in dit nummer
Obesitas in beeld 6 | Nieuwe hartchirurg expert in kijkoperaties 9 Oncopsychologische studies naar levenskwaliteit borstkanker- patiënten 10 | Mindfulness 12 | HR-beleid artsen 13 | Advanced Bobathcursussen 14 | Nieuwe techniek middenoorchirurgie 16 Astma bij kinderen 19 | Spoedgevallendienst doorgelicht 20 Nieuwe artsen 23 | Resultaten patiënttevredenheidsmeting 24 Totale heupprothese: nieuwste ontwikkelingen 26 | Medisch belang van het algemeen rookverbod 30 | Verbum 35 | Symposia 38
Medisch informatieblad Jessa Ziekenhuis
JESSALINEAnr. 10 juni 2013
JESSALINEA2
Sinds kort is het team cardiothoracale heelkunde van het Jessa Ziekenhuis versterkt met hartchirurg dr. Alaaddin Yilmaz. Dankzij de kennis en ervaring van deze internationaal gerenommeer-de expert is het Jessa Ziekenhuis nu één van de eerste centra in België dat het volledige gamma van minimaal inva-sieve hartoperaties aanbiedt. Dit biedt grote voordelen voor de patiënt.
JESSALINEA 3
EDITORIAAL
Heeft u onlangs ook de bijdrage van Yves Louis (VAS) over accreditering in ziekenhuizen
onder ogen gekregen en de vermeende doemscenario’s dat dit de duale gezondheids-
zorg in de hand werkt en dat geaccrediteerde instellingen opgekocht dreigen te worden
door binnen- en buitenlandse privé-investeerders? Inwerken op angst en onwetendheid
is een beproefd concept dat werkt!
De discussie dient zich echter te focussen op de meerwaarde die dergelijke kwaliteits-
systemen hebben voor zorginstellingen. Terecht haalt Louis aan dat er op dit moment
geen absoluut wetenschappelijke evidentie bestaat dat dergelijke initiatieven de
kwaliteit eenduidig verhogen (zie KCE rapport – De Walcque et al.). We dienen echter
voorzichtig te zijn met dergelijke uitspraken: ‘absence of evidence’ is niet hetzelfde als
‘evidence of absence’. De wetenschappelijke medische tijdschriften staan vol met arti-
kels die ‘underpowered’ zijn, vaak ten gevolge van het includeren van een te klein aantal
patiënten, en bijgevolg enkel al door hun design geen bewijs van effectiviteit kunnen
aantonen. Accreditering is bovendien een systeem met enorm veel aangrijpingspunten.
Hierdoor zijn de verschillende accrediteringssystemen en -instanties moeilijk met elkaar
te vergelijken. Hoewel ze deels dezelfde normen hanteren, zijn er toch verschillen in
accenten, implementatie en toetsing. Onderzoek van enkele jaren geleden in de VS bin-
nen JCI geaccrediteerde instellingen toonde aan dat er grote verschillen bestaan tussen
instellingen in de mate van implementatie van de normen. Men vergelijkt dus vaak zie-
kenhuizen die zich in een verschillend stadium van accreditering bevinden. Bovendien
zijn er in de gezondheidszorg geen representatieve eindpunten gedefinieerd waaraan
kwaliteitsvolle zorg getoetst kan worden. Dit alles maakt het wetenschappelijk aanto-
nen van de meerwaarde van accreditering bijzonder moeilijk en vandaag onmogelijk.
Accreditering dient niet als een doel op zich beschouwd te worden. Het is eerder een
middel om artsen en medewerkers binnen een organisatie te mobiliseren en te werken
aan een niet aflatende verbetercultuur. Het middel zal maar effectief en efficiënt zijn
indien artsen en andere zorgverleners overtuigd zijn van de meerwaarde. We dienen
hen te overtuigen dat kwaliteitssystemen per definitie een onderdeel zijn van de ‘goede
klinische praktijk’ (‘good clinical practise’). In feite zijn de meeste zorgverleners hier
impliciet al mee bezig: artsen structureren hun medisch handelen via klinische paden,
bespreken binnen de dienst welke koers gevaren wordt om attractief te zijn voor patiën-
ten, organiseren op geregelde tijdstippen dienstvergaderingen met agenda en verslag.
Sommigen meten zelfs het resultaat van de door hen geleverde zorg.
De normen die door accrediteringsorganen gehanteerd worden zijn in wezen niet anders
dan een opsomming van elementen waarover binnen een goed functionerende entiteit
(team, dienst, ziekenhuis) afspraken dienen gemaakt te worden. Dat een aantal elemen-
ten in onze sector moeilijk liggen (omdat ze tot hiertoe niet gebeurden hoewel ze goed
ingeburgerd zijn in andere sectoren) mag geen alibi of argument zijn om het gehele
systeem in vraag te stellen.
Er wordt vaak gewezen op de administratieve belasting die dergelijke systemen met
zich meebrengen. Dit is voor een stuk terecht en ondersteuning bij het uitwerken van
afspraken en procedures dient op organisatieniveau
voorzien te worden. Goede documentatie is een essen-
tieel onderdeel van kwaliteitsvolle zorg, of het nu gaat
om een correct en volledig ingevuld medisch dossier
(incluis opvolgnota’s) of documentatie in het kader van
accreditatie.
Veel leesplezier met dit nieuwe nummer van Jessalinea.
dr. Frank Weekers
Salutem lectori
JESSALINEA4
Zo’n 150 kinderen tussen 4 en 6 jaar trokken op zaterdag 20 april met hun lieve-
lingsknuffel naar het ‘Teddy Bear Hospital’ in het Jessa Ziekenhuis. Daar vingen
tientallen geneeskundestudenten van de UHasselt de kleuters op als volleerde
teddybeerdokters. Met het initiatief willen de organisatoren van BeMSA (Belgian
Medical Students Association Hasselt) de angst voor ziekenhuizen en dokters bij
de kinderen wegnemen.
De kinderen mochten hun zieke knuffel laten onderzoeken en het hele traject
van de behandeling mee volgen. Zo kwamen ze bijvoorbeeld in een voor deze ge-
legenheid geïmproviseerde consultatieruimte, röntgenafdeling, operatiekwartier
en apotheek. In het operatiekwartier mochten ze in een chirurgenpakje mee de
ingreep uitvoeren. Intussen konden de ouders naar een informatiesessie van een
kinderpsychologe en orthopedagoge van het ziekenhuis. Daar kregen ze meer in-
formatie over thema’s als: ‘Hoe bereid ik mijn kind voor op een ziekenhuisopname’
of ‘Hoe ga ik met mijn kind om wanneer een familielid ernstig ziek is?’ Een uurtje
later keerden kinderen en ouders met een vrijwel gezonde knuffel huiswaarts.
Het Teddy Bear Hospital kreeg zijn eerste patiëntjes om 10u over de vloer. De
laatsten verlieten het ziekenhuis om 17u. Met zo’n 150 kinderen die de teddy-
beerdokters bezochten, mag het initiatief zeker een succes genoemd worden.
Vorig jaar publiceerde het Jessa Ziekenhuis
voor het eerst een tiental resultaten van
kwaliteits- en tevredenheidsmetingen op zijn
website. Het ziekenhuis wil op die manier
openheid bieden aan patiënten en verwijzers
over de kwaliteit van zorg en de permanente
verbeteracties. Het gaat dan bijvoorbeeld om
de resultaten van de patiëntentevredenheids-
metingen (zie ook pagina 24), het ontwikke-
len van MRSA-infecties bij patiënten tijdens
het verblijf in het ziekenhuis, het aantal val-
incidenten met verwonding tot gevolg, het
ontwikkelen van doorligwonden bij patiënten
tijdens een ziekenhuisopname en het percen-
tage patiënten dat een correct identificatie-
bandje draagt.
Intussen zijn er nieuwe metingen gebeurd en
zijn de resultaten op de website geactuali-
seerd. Voor een aantal kwaliteitsindicatoren
kan je de evolutie doorheen de tijd bekijken.
Sommige resultaten zijn zeer goed, andere
zijn zeker voor verbetering vatbaar. De feed-
back uit tevredenheids- en andere metingen
is een stimulans om verder te werken aan
kwaliteitsverbetering.
Meer info:
www.jessazh.be > jessa werkt aan kwaliteits-
verbetering > onze kwaliteitsmetingen.
NiEuwE resultaten kwaliteitsmetingen op wEbSitE JESSA’
150 kinderen lAtEN knuffel onderzoeken iN JESSA ZiEkENhuiS
Geneeskundestudenten van de UHasselt vingen de kleuters op.
nieuwe medische raad JESSA ZiEkENhuiS
Op 19 februari 2013 verkozen de artsen van het
Jessa Ziekenhuis een nieuwe Medische raad. Dit is
het vertegenwoordigend orgaan waar de artsen
betrokken worden bij de besluitvorming in het
ziekenhuis. De medische raad heeft een specifieke
adviserende opdracht bij de beheersbeslissingen.
Voorzitter van de medische raad is dr. Jos Vande-
kerkhof, ondervoorzitters zijn dr. Patrik Peene en
dr. Philippe Timmermans, secretaris is dr. Patrick
van Rossem.
vlnr: dr. Peter Aerssens, dr. Patrick Willemen, dr. Emmanuel Daenen, dr. Didier Nolens, dr. Barbara Vantroyen, dr. Guido Claes, dr. Miranda Withofs, dr. Johan Vanwalleghem, dr. Jos Vandekerkhof, dr. Patrik Peene, dr. Edith Bleus, dr. Philippe Timmermans, dr. Peter Declercq, dr. Patrick van Rossum. Ontbreekt op de foto: dr. Johan Vanrusselt
Jaarverslag 2012
A4 - Jaarverslag 2012_.indd 1 13/05/13 09:49
kORT NIEuwS
JESSALINEA 5
prof. DoMiNiquE hANSEN oNtvANgt Yvonne en Jacques françois-de meurs fonds vAN koNiNg bouDEwiJN StichtiNg
cM gEEft JESSA oNDErSchEiDiNg ‘meest patientvriendeliJke website'
JESSA Jaaroverzicht 2012 in filmpJe SAMENgEvAt
Begin juni wordt het jaaroverzicht 2012
van het Jessa Ziekenhuis de wereld in
gestuurd. Dit gebeurt via een ludiek
filmpje van een vijftal minuten waarin
de kijker in vogelvlucht doorheen de
opvallendste Jessagebeurtenissen
van 2012 meegenomen wordt. Wie
wat meer wil weten over deze en
andere onderwerpen, kan aansluitend
een kijkje nemen op de deelwebsite
jaarverslag. Daar zijn de initiatieven in
een digitaal boekje nader toegelicht
en aangevuld met heel wat cijfers uit
tevredenheids- en kwaliteitsmetingen.
Door deze cijfers in openheid aan pa-
tiënten, verwijzers en andere relaties
te tonen, willen we verantwoording
afleggen over onze dienstverlening.
Sommige cijfers zijn goed, andere zijn
voor verbetering vatbaar. We weten
dus waaraan we extra hard moeten
werken! Op de website zijn als extraatje
ook enkele leuke filmpjes te bekijken
over evenementen die in 2012 in ons
ziekenhuis plaatsvonden.
Meer info: www.jessazh.be/jaarverslag.
Prof. Dominique Hansen, werkzaam aan het Hartcentrum Hasselt en Universiteit Has-
selt, krijgt dit jaar het Fonds Yvonne en Jacques François-de Meurs ter waarde van
20 000 euro uitgereikt. Dit fonds wordt eens per drie jaar uitgereikt en steunt me-
disch-wetenschappelijk onderzoek naar diabetes en kanker. Binnen de Koning Bou-
dewijnstichting zijn vandaag bijna veertig Fondsen voor medisch-wetenschappelijk
onderzoek actief. Deze Fondsen steunen onderzoeksprojecten in zeer uiteenlopende
medische domeinen, of geven beurzen of prijzen aan onderzoekers van topniveau.
De oproep voor het Yvonne en Jacques François-de Meurs fonds voor 2013 ging om
‘medisch-wetenschappelijk onderzoek naar behandelingen van diabetes die niet
rechtstreeks verband houden met geneesmiddelen of met bariatrische chirurgie,
maar die daar complementair aan kunnen zijn’. De projecten worden geselecteerd
door onafhankelijke jury’s, samengesteld uit binnen- en buitenlandse experten.
Prof. Dominique Hansen: “Dit is een mooie opsteker. Met dit fonds kunnen we nu
onderzoeken of lange-termijn trainingsinterventie, waarbij de oefensessies in nuch-
tere toestand uitgevoerd worden, effectiever is dan klassieke trainingsinterventie
(waarbij de oefensessies in gevoede toestand worden uitgevoerd) voor type 2 diabe-
tes patiënten. Naast het oppikken van klinische effecten, onderzoeken we ook nader
welke moleculaire mechanismen in de spier aan de grondslag liggen van verbetering
in suikercontrole ten gevolge van training in deze patiëntenpopulatie. In deze studie
werken we nauw samen met Universiteit Gent en Universiteit Maastricht.”
Vijf ziekenhuizen krijgen van ziekenfonds CM een onderscheiding voor hun patiënt-
vriendelijke website omdat ze uitblinken in informatie naar patiënten en hun omge-
ving. Met de onderscheiding hoopt ziekenfonds CM de andere ziekenhuizen te stimu-
leren om de kwaliteit van hun website te verbeteren. CM onderzocht de websites van
103 ziekenhuizen in ons land op de aanwezigheid van informatie over de financiële
aspecten van een opname en over de patiëntenrechten. Daarnaast werden de web-
sites ook beoordeeld op gebruiksvriendelijkheid. Voor Vlaanderen en Brussel krijgen
vijf ziekenhuizen een onderscheiding als ‘meest patiëntvriendelijke website’. De Jes-
sawebsite prijkt in dat lijstje, samen met AZ Nikolaas, AZ Sint-Blasius, AZ Damiaan
en AZ Groeninge.
Volgens de CM is de website van het Jessa Ziekenhuis: “een frisse, duidelijke website,
die erg volledig is op vlak van financiële informatie en op vlak van patiëntenrechten.
Eye-catcher zijn de prijsramingen per ingreep, wat de patiënt een vrij goed beeld
geeft over de te verwachten kosten.”
In het obesitascentrum werkt een groep van
specialisten multidisciplinair samen om pa-
tiënten met overgewicht een optimale behan-
deling te kunnen aanbieden. De behandeling,
die steeds in overleg met de huisarts loopt,
hangt af van de gewichtscategorie van de pa-
tiënt, maar ook van andere risicofactoren voor
de gezondheid zoals diabetes, slaapapneu en
arteriële hypertensie.
intakegesprekPatiënten kunnen op eigen initiatief of op
verwijzing van hun arts een afspraak maken
bij Sandra Latet, verpleegkundig coördinator
van het obesitascentrum. Zij is het eerste
aanspreekpunt voor patiënten en huisartsen
en is tegelijkertijd de tussenpersoon naar
alle specialisten binnen het obesitascentrum.
“Bij iedere nieuwe patiënt voer ik eerst een
intakegesprek. Tijdens dit gesprek overlopen
we de verschillende mogelijkheden en krijgt
de patiënt de volledige informatie. Op ba-
sis van de beslissingsboom die we hanteren
(figuur 1), verwijs ik een aantal patiënten al
meteen door naar de diëtiste of laat ze star-
ten in een individueel programma of een
groepsprogramma. Voor patiënten die even-
tueel voor een operatie in aanmerking ko-
men, plan ik al de nodige vooronderzoeken”,
schetst Sandra een aantal van haar taken.
operatie of niet?Voor een patiënt die in aanmerking komt
voor een operatie, wordt het medisch dossier
op het teamoverleg besproken. Dat medisch
dossier bevat alle resultaten van de vooron-
derzoeken en de adviezen van de diverse spe-
cialisten. “Tijdens het teamoverleg bekijken
we samen welk de meest optimale behande-
ling is," aldus dr. Wim Bouckaert. “De criteria
OBESITAScENTRuM
Obesitas in beeld
JESSALINEA6
Bij het verschijnen van dit nummer staat het symposium ‘Obesitas
in beeld’, dat op zaterdag 8 juni plaatsvindt, voor de deur. Met dit
symposium richten de chirurgen van het obesitascentrum Jessa Zie-
kenhuis zich niet alleen tot huisartsen en specialisten, maar ook tot
het brede publiek. ‘Obesitas in beeld’ belicht morbide obesitas en de
behandeling ervan vanuit verschillende perspectieven. Speciaal voor
het symposium werd een film gemaakt die, door gebruik van kleuref-
fecten, meer inzicht geeft in de gastric bypass operatie.
bMi berekenen
bmi < 28
individuele begeleiding door diëtiste en
eventueel psycholoog
bmi 28+ co-MorbiDitEitEN EN biJ bmi > 30-35
conservatief groepsprogramma
of individuele begeleiding
bmi 35 - 40
conservatief groepsprogramma
of individuele begeleiding. eventueel
in combinatie met medicatie of
een maagballon
bmi 35 - 40+ co-MorbiDitEitEN
EN biJ bmi > 40
co-morbiditeiten:
conservatief groepsprogramma of bariatrische
heelkunde, eventueel in combinatie met kort conservatief
programma
•DiabetesMellitusof •Hypertensiebehandeld met triple-therapie of •Slaapapneu bevestigd d.m.v. polysomnografieof •Eenbariatrische ingreep in de voorgeschiedenis
Figuur 1
waaraan patiënten moeten voldoen om in
aanmerking te komen voor een operatie zijn
wettelijk bepaald, maar in een aantal gevallen
zijn er tegenindicaties."
Alle adviezen wegen trouwens even zwaar.
Indien de psycholoog of diëtist bezwaren
heeft, weegt dit evenzeer door als het be-
zwaar van bv. de endocrinoloog. Als we be-
slissen om een ingreep bij een patiënt uit te
voeren, toetsen we dit steeds bij de huisarts.
Het advies van de huisarts is cruciaal. Patiën-
ten waarvoor we beslissen om geen operatie
uit te voeren, worden door onze verpleegkun-
dig coördinator naar een ander programma
begeleid.”
film met kleureffecten “De gastric bypass procedure is de meest uit-
gevoerde ingreep in ons obesitascentrum. Bij
deze operatie gebeurt er enerzijds een reduc-
tie van het maagvolume tot ongeveer 30 ml
en anderzijds een roux-en-y bypass met een
jejunale voedings-lis van 100 tot 150 cm.
