Jellema 12A Uitvoeren-techniek

322
JELLEMA 12A UITVOEREN – TECHNIEK

Transcript of Jellema 12A Uitvoeren-techniek

Page 1: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

JELLEMA 12A

UITVOEREN – TECHNIEK

06950556_voorwerk.indd 1 03-02-2006 11:24:34

Page 2: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

II

omslagontwerp Marjan Gerritse, Amsterdamvormgeving binnenwerk Peter van Dongen, Amsterdamopmaak Van de Garde, Zaltbommeltekenwerk Technisch bureau Lindhout b.v., Woerden

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs.Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 90 06 95055 6Tweede druk, tweede oplage

© ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2005

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezin-gen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

12

06950556_voorwerk.indd 2 03-02-2006 11:24:36

Page 3: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

III

volgens de wettelijke bepalingen. en, kunnen zich alsnog tot de

oortgezet

veelvoudigd, opgeslagen in een vorm of op enige wijze, hetzij

, zonder voorafgaande

op grond van artikel 16B Auteurswet t Besluit van 23 augustus 1985,

voor wettelijk verschuldigde vergoedingen nisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB

oor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezin- 1912) dient men zich tot de uitgever

BouwprocesUitvoeren12A techniek

06950556_voorwerk.indd 3 03-02-2006 11:24:36

Page 4: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

IV

De serie Jellema Hogere Bouwkunde bestaat naast het inleidende deel uit drie reeksen boeken: bouwtechniek, bouwmethoden en bouwproces. Tezamen vormt de inhoud de onontbeerlijke basiskennis voor het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.

Ook deze vernieuwde uitgave is ontstaan vanuit de noodzakelijke interactie tussen het onderwijs enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Beide sectoren leveren auteurs, maar zijn ook bereid tot het leveren van commentaar en kritiek in een voortdurende discussie tussen redactie, auteurs en het onderwijs.

De redactie:ir. M. BonebakkerAdviseur Bouwmanagement, Geesteren

ir. H. BrinksmaDocent Bouwkunde, Hogeschool van Utrecht,Utrecht

ir. A. van TolArchitect, Zwolle

ir. K. HofkesDocent Bouwkunde, Hogeschool INHOLLAND,Haarlem en Alkmaar

H.A.J. FlapperBouwinnovator, Amsterdam

ing. N. ZimmermannArchitect, Amsterdam

Auteur deel 12A:H.A.J. FlapperBouwinnovator, Amsterdam

1

www.jellema-online.nl

Serieoverzicht

06950556_voorwerk.indd 4 03-02-2006 11:24:59

Page 5: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

V

AM

ELLEJ

AM

ELLEJ

AM

ELLEJ

1

www.jellema-online.nl

7 102

Serieoverzicht

1183

1294

124

134

5

6

6

6

06950556_voorwerk.indd 5 03-02-2006 11:25:03

Page 6: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

VI

Woord vooraf

Bij het realiseren van gebouwen speelt een groot aantal factoren een rol. Het ontwerp- en het uit-voeringsproces beïnvloeden elkaar over en weer. Daarbij spelen steeds twee vragen een belang-rijke rol:1 Zijn er in het bouwkundige ontwerp alterna-tieven mogelijk om de bouwkosten te verlagen?2 Zijn er in het uitvoeringsproces alternatieven mogelijk om de bouwtijd te verkorten?

Om deze vragen te beantwoorden is het nood-zakelijk dat partijen een helder inzicht hebben in de mogelijkheden en alternatieven. Voor de samenstelling van deze uitgave is een grote verzameling uitvoeringsalternatieven geanaly-seerd, waaruit structurele kaders zijn ontstaan. Daarmee kunnen ontwerpers en uitvoerders het uitvoeringsproces zowel voor de woning- als de utiliteitsbouw verbeteren.In dit boek wordt het uitvoeringsproces gevolgd.

• Voor elke bouwkundige is enige kennis van het inrichten van de bouwplaats nodig, omdat de condities van de bouwplaats invloed heb-ben op de uitvoeringsmogelijkheden van het gebouw.

• De onderbouw gaat van eenvoudige woning-bouwfunderingen tot ingewikkelde keldercon-structies. De wijze van uitvoeren van de onder-bouw kan grote invloed hebben op de bouwtijd.

• Voor het casco van woningen wordt de uit-voering van gebruikelijke bouwmethoden be-handeld. Daarnaast wordt er een aanzet gegeven voor nieuwe uitvoeringstechnieken voor de ver-anderende woningmarkt.

• Voor het skelet van utiliteitsbouw wordt inzicht gegeven in de uitvoeringstechniek van verschillende bouwmethoden en worden argu-menten aangedragen om voor een concreet project tot een optimale keuze te komen.

• Van een aantal hoge gebouwen wordt de uitvoering van de draagconstructie behandeld en worden alternatieven aangedragen om draag-constructies van hoogbouw vanuit de uitvoe-ringsproces te ontwikkelen.

• Van gevels wordt eerst het metselproces behandeld en daarna het montageproces van prefab-gevelelementen. Hier is nog veel ruimte voor optimalisatie.

• Van daken wordt niet alleen de uitvoering van het pannendak behandeld, maar ook bespro-ken hoe bij platte daken de wijze van uitvoeren invloed heeft op het waterdicht krijgen van het gebouw.

• In de afbouwfase gaat het niet alleen om het uitvoeren van de verschillende afbouwcon-structies, maar vooral om het integreren van bouwkundige en installatieactiviteiten. Hierdoor kan de bouwtijd verkort worden en kunnen de bouwkosten door het verminderen van afstem-verliezen verlaagd worden.

Deel A Uitvoeren – techniek behandelt de techni-sche aspecten van het uitvoeringsproces; het is bestemd voor alle bouwkundigen en draagt argumenten aan voor de discussie tussen ont-werpers en uitvoerders om door verbetering van het uitvoeringsproces de prijs/kwaliteitverhou-ding van gebouwen te verbeteren.

Deel B Uitvoeren – organisatie is gericht op de organisatie van het uitvoerende bouwbedrijf en draagt theorie- en praktijkgegevens aan om de kwaliteit van de bouwplaats als tijdelijk bouw-constructiebedrijf te verbeteren.

Beide delen zijn als zelfstandige eenheden in het kennisoverdrachtproces te beschouwen; elk deel heeft dus een eigen hoofdstuknummering.

De auteur,mei 2005

Inhou1 UitvoeringstechniekInleiding 21.1 Afbakening uitvoeringstechniek 1.2 Doelgroep vakgebied uitvoeringstechniek 1.2.1 Uitvoerende bouwbedrijven 1.2.2 Bouwplaatsmanagement 1.2.3 Gebouwontwerpers 1.2.4 Gebouwbeheerders 1.3 Bouwplaats als productiebedrijf 1.4 Decomponeren uitvoeringsproces 1.5 Projectanalyse bouwwerk 1.5.1 Bouwknoop paalfundering – begane-grondvloer – langsgevel 1.5.2 Bouwknoop langsgevel – zolder– pannendak 1.5.3 Samenvatting Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

2 Inrichten bouwplaatsInleiding 122.1 Bouwplaatsinfrastructuur 2.1.1 Bewegwijzering 2.1.2 Toegangspoort 2.1.3 Situering bouwweg 2.1.4 Constructie bouwweg 2.1.5 Constructie kraanbaan 2.1.6 Zonering bouwplaats 2.2 Bouwplaatsaccommodatie 2.2.1 Accommodatie bouwplaatspersoneel 2.2.2 Accommodatie bouwplaats-management 2.2.3 Keuze accommodatie 2.2.4 Magazijn2.2.5 Plaatsing accommodaties 2.3 Bouwplaatsinstallaties 2.3.1 Elektra infrastructuur 2.3.2 Elektrisch systeem klein bouwproject 2.3.3 Elektrisch netwerk middelgroot bouwproject 2.3.4 Elektrisch netwerk grote bouwprojecten 2.3.5 Bouwplaatsverlichting 2.3.6 Kosten elektrisch netwerk 2.4 Overige installaties op bouwplaats 2.4.1 Telecommunicatie en data 2.4.2 Beveiliging en bewaking 2.4.3 Bouwwaterleiding 2.4.4 Bouwriolering

06950556_voorwerk.indd 6 03-02-2006 11:25:07

Page 7: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

VII

an daken wordt niet alleen de uitvoering van het pannendak behandeld, maar ook bespro-ken hoe bij platte daken de wijze van uitvoeren invloed heeft op het waterdicht krijgen van het

In de afbouwfase gaat het niet alleen om het uitvoeren van de verschillende afbouwcon-structies, maar vooral om het integreren van bouwkundige en installatieactiviteiten. Hierdoor kan de bouwtijd verkort worden en kunnen de bouwkosten door het verminderen van afstem-

behandelt de techni-sche aspecten van het uitvoeringsproces; het is bestemd voor alle bouwkundigen en draagt argumenten aan voor de discussie tussen ont-werpers en uitvoerders om door verbetering van het uitvoeringsproces de prijs/kwaliteitverhou-

is gericht op de organisatie van het uitvoerende bouwbedrijf en draagt theorie- en praktijkgegevens aan om de kwaliteit van de bouwplaats als tijdelijk bouw-

Beide delen zijn als zelfstandige eenheden in het kennisoverdrachtproces te beschouwen; elk deel heeft dus een eigen hoofdstuknummering.

Inhoud1 Uitvoeringstechniek 1Inleiding 21.1 Afbakening uitvoeringstechniek 21.2 Doelgroep vakgebied uitvoeringstechniek 41.2.1 Uitvoerende bouwbedrijven 41.2.2 Bouwplaatsmanagement 51.2.3 Gebouwontwerpers 51.2.4 Gebouwbeheerders 51.3 Bouwplaats als productiebedrijf 61.4 Decomponeren uitvoeringsproces 61.5 Projectanalyse bouwwerk 71.5.1 Bouwknoop paalfundering – begane-grondvloer – langsgevel 71.5.2 Bouwknoop langsgevel – zoldervloer – pannendak 81.5.3 Samenvatting 9Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 9

2 Inrichten bouwplaats 11Inleiding 122.1 Bouwplaatsinfrastructuur 122.1.1 Bewegwijzering 122.1.2 Toegangspoort 132.1.3 Situering bouwweg 142.1.4 Constructie bouwweg 152.1.5 Constructie kraanbaan 172.1.6 Zonering bouwplaats 172.2 Bouwplaatsaccommodatie 182.2.1 Accommodatie bouwplaatspersoneel 182.2.2 Accommodatie bouwplaats- management 192.2.3 Keuze accommodatie 192.2.4 Magazijn en loodsen 242.2.5 Plaatsing accommodaties 272.3 Bouwplaatsinstallaties 292.3.1 Elektra infrastructuur 292.3.2 Elektrisch systeem klein bouwproject 302.3.3 Elektrisch netwerk middelgroot bouwproject 302.3.4 Elektrisch netwerk grote bouwprojecten 332.3.5 Bouwplaatsverlichting 332.3.6 Kosten elektrisch netwerk 342.4 Overige installaties op bouwplaats 342.4.1 Telecommunicatie en data 352.4.2 Beveiliging en bewaking 362.4.3 Bouwwaterleiding 362.4.4 Bouwriolering 37

2.4.5 Bouwgasverwarming 37Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 39

3 Uitvoeren onderbouw 41Inleiding 423.1 Onderbouw woningbouw 423.1.1 Begane-grondvloersystemen 423.1.2 Fundering op staal 443.1.3 Fundering op palen 463.1.4 Begane-grondvloeren woningbouw 483.2 Onderbouw bedrijfshallen 503.2.1 Fundering bedrijfshal 503.2.2 Fundering en kolommen 513.3 Onderbouw utiliteitsbouw 523.3.1 Kruipruimte met fundatie op staal 523.3.2 Kruipruimte met fundatie op palen 533.3.3 Funderingspoeren op palen 553.4 Onderbouw met kelder 563.4.1 Liftput 563.4.2 Keldervloer 573.4.3 Kelderwanden 603.4.4 Dilataties en krimpstroken 643.4.5 Kelderdek 64Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 64

4 Uitvoeren casco bij woningbouw 65Inleiding 664.1 Verschillende soorten woningcasco’s 664.1.1 Laagbouwwoningen 664.1.2 Gestapelde woningen 664.1.3 Cascokeuze naar wand/vloerfunctie 674.2 Prefab- versus in situ constructies 684.3 Wijze van transport en cascokeuze 694.3.1 Handtransport 704.3.2 Mechanisch transport 704.3.3 Zwaar kraantransport 704.3.4 Licht kraantransport 704.4 Dimensies woningcasco 714.4.1 Bepalen dikte wanden en vloeren 714.4.2 Bepalen verdiepingshoogte 734.5 Keuze bouwmethode 734.5.1 Bouwmethoden wanden 734.5.2 Bouwmethoden vloeren 754.5.3 Voorkeur keuze bouwmethode 754.6 Metselbouw methode steen/hout 764.6.1 Kleine en vervangende nieuwbouw met handtransport 774.7 Prefab-betonwand en kanaalplaatvloer 78

06950556_voorwerk.indd 7 03-02-2006 11:25:07

Page 8: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

VIII

4.7.1 Voorbereidings- en montageproces 784.8 Tunnelgietbouw: wand en vloer 804.8.1 Samenstelling tunnelkist 814.8.2 Ontkisten tunnelkist 814.8.3 Bouwknoop wand met vloer 824.8.4 Uitvoeren tunnelen 834.8.5 Nieuwe mogelijkheden bij tunnel-gietbouw 844.9 Gietbouwwand en breedplaatvloer 854.9.1 Wanden met bekisting 854.9.2 Vloeren van breedplaat 854.9.3 Uitvoeringsmethode gietbouwwand en breedplaatvloer 874.10 KZS-elementenwand en kanaalplaatvloer 874.10.1 Kleine KZS-elementenwanden 904.10.2 Werkmethode wanden maken 914.10.3 Verdiepingsvloeren van kanaalplaat 944.10.4 Woningscheidende vloeren van kanaalplaat 944.11 KZS-elementenwand en breedplaatvloer 954.11.1 Kleine KZS-elementenwanden 954.11.2 Vloeren van breedplaat 954.12 Kleinschalige elementenbouwmethode 964.12.1 Transport met 10-tonmeterkraan 974.12.2 Elementen voor 10-tonmeterkraan 984.12.3 Aanvoer elementen in containers 99Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 99

5 Uitvoeren skelet bij utiliteitsbouw 101Inleiding 1025.1 Gebruiksfunctie gebouw 1025.2 Laagbouw prefab-staal 1035.2.1 Invloed montage op bouwkosten 1045.2.2 Monteren staalconstructie 1055.3 Verdiepingbouw met in situ beton 1065.3.1 Optimaliseren bouwkosten en bouwtijd 1065.3.2 Vloerbekisting baddingsysteem 1095.3.3 Vloerbekisting stalen dragersysteem 1125.3.4 Vloerbekisting paneelvalkopsysteem 1145.3.5 Vloerbekisting paneelsysteem 1155.3.6 Vloerbekisting breedplaatsysteem 1165.3.7 Vloerbekisting tafelsysteem 1175.3.8 Vloerbekisting vergelijking systemen 1195.3.9 Wandbekisting baddingsysteem 1215.3.10 Wandbekisting gordingsysteem 1235.3.11 Wandbekisting spantsysteem 1245.3.12 Wandbekisting paneelsysteem 125

5.3.13 Wandbekisting vergelijking systemen 1255.3.14 Kolombekisting 1265.3.15 Dilataties in betonskelet 1315.4 Verdiepingbouw in situ HS-beton 1345.4.1 Draagstructuur in HSB als alternatief voor prefab-betondraagstructuur 1355.4.2 Keuze verdiepingsvloer 1355.4.3 Bouwknoop wand met vloer 1375.4.4 Optimalisering uitvoering 1385.4.5 Samenvatting uitvoeren met HS-beton 1395.5 Verdiepingbouw in prefab-beton 1395.5.1 Argumenten voor keuze prefab-beton 1395.5.2 Montageproces prefab-beton 1415.5.3 Bouwknoop verticaal-horizontaal 1435.5.4 Samenvatting 1455.6 Verdiepingbouw prefab-hybride 1455.6.1 Keuze vloerconstructie 1465.6.2 Keuze verdiepingshoogte 1465.6.3 Keuze gevelconstructie 1475.6.4 Keuze middenondersteuning 1485.6.5 Keuze stabiliteitsconstructie 1495.6.6 Keuze hybride skeletconstructie 150Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 151

6 Uitvoeren draagconstructie bij hoogbouw 153Inleiding 1546.1 Uitvoeringsaspecten bij hoogbouw 1546.1.1 Aspect bouwtijd 1546.1.2 Bouwkosten bij hoogbouw 1566.1.3 Stabiliteitsprincipes bij hoogbouw 1566.2 Uitvoeren draagconstructie hoogbouw 1576.2.1 Voorbeeldproject hoogbouw 1576.2.2 Uitvoeren vloeren 1586.2.3 Kern als wanden uitvoeren 1606.2.4 Kern als schacht uitvoeren 1646.2.5 Kern als schacht voortrekken 1676.2.6 Kern in prefab-beton uitvoeren 1706.2.7 Samenvatting uitvoering hoogbouw 1716.3 Hoogbouw Delftse Poort in Rotterdam 1756.3.1 Hijs- en montageloods 1756.4 Ontwikkeling industrieel bouwsysteem voorhoogbouw 1766.4.1 Ontwerp hoogbouw vanuit uitvoeringsproces 1766.4.2 Maximale gebouwhoogte 1776.4.3 Ribbenvloer met kanalen 1786.4.4 Uitvoeringshal over gebouw 178

6.4.5 Containertransportsysteem 1796.4.6 Cyclustijd6.5 Draagconstructieswoninghoogbouw 6.5.1 Woontoren met tunnelsysteem 6.5.2 Woontoren met vierGeraadpleegde en aanbevolen literatuur

7 Uitvoeren gevelsInleiding 1847.1 Gevelmetselwerk 7.1.1 Kostenopbouw gevelmetselwerk 7.1.2 Traditioneel metselproces 7.1.3 Verbeteringen transport 7.1.4 Keuze steigersysteem 7.1.5 Voegwerk vanaf steiger 7.1.6 Monteren gevelkozijnen7.1.7 Steiger7.1.8 Mechanische hefsteiger 7.2 Ondersteuning metselwerk 7.2.1 Praktijkvoorbeeld ontwikkeling gevelbalk 207.2.2 Gevelbalken en maatbeheersing 7.2.3 Losse gevellatei7.2.4 Gevellateien alleen toepassen wanneer nodig 2087.3 Visueel acceptabele maatafwijkingen 7.3.1 Toelaatbare maatafwijking draagconstructies 7.3.2 Maatafwijkingen gevelelementen 7.3.3 Visueel acceptabele maatafwijking gevel 2107.4 Prefab-betonnen gevels 7.4.1 Sandwich-gevelelementen 7.4.2 Prefab-betonbuitenbladelementen 7.4.3 Prefab-betonborstweringelementen 7.5 Lichte gevelbekledingen 7.5.1 Gevelbekleding met natuursteenplaten 7.5.2 Gevelbekleding met plaatmateriaal 7.5.3 Lichte zelfdragende gevelbeplating 7.6 Kozijnen in gevels 7.6.1 Inmetselkozijnen 7.6.2 Montagekozijnen 7.6.3 KAPLA-montagekozijn 7.6.4 Samenvatting gevelkozijnen 7.7 Vliesgevels 7.7.1 Vliesgevel met stijl, dorpel en paneel 7.7.2 Stijlen met kozijnelementen

06950556_voorwerk.indd 8 03-02-2006 11:25:08

Page 9: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

IX

HS-beton 134 in HSB als alternatief voor

137

in prefab-beton 139Argumenten voor keuze prefab-beton 139

141Bouwknoop verticaal-horizontaal 143

145

148149

Keuze hybride skeletconstructie 150Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 151

Uitvoeren draagconstructie bij

Uitvoeringsaspecten bij hoogbouw 154

6 bij hoogbouw 156

Uitvoeren draagconstructie hoogbouw 157157

04167

Kern in prefab-beton uitvoeren 170Samenvatting uitvoering hoogbouw 171

in Rotterdam 175

Ontwikkeling industrieel bouwsysteem voor

178

6.4.5 Containertransport als logistiek systeem 1796.4.6 Cyclustijd drie dagen per bouwlaag 1806.5 Draagconstructies bij woninghoogbouw 1806.5.1 Woontoren met tunnelsysteem 1816.5.2 Woontoren met vierwandensysteem 181Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 181

7 Uitvoeren gevels 183Inleiding 1847.1 Gevelmetselwerk 1847.1.1 Kostenopbouw gevelmetselwerk 1847.1.2 Traditioneel metselproces 1857.1.3 Verbeteringen transport 1887.1.4 Keuze steigersysteem 1907.1.5 Voegwerk vanaf steiger 1987.1.6 Monteren gevelkozijnen vanaf steiger 1987.1.7 Steiger vooraf opbouwen 1987.1.8 Mechanische hefsteiger 1997.2 Ondersteuning metselwerk 2007.2.1 Praktijkvoorbeeld ontwikkeling gevelbalk 2007.2.2 Gevelbalken en maatbeheersing 2047.2.3 Losse gevellatei later monteren 2077.2.4 Gevellateien alleen toepassen wanneer nodig 2087.3 Visueel acceptabele maatafwijkingen 2087.3.1 Toelaatbare maatafwijking draagconstructies 2097.3.2 Maatafwijkingen gevelelementen 2107.3.3 Visueel acceptabele maatafwijking gevel 2107.4 Prefab-betonnen gevels 2137.4.1 Sandwich-gevelelementen 2137.4.2 Prefab-betonbuitenbladelementen 2157.4.3 Prefab-betonborstweringelementen 2177.5 Lichte gevelbekledingen 2187.5.1 Gevelbekleding met natuursteenplaten 2187.5.2 Gevelbekleding met plaatmateriaal 2217.5.3 Lichte zelfdragende gevelbeplating 2247.6 Kozijnen in gevels 2257.6.1 Inmetselkozijnen 2257.6.2 Montagekozijnen 2267.6.3 KAPLA-montagekozijn 2287.6.4 Samenvatting gevelkozijnen 2317.7 Vliesgevels 2317.7.1 Vliesgevel met stijl, dorpel en paneel 2317.7.2 Stijlen met kozijnelementen 232

7.7.3 Geschakelde gevelelementen 2327.7.4 Gevelmontage bij hoogbouw 2337.7.5 Samenvatting 234Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 234

8 Uitvoeren daken 235Inleiding 2368.1 Platte houten daken 2368.1.1 Houten garagedak onder afschot 2378.1.2 Groot houten dak met dakafschot 2398.2 Platte betonnen daken 2418.2.1 Dakvloer met afschot naar gevel 2428.2.2 Dakvloer met afvoer naar midden 2428.2.3 Afschotlaag op betondak 2438.2.4 Dakrand op betondak 2458.2.5 Dakopbouw op plat dak 2488.3 Hellende pannendaken 2498.3.1 Dakafwerking 2498.3.2 Dakconstructie 2508.3.3 Maatvoeren hellend dak 2508.3.4 Uitvoeren dakconstructie 2548.3.5 Werken op hellend dakvlak 2568.3.6 Kosten pannendak 260Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 260

9 Uitvoeren afbouw 261Inleiding 2629.1 Seriematig afbouwproces 2639.1.1 Voorbeeld badkamer in woningproject 2639.2 Custom Build-afbouwproces 2659.2.1 Casco en inbouw 2669.2.2 Woningscheidende constructies 2679.3 Aanbrengen dekvloeren 2689.3.1 Betonvloer, monoliet afgewerkt binnen 2699.3.2 Betonvloer, monoliet afgewerkt buiten 2709.3.3 Cementgebonden dekvloer 2719.3.4 Anhydriet gebonden dekvloer 2739.4 Stenen scheidingswanden 2749.4.1 Scheidingswanden lijmblokken in woningbouw 2749.4.2 Scheidingswanden panelen in woningbouw 2779.4.3 Binnendeurkozijnen woningbouw 2789.4.4 Stenen scheidingswanden utiliteitsbouw 2799.4.5 Eenzijdig schoonmetselwerk utiliteitsbouw 280

06950556_voorwerk.indd 9 03-02-2006 11:25:08

Page 10: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

X

9.4.6 Gelijmde stenen scheidingswanden utiliteitsbouw 2809.5 Gipsmontagewanden 2819.5.1 Opbouw gipsmontagewand 2819.5.2 Verschillende wandtypen 2829.5.3 Binnendeurkozijnen in gipsmontagewanden 2849.5.4 Uitvoeringsproces gipsmontagewanden 2869.6 Monteren leidingen 2889.6.1 Schachtleidingen 2889.6.2 Gangleidingen 2909.6.3 Plafondleidingen 2919.6.4 Wandleidingen 2929.7 Ontvochtigen ten behoeve van afwerking 2939.8 Aanbrengen afwerking 2959.8.1 Volgorde aanbrengen afwerking 2959.8.2 Ontkoppelen afwerkingsvolgorde 2969.9 Opleveren gebouw 2979.9.1 Juridische aspecten opleveren 2989.9.2 Opleveren woningen 2989.9.3 Opleveren kantoorgebouw 2999.9.4 Opleveren ziekenhuis 301Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 303

Register 305

06950556_voorwerk.indd 10 03-02-2006 11:25:09

Page 11: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

1UitvoeringstechniekH. A. J. Flapper

Het hele vakgebied van uitvoeringstechniek wordt begrensd met als

input de bouwopdracht en als output het proces-verbaal van ople-

vering. Het ontwerp van een gebouw geeft de gewenste eindsituatie

aan. Om het ontwerp te kunnen realiseren is een procesanalyse nodig.

De bouwkundige constructies worden eerst uit elkaar gehaald en dan

wordt de volgorde bepaald waarin het op de meest economische

wijze op de bouwplaats kan worden samengesteld. Het analyseren

van het bouwproces is de essentie van de techniek van uitvoeren.

06950556_H01.indd 1 22-03-2005 13:56:27

Page 12: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2

Inleiding

In de behoefteschaal van Maslov komt onderdak na voedsel en kleding. De mens begon met het bouwen van schuilhutten. Het uitvoeren van bouwwerken is daarom een van de oudste men-selijke activiteiten.

Of het nu gaat om een plaggenhut of een paleis, altijd is er sprake van een initiatief voor huisvesting. Dit initiatief wordt uitgewerkt tot een ontwerp dat wordt gebouwd en tijdens het gebruik moet worden beheerd. In essentie is het bouwproces voor elk bouwwerk gelijk. Het bouw-proces bestaat uit een aantal fasen. De bouw-kundige moet de verschillende fasen kennen en weten wie voor welke fase verantwoordelijk is. In deze Jellema-serie wordt voor de benaming en werkzaamheden van de fasering van het bouw-proces NEN 2574 Tekeningen in de bouw – Inde-ling van gegevens op tekeningen voor gebouwen aangehouden. Hierin is het bouwproces in de volgende genummerde fasen gedefinieerd en gegroepeerd.

Programma1 Initiatief2 Haalbaarheidsstudie3 ProjectdefinitieOntwerp4 Structuurontwerp5 Voorlopig ontwerp6 Definitief ontwerpUitwerking7 Bestek en tekening8 PrijsvormingBouw9 Werkvoorbereiding10 Uitvoering11 OpleveringBeheer en gebruik12 In gebruik nemen13 Beheren

Het vakgebied uitvoeringstechniek bestrijkt drie fasen, figuur 1.1:1 fase 9 Werkvoorbereiding;2 fase 10 Uitvoering;3 fase 11 Oplevering.

����������

�������

�����������������������

�����������

���� ���������������

�������������

� � �� �� ��

�������������

�����������

�����������

����������������

����������������������������

��������������������������������������

Figuur 1.1 Vakgebied uitvoeringstechniek

In dit hoofdstuk wordt het vakgebied uitvoe-ringstechniek nader begrensd en opgedeeld om de kennisoverdracht te structureren.

1.1 Afbakening uitvoeringstechniek

Aan het uitvoeren van een bouwwerk gaan de volgende fasen vooraf:

• fase 7 Bestek en tekeningHet bestek met bijbehorende tekeningen is het document waarin de ontwerper namens de opdrachtgever in teksten en beelden heeft vast-gelegd wat er moet worden gemaakt.

• fase 8 PrijsvormingOm de aanneemsom te kunnen bepalen moeten de aannemers een kostprijsbegroting maken op basis van het bestek en tekeningen. De aanne-mersbegroting is een document dat de tegen-hanger is van het bestek.

Het bouwcontract of de bouwopdracht is het eindresultaat, de output, van fase 8, en dit is te-vens de input voor de volgende fase, figuur 1.2. Het beginpunt van de uitvoering is dit bouwcon-tract waarin de aannemer zich verbindt om een bouwwerk voor een bepaalde prijs volgens het bestek en tekening te bouwen.

Nederlands aanbestedingssysteemIn de Nederlandse bouwnijverheid bestaat een functionele scheiding tussen het ontwerpend bedrijf (architect) en het bouwbedrijf (aanne-mer). De architect heeft de verantwoordelijk-

06950556_H01.indd 2 22-03-2005 13:56:28

Page 13: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

1 UITVOERINGSTECHNIEK 3

dat voor beide partijen positief is, wordt het proces-verbaal van oplevering opgesteld en getekend. Het proces-verbaal van oplevering is het document dat de uitvoering afsluit en daarom ook de begrenzing van het vakgebied uitvoeringstechniek.

Het bouwen zelf bestaat volgens NEN 2574 uit de drie volgende fasen:

• fase 9 WerkvoorbereidingDe werkvoorbereiding bestaat uit:– bestektekeningen nader uitwerken in werk-tekeningen ten behoeve van uitvoering;– inrichtingsplan maken voor bouwplaats;– taakstellend tijdschema maken voor uitvoe-ring;– taakstellende werkbegroting maken voor uit-voering, opgesteld aan de hand van volgorde bouwactiviteiten.

De activiteiten van deze fase kunnen doorlopen in de uitvoeringsfase.

• fase 10 UitvoeringDe uitvoeringsfase is de belangrijkste fase van het totale uitvoeringsproces omdat hier het ontwerp in materialen wordt uitgewerkt tot een concreet gebouw.

• fase 11 OpleveringDe oplevering is het resultaat van de uitvoerings-fase. De opleveringsfase wordt formeel afgeslo-ten met het opstellen van proces-verbaal van oplevering, figuur 1.3.

�������������������

�������������

� ��

����������

����������������������������

��

���������������

��������������

Figuur 1.3 Proces-verbaal van oplevering als output

heid naar de opdrachtgever om het ontwerp tegen een zo laag mogelijke prijs te laten bouwen. In de Nederlandse bouwnijverheid is het gebruikelijk een zo laag mogelijke prijs te bereiken door middel van het systeem van aanbesteding. Om bij de aanbesteding alleen op prijs te kunnen selecteren, moet de archi-tect het ontwerp vertalen in een document, het bestek, waarin het te realiseren gebouw volledig is beschreven. Bouwbedrijven maken op basis van het bestek een begroting en komen met een prijs waarvoor zij bereid zijn het gebouw uit te voeren. ‘Wat’ er moet worden gemaakt ligt in het bestek vast. Het prijsverschil bij een aanbesteding tussen ver-schillende bouwbedrijven wordt bepaald door ‘hoe’ men het werk denkt uit te voeren. Dit is het vakgebied van de uitvoeringstechniek. De kennis en kunde van het bouwbedrijf op het gebied van uitvoeringstechniek bepaalt of het bedrijf in staat is het gebouw tegen een lagere prijs te bouwen dan andere bouwbedrijven. Bij een aanbesteding wordt het bouwbedrijf met de laagste aanneemsom gekozen en sluit de architect namens de opdrachtgever een contract met het bouwbedrijf om het gebouw volgens het bestek tegen de gestelde prijs te bouwen.

�������������������

�����������������

�������

�������

������

��������

�������������

����������

��

Figuur 1.2 Bouwcontract als input voor uitvoeren

Proces-verbaal opleveringHet bouwbedrijf voert een bouwwerk uit vol-gens het bestek en de tekening voor een be-paalde prijs. Als het gebouw gereed is, draagt het bouwbedrijf het gebouw over aan de op-drachtgever die het dan in gebruik zal nemen. Voordat de opdrachtgever het gebouw kan overnemen zal hij de zekerheid willen hebben dat het bouwbedrijf het gebouw volledig vol-gens het bestek heeft uitgevoerd. Het bouw-bedrijf en de opdrachtgever zijn daarin twee tegenover elkaar gestelde partijen. De twee partijen beoordelen samen het resultaat en als

06950556_H01.indd 3 22-03-2005 13:56:29

Page 14: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4

1.2 Doelgroep vakgebied uitvoeringstechniek

Er is een fundamenteel verschil tussen industriële productie en bouwproductie. De oorzaak zit in het verschil tussen roerende zaken en onroe-rende zaken. Bij een roerende zaak is de plaats van productie niet gebonden aan de plaats van gebruik. Een gebouw als onroerende zaak moet worden geproduceerd op de plaats waar het zal worden gebruikt.Voor het produceren van roerende zaken kan op een centrale plaats een permanent productiebedrijf worden ingericht die de producten in een serie-matige proces kan produceren. Bij een grote serie-matige productie kan veel worden geïnvesteerd in geautomatiseerde productiemiddelen om de pro-ductiekosten per product daarmee te verlagen.

1.2.1 Uitvoerende bouwbedrijvenBouwbedrijven moeten hun productiemiddelen verplaatsen naar elke locatie van elk bouwwerk. Elk bouwwerk moet op zijn eigen locatie worden geproduceerd. De situatie is te vergelijken met het circusbedrijf dat een centrale locatie heeft voor de winterstalling, maar met de productie-middelen (tent, artiesten en dieren) van stad naar stad trekt. Het verschil tussen een circus en een bouwbedrijf is, dat een circus maar één pro-ductie-unit heeft, terwijl een bouwbedrijf meer-dere productie-units heeft die op verschillende plaatsen tegelijk aan het bouwen zijn.

Het uitvoeren van een bepaald bouwwerk is een eenmalige opdracht. Als het bouwwerk gereed is, is het uitvoeren daar afgelopen. Een bouwbedrijf voert tegelijkertijd meerdere eenmalige opdrachten uit op verschillende locaties. Een bouwbedrijf moet daarom voor elke bouwlocatie een productie-een-heid samenstellen die een eenmalige bouwopdracht moet uitvoeren. Een bouwwerk is een eenmalig project waarvoor een projectorganisatie nodig is om de eenmalige opdracht zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren. Een bouwbedrijf moet beschikken over capaciteit om daaruit mensen en middelen te halen om per bouwwerk een projectorganisatie te beman-nen en van de nodige middelen te voorzien.

Een bouwbedrijf is een permanente lijnorganisa-tie, figuur 1.4. Bij de meeste bouwbedrijven zijn

drie groepen te onderscheiden:1 productiegroep: bouwvakkers, uitvoerders en projectleiders;2 bouwbureau: stafafdeling met medewerkers die allround bouwkundigen kunnen zijn, bij gro-tere bouwbedrijven is specialisatie zichtbaar. De bouwkundige met kostenkennis maakt de begro-tingen voor de aanbesteding voor het verkrijgen van bouwopdrachten. Het bedrijfsbureau is de groep van bouwkundigen die wordt ingezet voor de planning, organisatie en werkvoorbereiding van projecten. De bouwkundige met commer-cieel gevoel doet de onderhandelingen met leveranciers en onderaannemers;3 administratie: naar functie te verdelen in be-drijfs-, projecten- en personeelsadministratie.

��������������

�����������������������

����������������������

������������������������

�����������

�������������������

����������

���������������

������

���������

���������

��������������������

���������

��������

����������������������

��������������

����������

�����������������

�������������������������

����������

Figuur 1.4 Organisatieschema uitvoerend bouwbedrijf

VooropleidingBij de middelgrote bouwbedrijven wordt voor de functie van projectleider een vooropleiding op HBO-niveau gewenst en voor de functie van uitvoerder een vooropleiding op MBO-niveau. De functie van werkvoorbereider wordt gezien als een opleidingsperiode naar projectleider of uitvoerder, figuur 1.5.

�����������������

������������

������������������

��������������

������������

������������������� ����������

Figuur 1.5 Praktijkopleiding voor bouwplaatsmanagement

06950556_H01.indd 4 22-03-2005 13:56:30

Page 15: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

1 UITVOERINGSTECHNIEK 5

1.2.2 BouwplaatsmanagementVanuit deze permanente organisatie worden voor elk bouwproject mensen gerecruteerd om een projectorganisatie op te bouwen met een tijdgebonden opdracht om binnen een bepaalde tijd en het beschikbare budget een bouwwerk uit te voeren. In een projectorganisatie voor het uitvoeren van bouwwerken zijn de volgende vier functies te onderscheiden, figuur 1.4:1 projectleider: aangesteld om bepaald bouw-werk binnen gestelde bouwtijd en bouwkosten te realiseren. De projectleider is namens het bouwbedrijf de gemachtigde naar de opdracht-gever;2 uitvoerder: dagelijks leider op bouwplaats, die verantwoordelijk is voor alle werkzaamheden die op bouwplaats moeten worden uitgevoerd;3 werkvoorbereider: ondersteuning voor pro-jectleider en uitvoerder, voor uitvoeren voorbe-reidende werkzaamheden;4 bouwvakpersoneel: vaklieden die bouwkun-dige werkzaamheden moeten uitvoeren. Dit kan zowel eigen personeel zijn van het uitvoerend bouwbedrijf alsook gespecialiseerde vaklieden van bedrijven die een deel van de werkzaam-heden in onderaanneming uitvoeren, bijvoor-beeld metselaars, vlechters en schilders.

Dit deel over uitvoeringstechniek is niet gericht op het vaktechnische werk van het bouwvak-personeel, maar op het management van de projectorganisatie dat de taak heeft een bouw-werk te realiseren, figuur 1.5. Het kennisgebied is gericht op het werkgebied van de projectleider, de uitvoerder en de werkvoorbereider, die samen het bouwplaatsmanagement vormen.

1.2.3 GebouwontwerpersKennis van het vakgebied uitvoeringstechniek is ook noodzakelijk voor de ontwerpers van gebou-wen.

Bij het opstellen van het Programma van Eisen wordt de basis gelegd voor de hoogte van de totale bouwkosten. Bij het ontwerpen kunnen de bouwkosten verder worden beïnvloed. In het bestek worden de condities bepaald waarop de aanneemsom wordt afgestemd. Op basis van hetzelfde Programma van Eisen kunnen twee verschillende ontwerpen ontstaan waarvan de

bouwkosten tot zelfs 30% kunnen verschillen. Kennis van uitvoeringstechnieken kan de bouw-kosten bij het ontwerpen gunstig beïnvloeden. Voor het maken van een goed en waterdicht bestek is kennis van uitvoeringstechniek nood-zakelijk. Als in het bestek constructies zijn voor-geschreven die technisch niet uitvoerbaar zijn of niet de gewenste kwaliteit opleveren, zullen tijdens de uitvoering aanvullende opdrachten moeten worden gegeven die de bouwkosten verhogen. Kennis van het vakgebied uitvoerings-techniek is daarom ook voor de ontwerpers van groot belang.

1.2.4 GebouwbeheerdersHet instandhouden van een gebouw brengt kos-ten met zich mee. Het begint met het periodiek onderhoud van hang- en sluitwerk, schilderwerk, enzovoort. Een aantal bouwkundige onderdelen heeft maar een beperkte levensduur, zoals dak-bedekking, houten gevelkozijnen en kitvoegen. Dit vraagt reparatie- en vervangingskosten. In de organisatie van het bedrijf of in het wonen kan verandering ontstaan, waardoor tussentijdse verbouwingen nodig zijn om het gebouw aan de veranderende functie aan te passen. Uit een onderzoek van het Nationaal Ziekenhuis Instituut naar de levensloop van vier ziekenhuizen bleek dat het ziekenhuisproces zoveel aan verandering onderhevig is dat het aanpassen van het gebouw aan de ziekenhuisfunctie in een periode van twintig jaar de helft van de nieuwbouwkosten bedroeg.

De ontwerpers hebben bij de keuze van de materialen en constructies grote invloed op de latere onderhoudskosten, figuur 1.6. Ook de kwaliteit van de uitvoering heeft invloed op de onderhoudskosten. De ervaring van de gebouw-beheerders zou bij het ontwerp en de uitvoering

�����������������

������������������������

�����������������������������������������������������

��������� ������� ���������� ���� ����������������

Figuur 1.6 Invloed ontwerp op onderhoudskosten

06950556_H01.indd 5 22-03-2005 13:56:30

Page 16: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6

moeten worden gebruikt om de onderhoudskos-ten te beperken. Zowel voor de ontwerpers als voor de beheerders is kennis van uitvoeringstech-niek noodzakelijk.

1.3 Bouwplaats als productiebedrijf

Het uitvoeren van een bouwwerk is niet mogelijk als er geen productiemiddelen zijn om de werk-zaamheden te kunnen uitvoeren. Er zijn bouw-wegen nodig om de materialen bij het gebouw te krijgen en er is een bouwkraan nodig om materialen vanaf het bouwterrein om hun plaats in het gebouw te krijgen. Op de bouwplaats zijn voorzieningen nodig voor het bouwvakpersoneel en voor het bouwplaatsmanagement.

Het inrichten van de bouwplaats als tijdelijk productiebedrijf is de eerste fase van het uitvoe-ringsproces. Tijdens de uitvoeringsfase moet het openluchtbedrijf in stand worden gehouden. Bij de oplevering en de overdracht van het gebouw aan de opdrachtgever moet de bouwplaats weer ontruimd zijn om te worden ingericht als terrein voor het gebruik van het gebouw, figuur 1.7.

������������������

�������������������������

����������������

�����������������

�������������������������������������������

Figuur 1.7 Exploiteren bouwplaats

1.4 Decomponeren uitvoeringsproces

Om inzicht te krijgen in hoe een gebouw moet worden uitgevoerd, is het nodig een procesana-lyse te maken. In NEN 2660 Ordeningsregels voor gegevens in de bouw – Termen, definities en alge-mene regels is de basis gelegd voor het ordenen van gegevens. Het gaat om het systematisch opdelen en samenvoegen van gegevens:

• decomponeren: opdelen onderwerp in samen-hangende onderdelen van lager niveau, waarbij samenhang binnen onderdeel groter is dan rela-ties met andere onderdelen, figuur 1.8;

• aggregeren: samenvoegen onderdelen, waarbij samenvoeging weer compleet geheel moet zijn van hoger niveau.

��������������������

�����������������

� �

� � �

� � �

��������

Figuur 1.8 Principe decomponeren

Het uitvoeringsproces van opdracht tot opleve-ring is op verschillende manieren te decompone-ren. Een belangrijk criterium voor de keuze van de decompositie is de onderlinge samenhang binnen een onderdeel en de relaties tussen de delen. In figuur 1.8 is niveau 1 het hele uitvoe-ringsproces van opdracht (bouwcontract) tot oplevering weergegeven. In niveau 2 is het uit-voeringsproces gedecomponeerd in een aantal productiefasen. In niveau 3 is elke productiefase gedecomponeerd in een aantal productiedelen.Vanuit de bouwpraktijk zijn duidelijk vier verschil-lende productiefasen te onderkennen, figuur 1.9:1 onderbouwfase, bouwput en fundering;2 bovenbouwfase, draagconstructie;3 gevel/dakfase, omhulling draagconstructie;4 afbouwfase, inbouw en afwerking.

��������

����������

���������

��������

������

��������������������������������

����� ��������������

����������

����������

����������

���������

������

Figuur 1.9 Decomponeren in productiefasen

Elke productiefase heeft specifieke kenmerken wat betreft het uitvoeren:

• onderbouw: alles onder maaiveld;

• draagconstructie: uitgevoerd boven maaiveld in open lucht;

• omhulling: om draagconstructie gebouw uit-eindelijke vorm te geven;

06950556_H01.indd 6 22-03-2005 13:56:32

Page 17: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

1 UITVOERINGSTECHNIEK 7

• zodra interieur door omhulling wordt beschermd, worden de ruimten gemaakt met de benodigde installaties en afgewerkt.

Elke productiefase is weer te decomponeren in een aantal productiedelen. Een productiedeel wordt gevormd door samenhangende werk-zaamheden met een gezamenlijk productie-tempo. Het gevelmetselwerk bijvoorbeeld, is een samenhangend productiedeel omdat de stei-gerbouwers de steiger, de stelleurs de kozijnen, de metselaar het metselwerk en de voeger het voegwerk onderling op elkaar moeten afstem-men omdat ze allemaal gebruik maken van dezelfde steiger.

1.5 Projectanalyse bouwwerk

Voordat bepaald kan worden hoe een bouwwerk zal worden uitgevoerd, is eerst een analyse nodig van het bouwwerk zelf: Hoe zit het gebouw in elkaar? Als voorbeeld is genomen een twee-onder-een-dakwoning, figuur 1.10.

���������

�����������

��������

���������

���������

�����

����������������

���������������

� �������������� � ��������������

���������

Figuur 1.10 Projectanalyse gebouw

Het gebouw bestaat uit horizontale en verticale bouwconstructies. Als horizontale bouwconstruc-ties zijn te onderkennen:

• begane-grondvloer;

• verdiepingsvloer;

• zoldervloer;

• pannendak.

Als verticale bouwconstructies zijn te onderken-nen:

• paalfundering met funderingsbalken;

• langsgevels met klimaatscheidende functie;

• kopgevels met dragende en klimaatschei-dende functie;

• bouwmuur met dragende en woningschei-dende functie.

Daar waar verticale en horizontale bouwcon-structies elkaar kruisen, ontstaat een bouwknoop. Die bouwknoop moet eerst worden ontward, voordat een optimale volgorde van het uitvoe-ren van de bouwconstructies is te bepalen. Het ontwerpen van de uitvoeringsvolgorde van de bouwknoop is de essentie van het vakgebied uit-voeringstechniek.

1.5.1 Bouwknoop paalfundering – begane-grondvloer – langsgevelIn de bouwknoop van de begane-grondvloer, figuur 1.11, komen drie verschillende bouwcon-structies bij elkaar:1 paalfundering;2 begane-grondvloer;3 langsgevel.

De gebouwontwerpers tekenen de bouwknoop als eindsituatie. Vanuit de uitvoeringstechniek moet worden bepaald in welke volgorde die bouwknoop tot stand moet komen.De eerste stap is het heien van de betonpalen. Wat zal de maatafwijking zijn bij het heien en zal de paal precies onder de funderingsbalk komen?

� �������������

���������������

�������������Figuur 1.11 Bouwknoop begane-grondvloer

06950556_H01.indd 7 22-03-2005 13:56:32

Page 18: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8

Hoe wordt bepaald tot welke diepte de paal in de grond moet worden geheid? Na het heien moet de bovenkant van de paal worden opge-hakt om de stekwapening bloot te leggen voor de verbinding van de paal met de funderings-balk, figuur 1.12.

� ��������������

�����������������������

������������������Figuur 1.12 Funderingsbalk en begane-grondvloer

De uitvoering van de funderingsbalk kan zowel als prefab-betonbalk als in situ worden gemaakt. Bij de keuze voor in situ beton is een bekisting nodig waarin de wapening wordt gevlochten en het beton moet worden gestort. De balk-bekisting moet voldoende sterk zijn om de horizontale druk van de betonmortel te kunnen opvangen.Op de funderingsbalk wordt de begane-grond-vloer opgelegd. Bij het maken van de funderings-balk in een drassige bouwput zal de bovenkant van de balk een bepaalde maatafwijking hebben. Is die maatafwijking klein genoeg om de begane-grondvloer daar direct op te leggen, of moet de bovenkant van de funderingsbalk eerst worden uitgevlakt?

De langsgevel bestaat uit een binnen- en buiten-spouwblad, figuur 1.13, die na elkaar moeten worden gemetseld , maar in welke volgorde en wanneer? Wordt het binnenspouwblad pas ge-metseld nadat de verdiepingsvloer gereed is of al direct na het aanbrengen van de begane-grond-vloer? Als het binnenspouwblad niet dragend is, kan het ook geprefabriceerd worden van beton of van hout. Het buitenspouwblad wordt pas gemetseld als het casco van de woning gereed is. De spouwisolatie moet doorlopen beneden maaiveld om de begane-grondvloer voldoende te isoleren. Bij de kopgevels moet de isolatie

dieper komen dan de bovenkant van de funde-ringsbalk. Dan is een afwijkend detail met een sponning in de funderingsbalk nodig die met een bekisting moet worden gemaakt. De vulope-ning van de balk wordt versmald waardoor het storten van het beton moeilijker wordt. Als de buitengevel pas wordt gemetseld als het casco van de woning gereed is, kan de fundering aan de buitenkant niet met grond worden aangevuld en blijft een geul rondom de gevel open. Dat is weer onpraktisch bij het monteren van de met-selsteiger.

��������������� �����������������Figuur 1.13 Langsgevel op funderingsbalk

1.5.2 Bouwknoop langsgevel – zoldervloer – pannendakOok bij de bouwknoop van het pannendak komen drie verschillende bouwconstructies bij elkaar. Elke bouwconstructie heeft zijn specifieke voorwaarden en uitvoeringsaspecten, figuur 1.14.

���������������� ����������Figuur 1.14 Bouwknoop met pannendak

De zoldervloer is gereed en daarop moet het pannendak komen. Met de tekenmachine en met de computer is een helling in graden gemakkelijk te tekenen. Maar de maatvoerder die op de zoldervloer staat, beschikt niet over een gradenboog. Hoe moet de maatvoerder de dakhelling uitzetten en hoe moet hij de maatlijn aangeven?

06950556_H01.indd 8 22-03-2005 13:56:33

Page 19: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

1 UITVOERINGSTECHNIEK 9

Op de zoldervloer wordt een muurplaat aan-gebracht als ondersteuning voor de dakplaten, welke maatnauwkeurigheid is nodig en welke nauwkeurigheid is met normale meetinstrumen-ten te realiseren?

Om de dakplaten te kunnen aanbrengen is een werkplatform buiten de gevel nodig. Een oplos-sing is om eerst de gevel te metselen en dan de metselsteiger te laten staan als werksteiger voor het aanbrengen van de dakplaten. Het duurt dan lang voordat het dak waterdicht kan zijn en de bouwtijd wordt langer. Een andere mogelijkheid is om eerst aan de bouwmuur en de kopgevel consoles te monteren en daar een werksteiger op te maken. Dan kan eerst het dak worden gemaakt, maar de consolesteiger belemmert het metselen van de buitengevel, figuur 1.15.

��������� ����������������Figuur 1.15 Volgorde dakplaat en buitengevel

Er moet een afweging worden gemaakt tussen bouwkosten en bouwtijd.Een hellend dakvlak is een gevaarlijke werkplek. Bij het werken op het dak bestaat het risico van diepvallen. Daarom is de werksteiger aan de bui-tengevel ook nodig voor het aanbrengen van de dakgoot en het leggen van de pannen.

Al deze overwegingen moeten worden betrok-ken bij de keuze van eerst het dak aanbrengen en daarna de gevel, of omgekeerd.

1.5.3 SamenvattingUitvoeringstechniek is de kennis die nodig is om een bouwwerk te kunnen realiseren. Eerst moet er een projectanalyse worden gemaakt: hoe zit het gebouw in elkaar en wat zijn de belangrijkste bouwconstructies?

Om het maken van de procesanalyse te vereen-voudigen is het gewenst het uitvoeringsproces op te delen in een aantal productiefasen. Daarna worden de bouwknopen opgedeeld in die pro-ductiefasen en begint het ontwerpen van het proces van het totstandkomen van de bouw-constructies. Bij het ontwerpen moet rekening worden gehouden met de specifieke eigenschap-pen van materialen en werkmethodes en met de maatafwijkingen die altijd zullen voorkomen.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

NormenNEN 2574 Tekeningen in de bouw – Indeling van gegevens op tekeningen voor gebouwen.NEN 2660 Ordeningsregels voor gegevens in de bouw – Termen, definities en algemene regels.

06950556_H01.indd 9 22-03-2005 13:56:34

Page 20: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

10

06950556_H01.indd 10 22-03-2005 13:56:34

Page 21: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2Inrichten bouwplaatsH. A. J. Flapper

Voordat de uitvoering van een bouwwerk kan starten, moet eerst de

bouwplaats worden ingericht tot een tijdelijk productiebedrijf. Daar-

voor is een infrastructuur nodig om materialen van de openbare weg

op de werkplek te krijgen en is materieel nodig om materiaal te kun-

nen transporteren. Er is accommodatie nodig voor het bouwvakperso-

neel en voor het management. Zowel voor de infrastructuur als voor

het materieel en de accommodatie moeten installaties op de bouw-

plaats worden aangelegd.

06950556_H02.indd 11 22-03-2005 14:00:16

Page 22: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

12

Inleiding

Om een bouwwerk te kunnen uitvoeren zijn pro-ductiemiddelen nodig. Op de bouwplaats moet een productiebedrijf worden ingericht. Omdat een bouwwerk te groot is voor een bedrijfshal, wordt het productiebedrijf in de open lucht inge-richt. Het productiebedrijf is alleen nodig tijdens de bouwtijd van een project en moet daarna worden gesloopt omdat de opdrachtgever het terrein zelf wil gebruiken. Het bouwterrein moet worden ingericht als een tijdelijk productiebedrijf in de open lucht, figuur 2.1.

������������

Figuur 2.1 Inrichting bouwplaats

De inrichting van de bouwplaats is te verdelen in:

• tijdelijke infrastructuur aanleggen;

• tijdelijke accommodaties oprichten;

• tijdelijke installaties aanleggen.

Vanaf de openbare weg moeten zware goederen naar het gebouw kunnen worden gevoerd. Tus-sen openbare weg en het gebouw is een tijde-lijke bouwweg nodig en de ideale situatie is als de bouwweg rondom het gebouw loopt en de zware vrachtwagens niet hoeven te keren.Voor onderdak van het bouwplaatspersoneel en het bouwplaatsmanagement is tijdelijkehuisvesting nodig, zo dicht mogelijk bij de werk-plek. Voor het uitvoeren van werkzaamheden is energie nodig in de vorm van elektriciteit en daarnaast water in het gebouw. Voor de tijdelijke huisvesting is ook water, gas en riolering nodig.

▶▶ In deel 12b Uitvoeren - organisatie worden de

bedrijfseconomische aspecten van de bouwplaats

als tijdelijk productiebedrijf verder uitgewerkt in

de verschillende functies die de bouwplaats moet

vervullen

In dit hoofdstuk worden de aspecten behandeld die nodig zijn voor het inrichten van de bouw-plaats.

2.1 Bouwplaatsinfrastructuur

De infrastructuur die nodig is om bouwmateri-alen van de openbare weg naar de werkplek in het bouwwerk te krijgen, is te verdelen in:

• toegang tot bouwplaats;

• bouwwegen op bouwplaats;

• eventuele kraanbaan voor bouwkraan;

• indeling beschikbare opslagruimte.

Het gaat vooral om de bouwwegen en de opslagruimte ten behoeve van de distributie- en transportfunctie van de bouwplaats.

2.1.1 BewegwijzeringOp de bouwplaats moet een groot aantal ver-schillende goederen, besteld door verschillende bedrijven en vervoerd door een groot aantal ver-schillende transportbedrijven, aankomen. Niet alle bouwwerken zijn gemakkelijk te vinden. Een routekaartje van het bouwwerk geeft de beste informatie voor de chauffeur van de vracht-wagen. Als een zware vrachtwagen met pre-fab-betonelementen ‘just in time’ op het werk aanwezig moet zijn en de chauffeur raakt in een oude stadswijk of op een industrieterrein de weg kwijt, geeft dat vertraging in de uitvoering. Een

�����������������

�����������������

����

����

��

�����������������

Figuur 2.2 Bewegwijzering naar bouwplaats

06950556_H02.indd 12 22-03-2005 14:00:17

Page 23: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 13

2.1.2 ToegangspoortDe beheersing van de goederenstroom op de bouwplaats is alleen mogelijk als de aanvoer van de vrachtwagens wordt beheerst. Voorkomen moet worden dat zware vrachtwagens willekeu-rig de bouwplaats oprijden en daar gaan zoeken waar ze hun goederen kunnen lossen. Bij de toegangspoort moet een bord staan: ‘Toegang alleen na toestemming uitvoerder’.

Om te voorkomen dat vrachtwagens voor de poort de toegang van de bouwplaats en/of het verkeer blokkeren, is het gewenst voor de ingang een opstelstrook te maken waar chauffeurs hun vrachtwagen kunnen parkeren, figuur 2.3. Ze kunnen dan eerst bij de uitvoerder of de func-tionerend portier vragen waar ze op de bouw-plaats hun goederen moeten lossen.Als de toegang tot de bouwplaats direct aan de openbare weg ligt, moeten de vrachtwagens vanaf de weg rechtstreeks de bouwplaats oprij-den. De benodigde breedte van de inrijpoort is afhankelijk van de breedte van de weg en het soort vrachtwagen, figuur 2.4 en 2.5.

�������������

������������������

���������������

Figuur 2.5 Breedte inrijpoort (zie figuur 2.4)

alternatief is om vanaf een doorgaande route de toegang naar de bouwplaats te bewegwijzeren. Zowel telefonisch als via een computernetwerk wordt de routebeschrijving dan eenvoudig, bij-voorbeeld: ‘vanaf Europalaan wegwijzers bouw-plaats Jellema volgen’, figuur 2.2.

Het principe van bewegwijzering bestaat uit drie aanwijzingen:1 vooraankondiging richtingsverandering;2 aanwijzing richting te veranderen;3 bevestiging richtingsverandering.

Een bouwbedrijf kan standaardnaambordjes laten maken met apart twee vierkante pijlbord-jes, een rechte pijl en een schuine pijl. Met deze drie bordjes is elke combinatie te maken. De pijl moet ten opzichte van het naambord altijd aan de richtingskant zitten. Het is niet overal toegestaan bewegwijzering aan de openbare weg te plaatsen, maar zoekende zware vracht-wagens zijn ongunstig voor de verkeersveilig-heid.

����������������

�������

Figuur 2.3 Opstelstrook voor poort

Figuur 2.4 Breedte inrijpoort afhankelijk van type vrachtwagen Bron: Hogeschool Venlo: Vervoersacademie

Straatbreedte Enkele achteras Dubbele achteras Aanhangwagen Trekker/oplegger

4 m 7,700 m 8,300 m 8,800 m 10,000 m 5 m 6,900 m 7,200 m 7,400 m 9,000 m 6 m 6,000 m 6,500 m 6,600 m 8,500 m 7 m 5,500 m 6,000 m 6,200 m 8,200 m 8 m 5,300 m 5,700 m 5,800 m 8,200 m 9 m 5,300 m 5,700 m 5,800 m 8,200 m10 m 5,300 m 5,700 m 5,800 m 8,200 m11 m 5,200 m 5,400 m 5,600 m 8,100 m12 m 5,000 m 5,200 m 5,400 m 7,700 m

06950556_H02.indd 13 22-03-2005 14:00:18

Page 24: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

14

2.1.3 Situering bouwwegOp de Nederlandse wegen zijn vrachtwagens toegestaan met een treingewicht van maximum 40 ton en met een maximale lengte van 18 m. Vooral bij prefab-betonelementen worden de vrachtwagens maximaal beladen om de trans-portkosten te beperken. Deze zware vrachtwa-gens moeten vanaf de openbare weg op de bouwplaats onder kraanbereik worden gereden. Een vrachtwagen met aanhanger of een trekker met oplegger kunnen goed vooruitrijden, maar hebben grote problemen met achteruitrijden of achteruit een bocht maken omdat ze dan gaan scharen.

De meest ideale verkeerssituatie voor lange, zware vrachtwagens, is een rondweg op de bouwplaats rondom het gebouw, figuur 2.6. De vrachtwagens kunnen dan vooruit blijven rijden en hoeven op de smalle bouwweg niet achteruit te rijden. De maatvoering van de bochten is af-hankelijk van de wegbreedte en het type vracht-wagen. Voor zware vrachtwagens met aanhan-ger is een binnenstraal van 15 m gewenst.

���������

������������������������

������������������

Figuur 2.6 Bouwweg rondweg om bouwwerk

���������

������������������������

������������������

Figuur 2.7 Transportcircuit in bouwweg

Als de situatie van de bouwplaats een rondweg rondom het bouwwerk niet mogelijk maakt, is het soms mogelijk een circuit aan een zijde van het bouwwerk te maken, figuur 2.7. Soms kan op het einde van de bouwweg een keerbocht worden gemaakt, figuur 2.8.

���������

������������������

������������

���������

Figuur 2.8 Keerbocht in bouwweg

Als alleen midden voor het gebouw ruimte is om een extra stuk bouwweg (insteek) aan te leggen om te keren, figuur 2.9, moet de vrachtwagen in een bocht achteruitsteken en daarna vooruit de bocht terug maken om de bouwplaats te verla-ten.

���������

�������

����

������������

Figuur 2.9 Insteek om te keren

Soms maakt de situatie van de bouwplaats het mogelijk een in- en een uitrit te maken. Dat maakt keren overbodig. Wel moeten dan twee poorten worden bewaakt. Het bewakings-probleem is te verminderen als één poort met technische voorzieningen alleen als uitgang te gebruiken is.

De baan van een bouwkraan ligt zo dicht moge-lijk bij het gebouw om met een zo kort mogelijke vlucht te kunnen hijsen. Als veel prefab-elemen-ten rechtstreeks vanaf de wagen met de kraan in het werk moeten worden gebracht, of als

06950556_H02.indd 14 22-03-2005 14:00:19

Page 25: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 15

veel beton met een kubel met de bouwkraan rechtstreeks vanuit de mixer wordt gestort, is het gewenst bij de bouwkraan een opstelplaats voor deze vrachtwagens te maken. Hierdoor blokkeren ze bij het lossen de bouwweg niet. Als de opstelplaats tussen de bouwweg en de bouw-kraan gesitueerd wordt, is de beweging van de kraan minder en zware lasten hoeven niet over de bouwweg te draaien. Dit bevordert de veilig-heid, figuur 2.10.

���������

������������

Figuur 2.10 Losplaats langs bouwkraan op kraanbaan

Als een langwerpig gebouw van prefab-betonelementen met een mobiele kraan wordt gemonteerd, zijn meerdere opstelplaatsen voor de mobiele kraan nodig. Bij de inrichting van de bouwplaats moeten de opstelpunten van de kraan worden gereserveerd, zodat anderen er geen materialen neerleggen. Een duidelijke mar-kering van de opstelplaatsen kan dat voorkomen. Tussen de beide opstelpunten is een losplaats nodig waar de vrachtwagens kunnen staan tij-dens het lossen, zodat ze de bouwweg tijdens de montage niet blokkeren, figuur 2.11. De draai-cirkels van de beide opstelpunten zullen elkaar moeten overlappen. Het is daarom nodig de los-plaats tussen de beide opstelpunten te situeren.

������������

Figuur 2.11 Losplaats onder mobiele kraan

2.1.4 Constructie bouwwegAls de ondergrond een stevige zandlaag is met een dunne humuslaag met gras, en zware transporten komen maar incidenteel voor, kan het voldoende zijn op het maaiveld rijplaten te leggen die de druk van de wielen van de vracht-wagens kunnen opvangen. Stalen rijplaten, figuur 2.12-1, zijn daarvoor het meest geschikt, ze hebben een afmeting van 1 × 5 m en kosten aan huur € 0,25 per meter per week. Bij zware puntlasten kunnen stalen rijplaten krom gaan staan. Er zijn ook dikke rubberen rijplaten die zich aan de ondergrond aanpassen. Voor heistel-lingen met rupsbanden wordt een zwaarder type rijplaat gebruikt, zogenoemde draglineschotten van azobehout, breed 1 m, lang 5 m, met een huurprijs van € 0,75 per meter per week.

� ���������������������������������

� ��������������������

� ��������������������

�������

�������

Figuur 2.12 Constructie bouwweg

Als aan de vlakheid van de bouwweg geen hoge eisen worden gesteld, maar wel aan de drukverdeling naar de ondergrond, kan een bed van steenslag of hoogovenslakken als bouwweg worden toegepast. Om te voorkomen dat de steenslag in de ondergrond wordt weggedrukt, kan in het gegraven cunet een geodoek worden gelegd, figuur 2.12-2. Dit is een doek van textiel met een grote treksterkte die het steenpakket

06950556_H02.indd 15 22-03-2005 14:00:20

Page 26: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

16

bijeen houdt, maar wel het regenwater doorlaat naar de ondergrond, prijs circa € 1,50 per m2. Bij de oplevering, als de bouwweg moet worden gesloopt, is door de scheiding met het geodoek de steenslag gemakkelijk te verwijderen. De steenslag is opnieuw te gebruiken.

Als zowel de vlakheid van de bouwweg als de drukverdeling belangrijk is, kunnen rijplaten op een zandbed worden gelegd, figuur 2.12-3. Toe-passing van een geodoek in het gegraven cunet

� �������������

� �����������������

������������

�������������

Figuur 2.13 Verharde bouwweg

houdt het zandpakket bij elkaar en maakt oprui-men van het zandpakket gemakkelijker.

Bij industriegebouwen worden verhardingen vaak gemaakt van industrieplaten, figuur 2.13-1. Dit zijn gewapend betonnen platen van 2 × 2 m, 100 mm dik, met of zonder stalen omranding en met hijsgaten. Met een klein mobiel kraantje zijn deze platen gemakkelijk te leggen en ook weer gemak-kelijk op te nemen om ergens anders weer te gebruiken. Op een zandbed gelegd, geven indu-strieplaten een vlakke bouwweg van 4 m breed. Industrieplaten zijn duur om aan te schaffen maar gespecialiseerde bedrijven leveren en leggen de platen voor een koop/terugkoopprijs van circa € 20,- per stuk, figuur 2.14. Bij intensief gebruik van de bouwweg dient rekening gehouden te worden met 10% breuk van de platen. Voor gebroken platen moet € 65,- per plaat worden betaald.

Als in het bestek om het bouwwerk een bestra-ting van klinkers is opgenomen die bij oplevering moet zijn aangelegd, is het soms mogelijk de straatstenen al bij de start van de bouw in te ko-pen en de klinkers omgekeerd als bestrating voor de bouwweg te gebruiken, figuur 2.13-2. Onder de klinkerbestrating is een zorgvuldig aangetrild zandbed nodig. Als de straatstenen goed met kantplanken zijn opgesloten, zal tijdens de bouw bij een rechte bouwweg weinig onderhoud no-dig zijn. Beperkte spoorvorming is toelaatbaar. In de bochten zullen zware vrachtwagens de bestrating wegdrukken en is tijdens de bouwtijd reparatie te verwachten.

Figuur 2.14 Kosten bouwweg per m weg breed 3-4 m (in euro)

Constructie bouwweg 3–4 m breed Aanleg Huur per week Opruimen

Stalen rijplaten tweebaans 0,50 0,50 1,–Stalen rijplaten dwars 1,25 1,25 2,50Azobe schotten tweebaans 0,50 1,50 1,–Azobe schotten dwars 1,25 3,75 2,50Zandbaan breed 5 m 5,– ... 2,50Steenslag met geodoek 15,50 ... 2,50Industrieplaten breed 4 m 20,– ... 6,50Bestrating exlusief steen 7,50 p.m. 2,50Bestrating inclusief steen 22,50 p.m. 2,50Asfaltverharding 3 m breed 60,– ... p.m.

06950556_H02.indd 16 22-03-2005 14:00:21

Page 27: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 17

Een wegverharding van asfaltbeton geeft de hoogste kwaliteit rijbaan, figuur 2.13-3. Bij lang-lopende bouwwerken met intensief zwaar ver-voer kan dit zinvol zijn. Soms is het mogelijk van de toekomstige asfaltwegen de funderingslaag vervroegd aan te leggen en bij oplevering pas de toplaag. Bij een ziekenhuis eist de brandweer een rijbaan rondom het gebouwencomplex zo-dat zware tankwagens van 20 ton bij de diverse gebouwen kunnen komen. Soms is het mogelijk de brandweerroute en de bouwweg op hetzelfde tracé te leggen. Zie voor de kosten figuur 2.14.

2.1.5 Constructie kraanbaanVoor een bouwkraan op rails is een kraanbaan nodig. Het type rail is vergelijkbaar met de rails van de spoorwegen. Figuur 2.15 bevat een over-zicht van de kosten.

▶▶ Voor de kraancapaciteit zie figuur 4.40 in

in deel 12B Uitvoeren - organisatie, hoofdstuk 4

Transportfunctie bouwplaats, waarin per kraantype

de spoorbreedte en de maximale hoekdruk is

aangegeven

De spoorbreedte van een bouwkraan is 5 tot 7 m afhankelijk van de kraancapaciteit. Als fundatie van de kraanbaan is het principe van de bouw-weg te gebruiken. Op een zandbed worden twee banen industrieplaten gelegd van 2 × 2 m, figuur 2.16-1, en de rail is vastgelast op een zwaar sta-len profiel HEB 320.

In plaats van industrieplaten en HEB-profielen is een speciaal deltaprofiel voor kraanbanen ont-wikkeld dat rechtstreeks op een zandbed is te leggen met een aanlegbreedte van 1.000 mm, figuur 2.16-2. De railsecties zijn 12 m lang en bij elke koppeling wordt een stalen afstandhouder tussen de beide rails aangebracht.

� ����������������������������

� ����������������������

Figuur 2.16 Kraanbaan

Ook voor bochten in de railbaan zijn speciale bochtstukken met deltaprofiel beschikbaar voor een spoorbreedte van 6 m met een binnenstraal van 12 m en een buitenstraal van 18 m. De bocht is verdeeld in secties van 15 graden, zodat bochten in een veelvoud van 15 graden zijn te maken. Het wielstel van de bouwkraan moet voorzien zijn van draaibare assen om door de bocht te kunnen rijden.

2.1.6 Zonering bouwplaatsDe situatietekening moet met de hiervoor besproken gegevens zodanig worden uitgewerkt dat het beschikbare bouwterrein in verschillende zones is verdeeld. Als eerste wordt de plaats van de kraanbaan aangegeven, omdat die plaats belangrijk is voor het bereik van de bouwkraan voor het gebouw en de opslagruimte. Daarna wordt het tracé van de bouwweg uitgezet waar-bij men rekening moet houden met de draai-cirkel van grote vrachtwagens en met de mogelijkheid om op het bouwterrein niet achteruit te hoeven rijden. De zone langs de bouwweg is belangrijk omdat zelflossende vrachtwagens daar zonder hulp hun materialen kunnen lossen.

Figuur 2.15 Kosten kraanbaan per m baan exclusief zandbed (€ 7,50 per m2)

Constructie 1 m kraanbaan Aanleg baan Huur per week Opruimen

Kraanbaan op platen € 70,– € 2,50 € 25,–• bochtstukken € 5,–Kraanbaan deltaprofiel € 50,– € 3,50 € 25,–• bochtstukken € 6,–

06950556_H02.indd 17 22-03-2005 14:00:22

Page 28: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

18

Op de inrichtingstekening is een aantal zones te onderkennen met ieder hun eigen specifieke functie, figuur 2.17. Die functie is met een arce-ring of letters aan te geven.

������� �����

��

��

��

��

��

��

����

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

Figuur 2.17 Zonering bouwplaats

• gebouwzone:GB gebouw: zone te bebouwen oppervlak;GE gevelstrook: zone rondom gebouw voor talud en gevelsteiger;

• transportzone:BW bouwweg: zone voor transportvrachtverkeer;KB kraanbaan: zone voor bouwkraan;

• zone voor lossen materialen:LK vaste losplaats: voor lossen met bouwkraan;LW losplaats langs weg: voor zelflossende wagens;

• zone voor opslag materialen:OK opslagzone onder kraanbereik;OH opslagzone buiten kraanbereik.

2.2 Bouwplaatsaccommodatie

Naast de infrastructuur voor het transport en opslag van materialen is ook tijdelijke huisvesting nodig voor het personeel op de bouwplaats.De behoefte aan accommodaties is in drie groe-pen te verdelen:1 tijdelijke huisvesting voor bouwplaatsperso-neel;2 tijdelijke huisvesting voor bouwplaatsmanage-ment;3 tijdelijke ruimten voor opslag weergevoelige materialen.

2.2.1 Accommodatie bouwplaatspersoneelHet Ministerie van Sociale Zaken heeft in Be-drijfshygiënische voorzieningen in het bouwbedrijf (P 57) de minimale eisen voor schaftruimten en aanhorigheden aangegeven, zie ook figuur 2.18:

• schaftruimte: minimaal vloeroppervlak 7,5 m2. Bij personeelsbezetting van minder dan twintig personen ten minste 1,25 m2 per persoon. Bij personeelsbezetting van meer dan twintig perso-nen ten minste 1 m2 per persoon;

• kleedruimte: bij meer dan twintig personen is kleedruimte nodig van minimaal 0,40 m2 per persoon vrij vloeroppervlak exclusief kastruimte (0,45 × 0,30);

• wasruimte: ten minste één wasplaats per vijf personen;

• toiletruimte: ten minste één toilet per 25 per-sonen plus voldoende aantal urinoirs.

Figuur 2.18 Oppervlak personeelsaccommodatie (in m2)

Aantal personen Schaftruimte Kleedruimte Wasruimte Toiletruimte Totaal oppervlak

5 7,5 – 1,0 3,0 12 m2

19 23,8 – 4,0 3,0 36 m2

40 40,0 23,0 8,0 6,0 76 m2

60 60,0 33,0 15,0 9,0 117 m2

80 80,0 44,0 16,0 12,0 132 m2

100 100,0 55,0 20,0 12,0 187 m2

06950556_H02.indd 18 22-03-2005 14:00:23

Page 29: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 19

Omrekening naar bruto-vloeroppervlak:

• 0,55 m2 kleedruimte per persoon (0,40 + 0,15);

• 1 m2 per wasruimte per vijf personen;

• 2 m2 per toilet inclusief toegang per 25 per-sonen;

• 1 m2 per urinoir inclusief toegang per 25 per-sonen.

2.2.2 Accommodatie bouwplaats- managementHet aantal personen en functies dat nodig is om het bouwproces te leiden is afhankelijk van de grootte van het project en de moeilijkheidsgraad van het bouwproces. Voor gecompliceerde utili-teitsbouwprojecten is er meer management no-dig dan voor seriematige woningbouwprojecten.

Globaal is de behoefte aan accommodatie voor het bouwplaatsmanagement per type project aangegeven in figuur 2.19. Bij deze opsomming

van benodigde accommodatie voor het bouw-plaatsmanagement is nog geen rekening ge-houden met de benodigde accommodatie voor onderaannemers en bouwinstallatiebedrijven.De grootte van de kamers is afhankelijk van de grootte van het bouwwerk en de tijdsduur dat de kamer moet worden gebruikt.

2.2.3 Keuze accommodatieVoor de tijdelijke huisvesting van personeel en management zijn de volgende vormen moge-lijk afhankelijk van de benodigde grootte en de bouwtijd:◆ keetwagens: klein project;◆ containerketen: middelgroot project;◆ schottenketen: groot project.

◆ KeetwagensIn het voorschrift P-57 staat in hoofdstuk 7 onder schaftwagens: ‘Indien de aard der werkzaam-heden zodanig is dat de plaats waar deze

Figuur 2.19 Benodigde accommodatie voor bouwplaatsmanagement

Klein bouwproject, circa 10 personen• kamer voor uitvoerder/tekeningen • ruimte voor toilet/pantry

Middelgroot bouwproject, circa 20 personen• kamer voor uitvoerder/tekeningen• kamer voor projectleider/vergaderingen• ruimte voor toilet en pantry• eventueel kamer voor bouwdirectie

Middelgroot utiliteitsproject, 20–100 personen• kamer voor projectleider• kamer voor hoofduitvoerder• kamer voor uitvoerders• kamer voor werkvoorbereiding• kamer voor vergaderen• kamer voor bouwdirectie• ruimte voor toilet/pantry

Groot woningbouwproject, 20–100 personen• kamer voor projectleider• kamer voor hoofduitvoerder• kamer voor uitvoerders• kamer voor werkvoorbereiding• kamer voor vergaderen• kamer voor bouwdirectie• ruimte voor toilet/pantry

Groot utiliteitsbouwproject > 100 personen• kamer voor projectleider• kamer voor hoofduitvoerder• twee kamers voor deeluitvoerders• kamer voor werkvoorbereiding• kamer voor administratie• kamer voor grote vergadering• kamer voor kleine vergadering• kamer voor constructieve bouwdirectie• kamer voor bouwkundige bouwdirectie• kamer voor materiaalmonsters• ruimte voor toiletten• ruimte voor keuken

Grootte werkruimte• 12 m2 kamer klein bouwproject • 36 m2 kamer meerdere uitvoerders• 18 m2 kamer middelgroot project • 54 m2 kamer meerdere werkvoorbereiders• 24 m2 kamer groot utiliteitsproject • 54 m2

06950556_H02.indd 19 22-03-2005 14:00:23

Page 30: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

20

worden verricht zich van dag tot dag wijzigt, zoals bij wegenaanleg, alsmede op werken met een kortere duur dan twee maanden en waarbij tevens niet meer dan 20 arbeiders werkzaam zijn, kan in plaats van schaftlokalen worden vol-staan met het beschikbaar hebben van een of meer schaftwagens met kledingberging. Het vloeroppervlak van een schaftwagen moet per persoon minimaal 0,85 m2 bedragen.’

Keetwagens zijn 2 m breed en 4 tot 6 m lang, figuur 2.20-1 en 2.20-2. Gewone keetwagens hebben een eenvoudig onderstel voor vervoer over de bouwplaats, maar zonder remsysteem en mogen niet als aanhangwagen op de open-bare weg komen. Voor aanvoer naar de bouw-plaats moeten ze op een vrachtwagen worden vervoerd. Voor de wegenbouw zijn er speciale keetwagens met snelle tractie toegelaten als aanhangwagen op de openbare weg. De toi-letwagen wordt ook op middelgrote en grote bouwprojecten ingezet, figuur 2.20-2.Voor de huurkosten per week van keetwagens zie figuur 2.21.

����� �����

����

��������� �����������

������������ ����������������

� �

� �Figuur 2.20 Keten en containers

◆ ContainerketenVoor middelgrote bouwwerken worden contai-nerketen gebruikt. De containerkeet is afgeleid

van de 20 foot zeecontainer met een lengte van 6 m. Zeecontainers zijn 2,400 m breed en blijven binnen de toegelaten breedte voor vracht-wagens op de openbare weg.

Er zijn twee verschillende systemen voor het laden en lossen van keetcontainers, figuur 2.20-3 en 2.20-4.1 potensysteem;2 multiliftsysteem.

Bij het potensysteem zijn aan de zijkanten van de container een soort stempels aangebracht met een wormwiel. Hiermee is het mogelijk de container op te heffen tot boven het laadniveau van de vrachtwagen. De vrachtwagen rijdt on-der de container die men daarna laat zakken op het laadvlak. De poten van de container worden daarna verder ingetrokken. Dit systeem wordt ook in het wegtransport toegepast met wissel-laadbakken.

Bij het multiliftsysteem zijn onder de container twee glijprofielen aangebracht en aan de achter-kant van de vrachtwagen een rol. Met een lier wordt de container op de vrachtwagen getrok-ken. Bij het plaatsen van de container zet de vrachtwagen de container achter de wagen op de grond. De schuine stand van de container bij het laden en lossen geeft nagenoeg geen overlast voor de goederen in de container. Op de openbare weg mogen transporten niet hoger zijn dan 4 m en de constructie van het multilift-systeem beperkt de vrije hoogte in de container.

Voor het gebruik als kantoor- en schaftruimte is de breedte van 2,400 m erg smal. Transportbe-drijven die gespecialiseerd zijn in het vervoeren van keetcontainers, kunnen een permanente ontheffing krijgen en mogen containers van 3 m over de openbare weg vervoeren. Keetcontainers

Figuur 2.21 Kosten keetwagens, exclusief transportkosten

Type wagen Oppervlak Huur per week Huur m2 per week

Keetwagen 2 × 4 8 m2 € 21,– € 2,60Toiletwagen 8 m2 € 38,– € 4,75Keetwagen 2 × 4 12 m2 € 36,– € 3,–Tractiewagen 10 m2 € 50,– € 5,–

06950556_H02.indd 20 22-03-2005 14:00:24

Page 31: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 21

van 3 × 6 m zijn beter indeelbaar voor kantoor- en schaftfuncties en hebben 25 % meer vloer-oppervlak met dezelfde transportkosten als een container die 2,400 m breed is.

Een keetcontainer van 3 × 6 m kan als zelfstan-dige huisvesting worden gebruikt. Dit is de basis-container. Het is ook mogelijk keetcontainers te koppelen waardoor een grotere keetruimte ont-staat. Met twee eindcontainers en een of meer tussencontainers, figuur 2.22, is een keetruimte van 6 m × n × 3 m te maken. Bij de langsgevels van de grote keetruimte staan kopschotten van 1 m die nodig zijn om de tussencontainers tij-dens het transport voldoende stabiliteit te geven.Er zijn keetcontainers die compleet zijn ingericht met bureau, toilet en pantry als uitvoerderskeet voor kleine bouwwerken, figuur 2.23-1. Voor grote bouwwerken zijn er containers die zijn voorzien van de benodigde toiletruimte, was-ruimte en kleedruimte en die koppelbaar zijn met schaftcontainers, figuur 2.23-2. Voor kleine en middelgrote bouwwerken zijn kleine toilet/wascontainers gemaakt, figuur 2.23-3.

����

����� ����� �����

���������������

����������������

� � ��������������

Figuur 2.22 Verschillende types keetcontainers

����

����

�����

����� �����

����������������

�������������������

� � �����������������

Figuur 2.23 Speciale keetcontainers

De huurkosten van keetcontainers worden gege-ven in figuur 2.24.De kosten van het transport van een container naar de bouwplaats zijn bij een afstand van 50 km € 175,– en bij 100 km afstand € 275,–. Deze transportkosten gelden ook bij de afvoer van de container. De kosten van het schakelen van twee containers zijn per container € 75,–, dit geldt ook voor het ontschakelen.

◆ SchottenketenBij grote bouwwerken met een lange bouwtijd wordt de tijdelijke huisvesting samengesteld uit houten vloer-, wand- en dakpanelen met een standaardbreedte van 1 m. Als fundering wor-den trottoirbanden of balken gebruikt. De keet heeft een schuin dak met houten spanten met als dakbeschot houten panelen bekleed met metalen golfplaten of met bitumen banen. Onder tegen de spanten komt een plafond van houten panelen. De minimumkeetbreedte is 5 m, maar bij grotere keten wordt een keet-breedte van 6 m toegepast omdat die beter indeelbaar is. Een keetcontainer is standaard

Figuur 2.24 Kosten keetcontainers, exclusief transportkosten

Type keetcontainer Oppervlak Huur per week Huur m2 per week

Basiscontainer 18 m2 € 40,– € 2,20Eindcontainer 18 m2 € 37,– € 2,–Tussencontainer 18 m2 € 35,– € 1,90Uitvoerderscontainer 18 m2 € 56,– € 3,10Sanitaircontainer 18 m2 € 65,– € 3,60Toiletcontainer 9 m2 € 45,– € 5,–

06950556_H02.indd 21 22-03-2005 14:00:24

Page 32: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

22

�������������

�����������

�� � �

��������������

����������������

������������������

������������

������������

�������������

����������

���������������

���������������

��������������������

� �

�� ���������������������

�������������������

����������������������

������������

������������������

������

�������������

������������

�����������

����������������

��������������

� � �

��

������

������

���������������

����������

������������

��

��������������������������

�������

����

����

����

����

����� ����������

����

����

����

����

����

����

����

����

��������������������

��������������

Figuur 2.25 Schottenkeet 5 × 12 m

Figuur 2.26 Dubbele schottenkeet

����

����� ����� �����

����������

����������������

��������������������������

Figuur 2.27 Keetcomplex voor grote bouwwerken

06950556_H02.indd 22 22-03-2005 14:00:25

Page 33: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 23

voorzien van vloerbedekking, verwarming en verlichting. Bij een schottenkeet moet op elk bouwwerk opnieuw vloerbedekking worden aan-gebracht en de verwarmings- en de verlichtings-installatie moeten bij elk bouwwerk opnieuw worden gemonteerd.

De kleinste afmeting schottenkeet is 5 m breed en 12 m lang, figuur 2.25, indeelbaar met drie kamers, een toilet en een pantry. Door de standaardschotbreedte van 1 m moeten ruimtes en ramen een veelvoud hebben van 1 m.Bij een groot utiliteitsbouwproject met weinig ruimte op de bouwplaats, is het mogelijk een schottenkeet in twee verdiepingen te bouwen, figuur 2.26. Voor de kosten van schottenketen zie figuur 2.28.

Keetcomplex voor grote projectenBij een groot utiliteitsbouwproject zijn in de aan-loop- en in onderbouwfase maar weinig bouw-vakkers op het werk en is ook de uitvoeringsstaf nog klein. Een keetcomplex, figuur 2.27, moet worden ontworpen op de maximale bezetting die in de overgang van de bovenbouwfase naar de gevel/dakfase en de afbouwfase wordt be-reikt. In de eerste zes maanden van de bouwtijd is maar de helft van de totale accommodatie nodig. In de afwerkingsfase zijn voornamelijk onderaannemers en installatiebedrijven aanwezig en loopt de personeelsbezetting sterk terug. Ook het management wordt in de afbouwfase inge-krompen omdat het grootste deel van de werk-voorbereiding dan is gebeurd. In een 6 m brede keet worden de gangen smal gehouden om zo breed mogelijke kamers over te houden.De prijsopgave van de keten is exclusief stoffering, verwarming, verlichting en meubi-lering. Voor het begroten van de meubilering van de keten is de huurlijst van figuur 2.29 te gebruiken.

Het ontwerp van dit ketencomplex bestaat uit zes zelfstandige keten van een courante maat. Bij de start van de bouw worden de eerste twee keten geplaatst en in de loop van de bouwtijd worden de volgende vier keten geplaatst naar behoefte aan personeels- en stafruimte. Tussen de twee rijen keten wordt een overdekte gang gebouwd met een ruime breedte. Deze gang kan al bij de start ge-bouwd worden, maar ook later als de derde of vierde keet geplaatst wordt. Bij de afloop van de bouw kan het complex keet voor keet worden gedemonteerd en afgevoerd, afhan-kelijk van de behoefte. De laatste keet kan tot op het einde van de onderhoudsperiode blijven staan. Door dit aan- en afbouwsysteem kunnen de huurkosten van het ketencomplex worden beperkt.

Kostenvergelijking keetaccommodatiesDe keetwagen is een goede accommodatie bij korte bouwtijden met weinig personeel. Schot-tenketen moeten elke keer uit losse schotten worden opgebouwd en weer afgebroken. Hier-door zijn de montage- en demontagekosten hoog: € 40,- per m2 keet. De containerkeet is een alternatief omdat keeteenheden van 18 m2 in zijn geheel worden getransporteerd en de mon-tage en demontagekosten laag zijn. Om de drie keetsystemen met elkaar te kunnen vergelijken is als voorbeeld een keetruimte van 72 m2 vloerop-pervlak genomen. De gebruikswaarde van de drie types is verschillend en afhankelijk van het soort bouwwerk, figuur 2.30.

De eenmalige kosten voor de keetwagens is al-leen het transport bij 50 km aanvoer € 175,- en afvoer € 175,- per keetwagen maal zes wagens. Bij de keetcontainers gelden dezelfde trans-portkosten per container plus de kosten van schakelen en ontschakelen. Bij de schottenkeet kost montage inclusief transport € 25,- en de-montage inclusief transport € 15,- per m2 keet. Voor het aanbrengen van een windverband is € 15,- per meter keet nodig. De hoge kosten van de installaties van € 85,- spelen een grote rol. Tegenover de hoge montagekosten van de schottenkeet zijn de transportkosten lager omdat de beladingsgraad van de vrachtwagen volledig kan worden benut, terwijl bij het transport van

06950556_H02.indd 23 22-03-2005 14:00:25

Page 34: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

24

keetwagens en keetcontainers het volume bepa-lend is. Bij kortere transportafstanden worden de eenmalige kosten van de keetwagen en de con-tainerkeet lager.

De eenmalige kosten en de tijdgebonden kosten zijn voor de drie keetsystemen in figuur 2.31 uit-gerekend van drie maanden tot achttien maan-

den. Hieruit blijkt dat bij bouwtijden tot twaalf maanden de containerkeet het gunstigst is. Bij een bouwtijd van achttien maanden liggen de kosten van de containerkeet en de schottenkeet dicht bij elkaar. De vrije indeelbaarheid van de schottenkeet kan dan de doorslag geven.

2.2.4 Magazijn en loodsenElektrisch handgereedschap moet beschermd tegen het klimaat en tegen diefstal in een afsluitbare ruimte worden opgeslagen. Een goede opslagruimte is de zeecontainer; deze is goed afsluitbaar tegen diefstal en bij het ontrui-

Afmeting schottenkeet Oppervlak Huur per week Huur m2 per week

Keet 5 × 12 60 m2 € 51,– € 0,85Keet 6 × 12 72 m2 € 61,– € 0,85Keet 6 × 14 84 m2 € 71,– € 0,85Keet 6 × 20 120 m2 € 102,– € 0,85

Bijkomende kosten per m2 keetoppervlak:Montage inclusief transport € 25,–Aanbrengen vloerbedekking € 20,–Elektrainstallatie/verwarming € 45,–Sanitaire installatie € 20,–Demontage inclusief transport € 15,–Windverband in keetlengte € 15,– per m

Figuur 2.28 Kosten schottenkeet, exclusief montage/transportkosten

Figuur 2.29 Kosten huur keetmeubilair per week

Figuur 2.30 Kostenfactoren voor 72 m2 keetaccommodatie

Figuur 2.31 Kostenvergelijking 72 m2 keetaccommodatie

Keetmeubilair omschrijving Huur per week

Bureau 75 × 150 met één ladeblok € 2,75Legkast hoog tweedeurs € 2,75Legkast brandvrij tweedeurs € 12,50Koelkast 120 liter € 2,–Tafel 60 × 120 € 1,–Tafel 75 × 150 € 1,50Tafel 100 × 200 € 2,50Tekeningenkast 100 × 100 hout € 1,10Stoel schaftkeet hout/pvc € 0,25Kantoorstoel zonder armleuning € 0,50Kantoorstoel met armleuning € 0,75

Keettype 3 maanden 6 maanden 12 maanden 18 maanden72 m2 13 weken 26 weken 52 weken 78 weken

Keetwagen € 4.966,– € 7.833,– € 13.566,– € 19.299,–Containerkeet € 3.885,– € 5.770,– € 9.540,– € 13.310,–Schottenkeet € 9.973,– € 10.766,– € 12.352,– € 13.938,–

Keettype Eenmalig Huur per week

Keetwagen2 × 6 × 6 stuks € 2.100,– € 220,–Containerkeet4 stuks € 2.000,– € 145,–Schottenkeet6 × 12 m € 9.180,– € 61,–

06950556_H02.indd 24 22-03-2005 14:00:26

Page 35: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 25

men van de bouwplaats kan de container compleet met inhoud naar een andere bouw-plaats worden vervoerd. Nieuwe 20 foots contai-ners kosten circa € 1.900,-.

De 20 foot zeecontainer als magazijncontainer is 2,4 m breed en hoog en 6 m lang met dub-bele deuren aan de voorzijde, figuur 2.32-1. Elke avond wordt het gereedschap in de magazijn-container opgeborgen. In de magazijncontainer worden, naast gereedschap ook de benodigde bevestigingsmiddelen opgeslagen. Soms wordt in de container ook een kleine werkbank met slijpmachine ingebouwd voor het uitvoeren van kleine reparaties.

�����

����� ���������

����� ������ ���������

� �������������������������

� ���������

Figuur 2.32 Magazijncontainer met afdak

Naast de magazijncontainer is ook behoefte aan een afdak om weergevoelige materialen op te slaan. Het op de bouwplaats timmeren van een afdak en deze later weer slopen is niet goed-koop. Door aan de zijwand van de container twee flappen te maken die uitgeklapt een afdak vormen, ontstaat een overdekte opslagruimte die geen extra transportkosten met zich meebrengt. De dubbele flap kan tot een afdak van 4,80 m breed worden uitgezet, figuur 2.32-3, maar ook als dak en zijwand waardoor een afgesloten op-slagruimte ontstaat van 2,44 breed en 6,00 m diep, figuur 2.32-2. Deze opstelling met 15 m2 magazijn en 15 m2 opslag is in de volgende be-rekeningen gehanteerd.

Door het leger zijn opslagloodsen met een korte montagetijd ontwikkeld die ook goed in de bouw bruikbaar zijn. De constructie van dit

type loodsen bestaat uit een rondspant met gor-dingen en een beplating van gegalvaniseerde golfplaten. Het kleinste type is de nissenhut met een breedte van 5 m en een minimumlengte van 11 m, figuur 2.33-1. De nissenhut wordt op de bouwplaats vooral gebruikt als opslag van kwets-bare bouwmaterialen. Het grotere type heet quinsetloods met een breedte van 7,60 m en ook een minimumlengte van 11 m, figuur 2.33-2. De deur is groot genoeg om een vrachtwagen naar binnen te rijden voor het lossen van materialen. De quinsetloods is ook geschikt als timmerloods, voor de opslag van hout en het zagen van plaat-materialen.

����������

����

�����

����� �����

����

�����

� ��������� � ������������

Figuur 2.33 Nissenhut en quinsetloods

De romneyhal met een breedte van 11 m en een minimumlengte van 15 m, figuur 2.34, is ge-schikt voor het inrichten van tijdelijk bedrijf voor het maken van bekistingen en het samenstellen van prefab-elementen. De toegangsdeur is groot genoeg voor het binnenrijden van vrachtwagens met materialen en elementen. Deze hal wordt vooral toegepast op grote bouwwerken waar op de bouwplaats elementen worden geprefabri-ceerd. Deze hal is ook geschikt voor het prefabri-ceren van wapeningsnetten en -korven.

������

�����

�����

����

Figuur 2.34 Romneyhal als grootste loods

06950556_H02.indd 25 22-03-2005 14:00:26

Page 36: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

26

In figuur 2.35 zijn de huurkosten van de ver-schillende opslagmogelijkheden gegeven. Bij de eenmalige kosten van de containers zijn in figuur 2.36 de transportkosten over een afstand van 50 km zowel voor de aanvoer als voor de afvoer

gerekend. De eenmalige kosten voor de loodsen is montage en demontage inclusief transport.

In figuur 2.37 zijn voor een opslagcapaciteit van 90 m2 de kostenfactoren van de verschillende

Figuur 2.35 Huurkosten verschillende opslagmogelijkheden

Figuur 2.36 Eenmalige kosten transport, montage/demontage

Type opslagruimte Oppervlakte Huur per week Huur m2 per week

Magazijncontainer 15 m2 € 27,50 € 1,80Magazijncontainer/flap 30 m2 € 35,– € 1,15Nissenhut 5 × 11 m 55 m2 € 13,75 € 0,25Quinsetloods 7,6 × 11 m 84 m2 € 21,– € 0,25Romneyhal 11 × 15 m 165 m2 € 41,25 € 0,25

Type opslagruimte Oppervlakte Montage en transport Demontage en transport

Magazijncontainer 15 m2 € .175,– € .175,–Magazijncontainer/flap 30 m2 € .175,– € .175,–Nissenhut 5 × 11 m 55 m2 € .800,– € .625,–• verlenging per m 5 m2 € .65,– € . 50,–Quinsetloods 7,6 × 11 m 84 m2 € .800,– € .625,–• verlenging per m 8 m2 € .65,– € . 50,–Romneyhal 11 × 15 m 165 m2 € 1.500,– € 1.050,–• verlenging per m 11 m2 € .75,– € . 50,–

Type opslagruimte Eenmalige kosten Huur per week

Magazijncontainer 6 stuks € 2.100,– € 165,–Magazijncontainer/flap 3 stuks € 1.050,– € 105,–Nissenhut 5 × 18 m € 2.210,– € 22,50,–Quinsetloods 7,6 × 12 m € 1.538,– € 22,50,–Romneyhal 11 × 8 m € 2.550,– € 22,50,–

Type 3 maanden 6 maanden 12 maanden 18 maandenopslagruimte 13 weken 26 weken 52 weken 78 weken

Magazijncontainer € 4.245,– € 6.390,– € 10.680,– € 14.970,–Magazijncontainer/flap € 2.415,– € 3.780,– € .6.510,– € .9.240,–Nissenhut 15 m € 2.505,– € 2.798,– € .3.382,– € .3.968,–Quinsetloods 12 m € 1.830,– € 2.122,– € .2.707,– € .3.293,–Romneyhal 8 m € 2.842,– € 3.135,– € .3.720,– € .4.305,–

Figuur 2.37 Kostenfactoren 90 m2 opslagruimte

Figuur 2.38 Kostenvergelijking 90 m2 opslagruimte

06950556_H02.indd 26 22-03-2005 14:00:27

Page 37: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 27

opslagmogelijkheden gegeven en in figuur 2.38 is hiervan een kostenvergelijking gemaakt.Als het op een bouwwerk alleen om m2 opslag-capaciteit gaat, is de quinsetloods in alle gevallen de goedkoopste oplossing. Bij een middelgroot bouwwerk met een korte bouwtijd is de maga-zijncontainer met flap ook een goede keuze.

Om de kosten van de verschillende typen op-slagruimte met elkaar te vergelijken is voor alle types een oppervlak van 90 m2 aangehouden. Dat betekent zes magazijncontainers en drie magazijncontainers met flap. De magazijncon-tainer is met stellingen en werkbank ingericht en de nissenhut is kaal zonder vloer. In de magazijncontainers is een elektrische installatie aanwezig. De hutten, loodsen en hallen zijn zonder elektrische installaties. De elektrakos-ten moeten als meerprijs worden gezien.

2.2.5 Plaatsing accommodatiesBij het bepalen van de plaats van de tijdelijke huisvesting voor personeel en management en voor magazijnen en loodsen, moet voorrang worden gegeven aan zones die voor een opti-male routing van het personeel en het materiaal noodzakelijk zijn. Uit het oogpunt van veiligheid is het niet gewenst huisvesting voor personeel en management onder het bereik van kranen te situeren, om ongelukken bij het uit de kraan vallen van materialen te voorkomen. Bij kleine bouwterreinen is het soms niet mogelijk de schaftkeet buiten kraanbereik te houden maar het is wel gewenst.

Er is geen handleiding te geven voor het plaat-sen van bouwplaatsaccommodaties. Men kan vanuit verschillende gezichtspunten tot een inde-lingsplan komen.

Het bouwplaatspersoneel werkt acht uur per dag en in de praktijk komt de aanvang van de werktijd overeen met het arriveren op het bouw-terrein en het einde van de werktijd met het ver-laten van het bouwterrein. Voor het bouwplaatspersoneel zijn drie locaties belangrijk:1 werkplek in en om gebouw;2 plaats voor ochtend- en middagschaft;3 plaats waar auto’s zijn geparkeerd.

Als deze drie locaties ver van elkaar liggen, moet het personeel tijdens de werktijd grote afstanden lopen. De looptijd is niet-productief en hoe kor-ter de loopafstanden hoe minder de niet-produc-tieve tijd.Uit het oogpunt van bescherming tegen diefstal is het gewenst dat het personeel de eigen auto buiten het hek parkeert en lopend de bouw-plaats verlaat. Dan is het minder gemakkelijk volumineuze materialen naar de auto te bren-gen; de kans om ontdekt te worden is groter. Vanuit het personeelsbeleid gezien zijn voor de plaatsing van de personeelsvoorzieningen de vol-gende argumenten te gebruiken, figuur 2.39:

• parkeren personeelsauto’s buiten bouwhek;

• personeelstoegang via looppoort;

• plaats uitvoerderskeet met zicht op looppoort;

• looproute van parkeerplaats naar werkplek zo kort mogelijk;

• looppad in alle weersomstandigheden goed beloopbaar;

• bij verdiepingbouw goede bouwtrap naar ver-dieping;

• schaftkeet in route van auto naar werkplek;

• schaftkeet zo dicht mogelijk bij werkplek.

������� ����

����������������� ��������

�����������

����������������

����������

Figuur 2.39 Routing bouwplaatspersoneel

Plaats uitvoerderskeetDe uitvoerder is verantwoordelijk voor de uitvoe-ring van alle werkzaamheden op de bouwplaats. De uitvoerder is ook verantwoordelijk voor de discipline op de bouwplaats, zowel van het eigen personeel als van het personeel van onderaan-nemers. De uitvoerder is de centrale figuur en wil daarom ook op een centrale plaats op de bouw-plaats zitten. Vanuit de goederenstromen gezien wil de uitvoerder de aanvoer van de bouw-materialen kunnen controleren en is een centrale plaats met zicht op de toegangspoort belangrijk. Maar werkzaamheden op de bouwplaats worden uitgevoerd op en om het gebouw en is voor de

06950556_H02.indd 27 22-03-2005 14:00:27

Page 38: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

28

uitvoerder een centrale plaats zo dicht mogelijk bij het gebouw belangrijk. Tussen deze beide plaatsingsmogelijkheden moet een optimum worden gezocht, figuur 2.40.

���

�������������

����������������

������������

����������������

������������

Figuur 2.40 Plaatsing uitvoerderskeet

Plaats magazijn en loodsenVoor het uitvoeren van werkzaamheden in en om het gebouw heeft het personeel materialen en gereedschappen nodig. Bij de aanvang van de werktijd start de bouwvakker vanuit de schaft-keet. Hij moet dan de materialen en gereed-schappen verzamelen die hij voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden nodig heeft. Die artike-len liggen niet op één plaats, maar zijn afhanke-lijk van de grootte, de waarde en de distributie op verschillende plaatsen opgeslagen:

• magazijncontainer: elektrisch gereedschap;

• timmerloods: hout, plaatmaterialen en bewer-kingsmachines;

• uitvoerderskeet: boortjes en elektronisch meetgereedschap;

• afdak: weergevoelige materialen;

• opslagterrein: grotere materialen en materieel.

Om het tijdverlies bij het verzamelen van alle materialen en gereedschappen te beperken, is het gewenst de loopafstanden tussen de ver-schillende opslagplaatsen zo klein mogelijk te houden. Vanuit de schaftkeet moet het personeel binnen een korte loopafstand alle materialen

����������������

������������������

�����

��������

��������

���������

Figuur 2.41 Plaatsing magazijnen en loodsen

en gereedschappen, voor het uitvoeren van zijn activiteit in het gebouw, kunnen verzamelen, figuur 2.41.

Plaats onderaannemersBij het bepalen van de benodigde capaciteit van de bouwplaatsaccommodaties moet bij de tijdelijke huisvesting van het personeel rekening worden gehouden met het personeel van onderaannemers en bouwinstallatiebedrijven. De hoofdaannemer is verantwoordelijk voor alle mensen die op de bouwplaats werkzaamheden uitvoeren. Bij het bepalen van de capaciteit voor de tijdelijke huisvesting van het bouwplaats-management wordt alleen rekening gehouden met het management van de hoofdaannemer. Alle onderaannemingscontracten bevatten de clausule dat elke onderaannemer zelf moet zor-gen voor de accommodatie die hij nodig vindt.

Veel onderaannemers beschikken over eigen containers die ze als magazijn op de bouwplaats gebruiken. Bouwinstallatiebedrijven beschik-ken over combicontainers bestaande uit een klein kantoortje voor de chef-monteur en een magazijn voor kostbare onderdelen. Bij grote utiliteitsprojecten komen in de toptijd meer dan 15 onderaannemers en installatiebedrijven met hun eigen container naar de bouwplaats en ieder wil de beste plaats hebben zo dicht mogelijk bij de poort en zo dicht mogelijk bij het gebouw. Vooral installatiebedrijven willen het kantoortje van de chef-monteur, het magazijn en opslag van pijpen en kanalen dicht bij elkaar hebben. Om een chaos op de bouwplaats te voorkomen, is het gewenst dat er al bij het ontwerp van de bouwplaats voldoende ruimte voor onderaanne-mers en installateurs wordt gereserveerd. Langs

�������

����������

�����������

������������

�����

������������

������ ������ ������ ������

Figuur 2.42 Plaatsing containers onderaannemers

06950556_H02.indd 28 22-03-2005 14:00:28

Page 39: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 29

een bouwweg kunnen vakken worden gereser-veerd voor onderaannemers en installateurs, figuur 2.42. Het is gewenst die vakken vanaf de start van de bouw duidelijk te markeren om verkeerde plaatsing te voorkomen. Elke onder-aannemer en installateur krijgt zo een eigen ter-rein voor het plaatsen van de container en voor opslag van materialen.

2.3 Bouwplaatsinstallaties

Om de bouwplaats als tijdelijk productiebedrijf te kunnen gebruiken, moet de bouwplaats voorzien worden van technische installaties. Deze zijn te verdelen in de volgende groepen:

• elektrische installatie;

• telecom en data;

• beveiliging en bewaking;

• waterinstallatie;

• gasinstallatie;

• sanitaire installatie.

2.3.1 Elektra infrastructuurVoor het transporteren en bewerken van bouw-materialen is energie nodig evenals voor de aandrijving van gereedschappen en machines. Het meest voorkomende energiesysteem op de bouwplaats is elektriciteit.

Voor de voeding van de bouwkraan is een elek-trisch aansluitpunt op één plek op de bouwplaats nodig. Elke timmerman of installateur gebruikt elektrisch gereedschap en wil zo dicht mogelijk bij elke werkplek een elektrische aansluiting van voldoende vermogen hebben. Dit betekent dat op de bouwplaats en in het gebouw een klein-mazig netwerk van elektrische leidingen nodig is. De bouwkundig projectleider of uitvoerder moet in staat zijn het Programma van Eisen op te stellen voor de elektrische installatie op de bouwplaats. De elektrische installatie op de bouwplaats is te vergelijken met de elektrische installatie in een woning.

Het ontwerp en de aanleg van de elektrische installatie in een woning moet voldoen aan NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspannings-installaties. Alle elektraleidingen komen bij elkaar in de meterkast, waar de schakel- en verdeelkast

zit. Het installatieschema van de schakel- en ver-deelkast (voor de elektrotechnisch installateur) is voor leken moeilijk te begrijpen.

▶▶ In deel 6A Installaties – elektrotechnisch en

sanitair worden de elektrische installaties voor

gebouwen vaktechnisch uitvoerig beschreven

In dit hoofdstuk gaat het om de tijdelijke elek-trische installatie op de bouwplaats. Om dit hoofdstuk zelfstandig te kunnen lezen, is in ver-eenvoudigde vorm de verdeelkast in een woning als uitgangspunt genomen, figuur 2.43.

Het schema van de verdeelkast in een woning is vereenvoudigd en opgezet naar de verde-ling van de elektrische stroom over de ver-schillende functies in de woning. Links komt de stroom binnen via de kilowatuurmeter waarachter meestal een hoofdschakelaar zit om de gehele elektrische installatie in één keer uit te kunnen schakelen.Vanaf de hoofdschakelaar wordt een groep afgetakt voor het fornuis met elektrische kook-plaat. Dit apparaat vraagt veel vermogen en daarvoor kan een krachtstroomaansluiting van 400 V nodig zijn. Daarnaast zijn twee groepen van 230 V voor de verlichting. Rechts zijn drie groepen die gezamenlijk met een aardlekscha-kelaar zijn beveiligd. Deze meet voortdurend de spanning op de stroomdraad en als bij kortsluiting een deel van de stroom naar de aarde kan weglekken, schakelt de aardlekscha-kelaar de stroom direct uit.De zes groepen zijn ook beveiligd tegen over-belasting met zekeringen of automaten. Dit is een smeltveiligheid die doorbrandt bij overbe-lasting om bij verhitting brand te voorkomen. Deze zekeringen worden ingesteld op de belasting die een bepaalde groep kan dragen. Lichtgroepen worden meestal met 16 ampère gezekerd. De krachtgroep voor het fornuis wordt met 3 × 16 A gezekerd. In de meeste woningen is de invoerkabel van het energie-bedrijf met 25 A gezekerd.

06950556_H02.indd 29 22-03-2005 14:00:29

Page 40: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

30

Figuur 2.43 Verdeelkast in woning

2.3.2 Elektrisch systeem klein bouwprojectBij de bouw van een of enkele woningen wordt voor de bouwplaatselektra gebruikgemaakt van de toekomstige elektra-aansluiting voor de woning zelf. Bij de start van de bouw wordt bij het energiebedrijf al een woonhuisaansluiting aangevraagd, figuur 2.44.

����

������������������������

Figuur 2.44 Elektrakast klein bouwproject

Het bouwbedrijf plaatst zelf een bouwvoedings-kast. Het energiebedrijf meet op hoe lang de kabel voor de woonhuisaansluiting moet zijn en sluit met deze kabel de bouwvoedingskast aan op het elektriciteitsnet waarbij de resterende ka-bel nabij de bouwkast in de grond wordt opge-rold. De toekomstige aansluitkosten van circa € 90,- worden vooraf betaald en tijdens de bouw wordt het vastrecht en het verbruik in rekening gebracht. Bij de oplevering wordt door het ener-giebedrijf de aansluitkabel naar de meterkast in de woning gelegd.

Volgens de veiligheidsvoorschriften is het bouw-bedrijf verplicht elke avond de tijdelijke elektri-sche installatie op de bouwplaats spanningsloos te maken. Als buiten werktijd kinderen op de bouwplaats letsel krijgen door stroom, is het bouwbedrijf aansprakelijk.

In de bouwkeet is het wel gewenst om buiten werktijd spanning te houden, voor de elektrische kachel en voor de verlichting en beveiliging. Om deze reden wordt vanaf de meter eerst een

aparte groep gemaakt voor de keet en daarna wordt de werkschakelaar geplaatst om de hele elektrische installatie op de bouwplaats te kun-nen uitschakelen. Voor de speciemolen, de cirkelzaag, de bouwlift en de metselmortelsilo is een krachtaansluiting van 400 V nodig. De krachtaansluiting wordt apart met een zekering en aardlekschakelaar van 32 A beveiligd, figuur 2.45, met rechts drie groepen van 230 V met elk twee spatwaterdichte contactdozen.

De elektrische voedingskabel van het ener-giebedrijf in de openbare weg heeft een aan-sluitwaarde van 63 A. Woonhuizen worden meestal aangesloten met een aansluitwaarde van 25 A, maar in de meeste gebieden legt het energiebedrijf vanaf de openbare weg naar de woning een kabel aan met een aan-sluitcapaciteit van 63 A. Bij de aanvraag van de elektrische aansluiting moet het energie-bedrijf gevraagd worden een meter met een aansluitwaarde van 63 A te plaatsen.

���� �����

���� ����

����

���� ���� ����

���� ����

����

���

Figuur 2.45 Elektrisch netwerk klein bouwproject

2.3.3 Elektrisch netwerk middelgroot bouwprojectAls de zes contactdozen 230 V en de enkele 400 V aansluiting niet voldoende zijn en op meerdere plaatsen op de bouwplaats een verdeelkast nodig is, dan worden vanaf de elektra hoofdkast aparte elektra verdeelkasten geplaatst, figuur 2.46.

���������

������

Figuur 2.46 Elektra hoofdkast met 63 A

Vanaf de voedingskabel van het energiebedrijf wordt de toekomstige aansluiting gebruikt om een tijdelijke elektra hoofdkast te plaatsen. Vanaf de hoofdkast (EHK) worden meerdere elektra verdeelkasten (EVK) op de bouwplaats gevoed en

�����

����������

��������

�����������������

����� ����� ������ ����� ����

����� ����� ����� ����� ����� �����

���� ���� ���� ���� ����

����

����

�����

06950556_H02.indd 30 22-03-2005 14:00:30

Page 41: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 31

van daar af wordt met kabelhaspels de stroom op de werkplek gebracht, figuur 2.47.

Vanaf de elektriciteitsmeter (63 A) worden eerst twee groepen (230 V) afgetakt voor de keten. Als in een keet in één groep kortslui-ting ontstaat, kan met de andere groep toch stroom beschikbaar blijven. In de kast zijn rechts drie krachtgroepen van 400 V waarvan één met een contactdoos en twee met een vast kabelaansluiting voor de voeding van de EVK.

���� ���� �������� ���

���������� �����

������������

���� ������������

����

���

Figuur 2.47 Elektra netwerk middelgroot bouwproject

De EVK is de spil van het elektrisch netwerk op de bouwplaats, figuur 2.48. Deze kast met afmetingen van 300 × 420 mm en 600 mm hoog wordt vanwege zijn vorm ook wel padde-stoel en vanwege de gemakkelijke verplaatsbaar-heid ook wel zwerfkast genoemd. Ook de naam doorluskast wordt gebruikt omdat de EVK’s wor-den doorgelust, in serie geschakeld. Figuur 2.49 geeft een schema van de elektra verdeelkast van 63A.

�����������

�����������

���������

���������

Figuur 2.48 Elektra verdeelkast

Vanaf de EHK komt een 63 A grondkabel of rubberkabel met stekker in de contrastek-ker van de kast als voeding voor alle elektra aansluitingen. Daarnaast is direct weer een uitgang om de volgende kast te kunnen aan-sluiten. Dit is de doorlusfunctie. De kast heeft

een eigen hoofdschakelaar en twee groepen 400 V en drie groepen 230 V. Voor de kracht-aansluiting zit de aardlekschakelaar van 32 A in de elektra hoofdverdeelkast. De drie licht-groepen van 230 V zijn gezamenlijk met een aardlekschakelaar beveiligd en elk apart met een zekering van 16 A. Op de EVK kunnen rechtstreeks worden aangesloten:

• twee machines van 400 V met elk maxi-maal 32 A;

• zes lampen of gereedschappen van 230 V met elk maximaal 16 A.

�����

������� �������

����� �����

������������ ���� ����

��������

Figuur 2.49 Elektra verdeelkast 63 A

Met behulp van kabelhaspels met extra contact-dozen kan het elektrisch netwerk fijnmaziger worden gemaakt.

◆ WoningbouwPraktijkervaring leert dat een EVK voldoende stroomaansluitingen kan leveren voor circa acht woningen. Per acht woningen is daarom een ei-gen EVK nodig, figuur 2.50-1. Vanaf de EHK kun-nen de EVK’s worden doorgelust. Voor de keten is een aparte aansluiting in de hoofdverdeelkast aanwezig.

������

��������

������������

�����

������ �����������

�����

�����

� ��������������������������

� �������������������������������

���������

Figuur 2.50 Elektra netwerken

06950556_H02.indd 31 22-03-2005 14:00:32

Page 42: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

32

◆ VerdiepingbouwBij het maken van de onderbouw is een verdeel-kast nodig die buiten de bouwput moet staan. Deze EVK kan met een grondkabel vanaf de EHK worden gevoed. Als de draagconstructie gereed is, wordt op elke verdieping een EVK geplaatst omdat vooral bij de afbouw veel elektrisch hand-gereedschap wordt gebruikt, figuur 2.50-2. Deze verdeelkasten worden vanaf de eerste kast buiten doorgelust met flexibele rubber kabels.

AanlegkabelsBij het transporteren van elektrische stroom treedt energieverlies op, hoe langer de afstand hoe groter het verlies. Hoe hoger het voltage hoe meer stroom door de kabel kan worden ge-transporteerd. De kabel naar de EVK’s is geschikt voor 400 V. Als vuistregels worden gebruikt:

• voeding 400 V, kabels geschikt voor 63 A niet langer dan 200 m;

• niet meer dan vier EVK’s doorlussen;

• bij meer verdeelkasten aparte voeding vanaf hoofdkast.

