Jacob Bouten 1835-1841
-
Upload
kees-bouten -
Category
Documents
-
view
234 -
download
1
description
Transcript of Jacob Bouten 1835-1841
Jacob Bouten 1835 - 1841
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e-eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
Stuurman van 20 jaar
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
1 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Jacob Bouten 1835 - 1841
Stuurman van 20 jaar
Na één reis op de HARMONIE krijgt Jacob Bouten een nieuwe kapitein, Derk Hendriks Hazewinkel1 (1807
Veendam, vlag D 36), omdat kapitein Strobuur vande reders de Klerk en de Voogd het toezicht krijgt op
de bouw van de Oost-Indiëvaarder GENERAAL BARON VAN GEEN, op de werf van Corn. Gips, die hij
later zou gaan voeren. Jacob Bouten krijgt de rang van stuurman op de “Merwestroom”, 20 jaar, gage
f26,-
Dit was mijn eerste stap op de bevorderingsladder en ik meende nu ook wel verder te zullen
komen. Van mijn oude kapt. Strooboer kreeg ik de belofte dat hij, wanneer ik goed bleef
oppassen, mij op het nieuwe schip Baron van Geen als derde stuurman aan zou stellen.
Eerst gaat de reis met kapitein Hazewinkel wederom naar Bergen in Noorwegen.
Ik deed slechts één reis met kapt. Hazewinkel en werd overgeplaatst op de Harmonie bij
mijn oude kapt. Gieze de Boer, waar ik in Harlingen van afgegaan was.
Figuur 1 Monsterrol nr.748 dd 11 September 1835 van het Kofschip “Merwestroom” met kapitein D. H. Hazewinkel, liggende te Dordrecht met als bestemming Bergen in Noorwegen.[SAD-12]
Figuur 2 Stuurman J.L. Bouten (20jr, Rotterdam, f 26), Kok E. Sijpkens (19jr, Groningen, f 22), Matrozen Jan R. Oppentoegt (19jr, Veendam, f 20) en Jacob H. Stuit (15jr, Veendam f15,-)
December 1835 wordt Jacob door de reders Klerk & Voogd overgeplaatst naar opnieuw de
HARMONIE, bij zijn oude kapitein Gieze de Boer. Over deze reis naar Suriname schreef Jacob Bouten in
zijn levensverhaal:
1 Derk Hendriks Hazewinkel is afkomstig uit Veendam en net zoals Jacob Bouten uit een geslacht van vele
generaties schippers en andere zeelieden op de binnen en buitenvaart. Vanaf zijn twaalfde vaart hij als scheepsjongen op de kof VROUW GESIENA uit Veendam, met zijn vader en kapitein/eigenaar Hendrik Pieters Hazewinkel. In 1829 vaart hij met de smak TWEE GEBROEDERS, in 1831 als kapitein op het kofschip de VLIJT van Dordrecht naar Londen, in 1833 als kapitein op het kofschip DIE BIENE van Dordrecht naar New Castle en van 1835 tot 1847 is hij kapitein op de MERWESTROOM. Vanaf 1850 vaart hij vanuit Veendam, eerst op het kofschip DELIA en van 1859 tot 1862 met de nieuwe 2m-schoener ESPERANCE, 145 ton, gebouwd op de werf Wilkens te Veendam. Hij woonde te Veendam met zijn vrouw Deeltje de Lange en zoons Hendrik (1837) en Willem (1845), beiden kapiteins der koopvaardij.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
2 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Zijn reis was bestemd naar de West-Indies, Suriname, en daar hij geen fijne navigator was
moest hij een kundige stuurman hebben en zou ik dan als tweede stuurman medegaan. Wij
kregen dan ook een eerste stuurman die reeds enige reizen in die rang op Oost-Indie gedaan
had (W. Bouman) en waar ik spoedig goede maatjes mee werd en veel van hem leerde,
vooral ook wat de navigatie betrof.
Wij hadden een vrij voorspoedige reis naar Suriname en waren weder bezig de lading suiker
naar Amsterdam in te nemen toen de oorlogsbrik "De Echo" daar aankwam met de geele
koorts aan boord, die spoedig over al de daar liggende schepen oversloeg zoo dat vele
daaraan overleden. Ook ik werd daardoor aangetast en daar in het hospitaal geen ruimte
meer was, werd ik bij burgers in huis gebracht en verpleegd. Het was een welgestelde
mulattin-weduwe, die vele slaven had en waar zij streng over regeerde.
Ik kreeg een oude slavin die mij oppaste en steeds voor mijn bed zat. Geen moeder kon meer
zorg voor haar kind maken dan zij voor mij deed. Er werd dan ook mijn spoedige herstelling
daaraan grootendeels toegeschreven. Na ruim vier weken daar geweest te zijn ging ik weder
aan boord en kort daarop verlieten wij Paramaribo met de bestemming naar Amsterdam."
