Jaarverslag BIO 2013
-
Upload
belgian-investment-company-for-developing-countries -
Category
Documents
-
view
221 -
download
5
description
Transcript of Jaarverslag BIO 2013
jaarverslag 2013
Duurzame menselijke ontwikkeling dankzij een sterkere privésector in ontwikkelingslanden
Inhoudstafel
I. Boodschap van de CEO van BIO ...........................................................................................................................4
II. Onze partners over BIO .........................................................................................................................................8
III. BIO in cijfers ..........................................................................................................................................................11
IV. Stimulering van plattelandsontwikkeling ........................................................................................................ 12
Toegang tot financiering en jobcreatie in landelijke gebieden ....................................................................... 14Fondo de Desarrollo Local ............................................................................................................................................. 15
Toegang tot financiële diensten voor plattelandsgemeenschappen ............................................................ 20RIF I en RIF II ................................................................................................................................................................... 21
De rurale waardeketen .........................................................................................................................................26SEDIMA ..........................................................................................................................................................................27Laiterie du Berger ...........................................................................................................................................................32
Landelijke infrastructuur ....................................................................................................................................36Helios Towers DRc ........................................................................................................................................................37Rajasthan Sun.................................................................................................................................................................42
V. Ons team .............................................................................................................................................................. 44
VI. Institutioneel verslag .......................................................................................................................................... 46
VII. Portefeuille .......................................................................................................................................................... 50
4
BIO jaarverslag 2013
Boodschap van de CEO van BIOHoogtepunten en verwezenlijkingen van BIO in 2013, met bijzondere aandacht voor stimulering van plattelandsontwikkeling
Luuk Zonneveld, wat zijn voor u de meest memorabele momenten van 2013?
L.Z.: Eerst en vooral denk ik dan aan onze uitstekende inves-
teringen. Onze tweede lening aan de Société de cultures
Légumières (ScL) in Senegal bijvoorbeeld. ScL is er de enige
grootschalige teler van groenten bestemd voor binnenlandse
consumptie. Via onze lening van 3 miljoen EUR in 2013 dragen
we bij aan een hogere voedselzekerheid en een beter gewaar-
borgde toeleveringsketen voor de lokale markt en de bedrijfs-
partners van ScL. Ik denk ook aan onze lening van 15 miljoen
USD aan BcI bank in Mozambique. Veel kleine bedrijven –
overal ter wereld, en in het bijzonder in ontwikkelingslanden
– hebben voor hun groei en welvaart nood aan langetermijn-
leningen in hun lokale munt. Maar door de inherente kosten
en risico’s, zijn die vaak moeilijk te verkrijgen. De lening van
BIO aan BcI was de eerste langetermijnfaciliteit in lokale
munt die in Mozambique aan een kmo werd verstrekt door
een buitenlandse financierder. In amper een paar maanden
tijd was ze volledig ingetekend, wat BcI ertoe aanzette om het
kapitaal in het fonds te verdubbelen via de inbreng van eigen
middelen. Tegelijk motiveerde BIO een commerciële bank tot
het ontwikkelen van een langetermijnfinancieringsproduct
voor kmo’s, en stimuleerde het andere buitenlandse inves-
teerders tot het repliceren van zijn langetermijnstructuur
in lokale munt. We mogen trots zijn op de impact die onze
investering had. Een andere noemenswaardige investering
was vast en zeker onze preferente lening van 6 miljoen EUR
aan de citizens’ Development Bank (cDB) in Sri Lanka. Een
van de kernactiviteiten van cDB is het leasen van driewielers.
Dat stelt duizenden arme plattelandsbewoners in staat om
een zelfstandige activiteit als taxichauffeur of transporteur
van lichte vrachten op te starten. Minstens even belangrijk is
dat, eens een investering het gewenste resultaat heeft opge-
leverd, BIO zijn kapitaal terugkrijgt, zodat de handhaving en
groei van onze toekomstige investeringsdoelen niet in het
gedrang komt. Anders gezegd: dankzij succesvolle aflos-
singen komt er kapitaal vrij voor nieuwe investeringen. In die
optiek is onze uitstap bij cogebanque in Rwanda zeker het
vermelden waard. In april 2008 werd BIO minderheidsaan-
deelhouder, en sindsdien investeerde het heel wat middelen
op het vlak van personeel en technische bijstand om de snelle
5
BIO jaarverslag 2013
BIO’s missie:ontwikkeling door investering
expansie van de activiteiten van cogebanque te ondersteunen, in het bijzonder
ten aanzien van de lokale bevolking, kmo’s en microfinancieringsinstellingen. In
maart 2014 verkocht BIO zijn participatie terug aan een van de oprichtende aan-
deelhouders, wat resulteerde in een aanzienlijke meerwaarde en meteen ook de
toegevoegde waarde aantoont die BIO tijdens de investeringsperiode creëerde.
In 2013 werd er grondig gereflecteerd over de rol van BIO als instrument voor ontwikkelingssamenwerking.
L.Z: Dat is zo. 2013 stond in het teken van de herziening van de wet tot oprichting van
BIO, er werd een strategisch plan opgesteld voor 2014-2018, er was de tweede fase
van de evaluatie van BIO door de Belgische overheid, en er was de voorbereiding
van het eerste beheerscontract tussen de overheid en BIO. De eerste fase van de
evaluatie, die zich toespitste op BIO als instelling, werd voltooid eind 2012. Daaruit
bleek dat BIO een geschikt instrument is om de privésector in ontwikkelingslanden
op een duurzame manier te ondersteunen. De tweede fase focust op de ontwik-
kelingsimpact van BIO en omvatte o.a. bezoeken aan 63 investeringsprojecten in
9 landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Het volledige rapport zal in de loop van
2014 beschikbaar zijn. Zo’n evaluatieproces is boeiend, omdat het ons uitdaagt nog
meer te bereiken en nog proactiever te zijn bij het overtuigen van lokale banken en
fondsen van de ontwikkelingsimpact van onze investeringen – een uitdaging die
we vol toewijding zullen aangaan.
Wat zijn de voordelen van de nieuwe wet m.b.t. BIO die eind 2013 werd goedgekeurd?
L.Z.: De wet erkent BIO als het Belgische instrument bij uitstek voor de ondersteuning
van de privésector in ontwikkelingslanden, en de wetswijziging maakt deel uit van
het moderniseringsproces van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De wet
bevestigt de specifieke missie om lokale micro-, kleine en middelgrote ondernemin-
gen te ondersteunen als hoeksteen van een duurzame socio-economische ontwik-
keling. BIO is blij dat haar mandaat werd uitgebreid naar nieuwe sectoren toe, zoals
basisdienstverlening aan de bevolking en ondersteuning van ondernemingen uit de
sociale en solidaire economie. Ook in de geografische focus op zowat vijftig landen,
waartoe nu ook hogere middeninkomenslanden behoren, kunnen we ons vinden.
Uiteraard zal BIO de nieuwe wettelijke beperkingen naleven m.b.t. het investeren in of
via landen die onvoldoende transparant worden geacht of die geen afdoende fiscale
wetgeving hebben. BIO is ook verheugd dat er veel belang wordt gehecht aan een
grotere coherentie en samenwerking tussen alle Belgische ontwikkelingsactoren,
met op elk moment respect voor het specifieke mandaat van elke speler.
De nieuwe wet geeft ook aan dat BIO zal meewerken aan het uittekenen van een nieuwe Belgische strategie voor ontwikkelingssamenwerking.
L.Z.: Die strategie mikt op een meer inclusieve en stabielere groei door te inves-
teren in infrastructuur en basisdiensten, in het bijzonder met betrekking tot her-
nieuwbare energie en de toegang tot natuurlijke hulpbronnen voor micro-, kleine
en middelgrote ondernemingen. De bescherming van het milieu en van natuurlijke
rijkdommen is een van de principes die worden bekrachtigd in de Belgische wet
voor ontwikkelingssamenwerking, en het is een van de domeinen waarin BIO een rol
kan spelen. De uitdagingen zijn groot en er staat heel veel op het spel. Een gebrek-
kige infrastructuur of een ontoereikende water- of elektriciteitsbevoorrading plaatst
een rem op de groei van veel kmo’s. Onze projecten maken het o.a. mogelijk om
6
BIO jaarverslag 2013
ten voordele van hele regio’s op een stabiele manier schone energie te produceren,
afval te recycleren, de ecologische voetafdruk te verminderen, en de prestaties van
de openbare energiesector te verbeteren dankzij de komst van privé-operatoren
en van moderne technologie. De verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie
en gezamenlijke inspanningen om de impact op het milieu en het klimaat terug te
dringen, zijn van cruciaal belang voor de hele mensheid, en in het bijzonder drin-
gend voor mensen in ontwikkelingslanden. Iedereen moet hiertoe bijdragen, elke
speler op zijn niveau, en dat geldt dus ook voor BIO.
BIO is ook begaan met lokale integratie?
LZ: Dat klopt. Daarom ook hebben we er verder in dit verslag voor gekozen om
onze verwezenlijkingen voor te stellen aan de hand van een overkoepelend thema:
“ stimulering van plattelandsontwikkeling “. Dat omvat diverse factoren die een
verschil kunnen maken: het tegengaan van de plattelandsvlucht, het verhogen van
de competitiviteit in afgelegen gebieden, toegang tot belangrijke dienstverlening
in landelijke gebieden, het creëren van bedrijfsopportuniteiten, de strijd tegen de
klimaatverandering binnen specifieke projecten, het verhogen van inkomens en
daarmee samenhangend het bestrijden van armoede. Verderop kunt u meer lezen
over de manier waarop investeringen in de privésector bijdragen aan het verbeteren
van de leefomstandigheden en de vooruitzichten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
BIO hecht veel belang aan duurzame ontwikkeling. Wat kunt u ons daarover vertellen?
L.Z.: Ten eerste moet ik onze acties in de juiste context plaatsen: de missie van BIO
is armoede bestrijden en duurzame menselijke ontwikkeling bevorderen. We hante-
ren hierbij de Millenniumdoelstellingen van de VN als leidraad. Meer dan ooit ben ik
ervan overtuigd dat de opkomst en bloei van een sterke en duurzame privésector een
cruciale factor is op weg naar wijdverspreide, significante en duurzame bestaans-
verbetering. Succesvol ondernemerschap is een essentiële katalysator voor sociale
en economische ontwikkeling. En binnen de privésector dient onze aandacht in de
eerste plaats te gaan naar micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. De missie
van BIO bestaat erin om ons uiterste best te doen voor het stimuleren van een dyna-
mische privésector die bijdraagt tot een duurzame menselijke ontwikkeling.
Op welke manieren?
L.Z.: De investeringen van BIO dragen bij tot lokale en regionale economische
groei, werkgelegenheid, en het genereren van fiscale inkomsten voor lokale
overheden. In de meeste ontwikkelingslanden hebben privébedrijven, en in het
bijzonder (micro- en) kmo’s, maar in beperkte mate toegang tot financiering. En
toch herbergt net dit segment het grootste groeipotentieel. BIO werd opgericht
om de “financieringskloof” voor kmo’s te helpen dichten, of in elk geval te verklei-
nen, en om de toegang tot financiële basisdiensten voor micro-ondernemingen te
verbeteren. Eind 2013 had BIO voor een totaalbedrag van 548 miljoen euro aan
uitstaande verbintenissen, bij duizenden kmo’s in Afrika, Azië en Latijns-Amerika,
zowel rechtstreeks als via andere instellingen die als tussenschakel fungeren.
Over welk soort bedrijven hebben we het dan?
L.Z.: De investeringen van BIO ondersteunen instellingen die honderdduizenden
mensen toegang bieden tot kleine leningen; bedrijven die voedsel produceren,
verwerken en verkopen; bedrijven die hernieuwbare energie produceren en
leveren; en bedrijven die lokale bevolkingen helpen om hun levensstandaard te
verhogen dankzij de creatie van duurzame jobs.
Wat is de plaats van BIO binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking?
L.Z.: BIO maakt onlosmakelijk deel uit van de Belgische ontwikkelingssamen-
werking. We zijn complementair aan andere organisaties en instrumenten en
proberen in synergie met hen samen te werken, in overeenstemming met onze
respectieve taken, en in het bijzonder op het vlak van landbouw en plattelands-
ontwikkeling, infrastructuur, energie, economie en de productiesector.
Luuk Laurens Zonneveld
cEO BIO
7
BIO jaarverslag 2013
8
BIO jaarverslag 2013
Olivier De SchutterSpeciaal Rapporteur van de VN over het recht op voedsel
« Zes jaar geleden richtte de voedselprijzencrisis de aan-
dacht op de gevolgen van 30 jaar onderinvestering in de
landbouw. Zowel overheden als de privésector hadden
te weinig interesse in een sector die geen toekomst meer
leek te hebben, en het handelsbeleid pleitte doorgaans
niet in het voordeel van lokale productie. Vandaag zitten
investeringen in de landbouwproductie opnieuw in de
lift maar rijzen er ook nieuwe vragen: zullen die investe-
ringen arme landen in staat stellen om beter voor hun eigen voedselvoorzie-
ning in te staan, of belangrijker nog, zullen zij hun exportproductie kunnen
verhogen zonder anderszins hun afhankelijkheid van ingevoerd voedsel te
verhogen? Zullen de investeringen een duurzaam effect hebben op het terug-
dringen van armoede in landelijke gebieden, en zullen ze ten goede komen
aan kleinere lokale boeren, ondanks de aanzienlijke transactiekosten die dat
met zich brengt? Als we weten dat landbouw in toenemende mate een activi-
teit is die uitgevoerd wordt door vrouwen, wordt er dan voldoende aandacht
geschonken aan gendergelijkheid bij de ondersteuning van kleine boeren...
en boerinnen? En houden we voldoende rekening met de dringende nood
aan het beschermen van ecosystemen, en specifiek aan het regenereren van
de bodem? Ondersteuning van de privésector kan ertoe bijdragen dat meer
aandacht besteed wordt aan al deze aspecten. De balans is duidelijk: er is
nood aan meer investeringen vanuit de privésector, maar die kunnen maar
de gewenste effecten bewerkstelligen als er voldoende supervisie en sturing
is. BIO kan, net zoals andere organisaties die toegang bieden tot krediet, de
zoektocht naar oplossingen bevorderen waar alle betrokken partijen baat
bij hebben. Dat is een grote verantwoordelijkheid met grote uitdagingen en
een hoge inzet.»
Onze partners over BIO Peter Moors
Directeur-generaal voor Ontwikkelings-samenwerking en Humanitaire Hulp
« BIO is na een geslaagde hervorming sterker gewor-
den. 2013 was voor BIO een jaar van strategische
heroriëntatie en integratie binnen het Belgische
ontwikkelingswerk. Van bij zijn aantreden in januari
2013 schaarde Jean-Pascal Labille, de minister
van Ontwikkelingssamenwerking, zich achter de
hervorming van BIO tot een relevant en efficiënt
instrument voor financiële ondersteuning, met bij-
zondere aandacht voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen,
de sociale economie, en vanuit ontwikkelingsoogpunt relevante initi-
atieven. De nieuwe wet m.b.t. de Belgische ontwikkelingssamenwer-
king bevestigt dat de lokale privésector een doorslaggevende factor
is in de ondersteuning van duurzame economische groei en de strijd
tegen armoede. In deze context is BIO uitgegroeid tot het uitvoerings-
agentschap van het Belgische ontwikkelingssamenwerkingsbeleid,
samen met de Belgische Technische coöperatie. Eind 2013 nam de
Belgische overheid de aandelen van de Belgische Maatschappij voor
Internationale Investering (BMI) over, om zo alleenaandeelhouder van
BIO te worden. De Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking
en Humanitaire Hulp (DG-D) zetelt nu in de raad van bestuur van BIO. In
maart 2014 werd de eerste beheersovereenkomst tussen de Belgische
Staat en BIO afgesloten. Al zowat een jaar lang intussen, plegen BIO en
DG-D regelmatig overleg over structurele aangelegenheden. Dit alles
draagt bij aan de volledige integratie van BIO in het Belgische beleid
voor ontwikkelingssamenwerking. Al deze significante wijzigingen
stellen BIO in staat om de komende jaren uit te groeien tot een onmis-
bare speler in het ontwikkelingsbeleid. »
9
BIO jaarverslag 2013
Aziz MebarekMede-oprichter van AfricInvest
« De privésector is de belangrijkste pijler voor de ontwikkeling van
onze Afrikaanse economieën en de beste manier om werkgelegen-
heid te scheppen, armoede te bestrijden, waarde te creëren, en
kennis over te dragen. Het succes van onze kmo’s als ruggengraat
van de privésector is grotendeels afhankelijk van de mate waarin ze
toegang hebben tot langetermijn en stabiele financiering, en in het
bijzonder tot kapitaalmiddelen die afgestemd zijn op hun potenti-
eel. BIO heeft zich als onze investeringspartner duidelijk gepositi-
oneerd in dit moeilijke segment, dat een belangrijke impact heeft
op duurzame ontwikkeling. De steun van deze instelling, waarmee
we intussen al bijna 10 jaar samenwerken, beperkt zich niet tot het
aanbrengen van kapitaal voor onze pan-Afrikaanse fondsen, of tot
het financieren van onze bedrijven via participaties of leningen,
maar omvat eveneens technische bijstand voor onze bedrijven.
