Jaarverslag BIO 2013

58
jaarverslag 2013 Duurzame menselijke ontwikkeling dankzij een sterkere privésector in ontwikkelingslanden

description

Verslag van de activiteiten 2013 van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

Transcript of Jaarverslag BIO 2013

Page 1: Jaarverslag BIO 2013

jaarverslag 2013

Duurzame menselijke ontwikkeling dankzij een sterkere privésector in ontwikkelingslanden

Page 2: Jaarverslag BIO 2013
Page 3: Jaarverslag BIO 2013

Inhoudstafel

I. Boodschap van de CEO van BIO ...........................................................................................................................4

II. Onze partners over BIO .........................................................................................................................................8

III. BIO in cijfers ..........................................................................................................................................................11

IV. Stimulering van plattelandsontwikkeling ........................................................................................................ 12

Toegang tot financiering en jobcreatie in landelijke gebieden ....................................................................... 14Fondo de Desarrollo Local ............................................................................................................................................. 15

Toegang tot financiële diensten voor plattelandsgemeenschappen ............................................................ 20RIF I en RIF II ................................................................................................................................................................... 21

De rurale waardeketen .........................................................................................................................................26SEDIMA ..........................................................................................................................................................................27Laiterie du Berger ...........................................................................................................................................................32

Landelijke infrastructuur ....................................................................................................................................36Helios Towers DRc ........................................................................................................................................................37Rajasthan Sun.................................................................................................................................................................42

V. Ons team .............................................................................................................................................................. 44

VI. Institutioneel verslag .......................................................................................................................................... 46

VII. Portefeuille .......................................................................................................................................................... 50

Page 4: Jaarverslag BIO 2013

4

BIO jaarverslag 2013

Boodschap van de CEO van BIOHoogtepunten en verwezenlijkingen van BIO in 2013, met bijzondere aandacht voor stimulering van plattelandsontwikkeling

Luuk Zonneveld, wat zijn voor u de meest memorabele momenten van 2013?

L.Z.: Eerst en vooral denk ik dan aan onze uitstekende inves-

teringen. Onze tweede lening aan de Société de cultures

Légumières (ScL) in Senegal bijvoorbeeld. ScL is er de enige

grootschalige teler van groenten bestemd voor binnenlandse

consumptie. Via onze lening van 3 miljoen EUR in 2013 dragen

we bij aan een hogere voedselzekerheid en een beter gewaar-

borgde toeleveringsketen voor de lokale markt en de bedrijfs-

partners van ScL. Ik denk ook aan onze lening van 15 miljoen

USD aan BcI bank in Mozambique. Veel kleine bedrijven –

overal ter wereld, en in het bijzonder in ontwikkelingslanden

– hebben voor hun groei en welvaart nood aan langetermijn-

leningen in hun lokale munt. Maar door de inherente kosten

en risico’s, zijn die vaak moeilijk te verkrijgen. De lening van

BIO aan BcI was de eerste langetermijnfaciliteit in lokale

munt die in Mozambique aan een kmo werd verstrekt door

een buitenlandse financierder. In amper een paar maanden

tijd was ze volledig ingetekend, wat BcI ertoe aanzette om het

kapitaal in het fonds te verdubbelen via de inbreng van eigen

middelen. Tegelijk motiveerde BIO een commerciële bank tot

het ontwikkelen van een langetermijnfinancieringsproduct

voor kmo’s, en stimuleerde het andere buitenlandse inves-

teerders tot het repliceren van zijn langetermijnstructuur

in lokale munt. We mogen trots zijn op de impact die onze

investering had. Een andere noemenswaardige investering

was vast en zeker onze preferente lening van 6 miljoen EUR

aan de citizens’ Development Bank (cDB) in Sri Lanka. Een

van de kernactiviteiten van cDB is het leasen van driewielers.

Dat stelt duizenden arme plattelandsbewoners in staat om

een zelfstandige activiteit als taxichauffeur of transporteur

van lichte vrachten op te starten. Minstens even belangrijk is

dat, eens een investering het gewenste resultaat heeft opge-

leverd, BIO zijn kapitaal terugkrijgt, zodat de handhaving en

groei van onze toekomstige investeringsdoelen niet in het

gedrang komt. Anders gezegd: dankzij succesvolle aflos-

singen komt er kapitaal vrij voor nieuwe investeringen. In die

optiek is onze uitstap bij cogebanque in Rwanda zeker het

vermelden waard. In april 2008 werd BIO minderheidsaan-

deelhouder, en sindsdien investeerde het heel wat middelen

op het vlak van personeel en technische bijstand om de snelle

Page 5: Jaarverslag BIO 2013

5

BIO jaarverslag 2013

BIO’s missie:ontwikkeling door investering

expansie van de activiteiten van cogebanque te ondersteunen, in het bijzonder

ten aanzien van de lokale bevolking, kmo’s en microfinancieringsinstellingen. In

maart 2014 verkocht BIO zijn participatie terug aan een van de oprichtende aan-

deelhouders, wat resulteerde in een aanzienlijke meerwaarde en meteen ook de

toegevoegde waarde aantoont die BIO tijdens de investeringsperiode creëerde.

In 2013 werd er grondig gereflecteerd over de rol van BIO als instrument voor ontwikkelingssamenwerking.

L.Z: Dat is zo. 2013 stond in het teken van de herziening van de wet tot oprichting van

BIO, er werd een strategisch plan opgesteld voor 2014-2018, er was de tweede fase

van de evaluatie van BIO door de Belgische overheid, en er was de voorbereiding

van het eerste beheerscontract tussen de overheid en BIO. De eerste fase van de

evaluatie, die zich toespitste op BIO als instelling, werd voltooid eind 2012. Daaruit

bleek dat BIO een geschikt instrument is om de privésector in ontwikkelingslanden

op een duurzame manier te ondersteunen. De tweede fase focust op de ontwik-

kelingsimpact van BIO en omvatte o.a. bezoeken aan 63 investeringsprojecten in

9 landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Het volledige rapport zal in de loop van

2014 beschikbaar zijn. Zo’n evaluatieproces is boeiend, omdat het ons uitdaagt nog

meer te bereiken en nog proactiever te zijn bij het overtuigen van lokale banken en

fondsen van de ontwikkelingsimpact van onze investeringen – een uitdaging die

we vol toewijding zullen aangaan.

Wat zijn de voordelen van de nieuwe wet m.b.t. BIO die eind 2013 werd goedgekeurd?

L.Z.: De wet erkent BIO als het Belgische instrument bij uitstek voor de ondersteuning

van de privésector in ontwikkelingslanden, en de wetswijziging maakt deel uit van

het moderniseringsproces van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De wet

bevestigt de specifieke missie om lokale micro-, kleine en middelgrote ondernemin-

gen te ondersteunen als hoeksteen van een duurzame socio-economische ontwik-

keling. BIO is blij dat haar mandaat werd uitgebreid naar nieuwe sectoren toe, zoals

basisdienstverlening aan de bevolking en ondersteuning van ondernemingen uit de

sociale en solidaire economie. Ook in de geografische focus op zowat vijftig landen,

waartoe nu ook hogere middeninkomenslanden behoren, kunnen we ons vinden.

Uiteraard zal BIO de nieuwe wettelijke beperkingen naleven m.b.t. het investeren in of

via landen die onvoldoende transparant worden geacht of die geen afdoende fiscale

wetgeving hebben. BIO is ook verheugd dat er veel belang wordt gehecht aan een

grotere coherentie en samenwerking tussen alle Belgische ontwikkelingsactoren,

met op elk moment respect voor het specifieke mandaat van elke speler.

De nieuwe wet geeft ook aan dat BIO zal meewerken aan het uittekenen van een nieuwe Belgische strategie voor ontwikkelingssamenwerking.

L.Z.: Die strategie mikt op een meer inclusieve en stabielere groei door te inves-

teren in infrastructuur en basisdiensten, in het bijzonder met betrekking tot her-

nieuwbare energie en de toegang tot natuurlijke hulpbronnen voor micro-, kleine

en middelgrote ondernemingen. De bescherming van het milieu en van natuurlijke

rijkdommen is een van de principes die worden bekrachtigd in de Belgische wet

voor ontwikkelingssamenwerking, en het is een van de domeinen waarin BIO een rol

kan spelen. De uitdagingen zijn groot en er staat heel veel op het spel. Een gebrek-

kige infrastructuur of een ontoereikende water- of elektriciteitsbevoorrading plaatst

een rem op de groei van veel kmo’s. Onze projecten maken het o.a. mogelijk om

Page 6: Jaarverslag BIO 2013

6

BIO jaarverslag 2013

ten voordele van hele regio’s op een stabiele manier schone energie te produceren,

afval te recycleren, de ecologische voetafdruk te verminderen, en de prestaties van

de openbare energiesector te verbeteren dankzij de komst van privé-operatoren

en van moderne technologie. De verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie

en gezamenlijke inspanningen om de impact op het milieu en het klimaat terug te

dringen, zijn van cruciaal belang voor de hele mensheid, en in het bijzonder drin-

gend voor mensen in ontwikkelingslanden. Iedereen moet hiertoe bijdragen, elke

speler op zijn niveau, en dat geldt dus ook voor BIO.

BIO is ook begaan met lokale integratie?

LZ: Dat klopt. Daarom ook hebben we er verder in dit verslag voor gekozen om

onze verwezenlijkingen voor te stellen aan de hand van een overkoepelend thema:

“ stimulering van plattelandsontwikkeling “. Dat omvat diverse factoren die een

verschil kunnen maken: het tegengaan van de plattelandsvlucht, het verhogen van

de competitiviteit in afgelegen gebieden, toegang tot belangrijke dienstverlening

in landelijke gebieden, het creëren van bedrijfsopportuniteiten, de strijd tegen de

klimaatverandering binnen specifieke projecten, het verhogen van inkomens en

daarmee samenhangend het bestrijden van armoede. Verderop kunt u meer lezen

over de manier waarop investeringen in de privésector bijdragen aan het verbeteren

van de leefomstandigheden en de vooruitzichten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

BIO hecht veel belang aan duurzame ontwikkeling. Wat kunt u ons daarover vertellen?

L.Z.: Ten eerste moet ik onze acties in de juiste context plaatsen: de missie van BIO

is armoede bestrijden en duurzame menselijke ontwikkeling bevorderen. We hante-

ren hierbij de Millenniumdoelstellingen van de VN als leidraad. Meer dan ooit ben ik

ervan overtuigd dat de opkomst en bloei van een sterke en duurzame privésector een

cruciale factor is op weg naar wijdverspreide, significante en duurzame bestaans-

verbetering. Succesvol ondernemerschap is een essentiële katalysator voor sociale

en economische ontwikkeling. En binnen de privésector dient onze aandacht in de

eerste plaats te gaan naar micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. De missie

van BIO bestaat erin om ons uiterste best te doen voor het stimuleren van een dyna-

mische privésector die bijdraagt tot een duurzame menselijke ontwikkeling.

Op welke manieren?

L.Z.: De investeringen van BIO dragen bij tot lokale en regionale economische

groei, werkgelegenheid, en het genereren van fiscale inkomsten voor lokale

overheden. In de meeste ontwikkelingslanden hebben privébedrijven, en in het

bijzonder (micro- en) kmo’s, maar in beperkte mate toegang tot financiering. En

toch herbergt net dit segment het grootste groeipotentieel. BIO werd opgericht

om de “financieringskloof” voor kmo’s te helpen dichten, of in elk geval te verklei-

nen, en om de toegang tot financiële basisdiensten voor micro-ondernemingen te

verbeteren. Eind 2013 had BIO voor een totaalbedrag van 548 miljoen euro aan

uitstaande verbintenissen, bij duizenden kmo’s in Afrika, Azië en Latijns-Amerika,

zowel rechtstreeks als via andere instellingen die als tussenschakel fungeren.

Over welk soort bedrijven hebben we het dan?

L.Z.: De investeringen van BIO ondersteunen instellingen die honderdduizenden

mensen toegang bieden tot kleine leningen; bedrijven die voedsel produceren,

verwerken en verkopen; bedrijven die hernieuwbare energie produceren en

leveren; en bedrijven die lokale bevolkingen helpen om hun levensstandaard te

verhogen dankzij de creatie van duurzame jobs.

Wat is de plaats van BIO binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking?

L.Z.: BIO maakt onlosmakelijk deel uit van de Belgische ontwikkelingssamen-

werking. We zijn complementair aan andere organisaties en instrumenten en

proberen in synergie met hen samen te werken, in overeenstemming met onze

respectieve taken, en in het bijzonder op het vlak van landbouw en plattelands-

ontwikkeling, infrastructuur, energie, economie en de productiesector.

Luuk Laurens Zonneveld

cEO BIO

Page 7: Jaarverslag BIO 2013

7

BIO jaarverslag 2013

Page 8: Jaarverslag BIO 2013

8

BIO jaarverslag 2013

Olivier De SchutterSpeciaal Rapporteur van de VN over het recht op voedsel

« Zes jaar geleden richtte de voedselprijzencrisis de aan-

dacht op de gevolgen van 30 jaar onderinvestering in de

landbouw. Zowel overheden als de privésector hadden

te weinig interesse in een sector die geen toekomst meer

leek te hebben, en het handelsbeleid pleitte doorgaans

niet in het voordeel van lokale productie. Vandaag zitten

investeringen in de landbouwproductie opnieuw in de

lift maar rijzen er ook nieuwe vragen: zullen die investe-

ringen arme landen in staat stellen om beter voor hun eigen voedselvoorzie-

ning in te staan, of belangrijker nog, zullen zij hun exportproductie kunnen

verhogen zonder anderszins hun afhankelijkheid van ingevoerd voedsel te

verhogen? Zullen de investeringen een duurzaam effect hebben op het terug-

dringen van armoede in landelijke gebieden, en zullen ze ten goede komen

aan kleinere lokale boeren, ondanks de aanzienlijke transactiekosten die dat

met zich brengt? Als we weten dat landbouw in toenemende mate een activi-

teit is die uitgevoerd wordt door vrouwen, wordt er dan voldoende aandacht

geschonken aan gendergelijkheid bij de ondersteuning van kleine boeren...

en boerinnen? En houden we voldoende rekening met de dringende nood

aan het beschermen van ecosystemen, en specifiek aan het regenereren van

de bodem? Ondersteuning van de privésector kan ertoe bijdragen dat meer

aandacht besteed wordt aan al deze aspecten. De balans is duidelijk: er is

nood aan meer investeringen vanuit de privésector, maar die kunnen maar

de gewenste effecten bewerkstelligen als er voldoende supervisie en sturing

is. BIO kan, net zoals andere organisaties die toegang bieden tot krediet, de

zoektocht naar oplossingen bevorderen waar alle betrokken partijen baat

bij hebben. Dat is een grote verantwoordelijkheid met grote uitdagingen en

een hoge inzet.»