Figuur 3 Plantages in Suriname rond 1800, met Paramaribo (90° gedraaid) inzet rechtsboven [Wikipedia]
In mei 1836 wacht hem bij terugkeer een teleurstelling. Zijn oom Jacob Strobuur is op 4 april 1836 te
Dordrecht overleden aan de roodvonk. Deze zou kapitein worden op het nieuwe fregat GENERAAL
BARON VAN GEEN voor reders Klerk en Voogd, dat werd gebouwd op de werf van Cornelis Gips te
Dordrecht. Kapitein Strobuur had aan Jacob Bouten beloofd dat hij 3e stuurman bij hem zou worden op
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
3 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
het nieuwe schip. Dat ging nu niet door en geen genoegen nemende met de aanbieding om stuurman
de worden op de HARMONIE, neemt Jacob Bouten zijn ontslag bij de reder Klerk & Voogd.
Ik was echter over die handelswijze zeer boos en bedankte voor hun aanbod, zeggende dat ik
niet bevreesd was een andere betrekking te vinden.
Figuur 4 De werf van Corn. Gips & Zn. aan de Riedijkshaven te Dordrecht, met het fregat OUD-ALBLAS gereed om te water te worden gelaten (27 augustus 1836) voor reder A. Blussé van Oud-Alblas te Dordrecht. Aan de linker kant een grote driemaster, de BARON VAN GEEN. F.J. v/d Blijk (1806-18760 [MGD]
Nu de oorlog met België voorbij was had Jacob’s vader bericht ontvangen om met het schip, dat hij voor
Antwerpse rekening gevoerd had en dat afgelopen jaren in Rotterdam had stil gelegen, naar Antwerpen
te komen en van daaruit weer te gaan varen.
Mijn Vader was echter te groote Orangeman, om bij de vijand over te gaan en schreef hun
dat hij het schip naar Antwerpen zoude brengen, doch dat zij een andere kapitein moesten
zoeken, daar hij niet verkoos onder Belgische vlag te varen.
Terwijl het schip in gereedheid werd gebracht, werd mijn Vader ziek door zwaar gevatte
koude, daarop een bezetting op de borst en overleed na weinige dagen op 47 jarige leeftijd.
Ik nam toen de plaats van mijn Vader over en vertrok in het begin van December
binnendoor over Vlissingen naar Antwerpen. Ik had er nog 9 man bij aangenomen als hulp.
Aldus vertrekt Jacob na het overlijden van zijn vader in november 1836 met het schip van zijn vader
naar Antwerpen. Zij varen binnendoor naar Vlissingen, waarna ze bij het eerste Belgische fort op de
Schelde niet verder mochten varen. Een Belgische kapitein neemt het schip over, waarna Jacob met zijn
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
4 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
bemanning bij fort Lillo aan land wordt gezet. Daar treffen ze een mosselvisser die hun via Vlissingen
naar Rotterdam zou brengen.
Tegen de avond vertrokken wij van Lillo met een donkere maan en een stijve koelte naar het
Noorden. Toen wij bij fort Bats kwamen was het stik donker en daar de weg over het
dronken land veel nader was dan over Vlissingen, rade de schipper ons die weg te nemen,
daar hij dan overal zeer goed bekend was. Wij kwamen voorbij Bats zonder aangeroepen te
worden.
Figuur 5 De Schelde in 1830 met Fort Batz (18) op de voorgrond en Fort Lillo (11). Op de achtergrond Antwerpen
In het zicht van Bergen op Zoom lopen ze ’s-nachts bij laag water aan de grond en toen het weer
vloedend was bleek het schip ernstig lek te zijn. Met allerlei problemen zijn ze een dag later weer terug
in Lillo, waar ze uiteindelijk van de commandant toestemming krijgen om op een strolager in de kerk de
nacht door te brengen.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
5 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Gelukkig konden wij warm eten besteld krijgen en deden wij ons avondmaal met ongeschilde
aardappelen en spek, waarbij een goed glas bier. Wij vielen daarop spoedig in slaap en
werden ’s-morgens om zes uur gewekt uit te marcheren.
Gedurende de nacht had het zo hard gevroren dat ze onmogelijk over het water terug naar Rotterdam
konden, waarna ze de reis over land aanvingen, opnieuw over Belgisch grondgebied. Verkleumd van de
kou en hongerig kloppen ze tegen de middag aan bij een boerderij waar ze na eerst een vijandige
houding vervolgens een grote schaal haverpap met een flink stuk spek te eten krijgen.