Een grondkabel heeft een kunststof isolatie. Stroom verhoogt de temperatuur van een kabel maar de grond fungeert als koeling. Daarom kunnen in een grondkabel de draden (gelei-ders) dunner zijn dan in rubber kabels boven de grond. Op het bouwterrein ligt een grondkabel veilig onder de grond maar kan door graafwerk-zaamheden worden beschadigd. Een rubber kabel over de grond is goed zichtbaar maar ook gemakkelijk te beschadigen. Het is gewenst een

grondkabel met flexibele paaltjes te markeren om ongewenst opgraven te voorkomen.

Laagspanning - hoogspanningWoonhuizen hebben een aansluiting van 25 A en op het laagspanningsnet in de openbare weg kan maximaal 63 A worden aangesloten. Boven 63 A is directe meting van het stroomverbruik niet meer mogelijk. Als voor een bouwplaats een aansluitwaarde van meer dan 63 A nodig is, moet de stroom van een hoogspanningsnet komen. Dan is op de bouwplaats een trafo nodig om de stroom van 10 kV terug te brengen naar 400 V. De kosten van de stroomaansluiting stij-gen dan aanzienlijk. Het is zinvol de stroomvraag op de bouwplaats te beheersen en daarom is inzicht nodig in welke machines overbelasting kunnen veroorzaken, figuur 2.51.

Elektrische motoren vragen bij het opstarten een groot aanloopvermogen. In een bouwkraan zijn ten minste vier elektrische motoren aanwezig. Als die tegelijk zouden starten, wordt er te veel stroom afgenomen en slaat de automatische zekering uit. Een machinist is echter niet in staat alle motoren tegelijk te bedienen. De zware hijsmotor blijkt minder dan 10% van de tijd vol-belast te draaien. De totale stroombehoefte is minder dan de helft van het totale vermogen.Als bij een woningbouwproject de stukadoor en de vloerenlegger tegelijk bezig zijn vragen ze 2 × 35 A terwijl de aansluiting gezekerd is op 63 A. Door spreiding van werkzaamheden is overbelasting te voorkomen. Als te veel zware

Figuur 2.51 Stroomvermogen verschillend materieel

Soort machines Stekker Capaciteit Zekeren

Stucspuitpomp 400 V 15 kW 35 AVloermortelpomp 400 V 15 kW 35 AMetselmortelpomp 400 V 15 kW 35 ACirkelzaagmachine 400 V 3 kW 16 ABouwlift 400 kg 400 V 4 kW 25 ABouwlift 800 kg 400 V 5 kW 35 ABouwkraan 10 tm 400 V 20 kW 35 ABouwkraan 60 tm 400 V 30 kW 63 ABouwkraan 120 tm 400 V 50 kW 125 ABouwkraan 180 tm 400 V 60 kW 160 ABouwkraan 250 tm 400 V 70 kW 160 A

06950556_H02.indd 32 22-03-2005 14:00:33

Page 43: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 33

machines tegelijk moeten werken, is overbe-lasting te voorkomen door de stukadoor en de vloerenlegger te vragen niet met elektrische pompen maar met dieselpompen te komen.

2.3.4 Elektrisch netwerk grote bouwprojectenBij grote bouwprojecten en bij elk bouwproject met een zware elektrische bouwkraan is een stroomaansluiting nodig groter dan 63 A. Het energiebedrijf moet dan vanuit een dichtbij gelegen trafostation een hoogspanningskabel naar het werk brengen en een trafo in een ge-bouwtje op de bouwplaats inrichten. De meter-opnemer mag niet in de traforuimte komen en daarom is daarbij een aparte meterkast nodig. Als met het energiebedrijf kan worden afgesproken dat de stroomkosten op basis van een raming in voorschotten mogen worden betaald en bij oplevering van het gebouw de kosten van het stroomverbruik af te rekenen, is het soms mogelijk de meter wel in de traforuimte te plaatsen.Een EHK met 160 A wordt schematisch weer-gegeven in figuur 2.52.

Na 63 A is de volgende stap 160 A, waarbij de meter meestal niet in de hoofdkast mag ko-men. Vanaf de meter worden eerst twee groe-pen 230 V afgetakt voor de keten, die dag en nacht aangesloten blijven. Na de dagelijkse werkschakelaar zijn er vier groepen kracht-stroom 400 V gezekerd met 63 A: één groep direct met een contactdoos en de andere drie met een klemaansluiting voor grondkabels naar de EVK’s. De rechtse groep is de aanslui-ting voor de bouwkraan. Hiervoor wordt een speciale thermische beveiliging gebruikt met daarachter een schakelaar. De kraangroep wordt met 125 A gezekerd.

����������������

����������������������

���� �����

�������������������� �����

������������

����

���� �����

�����

Figuur 2.52 Elektra hoofdkast met 160 A

Bij grote utiliteitsbouwprojecten kan 160 A nog niet voldoende zijn. De volgende aansluiting is 315 A, figuur 2.53. Het ketenpark wordt groter en daarom zijn drie groepen 230 V aanwezig. Als in het ketenpark apparaten komen, is het gewenst ook de keetgroepen met aardlek-schakelaars te beveiligen. Achter de dagelijkse werkschakelaar zijn vier groepen 63 A voor aansluiting van EVK’s. Een groep van 160 A met thermische beveiliging voor de bouwkraan en een extra groep van 125 of 160 A voor de tweede bouwkraan of voor de bronbemaling.

����������������� � � � � ����� �����

����������������������

������������������������

����

�����

��������������������������

�������� �����

Figuur 2.53 Elektra hoofdkast met 315 A

2.3.5 BouwplaatsverlichtingOp de bouwplaats begint het werk om 7.30 uur en op sommige bouwwerken al om 7.00 uur. In de winterperiode komt de zon veel later op en daarom is de eerste uren van de dag aanvul-lende verlichting nodig. Ook bij overwerk kan verlichting nodig zijn. Bij grote gebouwen is het daglicht bij afbouwwerkzaamheden vaak onvol-doende en is aanvullende werkplekverlichting gewenst. De verlichting op de bouwplaats is in vier groepen te verdelen, figuur 2.54:1 terreinverlichting: algemene oriëntatie buiten;2 oriëntatieverlichting: algemene oriëntatie bin-nen;3 ruimteverlichting: algemene verlichting kamer;4 werkplekverlichting: gerichte verlichting werk-plek.

1 TerreinverlichtingHoe hoger de lamp staat, des te groter het deel van het bouwterrein dat wordt verlicht. Hiervoor worden lichtmasten gebruikt met een hoogte van 12 tot 16 m. Boven in de lichtmast worden één tot vier verlichtingsarmaturen geplaatst die geschikt zijn voor halogeenlampen van 1.000 W/230 V. Er zijn ook armaturen geschikt voor HQI-lampen van 2.000 W met een 400 V aan-sluiting.

06950556_H02.indd 33 22-03-2005 14:00:34

Page 44: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

34

2 OriëntatieverlichtingAls het donker is moet men van buiten in het gebouw de werkplek bereiken. In grotere utili-teitsgebouwen wordt in de gang aan het plafond kabels met lampen om de 2 m opgehangen, die slingerlampleiding wordt genoemd. Bij een in het werk gestort betonskelet is het ook mogelijk in de vloeren ter plaatse van de gangen elektrapijpen van 4 m lang met dozen in te storten. Na het ontkisten worden door de pijpen draden getrokken en wordt elke 4 m een lamp gemonteerd. De lampen vast aan het plafond zijn minder kwetsbaar. Deze oriëntatie-verlichting kan bij oplevering overgedragen wor-den en als hulpverlichting fungeren bij montage-werk boven het plafond.

3 RuimteverlichtingAls in het bouwproces een bouwlaag met bin-nenwanden in ruimtes is opgedeeld en daarin werkzaamheden moeten worden verricht, moeten vloer, wanden en plafond worden ver-licht. Om alle zes vlakken aan te lichten is een rondschijnende lichtbron in het midden van de ruimte nodig. Als verlichtingssysteem is een sta-tief met drie verticale tl-armaturen te gebruiken, die alle wanden aanschijnen en ook het plafond en de vloer verlichten.

4 WerkplekverlichtingEen goede werkplekverlichting is een halogeen bouwlamp van 300 W. Alle aanraakbare elektri-sche installaties moeten dubbel geïsoleerd zijn volgens klasse 2. In natte ruimtes is extra bevei-liging mogelijk door een zwakstroom looplamp 24 V met trafo te gebruiken.

2.3.6 Kosten elektrisch netwerkMet de gegevens uit dit hoofdstuk moet het mogelijk zijn voor een bouwplaats het ontwerp van het elektrisch netwerk te maken. Voor het berekenen van alternatieven zijn in figuur 2.55 enkele kostenfactoren opgesomd.

Elektraonderdelen Huur per week

Elektra hoofdkast 63 A € 15,–Elektra hoofdkast 160 A € 22,50Elektra hoofdkast 315 A € 25,–Elektra verdeelkast 63 A € 9,–Verlengkabel 230 V 25 m € 0,75Kabelhaspel 230 V 25 m € 1,–Verlengkabel 400 V 25 m € 1,–Kabelhaspel 400 V 25 m € 1,75Lichtmast 12 m excl lamp € 10,–Lichtmast 16 m excl lamp € 17,50Halogeenarmatuur 1000 W € 0,75HQI armatuur 2000 W 400 V € 6,–Slingerlampleiding 50 m € 2,–Breedstraler werklicht € 0,50Halogeen handlamp 300 W € 1,–

Figuur 2.55 Huurprijzen elektrische installaties

2.4 Overige installaties op bouwplaats

Op de bouwplaats zijn ook installaties nodig voor:

• telecommunicatie en data;

• beveiliging en bewaking;

• bouwwaterleiding;

• bouwriolering;

• bouwgasverwarming.

� ������������������ � ��������������������� � ����������������� � �������������������

Figuur 2.54 Verschillende verlichtingsprincipes

06950556_H02.indd 34 22-03-2005 14:00:34

Page 45: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 35

2.4.1 Telecommunicatie en dataVoor de bouwplaats als tijdelijk productiebedrijf is communicatie een belangrijk productiemiddel. Op de bouwplaats zijn de werknemers en het management ambulant, ze veranderen voortdu-rend van werkplek. Elk bouwwerk heeft een vaste telecomaansluiting voor telefoon en fax. Met deze aansluiting kan het bouwwerk ook beschik-ken over e-mail om met het kantoor en andere bedrijven te communiceren. Met een internet-aansluiting heeft het bouwwerk toegang tot de websites van het eigen kantoor en de informatie-bestanden van toeleveranciers.

TelecommunicatieEen goede communicatie op de bouwplaats tussen de uitvoerder en zijn ploegen, tussen de ploegen onderling en binnen de ploeg is van groot belang voor de uitvoering. Er zijn drie mogelijkheden voor communicatie op de bouw-plaats:1 draadloze telefoon op vaste net met beperkt bereik;2 portofoon voor onderlinge communicatie bij transportwerkzaamheden;3 mobiele telefoon voor communicatie via het mobiele netwerk.

Met de vaste telefoon was iemand buiten de bouwkeet niet bereikbaar. Bij de draadloze tele-foon, figuur 2.56-1, wordt de vaste verbinding tussen het telefoontoestel en de hoorn ontkop-peld en met een radiofrequentie is het mogelijk te telefoneren op afstanden van 50 tot 150 m van de bouwkeet. De uitvoerder die op de derde verdieping staat kan communiceren met de bouwkeet en het kantoor.

Voor transport met de bouwkraan zijn drie ver-schillende functies nodig: kraanmachinist, aan-pikker en afpikker. Binnen zichtbereik beschikken mensen met deze functies voor de communicatie over een gebarencode met gestandaardiseerde armgebaren voor hijsen, zwenken en dalen. Zon-der zichtbereik werkt dit communicatiesysteem niet. Dan wordt er gebruikgemaakt van een portofoon, figuur 2.56-2, een kleine radiozen-der/ontvanger met een beperkt bereik van 100 tot 300 m. Om portofoons op een bouwplaats te mogen gebruiken, moet er een zendmachti-

ging worden aangevraagd bij KPN. Die instantie verstrekt een radiofrequentie die in de omgeving niet voorkomt om storingen met andere porto-foonnetten te voorkomen. Zenden en ontvangen kan niet tegelijkertijd en daarom vraagt por-tofooncommunicatie een goede discipline. De geluidkwaliteit is niet altijd even goed. Het por-tofoonnet is een gesloten communicatiesysteem, waarmee in principe geen verbindingen naar buiten via het telefoonnet mogelijk is.

Bijna iedereen beschikt tegenwoordig over een mobiele telefoon die werkt op het GSM-netwerk. De dekking van het netwerk is bijna in het hele land voldoende om te communiceren. Overal op de bouwplaats kan men communiceren met anderen op de bouwplaats, met de bouwkeet en met bedrijven buiten de bouwplaats. Met een mobiele telefoon kan men niet alleen mondeling communiceren, maar ook schriftelijk: het gebruik van SMS-berichten zal verder toenemen, figuur 2.56-4.

� ������������������

������� ���� ��������

������� ���� ��������

������� ���� ��������

������� ���� ��������

� ����������

� ���������������������������

� ����������������

Figuur 2.56 Communicatiesystemen op bouwplaats

06950556_H02.indd 35 22-03-2005 14:00:35

Page 46: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

36

Dataverbindingen Tekeningen vormen het belangrijkste deel van de projectinformatie die nodig is om een bouw-werk te kunnen uitvoeren. Bijna alle tekeningen worden met een digitaal tekensysteem gemaakt. Ze zijn als digitale bestanden opgeslagen op de tekenkamer waar ze vervaardigd zijn. Men kan de tekeningen als afdruk verzenden naar andere partners die ze moeten controleren en naar de bouwplaats, waar vanaf de tekening het werk moet worden gemaakt. Men kan de tekeningen ook als digitaal bestand naar andere partners stu-ren, maar op de bouwplaats heeft men een af-druk nodig. De meeste bouwplaatsen beschikken niet over printers van groot formaat om digitale tekeningen af te drukken.

In plaats dat digitale tekeningenbestanden op elke tekenkamer apart beheerd worden, is het ook mogelijk het beheer van tekeningenbestanden uit te besteden aan softwarebedrijven met een speciale afgeschermde webserver. Alle daartoe geautoriseerde gebruikers krijgen dan zelfstandig toegang tot alle tekeningen, waarvan altijd de laatste versie op de centrale webserver aanwezig is. Een centrale webserver voor tekeningen heeft de volgende mogelijkheden:

• archiveren laatste versie tekeningen inclusief vervallen tekeningen;

• tekening op afroep laten printen en versturen naar aanvrager;

• regelen routing die tekening moet volgen om definitief te worden;

• registreren voortgang totstandkoming teken-proces;

• plannen routing tekenproces;

• bijsturen afwijkingen in routing tekenproces.

Met laptops met draadloze telefoonverbinding wordt het ook mogelijk op de werkplek een teke-ning op het scherm te krijgen vanuit de centrale webserver, figuur 2.57.

������� ���� ��������

Figuur 2.57 Computerdataverbindingen

2.4.2 Beveiliging en bewakingBuiten werktijd is de bouwplaats elektronisch te bewaken en te beveiligen. In de bouwkeet, in het gebouw en op het bouwterrein worden detectoren geplaatst met verschillende signale-ringsmogelijkheden. Bij inbraak of storingen wordt automatisch de meldkamer van een beveiligings-bedrijf gebeld, dat daarna op onderzoek uitgaat, figuur 2.58.

������� ���� ��������

Figuur 2.58 Beveiliging en bewaking bouwplaats

Een standaardbeveiligingssysteem voor de bouw-plaats bestaat uit:

• twee brandmelders;

• drie detectoren;

• buiten- en binnensirene;

• flitslicht;

• code bedieningspaneel;

• beveiligingscentrale inclusief zestig uur nood-voeding;

• automatische telefoonkiezer;

• loopverlichting automatisch schakelend;

• sleutelkluis voor honderd sleutels.

Dit beveiligingspakket kost € 1.000,- tot € 1.250,- voor een jaar inclusief servicebeurten en abon-nement meldkamer. De kosten voor eenmalige montage en demontage bedragen € 250,-.

2.4.3 BouwwaterleidingIn de bouwkeet is een wateraansluiting nodig voor de toiletten en voor de pantry. Op de bouwplaats is bouwwater nodig voor het maken van mortels en andere materialen die met water moeten worden aangemaakt. Water is op de werkplek nodig voor het bevochtigen van mate-rialen en vloeren. Water wordt ook gebruikt voor het schoonmaken van bekistingen en beton-kubels en trilnaalden.

Figuur 2.59 Bouwwaterleiding op bouwplaats

06950556_H02.indd 36 22-03-2005 14:00:36

Page 47: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 37

Op de bouwplaats en rondom het gebouw moe-ten voldoende waterkranen zijn om vandaar af met een slang elke werkplek in het bouwwerk te kunnen bereiken, figuur 2.59.

Vanaf de voedingsleiding van het waterleiding-bedrijf wordt een aansluiting naar de bouwplaats gemaakt waar een watermeterput moet komen. In deze put moeten drie functies worden ge-maakt:1 hoofdkraan: sluit hele bouwleidingnet af;2 watermeter: meet verbruik;3 aftapkraan: om bij vorst waterleidingen op bouwplaats leeg te laten lopen.

Vanaf de watermeterput wordt in de grond een tyleenleiding met een dikte van 25 mm aange-legd. Op de bouwplaats bij het bouwwerk komt een aantal tappunten. Dit is een standleiding met twee kranen met slangwartel. De waterlei-ding wordt in de grond op vorstvrije diepte aan-gelegd. In een vorstperiode moet elke nacht de waterleiding worden afgesloten, afgetapt en ont-lucht. Als bij vorstverlet de watertappunten bij het bouwwerk afgesloten zijn, moet toch in de bouwketen water beschikbaar zijn voor bijvoor-beeld de toiletten en voor koffiezetten. Vanaf de watermeterput moet een aparte waterleiding die apart af te sluiten is, naar de keten worden aangelegd.Bij woningbouw is per acht tot tien woningen een standleiding middenvoor het woningblok nodig.

Bij verdiepingbouw is ook op elke bouwlaag een watertappunt nodig. Dit kan met waterslangen, maar bij grotere utiliteitsbouw wordt in de lei-dingschacht een bouwwaterstandleiding aan-gelegd en op elke verdieping voorzien van een dubbele kraan. Voor een middelgroot bouwwerk kost de aanleg van de bouwwaterleiding circa € 1.500,- met 200 m leiding, twee standleidin-gen en inclusief keetaansluiting.

2.4.4 BouwrioleringDe toiletten in de bouwketen moeten worden aangesloten op het openbare rioleringsstelsel. De rioolaansluiting voor het toekomstige gebouw is reeds bij de start van de bouw aan te vragen. Bij zeer kleine bouwwerken worden in plaats van

waterclosetten losse chemische toiletten toege-past. Als aansluiting op het openbare riool niet mogelijk is, kan een vuilwatertank in de grond worden gelegd die regelmatig wordt leeggezo-gen. Bij hoogbouw is de afstand tussen de werk-plek en het toilet erg lang. Op de verdiepingen kunnen plaatselijk chemische toiletten worden geplaatst. Bij hoogbouw werken in de afbouw-fase de meeste mensen. De bouwplaatsriolering kan met een standleiding worden doorgetrokken in het gebouw en dan is om de andere verdie-ping een toilet te plaatsen. Een standleiding met alleen urinoirs op elke verdieping is een tussen-oplossing. Bij een middelgroot bouwwerk kost de aanleg van de bouwriolering circa € 1.250,- met 40 m riolering.

2.4.5 BouwgasverwarmingOp een bouwplaats is in elk geval verwarming nodig voor de bouwketen. Ook voor het droog-stoken van de bouw en het verharden van beton kan warmte nodig zijn.

Bij bouwwerken met een bouwtijd van minder dan één jaar en dus maximaal één winter wordt voor de verwarming van de keten vaak elek-trische verwarming gebruikt omdat de aanleg eenvoudig is. De isolatie van containerketen en schottenketen is veel minder dan bij woningen en daarom is het energieverbruik relatief hoog. Een elektrische kachel verbruikt 2 kW per uur en bij tien kachels die dag en nacht aanstaan is het verbruik 480 kW per dag. Een bouwdroger voor het droogstoken van ruimten en woningen ‘vreet’ 12 kW per uur en 288 kW per dag.

Als het mogelijk is bij de start van de bouw de toekomstige aardgasaansluiting te laten aanleg-gen, is de goedkoopste energiebron voor ver-warming beschikbaar. Bij een middelgroot bouw-werk moet men voor de aansluitkosten van het energiebedrijf rekenen op € 1.000,- en voor de aanleg van de gasleidingen ook op € 1.000,-.

Als aansluiting op het aardgasnet niet mogelijk is, kan ook met propaan een gasverwarming worden aangelegd. Propaangas is beschikbaar in standaardflessen van 105 N in grote flessen van 350 N en in gastanks van 1.000 liter tot maxi-maal 8.000 liter.

06950556_H02.indd 37 22-03-2005 14:00:37

Page 48: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

38

Propaan (C3H8) is een koolwaterstofverbinding en bij onvolledige verbranding komt het giftige kool-monoxide (CO) vrij. Bij een gasverwarmingsbron zonder rookgasafvoer is goede ventilatie nood-zakelijk om voldoende verbrandingszuurstof te krijgen. Een gastank van 1.000 liter kost eenmalig circa € 125,- en aan huur per jaar circa € 125,-.

Voorbeeld

Besparing op bouwplaatskostenBij de bouw van een streekziekenhuis-complex is geprobeerd de bouwplaatskos-ten te beperken door tijdens de bouw zoveel mogelijk gebruik te maken van de definitieve permanente infrastructuur:

• definitieve terreinafrastering is bij de start van de bouw aangebracht als bouwhek en werd voor de oplevering door de leverancier gerepareerd;

• bestrating definitieve parkeerterrein bestaande uit graskeien is bij de start aangelegd als parkeerterrein voor het bouwplaatspersoneel. Tussen de parkeervakken is bij de start van de bouw de toekomstige beplanting met bomen aangelegd, waardoor bij ingebruikname van het ziekenhuis het aanzicht van autoblik al deels vervangen was door groen;

• definitieve trafostation voor elektra is buiten het gebouw op het terrein ontworpen en reeds bij de start van de bouw aangelegd. Vanaf de trafo is het elektranetwerk aangelegd;

• voor de definitieve gasaansluiting was een reduceerstation nodig, die is buiten het gebouw op het terrein gesitueerd en bij de start van de bouw reeds aangelegd. Het definitieve ketelhuis was zodanig ontworpen dat één verwarmingsketel vervroegd geplaatst en in bedrijf kon worden gesteld om bouwwarmte te leveren via de versneld aangelegde warmwaterradiatoren;

• in de definitieve situatie was rondom het gebouwencomplex een verharding nodig voor de brandweer die met een zware waterwagen elk gebouw moest kunnen bereiken. Het bleek mogelijk het brandweertracé en het bouwwegtracé op dezelfde plaats te krijgen. Bij de start van de bouw is een asfaltbeton-

baan aangelegd als bouwweg. Bij de oplevering is het asfalt gebroken en een dunne humuslaag over het asfalt aangebracht. De brandweerroute heeft een zichtoppervlak van gras maar is met paaltjes herkenbaar als brandweertracé;

• zodra elk gebouw voorzien was van dakbe-dekking moest het hemelwater worden afge-voerd. De aanleg van het hoofdriool tijdens het bouwproces met diepe rioleringssleuven zou het transport op de bouwplaats kunnen belemmeren. Het definitieve hoofdriool is reeds bij de start van de bouw aangelegd, waardoor elk gebouw direct op het riool kon worden aangesloten en hemelwater op het bouwterrein werd beperkt. Ook de toiletten in de keten en in het gebouw werden direct hierop aangesloten. Het hoofdriool was ook beschikbaar voor afvoer van bemalingen;

• in de definitieve situatie was rondom het gebouwencomplex een brandwaterleiding nodig om bij elk gebouw direct van de brandhydrant met slangen het gebouw in te kunnen gaan. De brandwaterleiding is langs de brandweerweg gesitueerd en bij de aanleg van de bouwweg is tevens de brandwaterleiding aangelegd. Hiermee was bij elk gebouw vanaf de start een standleiding beschikbaar met onbeperkte watercapaciteit;

• in de definitieve situatie was parkverlichting ontworpen in het plantsoen rondom het gebouw. Bij de start van de bouw is aan de buitenkant van de bouwweg een elektrakabel aangelegd waarop lichtmasten zijn aangesloten die het hele bouwterrein konden verlichten;

• voor de onderhoudsdienst van het zieken-huis was een werkplaats met opslagruimte nodig voor terreinmachines en een opslag-ruimte voor medische gassen. Het trafo-station, het gasreduceerstation, de plantsoen-werkplaats, de machineopslagruimte en de opslag van de medische gassen zijn als één gebouw aan de rand van het bouwterrein ontworpen. Dit gebouw is direct bij de start van de bouw uitgevoerd en de werkplaats en het magazijn zijn tijdens de bouwtijd door de bedrijven op de bouwplaats in gebruik genomen, waardoor werd bespaard op de kosten van tijdelijke huisvesting.

06950556_H02.indd 38 22-03-2005 14:00:37

Page 49: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

2 INRICHTEN BOUWPLAATS 39

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Bedrijfshygiënische voorzieningen in het bouw-bedrijf (Publicatieblad 57). Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

NormenNEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspan-ningsinstallaties.

06950556_H02.indd 39 22-03-2005 14:00:37

Page 50: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

40

06950556_H02.indd 40 22-03-2005 14:00:37

Page 51: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3Uitvoeren onderbouwH. A. J. Flapper

De onderbouw moet de belasting van het bouwwerk overdragen

naar de ondergrond. Dat kan zijn een eenvoudige betonplaat op staal

gefundeerd tot een complexe kelderconstructie op betonpalen. Bij

het uitvoeren van de onderbouw moet beneden het maaiveld in een

bouwput worden gewerkt. De onderbouw is meestal een betoncon-

structie die door de constructeur wordt ontworpen. De werksituatie

in een bouwput heeft invloed op het uitvoeren van de onderbouw.

Het optimaliseren van de constructieve en de uitvoeringsaspecten kan

grote invloed hebben op de bouwkosten en de bouwtijd.

06950556_H03.indd 41 22-03-2005 14:04:43

Page 52: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

42

Inleiding

De onderbouw is in het bouwproces als een aparte en herkenbare fase te onderkennen. Eerst komen grote graafmachines om de bouwput te ontgraven en daarna heistellingen om de palen te heien. Het maken van de bouwput en de paalfundatie wordt meestal door onderaan-nemers uitgevoerd die over de speciale machines beschikken. Daarna komen de bouwvakkers van de hoofdaannemer op de bouwplaats. De onder-bouw bestaat bijna altijd alleen uit betonwerk. Daarvoor zijn drie verschillende ploegen nodig: de bekistings-, vlecht- en stortploeg. Bij kleine bouwwerken worden deze drie verschillende werkzaamheden soms door één multifunctionele ploeg uitgevoerd omdat elke ploeg apart geen volledige dagtaak heeft. In de Nederlandse woningbouw bestaat de onderbouwfase uit het maken van funderingsbalken en het leggen van de begane-grondvloer.In Nederland komen kelders alleen voor in de utiliteitsbouw. Een liftput is ook een vorm van een kleine kelder en deze komt in de woning-bouw wel voor bij gestapelde bouw. Een onderbouw met kelders en liftputten kan relatief veel bouwtijd vergen. Daarom kan een uitvoeringstechnisch goed ontworpen onder-bouw een positieve invloed hebben op de bouw-tijd en de bouwkosten.

3.1 Onderbouw woningbouw

▶▶ Zie ook deel 2 Onderbouw, hoofdstuk 3

Fundering op staal, en hoofdstuk 5 Ontwerp en

uitvoering, voor de bouwtechnische aspecten van

de onderbouw

Hier wordt alleen de onderbouw van laagbouw-woningen behandeld, die bestaat uit twee ver-schillende onderdelen:1 funderingsbalken;2 begane-grondvloer.

De aanlegdiepte van de betonfundering wordt bepaald door:

• dikte begane-grondvloer;

• constructiehoogte balken;

• vorstvrije aanlegdiepte > 0,800 m onder maai-veld.

In het Handboek bouwtechnische details voor ener-gie-efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200) staat een groot aantal details van de onder-bouw. Deze details voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. De aanlegdiepte is afhankelijk van het type begane-grondvloer, maar moet in elk geval bij fundering op staal 800 mm beneden maaiveld zijn.

3.1.1 Begane-grondvloersystemenTen behoeve van de maatvoering van de onder-bouw is belangrijk welk type begane-grondvloer

��� ��� ���

���

���

� ����� � �������� � ��������

����

������

������

���� ����

������

������

������

������

Figuur 3.1 PS-isolatievloer (zie ook figuur 3.13)

06950556_H03.indd 42 22-03-2005 14:04:43

Page 53: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 43

dik is. De constructiehoogte is 230 mm, figuur 3.2. Voor de oplegging bij bouwmuur en kop-gevel zijn oplegnokken in de isolatie gemaakt. In detail 13.01.02 uit het Handboek bouwtechni-sche details is in de langsgevel de diepte van de isolatie op 265 mm – P als voldoende beschouwd en is geen sponning in de langsbalk nodig, figuur 3.2-1. In de kopgevel is wel een sponningdiepte tot 505 mm – P nodig, figuur 3.2-3.

3 RibcassettevloerDe ribcassetteplaat is een vloerelement van 1.200 mm breed met een voorgespannen randbalk rondom en een constructiehoogte van 320 mm, figuur 3.3. De vloer tussen de ribben is 100 mm dik. Bij een massieve bouwmuur moet de bouwmuur tussen de ribcassette naar de fundering doorlopen. Ankerloze bouwmuren, die lichter zijn, kunnen boven op de ribcassette worden geplaatst.

In de langsgevel is geen sponning nodig, figuur 3.3-1, maar in de kopgevel wel: een met een diepte van 150 mm, figuur 3.3-3. Sponningen voor isolatie hebben een negatief effect op de uitvoering van funderingsbalken:

• in balkbekisting moet apart sponningmal wor-den aangebracht;

• wapeningskorf niet eenvoudig rechthoekig en vergt meer tijd voor vlechten;

• sponning verkleint opening boven in balk en maakt storten beton moeilijker.

wordt gekozen. Er worden drie typen begane-grondvloeren onderscheiden:1 PS-isolatievloer;2 geïsoleerde kanaalplaatvloer;3 ribcassetttevloer.

1 PS-isolatievloerDe PS-isolatievloer (PS = polystyreen) bestaat uit voorgespannen betonliggers h.o.h. circa 600 mm met daartussen opgelegd speciale geprofi-leerde polystyreen platen waarover een druklaag van 30 mm beton wordt aangebracht, figuur 3.1. De isolatie fungeert als verloren bekisting. Voor het storten van de druklaag is rondom de vloer een randbekisting nodig. De bovenkant van de funderingsbalk moet gelijk zijn aan de onderkant van de betonliggers.In de kopgevels is een sponning in de funde-ringsbalk gemaakt tot 505 mm – P voor het doortrekken van de isolatie om een koudebrug te voorkomen, figuur 3.1-3. In de langsgevel moet de isolatie dieper gaan dan 245 mm – P. Er zijn verschillende oplossingen voor de aansluiting van de PS-isolatievloer op de gevelbalk. Vanuit de uitvoering gezien is een gelijke bovenkant van de funderingsbalken gewenst en dan is een isola-tiesponning tot minimaal 345 mm – P nodig.

2 Geïsoleerde kanaalplaatvloerDe voorgespannen kanaalplaat met een stan-daardbreedte van 1.200 mm is 150 mm dik met een isolatielaag die bij de opleggingen 80 mm

����� �������� ��������� � �

������

���

���

���

����

������

������

����

������

������

����

������

�������

���������

Figuur 3.2 Kanaalplaatvloer (zie ook figuur 3.14)

06950556_H03.indd 43 22-03-2005 14:04:44

Page 54: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

44

3.1.2 Fundering op staalBij laagbouwwoningen breed 5,400 m en diep 8,400 m in blokken van 6 woningen is de ver-houding tussen de verschillende balksoorten, figuur 3.4:

• langsgevelbalk 6 woningen × 5,400 m × 2 st = 65 m;

• bouwmuurbalken 5 woningen × 8,400 m = 42 m;

• kopgevelbalken 2 woningen × 8,400 m = 17 m.

Het gemiddelde per woning is dan 21 m (totaal 124 m).

���������

�������������

���������

�����

����

Figuur 3.4 Fundering blok zes woningen

Bij een fundering op staal wordt de aanleg-breedte van de funderingsstroken bepaald door de belasting en het draagvermogen van de ondergrond. In de praktijk hanteert men de volgende breed-ten:

• langsgevelbalken 300 mm;

• bouwmuren 450 tot 500 mm;

• kopgevelbalken 425 tot 525 mm.

De aanlegbreedte van alle drie soorten funde-ringen zal groter zijn dan de benodigde boven-breedte. Het verschil in breedte is op de vol-gende manieren op te lossen:◆ funderingsstrook met metselwerk en eventu-eel met balk;◆ tapse funderingsbalk.

◆ Funderingsstroken met metselwerkDe vanouds meest bekende vorm van een fun-dering op staal is een combinatie van een fun-deringsstrook met metselwerk, figuur 3.5. In de onderkant van de funderingsstrook moet een wapeningsnet komen die de lijnbelasting van de bouwmuur verspreidt. Om voldoende dekking van de wapening te verzekeren, is een werkvloer onder de sloof noodzakelijk. Bij harde zandgrond is in plaats van een werkvloer van beton ook hardboard of een dikke folie mogelijk. De funderingssloof moet minimaal 150 mm hoog worden. Als randbekisting gebruikt men steigerplanken van 30 × 200 mm die met piketten op hoogte wor-den gesteld. Om een vorstvrije aanlegdiepte van > 800 mm – maaiveld te garanderen moet de aanlegdiepte van de funderingsstrook minimaal 950 mm – Peil komen.

De fundering wordt tot onderkant begane-grondvloer verhoogd met metselwerk, waarvoor vaak kalkzandsteenblokken worden gebruikt,

���������

� ����� � ��������

���

� ��������

������

���

����

������

������

����

������

������

����

������

������

Figuur 3.3 Ribcassettevloer (zie ook figuur 3.15)

06950556_H03.indd 44 22-03-2005 14:04:45

Page 55: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 45

figuur 3.5. Het gebukt metselen in een mod-derige bouwput met zware blokken is uit het oogpunt van arbeidsomstandigheden een onge-wenste methode.

� ���������� � ��������

������

������

����

Figuur 3.5 Funderingsstrook met metselwerk

Ankerloze bouwmuren wordt toegepast om de geluidsisolatie te verhogen, figuur 3.6-2. Contact in de fundering tussen twee woningen kan het ankerloze effect verminderen. Ontkoppeling van de fundering is bij gemetselde funderingsmuren eenvoudig op te lossen.

� ���������� � ��������

������

����

������

Figuur 3.6 Funderingsstrook ankerloos

◆ Funderingsstroken met betonbalkIn plaats van het moeilijke metselen is het ook mogelijk op de funderingsstrook een betonbalk te maken, figuur 3.7. Daarvoor is een balkbekis-ting nodig. De balkbekisting moet de horizontale druk van de betonmortel opvangen. Aan de bo-venkant met een klamp over de bekistingsschot-ten en aan de onderkant met een spatklamp op de sloof of met bandstaal onder in de balk.

� ���������� � ��������

�������

�����

�����

�������

����

Figuur 3.7 Funderingsstrook met betonrib

◆ Tapse funderingsbalkenBij de funderingssloof met gemetselde funde-ringsmuurtjes of met een gestorte balk zijn voor het maken van de fundering twee verschillende processen nodig die achter elkaar moeten ge-beuren. Het maken van een dergelijke fundering vergt extra bouwtijd. Uit het oogpunt van bouw-tijd heeft een tapse funderingsbalk die in één keer is te maken de voorkeur. Bij een tapse fun-deringsbalk van volle hoogte is de drukverdeling beter en is geen wapening nodig, figuur 3.8. Het kost extra beton maar het bespaart op wapening en bouwtijd.

� ������������� � ��������������

���������

Figuur 3.8 Tapse funderingskisten

Voordat de constructie van de balkbekisting kan worden ontworpen, moet men bij seriematige bouw eerst een principiële keuze maken over de wijze van het transport van de bekisting.Het gaat om de keuze tussen transport zonder mechanisch hulpmiddel (dus met de hand) of transport met de kraan.

◆ HandbekistingDe bekisting is opdeelbaar in losse onderdelen die elk niet zwaarder zijn dan 250 N of uit delen die niet zwaarder zijn dan 500 N en die gemak-kelijk met twee personen zijn te verplaatsen.

06950556_H03.indd 45 22-03-2005 14:04:46

Page 56: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

46

◆ KraanbekistingDe bekisting bestaat uit zo groot mogelijke secties die met de beschikbare bouwkraan naar elke werkplek zijn te verplaatsen en waarbij het gewicht van de kistdelen is afgestemd op de kraancapaciteit.

Bij een tapse funderingsbalk op staal is geen wapening en daarom ook geen werkvloer nodig, wel is een folie nodig om onttrekking van water uit het beton te voorkomen.

De balkbekisting van figuur 3.8-1 bestaat uit losse multiplex platen van circa 600 mm hoog en 2.400 mm lang. Eerst worden twee baddings gesteld die met piketten in de grond worden vastgezet om de spatkracht op te vangen. In plaats van steun van buitenaf is het ook mogelijk de beide baddings met band-staal te koppelen. De multiplex platen worden aan de onderzijde met spatklampen tegengehouden en aan de bo-venzijde door een frame van twee baddings met een klamp gekoppeld. De tapse balkbekisting moet met schoren naar het talud of aan hoge piketten worden vastgezet om omvallen te voor-komen.

De balkbekisting van figuur 3.8-2 is ontworpen om met de bouwkraan te transporteren. De lengte van de balksectie is afgestemd op de kraancapaciteit. De balkkist wordt gekoppeld met stalen beugels h.o.h. circa 1.500 mm. Het is mogelijk om per balksectie vier spindels onder aan de kist te maken om de bekisting gemakke-lijk op hoogte te draaien.

3.1.3 Fundering op palenBij een paalfundering moet de funderingsbalk de belasting van de bovenconstructie overbrengen naar de palen. De breedte van de balken wordt bepaald door de afmeting van de palen en de oplegbreedte van de begane-grondvloer. De hoogte van de funderingsbalken is gestandaar-diseerd op 600 mm. Om de krachten te kunnen overbrengen moet de funderingsbalk worden voorzien van wapening. Om voldoende dekking voor de wapening te krijgen wordt meestal een werkvloer toegepast.

Funderingsbalken in situ betonFiguur 3.10 geeft enkele kentallen van funde-ringswerkzaamheden. Er is een aantal redenen om eerst de wapening aan te brengen en daarna pas de bekisting, figuur 3.9:

• Als het aanbrengen van de werkvloer wordt voorgetrokken, heeft de vlechter een grote werk-ruimte om in zijn eigen tempo en tijd hierop de wapeningskorven te plaatsen en de aanvulwape-ning aan te brengen.

• Funderingsbalken zijn na één nacht verhar-ding te ontkisten. Met één set balkbekisting kan elke dag die lengte funderingsbalk worden gemaakt. Dan moet het ontkisten, transporteren, bekisten en storten binnen de werkdag van acht uur kunnen plaatsvinden.

• Als de wapening vooraf wordt gesteld, valt het vlechten buiten de dagcyclus. Als eerst de bekisting zou worden gesteld, is het moeilijk pre-fab-wapeningskorven in de kist te laten zakken. Met losse wapeningsstaven is het moeilijk vlech-ten binnen de ruimte van de balkbekisting.

1 werkvloer met baddings maken;2 wapeningskorven aanbrengen;3 balkbekisting stellen;4 beton in balk storten;5 funderingsbalk ontkisten.

� ��������� � �������� ��������������

����

Figuur 3.9 Werkvolgorde funderingsbalk

De voorgaande balkbekisting was gebaseerd op het principe van handbekisting. Als een zware bouwkraan beschikbaar is, is een hoger produc-tietempo mogelijk met grote kistsecties die in hun geheel zijn te transporteren, figuur 3.11.

06950556_H03.indd 46 22-03-2005 14:04:47

Page 57: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 47

Werkzaamheden Ploeg Tempo

Stelbadding 2 man 75 m3 per dagWerkvloerbeton 4 man 6 m3 per dagBalkbekisting 2 man 14 m3 per dagBetonstorten 3 man 40 m3 per dag

Figuur 3.10 Productietempo bij funderingsbalken

IsolatiebekistingUit de details uit het Handboek bouwtechnische details blijkt dat sponningen in de langsgevelbalk en de kopgevelbalk niet nodig zijn als de funde-ringsbalk zelf is geïsoleerd. De isolatie is ook te gebruiken als verloren bekisting en daarom zijn polystyreen funderingsbekistingen in U-vorm te verkrijgen in verschillende breedtes, figuur 3.12. De isolatie aan de onderzijde fungeert tevens als werkvloer. De zijwanden van de isolatiebekisting worden van binnen (gebouwzijde) gesteund met afstandhouders en aan de buitenzijde door grond tegen de zijkant aan te brengen.

� �������� � ���������

���������

������

���������

� ����� � �������� � ��������

����

spatkracht van het beton wordt opgevangen met een centerpen boven de balk. Ontkisten bestaat uit het losdraaien van de centerpennen waarna de hele kistsectie met de kraan is te ver-plaatsen naar de volgende werkplek.

Figuur 3.12 Isolatiebekisting

Figuur 3.11 Kraanbalkbekisting

Over de balkschotten zijn zware stalen beugels (UNP 100) aangebracht, waarvan één poot verstelbaar is voor verschillende balk-breedtes. Met dezelfde bekisting zijn zowel de langsgevelbalken als de kopgevelbalken en de bouwmuurbalken te maken. De

06950556_H03.indd 47 22-03-2005 14:04:48

Page 58: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

48

Prefab-betonfunderingsbalkenDe grootste belasting van een woning komt op de bouwmuurbalk en op de kopgevelbalk. Onder de langsbalken zijn geen palen nodig. Als een prefab-betonbalk bij de bouwmuren over de pa-len te stellen is, kunnen de prefab-langsgevelbal-ken op de bouwmuurbalken worden opgelegd. Op de palen wordt een betonnen manchet op hoogte gesteld, figuur 3.13-1, en op de manchet wordt de bouwmuurbalk gesteld, waarbij ter plaatse van de palen in de balk een sparing is aangebracht, figuur 3.13-2. Na het vullen van de sparingen met beton is de verbinding tussen de paal en de balk gereed. Het systeem is gebaseerd op het op een exacte diepte heien van prefab-betonpalen, wat bij heien problemen geeft.

� ����������������������������������������������

�������

��������������������������

� ����������

����������

����

��������

Figuur 3.13 Prefab-funderingsbalken

3.1.4 Begane-grondvloeren woningbouwIn paragraaf 3.1.1 zijn de meest bekende vloer-systemen voor de woningbouw al genoemd in verband met de maatvoering van de onderbouw. In deze paragraaf worden de uitvoeringsaspecten van de vloeren besproken: de begane-grond-vloersystemen worden in volle vrachten naar de bouwplaats aangevoerd.

▶▶ Voor de hoeveelheid per volle vracht zie

deel 12B Uitvoeren – organisatie, hoofdstuk 3

Distributiefunctie

PS-isolatievloerDe PS-isolatievloer, figuur 3.14, bestaat uit voor-gespannen betonnen liggers van 170 mm hoog en maximaal 6,300 m lang. De ruimte tussen en onder de liggers wordt opgevuld met poly-

styreen blokken van 1.200 mm lang, die naast de isolatiefunctie ook fungeren als bekisting voor de druklaag van 30 mm dik. De liggerafstand is 635 mm en bij hogere vloerbelastingen 515 mm, figuur 3.14-1. Bij plaatselijke lijnbelasting kunnen twee liggers naast elkaar worden gelegd, figuur 3.14-3. Er zijn speciale PS-hulpstukken beschik-baar als randkist aan de langsgevel en voor de kopgevel, figuur 3.14-2. De PS-isolatievloer is niet zonder bouwkraan te leggen, de betonliggers wegen 310 N/m en een ligger van 5,400 m weegt 1670 N.

���������

�������������������

��

��� ���

����

����

���������������������������

Figuur 3.14 PS-isolatievloer

De werkvolgorde is:1 betonliggers leggen;2 PS-blokken inleggen;3 vloersparingen maken;4 randkist maken;5 beton druklaag storten.

De betonliggers moeten voor elk project in de fabriek op lengte worden gemaakt. Voor de meest voorkomende woningbreedten kunnen de betonliggers in voorraad beschikbaar zijn. De PS-isolatievloer vergt maar weinig levertijd en met de standaardonderdelen is elke vloervorm en sparing te maken en zijn extra belastingen op te vangen. Vooral bij kleine projecten wordt de PS-isolatievloer veel toegepast.De polystyreenblokken zijn licht en kwetsbaar. De bundels blokken moeten zorgvuldig wor-

06950556_H03.indd 48 22-03-2005 14:04:49

Page 59: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 49

den opgeslagen. Als bij de bouwplaats sloten of vijvers aanwezig zijn, gebruiken kinderen de blokken als mooie bootjes. Als een vloer nog niet is afgestort en er wordt storm verwacht, is het belasten van de blokken met steigerpijpen of steigerplanken gewenst.

KanaalplaatvloerDe kanaalplaatvloeren worden met een streng-perssysteem gemaakt in een standaardbreedte van 1.200 mm in verschillende diktes, figuur 3.15-1. De plaatvloer wordt gemaakt op polysty-reenplaten die bij de oplegging een dikte heb-ben van 80 mm. Ter plaatse van de opleggingen zitten sparingen in de isolatieplaat waardoor oplegnokken ontstaan, figuur 3.15-2. Door de kanaalplaten tot 200 mm uit elkaar te leggen zijn woningdiepten afwijkend van n × 1.200 op te vangen, figuur 3.15-3.

Door de kanaalplaten direct na het storten door te snijden ontstaan pasplaten van 600 mm.De kanaalplaat krijgt zijn sterkte door voorspan-draden op elke 100 mm onder in de plaat. Spa-ringen in de plaat die meer dan één draad door-snijden verminderen de sterkte van de plaat. De kanaalplaat is daarom niet geschikt voor vloeren met veel sparingen. De sparing als toegangsluik voor de kruipruimte is alleen te maken met een pasplaat van 600 mm en een raveelbalk. Bij een

����

�����

���

����������������������

����������

� ���������������������

� ���������� � ���������

����

����

Figuur 3.15 Kanaalplaatvloer geïsoleerd

standaardwoningbreedte en dus standaardplaat-lengte kan de levertijd te verkorten zijn, maar bij een vloer met grote en kleine sparingen loopt de levertijd op. De kanaalplaatvloer van 150 mm dik heeft een gewicht van 2,6 kN/m2 en een plaat van 5,400 m lang heeft een gewicht van 14 kN, die alleen met een kraan te leggen is.

De leidingen in de kruipruimte moeten zijn gemonteerd voordat de vloerplaten worden gelegd. Dat maakt het ophangen van leidingen aan de vloer tijdens de montage onmogelijk. Leidingen langs de gevel en de bouwmuren kun-nen aan de funderingsbalken worden bevestigd. Rioleringsbuizen midden onder de vloer moeten eerst worden ondersteund en zijn na het leggen van de vloerplaten aan de vloer op te hangen.

RibcassettevloerDe ribcassettevloer is evenals de kanaalplaat-vloer 1.200 mm breed, figuur 3.16-1. De grote constructiehoogte van minimaal 250 mm hoog maakt het mogelijk met minder voorspankabels dezelfde overspanning te maken. De voorspan-kabels zijn geconcentreerd in de ribben en daarom zijn sparingen mogelijk in het vloerveld tussen de ribben. De ribcassettevloer is vooral geschikt voor vloervelden met veel en grote spa-ringen. Als de woningdiepte niet overeenkomt met n × 1.200 mm zijn pasmaten op te lossen

����������������������

� ���������� ����������

� ��������������������

����

����

����

����������

Figuur 3.16 Ribcassettevloer

06950556_H03.indd 49 22-03-2005 14:04:50

Page 60: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

50

met een halve ribcassetteplaat of door de casset-tevloeren tot 200 mm uit elkaar te leggen en een verbrede voeg te maken, figuur 3.16-3. De grote constructiehoogte betekent een diepere aanleg bovenkant funderingsbalken, waardoor inkas-singen in de funderingsbalken voor het beperken van een koudebrug minder voorkomen, figuur 3.16-2. Een ribcassettevloerelement van 5.400 mm lang heeft een gewicht van 13 kN en moet altijd met een kraan worden gelegd.

In situ vloer zonder kruipruimteIn gebieden met een hoge grondwaterstand kan een kruipruimte ongewenst zijn. Voor het maken van een kruipruimte moet veel grond worden afgegraven en afgevoerd. Als er daarnaast weinig leidingen onder de begane-grondvloer komen, komt de vraag wat de functie van de kruipruimte is. Steeds meer worden begane-grondvloeren op zand gestort zonder kruipruimte. De randbalk moet tot de vorstvrije diepte van 800 mm onder het maaiveld worden aangelegd. In de randbalk moet een sponning komen om de isolatie tot onder het maaiveld door te zetten. Als randbalk en vloer in één keer worden gestort, is een hoge randbalkbekisting nodig, figuur 3.17-1. Maar als de randbalk in de sleuf tot aan de sparing wordt voorgestort, is alleen een sponningkist nodig, figuur 3.17-2. Door op de voorgestorte randbalk isolatiemateriaal te leggen, voorkomt men een koudebrug tussen vloer en balk.

� �������������������� � �����������

���������

��������

Figuur 3.17 Vloer zonder kruipruimte

3.2 Onderbouw bedrijfshallen

Bij bedrijfsgebouwen ziet de onderbouw er heel anders uit. Bij bedrijfshallen bestaat de onder-bouw uit twee onafhankelijke delen: funderings-

poeren die de belasting van de kolommen en gevels naar de ondergrond moeten overbrengen en een betonvloer die los van de poeren op zand draagt. Ook in werkvolgorde zijn deze niet ge-koppeld. De betonvloer wordt pas aangebracht nadat het skelet wind- en waterdicht is. Vooraf-gaand aan de montage van het skelet moeten alle fundatiepoeren voor de kolommen gereed zijn.

Als voorbeeld voor de onderbouw is een eenvou-dige opslagloods met een fundering op staal genomen. Maar uitvoeringstechnisch is het verschil met een paalfundatie niet erg groot.

3.2.1 Fundering bedrijfshalBij een fundering op staal moet de puntlast van elke kolom over de ondergrond worden gespreid. De afmeting van de fundatieplaat wordt bepaald door de kolombelasting en de toelaatbare belasting van de ondergrond. In figuur 3.18-2 is de kolomfundatie getekend. Op de fundatieplaat komt een kleine kolom tot aan peil en daarop wordt met ankers de stalen kolom bevestigd. In figuur 3.18-1 is de combinatie van kolompoer en gevelbalk getekend. Hierbij is de gevelbalk over de volle lengte zo breed dat de kolommen er op te verankeren zijn. Gevels van bedrijfshallen bestaan vaak uit een horizontale binnendoos met isolatie en verticale damwand-platen. De onderkant van de metalen gevel moet boven peil eindigen en tussen de gevelbalk en de gevelplaten is een opvulconstructie nodig.De betonvloer wordt op een zandbed gestort en direct na het storten met schuurmachines afgevlinderd waardoor een vlakke en dichte

������������

� ���������� � �����������

������

�����������

Figuur 3.18 Onderbouw bedrijfshal

06950556_H03.indd 50 22-03-2005 14:04:51

Page 61: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 51

bovenlaag ontstaat. Bij het inklinken van de ondergrond mag de betonvloer niet gaan scheuren en moet daarom vrij worden gehouden van de funderingspoeren.

Als de gevelbalk 200 tot 400 mm hoger dan peil wordt gemaakt, is het mogelijk de gevel-beplating rechtstreeks op de onderbouw te laten aansluiten, figuur 3.19-1. Bij lichte staalskeletten krijgt de gevelbalk maar weinig verticale en hori-zontale belasting. De gevelbalk hoeft niet dikker dan 150 tot 180 mm te zijn en te overwegen is de gevelbalk als prefab-balk uit te voeren, figuur 3.19-2.

� �����������������

������������������

� ����������������

Figuur 3.19 In situ en prefab-gevelbalk

De staalconstructie wordt met een mobiele kraan gemonteerd. Bij omvangrijke staalskelet-ten moet de mobiele kraan op het zandbed bin-nen het bebouwd oppervlak rijden, terwijl de betonvloer nog niet aanwezig is. De gevelbalk en vooral als die hoger is dan peil is een belem-mering voor het rijden van de mobiele kraan. Een prefab-gevelbalk is na montage van het staalskelet aan te brengen, waardoor tijdens de staalmontage de toegang tot het gebouw niet wordt belemmerd.

3.2.2 Fundering en kolommenDe stalen kolom wordt met vier ankerbouten op de betonvoet vastgezet, figuur 3.20-1. De stalen kolom is aan de onderzijde voorzien van een voetplaat met boutgaten. Bij elke kolomvoet worden de ankerbouten in de kolomvoet inge-stort. De maatnauwkeurigheid van de ankerbou-ten in de onderbouwfase is niet eenvoudig. De maatvastheid van de vier ankerbouten onderling is te regelen door de vier ankerbouten in één mal

te bevestigen en de mal op de bekisting te stel-len, figuur 3.20-2. De ankermal maakt de stort-opening van de kolomvoet kleiner. Bij diagonale plaatsing van de ankermal is de overblijvende stortopening groter dan bij rechthoekige plaat-sing.

������������

� ����������������������������

� ��������

Figuur 3.20 Knooppunt met kolomankers

Tijdens het storten moet de schroefdraad van de ankerbouten worden afgedekt. Met de bout-verbinding kan de staalconstructie nauwkeurig op hoogte worden gesteld. Na montage wordt de kolomplaat met een krimpvrije mortel onder-kauwd. Tijdens de montage moeten de bouten de vrijstaande kolom overeind houden en daar-voor is een zo groot mogelijk afstand tussen de ankerbouten gewenst.

Het is mogelijk een verbinding te maken met minder verschillende onderdelen en met een grotere constructiesterkte door de stalen kolom in een sparing in de kolomvoet in te klemmen, figuur 3.21. Op de betonnen fundatieplaat is met de voerstraalmethode het hart van de kolom met grote nauwkeurigheid te maatvoeren.

������������������

����������

� ����������������� � �������������������������������������������������������

Figuur 3.21 Knooppunt met ingeklemde kolom

06950556_H03.indd 51 22-03-2005 14:04:52

Page 62: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

52

Van staal of multiplex is een tapse sparingkist te maken die nauwkeurig boven het meetpunt is te stellen, figuur 3.21-1. Als de sparingkist aan de bovenkant schuin wordt gemaakt, is het storten van het beton eenvoudiger. De stalen kolom wordt met de mobiele kraan in de spa-ring geplaatst en kan na het aanbrengen van enkele wiggen direct los worden gelaten, figuur 3.21-2. De stalen kolom is met vulplaatjes of met een hoogtebout op hoogte te stellen. Na het uitrichten van het staalskelet wordt de spa-ring opgevuld met mortel. De kolomvoet is ook als een prefab-betonelement uit te voeren. De prefab-kolomvoet kan op de randkist van de fun-datieplaat worden gesteld en met stekwapening worden ingestort in de fundatieplaat.

BoutverbindingDe boutverbinding is een complex knooppunt dat bestaat uit de volgende aandachtspunten:

• kolomplaat volledig gelast onder kolom;

• vier boutgaten te maken in kolomplaat;

• vier zware ankerbouten met moeren instor-ten in fundering;

• stalen ankermal als afstandhouder;

• nauwkeurige maatvoering ankerbouten;

• stellen ankers met mal op kolomvoet;

• beschermen schroefdraad tegen beton;

• onderste moeren op hoogte stellen;

• stalen kolomplaat over ankerbouten;

• stalen kolom in kraan vasthouden;

• eerst bovenste moeren vastdraaien;

• na afstellen kolomplaat ondersabelen.

Een ongelijke hoogte van de ankerbouten maakt het stellen van de kolom gemakkelijker.

3.3 Onderbouw utiliteitsbouw

In de utiliteitsbouw wordt voor de onderbouw soms het principe van de woningbouw toe-gepast met funderingsbalken en daarop een prefab-begane-grondvloer. In de woningbouw worden echter schijfvormige elementen in de vorm van bouwmuren toegepast en in de utili-teitsbouw vooral puntvormige ondersteuningen in de vorm van kolommen. Als onder de begane-grondvloer een kruipruimte nodig is voor het onderbrengen van leidingen, moeten tussen de

vloer en de ondergrond poeren of balken in de kruipruimte komen.

3.3.1 Kruipruimte met fundatie op staalBij een draagconstructie met puntvormige on-dersteuning moet de belasting van de kolommen worden overgebracht naar de vaste grondslag. Dit kan in de vorm van funderingsplaten onder de kolommen. Bij een gelijke grondweerstand en een gelijke kolombelasting worden alle fundatie-platen even groot.

Als de begane-grondvloer bestaat uit prefab-kanaalplaten zijn balken nodig om de belasting van de vloer naar de fundatieplaten over te brengen. Het balkgedeelte boven de fundatieplaat brengt de kolombelasting over naar de fundatieplaat.

Als de kolombelasting verschillend is en even-tueel ook de toelaatbare belasting op de on-dergrond, moet per kolom de grootte van de fundatieplaat worden berekend. Bij complexe utiliteitsgebouwen zoals een hotel met beton-wanden op een restaurant met kolommen of wo-ningen/winkels op een parkeergarage, kunnen de kolombelastingen sterk wisselend zijn en kan een grote variatie in afmetingen van fundatiepla-ten ontstaan, figuur 3.22.Er is echter een vaste verhouding tussen de af-meting en de dikte van de fundatieplaten. Als bovenkant fundatieplaten gelijk moet zijn met onderkant kruipruimte, moet elke fundatieplaat apart worden ontgraven in grootte en diepte, figuur 3.23. Alleen al het maatvoeren van het grondwerk vergt een aparte tekening en bij dras-sige grond is het grondwerk moeilijk uitvoerbaar.

�����

����

�������������

Figuur 3.22 Variabele afmeting fundatieplaten

06950556_H03.indd 52 22-03-2005 14:04:53

Page 63: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 53

In plaats van aparte platen per kolom is een doorgaande funderingsstrook eenvoudiger te maken. Een doorgaande sleuf is machinaal uit te graven. De balk kan de kolombelasting over een grote lengte van de funderingsstrook spreiden, figuur 3.24.

De onderbouw bestaat uit een funderingsstrook onder het kruipruimteniveau, figuur 3.25.

��������������������������

�������������������������

�����������������������

����

�����

����

Figuur 3.23 Grondwerk t.b.v. fundatieplaten

���������

����������������

Figuur 3.24 Funderingsstroken, bovenaanzicht

����������������

�����

����

Figuur 3.25 Funderingsstrook met kruipruimte

Daarover ligt een betonnen balk die nauwelijks gewapend hoeft te zijn, waardoor sparingen en kruipopeningen geen probleem geven. Als begane-grondvloer is een kanaalplaat met iso-latie mogelijk. Bij de oplegging kan de isolatie worden weggelaten of doorgezet met oplegnok-ken.

3.3.2 Kruipruimte met fundatie op palenHier worden enkele mogelijkheden gegeven van een onderbouw met kruipruimte en fundatie op palen.

Fundatie op poerenAls onder een kolom meer dan één paal nodig is, is een overdrachtsconstructie in de vorm van een poer nodig. De poer kan of in de kruipruimte, figuur 3.26, of onder de kruipruimte worden gesitueerd.

Fundatie op balkenIn plaats van een poer met prefab-balk is het ook mogelijk beide te combineren tot een in situ gestorte betonbalk, figuur 3.27. De palen moe-

��������������

�����

����������

����

���������

����

Figuur 3.26 Poer in kruipruimte met prefab-balk

����������������

��������� �������������

�����

���������������

����

Figuur 3.27 Fundatiebalk met sparingen

06950556_H03.indd 53 22-03-2005 14:04:55

Page 64: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

54

ten dan in de balkrichting worden geheid. In de balken kunnen grote sparingen worden gemaakt waardoor de leidingen lopen. Per balk moet een sparing zo groot zijn dat een monteur er door-heen kan kruipen.

Kruipruimte zonder balkenAls er veel leidingen onder de vloer moeten komen, is een alternatief het gebruiken van een verzwaarde strook in de begane-grondvloer als overdrachtsconstructie.

De betonpalen kunnen dan tot onderkant vloer doorlopen en de ruimte onder de vloer wordt alleen maar door de palen belemmerd, figuur 3.28-1.De in situ begane-grondvloer vormt met de verzwaarde strook één geheel. Onder de vloer is isolatiemateriaal nodig en als het mogelijk is onder de verzwaarde strook de isolatie weg te

laten, ontstaat veel ruimte voor leidingen, figuur 3.28-2.Bij een in situ begane-grondvloer is bekisting nodig als mal om het beton te kunnen storten. Breedplaat voorzien van isolatie kan onder de vloer als verloren kist worden gebruikt, paragraaf 5.3.6, maar bij de verzwaarde strook is een hou-ten bekisting beter aanpasbaar, figuur 3.29.De stortbelasting van de vloer moet naar de on-dergrond worden overgebracht. Daarvoor zijn korte stempels nodig op sloffen om de belasting naar de grond over te brengen. Een betonnen afsluitlaag in de kruipruimte kan de sloffen ver-vangen.

��������������������

��������

�����

����

Figuur 3.29 Kruipruimte met bekisting

Bij het weghalen van de bekisting van de ver-zwaarde strook en de stempels moet men onder de vloer in de kruipruimte werken. Ook bij de montage van leidingen voor riolering, verwar-ming en water is het werken in een donkere lage kruipruimte niet prettig. De arbeidssituatie in de kruipruimte is te verbeteren door in elk stramien ter plaatse van beide gevels grote sparingen in de randbalk te maken, figuur 3.30. Stempels en

Figuur 3.28 Kruipruimte met vloer op palen

�����

������������������������������

�������������� ����

Figuur 3.30 Randbalk met montagesparingen

� ����������������������������������

�����������������

� ������������������

���������

������������������

�����

�����������

������������

�����������������

����

����

06950556_H03.indd 54 22-03-2005 14:04:56

Page 65: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 55

bekisting kunnen per stramien door de sparingen naar buiten worden gebracht. Leidingen kun-nen per stramien door de sparingen naar binnen worden gestoken. Door de sparingen aan beide gevels komt daglicht naar binnen wat het wer-ken in een kruipruimte minder onprettig maakt. Bij het metselen van de buitengevel kunnen de sparingen met stenen worden dichtgemetseld.

3.3.3 Funderingspoeren op palenAls bij een draagstructuur van kolommen onder één kolom meer dan één paal moet komen, moet de puntbelasting van de kolom over meer-dere palen worden gespreid.

▶▶ Daarvoor is een poer nodig, zie deel 2

Onderbouw, paragraaf 5.2 Funderingsdetails

De poerdikte wordt zodanig gekozen dat in de poer een drukboog met trekband kan ontstaan om de puntlast van de kolom naar de palen over te brengen, figuur 3.31. De hoek van de boog mag niet te flauw zijn. De afmeting van de poer wordt bepaald door:

• minimale paalafstand 2,5 maal paaldiameter;

• minimale poerhoogte 0,5 maal paalafstand.

Het aanbrengen van zowel prefab-palen als boorpalen gaat gemakkelijker als de bouwput één vlak niveau heeft omdat de heistellingen zich dan gemakkelijker kunnen verplaatsen. Bij prefab-palen ligt de afhakdiepte onder het hei-niveau. Bij boorpalen is de betonkwaliteit tot 300 mm onder maaiveld onvoldoende en moet worden afgehakt. Dit valt binnen de poerhoogte, figuur 3.32-1.

Figuur 3.31 Poer met drukboog en trekband

�����

��������

�������� Figuur 3.32 Werkvolgorde poeren

� �����������������������

��������������

� ��������������������

����������

���������

� �������������

������������

�������������

����������������

� ��������������������

����

����

����

06950556_H03.indd 55 22-03-2005 14:04:57

Page 66: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

56

Na het heien van de palen wordt de poer ont-graven. In de poerontgraving komt meestal een werkvloer van beton om de wapening van de poer te beschermen, figuur 3.32-2. Poergaten zijn de laagste punten van de bouwput en bij regen wordt het poergat modderig. Als direct na het ontgraven de werkvloer met beton in een rand van baddings is aan te brengen, heeft de koppensneller een goede ondergrond als werk-plek. Bij mechanisch knippen van de paalkoppen speelt dat geen rol.

Om het beton te kunnen storten, moet eerst de wapening en de bekisting worden aangebracht, figuur 3.32-3. Als de vlechter de wapeningskorf ter plaatse moet vlechten, kan hij gemakkelijker wer-ken als de randbekisting nog niet aanwezig is. Een prefab-wapeningskorf kan na het stellen van de poerbekisting worden ingelegd. De bovenkant van de korf loopt tot in de vloer om een goede verbin-ding tussen poer en vloer te krijgen. Als de poerkist taps wordt gemaakt kan die zonder demontage met de kraan worden ontkist. Als de kolomstek-ken tot onder in de poer doorlopen is een grote maatnauwkeurigheid nodig voor het op de juiste plaats aanbrengen van de kolomstekken. Bij slechte weersomstandigheden is nauwkeurig werken in een poerput niet gemakkelijk. De kwaliteit van de werkplek heeft grote invloed op de arbeidstijd.

Als het constructief mogelijk is de kolomstekken niet in de poer maar alleen in de vloerdikte te verankeren, is bij het maken van de poer geen grote nauwkeurigheid nodig. Na het storten, ontkisten en aanvullen van de poer kan met de voerstraalmethode de plaats van de kolom nauwkeurig op bovenkant poer worden gemaat-voerd, figuur 3.32-4.

De poerwerkzaamheden zijn te verminderen door een verloren kist toe te passen van spaan-plaat of eenvoudig multiplex. De constructeur zou dan de poerwapening zo moeten ontwerpen dat de bovenkant van de poerkorf als afstand-houder voor de verloren kist is te gebruiken, figuur 3.33. Deze werkwijze maakt het mogelijk de poeren en de vloer in één keer te storten, waardoor het storten van elke poer apart vervalt.Vermindering van de poerwerkzaamheden is ook mogelijk als de afmeting van de poeren kan wor-den geminimaliseerd en alleen een verzwaarde plaat overblijft, figuur 3.34. De vloer inclusief de poerplaten kan in één keer worden gestort.

�������������

������������������

�������������������

����

�����

Figuur 3.34 Minimaliseren poeren

3.4 Onderbouw met kelder

Een onderbouw met kelder bestaat meestal uit vier verschillende constructiedelen:1 liftput;2 keldervloer;3 kelderwanden;4 kelderdek.

3.4.1 LiftputKelders komen vaak voor bij verdiepingbouw die voorzien is van liften. Als de lift tot kelderniveau gaat, is bij kabelliften een liftput in de keldervloer nodig.

▶▶ Zie voor de afmetingen van liftschachten en

putten deel 6C Liften en roltrappen

De liftput met een afmeting van minimaal 2 × 2 m en 1,500 m diep moet voorafgaand aan de

������������

�������������

��������������

����

Figuur 3.33 Poer met verloren kist

06950556_H03.indd 56 22-03-2005 14:04:59

Page 67: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 57

keldervloer worden gemaakt. De uitvoerings-tijd van de liftput verlengt de bouwtijd van de onderbouw. Als de bouwput tot kelderniveau is ontgraven moet daarna apart de liftput dieper worden ontgraven. Ook moet meestal de grond-waterstand ter plaatse van de liftput tijdelijk extra worden verlaagd. De liftput is het laagste punt van de bouwput waar het regenwater zich verzameld. Hierdoor is het werken in de liftput bij regen niet prettig.Op de bodem van de liftput wordt eerst een werkvloer van stampbeton gemaakt en daarop de bekisting, wapening en beton van de liftput-vloer, figuur 3.35-1.Op deze betonvloer wordt eerst de binnenkist gesteld en van buitenaf in het talud moet de vlechter de wapening aanbrengen. Daarna wordt de buitenkist gesteld die met centerpennen aan de binnenkist wordt gekoppeld. Daarna kan ook de liftputwand worden gestort, figuur 3.35-2. De liftput is het diepste deel van de onderbouw en kwetsbaar voor lekkages. De stortnaad van wand op vloer moet waterdicht zijn en de waterdicht-heid van de centerpennen in de wand moet worden gegarandeerd, paragraaf 3.4.2. Repara-tie van lekkages achteraf is niet eenvoudig. Het achteraf injecteren van scheuren is kostbaar.Nadat de wanden van de liftput zijn gestort, kan de buitenkant worden ontkist. Het talud van de ontgraving wordt aangevuld en daarna pas kan de keldervloer worden gemaakt. In dit voorbeeld heeft men de binnenkist van de liftput laten staan om als randkist voor de keldervloer te gebruiken, figuur 3.35-3.

Een liftput kost vier tot vijf dagen bouwtijd. Zo-wel uit het oogpunt van bouwtijd als kwaliteit van de waterdichtheid is een variant het prefa-briceren van de liftput. Direct na het ontgraven kan de prefab-put worden geplaatst en direct aangevuld, waarna de keldervloer is te maken. Constructief hangt de liftput dan aan de kelder-vloer, figuur 3.36.

3.4.2 KeldervloerDe keldervloer heeft drie functies:1 Draagvloer ruimte met bepaalde functies.2 Overdrachtsconstructie tussen gebouw en ondergrond.3 Waterdichte laag tussen grondslag en gebouw.

Figuur 3.35 Liftput

����

���

��������������������������������

���������

�������

��������������������������������

� ������������

� ��������������

� ����������������������

��������������������������������

���������

06950556_H03.indd 57 22-03-2005 14:05:00

Page 68: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

58

Figuur 3.37 Rand keldervloer

Bij een kelder op palen komt onder de kelder-vloer ter plaatse van de kelderwand een balk om de stortbelasting (bekisting en betonmortel) van de kelderwanden naar de palen over te brengen, figuur 3.37-1. De vloer zelf is daarvoor meestal te dun. De rand van de keldervloer wordt daar-voor verdiept om een grotere constructiehoogte te krijgen. In dit voorbeeld is de buitenkant van de keldervloer gelijk aan buitenkant kelderwand. Hierdoor ontstaan twee problemen. De beton-paal is meestal dikker dan de kelderwand en kan niet recht onder de wand komen. Als buitenkant keldervloer gelijk is aan buitenkant kelderwand moet de buitenkist van de kelderwand apart in het talud worden ondersteund, figuur 3.37-2.Als de keldervloer aan alle kanten circa 150 mm groter wordt dan de buitenkant van de kelder-wand, kan de betonpaal recht onder de kelder-wand komen, figuur 3.38-1. Op de uitkraging van de vloer kan ook de buitenkist van de kelder-wand worden gesteld waardoor de buitenkist

� �������������������������

� ���������������������������������

����������

�����������������

Figuur 3.38 Uitkragend keldervloerrand

een deugdelijke ondersteuning (centerpen, para-graaf 3.4.3) heeft, figuur 3.38-2.

Als de keldervloer dik genoeg is om als over-drachtsconstructie naar de paalfundatie te funge-ren, is geen plaatselijke verdikking van de vloer nodig. De bouwput kan vlak worden ontgraven en de werkvloer ligt ook op één niveau, figuur 3.39. Ook de wapening is eenvoudiger, hoewel vaak extra wapening nodig is om het stort-gewicht van de kelderwanden naar de palen over te brengen.

��������

����������

���������

Figuur 3.39 Vlakke keldervloer

Stortnaad keldervloer en -wandDe stortnaad tussen keldervloer en kelderwand is een bron voor lekkages. Ter plaatse van de aansluiting van de vloer met de wand komt uit de vloer een dubbele rij stekwapening en in de wand een dubbel wapeningsnet. Bij smalle kel-derwanden blijft het grind op de wapening han-gen en krijgt men daaronder ontmengd beton. De bovenkant van de keldervloer is niet schoon wat een slechte aanhechting geeft. Een bekende oplossing is om de stortnaad naar boven te brengen door de keldervloer te voorzien van een kim, figuur 3.40. De kim fungeert ook als aanslag voor de wandbekisting.

Figuur 3.36 Liftput prefab-beton

��������������������������������

� ������������������������������������

� �������������������������������

����������

������

�����������������

�����������

06950556_H03.indd 58 22-03-2005 14:05:02

Page 69: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 59

� ������������������

��������

����������

� �������������

���������

Figuur 3.40 Kim voor kelderwand

In de praktijk geeft deze kimoplossing geen ga-rantie voor een waterdichte stortnaad.

Ten behoeve van de kimbekisting moeten aan de randbekisting van de keldervloer regels wor-den bevestigd. Bij het storten van de keldervloer wordt het beton getrild en vloeit het beton wa-terpas. De kim ligt boven de vloer en het beton moet met een schop apart in de kim worden gebracht. Het beton van de kim is niet getrild waardoor de dichtheid minder is. Als de kim niet tegelijk met de vloer maar een dag later wordt gestort, is op de vloer een cementhuid ontstaan. Daarop wordt het beton van de kim gestort die gezien de geringe dikte nauwelijks is te trillen.

Uit praktijkervaringen is gebleken dat de kim arbeidsintensief is en toch een risico is voor lek-kages. Als de keldervloer direct na het storten wordt afgewerkt zonder aparte afwerklaag, geeft de houten regel van de kim problemen.

In plaats van het verhogen van de stortnaad wor-den ook methodes toegepast waarbij de stort-naad wordt onderbroken om de waterdichtheid te verbeteren. De eerste methode is met een staalplaat in het midden van de wand. De strook is ongeveer 140 mm hoog en de onderkant ligt lager dan de bovenkant van de wapening van de vloer, figuur 3.41-1. Daarom moet de vloer-wapening worden onderbroken waardoor het vlechten van de wapening wordt bemoeilijkt. De strip wordt aan de vloerwapening vastgezet. Het is een dure oplossing die alleen zekerheid voor de waterdichtheid geeft als het zeer zorgvuldig wordt uitgevoerd. Uit de vloer komt aan weers-zijden voor de wand de stekwapening en daar-tussen de strip. Het stortvlak is moeilijk schoon te

krijgen en als bij het storten van de wand zand en stof blijft zitten, is de waterdichtheid van de stortnaad zelf slecht en moet de strip alleen voor de waterkering zorgen.

� �������������������� � ���������������������

�������������

�����

����������

Figuur 3.41 Stortnaadvarianten

Een technisch hoogwaardige maar dure oplos-sing voor de waterdichtheid van de stortnaad is het instorten van een geperforeerde slang. Na het ontkisten van de wand wordt door de slang een dunne injectiemortel geperst die door de gaatjes naar buiten wordt geperst, figuur 3.41-2.Elke luchtopening in de omgeving van de slang wordt daarmee opgevuld. Als alternatief voor de injectieslang bestaat een zwelband die op de kim wordt geplakt en na enige tijd uit zichzelf gaat zwellen en daardoor de stortnaad afdicht.

In de praktijk blijkt vaak de meest eenvoudige oplossing het beste resultaat te geven. Hierbij wordt het stortvlak van de vloer horizontaal zonder verdere werkzaamheden, figuur 3.42. Voor het sluiten van de kelderwandkist wordt met een hogedrukspuit het stortvlak schoon-gespoten waarmee ook de cementhuid wordt verwijderd. Dan ontstaat een goede aanhechting van de wand op de vloer met de minste kans van vervuiling van het stortvlak. Na het ontkisten van de wand wordt aan de buitenkant over de stortnaad een strook dakbedekking ‘aange-brand’.

����������

������� ���������

� ������������ � �������������������

Figuur 3.42 Vlakke stortnaad afplakken

06950556_H03.indd 59 22-03-2005 14:05:03

Page 70: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

60

Het schoonmaken en tot aan het storten van de wand schoonhouden van het aanstortvlak heeft het meeste effect voor de waterdichtheid van de stortnaad.

Waterafvoer keldervloerDe kelder is het laagste deel van het gebouw en zowel regenwater als cementwater bij het stor-ten loopt door sparingen en trapgaten de kelder in. In de kelder ligt dus vaak een laag water. Als in de kelder een put aanwezig is, is de onvlak-heid van de bovenkant van de keldervloer toch vaak zo groot dat grote waterplassen in de kelder blijven staan. Als de kelder tijdens de bouwtijd wordt gebruikt voor opslag van materialen of als werkplaats, is een droge keldervloer gewenst. Een tijdelijk waterafvoersysteem kan een droge keldervloer garanderen. Tussen de onder- en bovenwapening van de keldervloer worden hemelwaterpijpen lang 6 m naar de liftput ge-legd met op elke verbinding een T-stuk, figuur 3.43-1. De mof van het T-stuk moet boven de vloer uitsteken om vervuiling te voorkomen. Met een slijpschijf worden in de mof sleuven geslepen tot op bovenkant betonvloer. Als in elk vloerveld een T-stuk als afvoer aanwezig is kan de kelder droog blijven. In de liftput wordt een automatische pomp geplaatst die het water naar buiten afvoert, figuur 3.43-2.

� ����������������������

� ��������������������

���

�������

Figuur 3.43 Waterafvoer kelder

3.4.3 KelderwandenKelderwanden hebben zowel een constructieve als een grond- en waterkerende functie. De kelderwand moet de belasting van de bovenlig-gende constructie overbrengen.

De aanlegdiepte van het buitenmetselwerk ligt lager dan de onderkant van het kelderdek. Voor het opvangen van het buitenblad is een neus aan de kelderwand nodig anders zou de kelderwand veel te dik moeten worden, figuur 3.44-1. Bij een staalconstructie moet de kelderwand sym-metrisch onder de kolom komen, ook dan is een neus noodzakelijk, figuur 3.44-2. Bij een beton-kolom op de kelderwand is ter plaatse van elke kolom een penant nodig om de belasting sym-metrisch te kunnen overbrengen, figuur 3.44-3.

Penanten delen lange kelderwanden op in korte delen waarbij de wandbekisting moet worden af-gestemd op de wandlengte tussen de penanten. Voor het maken van een penant is extra bekis-ting nodig en penanten verhogen de arbeidstijd voor het bekisten en het wapenen, figuur 3.45.

� ���������� � ������������ � �����������

Figuur 3.44 Kelderwand als ondersteuning

���������

������

Figuur 3.45 Penant in kelderwand

KelderwandbekistingAan de binnenzijde van de wand worden bekis-tingspanelen gesteld die met schoren naar de vloer verticaal worden gehouden, figuur 3.46. Als de onderkant van de binnenkist deugdelijk aan de keldervloer bevestigd is, kan met een

06950556_H03.indd 60 22-03-2005 14:05:04

Page 71: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 61

������������

��������

������������

���

����

����

����

�����

�����

����

Figuur 3.46 Bekisting kelderwanden

enkele schoor worden volstaan. Een dubbele schoor zoals getekend houdt de wandbekisting zowel onder als boven op zijn plaats. De bin-nenkist is de stelkist waartegen van buitenaf de wapening wordt gevlochten. De vlechters moe-ten tussen het talud en de wand werken en eenloopbreedte van 600 mm is gewenst. Ook de buitenkist die de sluitwand wordt genoemd moet vanaf de buitenkant worden gesteld. Stel- en sluitwand worden met centerpennen gekop-peld. Boven aan de stelwand wordt een stortstei-ger gemonteerd om bij het storten van de wand de kubel te kunnen bedienen. De stortsteiger kan zowel op de bovenkant van de wandkist worden gemonteerd maar ook lager waardoor men beschermd tussen wandkist en leuning kan staan en de bedieningsbeugel van de kubel op hand-hoogte komt.

Als de bouwput voor de kelder met een dam-wand is uitgevoerd, kan de buitenkist als stelkist worden gebruikt. De buitenkist wordt dan tegen de damwand afgesteund.

CenterpennenDe stel- en sluitkist worden met centerpennen gekoppeld om de hydrostatische druk van het beton op de kist op te vangen. Een centerpen is een draadeind van hoogwaardig staal met een grove draad die niet door beton kan dichtlopen waarop speciale moeren zijn bevestigd. Om de twee wandkisten op de juiste afstand van de wanddikte te houden worden ter plaatse van de centerpen afstandhouders in de kist aange-

� ���������������������

� ������������������

����������� ���������������

� ��������������������

� �����������������������������������

�����

Figuur 3.47 Centerpennen

bracht. De oudste vorm van afstandhouder is een betonnen blokje ter lengte van de wanddikte van 50 × 50 mm met een gat in langsrichting waardoor de centerpen wordt gestoken, figuur 3.47-1. De betonnen afstandhouder moet spe-ciaal op lengte worden gemaakt. Tegenwoordig worden kunststof afstandhouders gebruikt die bestaan uit een kunststof pijp met aan beide kanten een mof om het drukvlak naar de kist te vergroten. De buisjes kunnen op het werk op maat worden gezaagd, figuur 3.47-2. Beide af-standhouders hebben een doorgaand gat en zijn niet waterdicht.

In plaats van een aparte centerpen en afstand-houder wordt voor waterdicht werk een combi-natie van centerpen en afstandhouder gebruikt. De afstandhouder tussen de bekisting bestaat uit twee conussen met inwendige schroefdraad die met een draadeind zijn gekoppeld. Als het beton na het storten gaat nazakken, ontstaat aan de onderkant van het draadeind een holle ruimte waardoor lekkage kan ontstaan. Om dit te voorkomen wordt in het midden van de wand een stalen plaatje om het draadeind gelast, figuur 3.47-3. In de praktijk blijkt dat door nazak-king van het beton ook een holle ruimte onder het staalplaatje kan ontstaan en toch lekkage optreedt. Na het verwijderen van de wandkist worden de conusvormige eindstukken uit de wand gedraaid om ze weer opnieuw te kunnen gebruiken. Een kelderwand is goed waterdicht

06950556_H03.indd 61 22-03-2005 14:05:05

Page 72: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

62

te krijgen als de conusgaten met betonnen of kunststof proppen worden gevuld waarbij de proppen met lijm moeten worden aangebracht, figuur 3.47-4. Als extra zekerheid kunnen de conusgaten aan de buitenkant van de wand met stukjes dakbedekking worden afgeplakt.

PaneelbekistingBij kelderwanden is het gewenst het aantal stort-naden te beperken. De kelderwanden moeten daarom in zo groot mogelijke delen worden gestort. Dat betekent dat veel wandbekisting nodig is die maar weinig keren kan worden gebruikt. Voor kelderwanden is een paneel-bekisting een goede oplossing. Paneelbekisting geeft door de naden en centerpengaten geen onberispelijk glad en schoon betonoppervlak maar voor de buitenkant speelt dat geen rol en aan de binnenkant van de kelderwand worden minder hoge eisen gesteld dan aan betonwan-den in de bovenbouw. Een standaardhoogte van bekistingspanelen is 2,700 m, afgestemd op de verdiepingshoogte van de woningbouw. Er zijn panelen van verschillende breedtes te krijgen, figuur 3.48 (de rode punten geven de plaats van de centerpennen aan, de zwarte cijfers de afstanden, en de zwarte streepjes de plaats van de klemkoppelingen). Een veel voorkomende breedte is 1,350 m als de helft van de hoogte. Omdat een grote hoeveelheid panelen gedu-rende korte tijd nodig is kunnen de panelen

������ ������ ����� �� ��

������ ����� ����� �� ��

�������� ���

����

���

���

���

���

����

���

���

���

���

����

���

���

���

������ ��� ��� ��� ��� ���

�������� ��� ������ ��� ��� ��� ��� ���

����� ��� ��� ��� ���

�����

����

���

���

��� ��� ��� ���

Figuur 3.48 Wandbekistingspanelen

worden gehuurd bij bekistingsverhuurbedrijven. De huurprijs is ongeveer € 2,50 per m2 paneel per week. Uit de standaardpanelen is op eenvou-dige wijze een groot wandpaneel te maken. De panelen hebben een gewicht van 600 tot 800 N per m2. De grootte van de wandbekisting kan worden afgestemd op het hijsvermogen van de bouwkraan.

De panelen zijn opgebouwd uit een metalen randprofiel van circa 123 mm hoog en circa 60 mm breed, waartussen multiplex is aange-bracht. In de randprofielen zitten gaten voor het aanbrengen van centerpennen dwars door de bekistingspanelen, figuur 3.49-1. Het randprofiel heeft een zodanige vorm dat ze met een klem gemakkelijk zijn te koppelen tot grote wand-panelen die met de bouwkraan kunnen worden getransporteerd, figuur 3.49-2. Als grote wand-panelen veelvuldig worden getransporteerd, is een aanvullende paneelkoppeling met bouten gewenst omdat klemmen kunnen losraken.

���

���������

� �������������������������������������

� �������������

Figuur 3.49 Koppeling bekistingspanelen

Neus aan kelderwandAls de buitengevel wordt gemetseld, moet het metselwerk lager aanvangen dan de bovenkant van de wand. Voor het ondersteunen van het buitenmetselwerk is een neus aan de kelder-wand eenvoudig te tekenen. De neus doorbreekt echter het bekistingsvlak en bij toepassing van standaardpaneelbekisting moet de ruimte onder en boven de neus volledig worden uitgevuld. De buitenwandbekisting vergt daardoor bijna een dubbele constructie, figuur 3.50. Dit is niet gewenst.

06950556_H03.indd 62 22-03-2005 14:05:06

Page 73: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

3 UITVOEREN ONDERBOUW 63

� ���������������� � ���������

Figuur 3.50 Neus aan kelderwand

Als eerst een vlakke kelderwand is te maken en de neus later aan de wand kan worden aange-stort, is de bekisting eenvoudiger. Ter plaatse van de neus wordt aan de buitenkist een stekkenbak aangebracht, figuur 3.51-1. Dit is een geperfo-reerde metalen bak waarin wapening als haar-spelden omgebogen aanwezig is. De kelderwand

� �������������

� ����������������������������

� ������������������������

���������������

�����������

����������

��������������

Figuur 3.51 Neus aan kelderwand aanstorten

wordt vlak gestort en na het ontkisten worden de haarspelden naar buiten gedraaid. In de wand zijn schroefhulzen ingestort om de neusbekisting met bouten tegen de wand te kunnen klemmen, figuur 3.51-2.

Een ander alternatief is om eerst de kelderwand met grond aan te vullen tot onderkant neus, vervolgens een eenvoudige randkist met piketten tegen de kelderwand te plaatsen en dan de neus aan te storten, figuur 3.51-3.

In plaats van een aangestorte neus is een stalen L-profiel met bouten aan de kelderwand beves-tigd eenvoudiger. Maar bij staal in de grond bestaat corrosiegevaar.

Kelderwand met verloren bekistingDe breedplaat is een betonplaat van circa 50 mm dik met wapening. De breedplaat dient tevens als verloren bekisting. Als twee breedplaten op afstand aan elkaar worden bevestigd, ontstaat er een verloren wandbekisting, figuur 3.52. Als aan de buitenkant van de kelderwand geen ruimte is voor bekisting of als de kelderwand tegen een damwand moet komen, kan de dubbele breed-plaat een oplossing bieden. De breedplaat wordt aan de binnenkant met schoren aan de vloer ver-ticaal gesteld. Bij het storten van de wand is een rolsteiger nodig. Voor de aansluitingen bij bin-nen- en buitenhoeken moeten de breedplaatele-menten speciaal op maat worden geproduceerd. De breedplaten zelf hebben geen goede water-dichte aansluiting met de vloer. Het aansluitvlak is alleen het gedeelte tussen de breedplaten.

���������

�������

Figuur 3.52 Dubbele breedplaatwand

06950556_H03.indd 63 22-03-2005 14:05:08

Page 74: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

64

Afhankelijk van de waterdruk kan een breedte van 200 mm nodig zijn. Inclusief de breedplaat wordt de kelderwand dan 300 mm dik en dat is meer dan bij in situ kelderwanden. De dubbele breedplaat is duurder dan een in situ kelderwand en moet volledig worden uitgetekend voordat de breedplaatelementen kunnen worden gepro-duceerd. Er ontstaat een levertijd die te lang kan zijn voor de voortgang van de bouw.

3.4.4 Dilataties en krimpstrokenBij lange kelders kan de krimp van het beton tij-dens het hydratatieproces krimpscheuren veroor-zaken die tot lekkages kunnen leiden. Bij lange en hoge gebouwen die op staal zijn gefundeerd en die trapsgewijs worden uitgevoerd, zal de zet-ting van de keldervloer ook trapsgewijs ontstaan. Bij tijdelijke vormverandering zal een tijdelijke ontkoppeling in de keldervloer en de kelderwan-den nodig zijn. Dan worden krimpstroken gemaakt die later worden aangestort. Als de zetting ook in de toekomst kan optreden, worden de keldervloer en –wand permanent ontkoppeld en wordt een dilatatie toegepast.Een krimpstrook in de keldervloer is eenvoudig te maken als de vloer boven de grondwaterstand ligt. In de keldervloer wordt een strook open-gehouden die breder is dan de laslengte van de wapening, figuur 3.53-1.

���������

� ����������������������������

� �����������������������

� �����������������

��������

Figuur 3.53 Krimpstrook in keldervloer

Als de werkvloer onder de krimpstrook dikker wordt gemaakt, kan die een zekere waterdich-ting geven.Als bij het maken van de kelder de grondwater-stand met bemaling moet worden verlaagd, zou de bronbemaling moeten blijven draaien tot de krimpstrook is aangestort. Om dat te voorkomen kan met een dilatatieprofiel een dichting onder de keldervloer worden ingebouwd die de naad waterdicht houdt tot de krimpstrook is aange-stort, figuur 3.53-2.Er zijn speciale zware kunststof dilatatieprofielen die permanent een naad tussen twee betondelen waterdicht kunnen houden. Het dilatatieprofiel wordt in de vloer ingestort en moet naadloos in de kelderwand doorlopen, figuur 3.53-3.

3.4.5 KelderdekHet kelderdek is in principe een begane-grond-vloer en die is al eerder in dit hoofdstuk behan-deld. Het is de vraag of de onderkant van het kelderdek moet worden geïsoleerd. Voor de uitvoering van het kelderdek worden vaak breed-platen als verloren bekisting toegepast op een stempelondersteuning. Tafelbekisting of andere grote bekistingselementen zijn niet geschikt in de kelder omdat de kelderwanden de kelder afsluiten en de bekisting door de trapgat- of lift-schachtopening uit de kelder naar boven moeten worden getransporteerd.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Handboek bouwtechnische details voor energie- efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200). SBR/Novem, 1994

06950556_H03.indd 64 22-03-2005 14:05:08

Page 75: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4Uitvoeren casco bij woningbouwH. A. J. Flapper

Het uitvoeren van de draagconstructie van een woning is de belang-

rijkste fase van het uitvoeringsproces. Het casco van een woning

maakt ongeveer een vierde deel uit van de bouwkosten maar het is de

helft van de te transporteren massa van een woning. Elk bouwsysteem

voor het maken van woningcasco’s heeft een eigen optimale produc-

tiecapaciteit. De keuze van het bouwsysteem bepaalt daardoor het

productietempo van het casco en daarmee het productietempo voor

het hele uitvoeringsproces van woningbouw.

06950556_H04.indd 65 22-03-2005 14:18:30

Page 76: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

66

Inleiding

Er zijn verschillende bouwmethoden voor het uitvoeren van casco’s voor woningen. De keuze van de bouwmethode is afhankelijk van de vorm en de stapeling van de casco’s en van het aantal casco’s dat moet worden gebouwd. Het casco van elke woning bestaat uit:

• dragende wanden met netto verdiepings-hoogte van 2,600 m;

• dragende vloeren met overspanning van 3,000 m tot 6,000 m.

Dragende wanden moeten bij een woningcasco niet alleen een dragende functie vervullen, maar soms ook een woning- en klimaatscheidende functie. Dragende vloeren moeten bij gestapelde woningen ook een woningscheidende functie vervullen en de dakvloeren hebben ook een klimaatscheidende functie. Welke functie wandenen vloeren in een casco moeten vervullen, is afhankelijk van de schakeling van woningen.

4.1 Verschillende soorten woningcasco’s

4.1.1 LaagbouwwoningenHet casco van een eengezinswoning bestaat meestal uit een woon- en slaaplaag en een zol-der. De vloeren in een laagbouwwoning hebben naast de dragende functie alleen nog een ruim-tescheidende functie. De constructie die nodig is voor het dragen, is meestal ruim voldoende om de ruimtescheidende functie te kunnen vervul-len. Anders is het bij de wanden: de andere func-ties die wanden moeten vervullen is afhankelijk van de schakeling.

Vrijstaande woningVrijstaande woningen zijn meestal groter dan geschakelde woningen en de woningbreedte is groter dan de economisch maximale overspan-ning van dragende vloeren. Daarom heeft een vrijstaande woning meestal een dragende tus-senwand. De buitenste dragende wanden zijn tevens de gevels, figuur 4.1-1.

���������������������������������������������������

���������������������������������������������������

� ������������������

� �������������������������

Figuur 4.1 Vrijstaande woning en twee-onder-een-kapwo-

ning

Twee-onder-een-kapwoningAls twee woningen worden geschakeld, moeten de dragende wanden tussen de twee woningen voldoende isolerend zijn tegen geluidhinder. Bij een woningbreedte tot 6,000 m wordt de vloer in een keer overspannen, figuur 4.1-2.

LaagbouwwoningblokAls meerdere eengezinswoningen horizontaal aan elkaar worden geschakeld, ontstaat een cascocombinatie van meerdere beuken aan el-kaar, figuur 4.2. De lengte van een woningblok wordt beperkt om scheurvorming in het casco te voorkomen. Een zelfstandig woningblok is meestal niet langer dan zes tot acht woningen, figuur 4.2. Bij grotere blokken wordt het casco gedilateerd.

������������������������������������������������������������

Figuur 4.2 Geschakelde laagbouw woningen

4.1.2 Gestapelde woningenAls woningen niet alleen horizontaal, maar ook verticaal worden gestapeld, krijgen ook de vloe-ren een woningscheidende rol. Bij gestapelde woningen gaat de wijze van toegang tot de woning invloed uitoefenen op de vorm van het casco.

06950556_H04.indd 66 22-03-2005 14:18:31

Page 77: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 67

���������������������������������������������������

������

�������

������������������������������������

Figuur 4.4 Galerij woningblok

Gestapelde woningen in hoogbouwBij een stapeling van woningen van vijftien tot twintig bouwlagen gaat de stabiliteit van het gebouw een doorslaggevende rol spelen in het ontwerp van het casco. Dit type woningbouw wordt behandeld in hoofdstuk 6.

4.1.3 Cascokeuze naar wand/vloerfunctieWanden en vloeren in het casco van een woning kunnen verschillende functies hebben. Bij de keuze van het materiaal moet rekening worden gehouden met die functie. Het ene materiaal is beter geschikt voor een bepaalde functie dan het andere materiaal.

Wanden kunnen de volgen functies hebben:

• dragen: materiaal met zo groot mogelijke con-structiesterkte, bijvoorbeeld gewapend beton;

• ruimte scheiden: dragende wand heeft vol-doende massa voor isoleren geluid tussen ruim-ten binnen woning. Bouwmethode moet zich ertoe lenen deuropeningen in wand te maken;

• woning scheiden: materiaal met hoge massa zoals beton met 2.400 kg/m3 of kalkzandsteen met 1.750 kg/m3. Om voldoende geluidsisolatie te bereiken, moet wand massa hebben van 500 tot 800 kg/m2. Alternatief is ankerloze dubbele wandconstructie. Daarvoor zijn prefab-elemen-ten van kalkzandsteen of beton het meest geschikt;

• klimaat scheiden: beton en kalkzandsteen hebben nauwelijks warmte-isolerende eigen-schappen. Voor klimaatscheidende functie moet wand worden bekleed met thermisch isolerend materiaal. Alleen cellenbeton heeft matige ther-mische isolatie. Wand van cellenbeton moet dan

Gestapelde woningen met portiekontsluitingEen veel voorkomend cascotype bij gestapelde woningen is het portiek-etagewoningblok. Tus-sen twee groepen gestapelde woningen wordt een gemeenschappelijk trappenhuis gemaakt in een aparte beuk. De overblijvende ruimte achter het trappenhuis wordt aan een woning toebedeeld, figuur 4.3. Bij een stapeling boven vier bouwlagen is een lift nodig waarvan de lift-schacht invloed heeft op de vorm van het casco. De wand tussen het trappenhuis en de woning moet een geluidsisolatie bezitten die nagenoeg gelijk is aan een woningscheiding. Als het trap-penhuis niet wordt verwarmd moet de trappen-huiswand ook een thermische isolatie krijgen. Om scheurvorming in het casco te voorkomen wordt een woningblok niet langer dan vier woningen met twee trappenhuizen. Bij grotere bouwblokken wordt het casco gedilateerd. Elke woning zal ten minste een balkon moeten krij-gen. De draagconstructie van de balkons heeft invloed op het ontwerp van het casco.

���������������������������������������������������

����������������������������������

�����������������������������������������������

������

Figuur 4.3 Portiek-etagewoningblok

Gestapelde woningen met galerijontsluitingBij toepassing van een galerij voor de woningen langs kan een trappenhuis per bouwlaag meer-dere woningen ontsluiten, figuur 4.4. Bij meer dan drie bouwlagen zal een lift nodig zijn. Bij een galerijontsluiting moet de ene gevel een voorziening hebben voor het ondersteunen van de galerij en de andere gevel een ondersteuning voor de balkons, figuur 4.4.

06950556_H04.indd 67 22-03-2005 14:18:31

Page 78: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

68

ten minste tweemaal zo dik worden dan voor dragende functie nodig is.

Vloeren kunnen de volgende functies hebben:

• dragen: prefab-betonkanaalplaatvloer is daarvoor geschikt omdat door kanalen in plaat dragende kwaliteit toeneemt zonder massa te vergroten;

• ruimte scheiden: lichte kanaalplaatvloer kan voldoende geluidsisolerend zijn als scheiding tus-sen ruimten binnen woning;

• woning scheiden: om geluid tussen woningen voldoende te kunnen isoleren, moet vloer massa krijgen van 500 kg/m2 tot 800 kg/m2. Daarvoor is massief constructief materiaal zoals gewapend beton het meest geschikt. Dat kan zowel prefab- als in situ beton zijn;

• klimaat scheiden: meeste materialen die geschikt zijn voor dragende vloeren hebben nauwelijks thermische eigenschappen. Om aan klimaatscheidende eisen te kunnen voldoen, moet aan vloer isolerend materiaal worden toe-gevoegd. Alleen gewapend cellenbeton heeft matige thermische isolatie, maar vloer moet dan aanzienlijk dikker worden dan voor dragende functie nodig zou zijn.

De woningscheidende functie heeft een grote invloed op het ontwerp van woningcasco’s. Wan-den en vloeren moeten bijna tweemaal zo dik worden om voldoende massa te krijgen om de woningscheidende functie te kunnen vervullen. De constructiesterkte wordt dan ondergeschikt aan de massa van het materiaal. Cellenbeton met een massa van 600 kg/m3 is ongeschikt voor het vervullen van de woningscheidende functie. Gewapend beton is bij toepassing als woning-scheidende constructie eigenlijk veel te sterk.

• Gewapend beton: massa 2.400 kg/m3

dragende functie 150 mm dik met massa 360 kg/m2

woningscheidend 250 mm dik met massa 600 kg/m2

• Kalkzandsteen: massa 1.750 kg/m3

dragende functie 150 mm dik met massa 270 kg/m2

woningscheidend 300 mm dik met massa 525 kg/m2

4.2 Prefab- versus in situ constructies

Historisch gezien blijkt er een wisselwerking te zijn tussen prefab en in situ, figuur 4.5. Indus-triële bedrijven die prefab- constructies maken hebben bij nieuwe marktontwikkelingen hun bedrijfseconomische benadering gericht op investeren in productiemiddelen.Bouwbedrijven zijn niet bereid per project hoge investeringen te doen in productiemiddelen. Pas als ze nieuwe ontwikkelingen als structureel onderkennen en ze hun productie zien afnemen, zijn ze bereid hoge investeringen te doen. De historische ontwikkeling in het bouwen laat zien dat bij nieuwe ontwikkelingen prefab toon-zettend is en in situ marktvolgend.

� ���������������� � ����������

Figuur 4.5 Woningbouw prefab en in situ

Eind jaren vijftig werd het woningbouwbeleid van de overheid gericht op verdubbeling van de woningbouwproductie. Door een tekort aan bouwvakkers werd de bouwnijverheid gestimu-leerd om nieuwe arbeidsbesparende woning-bouwmethoden te ontwikkelen. Gemeenten lieten grootschalige woningbouwprojecten ontwikkelen, waarvoor alleen bouwbedrijven in aanmerking kwamen die konden aantonen dat met hun bouwsysteem op de bouwplaats niet meer dan 400 manuren per woning nodig was. Prefabricage was het antwoord en enkele grote bouwbedrijven begonnen grote fabrieken te bouwen waarin prefab-betonnen wand- en vloerelementen werden geproduceerd.

De bouwbedrijven die niet in dure prefab-fabrieken konden investeren, zagen de grote bouwproductie aan zich voorbij gaan. Het heeft een aantal jaren geduurd voordat deze bouwers een antwoord hadden op de prefab-bouwers. Arbeidsbesparend bouwen was niet alleen moge-lijk door prefabricage van elementen, maar ook door prefabricage van de bekisting. Vanaf 1964

06950556_H04.indd 68 22-03-2005 14:18:32

Page 79: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 69

werden uit Frankrijk tunnelkisten gekocht, waar-mee het mogelijk werd met weinig manuren de bekisting van een hele woning te stellen, figuur 4.5-2. Door verwarming van de tunnel werd de verhardingstijd verkort tot één nacht en kon met een tunnelkist elke dag een woningbeuk worden gestort. De in situ bouwers konden met hun tunnelgietbouw concurreren met de prefab-bouwers.

Voor het casco van woningen is geen eendui-dige keuze voor prefab of in situ mogelijk. In dit hoofdstuk worden veel aspecten behandeld die kunnen helpen om bij een concreet project voor het casco de meest economische uitvoerings-methode te kiezen. Economisch gezien vanuit het aspect bouwkosten: ‘Wat kost een m2 wand of vloer?’ en gezien vanuit het aspect bouwtijd: ‘Wat is het optimale productietempo in aantal woningen per dag?’

4.3 Wijze van transport en cascokeuze

Bij nieuwbouwwoningen is het gewicht van het casco meer dan de helft van de totaal te trans-porteren massa aan bouwmaterialen, figuur 4.6. De wijze van transporteren is een belangrijke fac-tor voor het kiezen van de bouwmethode voor het casco. Het totaal gewicht van het casco is niet voor elk woningtype gelijk, figuur 4.7.

Voor de grote projecten met seriematige laag-bouwwoningen zijn goede transportsystemen ontwikkeld. Maar het casco van deze woningen is het lichtste van alle woningtypes. Bij een vrij-staande woning weegt het casco 106 ton en bij de bouw van deze casco’s worden veel materia-len nog met de hand getransporteerd.De wijze van transport is naar transportpakket te verdelen in vier groepen:1 handtransport;2 mechanisch transport;3 zwaar kraantransport;4 licht kraantransport.

Onderdeel woning Afmeting Kg per eenheid Gewicht

Onderbouw/begane grond 45 m2 850 kg/m2 38 tonDraagconstructie 321 m2 246 kg/m2 79 tonGevelconstructie 77 m2 376 kg/m2 29 tonDakconstructie 60 m2 185 kg/m2 11 tonTechnische installatie 119 m2 13 kg/m2 1 tonBinneninrichting 119 m2 48 kg/m2 6 tonBerging/bestrating 108 m2 44 kg/m2 5 ton

Gemiddelde woning 126 m2 169 ton

Woningtype Percentage bouw Totaal Casco

Laagbouwwoning 67% 167 ton 75 tonPortiek-etagewoning 12% 139 ton 78 tonGalerijflat 11% 143 ton 85 tonVrijstaande woning 10% 295 ton 106 ton

Gemiddelde woning 100% 170 ton 79 ton

Figuur 4.7 Gewicht casco per woningtype Bron: PRC-Bouwcentrum: Demontabel bouwen, 1996

Figuur 4.6 Massa gemiddelde Nederlandse nieuwbouwwoning Bron: PRC-Bouwcentrum: Demontabel bouwen, 1996

06950556_H04.indd 69 22-03-2005 14:18:32

Page 80: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

70

4.3.1 HandtransportArbeidsongeschiktheid bij bouwplaatspersoneel wordt voor een groot deel veroorzaakt door overbelasting van het lichaam door handtrans-port. Daarom heeft de overheid in het Arbeids-omstandighedenbesluit maximumgewichten van lasten vastgesteld:

• 180 N: continu handtransport, bijvoorbeeld metselen steenblokken, figuur 4.8-1;

• 250 N: periodiek handtransport, bijvoorbeeld specie maken met cementzakken;

• 400 N: incidenteel handtransport, bijvoor-beeld houten balk leggen.

Een andere vorm van handtransport is kruiwa-gentransport. Door gebruik te maken van het wiel en het hefboomprincipe is het mogelijk de tillast te verminderen. Op een steenkruiwagen worden 100 stenen waalformaat gestapeld. Gewicht per steen 18 N en dan wordt met de kruiwagen een last van meer dan 1 kN getrans-porteerd. De tillast bij het handvat is 400 N en dat is meer dan uit het oogpunt van arbeidsom-standigheden is toegestaan. Er zijn nieuwe types karren ontwikkeld om de tillast te verminderen.

4.3.2 Mechanisch transportVan mechanisch transport is sprake als lasten met mechanische hulpmiddelen worden getranspor-teerd. De bouwlift is een mechanisch transport-middel, maar alleen voor het verticaal transport. De last is een kruiwagen, maar die moet eerst met handkracht worden geladen en naar de bouwlift worden gereden. De transportcombi-natie kruiwagen/bouwlift is een combinatie van handtransport en mechanisch transport.

Een voorbeeld van mechanisering is het stellen van kalkzandsteenelementen met de elementen-stelmachine, figuur 4.8-2. De elementen worden met een zware kraan in pakketten van 10 kN op de vloer geplaatst. Daarna kan de vakman met de stelmachine de wand maken zonder dat spierkracht nodig is. De standaardafmeting van de elementen is 600 × 900 mm en met een maximumdikte van 300 mm is de last iets minder dan 3 kN.

����������

�����

��������������

�����������

� ������������� � ��������������������Figuur 4.8 Hand- en mechanisch transport

4.3.3 Zwaar kraantransportEr zijn verschillende soorten bouwkranen, maar omdat hijsen met een bouwkraan risico’s geeft voor de veiligheid mag een bouwkraan alleen worden bediend door een machinist met een hijsbewijs. Dat is een vakdiploma dat pas na een zware opleiding wordt verkregen en elke paar jaar is herexamen nodig. Een bouwkraan bestaat altijd uit de combinatie van bouwkraan + gediplomeerd machinist. Een permanente bouwkraan kost aan huur circa € 1.500,- per week en de loonkosten van de machinist bedragen circa € 1.600,- per week. De transporteenheid bouwkraan kost dan circa € 600,- per dag. Bij het incidenteel huren van een mobiele bouwkraan met machinist gaat productieve transporttijd verloren door de reistijd en de montage- en demontagetijd.

Bij het toepassen van permanent zwaar kraan-transport moet de bouwmethode daarop worden afgestemd. Bij een bouwmethode met prefab-betonelementen weegt een kanaalplaat-vloer circa 20 kN en een massieve, uit elementen opgebouwde bouwmuur circa 100 kN. De capa-citeit van de bouwkraan moet op het zwaarste element worden gebaseerd.

4.3.4 Licht kraantransportBij bouwkranen zijn de kosten van de machinist even hoog als van de bouwkraan zelf. In het Arbobesluit staat dat een hijsbewijs niet nodig is voor bouwkranen met een:

• hijsvermogen niet groter dan 10 tonmeter;

• giekhoogte minder dan 20 m.

Op deze basis zijn 10-tonmeterbouwkranen ont-wikkeld die elke vakman zelf mag bedienen, figuur 4.9. Deze bouwkranen zijn uitgerust met

06950556_H04.indd 70 22-03-2005 14:18:33

Page 81: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 71

een afstandsbediening waardoor de vakman op de vloer staand een last vanaf het maaiveld naar zijn werkplek kan transporteren. De kosten van de 10-tonmeterkraan zijn circa € 450,- per week.Bij een vlucht van 15 m kan de lichte bouwkraan vier woningen bestrijken en dan is het hijsvermo-gen 7,5 kN.

������

����������������

�����

������

����

Figuur 4.9 10-tons onbemande bouwkraan

4.4 Dimensies woningcasco

Een woningcasco bestaat uit dragende steenach-tige wanden en dragende betonvloeren. Wanden en vloeren moeten een constructieve dikte heb-ben om de belasting te kunnen dragen. Er is een onderscheid tussen laagbouwwoningen en appartementenbouw:

• Bij laagbouwwoningen zijn casco’s gescha-keld. Wanden zijn woningscheidend.

• Bij appartementenbouw zijn casco’s niet alleen geschakeld, maar ook gestapeld. Wanden en vloeren zijn woningscheidend.

Woningscheidende constructies moeten een bepaalde geluidwering hebben en dat is te berei-ken met massa of scheiding: ankerloze wanden en vloeren met een zwevende dekvloer, figuur 4.10. Bij appartementenbouw moeten ankerloze spouwmuren zwaarder zijn dan bij laagbouw om flankerende geluidsoverdracht via de vloeren te beperken. Woningscheidende vloeren moeten volgens het Bouwbesluit een massa hebben van:

• > 750 kg/m2: gietbouw met in situ verbinding tussen wand/vloer;

• > 800 kg/m2: prefab met prefab-verbinding tussen wand/vloer;

• > 500 kg/m2: zwevende dekvloer.

4.4.1 Bepalen dikte wanden en vloerenVoor de dragende wanden van een woningcasco zijn drie typen materialen mogelijk:1 massief beton prefab of in situ met massa 2400 kg/m3;2 kalkzandsteen prefab-elementen met massa 1750 kg/m3;3 kalkzandsteen hoogbouwelement met massa 2200 kg/m3.

Voor de dragende vloeren van een woningcasco zijn ook drie typen materialen mogelijk:1 massief beton in situ met massa 2400 kg/m3;2 constructieve kanaalplaatelementen met ge-wicht 300-400 kg/m2, figuur 4.57;3 kanaalplaatelementen met leidingmogelijk-heden met gewicht 700-800 kg/m2, figuur 4.58.

Geluidsklasse Geluidwering Wanden Vloeren

Klasse III niveau luchtgeluid > 0 dB massa > 525 kg/m2 > 750 kg/m2 gietbouwBouwbesluit contactgeluid > 5 dB of ankerloos > 2 × 200 kg > 800 kg/m2 prefab appartement > 2 × 350 kg > 500 kg/m2 zwevend

Klasse II niveau luchtgeluid > 5 dB massa > 650 kg/m2 met massa niet haalbaarcomfortklasse contactgeluid > 10 dB of ankerloos > 2 × 200 kg > 500 kg/m2 met appartement > 2 × 350 kg zwevende dekvloer

Figuur 4.10 Overzicht geluideisen woningscheidende constructies NEN 1070

06950556_H04.indd 71 22-03-2005 14:18:33

Page 82: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

72

Er is een onderscheid nodig tussen laagbouw-woningen, waar alleen de wanden woningschei-dend zijn en appartementenbouw waarbij zowel de wanden als de vloeren woningscheidend zijn.

Massieve gewapende betonvloeren moeten een constructieve dikte hebben van 1/30 van de overspanning bij doorgaande betonvloeren en 1/30 + 20 mm bij ankerloze wanden. Als referen-tiewoning is aangenomen een beukmaat van < 6,000 m. Dan wordt bij een netto overspan-ning van 5.700 mm een doorgaande vloer 190 mm dik en ankerloos 210 mm.

Laagbouwwoningen en appartementenbouwEr moet onderscheid gemaakt worden tussen laagbouwwoningen, waar alleen de wanden woningscheidend zijn, en appartementenbouw, waar zowel de wanden als de vloeren woning-scheidend zijn, figuur 4.11.

Bij appartementenbouw zijn ankerloze spouw-muren constructief maar tot enkele verdiepingen mogelijk, daarboven moeten ankerloze kalkzand-steen spouwmuren 2 × 240 mm dik worden en

met het zwaardere KZS-hoogbouwelement 2 × 175 mm. Bij middelhoogbouw en hoog-bouw moeten de bouwmuren massief uitge-voerd worden.

Bij appartementenbouw met massieve wanden is middelhoogbouw mogelijk met de normale kalk-zandsteenelementen van 1750 kg/m3 voor de comfortklasse ‘Bouwbesluit’ met een dikte van 300 mm, maar niet meer bij hoogbouw en de comfortklasse ‘Duurzaam’. Daarom heeft de kalk-zandsteenindustrie een speciaal hoogbouwele-ment ontwikkeld met een massa van 2200 kg/m3 en een grotere drukvastheid van 45 N/mm2.

Bij appartementenbouw is met een normale ge-wapende betonvloer een overspanning van 6 m normaal en met voorgespannen breedplaat tot maximaal 9 m. Voorgespannen kanaalplaatvloe-ren met een dikte van 320 mm kunnen tot 12 m overspannen. Bij de diktes van woningschei-dende vloeren met een niet-zwevende dekvloer is bij het bepalen van de dikte ten opzichte van de noodzakelijke massa rekening gehouden met de extra massa van een cementdekvloer van 50 mm, figuur 4.12.

Geluidsklasse Woningscheidende wand Constructieve vloer Beton Kalkzandsteen Beton Kanaalplaat

Klasse III niveau 250 mm dik 300 mm dik 190 mm dik 200 mm dikBouwbesluit of 2 × 120 mm of 2 × 120 mm of 210 mm dik 300 kg/m2

Klasse II niveau 280 mm dik niet massief 190 mm dik 200 mm dikcomfortklasse of 2 × 140 mm 2 × 150 mm of 210 mm dik 350 kg/m2

Figuur 4.11 Dimensies casco bij laagbouwwoningen NEN 1070

Geluidsklasse Woningscheidende wand Woningscheidende vloer Beton Kalkzandsteen Beton Kanaalplaat 2400 kg/m3 2200 kg/m3 2400 kg/m3 leidingplaat

Klasse III niveau 250 mm dik 250 mm dik 280 mm dik of 200 mm dik ofBouwbesluit 190 mm zwevend 260 mm zwevend

Klasse II niveau 280 mm dik 300 mm dik 210 mm zwevend 260 mm zwevendcomfortklasse of 2 × 175 mm

Figuur 4.12 Dimensies casco bij appartementenbouw NEN 1070 en NPR 5070

06950556_H04.indd 72 22-03-2005 14:18:34

Page 83: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 73

4.4.2 Bepalen verdiepingshoogte

Bruto- en netto-verdiepingshoogteVroeger was voor laagbouwwoningen de bruto-verdiepingshoogte voor de begane-grondvloer 2.800 mm en voor de slaapverdieping 2.600 mm. Later is dat gewijzigd in een bruto-verdie-pingshoogte van 2.700 m voor alle verdiepin-gen, waarbij de netto-verdiepingshoogte mini-maal 2.400 mm moest zijn.In het Bouwbesluit 2003 is de netto-verdiepings-hoogte (van de bovenzijde van de afgewerkte vloer tot de onderkant van de verdiepingsvloer) vergroot naar 2.600 mm en is de bruto-verdie-pingshoogte afhankelijk van de dikte van de vloer-constructie inclusief de afwerklaag. De dikte van de constructievloer kan variëren van 200 tot 320 mm en die van de dekvloer van 50 tot 130 mm:

• 50 mm zandcement dekvloer met mogelijk-heid cv-leidingen in afwerklaag;

• 70 mm zwevend op beton bestaande uit 20 mm isolatieplaat en 50 mm zandcementvloer;

• 100 mm zwevend op kanaalplaat (20 mm + 50 mm) met 30 mm uitvullaag;

• 130 mm zwevend op kanaalplaat (20 mm + 50 mm) met 60 mm uitvullaag met leidingen.