Hierdoor zal de patiënt minder volume eten,
minder calorieën opnemen en minder honger-
gevoel hebben”, vat dr. Joep Knol de ingreep
samen (figuur 2). “De ingreep verloopt vol-
gens een gestandaardiseerd procedé zodat
alle chirurgen exact dezelfde procedure uit-
voeren.” Tijdens het symposium zal een spe-
ciaal voor het symposium samengestelde film
door gebruik van kleureffecten meer inzicht
geven in deze procedure.
grote impact gastric bypass“Het gaat om een grote ingreep, die boven-
dien een aanzienlijke impact heeft op het
leven van de patiënt en dit zowel somatisch
als psychisch. En dat is iets wat we patiënten
toch wel heel duidelijk op voorhand willen
meegeven. Ze winnen aan levenskwaliteit
doordat ze mobieler en gezonder worden,
maar de ingreep is enkel een eerste stap in
de behandeling en levenslange follow-up is
noodzakelijk. We hechten daarom bijzonder
veel belang aan een goede begeleiding door-
heen het hele behandelingsproces.”
na de operatie Voor patiënten die een operatie achter de rug
hebben, is er een opvolgingstraject voorzien
gedurende twee jaar. “Dit traject verloopt
multidisciplinair bij de chirurg, endocrinoloog,
psycholoog, diëtist, ... ,” somt dr. Bert Houben
op. “Het eerste jaar zien wij als chirurg de
patiënt om de drie maanden op consultatie,
daarna om de zes maanden. Nadien wordt de
patiënt voor verdere levenslange opvolging
verwezen naar de huisarts.”
JESSALINEA 7
Figuur 2: Gastric bypass
In het obesitascentrum bundelen diverse specialisten hun krachten:
• verpleegkundig coördinator: Sandra latet
• psYchologen: Sylvia gijbels en Els boekaerts
• diëtisten: isabelle craenen en liesbeth reekmans
• chirurgen: dr. wim bouckaert, dr. Joep knol,
dr. bert houben en dr. guido vangertruyden
• endocrinologen
• Gastro-enteroloGen
• radioloGen
• PneumoloGen
• CardioloGen (revalidatie- en gezondheidscentrum)
hEt multidisciplinair team
Van links naar rechts – van boven naar beneden: Isabelle Craenen, diëtiste – dr. Bert Houben, abdominaal chirurg – Sylvia Gijbels, psychologe – dr. Wim Bouckaert, abdominaal chirurg – Els Boekaerts, psychologe – Sandra Latet, verpleegkundig coördinator – dr. Joep Knol, abdominaal chirurg - Liesbeth Reekmans, diëtiste
Het advies van de huisarts is cruciaal. " "
bewegingsprogramma Sinds kort biedt het obesitascentrum ook een
pre- en postoperatief bewegingsprogramma
aan. In groep wordt twee maal per week ge-
traind onder begeleiding van een kinesist.
“We willen de patiënten aanzetten tot een
gezonde en actieve levensstijl. Het initiatief
is een succes,” aldus Sandra Latet. “Het feit
dat deze patiënten samen met lotgenoten
kunnen trainen, geeft hen extra motivatie.”
meerwaarde coördinatorHet obesitascentrum werkt sinds het najaar
van 2010 met een verpleegkundig coördi-
nator. Samen met de aanstelling van twee
nieuwe chirurgen zorgt dit ervoor dat zowel
het aantal patiëntencontacten als het aantal
bariatrische ingrepen sterk stijgt. Dat alle con-
tacten via één coördinator verlopen, biedt tal
van pluspunten. Zo is er nu één duidelijk aan-
spreekpunt voor artsen en patiënten. De pa-
tiënt krijgt alle informatie via dit kanaal en
kan met alle vragen bij de coördinator terecht.
De drempel om vragen te stellen lijkt hier
vaak lager dan bij de arts. Alle vooronderzoe-
ken en afspraken lopen ook via coördinator
Sandra Latet.
OBESITAScENTRuM
JESSALINEA8
Sinds kort beschikt het obesitascentrum over een vernieuwde deelweb-
site van het Jessa Ziekenhuis www.jessazh.be/obesitascentrum. Patiën-
ten die een bariatrische ingreep ondergaan, kunnen er terecht voor de
nodige informatie als voorbereiding op de ingreep, de ingreep zelf en de
periode na de ingreep. De website bevat ook een luik voor professionals
met tips voor de huisarts, voor de thuisverpleging en voor voedingsdes-
kundigen. Deze tips helpen om patiënten die een heelkundige ingreep
ondergaan, mee voor te bereiden, te motiveren en te begeleiden. De tips
situeren zich op volgende vlakken: :
• preoperatieve voorbereiding (berekening BMI, volledige bloedname, ...)
• postoperatieve opvolging (wondcontrole, rust, medicatie, dieet, ...)
• adviezen in verband met specifieke items zoals zwangerschap,
orale contraceptie, haaruitval en mogelijke vitaminetekorten.
• acute problemen die zich kunnen voordoen.
praktische tips voor DE huiSArtS
AANtAl bariatrische ingrepen
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
550
2009 2010 2011 2012
85
163
224267
AANtAl consultaties door coördinator
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
550
2010 2011 2012
31
312
516
MEER INFO?
Sandra latet verpleegkundig coördinator obesitascentrumtel. 011 28 93 90 - gSM 0477 99 29 [email protected]
Obesitas is beeld
Ons ziekenhuis startte in 2007 met de eer-
ste ‘sleutelgatoperaties’ voor hartpatiënten
omdat deze grote voordelen bieden voor de
patiënt. De operatie gebeurt via een kleine in-
snede tussen de ribben waardoor het doorza-
gen van het borstbeen niet langer nodig is. De
pijn na de operatie is minimaal en het herstel
van de patiënt verloopt vlotter en sneller. Bo-
vendien is ook het goede esthetisch resultaat
een belangrijk aspect.
De techniek van minimaal invasieve hartope-
raties is complex en vergt een heel specifieke
kennis en ervaring van de hartchirurg. De evo-
lutie van deze techniek tot standaardtechniek
bij hartoperaties gebeurt dan ook heel gelei-
delijk. Met het aantrekken van een autoriteit
op dit vlak maakt het Jessa Ziekenhuis een
grote sprong voorwaarts.
mee technieken ontwikkeldDr. Alaaddin Yilmaz volgde zijn opleiding tot
chirurg in Gent en specialiseerde daarna in de
hartchirurgie in het wereldbefaamde St. Anto-
nius Ziekenhuis in het Nederlandse Nieuwe-
gein. Hier werkte hij de afgelopen zeven jaar
als staflid en voerde de laatste jaren meer dan
500 hart- en longoperaties per jaar uit. Dr. Yil-
maz ontwikkelde zelf een aantal minimaal in-
vasieve technieken en evolueerde tot expert
in de minimaal invasieve cardiothoracale chi-
rurgie. Hij kreeg nationale bekendheid toen
hij in 2010 een openhartoperatie uitvoerde,
die live op de nationale Nederlandse televisie
(NOS1) door 1,5 miljoen mensen werd ge-
volgd. Dr. Yilmaz vervoegt in Hasselt het team
van dr. Urbain Mees en dr. Marc Hendrikx.
expertisecentrumDr. Yilmaz: “Er zijn verschillende soorten
hartoperaties: overbruggingsoperaties van
dichtgeslipte aders, aortaklepoperaties, mi-
tralisklepoperaties en chirurgie om hartritme-
stoornissen te behandelen. Het is mogelijk
om al deze operaties volledig op minimaal
invasieve wijze uit te voeren. Gezien de grote
voordelen die de techniek heeft, willen we
deze aan zoveel mogelijk patiënten aanbie-
den. We hopen het Jessa Ziekenhuis in de
toekomst verder uit te bouwen als expertise-
centrum op het vlak van minimaal invasieve
hartoperaties.”
Meer informatie over de live operatie van dr.
Yilmaz:
http://www.careforlevel.nl/operatie-live-
24-november
http://www.antoniushartcentrum.nl/over_
ons_centrum/openhartoperatie_live/
cARDIOcHIRuRgIE
Nieuwe hartchirurg Jessa Ziekenhuis expert in kijkoperaties
JESSALINEA 9
Het Jessa Ziekenhuis heeft onlangs zijn dienst cardiothoracale heel-
kunde versterkt met hartchirurg dr. Alaaddin Yilmaz (43). Hij is een
internationaal gerenommeerd expert op het vlak van ‘minimaal inva-
sieve’ operaties. Dankzij zijn kennis en ervaring kunnen voortaan na-
genoeg alle hartoperaties ook op endoscopische wijze gebeuren. Dit
heeft grote voordelen voor de patiënt. Het Jessa Ziekenhuis is één
van de eerste centra in België dat het volledige gamma van minimaal
invasieve hartoperaties aanbiedt.
vlnr.: dr. Urbain Mees, dr. Alaaddin Yilmaz en dr. Marc Hendrikx
kankergerelateerde cognitieve veranderingenBorstkankerpatiënten rapporteren na hun
chemotherapie vaak organisatorische proble-
men, vergeetachtigheid en denk- en concen-
tratiestoornissen. Die cognitieve problemen
kunnen een aanzienlijk negatieve invloed
hebben op de levenskwaliteit van de patiënt,
zelfs jaren na de kankerbehandeling.
Dr. Jeroen Mebis, medisch oncoloog: “Chemo-
brain is een fenomeen dat al 30 jaar bekend
is, maar waar de laatste 10 jaar pas echt veel
aandacht aan besteed wordt. Omdat niet al-
leen chemopatiënten cognitieve problemen
rapporteren, dekt de term chemobrain volgens
ons de lading niet. Bovendien zijn er naast
de chemotherapie misschien nog andere be-
langrijke factoren. Misschien spelen de genen
een rol, de hormonale veranderingen door de
kankertherapie, vermoeidheid, stress of de
kanker zelf. Daarom spreken wij liever van
kankergerelateerde cognitieve veranderingen.
Ons team voert daar nu onderzoek naar uit,
zodat we het fenomeen kunnen begrijpen
en de patiënt nog beter kunnen helpen. In
dat kader wierven we onderzoekspsychologe
Sandrine Censabella aan, die gespecialiseerd
is in wetenschappelijk onderzoek.”
Sandrine: “De term chemobrain is niet alleen
te eng, volgens mij moet hij ook zoveel moge-
lijk vermeden worden. Wie de term op inter-
net opzoekt, vindt heel veel foute informatie.
Bovendien krijgen we zo te kampen met ‘self-
fulfilling prophecy’. Dat blijkt uit verschillende
wetenschappelijke studies: hoe meer infor-
matie een patiënt krijgt over chemobrain, des
te meer problemen hij rapporteert en des te
slechter hij presteert bij de neuropsychologi-
sche testen. Chemobrain hoeft geen geheim
te zijn, maar mag zeker ook niet opgeblazen
worden. We moeten er wel altijd rekening
mee houden dat de problemen reëel en belas-
tend zijn voor de patiënt. We mogen ze dus
zeker niet negeren.”
loc-focus! “We willen meer inzicht krijgen in de kanker-
gerelateerde cognitieve veranderingen, zoals
de oorzaken, prevalentie, omvang en impact
op levenskwaliteit. Ervaren borstkankerpa-
tiënten meer cognitieve moeilijkheden dan
de algemene bevolking? Kunnen we die pro-
blemen meten? Zijn er testen daarvoor die
meer geschikt zijn dan andere? Ontstaan de
problemen door de kanker of door de che-
motherapie, of kunnen we ook vergelijkbare
problemen vinden bij kankerpatiënten die niet
met chemotherapie behandeld zijn? Wat is het
effect van die moeilijkheden op het dagelijkse
leven van de patiënt en zijn omgeving? Voor
al die vragen zoeken we een antwoord in onze
studie LOC-FOCUS. Zo kunnen we ook kijken
naar mogelijke preventiestrategieën en be-
handelingen zoals cognitieve revalidatie en
mindfulnesstrainingen,” aldus Sandrine.
naar 15 minuten screeningMeten is een belangrijk aspect in deze stu-
die. “Met de bestaande testen vinden we de
klachten van de patiënt niet altijd terug. Als
neuropsychologen worden we helaas vaak ge-
confronteerd met dat verschil tussen objectie-
ve testen en subjectieve klachten. Daarnaast
hebben we geen referentiepunt, we weten
dus niet hoe de patiënt voor de chemothera-
pie functioneerde en kunnen geen meetbare
waardes plakken op de cognitieve veranderin-
gen. Ook in de literatuur vinden we geen slui-
tend onderzoek terug. We onderzoeken op dit
moment nog hoe we de klachten het best kun-
nen objectiveren en werken een screening uit
die slechts 15 minuten in beslag neemt. Dat
is al een grote stap in de goede richting, want
de huidige neuropsychologische onderzoeken
kunnen tot 8 uur duren, wat veel te belastend
is voor de patiënt,” zegt Sandrine.
Oncopsychologische studies naar levenskwaliteit borstkankerpatiënten
JESSALINEA10
In 2012 startte de zorgcluster oncologie van het Jessa Ziekenhuis
met twee wetenschappelijke studies. Met de LOc-FOcuS! probeert
men de cognitieve problemen die tijdens en na de kankerbehande-
ling kunnen optreden te begrijpen en te verhelpen. De tweede stu-
die evalueert de doeltreffendheid van het Mindfulness-Based Stress
Reduction programma en onderzoekt hoe men de patiënt een hogere
levenskwaliteit kan bieden.
De LOC-focusgroep vlnr. Nathalie Cardinaels, Sandrine Censabella, Sofie Engels en Caroline Van Marsenille. Ontbreken op de foto: dr. Jeroen Mebis en Sofie Vanstraelen
Het Jessa Ziekenhuis is het eerste Limburgse
bedrijf dat een dergelijke studie autonoom
opzet en uitvoert. Via dr. Mebis, medisch on-
coloog in het Jessa Ziekenhuis, is er wel een
nauw contact met de UHasselt.
mindfulness-based stress reduction programmaNaast de LOC-FOCUS! loopt er een studie naar
de doeltreffendheid van een Mindfulness-
Based Stress Reduction programma. Onge-
veer de helft van de vrouwen die borstkanker
hebben, krijgen naast behandelingen zoals
radio- en chemotherapie ook hormoonthe-
rapie toegediend om het risico op herval te
verminderen. Hormoontherapie brengt echter
heel wat neveneffecten met zich mee die ge-
lijkaardig zijn aan de klassieke menopauzale
symptomen. Die neveneffecten kunnen zeer
belastend zijn voor borstkankerpatiënten en
een aanzienlijk negatieve invloed op hun le-
venskwaliteit hebben.
waarom hormoontherapie?Vele borsttumoren hebben ‘receptoren’ die
gevoelig zijn voor de vrouwelijke geslachts-
hormonen oestrogeen en progesteron, die
het lichaam op natuurlijke wijze produceert.
In een borsttumor die progesteron- of oestro-
geenreceptorgevoelig is, bevinden zich eiwit-
ten waaraan oestrogeen of progesteron zich
kan vasthechten, de zogenaamde hormoon-
receptoren. Tumorcellen hebben die hormo-
nen nodig om te groeien en zich verder uit te
breiden.
Er bestaan ook chemische substanties die
sterk gelijken op natuurlijk oestrogeen of
progesteron en die zich eveneens aan deze
receptoren binden. Als die substanties aan
borstkankerpatiënten worden toegediend,
nemen ze de plaats in van de natuurlijke hor-
monen ter hoogte van de receptor, zodat de
groei van kankercellen vertraagd of gestopt
wordt in plaats van bevorderd. Daarnaast zijn
er substanties die de productie van de vrou-
welijke hormonen onderdrukken zodat ze niet
met de receptor kunnen binden en de groei
van de borstkanker dus stilvalt. De toediening
van al die chemische stoffen noemt men hor-
moontherapie.
ingrijpendHormoontherapie kan de werking van de na-
tuurlijke hormonen blokkeren, waardoor er
bijwerkingen optreden die gelijkaardig zijn
aan de klassieke menopauzale symptomen
(bijvoorbeeld stemmingswisselingen, ge-
wichtstoename en opvliegers). Toch verschilt
de kunstmatig geïnduceerde menopauze van
de “natuurlijke”. Een natuurlijke menopauze
manifesteert zich eerder geleidelijk zodat
vrouwen tijd krijgen om zich aan te passen.
Een kunstmatige menopauze daarentegen is
meteen zeer ingrijpend aanwezig.
de maalstroom van het dagelijkse levenSinds 2010 organiseert het borstcentrum van
het Jessa Ziekenhuis een Mindfulness-Based
Stress Reduction programma voor kanker-
patiënten na hun eerstelijns behandelingen.
Dat programma is een verwesterde vorm van
boeddhisme. In plaats van meegevoerd te
worden in de maalstroom van het dagelijks
leven en de onrust die borstkanker en de ge-
volgen ervan met zich meebrengen, leert de
patiënt aan de hand van ademhalingsoefe-
ningen, meditatie, cognitieve technieken en
yoga om de situatie en innerlijke beleving van
op afstand te bekijken.
Aansluitend hierop werd in 2012, naar aanlei-
ding van de Pink Panther Award die Nathalie
Cardinaels ontving voor haar boek ‘Mindful-
ness bij borstkanker, specifiek onderzoek op-
gestart naar mindfulness bij hormoontherapie
bij borstkanker, met aparte, bijkomende mind-
fulnesstrainingen voor patiënten die deelne-
men aan dit onderzoek.
wereldprimeurNathalie Cardinaels, klinisch psychologe en
gedragstherapeute in het Jessa Ziekenhuis:
“De nazorg en levenskwaliteit na kanker is
van groot belang. Daarom startten we vorig
jaar met een studie die de doeltreffendheid
evalueert van mindfulness op de levenskwa-
liteit van vrouwelijke borstkankerpatiënten
die hormoontherapie krijgen. Zo kunnen we
ook een duidelijk beeld schetsen van het wel-
zijn van deze patiënten en onderzoeken hoe
we de kwaliteit van de zorg nog een niveau
hoger kunnen tillen. Wij zijn de eersten ter
wereld die een dergelijke studie uitvoeren. Ik
ben dan ook heel blij dat we met ondersteu-
ning van Think Pink een dergelijke studie bin-
nen ons ziekenhuis kunnen uitvoeren en dat
we via deze studie kunnen meewerken aan
een betere levenskwaliteit van mensen met
borstkanker.”
ONcOLOgIE
Oncopsychologische studies naar levenskwaliteit borstkankerpatiënten
JESSALINEA 11
werk mee AAN oNS oNDErZoEk!In het kader van een onderzoek naar het aandachtsvermogen
van vrouwen met borstkanker zijn we op zoek naar vrouwen die
geen kanker hebben (gehad). Ben je geïnteresseerd of ken je ie-
mand die graag wil deelnemen aan dit onderzoek?