Daarbij werd voor ieder nog een ferme boterham gemaakt, zoodat wij allen zeer dankbaar
van hen afscheid namen en de reis vervolgden.
Tegen vier uur bereiken ze de Hollandse grens, waar ze door de commandant als vagebonden,
landlopers en misschien ook dieven, in het kerkje van Overheyden worden opgesloten.
Het heeft mij later altijd gespeten dat ik de naam van dien luitenant niet heb genoteerd had
om bij later gelegenheid hem bij deze en geenen bekend te stellen. Zijn gedrag tegenover ons
deed ons zeker te meenen dat hij misschien copieus gedineerd had en daarop in zijn slaapje
gestoord.
Met veel moeite konden wij warm eten voor ons geld krijgen en moesten dit toen in het
donker opeten. Gelukkig was er nogal voorraad stro in de kerk, zoo dat wij daar in en onder
konden kruipen, daar anders misschien eenige doodgevroren hadden.
De volgende dag worden ze onder begeleiding van gendarmes te paard naar de plaatscommandant te
Bergen op Zoom gebracht, die ze een pas verstrekt om over de Moerdijk naar Rotterdam te gaan. De
volgende dag huren ze een kar om hun goederen en degenen die moeilijk konden lopen te vervoeren en
gaan ze op pad. De dag daarop komen ze om twee uur te Moerdijk aan,
waar wij dadelijk door gendarmes aangehouden werden de pas te zien. Ik zocht overal naar
de pas doch kon die nergens vinden en meende nu deze in ons vorig logies verloren te
hebben. Ik reed dadelijk met de kar terug en zocht overal in het logement doch vond niets.
Daarop nog eens mijn zakken door gezocht en jawel, daar vond ik in de zak van mijn
onderjas, waarin ik niet gezocht had.
Dadelijk reed ik weer terug naar en kwam nog bijtijds om naar Willemsdorp overgezet te
worden. Zoo kwamen wij strompelend ’s-avonds om acht uur te Dordt aan. Wij sloegen ons
bivak bij Willem van Twist op en kropen na goed gegeten te hebben onder de dekens.
De volgende ochtend kunnen zij de stoomboot naar Rotterdam nemen waar zij als schipbreukelingen
aankomen.
Niemand onzer kon bijna meer over de weg komen, daar allen de voeten doorgeloopen
hadden, en op kousenvoeten over de weg gingen. Wij waren nu evenwel thuis en konden de
tijd nemen weer op te knappen.
Moeder en zuster verzorgden even druk en zoo werd ik spoedig weer in staat naar een
andere gelegenheid uit te gaan, rond te zien.
In 1837 monstert hij aan te Rotterdam als 2e stuurman op het galjoot JULIANA, voor reder
Serruys te Rotterdam met kapitein F.Poodts vlag R 187 en vertrekt hij naar Kaapverdië om daar zout te
laden voor Buenos Aires en daar gedroogd vlees te laden voor de slaven op de plantages in Havanna.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
6 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Algemeen Handelsblad 20-10-1837, Scheepstydingen: Kapt. Wagenaar, van Havana, te Antwerpen gearriveerd, rapporteert dat de Juliana, Kapt. Poodts, den 30sten Augustus van Rotterdam vertrokken was; gen. schip had hij 3 September in de golf gepraaid.
"Daar de stuurman reeds eenmaal die reis naar de Kaap Verdische eilanden gemaakt had,
en wist hij waarmee die neger inboorlingen plezier kon doen, kocht hij bij uitdragers eenige
oude kleeren op die wij gedurende de reis met allerlei lelijke gezichten beschilderden, om die
hun daar te laten dragen. Deze werden dan voor vruchten of groenten verruild, en zij
vonden het prachtig, zoo potsierlijk uitgedost te zijn. Zoo hadden zij broeken aan met één
korte en één lange pijp, waarop een gezicht achter op de billen en een voorop de buik
geschilderd was en zoo ook jasjes van voren en achter met allerlei lariekoek beschilderd.
Na te Maijo onze lading zout ingenomen te hebben, zeilden wij naar Buenos Ayres, waar de
lading zout, genever en andere artikelen die wij nog van Rotterdam medegenomen hadden,
verkocht werden en daarvoor een lading gedroogd vleesch inkochten. Om nu te zorgen dat
er geen slecht vleesch van verladers afgescheept werd, en het gewicht te controleeren, moest
ik alle morgen naar de slachtplaats bij de afscheping zijn en daar het schip na van de stad op
de ree lag, logeerde ik aan wal en reed elke morgen te paard naar de slachtplaats waar het
vleesch afgescheept werd en kwam 's-avonds eerst terug.
