Jaarplan en begroting 2015
Transcript of Jaarplan en begroting 2015
1
Jaarplan en begroting 2015
Wooncompagnie
december 2014
(versie RvC 15 december 2014)
2
INHOUDSOPGAVE
Anders denken en gewoon doen 3
1. Volkshuisvestingsprestaties 5
1.1 Woningmarkt 5
1.2 Prestatievelden 5
1.3 Omgeving 6
1.4 Prestatieafspraken 7
2. Organisatieontwikkeling 10
2.1 In beweging 10
2.2 Transformatieprojecten 11
2.3 Overige speerpunten 12
3. Financiële positie van Wooncompagnie 15
3.1 Financieel gezond 15
3.2 Exploitatiekasstroom 16
3.3 Verkopen 20
3.4 Investeren 21
3.5 Financiering 22
3.6 Treasury 24
3.7 Waarderen 25
3.8 Nieuwe WSW beoordelingstechniek 26
3.9 DAEB splitsing 27
4. Huurbeleid 28
5. Risico’s 30
5.1 Risicomanagement 30
5.2 Wet – en regelgeving 30
5.3 Vennootschapsbelasting 31
6. Scenarioanalyse 32
6.1 Gevoeligheidsanalyse 32
6.2 Scenario’s 33
7. Kengetallen 36
8. Geconsolideerde balans 40
9. Geconsolideerde winst en verlies 42
10. Geconsolideerd kasstroomoverzicht 43
Bijlage Beheerkosten 45
3
Anders denken en gewoon doen
In 2015 gaat Wooncompagnie gewoon anders verder.
Gewoon blijft onze opstelling als betrouwbare, nuchtere, benaderbare en transparante volkshuisves-
tingsorganisatie. We blijven goedkope en betaalbare huurwoningen verhuren, we blijven onze wonin-
gen onderhouden, verbeteren en verduurzamen, aanpassen aan de eisen van de tijd en de vragen van
morgen, we blijven bijdragen aan buurten en kernen waar mensen prettig wonen en samenleven en
waar ze zelfstandig kunnen blijven wonen, ook als de leeftijd met gebreken komt en de vertrouwde
omgeving verandert. Maar we gaan ook anders verder.
Anders, bijvoorbeeld omdat we met de komst van AWM een beetje groter en een aantal ervaringen
rijker zijn, en we er een mooi woningbezit en vooral een aantal fijne collega’s bij hebben. Anders ook,
omdat we letterlijk op een nieuw platform werken, met soms ook nieuwe procedures die nog routines
moeten worden en waaraan we allemaal nog moeten wennen. En ook anders omdat er gewoon veel
verandert:
Ons werk: meer digitaal, minder post, minder bezoekers, meer verkoop, minder nieuwbouw…
Onze huurders: minder gezinnen, meer alleenstaanden, meer ouderen, meer lagere inkomens …
Maatschappelijke veranderingen: minder geloof in markt, afkeer van instituties, aanpassing van de
verzorgingsstaat…
Corporaties in de spotlights en onder vuur: parlementaire enquête, woningwet, toezicht verscher-
ping…
De wereld waarin we werken verandert snel en daar willen we bij aangehaakt blijven en liever nog op
anticiperen. Van de te verwachten veranderingen zijn hierboven al een aantal voorbeelden genoemd.
Met de gevolgen ervan worden wij gelukkig minder drastisch en dramatisch geconfronteerd dan een
aantal van onze collega’s. Corporaties met een strategie die aankoerste op het betreden van de dure
huursector, of die sterk leunden op omvangrijke verkoop of op gecombineerde huur/koopprojecten,
hebben het nu zwaar. De veranderde omstandigheden op de woningmarkt en vooral de komst van de
novelle, met een inperking van het werkdomein, zorgen ervoor dat deze corporaties zowel hun strategie
als hun verdienmodel moeten herzien. Geld verdienen met de verhuur en verkoop van dure woningen
om zo de verhuur van goedkope woningen mogelijk te maken: dat werkt en/of mag steeds minder. Deze
corporaties hebben een acute noodzaak om van koers te veranderen en de organisatie daarop aan te
passen.