Onze partners over BIO Peter Moors

Directeur-generaal voor Ontwikkelings-samenwerking en Humanitaire Hulp

« BIO is na een geslaagde hervorming sterker gewor-

den. 2013 was voor BIO een jaar van strategische

heroriëntatie en integratie binnen het Belgische

ontwikkelingswerk. Van bij zijn aantreden in januari

2013 schaarde Jean-Pascal Labille, de minister

van Ontwikkelingssamenwerking, zich achter de

hervorming van BIO tot een relevant en efficiënt

instrument voor financiële ondersteuning, met bij-

zondere aandacht voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen,

de sociale economie, en vanuit ontwikkelingsoogpunt relevante initi-

atieven. De nieuwe wet m.b.t. de Belgische ontwikkelingssamenwer-

king bevestigt dat de lokale privésector een doorslaggevende factor

is in de ondersteuning van duurzame economische groei en de strijd

tegen armoede. In deze context is BIO uitgegroeid tot het uitvoerings-

agentschap van het Belgische ontwikkelingssamenwerkingsbeleid,

samen met de Belgische Technische coöperatie. Eind 2013 nam de

Belgische overheid de aandelen van de Belgische Maatschappij voor

Internationale Investering (BMI) over, om zo alleenaandeelhouder van

BIO te worden. De Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking

en Humanitaire Hulp (DG-D) zetelt nu in de raad van bestuur van BIO. In

maart 2014 werd de eerste beheersovereenkomst tussen de Belgische

Staat en BIO afgesloten. Al zowat een jaar lang intussen, plegen BIO en

DG-D regelmatig overleg over structurele aangelegenheden. Dit alles

draagt bij aan de volledige integratie van BIO in het Belgische beleid

voor ontwikkelingssamenwerking. Al deze significante wijzigingen

stellen BIO in staat om de komende jaren uit te groeien tot een onmis-

bare speler in het ontwikkelingsbeleid. »

Page 9: Jaarverslag BIO 2013

9

BIO jaarverslag 2013

Aziz MebarekMede-oprichter van AfricInvest

« De privésector is de belangrijkste pijler voor de ontwikkeling van

onze Afrikaanse economieën en de beste manier om werkgelegen-

heid te scheppen, armoede te bestrijden, waarde te creëren, en

kennis over te dragen. Het succes van onze kmo’s als ruggengraat

van de privésector is grotendeels afhankelijk van de mate waarin ze

toegang hebben tot langetermijn en stabiele financiering, en in het

bijzonder tot kapitaalmiddelen die afgestemd zijn op hun potenti-

eel. BIO heeft zich als onze investeringspartner duidelijk gepositi-

oneerd in dit moeilijke segment, dat een belangrijke impact heeft

op duurzame ontwikkeling. De steun van deze instelling, waarmee

we intussen al bijna 10 jaar samenwerken, beperkt zich niet tot het

aanbrengen van kapitaal voor onze pan-Afrikaanse fondsen, of tot

het financieren van onze bedrijven via participaties of leningen,

maar omvat eveneens technische bijstand voor onze bedrijven.

BIO draagt eveneens bij tot een beter bedrijfsbeheer en perfor-

mantie en duurzamere sector. Zowel voor cogébanque (kmo-bank

in Rwanda), Exat (belangrijke rubberexporteur in Ivoorkust), APDL

(farmaceutisch labo dat zich toespitst op de productie van gene-

rische geneesmiddelen in Oeganda en West-Afrika), als voor Alios

(pan-Afrikaanse leasing- en financieringsgroep van materieel),

cFEs (een van de gekendste microfinancieringsverstrekkers in sub-

Sahara Afrika, die recentelijk ook activiteiten opstartte in Tunesië),

en Mansard (verzekeraar in Nigeria), bleek de ondersteuning van

BIO op een cruciaal moment in hun ontwikkeling één van de kritieke

succesfactoren. »

Jean-Michel SeverinoCEO van Investisseurs & Partenaires

« Het ondersteunen van de privésector in ontwikkelingslanden

is uiterst belangrijk en relevant in de huidige groeifase van de

wereldeconomie en van de opkomende landen als we significante

resultaten willen boeken op het vlak van armoedebestrijding en

duurzame ontwikkeling. Het engagement van BIO ten aanzien van

kmo’s is bijzonder cruciaal: het zijn net die bedrijven die de hoop

en toekomstige groei in armere landen belichamen, maar die het

vaak erg moeilijk hebben om financiering te vinden, veelal ook door

een gebrekkige werking van de lokale financiële sector. Nochtans

kunnen net die kmo’s een belangrijk aantal nieuwe banen creëren

in het officiële circuit, en als de kwaliteit van hun investeringen

verbetert, kan dat op termijn leiden tot een industriële ontwikke-

ling die in grotere mate energieneutraal is, meer respect heeft voor

natuurlijke hulpbronnen, en minder vervuilend is. Het belang dat

BIO hecht aan maatschappelijke verantwoordelijkheid en milieu-

vriendelijkheid, toont aan welke belangrijke potentiële impact hun

activiteiten op dat vlak hebben. »

Page 10: Jaarverslag BIO 2013

10

BIO jaarverslag 2013

Abou Simbel OuattaraCEO van Moablaou, Burkina Faso

« De interventies van BIO vloeien voort uit het

resultaat van de analyse van het geheel aan bila-

terale samenwerkingsverbanden met ontwikke-

lingslanden. Alleen door rechtstreeks in kmo’s te

investeren, kan een economisch netwerk ontstaan

dat in staat is om armoede op een efficiënte manier

terug te dringen. Paradoxaal genoeg is het net in

ontwikkelingslanden die nog niet in staat zijn om

zelf hun voedselvoorziening te waarborgen, dat er minder dan 10% van

het overheidsbudget geïnvesteerd wordt in landbouw en veeteelt. De

onderneming Moablaou kreeg steun van BIO om zijn eierproductie te

verhogen. De interventie van BIO maakte het mogelijk om financiering

te vinden voor broodnodige investeringen in de pluimveesector in ons

land. Ons bedrijf heeft intussen zijn productiecapaciteit verdubbeld,

de lonen opgetrokken, ons klantenbestand en de distributie van onze

producten uitgebreid. Ook de management- en productiemethodes

werden geconsolideerd. Moablaou is uitgegroeid tot een toonaange-

vende onderneming die een bijdrage levert aan de strijd tegen armoede

door rechtstreekse jobs te creëren voor zowel vrouwen als mannen.

Dankzij BIO verhoogde ook de visibiliteit en aantrekkelijkheid van

Moablaou in de ogen van andere investeerders die interesse hebben

in het voortdurende groeiverhaal »

Anne GabouryCEO van Développement International Desjardins

« Développement International Desjardins (DID)

werd in 1970 opgericht met als bedoeling de

knowhow en ervaring van de groep Desjardins op

het vlak van microfinanciering te delen met opko-

mende landen en ontwikkelingslanden. Desjardins

is de grootste coöperatieve financiële groep in

canada en de nummer 5 wereldwijd. De missie van

DID bestaat erin om gediversifieerde, veilige, en

behoeftengebaseerde financiële diensten toegankelijk te maken voor

de minst gegoeden op onze planeet. Als pionier in de ontwikkeling en

ontplooiing van microfinanciering (ook wel gemeenschapsfinanciering

genoemd) is DID inmiddels uitgegroeid tot een wereldleider in deze

sector. DID is verheugd om op een financiële partner zoals BIO te

kunnen rekenen, die een professionele aanpak combineert met een

geduldige visie en die focust op concrete en duurzame resultaten. We

hopen ten zeerste dat deze samenwerking nog lang mag voortduren,

ten voordele van de duizenden (micro) kmo’s die nu via de door BIO

ondersteunde ondernemerscentra (EFc’s) toegang vinden tot finan-

ciering op hun maat. »

Page 11: Jaarverslag BIO 2013

11

BIO jaarverslag 2013

BIO in cijfers

VIJF JAAR IN CIJFERS, MILJOEN EUR

2013 2012 2011 2010 2009

INKOMSTEN 18,6 19,9 13,6 12,1 7,07

NETTORESULTAAT 8,5 10,8 4,5 4,05 0,79

EIGEN VERMOGEN (GECUMULEERD) 600 581,6 473,1 368,1 359,1

OPERATIONELE KOSTEN / EIGEN VERMOGEN (IN %) 0,97 1,01 1,2 1,5 1,2

ONTWIKKELINGSIMPACT

DE CIJFERS VAN 2009-2013 IN EEN OOGOPSLAG

2013 2012 2011 2010 2009

TOTALE AANTAL INVESTERINGEN 132 117 96 85 72

PORTEFEUILLE (UITSTAANDE INVESTERINGEN), IN MILJOEN EUR

373,9 283,1 220,7 179,7 138,2

AANTAL NIEUWE GOEDGEKEURDE PROJECTEN 24 29 30 27 30

NIEUWE VERBINTENISSEN, IN MILJOEN EUR 124,5 145,1 126,3 114,6 63,8

NETTOVERBINTENISSEN*, IN MILJOEN EUR 547,6 461,6 397,7 331,1 261,1

PERSONEEL 41 41 38 36 27

* Ondertekende en door de RvB goedgekeurde projecten min terugbetalingen

Uit ramingen blijkt dat de in 2013 ondertekende projecten zullen bijdragen tot:

1.DE CREATIE OF HET BEHOUD VAN +/- 73.000 BANEN

+/- 23.000 directe banen +/- 50.000 indirect banen

2. HET BEREIK VAN +/- 20 MILJOEN EINDGEBRUIKERS VIA TELECOMMUNICATIE-INFRASTRUCTUUR

3. LOKALE OVERHEIDSINKOMSTEN DANKZIJ DE RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN VAN BIO

+ 64.000.000 REVENuE

Page 12: Jaarverslag BIO 2013

12

BIO jaarverslag 2013

Stimulering van plattelandsontwikkelingPlattelandsontwikkeling belangrijk voor BIO

Sinds de stijging van de voedselprijzen in 2008 en de daaropvolgende voedselrellen op diverse plaatsen ter wereld, staan landbouw en plat-telandsontwikkeling weer hoog op de beleidsagenda. De voedselcrisis in 2008 maakte duidelijk dat veel ontwikkelingslanden kwetsbaar blijven voor bruuske verstoringen van het wereldwijde voedsel-systeem en toonde ook aan hoezeer het noodzakelijk is om lokale voedselproductie te stimuleren. Aangezien de vraag naar voedsel de komende decennia wellicht fors zal toenemen, onder impuls van de bevolkingsgroei en de opkomst van een middenklasse in ontwikke-lingslanden, zijn investeringen in de landbouw nog dringender, zeker in regio’s waar de investeringsgraad achterop hinkt en waar de pro-ductiviteitsniveaus ver beneden hun potentieel blijven. Dit geldt in het bijzonder voor sub-Sahara Afrika.

Het verhogen van de totale voedselproductie is evenwel niet de enige reden om

in landbouw te investeren. Armoede is in landelijke gebieden de voorbije twee

decennia gevoelig gedaald, hoofdzakelijk onder impuls van de snelle economische

groei in Oost-Azië. Desondanks wonen veruit de meeste arme mensen wereld-

wijd nog altijd op het platteland en de meesten van die armen op het platteland

doen aan landbouw. In het licht van die schrijnende plattelandsarmoede worden

investeringen in landbouw veelal beschouwd als de beste weg om aan armoede-

bestrijding te doen. Sommige studies suggereren dat het armoedereducerend

potentieel van landbouwinvesteringen twee tot drie keer zo hoog ligt als dat van

investeringen in andere sectoren.

Gezien de snelle verstedelijking in heel wat ontwikkelingslanden vragen sommi-

gen zich af of het wel verstandig is om van plattelandsontwikkeling een prioriteit

te maken, en of het niet nuttiger zou zijn om veeleer te investeren in de productie-

sector en de industrie. Ook een aantal economen onderschrijft deze visie, waarbij

ze aangeven dat geen enkele natie rijk is geworden zonder een fase van industriali-

satie door te maken. Wij denken daarentegen dat de verstedelijking de nood om te

investeren in plattelandsontwikkeling net kracht bijzet, en wel om twee redenen.

Ten eerste zijn veel grote stadskernen de voorbije decennia extreem gegroeid en

dreigen ze stilaan uit hun voegen te barsten. Vooral in sub-Sahara Afrika, waar

de productienijverheid nog in haar kinderschoenen staat, zijn de verstedelijkte

zones niet voorbereid op de massale instroom van plattelandsbewoners. Ten

tweede is de inkomensongelijkheid tussen de steden en het platteland in grote

delen van Latijns-Amerika en Azië zo snel toegenomen dat ze een voedingsbodem

vormt voor politieke en sociale onrust. De uitdaging bestaat er hier in om de

inkomens in landelijke gebieden te verhogen door meer kansen te creëren

voor commerciële landbouw, voor bedrijven buiten de landbouw, en voor

waardeketens die bruggen bouwen tussen landelijk en stedelijk gebied.

Toegang tot financiering

Hoewel landelijke gebieden in ontwikkelingslanden op zich een erg heterogeen

gegeven vormen – het platteland van Niger is niet dat van Honduras – kampen

plattelandsgezinnen wereldwijd toch met gelijkaardige obstakels op de weg naar

een beter bestaan. Een eerste struikelblok is de toegang tot financiering. Door

de systeemrisico’s die inherent zijn aan landbouw, de hoge transactiekosten om

Page 13: Jaarverslag BIO 2013

13

BIO jaarverslag 2013

dunbevolkte gebieden te bereiken, het gebrek aan kredietbureaus en de moeilijk-

heden om onderpand te verkrijgen, deinzen veel gewone financiële instellingen

er voor terug om financiële diensten aan te bieden aan kleine lokale boeren.

Doordat ze moeilijk kredieten kunnen krijgen tegen betaalbare voorwaarden

gebeurt het dat boeren moeten afzien van winstgevende investeringskansen in

hun landbouwactiviteiten, of van het diversifiëren van hun activiteiten buiten de

landbouw. Traditioneel gingen veel microkredieten in de eerste plaats naar kleine

ondernemers in (half)verstedelijkt gebied, maar stilaan stromen die nu ook meer

en meer door naar plattelandsgebieden. Veel van deze microfinancieringsinstel-

lingen bieden trouwens niet alleen leningen aan, maar ook andere belangrijke

financiële diensten zoals spaar- en verzekeringsproducten.

Opleiding

Er is een groeiend besef dat het wegwerken van kredietbeperkingen op zich

geen wondermiddel is. Vaak hebben boeren onvoldoende kennis van moderne

landbouwtechnieken om hun productievolumes te verhogen en de vereiste kwa-

liteitsnormen te halen, waardoor het noodzakelijk is om naast financiële diensten

ook technische opleiding aan te bieden. Ook het verhogen van hun financi-

ele knowhow en hun ondernemersvaardigheden kan een hoge return hebben.

Gelukkig kwamen veel microfinancieringsinstellingen ook tot dit besef en biedt

een aantal van hen intussen aanvullende opleidingsdiensten aan bij de kredieten

die ze verstrekken.

Markten en infrastructuur

Investeringen door lokale boeren hebben maar zin als ze ook toegang hebben tot

markten waar ze enerzijds hun basisbenodigdheden kunnen aankopen (mest-

stoffen, verbeterd zaaigoed, enz.) en anderzijds hun producten tegen eerlijke

prijzen kunnen verkopen. Door hoge transactiekosten en andere marktinef-

ficiënties hebben de inputprijzen echter veelal de neiging om te stijgen en zijn

de outputprijzen te laag. Naast bureaucratie en regelgeving is een gebrekkige

infrastructuur veelal een van de hoofdoorzaken voor hoge transactiekosten.

Transportinfrastructuur is vaak onvoldoende aanwezig of in een belabberde staat,

is niet energiezuinig, en in gebieden waar nog geen mobiele telefoonnetwerken

zijn, verloopt de communicatie met andere spelers op de markt erg moeizaam.

Er is nood aan privé-investeringen om agrobedrijven te ondersteunen die

waardeketens voor lokale boeren creëren of aanvullen, en om de infrastruc-

tuur op het platteland te verbeteren.

Werkgelegenheid

Plattelandsontwikkeling is echter breder dan het stimuleren van kleine lokale

boeren. In veel ontwikkelingslanden buiten sub-Sahara Afrika is een meerderheid

van de plattelandsarbeidskrachten tewerkgesteld op de lokale arbeidsmarkt en

is er een grote behoefte aan meer en betere jobkansen voor plattelandsbe-

woners die geen grond bezitten. Daarbij kan het zowel gaan om banen in de

landbouwsector als daarbuiten. De problemen op het vlak van jobcreatie door

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zijn grotendeels terug te voeren tot

dezelfde oorzaken als hierboven: moeilijke toegang tot financiering, personeel,

markten en infrastructuur.

Samenvattend kunnen we stellen dat niet alleen de uitdagingen maar ook de

kansen enorm groot zijn. Nu veel overheden de knip op hun budget houden, is

er meer dan ooit een belangrijke rol weggelegd voor de privésector om

economische opportuniteiten te creëren in plattelandszones in ontwikke-

lingslanden. Daarom hecht BIO er ook zoveel belang aan dat haar financieringen

het platteland bereiken, zowel via directe investeringen als door te investeren

in microfinancieringsinstellingen, banken en andere financiële instellingen die,

dankzij hun geografische nabijheid, financiering makkelijker toegankelijk kunnen

maken voor boeren en kmo’s dan dat BIO dat zelf kan vanuit Brussel. Hierna

plaatsen we een aantal projecten van BIO op dit vlak in de kijker.