Neem dan contact op met één van onze medewerksters:
sofieengels, klinisch psychologe,
tel. 011 30 89 15 of e-mail [email protected]
caroline van marsenille, klinisch psychologe,
tel. 011 30 89 13 of e-mail [email protected]
JESSALINEA12
Op 16 mei 2013 zond Panorama een reportage
uit over mindfulness. Ook mindfulness bij mensen
met kanker was één van de topics die werden be-
licht. Panorama bezocht hiervoor het Centrum voor
aanvullende Oncologische Ondersteuning van het
Jessa Ziekenhuis (O2+) en interviewde er klinisch
psychologe en gedragstherapeute Nathalie Cardi-
naels.
Mindfulness is een combinatie van ademhalings-
oefeningen, meditaties, yoga en cognitieve tech-
nieken. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat
mindfulnesstraining zorgt voor meer levenskwali-
teit en minder stress bij mensen na hun kankerbe-
handeling. Naast Nathalie Cardinaels kwamen ook
enkele ex-deelneemsters van de mindfulnesstrai-
ning aan het woord.
bevordert verwerkingsproces
Nathalie Cardinaels: “Sinds 2010 geven we in het
Jessa Ziekenhuis mindfulnesstrainingen aan men-
sen met kanker. De trainingen vinden twee maal
per jaar plaats, telkens in groepjes van maximum
tien personen. De deelnemers zijn heel positief
over deze training en geven aan dat hun deelname
het verwerkingsproces na de ziekte bevordert.
De afgelopen jaren is de interesse in mindfulness
sterk toegenomen wat vaak voor wachtlijsten
zorgt. Daarom hebben we dit voorjaar een extra
groep ingezet. Daarnaast organiseren we algeme-
ne en groepsgebonden terugkommomenten.”
terugkomsessies
De algemene terugkommomenten duren één uur,
vinden maandelijks plaats en zijn toegankelijk voor
alle (ex-)kankerpatiënten die ooit een mindfulness-
training gevolgd hebben. “De mensen reageren erg
enthousiast op die maandelijkse terugkomsessies
en de inschrijvingen lopen dan ook vlot binnen.”
De groepsgebonden terugkomsessies duren 2u45
(cfr. een sessie) en vinden 6 en 12 maanden na de
training plaats. Bij de terugkommomenten blijf je
in dezelfde groep als die waarmee je de training
gevolgd hebt.
Meer informatie of inschrijven kan via:
Nathalie cardinaels
011 30 89 67, [email protected]
Sofie Engels
011 30 89 15, [email protected]
panorama ZoEMt iN op mindfulnessmindfulnesstraining in Jessa ziekenhuis in beeld
Wanneer mensen geconfronteerd worden met kanker verandert hun leven drastisch.
Ook de (klein)kinderen van de patiënten gaan een veranderde periode tegemoet. Dit
gaat bij hen vaak gepaard met stress, angst, verdriet en verminderd concentratiever-
mogen. De impact van deze situatie op het leven van het kind is dan ook één van de
grote bezorgdheden bij kankerpatiënten.
Sofie Vanstraelen, klinisch psychologe oncologie: “We gaven reeds mindfulnesstrai-
ningen aan kankerpatiënten. Daar focussen we op het leren hanteren van stress en
het heropnemen van het leven. Omdat die trainingen zo succesvol zijn, willen we nu
ook trainingen voor kinderen inrichten.” Sofie Vanstraelen volgde intussen een op-
leiding tot mindfulness kindertrainer en sinds maart lopen de inschrijvingen binnen.
Kankerpatiënten zijn steeds jonger en hebben vaak ook (jonge) kinderen. De impact
van deze ziekte op het leven van de kinderen is dan ook groot. “Wij willen die kinderen
graag ondersteunen, zowel tijdens als na de behandeling. Aan de hand van (adem-
halings)oefeningen, yoga, verhalen en meditatie leren we hen beter omgaan met de
ziekte van hun (groot)ouder. Met deze training bieden we de kinderen ook een plat-
form waar ze hun angst en verdriet met leeftijdsgenoten kunnen delen”, aldus Sofie.
mindfulnesstraining voor kinderen van (groot)ouders MEt kanker
Het Jessa Ziekenhuis biedt als eerste zorginstelling in Vlaanderen een
mindfulnesstraining voor kinderen aan. De training omvat zes sessies
van 1,5 uur en is volledig gratis. De groepen worden op basis van leef-
tijd gevormd. Voorlopig zijn er twee leeftijdscategorieën, namelijk 8 tot
11 jaar en 12 tot 15 jaar, maar dat kan nog uitgebreid worden.
MEER INFO OF INScHRIJVINgEN:
SofieVanstraelen,[email protected]
NIEuwS
JESSALINEA 13
Dat is de conclusie van het wetenschappe-
lijk artikel van dr. Jos Vandekerkhof (voorzit-
ter medische raad), Karel Bosmans (directeur
Personeel & Organisatie) en Kristel Diepvens
(stafmedewerker medische directie) van het
Jessa Ziekenhuis dat het Tijdschrift voor Ge-
neeskunde publiceerde.
evolutie van artsen en patiëntenDr. Vandekerkhof: “De werksituatie van art-
sen is doorheen de jaren erg geëvolueerd. Het
artsenkorps telt nu veel meer vrouwen en
teamwork speelt een steeds grotere rol. Ook
de patiënten zijn anders dan pakweg 30 jaar
geleden. Ze zijn veel mondiger, wat zeker niet
slecht is, maar soms ontspoort dat naar me-
dical shopping. Ze vragen ook naar een meer
patiëntgestuurde zorg. Daarnaast wordt de
wetgeving er niet makkelijker op, denk maar
aan de wetten rond patiëntenrechten en eu-
thanasie.”
eigenheid van artsen“Het is dan ook heel belangrijk om een HR-
beleid op maat van de arts uit te werken,”
onderstreept dr. Vandekerkhof. “Naast de om-
gevingsfactoren moeten we ook rekening hou-
den met de eigenheid van het (zelfstandige)
beroep. Bovendien zijn artsen erg op hun auto-
nomie gesteld. We kunnen dus niet zomaar het
HR-beleid voor andere medewerkers kopiëren.”
goed in hun vel“Jessa heeft een uitgebreid gezondheids- en
preventieprogramma voor zijn medewerkers.
We bieden programma’s rond omgaan met
stress, bewegen, cardiovasculaire preventie,
griepvaccinatie,… Die programma’s moeten
ook toegankelijk zijn voor artsen. Pas als de
artsen zich helemaal goed in hun vel voelen,
kunnen ze zich 200% inzetten voor hun pa-
tiënten. Maar een goed HR-beleid komt ook
tegemoet aan de specifieke behoeften van de
arts. We voerden een enquête waaruit bleek
dat bijna 10% van de artsen een groot tot
zeer groot risico op burn-out loopt. Het is dus
belangrijk dat we preventieve maatregelen
nemen, problemen tijdig opsporen en dat art-
sen in alle discretie een beroep kunnen doen
op een externe psycholoog.”
ondersteunend beleidSinds 2005 geeft een multidisciplinaire werk-
groep vorm aan het HR-beleid voor artsen in
het Jessa ziekenhuis. “Momenteel leggen we
de focus op een goede werkorganisatie en
een stimulerende werkomgeving. Dat doen
we door waardering te tonen voor ieders
werk en prestaties en cursussen rond leiding-
geven en timemanagement aan te bieden.
Daarnaast focussen we op de problematiek
van het second and third victim. Bij een medi-
sche fout is niet alleen de patiënt het slacht-
offer, ook de arts lijdt eronder en de impact
daarvan wordt nog zwaar onderschat,” aldus
dr. Vandekerkhof.
De werkgroep komt viermaal per jaar samen
en bestaat uit de algemeen directeur, de per-
soneelsdirecteur, de voorzitter van de medi-
sche raad, de medisch directeur, de stafme-
dewerkers algemene en medische directie en
diverse artsen.
Het volledige artikel ‘HR-beleid voor zieken-
huisartsen: luxeprobleem of actueel onder-
werp?’ is te lezen in het Tijdschrift voor Ge-
neeskunde, 1 maart 2013.
HR-beleid op maat van de artsDe laatste jaren stijgt de druk op artsen en krijgen ze te maken met
meer administratieve rondslomp en een moeilijkere wetgeving. Daar-
naast worden patiënten steeds mondiger en vragen ze naar een meer
patiëntgestuurde zorg. Al die veranderingen verhogen het risico op
stress en burn-out. Meer dan ooit is er dus nood aan een gedegen HR-
beleid op maat van de arts.
• ARTSENtevredenheid
• PREVENTIE EN AANPAK VAN stress EN burn-out
• samenwerken EN associeren
• EEN MAGNEETZIEKENHUIS ZIJN VOOR Jonge artsen
• EEN professionele selectie VAN ARTSEN
• EEN evaluatie VAN DE ZIEKENHUISARTS
• gezondheidspromotie MET PREVENTIEVE EN CURATIEVE ACTIES
• HET opleiden EN coachen VAN MEDISCHE DIENSTHOOFDEN
TOT ECHTE PEOPLE MANAGERS
mogeliJke thema’s voor DE hr-wErkgroEp
HR-BELEID
Vlnr: Karel Bosmans, dr. Jos Vandekerkhof en Kristel Diepvens
“Bobath is één van de toonaangevende con-
cepten voor revalidatie van volwassenen
met een niet-aangeboren hersenletsel,” legt
Marc uit. “Het – evidence based - concept is
gebaseerd op het principe van efficiënt (zo-
gezegd ‘normaal’) bewegen en gaat uit van
een 24-uursbenadering. In het Jessa Zieken-
huis werken we binnen het Bobathconcept
met een multidisciplinair team van kinesisten,
ergotherapeuten, logopedisten en verpleeg-
kundigen. Uiteraard kennen en gebruiken we
ook andere concepten, maar Bobath is het ba-
sisconcept waarbinnen we klinisch redeneren:
wat kan de revalidant wel, wat mist hij of zij
en hoe kunnen we hier op ingaan? Behande-
ling en onderzoek gaan hierbij hand in hand.”
autoriteit in bobathHet was niet de eerste keer dat campus St.-
Ursula een Bobathcursus organiseerde. “In
principe wordt er in België één keer per jaar
een advanced cursus georganiseerd,” aldus
Marc. “De laatste 3 cursussen vonden in ons
revalidatiecentrum plaats en werden telkens
gegeven door ervaren senior instructoren,
echte autoriteiten op dit vlak die wereldwijd
cursussen geven. In 2010 hadden we hier-
voor de Engelse Mary Lynch-Ellerington op
bezoek, in 2011 de Zwitserse Louise Rutz-
LaPitz en voor onze laatste cursus was de
Canadese Julie Vaughan-Graham, erkend ad-
vanced Bobath instructor, bij ons te gast. We
proberen telkens mensen met totaal verschil-
lende expertise in Bobath aan te trekken. Een
bijkomend voordeel van het in eigen huis or-
ganiseren, is dat we onderwerpen kunnen uit-
pikken die aansluiten bij de accenten die we
in ons revalidatiecentrum leggen. We willen in
campus St.-Ursula niet alleen hoogwaardige
basisneurologische revalidatie aanbieden,
maar ook gespecialiseerde therapie op diver-
se speerpunten. Investeren in een goede op-
leiding is dan een absolute must. We proberen
bij iedere advanced cursus een viertal eigen
therapeuten te laten deelnemen.”
sterk praktijkgerichtDe advanced cursussen duren een week
waarin sterk in de diepte gewerkt wordt rond
één centraal thema. Iedere dag start met een
theoriegedeelte, gevolgd door praktische
oefeningen die de deelnemers op elkaar uit-
voeren, een patiëntendemo en uiteindelijk
Advanced Bobathcursussen op revalidatiecampus St.-Ursula zijn succes
JESSALINEA14
Van maandag 4 tot en met vrijdag 8 maart 2013 organiseerde revali-
datiecampus St. ursula voor de derde keer een advanced Bobathcur-
sus voor ergo- en kinesitherapeuten. Twaalf professionals leerden er
van ervaren instructoren meer over ‘what is the state of kwowledge,
the Bobath concept’. Eén van de lesgevers was Marc Michielsen. Hij
leidt als hoofdtherapeut op campus St.-ursula een team van 31 ge-
dreven kinesisten, ergotherapeuten, logopedisten en psychologen.
een behandeling bij patiënten die dit als een
gedeeltelijke vervanging van hun gebruike-
lijke therapie krijgen. “Een intensieve aanpak,
maar eentje die werkt,” vindt Marc. “De cursis-
ten zien aan het einde van de week zelf de
evolutie bij de revalidant.” In september vindt
de volgende advanced cursus op campus St.-
Ursula plaats.
zelf instructorNaast de advanced cursussen biedt IBITA
(International Bobath Instructors Training As-
sociation) ook basiscursussen aan. Zo’n basis-
cursus duurt drie weken en behandelt de alge-
mene Bobathprincipes. Hoofdtherapeut Marc
Michielsen is zelf ook docent bij IBITA, voorlo-
pig nog voor basiscursussen, verpleegkundige
cursussen en assistent bij advanced cursus-
sen. “Een vrij intensieve opleiding,” vertelt hij.
“Zo heb ik bijvoorbeeld als assistent-instruc-
teur in België, Nederland en Zwitserland bij
een senior instructor gewerkt. Tegenwoordig
geef ik één keer per jaar samen met een col-
lega uit het revalidatiecentrum van Pellenberg
een basiscursus in Polen. Dat gebeurt in het
Engels met simultaanvertaling."
Advanced Bobathcursussen op revalidatiecampus St.-Ursula zijn succes
JESSALINEA 15
Revalidatiecampus St.-ursula bouwt al diverse jaren in eigen huis een grondige
expertise in Bobath uit.
• Iedere verpleegkundige volgt de verpleegkundige cursus. Binnenkort komen
er opnieuw cursussen voor alle verpleegkundigen die recent gestart zijn op
campus St.-ursula en opfriscursussen voor de anderen. Er wordt permanent
multidisciplinair bekeken hoe therapeuten de verpleegkundigen nog meer
kunnen betrekken bij de therapie.
• Alle therapeuten hebben een basisopleiding Bobath gevolgd. Na een jaar
‘training on the job’ kunnen ze volgens een beurtsysteem instappen in een
advanced cursus (viertal therapeuten per advanced cursus).
• Kinesist Maarten Bossuyt volgt momenteel een opleiding tot basisinstruc-
teur en hoopt binnenkort voorgedragen te worden voor de afstudeercursus
basisinstructeur.
• Hoofdtherapeut Marc Michielsen is basisinstructeur en in opleiding voor ad-
vanced instructor. Hij hoopt in september voorgedragen te worden voor de
afstudeercursus advanced instructor. Marc is tevens voorzitter van de ‘edu-
cation committee’ van IBITA, waardoor hij wereldwijd contacten heeft. Zo
bracht bijvoorbeeld in maart, tijdens de advanced cursus, een Japanse ergo-
therapeut uit Osaka een bezoek aan revalidatiecampus St.-ursula.
“ Het Bobath-concept is duidelijk evidence based.”
“ De cursus heeft me overtuigd van de belangrijkheid van het Bobath-concept.”
“ Je leert neurofysiologie toe te passen in je klinisch redeneren en te integreren
in je behandeling van patiënten.”
“ Praktische oefeningen, onderbouwd door een gedegen neurologische theorie.”
“ Het kritisch lezen van de artikels leerde me na te denken over evidence based
handelen.”
“ Het is enorm verruimend om zo’n cursus te kunnen volgen.”
“ Er komen heel wat gesprekken op gang over inzichten en aanpak van dage-
lijkse handelingen.”
“ Heel veel leermomenten. werk met de patiënt, niet voor hem.”
“ Mijn manier van klinisch redeneren werd in hoge mate uitgedaagd.”
“ Heel sterk dat we uitgedaagd werden om 'neurologie te spreken'.”
“ De passie die de docenten etaleren voor therapie en het Bobath concept werkt
aanstekelijk.”
“ Ik zag zeer veel behandelmogelijkheden die ikzelf zou gemist hebben. Helaas
is zien nog geen garantie voor kunnen.”
bobathexpertise iN EigEN huiS
reacties op DE curSuSSEN
REVALIDATIEcAMPuS
Julie Vaughan-Graham (advanced instructor), Marc Michielsen (hoofdtherapeut campus St.-Ursula en assistant advanced instructor) en Mitsuo Suzuki (ergotherapeut revalidatiecentrum Osaka).