Na beladen te zijn vertrokken wij naar Havanna, waar de lading aan een Spaansch huis
verkocht werd, die het weer bij kleinere gedeelten aan de plantages voor de slaven
verkochten.
Gedurende de tijd dat wij daar lagen heerschte er sterk de gele koorts, die bij
onderscheidenen schepen de geheele Equipage deed sterven, en ook bij ons de geheele
Equipage naar het hospitaal deed verhuizen. Zelfs de kapitein, die voor de achtste maal
Havanna bezocht, werd er ook door aangetast. Alleen ik bleef gezond en kreeg twee
Spanjaarden bij mij het schip te bewaken. Dat was hier nodig, daar het hier in Havanna een
echt dieven en moordenaarshol was, men zich niet ontzag des nachts op de schepen te steelen
en te moorden. Ik ging doch moest alle morgen naar het hospitaal de zieken bezoeken en zag
dan verscheidenen gestorvenen achter elkaar uit het hospitaal naar de kalkput dragen, daar
er aan geregeld begraven niet te denken viel.
Gelukkig werden de onzen, op een matroos na, allen weder gezond en na een lading suiker
ingenomen te hebben, vertrokken wij naar Rotterdam.
Op de terugweg kregen wij verschrikkelijk slecht weer en zware stormen, zoodat alles op het
dek stuk en overboord sloeg, zoodat wij op het laatst als op een vlot stonden. Gelukkig bleef
het schip dicht en kwam er weinig water in het schip, zoodat wij met weinig te pompen
boven konden houden. Na een reis van 21 maanden uit te zijn geweest, kwamen wij te
Rotterdam aan en vond ik de mijnen alle gezond terug."
Na terugkomst, 21 maanden na vertrek, verblijft hij slechts drie weken in Rotterdam voordat hij
opnieuw vertrekt voor een zelfde reis met kapitein Poodts, maar nu op het barkschip de VIJF
GEBROEDERS, 242 ton, eveneens voor reder Serruys.
Jacob schrijft over deze reis:
Op het eiland Mayo van de Kaap Verdische eilanden, waar wij zout innamen, vierden wij het
nieuwe jaar en om dit niet ongemerkt voor de eilanders voorbij te laten gaan, verzochtten
wij de kapt, die op dat oogenblik ziek te bed lag, de stukken op te mogen halen en een saluut
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
7 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
van eenige schoten bij de overgang van het jaar te mogen geven. Het verlof werd gegund,
met de waarschuwing vooral voorzichtig te zijn.
De vier kanonen werden nu opgehaald en zoo werden 21 schoten gelost, die het geheele
eiland in beroering brachten en alles uit de hoeken deed vluchten, menenede dat er een
vijand was het eiland in te nemen. Onze bootsman, die vroeger bij de marine gediend had,
was belast met het laden der stukken en, om nu niet voor ieder schot de kardoes te moeten
halen, nam hij er vier tegelijk en stopte ze in zijn boezem.
Figuur 6 De “Vijf Gebroeders” was een zgn barkgaljoot, een kofschip dat als bark getuigd was. Het werd in 1823 gebouwd en mat 242 ton. Aquarel D.A. Teupken, [SMA]
Na afloop van het saluut wilde men ook nog vuurwerk afsteken en werd op de kombuis een
toestel van dunne stokjes door elkaar gevlochten, waar om natgemaakt kruit geplakt werd,
dat daarna aangestoken werd. Dit was ook het werk van de bootsman en terwijl hij
hiermede bezig was, en het toestel aanstak, zag men ineens een groote vlam en vloog de
bootsman brandende van de kombuis op het dek. Het bleek toen dat de bootsman nog een
kardoes kruit in zijn boezem had gehad en een vonk van het vuurwerk had gevat.
Het feest was ineens afgeloopen en de de bootsman naar zijn kooi gedragen. Hij zag er
verschrikkelijk uit, de geheele borst en buik verbrand, ook hals en gezicht, en alles zwart van
het kruit. Ruim drie weken lag hij er mede te bed voor hij zich weder kon vertonen, en was
zoo goed voor het uiterlijk genezen, dat de kapt niet te weten is gekomen, waarvoor bij
bedlegerig was geweest.