Page 14: Jaarverslag BIO 2013

14

BIO jaarverslag 2013

Stimulering van plattelandsontwikkeling

Toegang tot financiering en jobcreatie in landelijke gebiedenArmoede op het platteland heeft veelal te maken met een tekort aan jobs, wat dan weer veroorzaakt

wordt door onvoldoende toegang tot financiering, gebrekkige infrastructuur, onvolwassen markten,

enz. Het creëren van jobs, en dus van inkomsten voor plattelandsgezinnen, is een essentieel onder-

deel van armoedebestrijding. Er zijn maar weinig microfinancieringsinstellingen (MFI’s) die mikken

op plattelandsondernemers en op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

In Nicaragua is 66%1 van de actieve bevolking zelfstandig of tewerkgesteld in een micro-onder-

neming, waardoor micro- en kleine ondernemers van cruciaal belang zijn voor de economische wel-

vaart van het land. Door deze micro-ondernemers op het platteland toegang te geven tot financiële

diensten, en hen zo te helpen hun bedrijfsactiviteiten uit te breiden, draagt Fondo de Desarrollo

Local (FDL) als microfinancieringsinstelling rechtstreeks bij tot de creatie van werkgelegenheid.

1. Studie uitgevoerd door het Instituut voor Statistiek van Nicaragua in 2012

Page 15: Jaarverslag BIO 2013

15

BIO jaarverslag 2013

FDL biedt plattelands-gemeenschappen toegang tot financiering in de vorm van kleine leningen. Een brede waaier aan technische ondersteuningsprogramma’s en het via diverse netwerken ondersteunen van een vlottere markttoegang, is een sleutelfactor in de strategie van FDL. FDL bereikt met 37 kantoren zowat 60.000 klanten.

Inzetten op plattelandsontwikkeling

Fondo de Desarrollo Local

Business focus:

Plattelands-

financiering

Regio:

Centraal Amerika

Sector:

Microfinancierings-

instelling

Land:

Nicaragua

BIO’s investering:

uSD 4 miljoen

Page 16: Jaarverslag BIO 2013

16

BIO jaarverslag 2013

Fondo de Desarrollo Local (FDL) is een non-profit microfinancieringsin-

stelling in Nicaragua die hoofdzakelijk leningen verstrekt aan micro- en

kleine ondernemingen. FDL spitst zich in grote mate toe op toegang cre-

eeren tot financiële diensten voor plattelandsgemeenschappen en mi-

cro-ondernemers, aan de hand van kleine leningen. Maar FDL biedt meer

dan alleen financiering: een brede waaier aan technische ondersteuning

en het ondersteunen van een vlottere markttoegang via diverse netwer-

ken, is eveneens een sleutelfactor in de strategie.

Veelal is de toegang tot financiële diensten ontoe-

reikend in landelijke gebieden doordat de banken

door de hoge operationele kosten niet happig zijn

om te investeren. Als banken toch investeren in

plattelandszones, leiden die hoge kosten vaak tot

exorbitante intrestvoeten die buiten het bereik van

micro- en kleine ondernemers vallen. FDL heeft een

aanbod ontwikkeld dat specifiek mikt op klanten in

landelijke gebieden, en het biedt kleinschalige lenin-

gen op maat aan die micro- en kleine ondernemers in

staat stellen om hun bedrijfsactiviteiten op te starten

of uit te breiden, en om te innoveren. FDL hanteert

de laagste tarieven in de microfinancieringssector op

het Nicaraguaanse platteland.

De microfinancieringscrisis in Nicaragua

De microfinancieringssector in Nicaragua had de wind

in de zeilen, tot in 2008 de wereldwijde financiële crisis

losbrak. Die leidde al vlug tot betalingsachterstanden

en aflossingsproblemen doordat klanten zich te diep in

de schulden hadden gestoken. Naarmate de toestand

van de economie achteruitboerde, werd de micro-

financieringssector ook nog eens getroffen door de

“No Pago”-beweging, een politieke en sociale groepe-

ring van schuldenaars die er anderen toe aanzetten

om hun schulden niet terug te betalen en die microfi-

nancieringskantoren dwongen hun deuren te sluiten,

in de hoop dat het parlement een wet zou stemmen

die een schuldmoratorium (betalingsuitstel) van 10

jaar zou invoeren. Het was een reactie op sommige

microfinancieringsinstellingen die hun klanten meer

leningen hadden opgedrongen dan ze konden dragen.

In die context dienden MFI’s en banken hun schulden te

herschikken en te herstructureren, en ging een aantal

MFI’s failliet. Internationale financierders vonden dat

de risico’s die verbonden waren aan Nicaragua te hoog

opliepen en ze trokken zich massaal terug, waardoor

de sector nog meer op apegapen lag.

De rol van BIO

BIO verstrekte in 2013 een lening van 4 miljoen

USD aan Fondo de Desarrollo Local om de uitbouw

Page 17: Jaarverslag BIO 2013

17

BIO jaarverslag 2013

van zijn leningenportefeuille en de financiering van

micro-ondernemers in Nicaragua te ondersteunen.

Daarnaast biedt BIO ook begeleiding in het proces

dat FDL moet doen uitgroeien tot een volwaardige

financiële instelling.

In de nasleep van de crisis die de microfinancierings-

sector doormaakte, blijven buitenlandse investeerders

aarzelen om opnieuw in MFI’s in Nicaragua te investe-

ren. De investering van BIO in FDL is dan ook een sterk

signaal van vertrouwen dat helpt om de instroom van

fondsen naar Nicaragua opnieuw vlot te trekken.

Interview Julio Flores, CEO van FDL

Fondo de Desarrollo Local ontstond begin de jaren ‘90, na de oorlog in Nicaragua, als een spin-off van een universitair onderzoekscentrum.

Nitlapan is een onderzoekscentrum van de

Universidad centroamericana dat opgericht werd

in 1990, nadat in de jaren ‘80 een burgeroorlog had

gewoed in Nicaragua. De belangrijkste doelstelling

van Nitlapan was om ontwikkelingsalternatieven

voor Nicaragua te formuleren via onderzoeks- en

ontwikkelingsprogramma’s en bevolkingseducatie

in landelijke gebieden. Ten gevolge van de oorlog en

van de sputterende economie werd de nationale bank

opgedoekt. Er kwamen commerciële banken, maar

ContextTola is een dorp in het zuidwesten van Nicaragua, in het departement Rivas. In de streek heeft de bananenteelt de voorbije jaren een grote opmars gemaakt, zowel voor de binnenlandse consumptie als voor de export.

José Alberto Espinoza HurtadoJosé Alberto Espinoza Hurtado is 51 jaar. Tot in 2007 ver-bouwde hij traditionele graansoorten en werkte hij ook als baseballscheidsrechter in de intergemeentelijke competi-ties. Hij was al klant bij FDL en had er al leningen afgeslo-ten om graan te kunnen inzaaien voor eigen gebruik. Op dat moment woonde hij zonder bed of tv samen met zijn vrouw en twee kinderen en had hij slechts een perceel grond van 0,4 hectare.

Maar in 2007 was er de doorbraak van de bananenteelt, en José heeft die trein niet gemist. Hij besliste om een lening aan te vragen om bananen te kunnen kweken. Hij kreeg een lening uit de I&D-portefeuille van FDL om irrigatiemateriaal te kunnen aankopen, en opleiding en technisch advies. Stuk-je bij beetje kon hij zijn landbouwareaal uitbreiden. Dankzij een andere lening kon hij een bestelwagen aankopen en zijn inkomen diversifiëren door ook bananen te gaan verkopen.

Op de foto zien we José op zijn land, dat intussen een op-pervlakte van 3,2 hectare beslaat en goed is voor een op-brengst van zowat 52.000 bananen per hectare. Het gezin heeft een huis gekocht en José heeft ook een huis gebouwd voor zijn jongste zoon.

José Alberto Espinoza Hurtado Bananenteler en verkoper

Historiek: 25 terugbetaalde leningen

Woont in Tola, Villa Eddy Monterrey

Page 18: Jaarverslag BIO 2013

18

BIO jaarverslag 2013

die waren alleen actief in stedelijk gebied, waardoor

er op het platteland onvoldoende toegang was tot

financiële diensten. In 1993 werd dan FDL opgericht

als verlengstuk van Nitlapan’s initiatief om kleine,

doorlopende kredietfaciliteiten te verstrekken aan de

plattelands- en landbouwsector. FDL werkt nog altijd

nauw samen met Nitlapan op het vlak van technische

bijstand, bedrijfsontwikkeling en juridische dienstver-

lening voor landbouwers en klanten op het platteland.

FDL heeft een portefeuille die specifiek mikt op kleine lokale landbouwers: de Investment & Development Portfolio.Deze portefeuille wil hen helpen om hun bedrijfsac-

tiviteiten verder uit te bouwen en te diversifiëren, en

om nieuwe opportuniteiten te grijpen. De leningen

beperken zich niet tot het financiële aspect, er wordt

ook samengewerkt met partners zoals Nitlapan om

technische bijstand te bieden. Zo werd er recente-

lijk technische ondersteuning geboden aan 3400

kleine koffieboeren. Wij bieden hen werkkapitaal

en Nitlapan biedt technisch advies om hun teelt- en

bemestingstechnieken te verbeteren of om plagen

zoals koffieroest te bestrijden. Andere voorbeelden

van samenwerking zijn strategische allianties met de

bedrijfswereld. Zo hebben we een samenwerkingsak-

koord met een bedrijf dat sesam commercialiseert:

dat bedrijf zorgt voor geschikt zaad en technische

bijstand, FDL financiert 50% van de technische

ondersteuning en verstrekt kredieten. En we gaan

nog een stap verder, door onze klanten ook onder-

steuning te bieden bij het vinden van afzetmarkten,

bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden te

sluiten met exportbedrijven. Bij benadering omvat

Page 19: Jaarverslag BIO 2013

19

BIO jaarverslag 2013

de Investment & Development Portfolio zowat 15%

van alle leningen die door FDL worden verstrekt.

FDL hanteert in Nicaragua de laagste intrestvoeten op zijn microkredieten voor plattelandsontwikkeling. Hoewel FDL ontstond als een plattelandsinitiatief,

hebben we ook klanten in stedelijk gebied. Meestal

gaat het in steden om micro-ondernemers die een

handelsactiviteit uitoefenen. We diversifiëren onze

intrestvoeten in functie van de activiteiten van de

klant en van hun kapitaalrotatie. Micro-ondernemers

in de stad hebben een wekelijkse of maandelijkse geld-

omloop, terwijl dat voor landbouwers maar elke 6 of

8 maanden is, afhankelijk van hun teelt of activiteit.

Bijgevolg kunnen stedelijke klanten met een snellere

geldcirculatie ook iets makkelijker hogere rentevoe-

ten betalen, waardoor we de intrestvoeten in landelijk

gebied dan iets lager kunnen houden. Zowat 65% van

onze klanten woont op het platteland. Om alles draag-

baar te houden, hanteren we hogere rentevoeten voor

handels-, diensten- of consummentenkredieten,

terwijl landbouwleningen van lagere tarieven genieten.

FDL overleefde de microfinancieringscrisis in Nicaragua in 2009.FDL behoorde tot de microfinancieringsinstellingen die

slechts een beperkt deel van hun portefeuille verloren

zagen gaan tijdens de crisis: we reduceerden onze

portefeuille met 20%, terwijl de globale daling 53%

bedroeg in Nicaragua. FDL bood goed weerwerk aan

de crisis, zowel op het terrein als ten aanzien van zijn

investeerders, dankzij een transparante en proactieve

aanpak. De instelling weigerde om ook maar één van

zijn kantoren te sluiten, zelfs niet in die gebieden waar

de No Pago-beweging erg actief was en er klanten toe

aanspoorde om hun schulden niet terug te betalen. Het

lokale personeel van FDL bleef constant in dialoog met

de klanten en bekeek de mogelijkheden om leningen te

herstructureren. FDL verloor ook nooit het vertrouwen

in zijn klanten: klanten die in gebreke bleven maar hun

lening uiteindelijk toch terugbetaalden, konden daarna

probleemloos nieuwe kredieten aangaan. Andere MFI’s

wezen wanbetalers onverbiddelijk de deur, zelfs als

ze er toch in geslaagd waren hun krediet af te lossen.

FDL zag de bui ook aankomen en anticipeerde door

nog voor het hoogtepunt van de crisis alle internati-

onale investeerders persoonlijk uit te nodigen op een

bijeenkomst in Brussel. FDL stelde er zijn strategisch

crisisplan voor, dat gestoeld was op volledige trans-

parantie naar de investeerders toe. Dit sterke engage-

ment voor good governance en transparantie schiep

vertrouwen en stelde FDL in staat om financiering te

vinden in de moeilijke jaren 2009 en 2010. Toen de bank

Banex failliet ging, zagen de meeste MFI’s hun inves-

teerders vertrekken, maar dat was niet zo bij FDL. Na

2010 kregen we weliswaar ook af te rekenen met een

grotere financieringsschaarste, waardoor we beslisten

om onze portefeuille af te bouwen.

In 2013 ondertekende FDL een leenovereenkomst met BIO.BIO is een belangrijke partner voor FDL omdat we

dezelfde missie nastreven: we zien BIO als een ont-

wikkelingsagentschap en kijken ernaar uit om een

langetermijnrelatie uit te bouwen die onze verdere

groei zal ondersteunen.

www.fdl.org.ni

FDL overleefde de microfinancierings- crisis van 2009 met glans, dankzij goed bestuur en complete transparantie.

Julio Flores

Page 20: Jaarverslag BIO 2013

20

BIO jaarverslag 2013

Stimulering van plattelandsontwikkeling

Toegang tot financiële diensten voor plattelands-gemeenschappenMicro- en kleine ondernemers spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van opkomende eco-

nomieën. Een belangrijk struikelblok voor de groei van deze bedrijven is dat ze moeilijk toegang

vinden tot geschikte financiering. Dankzij de ontwikkeling van de microfinancieringssector wordt

dit hiaat geleidelijk opgevuld. Professionele microfinancieringsinstellingen bieden micro-onder-

nemers financiële diensten aan om hun activiteiten uit te bouwen, verzamelen hun bescheiden

spaarbedragen om ze collectief te benutten en brengen de transacties die daarmee gepaard

gaan terug in het financiële systeem, waardoor de reguliere financiële sector in grotere mate

economische activiteiten gaat ondersteunen. De microfinancieringssector beleefde de voor-

bije jaren een sterke opmars. Leidende spelers in de sector hebben overtuigend aangetoond

dat goed beheerde microfinancieringsinstellingen een bijdrage kunnen leveren aan armoede-

bestrijding en jobcreatie. Microfinancieringen vinden echter nog altijd hoofdzakelijk hun weg naar

verstedelijkte gebieden, en het aanbod van duurzame microfinancieringsdiensten in landelijk ge-

bied blijft zwak, hoewel de meeste armen wereldwijd nog altijd op het platteland leven. Ondanks

de opmerkelijke verwezenlijkingen van de sector, ligt er dan ook nog een groot en grotendeels

onaangeboord potentieel voor microfinancieringsinstellingen (MFI’s) in landelijk gebied.

Page 21: Jaarverslag BIO 2013

21

BIO jaarverslag 2013

Samenwerken tegen plattelandsarmoede

Rural Impulse Fund

De plattelandsimpulsfondsen ondersteunen microfinanciering s- instellingen in landelijk gebied en helpen hen o.a. met specifieke productontwikkeling in functie van hun behoeften en klanten. Het Rural Impulse Fund (RIF I) was het eerste commerciële microfinancieringsfonds dat bewust mikte op financieel duurzame MFI’s in landelijk gebied. De impulsfondsen bereiken meer dan 2,3 miljoen eindgebruikers.

Business focus:

Plattelands-MFI’s

Regio:

Verspreid

Sector:

Microfinanciering

investeringsfonds

BIO investering:

uSD 2 M equity

uSD 6.5 M lening

Bereik:

28

instellingen

19 landen

Page 22: Jaarverslag BIO 2013

22

BIO jaarverslag 2013

RIF I werd gelanceerd in 2007 en was het eerste commerciële micro-

financieringsfonds dat inzette op financieel duurzame microfinancie-

ringsinstellingen op het platteland. RIF I wordt beheerd door Incofin

Investment Management, een gespecialiseerde beheermaatschappij

voor microfinancieringsfondsen in ontwikkelingslanden. RIF I was een

gezamenlijk project van de Nederlandse Financieringsmaatschappij

voor Ontwikkelingslanden (FMO), International Finance corporation

(IFc), de Europese investeringsbank (EIB), BIO en Incofin.

