiënten

die een totale heupprothese nodig hebben,

ORTHOPEDIE

Totale heupprothese: wat zijn de nieuwste ontwikkelingen?

JESSALINEA26

Op steeds jongere leeftijd wordt gevraagd naar prothesechirurgie en

steeds meer patiënten willen op hoog niveau actief kunnen blijven.

Deze tendensen tekenen de wereld van de heupchirurgie. Hoog tijd

vond de dienst orthopedie van het Jessa Ziekenhuis om een congres

te organiseren rond de nieuwste ontwikkelingen ter zake. Orthope-

disch chirurg dr. Paul cuyvers kon zich geen mooier afscheid wensen

op de vooravond van zijn pensioen.

Onze bewegingsvrijheid is van grote invloed op onze levenskwaliteit

en de heup vervult daarin –letterlijk - een scharnierfunctie. Dr. Johan

Bogaert stond mee aan de wieg van de zogenaamde THAHYTI-heup-

protese die tot op vandaag met succes ingezet wordt. welke factoren

komen er allemaal kijken bij het ontwerpen van een totale heuppro-

these? Dr. Johan Bogaert tapt uit zijn jarenlange ervaring.

De visie van de designer

dr. Johan Bogaert

Page 27: Jessalinea nr 10

komt het eropaan het centrum van rotatie zo

goed mogelijk te herstellen. Want de krachten

die daarop inwerken zijn enorm. Dr. Bogaert:

“Stappen brengt een belasting mee op je heup

van anderhalve keer je lichaamsgewicht. Bij

lopen is dat zelfs maal 4.”

designcriteria totale heupprotheseDe eerste low friction heupprothese op basis

van metaal op polyethyleen zag het levens-

licht in 1962. Een prothese maken is een

verhaal van keuzes maken. Met welke criteria

houdt de designer rekening? Dr. Bogaert:

- anatomie van de heup

- materialen en hun biocompatibiliteit

- beoogde functie

- implantatietechniek

- technische en financiële haalbaarheid

met of zonder cement? Dr. Bogaert: “De eerste belangrijke vraag

die we ons bij het design stelden: moet een

prothese met of zonder cement vastgezet

worden? Bij een gecementeerde prothese ge-

beurt de primaire en secundaire fixatie in het

bot door cement. Bij een niet-gecementeerde

prothese gebeurt de primaire fixatie door de

vorm en het design van de prothese, terwijl

botingroei voor de secundaire fixatie zorgt.”

equatoriale cup“De tweede keuze die je moet maken, gaat

over de cup: rond of hemisferisch? Dit heeft

uiteraard gevolgen voor het implantaat. Je kan

de cup modulair of niet-modulair maken, rigi-

de of elastisch, en al dan niet kiezen voor een

bepaalde oppervlaktebehandeling. De laat-

ste jaren zijn modulaire protheses in zwang,

waarbij de cup voorzien is van een liner. De

meeste cups tegenwoordig zijn rigide cups

met een equatoriale vorm. Dit wil zeggen dat

de cup lichtjes ellipsoïde is. De cup is hierdoor

breder op zijn equator en de fixatie gebeurt

op die plek waar het bot het sterkst is.”

Gevolgenvoordefixatie“Bij cementloze ontwerpen, zoals de THA-

HYTI-heupprotese, wordt het oppervlak van

de cup behandeld om botingroei te bevorde-

ren. Er zijn verschillende oppervlaktebehan-

delingen mogelijk: zandstralen, poreus maken

en behandelen met een plasmaspray of tita-

niumcoating. Je kan een macrostructuur aan-

brengen of een coating met hydroxyapatiet of

calciumfosfaat, een lichaamseigen stof. Het

doel is om de structuur van het bot te bena-

deren en hierdoor botingroei en biologische

fixatie te bevorderen.

De equatoriale cup van de THAHYTI-heup-

protese is behandeld met een plasmaspray

en daarbovenop een coating van hydroxy-

apatiet. Het puntige oppervlak door de plas-

maspray biedt 2 voordelen: een uitstekende

primaire stabiliteit en verankering in het bot

enerzijds, en een prima secundaire fixatie als

gevolg van de botingroei anderzijds.”

het design van de femuren de stemWat de femurale kant van de prothese betreft,

ook hier moet de ontwerper belangrijke kno-

pen doorhakken: werken met een steel of kie-

zen voor resurfacing? “Bij Jessa kozen we voor

de klassieke gesteelde prothese. De volgende

vraag die zich dan stelt: de steel cementeren

of niet? Het voordeel van een gecementeerde

steel is dat er weinig of geen oppervlaktebe-

handeling nodig is. Het is een gemakkelijk te

fabriceren prothese met goede resultaten op

lange termijn. Toch kozen wij voor een niet-

gecementeerde prothese. De belangrijkste

reden hiervoor was dat we zo een interface

uitschakelen. Niet-gecementeerde prothesen

zijn altijd van titanium of een legering ervan.

Er bestaan anatomische en niet-anatomische

vormen en verschillende oppervlaktebehan-

delingen zijn mogelijk om biologische fixatie

te bereiken. Wat de stem betreft, kozen we

voor een niet-anatomische titaniumversie

die we verankeren in het femoraal kanaal met

een driepuntsfixatie. Hij is volledig gecoat

met plasmaspray en hydroxyapatiet.”

het design van de interface“Het belangrijkste deel is natuurlijk de inter-

face, de plek waar het femoraal kopje in con-

tact komt met de binnenbekleding van de kop.

Dat is waar de beweging gebeurt én de slij-

tage plaatsvindt. Een belangrijk element dus

voor de levensduur van de prothese. Ook hier

zijn er verschillende mogelijkheden. Metaal

op polyethyleen is jaren de gouden standaard

geweest. Deze combinatie levert een goede

schokabsorptie maar de levensduur is beperkt

door de slijtage van de polyethyleen. Metaal

op metaal ligt de jongste jaren onder vuur.

Keramiek zit dan weer in de lift. Keramiek op

polyethyleen en keramiek op keramiek. Ke-

ramiek is een geoxideerd metaal. Het is heel

hard, slijtvast en glad waardoor de polyethy-

leenslijtage met meer dan 50% gereduceerd

wordt. Nadeel is dat keramiek breekbaar is.

Het is ook een moeilijk en lang fabricagepro-

ces en de implantatietechniek moet minu-

tieus gebeuren. De meest gebruikte medische

keramiek vandaag is aluminiumoxide.”

nieuwste ontwikkelingenDe jongste jaren zijn er nog verbeteringen

aangebracht om het design verder te perfec-

tioneren. “Zo zien we een evolutie naar een

smallere hals voor nog meer bewegingsvrij-

heid en naar een grotere kop op de femur. Hoe

groter de kop, hoe groter de bewegingsampli-

tude en stabiliteit, en hoe kleiner de kans op

luxatie. Ook is er een trend naar een plattere

hals, dit wil zeggen een gelateraliseerde vorm

van de prothese. Hierdoor kunnen we ons

beter aanpassen aan de anatomie van de

patiënt. De jongste jaren zien we ook meer

minihips verschijnen. Er zijn er nu 10 op de

markt en de eerste resultaten zijn veelbelo-

vend. Door zijn beperkt volume biedt dit type

prothese belangrijke voordelen op het gebied

van plaatsing. Tot slot maken de nieuwste

prothesen ook meer en meer gebruik van de

modulaire stem, waardoor je nog beter kan

inspelen op de specifieke anatomie van de

patiënt om het centrum van rotatie te herstel-

len. Algemeen kan je stellen dat de ontwikke-

lingen ter zake steeds beter rekening houden

met de evoluerende implantatietechnieken.”