120110100
908070605040302010
0
125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz
dB
HL
120110100
908070605040302010
0
125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz
dB
HL
“Het gaat om een nieuwe vorm van gehoor-
beenreconstructie met gebruik van hydroxy-
apatiet cement,” legt dr. Janssens de Vare-
beke uit. “Hydroxyapatiet is zeker geen nieuw
materiaal en het heeft zijn nut al grondig
bewezen, onder meer in de orthopedie en de
tandheelkunde. Ook in de middenoorchirurgie
kenden we het, maar de afgelopen jaren zijn
er geheel nieuwe, revolutionaire toepassin-
gen in de middenoorchirurgie ontdekt waarbij
we hydroxyapatiet gebruiken onder de vorm
van cement. Dit type cement heeft niets te
maken met oudere generaties van glasiono-
meren of andere soorten cement die vroeger
MIDDENOOR-cHIRuRgIE
Nieuwe techniek middenoorchirurgie biedt tal van voordelen
JESSALINEA16
Dr. Janssens de Varebeke, neus-keel-oorarts in het Jessa Ziekenhuis,
past sinds enkele jaren een nieuwe, eerder revolutionaire techniek
voor middenoorchirurgie toe. Deze techniek laat toe om bepaalde ge-
hoorstoornissen en middenoorproblemen beter en vlotter op te los-
sen en ingrepen te doen waarvoor voorheen geen goede oplossing
was. De techniek wordt tot nu toe enkel toegepast in enkele, voor-
namelijk universitaire centra in België en het buitenland, maar heeft
zijn nut al duidelijk bewezen.
right left
©Audioqueen
ingreep een week na ingreep
luchtgeleiding VOOR INgREEP luchtgeleiding EEN WEEK NA INGREEP
beengeleiding VOOR INgREEP beengeleiding EEN WEEK NA INGREEP
CASUS 1: onderbreking aambeeld
120110100
908070605040302010
0
125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz
dB
HL
120110100
908070605040302010
0
125 250 500 1000 2000 4000 8000Hz
dB
HL
gebruikt werden. Het is een superveilig, niet-
neurotoxisch materiaal dat niet vergaat.”
kunststof- of donormateriaalKlassieke middelen die bij onderbrekingen in
de gehoorbeentjesketen doorgaans gebruikt
worden, zijn kunststofmaterialen zoals hard-
hydroxyapatiet, titanium of ceramiek. Soms
worden gehoorbeentjesketens ook hersteld
met gebruik van volledige gehoorbeentjes of
bot- of kraakbeentjesstukjes van de patiënt
zelf of van donormateriaal, de zogenaamde
tympano-ossiculaire allogreffen. “Er zijn ech-
ter heel wat situaties waarbij we als chirurg
op problemen botsen die met de klassieke
middelen niet altijd even goed oplosbaar zijn
of alleszins geen optimale oplossing bieden,”
aldus dr. Janssens de Varebeke.
beperkingen klassieke methodes“Bij kunstmateriaal als vervanging van ge-
hoorbeentjes is er bijvoorbeeld een welis-
waar zeldzaam, maar reëel risico van extrusie
doorheen het trommelvlies, zeker in geval van
verluchtingsproblemen postoperatief en op
langere termijn. Een ander nadeel is dat we bij
kleinere defecten met kleinere gehoorverlie-
zen, de gehoorbeentjesketen tijdelijk moeten
onderbreken om een correcte verbinding te
maken. Soms zijn de originele gehoorbeentjes
ook te zwaar geërodeerd zodat het heel moei-
lijk wordt om de resten te hergebruiken of te
integreren in de constructie van de keten. In
bepaalde gevallen zien we ook pas tijdens de
operatie problemen die ons voor een dilemma
stellen. Dat kan bijvoorbeeld een erosie zijn
van het incudostapediale gewricht waarbij er
nog contact is tussen beide elementen, maar
waarbij we merken dat de overdracht van ge-
luidsgolven van trommelvlies via hamer en
JESSALINEA 17
right left
©Audioqueen
voor ingreep
luchtgeleiding VOOR INGREEP
beengeleiding VOOR INGREEP
een week NA INGREEP
twee weken NA INGREEP
CASUS 2: reconstructie van gehoorbeentJesketen NA ERADICATIE VAN CHOLESTEATOMA IN EEN RECHTER OOR
1 stijgbeugel met titanium middenoorprothese gemonteerd tussen mobiele stijgbeugel en trommelvlies (aambeeld en hamer ontbreken)2 hoe we met HAcement deze montage nog kunnen stabiliseren
1
2
JESSALINEA18
aambeeld naar de stijgbeugel onvoldoende
goed is. Dit zijn maar een paar voorbeelden.
Er zijn er nog heel wat andere.”
toepassingen hydroxyapatietDe nieuwe techniek leent zich volgens dr.
Janssens de Varebeke uitstekend om in ver-
vanging van of aanvullend aan de klassieke
methodes te gebruiken. “De toepassingsmo-
gelijkheden zijn echt enorm breed,” zegt hij.
“Zo kunnen we hydroxyapatiet cement bij-
voorbeeld in volgende gevallen gebruiken:
• Bij gehoorstoornissen van transmissief of
gemengd type waarbij een belangrijk deel
van het gehoorverlies wordt veroorzaakt
door de onderbreking van het aambeeld en
de stijgbeugel, het ontbreken van het aam-
beeld of een breuk in aambeeld of stijgbeu-
gel. Dit is de meest courante toepassing.
• Bij minieme erosies aan het incudostape-
diale gewricht met beperkt gehoorverlies.
Bij de klassieke ossiculoplastie worden der-
gelijke ingrepen niet overwogen omwille
van het risico op meer gehoorverlies. Nu
kunnen we dit dus wel.
• Voor het beter en vlotter oplossen van
luxatie of dislocatie van gehoorbeentjes bij
trauma op het oor (bv. rotsbeenbreuk).
• Voorhetvolledigreconstruerenvandeha-
mersteel waar deze afgeknot is.
• Na verwijdering van de cholesteatomata
kunnen we defecten van de achterwand
met cement opvullen en het scutum terug
tot de juiste dimensie reconstrueren.
• Voorhetfixerenvanklassiekemiddenoor-
implantaten wanneer die moeten gebruikt
worden, bv. bij totale afwezigheid van ge-
hoorbeentjesketens.
• Voorrevisievanotosclerose:delangearm
van het aambeeld verlengen waarop de
prothese kan gemonteerd worden. Met de
klassieke methode levert dit vaak insta-
biele prothesen op.”
zeer kneedbaarHydroxyapatiet cement is zeer kneedbaar en
gemakkelijk in gebruik. “Het is verkrijgbaar
als droge poeder en een oplosmiddel. Zodra
het oor geprepareerd is voor de reconstructie,
worden poeder en oplosmiddel gemengd en
krijg je het ideale cementmengsel." Zoals voor
elke techniek in de chirurgie dient de chirurg
ook voor deze toepassing over de nodige op-
leiding en kennis te beschikken.
De belangrijkste voordelen van de nieuwe techniek samengevat:
• De toepassingen met hydroxyapatiet cement zijn heel breed.
Ook complexe toepassingen, waarbij met andere technieken
gevaar is voor gehoorverlies, zijn mogelijk.
• De nieuwe techniek levert een snellere en betere gehoorwinst
op (zie audiogrammen pag 16 - 17).
• De fixatie met hydroxyapatiet cement biedt een veel grotere
stabiliteit.
• De tijdsduur van bepaalde ingrepen kan in bepaalde omstan-
digheden ingekort worden.
• Hydroxyapatiet is een veilig, niet-neurotoxisch materiaal dat
zijn nut bewezen heeft. Het kan gebruikt worden in vervanging
van of samen met andere technieken.
• Het materiaal is heel kneedbaar waardoor in de toekomst wel-
licht nog andere toepassingen mogelijk zijn.
• Hydroxyapatiet maakt het mogelijk om een gehoorbeentjeske-
ten volledig opnieuw te herstellen zodat geluidstrillingen op
natuurlijke wijze naar het slakkenhuis doorgestuurd kunnen
worden.
belangriJkste voordelen NiEuwE tEchNiEk
MIDDENOOR-cHIRuRgIE
JESSALINEA 19
NIEuwS
101 vragen en antwoorden over astma bij kinderen
“Voor deze editie wijzigden we het format”,
licht hoofdredacteur dr. Marc Raes, kinderarts
in het Jessa Ziekenhuis, toe. “Via enquêtes
vroegen we aan huisartsen, kinderartsen en
paramedici wat we volgens hen in het boek
zeker moesten bespreken. Een team van Bel-
gische kinderlongartsen ging met de resul-
taten aan de slag en werkte tien hoofdstuk-
ken in vraag- en antwoordvorm uit. Daarbij
hielden ze ook rekening met de ervaringen
uit hun dagelijkse praktijkvoering en met de
internationale richtlijnen en adviezen.”
nieuwe inzichtenHet boek geeft niet alleen antwoorden op de
101 vragen, maar biedt ook nieuwe inzich-
ten in de pathogenese, heterogeniteit, diag-
nostiek en behandeling van astma bij kinde-
ren. “Een groot voordeel van deze editie is
dat je naast de trefwoorden ook de vragen in
de inhoudsopgave terugvindt, zodat je snel
naar de pagina kan gaan die een antwoord
geeft op jouw vraag. Het is dus niet nodig
om steeds het volledige boek te doorlezen.”
Naast de Nederlandstalige versie is er
ook een Franstalige versie: L’Asthme chez
l’enfant: 101 questions et réponses.
‘Astma bij kinderen. 101 vragen en antwoor-
den’; kernredactie: E. Bodart, K. De Boeck, M.
Raes; Uitgeverij Acco; ISBN 9789033489211
bij kinderenMarc Raes (red.) e.a.
Astm
a bij kind
eren
Astma is bij kinderen een van de meest voorkomende chronische aandoeningen en heeft in de afgelopen decennia een grote toename in prevalentie vertoond. Nieuwe inzichten in de pathogenese, heterogeniteit, diagnostiek en behandeling maken een regelmatige update van onze kennis wenselijk.
De 3de editie van dit boek geeft antwoorden op frequent voorkomende vragen die huisartsen, kinderartsen, paramedici en andere zorgverstrekkers zich stellen over kinderen met astma.
Er is gekozen voor een vraag-en-antwoord formule, eerder dan voor een klassiek tekstboek. Vele vraagstellingen werden aangebracht vanuit diverse groepen gezondheidwerkers.
Via een uitgebreide index met trefwoorden kunnen op een praktische en selec-tieve manier pasklare oplossingen worden aangereikt omtrent etiologie, epide-miologie, diagnostiek, preventie, therapie. Waar nodig worden schema’s, algo-ritmes, illustraties, korte kaderstukken ingelast ter verdere verduidelijking van het onderwerp. Verwijzing naar sleutelreferenties biedt de mogelijkheid tot verdere lectuur.
Dit werk is geschreven door een enthousiaste groep van Belgische kinderlong-artsen die vanuit hun dagelijkse praktijkvoering vertrouwd zijn met de ‘plaatse-lijke’ situatie en internationale richtlijnen en adviezen aan de lokale noden en gewoonten kunnen aanpassen.
De auteurs hopen dat dit boek praktische oplossingen zal bieden aan al wie op zoek is naar antwoorden op vragen over kinderen met astma.
Eddy Bodart / Georges Casimir / Frans De Baets / Kris De Boeck / Kristine DesagerAnne Malfroot / Christian Mossay / Marc Raes (hoofdred.)
Astma101
vragen en antwoorden
In maart 2013 verscheen de derde editie van ‘Astma bij kinderen’,
een initiatief van de Belgische Kring Kinderlongziekten (BKKL). Het
boek bundelt de antwoorden op 101 vragen die artsen, zorgverleners
en ouders zich stellen over kinderen met astma.
• Omschrijf zo goed mogelijk het profiel van een kind met astma zodat je
correcte[re] prognostische en therapeutische beslissingen kan nemen.
• Informeer de ouders grondig.
• Behoud een goede therapietrouw door bij iedere raadpleging duidelijke
instructies te geven. Herhaal die instructies regelmatig.
• Geef mensen een gestructureerd geschreven behandelplan mee.
• Demonstreer hoe kinderen de devices precies moeten gebruiken.
• Achterhaal via bepaalde vraagstellingen of kinderen daadwerkelijk hun
medicatie innemen.
tips voor ArtSEN
“Reeds vroeg in de fusie van het Salvator-
St.-Ursulaziekenhuis en het Virga Jessezie-
kenhuis werd besloten om zo snel mogelijk
naar één spoedgevallendienst te gaan. Dit
biedt voordelen naar organiseren van wacht-
diensten, aanbod van zo breed mogelijke ge-
specialiseerde zorg, inzet van materialen en
middelen, enz. Het uiteindelijke doel: patiën-
ten zo goed mogelijk kunnen helpen,” aldus
dr. Vantroyen.
Hoe is de spoedgevallendienst tegenwoor-
dig georganiseerd?
Luk Celus: “Onze dienst is opgesplitst in vier
aparte zones: een zone voor kinderen, een
zone voor patiënten waarvan we verwachten
dat ze met een beperkt aantal onderzoeken
en zorg terug naar huis kunnen, een zone voor
niet-dringende patiënten die wellicht wel op-
genomen worden en een zone voor ernstige
spoedgevallen. De triageverpleegkundige be-
paalt wie in welke zone terecht komt. Hij of zij
maakt meteen bij de aanmelding een snelle
inschatting van het probleem. Zo krijgt de
patiënt de zorgen waar hij recht op heeft en
komt hij of zij in de aangewezen zone binnen
onze dienst terecht. De triageverpleegkun-
dige heeft dus een belangrijke functie in het
geheel. Voor deze manier van werken hebben
we trouwens lof gekregen van het auditteam
tijdens de voorbije accreditatiebezoeken.”
wat is het voordeel van deze werkwijze?
Dominique Leurs: “Een van de voordelen is
dat de patiëntenstromen elkaar niet kruisen.
Kinderen of patiënten met kleinere proble-
men komen bijvoorbeeld niet in de zone met
de kritieke patiënten. Hierdoor worden onver-
wachte confrontaties vermeden en moeten
niet-dringende patiënten niet onnodig lang
wachten omdat meer dringende aanmel-
dingen steeds voorgaan. Elke zone werkt bo-
vendien autonoom met een apart team van
artsen en verpleegkundigen. Een coördinator
- een ervaren verpleegkundige – bewaakt het
overzicht over de zones en stuurt bij waar
nodig”.
Toch kende de fusie van de spoeddiensten
enkele problemen. wat was de reden?
Dr. Vantroyen: “Ondanks intensieve voorberei-
JESSALINEA20
Van een verstuikte enkel tot een zwaar verkeersongeval, van een baby met
koorts tot een oncologische patiënt met ademnood… het aanbod op een
spoedgevallendienst is groot. Om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan
deze brede zorgvraag werd de spoedgevallendienst van het Jessa ziekenhuis
in 2011 gereorganiseerd. Medisch diensthoofd en urgentie-arts dr. Barbara
Vantroyen en hoofdverpleegkundigen Luk celus en Dominique Leurs geven
tekst en uitleg.
De spoedgevallendienst doorgelicht
vlnr: Luc Celus, dr. Barbara Vantroyen en Dominique Leurs
Een duidelijke verwijsbrief
van de huisarts
biedt zeker een meerwaarde.
""
ding waren er inderdaad wel wat problemen.
Zo vroeg het werken in zones van onszelf al
een aanpassing. Je kan een manier van wer-
ken die je jarenlang gewoon bent immers niet
van vandaag op morgen overboord gooien.
Bovendien was het in de periode waarin we
fuseerden erg druk op de beide campussen
en leidde het ‘verdubbelde aanbod’ tot orga-
nisatorische problemen zoals doorstroming
naar het beddenhuis en transporten naar de
andere campus. Hierdoor werden de wacht-
tijden bij momenten te lang. Daarnaast von-
den er tegelijkertijd verhuizingen van ver-
pleegafdelingen plaats waardoor niet alle
capaciteit ten volle beschikbaar was. En last
but not least waren de afspraken met de ver-
schillende disciplines niet steeds gelijk over
de beide campussen. Ook dit leidde tot aan-
passingen, zowel op spoedgevallen als bij de
orgaanspecialisten.
De medische organisatie op de spoedafde-
ling van het Jessa ziekenhuis is anders dan
in sommige andere ziekenhuizen. waarom?
Dr. Vantroyen: “We werken met gekwalifi-
ceerde urgentieartsen die instaan voor de
opvang, stabilisatie, diagnosestelling en pri-
maire behandeling. Waar nodig vragen we
advies van andere ziekenhuisspecialisten.
De urgentiearts kan autonoom beslissen over
ontslag of opname van een groot aantal van
de patiënten op spoed. In geval van opname
verwijzen we de patiënt verder naar een zie-
kenhuisspecialist. De patiënt krijgt dan de
nodige voorschriften voor de eerste uren mee
zodat de collega op de afdeling de tijd heeft
om de patiënt in zijn planning op te nemen.
Uiteraard zijn er ook een aantal indicaties die
van meet af aan een interdisciplinaire aanpak
vereisen zoals pediatrie, operatieve indica-
ties, (interventionele) cardiologie. Hiervoor
hebben we de nodige afspraken en er is regel-
matig overleg tussen alle betrokkenen. Kort-
om: onze taak op spoed gaat, in tegenstelling
tot sommige andere spoeddiensten, verder
dan alleen de initiële opvang en stabilisatie.
De manier van werken op je spoedafdeling is
een beslissing die een ziekenhuis maakt af-
hankelijk van de mogelijkheden (architectuur,
beschikbare staf,…). Eén van de grote voor-
delen van onze werking is dat de orgaanspe-
cialisten hun werk beter kunnen organiseren
omdat de diagnostiek door de urgentieartsen
gebeurt. Zij kunnen hierdoor de patiënt zien
op een ogenblik dat alle onderzoeken uitge-
voerd zijn en er vaak al een correcte behande-
ling gestart is.”
Hoe verloopt de doorstroming naar de an-
dere campussen?
Luk Celus: “Dit gebeurt via intercampus trans-
porten. We beseffen dat dit een invloed heeft
op de beleving van de patiënt en zijn familie,
maar op dit ogenblik kan het niet anders. Een
Pendelambulance voert de ritten uit en indien
nodig voorzien we in verpleegkundige of me-
dische begeleiding. Ook hierover zijn goede
afspraken. Zo zal een pas geopereerde pa-
tiënt bijvoorbeeld nooit naar de andere cam-
pus vervoerd worden. Voor een Intensieve
Zorgen patiënt gebeurt dit soms wel, maar
met de nodige voorbereidingen. We besteden
ook heel wat extra aandacht aan de telefo-
nische briefingmomenten tussen de afdelin-
gen. Dit gebeurt via de SBAR-methode, een
methode voor een veilige patiëntenbriefing.
Patiënten kunnen tot 22u op hun kamer op
campus Salvator toekomen. Wordt het later,
dan blijft de patiënt op spoedgevallen over-
nachten en gebeurt de transfer de volgende
ochtend. Deze hele periode blijft de patiënt
onder medisch toezicht van de aanwezige ur-
gentieartsen.”
waar houden huisartsen bij verwijzing van
patiënten best rekening mee?
Dr. Vantroyen: “Een duidelijke verwijsbrief is
zeker een meerwaarde. Dit helpt de triagever-
pleegkundige bij het bepalen van de urgentie-
SPOEDgEVALLEN
JESSALINEA 21
1. Een duidelijke verwijsbrief helpt de triageverpleegkundige bij het bepalen
van de urgentiegraad en geeft de urgentiearts de nodige info uit de eerste
lijn. Contacteer ons indien nodig gerust voor een telefonische briefing.
2. Help patiënten hun verwachtingen over wachttijden realistisch te houden.
Een standaard patiëntencontact op spoed met enkele technische en/of labo-
onderzoeken neemt al snel tot 3 uur in beslag.
3. Op de spoedgevallendienst is niet alle medicatie in voorraad en de zieken-
huisapotheek is niet 24/24u open. Daarom adviseren we patiënten om hun
thuismedicatie voor de eerste dag mee te brengen, samen met een lijst van
deze medicatie.
tips voor de huisarts SAMENgEvAt
vlnr: Luc Celus, dr. Barbara Vantroyen en Dominique Leurs
We werken met gekwalificeerde urgentieartsen
die instaan voor de opvang, stabilisatie,
diagnosestelling en primaire behandeling.