BIO draagt eveneens bij tot een beter bedrijfsbeheer en perfor-
mantie en duurzamere sector. Zowel voor cogébanque (kmo-bank
in Rwanda), Exat (belangrijke rubberexporteur in Ivoorkust), APDL
(farmaceutisch labo dat zich toespitst op de productie van gene-
rische geneesmiddelen in Oeganda en West-Afrika), als voor Alios
(pan-Afrikaanse leasing- en financieringsgroep van materieel),
cFEs (een van de gekendste microfinancieringsverstrekkers in sub-
Sahara Afrika, die recentelijk ook activiteiten opstartte in Tunesië),
en Mansard (verzekeraar in Nigeria), bleek de ondersteuning van
BIO op een cruciaal moment in hun ontwikkeling één van de kritieke
succesfactoren. »
Jean-Michel SeverinoCEO van Investisseurs & Partenaires
« Het ondersteunen van de privésector in ontwikkelingslanden
is uiterst belangrijk en relevant in de huidige groeifase van de
wereldeconomie en van de opkomende landen als we significante
resultaten willen boeken op het vlak van armoedebestrijding en
duurzame ontwikkeling. Het engagement van BIO ten aanzien van
kmo’s is bijzonder cruciaal: het zijn net die bedrijven die de hoop
en toekomstige groei in armere landen belichamen, maar die het
vaak erg moeilijk hebben om financiering te vinden, veelal ook door
een gebrekkige werking van de lokale financiële sector. Nochtans
kunnen net die kmo’s een belangrijk aantal nieuwe banen creëren
in het officiële circuit, en als de kwaliteit van hun investeringen
verbetert, kan dat op termijn leiden tot een industriële ontwikke-
ling die in grotere mate energieneutraal is, meer respect heeft voor
natuurlijke hulpbronnen, en minder vervuilend is. Het belang dat
BIO hecht aan maatschappelijke verantwoordelijkheid en milieu-
vriendelijkheid, toont aan welke belangrijke potentiële impact hun
activiteiten op dat vlak hebben. »
10
BIO jaarverslag 2013
Abou Simbel OuattaraCEO van Moablaou, Burkina Faso
« De interventies van BIO vloeien voort uit het
resultaat van de analyse van het geheel aan bila-
terale samenwerkingsverbanden met ontwikke-
lingslanden. Alleen door rechtstreeks in kmo’s te
investeren, kan een economisch netwerk ontstaan
dat in staat is om armoede op een efficiënte manier
terug te dringen. Paradoxaal genoeg is het net in
ontwikkelingslanden die nog niet in staat zijn om
zelf hun voedselvoorziening te waarborgen, dat er minder dan 10% van
het overheidsbudget geïnvesteerd wordt in landbouw en veeteelt. De
onderneming Moablaou kreeg steun van BIO om zijn eierproductie te
verhogen. De interventie van BIO maakte het mogelijk om financiering
te vinden voor broodnodige investeringen in de pluimveesector in ons
land. Ons bedrijf heeft intussen zijn productiecapaciteit verdubbeld,
de lonen opgetrokken, ons klantenbestand en de distributie van onze
producten uitgebreid. Ook de management- en productiemethodes
werden geconsolideerd. Moablaou is uitgegroeid tot een toonaange-
vende onderneming die een bijdrage levert aan de strijd tegen armoede
door rechtstreekse jobs te creëren voor zowel vrouwen als mannen.
Dankzij BIO verhoogde ook de visibiliteit en aantrekkelijkheid van
Moablaou in de ogen van andere investeerders die interesse hebben
in het voortdurende groeiverhaal »
Anne GabouryCEO van Développement International Desjardins
« Développement International Desjardins (DID)
werd in 1970 opgericht met als bedoeling de
knowhow en ervaring van de groep Desjardins op
het vlak van microfinanciering te delen met opko-
mende landen en ontwikkelingslanden. Desjardins
is de grootste coöperatieve financiële groep in
canada en de nummer 5 wereldwijd. De missie van
DID bestaat erin om gediversifieerde, veilige, en
behoeftengebaseerde financiële diensten toegankelijk te maken voor
de minst gegoeden op onze planeet. Als pionier in de ontwikkeling en
ontplooiing van microfinanciering (ook wel gemeenschapsfinanciering
genoemd) is DID inmiddels uitgegroeid tot een wereldleider in deze
sector. DID is verheugd om op een financiële partner zoals BIO te
kunnen rekenen, die een professionele aanpak combineert met een
geduldige visie en die focust op concrete en duurzame resultaten. We
hopen ten zeerste dat deze samenwerking nog lang mag voortduren,
ten voordele van de duizenden (micro) kmo’s die nu via de door BIO
ondersteunde ondernemerscentra (EFc’s) toegang vinden tot finan-
ciering op hun maat. »
11
BIO jaarverslag 2013
BIO in cijfers
VIJF JAAR IN CIJFERS, MILJOEN EUR
2013 2012 2011 2010 2009
INKOMSTEN 18,6 19,9 13,6 12,1 7,07
NETTORESULTAAT 8,5 10,8 4,5 4,05 0,79
EIGEN VERMOGEN (GECUMULEERD) 600 581,6 473,1 368,1 359,1
OPERATIONELE KOSTEN / EIGEN VERMOGEN (IN %) 0,97 1,01 1,2 1,5 1,2
ONTWIKKELINGSIMPACT
DE CIJFERS VAN 2009-2013 IN EEN OOGOPSLAG
2013 2012 2011 2010 2009
TOTALE AANTAL INVESTERINGEN 132 117 96 85 72
PORTEFEUILLE (UITSTAANDE INVESTERINGEN), IN MILJOEN EUR
373,9 283,1 220,7 179,7 138,2
AANTAL NIEUWE GOEDGEKEURDE PROJECTEN 24 29 30 27 30
NIEUWE VERBINTENISSEN, IN MILJOEN EUR 124,5 145,1 126,3 114,6 63,8
NETTOVERBINTENISSEN*, IN MILJOEN EUR 547,6 461,6 397,7 331,1 261,1
PERSONEEL 41 41 38 36 27
* Ondertekende en door de RvB goedgekeurde projecten min terugbetalingen
Uit ramingen blijkt dat de in 2013 ondertekende projecten zullen bijdragen tot:
1.DE CREATIE OF HET BEHOUD VAN +/- 73.000 BANEN
+/- 23.000 directe banen +/- 50.000 indirect banen
2. HET BEREIK VAN +/- 20 MILJOEN EINDGEBRUIKERS VIA TELECOMMUNICATIE-INFRASTRUCTUUR
3. LOKALE OVERHEIDSINKOMSTEN DANKZIJ DE RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN VAN BIO
+ 64.000.000 REVENuE
12
BIO jaarverslag 2013
Stimulering van plattelandsontwikkelingPlattelandsontwikkeling belangrijk voor BIO
Sinds de stijging van de voedselprijzen in 2008 en de daaropvolgende voedselrellen op diverse plaatsen ter wereld, staan landbouw en plat-telandsontwikkeling weer hoog op de beleidsagenda. De voedselcrisis in 2008 maakte duidelijk dat veel ontwikkelingslanden kwetsbaar blijven voor bruuske verstoringen van het wereldwijde voedsel-systeem en toonde ook aan hoezeer het noodzakelijk is om lokale voedselproductie te stimuleren. Aangezien de vraag naar voedsel de komende decennia wellicht fors zal toenemen, onder impuls van de bevolkingsgroei en de opkomst van een middenklasse in ontwikke-lingslanden, zijn investeringen in de landbouw nog dringender, zeker in regio’s waar de investeringsgraad achterop hinkt en waar de pro-ductiviteitsniveaus ver beneden hun potentieel blijven. Dit geldt in het bijzonder voor sub-Sahara Afrika.
Het verhogen van de totale voedselproductie is evenwel niet de enige reden om
in landbouw te investeren. Armoede is in landelijke gebieden de voorbije twee
decennia gevoelig gedaald, hoofdzakelijk onder impuls van de snelle economische
groei in Oost-Azië. Desondanks wonen veruit de meeste arme mensen wereld-
wijd nog altijd op het platteland en de meesten van die armen op het platteland
doen aan landbouw. In het licht van die schrijnende plattelandsarmoede worden
investeringen in landbouw veelal beschouwd als de beste weg om aan armoede-
bestrijding te doen. Sommige studies suggereren dat het armoedereducerend
potentieel van landbouwinvesteringen twee tot drie keer zo hoog ligt als dat van
investeringen in andere sectoren.
Gezien de snelle verstedelijking in heel wat ontwikkelingslanden vragen sommi-
gen zich af of het wel verstandig is om van plattelandsontwikkeling een prioriteit
te maken, en of het niet nuttiger zou zijn om veeleer te investeren in de productie-
sector en de industrie. Ook een aantal economen onderschrijft deze visie, waarbij
ze aangeven dat geen enkele natie rijk is geworden zonder een fase van industriali-
satie door te maken. Wij denken daarentegen dat de verstedelijking de nood om te
investeren in plattelandsontwikkeling net kracht bijzet, en wel om twee redenen.
Ten eerste zijn veel grote stadskernen de voorbije decennia extreem gegroeid en
dreigen ze stilaan uit hun voegen te barsten. Vooral in sub-Sahara Afrika, waar
de productienijverheid nog in haar kinderschoenen staat, zijn de verstedelijkte
zones niet voorbereid op de massale instroom van plattelandsbewoners. Ten
tweede is de inkomensongelijkheid tussen de steden en het platteland in grote
delen van Latijns-Amerika en Azië zo snel toegenomen dat ze een voedingsbodem
vormt voor politieke en sociale onrust. De uitdaging bestaat er hier in om de
inkomens in landelijke gebieden te verhogen door meer kansen te creëren
voor commerciële landbouw, voor bedrijven buiten de landbouw, en voor
waardeketens die bruggen bouwen tussen landelijk en stedelijk gebied.
Toegang tot financiering
Hoewel landelijke gebieden in ontwikkelingslanden op zich een erg heterogeen
gegeven vormen – het platteland van Niger is niet dat van Honduras – kampen
plattelandsgezinnen wereldwijd toch met gelijkaardige obstakels op de weg naar
een beter bestaan. Een eerste struikelblok is de toegang tot financiering. Door
de systeemrisico’s die inherent zijn aan landbouw, de hoge transactiekosten om
13
BIO jaarverslag 2013
dunbevolkte gebieden te bereiken, het gebrek aan kredietbureaus en de moeilijk-
heden om onderpand te verkrijgen, deinzen veel gewone financiële instellingen
er voor terug om financiële diensten aan te bieden aan kleine lokale boeren.
Doordat ze moeilijk kredieten kunnen krijgen tegen betaalbare voorwaarden
gebeurt het dat boeren moeten afzien van winstgevende investeringskansen in
hun landbouwactiviteiten, of van het diversifiëren van hun activiteiten buiten de
landbouw. Traditioneel gingen veel microkredieten in de eerste plaats naar kleine
ondernemers in (half)verstedelijkt gebied, maar stilaan stromen die nu ook meer
en meer door naar plattelandsgebieden. Veel van deze microfinancieringsinstel-
lingen bieden trouwens niet alleen leningen aan, maar ook andere belangrijke
financiële diensten zoals spaar- en verzekeringsproducten.
Opleiding
Er is een groeiend besef dat het wegwerken van kredietbeperkingen op zich
geen wondermiddel is. Vaak hebben boeren onvoldoende kennis van moderne
landbouwtechnieken om hun productievolumes te verhogen en de vereiste kwa-
liteitsnormen te halen, waardoor het noodzakelijk is om naast financiële diensten
ook technische opleiding aan te bieden. Ook het verhogen van hun financi-
ele knowhow en hun ondernemersvaardigheden kan een hoge return hebben.
Gelukkig kwamen veel microfinancieringsinstellingen ook tot dit besef en biedt
een aantal van hen intussen aanvullende opleidingsdiensten aan bij de kredieten
die ze verstrekken.
Markten en infrastructuur
Investeringen door lokale boeren hebben maar zin als ze ook toegang hebben tot
markten waar ze enerzijds hun basisbenodigdheden kunnen aankopen (mest-
stoffen, verbeterd zaaigoed, enz.) en anderzijds hun producten tegen eerlijke
prijzen kunnen verkopen. Door hoge transactiekosten en andere marktinef-
ficiënties hebben de inputprijzen echter veelal de neiging om te stijgen en zijn
de outputprijzen te laag. Naast bureaucratie en regelgeving is een gebrekkige
infrastructuur veelal een van de hoofdoorzaken voor hoge transactiekosten.
Transportinfrastructuur is vaak onvoldoende aanwezig of in een belabberde staat,
is niet energiezuinig, en in gebieden waar nog geen mobiele telefoonnetwerken
zijn, verloopt de communicatie met andere spelers op de markt erg moeizaam.
Er is nood aan privé-investeringen om agrobedrijven te ondersteunen die
waardeketens voor lokale boeren creëren of aanvullen, en om de infrastruc-
tuur op het platteland te verbeteren.
Werkgelegenheid
Plattelandsontwikkeling is echter breder dan het stimuleren van kleine lokale
boeren. In veel ontwikkelingslanden buiten sub-Sahara Afrika is een meerderheid
van de plattelandsarbeidskrachten tewerkgesteld op de lokale arbeidsmarkt en
is er een grote behoefte aan meer en betere jobkansen voor plattelandsbe-
woners die geen grond bezitten. Daarbij kan het zowel gaan om banen in de
landbouwsector als daarbuiten. De problemen op het vlak van jobcreatie door
micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zijn grotendeels terug te voeren tot
dezelfde oorzaken als hierboven: moeilijke toegang tot financiering, personeel,
markten en infrastructuur.
Samenvattend kunnen we stellen dat niet alleen de uitdagingen maar ook de
kansen enorm groot zijn. Nu veel overheden de knip op hun budget houden, is
er meer dan ooit een belangrijke rol weggelegd voor de privésector om
economische opportuniteiten te creëren in plattelandszones in ontwikke-
lingslanden. Daarom hecht BIO er ook zoveel belang aan dat haar financieringen
het platteland bereiken, zowel via directe investeringen als door te investeren
in microfinancieringsinstellingen, banken en andere financiële instellingen die,
dankzij hun geografische nabijheid, financiering makkelijker toegankelijk kunnen
maken voor boeren en kmo’s dan dat BIO dat zelf kan vanuit Brussel. Hierna
plaatsen we een aantal projecten van BIO op dit vlak in de kijker.