Te Buenos Ayres kreeg ik weer de zelfde werkzaamheden aan de slachtplaats en om daar te
komen had ik altijd een wachtpost van militairen te passeren, die het eenieder die daar langs
kwam lastig maakte met iets te hebben, geld of tabak. Kregen zij niets, dan prikten zij het
paard of gooiden het met steen.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
8 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Zoo trof ik op een Zondag, terwijl ik met een vriend naar de slachtplaats was gereden om
deze te laten zien, bij onze terugkomst op een smalle weg twee soldaten die met twee
galeiboeven water voor de post gehaald hadden, ons om vroegen. En daar zij het niet kregen
mijn paard een steek met de bajonet gaven dat het begon te steigeren en mij er af wierp. Ik
sprong echter spoedig op en sloeg hem met de bullepees die ik als karwats gebruikte, over
het gezicht dat hij in elkaar kromp. Sprong daarna weder te paard en rende weg, doch ik
kreeg nog een steek van de andere soldaat in de arm, dat ik echter eerst later merkte aan het
bloed dat mij uit de mouw liep. Later zorgde ik altijd met anderen die weg te nemen.
Figuur 7 Blokkade van Buenos Aires door de Franse vloot 1839-1840 [MMB, Museo Maritimo Buenos Aires]
Gedurende de tijd dat wij hier lagen kwam er een Franssche oorlogsvloot die voldoening
eischte van Buenos Ayres voor het ter dood brengen van den Franschen consul, die door de
regering beschuldigd was van met de Pampa bevolking samengespannen te hebben en
vijanden van de republiek waren. Daar deze vergoeding niet door de regering gegegeven
wilde worden, werd Buenos Ayres geblokkeerd en kregen wij met moeite de tijd om het
gekochte vleesch in te nemen.
Na dien tijd mocht er geen schip in of uit. Wij waren dus het laatste schip dat vleesch
uitvoerde en alzoo grooter waarde aan onze lading gaf.
Vlak voor hun vertrek uit Buenos Aires2 komt er een passagier aan boord, de broer van de vrouw van de
Nederlandse consul, die een te uitbundiug leven leidde en door zijn familie het land werd uitgezet naar
Havanna, in de hoop dat hij daar spoedig aan zijn einde zou komen. Of dit ook gebeurd is werd niet
meer vernomen, wel dat hij na enkele voorvallen in Havanna naar de galeien werd verwezen en met de
ketting aan het been aan de forten moest werken.
2 Buenos Aires was in die jaren de hoofdstad van de gelijknamige provincie, terwijl het land Argentinië toen nog
niet bestond. Pas in 1853 werd er door de tot dan toe elkaar bestrijdende provincies een gezamenlijke grondwet ondertekend en werd Buenos Aires (Spaans voor Goede Luchten) de hoofdstad van Argentinië. Van 1856 to 1870 verkeerde het land vervolgens in een bloedige oorlog met het buurland Paraguay.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
9 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Bij onze aankomst in Havanna vonden wij de vleeschvloot zeer groot en daardoor de prijzen
van het vleesch zeer laag, zoodat de kapt wetende dat na ons geen vleesch meer aangevoerd
zou worden, besloot te wachten tot de prijzen hooger werden. Dit zou nogal eenige tijd duren
en daarom werd de helft van de equipage ontslagen, die toen op de slavenhalers gingen
varen waarbij goed geld verdiend werd.
Ons wachten op de verkoop duurde maar even bij de zes maanden, en werd toen verkocht op
drie maanden te lossen, daar het, zoals bij de vorige reis, altijd bij kleine partijen uit het
schip verkocht werd. De beide zoons van den kooper waren dan alle dagen aan boord om het
vleesch te sorteren en te verkopen. Dit waren een paar jongelui van 20 en 22 jaar en leefden
er zoo wel van, waarvan zij ons, de stuurman en mij ruimschoots van mee deelden; ons
medenamen naar de opera en ons, zondags met het rijtuig afhaalden naar een van hun
plantages te rijden.
Na 9 maanden in Havanna gelegen te hebben en met suiker beladen te zijn, kan de terugreis naar
Amsterdam aanvangen. Jacob Bouten verhaalt hierover:
Na de lossing was een lading suiker gekocht, die wij dadelijk innamen om spoedig de plaats
te verlaten, waar wij ruim negen maanden hadden gelegen. Gelukkig had gedurende dien
tijd de geele koorts daar niet geheerscht, zodat wij bijna geen zieken hadden gehad, doch het
schip was gedurende het stilliggen daar zoo aangegroeid onder water, dat het bijna niet
voort te krijgen of te besturen was. Er was in Havanna al moeite gedaan om de aangroeiing
zoo veel mogelijk er af te krijgen, maar men kon niet overal bij komen, en zoo bleef er nog
veel zitten. Nu zit het op koper, waarmede het schip onder water beslagen was, niet zoo vast
als op ijzer of hout, zoodat het onder het varen spoedig met grote vlokken afschuurde en de
bodem spoedig schoon was. Onze bestemming was nu Amsterdam, waar wij na nog
voorspoedige reis aankwamen.
Na een voorspoedige reis komen zij aan in Amsterdam, waar zij allen ontslagen worden omdat het schip
verkocht ging worden.