""
SPOEDgEVALLEN
JESSALINEA22
graad en zorgt ervoor dat onze urgentieartsen
de nodige informatie uit de eerste lijn krijgen.
Indien nodig kan de huisarts ons ook steeds
telefonisch contacteren voor een briefing.
Elke huisarts krijgt trouwens een verslag van
het spoedcontact, op voorwaarde dat de pati-
ent bij de inschrijving de naam van de huisarts
heeft laten registreren. Is de huisarts op een
elektronisch verzendingssysteem aangeslo-
ten, dan krijgt hij of zij dit verslag elektronisch
toegestuurd. Op die manier komen de spoed-
gegevens zo snel mogelijk bij de huisarts te-
recht en is de opvolging van de zorg verzekerd.
Bij verwijzing van patiënten is het ook belang-
rijk om de patiënt realistische verwachtingen
mee te geven. Resultaten van een bloedname
nemen gemakkelijk 1,5 tot 2 uur in beslag op
het laboratorium zelf. Reken daar de vooraf-
gaande anamnese en het klinisch onderzoek
door de arts bij en de bloedname door de ver-
pleegkundige, dan is de patiënt vaak al 2 tot 3
uur op spoed vooraleer de resultaten gekend
zijn.
Bovendien streeft de opnamedienst naar
een zo juist mogelijke opnameafdeling voor
de patiënt. Bij een onvoorziene opname is
er uiteraard nog geen bed gereserveerd. Het
duurt dan vaak enige tijd vooraleer een ge-
schikte kamer op de juiste afdeling vrij en
gepoetst is. Vanuit spoedgevallen proberen
wij die wachttijd te beperken door een kamer
aan te vragen van zodra duidelijk is om welke
pathologie het gaat en voor welke discipline
de patiënt opgenomen moet worden. In veel
gevallen is dit al snel duidelijk (bijvoorbeeld:
een nierkoliek). Maar bij andere problemen
zoals bovenbuikpijn zijn er vaak onderzoeken
nodig vooraleer we hier zicht op krijgen. Ten
slotte is het ook nuttig dat de patiënt alle me-
dicatie mee brengt die hij thuis neemt, alsook
een lijst met deze medicatie. Niet alle medi-
catie is namelijk onmiddellijk beschikbaar op
spoedgevallen. Zo kan de patiënt toch steeds
zijn noodzakelijke thuismedicatie krijgen op
de spoedgevallendienst.”
Spoed is een grote dienst binnen het zie-
kenhuis, hoe gaan jullie daar mee om?
Dominique Leurs: “Onze spoed is inderdaad
een grote dienst, niet alleen binnen het zie-
kenhuis, maar met de ruim 43.000 patiënten-
contacten per jaar behoren we ook binnen
België tot de grotere diensten. En dat schept
extra uitdagingen. We moeten er met ons
team - ruim 75 medewerkers: artsen, ver-
pleegkundigen, ambulanciers en secretares-
sen - continu voor zorgen dat de individuele
patiënt in deze grote patiëntenstroom krijgt
waar hij recht op heeft, en liefst nog een beet-
je extra. Het komt er dus op aan om naast de
basiszorg ook alles rond die basiszorg te be-
waken. Ik denk dan aan wachttijden, comfort,
doorstroming en dergelijke. Zelfs opleiding
van onze medewerkers, die te maken krijgen
met alle domeinen van de gezondheidszorg,
vraagt een heuse investering. We willen im-
mers garant staan dat degene die met de
ziekenwagen bij de patiënt aan huis komt of
degene die de eerste opvang op spoed doet,
biedt wat de klant van hem verwacht: spoed-
gevallenzorg van een hoog niveau”.
spoedgevallen [email protected]
secretariaat [email protected]
contactgEgEvENS:
eigen deelwebsite voor SpoEDgEvAllENDiENSt
Sinds kort is de website van het ziekenhuis uitgebreid met een ‘deelwebsite’
spoedgevallendienst. Hier vindt u meer info over de concrete werking van de
spoedgevallendienst, maar bijvoorbeeld ook over het Manchester Triage Sys-
teem. u bereikt de deelwebsite via www.jessazh.be/spoedgevallendienst.
kORT NIEuwS
JESSALINEA 23
Dr. Peter caubergh versterkt sinds 01 augustus 2012 de dienst
spoedgevallen. Hij studeerde geneeskunde aan het LUC en de KUL.
De opleiding huisarts doorliep hij in het ZOL in Genk en in Maasmeche-
len. Sinds 2000 begon hij aan een militaire carrière. In 2004 behaalde
hij het brevet acute geneeskunde. Na 8 jaren ervaring in het St. Fran-
ciskusziekenhuis in Heusden-Zolder is dr. Caubergh nu staflid van de
dienst spoedgevallen van het Jessa Ziekenhuis.
Prof. dr. Jasper Verguts studeerde in 1999 af als arts aan de KULeu-
ven. Tijdens zijn verdere specialisatie gynaecologie werkte hij in het
toenmalige Virga Jesseziekenhuis, het UZ Leuven en het Catharina zie-
kenhuis in Eindhoven.
In 2004 promoveerde hij tot gynaecoloog. Daarna volgde hij twee jaar
opleiding gynaecologische oncologie bij prof. I. Vergote en twee jaar
urogynaecologie bij prof. J. Deprest in het UZ Leuven. Zijn doctoraat-
sonderzoek, dat hij in juni 2011 verdedigde, ging over de preventie van verklevingen bij
kijkoperaties. Daarnaast bekwaamde prof. dr. Jasper Verguts zich de voorbije tien jaar in de
laparoscopische heelkunde en werd hij benoemd aan de KU Leuven.
Sinds 1 maart 2013 werkt hij in associatie met de andere gynaecologen als voltijds gynae-
coloog in het Jessa Ziekenhuis. Hij legt zich niet alleen toe op de algemene gynaecologie en
verloskunde, maar ook op urogynaecologische aandoeningen en de meer complexe laparo-
scopische ingrepen zoals bij endometriose, uitgebreide verklevingen of uteriene myomen.
Dr. Alaaddin Yilmaz studeerde geneeskunde aan de RU Gent. Hij volg-
de zijn opleiding heelkunde in het Maria Middelares Ziekenhuis in Gent.
Tot slot vervolledigde hij zijn opleiding tot cardio-thoracaal chirurg in
het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, Nederland, o.l.v. prof. dr.
H.A. van Swieten. Daar kon hij zijn interesse in de minimaal invasieve
cardio-thoracale heelkunde verder uitdiepen. In 2006 werd hij volwaar-
dig staflid op die dienst.
Dr. Alaaddin Yilmaz ontwikkelde zelf minimaal invasieve technieken en groeide uit tot een
internationaal gerenommeerd expert in de minimaal invasieve cardio-thoracale heelkunde.
In maart 2013 trad hij toe tot de associatie cardio-thoracale heelkunde van het Jessa
Ziekenhuis.
Sinds 1 mei 2013 versterkt dr. Peter Messiaen de dienst Infectie-
ziekten en Immuniteit van het Jessa Ziekenhuis. In 2002 studeerde
hij als arts af aan de UGent. Na een tweejarige klinische opleiding heel-
kunde, obstetrie en tropische geneeskunde vertrok hij op humanitaire
missie met Médecins sans Frontières. Daarna specialiseerde hij zich in
inwendige ziekten, onder meer in het toenmalige Virga Jesseziekenhuis
en het Universitair Ziekenhuis Gent.
De vervolgopleiding tot internist-infectioloog genoot hij eveneens aan het UZ Gent, op de
dienst van prof. dr. D. Vogelaers. Vier jaar lang verrichtte dr. Peter Messiaen daar fundamen-
teel klinisch onderzoek met focus op moleculaire HIV-virologie. Zijn doctoraal proefschrift
over translationeel HIV-onderzoek verdedigt hij binnenkort.
Na het promoveren als internist in 2012 volgde hij een fellowship infectieziekten aan het
Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen en aan het Universitair Ziekenhuis
Erasmus MC in Rotterdam. Naast behandeling van infectieziekten en deelname aan de reizi-
gersvaccinatieraadpleging, bestaat zijn specifieke interesse in het verder uitbouwen van de
HIV-zorg, onderzoek naar diagnostiek en therapie van virale aandoeningen.
Nieuwe artsen
650 ZorgvErStrEkkErS JESSA oEfENEN evacuatieplan iN
Zo’n 650 verpleegkundigen van het
Jessa Ziekenhuis oefenden de afge-
lopen maanden in kleine groepen de
rampen- en evacuatieprocedures van
het ziekenhuis in. Dit gebeurde voor-
namelijk op een tijdelijk leegstaande
afdeling in het ziekenhuis. Toch waren
er ook diverse teams zoals onder meer
de radiotherapieafdeling campus Virga
Jesse en de dienst radiologie campus
Salvator die de procedures uittesten
in hun eigen locatie. De deelnemers
kregen eerst een korte theoretische
inleiding van de coördinator rampen-
plan en werden dan voor het ‘rollen-
spel’ verdeeld in groepjes patiënten,
bezoekers en personeel om zo actief
de procedure bij brand in de praktijk
in te oefenen. De oefening omvatte
het hele stappenplan van alarmeren
tot evacueren van de afdeling. Hierbij
ging bijzondere aandacht naar het
leren evacueren van een liggende
patiënt met een reddingszeil onder de
matras. De coördinator rampenplan en
preventie-adviseur organiseerden ook
twee oefeningen waarbij het hele zie-
kenhuisrampenplan in zijn alarmering
uitgetest werd. In de volgende maan-
den worden op de diverse campussen
door de referentiepersonen rampen-
plan nog oefeningen op de afdeling
voorbereid.
de mening van de patiënt23 afdelingen op campus Salvator en campus
Virga Jesse namen in de periode september-
november 2012 aan het jaarlijks tevreden-
heidsonderzoek deel. Uit de vergelijking met
de vorige patiëntentevredenheidsmeting (na-
jaar 2011) blijkt dat de domeinen waarop we
toen sterk scoorden, ook nu sterke domeinen
zijn. Bovendien zijn er enkele aandachtspun-
Is de Jessapatiënt een tevreden patiënt?
JESSALINEA24
Jaarlijks peilt het Jessa Ziekenhuis tijdens een tevredenheidsmeting
bij zo’n 2 500 patiënten naar hun ongezouten mening over het zie-
kenhuis. Op sommige vlakken geven ze ons een prima rapport, op
andere vlakken scoren we eerder gemiddeld. De resultaten uit der-
gelijke onderzoeken bieden ons de kans om gerichte acties te nemen
om onze dienstverlening te verbeteren.
tevredenheid van de patient over de aandacht en tiJd die het
verpleegkundig personeel aan hem/haar besteedde
tevredenheid van de patient over de aandacht en tiJd die de
arts aan hem/haar besteedde
In 2012 was 73% van onze patiënten “zeer tevreden” over de aandacht en tijd die zij van de verpleegkundigen kregen. Dit is opnieuw een lichte stijging ten opzichte van de voorgaande jaren. Een sterk punt!
57,6% van de patiënten was in de meting van 2012 ‘zeer tevreden’ over de aandacht en tijd die artsen aan hem of haar besteedde. Het aandeel ‘zeer tevreden patiënten’ is de laatste jaren wel licht gestegen, maar toch blijft dit een aandachtsgebied.
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
zeer ontevreden
ontevreden
misschien tevreden
tevreden
zeer tevreden
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
zeer ontevreden
ontevreden
misschien tevreden
tevreden
zeer tevreden
22,9%
53,4%
27,1%
71,5%
24,0%
55,1%
27,6%
72,3%
23,1%
57,6%
26,7%
73,0%
2010 2011 2012 2010 2011 2012
ten uit de vorige meting weggewerkt. Dat
is positief, maar toch zijn er ook een aantal
punten waar we zeker verder aan moeten
werken.
actieAlle afdelingen van het ziekenhuis krijgen
hun individuele resultaten. We verwachten
inbreng van de patiëntIn de zomer stapt ons ziekenhuis ook mee in
de ‘Vlaamse Patiënten Peiling’, een initiatief
van het Vlaams Patiëntenplatform in samen-
werking met de Vlaamse Overheid en ICURO.
Uniek aan dit initiatief is dat er vanuit de in-
steek van patiënten zelf een vragenlijst over
patiëntenervaringen ontwikkeld is, terwijl
andere bevragingen ontwikkeld zijn vanuit de
ziekenhuissector.
van hen dat ze gerichte acties nemen voor
de verbeterpunten die patiënten aangeven.
In dat proces ondersteunen we hen door bij-
voorbeeld gerichte workshops te organiseren
en checklists ter beschikking te stellen. De
volgende meting start in september 2013.
Streefdoel is om tegen dan vooruitgang ge-
boekt te hebben voor de verbeterpunten en
de sterke domeinen te behouden.
JESSALINEA 25
pAtiëNtEN wArEN zeer tevreden ovEr:
• Onthaal op de afdeling
• Aandacht van en behandeling door verpleegkundigen
• Snelheid bij beloproepen
• Uitleg over en tijdig krijgen van medicatie
• Bestrijding van pijn
• Uitleg over de nazorg
• Manier waarop het ontslag uit het ziekenhuis gebeurde
aandachtspunten bliJkEN voorNAMEliJk:
• Aandacht en uitleg van de arts over aandoening, onderzoek en behandeling
• Rust op de afdeling
• Beschikbare ruimte en rust op de kamer
verbeterpunten wAAr wE ZEkEr AAN MoEtEN wErkEN:
• Algemeen onthaal in het ziekenhuis
• Informatie van de arts over kosten van het ziekenhuisverblijf en de zieken-
huisfactuur
• Smaak en variatie van de maaltijden
• Bereikbaarheid van het ziekenhuis
de resultaten ZiEkENhuiSbrEED
PATIENT-TEVREDENHEID
tevredenheid van de patient over de uitleg door de arts over
de aandoening, het onderzoek en de behandeling
zou u Jessa aanraden aan familie of vrienden?
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om: kregen patiënten voldoende uitleg van de arts, was de uitleg in verstaanbare taal? 56% van de patiënten zijn hierover ‘zeer tevreden’. Dit aandeel is wel lichtjes gestegen, maar het blijft een aandachtspunt.
78,6 % van onze patiënten gaf in 2012 aan dat ze Jessa zeker zouden aanraden aan vrienden en familie. Dit aandeel is gestegen ten opzichte van 2011 maar lag in 2010 iets hoger. Goed, maar toch nog wat werk aan de winkel.
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
zeer ontevreden
ontevreden
misschien tevreden
tevreden
zeer tevreden
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
ja, zeker
ja,waarschijnlijk
neen,waarschijnlijk
niet
neen, zeker niet
29,4%
81,5%
16,9%
55,8%
30,6%
78,0%
20,9%
54,8%
30,5%
78,6%
20,4%
56,1%
2010 2011 2012 2010 2011 2012
Zo’n 90 artsen woonden op 2 februari het Jes-
sacongres bij. De grote opkomst bewijst de
toenemende belangstelling voor deze tak van
de geneeskunde, in een maatschappij waarin
de vergrijzing toeneemt maar ook de wens
om op latere leeftijd nog een actieve levens-
Het ontwikkelen van een nieuwe heupprothe-
se in het Jessa Ziekenhuis startte 10 jaar ge-
leden. “Hebben we hiermee het orthopedisch
landschap grondig gewijzigd? Wellicht niet.
stijl te kunnen behouden.
"De dienst orthopedie is de grootste heelkun-
dige associatie binnen het Jessa Ziekenhuis,
met meer dan 6000 ingrepen per jaar,” licht
medisch directeur dr. Frank Weekers toe. “Het
Wij zijn een schakel geweest in een ketting
van evoluties om een bestaand concept te
verbeteren. Met andere woorden: we hebben
het wiel niet opnieuw uitgevonden, maar ge-
aantal totale heupprothesen, inclusief revi-
sies, steeg in het Jessa Ziekenhuis in 2012
met 20% ten opzichte van 2011.”
De eerste spreker, dr. Johan Bogaert - mede-
ontwikkelaar van de THAHYTI-heupprotese
- gaf een boeiende uiteenzetting over het
designproces van de totale heupprothese.
Daarna ging dr. Dirk Jorissen dieper in op de
resurfacingchirurgie en de voordelen van
deze techniek. De voordracht van dr. Wilfried
Schollen toonde aan dat de toegangswegen
bij totale heupprothese volop in de belang-
stelling staan. Tot slot gunde dr. Paul Cuyvers
de deelnemers een blik achter de schermen
van zijn indrukwekkende carrière als ortho-
pedisch chirurg in het Jessa Ziekenhuis. Voor
Jessalinea belichten we een aantal aspecten
uit het symposium.
probeerd om het wiel beter te doen draaien”,
aldus dr. Bogaert.
Een heup wordt zwaar belast. Bij patiënten
die een totale heupprothese nodig hebben,
ORTHOPEDIE
Totale heupprothese: wat zijn de nieuwste ontwikkelingen?
JESSALINEA26
Op steeds jongere leeftijd wordt gevraagd naar prothesechirurgie en
steeds meer patiënten willen op hoog niveau actief kunnen blijven.
Deze tendensen tekenen de wereld van de heupchirurgie. Hoog tijd
vond de dienst orthopedie van het Jessa Ziekenhuis om een congres
te organiseren rond de nieuwste ontwikkelingen ter zake. Orthope-
disch chirurg dr. Paul cuyvers kon zich geen mooier afscheid wensen
op de vooravond van zijn pensioen.
Onze bewegingsvrijheid is van grote invloed op onze levenskwaliteit
en de heup vervult daarin –letterlijk - een scharnierfunctie. Dr. Johan
Bogaert stond mee aan de wieg van de zogenaamde THAHYTI-heup-
protese die tot op vandaag met succes ingezet wordt. welke factoren
komen er allemaal kijken bij het ontwerpen van een totale heuppro-
these? Dr. Johan Bogaert tapt uit zijn jarenlange ervaring.