RIF I raakt intussen stilaan volledig ingetekend en het

is duidelijk dat de resultaten positief zijn, zowel op

financieel als maatschappelijk vlak, en dit ondanks

de financiële crisis van 2008. Het fonds speelde

volop zijn rol als katalysator om meer buitenlandse

investeerders ertoe over te halen in MFI’s op het

platteland te investeren. De MFI’s die financiering

ontvingen via RIF I zagen een duidelijke uitbreiding

van hun financieel aanbod en van hun middelen. In

2010 werd RIF II gelanceerd. Dit fonds kon meer

privé-investeerders aantrekken. Het is aanzienlijk

groter dan RIF I en kon voortbouwen op het succes

van zijn voorganger. De plattelandsimpulsfondsen

ondersteunen microfinancieringsinstellingen in lan-

delijk gebied en helpen hen o.m. met specifieke pro-

ductontwikkeling in functie van hun behoeften en

klanten. Zo ontwikkelde RIF I bijvoorbeeld specifieke

landbouwleningen voor kleine lokale landbouwers

in samenspraak met Kenya Women Finance Trust,

een Keniaanse MFI. Ook de geboden technische bij-

stand is een duidelijke meerwaarde voor de MFI’s

in kwestie.

Interview Geert Peetermans, Chief Investment Officer,

en Dina Pons, Social Performance Manager bij Incofin

Waarom is BIO belangrijk voor fondsen zoals RIF?GP: RIF I werd op de rails

gezet in 2005 en gelanceerd

in 2007. Het werd in die tijd

als een erg risicovol fonds

beschouwd, dus we moesten

eerst vertrouwen winnen

om een investeerdersgroep

te kunnen samenstellen.

Dankzij de toetreding van

diverse instellingen voor

ontwikkelingsfinanciering

kreeg het project meer geloofwaardigheid. BIO

was een belangrijke investeerder in het eerste RIF,

en toonde zo aan dat gerenommeerde spelers inte-

resse hadden in het project. BIO speelde m.a.w.

een cruciale rol om RIF I van de grond te krijgen. De

opvolger, RIF II, kon voortbouwen op het voorbeeld

en het vertrouwen van RIF I, en het ging dan ook van

start met meer privé-investeerders.

RIF mikt specifiek op microfinancierings-instellingen in landelijk gebied. Hoe kiezen jullie de spelers waarin jullie investeren?GP: We screenen de MFI’s om eerst te controleren

of ze toch een minimaal bereik hebben op het plat-

teland. Daarbij geldt een minimumdrempel van 30%,

waarbij we kijken in welke mate de kantoren van de

MFI op het platteland gevestigd zijn. Het minimum

was 30% maar in de praktijk haalden we een plat-

telandsbereik van zowat 65%.

De MFI’s waarin we investeren, bevinden zich niet

allemaal in landelijk gebied, maar de focus ligt toch

duidelijk op platteland.

DP: Om investeringsdoelwitten te vinden, werken

we samen met onze lokale investment managers. Zij

hebben vergaderingen met de MFI’s, onderzoeken

de financiële behoeften, enz. Soms hebben MFI’s

al van ons gehoord en stappen ze zelf op ons af

om informatie te vragen over de financieringsmo-

gelijkheden. In het andere geval stappen wij op de

MFI’s af, nadat we er zeker van zijn dat ze een profiel

hebben dat beantwoordt aan ons tweeledig inves-

teringsmandaat (financiële en maatschappelijke

prestaties), en gaan we hun financiële behoeften

onder de loep nemen.

Page 23: Jaarverslag BIO 2013

23

BIO jaarverslag 2013

Eens jullie een MFI hebben geselecteerd, hoe wordt die dan verder gescreend?DP: Eens we de MFI hebben “gevonden”, zorgen

we ervoor dat die strookt met de missie van RIF.

We kijken naar de actieradius op het platteland en

voeren een volledige doorlichting uit, waarbij we

zowel de financiële prestaties als de prestaties op het

vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen

(MVO) analyseren. Dat omvat ook gesprekken met

het managementteam en bezoeken aan kantoren

om na te gaan of de uitgezette beleidslijnen en stra-

tegieën ook in de praktijk worden gebracht op het

terrein. We ontmoeten ook een aantal klanten om te

zien wat het uiteindelijke resultaat voor hen is. Op

basis daarvan kunnen we dan beslissen of de finan-

ciële duurzaamheid van de MFI toereikend is, en of de

MVO-managementsystemen die geïmplementeerd

werden of worden, beantwoorden aan de normen

inzake maatschappelijk verantwoord investeren.

Als de doorlichting achter de rug is en er beslist werd om te investeren, maar een MFI toch niet volledig voldoet aan bepaalde normen, ondersteunt Incofin hen dan om die alsnog te bereiken? GP: Incofin ondersteunt proactief de ontwikkeling

van normen. We hebben een aantal sociale vereisten

gekoppeld aan de financiering die we verstrekken.

Daarbij kunnen we zowel een passieve rol spelen, als

we geld hebben geleend, of een actieve rol, wanneer

we in het kapitaal van een onderneming zijn gestapt.

We beschikken ook over faciliteiten op het vlak van

technische bijstand, dus we kunnen een erg betrokken

en actieve rol spelen, bijv. door te helpen bij kwesties

die verband houden met productontwikkeling of met

corporate governance. Dat levert ook toegevoegde

waarde op voor de toekomst. Het belang van het

puur financiële aspect kan verminderen, bijv. omdat

een sector uitbreidt en er meer reguliere financie-

ringsbronnen beschikbaar komen, bijv. ook bij lokale

banken, maar institutionele opbouw blijft hoe dan ook

van groot belang. We bieden steeds meer technisch

advies om instellingen te helpen professionaliseren,

zowel inzake corporate governance als op andere ter-

reinen.

Als we het over het platteland hebben, denken we bijna automatisch aan leningen voor de landbouw. Vormen die het leeuwen-deel van de leningen in landelijk gebied?GP: Het eerste RIF mikte eigenlijk niet specifiek op

landbouwkredieten. Bij het volgende fonds dat we bin-

nenkort zullen lanceren (AGRIF), is dat wel zo. Bij de

eerste 2 fondsen (RIF I en RIF II) zaten we aan zowat 20 à

30% landbouwleningen, dus niet het grootste aandeel.

Plattelandseconomieën zijn wel georganiseerd rond

de landbouw maar steunen niet alleen op veeteelt en

akkerbouw. Er zijn ook heel wat verwante handels- en

dienstenactiviteiten in landelijk gebied, wat een divers

geheel aan economische activiteiten oplevert.

KWFT: bank voor ondernemende vrouwenKenya Women Finance Trust (KWFT) is een deposito- en microfinancierings-instelling in Kenia die hoofdzakelijk actief is in afgelegen plattelandsgebieden en arme stadszones waar de toegang tot financiële dienstverlening een grote uitdaging vormt. KWFT mikt specifiek op vrouwen en biedt een aantal innova-tieve diensten aan, zoals mobiel bankieren. In 2012 deed RIF I een quasi-kapi-taalinbreng van 1,5 miljoen USD in KWFT. Bovenop die investering bood RIF I ook technische begeleiding om KFWT te helpen bij de ontwikkeling van een landbouwleningenaanbod.

Susan Nyambura KimaniWeduwe en moeder van twee, ging in 2013 voor het eerst een lening aan bij KFWT om haar kledingzaak “Susan Fashions” in Limuru uit te bouwen.

Page 24: Jaarverslag BIO 2013

24

BIO jaarverslag 2013

De microfinancieringssector beleefde een aantal diepe crisissen, met als hoofdprobleem vooral klanten met een te hoge schuldenlast. Hoe verifieert Incofin of microfinancieringsinstellingen de “client protection principles” (CPP’s)2 naleven?DP: Tijdens de due diligence spenderen we veel tijd

aan het analyseren van de soliditeit van het krediet-

verstrekkingsproces en aan de methodologie om de

terugbetalingscapaciteit van klanten te beoordelen.

We besteden ook aandacht aan cPP nummer 2 inzake

het voorkomen van te hoge schuldenlasten: elke

2. De client Protection Principles (cPP’s) beschrijven de minimale bescherming die klanten van een MFI mogen verwachten. Deze principes zijn overgenomen van de client Protection Principles van de consultative Group to Assist the Poor (cGAP). cGAP is een mondiaal partnerschap van 34 vooraanstaande organisaties die zich inzetten voor financiële inclusie. Er zijn in totaal 8 cPP’s.

investment manager dient na te gaan of er systema-

tisch een allesomvattende analyse wordt uitgevoerd

naar de maximale draagcapaciteit van elke klant. Op

die manier zijn kredietbeslissingen niet alleen geba-

seerd op onderpand of waarborgen maar ook op de

reële terugbetalingscapaciteit, met een grondige

analyse van inkomsten en uitgaven. De investment

manager screent ook de beschikbare richtlijnen m.b.t.

kredietverstrekking en controleert in gesprekken met

de mensen op het terrein - regiomanagers, kantoor-

directeurs, kredietverantwoordelijken, en uiteindelijk

ook de eindklanten - of die regels ook daadwerkelijk

worden nageleefd.

Eens we met RIF hebben geïnvesteerd, controleren

we of de gefinancierde instellingen de cPP’s naleven.

In het geval van leningen gebeurt dat aan de hand

van jaarlijkse screenings. Daarbij wordt er gekeken

of de cPP’s die voorheen al geïmplementeerd waren,

dat nog altijd zijn, en ook of eventueel vastgestelde

hiaten intussen verholpen werden.

In het geval van kapitaalinvesteringen gebeurt die

screening en monitoring meer “hands-on”, aangezien

een van onze investment managers dan in de raad

van bestuur zetelt en daar zaken kan aankaarten. Zo

kunnen ze bijvoorbeeld eerst voorstellen dat de MFI

een zelfevaluatie uitvoert m.b.t. het klantbescher-

mingsbeleid, zodat er kan nagedacht worden over

een betere aanpak en geschikte tools om het cPP-

beleid te optimaliseren.

BIO investeert rechtstreeks in MFI’s die het leerde kennen via RIF

BIO doet een aantal directe investeringen in MFI’s die oorspronkelijk financiering ontvingen via RIF. Sembrar Sartawi is een voorbeeld van zo’n microfinancierings-ngo in Bolivia, die op dit moment 21 kantoren heeft en 12.000 klanten, en die focust op het aanbieden van diverse leenfor-mules voor micro-ondernemers en kleine land-bouwproducenten. De aanpak van Sembrar is vrij uniek doordat hij niet beperkt blijft tot financi-ele ondersteuning maar leningen ook vergezeld worden van technisch advies om best practices in de praktijk te brengen en de productiviteit te verhogen. De MFI zorgt ook voor een vlottere

markttoegang voor zijn klanten en verstrekt hen actuele prijsinformatie. Het resultaat is een ge-integreerde oplossing die Sembrar Sartawi in staat stelt om een hogere productiviteit en een hogere productkwaliteit te stimuleren, en om dynamischere en duurzamere plattelandsmark-ten te promoten in Bolivia. BIO leerde Sembrar kennen als indirecte investeerder via het RIF. In 2013 sloot BIO dan een leenovereenkomst van 2 miljoen USD af met Sembrar, waardoor de sa-menwerking met de MFI nauwer werd. De lening draagt rechtstreeks bij tot een hogere krediet-verleningscapaciteit van Sembrar ten gunste van

kleine boeren en micro-ondernemers in afgele-gen plattelandsgebieden in Bolivia. In de praktijk betekent dit ook dat BIO rechtstreeks bijdraagt aan de creatie van tewerkstelling in deze armere landelijke gebieden: aangezien Sembrar niet al-leen financiële diensten aanbiedt zoals lenen en sparen, maar ook technische ondersteuning le-vert om de kwantiteit en de kwaliteit van de land-bouwproductie te verhogen en de markttoegang voor zijn klanten te verbeteren, zijn de positieve effecten op de tewerkstelling aanzienlijk.

Page 25: Jaarverslag BIO 2013

25

BIO jaarverslag 2013

Incofin biedt meer dan alleen financiering. Waar ligt de additionaliteit van een fonds zoals RIF I?GP: We volgen uiteraard het “do no harm”-principe

met betrekking tot microfinanciering, maar onze

echte meerwaarde ligt in het feit dat we het hoogst

haalbare nastreven op het vlak van productontwik-

keling en plattelandsontwikkeling.

We zijn sterk betrokken bij de instellingen waarmee

we in zee gaan en we verschuiven onze focus steeds

meer van schuld- naar kapitaalinvesteringen omdat

die een nog hoger niveau van betrokkenheid toelaten.

Iemand uit ons team wordt dan specifiek aan een

instelling toegewezen en zetelt ook vaak in de raad

van bestuur. Onze investment manager discussieert

dan ook met het management over de investerings-

strategieën. Waar dat mogelijk is, bieden we ook

technische ondersteuning. We doen dus veel meer

dan alleen financiering verstrekken: we bieden als

het ware “smart finance” aan, in die zin dat we echt

een engagement aangaan, strategieën bespreken

en bijkomende ondersteuning bieden om die strate-

gieën te realiseren. Het grote verschil met commer-

ciële investeerders is dat we niet op zoek zijn naar

een dominante of controlerende positie, maar naar

partnerships.

BIO investeert nu rechtstreeks in een aantal MFI’s die voorheen gefinancierd werden via RIF. Fungeert RIF dan ook als bruggenbouwer tussen ontwikkelingsfinancieringsinstellingen en andere investeerders enerzijds, en de micro-financieringsinstellingen anderzijds?

GP: We hebben een afspraak met BIO waarbij wij

als het ware als “makelaar” fungeren. Voorbeelden

daarvan zijn Sembrar Sartawi in Bolivia (zie pagina

22) en Fundeser in Nicaragua. Wij komen de MFI’s

makkelijker op het spoor dankzij onze lokale aan-

wezigheid via onze kantoren. We kunnen de MFI’s

dan aan BIO voorstellen, en BIO beslist dan of het al

dan niet rechtstreeks wil investeren, wat in de twee

bovenstaande gevallen gebeurd is.

RIF I is stilaan volledig ingetekend en ook RIF II loopt goed. Als we naar de toekomst kijken, wat zit er dan nog in de pijplijn? GP: Het AgRIF-fonds wordt de logische opvolger van

RIF I & II. Bij RIF mikten we niet specifiek op krediet-

verstrekking aan landbouwers. Daar zal bij het vol-

gende fonds wel uitdrukkelijk de klemtoon op liggen.

We zullen dat op twee manieren doen: door in eerste

instantie te blijven focussen op financiële instellin-

gen, maar door er tegelijk sterker over te waken dat

er een aanbod is van specifieke producten voor de

financiering van kleine landbouwers. Uiteraard dient

de portefeuille de lokale economie te weerspiegelen

en is pure landbouwfinanciering vanuit dat oogpunt

geen optie. We hopen dat zowat 50% van de por-

tefeuille in lokale boeren zal investeren. Daarnaast

hebben we ook werk gemaakt van rechtstreekse

landbouwfinancieringen, via het aanbieden van

financiële diensten rechtstreeks aan producenten-

organisaties, coöperatieven en landbouwbedrijven.

www.incofin.com

Page 26: Jaarverslag BIO 2013

26

BIO jaarverslag 2013

Stimulering van plattelandsontwikkeling

De rurale waardeketenEen grote uitdaging waar plattelandsgezinnen mee kampen in hun strijd voor een beter

bestaan, is hun slechte verbinding met markten. Een vlotte markttoegang is niet alleen

belangrijk om hun producten te verkopen, maar ook om materiaal en benodigdheden te

kunnen aankopen. Bij de ontwikkeling van markten die ook afgelegen landelijke gebieden

ontsluiten, botst men op heel wat struikelblokken; vaak is er een gebrek aan meerdere

markten. Aangezien de werking van de ene markt vaak afhankelijk is van een andere markt,

heeft een geïntegreerde aanpak met de simultane ondersteuning van diverse activiteiten

langsheen de waardeketen – van de aankoop van grondstoffen en basisproducten over

de productie en verwerking tot de marketing en distributie – de grootste kans op slagen.