JESSALINEA 27

Met de nieuwste prothesen kan je nog beter inspelen

op de specifieke anatomie van de patiënt

om het centrum van rotatie te herstellen.

""

Page 28: Jessalinea nr 10

JESSALINEA28

anterolateraal Hoewel de twee traditionele toegangswegen

– (antero)lateraal en posterieur of posterola-

teraal - op lange termijn dezelfde resultaten

opleveren, blijkt er in de eerste weken en

maanden na de operatie wel degelijk een ver-

schil te zijn voor de patiënt. Dr. Wilfried Schol-

len licht toe: “Wanneer de chirurg opteert voor

de laterale manier, dan werkt hij in het intra-

musculair vlak van de musculus tensor fascia

lata en de gluteus medius. Daarbij maakt hij

de abductoren van de heup gedeeltelijk los.

Aan het eind van de operatie wordt de spier-

laag weer gesloten, maar die heeft uiteraard

tijd nodig om te genezen. Doordat het revali-

deren van spiertrauma trager verloopt, zal de

patiënt zes weken op krukken moeten lopen.

In het eerste jaar na de operatie is er meer

kans op gangafwijkingen en grote trochanter-

pijn.”

posterieur“Benadert de chirurg de heup posterieur van

de gluteus medius, dan moet hij de externe

rotatoren losmaken. Die spieren zijn echter

niet zo krachtig en fungeren meer als stabi-

lisatoren. Concreet betekent dit dat de reva-

lidatie sneller zal verlopen omdat het spier-

trauma kleiner is. Maar de keerzijde van de

medaille is dat het risico op luxatie groter is

en de patiënt bijgevolg beperkt wordt in zijn

mobiliteit. Bewegingen als diepe flexie of

endorotatie moeten vermeden worden.”

alternatieve optieElke traditionele toegangsweg heeft dus

zijn voor- en nadelen en beide resulteren in

een hoge patiëntentevredenheid. Maar er is

nog een derde optie, zo legt dr. Schollen uit.

“Het spiertrauma wordt geminimaliseerd als

men opereert via de direct anterieure toe-

gangsweg. Minimaal spiertrauma is echter

niet hetzelfde als mini-incisie. Bij een heel

klein sneetje zie je niet wat je doet en dat re-

sulteert net in meer spierschade. De chirurg

werkt bij deze techniek meer naar de lies

toe, in het intramusculair interval tussen de

musculi tensor fascia lata, sartorius en rectus

femoris. De spieren moeten hierbij niet losge-

maakt worden, maar wel het heupkapsel aan

de achterkant. Dat lijkt moeilijker, maar het

valt best mee eenmaal je de techniek onder

de knie hebt.”

beperkingen “Aan deze alternatieve toegangsweg zijn ook

beperkingen verbonden. Bij zeer gespierde

mensen zal de chirurg meer moeite hebben om

tussen de spieren door te gaan en ook obesi-

tas is een tegenwerkende factor. Bovendien

is het een toegangsweg voor primaire heup-

protheses. Voor grote, zware revisies is de vi-

sualisatie en de ruimte onvoldoende. De direct

anterieure toegangsweg kan de traditionele

toegangswegen dus niet volledig vervangen.

ORTHOPEDIE

De meeste studies tonen aan dat het op lange termijn voor de pa-

tiënt weinig verschil maakt welke toegangsweg gebruikt wordt bij

het plaatsen van een totale heupprothese. Maar als men de traditio-

nele toegangswegen laat varen en de direct anterieure toegangsweg

kiest, dan kan de revalidatie versnellen.

Toegangswegen en revalidatie

dr. Wilfried Schollen

voordelenTegenover de beperkingen van de direct anterieure toegangsweg

staan talrijke voordelen. Dr. Schollen somt ze op:

• geen spierheling van minstens zes weken

• minder luxatierisico

• weinig of geen restricties in mobiliseren

• sneller herstel van de quasi normale gang

• minder gangafwijkingen

• minder grote trochanterpijn.

"Over de resultaten op lange termijn zijn minder gegevens be-

schikbaar, maar studies tonen wel aan dat bij deze techniek sprake

zou zijn van een betere cuppositie.”

Totale heupprothese

Page 29: Jessalinea nr 10

wat is resurfacing?“In tegenstelling tot een totale heupprothese

is er bij resurfacing sprake van een ‘hoofd-

sparende’ prothese. De heupkop is namelijk

een anatomische structuur die nuttig is voor

de stabiliteit en de biomechaniek. In plaats

van hem te verwijderen, krijgt hij een meta-

len kapsel. Op die manier ontstaat een zeer

stabiele ‘sportheup’, die volledige belasting

toelaat. Bijkomend voordeel van resurfacing

is dat toekomstige revisies eenvoudiger zijn.”

metaal-op-metaalDr. Dirk Jorissen verklaart waarom er bij re-

surfacing gekozen is voor een metaal-op-

metaal gewrichtskoppel. “Het probleem bij

conventionele protheses is dat de polyethy-

leenelementen slijtagepartikels geven. Die

zorgen voor loslating, waardoor botverlies

ontstaat en revisie bemoeilijkt wordt. Men is

de bearings in de loop der jaren wel blijven

verbeteren en in plaats van metaal-op-plastic

is keramiek-op-plastic nu de eerste keuze bij

patiënten met een levensverwachting van 20

jaar. Om de bioactieve slijtagepartikels te ver-

minderen en zo loslating te voorkomen, heeft

men ook nieuwe gewrichtskoppels ontwik-

keld, de zogenaamde hard-op-hard bearings.

Bij keramiek-op-keramiek is er nauwelijks slij-

tage, maar er is een kleine kans op fractuur en

de prijs ligt behoorlijk hoog. Metaal-op-metaal

kent ook nauwelijks slijtage, is onbreekbaar

en door de grote diameter veel stabieler. Na-

deel is dan weer dat er metaalionen vrijkomen

bij slijtage en die kunnen aanleiding geven tot

metaalallergie.”

oefening baart kunst“Hard-op-hard bearings zijn echter veel fout-

gevoeliger”, benadrukt dr. Jorissen. “Dat wil

zeggen dat resurfacing enkel mag worden

uitgevoerd door getrainde chirurgen die min-

stens dertig ingrepen per jaar doen. De leer-

curve bedraagt overigens zo’n vijftig cases.

Dit is immers een MIS, een Maximal Incision

Surgery. Doordat de structuren 180° gedraaid

worden, heeft men een ruime posterolaterale

approach nodig. Naast de circulaire capsulo-

tomie moet men soms ook de gluteus maxi-

mus losmaken. In 5,5 procent van de gevallen

treden er complicaties op, meestal ter hoogte

van de kop of door nekvernauwing van de fe-

murhals. Faling kan optreden door het falen

van de fixatie, door instabiliteit – wat de luxa-

tiekans vergroot – door infectie of door sub-

optimale positionering van de componenten.

Bij problemen moet de patiënt dan ook terug

doorverwezen worden naar de chirurg.”