14
BIO jaarverslag 2013
Stimulering van plattelandsontwikkeling
Toegang tot financiering en jobcreatie in landelijke gebiedenArmoede op het platteland heeft veelal te maken met een tekort aan jobs, wat dan weer veroorzaakt
wordt door onvoldoende toegang tot financiering, gebrekkige infrastructuur, onvolwassen markten,
enz. Het creëren van jobs, en dus van inkomsten voor plattelandsgezinnen, is een essentieel onder-
deel van armoedebestrijding. Er zijn maar weinig microfinancieringsinstellingen (MFI’s) die mikken
op plattelandsondernemers en op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.
In Nicaragua is 66%1 van de actieve bevolking zelfstandig of tewerkgesteld in een micro-onder-
neming, waardoor micro- en kleine ondernemers van cruciaal belang zijn voor de economische wel-
vaart van het land. Door deze micro-ondernemers op het platteland toegang te geven tot financiële
diensten, en hen zo te helpen hun bedrijfsactiviteiten uit te breiden, draagt Fondo de Desarrollo
Local (FDL) als microfinancieringsinstelling rechtstreeks bij tot de creatie van werkgelegenheid.
1. Studie uitgevoerd door het Instituut voor Statistiek van Nicaragua in 2012
15
BIO jaarverslag 2013
FDL biedt plattelands-gemeenschappen toegang tot financiering in de vorm van kleine leningen. Een brede waaier aan technische ondersteuningsprogramma’s en het via diverse netwerken ondersteunen van een vlottere markttoegang, is een sleutelfactor in de strategie van FDL. FDL bereikt met 37 kantoren zowat 60.000 klanten.
Inzetten op plattelandsontwikkeling
Fondo de Desarrollo Local
Business focus:
Plattelands-
financiering
Regio:
Centraal Amerika
Sector:
Microfinancierings-
instelling
Land:
Nicaragua
BIO’s investering:
uSD 4 miljoen
16
BIO jaarverslag 2013
Fondo de Desarrollo Local (FDL) is een non-profit microfinancieringsin-
stelling in Nicaragua die hoofdzakelijk leningen verstrekt aan micro- en
kleine ondernemingen. FDL spitst zich in grote mate toe op toegang cre-
eeren tot financiële diensten voor plattelandsgemeenschappen en mi-
cro-ondernemers, aan de hand van kleine leningen. Maar FDL biedt meer
dan alleen financiering: een brede waaier aan technische ondersteuning
en het ondersteunen van een vlottere markttoegang via diverse netwer-
ken, is eveneens een sleutelfactor in de strategie.
Veelal is de toegang tot financiële diensten ontoe-
reikend in landelijke gebieden doordat de banken
door de hoge operationele kosten niet happig zijn
om te investeren. Als banken toch investeren in
plattelandszones, leiden die hoge kosten vaak tot
exorbitante intrestvoeten die buiten het bereik van
micro- en kleine ondernemers vallen. FDL heeft een
aanbod ontwikkeld dat specifiek mikt op klanten in
landelijke gebieden, en het biedt kleinschalige lenin-
gen op maat aan die micro- en kleine ondernemers in
staat stellen om hun bedrijfsactiviteiten op te starten
of uit te breiden, en om te innoveren. FDL hanteert
de laagste tarieven in de microfinancieringssector op
het Nicaraguaanse platteland.
De microfinancieringscrisis in Nicaragua
De microfinancieringssector in Nicaragua had de wind
in de zeilen, tot in 2008 de wereldwijde financiële crisis
losbrak. Die leidde al vlug tot betalingsachterstanden
en aflossingsproblemen doordat klanten zich te diep in
de schulden hadden gestoken. Naarmate de toestand
van de economie achteruitboerde, werd de micro-
financieringssector ook nog eens getroffen door de
“No Pago”-beweging, een politieke en sociale groepe-
ring van schuldenaars die er anderen toe aanzetten
om hun schulden niet terug te betalen en die microfi-
nancieringskantoren dwongen hun deuren te sluiten,
in de hoop dat het parlement een wet zou stemmen
die een schuldmoratorium (betalingsuitstel) van 10
jaar zou invoeren. Het was een reactie op sommige
microfinancieringsinstellingen die hun klanten meer
leningen hadden opgedrongen dan ze konden dragen.
In die context dienden MFI’s en banken hun schulden te
herschikken en te herstructureren, en ging een aantal
MFI’s failliet. Internationale financierders vonden dat
de risico’s die verbonden waren aan Nicaragua te hoog
opliepen en ze trokken zich massaal terug, waardoor
de sector nog meer op apegapen lag.
De rol van BIO
BIO verstrekte in 2013 een lening van 4 miljoen
USD aan Fondo de Desarrollo Local om de uitbouw
17
BIO jaarverslag 2013
van zijn leningenportefeuille en de financiering van
micro-ondernemers in Nicaragua te ondersteunen.
Daarnaast biedt BIO ook begeleiding in het proces
dat FDL moet doen uitgroeien tot een volwaardige
financiële instelling.
In de nasleep van de crisis die de microfinancierings-
sector doormaakte, blijven buitenlandse investeerders
aarzelen om opnieuw in MFI’s in Nicaragua te investe-
ren. De investering van BIO in FDL is dan ook een sterk
signaal van vertrouwen dat helpt om de instroom van
fondsen naar Nicaragua opnieuw vlot te trekken.
Interview Julio Flores, CEO van FDL
Fondo de Desarrollo Local ontstond begin de jaren ‘90, na de oorlog in Nicaragua, als een spin-off van een universitair onderzoekscentrum.
Nitlapan is een onderzoekscentrum van de
Universidad centroamericana dat opgericht werd
in 1990, nadat in de jaren ‘80 een burgeroorlog had
gewoed in Nicaragua. De belangrijkste doelstelling
van Nitlapan was om ontwikkelingsalternatieven
voor Nicaragua te formuleren via onderzoeks- en
ontwikkelingsprogramma’s en bevolkingseducatie
in landelijke gebieden. Ten gevolge van de oorlog en
van de sputterende economie werd de nationale bank
opgedoekt. Er kwamen commerciële banken, maar
ContextTola is een dorp in het zuidwesten van Nicaragua, in het departement Rivas. In de streek heeft de bananenteelt de voorbije jaren een grote opmars gemaakt, zowel voor de binnenlandse consumptie als voor de export.
José Alberto Espinoza HurtadoJosé Alberto Espinoza Hurtado is 51 jaar. Tot in 2007 ver-bouwde hij traditionele graansoorten en werkte hij ook als baseballscheidsrechter in de intergemeentelijke competi-ties. Hij was al klant bij FDL en had er al leningen afgeslo-ten om graan te kunnen inzaaien voor eigen gebruik. Op dat moment woonde hij zonder bed of tv samen met zijn vrouw en twee kinderen en had hij slechts een perceel grond van 0,4 hectare.
Maar in 2007 was er de doorbraak van de bananenteelt, en José heeft die trein niet gemist. Hij besliste om een lening aan te vragen om bananen te kunnen kweken. Hij kreeg een lening uit de I&D-portefeuille van FDL om irrigatiemateriaal te kunnen aankopen, en opleiding en technisch advies. Stuk-je bij beetje kon hij zijn landbouwareaal uitbreiden. Dankzij een andere lening kon hij een bestelwagen aankopen en zijn inkomen diversifiëren door ook bananen te gaan verkopen.
Op de foto zien we José op zijn land, dat intussen een op-pervlakte van 3,2 hectare beslaat en goed is voor een op-brengst van zowat 52.000 bananen per hectare. Het gezin heeft een huis gekocht en José heeft ook een huis gebouwd voor zijn jongste zoon.
José Alberto Espinoza Hurtado Bananenteler en verkoper
Historiek: 25 terugbetaalde leningen
Woont in Tola, Villa Eddy Monterrey
18
BIO jaarverslag 2013
die waren alleen actief in stedelijk gebied, waardoor
er op het platteland onvoldoende toegang was tot
financiële diensten. In 1993 werd dan FDL opgericht
als verlengstuk van Nitlapan’s initiatief om kleine,
doorlopende kredietfaciliteiten te verstrekken aan de
plattelands- en landbouwsector. FDL werkt nog altijd
nauw samen met Nitlapan op het vlak van technische
bijstand, bedrijfsontwikkeling en juridische dienstver-
lening voor landbouwers en klanten op het platteland.
FDL heeft een portefeuille die specifiek mikt op kleine lokale landbouwers: de Investment & Development Portfolio.Deze portefeuille wil hen helpen om hun bedrijfsac-
tiviteiten verder uit te bouwen en te diversifiëren, en
om nieuwe opportuniteiten te grijpen. De leningen
beperken zich niet tot het financiële aspect, er wordt
ook samengewerkt met partners zoals Nitlapan om
technische bijstand te bieden. Zo werd er recente-
lijk technische ondersteuning geboden aan 3400
kleine koffieboeren. Wij bieden hen werkkapitaal
en Nitlapan biedt technisch advies om hun teelt- en
bemestingstechnieken te verbeteren of om plagen
zoals koffieroest te bestrijden. Andere voorbeelden
van samenwerking zijn strategische allianties met de
bedrijfswereld. Zo hebben we een samenwerkingsak-
koord met een bedrijf dat sesam commercialiseert:
dat bedrijf zorgt voor geschikt zaad en technische
bijstand, FDL financiert 50% van de technische
ondersteuning en verstrekt kredieten. En we gaan
nog een stap verder, door onze klanten ook onder-
steuning te bieden bij het vinden van afzetmarkten,
bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden te
sluiten met exportbedrijven. Bij benadering omvat
19
BIO jaarverslag 2013
de Investment & Development Portfolio zowat 15%
van alle leningen die door FDL worden verstrekt.
FDL hanteert in Nicaragua de laagste intrestvoeten op zijn microkredieten voor plattelandsontwikkeling. Hoewel FDL ontstond als een plattelandsinitiatief,
hebben we ook klanten in stedelijk gebied. Meestal
gaat het in steden om micro-ondernemers die een
handelsactiviteit uitoefenen. We diversifiëren onze
intrestvoeten in functie van de activiteiten van de
klant en van hun kapitaalrotatie. Micro-ondernemers
in de stad hebben een wekelijkse of maandelijkse geld-
omloop, terwijl dat voor landbouwers maar elke 6 of
8 maanden is, afhankelijk van hun teelt of activiteit.
Bijgevolg kunnen stedelijke klanten met een snellere
geldcirculatie ook iets makkelijker hogere rentevoe-
ten betalen, waardoor we de intrestvoeten in landelijk
gebied dan iets lager kunnen houden. Zowat 65% van
onze klanten woont op het platteland. Om alles draag-
baar te houden, hanteren we hogere rentevoeten voor
handels-, diensten- of consummentenkredieten,
terwijl landbouwleningen van lagere tarieven genieten.
FDL overleefde de microfinancieringscrisis in Nicaragua in 2009.FDL behoorde tot de microfinancieringsinstellingen die
slechts een beperkt deel van hun portefeuille verloren
zagen gaan tijdens de crisis: we reduceerden onze
portefeuille met 20%, terwijl de globale daling 53%
bedroeg in Nicaragua. FDL bood goed weerwerk aan
de crisis, zowel op het terrein als ten aanzien van zijn
investeerders, dankzij een transparante en proactieve
aanpak. De instelling weigerde om ook maar één van
zijn kantoren te sluiten, zelfs niet in die gebieden waar
de No Pago-beweging erg actief was en er klanten toe
aanspoorde om hun schulden niet terug te betalen. Het
lokale personeel van FDL bleef constant in dialoog met
de klanten en bekeek de mogelijkheden om leningen te
herstructureren. FDL verloor ook nooit het vertrouwen
in zijn klanten: klanten die in gebreke bleven maar hun
lening uiteindelijk toch terugbetaalden, konden daarna
probleemloos nieuwe kredieten aangaan. Andere MFI’s
wezen wanbetalers onverbiddelijk de deur, zelfs als
ze er toch in geslaagd waren hun krediet af te lossen.
FDL zag de bui ook aankomen en anticipeerde door
nog voor het hoogtepunt van de crisis alle internati-
onale investeerders persoonlijk uit te nodigen op een
bijeenkomst in Brussel. FDL stelde er zijn strategisch
crisisplan voor, dat gestoeld was op volledige trans-
parantie naar de investeerders toe. Dit sterke engage-
ment voor good governance en transparantie schiep
vertrouwen en stelde FDL in staat om financiering te
vinden in de moeilijke jaren 2009 en 2010. Toen de bank
Banex failliet ging, zagen de meeste MFI’s hun inves-
teerders vertrekken, maar dat was niet zo bij FDL. Na
2010 kregen we weliswaar ook af te rekenen met een
grotere financieringsschaarste, waardoor we beslisten
om onze portefeuille af te bouwen.
In 2013 ondertekende FDL een leenovereenkomst met BIO.BIO is een belangrijke partner voor FDL omdat we
dezelfde missie nastreven: we zien BIO als een ont-
wikkelingsagentschap en kijken ernaar uit om een
langetermijnrelatie uit te bouwen die onze verdere
groei zal ondersteunen.
www.fdl.org.ni
FDL overleefde de microfinancierings- crisis van 2009 met glans, dankzij goed bestuur en complete transparantie.
Julio Flores
20
BIO jaarverslag 2013
Stimulering van plattelandsontwikkeling
Toegang tot financiële diensten voor plattelands-gemeenschappenMicro- en kleine ondernemers spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van opkomende eco-
nomieën. Een belangrijk struikelblok voor de groei van deze bedrijven is dat ze moeilijk toegang
vinden tot geschikte financiering. Dankzij de ontwikkeling van de microfinancieringssector wordt
dit hiaat geleidelijk opgevuld. Professionele microfinancieringsinstellingen bieden micro-onder-
nemers financiële diensten aan om hun activiteiten uit te bouwen, verzamelen hun bescheiden
spaarbedragen om ze collectief te benutten en brengen de transacties die daarmee gepaard
gaan terug in het financiële systeem, waardoor de reguliere financiële sector in grotere mate
economische activiteiten gaat ondersteunen. De microfinancieringssector beleefde de voor-
bije jaren een sterke opmars. Leidende spelers in de sector hebben overtuigend aangetoond
dat goed beheerde microfinancieringsinstellingen een bijdrage kunnen leveren aan armoede-
bestrijding en jobcreatie. Microfinancieringen vinden echter nog altijd hoofdzakelijk hun weg naar
verstedelijkte gebieden, en het aanbod van duurzame microfinancieringsdiensten in landelijk ge-
bied blijft zwak, hoewel de meeste armen wereldwijd nog altijd op het platteland leven. Ondanks
de opmerkelijke verwezenlijkingen van de sector, ligt er dan ook nog een groot en grotendeels
onaangeboord potentieel voor microfinancieringsinstellingen (MFI’s) in landelijk gebied.
21
BIO jaarverslag 2013
Samenwerken tegen plattelandsarmoede
Rural Impulse Fund
De plattelandsimpulsfondsen ondersteunen microfinanciering s- instellingen in landelijk gebied en helpen hen o.a. met specifieke productontwikkeling in functie van hun behoeften en klanten. Het Rural Impulse Fund (RIF I) was het eerste commerciële microfinancieringsfonds dat bewust mikte op financieel duurzame MFI’s in landelijk gebied. De impulsfondsen bereiken meer dan 2,3 miljoen eindgebruikers.
Business focus:
Plattelands-MFI’s
Regio:
Verspreid
Sector:
Microfinanciering
investeringsfonds
BIO investering:
uSD 2 M equity
uSD 6.5 M lening
Bereik:
28
instellingen
19 landen
22
BIO jaarverslag 2013
RIF I werd gelanceerd in 2007 en was het eerste commerciële micro-
financieringsfonds dat inzette op financieel duurzame microfinancie-
ringsinstellingen op het platteland. RIF I wordt beheerd door Incofin
Investment Management, een gespecialiseerde beheermaatschappij
voor microfinancieringsfondsen in ontwikkelingslanden. RIF I was een
gezamenlijk project van de Nederlandse Financieringsmaatschappij
voor Ontwikkelingslanden (FMO), International Finance corporation
(IFc), de Europese investeringsbank (EIB), BIO en Incofin.