Mijn goeder Moeder kwam mij spoedig opzoeken en bracht mij mijn zondags pak, dat bij
iedere reis altijd thuis bleef meede om netjes uit te kunnen gaan. Daar mijn Moeder nu te
Amsterdam zijnde ook eenige kennissen wilde opzoeken, gingen wij ook aan boord van de
“Decima”, kapt Bolhuis, die een neef van mijn Vader was. Bij dat bezoek vroeg hij mij of ik
lust had bij hem als tweede stuurman aan boord te komen, hetgeen ik gaarne aannam.
Hoewel mijn Moeder liever had dat ik van Rotterdam uitging, was ik te zeer ingenomen met
op een Oost-Indië vaarder te komen.
In dec 1840 monstert hij te Amsterdam aan als 2e stuurman op de bark DECIMA, 457 last, met
als kapitein zijn oom K.J.Bolhuis3 (1805 Veendam), een neef van zijn vader, en vertrekt hij voor een reis
naar Oost-Indië.
3 Klaas Jan Bolhuis was getrouwd met Aaltje Eilts de Vrede (1808 Veendam), dochter van schipper Eilt Obbes de
Vrede en Jeltje Luitjes Pinxterboer, familie van Jacob’s grootmoeder. Klaas Jan Bolthuis werd op 8 september 1835 lid van het College Zeemanshoop te Amsterdam (vlag A 433), voerend de kof JOHANNA OTTILLIE, gebouwd in 1829, 170 ton, varend voor N. Van Walree te Amsterdam. De bark DECIMA werd gebouwd in 1837 op de werf Witte Kruys van J. Meeyjes & Zn te Amsterdam, voor reder Walree & de Vos. Klaas overleed te Veendam op 17 oktober 1862 (57jr).
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
10 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Die reis beviel mij zeer goed en daar de opperstuurman bij onze binnenkomst een schip
werd aangeboden, werd ik in zijn plaats gesteld. Zoo had ik nu de hoogste rang in de
koopvaardijvaart bereikt en hing het nu maar van het geluk af gezagvoerder te worden. Ik
had het geluk van altijd mijn superieuren nogal te bevallen en hoopte daardoor bij
voorkomende gelegenheden wel door hen geholpen te zullen worden. Dit is echter niet
gebeurd en juist het omgekeerde het geval geweest.
Algemeen Handelsblad 03-12-1841, Scheepstydingen, Binnengekomen: Batavia, 11 Aug. Bolhuis, Decima, Bezoeki, zou 14 dito n.Amst.vertr.
Algemeen Handelsblad 03-12-1841, Scheepstijdingen, Uitgezeild: Batavia 14 Aug.; Bolhuis, Decima, Amst.
Algemeen Handelsblad 10-12-1841, Scheepstydingen, Binnengekomen: St.Helena 13 Oct., Bolhuis, Decima, Bat. N.Amst.
Algemeen Handelsblad 13-12-1841, * Scheepstydingen, Binnengekomen: TEXEL, 10Dec., W.N.W.; K.J. Bolhuis, Decima, Batavia. * Carga-Lyst, Amsterdam: Batavia, K.J. Bolhuis, Decima: 5318 b. Koffij, 1184 kan. Suiker, 575 b. Bindrotting; N.H.M.
Figuur 8 De bark “Decima” (Spin) [SMA]
In december 1841 is hij weer terug in Amsterdam waar hij bij de familie van de 2e stuurman Gerrit
Wegman het Oud en Nieuw viert en daar zijn toekomstige vrouw Adriana Pos uit Oud Loosdrecht leert
kennen.
Toen ik daar die avond kwam vond ik daar behalve de familie ook de vriendin van de
dochter des huizes, Mej Pos, die een gedeelte van de avond daar doorbracht en later door alle
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
11 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
jongelui naar huis gebracht werd. Onderweg werd afspraak gemaakt de volgende avond
gezamenlijk naar de schouwburg te gaan, hetgeen ook door Mej. Pos werd aangenomen.
Hierdoor werd ik in de gelegenheid gesteld nadere kennis te maken, en het gevolg werd, dat
wij spoedig ge-engageerd geraakten.
Het vond echter nogal tegenstand bij haar oudelui, die, met het zeewezen geheel onbekend,
meenden dat deze allen zeer ruwe lui en noch aan God of zijn gebod stoorden.
Na twee weken tijd tot informatie werd het schoorvoetend toegestaan waarna het ook de familie en
grootmoeder bekend werd gemaakt.