Bij een minimale netto-verdiepingshoogte van 2.600 m kan de bruto-verdiepingshoogte per project verschillend zijn. Als de netto-verdie-pingshoogte van 2.600 mm de minimaal toe-laatbare maat is, en de doorbuiging van de vloer is maximaal 20 mm, dan zou de streefmaat van de netto-verdiepingshoogte 2.620 mm moeten worden, figuur 4.13.Ontwerpers moeten per project de bruto-ver-diepingshoogte vaststellen, afhankelijk van de dikte van de vloerconstructie inclusief de keuze

van de opbouw van de afwerklaag. Daarna kan de exacte bruto-verdiepingshoogte berekend worden. Te verwachten is dat er een aantal voor-keursmaten zullen ontstaan:

• 2.900 mm: laagbouwwoningen;

• 3.000 mm: eenvoudige gestapelde woningen;

• 3.100 mm: gestapelde woningen met grote overspanning en hogere geluidsisolatie.

4.5 Keuze bouwmethode

In deze paragraaf worden eerst de bouwmetho-den behandeld in relatie tot de transportconse-quenties op de bouwplaats. Vervolgens wordt een analyse gemaakt van de toepasbaarheid van de verschillende bouwmethoden. In paragraaf 4.7 t/m 4.11 wordt elke bouwmethode apart besproken.De traditionele metselbouw steen/hout voor vrijstaande particuliere woningen zal altijd blij-ven bestaan, paragraaf 4.6. In deze paragraaf worden de bouwmethoden voor de seriematige woningbouw besproken. Hoewel een woning-casco bestaat uit een combinatie van wanden en vloeren, worden wanden en vloeren eerst apart behandeld.

4.5.1 Bouwmethoden wandenVoor de wanden van een woningcasco is er een materiaalkeuze mogelijk tussen beton (gewa-pend of ongewapend) en kalkzandsteen (altijd ongewapend).Voor de samenstelling van een cascowand is er een keuze mogelijk tussen massief materiaal, waarbij de geluidsisolatie met massa wordt bereikt, en ankerloos materiaal, waarbij de geluidsisolatie wordt bereikt door scheiding.

Figuur 4.13 Overzicht berekening bruto-verdiepingshoogte

Hoogte opbouw Massieve betonvloer Holle kanaalplaatvloer

Netto-verdiepingshoogte 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600Constructievloer .210 .210 .280 .200 .260 .260 .260 .320 .320Massieve dekvloer .50 .50 .50 .50Zwevende dekvloer .70 .100 .130 .50 .130Doorbuiging vloer .20 .20 .20 .20 .20 .20 .20 .20 .20

Bruto-verdiepingshoogte 2.880 2.900 2.950 2.870 2.930 2.980 3.010 2.990 3.070

06950556_H04.indd 73 22-03-2005 14:18:34

Page 84: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

74

Voor de vervaardiging van een cascowand is er een keuze mogelijk tussen:

• prefab-beton met grote elementen;

• gietbouw met tunnel- of wandkist;

• kalkzandsteen in kleine elementen.

Figuur 4.14 bevat een overzicht van de bouw-methoden voor wanden.Voor het bouwen van een casco moet per woning circa 80 ton materiaal getransporteerd worden. De transportkosten zijn afhankelijk van

het aantal transporten en het hijsvermogen van het transportmiddel. Om inzicht te krijgen in het transport, is per bouwmethode per wand het aantal transporten en het gewicht van de last aangegeven.

Uit het overzicht van de bouwmethoden voor de wanden zijn drie transportniveaus te onderschei-den, figuur 4.14:1 mechanisch transport: kalkzandsteenelemen-ten van 0,3 ton;

Bouwmethoden cascowanden Tranporten Lasten

Prefab-betonmassief grote elementen 1 element 15 .tonbeton 9.600 × 2.600 × 0.250 × 2.400 kg/m3

ankerloos grote elementen 2 elementen 7,5 tonbeton 9.60 × 2.60 × 0.12 × 2 st × 2.400 kg/m3

Tunnelgietbouwmassief met 2/3 voltunnelkist 2/3 tunnelkist 14 .tonbeton 9.600 × 2.600 × 0.250 = 6,25 m3 6 betonkubbels 2,5 ton

ankerloos met 2/3 voltunnelkist 2/3 tunnelkist 14 .tonspouwkist 9.600 × 2.600 × 100 kg/m2 1 spouwblad 2,5 tonbeton 9.600 × 2.600 × 0.120 × 2 st = 6 m3 6 betonkubbels 2,5 ton

Gietbouwmassief wandkist met twee wandkisten 2 wandkisten 2,5 tonwandkist 9.600 × 2.600 × 2 st × 100 kg/m2 6 betonkubels 2,5 ton

ankerloos wandkist met twee wandkisten 2 wandkisten 2,5 tonspouwblad 9.600 × 2.600 × 100 kg/m2 1 spouwblad 2,5 tonbeton 9.600 × 2.600 × 0.120 × 2 st = 6 m3 6 betonkubels 2,5 ton

KZS-hoogbouwmassief elementen dik 250 mm 40 elementen 0,36 tonelementen 10 st lang, 4 st hoog, vooropperen 10 happen 1,45 ton

KZS-elementenmassief dik 300 mm 40 elementen 0,3 tonelementen 10 st lang, 4 st hoog, vooropperen 13 happen 1,2 ton

ankerloos dik 120 80 elementen 0,14 tonelementen 10 st lang, 4 st hoog × 2 wanden, vooropperen 8 opperhappen 1,40 ton

Figuur 4.14 Overzicht bouwmethoden voor wanden

06950556_H04.indd 74 22-03-2005 14:18:34

Page 85: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 75

2 middelzwaar kraantransport: bekisting en beton tot circa 2,5 ton;3 zwaar kraantransport: prefab-beton en tunnel-kist van 7,5 tot 15 ton.

4.5.2 Bouwmethoden vloerenDe vloeren in een woningcasco zijn alleen te maken met gewapend beton. Naar de uitvoe-ringswijze zijn drie bouwmethoden te onder-scheiden, figuur 4.15:1 in situ beton te storten op tunnelkist;2 breedplaat op ondersteuning met daarop in situ beton;3 kanaalplaat prefab-beton voorgespannen en zelfdragend.

De transportkosten van een cascovloer zijn afhankelijk van:

• aantal transporten per vloerveld;

• maximum gewicht dat getransporteerd moet worden;

• plus hijsafstand en daarmee kraancapaciteit.

Er zijn twee transportniveaus, figuur 4.15: 1 middelzwaar kraantransport: kanaalplaten en beton 2,5 tot 3,5 ton;2 zwaar kraantransport: breedplaat en tunnelkist 6,5 tot 15 ton.

4.5.3 Voorkeur keuze bouwmethodeUit figuur 4.14 en 4.15 zijn vijf verschillende bouwmethoden voor woningcasco’s samen te stellen met een sterkte-zwakteanalyse:

• prefab-betonwand + kanaalplaatvloer;

• tunnelgietbouw – wand + vloer

• gietbouwwand + breedplaatvloer

• KZS-elementenwand + kanaalplaatvloer

• KZS-elementenwand + breedplaatvloer

• Prefab-betonwand + kanaalplaatvloer– sterk: ankerloos eenvoudig, verschillende beukbreedte, gemakkelijk voor kleine laagbouw;– zwak: door voegen wand/vloer minder geschikt voor hoogbouw.

• Tunnelgietbouw – wand + vloer– sterk: hoog productietempo, door koppeling wand/vloer geschikt voor hoogbouw;– zwak: afwijkingen in beukbreedte, ankerloos lastig, speciale spouwkist nodig.

• Gietbouwwand + breedplaatvloer– sterk: verschillende beukbreedte, koppeling wand/vloer geschikt voor hoogbouw;– zwak: ankerloos lastig, speciale spouwkist nodig.

• KZS-elementenwand + kanaalplaatvloer– sterk: ankerloos eenvoudig, verschillende beukbreedte;– zwak: stabiliteit, door voeg wand/vloer minder geschikt voor hoogbouw.

• KZS-elementenwand + breedplaatvloer– sterk: grote variatie in wanden, met breedplaat geschikt voor hoogbouw;– zwak: bij hoogbouw stabiliteitsprobleem lastig op te lossen.

Figuur 4.15 Overzicht bouwmethoden voor vloeren

Bouwmethoden cascovloeren Tranporten Lasten

Massieve tunnelgietbouw 1/3 van tunnelkist 1/3 tunnelkist 15 .tonbeton 9.600 × 5.700 × 0.210 = 11m3 11 betonkubels 2,5 tonWapening 100 kg/m3 beton = 1,1 ton 5 pakketten 2,5 ton

Breedplaat betonvloer 2.400 breed 50 mm dik 4 breedplaten 6,5 tonBeton 9.600 × 5.700 × 0.160 = 9 m3 beton 9 betonkubels 2,5 tonWapening 50 kg/m3 beton = 0,5 ton 1 pakket 0,5 tonStempelondersteuning los op pallets 3 pallets 1,0 .ton

Kanaalplaatvloer breed 1.200 mm dik 260 mm 8 kanaalplaten 3,5 tonVoegvulling 12 l/m2 voeg × 80 m1 = 1 m3 1 betonkubel 2,5 ton

06950556_H04.indd 75 22-03-2005 14:18:34

Page 86: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

76

In figuur 4.16 zijn voor de vijf bouwmethoden apart met massieve en ankerloze wanden de voorkeuren aangegeven voor vier projecttypen:1 laagbouw klein: kleine en gevarieerde projec-ten van tien tot dertig woningen;2 laagbouw groot: seriematige woningbouw-projecten vanaf dertig tot 200 woningen;3 appartementenbouw: gestapelde woningen van drie tot zes bouwlagen, soms ankerloos, maar vanwege de stabiliteit vaak met massieve wanden;4 hoogbouw: gestapelde appartementen van tien tot twintig bouwlagen met stabiliteitspro-bleem en altijd massieve wanden.

De voorkeuren bij de verschillende bouwmetho-den zijn gebaseerd op de volgende argumenten:

• Prefab-betonwand en KZS-elementenwand zijn beter geschikt voor maken ankerloze wan-den dan tunnelgietbouwwand of gietbouwwand.

• Bij seriematige laagbouwwoningen is pro-ductiviteit tunnelgietbouw (geïntegreerd wand/vloerproces) hoger dan van samengestelde bouwmethoden van gietbouwwand + breed-plaatvloer en KZS-elementenwand + kanaalplaat-vloer.

• Bij appartementenbouw met massieve wan-den heeft massieve vloer van tunnelgietbouw-wand + vloer en gietbouwwand + breedplaat-vloer voorkeur.

• Bij appartementenbouw met ankerloze wan-den gaat voorkeur uit naar massieve vloer met KZS-elementenwand + breedplaatvloer.

• Bij hoogbouw kunnen benodigde stabiliteits-constructies het beste opgelost worden met massieve wanden en massieve vloeren. Bij stan-daardbeuken is tunnelgietbouw mogelijk en bij variatie in beukbreedte gietbouwwand + breed-plaatvloer.

• Als er bij hoogbouw naast lange wanden korte dragende wanden nodig zijn bij lift- en trap-penhuis, dan zijn korte wanden economischer te maken met KZS-elementen dan met gietbouw-wandkist.

4.6 Metselbouw methode steen/hout

Van een handtransport bouwmethode is sprake als de draagconstructie is samengesteld uit bouw-materialen die aan de drie volgende voorwaar-den voldoen:1 met handkracht los- en transporteerbaar;2 uit voorraad leverbaar en ongesorteerd in volle vrachten aanvoerbaar;3 worden op bouwplaats pasgemaakt omdat ze in handelsmaten worden geleverd.

Figuur 4.16 Overzicht voorkeur bouwmethode woningcasco

Bouwmethode Wandtype Laagbouw Laagbouw Appartemen- Hoogbouw klein groot tenbouw 8–20 lagen

Prefab-betonwand massief alternatief+ kanaalplaatvloer ankerloos voorkeur alternatief

Tunnelgietbouw massief voorkeur voorkeur voorkeurwand + vloer ankerloos

Gietbouwwand massief voorkeur voorkeur voorkeur+ breedplaatvloer ankerloos

KZS-elementenwand massief voorkeur alternatief+ kanaalplaatvloer ankerloos voorkeur voorkeur

KZS-elementenwand massief alternatief voorkeur+ breedplaatvloer ankerloos voorkeur

06950556_H04.indd 76 22-03-2005 14:18:35

Page 87: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 77

De belangrijkste bouwmaterialen voor een volle-dige handtransport bouwmethode zijn:

• wanden: metselsteen;

• vloeren: houten balklaag met planken.

Deze volledige handtransport bouwmethode werd vroeger veel toegepast voor kleinschalige woning- en utiliteitsbouw, figuur 4.17 en 4.18.

���������

���������

���������������

� ���������������� � ����������������

Figuur 4.17 Metselen van wanden in twee slagen

��������

� ������������������ � ����������������

Figuur 4.18 Verdiepingsvloer als werkplek

De baksteen is een bouwproduct dat eeuwenlang als specifiek handtransportproduct wordt toege-past. Omdat een metselaar per dag maximaal 1.000 stenen weglegt, zijn grotere steenmaten ontstaan om daarmee de metselproductie in m2 wand per dag te kunnen opvoeren:

• baksteen waalformaat 72 stuks per m2 18 N per stuk

• baksteen dikformaat 48 stuks per m2 23 N per stuk

• betonsteen waalformaat 72 stuks per m2 23 N per stuk

• betonsteen maasformaat 48 stuks per m2 35 N per stuk

Een metselaar pakt de steen met de linkerhand en gebruikt de rechterhand om met de troffel de specie op de muur aan te brengen. Uit ergono-misch onderzoek blijkt dat de armbeweging met de troffel een grotere belasting voor de metse-laar is dan de steen. Waal-, maas- en dikformaat zijn stenen die de metselaar met één hand van de stapel naar de muur kan brengen.

Naast metselstenen zijn er ook metselblokken van kalkzandsteen. Deze metselblokken hebben een gewicht van 80 tot 160 N per stuk en zijn te zwaar om met één hand te verplaatsen. Als de blokken met twee handen moeten worden opgebeurd, wordt het traditionele metsel-proces van links de steen en rechts de troffel doorbroken. De toepassing van metselblokken is ongewenst voor de arbeidsbelasting van de metselaar.

4.6.1 Kleine en vervangende nieuwbouw met handtransportDe gedachte dat de nieuwe bouwmethoden het handtransport zouden hebben verdrongen ligt voor de hand. Bij de bouw van individuele vrij-staande woningen wordt handtransport echter nog veel toegepast. Er is nog een sector waar handtransport nog wordt toegepast om casco’s te kunnen bouwen. In oude binnensteden wer-den in de jaren tachtig oude woningen gereno-veerd, maar omdat de renovatiekosten te hoog werden is het beleid van renoveren omgebogen naar vervangende nieuwbouw. In oude binnen-steden is in de smalle straten geen ruimte om nieuwe bouwmethoden met kraantransport toe te passen. Bij gebrek aan beter wordt het casco als handtransport uitgevoerd.

Het aandeel van handtransport zou moeten worden teruggedrongen, vanwege de volgende nadelen:

• laag productietempo en lange bouwtijd;

• arbeidsintensief en arbeidskostenverhogend;

• veroorzaakt arbeidsongeschiktheid door over-belasting.

06950556_H04.indd 77 22-03-2005 14:18:36

Page 88: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

78

4.7 Prefab-betonwand en kanaalplaatvloer

Het bouwsysteem met prefab-betonelementen is al in de jaren zestig ontwikkeld om grote series standaardwoningen in een hoog productie-tempo en met weinig personeel te kunnen bou-wen. In de loop der jaren is het systeem verder geperfectioneerd, vooral in de bouwknopen, de wijze waarop de elementen aan elkaar worden gekoppeld. Door integratie van het ontwerp met de productie en de montage is het nu ook mogelijk kleine woningbouwprojecten in prefab-betonelementen te bouwen.

Het casco van een woning wordt opgedeeld in zo min mogelijk elementen, die met vrachtwagens over de weg zijn te vervoeren. Het prefab-systeem bestaat uit vier soorten elementen, figuur 4.19:1 ribcassette-elementen met isolatie aan onder-kant, breed 1,200 m, voor begane-grondvloer;2 bouwmuurelementen over volle diepte casco, zowel massief als dubbel voor ankerloze spouw-muren;3 gevelelementen voorzien van isolatie als niet-dragend binnenspouwblad. Gevelelementen kunnen als stabiliteitswand fungeren;4 kanaalplaatelementen breed 1,200 mm voor verdiepingsvloeren.

�������������������

�������������������

����������������������������

Figuur 4.19 Prefab-betonelementen voor woningcasco

Het benodigde aantal elementen voor een laag-bouw tussenwoning met ankerloze spouwmuren is gegeven in figuur 4.20.

Plaats en type element Aantal

Begane-grondvloerelementen 7 stuksBouwmuurelementen inclusief top 6 stuksGevelbinnenspouwelementen 4 stuksVerdiepingsvloerelementen 7 stuksZoldervloerelementen 7 stuks

Aantal elementen per woning 31 stuks

Figuur 4.20 Aantal elementen laagbouw tussenwoning

De bouwmuurelementen kunnen tot een woningdiepte van 10 m uit één stuk worden gemaakt. Voor een massieve bouwmuur, dik 220 mm met een gewicht van maximaal 12,6 ton is een montagekraan van 80 tonmeter nodig. Bij een ankerloze spouwmuur dik 90-40-90 mm is het gewicht maximaal 5 ton per element, een montagekraan van 50 tonmeter is dan vol-doende.Als de montageploeg een productietempo heeft van zeventig elementen per dag, dan is het productietempo bij een woning met ankerloze spouwmuren 70 st : 31 st/won = 2,2 woning per dag, figuur 4.20. Dit geldt voor een tussen-woning. Inclusief de extra elementen voor de kopgevel van een woningblok is een gemiddeld productietempo van twee woningen per dag mogelijk.

4.7.1 Voorbereidings- en montageprocesHet productieproces van het maken van de pre-fab-elementen is gebaseerd op het plaats- en maatafsprakenstelsel van NEN 6000 Modulaire coördinatie voor gebouwen – Begripsomschrijvin-gen, algemene bepalingen en regels voor plannen. Het prefab-woningcasco is als totaal casco gecer-tificeerd en niet alleen de onderdelen apart. Met een CAD-tekenprogramma is het mogelijk het ontwerp van een architect te vertalen naar een casco-ontwerp en daarmee is de productie van de prefab-elementen aan te sturen.

Door maat- en plaatsstandaardisatie is het bij laagbouwwoningen mogelijk binnen 85 werk-dagen de elementen voor de eerste woning te leveren, figuur 4.21. Bij een goede voorberei-dingsprocedure is de procedure zelfs te verkor-

06950556_H04.indd 78 22-03-2005 14:18:36

Page 89: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 79

ten tot zestig dagen. Bij hoogbouw met extra stabiliteitsproblemen wordt de levertijd langer, tot wel honderd werkdagen.

��������������������������������������

���������������������������

�����������������������������

�����������������������������

�����������������������������������������������������������������������

�������������������������������������

��������������������������

������������������������� �� �� �� �� �� �� ��

��

Figuur 4.21 Leveringsprocedure prefab-casco

Het bouwbedrijf moet eerst de funderingsbalken maken en aan één zijde van het woningblok over de volle lengte een strook van circa 14 m breed vlak maken voor de mobiele bouwkraan. Op de funderingsbalken worden de begane-grondvloer-elementen in de vorm van ribcassette-elementen geplaatst en aangestort. Bij massieve bouwmuren moet tussen de ribcassette-elementen de vloer

�������

���������

���������������

� �������������������������

� ������������������������

Figuur 4.22 Montage prefab-betoncasco

worden aangestort. Bij ankerloze spouwmuren kunnen de spouwbladen rechtstreeks op de rib-cassette-elementen worden geplaatst. De bouw-muurelementen worden tijdelijk afgeschoord, figuur 4.22-1. De elementen worden in ontkoppeltrailers of containers aangevoerd en op de juiste plaats voor de woningen geparkeerd. De montage-ploeg bestaat uit:

• één montageleider;

• twee stelleurs;

• één lasser;

• één aanpikker;

• twee speciewerkers.

De gevelelementen worden elk met één schoor vastgezet, figuur 4.22-2. Vroeger was de ver-binding tussen bouwmuur en gevelelement een natte verbinding die moest worden aangestort, waarna moest worden gewacht tot de verbin-ding voldoende was verhard. Vanuit de staalsec-tor is ook voor prefab-beton de lasverbinding ontwikkeld.Essentieel voor de montage is een droge verbin-ding die geen wachttijd vergt. In de wanden zijn plaatselijk inkassingen gemaakt voorzien van een stalen lasplaatje. Tijdens het monteren worden met hoekijzers de bouwmuren en gevels aan elkaar gelast, figuur 4.23-1 en 4.23-2. De las-naden zijn vooraf op sterkte berekend en worden door geschoolde lassers gemaakt.Direct na het vastlassen van de wanden kunnen de kanaalplaten van de verdiepingsvloer worden gelegd, figuur 4.24.

� �������������������������

� ������������������������������������

Figuur 4.23 Lasverbinding

06950556_H04.indd 79 22-03-2005 14:18:38

Page 90: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

80

Figuur 4.24 Montage verdiepingsvloer

� �������� � ���������

����

������������������

Figuur 4.25 Interfase wand en vloer

De kanaalplaten worden op drukverdelend vilt op de wand gelegd. Zowel bij de massieve bouw-muur, figuur 4.25-1, als bij de ankerloze spouw-muur, figuur 4.25-2, komt isolatiemateriaal tussen de kanaalplaten om geluidsoverdracht door de kanalen van de ene naar de andere woning te voorkomen. De kanalen kunnen soms als orgel-pijpen fungeren. De betonwanden worden op stelplaatjes op de vloer geplaatst, waarna de voeg met mortel gevuld en verdicht wordt.Een optimale werkgrootte is een blok van zes tot acht woningen waarvan de wanden en vloeren achter elkaar te monteren zijn en waarbij de montagekraan zich nauwelijks hoeft te verplaat-sen. Een montageploeg van zeven man kan per dag twee woningen monteren. Dat zijn dan 56 manuren per dag en 28 manuren per woning-casco.

Bij gebouwen van meerdere bouwlagen zijn stabiliteitswanden nodig. De verbinding tussen boven elkaar staande stabiliteitswanden wordt ook als lasverbinding uitgevoerd. Aan de boven- en onderkant van de stabiliteitswanden zitten inkassingen met een staalplaatje. Daaraan wordt

een koppelstaaf gelast die als trekstaaf fungeert. Door de voeg onder de wand en gedeeltelijk aan de bovenzijde met mortel te vullen is ook een drukverbinding aanwezig.

4.8 Tunnelgietbouw: wand en vloer

Bij een bouwmethode met in situ beton en als transportmiddel een bouwkraan, figuur 4.26-1 en 4.26-2, is de bekisting het belangrijkste aspect voor optimalisatie van de bouwmethode. De tunnelgietbouw die eind jaren zestig in de Nederlandse woningbouw is ingevoerd, is het beste voorbeeld van deze optimalisatie.

� ���������������������

� ���������������

��������

Figuur 4.26 Verschillende gietbouwmethoden

Terwijl de prefab-betonmethode in de toptijd geen groter aandeel heeft gehad dan 5%, is de tunnelgietbouw als bouwmethode in de jaren zeventig tot bijna 40% van de totale woning-bouwproductie gekomen.

Bij tunnelgietbouw worden de wanden en de vloer van een casco in een keer gestort, figuur 4.26-2. Met twee tunnels en twee eindwanden worden in één dag twee betonbeuken geprodu-ceerd. Er is nog een andere vorm van gietbouw waar met wandbekisting betonwanden worden gestort en daarna met vloerbekisting de beton-vloeren, figuur 4.26-1. Wand- en vloergietbouw wordt uitvoerig in paragraaf 4.9 behandeld.

In het Handboek Bekistingen staat dat een tunnel-ploeg van zeven man een productietempo kan realiseren van twee woningen per dag. Dat is

06950556_H04.indd 80 22-03-2005 14:18:39

Page 91: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 81

exact gelijk aan de prefab-bouwmethode met 28 manuren per woning. Bij gietbouw is dit exclusief de gevelbinnenspouw.

Het hoge productietempo en de lage arbeidskos-ten worden bereikt door:

• zo groot mogelijke bekistingseenheid, van een volle beuk;

• combinatie verticale en horizontale constructie;

• multifunctionele productieploeg, inclusief in-stallaties;

• door verwarmen versnelde verharding beton in de nacht;

• cyclustijd tunnel één dag, zoals ook in prefab-fabriek;

• standaardisatie beukbreedte en beukdiepte woning.

4.8.1 Samenstelling tunnelkistHet bekistingsoppervlak van een woningbeuk samenvoegen en in zijn geheel transporteren is de grootst mogelijke kisteenheid. Bij een wo-ningbreedte van 6 m en een woningdiepte van 9 m is het bekistingsoppervlak van een tunnelkist 2 × 2,40 × 9,00 + 5,80 × 9,00 = 95 m2 bekisting met een gewicht van circa 10 ton die elke dag in een keer met de bouwkraan wordt verplaatst. Bij het begin en het eind van een woningblok wordt aan de buitenzijde een eindwandkist geplaatst om de kopgevel te kunnen maken, figuur 4.27.

�������

�������������

��������������

������

Figuur 4.27 Volle tunnelkist met eindwandkist

Als een volle tunnel een te groot gewicht is voor een normale bouwkraan, zijn er twee systemen om een volle tunnel op te delen in lichtere tun-neldelen. De halve tunnelkist is de oudste vorm, waarbij de tunnel in de breedterichting van de beuk is opgedeeld. De halve tunnel heeft een on-dersteuning op de vloer nodig, figuur 4.28-1.

Bij de aansluiting tussen de beide halve tunnels is midden in de vloerkist een aansluiting gemaakt die over elkaar kan schuiven om bij het ontkisten de tunnel smaller te maken. De halve tunnel maakt verandering van de beukbreedte gemak-kelijk.

�����������

�������������

� ������������ � ����������

Figuur 4.28 Halve tunnel en tunnelmoot

Een andere vorm van opdeling is de tunnel in de diepterichting van de beuk opgedeeld in twee tot vier moten. De tunnelmoot, figuur 4.28-2, kan evenals de volle tunnel met schuine schoren wor-den gesteund naar de hoeken. De tunnelmoot maakt verandering van woningdiepte gemakke-lijker, maar vergt meer handelingen en is daarom nooit echt populair geworden.

4.8.2 Ontkisten tunnelkistBij het bekisten kan de volle tunnel verticaal worden geplaatst. Maar als de vloer op de tun-nel is gestort moet de tunnelkist horizontaal uit de betonbeuk worden getrokken. Er is een hijsvoorziening ontwikkeld waarbij met behulp van een hydraulische cilinder de lengte van de hijskabel te veranderen is, de compensatiecilin-der, figuur 4.29-1. De tunnel wordt gedeeltelijk uit de beuk gereden met een elektrische lier. De hijskabel voorzien van de ingeschoven cilinder wordt aan de tunnel bevestigd waarna de tunnel tot voorbij het domppunt uit de beuk is te rijden, figuur 4.29-2. Een tweede hijskabel wordt aan de tunnel bevestigd en daarna wordt de kraan van de hydraulische cilinder open gezet. Door het gewicht van de tunnel wordt de cilinder uit-getrokken en de hijskabel wordt langer tot het hijspunt het zwaartepunt van de tunnel heeft bereikt, figuur 4.29-3. Deze methode kan zowel bij een volle tunnel als bij een halve tunnel wor-den gebruikt.

06950556_H04.indd 81 22-03-2005 14:18:40

Page 92: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

82

� ���������������������������������

� ������������������������������

� �������������������������������������

�������������������

Figuur 4.29 Ontkisten met compensatiecilinder

Een tunnelmoot is te kort om gedeeltelijk tot voor het domppunt naar buiten te rijden. Daarom wordt de vloer met een steiger verlengd zodat de tunnelmoot naar buiten is te rijden en daar met de bouwkraan kan worden opgepakt. De uitrijsteiger is een redelijk zware staalcon-structie die voor het ontkisten van een beuk eerst in de onderliggende beuk moet worden geplaatst, figuur 4.30. De uitrijsteiger is logistiek gezien als een extra tunnelmoot te beschouwen.

�������������

�������������������������

Figuur 4.30 Ontkisten met uitrijsteiger

4.8.3 Bouwknoop wand met vloerHet tunnelgietbouwsysteem is de enige vorm van uitvoering waarbij de verticale en de horizontale draagconstructie tegelijkertijd wordt gemaakt.

Op de tunnelkist wordt een aantal prefab-beton-nen kimblokken geplaatst die de volgende func-ties vervullen, figuur 4.31:

• afstandhouder tussen twee tunnelkisten;

• hoogtemaatvoering voor storten vloer;

• bevestigingspunt voor kimprofielen;

• maatvoering voor storten kim;

• kimprofiel: geleiding afrijbalk;

• kimprofiel: steunpunt voor afdekschotten;

• kimblok: stelpunt voor boventunnel;

• kim: maatvoering voor boventunnel;

• kim: afstandhouder voor boventunnel.

� ���������������������

���������� ����������

� �������������������������������������������

����������

Figuur 4.31 Interface wand en vloer

Als de betonnen beuk op de tunnelkist is gestort, zit de tunnelkist muurvast. Om de tunnelkist te kunnen ontkisten moet de tunnel zowel in de hoogte als de breedte worden verkleind. De ver-ticale verkleining is mogelijk omdat de tunnelkist op stelbouten staat met een vrije ruimte boven de vloer.

Bij een volle tunnel en bij een tunnelmoot moet voor het ontkisten de breedte van de tunnelkist worden verkort, figuur 4.32-1 en 4.32-2. De verkleining wordt opgelost met een scharnie-rende verbinding tussen wand- en vloerkist. De eerste methode is om de vloerkist te laten zakken tussen de wandkisten, figuur 4.33-1. In ontkiste toestand staat de tunnel op de wandkist. Om de tunnel weer in de oorspronkelijke staat te bren-gen moet de vloerkist omhoog worden getild. Met de hefbomen gaat het zwaar en met de kraan gemakkelijker. Bij de tweede methode zakt de wandkist met de hefboom, figuur 4.33-2. Om de tunnel weer in de oorspronkelijke toestand te krijgen is het eigen gewicht van de vloerkist voldoende.

06950556_H04.indd 82 22-03-2005 14:18:41

Page 93: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 83

� �������������� � ���������������

Figuur 4.32 Ontkisten door vervormen vloerplaat

�������

� ���������� � ���������

Figuur 4.33 Scharnierende wand-vloerverbinding

4.8.4 Uitvoeren tunnelenDe grootte van het woningblok (aantal beuken) heeft invloed op de inzet van het aantal tunnels en van het productietempo.

Twee-onder-een-kapwoningElke bouwlaag bestaat uit twee beuken, waar-voor twee tunnels nodig zijn, figuur 4.34. Er zijn twee kopgevels en daarvoor zijn twee eind-wandkisten nodig. Met twee tunnels en twee eindwanden zijn elke dag twee beuken te storten met een productietempo van één woning per dag. Met een dubbele set (vier tunnels en vier eindwanden) is het productietempo twee wonin-gen per dag.

� ������������ � ����������

Figuur 4.34 Twee-onder-een-kapwoning

Blok van drie woningenMet drie tunnels en twee eindwanden is elke dag een bouwlaag van drie beuken te storten met een productietempo van 1,5 woning per dag, figuur 4.35. Voor de toppen (schuine zol-derbouwmuur) van het hellend dak zijn twee stel topkisten nodig.

� ������

�������

� ����������

Figuur 4.35 Blok van drie woningen

Blok van vier woningenMet vier tunnels en twee eindwanden zijn elke dag vier beuken te storten met een produc-tietempo van twee woningen per dag, figuur 4.36. Per vier woningen moeten vijf topwanden worden gemaakt. Om ook bij de toppen het pro-ductietempo van twee woningen te halen zijn drie stel topwandkisten nodig. Blokken van vier woningen zijn de meest ideale situatie voor de tunnelgietbouw, een ploeg van zeven man kan een productietempo van twee woningen per dag realiseren.

� ������

�������

� ����������

Figuur 4.36 Blok van vier woningen

Blok van vijf woningenVier tunnels is het maximum voor een tunnelgiet-bouwploeg met mobiele kraan. Als de bloklengte groter is dan vier beuken, moet een bouwlaag in twee keer worden gemaakt, figuur 4.37.

������������������������

� ��������������������������������������

� ����������������������������������������������

Figuur 4.37 Blok van vijf woningen

06950556_H04.indd 83 22-03-2005 14:18:43

Page 94: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

84

Met drie tunnels en één eindwand kunnen in twee dagen vijf beuken worden gestort. Dat is in vier dagen tien beuken of vijf woningen en levert een productietempo van 1,25 woning per dag.

4.8.5 Nieuwe mogelijkheden bij tunnel-gietbouwTunnelgietbouw is als bouwmethode ontwikkeld voor grote projecten met een gelijke beperkte overspanning met massieve woningscheidende wanden. Inmiddels zijn er nieuwe mogelijk-heden.

Ankerloze bouwmuren uitvoerbaar met spouwbladAan de geluidsisolatie voor woningscheidende wanden worden steeds hogere eisen gesteld, vooral tegen contactgeluid. Met een massieve wand wordt het moeilijk in de comfortklasse ‘Duurzaam’ de eisen voor het contactgeluid te bereiken. Om tunnelgietbouw bij laagbouwwo-ningen toe te kunnen passen, is een spouwblad

��������������

Figuur 4.38 Spouwblad tussen tunnels

Bron: VOBN brochure bekistingen woningcasco’s

���������������������������������������������������������

��������������������������������������������������������

� �

Figuur 4.39 Principe werking spouwbekisting

Bron: VOBN brochure bekistingen woningcasco’s

ontwikkeld dat tussen de tunnels te plaatsen is, waardoor er een ankerloze bouwmuur ontstaat, figuur 4.38 en 4.39.

Grotere overspanningen uitvoerbaar met halve tunnelsBij een volle tunnel moet de hele tunnelkist uit-gereden worden, voordat het mogelijk is stem-pels onder de vloer te plaatsen om doorbuiging te voorkomen. Bij grotere overspanningen wordt de doorbuiging van de vloer na het uitrijden van de tunnelkist te groot.

Dit probleem van doorstempeling bij grote over-spanningen is op te lossen door in plaats van volle tunnels halve tunnels toe te passen. Bij het ontkisten van de tunnels wordt eerst de rechter halve tunnel uitgereden, daarna worden er stem-pels geplaatst om de vloerbelasting op te vangen en vervolgens wordt de linkertunnel uitgereden, figuur 4.40.

06950556_H04.indd 84 22-03-2005 14:18:44

Page 95: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 85

������������������������������������������

����������������������������������������������

���������������������������������������������������

�������������������������������������������������

���������������������������

��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

Figuur 4.40 Doorstempelen met halve tunnels

Bron: VOBN brochure bekistingen woningcasco’s

4.9 Gietbouwwand en breedplaatvloer

Tunnelgietbouw is door de hoge investeringen vooral toepasbaar bij grotere projecten met een hoog productietempo van twee woningen per dag, met een continue bouwstroom en stan-daard overspanningen.

Bij kleinere projecten met een productietempo van een woning per dag, met discontinuïteit tus-sen de projecten en met variabele overspannin-gen is een combinatie van gietbouwwanden met breedplaatvloeren beter geschikt.

De materieelkosten van wandbekisting zijn veel lager en met breedplaatvloeren is elke gewenste overspanning mogelijk.

4.9.1 Wanden met bekistingDe in situ betonwanden worden gemaakt met een wandbekisting. Een wandbekisting bestaat uit twee delen, een stelwand, die als eerste wordt geplaatst en met schoren zuiver verticaal wordt afgesteld. Na het aanbrengen van de eventuele wapening en elektradozen en buizen worden de kopschotten aangebracht. Daarna komt de tweede wandkist, die sluitwand wordt genoemd, figuur 4.41.

� ��������

�������

������

���

�������������

� ���������Figuur 4.41 Stel- en sluitwand

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.9 tot en met para-graaf 5.3.13, wordt een aantal bekistingssyste-men voor wanden beschreven.

4.9.2 Vloeren van breedplaatEen breedplaat is een gewapende prefab-beton-plaat van circa 50 mm dik en standaard 2.400 mm breed. De breedplaat wordt ondersteund met stempels en baddings en op de breedplaat wordt na het aanbrengen van de verdeel- en bovenwapening beton gestort. Voor het uit-voeren van een breedplaatvloer is een randkist nodig en voor de veiligheid een leuning langs de vloerrand. Het handmatig aanbrengen van de stempels langs de vloerrand, vooral op de verdiepingen, gaat gepaard met het risico dat de vloer valt. Er is een randtafel ontwikkeld die het aanbrengen van de stempels en randkist eenvou-diger en veiliger maakt, figuur 4.42.

06950556_H04.indd 85 22-03-2005 14:18:45

Page 96: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

86

Figuur 4.42 Principe montage randtafel

���������������������������������������������������������

�������������������������������������������������������������������������������������������������

��������������������

��������������������������������������������������� ���������������

����������������������������������������������������������������������

�������������������������������������������������������������������������������

�����������������������������������������������������������

����������������������������������

�����������������

����������������������

� �

�� ��

� �

06950556_H04.indd 86 22-03-2005 14:18:45

Page 97: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 87

4.9.3 Uitvoeringsmethode gietbouwwand en breedplaatvloerHet voorbeeld is een laagbouwproject van acht-tien woningen dat bestaat uit drie blokken van elk zes woningen. Een productietempo van een woning per dag dat gelijk is aan het productie-tempo van de afbouw van ook een woning per dag is het uitgangspunt.

Een blok van zes woningen bestaat uit:

• twaalf breedplaatvloeren;

• veertien betonwanden;

• zeven betontoppen.

Als materieel wordt ingezet drie stel wandbekis-ting en twee sets breedplaatondersteuning. Bij een productietempo van een woning per dag moeten er elke dag twee breedplaatvloeren ge-stort worden en door de eindwanden meer dan twee betonwanden en meer dan een topwand. Dat is niet mogelijk met twee stel wandkisten en een stel topkist. De oplossing is om eerst met drie stel wandkisten elke dag drie wanden te storten en na een bepaalde dag twee wandkisten om te bouwen tot topkist en daarmee de toppen te maken, figuur 4.43.

Twee man maken elke dag drie betonwanden waarbij ze om 8.00 uur de bouwkraan nodig hebben voor de stelkist, om 10.00 uur voor de sluitkist en om 13.00 uur voor het storten van de wanden, figuur 4.43.Twee man maken elke dag twee breedplaat-vloeren waarbij ze om 7.00 uur de breedplaten leggen, om 9.00 uur de ondersteuning voor de volgende vloeren plaatsen, om 11.00 uur de wapening en beveiliging plaatsen en vanaf 14.30 uur de vloer storten. Vervolgens wordt in figuur 4.44 de cyclusberekening van figuur 4.43 ge-bruikt om de totale bouwtijd voor de gietbouw van achttien woningen te berekenen.

Een blok van zes woningen heeft zeven wanden. De beginwand van het blok is als –1 aangeduid en de eindwand als +6. In regel 4 is het verplaat-sen van de vloeronderstempeling apart aangege-ven, omdat de onderstempeling een dag voor-uitloopt op de vloeren. Bij de volgende vloeren is dit niet meer apart aangegeven, maar maakt het onderdeel uit van de taak van de vloerenploeg.

Op dag 1 start de wandenploeg en worden de eerste drie wanden gestort en daarna elke dag weer drie wanden (zie kruisarcering). Op dag 2 plaatst de vloerenploeg de ondersteuning voor de eerste twee vloeren en vanaf dag 3 gaat de vloerenploeg elke dag twee vloeren storten (zie verticale arcering). Op dag 16 worden twee wandkisten omgebouwd tot topkist met een opzetstuk en schuine kopschotten. Daarna maakt de wandenploeg elke dag een betonwand en twee topwanden (zie kruisarcering).

Als de zoldervloeren van het derde blok gesport zijn, moet de bouwkraan nog de topwanden van het derde blok maken, maar heeft dan ruimte over om de dakelementen van de drie blokken te plaatsen.

4.10 KZS-elementenwand en kanaalplaatvloer

De elementen kanaalplaatmethode is een combi-natie van twee onafhankelijke innovaties.

1 De kalkzandsteenindustrie heeft naast kalk-zandstenen en kalkzandsteenblokken kalkzand-steenelementen ontwikkeld van meer dan 0,5 m2 oppervlak. Deze elementen wegen circa 300 kg die met een elementensteller geplaatst worden. De productiviteit van het maken van bouw-muren is daarmee aanzienlijk verbeterd en de zware lichamelijke belasting van handtransport is veranderd in mechanisch transport. Voor de behangklare afwerking is maar een pleisterlaag van 2 mm nodig.

2 De prefab-betonindustrie heeft vanuit de grote projectgebonden vloerelementen de projectongebonden productiemethode van de kanaalplaatvloer ontwikkeld met een standaard-breedte van 1.200 mm. In dit productieproces is het mogelijk voorspankabels te spannen en daaroverheen de kanaalplaat te storten. Met een speciaal soort strengperssysteem is het mogelijk gaten in de langsrichting van de plaat te maken, waardoor er een grotere vloerdikte met beperkt eigen gewicht te produceren is. De kanaalplaten worden in een grote lengte gemaakt en na het verharden worden de kanaalplaten op lengte

06950556_H04.indd 87 22-03-2005 14:18:46

Page 98: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

88

IdC

YCLU

S SC

HEM

Aho

eve

elee

nhe

idte

mp

p/hr

uren

1W

AN

DEN

PLO

EG 2

MA

N1

11

2on

tkis

ten

stel

+slu

itwan

d6

st4

1,5

3kr

aant

rans

port

ste

lkis

t3

st3

1

4pl

aats

en+a

fmon

tere

n st

elki

st3

st2

1,5

5vl

echt

en w

apen

ing

wan

den

3w

nd6

0,5

6in

stal

latie

in w

ande

n3

wnd

60,

5

7kr

aant

rans

port

slu

itkis

t3

st3

1

8af

mon

tere

n sl

uitk

ist

3st

21,

5

9st

ortv

oorb

erei

ding

&co

ntro

le3

wnd

40,

75

10kr

aant

rans

port

bet

on w

ande

n16

m3

111,

45

11st

orte

n be

ton

wan

den

16m

38

2

12na

zorg

bet

on w

ande

n3

wnd

31

13V

LOER

ENP

LOEG

2 M

AN

00

0

14kr

aant

rans

port

bre

edpl

aat

2vl

o2

1

15br

eedp

laat

vloe

ren

legg

en2

vlo

40,

5

16lo

opvl

onde

rs+b

evei

ligin

g4

st8

0,5

17af

mon

tere

n vl

oerb

ekist

ing

2w

on4

0,5

18on

tste

mpe

len

voor

g. v

loer

en2

won

40,

5

19kr

aant

rans

port

ste

mpe

ls2

won

40,

5

20st

empe

ls vo

lgen

de v

loer

en2

won

0,7

2,86

21kr

aant

rans

port

div

erse

n1

11

22vl

echt

en w

apen

ing

vloe

ren

2vl

o1,

61,

25

23in

stal

latie

s in

vlo

eren

2vl

o1,

61,

25

24st

ortv

oorb

erei

ding

2vl

o2

1

25kr

aant

rans

port

vlo

erbe

ton

22m

322

1

26st

orte

n be

ton

vloe

ren

22m

320

1,1

27na

zorg

bet

on v

loer

en2

vlo

40,

5

28kr

aant

rans

port

div

erse

n1

11

7:00

8:00

9:00

10:0

011

:00

12:0

013

:00

14:0

015:00

16:0

CYC

LUS

SCH

EMA

GIE

TBO

UW

met

3 W

AN

DEN

en

2 V

LOER

EN

Pagi

na 1

Fig

uu

r 4.4

3 C

yclu

ssch

ema

giet

bouw

met

drie

wan

den

en t

wee

vlo

eren

06950556_H04.indd 88 22-03-2005 14:18:47

Page 99: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 89

IdP

RO

DU

CTIE

SCH

EMA

RU

WB

OU

Wh

oe-

veel

e h

tem

po

01

8 w

on

met

1 w

on

/dag

18

wo

n1

,51 2

BLO

K 1

met

6 w

on

ing

en6

won

0

3w

ande

n be

ggr

-1 t

ot +

67

wnd

3

4on

ders

tem

pelin

g vl

oer

1+2

2vl

o2

5ve

rdie

ping

svlo

eren

1tm

66

vlo

2

6w

ande

n ve

rd -

1 to

t +6

7w

nd3

7zo

lder

vloe

ren

1 tm

66

vlo

2

8to

pwan

den

-1 t

ot +

67

wnd

2

9da

kele

men

ten

won

1t/

m 6

6w

on3

10

BLO

K 2

met

6 w

on

ing

en0

0

11

wan

den

begg

r -7

tot

+12

7w

nd3

12

verd

iepi

ngsv

loer

en 7

t/m

12

6vl

o2

13

wan

den

verd

-7

t/m

+12

7w

nd3

14

zold

ervl

oere

n w

on 7

-12

6vl

o2

15

topw

ande

n -7

t/m

+12

7w

nd2

16

dake

lem

ente

n w

on 7

t/m

12

6w

on3

17

BLO

K 3

met

6 w

on

ing

en6

won

0

18

wan

den

begg

r -1

3 t/

m +

18

7w

nd3

19

verd

.vlo

er w

on 1

3 t/

m 1

86

vlo

2

20

ombo

uwen

wan

dkist

2st

2

21

wan

den

verd

-13

t/m

+18

7w

nd1

22

zold

ervl

won

13

t/m

18

6vl

o2

23

topw

ande

n w

on 1

3 t/

m 1

87

top

2

24

dake

lem

ente

n w

on 1

3 t/

m 1

86

won

3

16

1116

2126

PRO

DU

CTI

ESC

HEM

A 1

8 w

on

GIE

TBO

UW

met

3 w

and

kist

en e

n 2

vlo

erki

sten

Fig

uu

r 4.4

4 P

rodu

ctie

sche

ma

acht

tien

won

inge

n gi

etbo

uw b

reed

pla

at

06950556_H04.indd 89 22-03-2005 14:18:48

Page 100: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

90

doorgezaagd. Door de combinatie van voorspan-ning en gaten is er een economisch vloersysteem ontstaan.

Het wand- en vloersysteem is onafhankelijk van elkaar ontwikkeld en de wandelementen kunnen niet direct op de vloer geplaatst worden omdat de bovenkant van de kanaalplaatvloer daarvoor niet vlak genoeg is. Er is een interface nodig tus-sen de wand en de vloer, de kim. Op de vloer wordt eerst een kimstrook met specie aange-bracht om een vlakke ondergrond te krijgen voor de wandelementen.

4.10.1 Kleine KZS-elementenwandenDe kalkzandsteenindustrie heeft in de jaren zeventig voor het maken van de wanden van woningcasco’s een nieuwe bouwmethode ont-wikkeld. In plaats van steenformaat werd een kalkzandsteenelement ontwikkeld. De bouw-methode is gebaseerd op drie factoren:1 standaardelementen van circa 0,5 m2 met dunne lijmvoeg in plaats van dikke mortelvoeg;2 elementensteller als mechanisch transportmid-del voor plaatsen elementen;3 cementgebonden lijmmortel die dunne voeg van 2 mm mogelijk maakt en die aanzienlijk gro-tere druksterkte heeft dan cementmortel.

Vroeger was de bruto-verdiepingshoogte 2,7 m met een minimale netto- verdiepingshoogte van 2,4 m. Op deze basis is een element ontwikkeld van 600 mm hoog en 900 mm breed, waarbij vier elementen samen een wandhoogte van 2,4 m maken. Verschillen in wandhoogte wor-

den opgelost met een verschillende dikte van de kimstrook.

Het Bouwbesluit van 2003 heeft de bruto-ver-diepingshoogte van 2,7 m losgelaten en eist een netto-verdiepingshoogte van 2,6 m. Met de elementhoogte van 600 mm is een extra laag elementen van 200 mm nodig om aan de netto-verdiepingshoogte van 2,6 m te komen. Die extra laag verhoogt de kosten van de bouw-muur.

Doordat er hogere eisen aan de geluidsisolatie worden gesteld, worden er zwevende dekvloeren toegepast, waardoor de standaarddikte van de dekvloer van 50 mm is veranderd in een variatie van 50 tot 130 mm, zodat de netto-wandhoogte groter moet worden om de netto-verdiepings-hoogte van 2,6 m te krijgen.Om huisvestingsredenen wordt de netto-verdie-pingshoogte soms vergroot, waardoor de netto-wandhoogte ook groter moet worden.

Om in te spelen op deze ontwikkelingen, heeft de kalkzandsteenindustrie haar productieproces aangepast en kan ze wandelementen leveren met:

• werkende hoogte: 540 en 650 mm in plaats van 600 mm;

• werkende lengte: 1.000 mm in plaats van 900 mm;

• dikte: 100 m, 120 mm, 150 mm, 214 mm en 250 mm en 300 mm;

• massa: 2.200 kg/m3 naast massa van 1.750 mm.

Figuur 4.45 Variatie in wandhoogten met stelstrook/kimblok + mortelvoeg

Elementhoogte 4 × 650 mm 5 × 540 mm

Mortelvoeg 20 mm 30 mm 20 mm 30 mm

Stelstrook 20 mm 2.640 2.650 2.740 2.750 40 mm 2.660 2.670 2.760 2.770 60 mm 2.680 2.690 2.780 2.790

Kimblok 80 mm 2.700 2.710 2.800 2.810100 mm 2.720 2.730 2.820 2.830120 mm 2.740 2.750 2.840 2.850

06950556_H04.indd 90 22-03-2005 14:18:49

Page 101: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 91

Ook levert de industrie stelstroken en kimblokken van 20 tot 120 mm hoog.

Doordat er keuze is uit twee verschillende ele-menthoogten, in combinatie met de keuze van de voegdikte onder de kimstrook en de keuze uit de verschillende hoogten van de kimstroken is het mogelijk een grote variatie van wandhoog-ten te maken met hele elementen zonder aparte elementstroken, figuur 4.45.

4.10.2 Werkmethode wanden makenEen stelploeg bestaat uit twee mensen waarvan de een de machine bedient en de ander het element op zijn plaats brengt, figuur 4.46. Een bouwmuur van een woning bestaat uit vier la-gen elementen van elk 600 mm hoog. Voor het stellen van de elementen van de bovenste laag moet de stelleur op een trapje staan. De elemen-tenstelmachine werkt met een hijskabel, de giek wordt mechanisch of hydraulisch bewogen met een vlucht van circa vier meter en een hijsvermo-

gen van circa 3 kN. De huurprijs is € 150,- tot € 200,- per week. Met de lijmelementen met me-chanisch transport is het productietempo aan-zienlijk hoger dan bij handtransport, figuur 4.47.

De werkmethode voor lijmelementen bestaat uit vier fasen:1 aanvoer elementen;2 vooropperen elementen;3 maken kimmen;4 stellen elementen.

1 Aanvoer elementenDe lijmelementen worden met zware vracht-wagens aangevoerd. Bij bouwmuren van 300 mm dik worden per vracht circa 120 elementen aangevoerd, voldoende voor drie bouwmuren. De vrachtwagen is voorzien van een autokraan en kan de elementen naast de auto op de bouw-plaats neerzetten.

2 Vooropperen elementenEnkele malen per week moet een mobiele kraan worden gehuurd om de elementen in pakketten op de vloer te plaatsen, dit wordt vooropperen genoemd, figuur 4.48-1.

3 Maken kimmenDe verdiepingshoogte is in de woningbouw ge-standaardiseerd op netto 2,600 m en vier lagen elementen zijn samen 2,600 m hoog. De vloer-dikte is meestal minder dan 300 mm en daarom is een passtrook nodig. De betonvloer is meestal

Figuur 4.47 Productietempo wanden met één stelploeg

Type woning Wand/woning Productietempo in woningen per dag

Alleen bouwmurenTussenwoning 70 m2 2,0Tweekapper 100 m2 1,5Tweekapper ankerloos 140 m2 1,0

Bouwmuur en gevelsTussenwoning 120 m2 0,7Tweekapper 150 m2 0,6Tweekapper ankerloos 190 m2 0,5

Deze productietempo’s zijn exclusief vooropperen van de elementen en het maken van de kimmen.

����

����������������

Figuur 4.46 Mechanisch transport lijmelementen

06950556_H04.indd 91 22-03-2005 14:18:49

Page 102: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

92

� ���������������� � ������� � ����������

Figuur 4.48 Hijsklemmen voor transportelementen

ook niet vlak genoeg om de eerste laag elemen-ten direct met een dunne lijmvoeg op de vloer te kunnen stellen. Voor de oplossing van deze twee problemen wordt op de betonvloer eerst een kim gemetseld. Er zijn speciale kimblokken beschik-baar met een hoogte van 20 tot 120 mm die met een gewone metselmortel zeer nauwkeurig op de vloer worden gemetseld, figuur 4.49.

����������

�������������

���������

Figuur 4.49 Kim als interfase tussen vloer en wand

4 Stellen elementenTot een woningdiepte van 8 m is het mogelijk de elementensteller zodanig te plaatsen dat die van-uit een vast punt een hele bouwmuur kan stel-len. Het transportmiddel staat tussen de voorge-opperde elementen en de te maken bouwmuur, figuur 4.50. Als de bouwmuur gereed is, zijn de elementen op die vloer ook weg. In de kim van de volgende bouwmuur zijn kleine sparingen gelaten. De elementensteller kan daardoor naar de volgende vloer worden gereden. Daar staan de pakketten elementen al gereed en kan de

stelploeg de volgende bouwmuur maken. Direct nadat een wand gereed is, moet die worden geschoord om omvallen bij wind te voorkomen.

����������������������

�����������������

������������

������������

Figuur 4.50 Plaatsing elementen en stelmachine

Beperken aantal paselementenDe diepte van een woning is variabel. Bouw-muren lopen van de buitenkant van het bin-nenspouwblad van de voorgevel tot aan de buitenkant van het binnenspouwblad van de achtergevel. Als dit hele meters zijn, is het in principe mogelijk elementen van de standaard-lengte van 1.000 mm toe te passen. De ele-menten moeten in hoogte in halfsteens verband gelijmd worden om voldoende sterkte te krijgen. Bij een wandlengte van hele meters zijn om de andere laag twee paselementen van 500 mm nodig.

� ���������������������������� � �����������������

� ���������������� � ����������

��������������������

�������������

Figuur 4.51 Standaard en paselementen

06950556_H04.indd 92 22-03-2005 14:18:51

Page 103: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 93

In principe worden bouwmuren langer dan 6.300 mm gedilateerd (bij wanden dikker dan 200 mm) om de materiaalkrimp op te vangen. Bij dunnere wanden is een dilatatie nodig bij wanden langer dan 7.300 mm. Door het toe-passen van dilataties zijn er extra paselementen nodig. Bij een goede keuze van de plaats van de dilatatie zijn deze paselementen halve elemen-ten, figuur 4.51.

Bij de topwand zijn altijd paselementen nodig. Door het geautomatiseerde zaagproces is het eenvoudig om schuine paselementen te zagen.

Het zagen van standaardelementen tot pasele-menten vergt extra kosten en de ontwerper kan met de keuze van de lengte van de bouwmuur en de helling van het dak het aantal dure pasele-menten verminderen.

Binnenspouwblad maken van elementenBij steeds meer woningbouwprojecten wordt ook het binnenspouwblad van kalkzandsteenelemen-ten gelijmd. In het voorbeeld van het binnen-spouwblad voor de begane grond, figuur 4.52, komen maar twee standaardelementen voor en zijn 30 paselementen nodig. Het grote aantal paselementen heeft drie oorzaken:1 Om de elementen in verband te kunnen lij-men, zijn bij elke gevelopeningen paselementen nodig.2 Omdat kalkzandsteen geen doorbuiging kan opvangen, zijn boven gevelopeningen beton-lateien nodig en die veroorzaken bij oplegging veel paselementen.

��� ���� ���

������������������

�������������������

����

���

���

���

��� ��� ��� ���

����

������������������

�������������������

������������������

�������������������

� ��

� � ��

������ �

� � ��

� � � � ��

� � � �

�� � �� � �

Figuur 4.52 Gevel binnenblad met 32 elementen

3 Omdat ontwerpers bij indeling gevel geen rekening hebben gehouden met standaard-afmetingen elementen, zijn meer paselementen nodig, figuur 4.53.

Bruto-geveloppervlak 13,2 m2

Netto-gevelelementen 6,6 m2

Gewicht netto-gevelelementen 11,5 kNAantal elementen dik 100 mm 32 stGemiddeld gewicht per element 360 NGewicht standaardelement 940 N

Figuur 4.53 Overzicht verhouding elementen bij binnen-

spouwblad van figuur 4.52

De transportcapaciteit van de elementenstelma-chine is 3 kN. Voor het binnenspouwblad moe-ten 32 elementen van gemiddeld 360 N worden gesteld. Bij het maken van deze binnenspouw-bladen met elementen wordt de beschikbare transportcapaciteit maar voor 12% gebruikt. Ook vanuit de logistiek gezien is het grote aantal paselementen ongunstig voor het productie-tempo.

Terwijl standaardelementen in ‘happen’ van 10 kN worden vervoerd en met een klem wor-den gelost, figuur 4.54-2, moeten paselementen apart op pallets worden aangevoerd, figuur 4.54-1. De standaardelementen zijn voorzien van gaten om die elementen met een schaar te hij-sen. Paselementen moeten met een aparte klem worden opgepakt.

Door een betere samenwerking tussen ontwer-pende en uitvoerende partners zou het mogelijk moeten zijn het aantal paselementen, figuur 4.55, te verminderen. Dat zal de productiviteit

� ����������������������

� �������������������������������

Figuur 4.54 Opslag en transport paselementen

06950556_H04.indd 93 22-03-2005 14:18:52

Page 104: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

94

verbeteren en een positief effect hebben op de bouwtijd en de bouwkosten.

Aanvullend zwaar kraantransportHet mechanisch transportsysteem is alleen in staat de elementen te stellen. De vrachtwagen die de elementen aanvoert, is zelflossend en plaatst happen elementen van circa 10 kN naast de vrachtwagen op het maaiveld. Om de happen elementen op de vloer te krijgen is de hulp van een mobiele kraan nodig. Bij de bouwmethode met lijmelementen voor de wanden worden voor de vloer vaak kanaalplaten gekozen. Die hebben een gewicht van circa 25 kN per stuk. Om die vloerelementen vanaf de vrachtwagen naar de vloer te transporteren is ook een redelijk zware mobiele kraan nodig. Het vooropperen van de lijmelementen en het leggen van de vloerplaten wordt vaak gecombineerd. Afhankelijk van het productietempo moet dan een mobiele kraan twee- tot vijfmaal per week naar de bouwplaats komen om de zware elementen te transporteren.

Figuur 4.56 Zwaar kraantransport voor wand- en vloer-

elementen

Wandtypen Aantal stuks Standaard stuks Passtukken Percentage passtukken

Bouwmuur 40 32 8 20Topmuur 29 15 14 48Gevel 1 32 2 30 94Gevel 2 38 2 36 95Gevel 3 32 2 30 94Gevel 4 28 2 26 93Gevel 5 24 2 22 92Gevel 6 19 8 11 58Gevel 7 17 8 9 53

Figuur 4.55 Verhouding standaard en paselementen Bron: Centraal Verkoopkantoor Kalkzandsteen

Het bouwsysteem van lijmelementen en kanaal-plaatvloeren is een combinatie van mechanisch transport en zwaar kraantransport, figuur 4.56.

4.10.3 Verdiepingsvloeren van kanaalplaatKanaalplaten zijn voorgespannen prefab-vloer-elementen van 1.200 mm breed met lucht-kanalen om de constructiehoogte en daardoor de overspanning te vergroten zonder het ge-wicht van de vloer te vergroten. De te maken vloeroverspanning bepaalt de keuze voor de dikte van de vloer.Bij laagbouwwoningen heeft de verdiepingsvloer maar een beperkte geluidsisolatie nodig. Het be-nodigde beton voor de constructie is voldoende voor de geluidsisolatie. De kanalen in de vloer worden zo groot mogelijk gemaakt om de toe-laatbare overspanning te vergroten, figuur 4.57.

In laagbouwwoningen is een trap nodig om de verdieping te bereiken. Vroeger was een trapgat-lengte van 2.400 mm voldoende en dat kon bin-nen twee kanaalplaten opgelost worden met een raveelijzer van 2.400 mm lengte. Op grond van het Bouwbesluit 2003 moet de trap luier wor-den en de doorloophoogte groter. Het trapgat moet nu een lengte va 3.600 mm krijgen en het raveelijzer moet langer en zwaarder worden om drie kanaalplaten te kunnen ondersteunen.

4.10.4 Woningscheidende vloeren van kanaalplaatBij appartementenbouw is de vloer woningschei-dend en voor voldoende geluidsisolatie moet de vloer een massa krijgen van minimaal 500 kg/m2. Bij een appartement moeten leidingen voor de

06950556_H04.indd 94 22-03-2005 14:18:52

Page 105: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 95

������������

���������

�������

�����������

������

���������������

���������������������������������������

�������������

���������������������������������������

����������������������

�������

������������

��������������������

������ ������

���������������

���������������������������������������

�������������

���������

������������

�������������

�������������

������

����

����

����

keuken, het toilet en de badkamer in de vloer ondergebracht worden als het niet mogelijk is de leidingen direct naar een leidingkoker te leiden. Om zowel het grotere gewicht als het leidingprobleem op te lossen, is er een speciale leiding-kanaalplaat ontwikkeld. De luchtkanalen zijn kleiner om het gewicht te vergroten, de luchtkanalen zijn alleen in het bovenste deel van de plaat aangebracht om in dit deel sleuven te kunnen maken voor leidingen. De voorspan-wapening is alleen in het onderste deel van de kanaalplaat aanwezig. Leidingsleuven kunnen in langsrichting van de plaat gemaakt worden, maar ook in beperkte mate dwars op de plaat-richting vlak bij de oplegging, figuur 4.58.

4.11 KZS-elementenwand en breedplaatvloer

Kalkzandsteenelementen hebben in principe een lagere druksterkte dan beton. Die druk-sterkte is voldoende voor laagbouwwoningen, maar onvoldoende voor hoogbouw.Kalkzandsteenelementen zijn ideaal geschikt voor ankerloze spouwmuren, maar die kunnen alleen bij laagbouwwoningen toegepast worden, bij hoogbouw zijn massieve bouwmuren nodig.

Kanaalplaatvloerelementen zijn ideaal voor vloe-ren die op twee steunpunten opgelegd worden

Figuur 4.57 Overzicht kanaalplaat verdiepingsvloeren

en dat speelt vooral bij laagbouwwoningen met ankerloze spouwmuren. Bij hoogbouw moet de vloer constructief als een schijf functioneren voor de stabiliteit. Daarvoor zijn kanaalplaten minder geschikt.

4.11.1 Kleine KZS-elementenwandenDe kalkzandsteenindustrie heeft naast de elementen met een massa van 1.750 kg/m3 ook elementen ontwikkeld met een massa van 2.200 kg/m3 die een druksterkte hebben van 45 N/mm2. Door de hogere druksterkte zijn deze elementen ook geschikt voor massieve bouw-muren bij hoogbouw.

De werkmethode voor het maken van bouw-muren is in principe hetzelfde als bij laagbouw-woningen, paragraaf 4.10.1.

4.11.2 Vloeren van breedplaatBij hoogbouw is het gewenst dat de woning-scheidende verdiepingsvloeren aan elkaar gekop-peld zijn en constructief als een schijf kunnen fungeren. Hiervoor is de breedplaatmethode be-ter geschikt dan de kanaalplaatmethode. Bij een breedplaat is de volle ruimte boven de breed-plaat beschikbaar voor het onderbrengen van leidingen en kanalen. De uitvoeringsmethode is in principe gelijk aan de breedplaatmethode bij gietbouw, paragraaf 4.9.2.

06950556_H04.indd 95 22-03-2005 14:18:53

Page 106: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

96

4.12 Kleinschalige elementenbouwmethode

In paragraaf 4.3.1 over handtransport is opge-merkt dat dit nog wordt toegepast bij vervan-gende nieuwbouw in oude binnensteden, omdat de moderne bouwmethoden met zwaar kraan-transport daar niet toe te passen zijn. Handtrans-port is ongunstig voor de arbeidsomstandigheden en vervangende nieuwbouw is een belangrijke woningmarkt. De Stichting Toekomstbeeld der Techniek heeft een onderzoek gepubliceerd over verbetering van de arbeidsomstandigheden in

de bouw: Gezonde productiviteit: innoveren voor betere arbeidsomstandigheden (Rapport SST 58, 1996). Hierin is een nieuwe bouwmethode beschreven, specifiek gericht op de verbetering van de vervangende nieuwbouw in stedelijke gebieden.

Als vergelijkingsproject is genomen een portiek-etagewoonblok in vier bouwlagen met zeven woningen. Het bouwblok is 16 m breed en 12 m diep en ligt aan een smalle straat. De totaal te transporteren hoeveelheid bouwmaterialen is gegeven in figuur 4.59.

����������������������������

���������������������������������������

�������������

���������

������������

������������

������

���������������

���������������������������������������

�������������

�������������

������

����������������������������������

������������������������

���������������

�������������

����������������������������

���������������

��������������������

�����

����

�����

Figuur 4.58 Overzicht kanaalplaat met leidingmogelijkheden

06950556_H04.indd 96 22-03-2005 14:18:53

Page 107: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 97

De straat is te smal om een mobiele kraan zoda-nig op te stellen dat die met zijn schuine hydrau-lische giek het hele woonblok kan bestrijken voor het leggen van de zware prefab-betonvloerele-menten.

Men moet vaak noodgedwongen terugvallen op een handtransportsysteem van een kruiwagen voor horizontaal en een bouwlift voor verticaal transport, figuur 4.60.

Nadelen

• handtransport veroorzaakt overbelasting bij bouwplaatspersoneel;

• handtransport maakt hoog productietempo onmogelijk, waardoor bouwtijd lang is;

• opslagruimte belemmert gebruik straat door bewoners;

• voor opslagruimte moet precario aan gemeente worden betaald;

��������������

���������

������ �����������

Figuur 4.60 Handtransport met bouwlift

• lossende vrachtwagens blokkeren verkeer in straat en buurtbewoners hebben lange tijd grote overlast.

4.12.1 Transport met 10-tonmeterkraanUitgangspunten voor de verbetering van het transport zijn:

• transportmiddel voor zowel horizontaal als verticaal transport;

• optimaliseren capaciteit transportmiddel;

• tussenopslag voorkomen door transport direct van vrachtwagen;

• beperken gebruik straat;

• beperken overlast aanvoerende vrachtwagens;

• beperken bouwtijd en daarmee tijdsduur over-last;

• handtransport en daarmee overbelasting zoveel mogelijk voorkomen.

Gekozen is voor de 10-tonmeterkraan als trans-portmiddel, figuur 4.61. Deze kraan is veel gunstiger dan de elementenstelmachine die bij mechanisch transport is beschreven, figuur 4.62.De 10-tonmeterkraan heeft een pootafstand van 2,800 m en kan in het midden voor het bouw-blok worden geplaatst. De giek van de kraan kan het hele bouwblok bestrijken en lasten tot 7,5 kN rechtstreeks vanaf de vrachtwagen op elke plaats brengen. Optimaliseren van het transportsysteem betekent dat het casco dient te worden samengesteld uit zo weinig mogelijk elementen van (zo dicht mogelijk bij de) 7,5 kN.

Bouwdeel Hoeveelheid Spec.massa Massa per woning Ton per blok

Onderbouw 27 m2 960 kg/m2 26.710 kg 187 tonCasco bouwblok 294 m2 265 kg/m2 78.010 kg 546 tonDakconstructie 27 m2 205 kg/m2 5.590 kg 39 tonGevelconstructie 58 m2 380 kg/m2 22.160 kg 155 tonInstallaties 95 m2 15 kg/m2 1.430 kg 10 tonAfbouw 95 m2 50 kg/m2 4.770 kg 33 tonBergingen 15 m2 5 kg/m2 80 kg 1 ton

Totaal per woning en totaal bouwblok 138.750 kg 971 ton

Figuur 4.59 Berekening massa bouwblok zeven portieketagewoningen

06950556_H04.indd 97 22-03-2005 14:18:54

Page 108: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

98

������

Figuur 4.61 Onbemande 10-tonmeterkraan

Vergelijking Stelmachine 10-tonmeter- kraan

Hijscapaciteit 3 kN 10 kNHijsbereik 4 m 10 mHijshoogte 3 m 16 mHuur per week € 200,– € 450,–

Figuur 4.62 Vergelijking stelmachine en 10-tonmeterkraan

4.12.2 Elementen voor 10-tonmeterkraanDe 10-tonmeterkraan heeft een hijscapaciteit van 7,5 kN. Om het aantal lasten te beperken en daar-mee de transportproductie op te voeren, zouden de lijmelementen in de fabriek moeten worden samengesteld tot elementen van 5 tot 7,5 kN.

Er wordt gekozen voor de volgende elementen voor het casco:

• Elementen voor wanden (dragend en woning-scheidend dik 300 mm)– twee elementen tot 1.800 × 600 mm = 2 × 2.820 N = 5.640 N per element wanden; dragend en ruimtescheidend dik 150 mm:– vier elementen tot 1.800 × 1.200 mm = 4 × 1.500 N = 6.000 N per element

• Elementen voor vloerenDe vloeren zijn dragend, maar wat nog belang-rijker is ze zijn woningscheidend. Daarvoor is een massa nodig van 550 tot 600 kg/m2 vloer. De kraancapaciteit is 7,5 kN. Er zijn vloersystemen die bestaan uit ribben met vulelementen. Dit principe is ook bruikbaar voor een vloersysteem voor licht kraantransport.

Daarom werd het volgende vloersysteem ontwik-keld: een voorgespannen prefab-betonrib breed 200 mm, hoog 300 mm en lang 4.800 mm met een gewicht van 7 kN. De ribben kunnen h.o.h. 1,200 m worden gelegd. Daartussen komen vulelementen van kalkzandsteen breed 1,000 m en dik 300 mm zodanig samengesteld dat het gewicht minder is dan 7,5 kN, figuur 4.63. Deze vloer heeft een massa van 525 kg/m2 en daarmee met een zwevende dekvloer een goede geluidsisolatie om de woningscheidende functie te vervullen.

�����

������������� ����������������

Figuur 4.63 Ribbenvloer met vulelementen

• Elementen voor gevelHet binnenspouwblad van de gevel heeft geen dragende functie en de klimaatscheiding wordt overgenomen door een aparte isolatieplaat. Bij de keuze van het materiaal voor de elementen van de gevel moet aan twee voorwaarden wor-den voldaan:1 ondanks benodigde raamopeningen moet aantal elementen zoveel mogelijk worden beperkt;2 materiaal moet functie van latei boven raam-openingen kunnen vervullen, zodat aparte lateien met hulpstukken worden vermeden.

Gewapende cellenbetonelementen kunnen de raamopeningen overspannen. Cellenbeton heeft een specifieke massa van 600 kg/m3 en mag bij een wanddikte van 150 mm tot 8 m2 groot zijn om binnen het maximumhijsgewicht van 7,5 kN te blijven.

Een gevelbinnenblad van 4,800 m lang en 2,400 m hoog met twee raamopeningen kan uit niet meer dan vijf elementen worden samengesteld, figuur 4.64. Omdat het productietempo wordt bepaald door het aantal te transporteren ele-menten, zullen de hogere materiaalkosten opwe-gen tegen het hogere productietempo.

06950556_H04.indd 98 22-03-2005 14:18:55

Page 109: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

4 UITVOEREN CASCO BIJ WONINGBOUW 99

������������������������

Figuur 4.64 Gevel cellenbetonelementen

4.12.3 Aanvoer elementen in containersDe totale massa van 546.000 kg voor het casco van het bouwblok is opgedeeld in elementen met een massa minder dan 750 kg. De 10-ton-meterkraan kan per dag 80 tot 120 elementen transporteren. De elementen worden met lijm gestapeld waarbij geen droogtijd nodig is. De benodigde bouwtijd voor het casco voor zeven woningen is gelijk aan het aantal elementen gedeeld door een productietempo van 100 ele-menten per dag. Zie voor de berekening van de cyclustijd figuur 4.65.

Totale massa voor zeven woningen 546.000 kgGemiddeld per element 550 kgAantal elementen benodigd 1.000 stProductietempo per dag 100 stBouwtijd voor het casco 10 dagenCyclustijd per bouwlaag 2,5 dag

Figuur 4.65 Berekening bouwtijd voor casco

Elke dag kan de lichte bouwkraan 100 elementen monteren, met een gemiddeld gewicht van 5,5 kN per element moet elke dag 55 ton elementen worden aangevoerd. Een zware vrachtwagen kan 30 ton materiaal vervoeren. Per dag zijn dan twee vrachtwagens met elementen nodig. Door gebruik te maken van containers of ontkop-peltrailers wordt het mogelijk elke ochtend twee containers in de straat te plaatsen, figuur 4.66. De bouwkraan kan de elementen direct vanaf de container in het werk brengen. Elke avond zijn de containers weer leeg en kunnen worden opgehaald.

Bij handtransport met kruiwagen en bouwlift was de cyclustijd per bouwlaag circa tien dagen. Bij vier bouwlagen is dan de bouwtijd voor het

��������������������� ������������

Figuur 4.66 Aanvoer elementen in containers

casco 4 × 10 = 40 dagen. Dit betekent een bouwtijdverkorting van dertig productiedagen (circa acht kalenderweken)! Direct na de gevel-wanden zijn de kozijnen beglaasd te monteren. Ook in de gevel/dakfase en de afbouwfase moet bouwtijdverkorting mogelijk zijn. De bouw-methode met licht kraantransport heeft een groot aantal voordelen.

Voordelen

• kraantransport voorkomt fysieke overbelasting voor personeel;

• korte bouwtijd voor casco beperkt tijd van werken in weer en wind;

• gebruik containers in plaats van chaotische opslag beperkt overlast buurt;

• aanvoer in containers beperkt diefstal en beschadiging materialen;

• aanvoer in vroege ochtend beperkt verkeers-overlast in straat;

• gegroepeerde aanvoer beperkt aantal vracht-wagens overdag;

• korte bouwtijd beperkt hinder buurtbewoners.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Gezonde productiviteit: innoveren voor betere ar-beidsomstandigheden (Rapport SST 58). Stichting Toekomstbeeld der Techniek, 1996.2 Handboek bekistingen. Stubeco, 1992

06950556_H04.indd 99 22-03-2005 14:18:56

Page 110: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

100

NormenNEN 1070 Geluidwering in gebouwen – Specifica-tie en beoordeling van de kwaliteit.NEN 6000 Modulaire coördinatie voor gebouwen – Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en regels voor plannen.NPR 5070 Geluidwering in woongebouwen – Voor-beelden van wand- en vloerconstructies.

06950556_H04.indd 100 22-03-2005 14:18:56

Page 111: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5Uitvoeren skelet bij utiliteitsbouwH. A. J. Flapper

Bij de utiliteitsbouw is het uitvoeren van het skelet de belangrijkste

fase van het uitvoeringsproces. Het gaat bij utiliteitsbouw om het ma-

ken van vloeren en daken. Ondergeschikt daaraan is de ondersteuning

van de vloer of het dak. De ondersteuning wordt meestal uitgevoerd

met kolommen, behalve als de ondersteuning tevens de stabiliteit van

het gebouw moet verzorgen of als de gevel wordt benut als onder-

steuning van de vloeren.

06950556_H05.indd 101 22-03-2005 14:23:35

Page 112: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

102

Inleiding

De draagconstructies in utiliteitsbouw zijn naar de hoogte van het gebouw te verdelen in drie categorieën:1 laagbouw;2 verdiepingbouw;3 hoogbouw.

1 LaagbouwLaagbouw is een sector in de utiliteitsbouw waarbij het functioneel proces van de gebruiker voornamelijk op maaiveldniveau plaatsvindt en waarin het skelet als hoofddoel heeft het dak te dragen. Voor kleine laagbouwprojecten, zoals een klein kantoor, een kleine school of een klein zorggebouw, zijn de bouwmethoden van de woningbouw toepasbaar.

Voor laagbouw waarbij een grote kolomvrije ruimte nodig is om de hoofdfunctie van het gebouw goed te kunnen vervullen, is staal het meest voorkomende constructiemateriaal voor het dak. Hout en beton komen als spant ook voor maar in mindere mate. Ongeacht het materiaal worden voor grote overspanningen de spanten geprefabriceerd. De uitvoering van dit skelet wordt behandeld in paragraaf 5.2.

2 VerdiepingbouwIn de woningbouw zijn prefab- en in situ beton voor verdiepingbouw concurrerende bouw-methoden. In de utiliteitsbouw komt hetzelfde spanningsveld tussen prefab en in situ voor. Het uitvoeren van een in situ betonskelet vraagt ken-nis over bekistingen. Dit wordt uitvoerig behan-deld in paragraaf 5.3.

De nieuwe ontwikkelingen in de betontechno-logie maken het bij verdiepingbouw mogelijk met in situ beton tot nieuwe bouwmethoden te komen die tot lagere bouwkosten en tot ver-korting van de bouwtijd kunnen leiden. Aan de hand van een voorbeeldproject worden de uit-voeringstechnische mogelijkheden besproken in paragraaf 5.4.

Evenals in de woningbouw is het bij utiliteitsver-diepingbouw mogelijk zowel de verticale als de horizontale draagconstructie samen te stellen uit

prefab-betonelementen. De draagstructuur is complexer dan bij de casco’s van woningbouw. Prefab-beton wordt behandeld in paragraaf 5.5.

De vloer als horizontale draagconstructie wordt meestal van beton gemaakt, maar de verticale draagconstructie kan ook in staal of steen wor-den uitgevoerd. Het skelet bestaat dan uit een combinatie van beton, staal en steen. Dit wordt een hybride constructie genoemd. De uitvoering wordt behandeld in paragraaf 5.6.

3 HoogbouwBij hoogbouw gaat, om de windbelasting op te vangen, de verticale draagconstructie een grotere rol spelen dan de horizontale draag-constructie. De uitvoeringsmethode voor de verticale draagconstructie is bepalend voor de bouwtijd en de bouwkosten. Het uitvoeren van hoogbouw stelt hoge eisen aan de uitvoerings-techniek. Dit wordt apart behandeld in hoofd-stuk 6.

5.1 Gebruiksfunctie gebouw

De belangrijkste gebruiksfuncties in de utiliteits-bouw zijn:

• kantoor- en onderwijsfunctie, figuur 5.1;

• hotelfunctie, figuur 5.2;

• winkelfunctie, figuur 5.3;

• parkeerfunctie, figuur 5.4.

In deze paragraaf wordt een kort overzicht van de belangrijkste mogelijkheden gegeven.

▶▶ In deel 9 Utiliteitsbouw worden de

draagstructuren van deze gebouwtypen

uitvoerig besproken

� ����������� � ����������� � �������������

Figuur 5.1 Draagstructuren voor kantoorgebouwen

06950556_H05.indd 102 22-03-2005 14:23:36

Page 113: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 103

� ������������������� � ������������������

Figuur 5.6 Kleine en grote overspanningen

Hoe groter de overspanning van een dak, hoe zwaarder de constructie en hoe hoger de kos-ten van de dakvloer per m2 vloeroppervlak. Hoe kleiner de overspanning van de dakvloer is, hoe meer steunpunten nodig zijn, figuur 5.7. Er zijn vaste kosten voor het maken van elk steunpunt, hoe gering ook de belasting, en variabele kosten voor het verhogen van de toelaatbare belasting van het steunpunt. Bij elke draagconstructie moet het optimum worden gezocht tussen de kosten van de dakvloer en van de ondersteuning per m2 dakvloer.

���������������������

����

����

����

� ���

����������

���������

������������� �����

������������������

��������������

Figuur 5.7 Optimaliseren overspanning dakvloer

Bij stalen draagconstructies wordt de verticale draagconstructie (de kolommen) van HEA- of HEB-profielen gemaakt.

De horizontale draagconstructie (balken), figuur 5.8, wordt bij kleine overspanningen van IPE-profielen gemaakt. Bij grotere overspanningen kan de constructiehoogte van het IPE-profiel worden vergroot tot een raatligger. Voor nog grotere overspanningen wordt een vakwerkligger samengesteld uit verschillende hoekprofielen. Kokerprofielen zijn duurder dan hoekprofielen en worden alleen toegepast als de constructie-kwaliteit van de kokervorm nodig is of als hoge esthetische eisen aan het spant worden gesteld. Tussen de spanten kunnen stalen gordingen ko-men als de overspanning van de dakplaat kleiner is dan de spantafstand. Stalen dakplaten in dam-wandprofiel hebben een economische overspan-ning van 5,000 m. Bij bedrijfsgebouwen wordt daarom vaak ook een spantafstand van 5,000 m toegepast, zodat gordingen niet meer nodig zijn.

� ����������� � ����������� � �������������

Figuur 5.2 Draagstructuren voor hotels

� ����������� � ���������������

Figuur 5.3 Draagstructuren voor winkels

� ��������� � ����������� � ���������

Figuur 5.4 Draagstructuren voor parkeren

� �������� � ���������� � �����������

Figuur 5.5 Complexe draagstructuren voor dubbelfuncties

5.2 Laagbouw prefab-staal

Bij grote overspanningen moet het ontwerp van de draagconstructie vooral worden gericht op het met zo min mogelijk materiaal maken van een horizontale dakconstructie, figuur 5.6. Bij grote overspanningen van een laagbouw draag-constructie gaat het eigen gewicht van de dak-spanten een grotere rol spelen dan de nuttige belasting. Staal is dan het meest geschikte mate-riaal voor het maken van de draagconstructie.

06950556_H05.indd 103 22-03-2005 14:23:38

Page 114: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

104

� ��� � ���������� � ������������

Figuur 5.8 Verschillende balkvormen

5.2.1 Invloed montage op bouwkostenIn de cursus Fabricage en montage van staalcon-structies (Opleidingsinstituut Staalbouw) wordt in twee tabellen het verschil aangegeven tussen ge-makkelijk en moeilijk te monteren staalconstruc-ties. Daaruit blijkt dat een moeilijk te monteren staalconstructie een derde duurder kan worden, figuur 5.9.

Het ontwerp van een verbinding in staal heeft zowel invloed op de bouwtijd als op de bouw-kosten. Het maken van een verbinding in staal is in drie fasen te verdelen:1 prefabriceren verbindingsonderdelen;2 monteren minimum aantal verbindingen;3 afmonteren restant verbindingen.

De bouwtijd wordt gunstiger als het aantal bou-ten in de montagefase zo klein mogelijk is. De bouwkosten worden gunstiger als in de afmonta-gefase het aantal bouten zo klein mogelijk is en in de prefabricagefase het aantal onderdelen zo gering mogelijk is, figuur 5.10 tot en met figuur 5.12.

Een veelvoorkomend verbindingssysteem bij een kruising van twee profielen bestaat uit losse hoekijzers waarmee de flenzen van de profielen met bouten aan elkaar worden ver-bonden. Dan zijn per fase de volgende werk-zaamheden nodig:

• prefabriceren: vier hoeklijnen en 24 gaten boren;

• monteren: minimaal vier bouten aanbren-gen;

• afmonteren: resterende vier bouten aan-brengen.

� �������������������� � �����������

Figuur 5.10 Kruising twee balken met 36 onderdelen

Met een combinatie van las- en boutver-bindingen is het aantal onderdelen van de verbinding aanzienlijk te beperken. Aan het hoofdprofiel worden twee bevestigingsplaten gelast. Als de bevestigingsplaten buiten het profiel uitsteken, kan dit problemen geven bij het transport en is vervorming bij laden en lossen mogelijk:

• prefabriceren: twee lasplaten en acht gaten boren;

• monteren: minimaal twee bouten aanbrengen;

• afmonteren: resterende twee bouten aan-brengen.

Figuur 5.9 Kostenvergelijking eenvoudige en moeilijke staalconstructie Bron: Opleidingsinstituut Staalbouw

Kostenpost Eenvoudige montage per kg Moeilijke montage per kg

Ontwerp 3% € 0,06 3% € 0,07Tekenwerk 8% € 0,14 5% € 0,12Materiaal 38% € 0,70 29% € 0,70Fabricage 22% € 0,38 19% € 0,46Conservering 15% € 0,26 11% € 0,26Transport 2% € 0,04 6% € 0,14Montage 10% € 0,18 25% € 0,60Diversen 2% € 0,04 2% € 0,05

Totaal per kg 100% € 1,80 100% € 2,40

06950556_H05.indd 104 22-03-2005 14:23:39

Page 115: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 105

� ������������������������� � �����������

Figuur 5.11 Kruising twee balken met veertien onderdelen

Als bij een kruising van twee balken de bovenkant van beide balken in hetzelfde vlak moeten komen, kan de kleinere balk aan de bovenkant worden gecontramald naar het hoofdprofiel, maar dat is kostbaar. Het is een-voudiger het verbindingsvlak met lasplaten recht te maken:

• prefabriceren: vier lasplaten en zestien gaten boren;

• monteren: minimaal vier bouten aanbren-gen;

• afmonteren: resterende vier bouten aan-brengen.

Figuur 5.12 Kruising twee balken met 28 onderdelen

5.2.2 Monteren staalconstructieDe montagekosten van een staalconstructie lig-gen tussen 10% en 25% van de totale kosten van de staalconstructie. Bij bedrijfsgebouwen speelt de vloer een grote rol bij de montage.

De spanten zijn de zwaarste onderdelen van de staalconstructie. Als in de onderbouwfase de be-gane-grondvloer al is gemaakt, dan is de nuttige belasting van de vloer vaak lager dan de punt-lasten van een zware mobiele kraan. De mobiele kraan moet dan buiten het gebouw opgesteld worden en de vlucht van de mobiele kraan moet minimaal de helft van de overspanning plus de opstelruimte zijn, figuur 5.13.Als de begane-grondvloer later is te maken, kan de mobiele kraan in het gebouw rijden en kunnen de zware spanten met een korte vlucht worden gehesen, figuur 5.14. De gordingen of

randbalken zijn aanzienlijk lichter en als de mobiele kraan voorzien is van een lichte hulp-mast (JIB) kan die de lichtere balken met een grotere vlucht monteren.

�������

Figuur 5.13 Monteren van buitenaf

Figuur 5.14 Montage van binnenuit

Afmonteren staalconstructieEr zijn twee verschillende methodes van afmon-teren die grote invloed hebben op de bouwtijd. Als eerst de hele staalconstructie ruw wordt gesteld en daarna pas wordt gestart met het nauwkeurig afstellen en afmonteren, kan de uitvoering van de gevelbeplating en de dakbe-plating pas starten als de hele staalconstructie is gesteld en het eerste stramien is afgemonteerd, figuur 5.15. Als na de montage van het eerste veld, dit direct wordt afgesteld en afgemonteerd en daarna stramien voor stramien wordt gesteld en afgemonteerd, kan het aanbrengen van de gevelbeplating en de dakbeplating starten direct na de afmontage van het eerste stramien.

����������������

�����������������

Figuur 5.15 Volgorde monteren

06950556_H05.indd 105 22-03-2005 14:23:40

Page 116: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

106

Invloed secundaire ruimtenIn veel bedrijfsgebouwen is ook kantoorruimte nodig. De afbouwtijd van het kantoor is aan-zienlijk langer dan van de bedrijfshal en de kantoorfunctie geeft een aanzienlijke verlenging van de totale bouwtijd. Als de kantoorruimte op een tussenverdieping is ontworpen, moet in de staalconstructie van de bedrijfshal een hulp-constructie worden gemaakt als vloer voor de kantoren, figuur 5.16. Als de verdiepingsvloer met kanaalplaatvloeren voor de kantoren tij-dens de montage van de staalconstructie wordt meegenomen, kan de afbouw van de kantoren starten direct na het monteren van de gevel- en dakbeplating.

Figuur 5.16 Kantoor binnen bedrijfshal

Als de kantoorfunctie zowel op de begane grond als op de verdieping is ontworpen, kan op de begane grond de afbouw pas starten als de betonvloer gereed is, die pas wordt gemaakt als gevel en dak wind- en waterdicht zijn.

SporthalDe draagconstructie van een sporthal wordt meestal als staalconstructie ontworpen. Bij een sporthal is een laagbouw nodig voor kleed- en

� ������������������������������������������������

� ��������������������������������������������������������

Figuur 5.17 Sporthal met kleed/wasruimten

wasruimten en kantine, figuur 5.17. De staalcon-structeur neemt de draagconstructie van de laagbouw vrijwel automatisch mee in staal. De kleed- en wasruimten hebben een aanzienlijk langere afbouwtijd dan de sporthal. De montage van de staalconstructie van de aanbouw kan pas starten als de staalconstructie van de sporthal gereed is. De afbouw van de aanbouw kan pas starten als de gevel- en dakconstructie van de aanbouw gereed is. Niet de sporthal maar de aanbouw bepaalt de bouwtijd. De sporthal als grote ruimte vraagt een andere draagconstructie dan de aanbouw met veel kleine ruimten. Het is de vraag of een staalconstructie voor de aan-bouw wel de juiste keuze is.

De bouwtijd van een sporthal is te verkorten als het bouwwerk kan worden gezien als twee onafhankelijke draagconstructies met een tussen-ruimte die later aan elkaar worden gebouwd met een hellend dak en eventueel een tussenvloer als tribune, figuur 5.17-2.

5.3 Verdiepingbouw met in situ beton

Bij een in situ beton draagconstructie voor verdie-pingbouw moet bekisting, wapening en beton verticaal en horizontaal worden verplaatst. Als primair transportsysteem moet worden gekozen voor kraantransport. Een in situ betonskelet bestaat uit een groot aantal bekistings-, wape-nings- en betononderdelen waarvan het op de juiste tijd in de juiste volgorde transporteren bepalend is voor het productietempo.

5.3.1 Optimaliseren bouwkosten en bouwtijdVoor het optimaliseren van bouwkosten en bouwtijd spelen bij een in situ draagconstructie de volgende factoren een rol:◆ Beton: hoeveelheid en verwerking.◆ Wapening: hoeveelheid en verwerking.◆ Bekisting: cyclustijd en verwerking.◆ Transportsysteem: capaciteit.

◆ In situ beton B25 (C20/25)Beton B25 (C20/25) is de meest gebruikelijke kwaliteit. De prijs levering franco werk met

06950556_H05.indd 106 22-03-2005 14:23:41

Page 117: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 107

betonmixer is regionaal sterk verschillend door de transportkosten van zand en grind. In de be-rekeningen is een richtprijs van € 90,- /m3 aan-gehouden voor de volgende betonspecificatie:

• druksterkte B25 (C20/25): na 28 dagen karak-teristieke druksterkte 25 N/mm2;

• milieuklasse 1: gebruik binnen afgeschermd tegen klimaat met betondekking: vloeren 15 mm, balken 20 mm en kolommen 25 mm;

• consistentiegebied 3: met zetmaat van 8-22 cm zakking in kegelproef;

• storten beton: met bouwkraan en kubel of met betonpomp.

◆ Wapening FEB 500De hoeveelheid wapening wordt door de con-structeur bepaald. Verwerking is mogelijk in staven van 12 en 14 m lengte of in netten met vrachtwagenbreedte van 2,400 m en 5,000 tot 7,000 m lang. Door prefabricage van de wape-ning is een deel van de arbeid van het vlechten in het werk verschoven naar de fabriek. De cyclustijd van de bekisting is daarmee te verkor-ten.

WapeningHet vakblad Cement heeft een aantal construc-tiebureaus gevraagd de wapening voor een vloer te berekenen en te tekenen. Ondanks de strakke regelgeving bleken de verschillen erg groot. Bij grote projecten met seriematige productie is het nuttig het ontwerp van de wapening en de wijze van aanbrengen uitvoeringstechnisch te optimaliseren.

◆ Bekisting vloerenBij draagconstructies die maar enkele bouwlagen tellen, is de horizontale draagconstructie het belangrijkste. Voor het maken van vloeren is per m3 beton gemiddeld ten minste 4 m2 vloerkist nodig. Bekisting is een hulpmateriaal waarvan de kosten worden bepaald door de volgende facto-ren:

• tijdgebonden kosten: huur kist;

• eenmalige kosten: kist maken;

• cyclustijd: inzet per stort;

• repetitie: hoe vaak te gebruiken;

• arbeidstijd voor bekisten;

• arbeidstijd voor ontkisten.

◆ Transportsysteem bouwkraanBij verdiepingbouw is verticaal transport nodig en de bekisting moet ook horizontaal worden getransporteerd. Het productietempo wordt voor een belangrijk deel bepaald door de capaciteit van het transportsysteem. Bij verdiepingbouw in situ beton zal voor de draagconstructie permanent een bouwkraan op de bouwplaats aanwezig zijn. De benodigde hijscapaciteit van de bouwkraan wordt bepaald door de zwaarste onderdelen en de maximale vlucht. De grootte van bekistings-elementen wordt begrensd door de vormvastheid bij het transport en ze zijn meestal niet zwaarder dan 20 kN. Wapening is per onderdeel niet zwaar en de bundels staven of netten kan worden aan-gepast aan de capaciteit van de bouwkraan. De bouwkraan wordt gebruikt om het beton te trans-porteren. Beton wordt met de bouwkraan in kubels vervoerd. Gebruikelijk is een kubel van 1 m3 beton met een gewicht van 24 kN plus het gewicht van de kubel, totaal 30 kN. Voor verdiepingbouw in situ beton is een hijsvermogen van 3 ton vol-doende. Bij een vlucht van 40 m is een bouwkraan nodig met een capaciteit van 120 tonmeter. Als de bouwkraan bepalend is voor het productietempo, is het transportsysteem bouwkraan permanent in bedrijf, figuur 5.18. Een betonpomp is een extra transportsysteem met extra kosten.De tijdgebonden kosten van het transportsys-teem vormen een belangrijk deel van de totale kosten van een in situ betonvloer. Hoe hoger het productietempo hoe lager het aandeel van de transportkosten, figuur 5.19.

Samenstelling Prijs Kosten per eenheid per dag

Bouwkraan € 1500,– p/w € 300,–Machinist € 1500,– p/w € 300,–Aanpikker beneden 1 man € 300,–Twee manop de vloer 2 man € 600,–

Kraantransportsysteem per dag € 1500,–

Figuur 5.18 Berekening kosten bouwkraantransportploeg

06950556_H05.indd 107 22-03-2005 14:23:42

Page 118: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

108

Productietempo Kosten Kosten per dag per m2 vloer

50 m2 per dag € 1500,– € 30,–100 m2 per dag € 1500,– € 15,–200 m2 per dag € 1500,– € 7,80

Figuur 5.19 Invloed transportkosten op kosten vloer

Productietempo in situ betonIn de uitgave Bouwplanning (hoofdstuk 6 Produc-tietempo) wordt van verschillende bouwmetho-den het productietempo uitgewerkt. Kentallen voor productietempo bij verdieping-bouw in in situ beton:

• vijftien dagen cyclustijd per bouwlaag;

• vijftien dagen cyclustijd vloerbekisting;

• 70-100 m2 vloerbekisting per ploeg per dag per kraan;

• 8-10 maal gebruik vloerbekisting;

• 300-500 m2 vloerveld voor één stort;

• 80-120 m3 beton storten op één dag.

Productieproces in situ betonHet productieproces van in situ beton bestaat altijd uit de volgende activiteiten:

• bekisting stellen;

• wapening vlechten;

• beton storten;

• verhardingstijd;

• ontkisten.

De factor arbeid is een belangrijk deel van de kosten van een draagconstructie en de werk-methode en organisatie van het productiepro-ces kan de factor arbeid zowel in positieve als in negatieve zin beïnvloeden. Om inzicht te krijgen in de kostenfactoren, is een indicatieve kosten-opbouw van een in situ betonvloer opgesteld, figuur 5.20. In de arbeidskosten zijn de drie man van de transportploeg opgenomen.

Uit deze kostenopstelling blijkt dat materiaal- en arbeidskosten in dezelfde orde van grootte lig-gen. De materiaalkosten van het beton is de grootste post, daarna de arbeidskosten van het bekistingswerk en dan de materiaal- en de arbeidskosten van de wapening, figuur 5.21.

�� �� �� ���������������� �������������

� �� �� ��

���������

��������

�����

Figuur 5.21 Opbouw kosten 1 m2 betonvloer

Het optimaliseren van de uitvoering van een in situ betonvloer moet dus worden gericht op het zoeken van mogelijkheden om van de zes pos-ten de kosten te verlagen om daarmee de totale kosten van 1 m2 vloer maximaal te verminderen.

In situ betonvloer Prijs per eenheid 1 m2 vloer

Betonvloer dik 0,24 m € 90,– per m3 € 21,60Wapening 80 kg/m3 = 19 kg/m2 € 0,54 per kg € 10,26Bekisting huur en afschrijving € 9,–

Materiaalkosten per m2 vloer € 40,86

Storten 0,24 m3 × 0,5 manuur per m3 € 33,– per manuur € 3,96Vlechten 80 kg/m3 = 19 kg/m2 € 0,54 per kg € 10,26Bekisting huur en afschrijving € 33,– € 16,50

Arbeidskosten per m2 betonvloer € 30,72

Kostenopbouw per m2 betonvloer € 71,58Exclusief bouwkraan en machinist p.m.

Figuur 5.20 Kostenopbouw in situ betonvloer

06950556_H05.indd 108 22-03-2005 14:23:42

Page 119: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 109

Een vermindering van de dikte van een beton-vloer geeft verlaging van de materiaalkosten van beton, maar heeft vaak als neveneffect dat de hoeveelheid wapening moet worden verhoogd. De arbeidskosten van de bekisting is het meest beïnvloedbaar.

Dilataties komen in alle soorten grote draagcon-structies voor, maar bij verdiepingbouw in situ beton hebben dilataties de grootste invloed op het productieproces met stortnaden en krimp-stroken. Dilataties worden in paragraaf 5.3.15 aan de orde gesteld.

5.3.2 Vloerbekisting baddingsysteemHet eenvoudigste systeem voor vloerbekisting is opgebouwd uit de volgende onderdelen, figuur 5.22:

• multiplex plaat dik 18 mm afmeting 1,220 × 2,440 m;

• kinderbinten van baddings h.o.h. circa 0,400 tot 0,600 m;

• dubbele onderslagen van baddings h.o.h. 1,500 tot 1,800 m;

• uitschuifbare stalen stempel h.o.h. 1,200 tot 1,300 m om stortbelasting over te dragen naar onderliggende vloer.

Voor het frame van baddings wordt een typisch Nederlandse bekistingsbalk van 56 × 156 mm gebruikt.

Een betonvloer van 240 mm dik geeft:5,76 kN/m2 gewicht beton en wapening2,00 kN/m2 gewicht kist

7,76 kN/m2 over te brengen belasting

De sterkte van de badding als kinderbint bepaalt de afstand van de onderslagen. De sterkte van

���������

�������

���������

������������������������

Figuur 5.22 Traditionele vloerbekisting (baddingsysteem)

de onderslag als dubbele badding bepaalt de afstand van de stempels. Als de kinderbint een overspanning kan maken van 1,800 m en de onderslag een overspanning van 1,200 m dan is één stempel nodig per 2,16 m2. De belasting op de stempel wordt dan 2,16 m2 × 7,76 kN/m2 = 16,76 kN. Het optimaliseren van de vloerbekis-ting is het zoveel mogelijk uitnutten van de beschikbare belastingscapaciteit van de onder-delen van het systeem.

Een deel van de stempels en baddings moet al staan voordat met de beplating kan worden be-gonnen. Een deel van de beplating moet gereed zijn voordat de vlechter kan beginnen (vooral bij staven van 12 m lang). De wapening moet zijn gevlochten voordat de vloer kan worden gestort. Het beton moet een bepaalde druksterkte berei-ken voordat kan worden gestart met het ontkis-ten om de kist weer voor de volgende vloer te kunnen gebruiken. Globaal is uit te gaan van een cyclustijd van 15 werkdagen voor de vloerbekis-ting. Met één set vloerbekisting is elke 15 dagen een vloer te storten, figuur 5.23.

De benodigde ontkistingssterkte van het beton moet in principe door de constructeur aangege-ven worden op basis van NEN 6722 Voorschriften Beton – Uitvoering (p. 18, tabel 2). In de bouw-praktijk ligt de benodigde ontkistingssterkte tus-sen 14 N/mm2 en 25 N/mm2, afhankelijk van de overspanning. Vooral bij grote overspanningen is de elasticiteitsmodulus belangrijk in verband met de kruip. Hoe ouder de onbelaste beton, hoe lager de kruipcoëfficiënt.

Berekening kosten vloerbekistingBij elk in dit hoofdstuk te behandelen systeem voor vloerbekisting wordt een berekening van de kosten gemaakt, gebaseerd op hetzelfde voorbeeldproject. Voor de kostenvergelijking van vloerbekisting is uitgegaan van een gebouw met:

• vier verdiepingen;

• 625 m2 vloeroppervlak per verdieping;

• 625 m2 vloerkist per verdieping;

• totaal 2.500 m2 betonvloer.

06950556_H05.indd 109 22-03-2005 14:23:43

Page 120: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

110

Voor het opstellen van kostenoverzichten zijn de volgende gegevens nodig:

• kosten multiplex: netto 625 m2 vloerkist plus 10% extra kistoppervlak plus 20% zaagverlies is 820 m2 aankopen. Levering op werk € 15,- per m2 waarvan 80% na gebruik een restwaarde heeft van € 6,- per m2 geeft gemiddeld€ 10,20 per m2 per m2 te gebruiken multiplex.

• kosten baddings: aankoop op werk € 3,60 per m waarvan 90% na gebruik een restwaarde heeft van € 2,10 per m = € 1,74 per m

• huurtijd stempels: 4 × cyclustijd van 15 dagen = 60 werkbare dagen. Omgerekend naar kalen-derhuurweken met 16 werkbare dagen per maand = 60 dagen : 16 dagen per maand = 3,75 maand × 4,33 week per maand = afgerond 17 huurweken.

Met deze gegevens kan het kostenoverzicht van figuur 5.24 gemaakt worden.

Doorstempeling vloerbekistingIn het kostenoverzicht zijn extra stempels opgenomen voor het doorstempelen van de onderliggende vloer. Doorstempeling is een extra kostenpost voor vloerbekisting. Soms kan het noodzakelijk zijn om over meerdere vloeren door te stempelen. De constructeur moet hier-voor een berekening maken volgens de TGB-normen. Stempels op een bouwlaag belemme-ren de start van de inbouw en installaties. Beper-king van de doorstempeling heeft een positief effect op zowel de bouwkosten als de bouwtijd.

De onderstaande belastingsberekening toont de noodzaak tot doorstempeling aan.

5,76 kN/m2 beton en wapening vloer 0,240 m dik

2,00 kN/m2 bekisting

7,76 kN/m2 overdracht naar onderliggende vloer

De constructeur heeft voor de onderliggende vloer rekening gehouden met de veranderlijke belasting, de belasting voor de afbouw en met de veiligheidsfactoren 1.2 of 1.5 volgens de nor-men:

Fig

uu

r 5

.23 P

lann

ing

cycl

ustij

d vl

oerb

ekis

ting

����

����

����

����

�����

����

����

����

���

���

��

��

��

��

���

����

����

����

��

����

����

����

����

���

����

����

���

����

����

����

����

�����

������

06950556_H05.indd 110 22-03-2005 14:23:43

Page 121: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 111

4,50 kN/m2 veranderlijke belasting (3,0 × 1,5)1,80 kN/m2 scheidingswanden (1,5 × 1,2)0,24 kN/m2 plafond en installatie (0,2 × 1,2)1,20 kN/m2 vloerafwerking (1,0 × 1,2)7,00 kN/m2 constructievloer (5,8 × 1,2)

14,74 kN/m2 rekenwaarde vloerbelasting

Als de onderliggende vloer zijn eindsterkte heeft bereikt na 28 dagen of korter, is een deel van de berekende belasting beschikbaar om de boven-liggende vloer te ondersteunen.

+ 14,74 kN/m2 berekende vloerbelasting– 7,00 kN/m2 eigen gewicht betonvloer

+ 7,74 kN/m2 beschikbare belasting– 7,76 kN/m2 benodigde belasting

Als het beton van de onderliggende betonvloer zijn eindsterkte heeft bereikt, is het niet nodig de on-derliggende vloer door te stempelen, figuur 5.25.

����������

����������

����������

����������

��������������������

� ��������������������� � ���������������������

���������� ����������

Figuur 5.25 Doorstempeling vloerbekisting

Als de onderliggende betonvloer na veertien dagen maar 60% van zijn eindsterkte heeft be-reikt, is de berekening van de doorstempeling als volgt:+ 8,85 kN/m2 60% van berekende belasting– 7,00 kN/m2 eigen gewicht betonvloer

+ 1,85 kN/m2 beschikbare belasting– 7,76 kN/m2 benodigde belasting

– 5,91 kN/m2 door te stempelen

De arbeidskosten met een norm van 0,7 man-uur per m2 zijn bijna driemaal zo hoog als de materiaalkosten. Van de materiaalkosten is de multiplex de hoogste post. Rekening houdend met zaagverlies en beschadiging is 820 m2

Figuur 5.24 Berekening kosten baddingsysteem

multiplex nodig om een vloerveld van 625 m2 vier keer te kunnen gebruiken. De kosten van de stempels zijn met een T aangegeven, deze zijn tijdgebonden.

Baddingsysteem Prijs per eenheid Prijs 2.500 m2

Multiplex 820 m2 € 10,20 per m2 € 8.364,–Kinderbint 2.100 m € 1,74 per m € 3.654,–Onderslag 900 m € 1,74 per m € 1.566,–Stempels 380 st × 17 weken1 € 0,54 per week € 3.212,40 TDoorstempels 68 st × 17 weken € 0,54 per week € .624,– TLeuningstaanders en leuningen post € .600,–Transportkosten drie vrachten post € 1.200,–Verlies 2.500 m2 € 0,12 m2 € .300,–

Materiaalkosten vloer € 7,80 per m2 € 19.520,40

Arbeid 0,7 manuur per m2 × € 33,– per manuur € 23,10 per m2 € 57.750,–

Totaalkosten vloerkist € 30,90 per m2 € 77.270,40

1 Stempelafstand 1,800 × 1,200 = 2,16 m2/stempel. T = tijdgebonden kosten

06950556_H05.indd 111 22-03-2005 14:23:44

Page 122: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

112

Het doorstempelen vraagt extra stempels en extra arbeid voor plaatsing en demontage. Het aantal doorstempels is te verminderen door alle beschikbare sterktecapaciteit van de onderlig-gende vloer te benutten. Daarbij is belangrijk wat het tijdverschil is tussen twee boven elkaar liggende vloeren en hoe snel het beton zijn eind-sterkte heeft bereikt.

Reduceren aantal stempelsEen stalen stempel bestaat uit een buiten- en binnenbuis om de lengte te kunnen variëren met een schroefdraad met moer voor de hoogte-instelling. Stalen stempels zijn in drie belastings-groepen te verdelen:1 woningbouw: 18 kN lichte stempels;2 utiliteitsbouw: 36 kN middelzware stempels;3 civiele bouw: 50 kN zware stempels.

Dit is de maximum toelaatbare belasting bij ingeschoven toestand. De werkelijk toelaatbare belasting wordt door drie factoren ongunstig beïnvloed, figuur 5.26 en 5.27:1 Mate van uitschuiven binnenbuis. Langere stempel heeft hogere knikbelasting en binnen-buis is zwakker dan buitenbuis.2 Kans afwijking stempelafstand. Bij losstaande stempels bestaat risico dat afstand plaatselijk gro-ter is en belasting hoger wordt.3 Kans dat losstaande stempel niet te lood staat, waardoor reductie toelaatbare belasting nodig is om excentriciteit op te vangen.

Een stalen stempel met een maximale belasting van 36 kN en een minimumhoogte van 2,200 m. De onderste lijn in de grafiek is de afname van de belasting als de stempel los staat en waarin te zien is dat de toelaatbare belasting bij een uitschuiving van 1 m en een stempel-hoogte van 3,000 m is verminderd tot 18 kN. Bij de middelste lijn zijn steeds vier stempels met schoren gekoppeld. De schoren fungeren als knikverkorter en garanderen het te lood staan en de afstand tussen de vier stempels. Bij een stempelhoogte van 3,200 m is de toelaat-bare belasting nog 26 kN. Als alle stempels zijn doorgeschoord, werkt de knikverkorting nog beter en is de stempelafstand van alle stempels gegarandeerd. Bij een uitschuiving van 1,000 m is de maximale belasting nog beschikbaar.

�� �� �� �� �� �� ��

���

���

���

���

���

���

���

���

���� �������������

���������������������������������� �� �� �� �� ��

�������������������

���������������������������������

Figuur 5.26 Toelaatbare belasting op stempels

De losstaande stempel kan 18 kN dragen en de doorgaand geschoorde stempel het dub-bele (36 kN). In de utiliteitsbouw moeten ook zware balken en andere betonconstructies worden ondersteund waarvoor de middel-zware stempel van 36 kN nodig is. Een verbe-tering van het systeem van vloerbekisting is het beter uitnutten van de beschikbare belas-ting van de middelzware stempels.

����� ����� �����

����

Figuur 5.27 Losstaande stempels, stempeltoren en door-

gaand geschoorde stempels uit figuur 5.26

5.3.3 Vloerbekisting stalen dragersysteemDoor de onderslag van dubbele baddings te vervangen door een stalen drager, figuur 5.28, is een overspanning mogelijk van 2,400 m in plaats van 1,300 m. In principe wordt daardoor het aantal benodigde stempels gehalveerd: overspanning kinderbint 1,800 × ligger 2,400 m = 4,32 m2 per stempel; vloer en stortbelasting 7,76 kN/m2 = 33,5 kN per stempel. Dit ligt dicht tegen de maximale belas-ting van 36 kN. Toepassing van schoren is nodig om bij uitschuiving van de stempel tegen knik te beveiligen en daardoor zoveel mogelijk belasting over te houden. Figuur 5.29 geeft de kosten-berekening van dit vloerbekistingssysteem.

06950556_H05.indd 112 22-03-2005 14:23:45

Page 123: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 113

�������

��������������������

��������

� ����������������� � ����������������

��������

Figuur 5.28 Stalen dragersysteem

Als een stempel 4,32 m2 vloerkist kan dragen, zouden bij een kistoppervlak van 625 m2 maar 145 stempels nodig zijn. Maar bij de randen en bij alle afwijkingen van balken en verzwaarde stroken zijn extra stempels nodig, zodat bijna het dubbele aantal stempels nodig kan zijn.

Invloed balken in vloerEen betonbalk geeft in het vloerbekistingssy-steem een aanzienlijke doorbreking van de werk-methode. Voor een balk is een aparte ondersteu-ning nodig waarbij de nuttige belasting van de stempels onvoldoende kan worden uitgenut, figuur 5.30. De zijvlakken van de balk fungeren als ondersteuning van de aansluitende vloerbe-kisting. Voor het maken van een balk in de vloer

is een onevenredig aantal activiteiten nodig in relatie met de m3 beton van de balk. Bij een gevelbalk moet de ondersteuning van de balk binnen het onderliggende vloerveld worden opgevangen, figuur 5.31. De buitenbalkbekisting ligt buiten de ondersteuning van de gevelbalk. Dit bekistingsprincipe is gevaarlijk omdat de buitenbalkbekisting naar buiten kan dompen. In hoofdstuk 7 worden alternatieven uitgewerkt in

�����

���

��

�������

Figuur 5.30 Balk in baddingsysteem

Stalendragersysteem Prijs per eenheid Prijs 2.500 m2

Multiplex 820 m2 € 10,20 per m2 € 8.364,–Kinderbint 2.100 m € 1,74 per m € 3.654,–Stalen ligger 182 st × 71 weken € 0,72 per week € 2.227,20 TStempels 278 st × 17 weken1 € 0,54 per week € 2.552,40 TSchoren 675 st × 17 weken € 0,20 per week € 2.341,20 TDoorstempels 68 st × 17 weken € 0,54 per week € 8,624,– TLeuningstaanders en leuningen post € 8,600,–Transportkosten 3 stuks vrachten post € 1.200,–Reparatie/verlies 2.500 m2 € 0,24 m2 € 8,600,–

Materiaalkosten vloer € 8,87 per m2 € 22.162,80

Arbeid 0,50 manuur per m2 × € 33,– per uur € 16,50 per m2 € 41.250,–

Totaalkosten vloerkist € 25,37 per m2 € 63.412,80

1 Stempelafstand 1,800 × 2,400 = 4,32 m2 per stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.29 Berekening kosten stalen dragersysteem

06950556_H05.indd 113 22-03-2005 14:23:46

Page 124: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

114

een combinatie van prefab en in situ.Bij een bekistingssysteem met stalen dragers waarbij de kinderbinten zowel tussen als bovenop de dragers zijn te plaatsen, wordt het eenvoudig binnen het systeem een verdieping in de vloerbekisting voor een verzwaarde strook of een paddestoelkop te maken, figuur 5.32. Een verdieping met een sprong gelijk aan de bad-dinghoogte is het gemakkelijkst te maken. Een ruwe badding van 60 × 160 mm is geschaafd 56 × 156 mm.

���

��

�������

��������

������

Figuur 5.31 Gevelbalk in baddingsysteem

���������������������������

����������

���������

��������

Figuur 5.32 Verzwaarde strook in stalen dragersysteem

5.3.4 Vloerbekisting paneelvalkopsysteemEen andere richting voor verbetering van vloer-bekisting is gezocht in vervanging van multiplex en kinderbint door een stalen of aluminium om-randing voorzien van multiplex, figuur 5.33. Het standaardpaneel heeft een afmeting van 0,600 × 1,800 m met een huurprijs van € 0,90 per paneel per week.

� ����������������

���� ���� ���� ����

� ����������������

Figuur 5.33 Paneelsysteem

De stalen ligger is 1,650 m lang met een huur-prijs van € 0,33 per ligger per week.

Om de huurkosten van de dure panelen te ver-minderen, is gezocht naar een mogelijkheid om de cyclustijd van de vloerbekisting te verkorten. Een betonvloer mag pas worden ontkist bij een druksterkte van 14 tot 25 N/mm2. In het alge-meen is daarvoor een verhardingstijd nodig van maximaal zeven etmalen. Omdat een werkweek maar vijf etmalen telt en na vijf dagen in het weekend altijd twee etmalen verhardingstijd beschikbaar is, wordt in de planning meestal een verhardingstijd van vijf werkdagen aangehou-den.