RIF I raakt intussen stilaan volledig ingetekend en het
is duidelijk dat de resultaten positief zijn, zowel op
financieel als maatschappelijk vlak, en dit ondanks
de financiële crisis van 2008. Het fonds speelde
volop zijn rol als katalysator om meer buitenlandse
investeerders ertoe over te halen in MFI’s op het
platteland te investeren. De MFI’s die financiering
ontvingen via RIF I zagen een duidelijke uitbreiding
van hun financieel aanbod en van hun middelen. In
2010 werd RIF II gelanceerd. Dit fonds kon meer
privé-investeerders aantrekken. Het is aanzienlijk
groter dan RIF I en kon voortbouwen op het succes
van zijn voorganger. De plattelandsimpulsfondsen
ondersteunen microfinancieringsinstellingen in lan-
delijk gebied en helpen hen o.m. met specifieke pro-
ductontwikkeling in functie van hun behoeften en
klanten. Zo ontwikkelde RIF I bijvoorbeeld specifieke
landbouwleningen voor kleine lokale landbouwers
in samenspraak met Kenya Women Finance Trust,
een Keniaanse MFI. Ook de geboden technische bij-
stand is een duidelijke meerwaarde voor de MFI’s
in kwestie.
Interview Geert Peetermans, Chief Investment Officer,
en Dina Pons, Social Performance Manager bij Incofin
Waarom is BIO belangrijk voor fondsen zoals RIF?GP: RIF I werd op de rails
gezet in 2005 en gelanceerd
in 2007. Het werd in die tijd
als een erg risicovol fonds
beschouwd, dus we moesten
eerst vertrouwen winnen
om een investeerdersgroep
te kunnen samenstellen.
Dankzij de toetreding van
diverse instellingen voor
ontwikkelingsfinanciering
kreeg het project meer geloofwaardigheid. BIO
was een belangrijke investeerder in het eerste RIF,
en toonde zo aan dat gerenommeerde spelers inte-
resse hadden in het project. BIO speelde m.a.w.
een cruciale rol om RIF I van de grond te krijgen. De
opvolger, RIF II, kon voortbouwen op het voorbeeld
en het vertrouwen van RIF I, en het ging dan ook van
start met meer privé-investeerders.
RIF mikt specifiek op microfinancierings-instellingen in landelijk gebied. Hoe kiezen jullie de spelers waarin jullie investeren?GP: We screenen de MFI’s om eerst te controleren
of ze toch een minimaal bereik hebben op het plat-
teland. Daarbij geldt een minimumdrempel van 30%,
waarbij we kijken in welke mate de kantoren van de
MFI op het platteland gevestigd zijn. Het minimum
was 30% maar in de praktijk haalden we een plat-
telandsbereik van zowat 65%.
De MFI’s waarin we investeren, bevinden zich niet
allemaal in landelijk gebied, maar de focus ligt toch
duidelijk op platteland.
DP: Om investeringsdoelwitten te vinden, werken
we samen met onze lokale investment managers. Zij
hebben vergaderingen met de MFI’s, onderzoeken
de financiële behoeften, enz. Soms hebben MFI’s
al van ons gehoord en stappen ze zelf op ons af
om informatie te vragen over de financieringsmo-
gelijkheden. In het andere geval stappen wij op de
MFI’s af, nadat we er zeker van zijn dat ze een profiel
hebben dat beantwoordt aan ons tweeledig inves-
teringsmandaat (financiële en maatschappelijke
prestaties), en gaan we hun financiële behoeften
onder de loep nemen.
23
BIO jaarverslag 2013
Eens jullie een MFI hebben geselecteerd, hoe wordt die dan verder gescreend?DP: Eens we de MFI hebben “gevonden”, zorgen
we ervoor dat die strookt met de missie van RIF.
We kijken naar de actieradius op het platteland en
voeren een volledige doorlichting uit, waarbij we
zowel de financiële prestaties als de prestaties op het
vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen
(MVO) analyseren. Dat omvat ook gesprekken met
het managementteam en bezoeken aan kantoren
om na te gaan of de uitgezette beleidslijnen en stra-
tegieën ook in de praktijk worden gebracht op het
terrein. We ontmoeten ook een aantal klanten om te
zien wat het uiteindelijke resultaat voor hen is. Op
basis daarvan kunnen we dan beslissen of de finan-
ciële duurzaamheid van de MFI toereikend is, en of de
MVO-managementsystemen die geïmplementeerd
werden of worden, beantwoorden aan de normen
inzake maatschappelijk verantwoord investeren.
Als de doorlichting achter de rug is en er beslist werd om te investeren, maar een MFI toch niet volledig voldoet aan bepaalde normen, ondersteunt Incofin hen dan om die alsnog te bereiken? GP: Incofin ondersteunt proactief de ontwikkeling
van normen. We hebben een aantal sociale vereisten
gekoppeld aan de financiering die we verstrekken.
Daarbij kunnen we zowel een passieve rol spelen, als
we geld hebben geleend, of een actieve rol, wanneer
we in het kapitaal van een onderneming zijn gestapt.
We beschikken ook over faciliteiten op het vlak van
technische bijstand, dus we kunnen een erg betrokken
en actieve rol spelen, bijv. door te helpen bij kwesties
die verband houden met productontwikkeling of met
corporate governance. Dat levert ook toegevoegde
waarde op voor de toekomst. Het belang van het
puur financiële aspect kan verminderen, bijv. omdat
een sector uitbreidt en er meer reguliere financie-
ringsbronnen beschikbaar komen, bijv. ook bij lokale
banken, maar institutionele opbouw blijft hoe dan ook
van groot belang. We bieden steeds meer technisch
advies om instellingen te helpen professionaliseren,
zowel inzake corporate governance als op andere ter-
reinen.
Als we het over het platteland hebben, denken we bijna automatisch aan leningen voor de landbouw. Vormen die het leeuwen-deel van de leningen in landelijk gebied?GP: Het eerste RIF mikte eigenlijk niet specifiek op
landbouwkredieten. Bij het volgende fonds dat we bin-
nenkort zullen lanceren (AGRIF), is dat wel zo. Bij de
eerste 2 fondsen (RIF I en RIF II) zaten we aan zowat 20 à
30% landbouwleningen, dus niet het grootste aandeel.
Plattelandseconomieën zijn wel georganiseerd rond
de landbouw maar steunen niet alleen op veeteelt en
akkerbouw. Er zijn ook heel wat verwante handels- en
dienstenactiviteiten in landelijk gebied, wat een divers
geheel aan economische activiteiten oplevert.
KWFT: bank voor ondernemende vrouwenKenya Women Finance Trust (KWFT) is een deposito- en microfinancierings-instelling in Kenia die hoofdzakelijk actief is in afgelegen plattelandsgebieden en arme stadszones waar de toegang tot financiële dienstverlening een grote uitdaging vormt. KWFT mikt specifiek op vrouwen en biedt een aantal innova-tieve diensten aan, zoals mobiel bankieren. In 2012 deed RIF I een quasi-kapi-taalinbreng van 1,5 miljoen USD in KWFT. Bovenop die investering bood RIF I ook technische begeleiding om KFWT te helpen bij de ontwikkeling van een landbouwleningenaanbod.
Susan Nyambura KimaniWeduwe en moeder van twee, ging in 2013 voor het eerst een lening aan bij KFWT om haar kledingzaak “Susan Fashions” in Limuru uit te bouwen.
24
BIO jaarverslag 2013
De microfinancieringssector beleefde een aantal diepe crisissen, met als hoofdprobleem vooral klanten met een te hoge schuldenlast. Hoe verifieert Incofin of microfinancieringsinstellingen de “client protection principles” (CPP’s)2 naleven?DP: Tijdens de due diligence spenderen we veel tijd
aan het analyseren van de soliditeit van het krediet-
verstrekkingsproces en aan de methodologie om de
terugbetalingscapaciteit van klanten te beoordelen.
We besteden ook aandacht aan cPP nummer 2 inzake
het voorkomen van te hoge schuldenlasten: elke
2. De client Protection Principles (cPP’s) beschrijven de minimale bescherming die klanten van een MFI mogen verwachten. Deze principes zijn overgenomen van de client Protection Principles van de consultative Group to Assist the Poor (cGAP). cGAP is een mondiaal partnerschap van 34 vooraanstaande organisaties die zich inzetten voor financiële inclusie. Er zijn in totaal 8 cPP’s.
investment manager dient na te gaan of er systema-
tisch een allesomvattende analyse wordt uitgevoerd
naar de maximale draagcapaciteit van elke klant. Op
die manier zijn kredietbeslissingen niet alleen geba-
seerd op onderpand of waarborgen maar ook op de
reële terugbetalingscapaciteit, met een grondige
analyse van inkomsten en uitgaven. De investment
manager screent ook de beschikbare richtlijnen m.b.t.
kredietverstrekking en controleert in gesprekken met
de mensen op het terrein - regiomanagers, kantoor-
directeurs, kredietverantwoordelijken, en uiteindelijk
ook de eindklanten - of die regels ook daadwerkelijk
worden nageleefd.
Eens we met RIF hebben geïnvesteerd, controleren
we of de gefinancierde instellingen de cPP’s naleven.
In het geval van leningen gebeurt dat aan de hand
van jaarlijkse screenings. Daarbij wordt er gekeken
of de cPP’s die voorheen al geïmplementeerd waren,
dat nog altijd zijn, en ook of eventueel vastgestelde
hiaten intussen verholpen werden.
In het geval van kapitaalinvesteringen gebeurt die
screening en monitoring meer “hands-on”, aangezien
een van onze investment managers dan in de raad
van bestuur zetelt en daar zaken kan aankaarten. Zo
kunnen ze bijvoorbeeld eerst voorstellen dat de MFI
een zelfevaluatie uitvoert m.b.t. het klantbescher-
mingsbeleid, zodat er kan nagedacht worden over
een betere aanpak en geschikte tools om het cPP-
beleid te optimaliseren.
BIO investeert rechtstreeks in MFI’s die het leerde kennen via RIF
BIO doet een aantal directe investeringen in MFI’s die oorspronkelijk financiering ontvingen via RIF. Sembrar Sartawi is een voorbeeld van zo’n microfinancierings-ngo in Bolivia, die op dit moment 21 kantoren heeft en 12.000 klanten, en die focust op het aanbieden van diverse leenfor-mules voor micro-ondernemers en kleine land-bouwproducenten. De aanpak van Sembrar is vrij uniek doordat hij niet beperkt blijft tot financi-ele ondersteuning maar leningen ook vergezeld worden van technisch advies om best practices in de praktijk te brengen en de productiviteit te verhogen. De MFI zorgt ook voor een vlottere
markttoegang voor zijn klanten en verstrekt hen actuele prijsinformatie. Het resultaat is een ge-integreerde oplossing die Sembrar Sartawi in staat stelt om een hogere productiviteit en een hogere productkwaliteit te stimuleren, en om dynamischere en duurzamere plattelandsmark-ten te promoten in Bolivia. BIO leerde Sembrar kennen als indirecte investeerder via het RIF. In 2013 sloot BIO dan een leenovereenkomst van 2 miljoen USD af met Sembrar, waardoor de sa-menwerking met de MFI nauwer werd. De lening draagt rechtstreeks bij tot een hogere krediet-verleningscapaciteit van Sembrar ten gunste van
kleine boeren en micro-ondernemers in afgele-gen plattelandsgebieden in Bolivia. In de praktijk betekent dit ook dat BIO rechtstreeks bijdraagt aan de creatie van tewerkstelling in deze armere landelijke gebieden: aangezien Sembrar niet al-leen financiële diensten aanbiedt zoals lenen en sparen, maar ook technische ondersteuning le-vert om de kwantiteit en de kwaliteit van de land-bouwproductie te verhogen en de markttoegang voor zijn klanten te verbeteren, zijn de positieve effecten op de tewerkstelling aanzienlijk.
25
BIO jaarverslag 2013
Incofin biedt meer dan alleen financiering. Waar ligt de additionaliteit van een fonds zoals RIF I?GP: We volgen uiteraard het “do no harm”-principe
met betrekking tot microfinanciering, maar onze
echte meerwaarde ligt in het feit dat we het hoogst
haalbare nastreven op het vlak van productontwik-
keling en plattelandsontwikkeling.
We zijn sterk betrokken bij de instellingen waarmee
we in zee gaan en we verschuiven onze focus steeds
meer van schuld- naar kapitaalinvesteringen omdat
die een nog hoger niveau van betrokkenheid toelaten.
Iemand uit ons team wordt dan specifiek aan een
instelling toegewezen en zetelt ook vaak in de raad
van bestuur. Onze investment manager discussieert
dan ook met het management over de investerings-
strategieën. Waar dat mogelijk is, bieden we ook
technische ondersteuning. We doen dus veel meer
dan alleen financiering verstrekken: we bieden als
het ware “smart finance” aan, in die zin dat we echt
een engagement aangaan, strategieën bespreken
en bijkomende ondersteuning bieden om die strate-
gieën te realiseren. Het grote verschil met commer-
ciële investeerders is dat we niet op zoek zijn naar
een dominante of controlerende positie, maar naar
partnerships.
BIO investeert nu rechtstreeks in een aantal MFI’s die voorheen gefinancierd werden via RIF. Fungeert RIF dan ook als bruggenbouwer tussen ontwikkelingsfinancieringsinstellingen en andere investeerders enerzijds, en de micro-financieringsinstellingen anderzijds?
GP: We hebben een afspraak met BIO waarbij wij
als het ware als “makelaar” fungeren. Voorbeelden
daarvan zijn Sembrar Sartawi in Bolivia (zie pagina
22) en Fundeser in Nicaragua. Wij komen de MFI’s
makkelijker op het spoor dankzij onze lokale aan-
wezigheid via onze kantoren. We kunnen de MFI’s
dan aan BIO voorstellen, en BIO beslist dan of het al
dan niet rechtstreeks wil investeren, wat in de twee
bovenstaande gevallen gebeurd is.
RIF I is stilaan volledig ingetekend en ook RIF II loopt goed. Als we naar de toekomst kijken, wat zit er dan nog in de pijplijn? GP: Het AgRIF-fonds wordt de logische opvolger van
RIF I & II. Bij RIF mikten we niet specifiek op krediet-
verstrekking aan landbouwers. Daar zal bij het vol-
gende fonds wel uitdrukkelijk de klemtoon op liggen.
We zullen dat op twee manieren doen: door in eerste
instantie te blijven focussen op financiële instellin-
gen, maar door er tegelijk sterker over te waken dat
er een aanbod is van specifieke producten voor de
financiering van kleine landbouwers. Uiteraard dient
de portefeuille de lokale economie te weerspiegelen
en is pure landbouwfinanciering vanuit dat oogpunt
geen optie. We hopen dat zowat 50% van de por-
tefeuille in lokale boeren zal investeren. Daarnaast
hebben we ook werk gemaakt van rechtstreekse
landbouwfinancieringen, via het aanbieden van
financiële diensten rechtstreeks aan producenten-
organisaties, coöperatieven en landbouwbedrijven.
www.incofin.com
26
BIO jaarverslag 2013
Stimulering van plattelandsontwikkeling
De rurale waardeketenEen grote uitdaging waar plattelandsgezinnen mee kampen in hun strijd voor een beter
bestaan, is hun slechte verbinding met markten. Een vlotte markttoegang is niet alleen
belangrijk om hun producten te verkopen, maar ook om materiaal en benodigdheden te
kunnen aankopen. Bij de ontwikkeling van markten die ook afgelegen landelijke gebieden
ontsluiten, botst men op heel wat struikelblokken; vaak is er een gebrek aan meerdere
markten. Aangezien de werking van de ene markt vaak afhankelijk is van een andere markt,
heeft een geïntegreerde aanpak met de simultane ondersteuning van diverse activiteiten
langsheen de waardeketen – van de aankoop van grondstoffen en basisproducten over
de productie en verwerking tot de marketing en distributie – de grootste kans op slagen.