JESSALINEA 29

Patiënten die jonger zijn dan 65 jaar hebben hogere verwachtingen.

Ze willen actief blijven, nog gaan fietsen, skiën ... Bij hen ligt de fa-

lingsgraad van een totale heupprothese onacceptabel hoog. Een re-

surfacingprothese kan een oplossing bieden. Daarbij zijn de patiënt-

selectie, de instrumentatie en de chirurgische techniek van groot

belang.

Resurfacingprothese voor jonge patiënten

dr. Dirk Jorissen

welke patiënten koMEN iN AANMErkiNg voor resurfacing?

Resurfacing is een oplossing voor jonge patiënten – vrouwen onder

de 55 jaar en mannen onder de 65 jaar – met een actieve levens-

stijl en goede botkwaliteit. Ze mogen bovendien geen belangrijke

botafwijkingen hebben.

Om de patiëntenselectie te vergemakkelijken, werd de SARI-score

(Surface Arthroplasty Risk Index) opgesteld. Bij een score van

meer dan 3 kan beter geopteerd worden voor een totale heuppro-

these. De punten worden als volgt toegekend:

• Gewicht > 82 kg: 2 punten

• Cysten in de heupkop > 1 cm: 2 punten

• Voorgaande chirurgie op de heup: 1 punt

• UCLA activiteitsscore > 7: 1 punt

Page 30: Jessalinea nr 10

effecten van roken tijdens zwangerschapHet is reeds lang gekend dat roken tijdens de

zwangerschap de kans op placentaire compli-

caties doet toenemen, zoals miskraam, losla-

ting van de placenta, placenta previa, en laag

geboortegewicht1. Het effect op het geboor-

tegewicht is leeftijds- en dosisafhankelijk en

kan bij een zware rookster leiden tot 450 g

gewichtsverschil met de niet-rookster. Ook

vroeggeboorte is een belangrijke gekende

complicatie, die meer optreedt bij rooksters

dan niet-rooksters: er wordt geschat dat 10

tot 15% van de vroeggeboortes verband hou-

den met roken2. Al deze complicaties zijn ge-

associeerd met hogere kansen op perinatale

sterfte en wiegendood1.

MEDIScH BELANg ROOkVERBOD

Medisch belang van het algemeen rookverbod in BelgiëStandpunt vanuit de perinatologie

JESSALINEA30

Recent werd in de publieke pers grote aandacht geschonken aan een

internationale publicatie van de onderzoeksgroep van de universi-

teit Hasselt onder leiding van prof. Tim Nawrot, waarin een gunstig

effect beschreven werd van het algemene rookverbod in België op

de incidentie van premature geboortes in Vlaanderen. Deze vermin-

dering van prematuriteit heeft belangrijke implicaties voor de acute

en semi-acute gezondheidszorg, maar ook voor de algemene gezond-

heid van de bevolking. De resultaten van deze studie illustreren het

klinisch belang van het aanhouden van dit rookverbod, en vormen

een stimulans om nog meer maatschappelijke maatregelen te nemen

met potentieel gunstig effect op de volksgezondheid.

“we willen prof. wilfried gyselaers en prof. Tim Nawrot danken voor het aanleveren van dit artikel, dat een relatie

in de tijd beschrijft tussen een afname van (lichte) prematuriteit en het progressief invoeren van een rookverbod

in België. Ook al kan het absolute bewijs van een oorzakelijk verband niet steeds worden aangebracht, toch zijn de

aanwijzingen van de nadelige gevolgen van passief en actief roken op de gezondheidstoestand van kinderen zowel

als volwassenen vaak zeer sterk.

Het effect op latere respiratoire problemen bij kinderen is wellicht één van de meest bestudeerde fenomenen van de

intra-uteriene blootstelling van de foetus aan tabaksrook. Er zijn meerdere zeer overtuigende studies die aantonen

dat de intra-uteriene groei van de longen kan gecompromitteerd worden, met verhoogde kans op verminderde long-

functie bij de geboorte, meer kans op wheezing tijdens het eerste levensjaar, en verhoogd risico op astma op oudere

leeftijd. Indien de moeder zelf meer dan 20 sigaretten per dag rookte tijdens de zwangerschap, heeft de adolescent

meer kans om zelf te beginnen roken met snellere nicotinedependentie op de leeftijd van 21 jaar en opnieuw een

verhoogde kans op astma.

Het bestrijden van passief en actief roken tijdens en na de zwangerschap is - naast een gezonde voeding voor de

zwangere vrouw, het stimuleren van borstvoeding en de zorg voor een hoge vaccinatiegraad - wellicht één van de

belangrijkste preventieve maatregelen die we kunnen aanbrengen ter bevordering van de gezondheid van onze

pasgeborenen en jonge kinderen, met een hoge graad aan gezondheidswinst en besparingen voor de hele bevolking

en de maatschappij.”

dr. marc raes, kiNDErArtS JESSA ZiEkENhuiS

Page 31: Jessalinea nr 10

evolutie premature geboortes in vlaanderen Een premature geboorte wordt internationaal

gedefinieerd als een geboorte die plaatsvindt

méér dan 3 weken voor de uitgerekende be-

vallingsdatum, of anders uitgedrukt: vóór

de 37e zwangerschapsweek. Prematuriteit

wordt in de perinatale literatuur ingedeeld

in 3 categorieën: (a) lichte prematuriteit is

een geboorte die plaatsvindt tussen 32 en

37 weken (ca 1 maand te vroeg), (b) matige

prematuriteit is een geboorte tussen 28 en

32 weken (ca 2 maand te vroeg) en (c) ern-

stige prematuriteit is een geboorte die plaats-

vindt vóór de 28e zwangerschapsweek (ca 3

maand te vroeg). Figuur 1 toont de evolutie

van deze 3 categorieën in de Vlaamse popula-

Medisch belang van het algemeen rookverbod in BelgiëStandpunt vanuit de perinatologie

JESSALINEA 31

tie, zoals recent gepubliceerd door het Studie-

centrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE)3.

In 2011 werd in Vlaanderen 7.2% van de bo-

relingen prematuur geboren. Ongeveer 85%

van deze premature geboortes vond plaats

tussen 32 en 37 weken (lichte prematuriteit).

Van 1990 tot 2006 steeg de lichte prematu-

riteit van 4.3% naar 6.4% van alle geboortes.

Dit komt neer op een stijging met 49%. Na

2006 werd een daling van iets meer dan 6%

waargenomen in deze lichte prematuriteit,

tot een totaal van 6.0% van alle geboortes in

2011. Deze daling werd niet waargenomen

in de matige en ernstige prematuriteit, waar

de trend blijft stijgen tot op heden (Figuur 2).

Deze data illustreren dat er een verandering

optreedt in het profiel van prematuriteit in

Vlaanderen : de lichte prematuriteit lijkt af te

nemen, terwijl de matige en ernstige prema-

turiteit eerder toenemen (Figuur 2).

impact van het algemene rookverbod in belgië op de prematuriteit in vlaanderen The British Medical Journal publiceerde recent

een analyse van de groep van prof. T. Naw-

rot van Universiteit Hasselt4, waarin een as-

sociatie beschreven werd tussen de afname

van premature geboortes in Vlaanderen en

het gradueel invoeren van het algemene

rookverbod in België (Figuur 3). Deze studie

includeerde meer dan 400.000 spontane be-

vallingen tussen 2002 en 2011 van Vlaamse

Figuur 1: Evolutie van premature geboortes in Vlaanderen, uitgedrukt als een fractie van alle geboortes, zoals gepubliceerd door het Studie-centrum voor Perinatale Epidemiologie te Brussel in 2012 (3). Prematuriteit werd opgedeeld in 3 categorieën: (1) lichte prematuriteit (tussen 32 en 37 weken zwangerschap), (2) matige prematuriteit (tussen 28 en 32 weken zwangerschap) en (3) ernstige prematuriteit (vóór de 28° week zwangerschap).