Er is een speciale constructie ontwikkeld (valkop) die boven op de stempels wordt aangebracht, figuur 5.34. De bekistingdragers steunen niet op de kop van de stempel, maar op een tussenring. Als de stempels blijven staan is het mogelijk de panelen te ontkisten als een druksterkte van 14 N/mm2 is bereikt. Dit is mogelijk na twee tot drie etmalen verharding. De tussenring wordt losgedraaid, waarna de drager met panelen een stukje naar beneden vallen. De panelen en dra-gers zijn te demonteren terwijl de stempel de vloerbelasting blijft dragen.Vanaf de vloer worden de dragers met de stem-pel omhoog gestoken en horizontaal geplaatst, figuur 5.35. De panelen worden van bovenaf tussen de dragers gelegd. Bij het ontkisten van dragers en panelen moet op een rolsteiger wor-den gewerkt om boven bij de kist te kunnen komen.Door toepassing van de valkop op de stempel wordt de verhardingstijd voor het ontkisten van vijf dagen verkort naar drie dagen. Door inte-gratie van ondersteuning en beplating wordt de intervaltijd tussen start bekisten en start vlechten verkort van vier naar twee dagen. Samen

06950556_H05.indd 114 22-03-2005 14:23:47

Page 125: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 115

���

Figuur 5.34 Valkopsysteem

Figuur 5.35 Montage stempels en panelen

geeft dit een verkorting van de cyclustijd van de vloerkist van 15 dagen naar 12 dagen. De huur-tijd van de vloerkist wordt 4 verdiepingen × 12

dagen = 48 werkbare dagen. Met 16 werkbare dagen per maand = 3 maanden × 4,33 weken per maand = 13 kalenderweken. De kostenbere-kening voor dit bekistingssysteem is gegeven in figuur 5.36.

5.3.5 Vloerbekisting paneelsysteemDe volgende stap die is gemaakt in vereenvou-diging van de vloerbekisting, is het weglaten van de ligger. De panelen worden rechtstreeks met stempels ondersteund, figuur 5.37. Het standaardpaneel heeft een afmeting van 0,900 × 1,800 m waardoor per 1,62 m2 vloer een stem-pel nodig is. Bij een stortbelasting van 7,76 kN/m2 is de stempelbelasting 12,6 kN. De panelen worden vanaf de vloer met een stok omhoog ge-stoken waarna een stempel onder het kruispunt van de panelen wordt geplaatst. De eenvoud van het systeem geeft vermindering van de hoeveel-heid arbeid.In dit systeem kan de valkop niet worden toe-

Een deel van de vloer is niet binnen het paneelsysteem te maken en daarvoor is aan-vullende bekisting met multiplex en baddings nodig. De mate van afwijkingen heeft grote invloed op de materiaalkosten en ook op de arbeidskosten. De panelen moeten na gebruik op de bouwplaats worden schoongemaakt.

Figuur 5.36 Berekening kosten paneelvalkopsysteem

Paneelvalkopsysteem Prijs per eenheid Prijs 2.500 m2

Kistsysteem 680 m2 × 13 weken € 1,92 per week € 16.972,80 TDoorstempels 680 m2 × 13 weken1 € 0,22 per week € 1.909,20 TLeuningplanken post € .300,–Transportkosten 6 vrachten post € 2.250,–Schoonmaakkosten 680 m2 € 1,20 per m2 € .816,–Reparatie/verlies 2.500 m2 € 0,60 per m2 € 1.500,–Multiplex 100 m2 € 15,– per m2 € 1.500,–Kinderbint 80 m € 3,60 per m € .288,–

Materiaalkosten vloer € 10,20 per m2 € 25.536,–

Arbeid 0,40 manuur per m2 × € 33,– per uur € 13,20 per m2 € 33.000,–

Totaalkosten vloerkist € 23,40 per m2 € 58.536,–

1 Stempelafstand 1,650 × 1,800 = 2,97 m2/stempel. T = tijdgebonden kosten

06950556_H05.indd 115 22-03-2005 14:23:48

Page 126: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

116

gepast. De cyclustijd van vijftien dagen wordt alleen verkort van vier naar één dag door ver-korting van het interval tussen start bekisting en start wapening. Hierdoor is ook een cyclustijd van dertien dagen mogelijk. De huurtijd wordt gelijk aan het valkopsysteem met dertien kalen-derweken, figuur 5.38.

���������������������������

������

Figuur 5.37 Paneelsysteem

Uit de berekening van de kosten van de vier sys-temen blijkt dat de keuze van de vloerbekisting afhankelijk is van de volgende factoren:

• cyclustijd vloerbekisting;

• grootte vloerbekisting;

• totaal vloeroppervlak;

• eenmalige kosten vloerkist;

• tijdgebonden kosten vloerkist;

• oppervlak niet in systeem mogelijk;

• arbeidstijd bekisten per m2.

5.3.6 Vloerbekisting breedplaatsysteemEen andere ontwikkeling om de kosten van vloer-bekisting te verlagen is het vervangen van multi-plex en kinderbinten door een prefab-betonplaat van 50 mm dik die als verloren bekisting fun-geert en waarover in het werk de betondruklaag wordt gestort, figuur 5.39. De breedplaten zijn standaard 2,400 m breed en worden breed-plaatvloeren genoemd. Naast breedplaten met gewone wapening worden voorgespannen breedplaten gemaakt. Deze platen worden pre-fab in een lange-banksysteem gemaakt, waarin de voorspankabels vooraf worden gespannen. Daarna wordt het beton gestort en na verhar-ding kan de breedplaat zelf zijn voorspanning opnemen. Bij grotere overspanningen zijn de vervormingskrachten van de voorspanwapening zo groot dat de breedplaat dikker moet worden tot 70 en 100 mm.Een breedplaat van 50 mm dik kost bij utiliteits-bouw circa € 18,- per m2 franco werk exclusief

�������������������

���������

Figuur 5.39 Breedplaatsysteem

Figuur 5.38 Berekening kosten paneelsysteem

Paneelsysteem Prijs per eenheid Prijs 2.500 m2

Kistsysteem 680 m2 × 13 weken € 2,86 per week € 25.246,80 TDoorstempels 680 m2 × 13 weken1 € 0,43 per week € 3.819,– TLeuningstaanders en leuningen post € .600,–Transportkosten 6 vrachten post € 2.250,–Schoonmaakkosten 680 m2 € 1,20 per m2 € .816,–Reparatie/verlies 2.500 m2 € 0,60 per m2 € 1.500,–Multiplex 100 m2 € 15,– per m2 € 1.500,–Kinderbint 80 m € 3,60 per m € .288,–

Materiaalkosten kist € 14,40 per m2 € 36.019,80

Arbeid 0,25 manuur per m2 × € 33,– per uur € 8,26 per m2 € 20.640,–

Totaalkosten vloerkist € 22,66 per m2 € 56.659,80

1 Stempelafstand 0,90 × 1,80 = 1,62 m2/stempel. T = tijdgebonden kosten

06950556_H05.indd 116 22-03-2005 14:23:49

Page 127: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 117

bijleg wapening. Gerekend wordt op 10 kg wapening per m2 voor € 0,90 per kg in de breedplaat en in de in situ beton als boven-wapening 10 kg/m.Omdat bij toepassing van de breedplaat minder in situ beton nodig is, kan de volgende kosten-berekening opgesteld worden:+ € 18,- per m2 levering breedplaat– € 4,50 per m2 beton 0,05 m3 × € 90,-– € 0,90 per m2 storten 0,5 manuur per m3 × € 33,-

€ 12,60 per m2 kosten verloren bekisting

Zie voor de berekening van de totale kosten van de vloer figuur 5.40. De breedplaat moet met stempels worden ondersteund om de stortbelas-ting naar de onderliggende vloer over te bren-gen. De stortbelasting is even groot als bij een in situ beton vloer, waardoor de stempelafstand ook ongeveer gelijk is 1,800 × 2,400 m. Het aantal aanvullende stempels bij de vloerranden en bij afwijkingen kan lager zijn. De intervaltijd tussen start bekisting en start wapening, en de tijd van het vlechten is korter. Wel blijft de ver-hardingstijd van vijf werkdagen nodig. Cyclustijd 12 dagen × 4 = 48 werkbare dagen = 13 kalenderweken.

5.3.7 Vloerbekisting tafelsysteemBij alle voorgaande bekistingssystemen is het transport voornamelijk gebaseerd op handtrans-port. Alle stempels, liggers, panelen en multiplex worden als handtransport gemonteerd en bij het ontkisten weer gedemonteerd. De onder-delen worden op pallets verzameld en daarna met de bouwkraan naar de volgende verdieping gebracht. Het moet toch mogelijk zijn de vloer-bekisting in grote eenheden te plaatsen en te ontkisten met de bouwkraan.

Bij een gebouw met een diepte van 12 tot 14 m moet het mogelijk zijn de vloerbekisting in vier grote delen te bekisten en te ontkisten. Bij een stramienmaat in de gevel van 5,400 m kan het veld worden opgedeeld in tafels breed 2,500 en diep 5,400 tot 7,200 m, figuur 5.41. Met de bouwkraan wordt dan in één keer een veld vloerbekisting van 17 m2 verplaatst. De tafelkis-ten moeten smaller zijn dan de ruimte tussen de kolommen. Deze tussenruimte kan met multiplex schotten worden opgevuld.

De vloerdiepte wordt met twee tafelkisten ge-vuld, figuur 5.42, waarbij elke tafelkist naar de eigen gevel kan worden uitgereden. De leuning en de vloerrandkist kan vast op de tafelkist zijn gemonteerd. Het principe van de geschoorde

Breedplaatsysteem Prijs per eenheid Prijs 2.500 m2

Betonkistplaat 2.500 m2 € 12,60 m2 € 31.500,–Stalen ligger 182 st × 13 weken € 0,72 per week € 1.704,– TStempels 200 st × 13 weken1 € 0,54 per week € 1.404,– TSchoren 550 st × 13 weken € 0,20 per week € 1.459,20 TDoorstempels 68 st × 13 weken € 0,54 per week € .477,60 TLeuningstaanders en leuningen post € .600,–Transportkosten 2 st vrachten post € .720,–Reparatie/verlies 2.500 m2 € 12,– m2 € .300,–

Materiaalkosten kist € 15,26 per m2 € 38.164,80

Arbeid 0,15 manuur per m2 × € 33,– per manuur € 4,94 per m2 € 12.375,60

Totaalkosten vloerkist € 20,22 per m2 € 50.540,40

1 Stempelafstand 1,800 × 2,400 = 4,32 m2 per stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.40 Berekening kosten breedplaatsysteem

06950556_H05.indd 117 22-03-2005 14:23:49

Page 128: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

118

����

���

���

������������� �������������

Figuur 5.41 Tafelsysteem

stempel is geschikt als ondersteuning voor de tafelkist, waarbij de stalen stempel omgekeerd wordt toegepast, met de uitschuifbare binnen-buis naar beneden. Tussen de kolommen in de langsrichting van het gebouw kunnen twee tafels worden geplaatst, figuur 5.43.

���������������������

�������

��������

Figuur 5.42 Twee tafels voor gebouwdiepte

���������������������

Figuur 5.43 Twee tafels tussen kolommen

De tafelkist bestaat uit een multiplex beplating, kinderbinten dwars op de tafelvorm en stalen onderslagen in langsrichting, die steunen op omgekeerde stempels. De horizontale schoren moeten stabiliteit geven tijdens het verplaatsen. Tijdens het storten van de vloer worden de tafel-kisten horizontaal gesteund door de kolommen.

Elke tafelkist moet bij het ontkisten naar buiten worden getransporteerd. Als er een uitrijsteiger wordt toegepast, moet de uitrijsteiger voor elke tafelkist worden verplaatst, waardoor het aantal kraancharges per tafelkist toeneemt. Met een compensatiecilinder is een uitrijsysteem mogelijk waarbij de bouwkraan de tafelkist in één keer naar buiten brengt en direct naar de volgende verdieping verplaatst, figuur 5.44-1. Per tafelkist is maar één kraancharge nodig. Aan de achterste stempel van de tafelkist is een wiel gemonteerd. De bouwkraan pakt de tafelkist aan de voorkant en trekt de tafelkist naar buiten. Als de tafel ver-der dan het zwaartepunt buiten de vloer komt, wordt de tweede hijskabel bevestigd.

Als de tweede hijskabel voorbij het zwaartepunt komt, wordt de compensatiecilinder in werking gesteld, die de lengte van de voorste hijskabel vergroot tot de kraankabel het zwaartepunt van de tafelkist heeft bereikt, figuur 5.44-2. De tafel hangt dan horizontaal en kan verder uit de ver-dieping worden gehesen en op de volgende vloer worden geplaatst om daarmee opnieuw een in situ betonvloer te maken.Het principe van de tafelkist is vooral geschikt voor ondiepe gebouwen met een vlakke

����

������������

�����������

� ���������������������������������

� �������������������

Figuur 5.44 Verplaatsen tafelkist

06950556_H05.indd 118 22-03-2005 14:23:51

Page 129: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 119

onderkant van de vloer. Gevelbalken belem-meren het uitrijden, maar maken het niet on-mogelijk. Verzwaarde stroken zijn in de tafelkist in te bouwen mits de zijkanten zelflossend taps worden gemaakt. Figuur 5.45 geeft de kosten-berekening voor het voorbeeldgebouw van drie verdiepingen.

Het opbouwen en demonteren van de tafelkist is een eenmalige activiteit die circa één manuur per m2 tafel kost. Door de eenmalige investering in het samenstellen van de tafels wordt de arbeids-tijd van de vloerbekisting per m2 vloer aanzienlijk verlaagd.

5.3.8 Vloerbekisting vergelijking systemenDe kosten van vloerbekisting bestaan uit drie factoren:1 eenmalige materieelkosten projectgebonden;2 materieelhuurkosten tijdgebonden;3 arbeidskosten in manuren en uurloon.

In de voorgaande berekening is uitgegaan van een gebouw van 2.500 m2 vloer met 625 m2 bekisting. In het overzicht van figuur 5.46 is met deze gegevens de kosten van de bekisting uitge-rekend voor een gebouw tweemaal zo groot en

een gebouw viermaal zo groot, respectievelijk 5.000 m2 en 10.000 m2 vloer.

ConclusieHet verschil in arbeidskosten van maximaal € 23,10 naar minimaal € 4,92 per m2 is doorslag-gevend voor de keuze van het bekistingssysteem. De werkelijke arbeidskosten zijn afhankelijk van de mate waarin het systeem bij een project toe-pasbaar is. Afwijkingen in de vloer van balken, verzwaarde stroken en paddestoelkoppen zullen de gemiddelde arbeidskosten aanzienlijk kunnen verhogen. Bij het baddingsysteem zijn afwijkingen binnen het systeem op te lossen. Bij het paneel-stempelsysteem moet elke afwijking in de vloer apart met het baddingsysteem worden uitge-voerd. Bij het breedplaatsysteem is voor het bekis-ten van afwijkende onderdelen een aparte bekis-ting nodig. Tafelkisten zijn alleen toe te passen als de in situ betonvloeren daarop zijn ontworpen.

De kosten van het bekisten van 1 m2 afwijking is afhankelijk van aanpasbaarheid van het bekis-tingssysteem. De mate en de kosten van afwij-kende onderdelen veroorzaakt meerkosten die de bekistingskosten van de hele vloer verhogen, figuur 5.47. Per project is een inventarisatie

Tafelsysteem Prijs per eenheid Prijs 2.500 m2

Multiplex 820 m2 € 10,20 m2 € 8.364,–Kinderbint 2.100 m € 1,74 m2 € 3.654,–Stalen ligger 182 st × 13 weken € 0,72 per week € 1.704,– TStempels 250 st × 13 weken1 € 0,54 per week € 1.754,40 TSchoren 550 st × 13 weken € 0,20 per week € 1.458,– TDoorstempels 68 st × 17 weken € 0,54 per week € .624,– TLeuningstaanders en leuningen post € .600,–Transportkosten 3 stuks vrachten post € 1.200,–Reparatie/verlies 2.500 m2 € 0,24 m2 € .600,–Maken tafels 525 m2 × 1 manuur € 33,– per manuur € 20.624,40

Materiaalkosten kist € 16,22 per m2 € 40.582,80

Arbeid 0,20 manuur per m2 × € 33,– per uur € 6,60 per m2 € 16.500,–

Totaalkosten vloerkist € 22,84 per m2 € 57.082,80

1 Stempelafstand 1,800 × 2,400 = 4,32 m2 per stempel. T = tijdgebonden kosten

Figuur 5.45 Berekening kosten tafelsysteem

06950556_H05.indd 119 22-03-2005 14:23:51

Page 130: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

120

Figuur 5.46 Kostenvergelijking bekisting per m2 betonvloer

Bekisting vloeroppervlak 2.500 m2 5.000 m2 10.000 m2

1 Baddingsysteem € 30,90 € 27,78 € 26,22Materiaal eenmalig € 6,24 € 3,12 € 1,56Materieelhuur € 1,56 € 1,56 € 1,56Arbeid 0,7 manuur per m2 € 23,10 € 23,10 € 23,10

2 Stalendragersysteem € 25,31 € 22,43 € 20,99Materiaal eenmalig € 5,75 € 2,87 € 1,43Materieelhuur € 3,06 € 3,06 € 3,06Arbeid 0,5 manuur per m2 € 16,50 € 16,50 € 16,50

3 Paneelvalkopsysteem € 23,41 € 22,07 € 21,40Materiaal eenmalig € 2,68 € 1,32 € 0,66Materieelhuur € 7,54 € 7,54 € 7,54Arbeid 0,4 manuur per m2 € 13,20 € 13,20 € 13,20

4 Paneelstempelsysteem € 22,51 € 21,12 € 20,42Materiaal eenmalig € 2,78 € 1,39 € 0,70Materieelhuur € 11,63 € 11,63 € 11,63Arbeid 0,25 manuur per m2 € 8,10 € 8,10 € 8,10

5 Breedplaatsysteem € 20,16 € 19,84 € 19,68Materiaal eenmalig € 0,65 € 0,32 € 0,17Beton en materieelhuur € 14,59 € 14,59 € 14,59Arbeid 0,15 manuur per m2 € 4,92 € 4,92 € 4,92

6 Tafelsysteem € 22,54 € 15,66 € 12,23Materiaal en montage € 13,75 € 6,88 € 3,44Materieelhuur € 2,18 € 2,18 € 2,18Arbeid 0,20 manuur per m2 € 6,60 € 6,60 € 6,60

Invloed afwijkingen Aandeel Kosten per m2 Meerkostenper systeem afwijking afwijking per m2 vloer

Baddingsysteem 12% € 36,– € 0,72Stalendragersysteem 15% € 36,– € 1,80Paneelvalkopsysteem 10% € 42,– € 4,20Paneelstempelsysteem 15% € 48,– € 7,20Breedplaatsysteem 15% € 48,– € 7,20Tafelsysteem 15% € 48,– € 7,20

Figuur 5.47 Indicatie meerkosten bij afwijkingen in te bekisten vloeren

06950556_H05.indd 120 22-03-2005 14:23:52

Page 131: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 121

nodig van de afwijkingen ten opzichte van het bekistingssysteem. De meerkosten van de afwijkingen kunnen leiden tot de keuze van een ander systeem voor de vloerbekisting.

5.3.9 Wandbekisting baddingsysteemIn een draagconstructie voor verdiepingbouw kunnen betonwanden verschillende functies ver-vullen:

• verticale ondersteuning vloer;

• functiescheidend en tevens ondersteuning;

• stabiliteitswand en tevens ondersteuning;

• binnenwand en tevens ondersteuning;

• gevelwand en tevens ondersteuning.

Bij verdiepingbouw moet de verticale ondersteu-ningsconstructie tevens de horizontale wind-belasting opnemen. Bij verdiepingbouw van drie tot vijf verdiepingen is het in principe mogelijk de horizontale belasting op te vangen door de inklemming van alle kolom-vloerverbindingen op te tellen. Constructief gezien is het gemakkelijker voor de horizontale belasting aparte constructies te maken in de vorm van stabiliteitswanden, die tevens als verticale ondersteuning van de vloer kunnen fungeren. In figuur 5.48-1 zijn de drie stabiliteitsvoorzieningen allemaal verschillend waarvoor verschillende bekistingen nodig zijn. Een kokervorm is moeilijker te maken dan losse wanden. In figuur 5.48-2 zijn drie gelijke wanden ontworpen die met dezelfde wandbekisting zijn te maken.

� ���������������������������������������

� ���������������������������

Figuur 5.48 Verschillende stabiliteitswanden

Dragende gevelwandenMet het gewone beton B25 (C20/25) met consistentiegebied 3 is het in de praktijk nauwelijks mogelijk dragende gevelwanden met gevelopeningen verticaal te storten. Alle beton onder de gevelopeningen moet door de penanten naar beneden lopen, figuur 5.49. De penanten moeten de verticale belasting over-brengen en fungeren als kolom. De verticale staven en de beugels belemmeren een goede

doorgang van het beton. Dragende gevel-wanden met B25 (C20/25) zijn af te raden omdat het risico groot is dat het beton onder de ramen gaten en grindnesten zal geven. In paragraaf 5.5 wordt de dragende gevelwand verder uitgewerkt.

� ������������������

� �������������

Figuur 5.49 Dragende gevelwanden

Opbouw wandbekistingEen bekisting voor een in situ betonwand bestaat uit een stel- en sluitkist, die beide met schoren op de vloer moeten worden vastgezet. Bij een wand midden op de vloer kunnen zowel de stel- als de sluitkist op de betonvloer worden vast-gezet, figuur 5.50-1. Bij een gevelwand wordt de stelkist op de vloer vastgezet en is tijdelijke uitbreiding van de vloer met een consolesteiger nodig als werkplek om de wapening te vlechten en de sluitkist te stellen en te schoren, figuur 5.50-2. Een gevelwand vergt meer arbeid en de arbeids-situatie is onveiliger.

� ����������

����������������� ���������

���������������

��������

� ���������

Figuur 5.50 Midden- en gevelwanden

06950556_H05.indd 121 22-03-2005 14:23:53

Page 132: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

122

Wandbekistingen zijn samengesteld uit vier ver-schillende onderdelen die gezamenlijk de beton-druk moeten opvangen:1 betonmultiplex;2 staanders;3 gordingen;4 centerpennen.

Wijziging van de sterkte van het ene onderdeel heeft invloed op de samenhang en daardoor ook op de andere onderdelen. Het ontwerpen van een optimale wandbekisting waarbij geen enkel onderdeel op geen enkele plaats sterker is dan de daar optredende betondruk is bijna niet mogelijk.

Sterkte en keuze wandbekistingenDe opbouw en samenstelling van wandbekisting is afhankelijk van de betondruk bij het storten op de wandkist. In deze eeuw zijn meer dan 100 formules ontwikkeld voor de berekening van de horizontale stortbelasting. In het Hand-boek bekistingen staat een praktische grafiek, figuur 5.51.De hydrostatische betondruk is maximaal de

��������������������������������������������

� �� �� �� �� �� ��

�� �� �� ���������������

���

����

����

����

�������������

��������

�����������

�������������

�����������

���������

��������

��������

Figuur 5.51 Vuistregels stortbelasting wandbekisting

Bron: Stubeco

massa als vloeistofdruk van 24 kN/m2 per m wandhoogte. Bij een wand van 1 m hoogte is de betondruk onder in de wandbekisting maximaal 24 kN/m2. De betondruk stijgt per meter hoogte maar gaat niet boven bepaalde grenzen. Onder-scheiden kunnen worden, figuur 5.51:

• lage stortbelasting (maximaal 30 kN/m2):– rustige stort met stijgsnelheid tot 1,000 m per uur;– kleine zetmaat tot 80 mm;– beperkte wandhoogte tot 3,000 m;– beperkte wanddikte tot 200 mm.

Uitgangspunten• hoogte wandbekisting 3,000 m• maximale betondruk 50 kN/m2

• bekisting: multiplex dik 21 mm• staanders: badding 59 × 156 mm• gording: dubbele badding 59 × 156 mm• centerpen:• draadstang M20 Fe 360 39 kN/st

Resultaat berekening• staanderafstand naar sterkte 286 mm• staanderafstand naar doorbuigen 329 mm• gordingafstand naar sterkte 1.218 mm• gordingafstand naar doorbuiging 1.788 mm• centerpenafstand naar• sterkte gording 865 mm• centerpenafstand naar• doorbuiging 1.422 mm• centerpen naar sterkte 683 mm

Praktische uitgangspunten voorontwerp wandbekisting• staanderafstand 300 mm• gordingafstand 1.250 mm• uitkraging staander 1/5 250 mm• centerpenafstand 700 mm

Berekeningsblad

� �� �� �� �� ����

���������

���

����

���

������

����

���

���

���

���

� ����������������� � �������������

����������

Figuur 5.52 Voorbeeldberekening baddingsysteem 3,000 m hoog Bron: Handboek Bekisting

06950556_H05.indd 122 22-03-2005 14:23:54

Page 133: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 123

• medium stortbelasting (maximaal 50 kN/m2):– rustige stort met beperkte hoogte tot 3,000 m en wanddikte tot 200 mm met stijgsnelheid beton tot 5 m per uur;– wanden met grotere hoogte en dikte met zeer lage stijgsnelheid tot 1,5 m per uur;– liftschachten.

• hoge stortbelasting (maximaal 92 kN/m2):– wanden bij gietbouw;– kolommen;– stijgsnelheid > 6,000 m per uur.

Een wandkist van 3,000 m hoog heeft drie gor-dingen nodig, figuur 5.52. Omdat de betondruk afhankelijk is van de betonhoogte, krijgen de staanders tussen de bovenste twee gordingen maar een gemiddelde betondruk van 20 kN/m2, figuur 5.52-1. Wandbekistingen worden bere-kend op de maximale druk onder in de wand-kist. Op basis van die berekening wordt de hele wandkist zo uitgevoerd. Boven in de wand is de wandkist bijna altijd te sterk.

Bij utiliteitsprojecten is de verdiepingshoogte meestal meer dan 3,000 m en omdat de beton-druk boven in de wand aanzienlijk minder is, moet het mogelijk zijn de afstand tussen de bo-venste gordingen te vergroten en de overkraging van de staanders aan de bovenzijde ook groter te maken, figuur 5.53. De centerpenafstand in de bovenste gording zou ook groter mogen wor-den.Er zijn verschillende wandkistsystemen waarbij wordt geprobeerd de onderlinge samenhang van de constructiedelen beter te optimaliseren.

� �� �� �� �� ����

���������

���

���

����

���

������

����

���

���

���

���

� ����������������� � �������������

����������

Figuur 5.53 Wandbekisting baddingsysteem 3,500 m hoog

Alle wandkistsystemen zijn in vier groepen te verdelen:1 het al besproken baddingsysteem, badding als staander en gording;2 gordingsysteem, gording in staalprofiel;3 spantsysteem, verticaal stalen spant;4 paneelsysteem, stalen frame met multiplex.

5.3.10 Wandbekisting gordingsysteemGordingwandkisten worden door verschillende bekistingsbedrijven geproduceerd en verhuurd. De verschillen zijn niet erg groot en de meeste onderdelen zijn onderling uitwisselbaar. Voor een gordingwandkist zijn de volgende onderdelen nodig, figuur 5.54:

• bekistingsplaat: multiplex dik 18 of 21 mm plaatafmeting 1,220 × 2,440 m tot 1,500 × 3,000 m;

• staander: I-vormige balk met constructie-hoogte van 200 mm in verschillende lengten;

• gording: dubbel UNP-profiel 50 × 100 mm met 50 mm tussenruimte;

• centerpen: hoogwaardig stalen staaf met grove draaddiameter 15 mm met treksterkte van 90 kN en bijbehorende spanmoeren;

• afstandhouder: kunststof pijp inwendig rond d = 20 mm met kunststof conussen om ponsdruk te verdelen.

De staanderafstand is circa 300 mm en bij een wandhoogte van 3,500 m zijn horizontaal maar twee gordingen nodig, figuur 5.55. De afstand van de centerpennen in de gording wordt bepaald door de treksterkte van 90 kN/m2 en de betondruk van 50 kN/m2 waaruit het maximale kistoppervlak per centerpen volgt.

�������������

�������� ��������

�����������������

����������������

� ��������������������� � �������������������

Figuur 5.54 Onderdelen gordingwandkist

06950556_H05.indd 123 22-03-2005 14:23:55

Page 134: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

124

� �� �� �� �� ����

���������

���

���

����

���

� ����������������� � ����������������������������������

����������

������������������������

Figuur 5.55 Gordingsysteem hoog 3,500 m

De dubbele UNP-profielen als gording zijn voor-zien van boutgaten en er is een groot aantal hulpstukken in een vorm van meccano waarmee elke gordinglengte is te maken. Het gordingsys-teem leent zich vooral voor het maken van bin-nen- en buitenhoeken, figuur 5.56. De gording-wandkist is vooral geschikt voor gecombineerde wanden als schachten en kernen.

�������

��������

���������

Figuur 5.56 Vaste binnen- en buitenhoeken

�������

���������������

���������

���������������������

Figuur 5.57 Demontabele binnen- en buitenhoek

In een schacht moet de binnenkist worden ver-kleind om te kunnen worden ontkist. Met de gordingwandkist is een binnenhoek te maken met een demontabel hoekprofiel die bij het ontkisten eerst wordt losgedraaid, figuur 5.57. Daarna zijn de binnenkisten ontkoppeld en zijn ze te ontkisten.

5.3.11 Wandbekisting spantsysteemDe spantwandkist is in de woningbouw ontstaan en wordt ook in de utiliteitsbouw toegepast. Het verticale spant met een constructiehoogte van 700 mm maakt een grote centerpenafstand mo-gelijk. Bij woningscheidende wanden waren cen-terpengaten midden in de wand een bron van geluidlekken. Het spantsysteem maakt het moge-lijk de wand van vloer tot vloer te overspannen met de centerpen op plinthoogte, figuur 5.58-2.

Een gordingwandkist moet voorzien worden van hulpvoorzieningen als schoren en consoles voor de werksteiger, figuur 5.58-1. Bij een spantsys-teem fungeert het spant als schoor met stelspin-del, figuur 5.58-2. Bovenop het spant kan een werksteiger worden gemaakt. De afstand van de horizontale liggers kan afgestemd worden op van onder naar boven afnemende betondruk. De centerpen boven zit niet in het beton en is daar-door gemakkelijker aan te brengen.

Het spantsysteem is vooral geschikt voor rechte wanden. Door achter de spanten steigerbuizen te bevestigen ontstaat een sterk geheel waardoor een lange wandkist recht blijft bij het met de kraan transporteren.

���������

���������

�����

�������

��������������������������

� ��������������� � �������������

Figuur 5.58 Verschil gording- en spantsysteem

06950556_H05.indd 124 22-03-2005 14:23:57

Page 135: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 125

5.3.12 Wandbekisting paneelsysteemDe paneelwandkist wordt samengesteld uit losse panelen. Een paneel is een stalen omranding van kokerprofiel bekleed met multiplex en tussen de omranding stalen versterkingsprofielen h.o.h. 300 mm. Er is een groot aantal verschillende merken panelen beschikbaar, figuur 5.59.De afmeting van de panelen is ontwikkeld vanuit de woningbouw met een verdiepingshoogte van 2,700 m. De meeste panelen hebben een hoogte van 2,700 m en een breedte van de helft (1,350 m) om schakelingen te vereenvoudigen. Er zijn ook panelen van 2,400 m breed met tus-senstijl en voor de utiliteitsbouw panelen met een hoogte van 3,300 m. Naast deze basispane-len zijn paspanelen beschikbaar in een maatsys-teem van 150 mm met een breedte van 0,450 m oplopend tot 1,200 m. De paspanelen kunnen ook horizontaal worden toegepast waardoor elke wandafmeting is samen te stellen.

In de verticale kokerprofielen zijn centerpenga-ten gemaakt op circa 500 mm van onder en van boven. Bij elke paneelaansluiting zijn twee cen-terpengaten naast elkaar aanwezig, figuur 5.60. De niet gebruikte gaten worden met plastic

doppen afgesloten. De kokerrandprofielen zijn voorzien van een sponning waardoor met een paneelkoppeling twee panelen gemakkelijk aan elkaar te verbinden zijn. Naast de basis- en paspanelen zijn ook binnenhoekhulpstukken be-schikbaar, figuur 5.60. Evenals de gordingwand-kist moet de paneelwandkist worden voorzien van schoren en consoles voor de stortsteiger.

De gordingwandkist en de spantwandkist worden voor een project op een bepaalde wandlengte opgebouwd en zijn tijdens het bouwproces moeilijk in lengte te veranderen. Beide kistsys-temen zijn geschikt voor wanden met gelijke lengte. De paneelwandkist heeft verticale naden per 2,400 m met een eenvoudige koppeling. Bij een project met wanden van verschillende leng-tes is de paneelwandkist gemakkelijk in lengte aanpasbaar.

5.3.13 Wandbekisting vergelijking systemenDe kosten van een betonwand worden bepaald door drie factoren, beton, wapening en bekis-ting, figuur 5.61.

Uit deze kostenopbouw blijkt dat materiaal en arbeid ongeveer even hoog zijn en dat zowel bij materiaal als bij arbeid de factor bekisting het hoogste is.

De factor bekisting komt in de grafische vergelij-king nog veel duidelijker naar voren, figuur 5.62. Een betonvloer als horizontale constructie hoeft maar aan één zijde, aan de onderkant te worden bekist terwijl een betonwand aan twee zijden moet worden bekist. Per m2 betonwand is 2 m2 bekisting nodig. Daar staat tegenover dat voor het ontkisten van een vloer een verhardingstijd nodig is van vijf dagen en van een wand maar één dag. De cyclustijd van de wandkist is veel gunstiger dan van de vloer. Dat heeft een positief effect op de materiaalkosten van de wandkist per m2 wand.Voor een kostenvergelijking van wandbekistingen zijn de drie systemen naast elkaar gezet voor een gebouw met 820 m2 wandbekistingsoppervlak per bouwlaag voor trappenhuis en kern. De berekeningen zijn uitgevoerd voor een gebouw van vier, acht en zestien bouwlagen, figuur 5.63.

����� ����� �����

����

����

������������������������

�������������������

����

���

Figuur 5.60 Details koppeling bij paneelsysteem

Figuur 5.59 Paneelsysteem met afmetingen

06950556_H05.indd 125 22-03-2005 14:23:58

Page 136: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

126

��������������� ��������������� �� �� � � �� �� ������ �� ��

���������

��������

�����

Figuur 5.62 Opbouw kosten 1 m2 betonwand

5.3.14 KolombekistingIn situ-betonkolommen fungeren als verticale puntondersteuning van een vloer. Bij verdie-pingbouw van vijf tot acht bouwlagen hebben de kolommen een h.o.h. afstand van 5,400 tot 7,200 m en een dikte van 400 × 400 mm met een hoogte van 3,000 tot 3,300 m. De productie van de kolommen is bijna nooit bepalend voor het productietempo van de in situ betonvloe-ren. De keuze van de bekisting heeft wel grote invloed op de arbeidskosten en op het aantal kraancharges.De meest eenvoudige vorm van een kolombekis-ting bestaat uit multiplex schotten waar omheen met stalen kolomkransen h.o.h. 300 tot 400 mm een omsnoering wordt gemaakt om het beton-druk te kunnen opvangen, figuur 5.64-1. Deze combinatie van multiplex en kransen bestaat uit een groot aantal losse onderdelen en daardoor vergt het bekisten en het ontkisten veel tijd. Dit type kolomkist kan als handtransport worden uitgevoerd.

Om het aantal losse onderdelen te beperken en daardoor de arbeidstijd te verminderen kan een kolombekisting worden samengesteld uit vier

Bouwlagen 4 8 16Huurweken 8 15 31

Kistoppervlak 1.640 m2 3.280 m2 6.560 m2

1 Gordingsysteem € 57,98 € 28,99 € 24,36Huur kist € 7,45 € 3,72 € 3,85Materiaal € 6,46 € 3,23 € 1,76Diverse € 4,16 € 2,09 € 1,76Transport € 1,01 € 0,50 € 0,25Arbeid € 38,90 € 19,45 € 16,73

2 Spantsysteem € 54,96 € 27,48 € 21,65Huur kist € 8,89 € 4,45 € 3,41Materiaal € 5,33 € 2,66 € 1,70Diverse € 3,56 € 1,79 € 1,39Transport € 1,09 € 0,54 € 0,28Arbeid € 36,07 € 18,04 € 14,87

3 Paneelsysteem € 47,34 € 23,66 € 20,95Huur kist € 9,77 € 4,88 € 5,05Materiaal € 2,46 € 1,24 € 0,77Diverse € 4,02 € 2,– € 2,49Transport € 0,62 € 0,31 € 0,16Arbeid € 30,46 € 15,23 € 13,43

Figuur 5.63 Vergelijking kosten wandbekistingssystemen

per m2 wandkistoppervlak

Figuur 5.61 Kostenopbouw in situ betonwand

Materiaal en hoeveelheid Prijs per eenheid Prijs 1 m2 wand

Beton dik 200 mm € 90,– per m3 € 18,–Wapening 100 kg/m3 = 20 kg/m2 € 0,48 per kg € 8,–Bekisting huur/materiaal/montage × 2 € 12,– per m2 € 24,–

Materiaalkosten per m2 wand € 50,–

Storten 0,5 manuur per m3 × 0,2 m3 € 33,– per manuur € 3,30Vlchten 100 kg/m3 = 20 kg € 0,54 per kg € 10,80Bekisting 2 × 0,5 manuur per m2 € 33,– per manuur € 33,–

Arbeidskosten per m2 wand € 47,10

Totaalkosten per m2 betonwand € 97,10

06950556_H05.indd 126 22-03-2005 14:23:59

Page 137: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 127

smalle wandpanelen die in verschillende afmetin-gen bij bekistingsbedrijven zijn te huren, figuur 5.64-2. Bij het ontkisten hoeven maar twee van de vier verbindingen te worden losgemaakt. Het gewicht van het te transporteren kistelement kan dan te groot zijn voor handtransport.Ter informatie:

• stalen paneel: 2,700 × 0,600, 880 N per stuk;

• stalen paneel: 3,300 × 0,600, 1130 N per stuk;

• aluminium paneel: 2,700 × 0,600, 420 N per stuk.

Uit de kostenvergelijking blijkt dat het serie-effect veel groter is dan de verschillen per kistsysteem. De arbeidskosten zijn het bekisten per m2 wandkistoppervlak plus de montage en demontage van de in te zetten wandkist. De wandbekistingen worden in onderdelen naar het werk aangevoerd. Op de bouwplaats moe-ten uit de onderdelen grote wandkistelemen-ten worden samengesteld en na einde gebruik weer worden gedemonteerd. Montage en demontage vergt bij het gordingsysteem de meeste tijd, circa 1 manuur per m2 kist en bij het paneelsysteem de minste circa 0,5 manuur per m2 kist. De montage en demontagekosten moeten omgeslagen worden naar het totaal te bekisten wandkistoppervlak. De arbeidstijden voor het stellen en ontkisten van de wandbe-kisting ligt tussen 0,4 manuur per m2 en 0,5 manuur per m2 te bekisten wandkistoppervlak.

� ���������� � �����������

Figuur 5.64 Kolomkransen of panelen

Als op een bouwwerk een groot aantal kolom-men moet worden gemaakt en een kolomkist een groot aantal keren is te gebruiken, kan de kolomkist verder worden geoptimaliseerd. De kolomkist wordt in staalplaat uitgevoerd met

��������

������

�������

����������

� ������������� � ������������������

Figuur 5.65 Kolomkist met voorzieningen

horizontale stalen kransen, figuur 5.65-1. Het aantal bouten dat elke keer moet worden aan-gebracht en losgedraaid, is te verminderen door een versterking bij de sluiting waardoor maar drie bouten in de hoogte nodig zijn. De bouten worden draaibaar aan de kolomkist bevestigd. Aan de kolomkist kunnen ook de druk/trekscho-ren draaibaar bevestigd zijn. Voor het te lood stellen van de kolom is een verbeterd schietlood met beugels aan de kolomkist bevestigd. Aan de kolomkist is ook een bordes gebouwd als werk-plek bij het storten, figuur 5.65-2.

Uitvoeringsproces kolomOm het productieproces van het maken van in situ betonkolommen te kunnen optimaliseren, is inzicht nodig in het productieproces. Een kolom-bekisting bestaat minimaal uit twee delen, name-lijk een stel- en een sluitkist.Voor het maken van elke kolom zijn zes kraan-charges nodig:1 stelkist aanvoeren en plaatsen, figuur 5.66-1;2 wapeningskorf aanvoeren en plaatsen, figuur 5.66-2;3 sluitkist aanvoeren en plaatsen, figuur 5.66-3;4 beton met kubel aanvoeren en storten, figuur 5.66-4;5 ontkisten sluitkist en neerleggen;6 ontkisten stelkist en neerleggen.

Het aantal kraancharges is te verminderen als de stelkist van de verharde kolom rechtstreeks naar de nieuwe kolom is te transporteren en te stel-len. Hetzelfde zou met de sluitkist kunnen wor-den gedaan. Het contactvlak van de kolombe-kisting moet echter na het ontkisten altijd eerst worden schoongemaakt en met bekistingsolie worden bespoten. Horizontaal op de grond is

06950556_H05.indd 127 22-03-2005 14:23:59

Page 138: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

128

� ����������������

� �����������������

� ����������������

� �����������������������

Figuur 5.66 Per kolom zes kraancharges

een kolomkist gemakkelijker schoon te maken en te oliën dan verticaal, vooral als de kolom erg hoog is.

Een andere methode om het aantal kraancharges te verminderen is:

• Kolomwapeningskorf stellen;

• Gesloten kolomkist over korf schuiven;

• Beton in kolom storten;

• Kolomkist losmaken en over kolom lostrekken;

• Op de grond kist openen, oliën en sluiten.

Het stellen van de kolomkist is te optimaliseren door een goede maatvoering. Op de plaats van elke te maken kolom wordt een stelkrans op de vloer gemaatvoerd en vastgezet, figuur 5.67. Als dit enkele dagen na het storten van de vloer gebeurt, is het beton nog zo zacht dat de stel-krans met stalen nagels is te bevestigen. De binnenkant van de stelkrans is gelijk aan de buitenkant van de kolomkist, figuur 5.67-1. De stelkist wordt bij het plaatsen direct tegen de stelkrans geplaatst. Een houten stelkrans aan de buitenkant heeft speelruimte nodig, waardoor maatafwijkingen kunnen ontstaan. De stelkrans van latten kan niet haaks zijn. Als bij het ontwerp als plint van de kolom staal wordt gekozen, is het mogelijk de stalen plint als stelkrans te ge-bruiken, figuur 5.67-2. De stelkrans geeft dan de maat van de binnenkant van de kolomkist aan, waardoor een nog grotere maatvastheid moge-lijk is.

� ����������� � �����������

Figuur 5.67 Stelkrans voor maatvoeren

Cyclustijd kolombekistingDe tijdsduur van de activiteiten voor het maken van een in situ betonkolom is zo gering, dat alle activiteiten binnen een dag van acht uur moge-lijk zijn. De verhardingstijd van een in situ kolom is van vier factoren afhankelijk:1 minimale druksterkte beton 3,5 N/mm2 (NEN 6722, p. 18) om vormvast te kunnen blijven staan;2 buitentemperatuur, die invloed heeft op ver-hardingsproces beton;3 minimale druksterkte betonoppervlak om beschadiging bij ontkisten te voorkomen;4 stabiliteit vrijstaande kolom na ontkisten, dunne hoge kolom is zwakker dan dikke lage kolom.

Deze vier factoren samen moeten per project lei-den tot een beslissing of een verhardingstijd van zestien uur (nacht) wel of niet voldoende is. Op veel bouwwerken is het productietempo van de kolommen niet maatgevend. Dan kan worden besloten tot een verhardingstijd van veertig uur om meer zekerheid te hebben, figuur 5.68.Bij een cyclustijd van twee dagen en een start op maandag, valt de verhardingsdag van kolom 3 in het weekend. Daardoor is met één kolomkist drie kolommen per week te maken. In de vol-gende berekeningen wordt hiervan uitgegaan, maar als het productietempo hoger moet, is een dagcyclus per vijf kolommen per week met één kolomkist mogelijk.

06950556_H05.indd 128 22-03-2005 14:24:00

Page 139: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 129

����

�����

����

���

����

����

����

����

����

���

��

���

���

����

���

���

��

����

����

���

����

����

����

����

���

����

����

����

����

�����

������

����

Fig

uu

r 5

.68

Cyc

lust

ijd k

olom

kist

tw

ee d

agen

met

één

kol

omki

st

Kosten in situ betonkolomDe kosten van kolombekisting worden bepaald door het aantal te maken kolommen, waarbij de variatie in lengte en afmeting bepaalt hoeveel kolomkisten nodig zijn. Repeterend gebruik van kolomkisten is alleen mogelijk bij gelijke afme-tingen. Als op een bouwwerk een groot aantal gelijke ronde kolommen van 400 mm moet wor-den gemaakt, is te kiezen tussen een repeterende kolomkist of eenmalige kolomkist in de vorm van spiralopijp of kartonnen kokers, figuur 5.69.

Ronde kolomkist 400 mm Kosten kisthoog 3,30 m

Huur repeterende kolomkist€ 30,– per m per week = € 99per kolom per week : 3 € 33,– per kolom

Eenmalige spiralopijp€ 30,– per m € 99,– per kolom

Figuur 5.69 Kosten ronde kolomkist

De repeterende kolomkist moet worden ontkist, maar de spiralopijp of kartonnen koker moet van de kolom worden afgepeld. Een eenmalige kunststof buis die als afwerking om de kolom blijft zitten zou een alternatief kunnen zijn. Er zijn ook kunststof kolomkisten met een soort ritsslui-ting die repeterend te gebruiken zijn.

Een stalen kolomkist 400 × 400 mm uit twee delen kost circa € 1.800,- per stuk. De huurprijs is 3% per week = € 54,- per week. Bij een cyclus-tijd van twee dagen kan met een kolomkist per week drie kolommen worden gemaakt. De kos-ten van de kolomkist zijn dan € 18,- per kolom. Figuur 5.70 toont de kostenopbouw van een in situ betonkolom.

Optimaliseren betonkolomBij beton en wapening is de verhouding materi-aal en arbeid ongeveer gelijk. Bij de bekisting is de arbeidsfactor driemaal zo hoog dan de mate-riaalfactor, figuur 5.71. Hieruit blijkt dat kosten-verlaging gezocht moet worden in een vermin-dering van de arbeid van bekisten en ontkisten.

06950556_H05.indd 129 22-03-2005 14:24:01

Page 140: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

130

���������

��������

�����

�� �� �� ����������������� �������������

�� �� �� ������ �� ��

Figuur 5.71 Kostenopbouw betonkolom

Dat kan door de kolomkist te voorzien van hulpmiddelen die de arbeid verlagen door:

• minder boutverbindingen;

• stortsteiger vast aan kist;

• ladder vast aan kist;

• schoren vast aan kist;

• steunen voor schietlood.

Kostenopbouw in situ kolom Prijs per eenheid Prijs per kolom

Beton 0,4 × 0,4 × 3,3 = 0,53 m3 € 90,– per m3 € 47,52Wapening 120 kg/m3 = 64 kg € 0,36 per kg € 23,04Bekisting huur en afschrijving € 18,– per m2 € 18,–

Materiaalkosten per kolom € 88,56

Storten 1 manuur per kolom € 33,– per manuur € 33,–Vlechten 64 kg € 0,54 per kg € 34,44Bekisting 2 manuuren per kolom € 33,– per manuur € 66,–

Arbeidskosten per kolom € 133,44

Totaalkosten per kolom € 222,–

Figuur 5.70 Kostenopbouw in situ betonkolom

De arbeidskosten zijn 1,5 maal hoger dan de materiaalkosten. Dat komt omdat een kolom een verticaal element is dat aan de vloer moet worden geschoord en waarvan de bovenkant boven reikhoogte zit. Hierdoor is een hulpstei-ger nodig om boven bij de kolom te komen. In een kolom gaat maar een halve m3 beton en het trillen van het beton diep naar bene-

den is moeilijker dan bij een vloer.Bij een kantoorgebouw van 12,600 m diep met gevel- en middenkolom met een kolom-afstand van 5,400 m in langsrichting dragen drie kolommen een vloerveld van 5,400 × 12,600 = 68 m2 vloer. Per kolom van € 222,- = 23 m2 vloer. Kosten kolommen € 9,60 per m2 vloer.

De transportcapaciteit voor kolommen is het aantal charges maal de hijstijd per charge. Een in situ kolom vraagt zes charges om een construc-tiedeel van 1,3 ton te realiseren. De te transpor-teren onderdelen voor de kolom zijn allemaal verticale elementen die eerst moeten worden geschoord wat de hijstijd aanzienlijk verlengt. Als bij een in situ betonskelet de kraancapaciteit het productietempo belemmert, is te overwegen prefab-betonkolommen toe te passen waarvoor maar één kraancharge nodig is en waarbij 13 kN wordt getransporteerd.

Een prefab-betonkolom kost minimaal € 720,- per m3 beton en met een inhoud van 0,53 m3 kost een prefab-kolom € 390,- per kolom. Het stellen, afschoren en injecteren van een prefab-betonkolom vergt minimaal twee manuren per kolom. Arbeidskosten 2 manuren × € 33,- per manuur = € 66,- per kolom. Materiaal en arbeid samen € 456,- per kolom, tweemaal zo duur als een in situ kolom.

06950556_H05.indd 130 22-03-2005 14:24:02

Page 141: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 131

5.3.15 Dilataties in betonskeletDilataties kunnen invloed hebben op de bouw-kosten en de bouwtijd. Dilataties komen vooral voor bij verdiepingbouw en hebben bij uitvoe-ringsmethode als in situ beton meer invloed op de uitvoering dan bij prefab-beton. Er zijn con-structief gezien vier redenen om een draagcon-structie te dilateren:1 temperatuurverandering;2 zetting: hoogteverandering;3 kruip: permanente lengteverandering;4 krimp: tijdelijke lengteverandering.

Om een permanente verplaatsing op te vangen, is ook een permanente scheiding in de draag-constructie nodig, een dilatatie. Een tijdelijke ver-plaatsing is met een dilatatie op te vangen, maar ook met een tijdelijk scheiding door het toepas-sen van een krimpstrook.

1 TemperatuurveranderingBij een stijging van temperatuur zetten alle materialen uit. Tijdens het bouwen veroorzaakt een wisseling van de seizoenen veranderingen in de draagconstructie. Als de omhulling (gevels en dak) met isolatie is aangebracht, is de ver-andering in temperatuur niet groot. Alleen bij draagconstructies die zich gedeeltelijk in een bin-nenklimaat en gedeeltelijk in een buitenklimaat bevinden, moet er rekening worden gehouden met temperatuurverandering.

2 ZettingTijdens het bouwen van een draagconstructie wordt per bouwlaag de belasting op de funde-ring opgevoerd. Als de belasting over de hele fundering gelijkmatig wordt opgevoerd, is ook de zetting gelijk. Bij een combinatie van een laag en een hoog gebouw neemt bij het opvoeren van de massa van het hogere deel de zetting

� ����������������� � ����������������

Figuur 5.72 Zetting: hoogte- en funderingsverschil

daar toe, figuur 5.72-1. Een scheiding van de lage en hoge draagconstructie is dan gewenst. Als een gebouw op verschillende niveaus wordt gefundeerd, kan de zetting per niveau verschil-lend zijn, figuur 5.72-2. Door ontkoppeling van de beide draagconstructies krijgt elk deel de ruimte om zich aan de fundatie aan te passen.

3 KruipBij gelijkblijvende belasting is beton onder-hevig aan kruip. Lengteveranderingen kunnen ongewenste krachten uitoefenen op de draag-constructies. Het is gebruikelijk betonnen draag-constructies niet langer te maken dan circa 60 meter. Draagconstructies langer dan 60 m wor-den opgedeeld in zelfstandige draagconstructies die de eventuele vervormingen zelfstandig kun-nen opvangen, figuur 5.73.

�����������

����

���

���������

���

�����

Figuur 5.73 Kruip: opdelen grote lengten

4 KrimpTijdens het verhardingsproces van beton treedt er krimp op. Als de lengte van een draagcon-structie te groot is om de tijdelijke krimp binnen het constructiesysteem op te vangen, is het mo-gelijk de constructie tijdelijk op te delen in meer-dere delen die ieder op zich de krimp kunnen opvangen, figuur 5.74. Als een aantal weken na het storten van het beton het grootste deel van

����

����

���

����

����

���

Figuur 5.74 Krimp: tijdelijke opdeling

06950556_H05.indd 131 22-03-2005 14:24:03

Page 142: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

132

de krimp is opgevangen, kunnen de delen weer aan elkaar worden bevestigd. Een krimpstrook is een tijdelijke opdeling van de draagconstructie die grote invloed kan hebben op de uitvoering.

Kolommen dilaterenAls bij het ontwerp van een draagconstructie geen rekening is gehouden met dilateren, figuur 5.75-1, kan een kolom worden opgedeeld in twee aparte kolommen. Met een vulling kan dezelfde kolomkist worden gebruikt om de gedilateerde kolom in twee keer te storten, figuur 5.75-2. De belasting op de gedilateerde kolom zal gelijk zijn, maar door het opdelen is de halve kolom aanzienlijk zwakker geworden. Een alternatief is het maken van een dubbele kolom, figuur 5.75-3. De eerste kolom kan met dezelfde kolomkist worden gestort, maar voor de tweede kolom is een speciale kolomkist nodig.

� �����

��������������� �������������

� �������������

� �����������������

Figuur 5.75 Dilateren kolommen

Als bij een dilatatie een dubbele kolom wordt gekozen, is het ook mogelijk de twee kolommen met een tussenruimte van circa 200 mm te ont-werpen, figuur 5.76. Met de standaardkolomkist zijn dan beide kolommen te maken.Bij een kruising van twee dilataties op een kolom zal bij een opdeling in vier aparte kolommen, elke kolom te zwak worden, figuur 5.77-1 en

������� ������� �������

������������ ���

� ����� � �������������

Figuur 5.76 Dubbele kolom met tussenruimte

5.77-2. Als vier aparte kolommen nodig zijn, figuur 5.77-3, is er maar één kolom met de kolomkist te storten en is voor het maken van de drie andere kolommen een speciale eenmalige bekisting nodig die de kosten van de kolom aan-zienlijk verhogen. Ook hier zou een tussenruimte van 200 mm tussen de kolommen de uitvoering vereenvoudigen.

� ����� � �������������������

� ����������

Figuur 5.77 Dubbele kolomdilatatie

Vloeren dilaterenBij een vloerconstructie met een verzwaarde strook, figuur 5.78-1, is de vloer te dilateren met dubbele kolom en gelijkblijvende strookbreedte, figuur 5.78-2. Bij bekistingsruimte tussen de

���

� ����������������

� �����������������

������������

Figuur 5.78 Dilatatie in vloer en kolom

06950556_H05.indd 132 22-03-2005 14:24:05

Page 143: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 133

kolommen zal ook de breedte van de verzwaarde strook moeten worden aangepast. Daardoor verandert bij de dilatatie de afmetingen van de vloerbekisting, figuur 5.78-3.

Als een verzwaarde strook in de vloer evenwijdig loopt met de dilatatie, is het mogelijk in de verzwaarde strook een sponning te maken en daar het aansluitende vloerveld gedilateerd op te leg-gen, figuur 5.79-1. Bij een dilatatie loodrecht op de verzwaarde strook kan alleen ter plaatse van de strook een oplegging worden gemaakt, figuur 5.79-2. Dilateren alleen in de vloer heeft als voordeel dat geen dubbele kolom nodig is, maar het nadeel is dat de volgorde van het uit-voeren van de vloeren is vastgelegd. Altijd moet eerst het ondersteuningsdeel worden gemaakt voordat het opliggende vloerveld kan worden uitgevoerd.

������������������������������

� ��������������

�����������������

� ��������������

Figuur 5.79 Dilatatie alleen in vloer

Als een gebouwencomplex bestaat uit gebou-wen met verschillende dakhoogten, is het logisch de dilataties ter plaatse van de hoogteverschillen te leggen. Als het buitenspouwblad van de gevel is gemetseld en op de vloer moet dragen, kan de dilatatie in de gevelspouw worden door-gezet. Dit zal een ongunstige invloed hebben op de koppeling van binnen- en buitenspouwblad, figuur 5.80-1.

Als de dilatatiekolommen met een tussenruimte zijn ontworpen, is het mogelijk de dilatatie excentrisch te leggen waardoor zowel het

��������

���������������

����������������

������������������������

� ���������������������

���������������������������������������������Figuur 5.80 Gevelconstructie gedilateerd

binnen- als het buitenblad op hetzelfde vloerveldstaan en vormveranderingen in de rand van de dakbedekking kunnen worden opgenomen, figuur 5.80-2.

Als in de vloer verzwaarde stroken worden toe-gepast, is de dilatatie eenvoudig aan te brengen. De verzwaarde strook is breder dan de kolom waardoor de dilatatie in de vloer buiten de ge-vel komt te liggen en geen vervormingen in de gevel optreden, figuur 5.81. Dit betekent wel dat altijd eerst de hogere draagconstructie moet worden gebouwd en daarna de dakvloer van de laagbouw op deze draagconstructie moet wor-den opgelegd.

Figuur 5.81 Dilatatie buiten gevel

06950556_H05.indd 133 22-03-2005 14:24:06

Page 144: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

134

�������������

� ����������������������������������

� ���������������������������

Figuur 5.82 Dilatatie met wiebelstrook

Als bij het ontwerp van het gebouw rekening is gehouden met het probleem van het dilateren, is het mogelijk in het dilatatiegebied een kleinere vloeroverspanning te maken. De gedilateerde draagconstructies worden met een tussenruimte los van elkaar uitgevoerd, figuur 5.82. In een later stadium wordt de ruimte tussen de beide draagconstructies opgevuld met een in situ of prefab-vloerveld. Als in de dilatatie grote verti-cale zettingen te verwachten zijn, kan de wiebel-strook als overgang fungeren en een hoogtever-schil overbruggen, figuur 5.82-1. Een dilatatie in vloer, gevel en afbouw vergt extra voorzienin-gen. Als er geen zettingen te verwachten zijn, is het mogelijk één van de beide voegen van de wiebelstrook aan te storten zodat maar één dilatatie overblijft. Als geen verzwaarde strook aanwezig is voor het opleggen van de wiebel-strook, is het ook mogelijk met stalen L-profielen binnen de vloerdikte een oplegging te maken, figuur 5.82-2. Zolang de wiebelstrook nog niet is aangebracht, kan de vrije ruimte tussen de beide draagconstructies worden gebruikt als hijsruimte mits de tussenruimte voldoende breed is.

Vloer met krimpstrokenAls een vloerveld te groot is om de krimp van het beton tijdens het verhardingsproces te kun-nen opvangen, kan de draagconstructie tijdelijk worden opgedeeld tot de krimp voldoende is uitgewerkt. Het kan vier tot twaalf weken duren voordat de krimpstrook mag worden aangestort. Een krimpstrook wordt meestal ontworpen in het gebied waar de krachten van de vloer het laagst zijn. Een krimpstrook is een onderbreking van het uitvoeringsproces. De vloer moet worden ondersteund tot de krimpstrook is gedicht, figuur 5.83. De negatieve invloed van de krimp-

������������������������

Figuur 5.83 Krimpstrook als tijdelijke dilatatie

��������

Figuur 5.84 Krimpstrook in een oplegging

strook is afhankelijk van het bekistingssysteem voor de vloeren. Bij toepassing van tafelbekisting is het aanbrengen van een tijdelijke ondersteu-ning voor de tafelkist voor de bovenliggende verdiepingsvloer niet eenvoudig.

Bij een krimpstrook in een vloer moet de vloer tijde-lijk worden ondersteund. Bij een krimpstrook even-wijdig aan een verzwaarde strook is het mogelijk een tijdelijke oplegging te maken die de vloer onder-steunt tot de krimpstrook kan worden aangestort. Op deze wijze heeft de krimpstrook geen negatieve invloed op het bekistingsproces, figuur 5.84.

5.4 Verdiepingbouw in situ HS-beton

Er komen nieuwe betonsoorten beschikbaar die invloed kunnen hebben op het productie-proces van in situ beton verdiepingbouw. De nieuwe betonkwaliteit, die Hoge Sterkte Beton (HS-beton) wordt genoemd, heeft een karakte-ristieke druksterkte van B95 (C80/95) in plaats van B25 (C20/25). HSB is tweemaal zo duur als B25 (C20/25) en de hoge eindsterkte kan alleen bij hoogbouw ten volle worden benut. In figuur 5.85 worden beton B95 (C80/95) en B25 (C20/25) met elkaar vergeleken.

06950556_H05.indd 134 22-03-2005 14:24:07

Page 145: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 135

Eigenschap B95 t.o.v. B25

Druksterkte 4 × beterTreksterkte 2 × beterDwarskrachtsterkte 2 × beterPonssterkte 2 × beterMaximaal opneembaredwarskracht 3 × beterMaximaal opneembareponskracht 3 × beterMaximaal scheurmoment 2 × beterKorte elasticiteit 40% beterLange elasticiteit 100% beterKrimpverkorting 2 × minderKruipverkorting 2 × minder

Figuur 5.85 Kwaliteit B95 (C80/95) ten opzichte van B25

(C20/25)

Hier volgen enige eigenschappen van HS-beton.

◆ Hoge eindsterkteMet deze hogere eindsterkten kan de construc-teur in situ betondraagconstructies beter optima-liseren. Voor verbetering van het productieproces van in situ beton verdiepinggebouw zijn de andere eigenschappen van groter belang.

◆ Hoge aanvangssterkteHS-beton kan na zestien uur verharding (één nacht) een druksterkte bereiken van B25 (C20/25), terwijl B25 (C20/25) daarvoor een week van vijf werkdagen en zeven kalender-dagen nodig heeft. Met HS-beton is het mogelijk dragende betonvloerconstructies in een dag-cyclus uit te voeren, zoals de tunnelgietbouw ook heeft gerealiseerd, maar dan met verwarmen.

◆ Hoge vloeibaarheidHS-beton heeft een plasticiteit als modder. Bij de kegelproef is de zetmaat niet meer meetbaar. Na het lichten van de kegel heeft HS-beton een uitvloeimaat van 550 tot 700 mm. De hoge vloeibaarheid maakt het mogelijk dragende gevelwanden in situ te storten.

◆ Zelf verdichtendBij het storten van beton moet beton B25 (C20/25) met de trilnaald worden bewerkt om het beton te laten vloeien en om de luchtbellen

uit het beton te halen. Het betonmengsel van HSB is zo stabiel dat de trilnaald geen effect heeft op het beton. Trillen is een Arbo-onvriendelijke activiteit en is bij HS-beton overbodig geworden.

5.4.1 Draagstructuur in HSB als alternatief voor prefab-betondraagstructuurOm de mogelijkheden van HSB te illustreren, wordt hier het ontwerpproces besproken van een draagstructuur uitgevoerd in in situ HSB als alternatief voor een prefab-betondraagstructuur.Het kantoorgebouw van vier bouwlagen was ontworpen in prefab-beton. De verticale draag-constructie bestond uit dragende gevelwanden met gevelopeningen 1,200 m breed en penan-ten van 0,600 m breed. De horizontale draag-constructie bestond uit voorgespannen kanaal-plaatvloeren dik 320 mm met een overspanning van 12,600 m zodat een grote indelingsvrijheid ontstond, figuur 5.86.Figuur 5.87-1 toont het totale pakket voor lucht-kanalen en plafond inclusief verlichtingsarmatu-ren. Bij een netto-verdiepingshoogte voor kanto-ren van 2.700 mm wordt de verdiepingshoogte 3.600 mm.

5.4.2 Keuze verdiepingsvloerBij kantoren waar hoge eisen worden gesteld aan de geluidsisolatie tussen de ruimtes en de verplaatsbare binnenwanden onder tegen het plafond aansluiten, worden op elk stramien van 1,800 m houten schotten aan het plafond bevestigd om de flankerende geluidsoverdracht boven over de binnenwanden te beperken, figuur 5.87-2. Het aanbrengen van deze geluids-schotten aan het betonplafond is zeer arbeidsin-tensief en ze hebben alleen een geluidwerende functie.

Om een in situ betonvloer 12,600 m te laten overspannen met zo weinig mogelijk beton is een grote constructiehoogte nodig. Als het mo-gelijk is de geluidsschotten van beton te maken en te benutten als constructiehoogte, wordt zowel de constructiehoogte als de geluidsisolatie bereikt. Er ontstaat een ribbenvloer met ribben h.o.h. 1,800 m met een constructiehoogte van 650 mm, figuur 5.88-1. Constructief gezien is alleen de trekzone onder in de rib belangrijk. De ruimte tussen de trekzone en de vloer kan wor-

06950556_H05.indd 135 22-03-2005 14:24:07

Page 146: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

136

���������������

������������

����������������

��������

���

Figuur 5.86 Kantoorgebouw in prefab-beton

� �������������������������

� ���������������������������

���������������������

�����������

�������

�������

���

���

���

����

���

���

������������

���������������

�������

Figuur 5.87 Kanaalplaatvloer met 12,600 overspanning

den geperforeerd ten behoeve van het doorvoe-ren van kanalen.Als boven het gangplafond de luchtkanalen zijn ontworpen, is het mogelijk in de ribben in het ganggebied drie sparingen van rond 350 mm te maken, figuur 5.88-2. Als die ruimte onvol-doende is voor alle leidingen is het mogelijk het gangplafond te verlagen en een gedeelte van de leidingen onder de ribben door te voeren.

���

�����������

�����������������������������

�����������

�������

��� ���

���

���

���

������������

��� ��� ���

� ����������������������������

� ����������������������������������

Figuur 5.88 Betonribben h.o.h. 1,800 m

���������

����������

�������������

�����

����

���������

Figuur 5.89 Bekistingsysteem ribbenvloer

Bekisting voor ribbenvloerBij het ontwerpen van een bekisting voor de rib-benvloer zijn twee punten bepalend: waar moet de stortnaad komen en waar moet de onder-stempeling komen? De stortnaad moet iets voor-bij de laatste rib komen om ontkisten mogelijk te maken. De stempels moeten op de rib komen om de stortbelasting te kunnen opvangen.

06950556_H05.indd 136 22-03-2005 14:24:09

Page 147: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 137

Bij een ribbenvloer moet de tafelkist minimaal 600 mm zakken om onder de ribben te kunnen worden verplaatst. Om elke dag 600 mm te zak-ken is een tandheugelsysteem met slinger een goede oplossing. Met een tandwielconstructie worden de poten ingedraaid tot het vaste wiel op de grond komt en de tafel te verplaatsen is, figuur 5.89. De constructiehoogte van de ribben is te gebruiken om in de langsrichting de tafelkist te versterken.

De gebouwbreedte van 12,600 m wordt opge-deeld in twee tafels van elk 6,300 m lang die in de lengterichting van het gebouw worden ver-plaatst, figuur 5.90. De breedte van de tafels is 3,600 m. De gemiddelde betondikte is 176 mm. Het eigen gewicht van het beton op een tafelkist is 6,300 × 3,600 = 22,7 m2 × 0,176 m3 = 4 m3 × 24 kN/m3 = 95,8 kN per tafel. Een stempel kan minimaal 36 kN dragen zodat vier poten per tafel voldoende zijn. De ribbenvloer is dus te maken met een tafelkist van 3,600 m breed met vier stempels per tafel. Het moet mogelijk zijn het tandheugelsysteem van twee stempels te koppelen, zodat twee man de tafelkist kunnen laten zakken, verrijden en weer omhoogdraaien.

������

Figuur 5.90 Tafelbekisting ribbenvloer

5.4.3 Bouwknoop wand met vloerHet is gebruikelijk een wand te storten tot onderkant vloer en daarna de wand te ontkisten, figuur 5.91-1. Als de vloerbekisting is gesteld, moet er een vloerrandbekisting worden aange-bracht om de vloer te kunnen storten, figuur 5.91-2. Daarna wordt de wandbekisting voor de bovenliggende verdieping gesteld, figuur 5.91-3. Het probleem is de ondersteuning en de dich-ting van de buitenkist van de wandbekisting.

De ribbenvloer maakt het mogelijk de bouw-knoop tussen wand-rib en wand-vloer apart op te lossen. De overgang tussen wand en rib is

het beste op te lossen door de ribafmeting in de wand uit te sparen zodat de rib in de wand wordt opgelegd, figuur 5.92-1. De vloer van 100 mm kan aan de wand worden gekoppeld met enkele stekken die met een stekkenplank zijn te maken, figuur 5.92-1. Deze oplossing maakt het mogelijk de wand tot 100 mm boven de vloer te storten, figuur 5.92-2. Voor het plaatsen van de wandbekisting boven de vloer is een kim aanwe-zig waardoor een goede en eenvoudige aanslui-ting mogelijk is, figuur 5.92-3.

� ���� � ����� �����

��������

Figuur 5.91 Wand en vloer met randkist

� ���� � ����� �����

���������������

���������������

�����������

Figuur 5.92 Bouwknoop wand en vloer met kim

Uitvoeren wandenBij HS-beton met zijn grote vloeibaarheid is de hydrostatische druk op de wandbekisting groter dan bij gewoon beton. Het aantal centeringen moet daarom groter zijn, figuur 5.93.Een wandkist bestaat uit een stel- en sluitwand. De stelwand moet met schoren deugdelijk op de vloer worden bevestigd, figuur 5.94-1. Voor het aanbrengen van de wapening en het plaatsen van de sluitwand is aan de buitenzijde van de ge-vel een consolesteiger nodig, figuur 5.94-2. De vlechter moet op een ladder of schraagsteiger staan om de wapening te kunnen vlechten. De sluitwand moet vanaf de consolesteiger worden opgevangen en worden geplaatst en gekoppeld met centerpennen. Het werken op een conso-

06950556_H05.indd 137 22-03-2005 14:24:10

Page 148: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

138

��������������� ��� ���

�������

������� ������������

Figuur 5.93 Gevelwandbekisting met centering

lesteiger buiten de vloer is vooral bij hoogbouw een Arbo-onveilige situatie.De Arbosituatie is te verbeteren als het mogelijk is de stelwand aan de buitenzijde van de gevel te monteren. Ter plaatse van de ribben zijn steunen te bevestigen waarop de stelwand kan steunen, figuur 5.95-1. Om de horizontale belasting, vooral door wind, op te vangen, moet de stel-wand met steunprofielen worden gekoppeld aan de onderliggende wand, figuur 5.95-2. Aan de onderkant van het steunprofiel is een stelbout nodig om de stelwand verticaal te kunnen afstellen. Door de stelwand aan de buitenzijde te situeren, kunnen de vlechtwerkzaamheden van

�������

���������

���������������������������

���������������

�������������

� ������������������� � ������������������

Figuur 5.94 Stelwand binnen met consolesteiger

��������������� �������

������

��������������

������������

���������������������

� ������������������������

� ���������������

� ��������������������������

Figuur 5.95 Stelwand buiten

binnenuit vanaf de vloer gebeuren. De sluitwand met raamsparing wordt van binnen af gesteld, figuur 5.95-3. De stekwapening bij de penanten zou zo kunnen worden gedimensioneerd dat aan de stekken een leuning te bevestigen is boven de wand voor bescherming van werkzaamheden op de volgende vloer.

5.4.4 Optimalisering uitvoeringHet probleem van een tafelkist is het grote volume. De tafel moet op het einde van de vloer naar buiten te brengen zijn naar de volgende verdieping, figuur 5.96. Soms is het mogelijk de tafelkist door de sparing van het trappenhuis naar boven te brengen. Als dat niet mogelijk is kan de kopgevel tijdelijk worden weggelaten om de tafelkist via de kopgevel uit de verdieping te

������������������������������

�����������������

Figuur 5.96 Tafelbekisting 7,200 m breed voor ribbenvloer

06950556_H05.indd 138 22-03-2005 14:24:12

Page 149: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 139

���������

� ������������� � ���������������������

Figuur 5.97 Kopgevelwand bij einde vloer

halen. Daarna wordt de betonwand van de kop-gevel gemaakt, figuur 5.97-1, en kan het reste-rende vloerveld van laatste rib tot kopgevel met een hulpkist worden uitgevoerd, figuur 5.97-2.

5.4.5 Samenvatting uitvoeren met HS-betonBij tunnelgietbouw in de woningbouw was door integratie van wand- en vloerbekisting een dag-cyclus mogelijk waarbij de verharding van het beton met gasverwarming werd geforceerd. HS-beton heeft de kwaliteit van de versnelde verhar-ding. Door optimalisatie van wandbekisting en vloerbekisting wordt het ook in de utiliteitsbouw mogelijk een dagcyclus te bereiken. De hoeveel-heid bekisting is dan een fractie van de gebruike-lijke in situ werkmethode. Dit maakt het mogelijk extra te investeren in het optimaliseren van de bekisting. De dubbele prijs van HS-beton wordt economisch haalbaar door het optimaliseren van het in situ productieproces.

5.5 Verdiepingbouw in prefab-beton

Het komt regelmatig voor dat het skelet van een utiliteitsgebouw ontworpen is in in situ beton en dat het uitvoerend bouwbedrijf later voorstelt om het skelet in prefab-beton te maken omdat het door uitvoerende argumenten, zoals verkor-ting van de bouwtijd, verlaging van de bouw-kosten geeft. Omgekeerd komt hetzelfde voor. Het veranderen van het constructieprincipe heeft

grote invloed op het ontwerp en de detaillering van het gebouw. In elk geval veroorzaakt de ver-andering extra tekenkosten. Het is daarom van belang dat ontwerpende en uitvoerende partners alle aspecten beoordelen om in een zo vroeg mogelijk stadium van het ontwerp de juiste keuze voor het skelet te kunnen maken.

5.5.1 Argumenten voor keuze prefab-betonBij de keuze de draagconstructie van een ver-diepinggebouw in prefab-betonelementen te bouwen, kunnen de volgende argumenten een rol spelen:

• eenvoudigere constructie;

• lagere bouwkosten;

• kortere bouwtijd.

Constructieve argumenten

• in prefab-beton is het mogelijk met extrusie-systeem vloeren te maken waarvan construc-tiehoogte tweemaal zo groot is als betondikte (kanaalplaten);

• in prefab-beton is het mogelijk met zware spanblokken wapeningsstaal voor te spannen en daarna beton te storten, waardoor voorgespan-nen constructie ontstaat zonder dure verankerin-gen in het cement (kanaalplaten en balken);

• dragende gevelwanden met smalle penanten tussen ramen zijn met normaal beton alleen hori-zontaal te produceren.

Argumenten bouwkostenBij een draagconstructie in prefab-beton kunnen de bouwkosten per m2 vloeroppervlak lager zijn dan in staal of in situ. Daarin slaagt men echter alleen wanneer alle kostenaspecten van prefab-beton beheersbaar zijn. De kostenopbouw van een prefab-betondraagconstructie bestaat uit de volgende onderdelen:

• ontwerpkosten prefab-constructie;

• productiekosten prefab-elementen;

• transportkosten naar bouwplaats;

• montagekosten draagconstructie;

• afmontagekosten draagconstructie.

Samen bepalen deze kosten de totale kosten van de prefab-betondraagconstructie. Er zijn veel voorbeelden van prefab-betondraagconstructies waarvan de bouwkosten aanzienlijk hoger zijn geworden dan aanvankelijk was begroot.

06950556_H05.indd 139 22-03-2005 14:24:13

Page 150: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

140

De volgende zaken vragen speciale aandacht.

• Ontwerpkosten prefab-constructie– vormgeving prefab-constructie is zo complex, dat vaak groot aantal verschillende elementvor-men nodig is;– technische installaties moeten worden geïnte-greerd in prefab-elementen;– aantal en soort voorzieningen is per element sterk verschillend. Door de moeilijke vorm, het grote aantal types en de installatievoorzieningen moeten veel elementvarianten worden uitge-tekend. Dit vergt samen met de controle en de aanpassing van de elemententekeningen veel uren en proceduretijd voor tekenen, distribueren, controleren, aanpassen en goedkeuren.

• Productiekosten prefab-elementen– afmetingen en vorm elementen is zo verschil-lend dat groot aantal betonmallen nodig is;– afmeting aantal elementen is groter dan de standaardbetonmallen, waardoor speciale mallen moeten worden gemaakt;– door te grote aantal verschillende mallen wordt seriegrootte per mal te gering;– beschikbare voorbereidingstijd is vaak te kort, waardoor meer mallen moeten worden ingezet;– in elementen moet groot aantal voorzienin-gen worden ingestort die per elementtype sterk verschillen;– door onevenwichtige constructieve verhou-ding betonmassa kan extra wapening nodig zijn voor transport.

• Transportkosten naar bouwplaats– aantal vloerelementen is breder dan 2,400 m waardoor ze niet plat op de vrachtwagen te ver-voeren zijn;– aantal wandelementen is hoger dan 3,400 m waardoor ze niet verticaal op de vrachtwagen te vervoeren zijn;– aantal balkelementen is langer dan 10 m waardoor ze niet op gewone vrachtwagens te vervoeren zijn;– aantal elementen is zwaarder dan 25 ton waardoor ze niet op gewone vrachtwagen te vervoeren zijn;– leveringsschema kan het onmogelijk maken vrachtwagens optimaal te beladen.

• Montagekosten draagconstructie– door vorm gebouw en beschikbare ruimte op bouwterrein moet montagekraan te ver van montageplek worden opgesteld;– enkele elementen zijn extra zwaar waardoor voor montage bouwkraan met extra hijsvermo-gen nodig is;– bij enkele elementen is afstand tot bouwkraan extra lang waardoor bouwkraan met extra hijs-vermogen nodig is;– constructief ontwerp prefab-draagconstructie kan optimale montagevolgorde belemmeren;– aantal natte verbindingen vraagt verhardings-tijd die voortgang montage stagneert.

• Afmontagekosten draagconstructie– voor natte verbindingen moet groot aantal ankerstaven op moeilijke plaatsen worden aan-gebracht;– voor schijfwerking vloer moet omsnoerings-wapening in moeilijk bereikbare voegen worden aangebracht;– doorbuiging kanaalplaten is niet gelijk en met klemmen moeten ze gelijk worden getrokken om voegen te kunnen aanstorten;– op kanaalplaten moet eerst druklaag worden aangebracht voordat volgende bouwlaag is te monteren;– als voegen onder wanden en kolommen moeten worden geïnjecteerd moet bij elke voeg randkist worden aangebracht.

Argumenten bouwtijdBij de keuze van prefab-beton voor de draag-constructie wordt vaak het argument bouwtijd genoemd. Vergeleken met een in situ draag-constructie kan de cyclustijd van een bouwlaag in prefab korter zijn, maar de voorbereidingstijd tussen de opdracht en de start van de productie van de draagconstructie is bij in situ aanzienlijk korter dan bij prefab.

▶▶ In deel 12B Uitvoeren – organisatie, hoofdstuk

5 Assemblagebouw, blijkt dat tussen de opdracht

aan het prefab-betonproductiebedrijf en de start

van de montage ten minste vijftig werkdagen

nodig zijn

06950556_H05.indd 140 22-03-2005 14:24:13

Page 151: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 141

Die voorbereidingstijd wordt ongunstig beïn-vloed door:

• ontwerptijd prefab-elementen;

• productietijd prefab-beton;

• montagetijd draagconstructie;

• afmontagetijd draagconstructie;

• Ontwerptijd prefab-elementen– als in elementen voorzieningen voor meerdere installatiebedrijven zijn opgenomen, moeten deze installateurs achtereenvolgens element-tekeningen controleren, wat tijdsduur teken- en controleproces verlengt;– als per elementsoort aantal voorzieningen sterk varieert, stijgt aantal elementvarianten die allemaal apart moeten worden gecontroleerd. Dit verlengt de voorbereidingstijd.

• Productietijd prefab-beton– als volgorde productie elementen niet in over-eenstemming is met volgorde montage op bouw-plaats wordt uit kostenoverweging compromis gevonden dat ongunstig is voor productietijd.

• Montagetijd draagconstructie– als prefab-elementen te zwaar zijn vanuit opstelpunt montagekraan, moet montagekraan zich te vaak verplaatsen, waardoor montagetijd langer wordt.

• Afmontagetijd draagconstructie– als per bouwlaag groot aantal natte verbindin-gen moet worden gemaakt met veel koppelwa-pening, wordt montageproces bouwlaag door verhardingstijd aanzienlijk verlengd.

5.5.2 Montageproces prefab-betonUit het voorgaande blijkt dat de bouwmethode van prefab-beton een integratie vraagt van ont-werpen, produceren en monteren. Als deze drie factoren niet goed op elkaar zijn afgestemd of wanneer er te weinig voorbereidingstijd is voor de afstemming, bestaat het gevaar dat de bouwkosten hoger en de bouwtijd langer wordt. In dit hoofdstuk wordt vooral de montage behandeld.

Als voorbeeld voor het behandelen van de mon-tage van prefab-beton wordt het referentiekantoor gebruikt uit de uitgave Prefab beton in detail, figuur

�������������� ���������

����

��

� �����������

� ���������

Figuur 5.98 Referentiekantoor Belton

Elementtype Afmeting Gewicht per stuk

Kolom 3,500 × 0,400 × 0,400 1,3 tonGevelwand 7,200 × 3,500 × 0,200 8,2 tonKernwand 7,200 × 3,500 × 0,200 12,4 tonBalk 7,200 × 0,600 × 0,400 4,2 tonKanaalplaat 5,400 × 1,200 × 0,200 1,9 tonKanaalplaat 7,200 × 1,200 × 0,200 2,5 tonKanaalplaat 12,600 × 1,200 × 0,320 6,5 tonKanaalplaat 14,400 × 1,200 × 0,400 8,0 ton

Figuur 5.99 Montagegewichten prefab-betonelementen

5.98. Bij het referentiekantoor kunnen verschillende prefab-betonelementen voorkomen, figuur 5.99.

Draagstructuur met middenondersteuningAls er gekozen is voor een tussenondersteuning, moet die aan de zijkant van een gang liggen, waardoor de vloeroverspanning 5,400 m en 7,200 m wordt, figuur 5.100. De gevel is als een portaal met kolom en balk of als een dragende gevel te maken. Als voor de lengte van het kan-toorgebouw een stramienmaat van 7,200 m wordt aangehouden, geeft figuur 5.101 het aan-tal en het gewicht van de elementen per lengte van 7,200 m.Bij een kolommendraagstructuur is het zwaarste element dat de capaciteit van de montagekraan bepaalt de balk van 4,2 ton en bij de gevelwand draagstructuur de gevelwand zelf van 8,2 ton waardoor de capaciteit van de montagekraan moet worden verdubbeld.

06950556_H05.indd 141 22-03-2005 14:24:14

Page 152: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

142

����� �����

Figuur 5.100 Kantoorgebouw met middenondersteuning

Elementtype Stramienmaat

Gevelkolom met middenkolom Stramien 7,2 m

• kanaalplaten lang 5,4 m 6 stuks × 1,9 ton

• kanaalplaten lang 7,2 m 6 stuks × 2,5 ton

• kolommen lang 3,5 m 3 stuks × 1,3 ton

• gevel + middenbalk lang 7,2 m 3 stuks × 4,2 ton

Dragende gevelwand + kolom Stramien 7,2 m

• kanaalplaten lang 5,4 m 6 stuks × 1,9 ton

• kanaalplaten lang 7,2 m 6 stuks × 2,5 ton

• middenkolom lang 3,5 m 1 stuks × 1,3 ton

• middenbalk lang 7,2 m 1 stuks × 4,2 ton

• gevelwanden lang 7,2 m 2 stuks × 8,2 ton

Figuur 5.101 Overzicht benodigde prefab-elementen

draagstructuur met middenondersteuning

Draagstructuur met vloer van gevel tot gevelDe ontwikkeling van de kanaalplaat heeft het mogelijk gemaakt grotere overspanningen te realiseren, figuur 5.102. Een kantoorverdieping zonder tussensteunpunten geeft een grotere indelingsvrijheid. Er kan bij de gevel gekozen worden voor een ondersteuning van kolommen en balken of een dragend gevelelement, figuur 5.103.De vermindering van het aantal elementen heeft een positief effect op de ontwerpkosten, de

������

Figuur 5.102 Vloer zonder tussensteunpunt

Elementtype Stramienmaat

Gevelkolom zonder tussensteunen Stramien 7,2 m

• kanaalplaten lang 12,6 m 6 stuks × 6,5 ton

• kolommen lang 3,5 m 2 stuks × 1,3 ton

• balken lang 7,2 m 2 stuks × 4,2 ton

Gevelwand zonder tussensteun Stramien 7,2 m

• kanaalplaten lang 12,6 m 6 stuks × 6,5 ton

• gevelwanden lang 7,2 m 2 stuks × 8,2 ton

Figuur 5.103 Benodigde prefab-elementen voor draag-

structuur met vloer van gevel tot gevel

Element Dikte Lengte Gewicht per m2

Kanaalplaat lang 180 mm 5,400 m 2.540 NKanaalplaat lang 200 mm 7,200 m 2.860 NKanaalplaat lang 320 mm 12,600 m 4.280 NKanaalplaat lang 400 mm 14,400 m 4.650 N

Figuur 5.104 Relatie overspanning vloer en eigengewicht

productiekosten en de montagekosten. Kanaal-plaat en gevelwand zitten in dezelfde gewichts-klasse.

Vanuit het aspect aantal te monteren elementen zou een grote overspanning van gevel tot gevel kunnen worden gekozen. Hoe groter de over-spanning hoe hoger het eigengewicht van de draagconstructie, figuur 5.104.

Bij een vloerconstructie van gevel tot gevel is het gewicht van de vloerconstructie per m2 bijna tweemaal zo hoog als met een tussenondersteu-ning. De bouwkosten van een draagconstructie worden voor een belangrijk deel bepaald door de hoeveelheid bouwmateriaal. Een zwaardere vloerconstructie met meer materiaal per m2 is op zich duurder en zal de kosten van de ondersteu-ning en de onderbouw verhogen.

De kosten van een prefab-betondraagconstructie wordt ook bepaald door de kosten van de mon-tage van de elementen. De montagekosten zijn te bepalen door de tijdgebonden montagekos-ten te delen door de capaciteit van de montage, figuur 5.105.

06950556_H05.indd 142 22-03-2005 14:24:15

Page 153: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 143

Montageploeg Prijs Kosten per eenheid per dag

Bouwkraan € 1500,– per week € 300,–Machinist € 1500,– per week € 300,–Aanpikker beneden 1 man € 300,–Stelleurs 2 man € 600,–

Kosten montageploeg per dag € 1500,–

Figuur 5.105 Berekening kosten montageploeg

Elementen Stuks per dag Kosten per stuk

Kolommen 10 € 150,–Balken 25 € 60,–Kernwanden 6 € 252,–Gevelwanden 12 € 120,–Kanaalplaten 50 € 30,–

Gewogen gemiddelde 25 € 60,–

Figuur 5.106 Berekening montagekosten per element

Een montageploeg kost minimaal € 1.250,- per dag. Voor de bouwkosten en de bouwtijd van de draagconstructie is het belangrijk hoeveel elementen een montageploeg per dag kan mon-teren, figuur 5.106.

Uit deze tabel blijkt een groot verschil in bouw-tijd en bouwkosten tussen verticale en horizon-tale elementen. Van kanaalplaten kunnen vijftig elementen per dag worden gemonteerd maar van kolommen maar tien stuks per dag.

Een kolom heeft een gewicht van 1,3 ton maar wordt gemonteerd met een transportmiddel dat gebouwd is om 8,2 ton te verplaatsen. Bij kolommen wordt de capaciteit van de montage-kraan dus maar voor 15% gebruikt.

5.5.3 Bouwknoop verticaal-horizontaalDe kwaliteit van de bouwknoop tussen verticale en horizontale onderdelen van de draagcon-structie heeft grote invloed op de bouwkosten en de bouwtijd. Constructiedelen van staal kun-nen met bouten en lassen rechtstreeks aan elkaar worden verbonden, waarbij de verbinding direct na het aanbrengen de krachten kan opnemen.

Prefab-beton is een materiaal dat zich niet direct leent voor bouten en lassen. Prefab-beton wordt in het algemeen met in situ beton aan elkaar ver-bonden. In situ beton heeft een verhardingstijd nodig en kan pas na enige tijd de constructieve krachten opnemen. Bij een prefab-betonnen draagconstructie is bijna altijd sprake van een tijdelijke montageverbinding en aanvullend een permanente natte in situ verbinding.Een prefab-betonkolom is een verticaal element dat na het plaatsen pas kan worden losgelaten als per kolom twee druk/trekschoren als tijdelijke verbinding zijn aangebracht.

Bouwknoop kolom met balkBij een kolom-balkverbinding moeten vier elemen-ten worden samengevoegd, wat geen eenvou-dige verbinding is, figuur 5.107-1. Als per verdie-ping geen aparte kolommen worden gemaakt, maar één kolom over meerdere verdiepingen,

� ��������������� � �������������������

Figuur 5.107 Enkele en doorgaande kolommen

wordt het aantal elementen verminderd. Het ge-wicht van het element is dan afgestemd op het transportmiddel en de lange montagetijd wordt tot eenderde teruggebracht, figuur 5.107-2. Het is dan niet meer mogelijk de balk rechtstreeks op de kop van de kolom te leggen, maar aan de kolom moeten consoles worden gemaakt om de balk aan de zijkant van de kolom op te kunnen leggen.

In de console is een staaf gestort en in de balk een buis, figuur 5.108. Daardoor ontstaat er een pen- en gatverbinding die fungeert als tijdelijke ver-binding. Na het afstellen wordt het gat opgevuld met krimpvrije mortel als permanente verbinding om de ruimte tussen pen en gat op te vullen.

06950556_H05.indd 143 22-03-2005 14:24:15

Page 154: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

144

� ����������� ��������������

���� �������������

Figuur 5.108 Verbinding balk met kolom

Bouwknoop vloer met balkEen eenvoudige prefab-betonbalk heeft een rechthoekige doorsnede en de vloerplaten worden op de balk gelegd. De oplegging is de tijdelijke montageverbinding. Als permanente verbinding moet een in situ aanstorting worden gemaakt met sparingen in de vloerplaten, stek-ken in de balk, koppelwapening in de sparingen om met krimpvrije mortel balk en kanaalplaten aan elkaar te verbinden, figuur 5.109.De balk onder de vloer belemmert de vrije hoogte voor leidingen en kanalen en kan tot gevolg hebben dat de verdiepingshoogte moet worden vergroot. In een T-vorm kan de opleg-ging van de kanaalplaten in de balk komen in plaats van er boven op, figuur 5.109-2. De con-structiehoogte wordt daardoor gehalveerd. De productiekosten van de T-balk worden verhoogd omdat de balk alleen te ontkisten is door een deel van de mal te demonteren. Voor perma-nente verbinding is een in situ verbinding nodig met sparingen en koppelwapening.

������� ��������������

� ����������������� ���������Figuur 5.109 Verbinding vloer met balk

WoningbouwAlleen bij prefab-beton woningcasco’s is de verbindingstechniek van prefab-staal overgenomen met lasverbindingen. In de

utiliteitsbouw is bij prefab-beton verbetering mogelijk van de verbindingstechnieken, die het montagetempo kunnen verhogen en daardoor de montagetijd kunnen verkorten. Ter vergelijking: montagetempo woningbouw zeventig elementen per dag en utiliteitsbouw 25 elementen per dag.

Bouwknoop vloer met gevelelementBij verdiepingbouw met overspanningen van 5,400 m tot 7,200 m is een gedeeltelijke inklem-ming toelaatbaar. De kanaalplaat wordt tot de helft op de wand opgelegd, figuur 5.110-1. Daarna wordt de wand met in situ beton aange-stort. Voor de in situ beton is een randbekisting nodig. Als in de wandelementen op de juiste plaats schroefhulzen zijn ingestort, is het moge-lijk aan de wandelementen al op de vrachtwagen een leuningstaander te bevestigen die bij de aanstorten van de vloer de randbekisting op zijn plaats houdt, figuur 5.110-2. Om verplaatsing van de bovenliggende wand te voorkomen zijn stekken nodig die de wanden en de vloer aan elkaar koppelen. In de bovenliggende wand zijn buis- sparingen gemaakt voor de stekken en die moeten later met krimpvrije mortel worden opgevuld.

� ���������� ���������

����������

����������������

������������

Figuur 5.110 Verbinding gevelwand met vloer

Als de overspanning van de kanaalplaat groot is, wordt de doorbuiging door de nuttige belasting ook groter en is een ingeklemde verbinding op de vloer en wand niet meer mogelijk. De kanaal-platen moeten naast de wand worden opgelegd. Een vloer van kanaalplaten bestaat uit lossen elementen die weinig schijfwerking hebben. Van de losse kanaalplaten is een schijf te maken met een gewapende druklaag maar dan is de

06950556_H05.indd 144 22-03-2005 14:24:16

Page 155: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 145

vloer een combinatie van prefab-beton en in situ beton, figuur 5.111-2. De schijfwerking is ook te bereiken door een omsnoering van de losse kanaalplaten, figuur 5.111-1. Tussen de wand en de vloerplaten is een vrije ruimte nodig om de omsnoeringswapening in te brengen. In de uitgave Prefab beton in detail zijn deze verbindin-gen uitgewerkt. Deze vloer-wandverbinding is in prefab-beton arbeidsintensief en ongunstig voor de bouwkosten en de bouwtijd. Als tijdelijke ver-binding moeten alle wandelementen met twee druk/trekschoren verticaal worden gehouden tot de permanente natte verbinding is aangebracht en is verhard.

� ���������� ���������

�������������

���������������

��������������������

��������

Figuur 5.111 Oplegging vloer op console

5.5.4 SamenvattingIn de utiliteitsbouw wordt vaak gekozen voor een draagconstructie in prefab-beton met als argumenten lagere bouwkosten en kortere bouwtijd. Een prefab-betondraagconstructie bestaat uit drie verschillende processen: ontwer-

pen, produceren en monteren. Alleen voor een team met deskundigheid op alle drie gebieden zal het mogelijk zijn de prefab-betondraagcon-structie te optimaliseren. In de prefab-betonwo-ningbouw is die integratie wel gerealiseerd met als resultaat een goede interface tussen verticale en horizontale elementen en een montagetempo dat drie keer zo hoog ligt als in de utiliteitsbouw.

5.6 Verdiepingbouw prefab-hybride

Voor een gebouw van drie tot vier verdiepingen is het mogelijk voor de draagstructuur een com-binatie van enkele bouwmethoden toe te passen. Er wordt hier een keuzeproces gegeven om tot een combinatie te komen.

Een opdrachtgever wil een eenvoudig kantoor-gebouw met een bruto-vloeroppervlak van circa 1.600 m2 BVO in drie bouwlagen, figuur 5.112. De opdracht luidt: ontwerp de goedkoopste ske-letconstructie. De randvoorwaarden zijn:

• gebouwlengte tussen 40 en 50 m;

• kantoordiepte 5,400 m met gang van 1,800 m;

• kantoorruimten breed minimaal 3,600 m en maximaal 7,200 m;

• eenvoudige radiatorverwarming;

• mechanische ventilatie alleen in toiletten;

• zo kort mogelijke bouwtijd;

• buitengevel van metselwerk.

Uit de literatuur blijkt dat hiervoor verschillende mogelijkheden bestaan. Diverse belangenorgani-saties hebben dit probleem nader onderzocht.

�����������������������������������

����

���

���

����

Figuur 5.112 Plattegrond eenvoudig kantoorgebouw

06950556_H05.indd 145 22-03-2005 14:24:17

Page 156: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

146

De prefab-betonindustrie, verenigd in de Belton, adviseert in de uitgave Prefab beton in detail te kiezen voor prefab-betondragende gevelelemen-ten en kanaalplaatvloeren die van gevel tot gevel overspannen.De staalindustrie, verenigd in het Staalbouw-instituut, adviseert in de uitgave Verdiepingbouw in staal en beton te kiezen voor een staalskelet van kolommen en balken met middenonder-steuning van hoedliggers en de vloer te maken van kanaalplaat.De kalkzandsteenindustrie, verenigd in het CVK, adviseert in de brochure Utiliteitsbouw de gevels en de middenondersteuning te maken van kalk-zandsteenelementen en de vloer van kanaal-platen.

5.6.1 Keuze vloerconstructieBij de keuze voor prefab-betonkanaalplaatvloeren is het enige verschil de keuze tussen overspan-nen van gevel tot gevel of een middenonder-steuning. De kosten van kanaalplaatvloeren zijn:

• overspanning tot 7,200 m prijs levering € 24,- per m2;

• overspanning tot 12,600 m prijs levering € 42,- per m2.

Het gebouw wordt 12,600 m breed, per strek-kende meter gebouw kost de vrije overspanning van gevel tot gevel 12,600 × € 18,- per m2 = € 226,80 per m gebouw meer. Men moet zich nu afvragen:

• Is een middenondersteuning te maken voor minder dan € 226,80 - per m?

Figuur 5.113 Berekening kosten bij verschil verdiepingshoogte

Omtrek gevel (2 × 12,600 + 2 × 43,20) 110 mOppervlak gevel 3,000 m hoog 330 m2

Kosten gevelconstructie € 120,– tot € 240,– per m2

Bruto-vloeroppervlak verdieping 544 m2 BVOMinimumverschil per m2 BVO € 7,20 per m2

Maximumverschil per m2 BVO € 14,40 per m2

Bij verdiepingshoogte van 3,000 mKosten plafondspuitwerk bij 3,000 m + € 7,20 per m2

Bij verdiepingshoogte van 3,300 mMeerkosten gevel gemiddeld + € 10,80 per m2

Kosten eenvoudig systeemplafond + € 14,40 per m2

• Heeft een kolomvrije ruimte meerwaarde waarvoor de bouwkosten iets hoger mogen wor-den?

Een dragende wand van kalkzandsteen in het midden kost circa € 36,- per m2 × 3 m hoog is niet meer dan € 108,- per m. Een middenon-dersteuning die tevens een binnenwandfunctie vervult kost minder dan de helft van een kolom-vrije ruimte. De opdrachtgever wil een low-cost kantoor. Zijn keuze is duidelijk: een skelet met een middenondersteuning en kanaalplaatvloeren van 5,400 en 7,200 m lang.

5.6.2 Keuze verdiepingshoogteBij de meeste kantoorontwerpen is de netto-ver-diepingshoogte tussen afgewerkte vloer en on-derkant plafond 2,700 m. De bruto-verdiepings-hoogte is meestal een veelvoud van 300 mm. De verschillende keuzemogelijkheden voor de bruto-verdiepingshoogte zijn, figuur 5.113:

• 3,000 m zonder verlaagd plafond, zoals bij woningen gebruikelijk;

• 3,300 m met verlaagd systeemplafond en lei-dingen boven plafond.

Gekozen wordt voor een verdiepingshoogte van 3,000 m met een plafondafwerking van spuitwerk en opbouw verlichtingsarmaturen aan plafond. Verwarmingsleidingen zoals bij woning-bouw gebruikelijk in de dekvloer. Onderzocht wordt of het mogelijk is de kabels voor sterk-stroom en data door de kanalen van de prefab-vloer te trekken. Eventueel kan alleen in de gang

06950556_H05.indd 146 22-03-2005 14:24:18

Page 157: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 147

een verlaagd plafond worden aangebracht met een hoogte van 2,400 m.

5.6.3 Keuze gevelconstructieDe keuze van de gevelconstructie is de belang-rijkste voor de uiteindelijke vorm van het skelet. Omdat voor de indeling van de kantoorruimtes gekozen is voor een indelingsstramien van 3,600 m, zijn gevelopeningen breed 1,800 m met pe-nanten van 1,800 m een goede keuze. De brede penanten geven meer vrijheid voor het aanslui-ten van binnenwanden en daarmee een variatie in kantoorbreedtes. De gevelindeling heeft wel consequenties voor de skeletconstructie.Er zijn twee mogelijkheden:1 dragende gevel prefab-beton;2 dragende gevel kalkzandsteenelementen.

1 Dragende gevel prefab-betonDe gevel is ook samen te stellen van dragende prefab-betonelementen, figuur 5.114. Door de kozijnindeling wordt geadviseerd elementen van 7,200 m lang te kiezen. Bij een verdiepings-hoogte van 3,000 m en een vloerdikte van 220 mm wordt de elementhoogte maximaal 2.780 mm. Boven de kozijnopeningen is een minimale constructiehoogte van 400 mm nodig om het element te kunnen transporteren. Met een dikte van de dekvloer van 50 mm wordt de maximale hoogte van de bovenkant van de kozijnopening (2.780 – 400 – 50) = 2.330 mm. Het bruto-oppervlak van het gevelelement is 2.780 × 7.200 = 20 m2.

In het productieproces voor het maken van prefab-beton elementen is de bruto-maat van het element bepalend. Voor de gevelopeningen moeten sparingsmallen worden gemonteerd en door de sparingen is het storten van het beton

����

�����

��������������������

���

����

������������������������

Figuur 5.114 Dragend prefab-beton gevelelement

moeilijker dan bij een dicht element. Bij prefab-beton is de prijsvorming gebaseerd op het bruto-oppervlak van 20 m2.

2 Dragende gevel kalkzandsteenelementenEen tweede mogelijkheid is de dragende gevel te maken van kalkzandsteen lijmelementen. Door de kleine afmeting 600 × 900 mm van de elementen is het mogelijk de gevelopeningen te sparen, zodat de prijsvorming is gebaseerd op de netto-geveloppervlak (14,50 m2) bij een lengte van 7,200 m.Het nadeel van kalkzandsteen is dat het materiaal niet in staat is gevelopeningen te overspannen. Daarvoor moeten apart betonlateien worden toegepast, figuur 5.115. Elke oplegging van een latei veroorzaakt een aantal paselementen die apart gezaagd en apart moeten worden getrans-porteerd, zie ook hoofdstuk 4.

�����

Figuur 5.115 Dragende gevel kalkzandsteenelementen

Kalkzandsteen krimpt en geadviseerd wordt bij wandlengten boven 6 m dilataties toe te passen. Bij de gevels van 43 m lang is een groot aantal dilataties nodig. Dilataties en paselementen zijn te voorkomen als de elementen verticaal boven elkaar worden aangebracht en de penant een breedte krijgt van n × 900 mm, figuur 5.116. Dan ontstaat in de gevelwand een groot aantal ver-ticale voegen die allemaal een klein deel van de krimp opvangen en zijn dilataties overbodig. De verticale naden moeten met een elastisch band worden afgeplakt. De binnenzijde van de gevel krijgt met spuitwerk een naadloos oppervlak.

In plaats van een latei boven alleen de gevelope-ning met passtukken bij de latei-oplegging is het ook mogelijk de bovenkant van de gevelwand te maken van aaneengeschakelde prefabbeton-balken, figuur 5.117. De hoogte van de balk kan worden afgestemd op het verschil tussen de

06950556_H05.indd 147 22-03-2005 14:24:19

Page 158: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

148

wandhoogte en het aantal lagen standaardele-menten van 600 mm hoog. Ervan uitgaande dat op de kanaalplaatvloer een kim nodig is om een nauwkeurig vlak te krijgen voor het lijmen van de elementen, kan de opbouw van de gevelwand (verdiepingshoogte 3,000 m) worden opge-bouwd uit, figuur 5.116:

• 0,220 m dikke kanaalplaatvloer;

• 0,130 m dikke kimlaag op vloer;

• 2,400 m hoogte vier lagen elementen;

• 0,250 m hoge prefab-beton gevelbalk.

��������������������������

Figuur 5.116 Optimaliseren kleine elementenbouw

Bij een wanddikte van 0,150 m en een balk-lengte van 3,600 m wordt het gewicht van de balk 0,15 × 0,35 × 3,60 × 24 kN = 32,4 kN per balk. Deze balk moet nog net met de elemen-tensteller te plaatsen zijn. Als de balk te zwaar wordt, is die in te korten en kan het resterende deel met een KZS-paselement worden opgevuld.Een pas gelijmde KZS-wand moet met schoren worden vastgezet om omwaaien bij wind te voorkomen. Vooral bij gevelwanden geeft om-waaien een groot risico. Verticaal niet in verband gestapelde elementen moeten zorgvuldig worden geschoord. Als bij het maken van de gevelwand de prefab-betonbalk daar direct boven op wordt gelijmd, is de gevelwand veel steviger. In de voeg tussen twee balken is een boutgat te maken voor het bevestigen van een schoor, figuur 5.117-1. De bout is ook te gebruiken om direct een leu-ningstaander te bevestigen, zodat een leuning aanwezig is voor het leggen van de vloerplaten.Bij een vloer van kanaalplaten liggen de platen los naast elkaar. Voor de stabiliteit van het gebouw kan het gewenst zijn dat de vloer con-structief een geheel vormt. Dat kan met de prefab-betonbalk als die aan elkaar wordt gekoppeld, want daardoor ontstaat een trekband, figuur 5.117-2.

� ������������������������������� ��������

�������������

������

������������������

������������

������������

����������������

����������

Figuur 5.117 Functies prefab-betonbalk

5.6.4 Keuze middenondersteuningAls er gekozen is voor een middenondersteuning van de vloer, zijn er drie mogelijke oplossingen:1 stalen kolommen en balken met niet-dra-gende binnenwand;2 dragende wand prefab-betonelementen lang 7,200 m met deuropeningen;3 dragende wand prefab-steenelementen met deuropeningen.

Voor de dragende middenwand wordt alleen die uitgevoerd in prefab-steenelementen besproken.

Middenondersteuning met kolommen en balkenGrote vrijheid van indeling van het kantoor-gebouw en de vrijheid om deuren te plaatsen waar ze nodig zijn en in de toekomst nodig kun-nen zijn, krijgt men met stalen kolommen als middenondersteuning met daartussen een hoed-ligger met overspanning van 5,400 m, figuur 5.118.In de uitgave Verdiepingbouw in staal en beton is het principe van de hoedligger uitgewerkt. Het grote voordeel van de hoedligger is dat die als balk niet onder de vloer ligt, maar in de vloer is geïntegreerd, figuur 5.119, en zo een hoge brandweerstand heeft. In samenwerking met het Staalbouwinstituut is een gemodificeerde hoed-ligger ontwikkeld op basis van een standaardpro-fiel in de vorm van een halve HE 450 A profiel met aan de bovenkant een aangelaste flens van plaatstaal van 30 × 100 mm, figuur 5.119.

06950556_H05.indd 148 22-03-2005 14:24:20

Page 159: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 149

�����

������������������

����� �����

� �����������������

� �������������

Figuur 5.118 Kolommen en balken als middenondersteu-

ning

��������������

��������

Figuur 5.119 Gemodificeerde hoedligger

Een traditionele verbinding van een stalen ligger met een kolom werd ontworpen met boutverbin-dingen. Dat maakt het monteren van de ligger arbeidsintensief omdat de ligger in de kraan moet blijven hangen tot de eerste bouten zijn aange-bracht. In samenwerking met het Staalbouw-instituut is een bouwknoop ontwikkeld, waarbij in de doorlopende kolommen oplegstrippen zijn aangebracht, figuur 5.120. De bouwkraan kan de hoedligger tussen de kolommen manipuleren en op de oplegstrippen laten zakken en daarna los-laten, figuur 5.120. In een later stadium wordt de verbinding van de kolom met de hoedligger met een hechtlas gefixeerd. Dit verkort de montagetijd van de stalen middenondersteuning.

Dragende middenwand prefab-steenIn een dragende middenwand moeten sparingen worden gemaakt om daarin later de binnendeur-kozijnen te kunnen monteren. Als bij het

� ��������������������� ��������������������

��������

����� ����������

����������

����������

Figuur 5.120 Bouwknoop balk met kolom

�����

��������������

����� �����

����� ����� �����

� �����������������

� �������������

Figuur 5.121 Dragende wand prefab-steenelementen

ontwerp de indeling van het kantoor nog niet bekend is of als men de indeling later wil kun-nen veranderen, zal op elk stramien van 3,600 m een deur nodig kunnen zijn. Als de mogelijkheid open moet blijven om een deur met zijlicht te kunnen toepassen, zal een wandsparing van 1,200 m breed nodig zijn, figuur 5.121.Als er voor het gebruik van het kantoor grote ruimtes nodig zijn van 7,200 m tot 10,800 m breed, zal men niet op elke 3,600 m een deur willen hebben, maar wel de mogelijkheid om bij herindeling de plaats van de deur te wijzigen. De sparingen die in de dragende middenwand zijn gemaakt, maar waar geen deur nodig is, moeten worden dichtgezet met een niet-dragende wand.

5.6.5 Keuze stabiliteitsconstructieAls voor de gevelwanden gekozen is voor pre-fab-steenelementen, wordt ook de kopgevel op dezelfde manier uitgevoerd. De dragende ge-

06950556_H05.indd 149 22-03-2005 14:24:22

Page 160: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

150

velwanden geven in de langsrichting voldoende stabiliteit aan het gebouw. De kopgevel moet de dwarsstabiliteit verzorgen. Een wand van kleine elementen vormt constructief niet een geheel. De kopgevel kan alleen de stabititeitsfunctie ver-vullen als het een constructieve schijf is.

Bij de kopgevel liggen de vloerelementen niet op, maar langs de wand. Als de kopgevels de stabiliteit moeten verzorgen, is er een aantal voorwaarden:

• kopgevelwand moet dikker worden;

• kopgevelwand bevat zo min mogelijk gevel-openingen;

• betonverankering nodig tussen wand en vloer, figuur 5.122-1.Deze beperkende en kostenverhogende voor-waarden zijn niet nodig als een tussenwand als stabiliteitswand wordt gebruikt. Deze wand kan tevens worden belast met een deel van de vloer. Ter plaatse van de kopgevels van het kantoor-gebouw wordt de overspanningrichting van de vloerelementen gedraaid, figuur 5.122-2. Zowel de kopgevel als de tussenwand worden met de

���������

�����������

����������

�����������

��������������������

Figuur 5.122 Bouwknoop stabiliteitswand

����� �������������������� �����

���������

����

���

���

����

����

��

���������������

���������������� ����������������

��������������

���������

Figuur 5.123 Plattegrond hybride skelet

vloer belast en ze leveren samen de benodigde stabiliteit voor het gebouw. In de kopgevels kun-nen nu weer gevelopeningen komen.

5.6.6 Keuze hybride skeletconstructieUit de voorgaande keuzen voor de onderdelen van het skelet ontstaat een skeletconstructie, figuur 5.123:

• vloeren: kanaalplaatelementen;

• gevelwanden: KZS-lijmelementen;

• middenondersteuning: stalen kolommen en balken;

• stabiliteitswand: KZS-lijmelementen.

Om bij de dakvloer een dure afschotlaag te voorkomen, kan de dakvloer eenvoudig onder afschot worden gelegd door de hoedligger 100 mm hoger te monteren, figuur 5.124. Om het aantal paselementen in de vloer te beperken, kan de trap worden gecombineerd met de lei-dingschacht. Als de plaats van het trappenhuis kan wordt afgestemd op de indeling van de vloerplaten, is met twee korte vloerelementen en een stalen raveelbalk de sparing voor de trap en de leidingschacht te maken.

Productietempo skeletPer bouwlaag is het bruto-oppervlak van de ge-vel en de tussenwanden 380 m2. Een lijmploeg kan met de elementensteller 100 m2 wand per dag maken. De productietijd voor de wanden is dan vier dagen per verdieping. Door de snel-verhardende lijmverbinding kunnen de wanden direct worden belast met de vloerelementen. Als het gebouw in de lengte in twee fasen wordt op-gedeeld, kan de montage van de vloerelementen

06950556_H05.indd 150 22-03-2005 14:24:23

Page 161: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

5 UITVOEREN SKELET BIJ UTILITEITSBOUW 151

����������

����

��������������

����������������

��������������������������������

�����������������������

Figuur 5.124 Doorsnede hybride skelet

en de staalconstructie tegelijk met het lijmen van de wanden plaatsvinden. De productietijd van het skelet is dan vier dagen per verdieping. Met een vloeroppervlak van 540 m2 per verdieping is het productietempo 135 m2 BVO per dag. De totale bouwtijd van de draagstructuur van drie bouwlagen is dan circa veertien dagen.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Fabricage en montage van staalconstructies. Opleidingsinstituut Staalbouw2 Flapper, H.A.J., Bouwplanning. ThiemeMeulen-hoff, 20043 Handboek bekistingen. Stubeco, 19924 Prefab beton in detail. Belton5 Utiliteitsbouw. CVK6 Verdiepingbouw in staal en beton. Staalbouw-instituut

NormenNEN 6722 Voorschriften Beton – Uitvoering.

06950556_H05.indd 151 22-03-2005 14:24:23

Page 162: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

152

06950556_H05.indd 152 22-03-2005 14:24:24

Page 163: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6Uitvoeren draagconstructie bij hoogbouwH. A. J. Flapper

Het uitvoeren van de draagconstructie krijgt bij hoogbouw een extra

dimensie omdat naast de horizontale draagconstructie in de vorm van

vloeren, er een verticale draagconstructie nodig is voor de stabiliteit

van de hoogbouw. Deze verticale draagconstructie kan de bouwkos-

ten van het skelet verdubbelen. De wijze van uitvoeren van de draag-

constructie heeft bij hoogbouw grote invloed op de bouwkosten en

de bouwtijd.

06950556_H06.indd 153 22-03-2005 14:29:28

Page 164: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

154

Inleiding

Bij hoogbouw zijn, in vergelijking met verdie-pingbouw, specifieke punten aan te wijzen, die duidelijk verband houden met de hoogte en waarvoor extra aandacht nodig is:◆ horizontale stijfheid;◆ bruto-/netto-vloerverhouding;◆ brandveiligheidsaspecten;◆ onderhoud en functioneren gevels.

◆ Horizontale stijfheidDe horizontale stijfheid en de dynamische reactie van het gebouw zijn sterk bepalend voor het te kiezen constructiesysteem voor de stabiliteit. De verticale draagconstructie ten behoeve van de horizontale stijfheid kan de bouwkosten aanzien-lijk doen stijgen.

◆ Bruto-/netto-vloerverhoudingBij hoogbouw neemt de bruto-/netto-vloerver-houding in het algemeen veel ongunstigere waarden aan dan bij verdiepingbouw. Dit komt door het grotere ruimtebeslag van de verticale transportvoorzieningen, de constructies en de installaties.

◆ BrandveiligheidsaspectenBrandveiligheidsaspecten zijn zaken als brandbe-stendigheid van de draagconstructie, brandcom-partimentering, rookcompartimentering, brand-bestrijding, rookvrije vluchtwegen, vluchtroutes, brandweerlift, sprinkler-installatie en ‘fire rescue floors’. De oplossingen voor de brandveiligheid kunnen in bouwkosten sterk verschillen, maar verhogen de bouwkosten per m2 bruto-vloer-oppervlak altijd.

◆ Onderhoud en functioneren gevelsMet de toenemende hoogte neemt ook de hoeveelheid regenwater toe dat langs de gevel naar beneden moet worden afgevoerd. Met de toenemende hoogte worden de verschillen in vervorming tussen de draagconstructie en de gevel groter. Bij hoogbouw is het onderhoud van de gevels moeilijker en sterk afhankelijk van weer en wind. Door de hoge functionele eisen zijn de bouwkosten van de gevel bij hoogbouw hoger dan bij verdiepingbouw.

In dit hoofdstuk wordt het uitvoeringsaspect van hoogbouw behandeld.

▶▶ In deel 9 Utiliteitsbouw worden in hoofdstuk

6 Hoogbouw alle bouwkundige aspecten

besproken

6.1 Uitvoeringsaspecten bij hoogbouw

De keuze van de uitvoeringsmethode van de draagconstructie bepaalt de cyclus per bouw-laag en heeft daarmee een grote invloed op de bouwtijd. Bij de uitvoering van hoogbouw is zwaar transportmaterieel nodig. Het materieel en de bouwrente zijn tijdgebonden kosten en daarom heeft de bouwtijd grote invloed op de bouwkosten. Vooral de keuze van de stabiliteits-constructie heeft invloed op de cyclustijd per bouwlaag en daarmee op de bouwtijd en de bouwkosten.