De twee projecten waarop we hierna inzoomen tonen aan hoe BIO meer kansen biedt aan
plattelandsgezinnen door hun toegang tot inkoop- en verkoopmarkten te verbeteren, maar
ook door hen technische opleidingen en aanverwante diensten aan te bieden. SEDIMA is
een succesvolle onderneming in Senegal die actief is in de pluimveesector. Naast de eigen
broed- en kweekactiviteiten levert SEDIMA ook basisproducten, -diensten en materiaal
aan een uitgebreid netwerk van lokale kwekers. Laiterie du Berger, eveneens een bedrijf uit
Senegal, is actief in de zuivelsector. Voor haar melkaanvoer steunt deze melkerij gedeel-
telijk op lokale boeren en helpt ze hen ook om hun productie op te voeren en hun inkomen
te verhogen.
27
BIO jaarverslag 2013
Verticale integratie van de volledige waardeketen
SEDIMA Sénégalaise de Distribution de Matériels Avicoles
De Senegalese pluimveesector is een van de meest veelbelovende agrarische sectoren om werk te maken van armoedebestrijding en om de economische groei te ondersteunen. De sector is goed voor 17% van het bruto binnenlands product, boekte in 2012 een omzet van 132 miljard cFA-frank, biedt werk aan ruim 30.000 mensen, en liet sinds 2000 een groei van 80% optekenen.
Business focus:
Pluimveehouderij
Regio:
Afrika
Sector:
Agricultuur
BIO investering:
EuR 3,7 miljoen
EuR 150.000 TA
Land:
Senegal
28
BIO jaarverslag 2013
Al van bij zijn oprichting in 1988 heeft SEDIMA als doelstelling om bij te
dragen tot een grotere mate van voedselzelfvoorziening voor Afrika en
om één van de leiders te worden in de pluimvee- en diervoedersector in
sub-Sahara Afrika. Vandaag is het bedrijf markleider in Senegal met een
marktaandeel van 39% op de markt voor dagkuikens en van 35% op de
diervoedermarkt. SEDIMA streeft ernaar de volledige productieketen
te omvatten, van het kweken van kippen tot het produceren van tarwe
voor verwerking in diervoeders.
De onderneming speelt een belangrijke rol in de ontwik-
keling van pluimveeboerderijen in Senegal doordat ze
de kwekers kwaliteitsvolle producten aanlevert en ook
de installatie van kweek- en legboerderijen verzorgt.
SEDIMA commercialiseert toebehoren voor de pluim-
veesector, levert kant-en-klare pluimveeinstallaties en
zorgt voor een kwalitatief kader en degelijke opleidingen
voor de kwekers.
SEDIMA omvat vandaag een broederij van 14 miljoen
dagkuikens per jaar, een kwekerij van 150.000 leg-
en braadkippen per jaar, een pluimveeboerderij van
750.000 kippen en een eierproductie van 350.000
leghennen. Daarnaast heeft de onderneming ook een
voederverwerkingsbedrijf met een jaarlijkse productie-
capaciteit van 150.000 ton, een graanmolen voor de
productie van patisseriebloem met een capaciteit van
250 ton per jaar, en een verkooppunt voor pluimveeuit-
rusting. De jaaromzet is in 10 jaar tijd gestegen van
6 miljoen naar 30,5 miljoen EUR. SEDIMA heeft 215
werknemers en 100 dagloners, en zorgt via zijn 200
distributeurs voor zowat 1000 indirecte jobs.
SEDIMA scoort ook hoog op het
vlak van gendergelijkheid: zowel
in het algemene management als
in de raad van bestuur bekleden
vrouwen hoge posities.
De onderneming is uitgegroeid
tot een modern agrobedrijf en
het kan daarbij bogen op ruim
30 jaar ervaring, gekwalificeerd
en gemotiveerd personeel, en
een efficiënte organisatie. De
installaties van SEDIMA zijn bijzonder modern en van
het kwaliteitsniveau van Europese pluimveebedrijven.
SEDIMA implementeert ook een kwaliteitsgerichte
aanpak (hygiëne, veiligheid, milieuzorg, personeelsbe-
leid, procedures, infrastructuur, enz.) en een klantge-
richte aanpak, waarbij het zoekt naar oplossingen op
maat van de lokale of regionale pluimveehouders.
Het bedrijf blijft groeien en zit niet verlegen om nieuwe
projecten of vooruitzichten. Tot de uitdagingen voor de
Seynabou Seck Diawara, vice-algemeen directeur 1997-2004, algemeen directeur 2007-2013, CEO sinds januari 2014
29
BIO jaarverslag 2013
toekomst behoren onder meer de bouw van een nieuwe
hoofdzetel, met betere werkomstandigheden voor het
personeel en meer mogelijkheden om klanten te ont-
vangen, het opzetten van een industriële slachtketen
in samenwerking met lokale pluimveehouders, en het
inrichten van percelen voor industriële graanteelt (o.a.
maïs).
Tastbare impact op de lokale en regionale plattelandsontwikkeling
Senegal is een partnerland van de Belgische ont-
wikkelingssamenwerking. Het kampt met dezelfde
uitdagingen op het vlak van industriële ontwikkeling
als veel andere landen in de regio en heeft nood aan
een sterke privésector. Een privésector die onder-
steund wordt door mensen die de moed hebben om
te investeren in sectoren die op productievlak lokale
toegevoegde waarde creëren en die voor jobs zorgen.
Met een aandeel van 17% van het bruto binnenlands
product in Senegal, een omzet van 132 miljard cFA-
frank in 2012, meer dan 30.000 directe en indirecte
jobs, en een groei van bijna 80% tussen 2000 en
2012, is de Senegalese pluimveesector een van de
meest veelbelovende agrarische sectoren om werk
te maken van armoedebestrijding en ondersteuning
van de economische groei.
Het leeuwendeel van de productie van SEDIMA is
bestemd voor de binnenlandse markt, maar een
deel wordt ook geëxporteerd, hoofdzakelijk naar
Mauritanië, Gambia en Mali. SEDIMA probeert ook
voet aan de grond te krijgen in Guinee-Bissau en
Guinee-conakry. Door haar activiteiten en diensten
30
BIO jaarverslag 2013
voor lokale pluimveehouders, door de creatie van
lokale toegevoegde waarde en door het scheppen
van zowel rechtstreekse als onrechtstreekse jobs,
heeft de groep SEDIMA een belangrijke impact op de
ontwikkeling van het Senegalese platteland. Er zijn
heel wat landbouwers betrokken bij de activiteiten
van SEDIMA en de onderneming heeft momenteel
bijna 1100 actieve klanten.
www.sedima.com
Interview Babacar Ngom, CEO van de groep SEDIMA
In 2013 werd SEDIMA bekroond met de “gouden kauri” voor de meest innovatieve onderneming. Hoe realiseerde een self-made ondernemer zo’n succes?
Ik startte in 1976 een pluimveeboerderij op met een
totale investering van 100.000 cFA. Vandaag heeft
de groep SEDIMA een kapitaal van 2 miljard cFA,
dat volledig in handen is van Senegalese aandeel-
houders.
Welke impact had de eerste investering van BIO in 2007, voor een bedrag van 700.000 EuR?Dat project beoogde de uitbreiding van onze
bestaande vestiging in Dakar, die zich exclusief toe-
spitste op de productie van voeders voor pluimvee
en herkauwers, zowel voor de lokale markt als voor
31
BIO jaarverslag 2013
export binnen de regio (hoofzakelijk Mauritanië en
Mali). De investering van BIO werd gebruikt om onze
marktpositie voor leghenvoeders te consolideren en
om nieuwe producten te lanceren (korrels en energie-
rijke producten), goed voor een totale productiecapa-
citeit van 100.000 ton per jaar voor kippenvoeders en
50.000 ton per jaar herkauwersvoeders. De expansie
maakte het mogelijk om het droogteseizoen door te
komen. De totale productiecapaciteit is vandaag
150.000 ton, uitbreidbaar tot 300.000 ton.
De 3 miljoen financiering die in 2013 werd overeengekomen met BIO zal gebruikt worden voor de bouw van een graanmolen. Waarom zo’n maalderij?Als onderdeel van het ontwikkelingskader van de
groep SEDIMA werd er een fabriek voor diervoeders
opgericht. Alle tarwezemelen die afkomstig zijn van
de molen zullen gebruikt worden door de diervoeder-
fabriek. De tussenkomst van BIO in dit project omvat
ook een luik technische bijstand met opleidingen van
het personeel voor de maalderij en het integreren van
kwaliteitsmanagement (ISO 22000) binnen het bedrijf.
Wat is het voordeel van een eigen meelproductie te hebben?Zoals voor alle producten, schommelt de prijs van
tarwezemelen in functie van vraag en aanbod. Dankzij
de maalderij zullen we de kostenstructuur van onze
(pluim)veevoederfabriek beter kunnen beheersen.
Dus dankzij dit project zal SEDIMA de volledige productieketen beslaan?Dat klopt. We zullen dan broedeieren, kuikens, leg- en
braadkippen, consumptie-eieren, tarwe, pluimvee-
en veevoeders produceren. We streven daarbij naar
een maximale toegevoegde waarde lokaal, en dragen
bij aan de ontwikkeling van een grotere regionale en
nationale voedselzelfvoorziening. We hopen dat BIO
ons zal blijven ondersteunen in onze verdere uitbrei-
ding.
Interview Patrick Englebert, Adviseur / Hoofd
Ontwikkelingssamenwerking Belgische ambassade te Dakar
Senegal is een land met een
enorm potentieel. Het kan
bogen op een vrij grote stabili-
teit, op goed opgeleide arbeids-
krachten, en op een natuurlijke
omgeving die geschikt is voor
landbouw en veeteelt. Het is
een land met sterke ambities op socio-economisch
vlak en met verschillende institutionele partners die
willen helpen om die ambities ook waar te maken.
Er wordt ook in toenemende mate een beroep gedaan
op bedrijven uit de privésector om de ontwikkeling
van het land aan te zwengelen. Die bedrijven dragen
bij aan waardecreatie die herverdeeld wordt in de
vorm van jobs en dus ook inkomens, maar ook aan
een betere toegang tot kwalitatieve basisproducten
tegen betaalbare prijzen.
Ondanks die troeven is Senegal geen ontwikkeld
land. Bijna 1 op 2 inwoners leeft in armoede en bijna
20% van de bevolking, hoofdzakelijk op het platte-
land, kampt met ondervoeding.
Een bedrijf zoals SEDIMA pas perfect binnen een
ontwikkelingsaanpak gebaseerd op het valoriseren
van lokaal beschikbare middelen en het ondersteu-
nen van mensen in armoede. Sinds zijn oprichting is
SEDIMA zijn activiteiten blijven diversifiëren met de
bedoeling om voor diverse producten onafhankelijk
te worden van buitenlandse leveranciers. De volledige
bevolking van Senegal heeft baat bij de activiteiten
van SEDIMA: de pluimveesector beleefde een sterke
ontwikkeling, met talrijke micro-ondernemingen die
de volledige consumptiemarkt kunnen bevoorraden
met kippenvlees en eieren.
Met zijn nieuwe maalderij wil het bedrijf de aanvoer
van basisgrondstoffen beter beheersen. Tegelijk
verhoogt SEDIMA de industriële productiecapaciteit
voor tarwe en draagt het bij aan een competitiever
klimaat, een noodzakelijk ingrediënt om de economie
te stimuleren en voor een aantrekkelijke prijszetting
voor de consument te zorgen.
32
BIO jaarverslag 2013
Ontwikkeling van een netwerk van landbouwers in landelijke gebieden
Laiterie du Berger
Amadou BA, Gaudi: “Ik heb gehoord dat er landen zijn waar veehouders met een kudde van dertig melkkoeien zich een auto kunnen veroorloven, hun kinderen naar de universiteit kunnen sturen om ingenieur te worden... Hier hebben we kuddes van meer dan honderd koeien en we zijn arm!Dat verandert met de verkoop van melk: melk maakt alles mogelijk.”
Business focus:
Melkproductie en
-inzameling
Regio:
Afrika
Sector:
Agricultuur
BIO investering:
EuR 1,38 miljoen
EuR 45.000 TA
Land:
Senegal
33
BIO jaarverslag 2013
BIO werkt als partner mee aan de structurering van het plaatselijke
melknetwerk sinds Laiterie du Berger (LDB) in 2008 werd opgericht.
De ondersteuning bestond uit twee leningen (380.000 EUR in 2008 en
1 miljoen EUR in 2010) en twee projecten voor technische bijstand. LDB is
het eerste zuivelverwerkend bedrijf dat melk krijgt aangeleverd van plaat-
selijke semi-nomadische veehouders nabij de Mauritaanse grens.
Toen het bedrijf in 2007 werd opgestart, was de
plaatselijke inzameling goed voor 100% van de toe-
levering van de fabriek. Tegen 2012 was dat gedaald
tot 53%. In de rest van de behoefte werd voorzien
door poedermelk. Naar schatting zou de plaatse-
lijke melkproductie jaarlijks met 5% kunnen stijgen.
Voorlopig is die productie echter onvoldoende om de
behoeften van de fabriek te dekken en het afgewerkte
melkproduct te produceren, waarnaar de vraag snel
toeneemt. Tegelijk zijn de inkomsten uit de verkoop
van melk te laag voor de veehouders om zich te
kunnen verankeren in de economie van het land en
echte perspectieven op lange termijn te hebben om
hun behoeften te vervullen.
Tegen die achtergrond heeft LDB zijn melkinzame-
lingsstrategie voor 2016 herzien. De strategie voorziet
in de voortzetting van de melkinzameling bij traditio-
nele Nomadische veehouders in de streek van Diéri en
in de oprichting van productievere melkbedrijven in de
streek van Walo, naast landbouwactiviteit.
De ontwikkeling van traditionele veeteelt en melkin-
zameling door LDB wordt technisch ondersteund
door een Franse NGO (GRET) en is gekoppeld aan
34
BIO jaarverslag 2013
de financiering van het project “Toegang tot diensten en
structurering van melkveehouders in het departement
Dagana in Senegal”.
De ontwikkeling van de veeteelt door de oprichting van een
pilootbedrijf was mogelijk dankzij de technische bijstand
van BIO. De interventie van BIO heeft betrekking op ver-
schillende aspecten: technische supervisie van het piloo-
tbedrijf, validatie van een productiever standaardras dat
beter is aangepast aan de omstandigheden in de Sahara,
opzetting van een fokkudde, productie van voedsel op
basis van plaatselijke bijproducten (bladeren van suiker-
riet, rijststro) met een verbeterde voedingswaarde en
technische opleiding van veehouders. BIO vervult ook
een katalyserende rol in het aantrekken van potentiële
investeerders voor middelgrote landbouwbedrijven.
BIO steunt LDB bij het opzetten van een geschikte
managementstructuur voor de productievestiging in
Richard Toll. De technische bijstand heeft betrekking
op de uitwerking en uitvoering van een oriëntatieplan
voor de industriële ontwikkeling, de oprichting van een
team van plaatselijke managers en de installatie van een
controlesysteem voor het management van de fabriek,
door productieprocedures te formaliseren en industriële
activiteiten te integreren in het informatiesysteem van
het bedrijf. Het doel is om tegen 2025 met de huidige
groep veehouders 250 mini-landbouwbedrijven op te
richten, los van het pilootbedrijf en andere middelgrote
landbouwbedrijven. Dat komt overeen met een produc-
tieve kudde van zo’n 1250 koeien die jaarlijks ongeveer
4 miljoen liter melk leveren.
You can find ‘laiterieduberger’ on Facebook.
35
BIO jaarverslag 2013
Interview Bagoré Bathily, oprichter en algemeen directeur van
Laiterie du Berger
Waarom hebt u Laiterie du Berger opgericht?In 2005 merkte ik dat bijna 90%
van alle melk die in Senegal
wordt geconsumeerd, geïm-
porteerd wordt in poedervorm.