0

1

2

3

4

5

6

duur zwangerschap biJ prEMAturitEit (%)

7

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

32-36 weken28-31 weken<28 weken

www.shutterstock.com

Page 32: Jessalinea nr 10

JESSALINEA32

werd een trapsgewijze daling van 6% prema-

turiteit vastgesteld, die nauw in tijdsrelatie

stond met de opeenvolgende maatregelen

ter introductie van het rookverbod in het land

(Figuur 3). Deze gegevens kwamen sterk

overeen met deze van een Schotse studie uit

20125. Hoewel het beschrijven van een asso-

ciatie geen bewijs levert van een oorzakelijk

verband, suggereert vooral de gelijktijdige

stapsgewijze verandering van het rookgedrag

en de prematuriteit een relatie.

klinische uitkomst van lichte prematuriteit (32 – 36 weken).Om te voorkomen dat een baby vroegtijdig

sterft of problemen ondervindt van zuurstof-

gebrek in de baarmoeder, is een premature

verlossing een vaak gekozen en efficiënte

oplossing. In de voorbije decennia werd dan

ook een lichte premature geboorte als eerder

onschuldig beschouwd, omdat hiermee de

baby kon worden behoed voor ernstiger com-

plicaties. Recente publicaties onderstrepen

eenlingen vanaf 24 weken, gebaseerd op de

registratiegegevens van het Studiecentrum

voor Perinatale Epidemiologie. Er werd reke-

ning gehouden met multipele interfererende

factoren: geslacht van de baby, moederlijke

leeftijd, pariteit, socio-economische status,

studieniveau, nationaliteit, woonomgeving,

griep-epidemies, omgevingstemperatuur en

–vochtigheid, fijn stof vervuiling, en ook met

medische interventies zoals inducties, weeën-

remming en baarmoederhals-cerclages. Er

Figuur 2. Relatieve evolutie van prematuriteit in Vlaanderen van 2001 tot 2011, zoals geregistreerd door het Studiecen-trum voor Perinatale Epidemiologie, uitgedrukt in verhou-ding tot het totale aantal in het referentiejaar 2001. Vanaf 2006 is er een daling in de lichte prematuriteit (32 – 36 weken), terwijl de stijging in de matige (28 – 32 weken) en ernstige (< 28 weken) prematuriteit blijft aanhouden.

Figuur 3. Smoothing-analyse van de premature levendge-boren eenlingen na spontane arbeid in Vlaanderen, in as-sociatie met de stapsgewijze invoering van het algemeen rookverbod in België: invoering van het rookverbod op de werkvloer in 2006, invoering van het rookverbod in de res-taurants in 2007 en invoering van het rookverbod in (eet)café’s in 2010. Na elke installering van rookverbod is er een verdere daling van het aantal premature geboortes. Deze fi-guur is uit de electronische publicatie van de studie van Cox et al (4): http://www.bmj.com/content/346/bmj.f441

0,9 6.0

1 6.4

1,1 6.8

1,2 7.2

1,3 7.6

1,4 8.0

SMOKE-FREE LEGISLATION

bars serving foodrestaurantsworkplace1,5

20

01

20

02

20

04

20

06

20

08

20

10

20

12

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

95% CI32 - 36+6w rate

alle bevallingen

<28

28 - 31+6w

preterm birth rate (%)

STAND VAN ZAkEN

Page 33: Jessalinea nr 10

JESSALINEA 33

echter de klinische implicaties van deze lichte

vroeggeboorte voor de algemene gezondheid

van de boreling6. In vergelijking met de voldra-

gen neonaat, heeft de licht premature baby

onmiddellijk na de geboorte meer kans op het

ontwikkelen van te lage suikerspiegels, geel-

zucht, temperatuurschommelingen en voe-

dings- en ademhalingsproblemen. Na ontslag

uit de materniteit heeft deze baby veel meer

kans om opnieuw gehospitaliseerd te worden

omwille van problemen van geelzucht, sep-

sis of voeding. Als deze kinderen later naar

school gaan blijken zij vaker geconfronteerd

te worden met cognitieve problemen zoals

spraakstoornissen, gedragsafwijkingen en

intellectuele incompetentie. Een recente pu-

blicatie beschreef dat de voornaamste verlos-

kundige redenen van intellectuele malfunctie

op school konden worden teruggebracht tot

een vroege zwangerschapsduur en een laag

geboortegewicht7. Recent werd ook meer

inzicht bekomen in de lange termijn gezond-

heidseffecten van prematuriteit8. Via een

onderbreking van de normale processen van

orgaanontwikkeling is vroeggeboorte op zich-

zelf verantwoordelijk voor nier- en endotheel-

dysfunctie. Dit beschikt voor tot een hoger

risico op cardiovasculaire en renale ziekten

in het latere leven, zoals hypertensie, pro-

teïnurie en metabool syndroom (de combinatie

van overgewicht, hoge bloeddruk, cholesterol

en suikerziekte). Deze ziekten kunnen op zich

dan weer een complicerende rol spelen wan-

neer deze personen zelf zwanger worden.

Deze lange termijn gezondheidsrisico’s zijn

nog meer uitgesproken bij ex-prematuren die

ook nog eens een te laag geboortegewicht

hadden9.

Zoals hoger uiteengezet wordt roken even-

eens in verband gebracht met een foetale

groeivermindering. Het dient benadrukt dat

de Vlaamse studie géén effect kon aantonen

van het rookverbod op het geboortegewicht4.

klinisch en maatschappelijk belang van een daling van prematuriteit.Uit hoger gemelde gegevens blijkt duide-

lijk dat premature geboortes, ook indien het

slechts de lichte vorm betreft, belangrijke

implicaties hebben op het gezondheidsprofiel

van de bevolking. Niet enkel is er een hogere

nood aan acute en semi-acute medische zorg

voor de neonaten en zuigelingen, er is ook

een langdurig effect op de algemene ontwik-

keling en gezondheid van de ex-prematuur

met zelfs potentiële implicaties voor de vol-

gende generaties. Dit impliceert dat elke

maatregel die kan leiden tot een reductie van

premature geboortes, hoe miniem ook, een

belangrijke maatregel is met fundamentele

medische, sociale en financiële implicaties.

Vanuit dit perspectief is het dan ook niet

meer verdedigbaar het algemene rookverbod,

zoals het nu is ingesteld, terug om te keren

of teniet te doen zoals door sommige partijen

wordt gevraagd. Integendeel: het gunstige ef-

fect van het rookverbod op de prematuriteit

mag een extra stimulans zijn om nog andere

factoren te zoeken met vergelijkbare effecten

op de volksgezondheid, waarvoor eveneens

maatregelen kunnen genomen worden van

algemeen gezondheidsbelang.

prof. Wilfried Gyselaers

ZOL Genk, Universiteit Hasselt

referenties1. Walker J. Drug addiction. In James, Steer, Weiner, Gonik (eds). High risk pregnancy: management options,

2nd ed. WB Saunders, London, 2002: 599-616.