Wooncompagnie bevindt zich gelukkig niet in deze omstandigheden. De sobere en bewuste koers is
jaren geleden al ingeslagen. We hoeven onze strategie en ons verdienmodel niet te herzien. En er is, in
het verlengde daarvan, ook geen aanleiding om de hele organisatie overhoop te gooien. Maar dat bete-
kent niet dat we achterover leunen. Ook voor Wooncompagnie verandert de wereld en bovendien wil-
len we zelf de wereld ook een klein beetje veranderen. Dat gaat niet vanzelf. Het ontbreken van een
huidige ‘dwingende noodzaak’ maakt dat we onszelf achter de broek moeten zitten, als we de koers van
Wooncompagnie het komend jaar verder willen uitrollen. En dat is precies wat we in 2015 gaan doen.
Wooncompagnie beweegt mee om voorbereid te zijn op de wereld van straks. Dat vraagt om keuzes,
het vraagt ook om sturing. Het jaarplan 2015 ziet er daarom anders uit dan de afgelopen jaren. Waar het
jaarplan eerder werd opgebouwd uit de plannen van de bedrijfsonderdelen, is nu de kaderbrief veel
meer sturend. De kaderbrief 2015 volgt op haar beurt de opzet en richting van het koersdocument 2013-
2016.
4
Dat leidt tot de volgende opbouw van het jaarplan.
In het eerste hoofdstuk komen de te bereiken resultaten op de vijf volkshuisvestelijke prestatievel-
den aan bod. Daarvan worden slechts de gezamenlijk te bereiken eindprestaties benoemd: de uit-
werking in acties heeft plaatsgevonden in de jaarplannen van de bedrijfsonderdelen.
In hoofdstuk 2 komt de ontwikkeling van de organisatie aan bod, en die staat sterk in het teken van
de transitie richting een slimme en strakke organisatie die een betaalbaar woonaanbod met keuze-
mogelijkheden aanbiedt, dichtbij bewoners en in de buurt. Vijf transformatieprojecten staan hierin
centraal, aangevuld met acht speerpunten.
Hoofdstuk 3 beschrijft daarna de output van de begroting aan de hand van de toetspunten uit ons
financiële besturingsmodel.
Hoofdstuk 4 zet de eerder ingezette lijn van een gematigd, inflatievolgend huurbeleid ook in 2015
en verder door.
Risico’s (5), scenario’s (6) en kengetallen (7) gaan vervolgens vooraf aan balans (8), winst- en
verliesrekening (9) en kasstroomoverzicht (10).
5
1. Volkshuisvestingsprestaties (extern presteren)
1.1 Woningmarkt
De omstandigheden op de woningmarkten in ons werkgebied kunnen we niet tot achter de komma
voorspellen. Van groot gewicht is hoe de economie zich ontwikkelt, waarbij we hopen op een voorzich-
tig herstel. Welke vorm dat krijgt, zal in hoge mate bepalen hoe de vraag naar (onze) huur- en koopwo-
ningen eruit ziet, en welke dynamiek de woningmarkt laat zien.
In 2013 en 2014 was het mutatiepercentage in de huursector weliswaar laag (en eigenlijk te laag) maar
is er geen echte stilstand ontstaan. Onze nieuwbouwproductie was hoog, en dat heeft zeker bijgedragen
aan de doorstroming in en uit de huursector. Daarnaast bleef de verkoop van huurwoningen op niveau
en steeg deze in 2014 zelfs tot onvermoede hoogte. Dat de (huur)woningmarkt in beweging blijft, is
voorwaardelijk voor onze strategie. Verhuisbewegingen zorgen ervoor dat mensen hun woonwensen
kunnen realiseren, dat de wachttijden en de keuzemogelijkheden voor woningzoekenden acceptabel
zijn, dat wij de feitelijke huren dichter bij de streefhuren kunnen brengen en dat we de kwaliteit kunnen
aanpassen aan de veranderende vraag. En vooral: we hebben simpelweg een groter vrijkomend aanbod
nodig om huisvesting te kunnen bieden aan al die mensen die onze steun keihard nodig hebben. In 2015
wordt die groep steeds meer gevormd door mensen die uit brandhaarden elders in de wereld, Syrië
bijvoorbeeld, een veilig heenkomen in ons land zoeken.