De twee projecten waarop we hierna inzoomen tonen aan hoe BIO meer kansen biedt aan

plattelandsgezinnen door hun toegang tot inkoop- en verkoopmarkten te verbeteren, maar

ook door hen technische opleidingen en aanverwante diensten aan te bieden. SEDIMA is

een succesvolle onderneming in Senegal die actief is in de pluimveesector. Naast de eigen

broed- en kweekactiviteiten levert SEDIMA ook basisproducten, -diensten en materiaal

aan een uitgebreid netwerk van lokale kwekers. Laiterie du Berger, eveneens een bedrijf uit

Senegal, is actief in de zuivelsector. Voor haar melkaanvoer steunt deze melkerij gedeel-

telijk op lokale boeren en helpt ze hen ook om hun productie op te voeren en hun inkomen

te verhogen.

Page 27: Jaarverslag BIO 2013

27

BIO jaarverslag 2013

Verticale integratie van de volledige waardeketen

SEDIMA Sénégalaise de Distribution de Matériels Avicoles

De Senegalese pluimveesector is een van de meest veelbelovende agrarische sectoren om werk te maken van armoedebestrijding en om de economische groei te ondersteunen. De sector is goed voor 17% van het bruto binnenlands product, boekte in 2012 een omzet van 132 miljard cFA-frank, biedt werk aan ruim 30.000 mensen, en liet sinds 2000 een groei van 80% optekenen.

Business focus:

Pluimveehouderij

Regio:

Afrika

Sector:

Agricultuur

BIO investering:

EuR 3,7 miljoen

EuR 150.000 TA

Land:

Senegal

Page 28: Jaarverslag BIO 2013

28

BIO jaarverslag 2013

Al van bij zijn oprichting in 1988 heeft SEDIMA als doelstelling om bij te

dragen tot een grotere mate van voedselzelfvoorziening voor Afrika en

om één van de leiders te worden in de pluimvee- en diervoedersector in

sub-Sahara Afrika. Vandaag is het bedrijf markleider in Senegal met een

marktaandeel van 39% op de markt voor dagkuikens en van 35% op de

diervoedermarkt. SEDIMA streeft ernaar de volledige productieketen

te omvatten, van het kweken van kippen tot het produceren van tarwe

voor verwerking in diervoeders.

De onderneming speelt een belangrijke rol in de ontwik-

keling van pluimveeboerderijen in Senegal doordat ze

de kwekers kwaliteitsvolle producten aanlevert en ook

de installatie van kweek- en legboerderijen verzorgt.

SEDIMA commercialiseert toebehoren voor de pluim-

veesector, levert kant-en-klare pluimveeinstallaties en

zorgt voor een kwalitatief kader en degelijke opleidingen

voor de kwekers.

SEDIMA omvat vandaag een broederij van 14 miljoen

dagkuikens per jaar, een kwekerij van 150.000 leg-

en braadkippen per jaar, een pluimveeboerderij van

750.000 kippen en een eierproductie van 350.000

leghennen. Daarnaast heeft de onderneming ook een

voederverwerkingsbedrijf met een jaarlijkse productie-

capaciteit van 150.000 ton, een graanmolen voor de

productie van patisseriebloem met een capaciteit van

250 ton per jaar, en een verkooppunt voor pluimveeuit-

rusting. De jaaromzet is in 10 jaar tijd gestegen van

6 miljoen naar 30,5 miljoen EUR. SEDIMA heeft 215

werknemers en 100 dagloners, en zorgt via zijn 200

distributeurs voor zowat 1000 indirecte jobs.

SEDIMA scoort ook hoog op het

vlak van gendergelijkheid: zowel

in het algemene management als

in de raad van bestuur bekleden

vrouwen hoge posities.

De onderneming is uitgegroeid

tot een modern agrobedrijf en

het kan daarbij bogen op ruim

30 jaar ervaring, gekwalificeerd

en gemotiveerd personeel, en

een efficiënte organisatie. De

installaties van SEDIMA zijn bijzonder modern en van

het kwaliteitsniveau van Europese pluimveebedrijven.

SEDIMA implementeert ook een kwaliteitsgerichte

aanpak (hygiëne, veiligheid, milieuzorg, personeelsbe-

leid, procedures, infrastructuur, enz.) en een klantge-

richte aanpak, waarbij het zoekt naar oplossingen op

maat van de lokale of regionale pluimveehouders.

Het bedrijf blijft groeien en zit niet verlegen om nieuwe

projecten of vooruitzichten. Tot de uitdagingen voor de

Seynabou Seck Diawara, vice-algemeen directeur 1997-2004, algemeen directeur 2007-2013, CEO sinds januari 2014

Page 29: Jaarverslag BIO 2013

29

BIO jaarverslag 2013

toekomst behoren onder meer de bouw van een nieuwe

hoofdzetel, met betere werkomstandigheden voor het

personeel en meer mogelijkheden om klanten te ont-

vangen, het opzetten van een industriële slachtketen

in samenwerking met lokale pluimveehouders, en het

inrichten van percelen voor industriële graanteelt (o.a.

maïs).

Tastbare impact op de lokale en regionale plattelandsontwikkeling

Senegal is een partnerland van de Belgische ont-

wikkelingssamenwerking. Het kampt met dezelfde

uitdagingen op het vlak van industriële ontwikkeling

als veel andere landen in de regio en heeft nood aan

een sterke privésector. Een privésector die onder-

steund wordt door mensen die de moed hebben om

te investeren in sectoren die op productievlak lokale

toegevoegde waarde creëren en die voor jobs zorgen.

Met een aandeel van 17% van het bruto binnenlands

product in Senegal, een omzet van 132 miljard cFA-

frank in 2012, meer dan 30.000 directe en indirecte

jobs, en een groei van bijna 80% tussen 2000 en

2012, is de Senegalese pluimveesector een van de

meest veelbelovende agrarische sectoren om werk

te maken van armoedebestrijding en ondersteuning

van de economische groei.

Het leeuwendeel van de productie van SEDIMA is

bestemd voor de binnenlandse markt, maar een

deel wordt ook geëxporteerd, hoofdzakelijk naar

Mauritanië, Gambia en Mali. SEDIMA probeert ook

voet aan de grond te krijgen in Guinee-Bissau en

Guinee-conakry. Door haar activiteiten en diensten

Page 30: Jaarverslag BIO 2013

30

BIO jaarverslag 2013

voor lokale pluimveehouders, door de creatie van

lokale toegevoegde waarde en door het scheppen

van zowel rechtstreekse als onrechtstreekse jobs,

heeft de groep SEDIMA een belangrijke impact op de

ontwikkeling van het Senegalese platteland. Er zijn

heel wat landbouwers betrokken bij de activiteiten

van SEDIMA en de onderneming heeft momenteel

bijna 1100 actieve klanten.

www.sedima.com

Interview Babacar Ngom, CEO van de groep SEDIMA

In 2013 werd SEDIMA bekroond met de “gouden kauri” voor de meest innovatieve onderneming. Hoe realiseerde een self-made ondernemer zo’n succes?

Ik startte in 1976 een pluimveeboerderij op met een

totale investering van 100.000 cFA. Vandaag heeft

de groep SEDIMA een kapitaal van 2 miljard cFA,

dat volledig in handen is van Senegalese aandeel-

houders.

Welke impact had de eerste investering van BIO in 2007, voor een bedrag van 700.000 EuR?Dat project beoogde de uitbreiding van onze

bestaande vestiging in Dakar, die zich exclusief toe-

spitste op de productie van voeders voor pluimvee

en herkauwers, zowel voor de lokale markt als voor

Page 31: Jaarverslag BIO 2013

31

BIO jaarverslag 2013

export binnen de regio (hoofzakelijk Mauritanië en

Mali). De investering van BIO werd gebruikt om onze

marktpositie voor leghenvoeders te consolideren en

om nieuwe producten te lanceren (korrels en energie-

rijke producten), goed voor een totale productiecapa-

citeit van 100.000 ton per jaar voor kippenvoeders en

50.000 ton per jaar herkauwersvoeders. De expansie

maakte het mogelijk om het droogteseizoen door te

komen. De totale productiecapaciteit is vandaag

150.000 ton, uitbreidbaar tot 300.000 ton.

De 3 miljoen financiering die in 2013 werd overeengekomen met BIO zal gebruikt worden voor de bouw van een graanmolen. Waarom zo’n maalderij?Als onderdeel van het ontwikkelingskader van de

groep SEDIMA werd er een fabriek voor diervoeders

opgericht. Alle tarwezemelen die afkomstig zijn van

de molen zullen gebruikt worden door de diervoeder-

fabriek. De tussenkomst van BIO in dit project omvat

ook een luik technische bijstand met opleidingen van

het personeel voor de maalderij en het integreren van

kwaliteitsmanagement (ISO 22000) binnen het bedrijf.

Wat is het voordeel van een eigen meelproductie te hebben?Zoals voor alle producten, schommelt de prijs van

tarwezemelen in functie van vraag en aanbod. Dankzij

de maalderij zullen we de kostenstructuur van onze

(pluim)veevoederfabriek beter kunnen beheersen.

Dus dankzij dit project zal SEDIMA de volledige productieketen beslaan?Dat klopt. We zullen dan broedeieren, kuikens, leg- en

braadkippen, consumptie-eieren, tarwe, pluimvee-

en veevoeders produceren. We streven daarbij naar

een maximale toegevoegde waarde lokaal, en dragen

bij aan de ontwikkeling van een grotere regionale en

nationale voedselzelfvoorziening. We hopen dat BIO

ons zal blijven ondersteunen in onze verdere uitbrei-

ding.

Interview Patrick Englebert, Adviseur / Hoofd

Ontwikkelingssamenwerking Belgische ambassade te Dakar

Senegal is een land met een

enorm potentieel. Het kan

bogen op een vrij grote stabili-

teit, op goed opgeleide arbeids-

krachten, en op een natuurlijke

omgeving die geschikt is voor

landbouw en veeteelt. Het is

een land met sterke ambities op socio-economisch

vlak en met verschillende institutionele partners die

willen helpen om die ambities ook waar te maken.

Er wordt ook in toenemende mate een beroep gedaan

op bedrijven uit de privésector om de ontwikkeling

van het land aan te zwengelen. Die bedrijven dragen

bij aan waardecreatie die herverdeeld wordt in de

vorm van jobs en dus ook inkomens, maar ook aan

een betere toegang tot kwalitatieve basisproducten

tegen betaalbare prijzen.

Ondanks die troeven is Senegal geen ontwikkeld

land. Bijna 1 op 2 inwoners leeft in armoede en bijna

20% van de bevolking, hoofdzakelijk op het platte-

land, kampt met ondervoeding.

Een bedrijf zoals SEDIMA pas perfect binnen een

ontwikkelingsaanpak gebaseerd op het valoriseren

van lokaal beschikbare middelen en het ondersteu-

nen van mensen in armoede. Sinds zijn oprichting is

SEDIMA zijn activiteiten blijven diversifiëren met de

bedoeling om voor diverse producten onafhankelijk

te worden van buitenlandse leveranciers. De volledige

bevolking van Senegal heeft baat bij de activiteiten

van SEDIMA: de pluimveesector beleefde een sterke

ontwikkeling, met talrijke micro-ondernemingen die

de volledige consumptiemarkt kunnen bevoorraden

met kippenvlees en eieren.

Met zijn nieuwe maalderij wil het bedrijf de aanvoer

van basisgrondstoffen beter beheersen. Tegelijk

verhoogt SEDIMA de industriële productiecapaciteit

voor tarwe en draagt het bij aan een competitiever

klimaat, een noodzakelijk ingrediënt om de economie

te stimuleren en voor een aantrekkelijke prijszetting

voor de consument te zorgen.

Page 32: Jaarverslag BIO 2013

32

BIO jaarverslag 2013

Ontwikkeling van een netwerk van landbouwers in landelijke gebieden

Laiterie du Berger

Amadou BA, Gaudi: “Ik heb gehoord dat er landen zijn waar veehouders met een kudde van dertig melkkoeien zich een auto kunnen veroorloven, hun kinderen naar de universiteit kunnen sturen om ingenieur te worden... Hier hebben we kuddes van meer dan honderd koeien en we zijn arm!Dat verandert met de verkoop van melk: melk maakt alles mogelijk.”

Business focus:

Melkproductie en

-inzameling

Regio:

Afrika

Sector:

Agricultuur

BIO investering:

EuR 1,38 miljoen

EuR 45.000 TA

Land:

Senegal

Page 33: Jaarverslag BIO 2013

33

BIO jaarverslag 2013

BIO werkt als partner mee aan de structurering van het plaatselijke

melknetwerk sinds Laiterie du Berger (LDB) in 2008 werd opgericht.

De ondersteuning bestond uit twee leningen (380.000 EUR in 2008 en

1 miljoen EUR in 2010) en twee projecten voor technische bijstand. LDB is

het eerste zuivelverwerkend bedrijf dat melk krijgt aangeleverd van plaat-

selijke semi-nomadische veehouders nabij de Mauritaanse grens.

Toen het bedrijf in 2007 werd opgestart, was de

plaatselijke inzameling goed voor 100% van de toe-

levering van de fabriek. Tegen 2012 was dat gedaald

tot 53%. In de rest van de behoefte werd voorzien

door poedermelk. Naar schatting zou de plaatse-

lijke melkproductie jaarlijks met 5% kunnen stijgen.

Voorlopig is die productie echter onvoldoende om de

behoeften van de fabriek te dekken en het afgewerkte

melkproduct te produceren, waarnaar de vraag snel

toeneemt. Tegelijk zijn de inkomsten uit de verkoop

van melk te laag voor de veehouders om zich te

kunnen verankeren in de economie van het land en

echte perspectieven op lange termijn te hebben om

hun behoeften te vervullen.

Tegen die achtergrond heeft LDB zijn melkinzame-

lingsstrategie voor 2016 herzien. De strategie voorziet

in de voortzetting van de melkinzameling bij traditio-

nele Nomadische veehouders in de streek van Diéri en

in de oprichting van productievere melkbedrijven in de

streek van Walo, naast landbouwactiviteit.

De ontwikkeling van traditionele veeteelt en melkin-

zameling door LDB wordt technisch ondersteund

door een Franse NGO (GRET) en is gekoppeld aan

Page 34: Jaarverslag BIO 2013

34

BIO jaarverslag 2013

de financiering van het project “Toegang tot diensten en

structurering van melkveehouders in het departement

Dagana in Senegal”.

De ontwikkeling van de veeteelt door de oprichting van een

pilootbedrijf was mogelijk dankzij de technische bijstand

van BIO. De interventie van BIO heeft betrekking op ver-

schillende aspecten: technische supervisie van het piloo-

tbedrijf, validatie van een productiever standaardras dat

beter is aangepast aan de omstandigheden in de Sahara,

opzetting van een fokkudde, productie van voedsel op

basis van plaatselijke bijproducten (bladeren van suiker-

riet, rijststro) met een verbeterde voedingswaarde en

technische opleiding van veehouders. BIO vervult ook

een katalyserende rol in het aantrekken van potentiële

investeerders voor middelgrote landbouwbedrijven.

BIO steunt LDB bij het opzetten van een geschikte

managementstructuur voor de productievestiging in

Richard Toll. De technische bijstand heeft betrekking

op de uitwerking en uitvoering van een oriëntatieplan

voor de industriële ontwikkeling, de oprichting van een

team van plaatselijke managers en de installatie van een

controlesysteem voor het management van de fabriek,

door productieprocedures te formaliseren en industriële

activiteiten te integreren in het informatiesysteem van

het bedrijf. Het doel is om tegen 2025 met de huidige

groep veehouders 250 mini-landbouwbedrijven op te

richten, los van het pilootbedrijf en andere middelgrote

landbouwbedrijven. Dat komt overeen met een produc-

tieve kudde van zo’n 1250 koeien die jaarlijks ongeveer

4 miljoen liter melk leveren.

You can find ‘laiterieduberger’ on Facebook.

Page 35: Jaarverslag BIO 2013

35

BIO jaarverslag 2013

Interview Bagoré Bathily, oprichter en algemeen directeur van

Laiterie du Berger

Waarom hebt u Laiterie du Berger opgericht?In 2005 merkte ik dat bijna 90%

van alle melk die in Senegal

wordt geconsumeerd, geïm-

porteerd wordt in poedervorm.