2. Berghella V. Prevention of preterm birth. In Berghella V (ed). Obstetric evidenced based guidelines. In-

forma Healthcare, London, 2007: 116-137.

3. Cammu H, Martens G. Vijfentwintig jaar en anderhalf miljoen baby’s later. In Cammu H, Martens E, Mar-

tens G, Van Mol C, Jacquemyn Y (eds). Perinatale activiteiten in Vlaanderen 2011, SPE Brussel 2001 : 58-66.

4. Cox B, Martens E, Nemery B, Vangronsveld J, Nawrot T. Impact of a stepwise introduction of smoke-free

legislation on the rate of preterm births: analysis of routinely collected birth data. BMJ 2013 Feb

14;346:f441. doi: 10.1136/bmj.f441.

5. Mackay DF, Nelson SM, Haw SJ, Pell JP. Impact of Scotland's smoke-free legislation on pregnancy

complications: retrospective cohort study. PLoS Med. 2012;9(3):e1001175. doi: 10.1371/journal.

pmed.1001175. Epub 2012 Mar 6.

6. Engle W, Tomashek K, Wallman C. Late-preterm infants: a population at risk. Pediatrics 2007; 120:1390-

1401.

7. Mackay DF, Smith GC, Dobbie R, Cooper SA, Pell JP. Obstetric factors and different causes of special edu-

cational need: retrospective cohort study of 407.503 schoolchildren. BJOG. 2013 Feb;120(3):297-

307; discussion 307-8. doi: 10.1111/1471-0528.12071. Epub 2012 Nov 27.

8. Abitbol C, Rodriguez M. The long-term renal and cardiovascular consequences of prematurity. Nat

Rev Nephrol 2012;8:265-274.

9. Joss-Moore L, Lane R. The developmental origins of adult disease. Curr Opin Pediatr 2009;21:230-234.

Page 34: Jessalinea nr 10

JESSALINEA34

kORT NIEuwS

De dienst OB/GYN van het Jessa Ziekenhuis is reeds sinds 1986 erkend als opleidings-

plaats voor assistenten in opleiding tot gynaecoloog. Na dr. Hugo Orye en dr. Jean-

Pierre Nolens is nu dr. Guy Orye de verantwoordelijke stagemeester voor die opleiding.

Door het toenemende werk, de doorgedreven subdisciplinering en de goede reputatie

van deze opleiding groeide de dienst door van een partiële opleiding (eerste drie ja-

ren) naar een volledige opleiding (volledige vijf jaren). Het aantal assistenten groeide

intussen ook uit van oorspronkelijk twee tot momenteel vijf assistenten in opleiding

per jaar. Tot nu toe werden er reeds 34 assistenten opgeleid via deze stageplaats.

europese kwaliteitsvereistenOm niet alleen binnen België maar ook voor Europa te voldoen aan alle kwaliteits-

vereisten wilde de dienst OB/GYN zich vrijwillig laten visiteren door EBCOG (The Eu-

ropean Board and College of Obstetrics and Gynaecology). Eind vorig jaar voerden

prof. Juriy Wladimiroff (EBCOG), dr. Johan Van Wiemeersch (VVOG) en dr. Maud van

de Venne (ENTOG) een visitatie uit van de dienst gynaecologie-verloskunde. Dr. Guy

Orye, programmadirecteur voor het EBCOG-opleidingscentrum binnen Jessa: “Tijdens

de visitatie ligt de focus op het trainingsprogramma en de infrastructuur. In dat kader

neemt men ook interviews af van leidinggevenden enerzijds en artsen-assistenten

en artsen-stagiaires in opleiding anderzijds. Volgens het rapport beschikt Jessa over

een goede infrastructuur en werkatmosfeer en is ons opleidingscentrum uiterst ge-

schikt voor artsen-assistenten in opleiding om een ruime praktijkgerichte ervaring

op te doen. Naast deze sterke punten hebben we ook enkele tips gekregen om nog

sterker naar buiten te kunnen komen.”

dienst gYnaecologie-verloskunde Jessa ErkEND AlS europees opleidingscentrum

Sinds begin 2013 is de dienst gynaecologie-verloskunde van het Jessa

Ziekenhuis erkend als geaccrediteerd opleidingscentrum binnen The

European Board and College of Obstetrics and Gynaecology (EBCOG)

voor OB/gYN, en dat voor een periode van vier jaar. Aan het einde van

die vier jaar vindt een schriftelijke evaluatie plaats. Als die positief is,

wordt de erkenning met drie jaar verlengd.

roparun SchENkt 34 000 Euro AAN palliatieve afdeling Jessa

Het Jessa Ziekenhuis krijgt van de

stichting Roparun 34 000 euro voor

de verdere inrichting van de nieuwe

palliatieve eenheid, die sinds kort

op campus Salvator gehuisvest is.

Het geld zal gebruikt worden voor

de inrichting van de leefruimte, het

terras en een terrasoverkapping. Het

is niet de eerste keer dat projecten

van het Jessa Ziekenhuis steun krijgen

van Roparun. In het verleden was de

stichting Roparun al diverse keren een

onmiskenbare partner in het streef-

doel om onze (kanker)patiënten de

zorg en het comfort te bieden waarop

zij in een kwaliteitsvolle dienstverle-

ning recht hebben. Dit vertaalde zich

onder meer in de financiering van de

aankoop van hoofdhuidkoelers en de

inrichting van het Centrum voor aan-

vullende Oncologische Ondersteuning

O2+. Dit laatste is een wellnessruimte

die ingericht is in een apart, huiselijk

gebouw op de ziekenhuiscampus.

Roparun is een jaarlijkse estafetteloop

tijdens het Pinksterweekend van ruim

525 kilometer van Parijs en Hamburg

naar Rotterdam, waarbij teams geld

verzamelen voor projecten voor men-

sen met kanker. De voorbije drie jaren

nam ook een Jessateam met succes

deel aan dit evenement. Het team

wist in totaal een bedrag van ruim

72 500 euro bij elkaar te lopen.

Page 35: Jessalinea nr 10

JESSALINEA 35

Verbum

gepubliceerd in tijdschr. voor geneeskunde,69,nr.5,2013

gEZONDHEIDSORgANISATIE: STANDPuNTEN

HR-BELEID VOOR ZIEkENHuISARTSEN: LuXE-

PROBLEEM OF AcTuEEL ONDERwERP?

Vandekerkhof J 1, 2, 3, Diepvens K 4, Bosmans K 5

(1) Medische raad, (2) Zorgcluster kritieke diensten, (3) Dienst

vaatheelkunde, (4) Dienst medische directie, (5) Dienst personeel

en organisatie, Jessa Ziekenhuis hasselt.

correspondentieadres: dr. J. vandekerkhof, dienst vaatheelkunde,

Jessa Ziekenhuis, Salvatorstraat 20, 3500 hasselt.

Samenvatting

De afgelopen jaren zijn zowel patiënten als

artsen zich anders beginnen te gedragen.