Vanaf 2015 zal de nieuwbouwproductie van Wooncompagnie geen grote motor meer voor het op gang
brengen van verhuisbewegingen zijn. Dat versterkt de noodzaak om daarvoor andere manieren te vin-
den. In 2015 willen we scherper zicht krijgen op de verhuisbewegingen naar binnen en uit onze huur-
woningen. Ook werken we verder aan instrumenten die het makkelijker maken om te verhuizen. Dat
roepen we al een paar jaar en dat blijven we doen: naarmate er meer ‘transacties’ zijn, kan ook de socia-
le huursector wat meer de kenmerken krijgen van een markt waar vraag en aanbod op elkaar worden
afgestemd.
1.2 Prestatievelden
Tegen deze achtergrond, willen we op onze prestatievelden in 2015 de volgende resultaten bereiken.
Tevreden bewoners
1. Handhaving KWH-rapportcijfer van totaalgemiddeld tenminste een 7,5.
2. Op geen enkel onderdeel van de KWH-meting een score lager dan 7,0.
3. Ultimo 2015 toename van het aantal bezoeken en bezoekers aan Mijn Wooncompagnie met 10%.
Voldoende betaalbare huurwoningen
4. Tenminste 850 nieuwe verhuringen (bestaand bezit) in 2015.
5. Mutatiepercentage per vestiging ligt hoger dan regiogemiddelde.
6. Mutatiepercentage betaalbare en bereikbare woningen (€ 389-596) tenminste gelijk aan gemiddelde
mutatiegraad.
7. Tenminste 1.500 goedkope en 10.000 betaalbare en bereikbare huurwoningen in voorraad per eind
2015.
8. Huurachterstand lager dan 0,80% van de jaarhuur.
9. Percentage huurders met huurachterstand lager dan 4,5%.
10. Huurderving (excl. sloop en herstructurering) lager dan 1,0% van de jaarhuur.
11. Afname van het gebruik van huurtoeslag (daling gemiddelde bijdrage1).
12. Naar rato huisvesting van de (gemeentelijke) taakstellingen statushouders.
1 Nog niet meetbaar
6
Woningen van goede kwaliteit
13. Nieuwbouw van 12 woningen.
14. Sloop van 86 woningen.
15. Renovatie van 256 woningen.
16. Verbetering energie index naar 1,54 (ultimo 2015).
17. Verkoop van tenminste 110 woningen, waarvan minstens 65 in regio Schagen en meer dan 152 in
Waterland.
Geschikte woonruimte voor mensen met een zorgbehoefte
18. Verzoeken om kleine woningaanpassingen worden binnen drie weken afgehandeld.
19. In beide regio’s worden tenminste 5 senioren naar een beter passende woning begeleid.
20. Huisvesting van tenminste 10 voormalig instellingsbewoners.
Bijdragen aan een aangename woonomgeving
De strategie op dit prestatieveld is in 2014 aangescherpt: onze bijdrage aan de leefbaarheid van de
woonomgeving richt zich primair op het voorkomen van (woon)overlast, het bevorderen van een goede
omgang tussen bewoners en het ondersteunen van initiatieven van buurtorganisaties.
21. Versterking van de lokale verankering, af te meten aan toename van het aantal contacten met
‘buurtorganisaties’3
22. Zicht op de effectiviteit van onze leefbaarheidsinspanningen, bijvoorbeeld4 af te meten aan afname
van het aantal gevallen van woonoverlast.