6.1.1 Aspect bouwtijdDe bouwtijd van een hoog gebouw wordt bepaald door de volgende factoren (zie ook de uitgave Bouwplanning). Om de invloed van de bouwtijd te kunnen zien, zijn enkele bouwtijd-berekeningen gemaakt met de volgende uit-gangspunten:◆ intervaltijd onderbouw;◆ aantal bouwlagen;◆ bruto-vloeroppervlak bouwlaag;◆ cyclustijd bouwlaag;◆ intervaltijd draagconstructie en gevel;◆ intervaltijd afbouw;◆ bouwtijd in kalendermaanden.

◆ Intervaltijd onderbouwOntgraven bouwput, paalfundatie en betonfun-dering inclusief liftputten duurt minimaal vijftig dagen. Bij een onderbouw met kelders en een diepe bouwput kan de intervaltijd oplopen tot 100 dagen.

◆ Aantal bouwlagenAls voorbeeld is genomen een hoogbouw van twintig, veertig en zestig bouwlagen, wat met een verdiepingshoogte van 3,500 m een gebouw-hoogte geeft van 70 m, 140 m en 210 m hoog.

06950556_H06.indd 154 22-03-2005 14:29:29

Page 165: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 155

pingbouw wordt aangehouden, is de bouwtijd van een hoogbouw van twintig, veertig en zestig bouwlagen te berekenen. Bij een cyclustijd van tien dagen en een oppervlak van 1.500 m2 per bouwlaag is het productietempo van de draag-constructie 150 m2 vloer per dag, figuur 6.2. Dit is vergeleken met verdiepingbouw een redelijk hoog productietempo.

���������������������������

����

����

����

����

����

����

��

��

�� ��

�� ��

��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ���

�������������

�����������������������������������

�����������������������

�������������

�����������������������������������

�����������������������

�������������

Figuur 6.1 Hoogbouw met cyclustijd van tien dagen

50 dagen intervaltijd onderbouw50 dagen intervaltijd drager/gevel50 dagen intervaltijd afbouw

150 dagen totaal intervaltijd

Cyclustijd vijf dagenBij hoogbouw is de productietijd berekend als het aantal bouwlagen maal de cyclustijd van grote invloed op de totale bouwtijd. Om de bouwtijd te verkorten is het gewenst met extra investerin-gen de cyclustijd te verlagen. Bij verschillende Nederlandse hoogbouwprojecten is een cyclus-tijd van vijf dagen gerealiseerd, figuur 6.3. De invloed van de halvering van de cyclustijd op de totale bouwtijd is te berekenen, figuur 6.4.

◆ Bruto-vloeroppervlak bouwlaagAangenomen is een hoogbouw met een bruto-vloeroppervlak van 1.500 m2 per bouwlaag.

◆ Cyclustijd bouwlaagAls voorbeeld is genomen een cyclustijd van tien dagen en daarna een cyclustijd van vijf dagen per bouwlaag. De intervaltijd tussen de start van twee opeenvolgende bouwlagen wordt de cyclustijd, omdat de intervaltijd zich als een cyclus herhaalt.

◆ Intervaltijd draagconstructie en gevelDe ruwbouw is de tijdsduur dat op een bouw-laag wordt gestart met de draagconstructie tot het tijdstip dat de gevel van de bouwlaag wind- en waterdicht is. De intervaltijd is afhankelijk van de bouwmethode, in de rekenvoorbeelden is een intervaltijd van vijftig dagen aangehouden.

◆ Intervaltijd afbouwDe tijdsduur tussen start van de weersgevoelige afbouw op een bouwlaag tot het tijdstip dat de bouwlaag gereed is voor oplevering. De inter-valtijd voor woningen en kantoorgebouwen is ongeveer vijftig dagen.

◆ Bouwtijd in kalendermaandenTotdat de bovenste bouwlaag wind- en water-dicht is, treedt verlet op door vorst, regen en vooral ook wind. Aangenomen is gemiddeld vijf-tien werkbare dagen per kalendermaand.

Cyclustijd tien dagenBij verdiepingbouw is de cyclustijd van een bouwlaag tien tot vijftien dagen, figuur 6.1. Als bij hoogbouw de minimale cyclustijd van verdie-

Bouwtijd 20 lagen 40 lagen 60 lagen

Productietijd lagen × 10 dagen 200 400 600Intervaltijd in dagen 150 150 150Bouwtijd in dagen 350 550 750Bouwtijd in maanden 23 37 50Bruto-vloeroppervlak in m2 30.000 60.000 90.000Productietempo per dag 86 m2 109 m2 120 m2

Figuur 6.2 Berekening bouwtijd met cyclustijd van tien dagen

06950556_H06.indd 155 22-03-2005 14:29:30

Page 166: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

156

���������������������������

��

��

��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ���

�����

��

����

��

�� ��

�� ��

�� ����

����

����

����

����

����

������������������������

������������

������

����������������������

������������

������

Figuur 6.3 Hoogbouw met cyclustijd van vijf dagen

6.1.2 Bouwkosten bij hoogbouwBij verdiepingbouw is het aandeel van de draag-constructie in de totale bouwkosten 20% tot 25% en de bouwkosten van de draagconstructie betreft voornamelijk de horizontale constructie (vloeren). Bij hoogbouw is naast de horizontale draagconstructie ook een verticale draagcon-structie nodig, een kern, voor de horizontale stijf-heid. De kern als verticale draagconstructie zal ongeveer evenveel kosten als de vloeren. Dus alle aandacht moet worden gericht op het optimali-seren van de kern.Vooral de rente op de investering kan bij hoog-bouw een aanzienlijk bedrag worden. Het is

praktisch onmogelijk een deel van de hoogbouw eerder in gebruik te nemen. Gedurende de hele bouwtijd groeit de investering en moet gedu-rende de hele bouwtijd de rentekosten over gemiddeld de helft van de investering bij de bouwkosten worden geteld. Bij een bouwkosten van € 1.250,- per m2 BVO en een rentepercen-tage van 8% is het verschil in de kosten van de bouwrente tussen de ongunstigste en gunstigste bouwtijd berekend in figuur 6.5.

6.1.3 Stabiliteitsprincipes bij hoogbouwBij hoogbouw is de horizontale windbelasting bepalend voor het ontwerp van de draagcon-structie. Voor het opvangen van de horizontale windbelasting is een verticale stabiliteitsconstruc-tie nodig. Vanuit de verticale draagconstructie wordt de horizontale constructie van de vloeren ontworpen.

Bij hoogbouw blijkt de productie van deze ver-ticale draagconstructie (kern) meer bepalend te zijn voor het productietempo dan de vloeren.

Er zijn in principe drie verschillende constructie-systemen voor de verticale draagconstructie om

Cyclustijd tien dagen Cyclustijd vijf dagen

Bruto-vloeroppervlak in m2 30.000 30.000Bouwtijd in maanden 23 17Totale investering (in euro) 37.500.000 37.500.000Rente 8% (in euro)1 2.875.000 2.125.000Bouwrente per m2 BVO (in euro) 96 70.84

1 (37.500.000/2) × (23/12) × 0,08 en (37.500.000/2) × (17/12) × 0,08

Figuur 6.5 Berekening bouwrente

Figuur 6.4 Berekening bouwtijd met cyclustijd van vijf dagen

Bouwtijd 20 lagen 40 lagen 60 lagen

Productietijd lagen × 5 dagen 100 200 300Intervaltijd in dagen 150 150 150Bouwtijd in dagen 250 350 450Bouwtijd in maanden 17 23 30Bruto-vloeroppervlak in m2 30.000 60.000 90.000Productie per dag 120 m2 171 m2 200 m2

06950556_H06.indd 156 22-03-2005 14:29:30

Page 167: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 157

de horizontale belastingen op te vangen:1 kern als koker;2 gevelbuisprincipe;3 buis-in buisprincipe.

▶▶ Zie voor een uitgebreide behandeling van

de kernen deel 9 Utiliteitsbouw, hoofdstuk 6

Hoogbouw

1 Kern als kokerIn het midden van het gebouw wordt een be-tonnen koker ontworpen die sterk genoeg is om alle horizontale belastingen op te vangen, figuur 6.6-1. De koker wordt tevens gebruikt om de verticale transportsystemen onder te brengen. De vloer wordt aan de gevel ondersteund door kolommen die in principe scharnierend zijn. De vloer omsluit de kern en hoeft alleen de verticale belasting naar de kern en de gevelkolommen over te brengen.

� ���� � ��������� � ������������

Figuur 6.6 Stabiliteitsprincipes hoogbouw

2 GevelbuisprincipeDe constructie van de gevel wordt zodanig ont-worpen, dat de gevelwanden als stabiliteitswan-den kunnen fungeren, figuur 6.6-2. De afstanden tussen de gevelwanden is groter dan bij kern-wanden, waardoor de stabiliteitsfunctie beter is. Het constructief ontwerp van de gevelwanden moet wel zodanig zijn dat de gevels ondanks de perforaties voor de raamopeningen als wandvlak krachten kunnen opnemen. Aan de verbindingen tussen de elementen in de gevel worden hoge eisen gesteld. De vloeren liggen binnen de gevelwanden en moeten de gevelwanden tegen uitbuiging beschermen.

3 Buis-in-buisprincipeOok is een combinatie van kern en gevelbuis mogelijk. De windbelasting wordt gedeeltelijk door de gevelwand opgenomen. Via de vloer wordt de resterende windbelasting naar de kern overgebracht, figuur 6.6-3. De vloerconstructie moet niet alleen de verticale belastingen over-dragen naar gevel en kern maar moet ook als balkenrooster fungeren om een gedeelte van de horizontale belastingen van gevel naar kern over te dragen.

6.2 Uitvoeren draagconstructie hoogbouw

Bij hoogbouw zijn er in principe twee verschil-lende productieprocessen:1 verticaal (wanden/kolommen);2 horizontaal (vloeren).

De vloeren worden ondersteund door wanden en kolommen. Daarom moeten voor elke bouw-laag eerst de wanden en kolommen worden gemaakt en daarna de vloeren. Elke verdieping hoger herhaalt zich dit proces. Bij hoogbouw wordt de bouwtijd voor een groot deel bepaald door de cyclustijd per bouwlaag. Het constructief ontwerp van de kern heeft grote invloed op de productietijd van de kern en daarom op de cyc-lustijd per bouwlaag.

6.2.1 Voorbeeldproject hoogbouwOm de effecten van het constructief ontwerp van de kern en de uitvoeringstechnische productie van de kern op de cyclustijd per bouwlaag te onderkennen, is aan de hand van een voorbeeld-project een aantal varianten uitgewerkt.

Als voorbeeldproject is een eenvoudig vierkant kantoorgebouw gekozen met de volgende afme-tingen, figuur 6.7:

• lengte/breedte 3 × 7,200 = 21,600 m;

• vloeroppervlak 21,600 × 21,600 = 466 m2;

• bij acht lagen hoog 3.728 m2 BVO;

• bij zestien lagen hoog 7.456 m2 BVO.

Langs alle vier gevels is een kantoorgebied van 5,400 m diep en in het midden zijn de verticale transportsystemen en toiletten gegroepeerd,

06950556_H06.indd 157 22-03-2005 14:29:31

Page 168: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

158

������������ �������������

����� ����� ����������

����� �����

����

������������������

Figuur 6.7 Voorbeeldproject hoogbouw

figuur 6.7-1. De totale draagconstructie wordt als in situ beton uitgevoerd. Voor de stabiliteit is gekozen voor een betonnen kern van 7,200 × 7,200 m. De vloer wordt langs de gevel onder-steund door betonnen kolommen h.o.h. 7,200 m. De constructieve balken in de vloer worden als verzwaarde stroken binnen de vloerdikte met wapening opgelost, figuur 6.7-2. De vloercon-structie is een vlakke betonvloer van 250 mm dik. De hoekvelden overspannen in twee richtin-gen en de tussenvelden van kern naar gevel. In figuur 6.8 wordt nader ingegaan op de kern.

In het kerngebied zijn liften, installatie-schachten, trappen en toiletten gesitueerd. De functionele indeling van de kern is alleen schematisch aangegeven en niet getoetst aan functionele eisen. Ontwerpproblemen als brandweerlift, veilig-heidstrappenhuis en aparte elektraschacht zijn buiten beschouwing gelaten. Constructief gezien is de kern een vierkante stabiliteitskoker van 7,200 × 7,200 m met een wanddikte van 250 mm. De verdiepingshoogte is 3,600 m. In

het kerngebied moeten grote vloersparingen komen voor liften, leidingen en trap. De vloer van de gang overspant van wand naar wand boven de deuropeningen. Zowel om de gang-vloer op te vangen als om de kern tot één geheel te koppelen is boven de deuropening een balk ontworpen met onderkant 2,400 m boven vloer.

�����������

���������

� �������������

������

Figuur 6.8 Plattegrond kern

6.2.2 Uitvoeren vloerenVoor het productieproces van de vloeren moe-ten drie verschillende werkzaamheden op elkaar worden afgestemd, figuur 6.9:1 bekisten en ontkisten;2 wapening vlechten;3 beton storten.

De vloerbekisting is niet eenvoudig omdat er 86 m gevelrandbekisting nodig is met uitkragen-de vloerkist, vloerrandbekisting en veiligheids-leuningen.De bekistings- en vlechtploeg hebben elk 29 mandagen per vloer nodig inclusief de vloer van de kern. Voor het storten van de hele vloer zijn zeven mandagen nodig.Een optimale grootte van een kist- of vlechtploeg is vier man (één auto) en dan is de productietijd

Werkzaamheden Hoeveelheid Manuren per eenheid Manuren Mandagen

Bekistingswerk 466 . m2 0,5 per m2 233 29Vlechtwerk 11,6 ton 20, per ton 233 29Betonwerk 116 . m3 0,5 per m3 58 7

Betonvloer maken 466 . m2 1,1 per m2 523 65

Figuur 6.9 Raming hoeveelheid arbeid per verdiepingsvloer

06950556_H06.indd 158 22-03-2005 14:29:32

Page 169: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 159

van het bekistingswerk en het vlechtwerk elk 29 mandagen : 4 man = 7 dagen. Voor het storten van de vloer op één dag zijn zeven man nodig, figuur 6.10.De bekistingsploeg moet een deel van de vloer hebben bekist inclusief vloerrandbekisting voordat de vlechter kan starten met het aanbrengen van de wapening. Het vlechtwerk van de hele vloer moet gereed zijn voordat het beton kan worden gestort. De dag na het storten is het beton nog niet hard genoeg om erop te werken. Alleen voor de productie van de vloeren is de cyclustijd mini-maal twaalf dagen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de verhardingstijd van de vloer van vijf werkdagen voordat de vloer kan worden ontkist. Voor ten minste twee vloeren is vloerbe-kisting nodig. Bij een cyclustijd van twaalf dagen en een productietijd van zeven dagen per ploeg ontstaat een afstemverlies van vijf dagen voor zowel de bekistingsploeg als de vlechtploeg. De bekistingsploeg kan ook beton storten.

Als iets meer dan de helft van de wapening gereed is, kan de helft van de vloer worden gestort, figuur 6.11. Na een dag verharden kan de bekistingsploeg met de volgende vloer begin-nen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de uitvoering van de wanden en de kolommen.

De cyclustijd van de vloeren is verder te ver-korten door de verdiepingsvloer van 466 m2 in meerdere velden op te delen, figuur 6.12. Voor de aansluiting met het volgende stortveld is stek-wapening nodig, figuur 6.12-3. Toepassing van wapening in de vorm van staven van 12 tot 14 m is bij een opdeling niet mogelijk. De wapening moet in de vorm van netten worden geprefabri-ceerd. De vloerconstructie leidt tot een opdeling van de verdiepingsvloer rondom de kern in vier bekistingsvelden en vier stortvelden, waarbij het eerste veld kleiner en het laatste veld groter is. De uitvoering van het vloerveld in de kern moet worden afgestemd op de aansluitende vloervel-den en op de uitvoeringsvolgorde van de kern zelf, figuur 6.12-1 en 6.12-2.Voor het optimaliseren van het productieprocesvan de vloeren is dus een opdeling in vijf stortvel-den gewenst, figuur 6.13. Het productietempo wordt dan 46

56 vloer = 93 m2 per dag. Dit is bij een

goede organisatie een goed productietempo.

����

����

����

�����

����

�����

����

����

�����

�����

����

����

����

����

��

��

��

��

��

����

����

����

����

����

����

���

����

����

����

���

����

���

����

����

����

�����

�����

������

����

Fig

uu

r 6

.10

Cyc

lust

ijd t

waa

lf da

gen

bij v

loer

in é

én k

eer

stor

ten

06950556_H06.indd 159 22-03-2005 14:29:33

Page 170: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

160

����������

����������������

������

������

������

������

�������

�����������

������

������

������

������

�������

�����

����������������

Figuur 6.12 Seriematige productie vloeren

6.2.3 Kern als wanden uitvoerenDe kern bestaat uit vier wanden van elk 7,200 m lang en 3,600 m hoog, die gekoppeld als koker grote horizontale windbelastingen kunnen opnemen:

• betonwanden 4 × 7,200 × 3,600 = 104 m2 wand;

• bekisting 2 × 104 m2 = 208 m2 kist;

• beton 104 m2 × 0,250 = 26 m3 beton;

• wapening 26 m3 × 1 kN/m3 = 2,6 ton staal.

Een bekistingsploeg van vier man die tevens de wanden stort (13 + 2 = 15 mandagen) kan in vier dagen de kern maken, figuur 6.14.

Kern als vier wanden uitvoerenDe kern bestaat uit vier gekoppelde betonwan-den van elk 7,200 m lang. In de woningbouw is men gewend betonwanden in een dagcyclus te maken met een wandenploeg die zowel het bekistingswerk als het betonwerk doet.De dagcyclus bestaat uit de volgende activiteiten:

• ontkisten stelwand vorige wand;

• bekisten stelwand nieuwe wand;

• vlechten wapening;

• ontkisten sluitwand vorige wand;

• bekisten sluitwand nieuwe wand;

• beton storten nieuwe wand.

Figuur 6.15, 6.16 en 6.17 geven de werkzaam-heden van de kern van dag tot dag.

����

���

����

�����

����

����

����

����

�����

�����

�����

����

����

����

��

��

��

��

��

����

����

����

����

����

����

���

����

����

����

���

����

���

����

����

����

�����

�����

������

����

Fig

uu

r 6

.11 C

yclu

stijd

neg

en d

agen

bij

vloe

r in

tw

ee k

eer

stor

ten

06950556_H06.indd 160 22-03-2005 14:29:34

Page 171: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 161

����

���

����

�����

����

�����

����

�����

����

�����

�����

����

����

���

��

��

��

��

���

����

����

��

����

����

����

����

����

���

����

����

����

�����

�����

������

����

����

����

���

����

����

����

����

����

Fig

uu

r 6

.13

Cyc

lust

ijd v

ijf d

agen

bij

vloe

r in

vijf

kee

r st

orte

n

06950556_H06.indd 161 22-03-2005 14:29:35

Page 172: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

162

De uitvoering van de vloer van de kern is afhankelijk van de aansluitende relaties met de omliggende vloervelden en het ontkisten van de

onderliggende kern en het bekisten van de bovenliggende kern. Het maken van de kernvloer is in dit draaiboek niet verder uitgewerkt om de tekeningen niet te complex te maken. Uitgangs-punt moet zijn dat in het productieproces van de vloer en de kern, het maken van de kernvloer de cyclustijd niet mag verlengen.Het uitvoeren van de kern in een dagproductie van vier wanden heeft een aantal bezwaren. Om de dagcyclus te halen moet de betonwand na één nacht verharding worden ontkist. Om te kunnen ontkisten moet het beton een drukvast-heid van 8 N/mm2 hebben. Dit is in de winter-periode zonder verwarmen of extra cement niet altijd haalbaar. Constructief moeten de vier wan-den één geheel vormen waarvoor in de aanslui-ting tussen de wanden extra wapening nodig is. Bij vier keer een wand maken, kunnen de stekken op de hoeken problemen geven.

Op dag 1 wordt de eerste wand gemaakt en op dag 4 de laatste wand waarmee de kern als koker gereed is. Op dag 3 kan de vloerkist van het eerste veld worden gesteld, op dag 4 de vloerkist van het tweede veld terwijl de vlech-ter op het eerste veld de wapening aanbrengt.De uitvoering van de kolommen is terug-gerekend vanaf het bekisten van de vloer. Op dag 1 worden de eerste drie kolommen bekist en gestort. Op dag 2 kunnen de kolommen verharden en op dag 3 zijn ze ontkist om de vloerbekisting tegen de kolommen aan te slui-ten. Er moet dus met zes kolomkisten worden gewerkt.

Werkzaamheden Hoeveelheid Manuren per eenheid Manuren Mandagen

Bekisting wanden 208 m2 0,5 per m2 104 13Vlechtwerk wapening 2,6 ton 20, per ton 52 6,5Storten wanden 26 m3 0,5 per m3 13 2

Betonwanden 104 m2 1,6 per m2 169 21

Kolommen maken 12 stuks 3 per kolom 36 4

Figuur 6.14 Raming hoeveelheid arbeid per verdiepingskern

����������

������������������

���������������������������

������

����������������������

�����������������

�����������������

������

������ ������

���������������������������

����������

���������������������������

������������������

����������������� �����������������

�����������������

������������������

����������

���������������������������

���������������������������

����������

Figuur 6.15 Kern als vier wanden: dag 1–4

06950556_H06.indd 162 22-03-2005 14:29:35

Page 173: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 163

������ ������

������ ������

�������������

�����������������

�����������������

�������������

���������

Op dag 5 wordt het eerste vloerveld gestort. Op dag 8 wordt als laatste het vierde vloer-veld gestort en wordt de eerste wand van de kern van de volgende bouwlaag gemaakt. De volgorde van de wanden schuift per bouwlaag één wand op. Op dag 1 is de kern gestart met de linkerwand en door de volgorde van de vloer wordt op dag 8 de bovenste wand als eerste van de kern gemaakt.

Figuur 6.16 Kern als vier wanden: dag 5–8

Kern als vier wanden met extra stelkist uitvoerenEen alternatief is om een extra stelkist te gebrui-ken, figuur 6.18. Dit heeft een aantal voordelen:

• vlechter kan met wapenen om de hoek gaan;

• stelkist blijft dag extra wand ondersteunen;

• werkzaamheden worden over vijf dagen verdeeld.

Op dag 1 worden twee stelkisten geplaatst en de wapening van de eerste wand gevlochten. Op dag 2 wordt pas de eerste wand van de kern ge-stort. Dit is een dag later dan in het vorige draai-boek. De cyclustijd per bouwlaag wordt daarmee een dag verlengd tot tien dagen.

������� �������

������ �������

Op dag 11 wordt de laatste wand van de kern gemaakt. De cyclustijd van een bouwlaag is zowel aan de kern als aan de vloer te meten. Op dag 4 is de kern gesloten en op dag 11 de kernvan de volgende bouwlaag. Dit geeft een cyclustijd van 11 – 4 = 7 dagen. Op dag 5 is het eerste vloerveld gestort en op dag 12 het eerste vloerveld van de volgende bouwlaag, ook 7 dagen.

Figuur 6.17 Kern als vier wanden: dag 9–12

Kern als twee U-wanden uitvoerenDe deuropeningen in de kern maken het mogelijk de kern te zien als twee gekoppelde U-vormige wanden, figuur 6.19. Met één U-vormige stel-wandkist en één U-vormige sluitwandkist is de kern te maken. Omdat de wandkist de hoek om-gaat, vervalt de stortnaad in de hoeken en geeft de wapening in de hoeken ook geen probleem.Boven de deuropening is een balk nodig om de kernvloer op te vangen en om de twee U-vormen constructief tot één kern te maken, figuur 6.20-1. Een balkbekisting tussen de beide U-vormen geeft een volgorde probleem, vooral ook door de koppelwapening. De koppeling tussen de beide U-wanden is met een prefab-betonnen balk met stekwapening op te lossen, figuur 6.20-2. De prefab-balk wordt in de eerste wand gesteld en met een stempel ondersteund tot de tweede

06950556_H06.indd 163 22-03-2005 14:29:37

Page 174: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

164

���������������������������������������

��������

������ ������

������ ������

Figuur 6.18 Kern als vier wanden met extra stelkist

������ ������

������ ������

Figuur 6.19 Kern als twee U-wanden: dag 1–4

wand wordt gesteld. Uit het voorbeeld blijkt dat de relaties tussen het vloerproces en het kernpro-ces gedetailleerd moet worden uitgewerkt om tot een zo kort mogelijke cyclustijd te komen.

����������������������������

������������������������

��������������

��������������������������

����������������������������������

Figuur 6.20 Koppeling U-vormige kerndelen

6.2.4 Kern als schacht uitvoerenTe onderzoeken is of een complete schachtbekis-ting tot aanzienlijke verkorting van de cyclustijd zal leiden. Het plaatsen en uitrichten van de vier stelwanden tegelijk is gemakkelijker dan elke dag een stelwand apart, figuur 6.21. Op dag 2 kan de vlechter de wapening van de hele kern vlech-ten. Het storten van de kern in één keer kan in kortere tijd dan in twee of vier keer. De vloerkist van het eerste veld wordt op dag 4 uitgevoerd. Dit is een dag later dan in het voorbeeld van de kern met vier wanden. Bij de uitwerking van het draaiboek voor het schachtprincipe zal de cyclus-tijd waarschijnlijk op acht dagen uitkomen.

������ ������

������ ������

Figuur 6.21 Kern als gesloten schacht

06950556_H06.indd 164 22-03-2005 14:29:40

Page 175: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 165

Kern bestaande uit twee schachtenEr is een aantal steekhoudende argumenten om de voorwand van de liften als een constructieve betonwand te ontwerpen:

• liftontwerper wil betonnen schacht;

• bevestiging liftdeuren wordt eenvoudiger;

• kernvloer krijgt betere oplegging;

• constructiesterkte kern wordt groter.

De kern wordt door de scheidingswand opge-deeld in twee aparte schachten, figuur 6.22-1. Dit kan invloed hebben op zijn productietijd.Bij de keuze van de volgorde wordt de grootste schachtkist zo mogelijk als eerste geplaatst om-dat de grootste schachtkist als stelkist het meest stabiel staat en de kleinere schachtkisten tegen de grote kist kunnen worden afgesteld. Op dag 2 moet dan eerst de wapening in de wand tussen de beide schachten worden gevlochten voordat op dag 3 de tweede schachtkist tegen de wape-ning is te plaatsen. Op dag 4 is de wapening van de kleine schacht te vlechten, figuur 6.23. Op dag 5 kan de kern worden gestort, figuur 6.24, en op dag 6 is het eerste vloerveld te bekisten. De conclusie is dat de scheidingswand, waardoor twee schachten ontstaan, de cyclustijd van een bouwlaag met twee dagen verlengt.

������������ ������������

���������

Figuur 6.22 Kern als twee en drie schachten

Kern bestaande uit drie schachtenEr is een aantal steekhoudende argumenten om ook de scheidingswand tussen de liftschacht en de installatieschacht als een constructieve beton-wand te ontwerpen, figuur 6.22-2:

• goede brandwerendheid leidingschacht;

• betere bevestigingsmogelijkheden kanalen;

• afsluiting liftschacht;

• eerdere start montage liften mogelijk;

• constructiesterkte kern wordt groter.

������ ������

������ ������

Figuur 6.23 Kern als twee schachten: dag 1–4

������ ������

������ ������

��������������������������������������

Figuur 6.24 Kern als twee schachten: dag 5–8

06950556_H06.indd 165 22-03-2005 14:29:43

Page 176: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

166

De kern wordt door de extra tussenwand in de schacht opgedeeld in drie verschillende schach-ten. Dit kan invloed hebben op de productietijd van de kern, figuur 6.25.

������ ������

������

������

������

������

� ����� � �����

Figuur 6.25 Kern als drie schachten: dag 1–4

Bij een kern die uit drie schachten bestaat, moet twee keer een tussenwand worden gevlochten. De kleinste schachtkist kan pas op dag 4 worden geplaatst. De cyclustijd wordt met drie dagen verlengd.

Bij een gedetailleerde uitwerking van de uitvoe-ring van een kern met meerdere schachten kan het mogelijk zijn de verlenging van de cyclustijd te verminderen door de wapening in de wanden tussen de schachten te prefabriceren, waardoor de vlechttijd korter wordt en daarmee ook het interval tussen het plaatsen van de opeenvol-gende schachtkisten.

Tussenwanden in een kern zijn mede door de wandopeningen en sparingen relatief dure scheidingswanden. Constructieve tussenwan-den verhogen de bouwkosten en verlengen de bouwtijd.

Bouwknoop vloer met wandAls in het rondgaand proces de buitenvloer en de kernvloer tegelijk bekist zijn, kan de vloer worden doorgestort, figuur 6.26-1. Als de buitenvloer moet worden gestort voordat de kernvloer is bekist, wordt eerst een randkist aangebracht met stekwapening, figuur 6.26-2. De kernvloer wordt daar later tegen aan gestort, figuur 6.26-3.

Als in de kern bij de schachten geen vloer aan-wezig is, zijn er twee mogelijkheden voor het maken van de vloersparingen. De vloeropening wordt gemaakt door randkisten te plaatsen langs de wanden en de randkist met bouten en schroefhulzen aan de wanden te bevestigen, figuur 6.27-1a. Als bij een wand aan beide zijden een vloeropening komt, kan de vloerdikte apart worden bekist, figuur 6.27-1b, of de wand di-rect tot bovenkant vloer worden gestort, figuur 6.27-1c. De tweede methode is het maken van vloeropeningen met een sparingkist die op de vloerbekisting wordt gesteld, figuur 6.27-2a en 6.27-2b. De sparingkist is aan de bovenzijde voorzien van multiplex en blijft na het ontkisten van de vloerkist zitten. De sparingkist fungeert als beveiliging en als vloer voor de bovenkomen-de vloerkist. De sparingkist wordt pas bij de montage van de leidingen in de schacht verwij-derd.

06950556_H06.indd 166 22-03-2005 14:29:44

Page 177: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 167

6.2.5 Kern als schacht voortrekkenUit de draaiboeken van het voorbeeldproject blijkt dat bij hoogbouw de cyclustijd voor een bouwlaag de som is van de cyclustijd van de vloer plus de cyclustijd van de kern. Als het mo-gelijk is de uitvoering van de horizontale en de verticale draagconstructie te ontkoppelen, is de cyclustijd per bouwlaag niet meer de som van de beide cyclustijden, maar de langste cyclustijd van verticaal of horizontaal. In principe zou dan de productietijd van een draagconstructie voor hoogbouw te halveren zijn.

Kern met glijbekisting uitvoerenDe glijbekisting is begin van deze eeuw in Ame-rika ontwikkeld voor het maken van hoge toren-achtige betonconstructies. Bij het bouwen met een glijbekisting wordt het beton in een continu proces gestort in een bekistingsmal die in stap-pen van 25 mm omhoog wordt bewogen. De hoogte van de bekistingsmal en het glijtempo zijn zodanig op elkaar afgestemd dat het beton die onder de bekistingsmal uitkomt reeds vol-doende is verhard om de bovenliggende verse beton te kunnen dragen.

���������

��������

�������

������������������

� ����������������� ��������������� � ��������������� �

Figuur 6.26 Bouwknoop vloer met wand

���������

��������

������������

�� �������� ������������ �� ����������������

���������

� ����������������

�������� ��������

���������

������������

����������

������������������������������� �� �� ����������������

Figuur 6.27 Bouwknoop vloer met schacht

06950556_H06.indd 167 22-03-2005 14:29:45

Page 178: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

168

Een glijbekisting bestaat in principe uit de vol-gende onderdelen, figuur 6.28:

• bekisting ongeveer 1,200 m hoog aan beide zijden betonwand;

• klimbokken als frame in omgekeerde U-vorm die betondruk bekisting opvangt;

• klimstaven in betonwand bij elke klimbok, die bij klimmen steeds worden verlengd;

• vijzels die aan klimbokken zijn bevestigd en bekisting in stappen van 25 mm omhoog trek-ken;

• werkplatform ter hoogte van bovenkant bekisting dat meestal over hele schacht door-loopt voor vlechten wapening en storten beton;

• buitenloopsteiger met veiligheidsleuning waar vanaf vijzels kunnen worden bediend;

• hangsteigers aan beide zijden wand onder bekisting voor afwerken betonwanden.

�������������

���������

�������������������������

������������������

�������������

Figuur 6.28 Principe glijbekisting

Het productietempo van een glijbekisting is af-hankelijk van de aanvangssterkte van het beton en de hoogte van de bekistingsmal. Bij hoge torens is een productietempo van 3 tot 4 m hoogte per 24 uur mogelijk.

Met een glijbekisting zijn alleen de wanden van een kern te maken, figuur 6.29. Kernvloeren moeten later apart worden bekist en gestort. Tijdens het glijden kunnen sparingen en stekken-bakken in de glijkist worden geplaatst. Voor het maken van wandopeningen kunnen mallen van bovenaf in de glijkist worden gesteld.Glijbekisting is een goede bouwmethode voor het maken van hoge torens en silo’s, die alleen bestaan uit verticale wanden zonder horizontale vloeraansluitingen.

Figuur 6.29 Kern maken met glijbekisting

Voor het uitvoeren van kernen voor hoge utili-teitsgebouwen heeft glijbekisting een groot aan-tal nadelen:

• verticale maatvoering moeilijk te beheersen;

• grote maatafwijkingen van sparingen en voor-zieningen;

• klimbokken, vijzels en bedieningsapparatuur vergen hoge investeringen;

• klimstaven in wanden verhogen kosten wape-ning;

• opbouw glijbekisting met alle apparatuur vergt veel tijd;

• werken in twee of drie ploegen in de bouw niet gebruikelijk;

• moeilijk voor korte tijd groot aantal bouwvak-kers in ploegensysteem te werven;

• uurloonkosten bij ploegensysteem met extra voorzieningen aanzienlijk hoger;

• rondom glijbekisting mag uit veiligheidsrede-nen niet worden gewerkt;

• draagconstructie rondom kern kan pas starten als glijbekisting gereed en gedemonteerd is;

• glijproces kan bij ongunstige weersomstandig-heden moeilijk worden onderbroken;

• arbeidsomstandigheden dag en nacht in weer en wind boven op glijkist zeer ongunstig.

06950556_H06.indd 168 22-03-2005 14:29:46

Page 179: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 169

Kern met klimbekisting uitvoerenKlimbekisting is een methode voor het maken van kernen, waarbij de wandbekisting op consolestei-gers staat, die per bouwlaag met de bouwkraan een verdieping omhoog gaat. Terwijl glijbekisting een continu proces van het omhoog vijzelen van een wandkist is, is klimbekisting een discontinu proces. Zowel met klimmen als glijden kan een kern verticaal worden gebouwd zonder tussen-vloeren dus alleen de wanden van de kern.

Een klimbekisting voor een kern bestaat uit twee verschillende bekistingssystemen, de schacht-bekisting als stelwand op een werkvloer en de buitenkist, als sluitwand op een consolesteiger, figuur 6.30.

��������

���������

��������� ����

��������������

�������������������������

������������

���������

��������

Figuur 6.30 Principe klimbekisting

De schachtbekisting (stelwand) bestaat uit de volgende onderdelen:

• houten werkvloer in schacht waarop stelwan-den staan;

• kantelschoenen aan werkvloer die belasting schachtkist overbrengen naar betonwand in spa-

ringen in wand. Als schachtkist verdieping hoger wordt gehesen, vallen kantelschoenen vanzelf in volgende steunpunten in wand;

• wandbekisting als stelwand bestaande uit vier wandschotten die op schachtvloer staan en waarvan twee buitenhoeken te lossen zijn om schachtkist bij ontkisten in omvang kleiner te maken.

De buitenwandbekisting bestaat uit de volgende onderdelen:

• consolesteiger als werkplatform die aan ankers in betonwand wordt opgehangen en waarop sluitwand staat;

• wandbekisting als sluitwand die op console-steiger staat en met schoren wordt onder-steund;

• railsysteem op consolesteiger die het mogelijk maakt wandkist naar buiten te verplaatsen om ruimte te krijgen voor vlechten wapening;

• hangsteiger onder consolesteiger als werk-platform om consolesteiger aan ankers onderlig-gende verdieping te bevestigen en als werkplat-form voor afwerking betonwanden.

Na het storten van de kern van een bouwlaag wordt de schachtkist met hijskabels aan de werk-vloer met de bouwkraan een bouwlaag omhoog gehesen. Ook de buitenkist wordt met hijs-kabels aan de consolesteiger met de bouwkraan omhoog gebracht. Zowel de schachtbekisting als de buitenkist klimmen steeds een verdieping omhoog. De vloeren in de kern moeten later worden gemaakt.

Als een kern uit meerdere schachten bestaat, heeft klimbekisting hetzelfde probleem als bij de wandbekisting. Om de wanden van de bovenste schacht te kunnen vlechten, moet de tweede schachtkist achterlopen. De derde schachtkist loopt weer een verdieping achter, figuur 6.32. De klimbekisting is gespreid over vier bouw-lagen. Om het productieproces van de kernen en de vloeren te scheiden moet de klimbekisting op de vijfde verdieping zijn voordat de productie van de vloeren kan beginnen. De productie van de kernen moet een aantal verdiepingen voor-lopen afhankelijk van het aantal schachten waar-uit de kern is opgebouwd.

06950556_H06.indd 169 22-03-2005 14:29:47

Page 180: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

170

Figuur 6.31 Kern met drie schachten met klimbekisting

6.2.6 Kern in prefab-beton uitvoerenHet ontkoppelen van het productieproces van vloeren en kern geeft bij hoogbouw verkorting van de cyclustijd. In plaats van ontkoppelen is het ook mogelijk de productietijd van de kern zelf te verkorten door de kern in prefab-beto-nelementen uit te voeren. Het stellen van pre-fab-elementen vergt minder tijd dan het in situ proces met bekisten, wapenen en storten.Het maximum hijsvermogen van een 120-ton-meterkraan is 8 ton en van een 180-tonmeter kraan 10 ton. Een kernwand moet in meerdere

Voorbeeld

Kern met drie schachtenDe klimbekisting bestaat uit drieschachtkisten en vier buitenkisten, figuur 6.31. Elke schachtbekisting is samengesteld uit vier wandkisten. Twee wandkisten zijn in de hoeken vast aan elkaar gekoppeld waardoor L-vormige wandkisten ontstaan. De twee L-vormige wandkisten zijn met een open hoek gekoppeld met een speciaal binnenhoekprofiel die bij het ontkisten is te lossen. Daardoor is het mogelijk de L-vormen naar binnen te trekken en de schachtkist kan een verdieping hoger worden gehesen. Voor buitenwandkisten op de consolesteigers moet de werkvloer in de buitenhoeken worden verlengd om rondom te kunnen lopen.

������������������

�������

�����������������

����������

Figuur 6.32 Getrapte klimkist bij meerdere schachten

delen worden opgedeeld om de elementen met een normale bouwkraan te kunnen hijsen, figuur 6.33. De kern moet als stabiliteitsconstructie als één geheel de horizontale windbelasting opne-men. Als de kern uit twaalf prefab-betonelemen-ten wordt samengesteld, figuur 6.33, zijn er ook twaalf verticale voegen die een constructieve koppeling nodig hebben. Er zijn verschillende oplossingen voor constructieve voegverbindin-gen, maar het risico is groot dat het voordeel van de snelle montage verloren gaat aan de kosten en tijd voor de constructieve voegverbin-dingen.

Om twee prefab-betonelementen als één ge-heel aan elkaar te verbinden, is een gewapende betonverbinding nodig. In de koppen van de prefab-elementen worden stekken in de vorm van haarspelden opgenomen, figuur 6.34. Bij het produceren van de elementen steken de haar-spelden door de randbekisting waarvoor extra voorzieningen nodig zijn. Bij het stellen van de prefab-elementen overlappen de haarspelden van de aansluitende elementen elkaar. Bij het plaatsen moet het prefab-element horizontaal tegen het andere element worden geschoven.

06950556_H06.indd 170 22-03-2005 14:29:48

Page 181: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 171

�����

��������������

�����

����

���

���

����

� �������������� � �����������

Figuur 6.33 Kern prefab-betonelementen

������������� ���������

�������

Figuur 6.34 Prefab-elementen met natte voegverbindingen

Het stellen van de elementen vergt meer tijd. Nadat de elementen zijn afgeschoord moet een bekisting om de open voeg worden gemaakt.

Voor het bevestigen van de voegbekisting moe-ten schroefhulzen in het element zijn ingestort of moet de bekisting met andere voorzieningen aan de elementen worden geklemd. Voor de gewapende koppeling tussen de elementen moeten enkele wapeningsstaven verticaal door de haarspelden worden geschoven. Als de haar-spelden tijdens het transport of bij de montage zijn vervormd, kan het inschuiven van de kop-pelstaven problemen geven. Voor het storten van het beton in de smalle voeg is zeer vloeibare beton nodig die vaak van een dure krimpvrije kwaliteit moet zijn. Verdichten met de trilnaald is niet mogelijk en toch moet de zekerheid worden verkregen dat de voeg ook beneden volledig is gevuld. Het storten van de verticale voegen stuk voor stuk is bewerkelijk en vergt veel tijd.

De prefab-betonelementen van de kern moeten ook verticaal worden gekoppeld. Daarvoor is een groot aantal stekken nodig en moeten de voe-gen onder de elementen aan de onderzijde met krimpvrije mortel worden opgevuld.In prefab-beton is het wel gemakkelijker de tus-senwanden als prefab-betonelementen tijdens de

montage mee te nemen. Het negatieve effect van het opdelen van de kern in meerdere schachten zoals bij in situ beton is aanzienlijk minder.

6.2.7 Samenvatting uitvoering hoogbouwHet grote probleem van een hoogbouw, de af-stemming tussen de verticale en de horizontale draagconstructie is uitgelegd aan de hand van een eenvoudige kleine kantoortoren.Daaruit kwamen twee verschillende uitvoerings-methoden naar voren:1 kern-vloer-kernmethode;2 kern voortrekken op vloer.

De cyclustijd per bouwlaag is de optelsom van de cyclustijd van de kern en de cyclustijd van de vloer. Bij een cyclustijd van vijf dagen voor zowel de kern als de wand, wordt de cyclustijd van de kern-vloer-kernmethode tien dagen, figuur 6.35. Verkorting is mogelijk door het opdelen van de vloer in meerdere stortvelden. Verlenging van de cyclustijd ontstaat als de kern uit meerdere schachten bestaat. In principe is een in situ kern gelijk aan een prefab-kern, in beide gevallen moet eerste de kern worden gemaakt voordat de bovenliggende vloer te maken is. Bij een prefab-kern kan de cyclustijd van de kern wel korter zijn.Bij de methode kern voortrekken wordt gestart met de productie van de kern (alleen de wanden zonder kernvloer). Als de kern een aantal bouw-lagen hoog is, wordt gestart met de productie van de vloeren. Er ontstaan twee gescheiden bouwstromen.

De bouwmethode van de glijbekisting heeft het hoogste productietempo. Het glijden is een con-tinu proces en de bekisting is voortdurend in beweging. Het werken aan de vloeren rondom de glijkern wordt om veiligheidsredenen niet toegestaan. De productie van de vloeren kan daarom pas starten als de kern op hoogte is. Daarmee gaat het voordeel van het hoge pro-ductietempo verloren, figuur 6.36-1.De bouwmethode van de klimbekisting is een dis-continu systeem. Per bouwlaag wordt één keer de buitenkist een verdieping hoger gehesen. Daarom mag onder de klimkist aan de vloeren worden gewerkt. Het aantal bouwlagen dat de kern moet voorlopen op de vloeren is afhankelijk van het aantal schachten in de kern, figuur 6.36-2.

06950556_H06.indd 171 22-03-2005 14:29:49

Page 182: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

172

����

����

���

����

����

����

����

����

����

����

����

����

����

����

���

���

���

���

���

���

������������������

� �� �� �� �� �� ��

� � � � � � � � � �

����

�����

�����

����

����

����

����

Fig

uu

r 6

.35

Hoo

gbou

wm

etho

de k

ern-

vloe

r-ke

rn

06950556_H06.indd 172 22-03-2005 14:29:50

Page 183: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 173

����

����

���

����

����

����

�����

�����

���

�����

�����

������������������

� �� �� �� �� �� ��

� � � � � � � � � �

������������������

������

�������

������

����

����

����

����

����

����

����

���

���

���

���

���

���

����

Fig

uu

r 6

.36

Hoo

gbou

wm

etho

de k

ern

voor

trek

ken

op v

loer

06950556_H06.indd 173 22-03-2005 14:29:50

Page 184: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

174

����

����

���

����

����

����

����

����

���

������������������

� �� �� �� �� �� ��

� � � � � � � � � �

����

����

����

�����

��������

�������

������

����

����

����

����

����

���

���

���

���

���

���

����

���

����

����

���

Fig

uu

r 6

.36 H

oogb

ouw

met

hode

ker

n vo

ortr

ekke

n op

vlo

er (

verv

olg)

06950556_H06.indd 174 22-03-2005 14:29:51

Page 185: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 175

6.3 Hoogbouw Delftse Poort in Rotterdam

Het project ‘Delftse Poort’ is een hoogbouw-project dat bestaat uit twee kantoorgebouwen met elk een kern en twee vleugels, figuur 6.37. De hoogste toren heeft vleugels tot 70 m en tot 150 m hoog. De kantoorvleugels zijn geheel in prefab-beton uitgevoerd. Om ze te kunnen maken zijn speciale hijstoestellen ontwikkeld in een portaalkraanachtige opzet. Omdat voor het maken van de vleugels geen bouwkranen worden gebruikt, kon voor de kern een eigen oplossing voor het verticaal transport worden gekozen.

���� ��������������

Figuur 6.37 Hoogbouw Delftse Poort in Rotterdam

Om binnen de gestelde bouwtijd te blijven was een hoog productietempo voor de kern nodig. Daarom is al in een vroeg stadium gekozen voor glijbekisting.

Toetsing hoogbouwDe effecten van de verschillende hoogbouw-methoden is door de SBR getoetst aan hoge gebouwen die in Nederland zijn gebouwd (zie Logistiek in de bouw, deelstudie 3: Con-structieve kernen in gebouwen (SBR 207)).

De kern van het project is een vierkant van 22 m met een hoogte van 150 m. Tijdens het continu glijproces mochten rondom de kern op het maaiveld geen mensen werken. De kern moest eerst volledig op 150 m hoogte zijn, voor-dat met de bouw van de kantoorvleugels kon worden gestart. Het bouwen van de kern en het bouwen van de kantoorvleugels waren daardoor twee aparte opeenvolgende bouwprojecten.

Omdat met het glijden alle tussenwanden wer-den meegenomen, waren de liftschachten direct na het glijden gereed en beschikbaar voor mon-tage van de liften. Daarom konden de perma-nente liften worden gebruikt voor personen- en goederentransport tijdens de bouw.

6.3.1 Hijs- en montageloodsDe draagconstructie van de kantoorvleugels bestond uit prefab-beton dragende gevelele-menten en prefab-betonvloerelementen. Door het grote gewicht van de vloerelementen van 15 ton en de grote gebouwhoogte tot 150 m was transport met een bouwkraan nauwelijks mogelijk. Bij de ‘Delftse Poort’ is voor het verti-caal transport een oplossing gevonden waarbij een montagehal boven op de draagconstructie van de kantoorvleugel is geplaatst, figuur 6.38. De onderkant van de montagehal steunt op con-soles aan de gevel van de kantoorvleugel. Met hydraulische cilinders is het mogelijk elke vijf dagen de montagehal een verdieping hoger te klimmen. De halconstructie steekt enkele meters buiten de kopgevel. Daar kan de bovenkraan de gevelelementen en de vloerelementen vanaf het maaiveld langs de kopgevel naar boven hijsen. Als het element boven is, rijdt de bovenkraan over het gebouw om het element op zijn plaats te brengen. Aan de bovenkraan hangen twee hijstakels. De 15 ton zware vloerelementen kun-nen met de twee hijstakels worden gehesen. De gevel- en dakbeplating van de hal beschermt het personeel tegen weer en wind. Het hijsen van de elementen naar boven langs de kopgevel is ook minder windgevoelig.

Bij de ‘Delftse Poort’ zijn zeven verschillende logistieke transportsystemen toegepast.Transport kern1 glijkist met vijzelsysteem: transport wand-bekisting;2 betonpomp tot 150 m hoog: transport beton;3 bouwkraan 150 m hoog: transport wapening;Transport kantoorvleugels4 hijs- en montageloods: transport prefab-betonelementen;5 kabelhangbakken aan gevel: transport gevel-puien;6 goederenlift in kern: transport afbouwmateri-alen;7 zwaarste en hoogste mobiele kraan: demonte-ren montageloods.

(Samenvatting tekst uit Logistiek in de bouw (SBR 207))

06950556_H06.indd 175 22-03-2005 14:29:51

Page 186: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

176

���������������

���������������������

�������

�����������������

��������������

�������������

�������

Figuur 6.38 Hijs- en montageloods voor prefab-montage

6.4 Ontwikkeling industrieel bouw-systeem voor hoogbouw

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het productieproces voor verticaal bouwen nog niet optimaal is.

Als voor een hoogbouwproject de laagst moge-lijke bouwkosten per m2 nuttig vloeroppervlak uitgangspunt zijn voor het ontwerp, zou de bou-wer in samenwerking met de constructeur en de architect een industrieel bouwproces voor hoog-bouw moeten ontwikkelen dat aan de volgende voorwaarden moet voldoen:

• zo min mogelijk extra beton voor stabiliteit;

• zo min mogelijk beton per m2 vloeroppervlak;

• zo economisch mogelijk verticaal transportsy-steem;

• zo kort mogelijke cyclustijd en bouwtijd;

• zo min mogelijk beperking arbeidsomstandig-heden.

In paragraaf 6.2 is gebleken dat de stabiliteitskern het grootste probleem is voor het bouwproces.

De volgende vier punten zijn bij het ontwerp te overwegen:1 Uit toepassingsmogelijkheden HS-beton blijkt dat dat beton zodanige kwaliteiten heeft dat daarmee dragende gevelwanden in situ zijn te maken;2 Met dragende gevelwanden is voor stabiliteit gevelbuisprincipe mogelijk, waardoor moeilijke kern kan vervallen;3 Uit transportontwikkelingen buiten bouwnij-verheid blijkt dat stukgoedtransport vervangen wordt door containertransport. Het is dus zinvol te onderzoeken of ook bij hoogbouw stukgoed-transport met bouwkraan vervangen kan worden door containertransportsysteem;4 Uit voorbeeld ‘Delftse Poort’ bleek dat hijs- en montageloods arbeidsomstandigheden op bouwplaats aanzienlijk verbetert en stagnatie door windverlet voorkomt. Conclusie is dat het zinvol is te onderzoeken of het mogelijk is hele hoogbouw met hal af te dekken, met waarschijn-lijk als consequentie dat bouwkraan voor verti-caal transport niet meer nodig is.

De volgende paragraaf is een theoretische stu-die voor een industrieel uitvoeringsproces voor hoogbouw. Het zal in deze vorm waarschijnlijk nooit worden gebouwd omdat er geen rekening gehouden is met architectonische aspecten van hoogbouw.

6.4.1 Ontwerp hoogbouw vanuit uitvoeringsprocesDe gehanteerde uitgangspunten zijn:

• kantoorruimte bij verkeersknooppunt;

• zo veel mogelijk kantooroppervlak;

• zo hoog mogelijk gebouw;

• zo kort mogelijke bouwtijd;

• zo laag mogelijke bouwkosten.

De eerste principiële beslissing is de keuze voor het stabiliteitssysteem. Toepassing van HS-beton maakt dragende gevelwanden en daarmee het gevelbuisprincipe mogelijk. Dit zal een gunstig effect hebben op de bruto/netto-verhouding.

06950556_H06.indd 176 22-03-2005 14:29:52

Page 187: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 177

Een vierkante of ronde gevelbuis is de meest gunstige vorm voor de stabiliteit. In de VS mogen werkruimten inpandig zijn en dat maakt diepe gebouwen mogelijk. In Nederland moeten permanente werkplekken daglicht hebben en aan de gevel liggen. De gevellengte bepaalt het kantooroppervlak, alle secundaire ruimten moeten daarom niet aan de gevel lig-gen. Een kantoorplattegrond met dubbel cor-ridorsysteem en de transport- en secundaire ruimten in het middengebied leidt tot een ge-bouwdiepte van maximaal 27 m. Bij een in situ betonskelet beperkt de krimp en kruip van beton de lengte van een aaneengesloten betoncon-structie. Verticale dilataties in een gevelbuis zijn niet gewenst. Bij grotere vloeroppervlakten wor-den meerdere gevelbuizen gekoppeld.

Gekozen is voor een gebouwlengte van 72 m, figuur 6.39 met een bruto-vloeroppervlak van 1.944 m2 per bouwlaag. Kantoorgebouwen moeten worden opgedeeld in brandcomparti-menten van maximaal 1.000 m2 vloeroppervlak. Bij de gekozen gebouwafmeting is alleen een brandscheiding in het midden nodig. In het midden van het gebouw is een containerlift ont-worpen. Dit is een liftschacht waarin een 20-foot zeecontainer (2,400 × 2,400 × 6,000 m) vanaf de begane grond naar elke verdieping kan wor-den gehesen. Bij het inhuizen van de kantoortoren wordt de containerlift gebruikt voor het transport van in-richtingsmaterialen en later ook voor materiaalaanvoer bij verbouwingen en bij het vervangen van technische installaties.

�������������

��������������

���

���

���

���

������

����

��

Figuur 6.39 Plattegrond hoogbouw met gevelbuis

6.4.2 Maximale gebouwhoogteDe dragende gevelbuis is door de grote afmeting een goede stabiliteitskoker voor het opvangen van de windbelasting, figuur 6.40. De kleinste maat van de gevelbuis is bepalend voor de hoogte. Bij

de kantoortoren ‘780 Third Avenue’ in New York is met een gevelbuis van gewone beton een verhouding breedte/hoogte bereikt van 1 : 8,2 en bij toepassing van HS-Beton moet dat ook zeker mogelijk zijn. Bij een gebouwdiepte van 27 m is een gebouwhoogte van 27 × 8,2 = 220 m mogelijk. Door een goed ontwerp van de vloer-constructie met installaties moet het mogelijk zijn de verdiepingshoogte te beperken tot 3,300 m.

������

����

���

���

����

����

��

���������

�����������������

Figuur 6.40 Plattegrond draagconstructie in situ beton

Uitgangspunten voor het ontwerp zijn:

• 1.944 m2 vloeroppervlak per verdieping;

• 220 m maximale gebouwhoogte;

• 3,300 m bruto-verdiepingshoogte;

• 67 verdiepingen maximaal;

• 130.000 m2 bruto-vloeroppervlakte maximaal.

Bij deze berekening is nog geen rekening ge-houden met extra verdiepingshoogten voor de begane grond en de technische verdiepingen.

De verticale draagconstructie bestaat uit beton-nen gevelwanden met raamopeningen breed 2,400 m en penanten breed 1,200 m. Ondanks de raamopeningen fungeren de gevelwanden constructief als een gesloten wand. De gevel-wanden moeten de verticale belastingen opne-men en de horizontale windbelasting waarbij de kopgevels maatgevend zijn. Uit constructie-berekeningen blijkt dat door toepassing van hoge sterkte beton de gevelwanden nergens dikker hoeven te zijn dan 300 mm. Om prakti-sche redenen zijn alle gevelwanden 300 mm dik gemaakt en is het verschil in krachten met de wapening opgelost.

De ondersteuning van de vloer in het midden-veld hoeft alleen verticale belastingen over te dragen. Door de beperkte verdiepingshoogte en de toepassing van hoge sterkte beton kunnen de

06950556_H06.indd 177 22-03-2005 14:29:53

Page 188: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

178

afmetingen van de kolommen beperkt blijven. Vanaf de begane grond tot verdieping 20 zijn de kolommen rond d = 500 mm en daarboven kolommen rond d = 400 mm.

6.4.3 Ribbenvloer met kanalenGekozen is voor een ribbenvloer die een grote constructiehoogte combineert met weinig be-ton. Omdat de stramienmaat in de gevel 3,600 m is, wordt de ribafstand ook 3,600 m met een overspanning van 9,000 m. De vloer-dikte tussen de ribben te beperken is tot 120 mm. Uit het ontwerp van de luchtbehan-delingsinstallatie is gebleken dat de afmeting van de luchtkanalen te beperken is tot rond D = 300 mm waarvoor een sparing in de ribben van rond d = 350 mm nodig is. De afstand tussen onderkant sparing en onderkant rib voor wapening en dekking is minimaal 90 mm, figuur 6.41.

������������������� �������

�������

�����

���

���

Figuur 6.41 Ribbenvloer ribben h.o.h. 3,600 m

De bruto-verdiepingshoogte is nog iets te ver-minderen door de ribben onder het plafond te laten uitsteken.Uit de berekening van de benodigde hoeveel-heid materialen, figuur 6.42, blijkt dat het gevel-

buisprincipe leidt tot verlaging van de hoeveel-heid constructiemateriaal. Minder materiaal per m2 vloeroppervlak betekent minder materiaal te transporteren. Dit werkt positief voor het trans-portsysteem. Minder materiaal betekent minder materiaal te verwerken wat gunstig werkt voor de hoeveelheid arbeid.

6.4.4 Uitvoeringshal over gebouwBij de hoogbouw ‘Delftse Poort’ was in de hijs- en montageloods een bovenkraan ingebouwd die de 15 ton zware prefab-vloerelementen vanaf de begane grond naar boven moest hijsen. Bij in situ beton kan het beton met een beton-pomp naar boven worden getransporteerd. De constructie van de uitvoeringshal kan daardoor eenvoudiger worden en het moet mogelijk zijn een stalen halconstructie te bouwen die het hele gebouw van 27 × 72 m kan overkappen. Alle werkzaamheden voor het maken van de draagconstructie worden dan in een overdekte ruimte uitgevoerd, figuur 6.43. Door de hoge aanvangssterkte van HS-beton kan de betonvloer na zestien uur (één nacht) worden ontkist. De verdieping direct onder de uitvoering van de draagconstructie is beschikbaar voor de montage van de primaire installaties. De dragende gevel is dicht op de raamopeningen na. De wanden van de uitvoeringshal omsluiten drie bouwlagen, figuur 6.44, waardoor het mogelijk wordt de ge-velkozijnen en gevelbeplating vanaf de werkvloer van de productiehal te monteren. Als de uitvoe-ringshal een verdieping hoger gaat, komt aan de onderkant van de hal elke verdieping geveldicht te voorschijn. Door de snelle geveldichting wordt de voortgang van de afbouw niet belemmerd.

Materiaal Beton Wapening

Gevelwanden (300 mm dik) 117 m3 (55 kg/m3) 6.360 kgVloeren (120 mm dik) 180 m3 (6 kg/m3) 9.000 kgRibben (200 breed) 34 m3 (120 kg/rib) 9.000 kgKolommen (500 mm) 23 m3 (100 kg/st) 3.600 kg

Per bouwlaag 1.944 m2 354 m3 27.960 kg

Per m2 BVO 1 m2 0,18 m3 14,4 kg

Figuur 6.42 Benodigde hoeveelheid materialen per bouwlaag

06950556_H06.indd 178 22-03-2005 14:29:53

Page 189: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 179

������������

����������� ������������

������������� ��������������������

����������� ������������

� ����������������������

� ���������

Figuur 6.43 Uitvoeringshal over hele gebouw

����

������

����

�����������

�����������

���������

� ����������� � ������������� � ��������������

Figuur 6.44 Uitvoeringshal zelfklimmend

De uitvoeringshal moet steeds een verdieping naar boven worden getransporteerd. Het omhoog brengen van de halconstructie is mo-gelijk met het systeem van de zelfklimmende klimbekisting. De wanden van de uitvoeringshal hangen aan zware haken die in de vloeren van het skelet zijn ingestort. Tussen de onderste twee werkbordessen zijn hydraulische cilinders ingebouwd. De cilinder wordt uitgeschoven en haakt zich vast aan het anker van de bovenlig-gende vloer. Met een centraal besturingssysteem worden alle hydraulische cilinders tegelijk inge-trokken waardoor de uitvoeringshal naar boven gaat en zich in de ankers een verdieping hoger vastzet. De buitenwandkist wordt uitgeschoven

en staat gesteld voor het vlechten van de gevel-wand.

6.4.5 Containertransport als logistiek systeemIn het midden van het gebouw zijn in de vloeren openingen gespaard waardoor een container van 2,400 × 6,000 m naar boven kan worden gehesen. Het maximale hijsgewicht is tien ton. In de dakconstructie van de productiehal zijn twee elektrotakels ingebouwd die de containers door de schacht vanaf de begane grond naar boven kunnen brengen, figuur 6.45. Verticale profielen in de schacht geleiden de containers bij het hij-sen. Op de bovenste vloeren is een railsysteem aanwezig om containers naast de schacht te kunnen neerzetten. Per bouwlaag zijn 26 contai-nervrachten nodig om alle materialen naar bo-ven te brengen, daarvan zijn elf containers voor de draagconstructie. De 26 materiaalcontainers moeten elke cyclustijd vanaf de begane grond naar boven worden gehesen en na gelost te zijn weer terug naar de begane grond.

����������

Figuur 6.45 Containertransportsysteem

Industriehallen hebben vaak een railsysteem aan het plafond om producten tot 1 of 2 kN met de hand horizontaal te kunnen verplaatsen. Een dergelijk railsysteem kan ook aan het plafond van de productiehal worden aangebracht. Daarmee zijn wapeningsnetten vanaf de container naar de plek te brengen.

06950556_H06.indd 179 22-03-2005 14:29:54

Page 190: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

180

Ook voor personeel en materieel worden contai-ners ingezet, zoals:

• uitvoerderscontainers met tekeningen voor ruwbouw, installaties en afbouw;

• toiletcontainers met sanitaire voorzieningen aangesloten op voorgetrokken standleidingen;

• personeelscontainers op verschillende verdie-pingen;

• containers voor gereedschappen en materieel.

Transport tafelbekistingDe tafelkisten voor de vloerbekisting moeten elke cyclustijd 3,300 m hoger komen. Dit zou met het containertransportsysteem kunnen. In de vleugels van de plattegrond zijn grote sparingen voor liften en leidingen van 6 × 9 m. Autoga-rages hebben een hefbrug om een auto enkele meters omhoog te brengen. De tafelkisten heb-ben ook wielen. In de grote sparingen kan een hefbrug worden geplaatst waarop de tafelkisten zijn te rijden om ze een verdieping hoger te brengen, figuur 6.45. Met een elektrotakel in het dak van de productiehal is de hefbrug steeds een verdieping hoger te plaatsen.

Transport betonDe 354 m3 beton per bouwlaag wordt met de betonpomp naar boven getransporteerd. Een pomp is een continu transportsysteem waar-door de opvoerhoogte geen invloed heeft op de pompcapaciteit. Een bouwlaag is in drie werkvel-den verdeeld. Per veld worden de wanden en de vloer direct achter elkaar gestort. Door de grote vloeibaarheid van hoge sterkte beton is verdelen van het beton niet nodig.Door de hoge aanvangssterkte van HS-beton is een bouwlaag na één nacht voldoende sterk om te ontkisten. Als de tafelkisten een verdieping hoger gebracht zijn, is de verdieping vrij voor het monteren van de primaire installaties.

Transport diversenIn een van de schachten wordt een personen-/goederenlift geplaatst waarmee personeel en lichte goederen zijn te transporteren.

6.4.6 Cyclustijd drie dagen per bouwlaagBij een hoogbouw van meer dan zestig bouw-lagen is de cyclustijd per bouwlaag van grote invloed op de bouwtijd. De productiehal

beschermt het productiepersoneel tegen weers-invloeden, waardoor de arbeidsomstandigheden te vergelijken zijn met de metaalindustrie waar een tweeploegensysteem heel gebruikelijk is.

Een cyclustijd van drie dagen per bouwlaag is mogelijk als met twee ploegen wordt gewerkt. Per bouwlaag wordt 1.944 m2 vloeroppervlak geproduceerd. Dat geeft een productietempo van 650 m2 vloeroppervlak per dag. Bij het hier ontworpen industrieel productieproces worden de verticale en de horizontale draagconstructie tegelijk uitgevoerd. Omdat aan de onderkant van de uitvoeringshal de hoogbouw wind- en waterdicht is, kunnen de installaties en de af-bouw direct achter de ruwbouw starten. De intervaltijd tussen start draagconstructie en het afgebouwd zijn van een bouwlaag is aanzienlijk korter. Door de korte cyclustijd en de korte intervaltijd is met het industriële productieproces met HS-Beton, met containertransport en zonder bouwkraan een aanzienlijk kortere bouwtijd mogelijk dan bij de tot nu toe in Nederland uitgevoerde hoogbouwprojecten.

6.5 Draagconstructies bij woninghoogbouw

In het hoofdstuk over hoogbouw zijn tot nu toe alleen projecten behandeld van hoogbouw met een kantoorfunctie. Er worden ook hoogbouw-projecten gebouwd met een woonfunctie. Dan gaat het vooral om appartementen. Bij woning-hoogbouw is het ontwerp gericht op het per bouwlaag schakelen van een aantal appartemen-ten rondom een kern met de verticale transport-systemen. De behoefte aan woninghoogbouw ligt vooral in de sector van woontorens met een hoogte van circa 70 m.

Bij laagbouwwoningen is elke woning individu-eel op te leveren zodra die woning gereed is. Bij een woontoren is het in gebruik nemen van de woning afhankelijk van het gereed zijn van de centrale ontsluiting. In de praktijk betekent dit dat de eerste woning pas kan worden op-geleverd als alle woningen inclusief de centrale ontsluiting gereed zijn. Het renteverlies tijdens de bouw is daardoor groter dan bij laagbouw.

06950556_H06.indd 180 22-03-2005 14:29:55

Page 191: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

6 UITVOEREN DRAAGCONSTRUCTIE BIJ HOOGBOUW 181

Voor het uitvoeren van een woontoren is een zo kort mogelijke bouwtijd daarom een belangrijk uitgangspunt.

6.5.1 Woontoren met tunnelsysteemWoningbouwers hebben bij grote woningpro-jecten goede ervaringen met het tunnelsysteem, omdat daarmee een hoog productietempo te realiseren is. Bij een appartement bestaat elke woning uit twee beuken. Als de beuken haaks op elkaar worden geplaatst, ontstaat een draagcon-structie met stabiliteitswanden in alle richtingen. De betonwanden kunnen de stabiliteitsfunctie van de woontoren vervullen, figuur 6.46.

Bij hoogbouw moeten de wanden de stabiliteit van het gebouw verzorgen en daarom is wa-pening in de wanden nodig. Het tunnelproces wordt door de extra wapening moeilijker. Vooral bij tunnels die haaks op elkaar staan moet de volgorde van het plaatsen van de tunnels goed worden uitgezocht om ruimte te hebben voor het vlechten van de wapening. De korte wanden bij de liftschacht geven een extra complicatie bij het tunnelproces. Het maken van een draaiboek waarin de volgorde van het plaatsen van de tun-nels en het vlechten van de wapening is uitge-werkt, is niet eenvoudig.

Figuur 6.46 Woontoren met tunnelsysteem

6.5.2 Woontoren met vierwandensysteemBij een woontoren met vier woningen per bouw-laag zijn vier woningscheidende wanden nodig. Het is mogelijk ten behoeve van de stabiliteit het aantal betonwanden te beperken tot die vier woningscheidende wanden, figuur 6.47.Door een goede indeling van het kerngebied is het mogelijk de vier woningscheidende wanden paarsgewijs te koppelen waardoor twee stuksL-vormige stabiliteitswanden ontstaan. De stabiliteitswanden snijden elkaar niet allemaal, waardoor ook torsie van de draagconstructie wordt voorkomen. De geluidsisolatie van de woningscheidende wanden wordt bepaald door de massa van de wand.

�������������� ��������

��������������������������������

Figuur 6.47 Woontoren met vierwandensysteem

De dragende ruimtescheidende wanden binnen de woningen zijn te vervangen door een kolom met een balk in de vorm van een verzwaarde strook binnen de vloerdikte van minimaal 230 mm. Door het vervallen van de dragende ruim-tescheidende wanden wordt de indeelbaarheid van het appartement groter en wordt het beter mogelijk boven elkaar liggende appartementen anders in te delen.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Flapper, H.A.J., Bouwplanning. ThiemeMeulen-hoff, 20042 Logistiek in de bouw. Deelstudie 3: Construc-tieve kernen in gebouwen (SBR 207). SBR

06950556_H06.indd 181 22-03-2005 14:29:56

Page 192: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

182

06950556_H06.indd 182 22-03-2005 14:29:56

Page 193: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7Uitvoeren gevelsH. A. J. Flapper

Het uitvoeren van de gevel is de overgang van de ruwbouw naar de

afbouw. De draagconstructie moet worden omhuld om het gebouw

te beschermen tegen het klimaat, voordat de klimaatgevoelige

afbouw kan beginnen. De uitvoeringswijze van de gevel heeft grote

invloed op de bouwtijd. Er zijn voor gevels bouwmethoden die het

mogelijk maken de draagconstructie in zeer korte tijd te omhullen en

af te sluiten tegen het klimaat. Kennis van het uitvoeren van de gevel

kan tot verkorting van de bouwtijd leiden. Van alle bouwfasen is

de gevel de fase waarin de prijs/kwaliteitverhouding het meest is te

beïnvloeden.

06950556_H07.indd 183 31-03-2005 11:39:12

Page 194: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

184

Inleiding

Vanuit de uitvoering gezien is de omhulling van gebouwen in twee groepen te verdelen, de gevel als verticale scheidingsconstructie en het dak als horizontale scheidingsconstructie.

De gevels zijn te verdelen in twee groepen: 1 laagbouwgevel, figuur 7.1-1, die vanaf maai-veld is te maken;2 verdiepingsgevel, figuur 7.1-2, waarvoor hulp-constructies nodig zijn om gevel te maken of te monteren.

In dit hoofdstuk wordt eerst de traditionele gevel van metselwerk behandeld. Aan de visuele maat-kwaliteit van gevels worden hoge eisen gesteld en dat is bij metselwerk gemakkelijk te realiseren. Bij gevels van grote elementen blijkt dat aan de gevel hogere maatnauwkeurigheidseisen worden gesteld dan aan de draagconstructie waar de elementen aan moeten worden vastgemaakt.

Voorafgaand aan prefab-gevelelementen wordt eerst inzicht gegeven in de maatafwijkingen tussen gevels en draagconstructies omdat het beheersen van de maattoleranties van invloed is op het ontwerp en de montage van prefab-gevelelementen. De montage van gevels bekleed met plaatmateriaal stelt heel andere eisen aan de bevestiging en de montage.

� �������������� � ��������������

Figuur 7.1 Gevels en daken als omhulling

In gevels komen kozijnen waarvan het ontwerp en de bevestiging moet worden afgestemd op de gevelconstructie waarin ze moeten worden aangebracht. Gevelkozijnen kunnen worden

vergroot tot gevelpuien die aaneengeschakeld de hele gevel vormen. Het ontwerp en de be-vestigingsmethode van gevelpuien heeft grote invloed op de uitvoering van dit type gevels.

7.1 Gevelmetselwerk

In de Nederlandse woningbouw is een gemet-selde stenen gevel de meest voorkomende ge-velconstructie. Van de verschillende steensoorten komt baksteen in waalformaat het meest voor. Om de basis voor de uitvoering van metselwerk uit te leggen, is gekozen voor de typische Neder-landse laagbouwwoning. Het metselproces lijkt eenvoudig, maar het vergt een integratie van vier logistieke processen:1 steiger als veranderende werkplek;2 transport steen;3 transport mortel;4 verwerken door metselaar.

Eerst wordt het gebruikelijke metselproces uit-gelegd zoals het wordt toegepast bij gevels van laagbouwwoningen. Hierbij zal blijken dat het ontwerp van de steiger grote invloed heeft op het metselproces. Als men dat proces onder de knie heeft, is het mogelijk allerlei verbeteringen te beoordelen die zijn of worden ontwikkeld om het metselproces te verbeteren.

Die vernieuwingen hebben betrekking op ver-betering van de logistiek en verbetering van de arbeidsomstandigheden van de metselaar. Daarna wordt voor een kantoorgebouw van vier bouwlagen een steigerplan gemaakt waaruit zal blijken dat een goede werkvoorbereiding effect heeft op de productie van het metselen en op de hoeveelheid steiger die voor een verdieping-bouw nodig is.

7.1.1 Kostenopbouw gevelmetselwerkDe materiaalkosten van gevelmetselwerk is maar een derde van de totale kosten van metselwerk. De grootste kostenpost bij metselwerk zijn de arbeidskosten. Die moeten op de bouwplaats worden gemaakt en zijn daardoor op de bouw-plaats in positieve en in negatieve zin te beïn-vloeden. Kennis van het metselproces zal leiden tot verlaging van de arbeidskosten en daarmee

06950556_H07.indd 184 31-03-2005 11:39:13

Page 195: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 185

Het gevelontwerp bepaalt het aantal metsel-profielen dat nodig is en zowel de norm als het aantal kan verschillen. Aluminium profielen zijn duurder dan houten, maar zijn minder kwetsbaar en gaan langer mee. Bij kunststof isolatieplaten moeten de naden met PUR worden afgedicht. Het steigersysteem heeft invloed op arbeidskos-ten, de huurkosten en de huurtijd van de steiger.

7.1.2 Traditioneel metselprocesOm het metselproces te kunnen behandelen, is het nodig eerst enkele basiskenmerken aan te geven. In Nederland is waalformaat de meest voorkomende steenvorm. Wf met de afmeting van 52 × 100 × 210 mm wordt zowel in bak-steen als beton- en kalkzandsteen geleverd en is de rekeneenheid voor de steenproductie. Het horizontale maatsysteem van waalformaat is de koppenmaat van 110 mm en het verticale maatsysteem is 16 lagen per meter hoogte, en dat geeft een lagenmaat van 62,5 mm. Met deze koppen- en lagenmaat moeten 72 stenen per m2 gevel worden gemetseld.

In de woningbouw was de bruto-verdiepings-hoogte gestandaardiseerd op 2,700 m met een minimale netto-verdiepingshoogte van 2,600 m. Op grond van het Bouwbesluit 2003 moet de netto-verdiepingshoogte minimaal 2,600 m worden. Bij laagbouwwoningen met een vloer-dikte van minimaal 200 mm en minimaal 50 mm dekvloer wordt de bruto-verdiepingshoogte

ook tot verlaging van de kosten per m2 gevel-metselwerk.

De arbeidstijd van het metselen is de belangrijk-ste factor voor de kostprijs van een gemetselde gevel. De SAOB heeft een onderzoek gedaan naar de arbeidstijden van het metselen van een project van tien woningen in verschillende steen-soorten, figuur 7.2.Een metselploeg bestaat bij handmatig opperen van stenen en specie, bijna altijd uit drie metse-laars en een opperman. Voor het berekenen van de kostprijs van een gemetselde gevel moeten de arbeidstijden omgerekend worden naar de ploeg van vier man inclusief de opperman, figuur 7.3.

Om inzicht te krijgen in de kostenaspecten van gevelmetselwerk wordt eerst een kostenopbouw gemaakt van eenvoudig metselwerk en daarna van meer gevarieerd metselwerk. Hieruit kan een beeld ontstaan van de factoren die in het ont-werp en die in de uitvoering zijn te beïnvloeden, figuur 7.4.

De kostprijs van baksteen loopt uiteen van € 210,– tot € 480,– per duizend stenen. Bij ver-pakking op pallets en in folie geldt een meerprijs van € 24,– per duizend. De arbeidstijd bij ver-blendsteen is aanzienlijk hoger. In plaats van een-voudig platvol gevoegd zijn andere en duurdere voegen mogelijk.

Soort steen/afmeting Aantal per m2 Aantal per dag Manuur per m2 Manuur per 1.000

Baksteen waalformaat 72 1.056 0,54 7,6Betonsteen wf 72 970 0,59 8,2Verblendsteen wf 72 753 0,76 10,6Betonsteen 46 794 0,49 10,1

Soort steen/afmeting Aantal per dag m2 per dag Manuur per m2 Manuur per 1.000

Baksteen waalformaat 3.168 44,0 0,73 10,12Betonsteen wf 2.910 40,4 0,79 11,00Verblendsteen wf 2.259 31,4 1,02 14,19Betonsteen 2.382 51,8 0,65 13,44

Figuur 7.3 Arbeidstijden metselploeg inclusief opperman

Figuur 7.2 Arbeidstijden productie één metselaar BRON: SAOB

06950556_H07.indd 185 31-03-2005 11:39:14

Page 196: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

186

minimaal 2,850 mm. Om de woonkwaliteit ver-der te verhogen, is er een tendens om de netto-verdiepingshoogte nog groter te maken en zal een bruto-verdiepingshoogte van 3,000 m ook veel voorkomen. Dit wordt in de volgende voor-beelden als uitgangspunt genomen. Met een lagenmaat van maximaal 62,5 mm zijn er per verdieping 3,000 : 62,5 = 48 lagen.

De lagenmaat begint op Peil als bovenkant af-gewerkte vloer, maar onder Peil moet ook een aantal lagen worden gemetseld. In hoofdstuk 3 zijn de hoogten van de bovenkant van de fundering aangegeven. Bij de ribcassettevloer is bovenkant fundering 355 mm – P. In het Hand-boek bouwtechnische details voor energie-efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200) is reke-ning gehouden met de eisen voor de thermische isolatie en dan moet bij de langsgevels de isolatie op bovenkant fundering beginnen en bij de kop-gevels van woningen moet de isolatie tot 505 mm – P doorlopen.

Omdat de sponning in de gevelbalk voor de isolatie op 355 – P en op 505 – P ligt is de on-derkant van de sponning ook de aanzet voor het gevelmetselwerk. Onder Peil moeten thans dus vijf tot acht lagen worden gemetseld, figuur 7.5. (Vanwege de duidelijkheid is in figuur 7.5 t/m 7.32 de isolatie in de spouw niet getekend.)

��������

�������

��������������

�������

Figuur 7.5 Metselen eerste slag tot Peil

Figuur 7.4 Berekening kosten 1 m2 gemetselde gevel (prijspeil 2004)

Materiaal Hoeveelheid Eenvoudig metselwerk Moeilijk metselwerken arbeid per m2 gevel Prijs per eenheid Kosten per m2 Prijs per eenheid Kosten per m2

Baksteen 75 stuks € 210,– per duizend € 15,78 € 300,– per duizend € 22,50Metselen• eenvoudig 0,73 manuur € 33,– per manuur € 24,10• moeilijk 1,02 manuur € 33,– per manuur € 33,66Specie 25 liter € 99,– per m3 € 2,47 € 99,– per m3 € 2,47Voegwerk 1 m2 € 5,40 per m2 € 5,40 € 7,20 € 7,20Voegspecie 4 l € 99,– per m3 € 0,40 € 99,– € 0,40Profielwerk• eenvoudig 0,2 stuk 0,4 manuur per stuk € 2,64• moeilijk 0,4 stuk 0,7 manuur per stuk € 9,24Materieel• eenvoudig 0,2 stuk € 0,60 per stuk € 0,12• moeilijk 0,4 stuk € 1,20 per stuk € 0,48Spouwankers 4 stuk € 0,12 per m2 € 0,48 € 0,30 per stuk € 1,20Isolatieplaat 1 m2 € 3,60 per m2 € 4,20 € 7,20 € 7,20Isolatiewerk 1 m2 € 2,40 per m2 € 2,40 € 3,60 m2 € 3,60Steiger arbeid 1 m2 per m2 € 9,– per m2 € 9,– € 12,– m2 € 12,–Steiger huur 4 week per m2 € 30,– per week € 1,20 8 weken per m2 € 2,40

Gemetselde gevel 1 m2 eenvoudig € 68,19 moeilijk € 102,35

06950556_H07.indd 186 31-03-2005 11:39:15

Page 197: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 187

Bij het metselen onder Peil staat de metselaar verdiept onder maaiveld. Bij het metselen boven Peil is een steiger nodig en die moet op een vlak maaiveld komen te staan. Het is daarom gebrui-kelijk het metselwerk onder Peil vooraf te met-selen en daarna de ontgraving aan te vullen tot een vlak maaiveld ontstaat. Een stuk metselwerk dat vanuit één werkhoogte wordt gemetseld heet een metselslag. Het metselen tot Peil is dus de eerste slag.

Gevel metselen in vijf slagenVanaf het maaiveld kan de metselaar het eerste deel boven Peil metselen tot hij boven schou-derhoogte 1,500 m of ooghoogte 1,700 m is gekomen. Daarna is een steiger nodig om een verhoogde werkvloer te maken.De verhoogde werkplek voor de metselaar wordt gebouwd van steigerbuis, figuur 7.7. De staan-ders hebben een h.o.h. afstand van 1,500 m. Bij het metselen zijn profielen nodig die voor de gevel staan en daarom moet tussen de staander en de gevel een ruimte zijn van circa 100 mm. Evenwijdig aan de gevel worden met kruiskoppe-lingen liggers aan de staanders bevestigd, figuur 7.6. Over de liggers komen de kortelingen van 1,500 m lang.

��������������������

���

�����������������������

�����

���

����

����

����

���������������

���

���

�����

����

����

����

���

���

�������

�������

Figuur 7.6 Werkplek metselaar op buissteiger

De werkvloer van de steiger bestaat uit zeven steigerplanken van 30 × 200 mm plus een kantplank aan de buitenkant om het vallen van stenen te voorkomen. De metselaar wordt tegen afvallen beschermd door een dubbele leuning

Eigenschappen steigerbuis

Uitwendige diameter 48,25 mmMinimum wanddikte 3,2 mmGewicht per 1m 39,3 NOppervlaktedoorsnede F 4,92 cm2

Weerstandsmoment W 5,23 cm3

Traagheidsmoment I 12,64 cm4

Figuur 7.7 Steigerbuis

van steigerbuis tot 1,000 m boven de werkvloer. In het midden van de steiger worden de stenen en de mortelkuipen geplaatst. De metselaar staat aan de binnenkant van de stenen en aan de bui-tenkant van de steiger is een transportzone voor aanvoer van stenen en specie, figuur 7.6.De metselaar moet vanuit één plek zowel een steen als specie kunnen pakken. De afstand van de speciekuipen mag daarom niet groter zijn dan 1,900 m en daartussen worden happen van 200 stenen, maximaal vijf lagen hoog geplaatst, figuur 7.8. De inhoud van de metselkuip is 60 liter. Met een verbruik van 25 liter per m2 kan met één kuipvulling 2,4 m2 gevel worden ge-metseld. Bij een metselslag van 1,500 m en een kuipafstand van 1,900 m wordt 2,85 m2 gevel gemetseld. Met 72 stenen per m2 moeten tussen twee kuipen 205 stenen worden geplaatst.

����� �����

����� ����� ��� ��� ���

����

���������

���������

���������

���������

Figuur 7.8 Afmeting en indeling metselsteiger

Een metselaar moet de stenen nauwkeurig aan de draad metselen. In de praktijk blijkt hij dat te kunnen tot ooghoogte (1,700 m) en daarboven wordt de nauwkeurigheid van het metselen minder. Het is voor de metselaar moeilijk op de vloerhoogte te metselen. Hij moet te diep buk-ken en kan de onderste lagen niet nauwkeurig metselen. In de praktijk wordt een minimum-maat van 200 mm boven de werkvloer aange-houden: maximummetselslag 1,700 – 0,200 m = 1,500 m.

06950556_H07.indd 187 31-03-2005 11:39:16

Page 198: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

188

Bij een verdiepingshoogte van 3,000 m is de hoogte van het metselwerk vanaf Peil tot zolder-vloer 6,000 m. De optimale metselslag van 1,500 m is gelijk aan de halve verdiepings-hoogte. Vanaf Peil zijn dus vier gelijke metsel-slagen van 1,500 m nodig. De bovenkant van de steigervloer is 0,350 m lager dan de aanzet van het metselwerk. De eerste slag was vanaf de fun-dering tot Peil, figuur 7.10. De tweede slag kan vanaf het maaiveld worden gemetseld tot 1,500 + P. Voor de derde slag is een steiger nodig met een werkvloer op 1,000 + P. De hoogste steiger-vloer voor de vijfde slag komt op 4,000 + P.

Er zijn hier dus vijf slagen nodig om de zolder-vloer te bereiken, figuur 7.11.

���������������������������

�������

���������������������

Figuur 7.10 Metselen eerste slag tot ooghoogte

� �

� �

����

����� �����

������

������

������

����

������

������

������

�����

�����

������ ������

Figuur 7.11 Buissteiger met slagen van 1,500 m

7.1.3 Verbeteringen transportHet metselproces is vooral een logistiek proces en verbeteringen worden daarom ook gezocht in het transport van de stenen en de specie naar de werkplek op de steiger. Eerst wordt het traditio-nele transport behandeld.

Traditioneel transport steen en specieOp de bouwplaats heeft een steenvrachtwagen met zijn stenentang een voorraad van circa 20.000 stenen neergezet. De mortelcentrale heeft een speciesilo geplaatst. De speciesilo heeft een capaciteit van 18 m3 en 30 ton, maar omdat

Eigenschappen Zware buissteiger Lichte buissteiger (metselsteiger) (montagesteiger)

Steigerbreedte staanders 1.500 mm 1.500 mmSteigerlengte staanders 1.600 mm 2.000 mmAfstand kortelingen 800 mm 1.000 mmMaximum steigerhoogte 30 m 30 mGelijkmatige belasting 3 kN/m2 1,5 kN/m2

Geconcentreerde belasting 3 kN/m2 1,5 kN/m2

Geconcentreerd oppervlak 0,5 × 0,5 m 0,5 × 0,5 m

Er zijn naar het gebruik twee types steigers te onderscheiden: de metselsteiger, waarop materialen moeten worden geplaatst, en de

montagesteiger, die alleen door personen wordt belast.

Figuur 7.9 Buissteigers

06950556_H07.indd 188 31-03-2005 11:39:18

Page 199: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 189

de eerste keer ook de menginstallatie wordt aangevoerd en het transportgewicht niet boven 30 ton mag komen, heeft de eerste speciesilo een inhoud van 12 m3 en 20 ton. Voor de steiger is een bouwlift geplaatst met een capaciteit van 4 kN, figuur 7.12.

������������� ����������

�������������

��������

Figuur 7.12 Transport stenen en specie

De opperman laadt de stenen stuk voor stuk op de kruiwagen of met een steenklem zes tot acht stenen tegelijk, rijdt naar de bouwlift, zet de kruiwagen op de lift en stuurt de lift naar de gewenste steigerhoogte. De bouwlift is verboden voor personenvervoer, de opperman gaat met de ladder naar de steigerhoogte, pakt de kruiwagen van de bouwlift, rijdt naar de metselplek op de steiger en stapelt de stenen op de steiger.

Transport steenkruiwagen, figuur 7.13:

• 3.000 stenen per dag maximaal;

• 18 N gewicht baksteen wf;

• 54 kN transport per dag;

• 60 stenen per kruiwagen;

• 1 kN gewicht per kruiwagen;

• 50 kruiwagens per dag;

• 400 N tilkracht;

• 50 N duwkracht.

Bij een metselsilo met droge mortel is het trans-portsysteem gelijk aan het steentransport. Alleen het laden en lossen gaat gemakkelijker omdat de specie vloeibaar is.

Transport speciekruiwagen, figuur 7.13:

• 1.000 liter specie per dag;

• 17 kN transport per dag;

• 60 liter specie per kruiwagen;

• 1 kN gewicht per kruiwagen;

• 17 kruiwagens per dag;

• 400 N tilkracht;

• 50 N duwkracht.

���������

����

����

����

���

����

����

����

���

��������

Figuur 7.13 Steen- en speciekruiwagen

Steentransport met bouwkraanDe baksteenindustrie vervoert bakstenen met het Hulo-systeem naar de bouwplaats. Een Hulo-pakket is twaalf stenen (2,40 m) breed en twee stenen (0,40 m) diep en omvat 800 stenen van waalformaat. De onderste en middelste rij stenen zijn voetstenen zodat het pakket met klemmen kan worden vastgehouden. Het 12-voets Hulo-pakket is opgedeeld in vier stuks 6-voets pak-ketten voor mechanisch transport op de bouw-plaats, figuur 7.14.

�������������������������������

�������������������������������

Figuur 7.14 Hulo-pakket deelbaar in vier pakketten

Bij een dichte gevel zijn met een steigerslag van 1,50 m en een werkpleklengte van 1,90 m circa 200 stenen nodig. Een 6-voets pakket is dus pre-cies genoeg voor een steigerslag. Met een grote bouwkraan kunnen twee opperlieden twintig pakketten per uur op de steiger plaatsen, figuur 7.15. Met een eigen 10-tonmeterkraan kan een opperman tien pakketten per uur op de steiger aanvoeren.

In paragraaf 7.1.4 wordt het vooraf geplaatste steigersysteem nader uitgewerkt. Daarbij is het niet mogelijk met een kraan met hijskabel de steenpakketten in de steiger in te schuiven.

06950556_H07.indd 189 31-03-2005 11:39:19

Page 200: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

190

����������������������

����������

������

Figuur 7.15 Steentransport met bouwkraan

Figuur 7.16 Verreiker met 6-voets steenpakket

Steentransport met een verreiker is wel mogelijk, een verreiker kan een steenpakket op een tussen-steiger plaatsen, figuur 7.16.

7.1.4 Keuze steigersysteemBij een buissteiger van steigerpijp moet de ligger met een losse koppeling aan de staander wor-den bevestigd en daarna met een andere losse koppeling de korteling op de ligger. Er zijn voor het bouwen van steigers systemen ontwikkeld met een vast knooppunt. Aan de staanders zijn op vaste afstanden van 0,500 m knooppunten aanwezig waaraan zowel de liggers als de korte-lingen kunnen worden gekoppeld.

De voordelen van de systeemsteigers zijn:

• vaste knooppunten;

• stijve knoop;

• standaardmaatvoering;

• snellere montage.

Bij buissteigers moet de toelaatbare belasting worden gereduceerd en mag de staanderafstand bij metselwerk maximaal 1,600 m zijn omdat:

• afstanden kunnen afwijken;

• staanders scheef kunnen staan;

• verbinding scharnierend is.

Bij de systeemsteiger zijn de afstanden gefixeerd, is de rechtstand gegarandeerd en kan de verbinding een moment opnemen. Daarom kan bij een sys-teemsteiger de staanderafstand worden vergroot van 1,600 m naar 2,500 m waardoor minder steigermateriaal nodig is. Er zijn drie verschillende systeemsteigers die alle drie dezelfde knooppunt-afstand hebben van 0,500 m, maar waarvan de uitgangspunten bij de ontwikkeling van de ver-binding van het systeem verschillend waren:

• cuplock met cup als metselsteiger;

• kwikform met lip als ondersteuning;

• layer met ring als montagesteiger.

De steigersystemen zijn te herkennen aan hun knooppuntoplossing, figuur 7.17. De staanders zijn 2 en 3 m lang. Elk systeem heeft een eigen maatsysteem voor de liggers en kortelingen.

�����������

����������� �����

�������

Figuur 7.17 Systeemsteiger in plaats van buissteiger

06950556_H07.indd 190 31-03-2005 11:39:21

Page 201: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 191

Continu diep bukken om specie te pakken en de steen te leggen, is een te zware belasting voor de rug van de metselaar. Boven ooghoogte met-selen is ook ongewenst. Om de arbeidsomstan-digheden va de metselaar te verbeteren, zijn er enkele richtlijnen opgesteld:

• niet lager metselen dan vanaf 200 mm boven voethoogte;

• niet hoger metselen dan 1.700 mm (oog-hoogte) boven voethoogte;

• speciekuip verhoogd plaatsen tot 300 tot 500 mm boven voethoogte.

Om deze richtlijnen uit te voeren, zijn er een aantal steigersystemen ontwikkeld met een ver-laagd loopbordes, waardoor de metselaar lager staat dan de steiger waarop de stenen en de spe-ciekuipen staan. De volgende steigersystemen worden uitgewerkt:◆ meegroeiend met steigerslag van 1,5 m;◆ meegroeiend met steigerslag van 2 m;◆ vooraf geplaatst met steigerslag van 2 m;◆ vooraf geplaatst met steigerslag van 3 m.

◆ Meegroeiend met steigerslag van 1,5 mVanaf het maaiveld moet de metselaar wel vanaf voethoogte beginnen met het metselen en kan hij de gevel tot 1,7 m (ooghoogte) metselen. Daarna wordt de eerste steiger geplaatst, voor-zien van een verlaagd bordes, zodat de voeten van de metselaar 0,5 m lager staan dan de steiger zelf, waarop de stenen en de speciekuip staan. De metselaar legt de eerste laag vanaf 0,2 m vanaf zijn voeten en metselt tot de bovenste laag op ooghoogte. Daarna wordt de volgende steiger opgebouwd met een steigerslag van 1,5 m, figuur 7.18.

Het bezwaar van een steigerslag van 1,5 m is dat het door de beperkte hoogte niet mogelijk is op de onderliggende steigers werkzaamheden te verrichten, zoals voegen en kozijnen stellen. Bij dit type steiger wordt in plaats van de lange steigerbuis vaak een juksteiger toegepast, figuur 7.18. Een juksteiger heeft ingebouwde schoren, die geen belemmering zijn omdat men er toch niet onder kan lopen.

������������������

������������������

���������

���������

��������������������

��������������

��������������������������������������������������������

����

�������������������

��������������������

����������

����������������

����

����

����

����

Figuur 7.18 Meegroeiend met steigerslag van 1,5 m

◆ Meegroeiend met steigerslag van 2 mAls men na het metselen op de onderliggende steiger wil lopen om werkzaamheden uit te voe-ren, is er een steigerslag van 2 m nodig. Met een 0,5 m verlaagd bordes kan de metselaar tot 1,7 m boven zijn voeten metselen en dat is maar 1,2 m boven de steigervloer, figuur 7.19.

De metselaar kan vanaf een bepaalde werkvloer maar een metselslag van 1,5 m hoog maken. Bij een steigerslag van 2 m moet de metselaar de laatste 0,5 m vanaf een andere werkvloer maken. Daarom wordt het verlaagde bordes verplaatst naar boven gelijk aan de steigerhoogte, figuur 7.20.

◆ Vooraf geplaatst met steigerslag van 2 mBij het meegroeiende steigersysteem moeten de metselaars en de steigerbouwers om de beurt een metsel- en een steigerslag maken. Als de steiger vooraf wordt gemonteerd over de volle gevelhoogte, dan wordt het mogelijk verschil-lende werkzaamheden tegelijk of opvolgend aan de gevel uit te voeren. De metselaar werkt op

06950556_H07.indd 191 31-03-2005 11:39:23

Page 202: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

192

��������� �����������

�����������������������

��������������������

�����������������������������

����

����

����

���

���������

������

������������

������

���

����

����

����

���

Figuur 7.19 Meegroeiend met steigerslag van 2 m

��������������

����������������������������������������������

����

����

����

���

���������

���������

�����������������

Figuur 7.20 Bordes verplaatsen voor extra 0,5 m

��������������������

�����������������������

���������

���

�������������������������

������������������

���������������������

������������������

Figuur 7.21 Vooraf geplaatst met steigerslag van 2 m

het verlaagde bordes en boven zijn hoofd is het bordes tijdelijk op steigerhoogte aangebracht als doorval beveiliging, figuur 7.21.Bij een steigerslag van 2 m moet de laatste 0,5 m metselwerk vanaf een andere hoogte gemetseld worden. Het verlaagde bordes wordt omhoog-gebracht gelijk aan de steigervloer, figuur 7.22.

◆ Vooraf geplaatst met steigerslag van 3 mOm logistieke redenen kan het gewenst zijn dat de steigervloeren gelijk liggen met de verdie-pingsvloeren. Bij woningbouw is dan een steiger-slag van circa 3 m nodig. De gevelsteiger wordt vooraf geplaatst over de volle gevelhoogte. De bordessen worden eerst op steigerhoogte ge-monteerd als doorval beveiliging en lopen van binnen naar buiten. Bij het metselen van elke verdieping wordt het bordes verplaatst naar 0,5 m onder de steigervloer. De metselaar kan nu een metselslag maken van 1,5 m, figuur 7.23.

Bij een steigerslag van 3 m en een metselslag van 1,5 m is er nog een metselslag van 1,5 m nodig. Het metselwerk is 1,2 m boven de steigervloer en op 1 m boven de steigervloer wordt een

06950556_H07.indd 192 31-03-2005 11:39:24

Page 203: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 193

������

������������������������������������

��������������

���������

��������� ������������

�����������������������������������

Figuur 7.22 Vooraf geplaatst extra 0,5 m

��������������������

����

����

����

���

���

����

����

����

���

��������������������

���������

���

������������������

������

�����������������

�������������������

Figuur 7.23 Vooraf geplaatst met steigerslag van 3 m

tijdelijk bordes gemonteerd, van waaraf de met-selaar de volgende metselslag van 1,5 m kan ma-ken. Aan de binnenkant van de steiger wordt op 1.5 m boven de steigervloer een bordes gemon-teerd waarop de stenen geopperd worden. Het bezwaar van dit steigersysteem is dat de stenen op een verhoging van 1,5 m boven de steiger-vloer geplaatst moeten worden, figuur 7.24.

����

����

����

���

���������

���������

�����������������

��������������

Figuur 7.24 Bij steigerslag van 3 m extra metselslag van

1,5 m

Met bouwkraan te verplaatsen steigerBij alle voorgaande steigersystemen wordt de steiger slag voor slag opgebouwd. Na elke slag metselen moet de opperman of de steigerbou-wer de steiger een slag hoger bouwen voordat de metselaar weer aan de volgende slag gaat metselen. Per woning is het metselen een dis-continu proces en daarom zijn voor meerdere woningen steigers nodig zodat de metselaar horizontaal kan verspringen om de steigerbou-wer de tijd te geven de steiger een slag hoger te bouwen. Men noemt dit horizontaal metselen.Het is mogelijk een steiger te prefabriceren die met de bouwkraan in zijn geheel van woning naar woning is te verplaatsen. De staanders wor-den alleen aan de zoldervloer bevestigd en om

06950556_H07.indd 193 31-03-2005 11:39:25

Page 204: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

194

de doorbuiging en belasting op te vangen be-staan de staanders uit twee gekoppelde buizen, figuur 7.25. Alle bokken voor de ‘verhoogde’ steenstapels worden vast aan de staanders bevestigd. De consoles voor het werkbordes van de metselaars zijn draaibaar aan de staanders gemaakt. Als de tweede slag is gemetseld, worden de consoles voor de derde slag uit-gedraaid en zware planken op de consoles gelegd. De tijdsduur van het verhogen van de steiger wordt met deze methode tot enkele minuten beperkt. Als de vierde slag is gemetseld, kan de prefab-steiger met de bouwkraan naar de volgende woning worden verplaatst.Een ander voordeel is dat een dak op de steiger te maken is en tegen de staanders een water-werend doek, waardoor de metselaar beschermd wordt tegen regen en wind, figuur 7.25-1.Bij de vierde slag staat de metselaar met zijn hoofd tussen de koppelingen (h.o.h. 2,500 m) naar de zoldervloer, figuur 7.25-2. Dit blijkt in de praktijk nauwelijks een bezwaar. Aanvoer van de stenen is mogelijk met de opkar of met een ver-reiker die een pakket stenen direct op het bordes kan plaatsen.

De consoles voor de steenpakketten kunnen ook aan de buitenzijde van de staanders draaibaar

� ���� ����

��������������

�������

���

���

����

����

����

���

�����������

����������������

����������������������

� ������ � ������

Figuur 7.25 Prefab-steiger met draaibare consoles

worden bevestigd. Bij de tweede slag kan de kraan het steenpakket plaatsen als de bovenlig-gende consoles omhoog zijn geklapt, figuur 7.26. De werkvloer van de metselaar bestaat uit zware steigerplanken op draaibare consoles. Een afscherming met doek (steigergaas) aan de bui-tenkant van de steiger beschermt bij dit systeem van bordessen aan de buitenkant steiger wel de metselaar maar niet de stenen en de specie.

Het steigerplan gaat ervan uit dat metselaars elke dag een slag van 1,500 m hoog kan metselen. In de praktijk komen situaties voor dat op een dag een metselslag van 1,500 m niet te halen is. Bij het metselen van betonsteen in regenachtig en vochtig weer (vooral in het najaar) wanneer de specie trager verhardt en de steen erg vochtig is, kan het voorkomen dat na minder dan een meter hoog de betonsteen gaat drijven en die dag op die plaats niet meer verder te metselen is. Na een halve dag werken moeten de metse-laars stoppen.Er zijn verschillende maatregelen mogelijk:

• afdekken en droog houden betonsteen;

• afdekken steiger tegen regen;

• verdubbeling steigerlengte;

• halvering metselploeg;

• metselploeg doet ook binnenmetselwerk.

� ���� ����

�������

����������������

��� ��������

�����������

� ������ � ������

Figuur 7.26 Prefab-steiger met buitenbordes

06950556_H07.indd 194 31-03-2005 11:39:27

Page 205: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 195

Alle voorgaande metselsystemen waren gebaseerd op gevels van laagbouwwoningen. Bij utiliteitsbouw met meerdere verdiepingen komen andere aspecten aan de orde die de keuze van het metselsysteem beïnvloeden.

Berekening hoeveelheid stenenAls voorbeeld is genomen een gebouw van vier bouwlagen met een verdiepingshoogte van 3,300 m en een stramiensmaat van 1,800 m met penanten van 0,600 m. De draagconstructie heeft een stramien-maat van 7,200 m en daarop zijn ook de dilataties in de gevel gebaseerd. In een gevelvlak van 7,200 m breed zijn vier verschillende te metselen vlakken te onderkennen (gerekend is met 72 stenen wf per m2 gevel), figuur 7.27-1 en 2:A borstwering begane grond met 518 stenen;B penanten tussen ramen met 294 stenen;C borstwering verdieping met 829 stenen;D borstwering dakrand met 778 stenen.

De eerste slag wordt vanuit de fundering gemetseld tot 1,200 m + P, daarna wordt de fundering aangevuld tot maaiveld en wordt de steiger opgebouwd om de tweede slag te metselen met de steiger op 1,000 m + P en metselen tot 2,700 m hoogte. Bij de eerste slag vanuit de fundering kan de metselaar per stramien 600 stenen verwerken, maar bij de tweede slag die vooral uit penanten bestaat zijn per stramien van 7,200 m naar 380 stenen nodig, figuur 7.27-3, 4 en 7.

Bij de derde slag met de steiger op 2,500 m kan tot 4,200 m worden gemetseld, daardoor zijn 420 stenen nodig. Bij de vierde slag met de steiger op 4,000 m zijn tot 5,700 m maar 250 stenen nodig, figuur 7.27-5, 6 en 8. In figuur 7.27-2 is de hoeveelheid stenen per metselslag voor het gehele gebouw gegeven.

Berekening benodigde steigerlengteStel dat de gevel van het gebouw van vier bouwlagen met dilataties per 7,200 m een onbeperkte lengte heeft en er komt een metselploeg van vier man waarvan drie metselaars die per dag 1.000 stenen per man kunnen en willen vermetselen. Hoeveel steiger is nodig om de metselploeg continu te kunnen laten metselen?

Elke dag zijn de metselaars op een bepaalde steigerlengte bezig om hun dagproductie van 3.000 stenen te verwerken en diezelfde dag zijn de steigerbouwers op een aansluitende steigerlengte bezig de steiger hoger te bouwen. Direct na het ophogen van de steiger moet de maatvoerder de profielen stellen. Elke slag is één dag waarop de metselaar voldoende steigerlengte moet hebben en de steigerbouwer daarnaast de steiger voor de metselslag van de volgende dag gaat opbouwen.

Bij een metselcapaciteit van 3.000 stenen per dag is te berekenen hoeveel stramienen van 7,20 m de steigerlengte per slag moet zijn om de metselploeg in staat te stellen haar maximale productie te halen, zie onderstaand overzicht.

Slag Stenen Metselen Steiger bouwen Steiger aanwezigNummer per stramien n × 7,200 m n × 7,200 m n × 7,200 m

1 600 5 × 7,200 8 × 7,200 8 × 7,200 2 380 8 × 7,200 5 × 7,200 13 × 7,200 3 691 5 × 7,200 12 × 7,200 17 × 7,200 4 250 12 × 7,200 4 × 7,200 16 × 7,200 5 829 4 × 7,200 12 × 7,200 16 × 7,200 6 250 12 × 7,200 5 × 7,200 17 × 7,200 7 691 5 × 7,200 8 × 7,200 13 × 7,200 8 380 8 × 7,200 5 × 7,200 13 × 7,200 9 587 5 × 7,200 11 × 7,200 16 × 7,20010 285 11 × 7,200 11 × 7,200

Totaal 4.943 12 × 7,200 4 × 7,200 16 × 7,200

06950556_H07.indd 195 08-04-2005 15:45:04

Page 206: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

196

�����

�����������

�����

�����������

�����

�����������

������

�����������

�����������

�����

�����

�����������

�����

�����������

������

�����������

�����������

������ ������������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

������������

����� ���

�����

������

������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

�����������

������

������

��������������

����

���

���

�����

�����

����

�����

�����

������

������

������

��������

� ���������������� � ����������������

� ���������������������

�����

�����

������������������� �������������������

������

������������

������������

������

������

������

������

��������

� ���������������

� �����������������������������

� ����������������������

� ���������������

�����

�����

� ���������������������

������������������� �������������������

�����

�����

�����

������

�����

�����

�����

������

������

06950556_H07.indd 196 31-03-2005 11:39:29

Page 207: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 197

Per slag heeft de metselploeg een steigerlengte nodig van vier tot twaalf stramienen. Bij slag 4 heeft de metselploeg een steigerlengte van twaalf stramienen nodig en de volgende dag moet de metselploeg op de vijfde slag kunnen beginnen om geen stagnatie te krijgen. De steigerbouwer moet naast de twaalf stramienen van de metselaars vier stramiensteigers opbouwen voor de vijfde slag. Met 16 stramiensteigers kan de steigerbouwer bij acht van de tien slagen onafhankelijk van de metselaar werken en alleen bij slag 3 en slag 6 ontstaat bij 16 stramienen een overlap met één stramien. Voor het

bepalen van de steigerlengte is de totale gevellengte van het gebouw belangrijk, maar in elk geval zijn 16 stramiensteigers nodig om de metselploeg in staat te stellen elke dag 3.000 stenen te vermetselen en tegelijk de steigerbouwer de ruimte te geven de steiger telkens een slag op te bouwen.

Met 16 stramienen steiger is er per stramien tussen het metselen van de ene en de volgende slag. Het metselwerk heeft dan één dag verharding voordat de volgende slag daarop wordt gemetseld.

Samenvatting metsel- en steigerplan• metseleenheid stramien 7,200 m• gevelhoogte 13,800 + P• aantal metselslagen 10 slagen• aantal stenen per stramien 5.000 stuks• minimale metsellengte 12 × 7,200 = 87 m• minimale vrije steigerlengte 4 × 7,200 = 29 m• minimale steigerlengte 16 × 7,200 = 115 m• aantal stenen per steiger 16 × 5.000 = 80.000 st• dagproductie metselploeg 3.000 stuks• minimale productietijd 27 dagen• steigeroppervlak 115 × 14 = 1.600 m2

• productietempo geveloppervlak

1600 = 59 m2 per dag

127• minimale gebruikstijd steiger 27 dagen• inclusief voegen en slopen 35 dagen•

minimale huurprijs steiger 35

= 7 weken 5• huurprijs steiger € 0,50 per m2 per week• huurprijs 1.600 m2 × 7 weken = € 5.600,–• huur steiger per duizend € 5.600,– per 80.000 = € 70,– per 1.000• huur steiger per m2 gevel € 5.600,– per 1.600 m2 = € 3,50 per m2

• steiger dichtleggen min. 2 slagen• lengte dichte steiger 2 × 115 = 230 m• aantal steigerplanken 8 planken• lengte standaardsteigerplank 5,00 m• werkende lengte steigerplank 4,50 m

• aantal steigerplanken 230 × 8

= 410 stuks 4.50

Figuur 7.27 Rekenvoorbeeld metselwerk utiliteitsgebouw

06950556_H07.indd 197 31-03-2005 11:39:29

Page 208: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

198

Cementwater kan beschadiging van glas ver-oorzaken en daarom worden de kozijnen pas gemonteerd als de voeger tot onder de venster-bank is gezakt. Na de montage van de gevelko-zijnen wordt de steigervloer van de achtste slag gedemonteerd en gaat de voeger het metsel-werk van de zevende slag afvoegen. De voegers, kozijnmonteurs en steigerbouwers moeten in een goede samenwerking slag voor slag naar beneden werken tot de eerste slag op de begane grond.

Uit het voorbeeld van de utiliteitsbouwgevel blijkt dat er voor een gevelhoogte van 13,800 m minimaal 27 dagen nodig is. Het verticale pro-ductietempo van het metselproces is dan circa 0,500 m per dag. Om bij het lage stijgtempo de metselploeg voldoende werkruimte te geven, is een steigerlengte van 115 m nodig.

7.1.7 Steiger vooraf opbouwenAls in de gevel het metselwerk per verdieping wordt ondersteund met bijvoorbeeld een latei op vloerhoogte, is het mogelijk op verschillende bouwlagen tegelijk te metselen. Als de verdie-pingshoogte een veelvoud is van 0,500 m, kan met een systeemsteiger in één keer over de volle gebouwhoogte een steiger worden opgebouwd. Op de hoogte van elke verdiepingsvloer wordt een werkvloer gemaakt, figuur 7.29-1. Als de eerste slag is gemetseld, wordt er een nieuwe werkvloer aangebracht die 2,000 m onder de bovenliggende steiger komt. De metselaar heeft een bruto-werkhoogte van 2,000 m minus de dikte van de steigerbuis en de steigerplank; de netto-werkhoogte is 1,920 m. Voor kleine metse-laars is dat voldoende maar een grote metselaar zal met zijn helm regelmatig tegen de bovenlig-gende steiger stoten.

Vanaf de tweede slag wordt elke verdieping ge-voegd, daarna wordt die slag gedemonteerd en vanaf de steiger op verdiepingsvloerhoogte het voegwerk afgemaakt. Daarna kunnen de gevel-kozijnen worden gemonteerd. Per stramien van 7,200 m moeten 5.000 stenen worden gemet-seld. Per bouwlaag: dag 1 metselen eerste slag, dag 2 tussensteiger bouwen en dag 3 de tweede slag metselen.

7.1.5 Voegwerk vanaf steigerAls de metselploeg de dakrand heeft bereikt, is het metselwerk gereed. De steiger kan echter nog niet worden gedemonteerd. De voeger moet het metselwerk nog afvoegen. Het produc-tietempo van een voeger is bij waalformaat ruw geborsteld circa 45 m2 per dag. Het metselwerk is circa 70% van het geveloppervlak. Het produc-tietempo is 10

7 gevel per dag. Bij een steiger-lengte van 115 m en een slaghoogte van 1,500 m moet per slag 172 m2 gevel worden gevoegd. Eén voeger doet gemiddeld 2,5 dagen over een stei-gerslag en twee voegers iets meer dan één dag.

Als het metselwerk gereed is, start de voeger van boven naar beneden in omgekeerde volgorde dan de metselaar in dezelfde slaghoogte. De stei-gerbouwer komt achter de voeger aan. Als in het voorbeeld van figuur 7.27 de dakrand gevoegd is, figuur 7.28-1, gaat de steigerbouwer de tiende slag demonteren waarna het metselwerk van de negende slag wordt gevoegd. Daarna volgt dezelfde procedure voor de achtste slag.

� �

�������

� �������������������� � �����������������

Figuur 7.28 Voegwerk en kozijnen monteren

7.1.6 Monteren gevelkozijnen vanaf steigerIn de buitengevel zijn stelkozijnen ingemetseld. De montagekozijnen moeten van buitenaf wor-den gemonteerd en zijn beglaasd aangevoerd en redelijk zwaar. Zowel voor het transport van de kozijnen als voor het plaatsen gebruiken de monteurs de steigervloer van de achtste slag.

06950556_H07.indd 198 31-03-2005 11:39:30

Page 209: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 199

Hefsteiger voor voorbeeldBij het voorbeeld van de gevel van het kan-toorgebouw zijn er slagen waarbij een metsel-lengte van 12 × 7,200 = 86 m nodig is om de metselploeg in staat te stellen op een dag 3.000 stenen te vermetselen. Als de hefstei-ger een lengte heeft van 12 m, zijn minimaal zeven hefsteigers nodig en zijn de huurkosten van de zeven hefsteigers te hoog ten opzichte van de metselproductie. Het aantal hefstei-gers is te verminderen als die gedurende de dag verschillende malen horizontaal worden verplaatst, maar het verplaatsen vergt ook tijd waarin de metselaar niet kan werken.

De metselaars kunnen op verschillende verdie-pingen tegelijk werken, waardoor een enkele stramienen steiger voldoende zou zijn. De volle steiger moet wel langer blijven staan voor het voegwerk en de montage van de kozijnen. Deze werkzaamheden kunnen tegelijk op verschillende bouwlagen worden uitgevoerd.

���������

���������

������

������

������

�������

������

� ������ � ������

Figuur 7.29 Volle steiger en metselen per bouwlaag

7.1.8 Mechanische hefsteigerEen hoge stijgsnelheid van het metselen is ook te bereiken met een mechanische hefsteiger. Als op de eerste verdieping de eerste slag is gemet-seld, kan de metselaar de hefsteiger laten zakken en vanaf het maaiveld bevoorraden met stenen

en specie. Daarna gaat de hefsteiger naar de tweede verdieping en kan de metselaar daar met de eerste slag beginnen, figuur 7.30-1 en 7.30-2. Dit gaat alleen als het metselwerk per verdieping apart is ondersteund.De hefsteiger heeft een vaste lengte van 8,500 m en met hulpstukken kan het steigerplatform aan beide kanten worden uitgebreid tot een totale steigerlengte van 12,000 m, figuur 7.31. Met enkele hefsteigers naast elkaar is voldoende werksteiger beschikbaar voor het metselen, het voegen en het monteren van de kozijnen. De hefsteiger is zowel een verticaal verplaatsbare werkplek als een verticaal transportmiddel voor stenen, specie en kozijnen.

De meeste hefsteigers hebben een werkplat-form op één niveau. Voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden van de metselaar zou een verhoogde opstelling van de stenen en de speciekuip gunstiger zijn. Het gedeelte van de steiger waar de stenen en specie moeten staan wordt het zwaarste belast. Dit verhoogde ge-deelte kan tevens de ligger vormen tussen de masten, waardoor de werkvloer voor de metse-laar zo laag mogelijk kan komen, figuur 7.32.