Het werd nu ook aan de fam en grootmoeder, die te Loosdrecht en Loenen woonden, bekend
gemaakt, waarop de grootmoeder antwoordde aan de oude-lui dat zij hun kind liever naar
het kerkhof mochten zien dragen, dan het te laten trouwen met een zeeman. De oude vrouw
kende de zeelieden waarschijnlijk alleen uit de 15e en 16e eeuw en daar kan ik haar zoo geen
ongelijk geven. Dit werd echter beter toen ik later met mijn aanstaande een bezoek bij haar
bracht en waarbij de Loosdrechtsche bewoners later vertelden, dat zij nooit een wezen
gezien had, dat zooveel op een mensch leek als een zeeman.
Jacob Bouten 1815 – 1842 in het kort:
Jacob Luitjes Bouten, geboren te Veendam op 30 augustus 1815
1816 Najaar 1816 verhuist het gezin van Veendam naar Koningsbergen-Pruisen
1822 Najaar 1822 met zijn vader en moeder naar Edinburgh. Na schipbreuk in Harwich op
school.
1823 Na failliet van reder Muller te Koningsbergen verhuist het gezin naar Antwerpen
Jacob Bouten: Kajuitsjongen, 12 jaar (1827)
Reis Vertrek Aankomst
Schoenerkof “Harmonie”, kapitein Jacob Strobuur, neef van Jacob’s vader Luitje (1788
Veendam, vlag D8), reder Klerk & Voogd (Dordrecht)
1 1827, Nov van Dordrecht Sête-Frankrijk (Middellandse Zee)
Amsterdam (met wijn), 28 Apr 1828
2 Amsterdam Frederikshaven-Denemarken, Mei 1828
Middelburg (met planken), 15 Jun 1828
3 1828, 29Jun van Middelburg Narva-Estland
Middelburg (met balken), Sep
Schoenerkof “Harmonie”, kapitein Gieze de Boer (Oude Pekela, vlag D11)
4 1828-Sep, Dordrecht Bergen-Noorwegen
Triëst-Italië (met stokvis), Jan 1829
Antwerpen (met zwavel en pulp), ~Sep 1829
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
12 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Na bijna 2 jaar terug thuis in Antwerpen
5 1829, Nov van Dordrecht Dantzig
Harlingen (met hout), Nov 1829
6 1830, Mrt van Dordrecht Op avontuur
Moeder is met kinderen uit Antwerpen gevlucht naar Dordrecht. Ze verhuizen naar Rotterdam
en Jacob blijft de wintermaanden thuis.
“Cornelis dasse Viëtor”, kapitein Hindrik Harms Bosker.
7 1831-Mrt, Dordrecht Cadiz-Spanje
Amsterdam, Sep 1830
Schoenerkof “Twee Antonies”, kapitein Bruker
8 1831-najaar van Rotterdam Java + Canton
Blokkade Holland, t/m 2 juni 1833 in Portmouth
Rotterdam (met oa thee), Jun 1833
Schoenerkof “Merwestroom”, kapitein Jacob Strobuur
9 Dordrecht Enkele reizen naar Bergen-Noorwegen tbv
stokvis of levertraan
1833-najaar, aan wal ivm loting voor militaire dienst
1834-Feb, stuurmanscollege tot voorjaar 1835
10 1835-Jul van Rotterdam Bergen-Noorwegen
Jacob Bouten: Stuurman, 20 jaar (1835)
Schoenerkof “Merwestroom”, kapitein Dirk Hendriks Hazewinkel (1807 Veendam, vlag D36)
11 1835-Sep van Rotterdam Bergen-Noorwegen
Schoenerkof “Harmonie”, kapitein Gieze de Boer
12 1835-Dec van Rotterdam Suriname
Amsterdam, Mei 1836
1836-Nov, Rotterdam. Overlijden van zijn vader Luitje waarna hij diens schip naar
Antwerpse reder terugbrengt.
Galjoot “Juliana”, kapitein F. Poodts (vlag R187), reder Serruys te Rotterdam.
13 1837, 30Aug van Rotterdam Buenos Aires (met zout, genever ea)
Havanna (met vlees)
Rotterdam (met suiker), 21 maanden na
vertrek
Bark “Vijf Gebroeders”, kapitein F. Poodts, reder Serruys
14 1839, van Rotterdam Buenos Aires (met zout)
Havanna (met vlees)
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
13 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Blokkade Buenos Aires, waarna 9 maanden in Havanna
Amsterdam (met suiker)
Bark “Decima”, kapitein Klaas Jan Bolhuis, neef van Jacob’s vader Luitje (1805 Winsum, vlag
A433), reder Walree & de Vos (Amsterdam)
15 1840-Dec, Amsterdam Bezoeki, Batavia 11 Aug 1841
Batavia, 14 Aug 1841 St.Helena, 13 Okt 1841
Texel, 10 Dec 1841, Amsterdam
1842-Nieuwjaar. Jacob leert in Amsterdam Adriana Pos kennen.