De visie van de designer
dr. Johan Bogaert
komt het eropaan het centrum van rotatie zo
goed mogelijk te herstellen. Want de krachten
die daarop inwerken zijn enorm. Dr. Bogaert:
“Stappen brengt een belasting mee op je heup
van anderhalve keer je lichaamsgewicht. Bij
lopen is dat zelfs maal 4.”
designcriteria totale heupprotheseDe eerste low friction heupprothese op basis
van metaal op polyethyleen zag het levens-
licht in 1962. Een prothese maken is een
verhaal van keuzes maken. Met welke criteria
houdt de designer rekening? Dr. Bogaert:
- anatomie van de heup
- materialen en hun biocompatibiliteit
- beoogde functie
- implantatietechniek
- technische en financiële haalbaarheid
met of zonder cement? Dr. Bogaert: “De eerste belangrijke vraag
die we ons bij het design stelden: moet een
prothese met of zonder cement vastgezet
worden? Bij een gecementeerde prothese ge-
beurt de primaire en secundaire fixatie in het
bot door cement. Bij een niet-gecementeerde
prothese gebeurt de primaire fixatie door de
vorm en het design van de prothese, terwijl
botingroei voor de secundaire fixatie zorgt.”
equatoriale cup“De tweede keuze die je moet maken, gaat
over de cup: rond of hemisferisch? Dit heeft
uiteraard gevolgen voor het implantaat. Je kan
de cup modulair of niet-modulair maken, rigi-
de of elastisch, en al dan niet kiezen voor een
bepaalde oppervlaktebehandeling. De laat-
ste jaren zijn modulaire protheses in zwang,
waarbij de cup voorzien is van een liner. De
meeste cups tegenwoordig zijn rigide cups
met een equatoriale vorm. Dit wil zeggen dat
de cup lichtjes ellipsoïde is. De cup is hierdoor
breder op zijn equator en de fixatie gebeurt
op die plek waar het bot het sterkst is.”
Gevolgenvoordefixatie“Bij cementloze ontwerpen, zoals de THA-
HYTI-heupprotese, wordt het oppervlak van
de cup behandeld om botingroei te bevorde-
ren. Er zijn verschillende oppervlaktebehan-
delingen mogelijk: zandstralen, poreus maken
en behandelen met een plasmaspray of tita-
niumcoating. Je kan een macrostructuur aan-
brengen of een coating met hydroxyapatiet of
calciumfosfaat, een lichaamseigen stof. Het
doel is om de structuur van het bot te bena-
deren en hierdoor botingroei en biologische
fixatie te bevorderen.
De equatoriale cup van de THAHYTI-heup-
protese is behandeld met een plasmaspray
en daarbovenop een coating van hydroxy-
apatiet. Het puntige oppervlak door de plas-
maspray biedt 2 voordelen: een uitstekende
primaire stabiliteit en verankering in het bot
enerzijds, en een prima secundaire fixatie als
gevolg van de botingroei anderzijds.”
het design van de femuren de stemWat de femurale kant van de prothese betreft,
ook hier moet de ontwerper belangrijke kno-
pen doorhakken: werken met een steel of kie-
zen voor resurfacing? “Bij Jessa kozen we voor
de klassieke gesteelde prothese. De volgende
vraag die zich dan stelt: de steel cementeren
of niet? Het voordeel van een gecementeerde
steel is dat er weinig of geen oppervlaktebe-
handeling nodig is. Het is een gemakkelijk te
fabriceren prothese met goede resultaten op
lange termijn. Toch kozen wij voor een niet-
gecementeerde prothese. De belangrijkste
reden hiervoor was dat we zo een interface
uitschakelen. Niet-gecementeerde prothesen
zijn altijd van titanium of een legering ervan.
Er bestaan anatomische en niet-anatomische
vormen en verschillende oppervlaktebehan-
delingen zijn mogelijk om biologische fixatie
te bereiken. Wat de stem betreft, kozen we
voor een niet-anatomische titaniumversie
die we verankeren in het femoraal kanaal met
een driepuntsfixatie. Hij is volledig gecoat
met plasmaspray en hydroxyapatiet.”
het design van de interface“Het belangrijkste deel is natuurlijk de inter-
face, de plek waar het femoraal kopje in con-
tact komt met de binnenbekleding van de kop.
Dat is waar de beweging gebeurt én de slij-
tage plaatsvindt. Een belangrijk element dus
voor de levensduur van de prothese. Ook hier
zijn er verschillende mogelijkheden. Metaal
op polyethyleen is jaren de gouden standaard
geweest. Deze combinatie levert een goede
schokabsorptie maar de levensduur is beperkt
door de slijtage van de polyethyleen. Metaal
op metaal ligt de jongste jaren onder vuur.
Keramiek zit dan weer in de lift. Keramiek op
polyethyleen en keramiek op keramiek. Ke-
ramiek is een geoxideerd metaal. Het is heel
hard, slijtvast en glad waardoor de polyethy-
leenslijtage met meer dan 50% gereduceerd
wordt. Nadeel is dat keramiek breekbaar is.
Het is ook een moeilijk en lang fabricagepro-
ces en de implantatietechniek moet minu-
tieus gebeuren. De meest gebruikte medische
keramiek vandaag is aluminiumoxide.”
nieuwste ontwikkelingenDe jongste jaren zijn er nog verbeteringen
aangebracht om het design verder te perfec-
tioneren. “Zo zien we een evolutie naar een
smallere hals voor nog meer bewegingsvrij-
heid en naar een grotere kop op de femur. Hoe
groter de kop, hoe groter de bewegingsampli-
tude en stabiliteit, en hoe kleiner de kans op
luxatie. Ook is er een trend naar een plattere
hals, dit wil zeggen een gelateraliseerde vorm
van de prothese. Hierdoor kunnen we ons
beter aanpassen aan de anatomie van de
patiënt. De jongste jaren zien we ook meer
minihips verschijnen. Er zijn er nu 10 op de
markt en de eerste resultaten zijn veelbelo-
vend. Door zijn beperkt volume biedt dit type
prothese belangrijke voordelen op het gebied
van plaatsing. Tot slot maken de nieuwste
prothesen ook meer en meer gebruik van de
modulaire stem, waardoor je nog beter kan
inspelen op de specifieke anatomie van de
patiënt om het centrum van rotatie te herstel-
len. Algemeen kan je stellen dat de ontwikke-
lingen ter zake steeds beter rekening houden
met de evoluerende implantatietechnieken.”
JESSALINEA 27
Met de nieuwste prothesen kan je nog beter inspelen
op de specifieke anatomie van de patiënt
om het centrum van rotatie te herstellen.
""
JESSALINEA28
anterolateraal Hoewel de twee traditionele toegangswegen
– (antero)lateraal en posterieur of posterola-
teraal - op lange termijn dezelfde resultaten
opleveren, blijkt er in de eerste weken en
maanden na de operatie wel degelijk een ver-
schil te zijn voor de patiënt. Dr. Wilfried Schol-
len licht toe: “Wanneer de chirurg opteert voor
de laterale manier, dan werkt hij in het intra-
musculair vlak van de musculus tensor fascia
lata en de gluteus medius. Daarbij maakt hij
de abductoren van de heup gedeeltelijk los.
Aan het eind van de operatie wordt de spier-
laag weer gesloten, maar die heeft uiteraard
tijd nodig om te genezen. Doordat het revali-
deren van spiertrauma trager verloopt, zal de
patiënt zes weken op krukken moeten lopen.
In het eerste jaar na de operatie is er meer
kans op gangafwijkingen en grote trochanter-
pijn.”
posterieur“Benadert de chirurg de heup posterieur van
de gluteus medius, dan moet hij de externe
rotatoren losmaken. Die spieren zijn echter
niet zo krachtig en fungeren meer als stabi-
lisatoren. Concreet betekent dit dat de reva-
lidatie sneller zal verlopen omdat het spier-
trauma kleiner is. Maar de keerzijde van de
medaille is dat het risico op luxatie groter is
en de patiënt bijgevolg beperkt wordt in zijn
mobiliteit. Bewegingen als diepe flexie of
endorotatie moeten vermeden worden.”
alternatieve optieElke traditionele toegangsweg heeft dus
zijn voor- en nadelen en beide resulteren in
een hoge patiëntentevredenheid. Maar er is
nog een derde optie, zo legt dr. Schollen uit.
“Het spiertrauma wordt geminimaliseerd als
men opereert via de direct anterieure toe-
gangsweg. Minimaal spiertrauma is echter
niet hetzelfde als mini-incisie. Bij een heel
klein sneetje zie je niet wat je doet en dat re-
sulteert net in meer spierschade. De chirurg
werkt bij deze techniek meer naar de lies
toe, in het intramusculair interval tussen de
musculi tensor fascia lata, sartorius en rectus
femoris. De spieren moeten hierbij niet losge-
maakt worden, maar wel het heupkapsel aan
de achterkant. Dat lijkt moeilijker, maar het
valt best mee eenmaal je de techniek onder
de knie hebt.”
beperkingen “Aan deze alternatieve toegangsweg zijn ook
beperkingen verbonden. Bij zeer gespierde
mensen zal de chirurg meer moeite hebben om
tussen de spieren door te gaan en ook obesi-
tas is een tegenwerkende factor. Bovendien
is het een toegangsweg voor primaire heup-
protheses. Voor grote, zware revisies is de vi-
sualisatie en de ruimte onvoldoende. De direct
anterieure toegangsweg kan de traditionele
toegangswegen dus niet volledig vervangen.
ORTHOPEDIE
De meeste studies tonen aan dat het op lange termijn voor de pa-
tiënt weinig verschil maakt welke toegangsweg gebruikt wordt bij
het plaatsen van een totale heupprothese. Maar als men de traditio-
nele toegangswegen laat varen en de direct anterieure toegangsweg
kiest, dan kan de revalidatie versnellen.
Toegangswegen en revalidatie
dr. Wilfried Schollen
voordelenTegenover de beperkingen van de direct anterieure toegangsweg
staan talrijke voordelen. Dr. Schollen somt ze op:
• geen spierheling van minstens zes weken
• minder luxatierisico
• weinig of geen restricties in mobiliseren
• sneller herstel van de quasi normale gang
• minder gangafwijkingen
• minder grote trochanterpijn.
"Over de resultaten op lange termijn zijn minder gegevens be-
schikbaar, maar studies tonen wel aan dat bij deze techniek sprake
zou zijn van een betere cuppositie.”
Totale heupprothese
wat is resurfacing?“In tegenstelling tot een totale heupprothese
is er bij resurfacing sprake van een ‘hoofd-
sparende’ prothese. De heupkop is namelijk
een anatomische structuur die nuttig is voor
de stabiliteit en de biomechaniek. In plaats
van hem te verwijderen, krijgt hij een meta-
len kapsel. Op die manier ontstaat een zeer
stabiele ‘sportheup’, die volledige belasting
toelaat. Bijkomend voordeel van resurfacing
is dat toekomstige revisies eenvoudiger zijn.”
metaal-op-metaalDr. Dirk Jorissen verklaart waarom er bij re-
surfacing gekozen is voor een metaal-op-
metaal gewrichtskoppel. “Het probleem bij
conventionele protheses is dat de polyethy-
leenelementen slijtagepartikels geven. Die
zorgen voor loslating, waardoor botverlies
ontstaat en revisie bemoeilijkt wordt. Men is
de bearings in de loop der jaren wel blijven
verbeteren en in plaats van metaal-op-plastic
is keramiek-op-plastic nu de eerste keuze bij
patiënten met een levensverwachting van 20
jaar. Om de bioactieve slijtagepartikels te ver-
minderen en zo loslating te voorkomen, heeft
men ook nieuwe gewrichtskoppels ontwik-
keld, de zogenaamde hard-op-hard bearings.
Bij keramiek-op-keramiek is er nauwelijks slij-
tage, maar er is een kleine kans op fractuur en
de prijs ligt behoorlijk hoog. Metaal-op-metaal
kent ook nauwelijks slijtage, is onbreekbaar
en door de grote diameter veel stabieler. Na-
deel is dan weer dat er metaalionen vrijkomen
bij slijtage en die kunnen aanleiding geven tot
metaalallergie.”
oefening baart kunst“Hard-op-hard bearings zijn echter veel fout-
gevoeliger”, benadrukt dr. Jorissen. “Dat wil
zeggen dat resurfacing enkel mag worden
uitgevoerd door getrainde chirurgen die min-
stens dertig ingrepen per jaar doen. De leer-
curve bedraagt overigens zo’n vijftig cases.
Dit is immers een MIS, een Maximal Incision
Surgery. Doordat de structuren 180° gedraaid
worden, heeft men een ruime posterolaterale
approach nodig. Naast de circulaire capsulo-
tomie moet men soms ook de gluteus maxi-
mus losmaken. In 5,5 procent van de gevallen
treden er complicaties op, meestal ter hoogte
van de kop of door nekvernauwing van de fe-
murhals. Faling kan optreden door het falen
van de fixatie, door instabiliteit – wat de luxa-
tiekans vergroot – door infectie of door sub-
optimale positionering van de componenten.
Bij problemen moet de patiënt dan ook terug
doorverwezen worden naar de chirurg.”
JESSALINEA 29
Patiënten die jonger zijn dan 65 jaar hebben hogere verwachtingen.
Ze willen actief blijven, nog gaan fietsen, skiën ... Bij hen ligt de fa-
lingsgraad van een totale heupprothese onacceptabel hoog. Een re-
surfacingprothese kan een oplossing bieden. Daarbij zijn de patiënt-
selectie, de instrumentatie en de chirurgische techniek van groot
belang.
Resurfacingprothese voor jonge patiënten
dr. Dirk Jorissen
welke patiënten koMEN iN AANMErkiNg voor resurfacing?
Resurfacing is een oplossing voor jonge patiënten – vrouwen onder
de 55 jaar en mannen onder de 65 jaar – met een actieve levens-
stijl en goede botkwaliteit. Ze mogen bovendien geen belangrijke
botafwijkingen hebben.
Om de patiëntenselectie te vergemakkelijken, werd de SARI-score
(Surface Arthroplasty Risk Index) opgesteld. Bij een score van
meer dan 3 kan beter geopteerd worden voor een totale heuppro-
these. De punten worden als volgt toegekend:
• Gewicht > 82 kg: 2 punten
• Cysten in de heupkop > 1 cm: 2 punten
• Voorgaande chirurgie op de heup: 1 punt
• UCLA activiteitsscore > 7: 1 punt
effecten van roken tijdens zwangerschapHet is reeds lang gekend dat roken tijdens de
zwangerschap de kans op placentaire compli-
caties doet toenemen, zoals miskraam, losla-
ting van de placenta, placenta previa, en laag
geboortegewicht1. Het effect op het geboor-
tegewicht is leeftijds- en dosisafhankelijk en
kan bij een zware rookster leiden tot 450 g
gewichtsverschil met de niet-rookster. Ook
vroeggeboorte is een belangrijke gekende
complicatie, die meer optreedt bij rooksters
dan niet-rooksters: er wordt geschat dat 10
tot 15% van de vroeggeboortes verband hou-
den met roken2. Al deze complicaties zijn ge-
associeerd met hogere kansen op perinatale
sterfte en wiegendood1.
MEDIScH BELANg ROOkVERBOD
Medisch belang van het algemeen rookverbod in BelgiëStandpunt vanuit de perinatologie
JESSALINEA30
Recent werd in de publieke pers grote aandacht geschonken aan een
internationale publicatie van de onderzoeksgroep van de universi-
teit Hasselt onder leiding van prof. Tim Nawrot, waarin een gunstig
effect beschreven werd van het algemene rookverbod in België op
de incidentie van premature geboortes in Vlaanderen. Deze vermin-
dering van prematuriteit heeft belangrijke implicaties voor de acute
en semi-acute gezondheidszorg, maar ook voor de algemene gezond-
heid van de bevolking. De resultaten van deze studie illustreren het
klinisch belang van het aanhouden van dit rookverbod, en vormen
een stimulans om nog meer maatschappelijke maatregelen te nemen
met potentieel gunstig effect op de volksgezondheid.
“we willen prof. wilfried gyselaers en prof. Tim Nawrot danken voor het aanleveren van dit artikel, dat een relatie
in de tijd beschrijft tussen een afname van (lichte) prematuriteit en het progressief invoeren van een rookverbod
in België. Ook al kan het absolute bewijs van een oorzakelijk verband niet steeds worden aangebracht, toch zijn de
aanwijzingen van de nadelige gevolgen van passief en actief roken op de gezondheidstoestand van kinderen zowel
als volwassenen vaak zeer sterk.
Het effect op latere respiratoire problemen bij kinderen is wellicht één van de meest bestudeerde fenomenen van de
intra-uteriene blootstelling van de foetus aan tabaksrook. Er zijn meerdere zeer overtuigende studies die aantonen
dat de intra-uteriene groei van de longen kan gecompromitteerd worden, met verhoogde kans op verminderde long-
functie bij de geboorte, meer kans op wheezing tijdens het eerste levensjaar, en verhoogd risico op astma op oudere
leeftijd. Indien de moeder zelf meer dan 20 sigaretten per dag rookte tijdens de zwangerschap, heeft de adolescent
meer kans om zelf te beginnen roken met snellere nicotinedependentie op de leeftijd van 21 jaar en opnieuw een
verhoogde kans op astma.
Het bestrijden van passief en actief roken tijdens en na de zwangerschap is - naast een gezonde voeding voor de
zwangere vrouw, het stimuleren van borstvoeding en de zorg voor een hoge vaccinatiegraad - wellicht één van de
belangrijkste preventieve maatregelen die we kunnen aanbrengen ter bevordering van de gezondheid van onze
pasgeborenen en jonge kinderen, met een hoge graad aan gezondheidswinst en besparingen voor de hele bevolking
en de maatschappij.”
dr. marc raes, kiNDErArtS JESSA ZiEkENhuiS
evolutie premature geboortes in vlaanderen Een premature geboorte wordt internationaal
gedefinieerd als een geboorte die plaatsvindt
méér dan 3 weken voor de uitgerekende be-
vallingsdatum, of anders uitgedrukt: vóór
de 37e zwangerschapsweek. Prematuriteit
wordt in de perinatale literatuur ingedeeld
in 3 categorieën: (a) lichte prematuriteit is
een geboorte die plaatsvindt tussen 32 en
37 weken (ca 1 maand te vroeg), (b) matige
prematuriteit is een geboorte tussen 28 en
32 weken (ca 2 maand te vroeg) en (c) ern-
stige prematuriteit is een geboorte die plaats-
vindt vóór de 28e zwangerschapsweek (ca 3
maand te vroeg). Figuur 1 toont de evolutie
van deze 3 categorieën in de Vlaamse popula-
Medisch belang van het algemeen rookverbod in BelgiëStandpunt vanuit de perinatologie
JESSALINEA 31
tie, zoals recent gepubliceerd door het Studie-
centrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE)3.
In 2011 werd in Vlaanderen 7.2% van de bo-
relingen prematuur geboren. Ongeveer 85%
van deze premature geboortes vond plaats
tussen 32 en 37 weken (lichte prematuriteit).