���������

� ������������� � �������������

Figuur 7.30 Mechanische hefsteiger

06950556_H07.indd 199 31-03-2005 11:39:31

Page 210: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

200

�����

������

����

Figuur 7.31 Hefsteiger is steigerlengte

Figuur 7.32 Hefsteiger met verlaagd platform

7.2 Ondersteuning metselwerk

In het voorbeeld van figuur 7.27 bestond de metselwerkgevel uit borstweringen en penanten (gatengevel). Een gevel van metselwerk wordt door het buitenklimaat beïnvloed en zal krimpen en uitzetten, terwijl de gevel met spouwankers wordt bevestigd aan de draagconstructie die door de isolatie onafhankelijk is van het buitenkli-maat. Om scheuren in het metselwerk te voorko-men, mag een metselvlak niet hoger zijn dan 11 m en niet breder dan 12 m. Per drie bouwla-

gen moet het metselwerk opnieuw worden ondersteund. Bij gevelopeningen groter dan 4 m is een latei in het metselwerk onvoldoende en moet het bovenliggende metselwerk door de draagconstructie worden ondersteund. Er zijn ten minste twee gevelvormen waarbij de belas-ting van het metselwerk moet worden overge-bracht naar de draagconstructie:

• gevelmetselwerk hoger dan 11 m;

• gevelopeningen breder dan 4 m.

Er zijn ook gevels waarbij het metselwerk per ver-dieping wordt ondersteund naar de draagcon-structie. Dan is een gevelbalk met neuslijst (latei) nodig. Bij het ontwerp van deze gevelbalk met latei moet met de volgende aspecten rekening worden gehouden:

• maatkwaliteit latei ter plaatse van metselwerk;

• wijze van uitvoering gevelbalk in relatie met draagconstructie;

• bouwkosten gevelbalk met neuslijst (latei).

7.2.1 Praktijkvoorbeeld ontwikkeling ge-velbalkDe gevelbalk met latei is een gecompliceerde constructie. Aan de hand van een praktijkvoor-beeld wordt een aantal alternatieven uitgewerkt, waarbij per variant het verschil in bouwkosten wordt aangegeven. Met behulp van deze varian-ten is het mogelijk voor een bepaald project de meest economische oplossing te ontwerpen.

De horizontale gevel is een vorm van onbeperkt brede gevelopeningen, die nog veel voorkomt, figuur 7.33. Als de gevelopeningen doorlopen, bestaat het metselwerk alleen uit borstweringen.

Het metselwerk moet op elke bouwlaag boven de ramen worden ondersteund. In dit voorbeeld zijn houten kozijnen toegepast van 1,800 m breed en ter plaatste van de kolommen smallere kozijnen met een paneel die de kolom afdekt.

De belasting van het metselwerk zal op elke verdieping aan de bovenkant van de gevelkozij-nen naar de draagconstructie moeten worden overgebracht. Als bovenkant raam aanzienlijk lager ligt dan de onderkant van de vloer, is een gevelbalk met latei nodig om het metselwerk te ondersteunen en de belasting naar de draagcon-

06950556_H07.indd 200 31-03-2005 11:39:33

Page 211: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 201

structie over te brengen. De bouwkosten van de gevelbalk hebben grote invloed op de totale kos-ten van de gevel. Er zijn zes varianten uitgewerkt met een kostenvergelijking waaruit blijkt dat de uitvoeringstechniek grote invloed heeft op de kosten met gelijkblijvende kwaliteit.

Figuur 7.33 Strokengevel utiliteitsbouw

� ������������������������ ���������

��������������

������

������

����

������

������

������

��������

���������

Figuur 7.34 In situ betongevelbalk, variant 1 en 2

In situ betongevelbalk met lateiBij een in situ betondraagconstructie is de klas-sieke gevelconstructie een in situ beton-gevel-balk ter dikte van de kolom, met aangestorte prefab-betonlatei die het metselwerk van de borstwering ondersteunt. De gevelbalk gelijk met de kolom is dikker dan constructief nodig is, figuur 7.34-1. Besparing op beton is mogelijk door de gevelbalk zo dun mogelijk te maken, figuur 7.34-2. De kolom wordt tot onderkant balk gestort. In de kolom ontstaat een stortnaad

die onder het plafond in het zicht blijft en die de betonafwerker na het ontkisten moet afwerken. Dit verhoogt de kosten van de afwerking in vari-ant 2, figuur 7.34-2.

De bovendorpel van het houten kozijn is verlaagd om ruimte te krijgen voor een doekzon-wering. Voor de twee varianten zijn de kosten van de gevel berekend van 1 m gevel van één bouwlaag van 3,600 m hoog, figuur 7.35.

Gevelconstructie Variant 1 Variant 2

Betongevelbalk € .480,– € .426,–Metselwerk € .240,– € .240,–Gevelkozijnen € .258,– € .258,–Glas/afwerking € .222,– € .222,–

Kosten 1 m gevel € 1.200,– € 1.146,–

Figuur 7.35 Kosten 1 m gevel met in situ betongevelbalk

Het bekisten van een gevelbalk is één van de moeilijkste bekistingsonderdelen, figuur 7.36.

De buitenste stempel als ondersteuning van de bekisting kan niet verder naar buiten dan de vloerrand. Om de wapening van de gevelbalk te kunnen vlechten moet de balkbodem naar bui-ten uitkragen als werkvloer en worden voorzien van een leuning. De buitenkist van de gevelbalk is 1,200 m hoog en moet met centerpennen worden gekoppeld naar de binnenkant. In de buitenbalkkist is de prefab-betongevellatei met isolatie opgenomen. Omdat de latei aan de ge-vel in het zicht komt, moet de balkbekisting zeer nauw-keurig worden gesteld. De kosten van de

������

���������

������

Figuur 7.36 Bekisting gevelbalk

06950556_H07.indd 201 31-03-2005 11:39:34

Page 212: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

202

in situ gevelbalk worden voor een groot deel bepaald door de arbeid en het materiaal van de bekisting. De versmalde balk is maar weinig goedkoper omdat de binnenkist ter plaatse van de kolom een penantvorm moet krijgen en om-dat de stortnaad moet worden afgewerkt.

Prefab-beton gevelbalkBetonconstructies waarvoor per m3 beton veel bekisting en arbeid nodig is, lenen zich voor prefabricage. Bij variant 3 wordt eerst de vloer gestort en later de prefab-gevelbalk tussen de kolommen aan de vloer opgehangen, figuur 7.37-1. Om de maatafwijzingen van de vloer op te vangen is een voeg van minimaal 20 mm nodig, die na montage van de gevelbalk moet worden aangestort voor geluidsisolatie en brand-veiligheid.

��������������������������������������� �������������������

��������������

�����������������������������������

Figuur 7.37 Prefab-gevelbalk, variant 3 en 4

Als de prefab-gevelbalk pas na het ontkisten van de vloer wordt gemonteerd, is de vloerbekisting bij de gevelrand zeer eenvoudig geworden, figuur 7.38-1. De vloerbekisting kan uitkragen waardoor er werkruimte is rondom de vloer.

Als de prefab-gevelbalk vooraf aan de kolommen wordt gemonteerd en de vloer daarna wordt ge-stort, ontstaat een horizontale druk op de gevelbalk die daarom ter plaatse van de vloer-dikte moet worden verzwaard, figuur 7.37-2.

Die verzwaring is tevens een aanslag voor het op hoogte stellen van de vloerbekisting en maakt het pasmaken van de bekisting tegen de balk overbodig. De goedkoopste voeg is de voeg die niet hoeft te worden gedicht, figuur 7.38-2. Door de volgorde prefab-in situ wordt bij het storten van de vloer de voeg vanzelf gedicht. Het vooraf monteren van de gevelbalk geeft een besparing op de vloerbekisting en op de voeg-dichting, figuur 7.39.

� �������������������������

��������������������������

�������

��������

�����������������������

������������������

�����������������������������

�����

Figuur 7.38 Vloerbekisting voor variant 3 en 4

Gevelconstructie Variant 3 Variant 4

Betongevelbalk € 258,– € 174,–Metselwerk € 240,– € 240,–Gevelkozijnen € 258,– € 258,–Glas/afwerking € 222,– € 222,–

Kosten 1 m gevel € 978,– € 894,–

Figuur 7.39 Kosten gevel met prefab-betonbalk

06950556_H07.indd 202 31-03-2005 11:39:35

Page 213: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 203

Balk- en borstwering als prefab-elementBij de varianten 1 tot en met 4 was de borst-wering onder de ramen gemetseld en afgewerkt met stucwerk. Bij grote langlopende utiliteits-gebouwen is in de winterperiode bouwwarmte nodig. Het vervroegd gebruiken van de radiator-verwarming is een economische bouwwarmte. Bij metselwerk en stucwerk moet het stucwerk gereed zijn voordat de radiatoren aan de gevel zijn te monteren. In de winterperiode is juist bouwwarmte nodig om het stucwerk te kunnen aanbrengen.

Bij variant 5 is de prefab-gevelbalk verhoogd met de borstwering, figuur 7.40. De prefab-gevelbalk wordt dan 2,000 m hoog en wordt in één keer aan de gevelkolommen gemonteerd. De gevel-kozijnen zijn direct na het ontkisten van de vloer tussen de hoge prefab-gevelbalken te monteren en zijn voorzien van folie. De gevel is dan al wind- en waterdicht. Tegen de glad afgewerkte prefab-borstwering zijn de radiatoren te monte-ren waardoor de radiatorverwarming voor bouw-warmte veel vroeger te gebruiken is.

�������������������������������������

������

������

������

�����������

Figuur 7.40 Borstwering prefab-beton aan balk

De kosten van de prefab-gevelbalk zijn hoger geworden omdat de balk is vergroot met de borstwering. Daar tegenover zijn de kosten van het metselwerk verlaagd omdat de borstwering van het binnenspouwblad is vervallen.

Montage gevelkozijnenBij de gemetselde borstwering moeten de hou-ten gevelkozijnen stuk voor stuk worden gemaat-voerd en gemonteerd op het metselwerk en aan de onderkant van de gevelbalk, figuur 7.41-1. In plaats van de kozijnen stuk voor stuk met ankers en hoekijzers te monteren is een alternatief uit-gewerkt waarbij aan de onder- en de bovenkant van de gevelbalk doorgaande profielen worden aangebracht en gemaatvoerd. Op de bovenkant van de borstwering wordt een multiplex strook gemonteerd met een veer waarin de onderdor-pel van het kozijn valt. Aan de onderkant van de gevelbalk is een multiplex strook ingestort waar-aan een doorgaand hoekijzer wordt bevestigd. De gevelkozijnen kunnen nu beglaasd zonder aparte maatvoering worden gemonteerd, figuur 7.41-2.

� ��������������������������������

��������������������������������

����������������������

���������

Figuur 7.41 Montage gevelkozijnen

Gevelconstructie Variant 5 Variant 5A

Betongevelbalk € 210,– € 210,–Metselwerk € 180,– € 180,–Gevelkozijnen € 258,– € 210,–Glas/afwerking € 222,– € 222,–

Kosten 1 m gevel € 870,– € 822,–

Figuur 7.42 Kosten gevel met prefab-balk en -borstwering

06950556_H07.indd 203 31-03-2005 11:39:36

Page 214: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

204

Van variant 1 naar variant 5A zijn de kosten per m gevel met een derde verlaagd terwijl de kwa-liteit van de gevel niet minder is geworden. De kostenverlaging is bereikt door:

• prefabricage gevelbalk;

• gevelbalk voor vloer stellen;

• borstwering aan gevelbalk;

• aanslagen voor montage gevelkozijnen, figuur 7.42.

Bij een gevelbalk is de binnenkant de malzijde en de buitenkant de stortzijde. Het mee storten van de latei met de balk is niet eenvoudig omdat de latei boven het stortvlak van de balk ligt. De pre-fab-betonlatei is vooraf te maken en kan aan de mal van de balk worden opgehangen. De latei is voorzien van isolatie waartussen betonnokken met stekwapening zijn geplaatst die in balk door-loopt, figuur 7.43.

����������

Figuur 7.43 Prefab-latei in prefab-balk instorten

7.2.2 Gevelbalken en maatbeheersingBij een combinatie van een gevelbalk met beton-latei wordt de gewenste maatnauwkeurigheid niet bepaald door het element zelf, maar door de betonlatei die in de gevel in het zicht komt. Over de hele lengte van een gevel moet de on-derkant van de latei zo recht mogelijk zijn. Nog belangrijker is dat in de aansluitvoeg tussen de lateien geen afwijkingen zichtbaar zijn. De maat-beheersing vanaf de draagconstructie tot aan de latei is bepalend voor de keuze van de gevelbalk met latei.

1 Maatvoeren vanuit draagconstructieHet ontwerp van variant 5A met de prefab-gevelbalk is wat maatvoeren betreft in het eerste schema van de figuur aangegeven. De draagconstructie wordt zo nauwkeurig ge-maatvoerd dat de maatafwijking van de latei acceptabel is voor het metselwerk. Voor het uitvoeren van het metselwerk wordt opnieuw gemaatvoerd met het stellen van de profielen en het afschrijven van de lagenmaat.

2 Latei extra maatvoerenIn het tweede schema gaat men er vanuit dat het met één keer maatvoeren van de draagconstructie niet mogelijk is de maat-nauwkeurigheid van de latei te garanderen. Als de gevelbalk gereed is, wordt opnieuw gemaatvoerd om een losse stalen latei aan de gevelbalk te bevestigen.

3 Lateibalk extra maatvoerenIn het derde schema wordt eerst de draag-constructie gemaakt en dan wordt opnieuw gemaatvoerd voor het monteren van de ge-velbalk met latei om een grotere maatnauw-keurigheid te halen dan bij de draagconstruc-tie mogelijk zou zijn.

4 Balk en latei extra maatvoerenIn het vierde schema wordt na de draagcon-structie gemaatvoerd om de gevelbalk te monteren. Er wordt van uitgegaan dat de balk niet voldoende nauwkeurig te monteren is. Daarom wordt op de gevelbalk opnieuw ge-maatvoerd om de latei met een grotere nauw-keurigheid te kunnen monteren.

� �

� � �

� � �

� � � �

�������������

����������

�����������

�����������

�������������

����������

�����������

�����������

�������������

����������

�����������

�����������

�������������

������������

���������������������������������������������

����������

�����������

�����������

� �����������������������������

� ��������������������������

� ����������������������

� ����������������������������������

Figuur 7.44 Aantal keren maatvoeren

06950556_H07.indd 204 31-03-2005 11:39:37

Page 215: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 205

Maatvoeren is een activiteit die arbeidstijd kost en een extra fase is tussen twee opeenvolgende werkzaamheden. Elke keer extra maatvoeren ver-hoogt de bouwkosten en heeft invloed op debouwtijd, figuur 7.44. Van de vier verschillende maatvoeringsvarianten worden enkele voorbeel-den behandeld.

Maatvoeren vanuit draagconstructieBij variant 3, figuur 7.37-1, werd eerst de vloer gestort en later de prefab-gevelbalk gemonteerd. De vloerrand ligt terug ten opzicht van voorkant kolom en de gevelbalk wordt tussen de kolom-men aangebracht. De latei moet doorlopen voor de kolom langs. Het element moet verticaal en horizontaal worden gesteld. Bij het stellen van het element gaat het om de aansluiting van de zichtbare latei tussen twee elementen. Hoe klei-ner de afstand tussen het stelpunt en het eind van de latei hoe geringer de maatafwijking. Voor het verticaal positioneren worden hoekijzers op hoogte aan de kolom bevestigd, figuur 7.45. Voor het horizontaal positioneren zijn afdrukbou-ten in de kop van de latei aangebracht. Daarmee is de voorkant van de latei na te stellen. Aan de bovenkant wordt de gevelbalk met stripijzers en bouten aan de kolom bevestigd.

Bij variant 5, figuur 7.40, wordt de hoge gevelbalk inclusief de borstwering vooraf aan de kolommen gemonteerd waarna de vloer tegen de gevelbalk wordt gestort. Het zwaartepunt van het prefab-element komt hoger te liggen. Het hoogste bevestigingspunt aan de draagconstruc-tie is bovenkant kolom. In de kop van de kolom zijn draadeinden ingestort en in de koppen van

� ����������������������

����������

�����

�����

���������

�������������

�����������

�����������

Figuur 7.45 Gevelbalk tussen kolommen

het gevelbalkelement U-profielen waarmee het element in hoogte kan worden afgesteld, figuur 7.46. In de einden van de latei worden afdruk-bouten aangebracht waarmee de latei in horizon-tale richting na te stellen is. De gevelbalk hangt op de kop van de kolom.

� ��������������������������

����������

������

�����

�����

���

�������������

Figuur 7.46 Gevelborstwering tussen kolommen

Latei extra maatvoerenAls het op de juiste hoogte stellen van de gevelbalk met de borstwering van groter belang is dan het op hoogte stellen van de latei en voor beide samen niet de gewenste maatnauwkeurigheid is te garan-

� ��������������������������

���������������������������

����������

��������������������

��������������������

Figuur 7.47 Gevelborstwering vooraf op kolomsparing

06950556_H07.indd 205 31-03-2005 11:39:39

Page 216: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

206

deren, is het mogelijk na de draagconstructie inclu-sief gevelbalk opnieuw te gaan maatvoeren voor de montage van de latei. Bij aparte montage in de latei beter in een stalen versie te monteren.Voor de bevestiging van de gevelbalk aan de kolom is het mogelijk een sparing in de kolom te maken waardoor de gevelbalk niet hangt maar staat op de sparing, figuur 7.47-1 en 7.47-2. Als de kolommen zeer nauwkeurig te lood worden gesteld en in de kolomsparing doken zijn inge-stort, is het mogelijk de horizontale maatnauw-keurigheid zonder nastellen te realiseren. Voor de hoogtemaatvoering worden vulplaatjes over de doken aangebracht. In de kop van de kolom zijn stalen strippen ingestort, waardoor met draad-einden uit de balk het element horizontaal te stellen is.

Lateibalk extra maatvoerenAan de gevelbalk zijn oplegnokken te maken, figuur 7.48. Deze oplegpunten zorgen alleen voor de verticale maatvoering. Aan de boven- en onderkant van de gevelbalk zijn hoekijzers met stelbouten aan de kolom bevestigd waarmee het element in horizontale richting op vier punten kan worden nagesteld. Na het afstellen van het element worden de sparingen in de oplegnok-ken met krimpvrije mortel gevuld waardoor het element horizontaal is verankerd. De oplegnok in het element ligt in de malzijde van het element en vergt een aanpassing van de mal. De afstand tussen de latei en de verticale en horizontale

� ����������������������

��������

����������

����������

Figuur 7.48 Gevelbalk met nok op vloer

stelpunten is zo groot dat nastellen altijd nood-zakelijk zal zijn.Als een gevelbalk inclusief borstwering later aan de draagconstructie wordt gemonteerd, is het mogelijk een uitkraging van de vloer als opleg-nok voor het gevelelement te gebruiken, figuur 7.49. De gevelbalk wordt verticaal geplaatst op de vloeruitkraging en met stelplaatjes of een stel-bout op hoogte gesteld. De grote afstand tussen de latei en het oplegpunt maakt nastellen altijd noodzakelijk. In de eindstukken van de latei zijn afdrukbouten te plaatsen om de latei horizontaal na te stellen.

� ����������������������

�����

�������������

�����������

��������

���������

�����

�����������

���������

Figuur 7.49 Gevelbalk op vloernok

Samenvatting

• Bij het maken van een gevelbalk in situ is per m3 beton veel bekisting nodig en de werksituatie aan de rand van de vloer is moeilijk veilig te ma-ken.

• Een gevelbalk is beter prefab te maken vooral met een latei waaraan hoge eisen worden gesteld en waarbij een goede isolatie tussen latei en gevelbalk nodig is.

• Als de prefab-gevelbalk na de vloer wordt gemonteerd, is er voor de vloer een randkist nodig en ontstaat er een voeg die tegen geluids- en brandoverslag moet worden gedicht.

• Als de prefab-gevelbalk voor de vloer wordt gemonteerd, ontstaat er geen voeg tussen de balk en de vloer en de vooraf gemonteerde gevelbalk geeft een bescherming bij het maken van de vloerbekisting.

06950556_H07.indd 206 31-03-2005 11:39:40

Page 217: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 207

• Als de prefab-gevelbalk boven op de kolom wordt opgehangen, is de bevestiging het meest eenvoudig.

• bij het vooraf monteren van de gevelbalk wor-den hoge eisen gesteld aan de beheersing van de maatafwijkingen zowel bij de productie als bij de montage van de gevelbalk.

7.2.3 Losse gevellatei later monterenBij de voorgaande gevelbalken met aange-storte betonlatei moest bij het monteren van de elementen de maatnauwkeurigheid worden afgestemd op de hoge maatkwaliteit die voor de gevel nodig is omdat de lateien in de gevel zichtbaar blijven. Als dit te moeilijk is, kan de hoge maatkwaliteit van de gevel worden ontkop-peld van de lagere maatkwaliteit van de draag-constructie, door de latei later aan de gevelbalk te monteren.Een betonlatei kan met hoekijzers en bouten aan de gevelbalk worden bevestigd. Er bestaan ook betonlateien met ingestorte steenstrips, figuur 7.50-1, waardoor aan de buitenkant van de gevel alleen baksteen zichtbaar is. Het is ook

� ��������������������� �������������Figuur 7.50 Lateien aan gevel te monteren

mogelijk een zwaar stalen hoekijzer als latei voor de oplegging van het metselwerk te gebruiken, figuur 7.50-2. Omdat de gevel ten minste vijftig jaar gegarandeerd in stand moet blijven, wor-denzeer hoge eisen gesteld aan de roestbesten-digheid.

Als een zware stalen latei wordt toegepast, zal de staaldikte groter zijn dan de gewone lintvoeg waardoor de horizontale dilatatie zichtbaar is. Het stalen hoekprofiel is lichter te maken als de ophangplaten tussen de stootvoegen doorlopen, figuur 7.51-1. In plaats van een doorgaand hoek-profiel worden ook oplegschoentjes toegepast waarvoor per steen of per twee stenen een oplegschoen nodig is, figuur 7.51-2. Het op-hangen en afstellen van één oplegschoen per 0,440 m vergt veel meer tijd dan het monteren van een 3 m lang hoekijzer. Om het monteren van lateien en oplegschoenen te vereenvou-digen, is een veel gebruikte methode:

• ankerrail lang 300 mm in element instorten voor horizontale afstelling;

• schetsplaat met schuin slobgat voor verticale afstelling, figuur 7.49-3.

Het instorten van een ankerrail in de stortzijde van het gevelelement is circa driemaal zo duur als het instorten van een schroefhuls. Het beves-tigingssysteem heeft een nastelbaarheid van +/- 50 mm. Een alternatief is om in situ anker-gaten in het element te boren waarbij de maat-nauwkeurigheid even groot kan zijn als voor de gevel nodig is.De kosten van gevelmetselwerk liggen tussen € 60,- en € 85,- per m2 gevel. De duurste roest-vast stalen gevellatei kost circa € 150,- per m

������������� ����������������������������Figuur 7.51 Lichte stalen lateien

06950556_H07.indd 207 31-03-2005 11:39:42

Page 218: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

208

gevel aangebracht in het werk. Bij een stroken-gevel is het metselwerk nooit hoger dan 2 m waardoor deze oplegging de kostprijs van het metselwerk verdubbeld.

Samenvatting

• Stalen gevellateien die ten behoeve van het metselwerk aan de gevel worden gemonteerd geven als ondersteuning een aanzienlijke verho-ging van de kosten van gevelmetselwerk.

• Bij het later monteren wordt de maatnauw-keurigheid van de gevel en de draagconstructie ontkoppeld.

• Bij een goede maatbeheersing van de gevel-balk zal een betonlatei gelijk met de draagcon-structie aangebracht aanzienlijk goedkoper kun-nen zijn dan een stalen latei later.

7.2.4 Gevellateien alleen toepassen wan-neer nodigGevellateien zijn bedoeld om het doorgaand metselwerk aan de draagconstructie op te han-gen. Deze ophanging wordt vooral toegepast bij gemetselde gevels met doorgaande horizontale raamstroken.

Als bij een ‘gaten’-gevel alleen het metselwerk boven de raamopeningen met lateien naar de draagconstructie wordt ondersteund, kan scheurvorming in het metselwerk ontstaan. Om dat te voorkomen moet bij elk eind van een aan de draagconstructie opgehangen latei het bo-venliggende metselwerk worden gedilateerd. Bij het consequent toepassen van deze regel, is

����������

Figuur 7.52 Gevel met dragende lateien

een groot aantal dilataties in het gevelvlak nodig, figuur 7.52, die het uiterlijk van het gevelvlak aantasten. Het maken van al deze dilataties werkt ongunstig voor de bouwtijd en bouwkosten.

De gevel van figuur 7.53 is boven de gevel-kozijnen van de eerste verdieping gedilateerd. Boven de grote ramen op de eerste verdieping is een doorgaande latei aan de draagconstructie opgehangen. Het metselwerk tot aan bovenkant ramen eerste verdieping steunt dus op de begane grond, figuur 7.53. Met lateien van beton of baksteen/beton is het mogelijk zelfdra-gende overspanningen in het metselwerk van het buitenblad te maken tot 4,000 m. Boven de kleinere ramen zijn deze zelfdragende lateien toe te passen.

������������������

���������������������

������������������

Figuur 7.53 Gevel met raamlateien

Uit deze voorbeelden blijkt dat bij een goede uitwerking van de gevel het aantal lateien dat aan de draagconstructie moet worden bevestigd aanzienlijk kan worden beperkt. Daarmee wordt ook het aantal meter dilatatie drastisch minder en ook de meters kitvoeg die veel onderhoud vragen.

7.3 Visueel acceptabele maatafwijkingen

Bij metselwerk is de visuele maatkwaliteit accep-tabel als de lintvoegen redelijk waterpas zijn en de breedte van de voegen onderling niet te veel verschillen. Dat wordt bereikt door voor de verti-

06950556_H07.indd 208 31-03-2005 11:39:43

Page 219: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 209

cale maatvoering profielen te gebruiken en voor de horizontale maatvoering de metseldraad. Bij gevelmetselwerk zijn maatafwijkingen van de draagconstructie op te vangen door de lagen- en koppenmaat aan te passen.Bij een ondersteuning van het metselwerk met stalen lateien worden die heel nauwkeurig ge-steld nadat de draagconstructie gereed is. Even-tuele maatafwijkingen in de draagconstructie worden zo gecorrigeerd. Dat is niet mogelijk bij een betonlatei die aan de draagconstructie wordt meegestort. Dan zet de maatafwijking van de draagconstructie zich door in de gevel. Bouwen zonder maatafwijkingen is niet moge-lijk. De vraag is: Welke maatafwijking is in de gevel acceptabel? In deze paragraaf wordt een rekenmethode uitgewerkt waarmee het mogelijk is vooraf te bepalen welke maatnauwkeurigheid haalbaar is en welke maatafwijking visueel accep-tabel is. Als blijkt dat de maatafwijking groter zal zijn dan acceptabel is, zal de constructie van de gevel moeten worden aangepast. Het is beter om dat vooraf te doen dan achteraf alleen maar te kunnen constateren dat de maatafwijkingen in de gevel niet acceptabel zijn.

Het proces van maatafwijkingen is te verdelen in drie zelfstandige groepen, figuur 7.54:1 maatafwijking draagconstructie;2 maatafwijkingen gevelelementen;3 visueel acceptabele maatafwijking gevel.

�������������������

������������������������������������

������������������

�������������

��������� ��������� ��������

Figuur 7.54 Maatafwijking van drager naar gevel

7.3.1 Toelaatbare maatafwijking draagcon-structiesIn NEN 2886 Maximaal toelaatbare maatafwij-kingen voor gebouwen - Steenachtige draagcon-structies wordt een rekenmodel aangegeven op basis waarvan de maximaal toelaatbare maat-afwijkingen van steenachtige draagconstructies zijn te berekenen. In deze norm wordt een aantal begrippen gebruikt, figuur 7.55.

Uit de figuur en de definitie blijkt dat maatafwij-king en maattolerantie twee verschillende begrip-

����������

����������������������

�����������������������

����������

� �

• streefmaat: maat die men bij produceren of uitvoeren probeert te bereiken;

• gemeten maat: door meting waargenomen maat, resultaat;

• maatafwijking: verschil tussen gemeten maat en bijbehorende streefmaat (normatief);

• maattolerantie (T): verschil tussen grootste en kleinste toelaatbare maat (realiteit);

• maximaal toelaatbare maatafwijking (A): verschil tussen streefmaat en maximaal toe-laatbare positieve maatafwijking of verschil tussen streefmaat en maximaal toelaatbare negatieve maatafwijking (T = 2 × A).

Figuur 7.55 Definities maatafwijking

pen zijn. Maatafwijking is de mate waarin het resultaat afwijkt van de streefmaat, in positieve of negatieve zin. Maattolerantie is het gebied waar-binnen de werkelijke maat moet blijven.

Bij een maximaal toelaatbare maatafwijking A = +/– 25 mm, is de maattolerantie T = 2 × 25 = 50 mm. De werkelijke maatafwijkingen hebben een statistische verdeling, waarbij een groot deel van de metingen een geringe maatafwijking zul-len hebben en 98% van de metingen binnen het tolerantiegebied blijven.

Op basis van de formules in NEN 2886 zijn in bij-lage A van de norm rekenvoorbeelden gegeven van maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor de draagconstructie van utiliteitsgebouwen.

Figuur 7.56 toont een betonskelet met een kolomafstand van 7,200 m en hierin zijn ge-nummerde punten aangegeven. In figuur 7.57 is vermeld wat de maximaal toelaatbare maat-afwijking mag zijn tussen twee punten, zowel in horizontale als verticale richting en zowel per stramien als over meerdere stramienen.

06950556_H07.indd 209 31-03-2005 11:39:44

Page 220: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

210

� �� �� ����

��

��

��

��

� � �

��

Figuur 7.56 Maatafwijkingen draagconstructies

Tussen punt 1 en punt 2 +/– 24 mmTussen punt 1 en punt 11 +/– 25 mmTussen punt 1 en punt 12 +/– 25 mmTussen punt 4 en punt 5 +/– 24 mmTussen punt 7 en punt 8 +/– 26 mmTussen punt 9 en punt 10 +/– 27 mmTussen punt 13 en punt 14 +/– 23 mmTussen punt 15 en punt 16 +/– 19 mmTussen punt 15 en punt 17 +/– 19 mm

Figuur 7.57 Maximaal toelaatbare maatafwijking NEN 2886

Globaal is de toelaatbare maatafwijking + 25 mm of – 25 mm ten opzichte van de streefmaat. Bij een stramienmaat van 7,200 m en een kolom-afmeting van 0,400 × 0,400 m zal de afstand tussen twee kolommen minimaal 6.775 mm en maximaal 6.825 mm zijn. Ook de afstand tussen de hoekkolommen in de gevel kan 25 mm groter of kleiner zijn dan de maat die op tekening staat.

De maatafwijkingen in NEN 2886 zijn gebaseerd op alle draagconstructies. Als het voor de gevel nodig is dat de maximale maatafwijking kleiner moet zijn, kan dat als in het hele proces van uit-zetten, maatvoeren, produceren en monteren extra aandacht aan de maatnauwkeurigheid wordt gegeven. Als het uitzetten en de maat-controle volledig zijn afgestemd op het uitvoe-ringsproces kan men bijvoorbeeld een reductie-factor aanhouden van R = 0,7 voor alle gebouw-delen.

7.3.2 Maatafwijkingen gevelelementenIn NEN 2889 Betonelementen - Maximaal toelaat-bare maatafwijkingen is in een tabel aangegeven welke maatafwijkingen toelaatbaar zijn voor pre-fab-betonelementen, figuur 7.58. In de Belton-

uitgave Gevels in prefab beton hebben de produ-centen dat verder uitgewerkt, onder andere voor architectonische gevelelementen.

Breedte element +/– 7 mmDikte element +/– 5 mmHoogte element +/– 7 mmDiagonale maat +/– 9 mmScheluwte element +/– 8 mmKromte element +/– 1,4 mm/mHaaksheid element +/– 7 mm/mVoorziening malzijde +/– 8 mmVoorziening stortzijde +/– 13 mm

Figuur 7.58 Maximaal toelaatbare maatafwijking NEN

2889 voor prefab-betonelementen

Een voorziening kan een montagepunt, een schroefhuls of een sparing zijn. Uit de tabel blijkt dat een element 7 mm groter of kleiner kan zijn, dus dat de lengte of hoogte van het ene element 2 × 7 mm = 14 mm (tolerantie) groter of kleiner kan zijn dan een ander element.

7.3.3 Visueel acceptabele maatafwijking gevelAls een architect zegt dat in de gevel geen maat-afwijkingen zijn toegestaan, is die gevel niet te bouwen. Heel lang hebben architecten en bouwers ruzie gehad over welke maatafwijking acceptabel is. Conflicten ontstaan vooral bij de voegafwijkingen van prefab-gevelelementen. Het Universitair Centrum Bouwproductie van de TUE heeft een rekenmodel ontwikkeld waarmee de visueel acceptabele maatafwijking vooraf is te be-palen: Maatbeheersing, het afspreken van visueel toelaatbare maatafwijkingen (1995).

De maatafwijkingen in de voegen zijn te bereke-nen met de formule:

A = M · C · V

waarin:A = maximaal toelaatbare maatafwijkingM = maatfactor voegverhoudingC = contrastfactor voeg en elementV = voegbreedte

06950556_H07.indd 210 31-03-2005 11:39:44

Page 221: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 211

De maximaal toelaatbare maatafwijking die bij normaal werk in een gevelconstructie te realise-ren is, is het resultaat van de voegverhouding, het contrast tussen element en voeg en de breedte van de voeg.

De visueel maximaal toelaatbare maatafwijking van gevels wordt uitgedrukt met het begrip D = duidelijkheid. D is de factor waarmee wordt aan-gegeven in welke mate afwijkingen in de voegen van de gevel zichtbaar zijn.

Het resultaat (zichtbare maatkwaliteit) van de gevel van een gebouw wordt uitgedrukt in een cijfer met de letter D. De D-waarde is de maat voor de duidelijkheid van maatafwijkingen in een regelmatig patroon. De waarde D = 0 staat voor een theoretisch patroon zonder maatafwijkingen. Bij de waarde D = 1 liggen maatafwijkingen op de zichtbaarheidsdrempel. Dit wil zeggen dat een beeld met D = 1 in de helft van het aantal waarnemingen kan worden onderscheiden van een beeld met D = 0.

Maatfactor MDe maatfactor M is afhankelijk van de gewenste maatkwaliteit, de D-factor en van de verhouding tussen de voegbreedte en de voeglengte.

Als de voegbreedte A en B, figuur 7.59, een af-wijking hebben van bijvoorbeeld 2 mm, zal bij een korte voeglengte de afwijking eerder zicht-baar worden dan bij een grote voeglengte. Tot een verhouding van 1:20 heeft de maatfactor M invloed op de toelaatbare maatafwijking, dus bij een voegbreedte van 50 mm tot een voeglengte van 50 × 20 = 1,000 m. Het begrip voegverhou-ding zal worden aangegeven met de letters VV, figuur 7.60.

Figuur 7.59 Verhouding voegbreedte en voeglengte

VV D=1 1,5 D=2 2,5 D=3 3,5 D=4

20 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30 0,35 0,4010 0,06 0,09 0,12 0,15 0,18 0,21 0,2415 0,04 0,05 0,07 0,09 0,11 0,12 0,1412 0,02 0,03 0,04 0,04 0,05 0,06 0,07

Figuur 7.60 Maatfactor M bij keuze D en voegverhouding VV

(verhoudingsgetal lengte/breedte voeg)

In de formule A = M · C · V levert een hoog getal voor M (maatfactor) een grotere toelaatbare maatafwijking voor de voeg op. Uit figuur 7.60 blijkt dat bij een hoog getal voor VV (voegver-houding) de maatfactor M groter is dan bij een lage VV. Uit de tabel blijkt ook dat bij een hoog getal voor D het getal van de maatfactor hoger wordt.Maatafwijkingen in voegen zijn niet te voorko-men. Om de maximaal toelaatbare maatafwij-king in de voegen bij de uitvoering zo groot mogelijk te houden, moet gestreefd worden naar een voegverhouding (voegbreedte : voeg-lengte) van minimaal 1:20 met VV = 20. Vanuit metingen van vijftien grote bouwwerken is te concluderen dat voor de factor D het getal 2,5 acceptabel zou kunnen zijn. Uit figuur 7.60 blijkt dat dit een maatfactor M = 0,25 oplevert.

Contrastfactor CHet contrast tussen voeg en element heeft in-vloed op de zichtbaarheid van maatafwijkingen. Deze invloed, de contrastfactor C, hangt af van de mate waarin een kleur licht reflecteert. Zwart heeft een reflectie van 5% en wit een reflectie van 85%. In het TUE-rapport Maatbeheersing zijn de reflectiefactoren van een groot aantal RAL-kleuren aangegeven. Ter indicatie is in figuur 7.61 de contrastfactor C aangegeven van de combinatie element – voeg in de kleuren zwart, grijs en wit.

Kleur voeg

Zwart Grijs Wit

Element zwart 1,2 1,3 1,4Element grijs 1,1 1,5 1,3 Element wit 1,0 1,2 1,7

Figuur 7.61 Contrastfactor C bij verschillende kleuren

06950556_H07.indd 211 31-03-2005 11:39:45

Page 222: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

212

Bij een wit element met zwarte voegen zijn maatafwijkingen eerder zichtbaar dan bij een grijs element met een grijze voeg. Bij een zwart element met witte voeg is maatafwijking minder zichtbaar dan omgekeerd, figuur 7.62.

������� ������� �������

Figuur 7.62 Contrastfactor voeg met element

Maatkwaliteit gevels in praktijkAls men er vanuit gaat dat bouwen zonder maatafwijkingen niet mogelijk is en dat bij een bepaalde bouwmethodiek een bepaalde maat-afwijking onvermijdelijk is en een hogere maat-nauwkeurigheid tot hogere bouwkosten leidt, welke maatafwijking is dan visueel acceptabel in relatie met de bouwkosten?

In het TEU-rapport Maatbeheersing zijn de resul-taten van de nauwkeurigheidsmetingen van der-tien bouwwerken gepubliceerd. In figuur 7.63 is van elk bouwwerk de factor D vermeld, de mate van maatnauwkeurigheid, en daarnaast de voeg-breedte V en de contrastfactor C.

Gevels gebouwen D V C

Maastricht Academisch ziekenhuis 0,9 50 1,0Schiedam kantoor ITMO 1,2 30 1,2Sittard kantoor DSM 1,3 27 1,1Tilburg kantoor OTTO 2,2 20 1,4Eindhoven stadion 3,0 10 1,0Utrecht Academisch ziekenhuis 3,1 30 1,0Rotterdam Robeco 3,1 8 1,3Den Bosch Bolduc Office 3,2 23 1,3Maarssen Smiths Food 3,2 20 1,2Den Haag stadhuis 3,4 10 1,0Nieuwegein Zwolsche 4,0 12 1,1Apeldoorn schone kunsten 4,6 10 1,1Schiphol kantoor Yamaha 4,7 10 1,1Zwolle kantoor DSN Resins 5,2 23 1,0Rotterdam Weena Point 5,5 20 1,1

Figuur 7.63 Metingen maatkwaliteit bestaande gebouwen

De hoogste maatnauwkeurigheid heeft de gevel van het Academisch Ziekenhuis Maastricht bereikt met een D van 0,9. Dat is mede bereikt door de grote voegbreedte van 50 mm. De ge-vel is uitgevoerd als apart binnenspouwblad en met later daaraan gemonteerd buitenspouwblad. Van de dertien bouwwerken zijn er zes met een maatkwaliteit van D = 3 en vier bouwwerken zijn ongunstiger en drie bouwwerken zijn gunstiger.

Als men bij de gevel van een gebouw een maat-kwaliteit wenst van D = 1, zal dat bij de meest voorkomende bouwmethodes leiden tot relatief extra bouwkosten om die hoge maatkwaliteit te kunnen realiseren.

Als men een maatkwaliteit van D = 2,5 accep-teert, is die maatkwaliteit beter dan de gemid-delde Nederlandse bouwwerken en dit zal wel met extra aandacht maar zonder extra bouwkos-ten zijn te realiseren.

Visueel acceptabele maatafwijkingenMet de ontwikkelde formule en het resultaat van de metingen aan de gevels van vijftien bouw-werken, is het mogelijk vooraf de haalbare maat-nauwkeurigheid te berekenen en door aanpas-singen de visueel acceptabele maatafwijkingen te beïnvloeden.In het voorbeeld van figuur 7.64 is de voeg-lengte van 250 mm constant, maar de voeg-breedte verschillend.

� �� ��

�������� �������� ��������������� ������� �������

���

Effect voegbreedte op maatfactor M

Voeg- Voeg- Verhouding Maatfactorlengte breedte

250 mm 5 mm 50 0,25250 mm 20 mm 12 0,15250 mm 50 mm 5 0,09

Figuur 7.64 Variabelen maatbeheersing bij D = 2,5

06950556_H07.indd 212 31-03-2005 11:39:46

Page 223: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 213

Door het verschil in kleur tussen voeg en ele-ment is ook de contrastfactor verschillend.De maximaal toelaatbare maatafwijkingen bij een voeglengte van 250 mm en duidelijkheid D = 2,5 is te berekenen:A = M (0,25) × C (1,0) × V (5) = +/– 1,25 mmA = M (0,15) × C (1,3) × V (20) = +/– 3,90 mmA = M (0,09) × C (1,6) × V (50) = +/– 7,20 mm

Uit deze berekening blijkt dat zowel de voeg-breedte als het contrast grote invloed heeft op de toelaatbare maatafwijking van de voeg. In het eerste geval een maximaal toelaatbare maat-afwijking van 1,25 mm is praktisch onhaalbaar en het resultaat zal zijn dat de D van 2,5 niet te realiseren is en de maatafwijkingen duidelijk zichtbaar zullen worden.

Deze voorbeelden waren gebaseerd op een geringe voeglengte van 250 mm. Als het gaat om voegen tussen elementen groter dan 1,000 m dan is de verhouding tussen voeglengte en voegbreedte niet meer van invloed en blijft bij een duidelijkheid D = 2,5 de maatfactor M = 0,25, de maximaal toelaatbare maat-afwijkingen in de voegen zijn dan:A = M (0,25) × C (1,0) × V (5) = +/– 1,25 mmA = M (0,25) × C (1,3) × V (20) = +/– 6,50 mmA = M (0,25) × C (1,6) × V (50) = +/– 20,00 mm

SamenvattingDoor kennis en inzicht in de factoren die de zichtbaarheid van maatafwijkingen in voegen bepalen, wordt het mogelijk gevels van prefab-elementen te ontwerpen met een zo groot mogelijke visuele maatkwaliteit.Als een bepaalde bouwmethode voor een gevel-constructie leidt tot een maximaal toelaatbare maatafwijking die niet te realiseren is, is de zicht-baarheid van de maatafwijking (de factor D) te verminderen door:

• vergroting voegverhouding VV, waardoor maatfactor M groter wordt;

• vermindering contrast tussen voeg en ele-ment, waardoor contrastfactor C groter wordt;

• vergroting voegbreedte, waardoor afwijkingen in voeg minder zichtbaar worden.

7.4 Prefab-betonnen gevels

In de Belton-uitgave Gevels in prefab beton wor-den verschillende prefab-betongevelconstructies behandeld. De geveltypes worden opgedeeld in verdiepingshoge gatengevels en strokengevels met borstweringelementen. Van de verdiepingshoge gevelelementen bestaan twee typen: het sandwich-element (buitenblad en binnenblad samen) en het buitenblad als apart gevelelement. Dit verdiepings-hoge gevelelement kan vloerdragend zijn.

7.4.1 Sandwich-gevelelementenVan een sandwich-element waarvan het binnen-spouwblad dragend is, is het binnenspouwblad circa 200 mm dik, de isolatie minimaal 85 mm en het buitenspouwblad circa 100 mm, figuur 7.65-1. Het sandwich-element heeft dan een totale dikte van 385 mm. Voor de voegbreedte wordt 20 mm geadviseerd. Als dragende gevel in combinatie met een kanaalplaatvloer is een doorgaande console aan het binnenspouwblad en een verticale verankering naar het bovenlig-gende element en een horizontale verankering naar de vloer nodig. Bovenkant gevelelement moet iets hoger zijn dan bovenkant vloer om bij het aangieten van de vloervoeg of een druklaag te voorkomen dat mortel over het element loopt en het buitenblad vervuild.

De horizontale voeg tussen de gevelelementen, figuur 7.65-1, bestaat aan de buitenkant uit een kitvoeg op een rugvulling van compres-sieband. De voeg in het binnenblad wordt met mortel gevuld. De kwaliteit van de voegdichting is afhankelijk van de levensduur van de kitvoeg en van de mate waarin de mortelvoeg volledig gevuld is.

Een alternatief is de voeg in het buitenblad lager te maken dan het binnenblad. De waterdichting kan dan beter zijn, maar het heeft de volgende bezwaren:

• door verspringing buiten- en binnenblad wordt transporthoogte element groter, waardoor het vaak niet meer verticaal is te vervoeren;

• als onderkant buitenblad lager is dan binnen-blad steunt element bij opslag en transport op buitenblad, terwijl constructief gezien buitenblad niet mag worden belast;

06950556_H07.indd 213 31-03-2005 11:39:46

Page 224: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

214

� ��������� � �����������

��� �� ���

����������

�������

��������

�������

������

Figuur 7.65 Sandwich-gevelelement

• horizontale sprong tussen buiten- en binnen-blad geeft grotere kans op maatafwijkingen in productie en beschadiging bij transport.

De verticale voeg tussen twee sandwich-elemen-ten is eveneens een doorgaande voeg die aan de buitenkant met kit en aan de binnenkant met kit of een krimpvrije mortel gedicht moet worden, figuur 7.65-2. De waterdichtheid van de gevel is afhankelijk van kit en bij gebrekkig onderhoud is lekkage niet uitgesloten.Een sandwich-element kan bij een buitenhoek in verstek worden gemaakt. Een scherpe hoek in het buitenblad is in beton niet mogelijk en daarom moet de hoek worden afgesnoten, fi-guur 7.66-1. Een alternatief is om het buitenblad de hoek om te zetten. Dit is bij het produceren van het sandwich-element niet eenvoudig. Om-dat het buitenblad door het klimaat in vorm moet kun-nen veranderen moet het onafhanke-lijk van het binnenblad kunnen vervormen, figuur 7.66-2. Bij de omzetting van het buiten-blad moet daarvoor ruimte aanwezig zijn.

� ���������������������� �����������Figuur 7.66 Buitenhoek sandwich-element

Uit NEN 2886 blijkt dat de maximaal toelaatbare maatafwijking van de draagconstructie +/- 25 mm mag bedragen. De visueel toelaatbare maat-afwijking van de voegkruisingen van het buiten-blad is aanzienlijk minder. Bij een duidelijkheid D = 2,5 is de maatfactor M = 0,25. Als het con-trast tussen de betonkleur van het element en de kleur van de kit niet te groot is, kan een contrast-factor C = 1,5 worden aangehouden:A = M (0,25) × C (1,5) × V (20) = +/- 6,5 mm

De draagconstructie moet binnen de toelaatbare maatafwijking van +/- 25 mm blijven, figuur 7.67. Maar de dragende gevelelementen mogen maar een toelaatbare maatafwijking tot +/- 10 mm hebben. Als bij de voegen in de gevel de visueel acceptabele maatafwijking niet groter mag zijn dan +/- 5 mm, figuur 7.67, ontstaat een probleem.De eerste oplossing is verbreding van de voeg en vermindering van het contrast, waardoor de vi-sueel acceptabele maatafwijking groter mag zijn.

������ ����������������������

���������������

������

������ ������������

�����������������

���������������

������ ��������������������������

�����������������������

� ������������������������������������

� ��������������������������������������������������������

� ���������������������������������

Figuur 7.67 Draagconstructie en gevelelement

Bij dragende sandwich-gevelelementen moet bij het monteren als onderdeel van de draagcon-structie de nauwkeurigheid worden bereikt die gelijk is aan de visueel acceptabele maatafwijking van de gevel. Bij sandwich-gevelelementen van prefab-baksteen en natuursteen zullen maatafwij-kingen in de voegen van +/- 5 mm visueel al niet meer acceptabel zijn. Dan worden extreem hoge eisen gesteld aan de maatnauwkeurigheid van de elementen en van de montage. Als na montage blijkt dat de maatafwijkingen visueel niet meer acceptabel zijn, is herstel niet meer mogelijk.

06950556_H07.indd 214 31-03-2005 11:39:48

Page 225: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 215

7.4.2 Prefab-betonbuitenbladelementenAls het buitenblad van de gevel gemaakt wordt van grote prefab-betonelementen, dan kunnen tot twee bouwlagen die elementen op elkaar worden gestapeld. Bij hogere gevels worden de prefab-betonelementen hangend aan de gevel bevestigd.

TienpuntsophangingIn de Belton-uitgave Gevels in prefab beton wordt voor het ophangen van het element aan de draagconstructie een bevestigingssysteem gead-viseerd dat bestaat uit de volgende onderdelen, figuur 7.68:

• twee gevelplaatankers die verticale belasting opvangen;

• twee drukbouten aan bovenkant element;

• twee druk-trekbouten aan onderkant element;

• twee doken als koppeling tussen elementen;

• twee hijshaken voor transport element.

Het belangrijkste bevestigingsmiddel is het ge-velplaatanker, figuur 7.69-1, dat uit drie delen bestaat: een U-vormig anker in de betonplaat, een bevestiging aan de draagconstructie en daartussen een draadeind. Bij de montage van het element moet de bouwkraan het element net zo lang vasthouden tot de stelleur de bou-ten heeft aangebracht. Het gevelplaatanker zorgt alleen voor de verticale positie van het element en naast dit anker is een bout in een schroefhuls nodig die het element horizontaal

���

���������������

����������

���������������

���������

����

Figuur 7.68 Bevestiging prefab-betonbuitenblad

moet positioneren (drukbout), figuur 7.69-2. Aan de onderkant van het element is ook een afdrukbout, figuur 7.69-2, nodig en omdat bij windzuiging trek kan ontstaan, moet de boutkop met een kikkerplaat tegen de draagconstructie worden geklemd. De bovenste drukbouten zijn per element van bo-venaf met een steeksleutel na te stellen. De onderste drukbout is niet van buitenaf na te stellen.

Om wisselingen tussen de gevelplaten te voor-komen, worden doken toegepast en als de druk-trekbout niet mogelijk is moet de dook die krachten ook opvangen, figuur 7.69-3. De meest eenvoudige vorm is een pen in de bovenkant

� ��������������� ���������������� �����Figuur 7.69 Bevestigingssystemen prefab-element

06950556_H07.indd 215 31-03-2005 11:39:49

Page 226: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

216

van het element en een kunststof huls in de onderkant. Om lengteverandering bij tempe-ratuurwisseling mogelijk te maken moet de kunststof huls in langsrichting een ovale door-snede hebben. Als de dook nodig is om de onderkant van de gevelplaat na te stellen, is een dookconstructie mogelijk met onder en boven in het element een kunststof huls met een excenterpen.

Als het gevelelement 3,600 m breed en 3,600 m hoog is en 100 mm dik, zijn tien bevestigings-punten nodig om 30 kN aan de draagconstructie op te hangen. Alle stalen bevestigingsmiddelen moeten van roestvast staal zijn. De bouwkosten van het grote aantal bevestigingsmiddelen zijn hoog en het monteren en nastellen van het ele-ment vergt veel tijd. Ook bestaat het risico dat tijdens het monteren bij de doken torsie ontstaat waardoor het beton gaat scheuren.

DriepuntsophangingEen prefab-betongevelplaat van 3,600 × 3,600 m is sterk genoeg om door horizontale en verticale belasting niet te gaan vervormen. Bij temperatuurverschillen tussen de buitenkant en de binnenkant van het element kunnen vervor-mingen optreden (kromtrekken). Het element moet zodanig worden opgehangen dat de be-vestigingsmiddelen de temperatuursvervorming niet kunnen belemmeren, want die krachten zijn groter dan de kracht die het bevestigingsmiddel kan weerstaan.

Alleen bij een driepuntsbevestiging heeft het element de vrijheid temperatuursvervormingen te kunnen verwerken. Als het mogelijk is aan de draagconstructie drie ophanghaken te maken met een grote maatnauwkeurigheid en aan het element drie ophangpennen, moet het moge-lijk zijn een element in één keer aan de gevel te monteren. Als met het driepuntsophangsysteem, figuur 7.70, een maatnauwkeurigheid is te berei-ken die voldoende is voor de visueel acceptabele maatafwijking van de voeg, is nastellen niet meer nodig. De optredende en toelaatbare maatafwij-kingen zijn in dit geval:

• maatafwijking draagconstructie +/- 25 mm;

• met goede maatvoering te reduceren tot +/- 17 mm;

• toelaatbare maatafwijking van het element +/- 8 mm;

• toelaatbare maatafwijking van de voeg +/- 6 mm.

De maximaal toelaatbare maatafwijking van het element ligt in dezelfde orde als die van de voeg. De maximaal toelaatbare maatafwijking van de draagconstructie is daar een veelvoud van. De uitdaging is om driepuntsophangsysteem te ontwikkelen met een zodanige maatkwaliteit dat een element aan de draagconstructie is op te hangen zonder dat nastellen nodig is.Elk bevestigingspunt dat tijdens het vervaardigen van de draagconstructie wordt gemaakt, heeft een te grote maatafwijking. Als na het gereed-komen van de draagconstructie gaten worden geboord in de draagconstructie, is vanuit het gevelvlak een maatnauwkeurigheid mogelijk van +/- 2 mm. Een roestvast stalen console is met bouten met lijm in de boorgaten te bevestigen. De console heeft dan horizontaal en verticaal een grote maatnauwkeurigheid.Als de console strak tegen de draagconstructie wordt bevestigd, is de maatafwijking loodrecht op het gevelvlak nog te groot. Dan is nastelling van het ophangpunt loodrecht op de gevel nog nodig. Dat kan door een groter gat in de console te boren en daarover een stelplaatje te beves-tigen met een passend gat. Met het schuiven van het stelplaatje is de maat loodrecht op de gevel na te stellen en ook horizontaal is nastel-ling mogelijk. Door stelplaatjes van verschillende dikte beschikbaar te hebben is ook nastelling in verticale richting mogelijk. Het stelplaatje wordt met een boutje vastgezet en dan is het gat in de console in drie richtingen met een maatnauw-keurigheid van minder dan +/- 2 mm te realise-ren, figuur 7.71.

In de stortzijde van het element wordt een roest-vast stalen strip ingestort met een pen met een zoekende punt, figuur 7.71-1 en 7.71-2. De strip is gelast aan de hoofdwapening in het element en daaraan wordt ook de schroefhuls voor het hijsoog bevestigd. Bij het produceren van het element treden maatafwijkingen op en een voor-ziening in de malzijde heeft ook een maatafwij-king. Van elk gevelelement dat is geproduceerd, kan de plaats van de pennen worden nagemeten

06950556_H07.indd 216 31-03-2005 11:39:49

Page 227: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 217

�����������

�������������

�������

Figuur 7.70 Gevelplaat met driepuntsophanging

� ���������������� ��������������

� �������������

�������

������

���������

�����������

����������

Figuur 7.71 Driepuntsophangsysteem

ten opzichte van de hoekpunten van het element.De meetrapporten gaan naar de bouwplaats voordat de elementen worden aangevoerd. Met het stelplaatje is de maatafwijking te corrigeren.

Als het gevelelement met de hijshaken in de bouwkraan hangt, kan de stelleur de pennen in het element manoeuvreren tot boven de gaten in de consoles en het element kan zakken in haar ophangpunten, figuur 7.71-3. Direct daarna kunnen de hijshaken worden losgemaakt. Het gevelelement hangt direct goed en nastellen is niet meer nodig maar bij deze ophangcon-structie ook niet meer mogelijk. Bij het onderste ophangpunt mag het element niet dragen maar er moet verticaal ruimte zijn zodat het element alleen aan de twee bovenste consoles hangt.

7.4.3 Prefab-betonborstweringelementenBij een strokengevel komen zowel vlakke als buikvormige borstweringelementen voor, figuur 7.72. Een gebruikelijke bevestigingsmethode is het maken van betonconsoles aan het element waarmee het gewicht wordt overgebracht naar de vloerrand, figuur 7.72-1. Het element wordt onder en boven ieder met twee druk-trekbouten aan de kolommen bevestigd. Met een stelbout ingestort in de vloer is de hoogteafstelling moge-lijk. Met de vier druk-trekbouten kan het element loodrecht op de gevel worden nagesteld. Bij het monteren moeten in elk geval de bovenste druk-trekbouten zijn aangebracht voordat de hijsha-ken te lossen zijn.

Het systeem met betonconsole bestaat uit zes bevestigingspunten. Het element wordt globaal gemonteerd en daarna nauwkeurig afgesteld. Bij het afstellen gaat het om de maatafwijking bij de vier hoekpunten van het element ten opzichte van de aansluitende elementen. De druk-trek-bouten zitten dicht bij die hoekpunten, maar bij horizontale verplaatsingen drukt het gewicht van het element op de stelbout. Na het afstel-len worden de betonconsoles met krimpmortel ondersabeld.

Evenals bij de driepuntsbevestiging van de gevelplaat is het bij een borstweringelement ook mogelijk stalen consoles met een grote maatnauwkeurigheid aan de kolommen van de draagconstructie te bevestigen, figuur 7.72-2. De maatafwijking van de pen kan vooraf worden opgemeten om met het stel-plaatje die afwijking bij de console te corrigeren. De afdrukbout in de onderkant van het element kan bij het mon-teren tegen de kolom steunen en later worden nagesteld en met een kikkerplaatje aan de kolom worden geklemd.

Bij het gevelelement van figuur 7.73-1 draagt de borstwering met consoles op de vloer op een afstand van een vijfde L van de buitenkant. De druk-trekbouten zijn met L-profielen aan de kolommen bevestigd.

Bij het gevelelement van figuur 7.73-2 draagt de borstwering met de bovenste hoekpunten op stalen consoles op de kolom en steunt het

06950556_H07.indd 217 31-03-2005 11:39:50

Page 228: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

218

element met de onderste hoekpunten tegen de kolom. Roestvast stalen consoles zijn niet goed-koop, maar het maken van betonconsoles aan de stortzijde van het element is ook niet eenvoudig. Met de vooraf gemaatvoerde stalen consoles vergt het afstellen van de borstwering aanzienlijk minder tijd.

������

�������������

���������������

�������������

�����������������

��������������

� �������������������������

� ������������������������

Figuur 7.73 Bevestiging borstweringelement

Figuur 7.72 Twee ophangsystemen borstweringelement

� �������������������������������

���

��������������

�������������������������

��������

�����������������

���������������

7.5 Lichte gevelbekledingen

Er is een aantal lichte gevelbekledingen dat ieder hun eigen specifieke uitvoeringsaspecten heb-ben. Achtereenvolgens worden besproken:

• natuursteenplaten;

• plaatmateriaal;

• sandwich-panelen.

7.5.1 Gevelbekleding met natuursteen-platenNatuursteen heeft een beperkte buigtreksterkte en daarom kan een natuursteenplaat niet groter zijn dan 1,500 m2. De dikte van een natuursteen-plaat is minimaal 30 mm. De dichtheid is 2.800 kg/m3 en een natuursteenplaat van 1,500 m2 heeft dan een massa van 126 kg en een plaat van 1,000 m2 een massa van 84 kg. In de zijkan-ten van de platen worden gaten geboord van circa 8 mm en met roestvast stalen pennen van rond 6 mm worden de natuursteenplaten aan de draagconstructie opgehangen. De maatbe-heersing van natuurstenen gevels wordt bepaald door de maatafwijking bij de voegkruisingen.

Hoge smalle natuursteenplaten worden aan de zijkanten met pennen opgehangen aan de draagconstructie, waarbij de onderste pen de plaat draagt en de bovenste pen de plaat alleen loodrecht op de gevel positioneert, figuur 7.74-1. De platen moeten bij de montage hori-zontaal over de pennen kunnen worden gescho-ven. Bij brede natuursteenplaten is de belasting beter op te vangen door draagsteunen onder in

06950556_H07.indd 218 31-03-2005 11:39:51

Page 229: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 219

de plaat te maken. Bij brede platen moet men bij de montage de platen verticaal over de pennen van de onderliggende plaat laten zakken, figuur 7.74-2.

Een combinatie van verticale en horizontale bevestiging is niet mogelijk want de plaat is niet tegelijk over een horizontale en verticale pen te schuiven. Het is gewenst bij het ontwerp van een natuurstenen gevel al de wijze van bevestiging te kiezen omdat dit invloed kan hebben op de detaillering bij de gevelkozijnen en bij binnen- en buitenhoeken.

� ������������������� � �����������������

Figuur 7.74 Verticale of horizontale bevestiging

Maatbeheersing bij bevestigingenVoor de keuze van het bevestigingssysteem van natuursteenplaten is het belangrijk te weten welke maatverschillen met het bevestigingssys-teem moeten kunnen worden opgevangen. Bij de penverbinding aan de zijkanten van de plaat is de minimale voegbreedte 8 mm en dan wordt de maximaal toelaatbare maatafwijking bij de kruising van de voegen:

Bij voegbreedte V = 8 mm:

• duidelijkheid D = 2,5

• maatfactor M = 0,25

• contrastfactor C = 1,3

• maatafwijking 0,25 × 1,3 × 8 = +/- 2,6 mm

Bij voegbreedte V = 20 mm:

• maatafwijking 0,25 × 1,3 × 20 = +/- 6,5 mm

Een natuurstenen gevelbeplating moet aan de draagconstructie worden opgehangen. De maxi-maal toelaatbare maatafwijking van de draag-constructie is volgens NEN 2886 circa +/- 25 mm

en bij goede maatvoering +/- 17 mm. Dit is een veelvoud van de toelaatbare maatafwijking in de voegen van de natuursteenplaten.

Het bevestigingssysteem (ankers) tussen natuur-steen en draagconstructie moet het dus mogelijk maken de natuurstenen platen met een kleine maatafwijking te bevestigen aan de draagcon-structie die een te grote maatafwijking heeft.

Het anker moet instelbaar zijn om de maatafwij-king van 25 mm van de draagconstructie te cor-rigeren en dat kan op de volgende plaatsen:◆ In verbinding anker met natuursteen;◆ In constructie anker zelf;◆ In verbinding anker met draagconstructie.

◆ In verbinding anker met natuursteenNatuurstenen platen worden met een pen- en gatverbinding aan het anker bevestigd. In theo-rie is het mogelijk de pennen van de ankers ter plaatse op te meten en de gaten in het natuur-steen ter plaatse te boren, figuur 7.75-1. Dat verhoogt de kosten van de montage. Efficiënter is het om vooraf de gaten in de zijkanten van de natuurstenen platen te boren, maar dan is cor-rectie van maatafwijking niet meer mogelijk.

◆ In constructie anker zelfHet anker moet een maatafwijking van +/- 25 mm tussen draagconstructie en plaat kunnen corrigeren. Het anker moet dan horizontaal een correctiemogelijkheid hebben van 50 mm, maar ook verticaal over een hoogte van 50 mm instelbaar zijn. Tevens moet de pen in de diep-terichting loodrecht op de gevel over 50 mm te corrigeren zijn, figuur 7.75-2. Een dergelijk anker krijgt forse afmetingen en moet uit meerdere onderdelen bestaan. Omdat het anker ook van roestvast staal moet worden gemaakt, zullen de kosten per anker hoog worden.

◆ In verbinding anker met draagconstructieHet anker is op drie verschillende manieren aan de draagconstructie te bevestigen, namelijk met:1 schroefhulzen ingestort in beton, maatafwij-king is horizontaal en verticaal gelijk aan maataf-wijking draagconstructie +/- 25 mm;2 ankerrails ingestort in beton, waarmee hori-zontale maatafwijking te corrigeren is en verti-

06950556_H07.indd 219 31-03-2005 11:39:52

Page 230: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

220

cale maatafwijking van +/- 25 mm in anker moet worden gecorrigeerd, of omgekeerd;3 boorankers in beton, die horizontaal en verti-caal met nauwkeurigheid van +/- 5 mm in draag-constructie zijn aan te brengen, figuur 7.75-3.

� ���������������� ���������

��������� �������

��� ���������

Figuur 7.75 Maatafstelling in bevestiging

� ������������ ����������������������

��� ���� ��� ����� �

����

Figuur 7.76 Draag- en steunanker voor natuursteenplaten

De voorkeur gaat uit naar een bevestiging van het natuursteenanker met boorankers in het beton, omdat het natuursteenanker dan verticaal en horizontaal niet meer dan +/- 5 mm corri-geerbaar hoeft te zijn en veel eenvoudiger kan zijn.De horizontale maatafwijking van +/- 5 mm is in het anker te corrigeren door verschil te maken tussen de bout in het beton en de bout naar de natuursteen, figuur 7.76-1 en 7.76-2.De verticale maatafwijking van +/- 5 mm is in het anker te corrigeren door verschuiving van de schetsplaat met schuin slobgat ten opzichte van de bout in het beton, figuur 7.76-2.

In diepterichting loodrecht op de gevel moet de volle maatafwijking van +/- 25 mm van de draagstructuur te corrigeren zijn. Dat is mogelijk als in het anker een draadbus wordt gemaakt, waarbij de bout naar de natuursteenplaat in of uit te draaien is. Om in de diepterichting +/- 25 mm te kunnen corrigeren moet de draadbus een lengte hebben die groter is dan 50 mm, of men moet bouten met verschillende lengtes beschik-baar hebben.

Bij toepassing van ankers in de horizontale voe-gen moet elk anker de helft van het gewicht van de plaat dragen, figuur 7.76-3. Bij ankers in de verticale voegen moet het bovenste anker de plaat dragen en hoeft het onderste anker alleen de plaat te steunen. Het steunanker kan dan lich-ter worden uitgevoerd.

Keuze voegoplossingBij het ontwerpen van een natuurstenen gevel moet in een vroeg stadium een beslissing worden genomen over de voeg. Als de natuurstenen be-kleding zowel de wind- als waterdichting van de gevel moet verzorgen, is een kitvoeg nodig waar-aan zeer hoge eisen worden gesteld. De levens-duur van de kitvoeg, figuur 7.77-1, is aanzienlijk korter dan de levensduur van de natuursteen.

Nadelen kitvoeg

• kosten eenmalig aanbrengen;

• kosten periodiek onderhoud;

• kosten vervangen na vijftien jaar;

• risico lekkage bij montagepennen;

• ventilatie spouw achter natuursteen nodig;

• steiger moet langer staan voor kitwerk.

Bij de keuze voor een open voeg, figuur 7.77-2, vervallen de hoge kosten van het kitwerk, maar dan moet de isolatie zelf waterafstotend zijn of zijn voorzien van een waterdichte dampdoor-latende afwerklaag. Het water moet in de gevel worden afgevoerd. Bij de draagankers moet het watervoerende vlak doorlopen om lekkages naar de draagconstructie te voorkomen. Met zelfkle-vende folie of met PUR-schuim zijn die plekken af te dichten.

� ������� ����������

�������������������

Figuur 7.77 Kit- of open voeg

Montagesteiger voor natuursteenHet is gebruikelijk voor een gevel die met natuur-steen moet worden bekleed een volle steiger te plaatsen met een steigerslag van 2,000 m, figuur

06950556_H07.indd 220 31-03-2005 11:39:53

Page 231: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 221

7.78-1. Als alleen de borstwering wordt bekleed met natuursteen, zal men vaak vanaf twee ver-schillende steigerhoogtes moeten werken. Als de liggers van de steiger per ongeluk precies op de hoogte zitten van de draagankers, dan is er geen ruimte voor de boormachine om de gaten te boren.

���������������

������

������������������

���������������

� ������������������� � ��������������������

Figuur 7.78 Keuze steigersysteem

Natuursteenplaten worden vaak op pallets aan-gevoerd. Bij de keuze van het steigersysteem moet rekening worden gehouden met het ver-ticaal en horizontaal transport van de pallets. Alleen met speciale pallethaken is het mogelijk met de bouwkraan de pallets horizontaal op de steiger te schuiven. Als de gevel niet te hoog is, kan het ook met een verreiker die de pallets horizontaal op de steigervloer kan plaatsen. Een alternatief is om tijdens het opbouwen van de montagesteiger de pallets met de bouwkraan op elke steigervloer neer te zetten. Als voor meer-dere verdiepingen de natuursteen op de steiger staat, wordt de steiger wel zwaar belast.In plaats van een steiger met een steigerslag van 2,000 m is het ook mogelijk een steigerslag van verdiepingshoogte te kiezen in combinatie met consoles als loopvlak, figuur 7.78-2. De console kan eerst op de hoogte worden geplaatst voor

het monteren van de gevelkozijnen en later op een andere hoogte voor de montage van de natuursteenplaten.

In principe is het ook mogelijk de natuurstenen platen met een hangsteiger te monteren. De toe-laatbare nuttige belasting van een hangsteiger is aanzienlijk lager dan van een stalen steiger. Op de hangsteiger mogen maar een beperkt aantal platen staan en als die zijn gemonteerd, moet de hangsteiger weer naar beneden om nieuwe pla-ten op te halen. Dit verticaal transport vertraagt het productietempo van de montage.

Kostenopbouw natuurstenen gevelVoor een kantoor met een dicht geveloppervlak van circa 1.000 m2 in de natuursteensoort ‘Juparana gepolijst’ in een dikte van 30 mm is de prijsopbouw van 1 m2 natuursteengevel weer-gegeven in figuur 7.79.

Het productietempo van een montageploeg is circa 10 tot 12 m2 natuursteengevel per dag.

7.5.2 Gevelbekleding met plaatmateriaalAls een gevel bekleed wordt met vlak plaat-materiaal dan zijn er verschillende methoden voor de bevestiging van de beplating op de draagconstructie. Er zijn platen van verschillende materialen mogelijk, zoals volkunststof, massief aluminium of dunne aluminium sandwich-plaat. De montage is in principe onafhankelijk van het materiaal.

Zichtbare bevestigingHouten ribben worden verticaal h.o.h. circa 600 mm met hoekijzers aan de draagconstructie bevestigd, figuur 7.80-1. Omdat de draagcon-structie loodrecht op de gevel een maximale maatafwijking kan hebben van +/- 25 mm moet er stelruimte zijn tussen de rib en de draagcon-structie. Op de ribben wordt een lat aangebracht die voldoende breed is voor de bevestiging van twee platen.

De regels en latten komen in contact met de buitenlucht en moeten worden verduurzaamd. Op de lat komt een kunststof voegprofiel om de verticale voegen waterdicht te krijgen. De vlakke platen worden met schroeven op de lat beves-

06950556_H07.indd 221 31-03-2005 11:39:54

Page 232: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

222

tigd, figuur 7.80-2. Het is mogelijk de kop van de schroeven af te dekken met kunststof dopjes in de kleur van de plaat. Dit type beplating met zichtbare bevestiging wordt ook wel punaise-bouw genoemd.

Houten regels kunnen krom trekken waardoor de vlakheid van de gevel wordt aangetast. Het alter-natief is het hout te vervangen door aluminium profielen. Verticaal worden alu T-profielen met alu-hoekijzers op maat bevestigd, figuur 7.81-1. De vlakke gevelplaten kunnen met schroeven of met popnagels op het T-profiel worden bevestigd. Bij de verticale naden komt tussen de plaat en het profiel een afdichtingsband, figuur 7.81-2.

Kosten natuursteen

Materiaalkosten per m2 Montagekosten per m2 Totale kosten per m2

Aankoopkosten in € 146,40 Montage natuursteen- € 178,– Bruto-materiaalkosten € 212,57buitenland platen arbeidVrachtkosten naar € 117,80 Materiaal voor € 136,– Bruto-montagekosten € 160,60Nederland verankeringGaatjes boren voor € 116,– Huur heftruck voor € 113,60 Kitvoegen € 138,40bevestiging transport 32,000/m = 2 m/m2

Kantbewerking € 115,76 Huur machines/takels € 111,80 Isolatieplaat € 124,–natuursteenplaten materiaal/montageBreukverlies € 111,68 Huur magazijn/ € 111,80 Steigerhuur en € 112,–natuursteenplaten keetcontainer montageTekenwerk, € 116,60 Hulpmaterialen € 112,64productievoorbereiding en diversen Werkbegeleiding € 117,80 tijdens montage

Netto-materiaalkosten € 174,24 Netto-montagekosten € 131,64

Overheadkosten materiaal Overheadkosten22% € 138,33 montage 22% € 128,96

Bruto-materiaalkosten € 212,57 Bruto-montagekosten € 160,60

Totaal gevelbekleding € 447,57 per m2

Figuur 7.79 Kostenopbouw gevelbekleding natuursteen

� ��������� � �����������

�������������

��������

�����������

����������

Figuur 7.80 Plaatmateriaal op houten regelwerk

� ��������� � �����������

Figuur 7.81 Plaatmateriaal op aluminium profielen

06950556_H07.indd 222 31-03-2005 11:39:55

Page 233: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 223

Uit de uitgave Gevelbekledingssystemen met een afwerking van plaatmateriaal’ (SBR 208) blijkt dat de kwaliteit van gevels met vlakke platen achter-uit kan gaan door ontwerpfouten en uitvoerings-fouten, zoals:

• verspringen verticale voegen rondom gevel-openingen, waardoor aan onderkant verticale voeg lekkages ontstaan;

• toepassing roestende onderdelen, zoals beves-tigingsmiddelen, waardoor roeststrepen op gevel ontstaan;

• verkeerd gedetailleerde lekdorpels, waardoor regenwater in banen wordt geleid en vervuiling op gevel ontstaat;

• te strak aandraaien bevestigingsmiddelen, waardoor afdichtingsprofiel plaatselijk sterk wordt ingedrukt en zichtbare onvlakheden of scheuren ontstaan;

• doldraaien schroeven, waardoor ze los zitten en na verloop van tijd uit het gat vallen;

• onvoldoende uitlijnen regels en profielen, waardoor onvlakheid en wisselingen bij plaat-naden ontstaat;

• verkeerd aanbrengen afdichtingsprofielen, waardoor lekkages ontstaan.

Een open horizontale voeg is een duidelijke keuze voor de waterdichtheid. Het isolatiemateri-aal moet waterafstotend zijn of voorzien zijn van een waterdichte en dampdoorlatende laag. Bij de bevestigingspunten die het waterdichte vlak doorbreken moeten de gaten worden afgedicht, figuur 7.82-1.

Met een aluminium of kunststof H-profiel wordt het regenwater voorbij de horizontale voeg geleid, maar het profiel is op de bovenrand van de plaat zichtbaar, figuur 7.82-2.

Figuur 7.82 Afdichting horizontale voegen� ��������� ������������ ���������� ������������

Met een aluminium strip is een beperkte voeg-dichting mogelijk en de strip moet sterk genoeg zijn om horizontaal de afstand tussen de staan-ders te overbruggen, figuur 7.82-3.Een houten lat horizontaal achter elke voeg met een zelfklevend dichtingsband geeft een grotere waterdichtheid, figuur 7.82-4, maar de latten tussen de staanders vraagt extra arbeid bij het aanbrengen van het regelwerk.

Onzichtbare bevestigingBij volkunststof platen met een minimale dikte van 10 mm is het mogelijk aan de achterkant van de plaat met tapse gaten en speciale bouten bevestigingsbeugels aan de plaat te maken die aan de voorkant van de plaat niet zichtbaar zijn, figuur 7.83-1. Er zijn ook lijmtechnieken die het mogelijk maken de ophangbeugels aan de ach-terkant van de plaat te lijmen en dan speelt de minimale dikte geen rol meer.

Voor het ophangen van de platen zijn horizon-tale profielen nodig waaraan de platen opgehan-gen worden h.o.h. circa 600 mm. Deze profielen worden op verticale profielen bevestigd, figuur 7.83-2. Bij lichte platen en windgevoelige gevels zal elke plaat moeten worden geborgd tegen opwaaien.

Bij metalen of aluminium plaatmateriaal is het mogelijk de randen van de plaat om te zetten waardoor een cassettevorm ontstaat, figuur 7.84-1. In de verticale randen worden ophangs-leuven gemaakt. De H-vormige beugels heb-ben een pen waarover de cassetteplaat wordt geschoven, figuur 7.84-2. De horizontale voeg is afwaterend door de plaat aan de bovenkant omhoog te zetten, figuur 7.84-1. In dit voor-beeld is de verticale voeg een open voeg maar er zijn verschillende mogelijkheden om een dichte voeg te maken. Bij het ontwerp van een gevel

06950556_H07.indd 223 31-03-2005 11:39:55

Page 234: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

224

met cassetteplaten moet de aansluiting met de gevelkozijnen goed worden gedetailleerd om het aantal pasplaten zoveel mogelijk te beperken.

� ��������� � �����������

Figuur 7.83 Plaatmateriaal met blinde bevestiging

� ��������� ������������Figuur 7.84 Bevestiging cassetteplaten

7.5.3 Lichte zelfdragende gevelbeplatingDe hiervoor behandelde gevelbeplating kon de windbelasting alleen opvangen door koppeling met de draagconstructie, waarvoor een groot aantal bevestigingspunten nodig is. Bij bedrijfs-gebouwen worden gevelsystemen toegepast die zelfdragend zijn en minimaal 5,000 m kunnen overspannen.

Bij bedrijfsgebouwen is de kolomafstand in de gevel circa 5,000 m en door een combinatie van horizontale en verticale profilering ontstaat een gevelconstructie die van kolom tot kolom kan overspannen. Het gevelsysteem bestaat uit een horizontale binnendoos en verticale damwand-profielplaten, figuur 7.85. De binnendoos van dun metaal en 600 mm hoog is even dik als de

benodigde isolatiedikte en wordt horizontaal van kolom tot kolom bevestigd. Bij de aansluitingen van de binnendozen wordt een isolerende strip aangebracht om een koudebrug te voorkomen. De buitengevel heeft een damwandprofiel dat op de aansluiting van de binnendoos wordt ge-schroefd.

� ��������� � �����������

���������������

�����������

�����������������

���������������

Figuur 7.85 Damwandplaat met binnendoos

Door een harde isolatieplaat aan beide kanten te bekleden met een dunne metalen of aluminium plaat, ontstaat een sandwich-plaat die zelfdra-gend is, figuur 7.86-1 en 7.86-2. De panelen zijn circa 1,000 m breed en kunnen in een lengte tot 16 m worden geleverd. De sandwich-panelen kunnen verticaal worden toegepast waarbij de plaat aan de onderkant op de funderingsbalk en aan de bovenkant aan de dakbalk wordt beves-tigd. Bij horizontale toepassing steunen de pane-len tegen de kolommen, waardoor bij elke kolom een verticale voeg zichtbaar is.

Sandwich-panelenSandwich-panelen hebben aan de zijkanten een veer- en groefverbinding, figuur 7.86-3, zodat ze in elkaar geschoven met afdichtingsband een sterke en waterdichte voeg vormen. Met speciale beugels die in de veer en groef passen worden de verticale panelen aan de boven- en onderkant

������������������ ������

���������������

� ����������������� �������������������� ������������������� � �����������

Figuur 7.86 Metalen sandwich-gevelpanelen

06950556_H07.indd 224 31-03-2005 11:39:57

Page 235: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 225

bevestigd aan de draagconstructie. Bij horizon-tale toepassing worden de panelen op de lengte van de kolomafstand gemaakt en ontstaat een rechte beëindiging. Met een speciaal omegapro-fiel worden de panelen op de kolom bevestigd, figuur 7.86-4.

7.6 Kozijnen in gevels

In elke gevel komen gevelopeningen voor het doorlaten van licht en voor ventilatie. De gevel-openingen vormen circa 30% van het gevelop-pervlak. Het kozijn is de bouwknoop die het glas van de gevelopening verbindt met de dichte gevel. Aan deze bouwknoop worden hoge eisen gesteld aan de water- en winddichtheid.In dit hoofdstuk gaat het om de uitvoeringstech-nische aspecten van gevelkozijnen. Dat is het zoeken naar een optimum tussen de wijze van monteren en het garanderen van de waterdicht-heid.

In figuur 7.87 zijn enkele definities uit NPR 3675 Gevelvullingen - Aansluitingen aan de omringende constructie opgenomen.

In het Handboek bouwtechnische details is conform de plaatsingsregels van NEN 6000 Modulaire coördinatie voor gebouwen – Begrips-omschrijvingen, algemene bepalingen en regels voor plannen en het handboek Modulair bouwen de gevelconstructie geplaatst in een 4M band van 400 mm. Het binnenspouwblad ligt met de buitenkant tegen het hart van de band met een restmaat van 10 mm, figuur 7.88. Deze restmaat moet er voor zorgen dat bij maatafwijkingen de buitenkant van het binnenblad binnen de hartlijn van de gevelband blijft. Het buitenspouwblad wordt geplaatst tegen de buitenkant van de ge-velband. Dan blijft over een spouw van 110 mm met 80 mm isolatie en 30 mm luchtspouw.

7.6.1 InmetselkozijnenHet inmetselkozijn wordt tegen de opening van het binnenspouwblad geplaatst, figuur 7.88. Tussen het kozijn en het binnenblad moet de winddichting komen, wat kan met een compres-sieband in een sponning. Het houten kozijn moet tegen het binnenblad worden geklemd om de winddichting te verzekeren. Het houten kozijn wordt met hoekijzers aan het binnenblad be-vestigd. Als de beugel zowel tegen het kozijn als tegen het binnenblad wordt geschroefd, ontstaat geen druk op het afdichtingsband, figuur 7.88-2. Door het hoekijzer om te keren met een sponning in het kozijn wordt bij het aandraaien van de bout het kozijn tegen het binnenblad geklemd waar-door de winddichting beter is te garanderen.

Het kozijn wordt in voorbewerkte vorm aan-gebracht en pas na het gereedkomen van het metselwerk afgewerkt, omdat het steigeren, het metselen en het voegen werkzaamheden zijn die beschadigingen kunnen veroorzaken aan het kozijn.Een deel van de mogelijke beschadigingen is ter plaatse te repareren, maar cement kan strepen op het glas veroorzaken die niet te verwijderen zijn en vervanging (vooral van dubbel glas) geeft hoge extra kosten.Om het beschadigingsrisico te beperken, wordt het aanbrengen van het hang- en sluitwerk, het

Kozijn: Een niet-dragend raamwerk, samen- gesteld uit stijlen en dorpels, dat bestemd is voor het daarin be- vestigen van beweegbare delen en/of vaste vullingen en dat deel uitmaakt van een gevelvulling.

Inmetselkozijn: Een kozijn waarvan de aanslui- ting met de omringende bouw- constructie tijdens de ruwbouw tot stand wordt gebracht en dat daarbij dan tevens een maat- voeringsfunctie vervult.

Montagekozijn: Een kozijn dat bestemd is om te worden bevestigd in een stel- kozijn of hulpconstructie na de ruwbouw.

Stelkozijn: Een kozijn dat tijdens de ruw- bouw als hulpconstructie voor de maatvoering en als beves- tigings- en stelmogelijkheid voor het later te plaatsen monta- gekozijn dient.

Figuur 7.87 Definities NPR 3675

06950556_H07.indd 225 31-03-2005 11:39:58

Page 236: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

226

plaatsen van het glas en het afschilderen van het hout uitgevoerd nadat het metselwerk is afge-voegd. Bij het plannen van de werkzaamheden moet een keuze worden gemaakt: de steiger laten staan tot het glaswerk en schilderwerk gereed is of de steiger zo snel mogelijk demonteren en weer voor een andere gevel gebruiken en voor het maken van een werkplek van de glaszetter en de schilder een andere oplossing zoeken.

Een tweede mogelijkheid is om met preventieve maatregelen het risico van beschadiging zodanig te beperken dat het mogelijk wordt het inmet-selkozijn volledig te prefabriceren en beglaasd en geschilderd te monteren waarbij de buitenkant van het kozijn met een zware folie of met hard-board is afgedekt.

Een derde mogelijkheid is om het geprefabri-ceerde kozijn pas te monteren nadat met met-selwerk met beschadigingsrisico’s gereed is. Dan moet tijdens het metselen een voorziening in de gevel worden opgenomen om het kozijn later te kunnen monteren. Het inmetselkozijn wordt dan een stelkozijn waarop het kozijn later wordt gemonteerd.

7.6.2 MontagekozijnenBij de keuze van een montagekozijn is een stelkozijn nodig voor de maatvoering van het metselwerk en voor de bevestiging van het montagekozijn in de gevel. Het stelkozijn moet ook de spouw tussen binnenblad en buitenblad afdekken. Volgens het Handboek bouwtechnische details moet de isolatie in de spouw minimaal

���

���

����

���

����

������������

� ������������ � ��������������������

��������������������

������

Figuur 7.88 Principe inmetselkozijn

80 mm dik worden en is een luchtspouw van 30 mm gewenst. Het stelkozijn heeft daardoor de afmetingen gekregen van kozijnhout. Het stelkozijn moet door een timmerfabriek worden gemaakt en heeft een bepaalde levertijd. Het montagekozijn komt pas in een latere fase op de bouwplaats.

Montagekozijnen zijn uit te voeren in hout, staal, aluminium en kunststof. Bij alle vier de materia-len is de profilering van de stijlen en dorpels ver-schillend. Als de maatvoering van het stelkozijn moet worden afgesteld op de profilering van het montagekozijn, is het stelkozijn pas te ontwer-pen als het profiel van het montagekozijn be-kend is. Vooral bij kleine bouwwerken met korte werkvoorbereidingstijd kan de procedure voor de beslissing over het montagekozijn de toeleve-ring van de stelkozijnen vertragen. Dit kan leiden tot vertraging bij het metselwerk. Als later bij renovatie het montagekozijn wordt vervangen door een montagekozijn van een ander materiaal kan dit ook problemen geven.

Standaardisatie stelkozijnVertegenwoordigers van de toeleveringsindustrie van houten, stalen, aluminium en kunststof kozij-nen hebben afspraken gemaakt over de afmeting van stelkozijnen in NPR 3675, waardoor het stel-kozijn materiaalonafhankelijk is geworden.

De belangrijkste afspraken zijn:

• standaardisatie over aanduiding afmeting kozijn;

• standaardisatie over breedte aanslag tussen montage- en stelkozijn.

06950556_H07.indd 226 31-03-2005 11:39:59

Page 237: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 227

De afmeting van een kozijn wordt gemeten op het hart van de voeg van het metselwerk dat de gevelopening bepaalt. Bij een aangenomen voegbreedte van 10 mm ligt de kozijnmeetlijn op 5 mm uit de gevelopening buiten, figuur 7.89. De kozijnmeetlijn is ook de buitenste begrenzing van het montagekozijn, waardoor rondom een stelruimte van 5 mm beschikbaar is. Het aanslagvlak tussen montagekozijn en stelko-zijn is 20 mm breed. Elk montagekozijn heeft een bepaalde maatafwijking en daarom wordt tussen montagekozijn en stelkozijn een voegbreedte aangehouden van circa 5 mm afhankelijk van materiaalsoort en kozijngrootte (zie NPR 3675, tabel 1). De volgende begrippen zijn nu bekend:

• kozijnmaat = kozijnmeetlijn;

• buitenmaat kozijn = kozijnmaat;

• gevelopening buiten = kozijnmaat + 2 × 5 mm;

• dagmaat stelkozijn = kozijnmaat – 2 × 20 mm;

• inbouwmaat kozijn = kozijnmaat – 2 × 25 mm.

���

���

����

���

����

����������

��

�����������

�������������

��������������

Figuur 7.89 Montagekozijn met stelkozijn

Het binnenblad van de gevel hoort bij de draag-constructie en kan volgens NEN 2886 een maxi-maal toelaatbare maatafwijking hebben van +/- 25 mm. Voor het buitenmetselwerk en de kozijnen is een kleinere maatafwijking gewenst. De aansluiting van het stelkozijn met het bin-nenblad moet evenwijdig aan de gevel kunnen worden nagesteld. Als het stelkozijn tegen het binnenblad wordt geklemd, moet het stelkozijn loodrecht op de gevel tolerantie hebben om het buitenmetselwerk nauwkeuriger te plaatsen dan het binnenblad. Daarom moet de steen een aanslag van ten minste 15 mm hebben met het stelkozijn en tussen binnenkant buitenblad en sponning stelkozijn is een voegbreedte van 10 mm nodig om maatafwijkingen tussen kozijn

en buitenblad op te vangen, figuur 7.90-2. Bij een optelling van deze maatafspraken ontstaat een stelkozijn met een houtafmeting van 56 × 125 mm.

Bevestiging montagekozijnTussen stelkozijn en montagekozijn is een voeg-breedte nodig om het montagekozijn te kunnen aanbrengen. Er zijn twee methoden om het montagekozijn in het stelkozijn te bevestigen:1 schroeven door profiel;2 ankers aan profiel.

1 Schroeven door profielBij de bevestiging met schroeven door het profiel aan het stelkozijn worden trekkrachten uitgeoe-fend evenwijdig aan het kozijn, figuur 7.90-1. Vooral bij kunststof maar ook bij aluminium pro-fielen bestaat het gevaar dat met het aandraaien van de schroeven het profiel naar buiten wordt getrokken, waardoor het kozijn wordt vervormd. Deze vervorming is op te vangen door met wig-gen of speciale stelschroeven de voeg tussen kozijn en stelkozijn te fixeren. Door het construc-tief opvullen van de voeg kan die niet meer van vorm veranderen bij temperatuurverschillen. Een ander bezwaar van de schroefbevestiging is dat het montagekozijn loodrecht op de gevel niet wordt geklemd waardoor de dichting van de aanslag onvolledig kan zijn en lekkage kan veroorzaken. De bevestiging met schroeven door het profiel is niet mogelijk bij vaste beglazing als die reeds is aangebracht (zie Montage van pvc-kozijnen (SBR 175)).

2 Ankers aan profielBij de bevestiging met ankers loodrecht op de gevel wordt het montagekozijn eerst naar bin-nen getrokken en daarna worden de ankers aan het stelkozijn geschroefd, figuur 7.90-2. De af-dichting in de aanslag wordt onder druk gehou-den en het risico van lekkages zal minder zijn. De ankers zijn vooraf aan het montagekozijn beves-tigd en de montage is onafhankelijk van de toe-gankelijkheid van het kozijnprofiel. De keuze van het bevestigingssysteem moet bij het ontwerp van de detaillering worden gedaan omdat voor de ankers in de dagkant van het stelkozijn ruimte moet worden gemaakt bij het aftimmeren van de dagkant en de aansluiting op het binnenblad.

06950556_H07.indd 227 31-03-2005 11:39:59

Page 238: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

228

Figuur 7.90 Stelkozijn en montagekozijn

��������

���

� �������������������������

��������

� ����������������

����

����

�����������������������

�������

����������

����������

Wind- en waterdichtheidLekkages in gevels ontstaan vooral in de aanslui-ting tussen de gevelkozijnen en de dichte gevel. In de bouwpraktijk blijkt de bouwknoop gevel-gevelopening het hoogste risico van schade op te leveren met vaak hoge schadekosten. De producent van een dicht gevelelement kan de dichting van het gevelelement garanderen en de producent van het gevelkozijn kan de dichtheid van het kozijn garanderen. Dan is de waterdicht-heid van de gevel afhankelijk van de kwaliteit van de uitvoering van de bouwknoop. In de oplos-sing van deze bouwknoop is de prijs/kwaliteitver-houding van de gevel aanzienlijk te beïnvloeden.

De bouwknoop gevel-kozijn moet bestaan uit drie verschillende barrières (zie ook NPR 3675):1 waterkering aan buitenkant: moet grootste deel regenwater buiten houden en hoeft niet absoluut wind- en waterdicht te zijn.2 winddichting aan binnenkant: om deze laatste barrière in zo gunstig mogelijke conditie te

houden, moet overdruk op deze dichting worden voorkomen, figuur 7.91-1. Dat wordt bereikt door de spouw tussen beide dichtingen in open verbinding te houden met de buiten-lucht.3 luchtspouw zonder overdruk: hierin kan door regen en condensatie water en vocht aanwezig zijn. Bij gebouwen van meerdere bouwlagen is het gewenst per bouwlaag een barrière aan te brengen die het vocht naar buiten kan afvoeren, figuur 7.91-2.

7.6.3 KAPLA-montagekozijnHet inmetselkozijn uit paragraaf 7.6.1 heeft als bezwaar dat het houten kozijn voorafgaand aan het metselwerk geplaatst moet worden. De nadelen daarvan zijn:

• Kozijnhout kan tijdens metselen en daarna beschadigen.

• Kozijn en raam moeten in afwerkingsfase afge-schilderd worden en kwaliteit schilderen in werk is minder dan die van schilderen in fabriek.

� ������������������������������

�����������

�������������

����������

�����������������������������

��������������������������

����������������������Figuur 7.91 Waterkering en winddichting

06950556_H07.indd 228 31-03-2005 11:40:01

Page 239: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 229

• Beglazing moet in afwerkingsfase worden geplaatst en kwaliteit afdichtingen in werk is minder dan in fabriek.

• Vanuit oogpunt duurzaam bouwen heeft Europees naaldhout de voorkeur, maar door kwaliteitsrisico en de vele schadegevallen geeft het GIW (Garantie Instituut Woningbouw) geen garantie meer op naaldhout bij inmetselkozijnen.

Bij het montagekozijn uit paragraaf 7.6.2 wordt het aluminium of kunststof kozijn in de afwer-kingsfase beglaasd en afgewerkt aangebracht. De nadelen daarvan zijn:

• Door vergroting spouwbreedte is stelkozijn, dat vroeger eenvoudig houten frame was, op zich al compleet kozijn geworden met afmetin-gen van 56 x 125 mm.

• Stelkozijn moet voor metselen worden gemonteerd en kan tijdens metselen en daarna beschadigen.

• Luchtdichting tussen stelkozijn en binnen-spouwblad moet in werk gemaakt worden en er is risico dat dichting niet van voldoende kwaliteit is.

• Wanneer montagekozijn met stripanker be-vestigd wordt, moet aftimmering gecontramald worden over in zicht komende stripanker.

Er is een nieuw houten montagekozijn ontwik-keld, zonder de nadelen van het inmetsel- en montagekozijn. Dit zogenaamde KAPLA-kozijn (Kant-en-Klaar Plaatsen) heeft de volgende ken-merken:

• In plaats van dik houten stelkozijn wordt er kunststof strip met hoekstalen gebruikt.

• Hieraan kan doorwerkraam worden bevestigd dat regenwater buiten houdt.

• KAPLA-montagekozijn wordt in afwerkings-fase afgeschilderd en beglaasd gemonteerd.

Omdat het KAPLA-kozijn in de fabriek is afge-schilderd en het glas in de fabriek is aange-bracht, wordt het kozijn tijdens het metselen niet beschadigd en kan de kwaliteit van schilderwerk en de afdichting gegarandeerd worden. Daar-door geeft het GIW wel garantie bij de toepas-sing van Europees naaldhout.

Aanbrengen stelvoorzieningenAls het binnenspouwblad is gemetseld, wordt er tegen de binnenspouw rondom het kozijn een kunststof strip bevestigd. Deze strip wordt in grote lengtes op de rol geleverd, en is voorzien van maatstrepen en een gatenpatroon om de maatvoering te vereenvoudigen, figuur 7.92. Op de strip worden een aantal hoekstalen als kozijn-ankers bevestigd waartussen later het montage-kozijn kan worden geschroefd.

���������������

���������������

���������������

��������������������������������

Figuur 7.92 KAPLA-strip en kozijnanker

Aanbrengen doorwerkraamOmdat het KAPLA-kozijn pas in de afwerkings-fase wordt geplaatst, is het gewenst in de kozijn-opening doorwerkvoorzieningen aan te brengen. Een houten frame bespannen met doorwerkfolie wordt met behulp van stripankers aan de hoek-stalen bevestigd, figuur 7.93. Het doorwerkraam fungeert tevens als aanslagprofiel voor het met-selen, waardoor de juiste afmeting van de raam-opening is gegarandeerd en er voor het metse-len geen extra profielen nodig zijn.

Monteren KAPLA-kozijnVoor het hijsen van het afgewerkte en beglaasde kozijn is een speciaal hijsframe ontworpen, de KAPLA-steker, figuur 7.94. Dit hijsframe is instel-baar voor de kozijnhoogte en het gewicht van het kozijn door het verschuiven van de contra-ballast. Het frame is daarnaast ook in te stellen om onder grote dakoverstekken te komen. Het

06950556_H07.indd 229 31-03-2005 11:40:02

Page 240: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

230

���������������

���������������

����������

���������������

��������

Figuur 7.93 KAPLA-doorwerkraam

kozijn wordt voor de muuropening gepositio-neerd en van binnen uit kunnen de stelleurs het kozijn met glaszuigers naar binnen trekken en bevestigen.Er is een vrije montageruimte van 5 mm tussen

het kozijn en de kozijnankers om het kozijn naar binnen te krijgen, figuur 7.95. Met montage-bussen is die tussenruimte af te stellen. Voor de luchtdichting naar het binnenspouwblad is een speciaal profiel aangebracht, dat na het aftrekken van de afdekfolie vanzelf voldoende uitzet om de

���������������

������������������������

���������

���������

��������������������������

����

����

����

�����

����

��

���

����

�����

Figuur 7.94 KAPLA-steker

�������������

�������������

�����������������������

Figuur 7.95 Bevestiging KAPLA-kozijn

06950556_H07.indd 230 31-03-2005 11:40:03

Page 241: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 231

luchtdichting te garanderen. Aan de buitenkant van het kozijn zit een verende strip die de aan-sluiting met de spouwisolatie verzorgt.

Afwerken KAPLA-kozijnNa het aanbrengen van een stucstop profiel langs de binnenkant van de raamopening kan de binnenzijde met stucspecie afgewerkt worden. Daarna dekt een aftimmerlat de voeg tussen het binnenspouwblad en het kozijn af, figuur 7.96.

���������������

����������

�����������

Figuur 7.96 Afwerking KAPLA-kozijn

Kostenvergelijking met inmetselkozijnDe ontwikkelaars van het KAPLA-kozijn hebben een kostenvergelijking gemaakt van het KAPLA- en het inmetselkozijn, figuur 7.97. Hieruit blijkt dat de levering van het KAPLA-kozijn vanaf fabriek duurder is, maar dat de totaalkosten circa 10% lager zijn. Het doorwerkraam geeft een goede bescherming tijdens de bouw en het kozijn kan nauwelijks meer beschadigen, waar-door de kwaliteit beter is.

7.6.4 Samenvatting gevelkozijnenDe keuze tussen inmetsel- en montagekozijn wordt bepaald door de gevelconstructie en het beschadigingsrisico. De aansluiting van het kozijn moet altijd bestaan uit een waterkering aan de buitenkant en een luchtdichting aan de binnenkant. De meeste kozijnen moeten van bui-ten af worden aangevoerd. Bij renovatie moeten de kozijnen van buitenaf worden vervangen. Bij hoge gebouwen zou het zinvol kunnen zijn

kozijnaansluitingen te ontwerpen die van binnenuit te transporteren en te monteren zijn.

7.7 Vliesgevels

Bij een draagconstructie waarbij in het gevelvlak alleen de vloerranden beschikbaar zijn om de gevel aan te bevestigen is alleen een verdiepings-hoge gevelconstructie mogelijk waarbij de stijlen aan de vloerrand worden bevestigd. Dit worden vliesgevels genoemd waarbij de lichte gevel-constructie als een vlies om de draagconstructie wordt aangebracht. Vliesgevels kunnen op ver-schillende manieren worden samengesteld en de keuze van de constructie heeft grote invloed op de montage en op de kwaliteit van de water-dichtheid. De verschillende principes zijn:1 stijlen, dorpels en panelen, paragraaf 7.7.1;2 stijlen met kozijnelementen, paragraaf 7.7.2;3 geschakelde elementen, paragraaf 7.7.3.

7.7.1 Vliesgevel met stijl, dorpel en paneelDe windbelasting op de gevel moet worden overgebracht naar de rand van de vloeren. Daar-voor zijn stijlen nodig die met een h.o.h.-afstand

KAPLA- Inmetsel- kozijn kozijn

Kozijn levering af fabriek € 501 € 459Afschilderen kozijn € 38 € 80Plaatsen beglazing € 103 € 116Afdek- en aftimmerlatten € 21 € 21Ventilatierooster koudebrug € 5 € 5Bevestigingen en dichtingen € 12Hang- en sluitwerk € 7 € 21Vensterbank € 28 € 28Opslag en transport bouwplaats € 10Maatvoeren en monteren € 48 € 50Doorwerkvoorzieningen € 22 € 10Glasbeschadigingen € 10Reparatie beschadigingen € 12Afstemverlies beschadigingen € 30Narooien en extra nazorg € 11

Totaalkosten kozijn € 796 € 884

Figuur 7.97 Kostenvergelijking KAPLA- en inmetselkozijn

(prijspeil 2002)

06950556_H07.indd 231 31-03-2005 11:40:03

Page 242: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

232

van 1,200 tot 1,800 m met montageplaten aan de vloerrand worden gemonteerd. De stijlen zijn verdiepingshoog met de onderlinge verbinding direct boven de vloer, figuur 7.98.

���������������������� ����������������� ����������������� �������������������� ����������

�����������������

Figuur 7.98 Stijlen, dorpels en panelen

Tussen de stijlen komen de dorpels ter hoogte van onderkant en bovenkant van de ramen. Stijlen en dorpels vormen een raamwerk waar-tussen panelen worden gemonteerd, waarbij raampanelen en borstweringpanelen dezelfde aansluiting hebben aan de stijlen en dorpels. De stijlen en dorpels zijn in principe van binnenuit vanaf de verdiepingsvloer te monteren. De raam- en borstweringpanelen moeten van buitenaf in het raamwerk worden geplaatst, behalve wan-neer de paneelaansluiting speciaal is ontworpen voor montage van binnenuit.

Dit type vliesgevel is zeer gevoelig voor lekkages door:

• verbinding tussen stijlen onderling;

• doorbuiging vloer waardoor gevel vervormt;

• T-verbinding tussen stijlen en dorpels.

De doorbuiging van de vloer in het midden tus-sen de kolommen is het grootst en zal vervor-ming veroorzaken van de gevel. Hierdoor zullen de aansluitingen tussen de panelen en het raam-werk verschuiven en ze kunnen gaan lekken.De T-verbindingen tussen stijlen en dorpels moe-ten ter plaatse zeer zorgvuldig worden gemaakt.

Zowel door onzorgvuldigheid bij de montage als ook door vervorming van de vloer is het risico groot dat de gevel op de verbindingen van stij-len met dorpels gaat lekken.

7.7.2 Stijlen met kozijnelementenRaampaneel en borstweringpaneel worden samengevoegd tot verdiepingshoge gevel-elementen die tussen de stijlen worden gemon-teerd, figuur 7.99. De losse dorpels zijn daarmee vervallen en daarmee ook een deel van het risico van lekkages. Wel blijft het risico van vervorming door doorbuiging van de vloer.

��

����������������� ����������������� ������������������������������� �����������������

Figuur 7.99 Stijlen met kozijnelementen

7.7.3 Geschakelde gevelelementenAls de draagconstructie bestaat uit een gevelbalk tot bovenkant raam, is het mogelijk de stijlen weg te laten en de gevelelementen rechtstreeks tegen de onderkant van de gevelbalk te monte-ren, figuur 7.100. Omdat de gevelbalk doorbui-ging van de vloer voorkomt, zal het risico van vervorming en lekkages geringer zijn.Als geen gevelbalk aanwezig is en de belasting van de gevel moet worden overgebracht naar de vloerrand, moet de deling van het element ter hoogte van de vloerrand komen. Het gesloten deel van de panelen moet worden opgedeeld in een deel boven het raam en een deel onder het raam, figuur 7.100. Deze deling maakt de gevelelementen stijver. Ook hier is een hori-zontale naad met extra risico van lekkage door

06950556_H07.indd 232 31-03-2005 11:40:05

Page 243: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

7 UITVOEREN GEVELS 233

vervorming van de gevel door doorbuiging van de vloer.Een gevelelement kan in plaats van uit een raam-werk ook worden geconstrueerd als een sand-wich-paneel van plaatmateriaal met een kern van kunststof isolatie, figuur 7.102. Het principe van de onderlinge aansluitingen blijft gelijk. Door-buiging van de vloer kan ook hier vervorming en lekkages veroorzaken.

Zowel bij de gevelelementen van raamwerken als van panelen moet zowel in de horizontale als in de verticale naden een dubbele dichting komen van eerst een waterkering en binnen een wind-dichting. De spouw tussen de beide dichtingen

���������������������������������

�����

Figuur 7.100 Gevelelementen met montage tegen gevel-

balk

�����������������������������

Figuur 7.101 Gevelelement met deling op bovenkant vloer

Figuur 7.102 Sandwich-gevelelement

moet in verbinding staan met de buitenlucht. In deze spouw zal water of condens komen. Het is noodzakelijk de horizontale voegen zodanig uit te voeren dat het water in de spouw per verdie-ping naar buiten wordt afgevoerd.

7.7.4 Gevelmontage bij hoogbouwBij hoge gebouwen met vliesgevels zou men, om beschadiging van de vliesgevel te voorkomen, met de montage moeten wachten tot het betonwerk tot het dak gereed is. Als de vliesgevel bepalend is voor de start van de afbouw, ont-staat tijdverlies tussen ruwbouw en afbouw. Om dat te voorkomen, kan bij hoogbouw per zes tot acht bouwlagen een uitsteeksteiger worden aan-gebracht die als bescherming fungeert voor de gevels van de onderliggende verdiepingen. Door de uitsteeksteiger is het niet mogelijk de gevel-elementen met de bouwkraan bij de gevel te krij-gen. Het transportprobleem is op te lossen door onder aan de uitsteeksteiger een railconstructie te maken, waarmee gevelelementen vanaf het maaiveld te hijsen zijn naar de verdieping. De monteurs kunnen van binnenuit de elementen monteren, figuur 7.103-1.Als het verticaal transport van de gevelelementen buiten langs de gevel problemen geeft, is een alternatief mogelijk waarbij de gevelelementen binnen door het gebouw naar de verdieping worden gebracht en van binnenuit worden ge-monteerd. Bij transport en montage van binnen-uit is een verdiepingshoog element moeilijk verti-caal te krijgen. Dat probleem is op te lossen door de gevel op te delen in een vloerranddeel dat

06950556_H07.indd 233 31-03-2005 11:40:06

Page 244: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

234

van binnenuit aan de vloer wordt gemonteerd, en een raamelement dat van binnenuit tussen de vloerranddelen te monteren is, figuur 7.103-2.

�������

�������������

��������������

���������������

�����������

� ��������������������

� ����������������������

Figuur 7.103 Gevelmontage bij hoogbouw

7.7.5 SamenvattingTussen een gevelkozijn en een verdiepingshoog gevelelement is een groot aantal alternatieven mogelijk. Bij het ontwerpen van een gevelcon-structie moeten niet alleen argumenten over het uiterlijk en de waterdichtheid worden gehan-teerd, maar moeten ook de volgende argumen-ten overwogen worden:

• Wat is de volgorde van montage, zowel in ho-rizontale als in verticale richting?

• Op welke plaatsen in de gevel kunnen de grote maatafwijkingen van de draagconstructie worden gecorrigeerd naar de hoge maatnauw-keurigheid van de gevel?

• Moet bij elke fase in de gevelopbouw de maatnauwkeurigheid opnieuw worden bijgesteld of is het mogelijk op één plaats de maatnauw-keurigheid in te stellen en de volgende onderde-len daarop zonder nastellen te bevestigen?

• Hoe moeten de onderdelen van de gevelcon-structie vanaf de vrachtwagen naar de werkplek aan de gevel worden getransporteerd? Wat zijn de gewichten per onderdeel en hoeveel onder-delen moeten apart worden getransporteerd?

• Waar moeten de gevelmonteurs zich bevinden om de gevel te kunnen monteren en is een vei-lige werkplek te realiseren?

• Is het mogelijk de gehele of een deel van de gevelconstructie van binnenuit te monteren?

• Zit in het ontwerp van de gevelconstructie een aantal verbindingen die gevoelig zijn voor lekkages waarvan de kering ter plaatse moet worden gemaakt?

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Gevelbekledingssysteem met een afwerking van plaatmateriaal (SBR 208). SBR2 Gevels in prefab beton. Belton, 1992 3 Handboek bouwtechnische details voor ener-gie-efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200). SBR/Novem, 19944 Maatbeheersing, het afspreken van visueel toe-laatbare maatafwijkingen. Technische Universiteit Enschede, Universitair Centrum Bouwproductie, 1995.5 Montage van pvc-kozijnen (SBR 175). SBR

NormenNEN 2886 Maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor gebouwen – Steenachtige draagconstructies.NEN 2889 Betonelementen – Maximaal toelaat-bare maatafwijkingen.NEN 6000 Modulaire coördinatie voor gebouwen – Begripsomschrijvingen, algemene bepalingen en regels voor plannen.NPR 3675 Gevelvullingen - Aansluitingen aan de omringende constructie.

06950556_H07.indd 234 31-03-2005 11:40:07

Page 245: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8Uitvoeren dakenH. A. J. Flapper

De omhulling van een gebouw is een soort regenjas die het gebouw

beschermt tegen het doordringen van hemelwater in het gebouw. Bij

een plat dak echter wordt de regenjas plat op het dak gelegd en aan

de randen omhooggezet zodat het hemelwater in de jas wordt op-

gevangen. Het waterdicht zijn van een dak bepaalt in hoge mate het

wooncomfort onder het dak. De wijze van uitvoeren van daken heeft

grote invloed op de kwaliteit van de waterdichtheid.

06950556_H08.indd 235 22-03-2005 14:51:42

Page 246: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

236

Inleiding

Een plat dak wordt afgedekt met een dakbedek-king die vervormbaar is en die op een zachte ondergrond, het isolatiemateriaal, ligt. Van alle schades die na oplevering bij gebouwen voorkomen, vormen lekkages van het platte dak een groot aantal. De kosten van het repareren van de dakbedekking kunnen meevallen, maar de kosten van de gevolgschade door lekwater kunnen een veelvoud daarvan zijn.

Bij het ontwerpen van een plat dak moet er rekening worden gehouden met de uitvoerings-aspecten. Door het kiezen van een goede uit-voeringsmethode zijn de risico’s van lekkages te verminderen, zijn de bouwkosten te beheersen en kan de bouwtijd worden verkort.

Een van de moeilijkste bouwknopen in het bouwproces is de plaats waar de gevelconstruc-tie en de dakconstructie elkaar ontmoeten. De richting van de oplossing van deze bouwknoop wordt door architectonische argumenten bepaald. Moet de gevel doorlopen en de dak-aansluiting verbergen, figuur 8.1-1, of eindigt de gevel onder de dakconstructie en wordt het dak met zijn dakrand zichtbaar, figuur 8.1-2? Deze principiële beslissing is bepalend voor de rich-ting waarin de bouwknoop uitvoeringstechnisch moet worden opgelost.

������������������������������� ����� ��������� � �������

����������

Figuur 8.1 Beëindiging plat dak

Bij een hellend dak komt het regenwater over de pannen naar beneden lopen en wordt het water aan de onderkant van het hellend dak opge-vangen in een goot. Als de goot binnen het ge-velvlak is ontworpen, bestaat het gevaar dat bij zware slagregen het water vanaf de pannen naar

binnen loopt, figuur 8.2-1. Een goot aan de bui-tenkant van het gevelvlak kan overlopen zonder dat het water naar binnen dringt, figuur 8.2-2.

Bij het uitvoeren van een dak bestaat het gevaar van vallen vanaf de dakrand. Daarom moet bij het ontwerp van daken rekening worden gehou-den met de wijze waarop het dak moet worden uitgevoerd. Bij een hellend dak is het hellend vlak als werkplek zeer gevaarlijk en zijn bescher-mende voorzieningen nodig om vallen vanaf het dak te voorkomen.

������������������������������� ����

� ���������

� �������

����

����

����������

������

Figuur 8.2 Beëindiging hellend dak

8.1 Platte houten daken

Op een plat dak wordt het hemelwater verza-meld en moet daarna worden afgevoerd naar de hemelwaterafvoer. Daarvoor is afschot nodig. Daarom moet rekening worden gehouden met:

• doorbuiging dragende elementen;

• ruwheid en vervuiling dakhuid;

• afstand die water moet afleggen.

06950556_H08.indd 236 22-03-2005 14:51:43

Page 247: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 237

voorkomen dat het hemelwater door de wind over de dakrand naar beneden komt, daarom is op elke plaats langs de gevel een opstand nodig van ten minste 120 mm. Er is gerekend met een balkhoogte van 200 mm en dakbeschot van mul-tiplex van 20 mm. De minimale hoogte van de dakrandconstructie wordt dan 436 mm, figuur 8.3.

Maken afschotAls het binnenspouwblad wordt gemetseld, is het gewenst de onderkant van de laagste balk op lagenmaat te kiezen, figuur 8.4-1. De dakbalk bij de afvoer komt rechtstreeks op de steen. Alle andere balken moeten hoger komen en het ophogen van de balken is met houten wiggen uit te voeren, figuur 8.4-2. Het buitenblad wordt doorgemetseld tot bovenkant dakrand. Op de dakrand moet een aluminium daktrimprofiel komen om de dakbedekking in de dakrand te beëindigen. Het is moeilijk een licht daktrimpro-fiel deugdelijk en strak op metselwerk te bevesti-gen. Gemakkelijker is het om op het metselwerk een plank of multiplex strook met pluggen op het metselwerk te bevestigen waardoor een strakke bovenrand ontstaat, figuur 8.4. Op het

� ������������

� ������������

���������

������

������������������������������� ����

������

���

������

������

������

����

���

��

� ���

Figuur 8.4 Afschot maken met wiggen

NEN 6702 Technische grondslagen voor bouw-constructies – TGB 1990 – Belastingen en vervor-mingen geeft duidelijk aan wat er met water op een dak moet gebeuren: het moet worden afge-voerd. Dit lijkt op het intrappen van een open deur. In de praktijk van ontwerp en uitvoering van platte daken blijkt dit echter minder eenvou-dig. Veel daken vertonen achterblijvende water-plassen. Het komt zelfs voor dat daken bezwijken onder de last van stagnerend water. Zelfs als dit ergste geval zich niet voordoet, is stagnerend water nadelig voor de duurzaamheid van het dak. Stilstaand water zorgt voor sterke vervuiling.

In NEN 6702 wordt in de toelichting op artikel 10.43 een afschot van 1 op 60 (16 mm/m) tus-sen de opleggingen van dragende dakelementen genoemd. Bij dakconstructies met grote over-spanningen die kunnen vervormen, zoals staal-constructies, wordt een afschot van 1 op 40 (25 mm/m) geadviseerd.

8.1.1 Houten garagedak onder afschotEen vlak dak van houten balken maken is niet moeilijk. Het maken van het afschot kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. De alternatieven worden uitgelegd aan de hand van een eenvoudig dak voor een garage.De garage is 4 m breed en 8 m lang met een vrije hoogte van 2,400 m. Voor de afvoer van het hemelwater is één afvoerpunt voldoende en dat punt wordt in het midden van de langsgevel geplaatst. Het hemelwater moet vanaf elk punt van het dak met voldoende afschot naar het afvoerpunt worden vervoerd. De afstand vanaf het afvoerpunt naar de tegenoverliggende dakhoek is 6,000 m en met een afschot van 16 mm/m moet dat punt 96 mm hoger komen. Op het hoogste punt van het dak moet worden

���

���

������

���

����

���

������

������

�������

�����������

�����������

����������������

�����

� ���������������������������

� �����������������������������

Figuur 8.3 Invloed dakafschot

06950556_H08.indd 237 22-03-2005 14:51:44

Page 248: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

238

hout is de daktrim eenvoudig te schroeven. In de praktijk zal het gemetselde binnenblad door-gemetseld worden tot onderkant dakbeschot, figuur 8.7-1. Dat is op tekening weggelaten om het maken van afschot beter te laten zien.