En dat terwijl 4 miljoen mensen,

voornamelijk Fulbe, traditioneel leven van veehouderij

en dus melk kunnen produceren. Ik kwam toen op het

idee om een bedrijf op te richten dat zuivelproducten

produceert op basis van plaatselijk ingezamelde melk,

waardoor de veehouders hun leefomstandigheden

zouden kunnen verbeteren. Intussen heeft LDB een

merk opgebouwd met een sterk penetratiepotentieel

(Dolima) en draait het bedrijf een mooie omzet in een

zeer competitieve markt.

Welke rol speelt BIO in dit project?Het project biedt een overtuigend alternatief waardoor

de veehouders hun leefomstandigheden kunnen ver-

beteren, de melk die ze produceren kunnen opwaar-

deren en producten van “Europese” kwaliteit tegen

“Senegalese” prijzen op de markt kunnen brengen.

BIO ondersteunt LDB in de hele waardeketen (inza-

meling, verwerking, kwaliteitscontrole, toelevering,

verkoop, marketing, financieel beheer) en heeft de

capaciteiten van het productieteam en de steun aan

veehouders versterkt. Het gaat erom dat de veehou-

ders worden aangemoedigd om hun productiviteit te

verbeteren door hen een referentie te bieden via het

pilootbedrijf, knowhow via praktische en theoretische

opleiding, en ondersteuning door het aanbieden van

diverse diensten, eenvoudige managementtools,

veevoeder, enz

Wat is de impact van dit project op het vlak van ontwikkeling en wat wint de lokale bevolking erbij?In tegenstelling tot wat men doorgaans denkt, is het

probleem in Afrika in het algemeen en in Senegal

meer in het bijzonder niet altijd te wijten aan de lage

productiviteit van de plaatselijke koeien, maar aan de

afwezigheid van een efficiënt distributiecircuit om de

producten in te zamelen, te verwerken en te versprei-

den naar groeiende stedelijke markten. De melk die

de veehouders produceren gaat vaak verloren omdat

er eenvoudigweg geen markt is. Dankzij Laiterie du

Berger maakt de plaatselijke veeteelt een belangrijke

ontwikkeling door en de inkomsten van de veehou-

ders die deelnemen aan het project zijn dankzij de

verkoop van melk naar schatting verdrievoudigd.

Voor de fabriek er was, waren alleen de kalfjes gelukkig. Nu zijn wij dat ook!

Ahmet Diallo

We moeten niet langer melk weggieten. Ik dank God en de fabriek.

Ifra Malick Sow

Ooit zal deze melk mijn kinderen voeden.

Binta Kouna Sow

Page 36: Jaarverslag BIO 2013

36

BIO jaarverslag 2013

Stimulering van plattelandsontwikkeling

Landelijke infrastructuurNet als de beperkte toegang tot krediet belemmert ook het gebrek aan infrastructuur,

elektriciteit en water kmo’s om te groeien. BIO zette zijn eerste stappen in deze sector toen

het in 2010 een overeenkomst sloot met FMO, de Nederlandse Financierings-Maatschappij

voor Ontwikkelingslanden. De investeringen van BIO in infrastructuurprojecten zijn

rechtstreeks of via intermediaire instellingen gericht op elektriciteitsproductie op basis van

hernieuwbare energie (wind-, zonne-, waterkracht-, geothermische of bio-energie), met

inbegrip van de aspecten energie-efficiëntie, transport, water en telecommunicatie. De

toegevoegde waarde van de financiering van BIO in deze sector komt voornamelijk voort

uit de langere looptijden van de leningen, die zowel de uitvoeringsfase als de operationele

periode dekken, waar de commerciële financieringsmarkten niet de nodige bedragen of

looptijd bieden. De belangrijkste ontwikkelingseffecten van deze projecten zijn de productie

van hernieuwbare energie, de impact op het probleem van de klimaatsverandering

(verlaging van cO2-uitstoot), een betere werking van de publieke energiesector dankzij de

komst van privé-exploitanten en de overdracht van moderne technologieën voor schonere

energie.

Page 37: Jaarverslag BIO 2013

37

BIO jaarverslag 2013

Landelijke infrastructuur

Helios Towers DRC

Helios Towers DRc levert oplossingen voor mobiele technologie in de Democratische Republiek congo en geeft mensen in gebieden met een lage dekkingsgraad, vaak op het platteland, op die manier toegang tot betaalbare telecommunicatiediensten.

Business focus:

Telecommunicatie

Regio:

Afrika

Sector:

Infrastructuur

BIO investering:

uSD 14 miljoen

Land:

DRC

Page 38: Jaarverslag BIO 2013

38

BIO jaarverslag 2013

Deze transactie is voor BIO het eerste grote project

op het vlak van telecommunicatie-infrastructuur in de

DRc. De DRc is een focusland voor BIO en de Belgische

Ontwikkelingssamenwerking, en het project strookt

met de strategie van BIO om de telecommunicatie-

infrastructuur en de toegang tot informatie in Afrika te

verbeteren, met bijzondere aandacht voor landelijke

gebieden. Infrastructuur, met name wat transport

en communicatie betreft, blijft een belangrijk aan-

dachtsgebied dat investeringen vereist om de ontwik-

keling van de economie van de DRc in de toekomst te

stimuleren. Helios Towers DRc (HTD) is de eerste en

momenteel enige onafhankelijke eigenaar en beheer-

der van telecommunicatiemasten in de DRc. De DRc is

een van de grootste markten in Afrika en heeft tegelijk

een van de laagste penetratiegraden voor telecommu-

nicatie. In 2011 verwierf HTD een portefeuille van 728

telecommunicatiemasten van mobiele operator Tigo.

Eind 2013 had HTD een portefeuille van 741 masten in

eigendom of beheer, waaronder 651 actieve masten

en 90 uitgeschakelde masten die opnieuw werden

geactiveerd. De uitrol en bedrijfsresultaten van HTD

lijken de verwachtingen te overtreffen. HTD heeft

raamovereenkomsten voor de verhuur van de tele-

communicatiemasten gesloten met alle vijf mobiele

operatoren (Africell, Bharti Airtel, Orange, Tigo en

Vodacom) en met een aantal internetproviders. De

operatoren zijn er zich van bewust dat de uitbreiding

van het netwerk in landelijke gebieden cruciaal is om

het ware potentieel van de markt in de DRc te kunnen

benutten. Geografische expansie is de sleutel tot de

duurzaamheid van het model. Bovendien worden alle

operatoren door de lokale regulator verplicht om hun

geografische dekkingsgraad te vergroten, zoals in de

licentieovereenkomsten is overeengekomen.

Mobiele technologie om de financiële inclusie en ontwikkeling in gebieden met een lage dekkingsgraad te versnellen

Wegens de kostenstructuur van financiële retaildien-

sten zijn de traditionele financiële instellingen er tot

nog toe niet in geslaagd om klanten met een laag

inkomen te bereiken. Dat is met name het geval in

afgelegen gebieden. Het is voor banken zelden eco-

nomisch interessant om fysieke kantoren te bouwen

en te exploiteren ten dienste van de armen. En zelfs

mochten dergelijke kantoren bestaan, dan zouden de

klanten niet bereid of in staat zijn om de vergoedingen

te betalen die de banken, gezien de omvang van de

transacties en/of stortingen van hun klanten, zouden

moeten aanrekenen om hun kosten te dekken. Dit

Tegen 2018 zullen 8 miljoen mensen toegang hebben tot financiële diensten dankzij mobiel bankieren

Het project Helios Towers DRc Infraco sprl, dat in december 2013 werd

ondertekend, is gericht op de uitbreiding van het netwerk van telecom-

municatiemasten in de Democratische Republiek congo (DRc), ook in

landelijke gebieden, om particuliere klanten en plaatselijke bedrijven

toegang te geven tot betaalbare telecommunicatiediensten.

Page 39: Jaarverslag BIO 2013

39

BIO jaarverslag 2013

probleem is nog groter in landelijke gebieden, waar

de bevolkingsdichtheid laag is.

Daarentegen heeft 40% van de mensen met een laag

inkomen in Afrika toegang tot een mobiele telefoon.

Bovendien zijn er meer dan een miljard klanten in

opkomende markten die reeds toegang hebben tot

een mobiele telefoon, maar die geen formele bank-

rekening hebben.

Er doet zich dus een enorme kans voor om het leven

van miljoenen financieel uitgesloten mensen te ver-

beteren door via de uitgebreide distributienetwerken

en vertrouwde merken van de mobiele operatoren

dergelijke financiële diensten aan te bieden. In die

context is toegang tot mobiele technologie van

essentieel belang voor de plaatselijke financierings-

instellingen. In 2007 waren er in de lokale banken in

de DRc slechts 100.000 bankrekeningen geregis-

treerd. Intussen is dat aantal gestegen tot 2 miljoen.

Dankzij mobiel bankieren zullen in 2018 naar schat-

ting 8 miljoen mensen toegang hebben tot financiële

diensten.

Interview Philippe Loridon, CEO van Helios Towers Africa in de DRC

Hoe belangrijk is mobiele telecommunicatie in Afrika? In sub-Sahara Afrika zijn er

zo goed als geen vaste lijnen.

Mobiele communicatie is de

enige vorm van communicatie tussen stedelijke

bevolkingscentra en plattelandsdorpen en vormt

de basis voor mobiele bank- en internetdiensten.

Lagere communicatiekosten (mogelijk gemaakt

door mobiele telefonie) verbeteren de productiviteit

in tal van sectoren (logistiek, landbouw, productie,

gezondheidszorg) en zorgen voor een bredere

toegang tot onderwijs. Naast de tastbare voordelen

beantwoordt het feit dat familieleden goedkoop met

elkaar kunnen communiceren ook aan een sociale

behoefte, gezien de omvang van Afrikaanse families

en het menselijke verlangen om met elkaar in contact

te blijven. Het belang van mobiele telefonie is nog

groter in een land met de omvang van de DRc (bijna

zo groot als West-Europa), met 75 miljoen inwoners

en een gebrekkige infrastructuur.

Waarom is het voor de mobiele operatoren interessant om de activiteiten met betrekking tot de masten uit te besteden aan HTD?Mobiele operatoren kunnen op die manier hun kapi-

taalinvesteringen en bedrijfskosten verlagen, zodat

ze zich kunnen concentreren op hun kernactiviteiten:

de consument telefoniediensten verkopen met een

betere netwerkkwaliteit en lagere tarieven. Bovendien

kunnen de operatoren dankzij de lagere kosten voor

de masten hun mobiele aanwezigheid versterken en

voldoen aan de vereisten van de geografische ont-

wikkeling onder de exploitatievergunning, en kunnen

ze investeren in nieuwe toepassingen zoals mobiel

bankieren. Ook de speed-to-market is een concur-

rentievoordeel voor iedere mobiele operator die onze

masten gebruikt om zijn dekkings- of capaciteitsbe-

hoeften te vervullen. Tot slot konden we, omdat het

onderhoud van masten onze corebusiness is, de

kwaliteitsnorm voor het netwerk verhogen tot 99,75%

beschikbaarheid zonder onderbreking.

Wat zijn de uitbreidingsplannen van HTD in de DRC, met name in landelijke gebieden?HTD volgt de operatoren. Een verlaging van de kosten

maakt het mogelijk om het netwerk uit te breiden in

landelijke gebieden, die traditioneel minder winstge-

vend zijn. Zo maakte Tigo, een van onze operatoren,

in oktober 2013 bekend dat het na zijn terugkeer naar

twee geteisterde oostelijke provincies van de DRc

(Noord- en Zuid-Kivu) in minder dan drie maanden

meer dan 250.000 nieuwe klanten had geworven. We

hebben het netwerk van Tigo in enkele maanden tijd

uitgebreid van 40 naar 70 sites, met een stijging van

de uptime van minder dan 80% tot 99%. Daarnaast

maakten we de lancering mogelijk van 3G op 22 sites

in de twee grootste steden. Zonder Helios zou deze

expansie bijna een jaar in beslag hebben genomen en

zouden de kosten 3 keer hoger zijn geweest.

Welke impact heeft de investering van BIO in dit project?BIO verstrekt financiering samen met de Duitse

partner DFI (DEG), als aanvulling op het commerciële

Page 40: Jaarverslag BIO 2013

40

BIO jaarverslag 2013

luik. De investering laat ons toe om meer sites uit te

bouwen voor onze klanten, die de communicatievoor-

zieningen in de DRc en de toegang tot mobiele dien-

sten voortdurend verbeteren.

Voor welke uitdagingen staat het project? De omvang van het land en de beperkte infrastructuur

zijn de twee grootste uitdagingen in de DRc en hebben

een grote invloed op onze kosten. Bovendien maakt

de onbetrouwbare elektriciteitsbevoorrading via het

openbare elektriciteitsnetwerk de stroomvoorziening

van onze sites er niet eenvoudiger op, aangezien we

moeten zorgen voor voldoende noodcapaciteit via

generatoren. In bepaalde gevallen installeren we deep-

cycle batterijen om de hoge uptime in stand te houden

en het brandstofverbruik te beperken. Andere uitda-

gingen zijn de diefstal van brandstof en de beperkte

kwaliteit van de aannemers. De diefstalproblematiek

hebben we kunnen terugdringen door middel van een

extern monitoringsysteem, en de aannemers met wie

we samenwerken krijgen nu een opleiding in een van

onze vier regionale kantoren (Kinshasa, Matadi, Goma

en Lubumbashi).

Heeft het project een positieve impact op het milieu? Het project gaat de wildgroei van telecommunicatie-

masten tegen, wat het stedelijk landschap ten goede

komt. Daarnaast zorgt het project voor een afname van

het totale brandstofverbruik van de sites en verkleint

het de cO2-voetafdruk van de sector. En bovendien

leiden de initiatieven van Helios, zoals de installatie

van moderne generatoren met hybride oplossingen

en deep-cycle batterijen, tot een dieselverbruik dat in

veel gevallen 40% lager ligt, wat onmiskenbaar een

positieve invloed heeft op het milieu.

De activiteiten van Helios lijken een model te bieden voor de meeste sub-Sahara Afrikaanse landen met een lage penetratiegraad voor mobiele telefonie. HTD is ook actief in Tanzania en Ghana. Heeft HTD ook plannen in andere landen?Ja, de HTA Groep in Londen is actief op zoek naar

nieuwe businessopportuniteiten in andere Afrikaanse

landen. In 2014 zal Helios zijn activiteiten wellicht

uitbreiden naar nieuwe landen en er de huidige suc-

cessen uit de DRc, Tanzania en Ghana proberen te

herhalen.

www.heliostowersafrica.com

Page 41: Jaarverslag BIO 2013

41

BIO jaarverslag 2013

Page 42: Jaarverslag BIO 2013

42

BIO jaarverslag 2013

Landelijke infrastructuur

Rajasthan Sun

Rajasthan Sun zal India voorzien van schone en duurzame energie en zal de diversificatie van het energiesysteem van het land bevorderen. Zo’n 350.000 mensen zullen in een van de armste staten van India toegang krijgen tot energie. Het project draagt bij aan de verlaging van de cO2-uitstoot met 270.000 ton per jaar.

Business focus:

Zonne-energie

Regio:

Azië

Sector:

Hernieuwbare

energie

BIO investering:

uSD 20 miljoen

Land:

India

Page 43: Jaarverslag BIO 2013

43

BIO jaarverslag 2013

Het project voor geconcentreerde zonne-energie van 100 MW bevindt

zich in de Indiase staat Rajasthan, naast een ander zonnecellenproject

van 40 MW. De projectlocatie bestaat uit een afgelegen, onvruchtbaar

woestijngebied van 340 hectare met beperkte biodiversiteit en zonder

enig economisch nut. Het project is eigendom van Reliance Power, het

grootste private energieproductiebedrijf in India, en verkreeg financie-

ring voor een bedrag van 302 miljoen USD.

Met zijn langetermijnfinanciering in harde valuta

draagt BIO bij aan de leefbaarheid van het project

op basis van een redelijk elektriciteitstarief.

Langetermijnfinanciering in USD is in India zeer

beperkt. De interventie van BIO is dus een belangrijke

aanvulling op de financiering die lokaal beschikbaar is.