Patiënten zijn mondiger en vragen meer en

meer om patiëntgestuurde zorg. De groep

artsen vervrouwelijkt en wordt ouder, ervaart

meer druk en krijgt te maken met meer admi-

nistratieve rompslomp, het consumentisme

van patiënten en het fenomeen van de me-

dische aansprakelijkheid. Deze veranderingen

verhogen het risico op stress en burn-out en

vragen een gedegen HR-beleid voor artsen.

Mogelijke thema’s waarop een werkgroep HR-

beleid voor artsen zich zou kunnen toespit-

sen, zijn artsentevredenheid, preventie en

aanpak van stress en burn-out, samenwerken

en associëren, een magneetziekenhuis voor

jonge artsen, een professionele selectie van

artsen, een evaluatie van de ziekenhuisarts,

gezondheidspromotie met preventieve en

curatieve acties en het opleiden en coachen

van medische diensthoofden tot echte people

managers.

In een up-to-date bestuurd ziekenhuis is een

doorgedreven HR-beleid voor artsen niet

meer weg te denken. Het oprichten van HR-

werkgroepen voor ziekenhuisartsen is dan

ook een stap in de goede richting. Een aan-

dachtspunt is dat een HR-beleid voor artsen

specifiek maatwerk betreft waarbij rekening

gehouden moet worden met de eigenheid van

het (zelfstandige) beroep. Het kopiëren van

het HR-beleid (voor andere medewerkers) van

het ziekenhuis werkt niet bij artsen.

gepubliceerd in Acta gastro-Enterologica belgica 2013 Jan-

Mar;vol76:45-48.

MR ENTEROgRAPHY IN cHILDREN wITH

cROHN DISEASE : RESuLTS FROM THE BEL-

GIAN PEDIATRIC CROHN REGISTRY (BELCRO)

Alliet P 1, Desimpelaere J 2, Hauser B 3, Janssens

E 1, Khamis J 4, M. Lewin M 4, De Greef E 3, Smets

F 5, Paquot I 6,Veereman G 3, Souverijns G 7 and

the Belgian IBD working group of BeSPGHAN 8

(1) paediatric gastroenterology Jessaziekenhuis, hasselt; (2)

radiology ZNA, Antwerpen; (3) paediatric gastroenterology

uZ brussel, brussel; (4) radiology chc clinique de l’Espérance,

liège; (5) paediatric gastroenterology ucl St luc, bruxelles; (6)

paediatric gastroenterology chc clinique de l’Espérance, liège;

(7) radiology Jessaziekenhuis, hasselt, belgium. (8) belgian ibD

working group of beSpghAN : Alliet p., Arts w., bontems p., bury

f., colinet S., De greef E., Etienne i., hoffman i., Janssens E., paquot

i., Scaillon M., Smets f., vanbiervliet S., vandevelde S., veereman g.

Abstract

Introduction: Magnetic Resonance enterog-

raphy (MRE) is an imaging modality avoiding

ionizing radiation and the discomfort associ-

ated with enteroclysis. The results of MRE at

diagnosis in the patients of the Belgian pedi-

atric Crohn registry (Belcro) are compared to

endoscopical and histological results.

Methods: Results of MRE, endoscopy and

histology were obtained from the medical

charts and assigned to one of the following

segments: jejunum, ileum, ascending colon,

transverse colon, descending colon or rec-

tosigmoid. MRE images were reviewed in a

blinded way by 4 radiologists with specific

interest in pediatric MRE.

Results: From the Belcro registry, twenty-

two patients underwent a MRE during their

work-up for Crohn disease. The results of en-

doscopy, histology and MRE were concordant

(either all negative or positive) in the ileum in

16/18 patients and in the rectosigmoid, de-

scending colon, transverse colon and ascend-

ing colon in resp 9, 8, 8 and 8/22 patients. In

the non-concordant cases (MRE colon nega-

tive but endoscopy and/or histology positive),

MRE could not reflect the subtle endoscopic or

histologic lesions such as erosions that were

described. In 4 cases where ileocaecal valve

intubation was impossible ileal MRE findings

were abnormal. MRE detected ileal stenosis,

jejunal lesions and fistula in resp 4/22, 3/22

en 2/22 patients. The 100% and 75% inter-

observer agreement was resp 50-82% and

77.3-100% according to the different intes-

tinal segments.

conclusions: MRE is a promising imaging mo-

dality avoiding radiation in Crohn disease. It

should probably become the technique of first

choice for the evaluation of extensive small

bowel disease in children with Crohn disease.

key words: MR enterography, Crohn disease,

inflammatory bowel disease, children, pediat-

ric.

gepubliceerd in de Artsenkrant, 18 januari 2013;2291:11.

ASTMA EN ALLERgIE BIJ kINDEREN:

INFORMEREN EN HERHALEN

Raes M, pediater Jessa Ziekenhuis Hasselt

gepubliceerd in Moment lente 2013;6 maart 2013:5-7

SOS ALLERgIEËN

Raes M, pediater Jessa Ziekenhuis Hasselt

gepubliceerd in de Artsenkrant, 26 maart 2013;2309:10+11.

BLIJFT ALERT VOOR MENINgITIS!

ASTMA BIJ kINDEREN IN 101 VRAgEN

EN ANTwOORDEN

Raes M, pediater Jessa Ziekenhuis Hasselt

gepubliceerd in het belang van limburg,4 mei 2013;1+8.

ONDERZOEk BIJ ZuIgELINgEN MOET ZIEkTES

VOORkOMEN

kind & gezin spoort overgewicht baby’s op.

De Ronne A 1, Raes M 2.

(1) pediater en centraal adviserend arts kind en gezin

(2) pediater Jessa Ziekenhuis hasselt

uitgeverij Acco - iSbN: 9789033489211.

ASTMA BIJ kINDEREN/L’ASTHME cHEZ LES

ENFANTS – 3DE EDITIE

Raes M (hoofdredacteur), De Boeck K, Bodart E.

Astma is bij kinderen een van de meest voor-

komende chronische aandoeningen en heeft

in de afgelopen decennia een grote toename

in prevalentie vertoond. Nieuwe inzichten in

de pathogenese, heterogeniteit, diagnostiek

en behandeling maken een regelmatige up-

date van onze kennis wenselijk.

Dit boek geeft antwoorden op frequent voor-

komende vragen die huisartsen, kinderartsen,

paramedici, andere zorgverstrekkers en ou-

ders zich stellen over kinderen met astma.

Er is gekozen voor een vraag-en-antwoordfor-

mule, eerder dan voor een klassiek tekstboek.

Vele vraagstellingen werden aangebracht

vanuit diverse groepen gezondheidswerkers.

Via een uitgebreide index met trefwoorden

kunnen op een praktische en selectieve ma-

nier pasklare oplossingen worden aangereikt

omtrent etiologie, epidemiologie, diagnostiek,

Page 36: Jessalinea nr 10

JESSALINEA36

preventie en therapie.

Het boek is geschreven door een enthousi-

aste groep van Belgische kinderlongartsen

die vanuit hun dagelijkse praktijkvoering ver-

trouwd zijn met de ‘plaatselijke’ situatie en in-

ternationale richtlijnen en adviezen op maat

en aan de lokale noden en gewoonten kunnen

aanpassen.

De auteurs hopen dat dit boek praktische

oplossingen zal bieden aan al wie op zoek

is naar antwoorden op vragen over kinderen

met astma.