Plat dak met isolatie en afschotAls de garage naast stalling van de auto ook bestemd is als hobbyruimte en dezelfde ther-mische isolatie gevraagd wordt als van de woning met een Rc = 2,5 dan is een isolatie op het dakbeschot nodig van circa 85 mm dik.

Het is mogelijk ten behoeve van het afschot de houten balken in te kepen, waarbij de afwijking van de opleghoogte in de balk zelf wordt ge-maakt, figuur 8.5-1. De extra hoge punten zijn met houten wiggen op te hogen, figuur 8.5-2.

� �������������������������������������

� ���������������������������������� ������������������������������� ����

�����������

������������

�����

�����

Figuur 8.5 Afschot maken met balkinkepingen

In plaats van het hoogteverschil bij elke balkkop te maatvoeren en te stellen, is het ook mogelijk boven op de vlakke binnenmuur een houten regel (scheg) te bevestigen. Hiermee wordt de bovenkant van de muur onder afschot afge-werkt. Een houten balk wordt met de zaagma-

chine schuin doorgezaagd in een afschuining die overeenkomt met het gewenste afschot. Op het laagste punt moet de scheg een minimale dikte hebben van circa 20 mm, figuur 8.6-1. De scheg wordt met ankers boven op de binnenmuur bevestigd. De dakbalken zijn daarna rechtstreeks op de scheg te bevestigen zonder nadere maat-voering, figuur 8.6-2.

� ���������������������

� ����������������������

������������������������������� ����

���

�����

��Figuur 8.6 Afschot maken met scheggen

Bij individuele oplegging van de balken op wig-gen is het gewenst de ruimte tussen de balken met metselwerk op te vullen. De balken worden dan ook zijdelings gesteund, figuur 8.7-1. Bij toe-passing van doorgaande scheggen is de ruimte tussen de balken gelijk aan de balkhoogte. Dan is het mogelijk een koppelplank van balkhoogte tegen de koppen van de dakbalken te bevestigen die de isolatie beschermt. Deze constructie is ook geschikt voor het prefabriceren van het houten dak, figuur 8.7-2.

� ������������������������������������

� ������������������������

������������������������������� ����

��������������

����������

�����������

Figuur 8.7 Afsluiten binnenmuur

06950556_H08.indd 238 22-03-2005 14:51:45

Page 249: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 239

In alle voorbeelden is de verankering van het dak aan de gevel buiten beschouwing gelaten. Bij storm treedt zuiging op die het dakvlak naar boven kan trekken. Verankering van het dakvlak aan de gevel is altijd noodzakelijk.

Hoogte dakrand en overstortOp het laagste punt van het dak bij de hemel-waterafvoer zal de dakrand meer dan 200 mm hoog zijn. Als de afvoer is verstopt, of als bij een zware regenbui de riolering het water niet meer kan verwerken, zal het waterpeil kunnen oplopen tot aan de dakrand en daar overstromen. Een waterhoogte van 200 mm geeft een belasting op het dak van 2 kN/m2 en dat kan hoger zijn dan de belasting waarop het dakvlak is bere-kend. Dit probleem is vaak de oorzaak van het instorten van platte daken. Om dat probleem te voorkomen worden bij grotere dakvlakken een overstortopening (noodoverloop) in de dakrand gemaakt, figuur 8.8-1.Als het dak van de garage aansluit tegen een hogere gevel, moet worden voorkomen dat bij calamiteiten het hemelwater in de gevel dringt. Bovenkant dakrand is het maximale waterpeil. Wind kan het water tegen de gevel hoger opstu-wen. Tegen de gevel moet de waterdichte laag minstens 100 mm hoger komen dan de dakrand, figuur 8.8-2.

� ���������������� � ���������������������

������������������������������� ����

������������������

����

���

���

���

Figuur 8.8 Aanvullende hoogtematen voor daken

Boeiboord als dakrandDe voorgaande oplossingen hadden betrekking op een ‘gevelrand’, waarbij de gevel tot de bovenkant van de dakrand doorloopt. De andere mogelijkheid is de ‘dakrand’ waarbij de gevel eindigt op de onderkant van het dak en de dak-

constructie wordt voorzien van een boeiboord. De dakbalken lopen door tot buiten de gevel en aan de dakbalken wordt een houten frame met een beplating bevestigd, figuur 8.9-1. Bij het voorbeeld van de garage zal het boeiboord circa 575 mm hoog moeten worden. Als het boei-boord circa 150 mm buiten de gevel wordt geplaatst, wordt het mogelijk de hemelwater-afvoer verticaal te houden, figuur 8.9-2.

���������

����������������

� �������������������

� ���������������� ������������������������������� ����

������

������

���

Figuur 8.9 Dakrand met boeiboord

8.1.2 Groot houten dak met dakafschotBij de garage was het hoogteverschil tussen het laagste punt van het dak en het hoogste punt al 96 mm. Bij een groter dakvlak zal bij gelijkblij-vend afschot van 16 mm/m het hoogteverschil veel groter worden.

Plaats hemelwaterafvoerenAls bij een gebouw met een breedte van 14,400 m gekozen is voor de plaats van de hemelwa-terafvoer buiten de gevel, zal de hoogte van het dakafschot oplopen tot bijna 208 mm, figuur 8.10. Hoe dichter de afvoeren bij elkaar staan hoe kleiner de afschothoogte. Maar voor elk af-voerpunt is een dakdoorvoer nodig met een he-melwaterpijp en een aansluiting op de riolering,

06950556_H08.indd 239 22-03-2005 14:51:46

Page 250: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

240

figuur 8.11. Vanuit de kosten van riolering en dakdekken gezien moet het aantal afvoerpunten zoveel mogelijk worden beperkt.De kosten van een hemelwaterafvoer van 100 mm zijn maar weinig hoger dan van 70 mm terwijl de dakcapaciteit drie keer zo groot is. Bij grotere dakvlakken is 100 mm buis een goede keuze. Een stramien van 7,200 × 7,200 heeft een oppervlak van circa 50 m2 en een buis van 100 mm kan het water van 150 m2 (= drie stramie-nen) afvoeren. De grootste lengte waarover water moet worden vervoerd, is 13,000 m en de afschothoogte is 13 × 16 mm = 208 mm, figuur 8.10.

�����

��

��

�������� ��������

����

����

����

����

����

����� ����� �����

����

���

���

Figuur 8.10 Dakafschot bij groter dak

Buismaat Doorsnede Dakoppervlak

70 mm 3.800 mm2 50 m2 dak100 mm 8.000 mm2 150 m2 dak125 mm 12.500 mm2 250 m2 dak150 mm 17.500 mm2 450 m2 dak

Figuur 8.11 Hemelwaterafvoer en dakoppervlak

Houten boeiboordenTegen de koppen van de dakbalken wordt een houten frame bevestigd, figuur 8.12-1. Het boei-boord is bekleed met een volkernkunststof plaat. Boven op het frame is de daktrim te bevestigen. Bij een balkhoogte van 250 mm moet vanwege het afschot het boeiboord minimaal 700 mm hoog worden, figuur 8.12-2.Op tekening zijn dakbalken altijd exact op maat en op de tekening is het mogelijk een houten frame te maatvoeren waarbij de stijlen exact tegen de dakbalken aansluiten en daaraan te bevestigen zijn. In de praktijk is dat echter anders. Het houten frame is met een grote maat-nauwkeurigheid te maken maar als de timmer-

man het aan de dakbalken wil bevestigen blijkt het volgende, figuur 8.13:

• werkelijke afmeting dakbalk kleiner;

• plaats dakbalk wijkt 10 tot 40 mm af;

• getordeerde dakbalk en schuine kop.

De visueel toelaatbare maatafwijking van een boeiboord is niet groot, terwijl de werkelijke maatafwijking van een dakbalklaag wel groot is. Het frame moet zowel verticaal als horizontaal zeer nauwkeurig worden gemaatvoerd maar aan een onnauwkeurige constructie worden beves-tigd. Dat is niet eenvoudig.

� ������������

� ������������ ������������������������������� ����

���

����

���

���

��

� ���

���

Figuur 8.12 Boeiboord met ladderframe

�����������

�����������������������

Figuur 8.13 Ladderframe tegen dakbalken

06950556_H08.indd 240 22-03-2005 14:51:48

Page 251: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 241

� ���������������

� ���������������

����������

����������

���������

������������������������������� ����

�������

� �

��

�������

Ten behoeve van het aanbrengen van de dak-balklaag wordt hulpgording onder afschot aan-gebracht. Hierop worden de dakbalken gesteld.1 Dakbalken stellen met speling op de balk-kop.2 Gevel tot bovenkant balk metselen.3 Multiplex dakbeschot aanbrengen.4 Bovenregel horizontaal maatvoeren en be-vestigen.5 Onderregel verticaal onder bovenregel be-vestigen.6 Multiplex boeiboord verticaal maatvoeren en bevestigen.7 Lat horizontaal maatvoeren en bevestigen tegen buitenspouwblad.8 Plaat voor de onderkant van het boeiboord bevestigen.9 Latten verticaal tegen multiplex spijkeren.10 Beplating boeiboord op latten bevestigen.

Figuur 8.14 Uitvoering boeiboord

Om een boeiboord met een visueel grote maat-nauwkeurigheid aan dakbalken met een grote maatafwijking te kunnen monteren, is het nood-zakelijk de verticale afstelling te scheiden van de horizontale afstelling. Het houten ladderframe wordt vervangen door een multiplex plaat. De volgorde van monteren is in figuur 8.14 aange-geven.Bij deze werkmethode wordt het multiplex boei-boord eerst in horizontale richting met de regels (4 en 5) tegen de balk gemaatvoerd. Daarna wordt het boeiboord met het aanbrengen van het multiplex (6) verticaal gemaatvoerd. Door de scheiding van horizontale en verticale maat-voering vergt het aanbrengen van het boeiboord minder arbeid en is het risico van ontoelaatbare maatafwijkingen geringer. Met de verticale lat-ten achter de beplating is de ventilatie goed te regelen.De kunststof boeiboordplaten worden met schroeven aan de achterconstructie bevestigd, figuur 8.15. Om de zichtbaarheid van de schroe-ven te verminderen worden plastic afdekdoppen op de schroefkoppen aangebracht.

Figuur 8.15 Boeiboord met zichtbare bevestiging

De multiplex achtergrond leent zich ook goed voor bevestiging van dunne boeiboordplaten met aluminium profielen. De plaat wordt aan de onderkant in een doorgaand profiel geplaatst en ondersteund, figuur 8.16-1. Aan de bovenkant wordt de plaat met een profiel vastgeklemd, figuur 8.16-2. Het moet ook mogelijk zijn dak-trim en bovenprofiel te combineren. Achter de verticale naden wordt een lat aangebracht om de platen met een omegaprofiel tegen de ach-terconstructie te klemmen, figuur 8.16-3.

8.2 Platte betonnen daken

Een vloerconstructie bestaande uit kanaalplaten, die van gevel tot gevel overspant, is niet vlak. De platen worden in de fabriek wel vlak gestort

06950556_H08.indd 241 22-03-2005 14:51:48

Page 252: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

242

������

���������

� ����� � ����� � ����

Figuur 8.16 Bevestiging met profielen

over lange voorspankabels. Als de vloerplaat na verharding op lengte wordt gezaagd gaan de voorspankabels onder in de vloer de plaat krom-trekken. De kanaalplaat is dan getoogd en bij ka-naalplaten van 14,400 m lang en 320 mm dik is de toging 30 tot 40 mm. Volgens het Handboek modulair bouwen mag de vloer inclusief dekvloer de vloerband aan de bovenkant niet overschrij-den. Voor de dekvloer is een hoogte van 35 mm gereserveerd en voor de toging is ook 35 mm nodig. Een kanaalplaatvloer moet dan bij de oplegging met de bovenkant 70 mm onder de peilmaat blijven, figuur 8.17.

����

����

���

��

� ����� � ������������

����

Figuur 8.17 Kanaalplaatvloer getoogd

8.2.1 Dakvloer met afschot naar gevelBij betonnen draagconstructies wordt de dakvloer op dezelfde plaats gelegd als de ver-diepingsvloeren om afwijkingen in de onder-steuningsconstructie te voorkomen. Bovenkant dakvloer ligt dan bij de gevel 70 mm – peilmaat, figuur 8.18. Het afschot wordt hier gevonden in een afschotlaag van zand-cement met een mi-nimale dikte van circa 35 mm, figuur 8.18-1. Bij een dakbreedte van 14,400 m met gevelafvoer

is de grootste afvoerlengte diagonaal 13 m. Dan wordt het afschotverschil 13 × 15 mm = 195 mm, figuur 8.18-2. Daarop komt de dakisolatie en de dakbedekking. Als op het hoogste punt nog een dakrand van minimaal 120 mm nodig is om bij wind het hemelwater binnen het dak te houden en men wil de dakrandhoogte op één niveau hebben, is langs de gevel een dakrand-hoogte van meer dan 400 mm boven de vloer nodig, figuur 8-18-1.

��

����

����

���

����

�����

��

��������������������������������������

���������

� ���������������������� � ����������������������

����

Figuur 8.18 Betondak met afvoer aan de gevel

Om bij de uitvoering van het dak vergissingen en fouten te voorkomen die de kwaliteit van het dak kunnen aantasten, is het gewenst bij het maken van de werktekeningen een aantal hoogtematen vast te stellen en daarmee bij alle details reke-ning te houden. In het voorbeeld zijn de maten indicatief, waarbij de peilmaat P gelijk is aan de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer, figuur 8.19.Bij daken die aansluiten aan een hoger gebouw moet de waterkering altijd hoger zijn dan van de dakrand zelf. Door het vroegtijdig vaststellen van de hoogtematen van het dak en deze maten waar nodig op alle dakdetails aan te geven, wordt het risico van stagnerend water en daarmee van lekkages verminderd.

8.2.2 Dakvloer met afvoer naar middenAls men aan de gevel geen zichtbare hemel-waterafvoerpijpen wil zien of als men de afschothoogte wil beperken, kan men kiezen

06950556_H08.indd 242 22-03-2005 14:51:50

Page 253: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 243

voor afvoer van het hemelwater in het midden van het dakvlak. Een hemelwaterafvoer van rond 100 mm kan het water van 150 m2 dak afvoeren, dat zijn drie velden van 7,200 × 7,200 m. De grootste diagonale afstand naar de gevel is 9 m en bij een afschot van 16 m/m is de maximale afschothoogte aan de gevel 144 mm, figuur 8.20. Bij kanaalplaten van gevel tot gevel werkt bij een middenafvoer de toging van de kanaalplaat ne-gatief, omdat het laagste punt van het dak op het hoogste punt van de kanaalplaat komt.

OverstortDe dakvloer wordt berekend met een be-paalde nuttige belasting en een sneeuwbe-lasting. Als de hemelwaterafvoeren verstopt raken, of als de regenval zo groot is, dat de riolering het water niet tijdig kan afvoeren, zal er water op het dak blijven staan. Bij een groot afschot is een hoge dakrand nodig. Bij het laagste punt is de dakrand circa 300 mm hoog en kan theoretisch een waterhoogte van 0,300 m ontstaan. Dit geeft daar een extra be-lasting van 3 kN/m2 op de dakconstructie. Als de constructie daarop niet is berekend, zal een overstort (noodoverloop) in de dakrand nodig zijn om een te hoge waterstand en daarmee instorten van het dak te voorkomen.

8.2.3 Afschotlaag op betondakHet maken van een afschot op de dakvloer met een zand-cementlaag heeft uitvoeringstechnisch een aantal nadelen:

����

���

����

���

���������������������

���������

� ���������������������� � ���������������������

����

��� �� �� ����� ���

���� ���� �������� ����

����

����

���������� ����� �����

����

���

���

� ��������������������

Figuur 8.20 Dak met hemelwaterafvoer in midden

• bouwkosten: gemiddelde dikte ten minste tweemaal zo groot als van normale dekvloer;

• dakbelasting: eigen gewicht dakconstructie wordt met gewicht afschotlaag verhoogd;

• bouwtijd: aanbrengen vergt tijd, maar nog meer tijd vergt droogtijd voordat dakbedekking is aan te brengen;

• arbeidsomstandigheden: aanbrengen zand-cementlaag is door werken op knieën zwaar belastend;

• dakkwaliteit: door vocht uit afschotlaag is kwaliteit kleeflaag van isolatie en dakbedekking gevoelig;

• bouwvocht: bij maken afschotlaag is water nodig, dat moet verdampen voordat dakbedek-king kan worden aangebracht;

• dakdicht tijdstip: waterdicht maken dak is be-palend voor start afbouw en als in winter weers-omstandigheden te slecht zijn voor aanbrengen afschotlaag wordt start afbouw vertraagd.

Hoogtematen Opbouw Gevel Middent.o.v. P

Toging kanaalplaat 35 – 70 – 35Minimumdikteafschotlaag 35 – 35 + 000Afschot 13 m × 15 mm 195 – 35 + 195Bovenkant isolatie + 85 + 50 + 280Bovenkant dakbedekking + 10 + 60 + 290Bovenkant overstort + 120 + 180Bovenkant dakrand + 000 120 + 390Waterkering opg. werk + 100 + 490

Figuur 8.19 Uitgangspunten voor dakmaatvoering bij

gevelafvoer (maten in mm)

06950556_H08.indd 243 22-03-2005 14:51:51

Page 254: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

244

Voor dekvloeren wordt anhydriet toegepast omdat de arbeidsbelasting minder is, maar anhydriet is zeer vloeibaar en alleen geschikt voor vlakke vloeren en niet voor het maken van afschot. Schuimbeton is wel geschikt voor het maken van afschotlagen.

Prefab-dakvloer zelf onder afschot leggenOm het aanbrengen van een zand-cement afschotlaag te voorkomen is het mogelijk de dakvloer zelf onder afschot te leggen, door de oplegvlakken van de ene gevel met de andere gevel te laten verspringen.

Een dakvloer is alleen in één richting onder afschot te leggen en niet diagonaal naar het afvoerpunt, figuur 8.21.

����

��

��

����

���������� ����� �����

����

���

���

Figuur 8.21 Dakvloer zelf onder afschot leggen

Bij een overspanning van 14,400 m is het moge-lijk aan één kant het oplegvlak voor de dakvloer te verhogen. Die verhoging moet meer dan 200 mm worden om voldoende afschot te krij-gen, figuur 8.22-1.

Bij een dakvloer met middenondersteuning wordt het afschot gehalveerd. Met een oplegver-schil van 110 mm ligt de bovenkant van de dak-vloer onder voldoende afschot en is een aparte afschotlaag niet meer nodig, figuur 8.22-2. Deze methode van afschot kan zowel bij gevelafvoer als bij middenafvoer worden toegepast, figuur 8.22-3.

In situ dakvloer onder afschot stortenBij een in situ betonvloer met normale wapening zal na het ontkisten de vloer doorzakken tot de wapening op spanning is. Bij het storten van de vloer wordt het beton aan de bovenkant water-pas gemaakt met behulp van een laser en een

� ��������������������

����������������������

� �����������������

� �����������������

������������������������

����������������������

Figuur 8.22 Prefab-betonvloer onder afschot

maatstok, figuur 8.23-1. Als na het verharden van de vloer de bekisting wordt verwijderd zal binnen enkele weken de vloer 20 tot 30 mm doorzakken, figuur 8.23-2. Dan ontstaat zowel aan de bovenkant als aan de onderkant van de vloer een zeeg. Bij een in situ betonvloer is de overspanning meestal niet groter dan 7,200 m en met een zeeg van 20 mm ontstaat een afschot van 3 mm/m. Bij het aanbrengen van de zand-cement afschotlaag wordt de zeeg gecorrigeerd.

Om de zand-cement afschotlaag te voorkomen is het mogelijk bij het storten van het beton de bovenkant direct onder afschot te storten, figuur 8.24. Bij het maatvoeren met de laser moet op de maatlat verschillende hoogten worden aange-geven voor de vloer bij de gevel, in het midden en daar tussenin. Het hoogteverschil moet mini-maal 100 mm zijn. De zeeg na het ontkisten met een afschot van maximaal 3 mm/m zal het theo-retisch afschot van 15 mm/m plaatselijk kunnen verminderen tot 12 mm/m.

06950556_H08.indd 244 22-03-2005 14:51:52

Page 255: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 245

� �������

� �������������������������

Figuur 8.23 In situ betonvloer met zeeg

������������

������������

������������

� ���������������������������

� ��������������������������

Figuur 8.24 In situ betonvloer onder afschot storten

Als de vloerbekisting horizontaal wordt gesteld zal de bovenkant van de vloer in het midden circa 100 mm hoger moeten worden, figuur 8.24-1. De gemiddelde betondikte wordt dan 50 mm meer. Dit vergroot het eigen gewicht van de vloer. Soms is het mogelijk bij de gevel de vloer-dikte iets te verminderen waardoor de gemid-delde dikte minder wordt vergroot.Om extra beton en extra eigen gewicht door het afschot te voorkomen is het ook mogelijk de vloerbekisting onder afschot te stellen, figuur 8.24-2. De vloerdikte blijft dan overal gelijk. In plaats van met een laser de storthoogte te maat-voeren, is het nu mogelijk buizen op pootjes op de bekisting te plaatsen en het beton met een lange rei op hoogte te brengen.

Afschot maken met isolatieplatenDe leveranciers van dakisolatieplaten hebben een productiemethode ontwikkeld waarbij het moge-lijk is isolatieplaten te maken met ingebouwd

afschot. Bij het afschotsysteem van steenwol hebben de platen een afschot over de plaat-lengte van 0,900 m met een afschot van 17 mm/m en 25 mm/m, figuur 8.25-1 en 8.25-2. Bij een halve dakbreedte van 7,200 m zijn acht platen van 0,900 m nodig.

�������������������

��

�� �� �� �� ��� ��� ��� ��� ���

�� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ���

� ���������������������������������������������

� ���������������������������������������������

Figuur 8.25 Afschot maken met isolatieplaten

Als op het laagste punt een minimale isolatie-dikte van 50 mm is gewenst, zal bij 17 mm/m de isolatieplaat op het hoogste punt 170 mm dik moeten worden. De gemiddelde isolatiedikte wordt dan 110 mm.Er zijn drie methoden behandeld om afschot in een plat dak te maken. Per project zal de keuze moeten worden gedaan. Vanuit het aspect bouwkosten gezien, figuur 8.26.

Figuur 8.26 Kosten dakafwerking per m2 inclusief afschot

8.2.4 Dakrand op betondakVanuit het aspect bouwtijd gezien is de dak-rand de bouwknoop tussen gevel en dak. Als de dakvloer gereed is, is het voor de start van de afbouw gewenst om het dak zo snel mogelijk waterdicht te krijgen. De uitvoering van de gevel is afhankelijk van de gebouwhoogte en de gevel-constructie. Als het tijdstip van dakdicht zijn af-hankelijk is van het op hoogte zijn van de gevel, kan kostbare bouwtijd verloren gaan.

Afschot Vloer- Zand- Isolatie-maken met afschot cement afschot

Dakbedekking € 18,– € 18,– € 18,–Dakisolatie € 15,– € 15,– € 42,–Dakafschot € 3,– € 15,– € 0,–

Totaalkosten € 36,– € 48,– € 60,–

06950556_H08.indd 245 22-03-2005 14:51:54

Page 256: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

246

Ontkoppelen dak van gevelVanuit de bouwtijd gezien is het gewenst de uitvoering van de dakafwerking te ontkoppelen van de uitvoering van de gevel. Dat is mogelijk door op de dakvloer direct een opstand te maken waardoor de afschotlaag, de isolatie en de dakbedekking is aan te brengen en het dak waterdicht is, figuur 8.27-1. De uitvoering van de gevel kan onafhankelijk van het dak gebeuren en als laatste wordt de gevel-afdekband aange-bracht die de koppeling is tussen dak en gevel, figuur 8.27-2.

� �������������� � ������������

������������������������������� ����

Figuur 8.27 Ontkoppelen dak en gevel

Isoleren dakrandIs de dakrand een muurtje dat op de dakvloer wordt gemetseld, dan ontstaat een koudebrug tussen de gevelisolatie en de dakisolatie. De koudebrug is te verminderen door de dakisolatie tegen de dakrand op te zetten zodat de gemet-selde dakrand wordt ingepakt, figuur 8.28-1. Een alternatief is om de dakrand zelf van isole-rend materiaal te maken dat tevens een con-structieve functie kan vervullen. Daarvoor is cel-lenbeton een geschikt materiaal, figuur 8.28-2.

Met bouwblokken van 600 mm lang, 250 mm breed en 100 tot 150 mm dik en toepassing van cementlijm is direct na het gereedkomen van de dakvloer een dakrand van 0,500 m hoog te maken. Als de dakvloer bij de gevel onder afschot ligt, moeten de bouwblokken ook onder afschot worden gezaagd. Om de koudebrug te voorkomen, is het ook mogelijk op de dakvloer een isolatielaag aan te brengen van 30 mm foamglas (cellulair glas). Dit is een zeer hard isolatiemateriaal dat kan worden gemetseld. Voor de stabiliteit van de dakrand is het gewenst het foamglas en de stenen niet met gewone metselmortel, maar met cementgebon-den steenlijm te verwerken, figuur 8.28-3.

Dakrand van prefab-betonVanuit constructief oogpunt wordt voor de dak-rand soms gekozen voor prefab-betonelemen-ten, figuur 8.29. De dakrandelementen worden op zware doken geplaatst en met krimpvrije mortel aangegoten. Door het prefab-element op nokken te plaatsen ontstaat ruimte onder het element om isolatiemateriaal aan te brengen. Vanuit het aspect bouwtijd gezien is dit een on-gunstige oplossing omdat de prefab-elementen eerst moeten worden getekend en geprodu-ceerd. Vooral bij daken met veel binnen- en bui-tenhoeken kunnen veel elementtypen nodig zijn, die de levertijd verlengen en bij vergissingen het dicht maken van het dak kunnen blokkeren. In dit voorbeeld is als gevelafdekking ook een pre-fab-betonelement getekend. Als het element niet op het buitenblad mag steunen, moeten er aan de prefab-dakrand consoles worden gemaakt om de gevelafdekband te ondersteunen. Ook daar zijn doken nodig met aan te gieten gaten.

� ���������������������� � ����������� � ��������������� ������������������������������� ����

�����������������

��������

Figuur 8.28 Oplossen koudebrug dakrand

06950556_H08.indd 246 22-03-2005 14:51:55

Page 257: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 247

��������������� ������������������������������� ����

����������������������

����

��������������������������

Figuur 8.29 Isolatie en prefab-beton dakrand

Arboveilige dakrandenBij gebouwen van meerdere bouwlagen is het werken op het platte dak bij de randen gevaar-lijk. De hoogte van de dakrand is ontworpen op basis van de benodigde waterkering. Dat is meestal te laag om bescherming te bieden tegen het diep vallen vanaf de dakrand. De dakbedek-king is vooral langs de randen kwetsbaar en daar ontstaan als eerste de lekkages. Bij onderhouds-werkzaamheden moet de dakdekker dus vooral langs de randen van het dak werken, waar het risico van diepvallen het grootst is.

Werkzaamheden op het dak komen voor bij:

• nieuwbouw, aanleg dak;

• calamiteiten, opheffen lekkages;

• periodiek onderhoud, repareren;

• renovatie dakbedekking.

Bij een lage dakrand met een prefab-beton afdekband, zijn in de afdekband voorzieningen te maken om daarop een tijdelijke leuning te bevestigen, figuur 8.30-1. Voordat de dakdek-ker begint met onderhoudswerk wordt eerste de leuning aangebracht. Een permanente leuning met een hoogte van 1,000 m boven het dakvlak geeft ook bescherming bij calamiteiten.

In plaats van een leuning van 1,000 m hoog is het ook mogelijk de dakrand zelf hoger te maken. Als de hoogte van de dakrand boven het dakvlak plus de breedte van de dakrand samen meer is dan 1,000 m, geeft dit voldoende bescherming tegen vallen van de dakrand, figuur 8.30-2. Dit is een permanente veiligheid, ook bij calamiteiten.

� ����������������������������������������

� ������������������������

����������

������������������������������� ����

�������

����

����

����

����

����

��

���

���

Figuur 8.30 Arboveilige dakranden

Bij de voorgaande oplossingen wordt de dakdek-ker alleen bij onderhoudswerk beschermd. Bij het maken van het dak in de nieuwbouwfase bestaat ook het gevaar van diepvallen. Bij een hogere dakrand is vaak een hulpconstructie nodig om windbelasting op te vangen. Als die hulpcon-structie in de vorm van een leuning wordt uitge-voerd, is de leuning direct na het gereedkomen van de dakvloer te monteren. Vanaf dat moment is de rand van het dak beveiligd tegen diepval-len, figuur 8.31-1. De werkzaamheden voor de dakrand en de dakbedekking zijn beschermd. De afdekband moet zodanig worden gedetailleerd dat die later tussen de leuningstaanders is aan te brengen, figuur 8.31-2.

Dakgoot in plaats van dakrandBij een verticale dakrand moeten door de dak-rand hemelwaterafvoeren worden gemaakt. Bij een prefab-betonnen dakrand geeft dat extra problemen. Het is ook mogelijk een goot aan de dakvloer te maken. Het hemelwater kan verticaal worden afgevoerd en gecompliceerde doorvoe-ren door de dakrand met lekkagerisico wordt voorkomen. Het overstek kan als prefab-beton-nen element tijdelijk worden gesteld op consoles aan het dragende binnenspouwblad en met stek-ken in de vloer worden aangestort, figuur 8.32. Het overstek zorgt voor een duidelijke ontkoppe-

06950556_H08.indd 247 22-03-2005 14:51:57

Page 258: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

248

����

����

����

����

����

������������������������������� ����

� ����������������������� � �����������������������������������

Figuur 8.31 Arboveilig werken bij de nieuwbouw

������������������������������������������������������

������������������������������� ����

�������������������������������������������

����������������

Figuur 8.32 Horizontale dakrand/dakgoot

ling van dak en gevel en beschermt bij het ma-ken van de gevel het metselwerk en de isolatie tegen wateroverlast. Het dakoverstek beschermt de gevel ook tegen regenwater.

Als de dakvloer bestaat uit prefab-kanaalplaten, is het mogelijk een prefab-beton overstekele-ment aan de kanaalplaten te bevestigen. In het prefab-gootelement wordt een staalprofiel als stekwapening ingestort en in een kanaal van de kanaalplaat gestoken, figuur 8.33. De buitenrand van de dakgoot vraagt een hoge visuele maat-nauwkeurigheid. De dakgoot moet zeer nauw-keurig kunnen worden afgesteld, wat mogelijk is door een stelprofiel op de vloer te bevestigen en de dakgoot met bouten in schroefhulzen in de dakgoot nauwkeurig af te stellen. Daarna wor-

den de kanalen aangegoten en is het overstek een constructieve uitbreiding van de dakvloer geworden. Aan het overstek zijn voorzieningen te maken voor het aanbrengen van leuningen als beveiliging bij het werken op het dak. Bij de kopgevel van het gebouw zal een andere beves-tiging ontworpen moeten worden, omdat daar de kanalen ontbreken.

����������������������������������

��������������������������������������������������

�����������������

�������������

������������������������������� ���������������������

Figuur 8.33 Montage prefab-dakgoot aan kanaalplaat

8.2.5 Dakopbouw op plat dakEen dakopbouw op een plat dak kan de start van de weersgevoelige afbouw vertragen. Als de dakopbouw een belangrijk deel van het platte dak beslaat en als in de vloer van de dakopbouw grote sparingen zitten, is het maken van de dak-opbouw bepalend oor het waterdicht krijgen van het dak. Meestal is de opbouw anders gecon-strueerd dan de onderliggende verdiepingen en zal het meestal uit een eenvoudig staalskelet met omkleding bestaan, figuur 8.34 en 8.35-2.

Als het dak alleen waterdicht te krijgen is als de dakopbouw ook gereed is, bestaat de uitvoering van het waterdicht maken van het dak uit de vol-gende werkzaamheden:

• dakrand op dakvloer metselen, figuur 8.35-1;

• opstand dakopbouw storten, figuur 8.35-2;

• staalconstructie dakopbouw monteren;

�����������������

���������������������������

��������������

Figuur 8.34 Dakopbouw boven operatieafdeling ziekenhuis

06950556_H08.indd 248 22-03-2005 14:51:59

Page 259: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 249

� ������� � �����������������

������������������������������� ����

�������

����

Figuur 8.35 Dak en dakopbouw waterdicht krijgen

• dakplaten dakopbouw aanbrengen;

• isolatie met afschotlaag aanbrengen;

• dakbedekking aanbrengen;

• gevelplaten dakopbouw monteren;

• hemelwaterafvoeren monteren.

Het aanbrengen van de dakbedekking met iso-latie op het hoofddak is te combineren met de dakbedekking met isolatie van de dakopbouw, als een tijdelijk waterdichte laag wordt toegepast.Kies daarom voor een isolatieafschotsysteem met een extra dampdichte laag op het betondak die direct na het gereedkomen van de dakvloer is aan te brengen en maak tijdelijke hemelwateraf-voeren, figuur 8.36-1.

Maak dragende gevels van kalkzandsteen of cel-lenbeton elementen die uit voorraad te leveren zijn en waarbij tijdens de uitvoering aanpassin-gen van de gevelopeningen mogelijk is, figuur 8.36-2.

8.3 Hellende pannendaken

Een hellend dak is als een regenjas over het ge-bouw waarbij de regenjas zodanig is gevormd dat het hemelwater direct tot buiten het gebouw wordt afgevoerd. Het risico van lekkages is bij een hellend dak aanzienlijk minder dan bij platte daken. Bij toepassing van dakpannen is een lek-kage gemakkelijk op te sporen en een dakpan is eenvoudig te vervangen. In dit hoofdstuk wordt alleen het pannendak behandeld, omdat dit

� ������� � �����������������

������

������������������������������� ����

�����������

���������������������������

���������������������

Figuur 8.36 Dakopbouw en -bedekking

type dak het meeste voorkomt en omdat de uit-voeringsaspecten vergelijkbaar zijn met andere afwerkingen van hellende daken.

Uitvoeringsproblemen bij een pannendak zijn:

• maatvoeren schuine hoeken;

• maatverschillen door hellingsverandering;

• monteren elementen op ongelijke opleggingen;

• gevaarlijke hellende werkplek;

• logistiek pannenleggen.

Een pannendak is in twee systemen te verdelen:1 dakafwerking, waterkerende laag;2 dakconstructie, regelwerk.

8.3.1 DakafwerkingDe dakafwerking van een pannendak bestaat uit drie verschillende onderdelen, figuur 8.37:1 dakpan: uitgangspunt is betonnen sneldekpan met werkende breedte van 300 mm en lengte van 420 mm met gewicht van 42 N/stuk en gemiddeld 10 pannen per m2 dak;2 panlat: horizontale houten latten die dakpan-nen ondersteunen met minimale afmeting van 22 × 32 mm en onderlinge afstand van 300 tot maximaal 350 mm en overspanning van 400 tot maximaal 600 mm;3 tengel: verticale houten latten onder panlat om ruimte te maken voor ventilatie en wateraf-voer onder panlatten. Tengel vormt overgang tussen dakconstructie en dakafwerking, en is meestal onderdeel dakplaat.

06950556_H08.indd 249 22-03-2005 14:52:00

Page 260: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

250

������������������������������� ����

Figuur 8.37 Dakpan–panlat–tengel

8.3.2 DakconstructieNa de energiecrisis in 1973 werden steeds hogere eisen gesteld aan de thermische isolatie van het dak. Het traditionele houten dakbeschot werd vervangen door sandwich-isolatieplaten en door samengestelde dakplaten van plaatmateriaal met verticale ribben en isolatie. Deze dakplaten werden door de stijgende isolatie-eisen steeds dikker en kunnen een groter dakvlak overspan-nen. De betonvloeren zijn in staat een deel van de dakbelasting op te vangen. Het onderste deel van de dakbelasting wordt met een knieschot over-gebracht naar de zoldervloer en de gording kan naar boven opschuiven tot aan plafondhoogte, figuur 8.38. Daardoor ontstaat op ooghoogte een constructievrije ruimte die het mogelijk maakt dakramen en dakkapellen aan te brengen zonder de dakconstructie te doorsnijden.

De geïsoleerde dakplaat met houten ribben met grotere overspanning maakt het ook mogelijk de dakplaten horizontaal toe te passen van bouwmuur naar bouwmuur, met daartussen een hulpspant. In plaats van een geconstrueerd hou-ten dakspant is een tussenwand van een houten regelwerk bekleed met plaatmateriaal een goed alternatief, figuur 8.39. Het hulpspant is dan tevens scheidingswand op de zolder.

���������

�������� ������

���������

Figuur 8.38 Geïsoleerde dakplaat met knieschot

▶▶ Zie ook deel 4A Omhulling – prestatie – eisen/

daken voor meer informatie over de dakconstruc-

tie

���������

����������

Figuur 8.39 Horizontale dakplaat op tussenwand

8.3.3 Maatvoeren hellend dakHet systeem van maatvoeren in de bouw is ge-baseerd op orthogonale maatvoering met alleen haakse hoeken. Met de tekenmachine is elke schuine hoek te tekenen, maar de maatvoerder beschikt niet over meetinstrumenten om elke schuine hoek uit te zetten. Op de tekenmachine is de gradenverdeling in 360 graden, maar op de meetapparatuur op de bouwplaats wordt 400 graden gebruikt. Het risico dat de dakhelling ver-keerd wordt uitgezet is erg groot, figuur 8.40.Om de maatvoering van een hellend dak te beheersen, wordt een uitslag gemaakt op ware grootte. Op een vrije ruimte op het maaiveld wordt een hulpspant opgebouwd op basis van de orthogonale maten van tekening met de plaats van de gordingen. Het hulpspant wordt daarna gedemonteerd en in onderdelen naar het dak gebracht en daar opnieuw samenge-steld. Op het hulpspant worden de gordingen geplaatst en daarna de dragende muren op de zolder gemetseld.

Als het dakbeschot is aangebracht, worden de panlatten voor de bovenste en onderste pan op het dak getimmerd. De afstand tussen de bovenste en onderste panlat wordt gedeeld door de gewenste panlatafstand en afgerond op hele pannen. De maatverdeling wordt op een lat afgetekend en daarmee worden de panlatten stuk voor stuk op het dak gespijkerd.

��������������������

����������������������������������

Figuur 8.40 Maatvoeren hellend dak

06950556_H08.indd 250 22-03-2005 14:52:02

Page 261: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 251

Voor de horizontale panverdeling wordt één rij pannen uitgelegd van kopgevel tot kopgevel en daarmee wordt net zo lang geschoven tot de gevelpannen aan beide kopgevels dezelfde positie hebben. Als in het dakvlak een dakraam of dakkapel moet komen, is de exacte plaats daarvan pas te bepalen als zowel de verticale en de horizontale verdeling bekend is, figuur 8.41. Betonpannen zijn zeer maatvast en er valt wei-nig mee te schuiven. Dakramen en dakkapellen zijn voorzien van kunststof randprofielen die als verholen goot voor een goede waterdichte aan-sluiting zorgen, maar die exact op de panranden moeten aansluiten. De enige praktische methode voor het monteren van een dakraam zonder maatfouten is, figuur 8.41:

• dakvlak met dakpannen dichtleggen;

• bij dakraam enkele dakpannen weghalen, figuur 8.41-1;

• met mal daksparing maatvoeren;

• met zaag daksparing uitzagen, figuur 8.41-2;

• dakraam monteren in sparing;

• aansluitstroken met pannen maken;

• dakraam aan binnenkant aftimmeren.

� ��������������� � ����������������

Figuur 8.41 Panverdeling en dakraam uitzagen

Het monteren van een dakraam op een hellend dakvlak vergt veel tijd en de arbeidskosten zijn vaak even hoog als de aankoop van het dakraam. Prefabricage van dakopeningen in pannendaken zal de bouwtijd verkorten en de bouwkosten verlagen.

Standaardisatie dakhellingenPrefabricage van dakopeningen is alleen mogelijk als zowel de verticale en de horizontale panverde-ling niet per dakvlak op het werk wordt bepaald, maar wanneer die vooraf op tekening vast te stel-len zijn. Dan wordt het mogelijk dat de producent van de dakplaten de dakopeningen al in de fabriek aanbrengt en bij grote dakopeningen tevens de hulpconstructie kan aanbrengen.De volgende stap naar prefabricage is om de panverdeling niet per werk te bepalen, maar afspraken te maken voor de standaardisatie van dakhellingen. In het Handboek modulair bouwen is een afsprakenstelsel voor standaardisatie van dakhellingen ontwikkeld:

• dakhelling niet aangeven in graden omdat schuine hoeken op bouwplaats moeilijk te maat-voeren zijn;

• dakhelling aangeven met tangens als hoogte gedeeld door horizontale lengte;

• voor hoogtemaat gestandaardiseerde verdie-pingshoogte woningbouw van 2,700 m gebrui-ken.

Tangens = verdiepingshoogte 2,700 m

vloerlengte n × 1,200 m

Deze afspraak van verticaal 2,700 m en horizon-taal n × 1,200 m heeft vooral bij dakvlakken over meerdere verdiepingen het grote voordeel, dat de bovenliggende vloer altijd een heel aantal vloerplaten kleiner is en dat de plaats van het dak bij elke verdieping gelijk is, figuur 8.42.

Bij een horizontale maat van 1,200 m is de dak-helling van 66 graden bruikbaar voor een hel-lende gevel bij woonruimtes. Bij een horizontale maat van 3 × 1,200 = 3,600 m is de dakhelling 37 graden die veel voorkomt bij zolders van laagbouwwoningen, figuur 8.43. In figuur 8.44 zijn alle dakhellingen vermeld die voldoen aan de afspraak van hoogte 2,700 m en lengte n × 1,200 m. Door dit maatsysteem is tussen de hoekpunten de daklengte te berekenen.

In de woningbouw is de beukbreedte een veel-voud van 300 mm en in de utiliteitsbouw is de stramienmaat ook een veelvoud van 300 mm. De betonnen dakpannen hebben ook een wer-kende breedte van 300 mm waarmee de hori-zontale panverdeling is genormaliseerd.

06950556_H08.indd 251 22-03-2005 14:52:03

Page 262: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

252

Figuur 8.42 Standaardisatie dakhelling

����������

����������

����������

����������

�����

����

����

����

��

�����

� � � � �

����� �����

������������������������

����� ����� �����

����

Figuur 8.43 Standaard dakhellingen

Voor de verticale panverdeling, de panlatafstand, heeft standaardisatie het voordeel dat de panlat-ten vooraf op de dakplaten zijn aan te brengen. Daarmee is de plaats van dakopeningen zowel horizontaal als verticaal vastgelegd. Uit de be-rekeningen van de daklengte bij de standaard dakhellingen blijkt dat bijna elke standaard dak-lengte een veelvoud is van 300 mm met afwij-kingen die niet groter zijn dan +/- 1 mm. In de kolom ‘pannen’ is het aantal pannen vermeld bij een panlatafstand van 300 mm, figuur 8.44.

In de laatste kolom is bij elke dakhelling ook de stijging per meter berekend om een helling bij kleine onderdelen te kunnen maatvoeren.

Meetpunten voor maatvoeren dakhellingBij een woningdiepte van 9,600 m en een dak-helling van 37 graden wordt de dakhelling ge-maatvoerd met horizontaal een verdeling gelijk aan de naden van de prefab-vloerplaten van 3,600 – 2,400 – 3,600 m, figuur 8.45. Verticaal wordt een hoogte van 2,700 m uitgezet. Daar-door ontstaan twee meetpunten op de vloer en twee meetpunten op 2,700 m hoogte, figuur 8.45. Over deze meetpunten wordt de diagonale daklijn getrokken.

Om de dakhelling te kunnen uitzetten en maat-voeren is het noodzakelijk te weten waar de dia-gonale daklijn de verticale gevellijn moet kruisen, figuur 8.46. In het Handboek modulair bouwen zijn daarover de volgende afspraken vastgelegd:

����

���������

����

����

����

����

������������������������������

���� ���� ����

06950556_H08.indd 252 22-03-2005 14:52:04

Page 263: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 253

����� �����

����������

������������������������������

�����

������

�����

���������������

�����

����

Figuur 8.45 Voorbeeld dakmaatvoering

• DakmeetlijnDe plaats waar de daklengte wordt gemeten is de dakmeetlijn die ligt op de onderkant van de dakplaat. Het vormt de grens tussen de dakplaat en de dakgording. Dit maakt het mogelijk dak-plaat en dakgording te wijzigen zonder invloed op de maatvoering. De dakmeetlijn geeft tevens de vrije ruimte onder het dak aan.

• DakdraaipuntDe plaats waar de dakmeetlijn de verticale gevel en de horizontale vloer snijdt. Het dakdraaipunt is de kruising van het hart van de gevelband met de bovenkant van de vloerband. Het dak-draaipunt ligt buiten de betonconstructie van de vloer waardoor de keuze van de dakhelling geen invloed heeft op de vloerconstructie. Als het hart van de gevelbanden een veelvoud is van 3M (300 mm), is de horizontale afstand tussen de dakdraaipunten ook een veelvoud van 3M, figuur 8.46-1.

• Horizontale panverdelingBouwmuren liggen symmetrisch in de bouw-muurband, figuur 8.46-2. De afstand tussen het hart van twee bouwmuren is altijd een veelvoud van 3M. De betondakpan heeft ook een wer-kende breedte van 3M. Dakpannen hebben een sluiting met een overlap van circa 30 mm. De

Verticaal Horizontaal Helling Dak- Pannen Stijging2,700 m n × 1,200 m graden lengte n × 300 per m

Steil hellend dak2,700 1,200 66˚ 2,950 m 10 × 2.250 mm2,700 2,400 48˚ 3,610 m 12 × 1.125 mm

Normaal hellend dak2,700 3,600 37˚ 4,500 m 15 × 750 mm2,700 4,800 29˚ 5,510 m 18 × 560 mm

Matig hellend dak2,700 6,000 24˚ 6,580 m 22 × 450 mm2,700 7,200 21˚ 7,690 m 25 × 375 mm

Flauw hellend dak2,700 8,400 18˚ 8,820 m 29 × 320 mm2,700 9,600 16˚ 9,970 m 33 × 280 mm2,700 10,800 14˚ 11,130 m 37 × 250 mm2,700 12,000 13˚ 12,300 m 41 × 225 mm2,700 13,200 12˚ 13,470 m 45 × 205 mm2,700 14,400 11˚ 14,650 m 49 × 187 mm

Laag hellend dak2,700 15,600 10˚ 15,830 m 53 × 173 mm2,700 16,800 9˚ 17,020 m 57 × 160 mm2,700 18,000 8˚ 18,200 m 61 × 150 mm

Figuur 8.44 Daklengte en -afschot bij standaard dakhellingen

06950556_H08.indd 253 22-03-2005 14:52:05

Page 264: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

254

� ��������������������������

�������

� �����������������������

�������� �

������������

����

������

����

Figuur 8.46 Dakdraaipunt en -meetlijn

hartlijn van de bouwmuur ligt op het hart van de pansluiting. Daarmee zijn dakopeningen te maatvoeren ten opzichte van hart bouwmuur in een veelvoud van 300 mm en is bij een dakope-ning de overlap van de dakpan aan beide kanten gelijk, circa 15 mm. Een dakraam of dakdoorvoer moet dan n × 300 – 30 mm breed worden.

In het Handboek bouwtechnische details voor energie-efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200) zijn in alle dakdetails de dakdraaipun-ten aangegeven. Dat punt is bij CAD-tekenen als insertpoint te gebruiken om de details op de systeemlijnen van de woning in te klikken zonder aparte maatvoering.

8.3.4 Uitvoeren dakconstructieIn het Handboek bouwtechnische details is als voorbeeld een dakplaat uitgewerkt die voldoet aan de isolatie-eis van Rc > 2,5, figuur 8.47.De dakplaat bestaat uit:

• plaatmateriaal dik 10 mm aan onderkant;

• houten sporen 20 × 120 mm h.o.h. 415 mm;

• minerale wol met dikte van 105 mm;

• waterwerende en dampdoorlatende folie;

• tengel 10 × 25 mm voor vastzetten folie.

Door de grote constructiehoogte van de sporen kan deze dakplaat maximaal 3,000 m overspan-nen. De standaardbreedte van de dakplaat is 1,200 m met een gewicht van 100 tot 150 N/m2.

������������������������

�����������������������

������������������������������� ����

������

������������������

�����������������

�����

��������������������������

Figuur 8.47 Samenstelling dakplaat voor Rc = 2,5

Voorbeeld monteren dakAls voorbeeld voor het monteren van een dak is genomen een woningdiepte van 9,600 m met een woningbreedte van 5,700 m en een dakhel-ling van 2,700 × 3,600. De lengte van de dakhel-ling wordt dan 6,000 m.De dakconstructie, figuur 8.48, bestaat uit:

• twee muurplaten op rand zoldervloer;

• twee knieschotten hoog circa 1,200 m;

• twee dakgordingen 100 × 250 mm lang circa 5,400 m;

• 1 nokgording 100 × 250 mm lang circa 5,400 m;

• acht dakplaten breed 1,200 m lang 6,000 m;

• twee dakplaten breed circa 0,600 m lang 6,000 m.

����������

�������������������������

���������

���������

�������

Figuur 8.48 Monteren dakplaat op gording

06950556_H08.indd 254 22-03-2005 14:52:06

Page 265: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 255

Om de drie gordingen aan de bouwmuren te bevestigen, worden er stalen schoenen aan de bouwmuur bevestigd. De drie houten gordin-gen hebben een overspanning van 5,700 m en vormen geen stijve driehoek. Hierdoor kunnen vervormingen en maatafwijkingen ontstaan.

De gordingen hebben een gewicht van circa 1 kN per stuk. Als een bouwkraan niet beschik-baar is, blijft alleen handtransport over. Tegen de bouwmuren worden ladders opgezet. Twee tim-merlieden beuren de gording op hun schouders en lopen daarmee de ladder op en plaatsen de gording in de oplegschoen.

Een dakplaat van 1,200 m breed en 6,000 m lang heeft een oppervlak van 1,200 × 6,000 = 7,200 m2. Met een eigen gewicht van 150 N/m2 heeft de dakplaat een gewicht van circa 1 kN. Als een bouwkraan niet beschikbaar is, blijft er alleen handtransport over. De dakplaat wordt vanaf het maaiveld tegen de gevel opgezet en de bovenkant komt tot boven de muurplaat. Aan de bovenkant van de dakplaat wordt een touw bevestigd die over de nokgording loopt. Aan het touw is de dakplaat naar boven te sjorren. De timmerman moet op de dakgording staan om de dakplaat te kunnen monteren.

Het transport van de dakconstructie bestaat uit:

• drie gordingen elk 1 kN boven zoldervloer;

• tien dakplaten 1 kN boven zoldervloer.

Topwanden casco woningAls de woningen zijn uitgevoerd als in situ beton-skelet, is voor het maken van de zolderwanden (topwand) een wandbekisting nodig van 3,600 m hoog. Boven in de punt moet de stortopening komen. Het storten van de wand door de punt is niet eenvoudig en daarom is de bovenste punt nauwelijks te maken. Een andere methode is de toepassing van wandkisten van 2,700 m hoog en de bovenste punt van 0,900 m hoog van prefab-beton te maken en met stekwapening boven op de wandkist te plaatsen. Als de topwand ontkist is, bestaat bij storm het gevaar dat de hoge wand omvalt. Dat is te voorkomen door de top-wand met schoren stabiel te maken of direct na het ontkisten de gordingen aan te brengen.

Bij een draagconstructie in prefab-beton is er een alternatief om de zolderwand op dezelfde hoogte te maken als de verdiepingswand. In plaats van gordingen worden prefab-kanaalpla-ten op de wand geplaatst en de bovenste top wordt als prefab-betonelement op de topvloer gesteld, figuur 8.49. Op de topvloer kunnen de-zelfde muurplaten worden aangebracht als op de zoldervloer. De nokgording wordt overbodig. Bij het monteren van de dakplaten kan de timmer-man op de topvloer staan die als werkplek veel veiliger is dan op de gordingen.

�������������������������

���������

������������������

��������� �����������������������

�����������������������

������

Figuur 8.49 Gording vervangen door topvloer

Dakplaat op topvloerDoor het vervangen van de drie gordingen door twee vloerplaten in het casco, figuur 8.49, wordt de montagetijd voor de dakconstructie vermin-derd. Verdere vermindering van de montagetijd is mogelijk door het aantal van tien dakplaten te verminderen. Bij een beukbreedte van 5,700 m is de dakbreedte tussen de bouwmuren circa 5,400 m omdat de dakplaten tussen de bouwmuren komen. Op een vrachtwagen kunnen dakplaten van 2,400 m worden vervoerd. Dan zijn twee dakplaten van 2,400 m breed en een pasplaat van 0,600 m breed nodig. Het aantal platen is dan teruggebracht naar zes dakplaten. Het gewicht van de dakplaat is verdubbeld tot circa 2 kN per plaat. Dan is alleen montage met een bouwkraan mogelijk.

De pasplaten van 0,600 m breed zijn erg on-gunstig. Met ontheffing mogen vrachtwagens materiaal tot maximaal 3,000 m breed vervoe-ren. Bij een dakbreedte van 5,400 m tussen de

06950556_H08.indd 255 22-03-2005 14:52:07

Page 266: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

256

bouwmuren is de breedte op te vullen met maar twee dakplaten van 2,700 m breed. Dan bestaat het dak uit nog vier dakplaten.

Bij dakplaten van 1,200 m breed is het niet mo-gelijk de panlatten al in de fabriek op de dakpla-ten te spijkeren. De panlat zou dan over de wo-ningbreedte in vijf stukken zijn opgedeeld. Dan bestaat het risico dat de panlat niet in één lijn ligt en dat de dakpannen onregelmatig komen te liggen. Als het dakvlak met maar twee dakplaten van 2,700 m te dekken is, wordt het wel moge-lijk de panlatten al in de fabriek op de dakplaten te bevestigen. Ook eventuele dakramen kunnen in de fabriek worden aangebracht. Dan wordt de dakplaat een dakelement. Het verschil is:

• dakplaat: dakconstructie waarbij breedte plaat wordt bepaald door productieproces (standaard-breedte van 1,200 m) en waarbij pasplaten ont-staan door standaardplaat te verzagen. Produc-tieproces is zo ingericht, dat lengte dakplaat per project kan worden ingesteld. Dakplaat kan in enkele standaardlengten in voorraad beschikbaar zijn. Panlatten moeten in werk worden aange-bracht;

• dakelement: dakconstructie waarbij produc-tieproces zo is ingericht, dat zowel breedte als lengte variabel is en per project element op maat wordt samengesteld. Grootte dakelement wordt alleen beperkt door maximumafmetingen bij ver-voer over openbare weg. Elk dakelement wordt alleen op bestelling gemaakt en heeft bepaalde levertijd. Panlatten en dakopeningen worden projectmatig op dakelement aangebracht.

Scharnierend dakelementBij een zadeldak moeten aan beide kanten de dakelementen worden gemonteerd en in de nok aan elkaar bevestigd. Het dak was met vier dakelementen te maken. Om het aantal te mon-teren dakelementen nog verder te verminderen, is het mogelijk twee dakelementen met schar-nieren in de nok aan elkaar te koppelen. In de dakbreedte zijn twee elementen van elk 2,700 m breed nodig. Twee dakelementen van 2,700 m breed en 6,000 m lang worden met de schar-nieren dubbelgevouwen op de vrachtwagen vervoerd. Met een speciale hijsconstructie in de bouwkraan wordt het dubbelgevouwen element opgetild en opengeklapt, zodanig dat het dub-

bele element scharnieren in de juiste helling op het dak kan worden geplaatst, figuur 8.50. Het dakelement kan worden ontworpen voor een overspanning van 6,000 m. De sporen worden hoger en breder en de waterkerende folie wordt vervangen door plaatmateriaal. Bij een goede scharnierconstructie is een nokgording niet meer nodig en kunnen de elementen aan de bouwmu-ren worden vastgezet. Door de zwaardere con-structie zijn de materiaalkosten van het dakele-ment hoger, maar de montagekosten worden lager. Door de zwaardere constructie is het eigen gewicht van het dakelement 200 tot 250 N/m2. Een scharnieren dakelement van 2,700 × 6,000 dubbel heeft een oppervlak van 32 m2 en een gewicht tot 8 kN.

Figuur 8.50 Scharnierend dakelement

8.3.5 Werken op hellend dakvlakOp tekening lijkt een hellend dak eenvoudig, maar bij het uitvoeren blijkt dat het dak geen veilige werkplek is. Er zijn drie methoden om een veiliger werkplek te maken:1 Eerst gevel metselen en metselsteiger laten staan als werksteiger voor maken dak.2 Eerst dak maken met speciale werksteiger, die daarna demonteren en metselsteiger bouwen om gevel te metselen, figuur 8.51-1;3 Speciale steiger tegen gevel plaatsen, die geschikt is daarmee eerst dak te maken en daarna gevel te metselen.

Als eerst het dak wordt gemaakt om de woning waterdicht te krijgen, is het nodig aan de bouw-muren speciale loopbrugconsoles te bevestigen. Op de consoles worden aluminium loopbruggen gelegd. Deze loopbruggen zijn tot 6,100 m lang

06950556_H08.indd 256 22-03-2005 14:52:07

Page 267: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 257

en 0,530 of 0,600 m breed met een gewicht van 340 N. De toelaatbare belasting is 1 kN/m2 of 1,5 kN puntlast. Een werksteiger moet altijd twee loopbruggen breed zijn.

De werksteiger heeft een aantal functies:

• geeft bescherming bij aanbrengen muurplaat aan vloerrand;

• om dakplaat te monteren;

• om dakgoot aan te brengen, figuur 8.51-2;

• geeft bescherming tegen vallen van dak bij leggen dakpannen; leuning moet zo hoog zijn, dat men van dak naar beneden struikelend niet over leuning kan vallen, figuur 8.51-2.

�������

���������

����������������

� ����������� � ����������������������������������

Figuur 8.51 Werken aan en op hellend dak

Aanbrengen muur- en dakplaatDe muurplaat is bepalend voor de maatnauw-keurigheid van het pannendak. Aan de kopgevels is een lat te bevestigen waarop het dakdraaipunt wordt gemaatvoerd. Tussen de dakdraaipun-ten op de kopgevels wordt een draad (touw) gespannen. De muurplaat wordt in horizontale richting aan de draad geplaatst. Met de boor-machine worden gaten door de muurplaat in de zoldervloer geboord en daarin worden beton-ankers aangebracht. Met kunststof wiggen is de muurplaat op hoogte te stellen en worden de bouten vastgedraaid, figuur 8.52-1.

In het Handboek bouwtechnische details is de verbinding van de dakplaat op de muurplaat getekend als oplegging met een bevestigings-bout. Door de belasting kan de dakplaat over de muurplaat naar beneden schuiven. Bij het

���������

������

��������

���������

��������

� ��������� � ���������������������

� ���������������� � �����������������

Figuur 8.52 Muur- en dakplaat

monteren van de dakplaat moet de plaat op de juiste hoogte worden vastgehouden tot de bevestigingsbouten zijn aangebracht. Als aan de dakplaat een driehoekige lat wordt aangebracht waarbij de onderkant op dezelfde hoogte komt als de bovenkant van de muurplaat, kan bij het monteren de dakplaat direct op de muurplaat steunen en is geen aparte maatvoering meer nodig, figuur 8.52-2. De dakbelasting wordt met de steunlat ook veel beter op de muurplaat over-gebracht dan met een bout.

Met alleen een driehoekige steunlat aan de dakplaat bestaat tijdens het monteren nog het gevaar dat de dakplaat horizontaal naar buiten schuift en van de muurplaat valt en naar bene-den stort. Met een metalen strip aan de steunlat die over de achterkant van de muurplaat valt, is de dakplaat ook horizontaal verankerd, figuur 8.52-3.In plaats van een doorgaande steunlat is het ook mogelijk tegen de dakplaat T-vormige stalen steunen te bevestigen, die de dakplaat zowel in verticale richting maatvoert en steunt als ook in horizontale richting aan de muurplaat verankert, figuur 8.52-4.

06950556_H08.indd 257 22-03-2005 14:52:09

Page 268: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

258

Aanbrengen dakgootOnder aan de dakplaat is over de sporen een multiplex strook aangebracht om daarop de beugels van de dakgoot te kunnen schroeven. Bij toepassing van standaardbeugels is het niet mogelijk de goot onder afschot te leggen. In de beugels wordt de dakgoot aangebracht en daarna kan het leggen van de pannen beginnen, figuur 8.53. Aan de onderste panlat wordt een vogel/muisschroot aangebracht. Op basis van de eisen in het Bouwbesluit wordt bij elk dak be-rekend wanneer pannen met panhaken moeten worden vastgezet tegen stormschade.Bij brede dakelementen is het mogelijk de dak-goot in het dakelement te integreren. Aan de onderkant van het dakelement wordt een boei-boord met beugels aan het element bevestigd, 8.54. Het lekwater dat door de pannen over de dakfolie loopt moet wel achter het boeiboord naar buiten kunnen worden gevoerd. Als ook de zinken of kunststof goot prefab op het dakele-ment is aangebracht, kan het leggen van de dak-pannen direct na de montage starten.

����������������

������������������������������� ����

���������������������������

Figuur 8.53 Dakplaat met dakgoot

Aanbrengen dakpannenIn de fabriek worden veertig stuks betondak-pannen verticaal achter elkaar geplaatst en met krimpfolie tot een pakket gemaakt. Het pannen-pakket heeft een afmeting 0,330 m breed 1,000 m lang en 0,420 m hoog en heeft een gewicht van 40 × 42 N = 1.680 N.

Voor het dak van een gemiddelde laagbouw-woning zijn 600 tot 700 dakpannen nodig. Een volle vrachtwagen dakpannen bevat circa 125 pakketten van 40 pannen = 5.000 dakpannen: voldoende voor acht woningen.

���������������

������������������������������� ����

Figuur 8.54 Dakelement met vaste dakgoot

De vrachtwagen heeft een zelflossend systeem en kan de pakketten dakpannen naast de ver-harde bouwweg op de grond zetten. Voor het transport naar het dak worden de volgende me-thoden gebruikt:◆ pannenlift;◆ hydraulische autogiekkraan;◆ lichte bouwkraan.

◆ PannenliftEen onderstel met een uitschuifbare ladder die schuin naar het dak wordt geplaatst. Op de lad-der wordt een platform mechanisch bewogen. Op het platform worden elke keer twintig pan-nen gelegd, naar boven op het dak getrokken en daar pakt de dakdekker de pannen stuk voor stuk en legt ze in stapeltjes op het dak, figuur 8.55-1.

� ���������� � ����������������

Figuur 8.55 Mechanisch transport dakpannen

◆ Hydraulische autogiekkraanDe dakpannenvrachtwagen is voorzien van een hydraulische autogiekkraan met een vlucht van 21 m en een maximale hijshoogte van 21 m. De kraan is uitgerust met een hydraulische klem waarmee drie pakketten van elk veertig dakpan-nen rechtstreeks vanaf de vrachtwagen op het dak worden geplaatst. De pannenlift kan maar

06950556_H08.indd 258 22-03-2005 14:52:10

Page 269: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

8 UITVOEREN DAKEN 259

één dakvlak bedienen, maar de autokraan kan over de nok de pakketten ook op het andere dakvlak leggen.

◆ Lichte bouwkraanAls de draagconstructie van de woning gebouwd is met een 10-tonmeter kraan, kan die kraan ook de dakplaten en de dakpannen transporteren. Met een hydraulische klem kan de kraan drie pakketten met een gewicht van 5 kN recht-streeks vanaf de vrachtwagen op de beide dak-vlakken neerleggen, figuur 8.55-2.

Een dakdekkersploeg voor het leggen van dak-pannen bestaat uit drie man:1 beneden: oppert met pannenlift;2 op dak: loop dakpannen uit;3 legt pannen.

Andere kentallen zijn:

• productietempo 3.000 pannen per dag;

• laagbouwwoning 600 tot 700 pannen;

• productietempo vier tot vijf woningen per dag, exclusief dakafwerking, slabben en nokken.

Gevelpan en dakoverstekAls eerst de dakpannen worden gelegd om het gebouw waterdicht te krijgen en daarna pas de gevel wordt gemetseld, ontstaat een probleem bij de dakrand van de kopgevels. Langs de kop-gevel is een speciale pan nodig, de gevelpan met een verticale rand die de naad tussen de gevel en het dak afsluit. De dakdekker zal de gevelpan tegelijk met de pannen willen leggen. Als de metselaar bij de kopgevel het dak bereikt, zal hij de gevelpan moeten demonteren om het laatste stuk van de kopgevel te kunnen metselen. Pas na het voegwerk kan de gevelpan weer op zijn plaats worden gelegd, figuur 8.56-1.

Een standaardpan kost € 0,72 per stuk maar een gevelpan € 3,72 per stuk. Door de vorm kunnen de gevelpannen niet goed worden gestapeld en worden per 14 stuks gepakketteerd. In de bouw-praktijk blijkt het dat bij het metselen van de kopgevel een aantal gevelpannen kapot gaat bij het verwijderen, opslaan en bij het terugplaatsen.Als er op de bouwplaats geen reserve gevel-pannen beschikbaar zijn, moeten ze opnieuw worden besteld in hele pakken van 14 stuks. De

������������������������������� ����

��������������������������������������������������������������

� �������������� ��������

��������

Figuur 8.56 Gevelpan of gevelrand bij kopgevel

steiger moet blijven staan tot de gevelpannen zijn aangekomen, of een dakdekker moet later op het dak de ontbrekende gevelpannen leggen. De kosten van hermontage en breuk van gevel-pannen kan oplopen tot meer dan € 60,– per woning.In plaats van een gevelpan met vaste rand is een aparte gevelrand ontwikkeld die aan een stan-daarddakpan is te koppelen. Langs de rand van de kopgevel worden gewone standaarddakpan-nen gelegd. De metselaar kan de kopgevel tot aan het dak metselen en voegen. Direct daarna worden de gevelranden met beugels aan de standaardpan bevestigd, figuur 8.56-2.

Dakoverstek kopgevelBij oude dakconstructies met dakbeschot op gordingen is voor het maken van een dakover-stek zowel bij de goot als aan de kopgevel een speciale houten hulpconstructie nodig, omdat het dakbeschot niet in staat is over de gevel uit te kragen.

De dakplaten met een ingebouwde dakconstruc-tie van sporen is veel sterker en kan zowel bij de goot als bij de kopgevel over de buitengevel uitkragen. De rand van de gevelpan was echter niet hoog genoeg om de rand van de dakplaat af te dekken, waardoor een aanvullende aftim-mering nodig is. De speciaal vervaardigde gevel-dakrand is veel hoger en kan wel de rand van de dakplaat afdekken, figuur 8.57. De geveldakrand kan met beugels los aan de dakrand worden bevestigd. Het is ook mogelijk de geveldakrand met lijm aan de standaarddakpan te bevestigen, waardoor een gevelpan met verhoogde rand ontstaat.

06950556_H08.indd 259 22-03-2005 14:52:11

Page 270: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

260

������������������������������� ����

Figuur 8.57 Dakoverstek met geveldakrand

8.3.6 Kosten pannendakFiguur 8.58 geeft een overzicht van de kosten van een pannendak.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Handboek bouwtechnische details voor energie-efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200). SBR/Novem, 19942 Handboek modulair bouwen. VG Bouw, 1990

NormenNEN 6702 Technische grondslagen voor bouwcon-structies – TGB 1990 – Belastingen en vervormin-gen.

Kostenopbouw pannendak Hoeveelheid 55,3 m2 Kosten dak 1 m2 dak

Gordingen 85 × 230 mm 25,81 m1 € ,303,04 € 5,48• arbeid 14,91 mu € ,160,71 € 2,91Muurplaten 63 × 160 10,81 m1 € ,63,04 € 1,14• arbeid 12,38 mu € ,78,54 € 1,42Dakplaat geïsoleerd 50,41 m2 € 1.360,80 € 24,61• arbeid 19,69 mu € ,319,77 € 5,78• kraantransport 10,41 uur € ,40,– € 0,72Panlatten/ruiter € ,82,95 € 1,50• arbeid 14,65 mu € ,153,45 € 2,77Betonpannen 55,30 m2 € ,553,– € 10,–• arbeid 17,94 mu € ,262,02 € 4,74

Betonpannendak 55,31 m2 € 3,377,– € 61,07

Meerprijs keramisch € 115/m2 € ,276,50 € 5,–• meerprijs arbeid 1 113 mu € ,99,– € 1,79

Keramisch pannendak 55,3 m2 € 3.752,50 € 67,86

Figuur 8.58 Dakplaten op gordingen met betonpannen

06950556_H08.indd 260 22-03-2005 14:52:11

Page 271: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9Uitvoeren afbouwH. A. J. Flapper

Onder de afbouw wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden

die nodig zijn om binnen een kale draagconstructie ruimtes te ma-

ken die geschikt zijn voor de functie waarvoor ze zijn ontworpen. De

meeste afbouwwerkzaamheden zijn gevoelig voor vocht en vorst en

daarom kan de afbouw meestal pas echt starten nadat het gebouw

is voorzien van een omhulling die het gebouw wind- en waterdicht

maakt. Daarna kan de afbouw beginnen, die eindigt met het opleve-

ren en overdragen van het gebouw aan de opdrachtgever.

06950556_H09.indd 261 22-03-2005 14:52:57

Page 272: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

262

Inleiding

De afbouw is in een aantal subfasen te onder-scheiden naar functie en materiaaltoepassing:

• inbouw, ruimten maken, figuur 9.1;

• installaties, aansluitingen, figuur 9.2;

• afwerking, mooi maken, figuur 9.3;

• uitrusting, voorzieningen, figuur 9.4;

• inrichting, stoffering en meubilair, figuur 9.5.

Figuur 9.1 Inbouwen, ruimten maken

�����������

��������������

����������

�����������

���������� ����������

Figuur 9.2 Installeren, aansluitingen

��������������

�����������������

���������������

Figuur 9.3 Afwerken

���������

����

�������������������������������������

��������

Figuur 9.4 Uitrusten, voorzieningen

���������

�������������������������

Figuur 9.5 Inrichten, stoffering en meubilair

In de praktijk zal blijken dat de afbouw zoveel organisatorische en technische relaties heeft, dat de verschillende subfasen niet logisch achter elkaar uit te voeren zijn, maar dat voor elk bouw-project het afbouwproces opnieuw moet worden ontworpen. Voor het leren beheersen van het afbouwproces is het wel nuttig eerst de subfasen te onderkennen om daarmee het afbouwproces te kunnen plannen.

In een tijdschema ziet het afbouwproces van een woningbouwproject eruit als een parallellogram, figuur 9.6. Verticaal staan de afbouwwerkzaam-heden, in het schema gegroepeerd als de sub-fasen. Na de uitrusting worden de woningen groepsgewijs opgeleverd en daarna kunnen de bewoners starten met het inrichten. Deze fase eindigt met het inhuizen.

���������

������

����������

�����������

���������

����������

����������

���������

���������

��������

Figuur 9.6 Tijdschema afbouwproces woningen

Bij een utiliteitsproject wordt het gebouw in zijn geheel opgeleverd, figuur 9.7, als de laatste af-deling is uitgerust. Daarna start pas de inrichting en de inhuizing.

06950556_H09.indd 262 22-03-2005 14:52:59

Page 273: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 263

per dag. Elke ploeg/onderaannemer moet de werkzaamheden voor een badkamer in één dag uitvoeren en moet dat de volgende dag in een andere woning doen. Elke ploeg heeft een pro-ductietijd van 20 woningen × 1 dag = 20 dagen.

���

�������

����

�����������

�����������

��������������

Figuur 9.8 Twintig standaardbadkamers

Volgorde werkzaamhedenDe uitvoerder moet met de volgende ploegen (hoofdletters) afspraken maken om de werk-zaamheden in de onderstaande volgorde uit te voeren.LOODG standleidingen riolering en waterCV aan- en afvoerleidingen centrale ver-

warmingMAATV profielen voor binnenwanden stellenBLOKK binnenwanden van gipsblokken lijmenLOODG ligbad plaatsen en aansluitenELEKT aarding aanbrengenBLOKK voorwand bad gipsblokken lijmenLOODG vloersifon plaatsen op hoogteTEGEL wandtegels aanbrengen met lijmTEGEL vloertegels in specie onder afschotSPUIT spuitwerk op plafond aanbrengenTEGEL voegwerk tegels wand en vloerLOODG waterleiding en riolering opbouwTIMME montagekozijn met deur monterenSCHIL glas boven deur aanbrengenKITTE kitvoegen tegels en bad aanbrengenELEKT draad trekken licht en wasmachineLOODG wastafel en kranen afmonterenCV radiator monterenELEKT aansluitdozen en schakelaar monterenUITVO opname van gereed zijn van badkamer

������

����������

�����������

���������

����������

������������������

��������

Figuur 9.7 Tijdschema afbouwproces utiliteitsbouw

9.1 Seriematig afbouwproces

Het lijkt dat de vijf fasen van het afbouwproces op een logische wijze na elkaar kunnen worden uitgevoerd. De technische oplossingen van de onderdelen in elk van de fasen zijn echter zoda-nig dat ze grote invloed hebben op de andere fasen van het afbouwproces. In plaats van een logische opeenvolging van de fasen ontstaat een spaghetti-effect waardoor elk onderdeel van een fase afhankelijk wordt van onderdelen van andere fasen. Dat maakt het organiseren van het afbouwproces zo moeilijk en belemmert het optimaliseren van bouwtijd en bouwkosten. Het afbouwprobleem is het beste uit te leggen aan de hand van het voorbeeld van een badkamer.De bouwtijd en organisatie van het afbouwpro-ces wordt bepaald door het aantal ploegen of bedrijven die in een vooraf vastgestelde volgorde hun werkzaamheden moeten uitvoeren. In de woningbouw is de badkamer de ruimte waarin de verscheidenheid van werkzaamheden het grootst is.

9.1.1 Voorbeeld badkamer in woning-projectAls voorbeeld wordt genomen een woningbouw-project van twintig standaard laagbouwwonin-gen in de huursector. Behandeld wordt alleen de badkamer op de verdieping van de woning. De verdiepingsvloer is van in situ beton en de riole-ring is in de betonvloer ingestort. Alle badkamers zijn gelijk en er is sprake van een seriematig afbouwproces, figuur 9.8. Een aantal verschil-lende ploegen van eigen personeel en van onder-aannemers moet in de juiste volgorde en op het juiste tijdstip hun werkzaamheden uitvoeren. Het productietempo van de afbouw is één woning

06950556_H09.indd 263 22-03-2005 14:53:00

Page 274: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

264

DIVER narooien van achterstallige puntenSCHOO schoonmaken badkamer voor opleve-

ringDIREC opleveren van de badkamer

Dit is een lijst van meer dan twintig werkzaam-heden die door veertien verschillende disciplines moeten worden uitgevoerd. De uitvoerder moet dus met veertien verschillende ploegen/onder-aannemers afspraken maken dat ieder op een bepaalde dag in de badkamer van de eerste woning begint en na twintig dagen de laatste badkamer gereed heeft. Als een van de onder-aannemers niet op tijd met zijn werkzaamheid start, schuiven alle volgende werkzaamheden op. Het is de vraag of in een afbouwproces met een vaste volgorde achterstand door een te late start kan worden ingehaald.

Bouwknopen in afbouwprocesIn de werkzaamhedenlijst voor de badkamer zijn door de uitvoerder de werkzaamheden in een bepaalde volgorde geplaatst. Als die volgorde eenmaal bij de start van het afbouwproces is vastgesteld, is wijziging in de volgorde nauwe-lijks mogelijk. Er zijn zeven belangrijke uitgangs-punten voor de planning:1 De vloertegels moeten onder afschot naar het vloerputje lopen. Langs de wanden ligt dus de tegelvloer niet op gelijke hoogte. Daarom geeft de tegelzetter er de voorkeur aan eerst de wandtegels te lijmen en met hele tegels onder te beginnen en daartussen de vloertegels in specie te leggen, figuur 9.9-1. De naad tussen de vloer- en wandtegels moet worden afgekit. Bij een onzorgvuldige of verouderde kitvoeg kan lekkage optreden. Bij binnenwanden van gipsblokken is gips gevoelig voor vocht, daarom wordt de naad tussen vloer en wand afgeschermd met een

zelfklevende folie (kimstrook). Afgesproken moet worden wie de kimstrook aanbrengt, de blok-kensteller of de tegelzetter. Vanuit het risico van lekkages gezien zou een kitvoeg boven de vloer-tegels de voorkeur verdienen, figuur 9.9-2.

2 Het vloerputje (douchesifon) moet exact op hoogte in de afvoer worden gelijmd voor het af-schot in de vloertegels. Als het kunststof putje te vroeg wordt geplaatst, kan het beschadigen. Het vloerputje valt onder verantwoordelijkheid van de loodgieter. Moet die bij elk badkamer apart komen om het vloerputje te plaatsen, of wordt met de tegelzetter afgesproken dat die het putje plaatst bij de start van het vloertegelen?

3 De ene uitvoerder vindt dat men eerst de badkuip moet plaatsen en daarna de wand-tegels tegen het bad laat aansluiten, figuur 9.10-1. De badkuip is dan de maatvoering voor de wandtegels. De andere uitvoerder vindt het de verkeerde volgorde, want als bij de afbouw de badkuip wordt beschadigd is het demonteren en vervangen nauwelijks mogelijk. Voor hem is de enige goede volgorde: eerst de wanden betegelen en daarna het bad ertussen plaatsen, figuur 9.10-2. De richting van de kitvoeg en ook het risico van lekkage zijn verschillend.

��������������

� ������������������ �����������������Figuur 9.10 Bouwknoop wandtegels–badkuip

4 De badkuip moet worden geaard. Wie doet dat en wanneer? Moet de elektricien daar apart voor komen? Het tijdstip is afhankelijk van de keuze van de volgorde van de badkuip.

5 Het spuitwerk tegen het plafond en de wan-den boven de tegels veroorzaakt veel spatters. Daarom vindt de ene uitvoerder dat eerst de spuiter zijn spatwerk moet doen en daarna de tegelzetter de wandtegels moet aanbrengen, fi-guur 9.11-1. Het spuitwerk moet dan iets voorbij de bovenkant van de tegels worden doorgezet.

����������������������

������� �������

� ���������������� ������������������Figuur 9.9 Bouwknoop vloer- en wandtegels

06950556_H09.indd 264 22-03-2005 14:53:01

Page 275: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 265

De andere uitvoerder vindt dat het spuitwerk achter de tegels het lijmen van de bovenste rij tegels moeilijk maakt en geeft de voorkeur aan eerst tegelen en daarna spuiten. Een extra reden is dat de naad aan de bovenkant van de tegels goed wordt gevuld, figuur 9.11-2.

� ��������������� �����������������Figuur 9.11 Bouwknoop wandtegels–spuitwerk

6 Toegepast wordt een afgewerkt houten mon-tagekozijn met bovenlicht. Voor de tegelzetter is het gemakkelijk als het kozijn vooraf is gemon-teerd, figuur 9.12-1. Maar het afgewerkte kozijn kan bij het tegelzetten worden beschadigd. De timmerman kan voor het tegelzetten de deur nog niet monteren en moet in een latere fase terugkomen voor het afhangen van de deur. De uitvoerder geeft, om beschadigingen te voor-komen, er de voorkeur aan het montagekozijn met deur in een zo laat mogelijke fase in één keer te monteren. De tegelzetter heeft bij de wandtegels geen goede maatvoering en moet een voegbreedte aanhouden, die later moet wor-den afgekit, figuur 9.12-2.

� ���������������� �����������������

�������

Figuur 9.12 Bouwknoop kozijn–wandtegels

7 Boven de deur komt glas en dat valt onder de verantwoordelijkheid van de schilder. De schilder moet apart naar de badkamer komen om het glas boven de deur te plaatsen. Als in plaats van glas een triplex paneel boven de deur zou komen, viel dit onder de verantwoordelijkheid van de timmerman.

SamenvattingUit het voorbeeld van de badkamer blijkt dat in het afbouwproces de verschillende fasen van inbouw, installaties, afwerking en uitrusting door elkaar lopen. Om het afbouwproces te kunnen organiseren is het nodig vooraf de volgorde van werkzaamheden eenduidig vast te stellen en alle ploegen en onderaannemers te instrueren over de volgorde en het tijdstip waarop zij hun werkzaamheden moeten uitvoeren. Alleen dan is het mogelijk het afbouwproces in bouwtijd en bouwkosten in de hand te houden.

9.2 Custom Build-afbouwproces

In de woningbouw is een verschuiving gaande van de seriematige sociale huurwoningen naar bijzondere vrije sector koopwoningen.

▶▶ Zie ook deel 8 Woningbouw

In plaats van een woningbouwvereniging als één opdrachtgever voor het hele project is er vaak sprake van evenveel opdrachtgevers als er woningen moeten worden gebouwd. In de voorbereidingsfase is de projectontwikkelaar de enige opdrachtgever en die laat een architect de woningen in één versie ontwerpen. De makelaar die voor de projectontwikkelaar de woningen moet verkopen, vertelt elke koper dat individuele aanpassingen mogelijk zijn. Daardoor ontstaat een organisatorisch conflict:

• bouwbedrijf: onderhandelt met projectontwik-kelaar over bouwkosten en bouwtijd voor bouw van bijvoorbeeld zestig gelijkvormige en dus seriematige appartementen;

• makelaar: onderhandelt met zestig kopers over realisatie eigen individuele appartement, dat er per definitie anders moet uitzien dan dat van de buren;

• bouwbedrijf: heeft geen rechtstreeks contact met kopers. Koperswensen gaan via makelaar en projectontwikkelaar. Bouwbedrijf krijgt als resultaat per woning lijst van koperswensen en beschouwt dit als afwijkingen op het standaard-appartement.

In de dure vrije-sectorkoopwoningen zijn kopers-wensen niet meer te beschouwen als het kun-

06950556_H09.indd 265 22-03-2005 14:53:02

Page 276: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

266

nen kiezen uit een lijst van opties over de kleur van de tegels en de indeling van het aanrecht. Kopers willen als opdrachtgever dat hun eigen appartement hun eigen identiteit uitstraalt en daarom moet hun eigen appartement absoluut anders zijn dan dat van de buren. Het gaat dus om zestig appartementen die er allemaal anders zullen uitzien.

9.2.1 Casco en inbouwScheepswerven die kajuitjachten produceren en verkopen kennen dit proces al veel langer. Daar wordt het Custom Build genoemd, gebouwd voor de klant en dat is een duidelijker begrip dan consumentgericht of klantgericht bouwen. Het casco van het jacht wordt met een mal gemaakt en in de vorm van het casco heeft de klant geen zeggenschap. Binnen het gestandaardiseerde casco heeft de koper alle vrijheid de boot naar eigen wensen te laten indelen en inrichten, bin-nen de technische mogelijkheden van het casco. Scheepswerven kennen in hun productieproces een principiële scheiding tussen casco en in-bouw.

In het bouwen van seriematige huurwoningen is juist een proces van integratie tussen casco en inbouw ontstaan dat tot verlaging van de bouwkosten en verkorting van de bouwtijd heeft geleid. Riolering wordt in een in situ betonvloer ingestort. Elektraleidingen en aansluitdozen worden in de wanden en de vloeren ingestort of bij kalkzandsteen bouwmuren ingefreesd, figuur 9.13. Het centraaldozensysteem met het aan-sluitpunt in het plafond van de kamer is daarvan het beste voorbeeld.

� ������������������� ������������������Figuur 9.13 Integratie casco en installaties

▶▶ Zie ook deel 6A Installaties – elektrotechnisch

en sanitair, hoofdstuk 2 Licht- en krachtinstallaties

Bij de marktontwikkeling naar Custom Build-bou-wen, is de integratie van installaties in het casco echter funest. Kopers moeten dan al bij het te-kenen van het koopcontract precies vastleggen hoe ze hun keuken en badkamer willen indelen en waar de televisie moet komen voor de kabel-aansluitdoos.

Het ontwerpen en indelen van een woning vergt tijd en de meeste kopers van luxe woningen heb-ben ruime tijd nodig om alle mogelijke varianten te bekijken en af te wegen voor ze eindelijk tot een beslissing kunnen komen. En die beslissing is dan absoluut, want de aansluitingen van aan-recht en sanitair wordt in het beton ingestort en is onveranderbaar. Elke vorm van flexibiliteit ontbreekt.

De inrichting en uitrusting van een badkamer moet zijn afgestemd op de individuele wijze van wonen van elke koper. Zelfs voor de meest een-voudige kleine badkamer is een aantal varianten te ontwerpen, die grote invloed hebben op de riolering en de waterleiding, figuur 9.14. Custom Build-bouwen is alleen te realiseren als casco en afbouw principieel van elkaar worden geschei-den.

In vergelijking met de standaardwoningbouw moet de bouworganisatie bij Custom Build-wo-ningen een aantal logistieke problemen oplossen.

����

���������������������������������������

����

����

����

�������������� ������

Figuur 9.14 Custom Build-badkamer

06950556_H09.indd 266 22-03-2005 14:53:03

Page 277: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 267

Werktekening per woningAls men er bij Custom Build-woningen van uit-gaat dat elke woning anders is, moet er voor elke woning een aparte afbouwtekening worden ge-maakt. In AutoCAD is het mogelijk bij de afbouw voor elke discipline een andere tekenlaag te gebruiken. De loodgieter, elektricien, tegelzetter, enzovoort, krijgen van elke woning hun eigen werktekening. In elke woning moet daarnaast de complete afbouwtekening op een duidelijke plaats zijn opgehangen. Ook is het nodig voor de start van de afbouw de huisnummering bij iedere voordeur aan te brengen.

Bestellen materialen per woningBij de bouw van standaardwoningen worden de tegels en het sanitair voor het hele project inge-kocht en in bulk aangevoerd. De tegelzetter en de loodgieter halen elke dag de materialen uit de loods. Bij Custom Build-bouw is het nodig dat tegels en sanitair per woning worden ingekocht. Als bij de aanvoer naar het werk van alle wonin-gen de materialen per soort gebundeld zijn (alle closetpotten bij elkaar), zal de tegelzetter en de loodgieter uit de voorraad voor elke woning de materialen bij elkaar moeten zoeken en is het risico groot dat in een woning de verkeerde materialen worden aangebracht. Voor Custom Build-bouwen is het nodig een logistiek systeem op te zetten, waarbij de leverancier de materia-len per huisnummer groepeert en de pakketten voorziet van het huisnummer. De aanvoer van materialen zal in volgorde van het bouwproces moeten geschieden, bijvoorbeeld in containers.

9.2.2 Woningscheidende constructiesVroeger, toen de geluidsisolatie van woning-scheidende constructies nog ondergeschikt was, werd de dikte van bouwmuren en vloeren bere-kend op basis van de belasting. De kwaliteitsei-sen voor de geluidsisolatie werden steeds hoger en daaraan kon worden voldaan door de massa van woningscheidende constructies te vergroten. In het Handboek bouwtechnische details voor ener-gie-efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200) wordt voor in situ bouwmuren een dikte aangegeven van 250 mm en voor woningschei-dende vloeren ook een dikte van 230 mm, figuur 9.15-1.

���

� ��������������� �����������

���

��������

���

���

����������������������

Figuur 9.15 Massieve of inbouwconstructies

Bij appartementen is geluidsisolatie een belangrijk kwaliteitsaspect en te verwachten is dat de eisen ten aanzien van de massa van woningschei-dende wanden en vloeren zullen toenemen. Met de huidige kwaliteit van beton is het mogelijk bouwmuren en vloeren te maken die niet dik-ker zijn dan 150 mm. Per m2 muur en m2 vloer wordt dus 80 mm beton toegevoegd alleen maar voor de geluidsisolatie.Bij gestapelde woningen wordt met massa wel het luchtgeluid geïsoleerd, maar de isolatie voor het contactgeluid is beperkt en dat blijft een bron van ergernis. Bij binnenwanden zijn tech-nieken ontwikkeld om met buigslappe construc-ties zowel de isolatie van het luchtgeluid als van het contactgeluid te verbeteren.

Vanuit bouwkosten gezien zal er een omslag-punt komen waarbij vermindering van de massa tot de constructieve grens in combinatie met voorzetwanden en opbouwvloeren gunstiger wordt dan verdere vergroting van de massa in combinatie met het probleem van onzichtbare leidingen, figuur 9.15-2. Als de wanden en de vloer van het casco worden bekleed met plaat-materiaal op een regelwerk, is het mogelijk casco en installaties absoluut te scheiden. Het beslissingstijdstip voor de inbouw en uitrusting zal veel later kunnen vallen, omdat de installaties pas na het gereedkomen van het casco hoeven worden aangebracht. Scheiding van casco en inbouw geeft ook een toekomstwaarde aan de woning omdat wijziging van de installaties en verbouwingen eenvoudiger zijn uit te voeren.

06950556_H09.indd 267 22-03-2005 14:53:04

Page 278: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

268

Voor bekleding van de wanden is gipsplaat het meest geschikte materiaal omdat het krimpvrij is en gemakkelijk te bewerken. Houten regels zijn ongeschikt als achterconstructie. Hout geeft een te starre verbinding tussen de gipsplaat en het casco waardoor de geluidsisolatie van de voor-zetwand gedeeltelijk verloren gaat.De verbinding tussen gipsplaat en casco moet aan twee eisen voldoen:1 geluidstechnisch buigslap;2 doorvoer leidingen mogelijk.

Dunne metalen profielen zoals die ook bij gipsmontagewanden worden toegepast, zijn buigslap en als de profielen geperforeerd zijn, is doorvoer van leidingen gemakkelijk, figuur 9.16-1. De profielen kunnen met schroeven en pluggen aan het casco worden bevestigd. Maat-afwijkingen in het casco moeten dan worden opgevuld. Het is ook mogelijk de profielen met een montagekit aan het casco te bevestigen waarbij de kit maatafwijkingen kan opvullen.

�����������������������������������������������

� ��������������� ���������������

���������

��� ���������

Figuur 9.16 Bevestiging voorzetwanden

Er zijn voor voorzetwanden ook speciale regels ontwikkeld, die bestaan uit twee stroken hard MDF materiaal met daartussen zacht isolatie-materiaal, 9.16-2. De isolatieregel heeft voorge-boorde gaten waardoor de achterstrook tegen het casco is te schroeven. De gipsplaat wordt aan de voorste strook geschroefd en door de iso-latietussenlaag zijn leidingen gemakkelijk door te voeren. In de spouw van de voorzetwand wordt halfharde steenwolplaat aangebracht om de geluidsisolatie te verbeteren.

Het principe van de voorzetwand is ook op de vloer toe te passen. Een vloer van multiplex op regels is als productieproces gelijk aan de voorzetwanden. Het is zeer geschikt voor het aanbrengen van parket als vloerbedekking. Bij verbouwingen is de multiplex plaatselijk los te schroeven om leidingen te veranderen.

9.3 Aanbrengen dekvloeren

De vloer van een ruimte moet vlak zijn. Bij in situ betonvloeren zal het beton na het ontkisten doorzakken en ontstaat er een zeeg. Bij prefab-kanaalplaatvloeren veroorzaken de voorspan-kabels een toog die door de afbouwbelasting iets minder wordt, maar in beide gevallen is de bovenkant van de vloer niet waterpas. Daarom wordt op de ruwe betonvloer een dekvloer aan-gebracht.

Om de dekvloer te kunnen aanbrengen moet het gebouw wind- en waterdicht zijn. In de plan-ning is het maken van de dekvloer een duidelijk herkenbare mijlpaal.Het afbouwproces heeft zowel in de woning-bouw als in de utiliteitsbouw een intervaltijd van veertig tot vijftig dagen. Het startpunt is bijna altijd de dekvloer.

▶▶ In deel 5 Afbouw, hoofdstuk 5 Dekvloeren,

worden de technische aspecten van alle moge-

lijke dekvloeren behandeld

In de bouwpraktijk komen drie verschillende dek-vloersystemen het meest voor. In dit hoofdstuk worden de uitvoeringstechnische aspecten van die drie dekvloersystemen behandeld:1 Betonvloer, monoliet afgewerkt;2 Cementgebonden dekvloer;3 Anhydrietgebonden dekvloer.

Als bron voor de uitvoering is gebruikt de Handleiding dekvloeren van het Bedrijfschap STS Afbouwbedrijven.

06950556_H09.indd 268 22-03-2005 14:53:04

Page 279: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 269

9.3.1 Betonvloer, monoliet afgewerkt binnenMonolietvloeren komen vooral voor in bedrijfs-gebouwen als de bovenkant van de vloer een zeer hoge drukvastheid moet hebben die met een aparte dekvloer niet is te bereiken.

De betonvloer wordt na het storten vlak gemaakt en over het oppervlak wordt een slijtvast mate-riaal gestrooid dat in de vloer wordt geschuurd. De betonvloer is de begane-grondvloer die op een zandbed wordt gestort. De betonvloer kan zowel op ‘staal’ als op palen zijn gefundeerd. Om scheurvorming te voorkomen, zijn dilataties in de betonvloer nodig.Deze betonvloer is een combinatie van twee werkzaamheden die eigenlijk in twee verschil-lende bouwfasen horen. De betonvloer hoort bij de draagconstructiefase en het monoliet afwerken hoort bij de afbouwfase. Als bij een bedrijfsge-bouw de betonvloer direct na de onderbouwfase in de open lucht wordt gestort, bestaat bij het monoliet afwerken het risico dat door te lage of te hoge temperaturen en door regen het oppervlak van de monolietvloer wordt beschadigd. Repara-tie met een egaliserende toplaag is kostbaar.

Bij bedrijfsgebouwen wordt de uitvoering van de betonvloer daarom verschoven naar de afbouwfase. Bij de bouw van de draagconstructie ontbreekt de betonvloer en is de begane grond een zandbed. Dat heeft als voordeel dat zware montagekranen binnen het gebouw op het zandbed kunnen rijden zonder de betonvloer te beschadigen. Na de gevel en het dak, als het gebouw wind- en waterdicht is, wordt de betonvloer aangebracht. Om scheurvorming door krimp en kruip te voorkomen worden dilataties aangebracht op afstanden van 10 tot 15 m. Betondekvloeren worden vaak dambordgewijs gemaakt.

Het productieproces van de monoliet betonvloer bestaat uit twee fasen:1 vlechten wapening en randkist;2 beton storten en afwerken vloer.

1 Vlechten wapening en randkistOp het zandbed wordt een folie gelegd als werk-vloer. Bij een geïsoleerde betonvloer komt de

folie op het zandbed en daarover harde isolatie-plaat, die dan als werkvloer fungeert. Met stei-gerplanken en piketten wordt een randbekisting gemaakt, figuur 9.17-1. Als de ene vloer gestort is, worden de piketten verwijderd en is het aan-sluitende stortvak te maken. Door op de steiger-plank een dunne lat te bevestigen en die na het verharden te verwijderen ontstaat een voeg die met plastisch materiaal wordt gevuld. Als door de ondergrond verzakkingen kunnen ontstaan, zou de betonvloer bij de dilataties kunnen wis-selen. Dan kan een dilatatieprofiel worden toe-gepast waarmee de vloeren met een sponning zodanig gekoppeld zijn dat wisseling onmogelijk is, figuur 9.17-2.

� ������������������ ������������������

��������

Figuur 9.17 Stortnaad en dilatatie monolietvloer

Als de wapening is gevlochten, wordt een hoog-tegeleiding aangebracht. Die bestaat vaak uit steigerbuizen op verstelbare pootjes op afstan-den van 3 tot 5 m die met de laser exact op een bepaalde hoogte boven de vloer worden afgesteld. Het beton wordt meestal met een be-tonpomp aangevoerd. De trilnaald die nodig is voor het verdichten van het beton helpt ook bij het verspreiden van het beton. Voor het vlak ma-ken van het betonoppervlak wordt een afreibalk gebruikt. Dat is een lange balk die horizontaal door de buizen wordt geleid, figuur 9.18-1. De afreibalk is voorzien van een kleine trilmachine om het beton gemakkelijker te spreiden.

2 Beton storten en afwerken vloerHet afwerken van de vloer moet gebeuren als het beton voldoende is verhard om op te kunnen lopen en nog voldoende zacht is om het beton te kunnen schuren. Betonstorten en afwerken is een gekoppeld proces met een tussentijd van een aantal uren voor verharding. De verhardings-tijd is afhankelijk van de betonsamenstelling en

06950556_H09.indd 269 22-03-2005 14:53:05

Page 280: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

270

de buitentemperatuur. Vaak lukt het storten en het afwerken niet binnen een normale werkdag en loopt het afwerken uit tot in de avond of de nacht. Het afwerkingsproces vraagt veel specia-listische kennis en ervaring en daarom worden monoliet betonvloeren meestal door gespeciali-seerde bedrijven uitgevoerd.

� ��������� � �������

Figuur 9.18 Betondekvloer monoliet maken

Met het afwerken van het beton mag niet eer-der worden begonnen dan nadat het eventuele bleedingwater is verwijderd of verdampt. Het af-werken bestaat uit de volgende werkzaamheden:

• voorschuren betonoppervlak;

• instrooien slijtmateriaal;

• inschuren strooilaag;

• pleisteren oppervlak.

Voor het schuren en het pleisteren van het betonoppervlak wordt een roterende schuur-machine gebruikt, figuur 9.18-2.

NabehandelingDe betondekvloer moet ten minste drie dagen (tot de verlangde kwaliteit is bereikt) worden beschermd tegen uitdroging door afdekking met bijvoorbeeld pvc-folie. De folie moet met ruime overlappingen worden aangebracht.Figuur 9.19 geeft de maximale afwijkingen bij een normale bedrijfsvloer. Bij magazijnen waar

Afstand Onvlakheid

0,100 m 5 mm 1,000 m 8 mm 4,000 m 12 mm10,000 m 15 mm15,000 m 20 mm

Figuur 9.19 Toelaatbare onvlakheid betondekvloeren

met hoge stapelaars over de vloer wordt gereden en hoogteafwijkingen tussen de wielen invloed heeft op het functioneren, zullen de vlakheidsei-sen aanzienlijk hoger moeten worden gesteld.

9.3.2 Betonvloer, monoliet afgewerkt bui-tenHet aanbrengen van een aparte dekvloer op verdiepingsvloeren in de woning- en utiliteits-bouw heeft een grote invloed op de bouwtijd. De dekvloer kan pas worden aangebracht als het gebouw wind- en waterdicht is en het afbouw-proces kan pas starten als de dekvloer gereed is. De aparte dekvloer heeft een sleutelpositie in het bouwproces. Als deze activiteit te elimineren is, dus als de betonnen draagvloer direct monoliet is af te werken, wordt het mogelijk de gevel-dak-fase en de afbouwfase in elkaar te schuiven.

Er zijn echter drie problemen met het in de bui-tenlucht monoliet afwerken van een betonvloer:1 Afwerkploeg moet avond en nacht werken;2 Oneffenheid egalisatielaag door regen;3 Compenseren zeeg.

1 Afwerkploeg moet avond en nacht werkenMet de kennis en ervaring van het vervaardigen van de monoliet betondekvloer bij bedrijfsvloe-ren is het in principe mogelijk in situ betonvloe-ren enkele uren na het storten zodanig af te wer-ken dat een aparte dekvloer niet meer nodig is.Het maken van verdiepingsvloeren is in de draagconstructiefase bepalend voor het produc-tietempo. Het monoliet afwerken van verdie-pingsvloeren mag dus het productietempo niet belemmeren. De draagconstructie wordt in de open lucht uitgevoerd. Het monoliet afwerken moet dan enkele uren na het betonstorten ook in de open lucht worden uitgevoerd. De verhar-dingstijd tussen storten en afwerken is afhankelijk van de buitentemperatuur. De kans is groot dat het monoliet afwerken na werktijd in de avond of in de nacht moet gebeuren. Bij een in situ betonskelet wordt elke week een of twee keer een betonvloer gestort en dan moet de zeker-heid bestaan dat elke keer na het storten van een vloer een afwerkploeg beschikbaar is die tot in de avond of tot in de nacht de monoliet afwer-king wil uitvoeren.

06950556_H09.indd 270 22-03-2005 14:53:05

Page 281: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 271

2 Oneffenheid egalisatielaag door regenOmdat bij een in situ betonskelet het betonstor-ten bepalend is voor het productietempo, zal ook bij regenachtig weer worden getracht de vloer te storten, want elke dag uitstel van het storten is een dag bouwtijdvertraging. Als tijdens het afwerken van de betondekvloer een regenbui komt, zal het betonoppervlak niet meer vlak zijn maar door de regendruppels een oneffen opper-vlak krijgen. Als de oneffenheid groter is dan voor de vloerbedekking toelaatbaar is, zullen die vloervelden een nabehandeling moeten krijgen met een egalisatielaag. Deze egalisatielaag is pas aan te brengen nadat de verdieping wind- en waterdicht is en dan dezelfde sleutelfunctie voor de afbouw hebben als een aparte dekvloer.Bij hoogwaardige utiliteitsgebouwen zoals een ziekenhuis wordt aan de vlakheid van de dek-vloer hogere eisen gesteld dan bij woningen, omdat men met bedden en gevoelige appara-tuur over de vloer moet kunnen rijden. Bij een ziekenhuis met een aparte dekvloer wordt een kwaliteitsklasse D 40 gevraagd waarbij een hoge oppervlaktekwaliteit hoort, figuur 9.20.

3 Compenseren zeegDoor krimp en kruip zal een vrijdragende vloer na het ontkisten doorzakken en zal een zeeg ont-staan in de onderzijde van de vloer maar ook in het oppervlak, figuur 9.21. Bij vloeroverspan-

Afstand Onvlakheid

0,100 m 2 mm 1,000 m 5 mm 4,000 m 10 mm10,000 m 12 mm15,000 m 15 mm

Figuur 9.20 Kwaliteit D 40 maximaal toelaatbare onvlak-

heid

� ���������������������������������

� �����������������

Figuur 9.21 Zeeg in vloer na ontkisten

ningen van circa 7,000 m ontstaat een doorbui-ging die zich tot enkele weken na het ontkisten doorzet tot circa 20 mm. De doorbuiging is van zoveel invloeden afhankelijk dat het niet moge-lijk is de maat van de doorbuiging nauwkeurig te berekenen. Te verwachten is dat de zeeg in de vloer groter is dan de maximaal toelaatbare onvlakheid die voor de monolietvloer is gewenst. Aan de vlakheidseisen is alleen te voldoen als de betonvloer met een toog wordt gestort, waarbij de toog gelijk moet zijn aan de zeeg. In situ betonvloeren worden normaal waterpas gestort met behulp van een laser die op een be-paalde hoogte is ingesteld. Om een betonvloer met een toog aan de bovenkant te maken, zijn geleidingsbuizen nodig die met pootjes in de tooghoogte worden gesteld. Over de geleidings-buizen wordt dan met een afreibalk de boven-kant van de vloer in een toog afgewerkt. Het vlak maken van een betondekvloer vergt aanzienlijk meer tijd en arbeid dan van een ruwe betonvloer waarover later een afwerkvloer komt.

9.3.3 Cementgebonden dekvloerDe goedkoopste dekvloer is de zand-cement-gebonden dekvloer die hechtend op de on-dervloer wordt aangebracht. De dikte van de dekvloer moet op het hoogste punt van de on-dervloer minimaal 25 mm zijn. De druksterkte moet minimaal 15 N/mm2 (D 15) zijn bij alleen personenverkeer. Druksterkte tot 40 N/mm2 (D 40) wordt geëist als naast personen ook transportmiddelen op wielen over de dekvloer moeten kunnen rijden.

Het maken van een zand-cement dekvloer bestaat uit de volgende werkzaamheden:

• aanbranden ondervloer voor goede hechting;

• mengen zand, cement en water in mengtrom-mel;

• transport mortel met pomp naar werkplek;

• verspreiden aardvochtige mortel over vloer;

• vlakmaken oppervlak met houten rei;

• vlakschuren oppervlak dekvloer.

Buiten het gebouw wordt een menger met pomp opgesteld met daarnaast zand en ce-mentzakken. Het zand wordt met de schop in de menger gebracht en daarna een zak cement.

06950556_H09.indd 271 22-03-2005 14:53:06

Page 282: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

272

Met water ontstaat door het mengen een aard-vochtige mortel die door de pomp via een slang naar de vloer wordt gebracht en daar op hopen wordt gestort.

Op afstanden van circa 3,000 m wordt een schep mortel met een laser op hoogte gestampt, figuur 9.22-1. Tussen de hoogtepunten worden met de schop banen mortel gelegd die met de rei op gelijke hoogte als de hoogtepunten wordt gebracht, figuur 9.22-2. Dan is de vloer verdeeld in hoogtestroken h.o.h. circa 3,000 m. Tussen de hoogtestroken wordt de mortel met de schop verdeeld en met een houten of aluminium rei uitgevlakt, figuur 9.22-3.De aardvochtige mortel wordt met de schop verspreid over de vloer tussen de hoogtestroken, figuur 9.23-1. Het productietempo van een vloe-renploeg is in de woningbouw met D 15 tot D 20 circa 200 m2 per dag. In de utiliteitsbouw met een hogere druksterkte van D 40 en verzwaarde eisen voor de vlakheid, loopt het productietempo terug naar 100 m2 vloer per dag. Bij 200 m2 vloer is circa 6 m3 mortel nodig, wat betekent dat per dag circa 120 kN mortel met de schop moet worden verplaatst. Het afreien en schuren van de dekvloer kan alleen op de knieën gebeuren. Dit geeft een zware belas-ting op de rug en de benen, figuur 9.23-2.

� ������������ � ������������ � ���������������������������

Figuur 9.22 Hoogtemaatvoering zand-cement dekvloer

� ����������� � ���������

Figuur 9.23 Zwaar handwerk voor zand-cement dekvloer

AandachtspuntenDe volgende punten vragen extra aandacht:◆ voorbehandeling;◆ verwerking;◆ nabehandeling.

◆ VoorbehandelingDe draagvloer moet schoon zijn en vrij van losse delen. Als er zich een cementslikhuid op de draagvloer bevindt, moet deze eerst worden ver-wijderd. De vloer moet één etmaal voor het aan-brengen van de dekvloer worden natgemaakt.

◆ VerwerkingMet cementpasta wordt een aanbrandlaag aangebracht. Er mogen hierbij geen plassen ontstaan. Op de nog glanzende aanbrandlaag wordt de aardvochtige dekvloerspecie aan-gebracht. De specie moet worden verdicht. Bij D 40 is mechanische verdichting noodzakelijk. De minimale dekvloerdikte is 25 mm. Figuur 9.24 geeft de toelaatbare onvlakheid van enkele klassen dekvloeren.

Gemeten D15 D20 en D55afstand D55 verzwaarde eis

0,100 m 3 mm 2 mm 0,500 m 1,000 m 5 mm 5 mm 2 mm 2,000 m 8 mm 3,000 m 3 mm 4,000 m 10 mm10,000 m 12 mm 5 mm15,000 m 15 mm 6 mm

Figuur 9.24 Toelaatbare onvlakheid dekvloeren

◆ NabehandelingDe dekvloerspecie moet ten minste drie dagen worden beschermd tegen uitdroging door afdek-king met bijvoorbeeld pvc-folie. De cementdek-vloer mag gedurende de periode van nabehan-deling niet worden belast.De hechting van de dekvloer op de ondervloer kan in de utiliteitsbouw problemen geven. Bij een gebouw met ongedilateerde vloervelden van circa 1.000 m2 met een vloerlengte van 60 m moet de zand-cement dekvloer over een lengte van 60 m drogen en verharden zonder scheuren.

06950556_H09.indd 272 22-03-2005 14:53:07

Page 283: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 273

Als de spanningen te groot worden, kan de dek-vloer losraken van de ondervloer.

9.3.4 Anhydriet gebonden dekvloer

▶▶ Voor de bouwtechnische aspecten van de

anhydrietvloer zie deel 5 Afbouw, hoofdstuk 5

Dekvloeren

Uitvoeringstechnisch is er een groot verschil tus-sen de zand-cement dekvloer en de anhydriet dekvloer. Zand-cement is een aardvochtige en anhydriet een vloeibare mortel, wat een groot verschil maakt bij het verspreiden en vlak maken van de dekvloer. Anhydriet wordt buiten het gebouw in een menger met pomp gemengd en via een slang naar de werkplek getransporteerd.

Door de grote vloeibaarheid loopt de anhydriet mortel uit de slang over de vloer uit en is zelf-egaliserend, figuur 9.25-1. De vloerenlegger kan met de slang over de vloer lopen tot voldoende anhydriet is aangevoerd. Een andere vloeren-legger gaat met een drijfrei (rei die drijft op anhydriet) over het vloeibare oppervlak om de dekvloer te egaliseren, figuur 9.25-2. De arbeids-omstandigheden van de vloerenleggers is bij anhydriet aanzienlijk gunstiger dan bij zand-cement. Het productietempo van een vloeren-ploeg is 500 m2 tot 1.000 m2 dekvloer per dag.

� ����������� � ����������

Figuur 9.25 Verspreiden en vlak maken anhydrietvloer

Voor kleinere projecten kan een silo met 25 ton droge anhydrietmortel op de bouwplaats wor-den aangevoerd. De mengpompunit onder de silo kan de vloeibare anhydriet tot 100 m afstand transporteren. Met een anhydriet silo is circa 400 m2 dekvloer te maken.

AandachtspuntenDe volgende punten vragen extra aandacht:◆ voorbehandeling;◆ verwerking;◆ nabehandeling;◆ ingebruikneming;◆ vloerbedekking.

◆ VoorbehandelingDe draagvloer moet schoon zijn en vrij van losse delen. Als er zich een cementslikhuid op de draagvloer bevindt, moet deze worden verwij-derd. De vloer moet één etmaal voor het aan-brengen van de dekvloer worden bevochtigd. Gaten en onvlakheden aan de draagvloer dieper dan 15 mm moeten vooraf worden gevuld en afgewerkt met specie. Leidingdoorvoeren en mantelbuizen moeten worden afgedicht.

◆ VerwerkingDe dikte (ten minste 10 mm) is afhankelijk van de druksterkte. De drijfrei op het oppervlak van de vloeibare specie dient in beweging te worden gehouden om de vloeibare massa voldoende vlak te krijgen en om luchtbelletjes te verwijde-ren. Het mengsel gedraagt zich als een vloeistof en moet in één arbeidsgang gelijkmatig en in banen worden aangebracht. De verwerkingstem-peratuur mag niet onder 5 graden komen. De minimaal vereiste dekking op leidingen bedraagt 10 mm. Het dragen van vloeistofdichte hand-schoenen is nodig.

◆ NabehandelingDe dekvloer moet twee dagen worden beschermd tegen te snelle droging. De ruimte moet na 48 uur geventileerd worden. Zodra de vloer beloopbaar is, moeten oneffenheden verwijderd worden. Bij synthetische anhydriet moet het oppervlak van de dekvloer worden geschuurd om het losse carbonaatlaagje te ver-wijderen.

◆ IngebruiknemingGlobaal na 48 uur mag de vloer in gebruik wor-den genomen. Afhankelijk van het seizoen zal de dekvloer binnen vier weken droog zijn. Het watergehalte van de dekvloer moet lager zijn dan 0,5% (M/M) voordat de dampdichte vloer-bedekking of iets dergelijks wordt aangebracht.

06950556_H09.indd 273 22-03-2005 14:53:07

Page 284: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

274

Voor het aanbrengen van de vloerbedekking moeten de voorschriften van de leverancier worden opgevolgd.

◆ VloerbedekkingAls benodigde droogtijd van een anhydriet dekvloer tot het aanbrengen van de vloerbedek-king wordt onder normale omstandigheden de volgende vuistregel gehanteerd. Tot een dikte van 40 mm moet men met één week per 10 mm rekenen. Voor elke 10 mm meer komen er twee weken bij. Er zijn ook langere droogtijden moge-lijk als de anhydrietvloer bij lage temperaturen of hoge vochtigheid is aangebracht.Anhydriet dekvloeren worden zowel hechtend als niet-hechtend uitgevoerd. Als over de ondervloer eerst een folie als dampremmende laag wordt aan-gebracht, beïnvloedt het vocht in de ondervloer de droogtijd niet ongunstig, maar de anhydriet dekvloer kan alleen vanaf de bovenkant drogen. Een folie als scheiding tussen ondervloer en dekvloer kan gunstig zijn voor het waterdicht maken van de ondervloer en zal bij slopen van het gebouw schei-ding tussen beton en anhydriet mogelijk maken.

Anhydriet is als materiaal iets duurder dan zand-cement, maar het productietempo is aanzienlijk hoger en de arbeidsomstandigheden voor de vloerenleggers aanzienlijk gunstiger.

9.4 Stenen scheidingswanden

Nadat de dekvloer is aangebracht, kan het ver-blijfsgebied met scheidingswanden worden inge-deeld in meerdere verblijfsruimten. Scheidings-wanden zijn te verdelen naar materiaal, massief of plaat, naar woningbouw en utiliteitsbouw en naar dichte wand en wandopening. Deze para-graaf is als volgt opgebouwd:

• scheidingswanden lijmblokken woningbouw, paragraaf 9.4.1;

• scheidingswanden panelen woningbouw, paragraaf 9.4.2;

• binnendeurkozijnen woningbouw, paragraaf 9.4.3;

• stenen scheidingswanden utiliteitsbouw, para-graaf 9.4.4;

• eenzijdig schoonmetselwerk utiliteitsbouw, paragraaf 9.4.5;

• gelijmde stenen scheidingswanden utiliteits-bouw, paragraaf 9.4.6.

9.4.1 Scheidingswanden lijmblokken in woningbouwIn de woningbouw worden scheidingswanden toegepast met een wandhoogte van 2,400 tot 2,500 m en een dikte van 70 mm. De wanden wordt samengesteld uit blokken die worden gelijmd. Als materiaal voor de massieve schei-dingswanden is een keuze te maken tussen gips, cellenbeton en kalkzandsteen, figuur 9.26.

Materiaal Dikte Lengte Hoogte Massa per m3

GipsblokkenType GN wit standaard 70 mm 640 mm 500 mm 1.810 kgType GH groen watervast 70 mm 640 mm 500 mm 1.810 kgType GZ verzwaard 70 mm 640 mm 500 mm 1.260 kg

CellenbetonblokkenType G4/600 met 4 N/mm2 70 mm 600 mm 250 mm 1.600 kgType G5/800 met 5 N/mm2 70 mm 600 mm 250 mm 1.800 kg

KalkzandsteenblokkenType L70/298 15 N/mm2 70 mm 437 mm 298 mm 1.750 kg

Figuur 9.26 Overzicht verschillende lijmblokken

06950556_H09.indd 274 22-03-2005 14:53:08

Page 285: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 275

Aspecten materiaalkeuzeDe keuze van het materiaal is afhankelijk van ver-schillende factoren:

• hoger gewicht per m2: betere geluidsisolatie scheidingswand;

• lager gewicht per blok: gunstigere arbeids-omstandigheden voor blokkensteller;

• grotere afmeting: gunstiger productietempo maken scheidingswand;

• poreuzer materiaal: gunstiger pasmaken blokken;

• steenachtiger materiaal: gunstiger voor toe-passing als scheiding vochtige ruimten;

• lager materiaalprijs per m2 wand: gunstiger bouwkosten scheidingswanden.