Het project wordt ontwikkeld onder fase I van de

Jawaharlal Nehru National Solar Mission, die zich als

doel heeft gesteld om 20 GW zonne-energie te produ-

ceren tegen 2020. Het zal India voorzien van schone

en duurzame energie en de diversificatie bevorderen

van het energiesysteem van het land, dat grotendeels

afhankelijk is van vervuilende thermische centrales.

Het project komt in aanmerking voor het clean

Development Mechanism (mechanisme voor schone

ontwikkeling in het kader van het Kyoto-protocol) en

zal naar schatting zorgen voor een verlaging van de

cO2-uitstoot met meer dan 270.000 ton per jaar.

Verwacht wordt dat het project voldoende energie zal

opwekken voor 346.000 mensen in Rajasthan, een

van de armere staten van India. Tijdens de uitvoe-

ringsfase werden door de projectonderneming meer

dan 300 werknemers aangeworven.

In de loop van de 18-jarige investeringsperiode zal

de overheid jaarlijks verschillende miljoenen dollar

belastingsinkomsten ontvangen. De onderneming

levert een financiële bijdrage aan de verbetering van

het basisonderwijs en de invoering van lunchpro-

gramma’s in scholen.

Dit project is het grootste project voor geconcen-

treerde zonne-energie ter wereld en een volgende

stap in de ontwikkeling van een van de grootste por-

tefeuilles voor hernieuwbare energie in India.

Als een van de grootste zonne-energieprojecten ter wereld zal Rajasthan Sun meer dan 350.000 mensen in een van de armste staten van India voorzien van schone energie.

Page 44: Jaarverslag BIO 2013

44

BIO jaarverslag 2013

Chantal VANDE GuCHT

Quentin ANTOINE

Anita SERRATE

Luuk ZONNEVELD

Johan GEERAERTS

Bettina PIRA

Stéphane RYELANDT

Yumi CHARBONNEAu

Tine VLIETINCK

Luciana GASPAR

Bram THuYSBAERT

Karin CREMERS

Jenny DECuYPER

Nadia VANDEN BERGH

Katrien VANDENBuSSCHE

Zina BEKHOuCHE

Noémie HOORNAERT

Alexis LOSSEAu

Eric SuTTOR

Ons

Page 45: Jaarverslag BIO 2013

45

BIO jaarverslag 2013

Nathalie DE WINDT

Anne DEMEuSE

Alain DE MuYTER

Carole MAMAN

Michèle HuSSON

Simone VERBRAEKEN

Anne BERGER

Géraldine CROSSET

Jens HuTYRA

Anne EMMERECHTS

Lotje DE RIDDER

Catherine LE RICHE

Ann OLEK

Paul GOOSSENS

Milena LOAYZA

Dimitry VAN RAEMDONCK

Ignace VAN SYNGHEL

Denis POMIKALA

Nicolas BLONDEAu

Eric VAN DEN BOSCH

Laetitia COuNYE

Page 46: Jaarverslag BIO 2013

46

BIO jaarverslag 2013

Activiteiten en resultaten

De interventies van BIO zijn gericht op micro-, kleine

en middelgrote ondernemingen. BIO ondersteunt

deze ondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks

via investeringen en co-financiering van haalbaar-

heidsstudies en capaciteitsopbouw.

De ondernemingen die BIO ondersteunt, creëren

jobs en lokale toegevoegde waarde, genereren belas-

tingsinkomsten voor de overheid en dragen bij aan de

opbouw van institutionele en beheerscapaciteiten. In

2013 konden er mede dankzij de interventies van BIO

meer dan 60.000 lokale jobs worden gecreëerd of

behouden. Deze interventies hebben een belangrijke

invloed op de ontwikkeling van de lokale economieën,

met name door hun effect op de jobcreatie en over-

heidsinkomsten, de energievoorziening, de onder-

steuning van kmo’s en landbouwers, de vermindering

van het isolement van lokale bevolkingsgroepen en

de ontwikkeling van de financiële sector.

De concrete effecten van de interventies van BIO

worden beoordeeld en gemeten aan de hand van

relevante criteria op het gebied van ontwikkeling

die door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking

worden gehanteerd, zoals de opbouw van institu-

tionele en beheerscapaciteiten, de economische

en sociale impact, de technische leefbaarheid van

projecten, de aandacht voor gendergelijkheid, en

respect voor de bescherming en het behoud van

het milieu. Daarnaast financiert BIO ook opleidingen

en andere vormen van capaciteitsopbouw voor de

ondernemingen waarin het investeert en hun per-

soneel. Alle projecten van BIO bevorderen de over-

dracht van technologie en kennis op lokaal niveau en

helpen de lokale belastingsinkomsten te verhogen

door het creëren van toegevoegde waarde.

In 2013 keurde BIO 24 nieuwe investeringsdossiers

goed voor een totaal bedrag van zo’n 124,5 miljoen

euro, evenals 9 dossiers voor technische bijstand

voor een bedrag van 630.000 euro. Er werden 22

investeringscontracten en 6 projecten voor techni-

sche bijstand ondertekend. In 2013 werden zeven

leningen volledig terugbetaald.

Op 31 december 2013 omvatte de portefeuille van

BIO 132 projecten met een uitstaande investering

van 374 miljoen EUR. De nettoverbintenissen op

diezelfde datum bedroegen bijna 548 miljoen EUR.

Institutionele ontwikkelingen

Nieuwe wetgeving voor BIODe Belgische Staat heeft de aanzet gegeven tot

een moderniseringsproces voor de Belgische

Ontwikkelingssamenwerking. De nieuwe Wet betref-

fende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking van

19 maart 2013 is de concrete invulling van dat proces.

Deze wet beoogt duurzame menselijke ontwikkeling

door het bevorderen van acties die bijdragen aan

inclusieve, eerlijke en duurzame economische groei.

Institutioneel verslag

Page 47: Jaarverslag BIO 2013

47

BIO jaarverslag 2013

In het kader van dit moderniseringsproces heeft de

Belgisch Staat ook de hervorming van BIO afgerond.

centraal in deze hervorming stond de goed-

keuring in december 2013 door de Kamer van

Volksvertegenwoordigers van een nieuwe wet tot

wijziging van de wet betreffende de oprichting van

BIO uit 2001. In deze nieuwe wet wordt de specifieke

missie van BIO bevestigd, namelijk de ondersteuning

van lokale micro-, kleine en grote ondernemingen.

Verder wordt het mandaat van BIO uitgebreid naar

nieuwe activiteiten zoals basisdiensten voor de bevol-

king en de ondersteuning van ondernemingen in de

sociale en solidaire economie. In de toekomst zal BIO

activiteiten kunnen ontplooien in zo’n vijftig ontwikke-

lingslanden, met inbegrip van landen met een gemid-

deld inkomen, hogere schijf, zoals bepaald door de

commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van

de OESO, die voorheen waren uitgesloten uit het

interventiedomein van BIO.

Bovendien strookt deze nieuwe wet met het werk van

het Global Forum on Transparency and Exchange of

Information for Tax Purposes van de OESO. Staten

die worden beschouwd als niet-transparant of met

weinig of geen belastingswetgeving worden uitdruk-

kelijk uitgesloten uit het interventiedomein van BIO.

De nieuwe wet voorziet onder andere in een manage-

mentcontract tussen BIO en de Belgische Staat om

zo efficiënt mogelijk te kunnen functioneren. Ook

worden in de wet de governanceregels uiteengezet

door het aantal bestuurders en de samenstelling

van de Raad van Bestuur van de onderneming vast

te leggen. Zo heeft BIO sinds 28 januari 2014 een

vernieuwde Raad van Bestuur met 12 leden en een

permanente waarnemer.

Sinds januari 2014 heeft de Belgische Staat 100% van

het kapitaal van BIO in handen. Dat is het resultaat

van de aankoop van de aandelen van de Belgische

Maatschappij voor Internationale Investering, de

historische aandeelhouder van BIO.

Externe evaluatieIn 2012 werd op initiatief van de Dienst Bijzondere

Evaluatie van het Belgisch Ministerie van Ontwik-

kelingssamenwerking een diepgaande externe audit

uitgevoerd naar de manier waarop BIO functioneert.

Het verslag werd gepubliceerd in december 2012 en

bevestigt de fundamentele rol van BIO als geschikt

instrument ter ondersteuning van de langetermijn-

ontwikkeling van de private sector in ontwikkelings-

landen.

In de audit werd vooral gekeken naar de financiële

situatie van BIO, zijn investeringsstrategie, activi-

teiten, governance en HR-beleid. De auditor deed

een aantal aanbevelingen om interventies in de toe-

komst nog doeltreffender, efficiënter en relevanter te

maken. Op enkele wijzigingen en verbeteringen na,

luidde de conclusie van het verslag dat de missie van

BIO zorgvuldig verwoord en weloverwogen was op

het moment van de oprichting. De evaluatie beves-

tigt ook dat het gebruik van investeringsfondsen

de meest efficiënte en doeltreffende manier is om

kleinere ondernemingen en/of ondernemingen in

landelijke gebieden te bereiken.

In 2013 werd de tweede fase van de in 2012 gestarte

evaluatie afgerond door de Dienst van de Bijzondere

Evaluatie van de Ontwikkelingssamenwerking.

In deze tweede fase verrichtten de beoordelaars

enkele terreinbezoeken om vijf criteria te beoordelen:

relevantie, effectiviteit, efficiëntie, additionaliteit en

coherentie van de interventies van BIO. Ze bezochten

en analyseerden 63 projecten in 9 landen in Afrika,

Azië en Latijns-Amerika op basis van een represen-

tatieve steekproef van de verschillende investeringen

van BIO.

Het verslag van de eerste fase kan worden geraad-

pleegd op www.bio-invest.be.

Het verslag van de tweede fase wordt in de loop van

2014 gepubliceerd.

Organisatie

Human resourcesOm in zijn missie te slagen, kan BIO rekenen op

een team van 40 professionals. BIO streeft ernaar

in zijn HR-strategie dezelfde duurzame principes

en waarden toe te passen die het extern promoot.

Meer dan drie jaar geleden werd de aanzet gegeven

tot de modernisering van het HR-management. De

principes die aan de basis liggen van deze herziening,

zijn de volgende:

• Vaardigheden en expertise behouden, ontwikkelen

en overdragen binnen de organisatie, in de context

van een duurzaam HR-management;

Page 48: Jaarverslag BIO 2013

48

BIO jaarverslag 2013

• De collectieve en individuele prestaties meten en

waarderen op basis van SMART-doelstellingen die

ook kwalitatieve indicatoren omvatten waarin de

efficiëntie (bereikte doelstellingen) en de effectivi-

teit (manier om die te bereiken) worden weerspie-

geld;

• De bestaande middelen optimaliseren binnen de

financiële beperkingen en tegelijk nieuwe kansen

voor loopbaanontwikkeling creëren;

• Deze verschillende elementen integreren in een

motiverend beloningsbeleid om de vaardigheden

en competenties die de organisatie nodig heeft te

belonen en de individuele behoeften en verwach-

tingen te respecteren.

Dit leidde in 2013 tot een herzien verloningsraam-

werk, gekoppeld aan een aangepaste functieclas-

sificatie op basis van een competentierooster. In

dezelfde periode werden aan het personeel nieuwe

flexibele werkpatronen aangeboden voor een beter

evenwicht tussen werk en privéleven en een moderne

werkorganisatie.

Know Your Customer-beleidBIO streeft er voortdurend naar om zijn investe-

ringsnormen en -procedures te verbeteren. In dat

kader ontwikkelde en implementeerde BIO twee jaar

geleden een “Know Your customer”-beleid (KYc).

De bedoeling van dat beleid is het beperken van het

financiële en reputatierisico dat verband houdt met

de aard van de activiteiten van BIO in ontwikkelings-

landen. Het verplicht medewerkers om doorheen

de verschillende fasen van het investeringsproces

uitgebreid onderzoek te doen naar de achtergrond

en integriteit van potentiële doelondernemingen, met

name via lokale contacten (banken, ambassadever-

tegenwoordigers, leveranciers, enz.), opzoekingen

op het internet, generieke webgebaseerde tools en

sanctielijsten van o.a. de VN, de EU en België.

Meer specifiek kijkt KYc naar aspecten zoals belas-

tingontduiking, relaties met politiek prominente per-

sonen, arbeidsomstandigheden, landroof, corruptie,

fraude, terrorisme, enz. Op die manier verzekert BIO

zich ervan dat zijn businesspartners betrouwbaar zijn

en dat de verstrekte fondsen niet worden gebruikt

voor het witwassen van geld of de financiering van

terrorisme.

In 2013 werd de in 2012 uitgevoerde interne con-

trole van de KYc-procedure aangevuld met een

externe audit. Deze bestond uit een gap-analyse

van de bestaande KYc-procedure met de toepas-

selijke regelgeving en een individuele controle van

de verschillende dossiers. Op enkele kleine aan-

bevelingen ter verbetering na, werden de huidige

KYc-activiteiten in de audit beoordeeld als solide en

in overeenstemming met de bestaande normen. Uit

de audit bleek ook dat de risicobeoordeling en KYc-

opzoekingen grondig werden uitgevoerd en goed

werden gedocumenteerd. Op basis van het tijdens de

audit verkregen inzicht in de praktische organisatie

van de KYc-procedure, werd er een opleiding geor-

ganiseerd om het personeel bewuster te maken en te

helpen bij de uitwerking van gepaste methodes om

de klant te leren kennen en te begrijpen, en de risico’s

van iedere investering zorgvuldig te leren beheersen.

De aanbevelingen naar aanleiding van de externe

audit en andere geleerde lessen worden momenteel

vertaald in verdere verbeteringen voor de KYc-

procedure en de toepassing ervan in de praktijk. In

2014 zal BIO inspanningen blijven leveren om het

KYc-beleid en de toepassing ervan te actualiseren

en in overeenstemming te houden met nationale

en internationale normen en best practices tegen

witwaspraktijken en de financiering van terrorisme,

zoals dat ook bij gelijkaardige ondernemingen

gebeurt.

Page 49: Jaarverslag BIO 2013

49

BIO jaarverslag 2013

Page 50: Jaarverslag BIO 2013

50

BIO jaarverslag 2013

Portefeuille

Overzicht activiteiten 2013

Op 31 december 2013 telde de portefeuille van BIO

132 projecten voor directe financiering aan kmo’s,

infrastructuurprojecten en ondersteuning van de

lokale financiële sector ten bate van kmo’s. Op

31 december 2012 omvatte deze portefeuille

117 dossiers.

Financiële middelen

De financiële middelen van BIO worden door de

Belgische regering toegekend in de vorm van ont-

wikkelingscertificaten. In combinatie met eerdere

financiering waren de totale beschikbare middelen

voor investeringen (met uitzondering van subsidies)

eind 2013 goed voor 595 miljoen EUR.

Human resources

Eind 2013 bestond het team uit 40 mensen van

7 verschillende nationaliteiten.

Activiteiten

Nieuwe aanvragenIn 2013 ontving BIO 195 financieringsaanvragen voor

een totaal bedrag van 804 miljoen EUR. Hiervan

wordt in totaal 379 miljoen EUR in overweging

genomen om ontvankelijk te worden verklaard.

Er was een stijging van 54% ten opzichte van 2012,

toen er 127 aanvragen werden ingediend.

Projecten goedgekeurd in 2013In 2013 keurde de Raad van Bestuur 24 investerin-

gen goed met een totale waarde van 124,5 miljoen

EUR. Dat is een daling van 14 procent ten opzichte

van 2012. Van deze nieuwe verbintenissen voor 2013

heeft 69 procent betrekking op het Afrikaanse con-

tinent.

Ondertekende contractenIn 2013 sloot BIO contracten voor een gecombi-

neerde waarde van 112 miljoen EUR. Dit is een lichte

daling ten opzichte van 2012 (120 miljoen EUR).

Subsidies

Haalbaarheidsstudies In 2013 werden op goedkeuringsniveau door de Raad

van Bestuur geen nieuwe verbintenissen voor haal-

baarheidsstudies goedgekeurd en werden 2 overeen-

komsten voor een haalbaarheidsstudie gesloten voor

een totaal bedrag van 138.770 EUR.

Technische bijstandOp goedkeuringsniveau werden in 2013 9 aanvragen

voor subsidies goedgekeurd voor een totaal bedrag

van 638.549 EUR. In 2013 werden zes overeenkom-

sten voor technische bijstand gesloten voor een

totaal bedrag van 561.050 EUR.