En dat terwijl 4 miljoen mensen,
voornamelijk Fulbe, traditioneel leven van veehouderij
en dus melk kunnen produceren. Ik kwam toen op het
idee om een bedrijf op te richten dat zuivelproducten
produceert op basis van plaatselijk ingezamelde melk,
waardoor de veehouders hun leefomstandigheden
zouden kunnen verbeteren. Intussen heeft LDB een
merk opgebouwd met een sterk penetratiepotentieel
(Dolima) en draait het bedrijf een mooie omzet in een
zeer competitieve markt.
Welke rol speelt BIO in dit project?Het project biedt een overtuigend alternatief waardoor
de veehouders hun leefomstandigheden kunnen ver-
beteren, de melk die ze produceren kunnen opwaar-
deren en producten van “Europese” kwaliteit tegen
“Senegalese” prijzen op de markt kunnen brengen.
BIO ondersteunt LDB in de hele waardeketen (inza-
meling, verwerking, kwaliteitscontrole, toelevering,
verkoop, marketing, financieel beheer) en heeft de
capaciteiten van het productieteam en de steun aan
veehouders versterkt. Het gaat erom dat de veehou-
ders worden aangemoedigd om hun productiviteit te
verbeteren door hen een referentie te bieden via het
pilootbedrijf, knowhow via praktische en theoretische
opleiding, en ondersteuning door het aanbieden van
diverse diensten, eenvoudige managementtools,
veevoeder, enz
Wat is de impact van dit project op het vlak van ontwikkeling en wat wint de lokale bevolking erbij?In tegenstelling tot wat men doorgaans denkt, is het
probleem in Afrika in het algemeen en in Senegal
meer in het bijzonder niet altijd te wijten aan de lage
productiviteit van de plaatselijke koeien, maar aan de
afwezigheid van een efficiënt distributiecircuit om de
producten in te zamelen, te verwerken en te versprei-
den naar groeiende stedelijke markten. De melk die
de veehouders produceren gaat vaak verloren omdat
er eenvoudigweg geen markt is. Dankzij Laiterie du
Berger maakt de plaatselijke veeteelt een belangrijke
ontwikkeling door en de inkomsten van de veehou-
ders die deelnemen aan het project zijn dankzij de
verkoop van melk naar schatting verdrievoudigd.
Voor de fabriek er was, waren alleen de kalfjes gelukkig. Nu zijn wij dat ook!
Ahmet Diallo
We moeten niet langer melk weggieten. Ik dank God en de fabriek.
Ifra Malick Sow
Ooit zal deze melk mijn kinderen voeden.
Binta Kouna Sow
36
BIO jaarverslag 2013
Stimulering van plattelandsontwikkeling
Landelijke infrastructuurNet als de beperkte toegang tot krediet belemmert ook het gebrek aan infrastructuur,
elektriciteit en water kmo’s om te groeien. BIO zette zijn eerste stappen in deze sector toen
het in 2010 een overeenkomst sloot met FMO, de Nederlandse Financierings-Maatschappij
voor Ontwikkelingslanden. De investeringen van BIO in infrastructuurprojecten zijn
rechtstreeks of via intermediaire instellingen gericht op elektriciteitsproductie op basis van
hernieuwbare energie (wind-, zonne-, waterkracht-, geothermische of bio-energie), met
inbegrip van de aspecten energie-efficiëntie, transport, water en telecommunicatie. De
toegevoegde waarde van de financiering van BIO in deze sector komt voornamelijk voort
uit de langere looptijden van de leningen, die zowel de uitvoeringsfase als de operationele
periode dekken, waar de commerciële financieringsmarkten niet de nodige bedragen of
looptijd bieden. De belangrijkste ontwikkelingseffecten van deze projecten zijn de productie
van hernieuwbare energie, de impact op het probleem van de klimaatsverandering
(verlaging van cO2-uitstoot), een betere werking van de publieke energiesector dankzij de
komst van privé-exploitanten en de overdracht van moderne technologieën voor schonere
energie.
37
BIO jaarverslag 2013
Landelijke infrastructuur
Helios Towers DRC
Helios Towers DRc levert oplossingen voor mobiele technologie in de Democratische Republiek congo en geeft mensen in gebieden met een lage dekkingsgraad, vaak op het platteland, op die manier toegang tot betaalbare telecommunicatiediensten.
Business focus:
Telecommunicatie
Regio:
Afrika
Sector:
Infrastructuur
BIO investering:
uSD 14 miljoen
Land:
DRC
38
BIO jaarverslag 2013
Deze transactie is voor BIO het eerste grote project
op het vlak van telecommunicatie-infrastructuur in de
DRc. De DRc is een focusland voor BIO en de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking, en het project strookt
met de strategie van BIO om de telecommunicatie-
infrastructuur en de toegang tot informatie in Afrika te
verbeteren, met bijzondere aandacht voor landelijke
gebieden. Infrastructuur, met name wat transport
en communicatie betreft, blijft een belangrijk aan-
dachtsgebied dat investeringen vereist om de ontwik-
keling van de economie van de DRc in de toekomst te
stimuleren. Helios Towers DRc (HTD) is de eerste en
momenteel enige onafhankelijke eigenaar en beheer-
der van telecommunicatiemasten in de DRc. De DRc is
een van de grootste markten in Afrika en heeft tegelijk
een van de laagste penetratiegraden voor telecommu-
nicatie. In 2011 verwierf HTD een portefeuille van 728
telecommunicatiemasten van mobiele operator Tigo.
Eind 2013 had HTD een portefeuille van 741 masten in
eigendom of beheer, waaronder 651 actieve masten
en 90 uitgeschakelde masten die opnieuw werden
geactiveerd. De uitrol en bedrijfsresultaten van HTD
lijken de verwachtingen te overtreffen. HTD heeft
raamovereenkomsten voor de verhuur van de tele-
communicatiemasten gesloten met alle vijf mobiele
operatoren (Africell, Bharti Airtel, Orange, Tigo en
Vodacom) en met een aantal internetproviders. De
operatoren zijn er zich van bewust dat de uitbreiding
van het netwerk in landelijke gebieden cruciaal is om
het ware potentieel van de markt in de DRc te kunnen
benutten. Geografische expansie is de sleutel tot de
duurzaamheid van het model. Bovendien worden alle
operatoren door de lokale regulator verplicht om hun
geografische dekkingsgraad te vergroten, zoals in de
licentieovereenkomsten is overeengekomen.
Mobiele technologie om de financiële inclusie en ontwikkeling in gebieden met een lage dekkingsgraad te versnellen
Wegens de kostenstructuur van financiële retaildien-
sten zijn de traditionele financiële instellingen er tot
nog toe niet in geslaagd om klanten met een laag
inkomen te bereiken. Dat is met name het geval in
afgelegen gebieden. Het is voor banken zelden eco-
nomisch interessant om fysieke kantoren te bouwen
en te exploiteren ten dienste van de armen. En zelfs
mochten dergelijke kantoren bestaan, dan zouden de
klanten niet bereid of in staat zijn om de vergoedingen
te betalen die de banken, gezien de omvang van de
transacties en/of stortingen van hun klanten, zouden
moeten aanrekenen om hun kosten te dekken. Dit
Tegen 2018 zullen 8 miljoen mensen toegang hebben tot financiële diensten dankzij mobiel bankieren
Het project Helios Towers DRc Infraco sprl, dat in december 2013 werd
ondertekend, is gericht op de uitbreiding van het netwerk van telecom-
municatiemasten in de Democratische Republiek congo (DRc), ook in
landelijke gebieden, om particuliere klanten en plaatselijke bedrijven
toegang te geven tot betaalbare telecommunicatiediensten.
39
BIO jaarverslag 2013
probleem is nog groter in landelijke gebieden, waar
de bevolkingsdichtheid laag is.
Daarentegen heeft 40% van de mensen met een laag
inkomen in Afrika toegang tot een mobiele telefoon.
Bovendien zijn er meer dan een miljard klanten in
opkomende markten die reeds toegang hebben tot
een mobiele telefoon, maar die geen formele bank-
rekening hebben.
Er doet zich dus een enorme kans voor om het leven
van miljoenen financieel uitgesloten mensen te ver-
beteren door via de uitgebreide distributienetwerken
en vertrouwde merken van de mobiele operatoren
dergelijke financiële diensten aan te bieden. In die
context is toegang tot mobiele technologie van
essentieel belang voor de plaatselijke financierings-
instellingen. In 2007 waren er in de lokale banken in
de DRc slechts 100.000 bankrekeningen geregis-
treerd. Intussen is dat aantal gestegen tot 2 miljoen.
Dankzij mobiel bankieren zullen in 2018 naar schat-
ting 8 miljoen mensen toegang hebben tot financiële
diensten.
Interview Philippe Loridon, CEO van Helios Towers Africa in de DRC
Hoe belangrijk is mobiele telecommunicatie in Afrika? In sub-Sahara Afrika zijn er
zo goed als geen vaste lijnen.
Mobiele communicatie is de
enige vorm van communicatie tussen stedelijke
bevolkingscentra en plattelandsdorpen en vormt
de basis voor mobiele bank- en internetdiensten.
Lagere communicatiekosten (mogelijk gemaakt
door mobiele telefonie) verbeteren de productiviteit
in tal van sectoren (logistiek, landbouw, productie,
gezondheidszorg) en zorgen voor een bredere
toegang tot onderwijs. Naast de tastbare voordelen
beantwoordt het feit dat familieleden goedkoop met
elkaar kunnen communiceren ook aan een sociale
behoefte, gezien de omvang van Afrikaanse families
en het menselijke verlangen om met elkaar in contact
te blijven. Het belang van mobiele telefonie is nog
groter in een land met de omvang van de DRc (bijna
zo groot als West-Europa), met 75 miljoen inwoners
en een gebrekkige infrastructuur.
Waarom is het voor de mobiele operatoren interessant om de activiteiten met betrekking tot de masten uit te besteden aan HTD?Mobiele operatoren kunnen op die manier hun kapi-
taalinvesteringen en bedrijfskosten verlagen, zodat
ze zich kunnen concentreren op hun kernactiviteiten:
de consument telefoniediensten verkopen met een
betere netwerkkwaliteit en lagere tarieven. Bovendien
kunnen de operatoren dankzij de lagere kosten voor
de masten hun mobiele aanwezigheid versterken en
voldoen aan de vereisten van de geografische ont-
wikkeling onder de exploitatievergunning, en kunnen
ze investeren in nieuwe toepassingen zoals mobiel
bankieren. Ook de speed-to-market is een concur-
rentievoordeel voor iedere mobiele operator die onze
masten gebruikt om zijn dekkings- of capaciteitsbe-
hoeften te vervullen. Tot slot konden we, omdat het
onderhoud van masten onze corebusiness is, de
kwaliteitsnorm voor het netwerk verhogen tot 99,75%
beschikbaarheid zonder onderbreking.
Wat zijn de uitbreidingsplannen van HTD in de DRC, met name in landelijke gebieden?HTD volgt de operatoren. Een verlaging van de kosten
maakt het mogelijk om het netwerk uit te breiden in
landelijke gebieden, die traditioneel minder winstge-
vend zijn. Zo maakte Tigo, een van onze operatoren,
in oktober 2013 bekend dat het na zijn terugkeer naar
twee geteisterde oostelijke provincies van de DRc
(Noord- en Zuid-Kivu) in minder dan drie maanden
meer dan 250.000 nieuwe klanten had geworven. We
hebben het netwerk van Tigo in enkele maanden tijd
uitgebreid van 40 naar 70 sites, met een stijging van
de uptime van minder dan 80% tot 99%. Daarnaast
maakten we de lancering mogelijk van 3G op 22 sites
in de twee grootste steden. Zonder Helios zou deze
expansie bijna een jaar in beslag hebben genomen en
zouden de kosten 3 keer hoger zijn geweest.
Welke impact heeft de investering van BIO in dit project?BIO verstrekt financiering samen met de Duitse
partner DFI (DEG), als aanvulling op het commerciële
40
BIO jaarverslag 2013
luik. De investering laat ons toe om meer sites uit te
bouwen voor onze klanten, die de communicatievoor-
zieningen in de DRc en de toegang tot mobiele dien-
sten voortdurend verbeteren.
Voor welke uitdagingen staat het project? De omvang van het land en de beperkte infrastructuur
zijn de twee grootste uitdagingen in de DRc en hebben
een grote invloed op onze kosten. Bovendien maakt
de onbetrouwbare elektriciteitsbevoorrading via het
openbare elektriciteitsnetwerk de stroomvoorziening
van onze sites er niet eenvoudiger op, aangezien we
moeten zorgen voor voldoende noodcapaciteit via
generatoren. In bepaalde gevallen installeren we deep-
cycle batterijen om de hoge uptime in stand te houden
en het brandstofverbruik te beperken. Andere uitda-
gingen zijn de diefstal van brandstof en de beperkte
kwaliteit van de aannemers. De diefstalproblematiek
hebben we kunnen terugdringen door middel van een
extern monitoringsysteem, en de aannemers met wie
we samenwerken krijgen nu een opleiding in een van
onze vier regionale kantoren (Kinshasa, Matadi, Goma
en Lubumbashi).
Heeft het project een positieve impact op het milieu? Het project gaat de wildgroei van telecommunicatie-
masten tegen, wat het stedelijk landschap ten goede
komt. Daarnaast zorgt het project voor een afname van
het totale brandstofverbruik van de sites en verkleint
het de cO2-voetafdruk van de sector. En bovendien
leiden de initiatieven van Helios, zoals de installatie
van moderne generatoren met hybride oplossingen
en deep-cycle batterijen, tot een dieselverbruik dat in
veel gevallen 40% lager ligt, wat onmiskenbaar een
positieve invloed heeft op het milieu.
De activiteiten van Helios lijken een model te bieden voor de meeste sub-Sahara Afrikaanse landen met een lage penetratiegraad voor mobiele telefonie. HTD is ook actief in Tanzania en Ghana. Heeft HTD ook plannen in andere landen?Ja, de HTA Groep in Londen is actief op zoek naar
nieuwe businessopportuniteiten in andere Afrikaanse
landen. In 2014 zal Helios zijn activiteiten wellicht
uitbreiden naar nieuwe landen en er de huidige suc-
cessen uit de DRc, Tanzania en Ghana proberen te
herhalen.
www.heliostowersafrica.com
41
BIO jaarverslag 2013
42
BIO jaarverslag 2013
Landelijke infrastructuur
Rajasthan Sun
Rajasthan Sun zal India voorzien van schone en duurzame energie en zal de diversificatie van het energiesysteem van het land bevorderen. Zo’n 350.000 mensen zullen in een van de armste staten van India toegang krijgen tot energie. Het project draagt bij aan de verlaging van de cO2-uitstoot met 270.000 ton per jaar.
Business focus:
Zonne-energie
Regio:
Azië
Sector:
Hernieuwbare
energie
BIO investering:
uSD 20 miljoen
Land:
India
43
BIO jaarverslag 2013
Het project voor geconcentreerde zonne-energie van 100 MW bevindt
zich in de Indiase staat Rajasthan, naast een ander zonnecellenproject
van 40 MW. De projectlocatie bestaat uit een afgelegen, onvruchtbaar
woestijngebied van 340 hectare met beperkte biodiversiteit en zonder
enig economisch nut. Het project is eigendom van Reliance Power, het
grootste private energieproductiebedrijf in India, en verkreeg financie-
ring voor een bedrag van 302 miljoen USD.
Met zijn langetermijnfinanciering in harde valuta
draagt BIO bij aan de leefbaarheid van het project
op basis van een redelijk elektriciteitstarief.
Langetermijnfinanciering in USD is in India zeer
beperkt. De interventie van BIO is dus een belangrijke
aanvulling op de financiering die lokaal beschikbaar is.