Van 1990 tot 2006 steeg de lichte prematu-
riteit van 4.3% naar 6.4% van alle geboortes.
Dit komt neer op een stijging met 49%. Na
2006 werd een daling van iets meer dan 6%
waargenomen in deze lichte prematuriteit,
tot een totaal van 6.0% van alle geboortes in
2011. Deze daling werd niet waargenomen
in de matige en ernstige prematuriteit, waar
de trend blijft stijgen tot op heden (Figuur 2).
Deze data illustreren dat er een verandering
optreedt in het profiel van prematuriteit in
Vlaanderen : de lichte prematuriteit lijkt af te
nemen, terwijl de matige en ernstige prema-
turiteit eerder toenemen (Figuur 2).
impact van het algemene rookverbod in belgië op de prematuriteit in vlaanderen The British Medical Journal publiceerde recent
een analyse van de groep van prof. T. Naw-
rot van Universiteit Hasselt4, waarin een as-
sociatie beschreven werd tussen de afname
van premature geboortes in Vlaanderen en
het gradueel invoeren van het algemene
rookverbod in België (Figuur 3). Deze studie
includeerde meer dan 400.000 spontane be-
vallingen tussen 2002 en 2011 van Vlaamse
Figuur 1: Evolutie van premature geboortes in Vlaanderen, uitgedrukt als een fractie van alle geboortes, zoals gepubliceerd door het Studie-centrum voor Perinatale Epidemiologie te Brussel in 2012 (3). Prematuriteit werd opgedeeld in 3 categorieën: (1) lichte prematuriteit (tussen 32 en 37 weken zwangerschap), (2) matige prematuriteit (tussen 28 en 32 weken zwangerschap) en (3) ernstige prematuriteit (vóór de 28° week zwangerschap).
0
1
2
3
4
5
6
duur zwangerschap biJ prEMAturitEit (%)
7
19
87
19
88
19
89
19
90
19
91
19
92
19
93
19
94
19
95
19
96
19
97
19
98
19
99
20
00
20
01
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
32-36 weken28-31 weken<28 weken
www.shutterstock.com
JESSALINEA32
werd een trapsgewijze daling van 6% prema-
turiteit vastgesteld, die nauw in tijdsrelatie
stond met de opeenvolgende maatregelen
ter introductie van het rookverbod in het land
(Figuur 3). Deze gegevens kwamen sterk
overeen met deze van een Schotse studie uit
20125. Hoewel het beschrijven van een asso-
ciatie geen bewijs levert van een oorzakelijk
verband, suggereert vooral de gelijktijdige
stapsgewijze verandering van het rookgedrag
en de prematuriteit een relatie.
klinische uitkomst van lichte prematuriteit (32 – 36 weken).Om te voorkomen dat een baby vroegtijdig
sterft of problemen ondervindt van zuurstof-
gebrek in de baarmoeder, is een premature
verlossing een vaak gekozen en efficiënte
oplossing. In de voorbije decennia werd dan
ook een lichte premature geboorte als eerder
onschuldig beschouwd, omdat hiermee de
baby kon worden behoed voor ernstiger com-
plicaties. Recente publicaties onderstrepen
eenlingen vanaf 24 weken, gebaseerd op de
registratiegegevens van het Studiecentrum
voor Perinatale Epidemiologie. Er werd reke-
ning gehouden met multipele interfererende
factoren: geslacht van de baby, moederlijke
leeftijd, pariteit, socio-economische status,
studieniveau, nationaliteit, woonomgeving,
griep-epidemies, omgevingstemperatuur en
–vochtigheid, fijn stof vervuiling, en ook met
medische interventies zoals inducties, weeën-
remming en baarmoederhals-cerclages. Er
Figuur 2. Relatieve evolutie van prematuriteit in Vlaanderen van 2001 tot 2011, zoals geregistreerd door het Studiecen-trum voor Perinatale Epidemiologie, uitgedrukt in verhou-ding tot het totale aantal in het referentiejaar 2001. Vanaf 2006 is er een daling in de lichte prematuriteit (32 – 36 weken), terwijl de stijging in de matige (28 – 32 weken) en ernstige (< 28 weken) prematuriteit blijft aanhouden.
Figuur 3. Smoothing-analyse van de premature levendge-boren eenlingen na spontane arbeid in Vlaanderen, in as-sociatie met de stapsgewijze invoering van het algemeen rookverbod in België: invoering van het rookverbod op de werkvloer in 2006, invoering van het rookverbod in de res-taurants in 2007 en invoering van het rookverbod in (eet)café’s in 2010. Na elke installering van rookverbod is er een verdere daling van het aantal premature geboortes. Deze fi-guur is uit de electronische publicatie van de studie van Cox et al (4): http://www.bmj.com/content/346/bmj.f441
0,9 6.0
1 6.4
1,1 6.8
1,2 7.2
1,3 7.6
1,4 8.0
SMOKE-FREE LEGISLATION
bars serving foodrestaurantsworkplace1,5
20
01
20
02
20
04
20
06
20
08
20
10
20
12
20
02
20
03
20
04
20
05
20
06
20
07
20
08
20
09
20
10
20
11
95% CI32 - 36+6w rate
alle bevallingen
<28
28 - 31+6w
preterm birth rate (%)
STAND VAN ZAkEN
JESSALINEA 33
echter de klinische implicaties van deze lichte
vroeggeboorte voor de algemene gezondheid
van de boreling6. In vergelijking met de voldra-
gen neonaat, heeft de licht premature baby
onmiddellijk na de geboorte meer kans op het
ontwikkelen van te lage suikerspiegels, geel-
zucht, temperatuurschommelingen en voe-
dings- en ademhalingsproblemen. Na ontslag
uit de materniteit heeft deze baby veel meer
kans om opnieuw gehospitaliseerd te worden
omwille van problemen van geelzucht, sep-
sis of voeding. Als deze kinderen later naar
school gaan blijken zij vaker geconfronteerd
te worden met cognitieve problemen zoals
spraakstoornissen, gedragsafwijkingen en
intellectuele incompetentie. Een recente pu-
blicatie beschreef dat de voornaamste verlos-
kundige redenen van intellectuele malfunctie
op school konden worden teruggebracht tot
een vroege zwangerschapsduur en een laag
geboortegewicht7. Recent werd ook meer
inzicht bekomen in de lange termijn gezond-
heidseffecten van prematuriteit8. Via een
onderbreking van de normale processen van
orgaanontwikkeling is vroeggeboorte op zich-
zelf verantwoordelijk voor nier- en endotheel-
dysfunctie. Dit beschikt voor tot een hoger
risico op cardiovasculaire en renale ziekten
in het latere leven, zoals hypertensie, pro-
teïnurie en metabool syndroom (de combinatie
van overgewicht, hoge bloeddruk, cholesterol
en suikerziekte). Deze ziekten kunnen op zich
dan weer een complicerende rol spelen wan-
neer deze personen zelf zwanger worden.
Deze lange termijn gezondheidsrisico’s zijn
nog meer uitgesproken bij ex-prematuren die
ook nog eens een te laag geboortegewicht
hadden9.
Zoals hoger uiteengezet wordt roken even-
eens in verband gebracht met een foetale
groeivermindering. Het dient benadrukt dat
de Vlaamse studie géén effect kon aantonen
van het rookverbod op het geboortegewicht4.
klinisch en maatschappelijk belang van een daling van prematuriteit.Uit hoger gemelde gegevens blijkt duide-
lijk dat premature geboortes, ook indien het
slechts de lichte vorm betreft, belangrijke
implicaties hebben op het gezondheidsprofiel
van de bevolking. Niet enkel is er een hogere
nood aan acute en semi-acute medische zorg
voor de neonaten en zuigelingen, er is ook
een langdurig effect op de algemene ontwik-
keling en gezondheid van de ex-prematuur
met zelfs potentiële implicaties voor de vol-
gende generaties. Dit impliceert dat elke
maatregel die kan leiden tot een reductie van
premature geboortes, hoe miniem ook, een
belangrijke maatregel is met fundamentele
medische, sociale en financiële implicaties.
Vanuit dit perspectief is het dan ook niet
meer verdedigbaar het algemene rookverbod,
zoals het nu is ingesteld, terug om te keren
of teniet te doen zoals door sommige partijen
wordt gevraagd. Integendeel: het gunstige ef-
fect van het rookverbod op de prematuriteit
mag een extra stimulans zijn om nog andere
factoren te zoeken met vergelijkbare effecten
op de volksgezondheid, waarvoor eveneens
maatregelen kunnen genomen worden van
algemeen gezondheidsbelang.
prof. Wilfried Gyselaers
ZOL Genk, Universiteit Hasselt
referenties1. Walker J. Drug addiction. In James, Steer, Weiner, Gonik (eds). High risk pregnancy: management options,
2nd ed. WB Saunders, London, 2002: 599-616.
2. Berghella V. Prevention of preterm birth. In Berghella V (ed). Obstetric evidenced based guidelines. In-
forma Healthcare, London, 2007: 116-137.
3. Cammu H, Martens G. Vijfentwintig jaar en anderhalf miljoen baby’s later. In Cammu H, Martens E, Mar-
tens G, Van Mol C, Jacquemyn Y (eds). Perinatale activiteiten in Vlaanderen 2011, SPE Brussel 2001 : 58-66.
4. Cox B, Martens E, Nemery B, Vangronsveld J, Nawrot T. Impact of a stepwise introduction of smoke-free
legislation on the rate of preterm births: analysis of routinely collected birth data. BMJ 2013 Feb
14;346:f441. doi: 10.1136/bmj.f441.
5. Mackay DF, Nelson SM, Haw SJ, Pell JP. Impact of Scotland's smoke-free legislation on pregnancy
complications: retrospective cohort study. PLoS Med. 2012;9(3):e1001175. doi: 10.1371/journal.
pmed.1001175. Epub 2012 Mar 6.
6. Engle W, Tomashek K, Wallman C. Late-preterm infants: a population at risk. Pediatrics 2007; 120:1390-
1401.
7. Mackay DF, Smith GC, Dobbie R, Cooper SA, Pell JP. Obstetric factors and different causes of special edu-
cational need: retrospective cohort study of 407.503 schoolchildren. BJOG. 2013 Feb;120(3):297-
307; discussion 307-8. doi: 10.1111/1471-0528.12071. Epub 2012 Nov 27.
8. Abitbol C, Rodriguez M. The long-term renal and cardiovascular consequences of prematurity. Nat
Rev Nephrol 2012;8:265-274.
9. Joss-Moore L, Lane R. The developmental origins of adult disease. Curr Opin Pediatr 2009;21:230-234.
JESSALINEA34
kORT NIEuwS
De dienst OB/GYN van het Jessa Ziekenhuis is reeds sinds 1986 erkend als opleidings-
plaats voor assistenten in opleiding tot gynaecoloog. Na dr. Hugo Orye en dr. Jean-
Pierre Nolens is nu dr. Guy Orye de verantwoordelijke stagemeester voor die opleiding.
Door het toenemende werk, de doorgedreven subdisciplinering en de goede reputatie
van deze opleiding groeide de dienst door van een partiële opleiding (eerste drie ja-
ren) naar een volledige opleiding (volledige vijf jaren). Het aantal assistenten groeide
intussen ook uit van oorspronkelijk twee tot momenteel vijf assistenten in opleiding
per jaar. Tot nu toe werden er reeds 34 assistenten opgeleid via deze stageplaats.
europese kwaliteitsvereistenOm niet alleen binnen België maar ook voor Europa te voldoen aan alle kwaliteits-
vereisten wilde de dienst OB/GYN zich vrijwillig laten visiteren door EBCOG (The Eu-
ropean Board and College of Obstetrics and Gynaecology). Eind vorig jaar voerden
prof. Juriy Wladimiroff (EBCOG), dr. Johan Van Wiemeersch (VVOG) en dr. Maud van
de Venne (ENTOG) een visitatie uit van de dienst gynaecologie-verloskunde. Dr. Guy
Orye, programmadirecteur voor het EBCOG-opleidingscentrum binnen Jessa: “Tijdens
de visitatie ligt de focus op het trainingsprogramma en de infrastructuur. In dat kader
neemt men ook interviews af van leidinggevenden enerzijds en artsen-assistenten
en artsen-stagiaires in opleiding anderzijds. Volgens het rapport beschikt Jessa over
een goede infrastructuur en werkatmosfeer en is ons opleidingscentrum uiterst ge-
schikt voor artsen-assistenten in opleiding om een ruime praktijkgerichte ervaring
op te doen. Naast deze sterke punten hebben we ook enkele tips gekregen om nog
sterker naar buiten te kunnen komen.”
dienst gYnaecologie-verloskunde Jessa ErkEND AlS europees opleidingscentrum
Sinds begin 2013 is de dienst gynaecologie-verloskunde van het Jessa
Ziekenhuis erkend als geaccrediteerd opleidingscentrum binnen The
European Board and College of Obstetrics and Gynaecology (EBCOG)
voor OB/gYN, en dat voor een periode van vier jaar. Aan het einde van
die vier jaar vindt een schriftelijke evaluatie plaats. Als die positief is,
wordt de erkenning met drie jaar verlengd.
roparun SchENkt 34 000 Euro AAN palliatieve afdeling Jessa
Het Jessa Ziekenhuis krijgt van de
stichting Roparun 34 000 euro voor
de verdere inrichting van de nieuwe
palliatieve eenheid, die sinds kort
op campus Salvator gehuisvest is.
Het geld zal gebruikt worden voor
de inrichting van de leefruimte, het
terras en een terrasoverkapping. Het
is niet de eerste keer dat projecten
van het Jessa Ziekenhuis steun krijgen
van Roparun. In het verleden was de
stichting Roparun al diverse keren een
onmiskenbare partner in het streef-
doel om onze (kanker)patiënten de
zorg en het comfort te bieden waarop
zij in een kwaliteitsvolle dienstverle-
ning recht hebben. Dit vertaalde zich
onder meer in de financiering van de
aankoop van hoofdhuidkoelers en de
inrichting van het Centrum voor aan-
vullende Oncologische Ondersteuning
O2+. Dit laatste is een wellnessruimte
die ingericht is in een apart, huiselijk
gebouw op de ziekenhuiscampus.
Roparun is een jaarlijkse estafetteloop
tijdens het Pinksterweekend van ruim
525 kilometer van Parijs en Hamburg
naar Rotterdam, waarbij teams geld
verzamelen voor projecten voor men-
sen met kanker. De voorbije drie jaren
nam ook een Jessateam met succes
deel aan dit evenement. Het team
wist in totaal een bedrag van ruim
72 500 euro bij elkaar te lopen.
JESSALINEA 35
Verbum
gepubliceerd in tijdschr. voor geneeskunde,69,nr.5,2013
gEZONDHEIDSORgANISATIE: STANDPuNTEN
HR-BELEID VOOR ZIEkENHuISARTSEN: LuXE-
PROBLEEM OF AcTuEEL ONDERwERP?
Vandekerkhof J 1, 2, 3, Diepvens K 4, Bosmans K 5
(1) Medische raad, (2) Zorgcluster kritieke diensten, (3) Dienst
vaatheelkunde, (4) Dienst medische directie, (5) Dienst personeel
en organisatie, Jessa Ziekenhuis hasselt.
correspondentieadres: dr. J. vandekerkhof, dienst vaatheelkunde,
Jessa Ziekenhuis, Salvatorstraat 20, 3500 hasselt.
Samenvatting
De afgelopen jaren zijn zowel patiënten als
artsen zich anders beginnen te gedragen.
Patiënten zijn mondiger en vragen meer en
meer om patiëntgestuurde zorg. De groep
artsen vervrouwelijkt en wordt ouder, ervaart
meer druk en krijgt te maken met meer admi-
nistratieve rompslomp, het consumentisme
van patiënten en het fenomeen van de me-
dische aansprakelijkheid. Deze veranderingen
verhogen het risico op stress en burn-out en
vragen een gedegen HR-beleid voor artsen.
Mogelijke thema’s waarop een werkgroep HR-
beleid voor artsen zich zou kunnen toespit-
sen, zijn artsentevredenheid, preventie en
aanpak van stress en burn-out, samenwerken
en associëren, een magneetziekenhuis voor
jonge artsen, een professionele selectie van
artsen, een evaluatie van de ziekenhuisarts,
gezondheidspromotie met preventieve en
curatieve acties en het opleiden en coachen
van medische diensthoofden tot echte people
managers.
In een up-to-date bestuurd ziekenhuis is een
doorgedreven HR-beleid voor artsen niet
meer weg te denken. Het oprichten van HR-
werkgroepen voor ziekenhuisartsen is dan
ook een stap in de goede richting. Een aan-
dachtspunt is dat een HR-beleid voor artsen
specifiek maatwerk betreft waarbij rekening
gehouden moet worden met de eigenheid van
het (zelfstandige) beroep. Het kopiëren van
het HR-beleid (voor andere medewerkers) van
het ziekenhuis werkt niet bij artsen.
gepubliceerd in Acta gastro-Enterologica belgica 2013 Jan-
Mar;vol76:45-48.
MR ENTEROgRAPHY IN cHILDREN wITH
cROHN DISEASE : RESuLTS FROM THE BEL-
GIAN PEDIATRIC CROHN REGISTRY (BELCRO)
Alliet P 1, Desimpelaere J 2, Hauser B 3, Janssens
E 1, Khamis J 4, M. Lewin M 4, De Greef E 3, Smets
F 5, Paquot I 6,Veereman G 3, Souverijns G 7 and
the Belgian IBD working group of BeSPGHAN 8
(1) paediatric gastroenterology Jessaziekenhuis, hasselt; (2)
radiology ZNA, Antwerpen; (3) paediatric gastroenterology
uZ brussel, brussel; (4) radiology chc clinique de l’Espérance,
liège; (5) paediatric gastroenterology ucl St luc, bruxelles; (6)
paediatric gastroenterology chc clinique de l’Espérance, liège;
(7) radiology Jessaziekenhuis, hasselt, belgium. (8) belgian ibD
working group of beSpghAN : Alliet p., Arts w., bontems p., bury
f., colinet S., De greef E., Etienne i., hoffman i., Janssens E., paquot
i., Scaillon M., Smets f., vanbiervliet S., vandevelde S., veereman g.
Abstract
Introduction: Magnetic Resonance enterog-
raphy (MRE) is an imaging modality avoiding
ionizing radiation and the discomfort associ-
ated with enteroclysis. The results of MRE at
diagnosis in the patients of the Belgian pedi-
atric Crohn registry (Belcro) are compared to
endoscopical and histological results.