Vanaf zijn twaalfde heeft Jacob Bouten de eerste tien jaar vooral met ooms als kapitein gevaren, waarbij
het meest op de “Harmonie” en de “Merwestroom” voor reder de Klerk en de Voogd uit Dordrecht. Zijn
reizen waren hoofdzakelijk naar havens in Europa vanwege voor die tijd typische lading als:
Stokvisch uit Noorwegen
Hout uit Denemarken en Rusland
Steenkolen en klipzout uit Engeland
Wijn uit Frankrijk
Typerend voor die tijd was dat de zeevaart opnieuw tot bloei kwam, na de terugval gedurende de 18e-
eeuw met aan het eind de teloorgang van de oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlan-den, de
komst van de Fransen en de oprichting van de Bataafse Republiek en uiteindelijk het failliet van de VOC
(de Nederlandse trots van de 17e-eeuw) in 1798. Deze opleving trad vooral op dankzij de de oprichting
van de Nederlandsche Handels-Maatschappij (N.H.M.) in 1824, op initiatief van koning Willen I, ter
‘bevordering van de handel, scheepvaart, scheepsbouw, visserij, landbouw en het fabriekswezen’. De
N.H.M. acteerde als staatsbankier, handels- en transporton-derneming, maar mocht anders dan de
V.O.C. geen eigen schepen bezitten, waardoor particuliere rederijen gestimuleerd werden.
Omdat de opbloei vooral in Holland plaatsvond, ontstond er daar een tekort aan bekwame zeelui,
waardoor veel van de kapiteins en matrozen op schepen uit Veendam en omgeving afkomstig waren
(zie monsterrollen uit Dordrecht). Ook daar had de scheepvaart zware tijden doorgemaakt vanwege
eerst de oorlogen met de Engelsen waarna met de Fransen, maar deze was niet vrijwel geheel stil
gevallen zoals in Holland wel het geval was.
Van 1837 tot en met 1841 voer Jacob Bouten vanuit Rotterdam en Amsterdam over welke reizen mij
niet meer bekend is dan hetgeen hij in zijn levensverhaal beschreef, onder andere omdat de
monsterrollen en logboeken van aldaar tijdens de tweede-wereldoorlog verloren zijn gegaan.
Vanaf 1842 vaart Jacob Bouten 27 jaar lang vanuit Dordrecht voor rederij Blussé4, in 1829 opgericht
door boedrukker Adolph Blussé van Oud-Alblas (1779 Dordrecht), zoon van Pieter Blussé en Sophia A.
Vermeer.
4 Het eerste schip dat de rederij laat bouwen is De DORTENAAR , op de werf van Cornelis Gips (zie reeds hiervoor),
na de tewaterlating op 28 augustus 1830 gemeten als zijnde 430 last (vanwege de te ontvangen rijkspremie voor de bouw van een schip werd een nieuwe meting aangevraagd, die 451 last en een premie van f.15.318,- opleverde). De totale rekening voor het schip bedroeg f. 174.500,-)., tot de aandeelhouders behoorden o.a. Cornelis Gips (1778/1843 Dordrecht), Simon van Brakel (1761/1830 Dordrecht) koopman te Dordrecht en Herman van der Sande, eveneens koopman te Dordrecht. Zoals gebruikelijk voor die tijd garandeerde de N.H.M. vracht voor de eerste twee uit- en thuisreizen naar Oost-Indië.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1835 - 1841
14 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Alhoewel Dordrecht reeds vanaf de 13e-eeuw een aanzienlijke plaats innam in de Nederlandse
scheepsbouw en er midden 18e-eeuw zelfs nog een dertigtal scheepsbouwers in de stad gevestigd
waren, waren het uitsluitend de werven Jan Schouten (aan de Kalkhaven) en Cornelis Gips (aan de
Riedijkshaven) die zich richtten op de grote vaart en profijt trokken van de stimulerende maatregelingen
door de N.H.M. De beide werven leverden tussen 1835 en 1855 ruim 65 fregatten, barken en schoeners.
Figuur 9 Plattegrond Dordrecht 1850 [SAD]
Na “De Dordtenaar” in 1831, volgden de fregatten “Jacob Cats”, “Oud Alblas”, “Orion”, “Isis”, “Timor” en de “Admiraal van Heemskerk” tot in 1842 de bark “Jan van Hoorn”, alle gebouwd op de werf van Cornelis Gips , die na het overlijden van Cornelis in 1843 overging op zijn zonen. In 1842 had reder A. Blussé van Oud-Alblas zeven schepen op Oost-Indië varen, de “Dordtenaar” was toen reeds verkocht (in 1839).