Page 51: Jaarverslag BIO 2013

51

BIO jaarverslag 2013

CONTRACTEN ONDERTEKEND IN 2013 IN ‘000 EURO (1 EUR = 1,3791 USD)

Projecten Sector Land/regio Bedrag Percentage

AFRIKA 72.175 64%

Financiële sector 25.711

Pulse Financial Services Microfinanciering Zambia 1.500

BCI Regionale bank Mozambique 10.877

Access Bank FOI Regionale bank Tanzania 334

Oragroup Regionale bank Togo 3.000

Africinvest Fin Sector Fund Kmo-financiering Afrika 5.000

CNAV II Kmo-fonds Marokko 5.000

Ondernemingen 21.312

CDPA Agribusiness Benin 3.000

SCL FOI Agribusiness Senegal 4.000

Sedima FOI Agribusiness Senegal 3.000

GBS Telecom DRC 435

Indorama Agribusiness Nigeria 10,877

Infrastructuur 25,152

Bharti Airtel Telecom Afrika 15.000

Helios Towers Telecom DRC 10.152

AZIË 20.956 19%

Financiële sector 17.040

Prasac FOI Kmo-fonds Cambodja 5.438

Acleda Regionale bank Cambodja 7.251

Citizens Dev B Finance Kmo-financiering Sri Lanka 4.351

Ondernemingen 3.916

NVTS Agribusiness Mongolië 3.916

LATIJNS-AMERIKA & CARAÏBEN (LAC) 18.852 17%

Financiële sector 18.852

Sembrar Sartawi Microfinanciering Bolivia 1.450

FDL Microfinanciering Nicaragua 2.900

Fundeser Microfinanciering Nicaragua 725

Banpais Regionale bank Honduras 10.877

Locfund II Microfinanciering LAC 2.900

TOTAAL 111.983 100%

Financiële sector 61.603 55%

Ondernemingen 25.228 23%

Infrastructuur 25.152 22%

Globale portefeuille

Nettoverbintenissen

Op 31 december 2013 waren de nettoverbintenis-

sen van BIO3 goed voor 547,6 miljoen EUR tegen de

geldende EUR/USD-wisselkoers. Wat volume betreft

(bij constante koers), betekent dit een stijging van

20 procent ten opzichte van de 459,3 miljoen EUR

in 2012.

Evolutie nettoverbintenissen (miljoen EuR)

0

100

200

300

400

500

600

102.6

125.5

172.9

261.4

331.1

397.7

459.3

547.6

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Begunstigden

MicrofinancieringBankenFinanciële instellingenInvesteringsfondsen MFI Investeringsfondsen SMEOndernemingenInfrastructuur

14%

22%

7%21%

12%

20%

4%

3. Nettoverbintenissen = getekende en BoD-goedgekeurde projecten - terugbetalingen

Page 52: Jaarverslag BIO 2013

52

BIO jaarverslag 2013

uitstaande investeringen

De uitstaande investeringen (volume uitkeringen

min terugbetalingen) waren op 31/12/2013 goed

voor een bedrag van 374 miljoen EUR tegen de gel-

dende USD/EUR-wisselkoers. In volume kenden de

uitstaande investeringen een stijging van 32 procent

ten opzichte van 2012.

Geografische spreidingSommige investeringen van BIO hebben betrekking

op fondsen of ondernemingen die meerdere landen,

regio’s of zelfs continenten omvatten. Deze investe-

ringen worden omschreven als “multiregionaal”.

Meer specifiek heeft 25 procent van de uitstaande

investeringen betrekking op partnerlanden van de

Belgische Ontwikkelingssamenwerking. 23 procent

van de portefeuille van BIO is gericht op de minst

ontwikkelde landen.

uitstaande investeringen per begunstigde op 31.12.13

MicrofinancieringBankenFinanciële instellingenInvesteringsfondsen MFIInvesteringsfondsen SME Ondernemingen Infrastructuur

26%

17%14%

13%

16%

9%

5%

uitstaande investeringen per regio op 31.12.13

AfrikaAzië

LAC

Multiregionaal

13%

20%

27%

39%

uitstaande investeringen per instrument op 31.12.13

LeningenEquity

28%

72%

Kasreserves

In 2013 werd het kasreservebeleid van BIO aangepast

om grotere bedragen beschikbaar te stellen voor

nieuwe investeringen. De vereiste dat BIO te allen

tijde voldoende kasreserve moet aanhouden om al

zijn verbintenissen te kunnen vervullen, werd echter

behouden. Dat betekent dat niet alleen het eigen

vermogen van BIO, maar ook alle niet-uitbetaalde

delen van leningen en kapitaaldeelnemingen, 50%

van de bedragen voor formeel goedgekeurde maar

nog niet ondertekende projecten en 100% van alle

verstrekte garanties niet kunnen worden aangewend

voor nieuwe investeringen.

Thesaurie

Op 31.12.2013 bestond de thesaurie van BIO, exclu-

sief de fondsen onder beheer voor subsidies, uit

254,7 miljoen EUR, waarvan 151,7 miljoen EUR was

“gereserveerd”. Bijgevolg was er 103 miljoen EUR

beschikbaar voor nieuwe investeringen.

BIO belegt zijn kasmiddelen uitsluitend op zichtdepo-

sito’s, spaarrekeningen of termijnrekeningen met een

maximale looptijd van 24 maanden. Gezien de heer-

sende marktomstandigheden werd de bestaande

mogelijkheid om een deel van de kasreserves van

BIO te beleggen in OLO’s in 2013 niet benut.

Page 53: Jaarverslag BIO 2013

53

BIO jaarverslag 2013

Portefeuille financiële sector

Verwezenlijkingen in 2013

Financiële instellingenBIO keurde in 2013 16 projecten goed voor een totaal

bedrag van 62,7 miljoen EUR en beoogt dit goedkeu-

ringsniveau in 2014 te behouden. De totale verbin-

tenissen aan financiële instellingen zijn goed voor

236 miljoen EUR, terwijl de uitstaande portefeuille

voor financiële instellingen eind 2013 een bedrag

vertegenwoordigde van 196 miljoen euro.

Tot de nieuwe klanten in 2013 behoorden landelijke

microfinancieringsinstellingen in Bolivia (Sembrar

Sartawi) en Nicaragua (Fondo de Desarrollo Local

en Fundeser) en instellingen gericht op de finan-

ciering van kleine ondernemingen (cFE Zambia,

citizen Development Business Finance in Sri Lanka

en Acleda in cambodja). Er werden ook kredietlijnen

verstrekt aan banken die zich richten op kmo’s (BcI

en Banpais). BIO consolideerde ook zijn vermogens-

positie in de West-Afrikaanse bankgroep Orabank om

de groei van de activiteiten van deze groep mogelijk

te maken.

Geografisch gezien was Afrika goed voor 39% van

de totale verbintenissen aan financiële instellingen,

gevolgd door Azië (25%) en Latijns-Amerika (23%).

De rest van de portefeuille was verdeeld over ver-

schillende regio’s. Als we naar de verschillende

sectoren kijken, was de groei van onze portefeuille

voornamelijk afkomstig van investeringen in banken

(47% van de verbintenissen van BIO) en microfinan-

ciering (35% van onze verbintenissen).

In 2014 verwachten we hetzelfde investeringsritme

als in 2013 aan te houden en ons prospectiewerk in

Afrika en in nieuwe markten in Latijns-Amerika en

Azië voort te zetten. We zijn ook van plan om actief

te blijven in kleinere transacties die passen binnen

de belangrijkste niches van onze strategie: onder-

steuning van tier-2 en tier-3 microfinancieringsin-

stellingen, herfinanciering van lokale kmo’s en het

creëren of versterken van financiële instellingen in

onderbediende markten.

Een van de doelstellingen van BIO is op te treden als

katalysator door tijdelijk te investeren in onderne-

mingen en deze zodoende te helpen in hun verdere

ontwikkeling. De uitdaging voor BIO bestaat erin om

zich aan het einde van de investeringsperiode terug

te trekken uit de investering en tegelijk de duurzaam-

heid van de positieve effecten van die investering te

waarborgen.

Private equityDe nettoverbintenissen van BIO aan fondsen zijn op

dit moment goed voor 137 miljoen EUR, waarvan

78 miljoen EUR is uitbetaald. Onze fondsen investe-

ren in kmo’s, microfinancieringsinstellingen en infra-

structuurprojecten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

BIO is toegetreden tot drie nieuwe fondsen:

• African Financial Sector: een fonds dat met eigen

vermogen en expertise steun biedt aan financiële

instellingen in Afrika die zich te dienste stellen van

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

• Locfund II: een microfinancieringsfonds dat lokaal

krediet verstrekt aan tier-2 microfinancierings-

instellingen in Latijns-Amerika.

• cNAV II: een fonds dat aandelenposities neemt in

middelgrote ondernemingen in Marokko.

Via de investeringen van BIO in fondsen dragen we bij

aan de financiering van het langetermijnkapitaal van

zo’n 300 ondernemingen en aan de modernisering

van de privésector in onze doellanden. De ontwikke-

lingsimpact van onze fondsactiviteiten omvat onder

andere: het verstrekken van langetermijnkapitaal,

het verbeteren van governance en management, het

overbrengen van industriële expertise, het creëren

van jobs en het invoeren van internationale milieu- en

sociale normen.

Evolutie nettoverbintenissen en uitstaande investeringen

In k EUR Nettoverbintenissen Uitstaande investeringen

2013 373.724 273.613

2012 327.553 215.294

2011 296.629 175.686

2010 236.498 143.934

2009 184.162 119.757

Page 54: Jaarverslag BIO 2013

54

BIO jaarverslag 2013

uitstaande investeringen

Verdeling per sector op 31.12.13

SME Fondsen Commerciële bankenMFI FondsenMicrofinancieringsinstellingenFinanciële instellingen(niet-banken)

22%

36%

23%

12%

7%

Verdeling per regio op 31.12.13

MultiregionaalAfrikaAzië LAC

18%

34%26%

22%

Portefeuille ondernemingen

Verwezenlijkingen in 2013

BIO is een van de weinige DFI’s die investeringen in

kmo’s overwegen van minder dan 3 miljoen EUR.

Vorig jaar keurde BIO 5 projecten goed voor een

totaal bedrag van 22 miljoen EUR. In 2013 werden

contracten ondertekend voor een bedrag van

25,2 miljoen EUR, waaronder drie vervolginves-

teringen in een onderneming die groenten teelt in

Senegal, een eierproducerend bedrijf in Senegal en

een telecommunicatiebedrijf in de Democratische

Republiek congo. Verder zegde BIO de financiering

toe aan nieuwe klanten in de meststoffenindustrie

in Nigeria, een eierproducerend bedrijf in Mongolië

en een pluimveebedrijf in Benin. Al onze interventies

gebeurden in de vorm van langetermijnleningen

ter financiering van de kapitaaluitgaven van onze

klanten.

BIO richt zich op de volgende sectoren:

• Landbouw en voedselverwerking: hoewel het risico

in deze sectoren gezien het klimaat en de volatili-

teit van de grondstofprijzen groot is, is de ontwik-

kelingsimpact voor de lokale bevolking immens.

De toegang tot voedsel en de ontwikkeling van

de lokale werkgelegenheid bieden de mensen de

mogelijkheid om hun levensstandaard in lande-

lijke gebieden te verbeteren. Op die manier wordt

vermeden dat ze migreren naar grote steden en in

sloppenwijken terechtkomen.

• Industriële verwerking: alle aspecten in verband

met industriële verwerking spelen een cruciale rol

in de ontwikkeling van het land en de toegang tot

betaalbare producten.

• Telecommunicatie: het verbeteren van de toegang

tot communicatie is van essentieel belang voor de

kennisoverdracht naar de bevolking en de aantrek-

kingskracht van het land voor industriële ontwik-

keling.

• Kleinschalige infrastructuur voor hernieuwbare

energie blijft belangrijk voor de ontwikkeling van

lokale welvaart. De toegang tot energie heeft

immers een onmiddellijke impact op de economi-

sche ontwikkeling en op de bevolking.

De additionaliteit van BIO wordt ook bepaald door

de lange looptijd van de investering. Daardoor is BIO

zeer complementair met lokale banken, die door-

gaans kortetermijnleningen aanbieden.

De uitstaande portefeuille van BIO in ondernemin-

gen vertegenwoordigde in 2013 een bedrag van

49 miljoen EUR; onze totale verbintenissen waren

goed voor 68 miljoen EUR. Geografisch gezien bleef

BIO zich voornamelijk richten op sub-Sahara Afrika

(2/3 van onze portefeuille). Onze interventies blijven

voornamelijk gaan naar de financiering van de land-

bouw en de landbouwwaardeketen.

Page 55: Jaarverslag BIO 2013

55

BIO jaarverslag 2013

Evolutie nettoverbintenissen en uitstaande investeringents

In ‘000 EUR Nettoverbintenissen Uitstaande investeringen

2013 67.662 49.009

2012 53.099 28.878

2011 49.590 23.592

2010 45.710 22.482

2009 32.285 18.505

* Ondertekende en door de RvB goedgekeurde projecten - terugbetalingen

uitstaande investeringen

Verdeling per sector op 31.12.2013 (in volume)

AgrobusinessGezondheidTelecomKleine infrastructuurProductieAndere

53%

25%

10%

9%

2% 1%

Verdeling per regio op 31.12.2013 (in volume)

18%

32%50%

AfrikaLACAzië

Landen waarin het departement Ondernemingen van BIO heeft geïnvesteerd

Afrika Benin, Burkina Faso, Kameroen, Democratische Republiek congo, Ghana, Ivoorkust, Kenia, Mali, Nigeria, Niger, Rwanda, Sao Tomé, Senegal, Sierra Leone, Tanzania, Tunesië, Oeganda

Azië china, Laos, Mongolië, Vietnam

Latijns-Amerika Ecuador, Honduras, Peru

Portefeuille infrastructuur

Verwezenlijkingen in 2013

BIO werkte in 2013 aan de verdere ontwikkeling van

zijn infrastructuurportefeuille door belangrijke par-

ticipaties te nemen in financieringspakketten voor

projecten ten dienste van de kmo-sector in ontwikke-

lingslanden. Het deed dit door nauw samen te werken

met gelijkaardige instellingen en meer specifiek in

het kader van de risicodelingsovereenkomst met

de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor

Ontwikkelingslanden (FMO).

In Peru werd een biobrandstofproject na techni-

sche oplevering geherfinancierd door lokale private

banken. Dit illustreert de additionele en katalyse-

rende rol van DFI’s in de projectfinancieringssector

wanneer het om de armste landen gaat.

Tegen het einde van 2013 bestond de infrastructuur-

portefeuille uit 10 ondertekende projecten voor een

totaal bedrag van 106 miljoen EUR. Daarnaast werden

verbintenissen aangegaan voor 14,5 miljoen EUR.

Evolutie nettoverbintenissen en uitstaande investeringen

In '000 EUR Nettoverbintenissen* Uitstaande investeringen

2013 106.248 51.277

2012 78.622 39.316

2011 51.531 21.528

2010 48.856 13.237

* Nettoverbintenissen = ondertekende en door de RvB goedgekeurde projecten - terugbetalingen

uitstaande investeringen

Verdeling per sector (in volume)

Hernieuwbare energie Transport

14%

86%

Verdeling per regio (in volume)

AfrikaLACAzië

41%33%

26%

Page 56: Jaarverslag BIO 2013

Colofon

Gedrukt op gerecycleerd FSc-gecertificeerd papier.

Ontwerp en coördinatie door cantilis (www.cantilis.be).

Verantwoordelijke uitgever

Luuk Zonneveld

Belgian Investment company for Developing countries – BIO

Avenue de Tervueren 188A b4

1150 Brussels – Belgium

Alle fotografie door BIO of haar partners.

BIO bedankt hen voor hun vriendelijke toelating voor gebruik in dit verslag.

Page 57: Jaarverslag BIO 2013
Page 58: Jaarverslag BIO 2013

jaarverslag 2013

www.bio-invest.be

Avenue de Tervueren 188A - b41150 Brussels, BelgiumT +32 (0)2 778 99 99F +32 (0)2 778 99 90