Ncc tv (Medische televisiezender voor artsen)

INVASIEVE MENINgOkOkkENZIEkTE

IN BELgIË

Dr. Marc Raes, Jessa Ziekenhuis; Dhr. Philippe

Doms, BMO; Prof. Philippe Lepage, HUDERF; Prof.

Cathérine Weil Olivier, Université Paris,France.

Persconferentie over invasieve meningo-

kokkenziekte veroorzaakt door de bacterie

Neisseria meningitis. Kenmerkend voor de

ziekte zijn de ontsteking van de hersenvlie-

zen (meningitis) en/of een bloedvergiftiging

(sepsis). De sprekers verschaffen de nieuwste

inzichten over de meningokokkeninfectie se-

rogroep B en gaan verder in op de aanzien-

lijke sociale en economische gevolgen van de

ziekte en haar impact op de gezondheid op

lange termijn.

gepubliceerd in N Engl J Med. 2013 Mar 19.

REDucED cORTISOL METABOLISM DuRINg

cRITIcAL ILLNESS.

Boonen E, Vervenne H, Meersseman P, Andrew

R, Mortier L, Declercq PE, Vanwijngaerden YM,

Spriet I, Wouters PJ, Vander Perre S, Langouche

L, Vanhorebeek I, Walker BR, Van den Berghe G.

Abstract

Background: Critical illness is often accom-

panied by hypercortisolemia, which has been

attributed to stress-induced activation of the

hypothalamic-pituitary-adrenal axis. How-

ever, low corticotropin levels have also been

reported in critically ill patients, which may be

due to reduced cortisol metabolism.

Methods: In a total of 158 patients in the

intensive care unit and 64 matched controls,

we tested five aspects of cortisol metabolism:

daily levels of corticotropin and cortisol; plas-

ma cortisol clearance, metabolism, and pro-

duction during infusion of deuterium-labeled

steroid hormones as tracers; plasma clearance

of 100 mg of hydrocortisone; levels of urinary

cortisol metabolites; and levels of messenger

RNA and protein in liver and adipose tissue, to

assess major cortisol-metabolizing enzymes.

Results: Total and free circulating cortisol lev-

els were consistently higher in the patients

than in controls, whereas corticotropin levels

were lower (P<0.001 for both comparisons).

Cortisol production was 83% higher in the

patients (P=0.02). There was a reduction of

more than 50% in cortisol clearance during

tracer infusion and after the administration

of 100 mg of hydrocortisone in the patients

(P≤0.03 for both comparisons). All these fac-

tors accounted for an increase by a factor of

3.5 in plasma cortisol levels in the patients, as

compared with controls (P<0.001). Impaired

cortisol clearance also correlated with a lower

cortisol response to corticotropin stimulation.

Reduced cortisol metabolism was associ-

ated with reduced inactivation of cortisol in

the liver and kidney, as suggested by urinary

steroid ratios, tracer kinetics, and assessment

of liver-biopsy samples (P≤0.004 for all com-

parisons).

conclusions: During critical illness, reduced

cortisol breakdown, related to suppressed ex-

pression and activity of cortisol-metabolizing

enzymes, contributed to hypercortisolemia

and hence corticotropin suppression. The

diagnostic and therapeutic implications for

critically ill patients are unknown.

gepubliceerd in J thromb haemost. 2013 Jan;11(1):192-4.

EFFEcTS OF PRE-HOSPITAL cLOPIDOgREL AD-

MINISTRATION ON EARLY AND LATE RESIDu-

AL PLATELET REAcTIVITY IN ST-SEgMENT EL-

EVATION MYOcARDIAL INFARcTION PATIENTS

uNDERgOINg PRIMARY INTERVENTION.

Biscaglia S, Tebaldi M, Vranckx P, Campo G, Val-

gimigli M.

gepubliceerd in Eur heart J. 2013 Mar;34(12):909-19.

SHOuLD DuRATION OF DuAL ANTIPLATELET

THERAPY DEPEND ON THE TYPE AND/OR PO-

TENcY OF IMPLANTED STENT? A PRE-SPEcI-

FIED ANALYSIS FROM THE PROLONgINg DuAL

ANTIPLATELET TREATMENT AFTER gRAD-

INg STENT-INDucED INTIMAL HYPERPLASIA

STUDY (PRODIGY).

Valgimigli M, Borghesi M, Tebaldi M, Vranckx P,

Parrinello G, Ferrari R; PROlonging Dual antipla-

telet treatment after Grading stent-induced Inti-

mal hyperplasia study (PRODIGY) Investigators.

Abstract

Aims: The purpose of this pre-specified

analysis of the PROlonging Dual antiplatelet

treatment after Grading stent-induced Intimal

hyperplasia studY (PRODIGY) was to assess

device-specific outcomes relative to different

duration of dual antiplatelet therapy (DAPT)

after Everolimus- (EES), Paclitaxel (PES), Zo-

tarolimus- (ZES-S) eluting, or bare metal st-

ents (BMS).

Methods and results: We randomized 2013

patients to BMS, ZES-S, PES, or EES implanta-

tion. At 30 days, each stent group underwent

up to 6 or 24 months clopidogrel therapy. The

primary endpoint, which was a composite of

death, myocardial infarction, or cerebrovas-

cular accident, did not differ in patients re-

ceiving BMS [HR: 0.89 (95%CI: 0.54-1.45)],

PES [HR: 0.74 (95%CI: 0.43-1.25)], or EES

[HR: 0.63 (95%CI: 0.33-1.21)] implantation

across DAPT groups, whereas it was signifi-

cantly higher in ZES-S patients undergoing

long when compared with short-term DAPT

therapy (HR: 2.85, P = 0.0018), with positive

interaction testing (P-value = 0.004). At the

6-month landmark analysis, heterogeneity

across stent types persisted for the primary

study endpoint and other secondary clinical

outcomes, whereas patients receiving PES

showed a significantly higher rate of defi-

nite, probable and definite, probable, possible

stent thrombosis in the short DAPT regimen.

No association in absolute or relative terms

was noted between stent potency in inhibit-

ing intimal hyperplasia and greater vulnerabil-

ity to shorter DAPT therapy.

conclusion: Our study suggests that optimal

duration of DAPT may be stent-specific and it

does not support a clear association between

stent potency and vulnerability to shorter

DAPT therapy.

gepubliceerd in heart. 2013 Mar 6.

IMPAcT OF OVERLAPPINg NEwER gENERA-

TION DRug-ELuTINg STENTS ON cLINIcAL

AND ANgIOgRAPHIc OuTcOMES: POOLED

ANALYSIS OF FIVE TRIALS FROM THE INTER-

Page 37: Jessalinea nr 10

JESSALINEA 37

NATIONAL gLOBAL RESOLuTE PROgRAM.

Farooq V, Vranckx P, Mauri L, Cutlip DE, Belardi J,

Silber S, Widimsky P, Leon M, Windecker S, Mere-

dith I, Negoita M, van Leeuwen F, Neumann FJ,

Yeung AC, Garcia-Garcia HM, Serruys PW.

Abstract

Background: Overlapping first generation

sirolimus- and paclitaxel-eluting stents are as-

sociated with persistent inflammation, fibrin

deposition and delayed endothelialisation in

preclinical models, and adverse angiographic

and clinical outcomes-including death and

myocardial infarction (MI)-in clinical studies.