Als scheidingswand in de woningbouw worden gipsblokken het meest toegepast. Het blok heeft een gewicht van 180 N, figuur 9.27, en het pro-ductietempo van de blokkensteller is afhankelijk van het aantal blokken per dag.Uit de kostenvergelijking van figuur 9.28 blijkt dat naar materiaalprijs gezien een scheidings-wand van gipsblokken of kalkzandsteenblokken het gunstigst is. Per m2 wand zijn minder gips-blokken nodig waardoor de arbeidskosten van gipsblokken lager is dan van kalkzandsteen. De standaard gipsblokken kunnen niet worden toe-gepast bij natte ruimten omdat gips gevoelig is voor vocht. Als scheidingswand van badkamers is een aanzienlijk duurder gipsblok nodig die door hydrophobering nauwelijks water opneemt.

Materiaal Prijs Aantal Prijs per stuk per m2 per m2

Gipsblokken € 2,69 3,1 € 8,43Gipshydroblok € 4,13 3,1 € 12,79Cellenbeton € 3,78 3,3 € 12,48Cellenbeton € 1,90 6,6 € 12,50Kalkzandsteen € 1,12 7,6 € 8,48

Figuur 9.28 Materiaalkeuze blokken naar materiaalkosten

Transport blokkenDe scheidingswanden van lijmblokken worden op de dekvloer gemaakt. De ondergrond voor de lijmblokken is dan vlakker. Bovendien is een dekvloer gemakkelijker in een grote ruimte aan te brengen en de scheidingswanden zijn te ver-wijderen. Dat betekent dat de dekvloer moet zijn verhard voordat de blokkensteller met de scheidingswanden kan beginnen. Na het verhar-den van de dekvloer start het inbouwproces van de scheidingswanden met het transport van de pakketten blokken vanaf de bouwplaats naar de werkplek, figuur 9.29.Per woning is circa 50 m2 scheidingswand nodig. Per woning zijn vijf tot zeven pakketten nodig, figuur 9.29. Bij een aanvoer naar de bouwplaats in volle vrachten zal voor vier tot zes woningen worden aangevoerd. Als de pakketten rechtstreeks van de vrachtwagen in de woning worden gebracht, moeten vier tot zes woningen tegelijk worden bevoorraad.

Materiaal Lang Hoog Gewicht Aantal per m2 N/m2

Gipsblokken 640 mm 500 mm 180 N 3,1 .560Cellenbeton 600 mm 500 mm 160 N 3,3 .420Cellenbeton 600 mm 250 mm 80 N 6,6 .420Kalkzandsteen 437 mm 298 mm 150 N 7,6 1.160

Figuur 9.27 Materiaalkeuze blokken naar arbeidsbelasting

Materiaal Lang Hoog Aantal m2 per pak Gewicht

Gipsblokken 640 mm 500 mm 21 7 m2 3.780 NCellenbeton 600 mm 250 mm 80 12 m2 6.610 NCellenbeton 600 mm 500 mm 40 12 m2 6.610 NKalkzandsteen 437 mm 298 mm 84 11 m2 14.500 N

Figuur 9.29 Materiaalkeuze naar logistiek in pakketten

06950556_H09.indd 275 22-03-2005 14:53:08

Page 286: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

276

Bij laagbouwwoningen moeten de lijmblok-ken voor de begane grond via de voordeur of de achterdeur naar binnen worden gebracht, figuur 9.30. Als de pakketten in voorraad op de bouwplaats staan, is voor de begane grond alleen horizontaal transport nodig en dat kan met een steenkruiwagen, acht blokken per kruiwagen. Naar de verdieping is ook verticaal transport nodig. Dat kan mechanisch met een pannenlift door een raam en boven blok voor blok van de pannenlift pakken of mechanisch de blokken met een verreiker door het raam naar binnen zetten, figuur 9.31.

Met een pallet kan de verreiker binnen op de verdieping de pallet niet lager laten zakken dan de vensterbank en is een schraagsteiger op ven-sterbankhoogte nodig. Met een speciale klem kan de verreiker het pakket aan de bovenkant vastpakken en door het raam naar binnen laten zakken, figuur 9.31.

Figuur 9.30 Horizontaal transport pakket blokken

Figuur 9.31 Verticaal transport met verreiker

Aansluiting wanden aan cascoEen blokkenwand met een gewicht van minder dan 2 kN/m2 fungeert als een dunne plaat, die door trilling het geluid kan overbrengen naar

de woningscheidende wanden en vloeren. Deze flankerende geluidsoverdracht is alleen te voor-komen door de scheidingswand trillingsvrij bin-nen het casco te bevestigen. De blokken moeten op de dekvloer op een elastische strook worden geplaatst. Bij de aansluiting aan het plafond en aan de bouwmuur moeten de blokken 2 tot 3 mm vrij van het casco blijven, figuur 9.32-2 en 9.32-3. Voor de bevestiging worden verende stripankers gebruikt. De voeg moet met een elastisch materiaal, zoals PUR of kurk worden ge-vuld. Na het afspachtelen van de wand moeten de naden met plafond en bouwmuur worden ingesneden om scheurvorming in de afwerking te voorkomen.

Een alternatief is om de blokkenwand rondom in een U-profiel op te sluiten, figuur 9.33. Deze kunststof profielen worden vooraf bevestigd en zijn tevens de maatvoering van de binnenwan-den. Een profiel geeft een grotere zekerheid dat de blokken niet tegen het casco komen. Langs het plafond en de bouwmuur zijn de profielen zichtbaar, maar scheurvorming in de afwerking kan niet meer optreden. Het is niet eenvoudig om het laatste blok boven in het profiel aan te brengen.

� ������������������

� ����������������

��������������������

� �����������������

���������

����������������

���������

����������������

�����

����������

���������

������

���������

����������

����������

Figuur 9.32 Trillingsvrije bevestiging

06950556_H09.indd 276 22-03-2005 14:53:09

Page 287: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 277

� ������������������

� ����������������

��������������������

��������������������

��������������������

�����

Figuur 9.33 Rondom in profielen opsluiten

Mechanische hulpmiddelenEr zijn verschillende mechanische hulpmidde-len ontwikkeld om de arbeidsbelasting, figuur 9.34, van de blokkensteller te verminderen. Een scheidingswand bestaat in de hoogte uit vijf rijen blokken. Een mechanisch hulpmiddel moet de blokken vanaf de vloer naar vijf ver-schillende hoogtes transporteren en dat maakt het moeilijk. In de bouwpraktijk blijkt dat er geen mechanische hulpmiddelen geschikt zijn voor het stellen van blokken. Het gaat te langzaam en met het mechanisch transpor-teren worden de wanden en de deurkozijnen beschadigd.

Blokkensteller per 50 m2 wanddag maximaal

Aantal blokken per dag × 3,1 155 blokkenGewicht per blok 640 × 500 × 70 180 NMinimaal per dag tillen 28 kNWaarvan tillen boven 1 m hoogte 16,8 kN

Figuur 9.34 Arbeidsbelasting wanden lijmen van

gipsblokken

9.4.2 Scheidingswanden panelen in woningbouwBij een wandsysteem van verdiepingshoge pane-len is het mogelijk een mechanisch transportsys-teem toe te passen die het paneel maar op één niveau hoeft vast te pakken. Gips en kalkzand-steen zijn materialen die vanwege de materiaaleigenschappen niet in grote lengtes zijn te pro-duceren. Alleen cellenbeton leent zich voor het produceren van verdiepingshoge panelen, die gewapend zijn, figuur 9.35.

Paneelbreedte standaard 600 mmPaneellengte op maat 2.450 mmAantal panelen per m2 wand 0,7Gewicht paneel 620 NAantal panelen per woning 83Aantal panelen per pakket 10Aantal pakketten per woning 9Gewicht pakket 6,2 kNMateriaalprijs per m2 wand € 9,15

Figuur 9.35 Wandpanelen cellenbeton dik 70 mm

Scheidingswanden van panelen worden meestal aangebracht voor de dekvloer. De dikte van de dekvloer geeft een ruime steltolerantie en de dekvloer zorgt voor de bevestiging door inklem-men van het paneel aan de onderzijde. Bij an-hydriet dekvloeren kan het cellenbeton echter water uit de anhydriet opzuigen, waardoor de dekvloer langs de binnenwanden niet vlak is. Dat is te voorkomen door de onderkant van de pa-nelen met een waterafstotend middel te behan-delen. Omdat de wand voor de dekvloer wordt aangebracht, is het mogelijk pakketten met pa-nelen al in de woning aan te voeren voordat de gevel dicht is.

Met de paneel-stelwagen kan het horizontaal transport van een paneel van 620 N mechanisch worden uitgevoerd, figuur 9.36-1. De stelwagen is ook geschikt om de panelen mechanisch verti-caal te plaatsen, figuur 9.36-2.

06950556_H09.indd 277 22-03-2005 14:53:10

Page 288: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

278

� ����������������� � ��������������

Figuur 9.36 Transport met paneel-stelwagen

� ������������� ���������������

��������

Figuur 9.37 Aansluiting paneelwand

Het wandpaneel wordt van onderen opgewigd, figuur 9.37-1, en boven tegen het plafond aan-gesloten in een plafondprofiel. De dekvloer klemt later de vlakken aan, figuur 9.37-2.

9.4.3 Binnendeurkozijnen woningbouwVoor de binnendeurkozijnen in wanden van blokken of panelen moeten drie keuzes worden gedaan:1 vorm: alleen deur of deur met bovenlicht;2 tijd: inbouwen in wand of later monteren;3 materiaal: kozijn van staal of hout.

Bij een blokkenwand kan de wand boven het deurkozijn worden doorgelijmd, figuur 9.38-1. Een lichte blokkenwand moet trillingsvrij van het casco worden bevestigd en elk wanddeel moet zelfstandig kunnen vervormen. Als de wand boven het deurkozijn wordt doorgezet is het een klein stukje wand dat twee grote wandvlakken koppelt. Het risico is groot dat de wand boven het kozijn gaat scheuren. Het is mogelijk het wanddeel boven het kozijn te dilateren, maar de dilatatie moet dan ook in de wandafwerking worden doorgezet.

Bij paneelwanden ontstaat een opening van vloer tot plafond en is een deurkozijn met bo-venlicht een logische keuze, figuur 9.38-2. In het algemeen worden in de woningbouw alle deur-kozijnen met bovenlicht uitgevoerd.

Als een verdiepingshoog deurkozijn vooraf op de dekvloer wordt gesteld en aan het plafond wordt bevestigd, heeft de blokkensteller daarmee een profiel voor de maatvoering van de wand. Met schuifankers, figuur 9.39-1, is het deurkozijn deugdelijk aan de wand, of omgekeerd de wand aan het kozijn bevestigd. Het bezwaar van het vooraf stellen is het risico van beschadiging van de afwerklaag op het kozijn tijdens het maken van de wand en daarna bij de afwerking van de wand.

� ���������� � ��������������

Figuur 9.38 Wand boven deurkozijn

Het beschadigingsrisico is te voorkomen door het deurkozijn in een zo laat mogelijk stadium van de afbouw aan te brengen. Dan moet bij het ma-ken van de wand een opening worden gespaard. Voor het sparen van de opening zijn stelprofielen nodig. Er is een risico dat in de wandopening een maatafwijking ontstaat, waardoor bij het la-ter monteren van het kozijn extra werk nodig is. Een montagekozijn heeft een speciale bevestiging met een stelschotel om de voeg tussen wand en kozijn te vullen, zodat bij het aanschroeven het kozijn niet naar buiten wordt gedrukt, figuur

� �������������� � �������������

����������� �����������

Figuur 9.39 Kozijn vooraf of later stellen

06950556_H09.indd 278 22-03-2005 14:53:11

Page 289: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 279

� ����������������������� � ���������������

Figuur 9.40 Twee typen montagekozijn

9.39-2. Stalen deurkozijnen hebben een klem-constructie die zich om de wand vastklemt.Bij een montagekozijn dat wandomvattend is, moeten de stijlen en dorpel als losse onderdelen worden gemonteerd, figuur 9.40-1. Als het mon-tagekozijn aan één kant een aftimmerlat heeft, is het mogelijk het kozijn in zijn geheel in de wand-opening te schuiven, figuur 9.40-2.

Een deurkozijn bestaat uit twee stijlen en een bovendorpel en uit figuur 9.41 blijkt dat een houten deurkozijn goedkoper is te monteren in de wandopening. Voor de prijsvergelijking met bovenlicht moet de wand boven het kozijn wor-den meegeteld, figuur 9.42.

Bij een verdiepingshoog deurkozijn moeten twee dorpels worden gemonteerd plus het paneel van het bovenlicht. In staal zijn de verbindingen tus-sen stijlen en dorpels gemakkelijker te maken en dat blijkt uit de lagere materiaalkosten. Naast het prijsverschil zal bij de keuze van het materiaal, ook het esthetische aspect een rol spelen.

9.4.4 Stenen scheidingswanden utiliteits-bouwStenen scheidingswanden worden in de utiliteits-bouw voor verschillende functies toegepast:

• vuilmetselwerk als scheidingswand;

• vuilmetselwerk als scheiding toiletgroepen;

• vuilmetselwerk als scheiding liftschachten;

• eenzijdig schoonmetselwerk als gangwand;

• tweezijdig schoonmetselwerk als gangwand.

Gestucadoord metselwerkIn de traditionele utiliteitsbouw worden schei-dingswanden gemetseld en gestucadoord. Als metselsteen is kalkzandsteen de goedkoopste oplossing, maar om de belasting op de verdie-pingsvloeren te beperken wordt ook de veel lich-tere porisosteen toegepast, figuur 9.43.

Bij een arbeidstijd van tien manuren per duizend steen en € 27,50 per manuur zijn de verwer-kingskosten per steen € 0,27. Aan beide zijden moet stucwerk komen en wit schuurwerk kost € 13,50 per m2 per zijde. Figuur 9.44 geeft de kosten van de wand exclusief metselspecie.

Uit deze vergelijking blijkt dat de kosten per m2 wand ongeveer gelijk zijn en als de vloer-belasting bepalend is, zal de keuze vallen op porisosteen. In de ziekenhuisbouw heeft men ervaren dat bij bevestigingen van wastafels aan porisowanden de porisosteen verkorrelt. Na en-kele jaren komen de pluggen van de wastafelbe-

Type kozijn Norm per stuk Kosten arbeid Kosten materiaal Totale kosten

Staal inbouw 1,34 € 44,22 € 135,– € 179,22Staal montage 1,49 € 49,14 € 119,52 € 168,66Vuren montage 1,32 € 43,56 € 139,80 € 183,36Hardhout montage 1,32 € 43,56 € 145,14 € 188,70

Figuur 9.42 Deurkozijn met deur en bovenlicht compleet

Type kozijn Norm per stuk Kosten arbeid Kosten materiaal Totale kosten

Staal inbouw/inmetsel 1,24 € 40,92 € 113,22 € 154,14Staal montage 1,49 € 49,14 € 113,70 € 162,84Vuren montage 0,83 € 27,42 € 117,54 € 144,96Hardhout montage 0,83 € 27,42 € 131,58 € 159,–

Figuur 9.41 Binnendeurkozijn met opdekdeur compleet

06950556_H09.indd 279 22-03-2005 14:53:12

Page 290: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

280

vestiging in de porisosteen los te zitten. Om dat te voorkomen zijn in enkele ziekenhuizen beton-blokken ingemetseld op de plaats waar wastafels moeten komen om een permanente bevestiging te garanderen. Dan stijgen de kosten van de porisowand aanzienlijk.

9.4.5 Eenzijdig schoonmetselwerk utiliteits-bouwIn de utiliteitsbouw is eenzijdig schoonmetsel-werk zinvol als:

• gangwand schoonwerk met in ruimte stuc-werk;

• scheiding toiletgroep met binnen tegelwerk;

• scheiding leidingschacht met binnen vuil-werk;

• scheiding liftschacht met binnen pleisterwerk.

Bij de materiaalprijzen, figuur 9.45, komen de verwerkingskosten, de kosten van de mortel, de kosten van het voegwerk van circa € 5,- per m2 en de kosten van stucwerk van circa € 13,5- per m2. Omdat de verwerkingskosten afhankelijk zijn van het aantal stenen per m2 wand, is betonsteen maasformaat en poriso dik formaat

het meest gunstig. De keuze wordt vooral door architectonische wensen bepaald.

Bij metselwerk is mortel nodig en bij het metse-len valt restmortel op de vloer. Gemetselde bin-nenwanden worden daarom meestal gemaakt voordat de dekvloer wordt aangebracht.

9.4.6 Gelijmde stenen scheidingswanden utiliteitsbouwVoor het scheiden van toiletgroepen, liftschach-ten en leidingschachten van het verblijfsgebied is het ook mogelijk gelijmde scheidingswanden toe te passen, figuur 9.46.

Als de arbeid afhankelijk is van het aantal blokken per m2, is het kalkzandsteenblok de goedkoopste oplossing.

Baksteen en betonsteen kunnen gelijmd zowel eenzijdig als tweezijdig schoon worden uitge-voerd en bij lijmen vervalt het voegwerk als afwerking. De afwerkingskwaliteit van steen wordt soms gebruikt voor de gangwand, figuur 9.47-1.

Materiaal Lengte Breedte Hoogte Prijs Stuks per m2 Prijs per m2

Kz-steen mf 214 mm 102 mm 82 mm € 0,18 48 € 8,64Porisosteen 240 mm 100 mm 140 mm € 0,55 27 € 14,90

Figuur 9.43 Vergelijking materiaalprijs gemetselde wand

Materiaal Prijs Stuks per m2 Arbeid Stuc × 2 Totaal

Kz-steen € 8,64 48 € 15,84 € 32,40 € 56,88Porisosteen € 14,90 27 € 8,94 € 32,40 € 56,24

Figuur 9.44 Materiaalkeuze naar verwerkingskosten per m2

Materiaal Lengte Breedte Hoogte Prijs Stuks per m2 Prijs per m2

Baksteen wf 210 mm 100 mm 51 mm € 0,30 72 € 21,60Betonsteen wf 210 mm 100 mm 52 mm € 0,18 72 € 12,96Betonsteen mf 210 mm 100 mm 83 mm € 0,25 48 € 12,10Porisosteen 210 mm 100 mm 50 mm € 0,24 72 € 17,28Porisosteen 210 mm 100 mm 100 mm € 0,43 36 € 15,55

Figuur 9.45 Vergelijking materiaalkosten eenzijdig schoonmetselwerk

06950556_H09.indd 280 22-03-2005 14:53:12

Page 291: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 281

� ������������ � �������������

����

�����������

���������

Figuur 9.47 Stenen wanden als scheidingswand

Bij toepassing van anhydriet als dekvloer, moeten de randen van de ondervloer en alle sparingen in de ondervloer waterdicht worden gemaakt. Bij stenen scheidingswanden voor leidingschachten en liftschachten en bij toiletgroepen is het gewenst de stenen wanden voorafgaand aan het gieten van de anhydriet te maken, figuur 9.47-2. De wanden vormen dan tevens de schei-ding tussen de dekvloer en de vloerdelen waar geen dekvloer moet komen.

De goedkoopste scheidingswand is het kalkzand-steen vellingblok van 437 × 100 × 298 met 7,5 stuks per m2 wand. Materiaalprijs € 9,15 per m2 wand, zonder afwerking.

9.5 Gipsmontagewanden

▶▶ De constructieve opbouw van gipsmonta-

gewanden wordt besproken in deel 5 Afbouw,

hoofdstuk 2 Scheidingswanden

In deze paragraaf wordt de uitvoeringstechniek van gipsmontagewanden gericht op scheidings-wanden voor ziekenhuizen. Daar is de complex-heid het grootst en met die uitvoeringskennis zijn ook gipsmontagewanden in minder com-plexe gebouwen zoals in woningbouw te maken.Op veel scheidingswanden moeten aansluitpun-

ten komen voor elektra, data, water en riolering. Vanuit de vloer of het plafond zijn leidingen naar de aansluitpunten nodig. Als men het afwer-kingsniveau van de scheidingswand niet wil ver-lagen door leidingen buiten op de wand, moet men de leidingen naar de aansluitpunten binnen de wandconstructie maken.

Bij gebouwen met een hoge installatiedichtheid, zoals ziekenhuizen, moeten veel leidingen en dozen in de scheidingswand komen. Naast de deur van een patiëntenkamer zijn bijvoorbeeld ten minste vier aansluitdozen nodig met de bij-behorende verbindingsbuizen. Bij massief stenen wanden moeten zoveel gaten en sleuven in de wand naast de deur komen dat de wand volledig wordt geperforeerd. Bij gebouwen met een hoge installatiedichtheid heeft de toepassing van holle scheidingswanden dus grote voordelen voor het onderbrengen van aansluitpunten en leidingen.

9.5.1 Opbouw gipsmontagewandEen holle scheidingswand bestaat uit twee delen:1 regelwerk of frame van hout of metaal;2 beplating gipskartonplaat.

1 Regelwerk of frame van hout of metaalAls een holle scheidingswand vooral wordt ge-kozen om in de holle ruimte leidingen onder te brengen, is een houten regelwerk ongewenst, omdat in de houten stijlen gaten moeten wor-den geboord om leidingen horizontaal te kun-nen aanbrengen. Metalen stijlen zijn voorzien van gaten of voorgestansde lippen die open kun-nen worden gebogen. Metalen stijlen zijn ook beter voor de geluidsisolatie omdat het profiel buigslap is en de geluidtrillingen op de ene plaat minder doorgeven naar de andere wandzijde.

Materiaal Lengte Breedte Hoogte Prijs Stuks per m2 Prijs per m2

Baksteen df 210 mm 100 mm 67 mm € 0,38 68 € 26,11Betonsteen mf 210 mm 100 mm 83 mm € 0,18 55 € 9,90Ks-steen mf 214 mm 102 mm 82 mm € 0,18 55 € 9,90Ks-steenblok 437 mm 100 mm 298 mm € 1,46 7,5 € 10,98Porisosteen 210 mm 100 mm 100 mm € 0,43 46 € 19,87

Figuur 9.46 Materiaalprijs gelijmde stenen binnenwanden

06950556_H09.indd 281 22-03-2005 14:53:13

Page 292: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

282

9.5.2 Verschillende wandtypenIn een gebouw worden aan scheidingswanden verschillende eisen gesteld aan de geluidsisolatie. Een scheidingswand tussen twee spreekkamers moet meer geluid isoleren dan een scheidings-wand tussen twee archieven of een gangwand met een slecht isolerende deur.

Met dezelfde metalen profielen en dezelfde gipsplaat is het mogelijk verschillende wanden te maken:

• frame met enkele beplating, figuur 9.49-1;

• frame met dubbele beplating, figuur 9.49-2;

• dubbel frame met dubbele beplating, figuur 9.49-3.

Als in de spouw van de wand geluidabsorberend materiaal zoals harde steenwol wordt aange-bracht, is de geluidsisolatie van de scheidings-wand verder te verhogen.

Ook speciale scheidingswanden voor bijzondere ruimten zijn als gipsmontagewand op te lossen:

• loodwand voor röntgenkamers: aan één zijde wordt onderste gipsplaat van 12,5 mm vervan-gen door gipsplaat van 9,5 mm waarop 2 mm lood is geplakt;

• kooi van Faraday voor meetkamers: door bin-nenkant ruimte tussen twee gipsplaten koperfolie of kopergaas plakken.

Onder- en bovenaansluitingDoor de toog van voorgespannen kanaalplaten of door zeeg van in situ betonvloeren kunnen tussen bovenkant dekvloer en onderkant beton-plafond maatverschillen ontstaan van 20 tot 40 mm tussen de kleinste en de grootste netto-ver-diepingshoogte, figuur 9.50. Het is ongewenst een groot deel van de gipsplaten ter plaatse kor-

Figuur 9.49 Zelfde materialen verschillende wanden

De stijl is een C-profiel met een materiaaldikte van 0,63 of 0,75 mm en een breedte van 50 mm om twee gipsplaten op één stijl te kunnen schroeven, figuur 9.48-2. Om de stijl aan de vloer en het plafond te kunnen bevestigen is een U-profiel het meest geschikt omdat de stijl door het U-profiel wordt omklemd, figuur 9.48-1. Het U-profiel is 40 mm hoog, waardoor maat-afwijkingen in de netto-verdiepingshoogte op te vangen is en de stijlen niet per stuk op lengte hoeven te worden gemaakt.

������������������������������������� ��

���������������

������������

Figuur 9.48 Onderdelen gipsmontagewand

2 Beplating gipskartonplaatAls plaatmateriaal wordt meestal gipskartonplaat toegepast. Gipskartonplaat heeft de volgende eigenschappen:

• gemakkelijk te bewerken;

• blijft vlak en vervormt niet;

• gunstig voor geluidsisolatie;

• brandbestendig en brandwerend.

Gipskartonplaten zijn 1,250 m breed, ze komen als oneindigende plaat uit de machine en wor-den dan op lengte geknipt. Voor grotere projec-ten worden gipsplaten op de gewenste lengte geknipt. In de utiliteitsbouw wordt meestal een plaatdikte van 12,5 mm toegepast en in de woningbouw 9,5 mm.

������������������ ���������������� � � ��������������������������������

���������������������������������

06950556_H09.indd 282 22-03-2005 14:53:13

Page 293: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 283

ter te maken. Als de netto-verdiepingshoogte in het werk wordt opgemeten, is een plaatlengte te bepalen waarbij niet meer dan 5% van de platen ingekort hoeven te worden. De consequentie is dat bij een groot deel van de wanden een voeg ontstaat.Aan de onderkant van de wand is een grote voeg ongewenst vooral bij kleine plinten om-dat dan de plint niet goed tegen de wand is te schroeven. Bij enkele beplating wordt de plaat op de dekvloer gezet en ontstaat een voeg bo-ven bij het betonplafond. Om de geluidsisolatie te verbeteren, kan de voeg boven met gips of purschuim worden gedicht, figuur 9.50-1. Bij dubbele beplating wordt de binnenste gipsplaat met een soort koevoet tegen het betonplafond omhoog gedrukt en dan vastgeschroefd. De buitenste gipsplaat wordt op de dekvloer gezet, figuur 9.50-2.

������������������ ���������������� �

����

���

����

�����

����

����

���

�����������

����

Figuur 9.50 Maatafwijking verdiepingshoogte

WandaansluitingenAls aan een scheidingswand tussen twee ruimten zeer hoge geluideisen worden gesteld, dan kun-nen akoestische adviseurs voorstellen de dubbele gipsplaat aan de kamerzijde van de wand te on-derbreken om flankerende geluidsoverdracht te verhinderen, figuur 9.51-1. Deze oplossing vergt tweemaal zoveel tijd omdat vier keer de breedte van de pasmaat moet worden gemeten en acht keer een gipsplaat op breedte moet worden gemaakt.

Bij verbouwingen blijft de gangwand meestal op zijn plaats en moet de scheidingswand tussen de kamers worden gesloopt. De geluidstech-nische T-aansluiting blijkt bij sloopwerk grote problemen te geven, omdat de gangwand moet worden aangetast en het is moeilijk de dan ont-stane voeg weer mooi vlak te krijgen. Meestal wordt dus voor de oplossing van figuur 9.51-2 gekozen.

� ���������������� �����������������Figuur 9.51 T-aansluiting gipsmontagewand

� ����������������� �������������������������������������

�����

Figuur 9.52 Kolomaansluiting gipsmontagewand

KolomaansluitingEen scheidingswand kan op het hart van een kolom aansluiten, maar dan krijgt de scheidings-wand aan beide zijden een penant, die vooral in kamers de indelingsvrijheid kan beperken. Als bij het ontwerp de afstemming tussen scheidings-wanden en kolommen wordt geregeld, is het mogelijk de gipsmontagewand langs de kolom te laten lopen, waardoor maar aan één zijde van de wand een penant ontstaat, figuur 9.52-1. De penant is het kleinst als het frame tegen de kolom aansluit en de beplating aan één zijde langs de kolom doorloopt. Als in de holle ruimte van de wand horizontaal leidingen moeten komen die de kolom moeten passeren, kan het frame langs de kolom worden doorgezet, figuur 9.52-2.

06950556_H09.indd 283 22-03-2005 14:53:15

Page 294: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

284

Bij een aansluiting op het hart van de kolom moeten acht gipsplaten pas worden gemaakt en bij een aansluiting langs de kolom maar vier platen.

GevelaansluitingDe binnenzijde van de gevel is bij gevelkozijnen geen doorgaand vlak, maar het kozijn heeft een negge ten opzichte van de borstwering en de gevel boven het kozijn. Om te voorkomen dat de gipsplaten tegen de gevel moeten worden gecontramald, is een aansluiting te ontwerpen waarbij de gipsplaten zowel bij de borstwering als bij het kozijn in hetzelfde verticale vlak liggen, figuur 9.53-1. Als een gipsmontagewand moet aansluiten op een enkele stijl van het kozijn, moet de wand in de negge worden verjongd. Ter overbrugging van de negge is een apart paneel toe te passen, zodanig dat de C-stijl van vloer naar plafond kan doorlopen, figuur 9.53-2.

� �������������������������������������

������������������������

����� ������ ���������

Figuur 9.53 Aansluiting met gevelkozijn

9.5.3 Binnendeurkozijnen in gipsmontage-wandenMen kan een deurkozijn in het metalen frame inbouwen, waarbij de C-stijlen de krachten op het kozijn moeten overbrengen naar het beton-plafond, figuur 9.54-1. De C-stijlen worden van dun plaatmateriaal gemaakt (0,63 mm dik) en als men dit niet sterk genoeg vindt, is het alter-natief de veel sterkere deurstijlen door te laten lopen naar het betonplafond, figuur 9.54-2. De C-stijlen tegen de deurstijl worden niet benut voor het opvangen van krachten. De wand boven de deur is met gipsplaat of met ander plaatmateriaal te dichten.

De volgende keuze is het kozijnmateriaal staal of hout. Bij een groot aantal ruimten in een zieken-

huis wordt gewerkt met zeer gevoelige elektro-nische apparatuur die in verbinding staan met patiënten. In die ruimtes moeten aanraakbare stalen delen worden geaard en de aarding moet te meten zijn. Dat kan alleen als het stalen kozijn geïsoleerd in de wand wordt bevestigd en de aansluiting van de aarding te ontkoppelen is om de kwaliteit van de aarding te kunnen meten. Het is niet eenvoudig om een stalen kozijn met stalen betonankers aan vloer en betonplafond te bevestigen, zodanig dat er geen staalcontact is.

Theoretisch is het oplosbaar, maar in de prak-tijk bestaat het risico dat bij een aantal kozijnen toch contact wordt gemeten en het kozijn uit de wand moet worden gesloopt om het opnieuw geïsoleerd te monteren. Het risico van de aar-ding is te voorkomen door de keuze voor houten kozijnen.

� ���������� � ������������������

������

��������� ����������������������

���������

Figuur 9.54 Deurkozijn in gipsmontagewand

Houten inbouwkozijnenDe C-stijlen van het wandsysteem zijn zodanig gevormd dat twee stijlen in elkaar zijn te klik-ken en een kokerprofiel ontstaat dat veel sterker is, figuur 9.55-1. Door de leidinggaten in het C-profiel is de koker met schroeven aan het houten kozijn te bevestigen. Nadat de dubbele beplating is aangebracht, blijkt dat een normaal houten inbouwkozijn voldoende deugdelijk in de wand zit. De houten kozijnstijlen zijn met hoek-ijzers en betonankers aan de vloer te bevestigen. Het hoekijzer belemmert echter de aansluiting van het vloerprofiel. Omdat op de vloer geen constructieve koppeling aanwezig is tussen de beide kozijnstijlen, kan torsie optreden door het gewicht van de deur.

06950556_H09.indd 284 22-03-2005 14:53:16

Page 295: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 285

Een alternatief voor de bevestiging van de stijlen op de vloer is de toepassing van doken. Met een stalen boormal voor de maatnauwkeurigheid worden gaten van 8 mm door de dekvloer in de betonvloer geboord. In de boorgaten komen betonankers, twee stuks per stijl en op zo groot mogelijke afstand om torsie te voorkomen, figuur 9.55-1. In de houten kozijnstijlen zijn aan de onderkant gaten geboord en het kozijn wordt over de betonankers geplaatst. Dit is een zeer eenvoudige en sterke verbinding.

� ������������ ��������������

����������������������������������������

Figuur 9.55 Inbouw- of montagekozijn

MontagekozijnHet bezwaar van het inbouwkozijn is dat het kozijn in een vroeger stadium wordt geplaatst en de afwerking kan beschadigen. Het alternatief is de toepassing van een montagekozijn. Bij het monteren van het frame is dan een mal nodig om een kozijnopening te maken met weinig maatafwijking. Nadat de wanden zijn afgewerkt wordt het montagekozijn in de opening gescho-ven, figuur 9.55-2.

In de woningbouw wordt voor het bevestigen van het kozijn aan de wand een schroef met stel-schotel toegepast om de variabele voeg tussen kozijn en wand op te vullen. De materiaaldikte van de stijlen is te dun voor een schroefbevesti-ging.

Bij toepassing van deuren met de standaard-hoogte van 2.115 mm is de vulling boven het deurkozijn gelijk aan de gipsmontagewand, figuur 9.56-1. Boven de deur moet op 2,400 m het gangplafond en op 2,700 m het kamerpla-fond aansluiten. De plafondlat is de overgang tussen de wand en het plafond. Soms vindt men in de gang het circa 200 mm hoge wandge-deelte boven de deur niet mooi en worden hogere deuren tot plafondhoogte toegepast, figuur 9.56-2. Dan moeten de aansluitingen tus-sen deurkozijn en plafonds zorgvuldig worden gedetailleerd.

Aan de gangzijde moet de plafondlat even dik zijn als het kozijn buiten de wand steekt om het oplegprofiel van het plafond te laten doorlopen. De ruimte tussen bovenkant deur en onder-kant gangplafond moet voldoende zijn voor het aanbrengen van deurdrangers. Boven het deurkozijn is alleen een beplating nodig aan de kamerzijde, figuur 9.56-2. Als de kozijnstijlen doorlopen tot betonplafond, moet de plafondlat ter plaatse van de kozijnstijlen worden onder-broken.

� ������������������

����������

���������������

������

������

�������������

�����������

�������

���������������������

Figuur 9.56 Deurkozijn en plafondaansluiting

06950556_H09.indd 285 22-03-2005 14:53:17

Page 296: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

286

9.5.4 Uitvoeringsproces gipsmontage- wandenHet montageproces is in de volgende zes activi-teiten te verdelen:◆ maatvoeren: aftekenen wanden op vloer;◆ transport: aanvoer gipsplaten en profielen;◆ frame: monteren profielen en stijlen;◆ eerste beplating: aanbrengen beplating een-zijdig;◆ voorzieningen: installaties en isolatie;◆ sluitwand: aanbrengen beplating andere zijde.

◆ MaatvoerenDe MOUS-meetpunten zijn in de dekvloer aan-wezig en vanaf die punten worden de schei-dingswanden op de dekvloer gemaatvoerd en met een smetlijn afgetekend, zodanig dat alle wanden met de buitenkant op de vloer zichtbaar zijn. Ook de deurkozijnen en de te boren gaten voor doken worden op de dekvloer afgetekend. De vloer moet kunnen fungeren als werk-tekening schaal 1:1 zodat bij het maken van de gipsmontagewanden geen papieren tekeningen meer nodig zijn. Met behulp van een roterende laser worden de lijnen van de wand vanaf de vloer overgebracht naar het betonplafond.

◆ TransportHet transport van de gipsplaten vanaf de vracht-wagen tot op de werkplek kost € 1,- tot € 2,50 per m2 wand en kan bij een slechte logistiek oplopen tot € 5,- per m2 wand.

Gipsplaten zijn niet gemakkelijk te transporteren, figuur 9.57, ze zijn lang, dun en breken snel. Een verreiker of bouwkraan kan een pakket gipspla-ten van de vrachtwagen oppakken en op verdie-pingshoogte voor een raamopening brengen, waarna men van binnenuit plaat voor plaat door het raam trekt en op de vloer op een stapel legt.

Als de raamopening niet breed genoeg is om de gipsplaat horizontaal naar binnen te trekken, zijn kantelbare pallethaken toe te passen die de gipsplaat verticaal voor de raamopening mani-puleert. Voor een groot gebouw is het gewenst betere logistieke oplossingen te zoeken.

Omschrijving Hoeveelheid

Bruto-vloeroppervlak afbouw 21.000 m2

Scheidingswanden 1 m2 wand per m2 BVOHoeveelheid gipsmontagewand 21.000 m2

Hoeveelheid gipsmontagewand 6.500 mDubbele beplating, gipsplaat 84.000 m2

Gewicht gipsplaat 12,5 mm dik 10 N/m2

Gipsplaat te transporteren 9240 kNAantal vrachtwagens bij 20 ton 46 wagensAfmeting gipsplaat 1.250 × 3.250 mAantal gipsplaten 20.680Gewicht per gipsplaat 450 N per plaatAantal platen per vrachtwagen 445 platenProductietempo per ploeg 25 m wand per dagAantal gipsplaten per dag 80 platen

Figuur 9.57 Voorbeeld transport gipsmontagewanden

Er zijn drie mogelijkheden:1 transport op platenkar;2 palettransport;3 transport met rollenwagen.

1 Transport op platenkarEr zijn speciale wagentjes voor het transporteren van plaatmateriaal, die maar 0,600 m breed zijn en door deuropeningen kunnen rijden. Op de platenkar kunnen maximaal twintig gipsplaten worden vervoerd, figuur 9.58. De lading weegt 20 × 450 N = 9 kN.Horizontaal transport van 9 kN is alleen over vlakke vloeren mogelijk. Het verticaal transport is mogelijk met een zware bouwlift met verlengd platform. De vrachtwagen met 20 ton gipsplaten kan de platen naast de bouwweg zelf op een stapel leggen, die met afdekzeilen moet worden beschermd tegen de regen. Bij een productie-tempo van 25 m wand per dag zijn per dag tachtig platen nodig. Met een beladingsgraad van twintig platen per kar zijn per dag vier kar-ren met platen nodig. Daarbij zijn de volgende handelingen nodig:

• stuk voor stuk platen op platenkar plaatsen;

• met platenkar naar bouwlift rijden;

• platenkar met bouwlift naar verdieping;

• platenkar rijden van bouwlift naar werkplek;

• vanaf kar platen tegen wand monteren.

06950556_H09.indd 286 22-03-2005 14:53:17

Page 297: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 287

� ������������� � ��������

Figuur 9.58 Transport gipsplaten met platenkar

2 Transport op palletkarDe gipsplaten zijn te lang om op één standaard-pallet van 1,000 × 1,200 m te transporten. Er zijn twee mogelijkheden om met pallets gipsplaten te transporteren: speciale lange pallets gebruiken of de gipsplaten op twee standaardpallets leggen. Met een bouwkraan zijn pallets met 30 platen rechtstreeks op een uitsteeksteiger op verdie-pingshoogte te transporteren. Vanaf de uitsteek-steiger kan het pakket met twee handpalletkarren naar de werkplek worden gereden, figuur 9.59. Per vrachtwagen zijn circa 15 transporten nodig. De gipsplaten liggen dan verdeeld over de werk-vloer. Als de maatvoering vooraf is gebeurd kun-nen de pakketten precies in de ruimtes worden geplaatst. Vanaf het pakket worden de gipsplaten stuk voor stuk aan de wand gemonteerd.

Figuur 9.59 Pallet transport gipsplaten

3 Transport op rollenwagenMen kan een speciale rollenwagen maken voor het horizontaal transport van gipsplaten. De rollenwagen wordt op de uitsteeksteiger op ver-diepingshoogte geplaatst. Met de bouwkraan worden pakketten van dertig platen vanaf de vrachtwagen rechtstreeks op de rollenwagen geplaatst. De rollenwagen met platen wordt naar de werkplek gereden. De wagen heeft aan de bovenkant rollen waarop het pakket ligt. Als men het pakket naar achteren drukt, rolt het pakket gedeeltelijk van de wagen op de vloer, figuur 9.60. Door het gewicht van de gipsplaten wordt de rollenwagen onder het pakket uitgedrukt en de gipsplaten liggen op de vloer. Een pakket van dertig platen is 122 m2 gipsplaat en 30 m2 wand. Bij 1 m2 wand/m2 vloer is per 30 m2 vloeropper-vlak een pakket nodig. De afstand tussen de pak-ketten is dan nooit groter dan 5 m.

Figuur 9.60 Transport met rollenwagen

◆ FrameHet plafondprofiel moet vanaf een rolsteiger worden gemonteerd, figuur 9.61-1. De pakket-ten gipsplaten belemmeren de vrije ruimte voor de rolsteiger. Het is gewenst eerst de plafondpro-fielen te monteren en daarna pas de gipsplaten aan te voeren. Als tegelijk met het plafondprofiel ook het vloerprofiel zou worden aangebracht,

� ����������������������� � ��������������

��������������

� ��������������������� � �����������

Figuur 9.61 Werkvolgorde transport en frame

06950556_H09.indd 287 22-03-2005 14:53:18

Page 298: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

288

zullen de vloerprofielen het rijden over de vloer belemmeren en het vloerprofiel zal beschadigen, figuur 9.61-2 en 9.61-3. Als er in de ruimten wastafels en andere sanitaire toestellen moeten komen, moeten ter plaatse van de wand gaten in de betonvloer worden geboord voor de waterlei-ding en de riolering. Als het vloerprofiel vooraf in volle lengtes van 4,000 m is gemonteerd, figuur 9.61-3, kan de betonboor door het profiel in de betonvloer boren, figuur 9.61-4.Tussen de vloer- en plafondprofielen worden de C-stijlen geplaatst zonder ze te bevestigen. Het inbouwdeurkozijn wordt op maat bevestigd aan de vloer en met dubbele stijlen aan het plafondprofiel.

◆ Eerste beplating Tegen één zijde van het frame worden de dub-bele gipsplaten geschroefd, waarbij de stijlen worden geplaatst naar de naden van de gipspla-ten. Een ploeg van twee man kan 20 tot 25 m wand per dag beplaten.

◆ VoorzieningenDe eenzijdig aangebrachte gipsplaten worden gebruikt als werktekening. De elektricien, de loodgieter en andere installateurs tekenen op de gipsplaat waar aansluitdozen en sanitaire toestel-len moeten komen. Met een speciale dozenboor worden de gaten in de gipsplaat gemaakt. Voor sanitaire toestellen en andere installaties worden ophangvoorzieningen in het frame gemaakt. In de volgende paragraaf wordt dat nader behandeld. De elektricien en de loodgieter monteren de leidingen en aansluitdozen in de wand en daarna kan eventueel isolatieplaat in de wandspouw worden aangebracht.

◆ Sluitwand Tegen de nog open zijde van het frame worden dubbele gipsplaten geschroefd en dan is de gips-montagewand gereed behoudens de afwerking van de wand.

9.6 Monteren leidingen

▶▶ In deel 6A Installaties – elektrotechnisch en sa-

nitair, 6B Installaties – werktuigbouwkundig en gas

– en 6C Liften en roltrappen worden de technische

aspecten van de installaties behandeld

In deze paragraaf worden als voorbeeld de mon-tageaspecten van de installaties voor een zieken-huis besproken in relatie met de scheidingswan-den. Kabels, buizen, goten, kanalen en pijpen zijn allemaal transportsystemen waarvan het verschil in benaming het medium en de afme-ting betreft. Voor het monteren is het medium en de afmeting minder belangrijk dan de mon-tageroute en daarom wordt in deze paragraaf de verzamelnaam leidingen gebruikt.De route van leidingen is te verdelen naar de plaats van montage:

• schachtleidingen, paragraaf 9.6.1;

• gangleidingen, paragraaf 9.6.2;

• plafondleidingen, paragraaf 9.6.3;

• wandleidingen, paragraaf 9.6.4.

9.6.1 SchachtleidingenDit zijn de verticale leidingen die in schachten zijn gebundeld en zorgen voor de distributie naar de verdiepingen. De bundel leidingen moet met een wand worden gescheiden van de aanliggende ruimten. Voor de distributie naar elke verdieping moeten in de scheidingswand gaten worden gemaakt. Aan de scheidingswand worden vooral brandwerendheidseisen gesteld, omdat de verti-cale schacht het brandcompartiment per verdie-ping doorbreekt. De leidingschacht is te zien als een verticaal brandcompartiment dat dwars door horizontale brandcompartimenten gaat.

Leidingschachten van betonEr zijn drie redenen om de scheidingswand van grote schachten van beton te maken:1 schachten hebben kokervorm die stabiliteit kunnen opnemen;2 betonwanden zijn goed brandwerend;3 betonwanden zijn goed om leidingen aan te bevestigen.

Een betonnen leidingschacht is een hoge koker zonder tussenvloeren, figuur 9.62-1 en 9.62-2. In grote toegankelijke schachten worden wel roos-ters ontworpen voor inspectie en onderhoud, maar de roosters zijn pas aan te brengen als de grote leidingen zijn gemonteerd. Het monteren van leidingen in een diepe koker zonder werk-vloeren is echter niet gunstig voor de veiligheid, figuur 9.62-3. De toegangen tot de schacht moeten met een leuning worden afgezet om

06950556_H09.indd 288 22-03-2005 14:53:19

Page 299: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 289

� ��������������������� � �������

� �������������������

�������

����������������������

����������������������

Figuur 9.62 Leidingschacht met betonwanden

vallen in de schacht te voorkomen. De leiding-monteur moet de leuning weghalen om in de schacht te kunnen komen.Schachtleidingen zijn voor de distributie naar de verdiepingen. Onder het betonplafond moet in de betonnen schachtwanden een groot aantal sparingen worden gemaakt om de leidingen vanuit de schacht naar de verdieping te voeren, figuur 9.62-2. De plaats en de maat van alle sparingen in de betonwand moet voor de start van het bekisten van de betonwanden bekend zijn. Het aanbrengen van sparingen in wand-bekisting vergt veel tijd en belemmert het pro-ductietempo. Als de sparingen groter zijn dan de leidingen, moet de ruimte daartussen met brandwerend materiaal worden opgevuld. Bij renovatie van het gebouw is vergroting van de schacht met betonwanden niet mogelijk.

Leidingschachten met gipsmontagewandenVoor stabiliteitsconstructies is de lengte van de wand bepalend. Leidingschachten hebben rela-tief maar korte wandlengtes en de bouwkosten per m2 betonwand zijn vooral in kokervorm re-latief hoog. Als de stabiliteitsconstructie op een andere plaats is op te lossen, is het gunstiger de leidingschacht als een vloersparing te maken, figuur 9.63-1, en na montage van de leidingen om de bundel leidingen een gipsmontagewand te maken, figuur 9.63-2.

� ������������

� �����������������������������

���������

����������

� ����������������������

Figuur 9.63 Leidingschacht met gipsmontagewand

Bij het maken van de betonvloer wordt in de be-kisting van de vloersparing een metalen rooster ingestort. Na het ontkisten van de vloer zorgt het rooster voor een veilige werkplek. De mon-teur werkt op vloerniveau en zaagt of brandt een gat in het rooster ter grootte van de leiding en gebruikt het rooster als bevestigingspunt voor de leidingen, figuur 9.63-3. Het invoeren van grote kanalen is vanaf de vrije vloer gemakkelijker dan in een smalle koker. In bijzondere gevallen kan het nodig zijn een steigerbuis van vloer tot vloer aan de roosters te bevestigen en de lichte leidin-gen aan de steigerbuis te monteren. De leidin-gen worden met de T-stukken gemonteerd.

Als alle leidingen zijn gemonteerd, wordt tegelijk met de montage van de gipsmontagewanden met hetzelfde materiaal ook de wanden om de leidingschacht gemaakt. Omdat door de lei-dingen in de schacht de gipsplaten alleen van buitenaf te monteren zijn, is in plaats van de C-stijlen een I-stijl nodig waarbij de gipsplaten van buitenaf tussen de lijven van de I-stijlen te schroeven is. Het is gemakkelijker om gipsplaten om leidingen te contramallen dan sparingen te maken in betonwanden. Bij renovatie is verande-ring van de leidingschacht mogelijk.

06950556_H09.indd 289 22-03-2005 14:53:20

Page 300: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

290

Bij kleine schachten met maar enkele leidingen wordt de vloer doorgestort en een sparing in de vloer gemaakt. De plaats en de grootte van de sparing moet vooraf bekend zijn voordat de beton-vloer kan worden gestort, figuur 9.64-1. Omdat de maatafwijkingen van sparingbekisting vaak groot is, wordt de sparing aanzienlijk groter gemaakt dan de maat van de leiding. De vloer vormt de schei-ding van een brandcompartiment en dan moet de ruimte tussen de sparing en de leiding naderhand met beton worden gedicht, figuur 9.64-2. Om het beton te kunnen storten moet als bekisting een stuk multiplex om de leiding worden gecontra-mald en de multiplex moet worden ondersteund naar de onderliggende vloer.

� ��������������� � ���������������������

� ���������������� � ��������������������

��������������

Figuur 9.64 Kleine leidingschachten en vloersparing

Het is ook mogelijk ter plaatse van de leiding een blok cellenbeton op de bekisting te leggen en mee te storten in de vloer, figuur 9.64-3. Bij de montage van de leiding is het gemakkelijk om in het poreuze cellenbeton een gat te boren op de juiste plaats en van de leidingmaat, figuur 9.64-4. Cellenbeton heeft een hoge brandwerendheid en er is geen open voeg tussen vloer en leiding.

9.6.2 GangleidingenVanuit de schacht worden door de gangzone de leidingen horizontaal aan het betonplafond gevoerd als distributieleiding voor de kamers. De gangzone bestaat uitvoeringstechnisch uit twee activiteiten: het aanbrengen van gangwanden en het aanbrengen van gangleidingen. Beide groepen hebben er belang bij het eerste te zijn, figuur 9.65.

� �������������� � ���������������

Figuur 9.65 Gangwand en -leidingen

Gipsplaten zijn verdiepingshoog en de methode van aanbrengen is het plaatsen van de plaat onder tegen het vloerprofiel en daarna de plaat tegen het metalen frame te drukken, figuur 9.65-1. Dat kan alleen als er geen belemmerin-gen aan het plafond zitten. Voor de bouwer is de volgorde duidelijk: eerst zelf de gangwand ma-ken en daarna mag de installateur de leidingen aan het plafond monteren.De installateur moet op een rolsteiger staande boven zijn hoofd werken om de leidingen aan het plafond te kunnen bevestigen, figuur 9.65-2. Vooral bij het monteren van de grote luchtkana-len en de zware rioleringsbuizen heeft de instal-lateur zoveel mogelijk vrije werkruimte nodig. Voor de installateur is de volgorde duidelijk. Eerst moet hij de leidingen aan het plafond kunnen monteren en daarna kan de bouwer komen om de gangwanden te maken.

Vanuit de bouwtijd gezien is het gewenst dat de installateur de tijd tussen het ontkisten van de vloer en het aanbrengen van de dekvloer gebruikt om de gangleidingen te monteren. Dat verkort de intervaltijd van het afbouwproces en het monteren van zware en grote leidingen met rolsteigers zou de dekvloer kunnen beschadigen. Dus de juiste volgorde is gangleidingen monte-ren, dekvloer maken en daarna starten met de gipsmontagewanden.

In paragraaf 9.5.4 is besproken dat bij gipsmon-tagewanden de eerste beplating aan de wand-zijde met de meeste aansluitingen (meestal de kamer) worden aangebracht en daarna pas de sluitplaten.

06950556_H09.indd 290 22-03-2005 14:53:21

Page 301: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 291

Er zijn twee oplossingen om de installateur als eerste de gangleidingen te laten monteren en toch de bouwer in staat te stellen de gipsplaten aan de gangzijde aan te brengen.

Gangleidingen zijn te verdelen in twee groepen:1 grote luchtkanalen en zware rioleringsbuizen; 2 lichte waterleiding en lichte elektragoten.

Als de installateur voor het aanbrengen van de dekvloer wel de grote en zware leidingen kan monteren en bij het ontwerp van de leidingen rekening houdt met de gangwand, is het moge-lijk langs de gangwand een zone van 200 mm vrij te houden om de bouwer in staat te stellen de verdiepingshoge gipsplaten aan te brengen. Dat kan door de plaat eerst boven tegen de wand te schuiven, figuur 9.66-1.

���������������

� ����������������� � �����������������

Figuur 9.66 Gipsplaten aan gangwand

Een andere oplossing is om aan de gangzijde van de gangwanden de gipsplaten niet tot het betonplafond door te zetten, maar kortere platen te gebruiken tot het verlaagde gang-plafond, figuur 9.66-2. De geluidsisolatie van de gipsmontagewand wordt daardoor minder, maar bij gangwanden met deuren is toch geen hoge geluidsisolatie te realiseren. Als zowel in de kamers als in de gang de plafondplaten van de verlaagde plafond redelijk zwaar zijn, is een plafondplaat geluidstechnisch gelijkwaardig aan een gipsplaat. De overlangsisolatie tussen de kamer en de gang boven het plafond bestaat dan uit twee plafondplaten en twee gipsplaten. Deze methode is uitvoeringstechnisch voor zowel bouwer en installateur de beste oplossing.

9.6.3 PlafondleidingenDe plafondleiding is de distributieleiding. Van daaraf moeten aansluitleidingen worden gemon-teerd naar de aansluitpunten. Plafondleidingen zijn te verdelen in twee groepen:1 aansluitingen op zelfde verdieping;2 aansluitingen voor bovenliggende verdieping.

1 Aansluitingen op zelfde verdiepingPer kamer hoeven maar enkele luchtkanalen, riolering en waterleidingen de gangwand te kruisen en daarvoor moeten afspraken worden gemaakt. Het aantal elektrabuizen of kabels, dat vanuit de gang naar het plafond van de kamers moet, is echter veel groter. Bij de gebruikelijke bevestigingssystemen voor elektrabuizen ligt de buis tegen het betonplafond met een ruimte van 5 tot 10 mm, figuur 9.67-1. Het plafondprofiel van de gipsmontagewand is 40 mm hoog. Als de installateur de elektrabuizen voorafgaand aan de wand monteert, kan de bouwer het plafond-profiel niet aanbrengen. Als de installateur de buizen na de wand gaat aanbrengen moet hij bij elke buis niet alleen door de vier gipsplaten boren maar ook door het metalen plafondpro-fiel. Als de verdiepingsvloeren in situ met een vloerbekisting worden gemaakt, is het mogelijk ter plaatse van de gangwanden een groot aantal lege buisleidingen van 1 tot 2 m lang in de vloer in te storten. De exacte plaats in de gangrichting is niet zo belangrijk, figuur 9.67-2. De elektricien hoeft met zijn draden en kabels de gangwand niet meer te kruisen.

� ����������������� � ������������������

Figuur 9.67 Elektrabuizen door vloer

2 Aansluitingen voor bovenliggende verdiepingOok hier ontstaat een conflict tussen de instal-lateur en de bouwer. Als voorbeeld is er een riolering genomen die naar de bovenliggende verdieping moet. Het probleem speelt ook bij luchtkanalen en elektraleidingen.

06950556_H09.indd 291 22-03-2005 14:53:22

Page 302: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

292

Figuur 9.68 Plafondleiding en gangwand

Als de installateur, voordat de dekvloer wordt aangebracht, met de montage van de zware gangleidingen bezig, zal hij staande op de rolsteiger ook de aftakleiding naar de kamer willen aanbrengen, figuur 9.68-1. Als in een veel later stadium de bouwer komt om de gangwanden te maken, hangen (op voor hem willekeurige plaatsen) allerlei leidingen aan het plafond die hem belemmeren de gangwand te maken. De leidingen hangen vaak zo dicht tegen het betonplafond dat hij het plafondprofiel niet kan aanbrengen. Bij het aanbrengen van de vier gipsplaten van de gangwand moet de bouwer bij elke leiding de maat opmeten, afschrijven op de gipsplaat, de sparing zodanig in de gipsplaat maken dat de plaat over de leiding te schuiven is, en dat viermaal.

Het probleem van de bouwer is alleen op te lossen als in de werkvoorbereiding duidelijke afspraken worden gemaakt. De installateur kan in een vroegtijdig stadium de gangleidingen monteren tot en met het T-stuk voor de aftak-king, figuur 9.68-2, maar moet ten minste 200 mm van de gangwand afblijven. De bouwer kan de gangwanden maken en de kamerscheidende wanden waarin wandleidingen naar beneden door de vloer en naar boven bij het plafond uitkomen, figuur 9.68-2. Nadat de sluitwanden zijn aangebracht, kan de installateur gaten door de gangwanden boren en de plafondleiding als verbinding tussen gangleiding en wandleiding monteren, figuur 9.68-3.

9.6.4 WandleidingenDe holle ruimte in de gipsmontagewand leent zich goed voor het onderbrengen van leidin-gen en aansluitdozen. In een ziekenhuis komt een groot aantal verschillende installatiesystemen voor. Voor elektra, data en medische gassen zijn aansluitdozen ontwikkeld die rechtstreeks aan de gipsplaten zijn te bevestigen. Van de sanitaire toestellen komen wastafels het meeste voor en die moeten deugdelijk aan de wand worden be-vestigd en de leidingen moeten in de spouw van de wand door de vloer naar de onderliggende verdieping worden gevoerd. Aan de bevestiging van een wastafel aan de gipsmontagewand wordt de eis gesteld dat men er op moet kunnen zitten en ook de bevestiging van de mengkraan moet bestand zijn tegen onzorgvuldig gebruik. In de praktijk is een eenvoudige en deugdelijke oplossing ontwikkeld.

Voorziening wastafelIn de spouw van de wand wordt een multiplex paneel bevestigd waaraan zowel de wastafel deugdelijk te bevestigen is als ook de waterlei-dingen voor de mengkraan. Het paneel heeft een breedte van de halve gipsplaat plus de breedte tussen de C-stijlen. Aan de zijkanten van het pa-neel zijn twee stroken multiplex van 18 mm dik bevestigd, figuur 9.69-1 en 9.69-2. Ter plaatse van de mengkraan worden verhoogde koperen muurplaten bevestigd aan het paneel. De voor-kant van de muurplaat is dan ongeveer gelijk aan de voorkant van de wand. In de zijkanten van het paneel worden slotbouten M 10 vanuit de spouw door de dubbele multiplex geboord, waardoor de

�����������

� ��������������������������������������������������������

� �������������� � ������������������

06950556_H09.indd 292 22-03-2005 14:53:22

Page 303: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 293

Figuur 9.69 Voorziening wastafel

wastafel zeer deugdelijk aan de wand is te bevesti-gen, figuur 9.69-3. Aan de onderkant van het pa-neel is een uitholling om de afvoerpijp te fixeren. Het uitvoeringsproces voor een wastafel bestaat uit de volgende activiteiten:

• hart wastafel met typenummer afschrijven op vloer;

• aanbrengen vloer en plafondprofiel;

• gaten boren door vloer voor water en afvoer;

• C-stijlen symmetrisch plaatsen ten opzichte van wastafel;

• eerste beplating aanbrengen aan wastafelzijde;

• met boormal vijf gaten boren door gipsplaten;

• waterleiding met muurplaat op paneel schroe-ven;

• paneel in wand tussen stijlen aanbrengen;

• slotbouten voor wastafelbevestiging aanbrengen;

• riolering afvoerpijp monteren;

• isolatieplaat in de wand monteren;

• sluitwand met dubbele gipsplaat aanbrengen;

• naden tussen gipsplaten met band en gips afwerken;

• wandafwerking aanbrengen;

• wastafel monteren met afvoersifon;

• mengkraan monteren.

Voor het aanbrengen van de voorzieningen en installaties in de gipsmontagewand wordt de eerste beplating gebruikt als werktekening schaal

1:1. Om te voorkomen dat de sluitwand wordt aangebracht voordat alle voorzieningen en installaties zijn gemonteerd, wordt per afdeling een sluitbrief opgesteld, die door alle belangheb-benden moet zijn getekend voordat de bouwer de sluitwand mag aanbrengen.

9.7 Ontvochtigen ten behoeve van afwerking

Voordat de afwerking kan beginnen moet het gebouw van binnen voldoende droog zijn. Tij-dens het in situ uitvoering van de draagconstruc-tie en bij het aanbrengen van de dekvloer wordt water gebruikt, dat zich als vocht ophoopt in de vloeren en de wanden. Vocht is alleen te verwij-deren door het te laten afdragen aan de relatief droge lucht van de omgeving. Lucht heeft het vermogen om waterdamp in zich op te nemen tot een maximale dampspanning is bereikt.

Enkele relevante begrippen met betrekking tot ontvochtigen zijn:

• verzadigingsdruk: maximale dampspanning lucht (P) bij bepaalde temperatuur;

• relatieve vochtigheid (e): verhouding spanning (p) die waterdamp in lucht heeft en verzadigings-druk (P) bij heersende temperatuur in procenten;

� �������������������������

���������������������� ��������������������������������������������

����������������������������

�������������������������

������

06950556_H09.indd 293 22-03-2005 14:53:23

Page 304: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

294

• wanneer temperatuur lucht wordt verhoogd, vergroot dat het vermogen van die lucht om vocht op te nemen;

• lagere relatieve vochtigheid lucht: groter ver-mogen lucht om vocht op te nemen;

• door temperatuur lucht te verhogen, wordt relatieve vochtigheid verlaagd en vermogen van die lucht om vocht op te nemen, verhoogd;

• door vochtige lucht af te koelen tot onder dauw-punt, kan vocht uit lucht afgescheiden worden;

• drogen: vocht uit ruimte overdragen aan lucht omgeving, om vervolgens deze vochtige lucht af te voeren, dan wel te ontvochtigen.

Voor het ontvochtigen zijn verschillende metho-den te gebruiken:◆ Drogen door ventilatie;◆ Drogen met bouwdroger;◆ Drogen met warmte en ventilatie.

◆ Drogen door ventilatieAls de relatieve vochtigheid van de buitenlucht laag is, is het drogen door ventilatie een eenvou-dige en goedkope methode. Het openen van ramen en deuren bewerkstelligt een natuurlijke ventilatie die nauwelijks kosten met zich mee-brengt, figuur 9.70-1.

In sommige gevallen is natuurlijke ventilatie ech-ter niet voldoende. Dan moet er een geforceerde ventilatie worden toegepast om een groter ventilatievoud te krijgen. Geforceerde ventilatie is mogelijk met ventilatoren in de gevel, figuur 9.70-1a.

�����������������������

� ����������������������������������

� ���������������������

� �������������������������

������

Figuur 9.70 Drie methodes van ontvochtiging

◆ Drogen met bouwdrogerIn tegenstelling met de ventilatiemethode hoeft de ruimte bij toepassing van een bouwdroger niet geventileerd te worden. De bouwdroger zuigt de lucht uit de omgeving aan en koelt deze af tot beneden het dauwpunt, figuur 9.70-2.

Het neergeslagen condensaat (water) wordt op-gevangen en afgevoerd, figuur 9.71. De koude lucht wordt vervolgens weer opgewarmd met de vrijgekomen warmte van het koelproces. De lucht die de bouwdroger weer verlaat, is dus lucht met een relatief lage vochtigheid die in staat is vocht uit de omgeving op te nemen en zodoende het drogingsproces voort te zetten. De effectiviteit van deze drogingsmethode is sterk afhankelijk van de luchttemperatuur van de ruimte. De luchttemperatuur mag niet onder de 16 °C komen, omdat onder die temperatuur het condensaat bevriest en dus weer moet worden ontdooid om het te kunnen afvoeren. In de win-terperiode moet het ontvochtigen met de bouw-droger worden gecombineerd met het verwar-men van de ruimte met een droge warmtebron.

��������

�������

��������������������

������������

��������������������

�����������������

�����

Figuur 9.71 Werking bouwdroger

De bouwdroger is vooral geschikt voor ruimten die moeilijk kunnen worden geventileerd. Een nadeel van de bouwdroger is het hoge elektri-sche energieverbruik waardoor het elektrische vermogen van de bouwplaatsinstallatie vaak ontoereikend is.

◆ Drogen met warmte en ventilatieDoor de lucht van de te drogen ruimte te ver-warmen, kan men de relatieve vochtigheid van die lucht verlagen, figuur 9.70-3. Hierdoor kan deze lucht vocht uit zijn omgeving (wanden, vloeren) opnemen. Dit proces stopt echter op het moment dat de verzadigingsdruk, die hoort bij de verhoogde temperatuur, is bereikt. Deze warme lucht moet daarom door middel van ventilatie naar buiten worden afgevoerd en ver-vangen worden door koude buitenlucht die ver-volgens wordt verwarmd.

06950556_H09.indd 294 22-03-2005 14:53:24

Page 305: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 295

Drogen door toevoeging van warmte zonder voldoende ventilatie heeft geen enkele zin. De ventilatie wordt geforceerd door ventilatoren.Er zijn droge en natte warmtebronnen voor dro-gen met warmte en ventilatie.

Droge warmtebronnenElektroheaters zijn schone warmtebronnen en gemakkelijk inzetbaar. Door het hoge energie-verbruik is het beschikbare vermogen op de bouwplaats vaak ontoereikend om deze heaters op grote schaal in te zetten. Elektroheaters zijn daarom in principe alleen geschikt voor kleine ruimten en meestal in combinatie met bouw-drogers.

Olie- en propaangestookte heaters met rook-gasafvoer zijn relatief schone warmtebronnen, hoewel het morsen van olie bij het vullen van de heater een gevaar oplevert. Het monteren van de rookgasafvoerkanalen kan in sommige geval-len grote problemen opleveren. Heaters met ge-scheiden rookgasafvoer kunnen worden gebruikt in wat grotere ruimten, indien het gebouw af-voerkanalen mogelijk maakt.

Natte warmtebronnenOliegestookte heaters zonder rookgasafvoer zijn als warmtebron door het gevaar van morsen en/of roeten maar zeer beperkt inzetbaar.

Propaangestookte heaters zonder rookgasafvoer leveren natte warmte omdat de rookgassen ver-branden tot water. Deze zijn daarom uitsluitend te gebruiken in goed geventileerde ruimten. Bij de verbranding van één kilogram propaangas komt twee liter water in dampvorm vrij.

9.8 Aanbrengen afwerking

▶▶ De technische aspecten van de afwerking

van wanden, vloeren en plafonds worden behan-

deld in deel 5 Afbouw

Elk afbouwproces kent zijn specifieke uitvoerings-technische problemen, maar omdat afwerkingen door gespecialiseerde bedrijven worden uitge-voerd die ieder hun eigen afwerkingssysteem kennen, is het niet zinvol die hier te behandelen.

9.8.1 Volgorde aanbrengen afwerkingVoor het uitvoeringsproces van de afwerkingsfase is niet de afwerking zelf belangrijk, maar gaat het om de relaties tussen de verschillende afwerkin-gen:

• volgorde naar zwaartekracht;

• volgorde naar beschadigingsrisico;

• volgorde naar verantwoordelijkheid;

• volgorde naar afstemming werkzaamheden.

Volgorde naar zwaartekrachtHet afwerken van ruimten is in drie afwerkings-processen op te delen. Bij het aanbrengen van afwerkingen wordt afwerkingsmateriaal gebruikt dat tijdens het aanbrengen kan lekken, druipen of vallen en daardoor onderliggende afwerkin-gen kan beschadigen of vervuilen. Als de zwaar-tekracht als uitgangspunt wordt genomen, moet de volgorde van het aanbrengen van afwerkin-gen zijn:◆ Plafondafwerking;◆ Wandafwerking;◆ Vloerafwerking.

◆ PlafondafwerkingHet afwerken van het plafond is in twee soorten te verdelen naar de functie:

• aanbrengen afwerklaag op onderkant boven-liggende draagvloer;

• aanbrengen apart plafondsysteem onder bovenliggende draagvloer.

◆ WandafwerkingHet afwerken van wanden is in meerdere soorten te verdelen naar de wijze van aanbrengen van de afwerking:

• cementgebonden afwerking: stucadoorwerk en tegelwerk;

• baanvormige afwerking: behang en suwide bekleding;

• verfgebonden afwerking: schilderen en spui-ten van afwerkmateriaal.

◆ VloerafwerkingHet afwerken van vloeren is naar het materiaal te verdelen in verschillende soorten:

• cementgebonden afwerking: tegelwerk en cement afwerklagen;

• harde vloerbedekking: linoleum en andere waterdichte bedekkingen;

06950556_H09.indd 295 22-03-2005 14:53:24

Page 306: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

296

• zachte vloerbedekking: voornamelijk tapijt in verschillende kwaliteiten.

Volgorde naar beschadigingsrisicoBij het spuiten van plafonds kan er verf op de wanden komen. Bij het aanbrengen van tegels op de vloer met cementmortel kan door de specie de afwerking van de wanden worden beschadigd. Als de wanden zijn afgewerkt met een kwetsbare suwide en daarna de vloer wordt afgewerkt met tegels waarvoor met de krui-wagen specie moet worden aangevoerd, is het principe van de zwaartekracht niet de goede volgorde. Beter is het om eerst te analyseren wat per afwerkingsmateriaal het beschadigingsrisico is en daarna de volgorde te bepalen:1 tegelwerk: cementverwerking, daarna bestand tegen beschadigingen;2 stucadoorwerk: cementverwerking, vervuilt andere afwerkingen;3 spuitwerk gips en verf: vervuilt aansluitende vlakken;4 harde vloerbedekking: maakt bij verwerking krassen;5 baanvormige afwerking: wordt met lijm geknoeid;6 zachte vloerdekking: wordt over gelopen bij afwerken.

Volgorde naar verantwoordelijkheidBij woningen wordt voor de oplevering maar een beperkt deel van de afwerking aangebracht. De rest van de afwerking is voor verantwoordelijk-heid van de gebruiker. Bij woningbouw is de volgorde:1 tegelwerk wanden en vloeren;2 spuitwerk plafonds en wanden;3 behangwerk wanden.

Bij utiliteitsgebouwen kan in het bestek zijn vast-gelegd dat voor de oplevering ook de zachte vloerbedekking moet zijn aangebracht. Bij kanto-ren die worden verhuurd kunnen de binnenwan-den en de verlaagde plafonds buiten het bestek worden gehouden en voor verantwoordelijkheid van de huurder komen. Die scheiding van ver-antwoordelijkheid bepaalt dan de volgorde van afwerking.

Volgorde naar afstemming werkzaamhedenBij utiliteitsgebouwen met een hoge installatie-dichtheid kan de afstemming tussen bouwkun-dige en installatiewerkzaamheden bepalend zijn voor de volgorde van het afwerken:1 regelwerk verlaagd plafond;2 armaturen in regelwerk monteren;3 afwerking wanden aanbrengen;4 plafondplaten in kamers aanbrengen;5 inregelen boven plafond gangen;6 plafondplaten in gangen aanbrengen;7 zachte vloerbedekking in gangen.

9.8.2 Ontkoppelen afwerkingsvolgordeUit de verschillende benaderingen van de volg-orde van afwerking blijkt dat die volgorde niet eenduidig is. Ook blijkt daaruit dat de volgorde in de ruimten anders zou moeten zijn dan in de gangen. In de toiletgroepen is een andere volgorde gewenst dan in de directiekamers. Ook ruimten met speciale technische uitrustingen, zoals een keuken, stellen eisen aan de technische volgorde van afwerking. Het maken van de juiste keuze voor de volgorde van de afwerking is zo complex, dat de ontwerpende en de uitvoerende partners daar vooraf geen overeenstemming over kunnen bereiken. De enige goede oplossing is de afwerking zodanig te ontwerpen dat de volgorde vrij is te bepalen en te veranderen.

Plafondlat als ontkoppelpuntBij de detaillering van de aansluitingen tussen verschillende afwerkingsprocessen moet de eis worden gesteld dat verschillende afwerkingen in omkeerbare volgorde moeten kunnen worden uitgevoerd.De plafondlat moet het ontkoppelpunt zijn tussen de wand- en plafondafwerking, figuur 9.72. Direct nadat de wand gereed is, moet de plafondlat worden aangebracht. De zichtbare onderkant van de plafondlat moet geschilderd en afgedekt met plakband naar de bouwplaats worden aangevoerd. De wand- en plafondafwer-king kunnen dan onafhankelijk van elkaar en in willekeurige volgorde worden uitgevoerd, figuur 9.72-1 en 9.72-2.

06950556_H09.indd 296 22-03-2005 14:53:24

Page 307: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 297

� ������������������� � ����������������

Figuur 9.72 Plafondlat als ontkoppelpunt

Plint als ontkoppelpuntDe vloerplint is de afwerking van de overgang tussen de vloerbedekking en de wandafwerking. Bij de vloerplint zijn verschillende volgorden mogelijk.

Als de afwerking van de wand bestaat uit een dikke suwide die moet worden geplakt, kan men er voor kiezen de suwide op de bovenkant van de plint te beëindigen. Dan moet eerst de vloerbedekking worden aangebracht, vervolgens de plint en dan kan de wandafwerking starten, figuur 9.73-1.

Bij spuitwerk op de wanden zal de schilder eerst de wandafwerking willen aanbrengen en daarna kan de afgelakte plint worden aangebracht. Bij een vloerafwerking van bijvoorbeeld linoleum wordt soms een kitvoeg tussen vloerbedekking en plint gemaakt om de naad waterdicht te krijgen. Dan is de volgorde van het afwerkings-proces vastgesteld: eerst wandafwerking, daarna plint en dan pas de vloerafwerking, figuur 9.73-2.

� �������������������� � �������������������

���������

�������

���������

Figuur 9.73 Plint afhankelijk van vloer en wand

Er zijn twee mogelijkheden om de plint te gebruiken als ontkoppeling van de vloer- en de wandafwerking. Eerst de plint aanbrengen zoals ook bij de plafondlat gebeurt. Dan is de plint de scheiding tussen beide afwerkingsprocessen en kan de wandafwerking onafhankelijk van de vloerafwerking worden uitgevoerd, figuur 9.74-1.

� ����������� � ���������������������

����������������������������������

����������

������������

Figuur 9.74 Plint als ontkoppeling vloer en wand

De tweede methode is om de plint te zien als een afwerking van de naad tussen wand- en vloerafwerking die beide onafhankelijk van elkaar uit te voeren zijn met een omkeerbare volgorde. De plint wordt pas aangebracht als zowel de wand- als de vloerafwerking gereed zijn, figuur 9.74-2. Een kwetsbare vloerafwerking zoals tapijt, wordt om beschadiging te voorkomen in een zo laat mogelijk stadium van het afwerkings-proces aangebracht. Bij tapijt is een omkeerbare volgorde niet nodig en kan de plint tegen de wandafwerking worden aangebracht en later het tapijt tussen de plinten.

9.9 Opleveren gebouw

Na de afbouwfase moet er een procedure op gang komen om het gebouw over te dragen aan de opdrachtgever. De opdrachtgever zal eerst willen controleren of het gebouw conform bestek en tekeningen is uitgevoerd. Na die controle wordt het gebouw opgeleverd aan de opdrachtgever en is die verder verantwoordelijk voor het gebouw.

06950556_H09.indd 297 22-03-2005 14:53:25

Page 308: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

298

In de woningbouw bestaat een bouwproject uit onafhankelijke woningen die stuk voor stuk kunnen worden opgeleverd. In de utiliteitsbouw wordt een bouwproject in zijn geheel opgele-verd op het tijdstip dat het laatste deel van het gebouw gereed is. Bij een seriematig afbouwpro-ces zal een aantal gebouwdelen eerder gereed zijn. Het bouwbedrijf zal de eerder gereedzijnde gebouwdelen in stand moeten houden tot het laatste gebouwdeel gereed is. Bij grote bouwpro-jecten kan het instandhouden zo lang duren dat daarvoor een beheerorganisatie nodig is.Bij ziekenhuizen zal de opdrachtgever gebouw-delen eerder in gebruik willen nemen om de me-disch-technische apparatuur te laten installeren en de tijdsduur tussen opleveren en ingebruikne-ming zo kort mogelijk te houden. Voor het behe-ren van gereed zijnde gebouwdelen tot aan de oplevering en daarna tot aan de ingebruikname moeten tijdig afspraken worden gemaakt om onduidelijkheden over schade en verantwoorde-lijkheid te voorkomen.Het ontruimen van de bouwplaats en het aanleg-gen van de terreinvoorzieningen worden in dit hoofdstuk niet behandeld.

9.9.1 Juridische aspecten opleverenIn de UAV ’89 (Uniforme Administratieve Voor-waarden) is de wijze van opleveren als volgt geregeld.

◆ OpnemenDe opneming van het werk geschiedt op schrif-telijke, tot de directie gerichte aanvraag van de aannemer, waarin deze meedeelt op welke dag het werk naar zijn oordeel zal zijn voltooid. De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in de regel binnen acht dagen na de aanvraag. De dag en het tijdstip van opneming wordt tijdig en zo mogelijk ten minste drie dagen tevoren schrif-telijk medegedeeld.

◆ GoedkeurenNadat het werk is opgenomen, wordt aan de aannemer binnen acht dagen schriftelijk mede-gedeeld, of het werk al of niet is goedgekeurd. Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende mededeling aan de aannemer is verzonden.

◆ NarooienKleine gebreken, die gevoeglijk vóór een nog volgende betalingstermijn kunnen worden her-steld, zullen geen reden tot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele ingebruikneming niet in de weg staan. De aan-nemer is gehouden deze gebreken zo spoedig mogelijk te herstellen.

◆ OpleverenHet werk wordt als opgeleverd beschouwd als het is goedgekeurd of geacht wordt te zijn goed-gekeurd. De dag waarop het werk is of geacht wordt te zijn goedgekeurd, geldt als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

◆ AansprakelijkheidNa de dag van oplevering is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk, behalve indien het werk of enig onderdeel daarvan door schuld van de aannemer een verborgen gebrek bevat en de aannemer van zodanig gebrek binnen een redelijke termijn na de ontdekking mededeling is gedaan. Een gebrek kan alleen als een verborgen gebrek wor-den aangemerkt, als het, ondanks nauwlettend toezicht door de directie, redelijkerwijs niet onderkend had kunnen worden.

◆ OnderhoudenAls in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, gaat deze termijn in onmiddel-lijk na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd. De aannemer is gehouden gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, te herstellen, met uitzondering echter van gebreken waarvoor de opdrachtgever verantwoordelijk of aansprakelijk is. In de onder-houdstermijn optredende schade aan het werk is voor rekening van de opdrachtgever, met uitzon-dering echter van die schade, welke het gevolg is van door de aannemer verricht onvoltooid werk.

9.9.2 Opleveren woningenIn de afbouwfase zijn de inbouw, de installaties en de afwerking aangebracht. Bij de afbouwfase hoort ook nog het afmonteren. Dat is het aan-brengen van onderdelen die pas na de afwerking te monteren zijn. Schakelaars en stopcontacten kunnen pas na het behang of spuitwerk worden

06950556_H09.indd 298 22-03-2005 14:53:26

Page 309: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 299

� � � � ���������������������������� �����������������������������

�����������

������������������

���������������

���������� � � �

Figuur 9.75 Tijdschema opleveren woningen

gemonteerd. Closetpotten en wastafels moeten op het tegelwerk worden gemonteerd, figuur 9.75.

Als de laatste onderdelen zijn gemonteerd, gaat de bouwdirectie met het bouwbedrijf de woning opnemen, figuur 9.75. Er wordt gekeken of alles conform bestek en tekening is uitgevoerd. De bij het opnemen geconstateerde gebreken worden vermeld op de opnamelijst.Het oplossen van de gebreken van de opname-lijst wordt narooien genoemd. De lijst per woning moet worden gesplitst in werkopdrach-ten per ploeg of per onderaannemer, met ver-melding voor welke datum de werkzaamheden gereed moeten zijn.

Op de dag van oplevering, figuur 9.75, con-troleert de bouwdirectie of alle punten van de opnamelijst zijn uitgevoerd en daarna wordt het proces-verbaal van oplevering getekend. Na de ondertekening draagt het bouwbedrijf de sleutels over aan de bouwdirectie en is de ver-antwoordelijkheid van de woning van het bouw-bedrijf overgedragen naar de opdrachtgever. Die overdracht van de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid is een belangrijke mijlpaal voor het bouwbedrijf.

Een woningbouwproject bestaat uit een aantal woningen met per woning een andere gebruiker. Elke woning is fysiek volledig gescheiden van de andere woning en dat maakt het mogelijk elke woning apart op te leveren, figuur 9.75. Het bouwbedrijf heeft er belang bij elke woning als die gereed is zo spoedig mogelijk op te leveren en daarmee de verantwoordelijkheid kwijt te zijn. De betalingsregeling is vaak ook aan het ople-veren gekoppeld en voor de liquiditeit van het bouwbedrijf is het gewenst elke woning zo snel mogelijk op te leveren.

Als een woningbouwproject wordt uitgevoerd met een productietempo van één woning per dag, kan elke werkdag een woning worden op-geleverd, figuur 9.76. Dan moet de bouwdirectie elke dag op het werk komen om een woning op te nemen en een woning op te leveren. In de praktijk wordt dat in de woningbouw eenmaal per week gedaan. Bij een productietempo van één woning per dag worden elke week vijf woningen tegelijk opgenomen en vijf andere woningen tegelijk opgeleverd.

���������������� �����������������������������

��������

������ ��������

����������������

Figuur 9.76 Opleveren per woning

9.9.3 Opleveren kantoorgebouwBij een kantoorgebouw bestaande uit meerdere verdiepingen zal niet per verdieping kunnen worden opgeleverd.

In de afbouwfase worden de werkzaamheden seriematig uitgevoerd. De installateur en de schilder doet eerst op de ene verdieping de werkzaamheden en gaat daarna naar de vol-gende verdieping. Het betekent dat de eerste verdieping eerder gereed is dan de laatste verdieping, figuur 9.77. Het narooien moet ook verdiepingsgewijs gaan en kan pas starten als de verdieping is opgenomen en de opname-lijst beschikbaar is. Het opnemen moet dan ook verdiepingsgewijs gebeuren. De verdiepingen vormen voor de opdrachtgever één geheel en die zal de verantwoordelijkheid en aansprake-lijkheid voor het hele gebouw pas willen over-nemen als de laatste verdieping gereed is. Het opleveren kan pas plaatsvinden als van de laatste verdieping het narooien gereed is, figuur 9.77.

� � � � �������������������������������� �����������������������������

�����������

������������������

���������������

���������� � � �

Figuur 9.77 Tijdschema opleveren kantoorgebouw

06950556_H09.indd 299 22-03-2005 14:53:27

Page 310: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

300

�������������������� �����������������������������

��������

����������������

������������������ �����������������������������

��������

������������������

� �����������������������������

� �����������������������������

Figuur 9.78 Opleveren kantoor in zijn geheel

Als op de bovenste verdieping is gestart met de afbouw, zal die enige tijd gereed staan voor oplevering tot ook de begane grond gereed is, figuur 9.78-2. Het bouwbedrijf blijft aansprakelijk voor schade tot de laatste verdieping gereed is voor oplevering.

Keuze volgorde afbouwprocesIn het tijdschema voor de uitvoering moet de volgorde van het afbouwproces worden geko-zen. Er zijn in principe twee mogelijkheden. Van beneden naar boven gelijk aan de volgorde van de draagconstructie, of van boven naar beneden, figuur 9.79-1 en 9.79-2. Bij de keuze van de volgorde spelen de volgende uitvoerings-aspecten een rol:◆ zwaartekracht;◆ toegankelijkheid;◆ bouwtijd.

����� �������

���� ����

������� �����

� ������������ � ��������������

Figuur 9.79 Keuze volgorde afwerkingsproces

◆ ZwaartekrachtEen verdieping is niet hermetisch afgesloten van andere verdiepingen. Water loopt door sparin-gen altijd naar beneden. In een gebouw met meerdere verdiepingen zijn verticale verkeers-ruimten nodig. Bij het afwerken van trappenhui-zen is het gewenst van boven naar beneden te

werken, omdat stof, verfspatters en bouwafval altijd de zwaartekracht volgen.

◆ ToegankelijkheidBij de meeste verdiepinggebouwen is het ge-bouw vanaf de bouwplaats alleen via de begane grond toegankelijk. Materialen moeten via de begane grond naar de verdieping worden ge-bracht. Personeel moet via de begane grond de verdieping bereiken. Personeel en resterende materialen en bouwafval moet in de afloopfase via de begane grond het gebouw verlaten. De begane grond komt daardoor als laatste gereed. Vanuit het transport en het verkeer gezien is het gewenst van boven naar beneden af te bouwen.

◆ BouwtijdDe draagconstructie wordt altijd vanaf het maai-veld naar boven uitgevoerd. De begane grond is de eerste bouwlaag die beschikbaar komt voor de afbouw als de gevel ook vanaf het maaiveld naar boven wordt gebouwd. Als vanuit de argu-menten, zwaartekracht en toegankelijkheid ge-kozen wordt voor een bouwvolgorde van boven naar beneden, zal de afbouw pas kunnen starten als de bovenste verdieping wind- en waterdicht is.Op de onderliggende verdiepingen wordt niet gewerkt om te wachten tot de bovenste gereed is voor de start van de afbouw. Afbouw van boven naar beneden kost extra bouwtijd maar geeft meer zekerheid voor de afbouw-organisatie en de kwaliteit, figuur 9.80. Bij hoge gebouwen is een tussenvorm mogelijk waarbij de bouw-lagen worden opgedeeld in eenheden van circa acht bouwlagen, waarbij per eenheid van boven naar beneden wordt afgebouwd.

Als de argumenten bouwtijd en toegankelijkheid een zware rol spelen kan het afbouwproces van beneden naar boven worden uitgevoerd, maar de begane grond wordt overgeslagen en als

��������

�������������

��������

����

����

��������

����������

��������

��������

��������

����

����

����

����

��

�����������

Figuur 9.80 Afbouw van boven naar beneden

06950556_H09.indd 300 22-03-2005 14:53:28

Page 311: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 301

����

����

����

����

��������

�������������

��������

��������

����������

����

����

����

����

��

��������

��������

��������

�����������

Figuur 9.81 Afbouw naar boven behalve begane grond

laatste bouwlaag afgebouwd, figuur 9.81. Als de verticale verkeersruimtes bij de afbouw van de verdiepingen niet wordt meegenomen, maar tegelijk met de begane grond wordt afgebouwd, is ook een deel van het argument zwaartekracht opgelost.

Oplevering technische installatiesAls de installateurs onderaannemer zijn van de hoofdaannemer, is die verantwoordelijk voor de oplevering van de technische installaties. Als de opdrachtgever de uitvoering van de technische installaties rechtstreeks aan installatiebedrijven heeft opgedragen, zijn de installateurs nevenaan-nemer en moeten zij zelf de installaties opleveren aan de opdrachtgever. De hoofdaannemer krijgt dan meestal de opdracht om de bouwkundige en installatiewerkzaamheden te coördineren. De technische installaties op de bouwlagen geven meestal geen problemen. Moeilijker wordt het om het tijdstip te bepalen waarop de verticale installaties, zoals de liften, moeten worden opge-leverd.

9.9.4 Opleveren ziekenhuisBij een ziekenhuis is het probleem van seriematig afbouwen en in zijn geheel opleveren groter dan bij een kantoorgebouw door het verschil in:

• grootte project;

• intervaltijd afbouw;

• hoeveelheid inrichting;

• in bedrijf stellen.

Als voorbeeld wordt genomen een ziekenhuis van 300 bedden en 21.000 m2 vloeroppervlak. Het afbouwproces wordt in twee bouwstromen uitgevoerd met een productietempo van 100 m2 BVO per dag. Circa 1.000 m2 bestaat uit maga-zijnen met een beperkte afbouw die apart wordt gehouden. Elke afbouwstroom van 10.000 m2 BVO bestaat uit afdelingen van elk 1.000 m2.

��������������������������������

������������������������

�������������������

������������ ������������������������������������ �� �� �� �� � � � ��

����

� � � � ����

� � � � � � ����

Figuur 9.82 Tijdschema afwerken en opleveren ziekenhuis

������������������������������������������������������

�������

������������ ������������������������������������ �� �� �� �� � � � ����

��

��

��

��

�����������

����

����

Figuur 9.83 Beheren afdelingen tot opleveren

In het tijdschema van figuur 9.82 is één bouw-stroom gepland voor het halve ziekenhuis van 10.000 m2. Bij een productietempo van 100 m2 per dag en afdelingen van 1.000 m2 is de pro-ductietijd van elke afbouwploeg tien dagen per afdeling. Elke afbouwploeg zal elke tien dagen naar een volgende afdeling moeten gaan.De eerste afdeling is twintig weken voor de op-leverdatum gereed, figuur 9.83, maar wordt pas bij de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de afdeling de eindoplevering overgedragen naar de opdrachtgever. Het bouwbedrijf moet de eerste afdeling 20 weken lang zodanig beheren dat er geen beschadigingen optreden die bij oplevering moeten zijn hersteld.

Beheren goedgekeurde afdelingenHet bouwbedrijf zal als hoofdaannemer vroeg-tijdig een organisatie moeten opzetten om de goedgekeurde afdelingen te beheren tot de dag van de oplevering. Als dat niet gebeurt, zal de afloopfase een chaos worden en wordt de ge-plande opleveringsdatum niet gehaald. Uitstel van oplevering betekent het later in gebruik nemen van het ziekenhuis. In de laatste fase van het bouwproces zijn de meeste termijnen al betaald en zal de opdrachtgever over elke week vertraging van de oplevering, de kosten van de rente hierover in rekening brengen bij de hoofd-aannemer.

06950556_H09.indd 301 22-03-2005 14:53:30

Page 312: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

302

Bij de afbouw- en afloopfase van een zieken-huis is een groot aantal verschillende bedrijven betrokken. Elk bedrijf is zelf verantwoordelijk voor beschadiging en diefstal. Er zal een ver-tragingstactiek ontstaan waarbij elk bedrijf de laatste wil zijn voor de oplevering, of liever nog zijn spullen na de oplevering wil aanbrengen. Alleen de hoofdaannemer is verantwoordelijk voor de datum van oplevering en als die geen goede organisatie heeft voor de afloopfase, zal de oplevering moeten worden uitgesteld.

Inrichten en overhuizenEen nieuw ziekenhuis wordt meestal gebouwd ter vervanging van een oud ziekenhuis of na een fusie tussen ziekenhuizen. Bij een kantoor-gebouw is het mogelijk binnen enkele dagen na oplevering de inrichting en meubilering aan te voeren. En korte tijd na het inhuizen kan het kan-toor in gebruik worden genomen. Bij een kan-toororganisatie is het ook mogelijk het gebouw gefaseerd in gebruik te nemen.

�������������������

����������������������������������

��������������������

����������

������������ ������������������������������������ �� � � � � �

�������

� � ���

� � ���

Figuur 9.84 Tijdschema inrichtingsfase

Bij een ziekenhuis moeten de behandelfuncties voor de patiënten continu operationeel zijn. Op de dag van het overhuizen moeten alle behan-delfuncties zowel in het oude als het nieuwe ziekenhuis operationeel zijn. Door een opna-mestop is het aantal over te huizen patiënten te verminderen en dan kan de behandelcapaciteit ook lager zijn. Een deel van de medische apparatuur zal nieuw worden aangeschaft en kan in het nieuwe ziekenhuis operationeel zijn voor de verhuisdatum. Een deel van de medische apparatuur zal van het oude ziekenhuis worden meegenomen. Dat moet tot op de verhuisdag in het oude ziekenhuis operationeel blijven en kan pas na de verhuizing naar het nieuwe ziekenhuis worden gebracht en moet dan nog worden geïnstalleerd en afgemonteerd voordat het in gebruik te nemen is.

Om de tijdsduur tussen opleveren en overhui-zen zo kort mogelijk te houden is het gewenst de nieuwe medisch-technische apparatuur al voor de opleverdatum te installeren en af te monteren, figuur 9.84. De opdrachtgever wil de afdelingen die gereed zijn al voor de oplevering in gebruik nemen om de apparatuur te kunnen installeren.

Procedure vervroegd in gebruik nemenIn de UAV is een procedure voor vervroegde ingebruikneming geregeld. De opdrachtgever kan de hoofdaannemer verzoeken afdelingen vervroegd in gebruik te mogen nemen. Aan ver-vroegde ingebruikneming worden de volgende voorwaarden gesteld:

• De afdeling moet door de bouwdirectie wor-den opgenomen en er moet een opnamelijst worden gemaakt over de stand van het werk. Als er door de ingebruikneming meer wordt verlangd van de aannemer dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, zal dit worden verre-kend als meerwerk.

• Als er door de ingebruikneming schade aan het werk ontstaat, komt deze schade niet voor rekening van de aannemer.

• Door ingebruikneming en opneming wordt de afdeling niet als opgeleverd beschouwd.

• Bij de oplevering van het hele gebouw wordt het werk opnieuw opgenomen en goedgekeurd, waarna het gebouw als opgeleverd kan worden beschouwd.

Voor de organisatie van de afwerking tot de oplevering en het overhuizen moet een aantal afspraken worden gemaakt:

• Van gebreken die bij de opname van de afdeling worden geconstateerd, moet worden afgesproken welke direct en welke vlak voor de oplevering worden hersteld.

• Direct na het narooien na het opnemen moet voor elke afdeling een goedkeuringsrapport wor-den gemaakt.

Compartimentering en sleutelbeheerEen ziekenhuis is opgedeeld in brandcompar-timenten van maximaal 1.000 m2 die moeten worden afgesloten met brandwerende deuren. Brandwerende deuren in een vluchtweg mogen niet met sleutels afsluitbaar zijn, maar voor het

06950556_H09.indd 302 22-03-2005 14:53:30

Page 313: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 303

tijdelijk beheer van de afdeling zijn wel sloten nodig.

Brandwerende deuren moeten daarom tijdelijk worden voorzien van deugdelijke sloten tot aan de ingebruikname. De opdrachtgever en het bouwbedrijf moeten samen een bewakings-systeem instellen dat bevoegde bedrijven toe-gang geeft tot de afdeling om werkzaamheden te kunnen uitvoeren en zij moeten procedures afspreken over:

• gebruik verlichting: lampen hebben op ople-veringsdatum al aantal uren gebrand;

• gebruik verwarming: deel garantietermijn verwarmingsinstallatie is op opleveringsdatum al verstreken;

• gebruik liften: deel garantietermijn liften is op opleveringsdatum al verstreken;

• controle beschadigingen door bedrijven die namens opdrachtgever werkzaamheden op afde-ling uitvoeren;

• sleutelsysteem dat na ingebruikname nodig is om medische dossiers te beschermen en die voor ingebruikname niet mogen worden gebruikt door uitvoerende bedrijven.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Handboek bouwtechnische details voor energie-efficiënte woningbouw en vernieuwbouw (SBR 200). SBR/Novem, 19942 Handleiding dekvloeren. Bedrijfschap STS Afbouwbedrijven, 1993

06950556_H09.indd 303 22-03-2005 14:53:30

Page 314: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

304

06950556_H09.indd 304 22-03-2005 14:53:30

Page 315: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 305

Register

Aaanbestedingssysteem 2aanlegbreedte 44aanlegdiepte 42aanlegkabels 32aansluitdozen 292aansluitingen 291aansprakelijkheid werk 298afbouw, subfasen 262afbouw, uitvoeren 261afbouw, volgorde

werkzaamheden 263afbouwproces, seriematig 263afbouwproces, volgorde 300afschot 237, 243afstemming

werkzaamheden 296aftimmerlat 279afwerking, volgorde

uitvoering 295afwerkingsvolgorde,

ontkoppeling 296afwerkploeg betonvloeren 270aggregeren gegevens 6anhydriet dekvloeren,

ingebruikneming 273anhydriet dekvloeren,

nabehandeling 273anhydriet dekvloeren,

verwerking 273anhydriet dekvloeren,

vloerbedekking 274anhydriet dekvloeren,

voorbehandeling 273ankerrails 219ankers 219appartementenbouw,

dimensies casco 72autogiekkraan,

hydraulische 258

Bbaddingsysteem 109, 121badkamer in

woningproject 263baksteen 77, 184

balk- en borstwering als prefab-element 203

begane-grondvloeren woningbouw 48

begane-grondvloer- systemen 42

beheer goedgekeurde afdelingen ziekenhuis 301

bekisting, ribbenvloer- 136bekisting vloeren 107belasting, horizontale 157beschadigingsrisico 296bestek 3beton, transport 180beton, verhardingstijd 270betonpomp 180betonspecificatie 107betonwand, kosten 126beton storten 269bevestigingen natuursteen-

platen, maatbeheersing 219binnendeurkozijnen

woningbouw 278binnenspouwblad 93boeiboord 239boeiboord, visueel toelaatbare

maatafwijking 240boorankers 220boutverbindingen 52, 104bouwbedrijven, uitvoerende 4bouwconstructies,

horizontale 7bouwconstructies, verticale 7bouwgasverwarming 37bouwknoop 143bouwknoop begane-

grondvloer 7bouwknoop pannendak 8bouwknoop vloer met

wand 166bouwknoop wand met

vloer 82, 137bouwknopen

afbouwproces 264bouwkosten, hoogbouw 156bouwkosten,

optimaliseren 106bouwkraan 70bouwkraan, 10-tonmeter- 70bouwkraan, lichte 259

bouwlaag, bruto-vloeropper-vlak 155

bouwlagen, aantal 154bouwlift 70bouwmethoden casco, voor-

keur 75bouwmuurelementen 78bouwplaats beveiliging 36bouwplaats bewaking 36bouwplaats bewegwijzering 12bouwplaats toegangspoort 13bouwplaats, tijdelijk productie-

bedrijf 6bouwplaats, zonering 17bouwplaatsaccommodatie 18bouwplaatsaccommodaties,

plaatsing 27bouwplaatsinfrastructuur 12bouwplaatsinstallaties 29bouwplaatskosten,

besparing 38bouwplaatsmanagement 5bouwplaatsmanagement,

accommodatie 19bouwplaatspersoneel,

accommodatie 18bouwplaatsverlichting 33bouwplaats inrichten 11bouwproces 2bouwriolering 37bouwtijd 300bouwtijd,

kalendermaanden 155bouwtijd, optimaliseren 106bouwwaterleiding 36bouwweg, constructie 15bouwweg, situering 14bouwwerk, projectanalyse 7brandcompartiment 177brandcompartiment,

verticaal 288brandveiligheidsaspecten 154breedplaatsysteem 116breedplaatsysteem, kosten 117bruto-/netto-

vloerverhouding 154bruto-verdiepingshoogte 73buissteiger 190buitenmaat kozijn 227buitenwandbekisting 169

REGISTER

06950556_H09.indd 305 22-03-2005 14:53:31

Page 316: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

306

Ccasco, dimensies 71casco, gestapelde woningen in

hoogbouw 67casco, gestapelde woningen

met galerijontsluiting 67casco, gestapelde woningen

met portiekontsluiting 67casco,

laagbouwwoningblok 66casco, laagbouwwoningen 66casco, twee-onder-

een-kapwoning 66casco, vrijstaande woning 66casco,

voorbereidingsproces 78casco, wijze van transport 69casco, woningscheidende

functie 68cascokeuze naar wand/vloer-

functie 67casco en inbouw 266casco uitvoeren 65centerpennen 61combicontainers 28compartimentering

ziekenhuis 302containerketen 20containerlift 177containers 99containertransport 179contrastfactor C 211Custom Build-

afbouwproces 265cyclustijd, bouwlaag 155cyclustijd, drie dagen per

bouwlaag 180cyclustijd, hoogbouw 155cyclustijd,

verdiepingbouw 155

DD-waarde 211dagmaat stelkozijn 227dak, montage 254dak, ontkoppeling van

gevel 246dak, veiligheid 256dak, waterdicht maken 248

dakafwerking 249dakconstructie 250, 254dakdraaipunt 253dakelement 256daken, grote houten 239daken, hellende 236daken, houten garage- 237daken, platte 236daken, platte betonnen 241daken, platte houten 236daken, uitvoeren 235dakgoot 247dakgoot, aanbrengen 258dakhelling, standaardisatie 251dakisolatieplaten 245dakmeetlijn 253dakopbouw plat dak 248dakoverstek 259dakoverstek kopgevel 259dakpannen, aanbrengen 258dakplaat 256dakplaten 257dakrand 245dakrand, hoogte 239dakrand, isolatie 246dakrand, prefab-beton 246dakrand, veiligheid 247dataverbindingen 36dekvloeren, aanbrengen 268dekvloeren, anhydriet 273dekvloeren, zand-cement 271Delftse Poort (Rotterdam) 175dilatatie 64, 131dilatatie kolommen 132dilatatie vloeren 132distributieleiding 291doken 215, 285draagconstructie,

afmontagekosten 140draagconstructie,

afmontagetijd 141draagconstructie,

horizontale 103draagconstructie,

in situ beton 106draagconstructie,

montagekosten 140draagconstructie,

montagetijd 141

draagconstructies, bij woninghoogbouw 180

draagconstructies, toelaatbare maatafwijking 209

draagconstructie bij hoogbouw, uitvoeren 153

draagconstructie hoogbouw, uitvoeren 157

draagconstructie laagbouw 103

draagstructuur in HSB 135driepuntsophanging 216drogen door ventilatie 294drogen met bouwdroger 294drogen met warmte en

ventilatie 294

Eeenzijdig schoonmetselwerk

utiliteitsbouw 280egalisatielaag, oneffenheid

door regen 271elektra-infrastructuur 29elektra-infrastructuur,

kosten 34elektra-infrastructuur groot

bouwproject 33elektra-infrastructuur klein

bouwproject 30elektra-infrastructuur middel-

groot bouwproject 30elektra hoofdkast 30, 33elektra verdeelkast 31elementen, scharnierende

dak- 256elementenbouwmethode,

kleinschalige 96elementenstelmachine 70

Fframe hout of metaal 281fundatie op balken 53fundatie op palen,

kruipruimte 53fundatie op poeren 53fundatie op staal,

kruipruimte 52fundering 51

06950556_H09.indd 306 22-03-2005 14:53:32

Page 317: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 307

funderingsbalk, werkvolgorde 46

funderingsbalken, tapse 45funderingsbalken in situ

beton 46funderingspoeren op palen 55funderingsstroken met

betonbalk 45funderingsstroken met

metselwerk 44fundering bedrijfshal 50fundering op staal 44

Ggangleidingen 290gebouwbeheerders 5gebouwhoogte, maximale 177gebouwontwerpers 5gebouwzone 18gelijmde stenen

scheidingswanden utiliteitsbouw 280

geluidsisolatie 267gevel, dragende 147gevelaansluiting 284gevelbalken,

maatbeheersing 204gevelbalk met latei 200gevelbekledingen, lichte 218gevelbekleding natuursteen,

kosten 222gevelbeplating, lichte

zelfdragende 224gevelbuisprincipe 157, 175,

176gevelconstructie, keuze 147gevelelementen 78gevelelementen dragende 142gevelelementen,

geschakelde 232gevelkozijnen, montage 203gevelkozijnen, monteren vanaf

steiger 198gevellateien, noodzakelijke

toepassing 208gevelmetselwerk 184gevelmetselwerk, kosten 184gevelopening 227gevelpan 259

gevels 154gevels, dragende 147gevels, maatkwaliteit in

praktijk 212gevels, montage bij

hoogbouw 233gevels, prefab-beton- 213gevels, uitvoeren 183gevels, verdiepings- 184gevels, visueel acceptabele

maatafwijking 210gevels, vlies- 231gevels, wind- en

waterdichtheid 228gevels. laagbouw- 184gevelwanden, dragende 121gevel metselen in vijf

slagen 187gipsblokken 275gipskartonplaat 282gipsmontageplaten,

eerste beplating 288gipsmontageplaten,

sluitwand 288gipsmontageplaten,

voorzieningen 288gipsmontagewanden 281gipsmontagewanden,

frame 287gipsmontagewanden,

maatvoeren 286gipsmontagewanden,

opbouw 281gipsmontagewanden,

transport 286gipsmontagewanden,

uitvoering 286gipsplaat 268glijbekisting 168goedkeuring werk 298gordingwandkist 123, 125

Hhandbekisting 45handtransport 70handtransport

bouwmethode 76handtransport bouwmethode,

nadelen 77

hangsteigers 221hefsteigers 199hemelwaterafvoer 239hijsloods 175hoogbouw 102hoogbouw, ontwerp vanuit

uitvoeringsproces 176hoogbouw, toetsing 175hoogbouw, uitvoering 154hoogbouw,

voorbeeldproject 157hoogspanning 32HS-beton 134Hulo-systeem 189hulpmiddelen,

mechanische 277hybride skeletconstructie,

keuze 150

Iindelingsstramien 147industrieel bouwsysteem voor

hoogbouw, ontwikkeling 176

inrichten ziekenhuis 302intervaltijd, afbouw 155intervaltijd, draagconstructie

en gevel 155intervaltijd, onderbouw 154in situ beton,

productieproces 108in situ beton,

productietempo 108in situ betongevelbalk met

latei 201in situ betonkolom, kosten 130in situ betonwand, kosten 126in situ beton B25

(C20/25) 106in situ vloeren zonder

kruipruimte 50isolatiebekisting 47

Kkalkzandsteenelementen 147kanaalplaatelementen 78keetcomplex voor grote

projecten 23

REGISTER

06950556_H09.indd 307 22-03-2005 14:53:32

Page 318: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

308

keetwagens 19kelder 56kelderdek 64keldervloer 57kelderwandbekisting 60kelderwanden 60kelderwanden met verloren

bekisting 63kern, als schacht

voortrekken 167kern, bestaand uit drie

schachten 165, 170kern, bestaand uit twee

schachten 165kern, uitvoeren als schacht 164kern, uitvoeren in prefab-

beton 170kern, uitvoeren met

glijbekisting 167kern, uitvoeren met

klimbekisting 169kern, uitvoering als

twee U-wanden 163kern, uitvoering als vier

wanden 160kern, uitvoering als

vier wanden met extra stelkist 163

kern hoogbouw 158kim 58, 92kimblokken 82kitvoeg 220kolom, uitvoering 127kolom-balkverbinding 143kolomaansluiting 283kolombekisting 126kolombekisting, cyclustijd 128kolombekisting, kosten 129kolommen 51koppen- en lagenmaat 185kozijnen, binnendeur- 284kozijnen, houten inbouw- 284kozijnen, inbouwmaat 227kozijnen, inmetsel- 225kozijnen, KAPLA-montage- 228kozijnen, montage- 198, 226,

278, 285kozijnen, stel- 198, 226kozijnen in gevels 225kozijnmaat 227

kraanbaan, constructie 17kraanbekisting 46kraantransport, aanvullend

zwaar 94kraantransport, licht 70kraantransport, zwaar 70krimp 131krimpstrook 64, 134kruip 131kruiwagentransport 70

Llaagbouw 102laagbouwwoningen, dimensies

casco 72laagspanning 32lasverbindingen 104leidingen, aftak- 292leidingen, gang- 292leidingen, lege buis- 291leidingen, route 288leidingen monteren 288leidingschachten, beton 288leidingschachten,

gipsmontagewanden 289liftput 56lijmblokken 274lijmblokken, transport 275loodsen 24loodsen, plaats 28

Mmaatafwijkingen 209maatafwijkingen, visueel

acceptabele 208maatfactor M 211maattolerantie 209maatvoeren 205maatvoering dakhelling 252maatvoering hellend dak 250maatvoering latei 205maatvoering lateibalk 206magazijn 24magazijn, plaats 28magazijncontainer 25malzijde 204materiaalkeuze

scheidingswanden 275

materialen per woning bestellen 267

mechanisch transport 70metselblokken 77metselbouwmethode steen/

hout 76metselproces 188metselproces, traditioneel 185metselprofielen 185metselslag 187metselwerk, gestucadoord 279metselwerk, kosten 279metselwerk,

ondersteuning 200middenondersteuning 141middenondersteuning,

keuze 148montagekosten

draagconstructie 140montagekozijn, bevestiging

227montageloods 175montageproces casco 78montagesteiger 220montage- en bouwkosten 104multiliftsysteem 20muurplaten 257

Nnarooien werk 298natuursteenplaten als

gevelbekleding 218NEN 1010 29NEN 2574 2NEN 2660 6NEN 2886 209NEN 2889 210NEN 6000 78, 225NEN 6702 237NEN 6722 109netto-verdiepingshoogte 73neus aan kelderwand 62nissenhut 25NPR 3675 225

Oonderaannemers, plaats 28onderbouwfase 42

06950556_H09.indd 308 22-03-2005 14:53:33

Page 319: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 309

onderbouw bedrijfshallen 50onderbouw met kelder 56onderbouw uitvoeren 41onderbouw utiliteitsbouw 52onderbouw woningbouw 42onderhoud werk 298ontkoppelpunt 296ontkoppeltrailers 99ontsluiting, centrale 180ontvochtigen 293onvlakheid, maximaal

toelaatbare 271onzichtbare bevestiging

gevelbekleding 223oplevering gebouw 297oplevering gebouw, juridische

aspecten 298oplevering

kantoorgebouw 299oplevering technische

installaties 301oplevering werk 298oplevering woningen 298oplevering ziekenhuis 301opnamelijst 299opneming werk 298overhuizen ziekenhuis 302overstort 239, 243

Ppaalfundering 46palletkar 287paneel-stelwagen 277paneelbekisting 62paneelsysteem 115paneelsysteem, kosten 116paneelvalkopsysteem 114paneelvalkopsysteem,

kosten 115paneelwandkist 125panlat 249pannendak, hellend 249pannendak, kosten 260pannenlift 258panverdeling, horizontale 251panverdeling, verticale 252paselementen 92penanten 60personen/goederenlift 180

plaatmateriaal als gevelbekleding 221

plafondafwerking 295plafondleidingen 291platenkar 286poer 53portofoon 35potensysteem 20prefab-beton, argumenten

voor keuze 139prefab-beton, bouwtijd 140prefab-beton,

montageproces 141prefab-beton,

productietijd 141prefab-beton-

borstweringelementen 217prefab-beton-

buitenbladelementen 215prefab-beton-

funderingsbalken 48prefab-beton gevelbalk 202prefab-elementen,

ontwerpkosten 140prefab-elementen,

ontwerptijd 141prefab-staal laagbouw 103prefab-versus in situ

constructies 68proces-verbaal oplevering 3,

299productiebedrijf, tijdelijk 12productiedeel 7productiefase 6productieprocessen,

hoogbouw 157productietijd 155Programma van Eisen 5punaisebouw 222

Qquinsetloods 25

Rrandkist 166, 269regelwerk hout of metaal 281relatieve vochtigheid 293rentekosten 156

ribcassette-elementen 78rollenwagen 287romneyhal 25ruimteverlichting 34

Ssandwich-element 213sandwich-panelen 224schachtbekisting 169schachtleidingen 288scheidingsconstructie,

horizontale 184scheidingsconstructie,

verticale 184scheidingswanden, onder- en

bovenaansluiting 282scheidingswanden, stenen 274scheidingswanden panelen

woningbouw 277scheidingswanden

woningbouw 274schottenketen 21schroefhulzen 219secundaire ruimten,

draagconstructie 106skeletconstructie,

productietempo 150skelet bij utiliteitsbouw

uitvoeren 101sleutelbeheer ziekenhuis 302sluitwand 85spantwandkist 124, 125sparingkist 166speciekruiwagen 189sporthal, draagconstructie 106staalconstructie,

afmonteren 105staalconstructie, montage 105stabiliteitsconstructie 156stabiliteitsconstructie,

keuze 149stabiliteitskern 176stabiliteitsprincipes,

hoogbouw 156stalen dragersysteem 112stalen dragersysteem,

kosten 113steenkruiwagen 189

REGISTER

06950556_H09.indd 309 22-03-2005 14:53:34

Page 320: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

310

steentransport met bouwkraan 189

steiger, vooraf opbouwen 198steigerplan 194steigersysteem, keuze 190steiger met bouwkraan te ver-

plaatsen 193steigerslag, meegroeiend

met 191steigerslag, vooraf

geplaatst 191stekwapening 159stelwand 85stempel, stalen 112stenen scheidingswanden

utiliteitsbouw 279stijfheid, horizontale 154, 156stijlen met kozijnelemen-

ten 232stortbelasting 122stortnaad keldervloer en

-wand 58stortzijde 204systeemsteiger 190

Ttafelbekisting, transport 180tafelsysteem 117tafelsysteem, kosten 119tandheugelsysteem 137tekeningenbestanden,

digitale 36telecommunicatie 35telefoon, draadloze 35telefoon, mobiele 35temperatuurverandering 131tengel 249tienpuntsophanging 215transport, traditioneel 188transport, verbeteringen 188transportsysteem

bouwkraan 107transportzone 18tunnelgietbouw 80tunnelgietbouw, nieuwe

mogelijkheden 84tunnelkist, ontkisting 81tunnelkist, samenstelling 81tunnelmoot 81

twee-onder-een-kapwoning 83

UUAV ’89 (Uniforme

Administratieve Voorwaarden) 298

uitvoering, optimaliseren 138uitvoeringshal over ge-

bouw 178uitvoeringsmethode gietbouw-

wand en breedplaatvloer 87uitvoeringsproces,

decomponeren 6uitvoeringstechniek 1uitvoeringstechniek,

afbakening 2uitvoeringstechniek, doelgroep

vakgebied 4uitvoering tunnelen 83utiliteitsbouw,

gebruiksfuncties 102

Vventilatievoud 294verbindingssysteem 104verdiepingbouw 102verdiepingbouw,

prefab-hybride 145verdiepingbouw in

prefab-beton 139verdiepingshoogte, keuze 146verdiepingsvloeren,

kanaalplaat- 94vervroegde

ingebruikneming 302verzadigingsdruk 293vliesgevels met stijl, dorpel en

paneel 231vloer-balk verbinding 144vloer-gevel verbinding 144vloerafwerking 269, 295vloerbekisting 107vloerbekisting,

doorstempeling 110vloerbekisting, kosten 109vloerbekisting, vergelijking

systemen 119vloerconstructie, keuze 146

vloeren, beton- 269, 270vloeren, bouwmethoden 75vloeren, breedplaat- 85, 95,

116vloeren, dak- 242vloeren, diktebepaling 71vloeren, dragende 66vloeren, kanaalplaat- 78, 87,

94vloeren, monoliet- 269, 270vloeren, PS-isolatie- 43, 48vloeren, ribben- 178vloeren, ribcassette- 43vloeren, uitvoeren 158vloeren, verdiepings- 135vloerrandbekisting 137voegen, horizontale 213voegen, verticale 214voegverhouding VV 211voegwerk 198vooropperen 91

Wwandaansluitingen 283wandafwerking 295wandbekisting, keuze 122wandbekisting,

kostenvergelijking 125wandbekisting, opbouw 121wandbekisting, sterkte 122wandbekisting, vergelijking

systemen 125wandbekistingssystemen,

kostenvergelijking 125wanden, aansluiting aan

casco 275wanden, bouwmethoden 73wanden, diktebepaling 71wanden, dragende 66wanden, gietbouw- 85wanden, kleine

KZS-elementen- 90, 95wanden, KZS-elementen- 87,

95wanden, prefab-beton- 78wanden, top- 255wanden, uitvoering 138wanden, werkmethode 91wanden met bekisting 85

06950556_H09.indd 310 22-03-2005 14:53:34

Page 321: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

9 UITVOEREN AFBOUW 311

wandkistsystemen 123wandleidingen 292wandtypen 282wapening 269wapening FEB 500 107warmtebronnen, droge 295warmtebronnen, natte 295wastafel, uitvoering 292waterafvoer keldervloer 60werkplekverlichting 34, 43werksteiger 257werktekening per woning 267woningscheidende

constructies 267woningscheidende vloeren,

kanaalplaat- 94woontorens 180woontorens met

tunnelsysteem 181woontorens met

vierwandensysteem 181

Zzand-cement dekvloeren,

nabehandeling 272zand-cement dekvloeren,

verwerking 272zand-cement dekvloeren,

voorbehandeling 272zeecontainer 24zeeg, compensatie 271zetting 131zichtbare bevestiging

gevelbekleding 221zwaartekracht 295, 300

REGISTER

06950556_H09.indd 311 22-03-2005 14:53:35

Page 322: Jellema 12A Uitvoeren-techniek

312

06950556_H09.indd 312 22-03-2005 14:53:35