Methods: Results of MRE, endoscopy and
histology were obtained from the medical
charts and assigned to one of the following
segments: jejunum, ileum, ascending colon,
transverse colon, descending colon or rec-
tosigmoid. MRE images were reviewed in a
blinded way by 4 radiologists with specific
interest in pediatric MRE.
Results: From the Belcro registry, twenty-
two patients underwent a MRE during their
work-up for Crohn disease. The results of en-
doscopy, histology and MRE were concordant
(either all negative or positive) in the ileum in
16/18 patients and in the rectosigmoid, de-
scending colon, transverse colon and ascend-
ing colon in resp 9, 8, 8 and 8/22 patients. In
the non-concordant cases (MRE colon nega-
tive but endoscopy and/or histology positive),
MRE could not reflect the subtle endoscopic or
histologic lesions such as erosions that were
described. In 4 cases where ileocaecal valve
intubation was impossible ileal MRE findings
were abnormal. MRE detected ileal stenosis,
jejunal lesions and fistula in resp 4/22, 3/22
en 2/22 patients. The 100% and 75% inter-
observer agreement was resp 50-82% and
77.3-100% according to the different intes-
tinal segments.
conclusions: MRE is a promising imaging mo-
dality avoiding radiation in Crohn disease. It
should probably become the technique of first
choice for the evaluation of extensive small
bowel disease in children with Crohn disease.
key words: MR enterography, Crohn disease,
inflammatory bowel disease, children, pediat-
ric.
gepubliceerd in de Artsenkrant, 18 januari 2013;2291:11.
ASTMA EN ALLERgIE BIJ kINDEREN:
INFORMEREN EN HERHALEN
Raes M, pediater Jessa Ziekenhuis Hasselt
gepubliceerd in Moment lente 2013;6 maart 2013:5-7
SOS ALLERgIEËN
Raes M, pediater Jessa Ziekenhuis Hasselt
gepubliceerd in de Artsenkrant, 26 maart 2013;2309:10+11.
BLIJFT ALERT VOOR MENINgITIS!
ASTMA BIJ kINDEREN IN 101 VRAgEN
EN ANTwOORDEN
Raes M, pediater Jessa Ziekenhuis Hasselt
gepubliceerd in het belang van limburg,4 mei 2013;1+8.
ONDERZOEk BIJ ZuIgELINgEN MOET ZIEkTES
VOORkOMEN
kind & gezin spoort overgewicht baby’s op.
De Ronne A 1, Raes M 2.
(1) pediater en centraal adviserend arts kind en gezin
(2) pediater Jessa Ziekenhuis hasselt
uitgeverij Acco - iSbN: 9789033489211.
ASTMA BIJ kINDEREN/L’ASTHME cHEZ LES
ENFANTS – 3DE EDITIE
Raes M (hoofdredacteur), De Boeck K, Bodart E.
Astma is bij kinderen een van de meest voor-
komende chronische aandoeningen en heeft
in de afgelopen decennia een grote toename
in prevalentie vertoond. Nieuwe inzichten in
de pathogenese, heterogeniteit, diagnostiek
en behandeling maken een regelmatige up-
date van onze kennis wenselijk.
Dit boek geeft antwoorden op frequent voor-
komende vragen die huisartsen, kinderartsen,
paramedici, andere zorgverstrekkers en ou-
ders zich stellen over kinderen met astma.
Er is gekozen voor een vraag-en-antwoordfor-
mule, eerder dan voor een klassiek tekstboek.
Vele vraagstellingen werden aangebracht
vanuit diverse groepen gezondheidswerkers.
Via een uitgebreide index met trefwoorden
kunnen op een praktische en selectieve ma-
nier pasklare oplossingen worden aangereikt
omtrent etiologie, epidemiologie, diagnostiek,
JESSALINEA36
preventie en therapie.
Het boek is geschreven door een enthousi-
aste groep van Belgische kinderlongartsen
die vanuit hun dagelijkse praktijkvoering ver-
trouwd zijn met de ‘plaatselijke’ situatie en in-
ternationale richtlijnen en adviezen op maat
en aan de lokale noden en gewoonten kunnen
aanpassen.
De auteurs hopen dat dit boek praktische
oplossingen zal bieden aan al wie op zoek
is naar antwoorden op vragen over kinderen
met astma.
Ncc tv (Medische televisiezender voor artsen)
INVASIEVE MENINgOkOkkENZIEkTE
IN BELgIË
Dr. Marc Raes, Jessa Ziekenhuis; Dhr. Philippe
Doms, BMO; Prof. Philippe Lepage, HUDERF; Prof.
Cathérine Weil Olivier, Université Paris,France.
Persconferentie over invasieve meningo-
kokkenziekte veroorzaakt door de bacterie
Neisseria meningitis. Kenmerkend voor de
ziekte zijn de ontsteking van de hersenvlie-
zen (meningitis) en/of een bloedvergiftiging
(sepsis). De sprekers verschaffen de nieuwste
inzichten over de meningokokkeninfectie se-
rogroep B en gaan verder in op de aanzien-
lijke sociale en economische gevolgen van de
ziekte en haar impact op de gezondheid op
lange termijn.
gepubliceerd in N Engl J Med. 2013 Mar 19.
REDucED cORTISOL METABOLISM DuRINg
cRITIcAL ILLNESS.
Boonen E, Vervenne H, Meersseman P, Andrew
R, Mortier L, Declercq PE, Vanwijngaerden YM,
Spriet I, Wouters PJ, Vander Perre S, Langouche
L, Vanhorebeek I, Walker BR, Van den Berghe G.
Abstract
Background: Critical illness is often accom-
panied by hypercortisolemia, which has been
attributed to stress-induced activation of the
hypothalamic-pituitary-adrenal axis. How-
ever, low corticotropin levels have also been
reported in critically ill patients, which may be
due to reduced cortisol metabolism.
Methods: In a total of 158 patients in the
intensive care unit and 64 matched controls,
we tested five aspects of cortisol metabolism:
daily levels of corticotropin and cortisol; plas-
ma cortisol clearance, metabolism, and pro-
duction during infusion of deuterium-labeled
steroid hormones as tracers; plasma clearance
of 100 mg of hydrocortisone; levels of urinary
cortisol metabolites; and levels of messenger
RNA and protein in liver and adipose tissue, to
assess major cortisol-metabolizing enzymes.
Results: Total and free circulating cortisol lev-
els were consistently higher in the patients
than in controls, whereas corticotropin levels
were lower (P<0.001 for both comparisons).
Cortisol production was 83% higher in the
patients (P=0.02). There was a reduction of
more than 50% in cortisol clearance during
tracer infusion and after the administration
of 100 mg of hydrocortisone in the patients
(P≤0.03 for both comparisons). All these fac-
tors accounted for an increase by a factor of
3.5 in plasma cortisol levels in the patients, as
compared with controls (P<0.001). Impaired
cortisol clearance also correlated with a lower
cortisol response to corticotropin stimulation.
Reduced cortisol metabolism was associ-
ated with reduced inactivation of cortisol in
the liver and kidney, as suggested by urinary
steroid ratios, tracer kinetics, and assessment
of liver-biopsy samples (P≤0.004 for all com-
parisons).
conclusions: During critical illness, reduced
cortisol breakdown, related to suppressed ex-
pression and activity of cortisol-metabolizing
enzymes, contributed to hypercortisolemia
and hence corticotropin suppression. The
diagnostic and therapeutic implications for
critically ill patients are unknown.
gepubliceerd in J thromb haemost. 2013 Jan;11(1):192-4.
EFFEcTS OF PRE-HOSPITAL cLOPIDOgREL AD-
MINISTRATION ON EARLY AND LATE RESIDu-
AL PLATELET REAcTIVITY IN ST-SEgMENT EL-
EVATION MYOcARDIAL INFARcTION PATIENTS
uNDERgOINg PRIMARY INTERVENTION.
Biscaglia S, Tebaldi M, Vranckx P, Campo G, Val-
gimigli M.
gepubliceerd in Eur heart J. 2013 Mar;34(12):909-19.
SHOuLD DuRATION OF DuAL ANTIPLATELET
THERAPY DEPEND ON THE TYPE AND/OR PO-
TENcY OF IMPLANTED STENT? A PRE-SPEcI-
FIED ANALYSIS FROM THE PROLONgINg DuAL
ANTIPLATELET TREATMENT AFTER gRAD-
INg STENT-INDucED INTIMAL HYPERPLASIA
STUDY (PRODIGY).
Valgimigli M, Borghesi M, Tebaldi M, Vranckx P,
Parrinello G, Ferrari R; PROlonging Dual antipla-
telet treatment after Grading stent-induced Inti-
mal hyperplasia study (PRODIGY) Investigators.
Abstract
Aims: The purpose of this pre-specified
analysis of the PROlonging Dual antiplatelet
treatment after Grading stent-induced Intimal
hyperplasia studY (PRODIGY) was to assess
device-specific outcomes relative to different
duration of dual antiplatelet therapy (DAPT)
after Everolimus- (EES), Paclitaxel (PES), Zo-
tarolimus- (ZES-S) eluting, or bare metal st-
ents (BMS).
Methods and results: We randomized 2013
patients to BMS, ZES-S, PES, or EES implanta-
tion. At 30 days, each stent group underwent
up to 6 or 24 months clopidogrel therapy. The
primary endpoint, which was a composite of
death, myocardial infarction, or cerebrovas-
cular accident, did not differ in patients re-
ceiving BMS [HR: 0.89 (95%CI: 0.54-1.45)],
PES [HR: 0.74 (95%CI: 0.43-1.25)], or EES
[HR: 0.63 (95%CI: 0.33-1.21)] implantation
across DAPT groups, whereas it was signifi-
cantly higher in ZES-S patients undergoing
long when compared with short-term DAPT
therapy (HR: 2.85, P = 0.0018), with positive
interaction testing (P-value = 0.004). At the
6-month landmark analysis, heterogeneity
across stent types persisted for the primary
study endpoint and other secondary clinical
outcomes, whereas patients receiving PES
showed a significantly higher rate of defi-
nite, probable and definite, probable, possible
stent thrombosis in the short DAPT regimen.
No association in absolute or relative terms
was noted between stent potency in inhibit-
ing intimal hyperplasia and greater vulnerabil-
ity to shorter DAPT therapy.
conclusion: Our study suggests that optimal
duration of DAPT may be stent-specific and it
does not support a clear association between
stent potency and vulnerability to shorter
DAPT therapy.
gepubliceerd in heart. 2013 Mar 6.
IMPAcT OF OVERLAPPINg NEwER gENERA-
TION DRug-ELuTINg STENTS ON cLINIcAL
AND ANgIOgRAPHIc OuTcOMES: POOLED
ANALYSIS OF FIVE TRIALS FROM THE INTER-
JESSALINEA 37
NATIONAL gLOBAL RESOLuTE PROgRAM.
Farooq V, Vranckx P, Mauri L, Cutlip DE, Belardi J,
Silber S, Widimsky P, Leon M, Windecker S, Mere-
dith I, Negoita M, van Leeuwen F, Neumann FJ,
Yeung AC, Garcia-Garcia HM, Serruys PW.
Abstract
Background: Overlapping first generation
sirolimus- and paclitaxel-eluting stents are as-
sociated with persistent inflammation, fibrin
deposition and delayed endothelialisation in
preclinical models, and adverse angiographic
and clinical outcomes-including death and
myocardial infarction (MI)-in clinical studies.
Objectives: To establish as to whether there
are any safety concerns with newer genera-
tion drug-eluting stents (DES).
Design: Propensity score adjustment of
baseline anatomical and clinical characteris-
tics were used to compare clinical outcomes
(Kaplan-Meier estimates) between patients
implanted with overlapping DES (Resolute
zotarolimus-eluting stent (R-ZES) or R-ZES/
other DES) against no overlapping DES. Ad-
ditionally, angiographic outcomes for over-
lapping R-ZES and everolimus-eluting stents
were evaluated in the randomised RESOLUTE
All-Comers Trial.
Setting: Patient level data from five con-
trolled studies of the RESOLUTE Global
Clinical Program evaluating the R-ZES were
pooled. Enrolment criteria were generally un-
restrictive.
Patients: 5130 patients.
Main Outcome Measures: 2-year clinical out-
comes and 13-month angiographic outcomes.
Results: 644 of 5130 patients (12.6%) in the
RESOLUTE Global Clinical Program underwent
overlapping DES implantation. Implantation of
overlapping DES was associated with an in-
creased frequency of MI and more complex/
calcified lesion types at baseline. Adjusted
in-hospital, 30-day and 2-year clinical out-
comes indicated comparable cardiac death
(2-year overlap vs non-overlap: 3.0% vs 2.1%,
p=0.36), major adverse cardiac events (13.3%
vs 10.7%, p=0.19), target-vessel MI (3.9% vs
3.4%, p=0.40), clinically driven target vessel
revascularisation (7.7% vs 6.5%, p=0.32), and
definite/probable stent thrombosis (1.4% vs
0.9%, p=0.28). 13-month adjusted angio-
graphic outcomes were comparable between
overlapping and non-overlapping DES.
conclusions: Overlapping newer generation
DES are safe and effective, with comparable
angiographic and clinical outcomes-including
repeat revascularisation-to non-overlapping
DES.
gepubliceerd in case rep ophthalmol. 2013 Jan;4(1):17-22.
cHOROIDAL PARAgANgLIOMA wITH METAS-
TASES TO THE FELLOw EYE.
Ginderdeuren RV, Missotten GS, van den Oord J.
Abstract
Purpose: To report a case of a paraganglioma
in the right eye with metastatic disease in the
fellow eye 3 years later.
Methods: A 70-year-old man presented with
a painful amblyopic right eye; rubeosis iridis
and a large choroidal tumor were found. The
tumor was treated by enucleation. Pathology
diagnosed the tumor as a paraganglioma.
Screening for other tumors or metastatic dis-
ease was negative at that moment. After 3
years, a paraganglioma skin metastasis was
detected, and screening revealed metastatic
disease in the liver. Another 6 months later he
was referred for tumors in the left eye, which
were treated by radiotherapy. He succumbed
6 months later.
Results: Histopathology of the right eye
revealed the typical image of a paragan-
glioma, with expression of synaptophysin,
neuron-specific enolase and chromogranin.
S-100 staining was positive in the susten-
tacular cells; staining for HMB-45, SME, EMA
and pan-keratin was negative. Microscopy of
the tumors in the skin and liver 3 years later
showed a dedifferentiated tumor with the
same immunological characteristics, but with
higher Ki67 expression and more mitoses.
conclusions: This report documents a very
rare choroidal paraganglioma which pre-
sented clinically as a melanoma. The patient
succumbed 4 years later to generalized meta-
static disease. No other primary paraganglio-
ma was found; however, paraganglion cells in
the eye have never been described.
keywords: Choroidal tumor, Metastatic dis-
ease, Paraganglioma.
gepubliceerd in J fr ophtalmol. 2013 Jan 7.
INTRAVITREAL INJEcTION OF ANTI-VEgF AND
DIAgNOSIS OF PRIMARY INTRAOcuLAR cEN-
TRAL NERVOuS SYSTEM LYMPHOMA.
Gambrelle J, Missotten G, Delhoum S, Desjardins L.
Abstract
We report a case of primary intraocular central
nervous system (CNS) lymphoma in a patient
previously treated with intravitreal anti-vascu-
lar endothelial growth factor (VEGF) injections
for age-related macular degeneration (AMD).
An 88-year-old woman, with past medical his-
tory significant for bilateral age-related macu-
lar degeneration (AMD) treated with intra-
vitreal ranibizumab injections for 1year, was
referred to our department for bilateral vitritis
diagnosed 10days after the last anti-VEGF in-
jection. A complete uveitis work-up including
aqueous humour analysis, brain MRI and vitre-
ous biopsy enabled us to confirm the diagnosis
of primary intraocular CNS lymphoma. To the
best of our knowledge, this is the first report
of the diagnosis of primary intraocular CNS
lymphoma in a patient treated with anti-VEGF
for AMD. The differential diagnosis of vitritis
in elderly patients is relatively broad. Endoph-
thalmitis and uveitis have been described af-
ter anti-VEGF injections. In such a situation,
there is actually a risk of missing the diagnosis
of intraocular lymphoma in the mistaken belief
that the observed vitritis may be a reaction
to administered anti-VEGFs. If no direct time-
relationship with the anti-VEGF injections can
be found, a classic vitritis work-up should be
performed. Our observation suggests that ra-
nibizumab, at the dosage used for AMD, does
not impede the spread of CNS lymphoma in the
eye nor interfere with cytological diagnosis.
JESSALINEA38
sYmposia 2013
sYmposium obesitaskliniekDatum: zaterdag 8 juni 2013
Locatie: cultuurcentrum Hasselt
live surgerY cardioDatum: zaterdag 15 juni 2013
Locatie: Oude gevangenis Hasselt
opening oogkliniekDatum: zaterdag 14 september 2013
Locatie: aula campus Salvator, Jessa Ziekenhuis Hasselt
sYmposium arm/handrevalidatieDatum: zaterdag 28 september 2013
Locatie: cultureel centrum De Markthallen, Herk-de-Stad
europese dag voor orgaandonatieDatum: zaterdag 12 oktober 2013
Locatie: campus Salvator, campus Virga Jessa, campus St.-Ursula, Jessa Ziekenhuis
sYmposium respiratoire oncologieDatum: zaterdag 19 oktober 2013
Locatie: aula campus Virga Jesse, Jessa Ziekenhuis Hasselt
sYmposium materniteitDatum: zaterdag 16 november 2013
Locatie: cultuurcentrum Hasselt
sYmposium life surgerY urologieDatum: zaterdag 23 november 2013
Locatie: aula campus Salvator, Jessa Ziekenhuis Hasselt
sYmposium weco: epigeneticaDatum: zaterdag 14 december 2013
Locatie: aula campus Salvator, Jessa Ziekenhuis Hasselt
info: WWW.JESSAZH.BE
JESSALINEA 39
JESSALINEA40
Verantwoordelijke uitgever: vzw Jessa Ziekenhuis, Salvatorstraat 20, 3500 Hasselt
Eindredactie: dienst communicatie Jessa Ziekenhuis, Salvatorstraat 20, 3500 Hasselt tel. 011 30 82 21, [email protected]
JESSAlinea Nr 10 - JuNi 2013
www.jessazh.be [email protected]
www.facebook.com/jessaziekenhuis www.twitter.com/jessaziekenhuis