Objectives: To establish as to whether there

are any safety concerns with newer genera-

tion drug-eluting stents (DES).

Design: Propensity score adjustment of

baseline anatomical and clinical characteris-

tics were used to compare clinical outcomes

(Kaplan-Meier estimates) between patients

implanted with overlapping DES (Resolute

zotarolimus-eluting stent (R-ZES) or R-ZES/

other DES) against no overlapping DES. Ad-

ditionally, angiographic outcomes for over-

lapping R-ZES and everolimus-eluting stents

were evaluated in the randomised RESOLUTE

All-Comers Trial.

Setting: Patient level data from five con-

trolled studies of the RESOLUTE Global

Clinical Program evaluating the R-ZES were

pooled. Enrolment criteria were generally un-

restrictive.

Patients: 5130 patients.

Main Outcome Measures: 2-year clinical out-

comes and 13-month angiographic outcomes.

Results: 644 of 5130 patients (12.6%) in the

RESOLUTE Global Clinical Program underwent

overlapping DES implantation. Implantation of

overlapping DES was associated with an in-

creased frequency of MI and more complex/

calcified lesion types at baseline. Adjusted

in-hospital, 30-day and 2-year clinical out-

comes indicated comparable cardiac death

(2-year overlap vs non-overlap: 3.0% vs 2.1%,

p=0.36), major adverse cardiac events (13.3%

vs 10.7%, p=0.19), target-vessel MI (3.9% vs

3.4%, p=0.40), clinically driven target vessel

revascularisation (7.7% vs 6.5%, p=0.32), and

definite/probable stent thrombosis (1.4% vs

0.9%, p=0.28). 13-month adjusted angio-

graphic outcomes were comparable between

overlapping and non-overlapping DES.

conclusions: Overlapping newer generation

DES are safe and effective, with comparable

angiographic and clinical outcomes-including

repeat revascularisation-to non-overlapping

DES.

gepubliceerd in case rep ophthalmol. 2013 Jan;4(1):17-22.

cHOROIDAL PARAgANgLIOMA wITH METAS-

TASES TO THE FELLOw EYE.

Ginderdeuren RV, Missotten GS, van den Oord J.

Abstract

Purpose: To report a case of a paraganglioma

in the right eye with metastatic disease in the

fellow eye 3 years later.

Methods: A 70-year-old man presented with

a painful amblyopic right eye; rubeosis iridis

and a large choroidal tumor were found. The

tumor was treated by enucleation. Pathology

diagnosed the tumor as a paraganglioma.

Screening for other tumors or metastatic dis-

ease was negative at that moment. After 3

years, a paraganglioma skin metastasis was

detected, and screening revealed metastatic

disease in the liver. Another 6 months later he

was referred for tumors in the left eye, which

were treated by radiotherapy. He succumbed

6 months later.

Results: Histopathology of the right eye

revealed the typical image of a paragan-

glioma, with expression of synaptophysin,

neuron-specific enolase and chromogranin.

S-100 staining was positive in the susten-

tacular cells; staining for HMB-45, SME, EMA

and pan-keratin was negative. Microscopy of

the tumors in the skin and liver 3 years later

showed a dedifferentiated tumor with the

same immunological characteristics, but with

higher Ki67 expression and more mitoses.

conclusions: This report documents a very

rare choroidal paraganglioma which pre-

sented clinically as a melanoma. The patient

succumbed 4 years later to generalized meta-

static disease. No other primary paraganglio-

ma was found; however, paraganglion cells in

the eye have never been described.

keywords: Choroidal tumor, Metastatic dis-

ease, Paraganglioma.

gepubliceerd in J fr ophtalmol. 2013 Jan 7.

INTRAVITREAL INJEcTION OF ANTI-VEgF AND

DIAgNOSIS OF PRIMARY INTRAOcuLAR cEN-

TRAL NERVOuS SYSTEM LYMPHOMA.

Gambrelle J, Missotten G, Delhoum S, Desjardins L.

Abstract

We report a case of primary intraocular central

nervous system (CNS) lymphoma in a patient

previously treated with intravitreal anti-vascu-

lar endothelial growth factor (VEGF) injections

for age-related macular degeneration (AMD).

An 88-year-old woman, with past medical his-

tory significant for bilateral age-related macu-

lar degeneration (AMD) treated with intra-

vitreal ranibizumab injections for 1year, was

referred to our department for bilateral vitritis

diagnosed 10days after the last anti-VEGF in-

jection. A complete uveitis work-up including

aqueous humour analysis, brain MRI and vitre-

ous biopsy enabled us to confirm the diagnosis

of primary intraocular CNS lymphoma. To the

best of our knowledge, this is the first report

of the diagnosis of primary intraocular CNS

lymphoma in a patient treated with anti-VEGF

for AMD. The differential diagnosis of vitritis

in elderly patients is relatively broad. Endoph-

thalmitis and uveitis have been described af-

ter anti-VEGF injections. In such a situation,

there is actually a risk of missing the diagnosis

of intraocular lymphoma in the mistaken belief

that the observed vitritis may be a reaction

to administered anti-VEGFs. If no direct time-

relationship with the anti-VEGF injections can

be found, a classic vitritis work-up should be

performed. Our observation suggests that ra-

nibizumab, at the dosage used for AMD, does

not impede the spread of CNS lymphoma in the

eye nor interfere with cytological diagnosis.

Page 38: Jessalinea nr 10

JESSALINEA38

sYmposia 2013

sYmposium obesitaskliniekDatum: zaterdag 8 juni 2013

Locatie: cultuurcentrum Hasselt

live surgerY cardioDatum: zaterdag 15 juni 2013

Locatie: Oude gevangenis Hasselt

opening oogkliniekDatum: zaterdag 14 september 2013

Locatie: aula campus Salvator, Jessa Ziekenhuis Hasselt

sYmposium arm/handrevalidatieDatum: zaterdag 28 september 2013

Locatie: cultureel centrum De Markthallen, Herk-de-Stad

europese dag voor orgaandonatieDatum: zaterdag 12 oktober 2013

Locatie: campus Salvator, campus Virga Jessa, campus St.-Ursula, Jessa Ziekenhuis

sYmposium respiratoire oncologieDatum: zaterdag 19 oktober 2013

Locatie: aula campus Virga Jesse, Jessa Ziekenhuis Hasselt

sYmposium materniteitDatum: zaterdag 16 november 2013

Locatie: cultuurcentrum Hasselt

sYmposium life surgerY urologieDatum: zaterdag 23 november 2013

Locatie: aula campus Salvator, Jessa Ziekenhuis Hasselt

sYmposium weco: epigeneticaDatum: zaterdag 14 december 2013

Locatie: aula campus Salvator, Jessa Ziekenhuis Hasselt

info: WWW.JESSAZH.BE

Page 39: Jessalinea nr 10

JESSALINEA 39

Page 40: Jessalinea nr 10

JESSALINEA40

Verantwoordelijke uitgever: vzw Jessa Ziekenhuis, Salvatorstraat 20, 3500 Hasselt

Eindredactie: dienst communicatie Jessa Ziekenhuis, Salvatorstraat 20, 3500 Hasselt tel. 011 30 82 21, [email protected]

JESSAlinea Nr 10 - JuNi 2013

www.jessazh.be [email protected]

www.facebook.com/jessaziekenhuis www.twitter.com/jessaziekenhuis