Het project wordt ontwikkeld onder fase I van de
Jawaharlal Nehru National Solar Mission, die zich als
doel heeft gesteld om 20 GW zonne-energie te produ-
ceren tegen 2020. Het zal India voorzien van schone
en duurzame energie en de diversificatie bevorderen
van het energiesysteem van het land, dat grotendeels
afhankelijk is van vervuilende thermische centrales.
Het project komt in aanmerking voor het clean
Development Mechanism (mechanisme voor schone
ontwikkeling in het kader van het Kyoto-protocol) en
zal naar schatting zorgen voor een verlaging van de
cO2-uitstoot met meer dan 270.000 ton per jaar.
Verwacht wordt dat het project voldoende energie zal
opwekken voor 346.000 mensen in Rajasthan, een
van de armere staten van India. Tijdens de uitvoe-
ringsfase werden door de projectonderneming meer
dan 300 werknemers aangeworven.
In de loop van de 18-jarige investeringsperiode zal
de overheid jaarlijks verschillende miljoenen dollar
belastingsinkomsten ontvangen. De onderneming
levert een financiële bijdrage aan de verbetering van
het basisonderwijs en de invoering van lunchpro-
gramma’s in scholen.
Dit project is het grootste project voor geconcen-
treerde zonne-energie ter wereld en een volgende
stap in de ontwikkeling van een van de grootste por-
tefeuilles voor hernieuwbare energie in India.
Als een van de grootste zonne-energieprojecten ter wereld zal Rajasthan Sun meer dan 350.000 mensen in een van de armste staten van India voorzien van schone energie.
44
BIO jaarverslag 2013
Chantal VANDE GuCHT
Quentin ANTOINE
Anita SERRATE
Luuk ZONNEVELD
Johan GEERAERTS
Bettina PIRA
Stéphane RYELANDT
Yumi CHARBONNEAu
Tine VLIETINCK
Luciana GASPAR
Bram THuYSBAERT
Karin CREMERS
Jenny DECuYPER
Nadia VANDEN BERGH
Katrien VANDENBuSSCHE
Zina BEKHOuCHE
Noémie HOORNAERT
Alexis LOSSEAu
Eric SuTTOR
Ons
45
BIO jaarverslag 2013
Nathalie DE WINDT
Anne DEMEuSE
Alain DE MuYTER
Carole MAMAN
Michèle HuSSON
Simone VERBRAEKEN
Anne BERGER
Géraldine CROSSET
Jens HuTYRA
Anne EMMERECHTS
Lotje DE RIDDER
Catherine LE RICHE
Ann OLEK
Paul GOOSSENS
Milena LOAYZA
Dimitry VAN RAEMDONCK
Ignace VAN SYNGHEL
Denis POMIKALA
Nicolas BLONDEAu
Eric VAN DEN BOSCH
Laetitia COuNYE
46
BIO jaarverslag 2013
Activiteiten en resultaten
De interventies van BIO zijn gericht op micro-, kleine
en middelgrote ondernemingen. BIO ondersteunt
deze ondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks
via investeringen en co-financiering van haalbaar-
heidsstudies en capaciteitsopbouw.
De ondernemingen die BIO ondersteunt, creëren
jobs en lokale toegevoegde waarde, genereren belas-
tingsinkomsten voor de overheid en dragen bij aan de
opbouw van institutionele en beheerscapaciteiten. In
2013 konden er mede dankzij de interventies van BIO
meer dan 60.000 lokale jobs worden gecreëerd of
behouden. Deze interventies hebben een belangrijke
invloed op de ontwikkeling van de lokale economieën,
met name door hun effect op de jobcreatie en over-
heidsinkomsten, de energievoorziening, de onder-
steuning van kmo’s en landbouwers, de vermindering
van het isolement van lokale bevolkingsgroepen en
de ontwikkeling van de financiële sector.
De concrete effecten van de interventies van BIO
worden beoordeeld en gemeten aan de hand van
relevante criteria op het gebied van ontwikkeling
die door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking
worden gehanteerd, zoals de opbouw van institu-
tionele en beheerscapaciteiten, de economische
en sociale impact, de technische leefbaarheid van
projecten, de aandacht voor gendergelijkheid, en
respect voor de bescherming en het behoud van
het milieu. Daarnaast financiert BIO ook opleidingen
en andere vormen van capaciteitsopbouw voor de
ondernemingen waarin het investeert en hun per-
soneel. Alle projecten van BIO bevorderen de over-
dracht van technologie en kennis op lokaal niveau en
helpen de lokale belastingsinkomsten te verhogen
door het creëren van toegevoegde waarde.
In 2013 keurde BIO 24 nieuwe investeringsdossiers
goed voor een totaal bedrag van zo’n 124,5 miljoen
euro, evenals 9 dossiers voor technische bijstand
voor een bedrag van 630.000 euro. Er werden 22
investeringscontracten en 6 projecten voor techni-
sche bijstand ondertekend. In 2013 werden zeven
leningen volledig terugbetaald.
Op 31 december 2013 omvatte de portefeuille van
BIO 132 projecten met een uitstaande investering
van 374 miljoen EUR. De nettoverbintenissen op
diezelfde datum bedroegen bijna 548 miljoen EUR.
Institutionele ontwikkelingen
Nieuwe wetgeving voor BIODe Belgische Staat heeft de aanzet gegeven tot
een moderniseringsproces voor de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking. De nieuwe Wet betref-
fende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking van
19 maart 2013 is de concrete invulling van dat proces.
Deze wet beoogt duurzame menselijke ontwikkeling
door het bevorderen van acties die bijdragen aan
inclusieve, eerlijke en duurzame economische groei.
Institutioneel verslag
47
BIO jaarverslag 2013
In het kader van dit moderniseringsproces heeft de
Belgisch Staat ook de hervorming van BIO afgerond.
centraal in deze hervorming stond de goed-
keuring in december 2013 door de Kamer van
Volksvertegenwoordigers van een nieuwe wet tot
wijziging van de wet betreffende de oprichting van
BIO uit 2001. In deze nieuwe wet wordt de specifieke
missie van BIO bevestigd, namelijk de ondersteuning
van lokale micro-, kleine en grote ondernemingen.
Verder wordt het mandaat van BIO uitgebreid naar
nieuwe activiteiten zoals basisdiensten voor de bevol-
king en de ondersteuning van ondernemingen in de
sociale en solidaire economie. In de toekomst zal BIO
activiteiten kunnen ontplooien in zo’n vijftig ontwikke-
lingslanden, met inbegrip van landen met een gemid-
deld inkomen, hogere schijf, zoals bepaald door de
commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van
de OESO, die voorheen waren uitgesloten uit het
interventiedomein van BIO.
Bovendien strookt deze nieuwe wet met het werk van
het Global Forum on Transparency and Exchange of
Information for Tax Purposes van de OESO. Staten
die worden beschouwd als niet-transparant of met
weinig of geen belastingswetgeving worden uitdruk-
kelijk uitgesloten uit het interventiedomein van BIO.
De nieuwe wet voorziet onder andere in een manage-
mentcontract tussen BIO en de Belgische Staat om
zo efficiënt mogelijk te kunnen functioneren. Ook
worden in de wet de governanceregels uiteengezet
door het aantal bestuurders en de samenstelling
van de Raad van Bestuur van de onderneming vast
te leggen. Zo heeft BIO sinds 28 januari 2014 een
vernieuwde Raad van Bestuur met 12 leden en een
permanente waarnemer.
Sinds januari 2014 heeft de Belgische Staat 100% van
het kapitaal van BIO in handen. Dat is het resultaat
van de aankoop van de aandelen van de Belgische
Maatschappij voor Internationale Investering, de
historische aandeelhouder van BIO.
Externe evaluatieIn 2012 werd op initiatief van de Dienst Bijzondere
Evaluatie van het Belgisch Ministerie van Ontwik-
kelingssamenwerking een diepgaande externe audit
uitgevoerd naar de manier waarop BIO functioneert.
Het verslag werd gepubliceerd in december 2012 en
bevestigt de fundamentele rol van BIO als geschikt
instrument ter ondersteuning van de langetermijn-
ontwikkeling van de private sector in ontwikkelings-
landen.
In de audit werd vooral gekeken naar de financiële
situatie van BIO, zijn investeringsstrategie, activi-
teiten, governance en HR-beleid. De auditor deed
een aantal aanbevelingen om interventies in de toe-
komst nog doeltreffender, efficiënter en relevanter te
maken. Op enkele wijzigingen en verbeteringen na,
luidde de conclusie van het verslag dat de missie van
BIO zorgvuldig verwoord en weloverwogen was op
het moment van de oprichting. De evaluatie beves-
tigt ook dat het gebruik van investeringsfondsen
de meest efficiënte en doeltreffende manier is om
kleinere ondernemingen en/of ondernemingen in
landelijke gebieden te bereiken.
In 2013 werd de tweede fase van de in 2012 gestarte
evaluatie afgerond door de Dienst van de Bijzondere
Evaluatie van de Ontwikkelingssamenwerking.
In deze tweede fase verrichtten de beoordelaars
enkele terreinbezoeken om vijf criteria te beoordelen:
relevantie, effectiviteit, efficiëntie, additionaliteit en
coherentie van de interventies van BIO. Ze bezochten
en analyseerden 63 projecten in 9 landen in Afrika,
Azië en Latijns-Amerika op basis van een represen-
tatieve steekproef van de verschillende investeringen
van BIO.
Het verslag van de eerste fase kan worden geraad-
pleegd op www.bio-invest.be.
Het verslag van de tweede fase wordt in de loop van
2014 gepubliceerd.
Organisatie
Human resourcesOm in zijn missie te slagen, kan BIO rekenen op
een team van 40 professionals. BIO streeft ernaar
in zijn HR-strategie dezelfde duurzame principes
en waarden toe te passen die het extern promoot.
Meer dan drie jaar geleden werd de aanzet gegeven
tot de modernisering van het HR-management. De
principes die aan de basis liggen van deze herziening,
zijn de volgende:
• Vaardigheden en expertise behouden, ontwikkelen
en overdragen binnen de organisatie, in de context
van een duurzaam HR-management;
48
BIO jaarverslag 2013
• De collectieve en individuele prestaties meten en
waarderen op basis van SMART-doelstellingen die
ook kwalitatieve indicatoren omvatten waarin de
efficiëntie (bereikte doelstellingen) en de effectivi-
teit (manier om die te bereiken) worden weerspie-
geld;
• De bestaande middelen optimaliseren binnen de
financiële beperkingen en tegelijk nieuwe kansen
voor loopbaanontwikkeling creëren;
• Deze verschillende elementen integreren in een
motiverend beloningsbeleid om de vaardigheden
en competenties die de organisatie nodig heeft te
belonen en de individuele behoeften en verwach-
tingen te respecteren.
Dit leidde in 2013 tot een herzien verloningsraam-
werk, gekoppeld aan een aangepaste functieclas-
sificatie op basis van een competentierooster. In
dezelfde periode werden aan het personeel nieuwe
flexibele werkpatronen aangeboden voor een beter
evenwicht tussen werk en privéleven en een moderne
werkorganisatie.
Know Your Customer-beleidBIO streeft er voortdurend naar om zijn investe-
ringsnormen en -procedures te verbeteren. In dat
kader ontwikkelde en implementeerde BIO twee jaar
geleden een “Know Your customer”-beleid (KYc).
De bedoeling van dat beleid is het beperken van het
financiële en reputatierisico dat verband houdt met
de aard van de activiteiten van BIO in ontwikkelings-
landen. Het verplicht medewerkers om doorheen
de verschillende fasen van het investeringsproces
uitgebreid onderzoek te doen naar de achtergrond
en integriteit van potentiële doelondernemingen, met
name via lokale contacten (banken, ambassadever-
tegenwoordigers, leveranciers, enz.), opzoekingen
op het internet, generieke webgebaseerde tools en
sanctielijsten van o.a. de VN, de EU en België.
Meer specifiek kijkt KYc naar aspecten zoals belas-
tingontduiking, relaties met politiek prominente per-
sonen, arbeidsomstandigheden, landroof, corruptie,
fraude, terrorisme, enz. Op die manier verzekert BIO
zich ervan dat zijn businesspartners betrouwbaar zijn
en dat de verstrekte fondsen niet worden gebruikt
voor het witwassen van geld of de financiering van
terrorisme.
In 2013 werd de in 2012 uitgevoerde interne con-
trole van de KYc-procedure aangevuld met een
externe audit. Deze bestond uit een gap-analyse
van de bestaande KYc-procedure met de toepas-
selijke regelgeving en een individuele controle van
de verschillende dossiers. Op enkele kleine aan-
bevelingen ter verbetering na, werden de huidige
KYc-activiteiten in de audit beoordeeld als solide en
in overeenstemming met de bestaande normen. Uit
de audit bleek ook dat de risicobeoordeling en KYc-
opzoekingen grondig werden uitgevoerd en goed
werden gedocumenteerd. Op basis van het tijdens de
audit verkregen inzicht in de praktische organisatie
van de KYc-procedure, werd er een opleiding geor-
ganiseerd om het personeel bewuster te maken en te
helpen bij de uitwerking van gepaste methodes om
de klant te leren kennen en te begrijpen, en de risico’s
van iedere investering zorgvuldig te leren beheersen.
De aanbevelingen naar aanleiding van de externe
audit en andere geleerde lessen worden momenteel
vertaald in verdere verbeteringen voor de KYc-
procedure en de toepassing ervan in de praktijk. In
2014 zal BIO inspanningen blijven leveren om het
KYc-beleid en de toepassing ervan te actualiseren
en in overeenstemming te houden met nationale
en internationale normen en best practices tegen
witwaspraktijken en de financiering van terrorisme,
zoals dat ook bij gelijkaardige ondernemingen
gebeurt.
49
BIO jaarverslag 2013
50
BIO jaarverslag 2013
Portefeuille
Overzicht activiteiten 2013
Op 31 december 2013 telde de portefeuille van BIO
132 projecten voor directe financiering aan kmo’s,
infrastructuurprojecten en ondersteuning van de
lokale financiële sector ten bate van kmo’s. Op
31 december 2012 omvatte deze portefeuille
117 dossiers.
Financiële middelen
De financiële middelen van BIO worden door de
Belgische regering toegekend in de vorm van ont-
wikkelingscertificaten. In combinatie met eerdere
financiering waren de totale beschikbare middelen
voor investeringen (met uitzondering van subsidies)
eind 2013 goed voor 595 miljoen EUR.
Human resources
Eind 2013 bestond het team uit 40 mensen van
7 verschillende nationaliteiten.
Activiteiten
Nieuwe aanvragenIn 2013 ontving BIO 195 financieringsaanvragen voor
een totaal bedrag van 804 miljoen EUR. Hiervan
wordt in totaal 379 miljoen EUR in overweging
genomen om ontvankelijk te worden verklaard.
Er was een stijging van 54% ten opzichte van 2012,
toen er 127 aanvragen werden ingediend.
Projecten goedgekeurd in 2013In 2013 keurde de Raad van Bestuur 24 investerin-
gen goed met een totale waarde van 124,5 miljoen
EUR. Dat is een daling van 14 procent ten opzichte
van 2012. Van deze nieuwe verbintenissen voor 2013
heeft 69 procent betrekking op het Afrikaanse con-
tinent.
Ondertekende contractenIn 2013 sloot BIO contracten voor een gecombi-
neerde waarde van 112 miljoen EUR. Dit is een lichte
daling ten opzichte van 2012 (120 miljoen EUR).
Subsidies
Haalbaarheidsstudies In 2013 werden op goedkeuringsniveau door de Raad
van Bestuur geen nieuwe verbintenissen voor haal-
baarheidsstudies goedgekeurd en werden 2 overeen-
komsten voor een haalbaarheidsstudie gesloten voor
een totaal bedrag van 138.770 EUR.
Technische bijstandOp goedkeuringsniveau werden in 2013 9 aanvragen
voor subsidies goedgekeurd voor een totaal bedrag
van 638.549 EUR. In 2013 werden zes overeenkom-
sten voor technische bijstand gesloten voor een
totaal bedrag van 561.050 EUR.
51
BIO jaarverslag 2013
CONTRACTEN ONDERTEKEND IN 2013 IN ‘000 EURO (1 EUR = 1,3791 USD)
Projecten Sector Land/regio Bedrag Percentage
AFRIKA 72.175 64%
Financiële sector 25.711
Pulse Financial Services Microfinanciering Zambia 1.500
BCI Regionale bank Mozambique 10.877
Access Bank FOI Regionale bank Tanzania 334
Oragroup Regionale bank Togo 3.000
Africinvest Fin Sector Fund Kmo-financiering Afrika 5.000
CNAV II Kmo-fonds Marokko 5.000
Ondernemingen 21.312
CDPA Agribusiness Benin 3.000
SCL FOI Agribusiness Senegal 4.000
Sedima FOI Agribusiness Senegal 3.000
GBS Telecom DRC 435
Indorama Agribusiness Nigeria 10,877
Infrastructuur 25,152
Bharti Airtel Telecom Afrika 15.000
Helios Towers Telecom DRC 10.152
AZIË 20.956 19%
Financiële sector 17.040
Prasac FOI Kmo-fonds Cambodja 5.438
Acleda Regionale bank Cambodja 7.251
Citizens Dev B Finance Kmo-financiering Sri Lanka 4.351
Ondernemingen 3.916
NVTS Agribusiness Mongolië 3.916
LATIJNS-AMERIKA & CARAÏBEN (LAC) 18.852 17%
Financiële sector 18.852
Sembrar Sartawi Microfinanciering Bolivia 1.450
FDL Microfinanciering Nicaragua 2.900
Fundeser Microfinanciering Nicaragua 725
Banpais Regionale bank Honduras 10.877
Locfund II Microfinanciering LAC 2.900
TOTAAL 111.983 100%
Financiële sector 61.603 55%
Ondernemingen 25.228 23%
Infrastructuur 25.152 22%
Globale portefeuille
Nettoverbintenissen
Op 31 december 2013 waren de nettoverbintenis-
sen van BIO3 goed voor 547,6 miljoen EUR tegen de
geldende EUR/USD-wisselkoers. Wat volume betreft
(bij constante koers), betekent dit een stijging van
20 procent ten opzichte van de 459,3 miljoen EUR
in 2012.
Evolutie nettoverbintenissen (miljoen EuR)
0
100
200
300
400
500
600
102.6
125.5
172.9
261.4
331.1
397.7
459.3
547.6
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Begunstigden
MicrofinancieringBankenFinanciële instellingenInvesteringsfondsen MFI Investeringsfondsen SMEOndernemingenInfrastructuur
14%
22%
7%21%
12%
20%
4%
3. Nettoverbintenissen = getekende en BoD-goedgekeurde projecten - terugbetalingen
52
BIO jaarverslag 2013
uitstaande investeringen
De uitstaande investeringen (volume uitkeringen
min terugbetalingen) waren op 31/12/2013 goed
voor een bedrag van 374 miljoen EUR tegen de gel-
dende USD/EUR-wisselkoers. In volume kenden de
uitstaande investeringen een stijging van 32 procent
ten opzichte van 2012.
Geografische spreidingSommige investeringen van BIO hebben betrekking
op fondsen of ondernemingen die meerdere landen,
regio’s of zelfs continenten omvatten. Deze investe-
ringen worden omschreven als “multiregionaal”.
Meer specifiek heeft 25 procent van de uitstaande
investeringen betrekking op partnerlanden van de
Belgische Ontwikkelingssamenwerking. 23 procent
van de portefeuille van BIO is gericht op de minst
ontwikkelde landen.
uitstaande investeringen per begunstigde op 31.12.13
MicrofinancieringBankenFinanciële instellingenInvesteringsfondsen MFIInvesteringsfondsen SME Ondernemingen Infrastructuur
26%
17%14%
13%
16%
9%
5%
uitstaande investeringen per regio op 31.12.13
AfrikaAzië
LAC
Multiregionaal
13%
20%
27%
39%
uitstaande investeringen per instrument op 31.12.13
LeningenEquity
28%
72%
Kasreserves
In 2013 werd het kasreservebeleid van BIO aangepast
om grotere bedragen beschikbaar te stellen voor
nieuwe investeringen. De vereiste dat BIO te allen
tijde voldoende kasreserve moet aanhouden om al
zijn verbintenissen te kunnen vervullen, werd echter
behouden. Dat betekent dat niet alleen het eigen
vermogen van BIO, maar ook alle niet-uitbetaalde
delen van leningen en kapitaaldeelnemingen, 50%
van de bedragen voor formeel goedgekeurde maar
nog niet ondertekende projecten en 100% van alle
verstrekte garanties niet kunnen worden aangewend
voor nieuwe investeringen.
Thesaurie
Op 31.12.2013 bestond de thesaurie van BIO, exclu-
sief de fondsen onder beheer voor subsidies, uit
254,7 miljoen EUR, waarvan 151,7 miljoen EUR was
“gereserveerd”. Bijgevolg was er 103 miljoen EUR
beschikbaar voor nieuwe investeringen.
BIO belegt zijn kasmiddelen uitsluitend op zichtdepo-
sito’s, spaarrekeningen of termijnrekeningen met een
maximale looptijd van 24 maanden. Gezien de heer-
sende marktomstandigheden werd de bestaande
mogelijkheid om een deel van de kasreserves van
BIO te beleggen in OLO’s in 2013 niet benut.
53
BIO jaarverslag 2013
Portefeuille financiële sector
Verwezenlijkingen in 2013
Financiële instellingenBIO keurde in 2013 16 projecten goed voor een totaal
bedrag van 62,7 miljoen EUR en beoogt dit goedkeu-
ringsniveau in 2014 te behouden. De totale verbin-
tenissen aan financiële instellingen zijn goed voor
236 miljoen EUR, terwijl de uitstaande portefeuille
voor financiële instellingen eind 2013 een bedrag
vertegenwoordigde van 196 miljoen euro.
Tot de nieuwe klanten in 2013 behoorden landelijke
microfinancieringsinstellingen in Bolivia (Sembrar
Sartawi) en Nicaragua (Fondo de Desarrollo Local
en Fundeser) en instellingen gericht op de finan-
ciering van kleine ondernemingen (cFE Zambia,
citizen Development Business Finance in Sri Lanka
en Acleda in cambodja). Er werden ook kredietlijnen
verstrekt aan banken die zich richten op kmo’s (BcI
en Banpais). BIO consolideerde ook zijn vermogens-
positie in de West-Afrikaanse bankgroep Orabank om
de groei van de activiteiten van deze groep mogelijk
te maken.
Geografisch gezien was Afrika goed voor 39% van
de totale verbintenissen aan financiële instellingen,
gevolgd door Azië (25%) en Latijns-Amerika (23%).
De rest van de portefeuille was verdeeld over ver-
schillende regio’s. Als we naar de verschillende
sectoren kijken, was de groei van onze portefeuille
voornamelijk afkomstig van investeringen in banken
(47% van de verbintenissen van BIO) en microfinan-
ciering (35% van onze verbintenissen).
In 2014 verwachten we hetzelfde investeringsritme
als in 2013 aan te houden en ons prospectiewerk in
Afrika en in nieuwe markten in Latijns-Amerika en
Azië voort te zetten. We zijn ook van plan om actief
te blijven in kleinere transacties die passen binnen
de belangrijkste niches van onze strategie: onder-
steuning van tier-2 en tier-3 microfinancieringsin-
stellingen, herfinanciering van lokale kmo’s en het
creëren of versterken van financiële instellingen in
onderbediende markten.
Een van de doelstellingen van BIO is op te treden als
katalysator door tijdelijk te investeren in onderne-
mingen en deze zodoende te helpen in hun verdere
ontwikkeling. De uitdaging voor BIO bestaat erin om
zich aan het einde van de investeringsperiode terug
te trekken uit de investering en tegelijk de duurzaam-
heid van de positieve effecten van die investering te
waarborgen.
Private equityDe nettoverbintenissen van BIO aan fondsen zijn op
dit moment goed voor 137 miljoen EUR, waarvan
78 miljoen EUR is uitbetaald. Onze fondsen investe-
ren in kmo’s, microfinancieringsinstellingen en infra-
structuurprojecten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
BIO is toegetreden tot drie nieuwe fondsen:
• African Financial Sector: een fonds dat met eigen
vermogen en expertise steun biedt aan financiële
instellingen in Afrika die zich te dienste stellen van
micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.
• Locfund II: een microfinancieringsfonds dat lokaal
krediet verstrekt aan tier-2 microfinancierings-
instellingen in Latijns-Amerika.
• cNAV II: een fonds dat aandelenposities neemt in
middelgrote ondernemingen in Marokko.
Via de investeringen van BIO in fondsen dragen we bij
aan de financiering van het langetermijnkapitaal van
zo’n 300 ondernemingen en aan de modernisering
van de privésector in onze doellanden. De ontwikke-
lingsimpact van onze fondsactiviteiten omvat onder
andere: het verstrekken van langetermijnkapitaal,
het verbeteren van governance en management, het
overbrengen van industriële expertise, het creëren
van jobs en het invoeren van internationale milieu- en
sociale normen.
Evolutie nettoverbintenissen en uitstaande investeringen
In k EUR Nettoverbintenissen Uitstaande investeringen
2013 373.724 273.613
2012 327.553 215.294
2011 296.629 175.686
2010 236.498 143.934
2009 184.162 119.757
54
BIO jaarverslag 2013
uitstaande investeringen
Verdeling per sector op 31.12.13
SME Fondsen Commerciële bankenMFI FondsenMicrofinancieringsinstellingenFinanciële instellingen(niet-banken)
22%
36%
23%
12%
7%
Verdeling per regio op 31.12.13
MultiregionaalAfrikaAzië LAC
18%
34%26%
22%
Portefeuille ondernemingen
Verwezenlijkingen in 2013
BIO is een van de weinige DFI’s die investeringen in
kmo’s overwegen van minder dan 3 miljoen EUR.
Vorig jaar keurde BIO 5 projecten goed voor een
totaal bedrag van 22 miljoen EUR. In 2013 werden
contracten ondertekend voor een bedrag van
25,2 miljoen EUR, waaronder drie vervolginves-
teringen in een onderneming die groenten teelt in
Senegal, een eierproducerend bedrijf in Senegal en
een telecommunicatiebedrijf in de Democratische
Republiek congo. Verder zegde BIO de financiering
toe aan nieuwe klanten in de meststoffenindustrie
in Nigeria, een eierproducerend bedrijf in Mongolië
en een pluimveebedrijf in Benin. Al onze interventies
gebeurden in de vorm van langetermijnleningen
ter financiering van de kapitaaluitgaven van onze
klanten.
BIO richt zich op de volgende sectoren:
• Landbouw en voedselverwerking: hoewel het risico
in deze sectoren gezien het klimaat en de volatili-
teit van de grondstofprijzen groot is, is de ontwik-
kelingsimpact voor de lokale bevolking immens.
De toegang tot voedsel en de ontwikkeling van
de lokale werkgelegenheid bieden de mensen de
mogelijkheid om hun levensstandaard in lande-
lijke gebieden te verbeteren. Op die manier wordt
vermeden dat ze migreren naar grote steden en in
sloppenwijken terechtkomen.
• Industriële verwerking: alle aspecten in verband
met industriële verwerking spelen een cruciale rol
in de ontwikkeling van het land en de toegang tot
betaalbare producten.
• Telecommunicatie: het verbeteren van de toegang
tot communicatie is van essentieel belang voor de
kennisoverdracht naar de bevolking en de aantrek-
kingskracht van het land voor industriële ontwik-
keling.
• Kleinschalige infrastructuur voor hernieuwbare
energie blijft belangrijk voor de ontwikkeling van
lokale welvaart. De toegang tot energie heeft
immers een onmiddellijke impact op de economi-
sche ontwikkeling en op de bevolking.
De additionaliteit van BIO wordt ook bepaald door
de lange looptijd van de investering. Daardoor is BIO
zeer complementair met lokale banken, die door-
gaans kortetermijnleningen aanbieden.
De uitstaande portefeuille van BIO in ondernemin-
gen vertegenwoordigde in 2013 een bedrag van
49 miljoen EUR; onze totale verbintenissen waren
goed voor 68 miljoen EUR. Geografisch gezien bleef
BIO zich voornamelijk richten op sub-Sahara Afrika
(2/3 van onze portefeuille). Onze interventies blijven
voornamelijk gaan naar de financiering van de land-
bouw en de landbouwwaardeketen.
55
BIO jaarverslag 2013
Evolutie nettoverbintenissen en uitstaande investeringents
In ‘000 EUR Nettoverbintenissen Uitstaande investeringen
2013 67.662 49.009
2012 53.099 28.878
2011 49.590 23.592
2010 45.710 22.482
2009 32.285 18.505
* Ondertekende en door de RvB goedgekeurde projecten - terugbetalingen
uitstaande investeringen
Verdeling per sector op 31.12.2013 (in volume)
AgrobusinessGezondheidTelecomKleine infrastructuurProductieAndere
53%
25%
10%
9%
2% 1%
Verdeling per regio op 31.12.2013 (in volume)
18%
32%50%
AfrikaLACAzië
Landen waarin het departement Ondernemingen van BIO heeft geïnvesteerd
Afrika Benin, Burkina Faso, Kameroen, Democratische Republiek congo, Ghana, Ivoorkust, Kenia, Mali, Nigeria, Niger, Rwanda, Sao Tomé, Senegal, Sierra Leone, Tanzania, Tunesië, Oeganda
Azië china, Laos, Mongolië, Vietnam
Latijns-Amerika Ecuador, Honduras, Peru
Portefeuille infrastructuur
Verwezenlijkingen in 2013
BIO werkte in 2013 aan de verdere ontwikkeling van
zijn infrastructuurportefeuille door belangrijke par-
ticipaties te nemen in financieringspakketten voor
projecten ten dienste van de kmo-sector in ontwikke-
lingslanden. Het deed dit door nauw samen te werken
met gelijkaardige instellingen en meer specifiek in
het kader van de risicodelingsovereenkomst met
de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor
Ontwikkelingslanden (FMO).
In Peru werd een biobrandstofproject na techni-
sche oplevering geherfinancierd door lokale private
banken. Dit illustreert de additionele en katalyse-
rende rol van DFI’s in de projectfinancieringssector
wanneer het om de armste landen gaat.
Tegen het einde van 2013 bestond de infrastructuur-
portefeuille uit 10 ondertekende projecten voor een
totaal bedrag van 106 miljoen EUR. Daarnaast werden
verbintenissen aangegaan voor 14,5 miljoen EUR.
Evolutie nettoverbintenissen en uitstaande investeringen
In '000 EUR Nettoverbintenissen* Uitstaande investeringen
2013 106.248 51.277
2012 78.622 39.316
2011 51.531 21.528
2010 48.856 13.237
* Nettoverbintenissen = ondertekende en door de RvB goedgekeurde projecten - terugbetalingen
uitstaande investeringen
Verdeling per sector (in volume)
Hernieuwbare energie Transport
14%
86%
Verdeling per regio (in volume)
AfrikaLACAzië
41%33%
26%
Colofon
Gedrukt op gerecycleerd FSc-gecertificeerd papier.
Ontwerp en coördinatie door cantilis (www.cantilis.be).
Verantwoordelijke uitgever
Luuk Zonneveld
Belgian Investment company for Developing countries – BIO
Avenue de Tervueren 188A b4
1150 Brussels – Belgium
Alle fotografie door BIO of haar partners.
BIO bedankt hen voor hun vriendelijke toelating voor gebruik in dit verslag.
jaarverslag 2013
www.bio-invest.be
Avenue de Tervueren 188A - b41150 Brussels, BelgiumT +32 (0)2 778 99 99F +32 (0)2 778 99 90