1.3 Omgeving
Onze omgeving wordt verder ingekleurd door de wensen en verwachtingen van onze belanghouders
(huurdersorganisaties, gemeenten, zorg- en welzijnpartijen) en de spelregels van de rijksoverheid. De
invloed van de omgeving kanaliseren we aan de hand van de vijf basisprincipes uit het koersdocument:
1. Betrokken bewoners: we streven ernaar om met de SHO meerjarige afspraken te maken over het
huurbeleid (gemiddelde huurverhoging, uitgangspunten bij de differentiatie daaromheen). Ook wil-
len we in samenspraak met de SHO vastleggen welke resultaten Wooncompagnie op het gebied
van energiereductie wil bereiken.
2. Invloed voor belanghouders: waar 2014 in veel gemeenten het verkiezingsjaar was, willen we in
2015 met een aantal gemeenten vernieuwde prestatieafspraken hebben. Verder zijn nodig een posi-
tiebepaling ten opzichte van de diverse sociale wijkteams en ook ten opzichte van samenwerking
met o.a. Wonen Plus Welzijn.
3. Ontwikkelend beheren: in 2015 starten we twee inspirerende voorbeeldprojecten, waarin we
onderhoud en renovatie invullen vanuit de gedachte van een basisaanbod met keuzeopties.
4. Recht doen aan verschillen: hier draait het om het vergroten van onze kennis van de woning-
markt, en de (geografische) verschillen daarbinnen. Het vorige woningmarktonderzoek is in 2015
alweer vier jaar oud en vraagt om een eigentijdse opvolger.
5. Met verstand van zaken handelen: daar hebben we veel meer inzicht voor nodig in de vragen,
behoeften en meningen van onze bewoners. Het gestructureerd ophalen daarvan is in 2015 een
speerpunt.
2 Aantal afhankelijk van overleg met gemeente Waterland
3 KPI verder aan te scherpen
4 We willen toe naar een situatie waarin we bewonersoordelen systematisch in beeld brengen,
ook op het punt van ‘leefbaarheid’, bijvoorbeeld aan de hand van gestandaardiseerde enquêtes
onder nieuwe en vertrekkende huurders.
7
1.4 Prestatieafspraken in schema
Het voorgaande telt op tot de volgende collectieve prestatieafspraken.
Nr Prestatie item Omschrijving Norm Wie
VOLKSHUISVESTINGSDOELEN
Wooncompagnie heeft tevreden bewoners
1. Kwaliteit dienstverlening Continue-meting KWH Gem. 7,5
Min 7,0 per onderdeel Vest
2. Digitale dienstverlening 24/7 serviceportal voor
huurders Toename 10% S&B/M&B
Wooncompagnie zorgt voor voldoende betaalbare huurwoningen
3. Doorstroom Verhuringen bestaand
bezit Min. 850 verhuringen Vest
4. Doorstroom
Mutatiegraad algemeen
Specifiek klasse € 389-€
596
Hoger dan regionaal
Min. gemiddeld
Vest
Vest
5. Wensvoorraad Betaalbare woningen
1.500 goedkoop
10.000 betaalbaar/
bereikbaar
Vastg/S&B
6. Betaalbaarheid Achterstand Max 0,8%vd voortschr
jr.hr Vest
7. Betaalbaarheid Achterstand Max 4,5% vd huurders Vest
8. Verhuur Derving Max. 1% vd voortschr jr.hr Vest
9. Toewijzing Huurtoeslag Afname vh aantal huur-
dersmet toeslag Vest
10. Toewijzing Statushouders Toewijzing naar rato Vest
Wooncompagnie zorgt voor een woningaanbod van goede kwaliteit
11. Nieuwbouw Oplevering volgens plan-
ning 12 stuks Vastg
12. Sloop Sloop volgens planning 86 stuks Vastg
13. Renovatie Renovatie volgens plan-
ning 256 stuks Vastg
14. Isolatie Verbetering energielabel Index gem 1,54 Vastg
15. Verkoop Verkoop bestaand bezit Min 110 totaal wv
65 Schagen, 15 W’land Vastg
8
Nr Prestatie item Omschrijving Norm Wie
Wooncompagnie zorgt voor geschikte woonruimte voor mensen met een zorg-
behoefte
16. Woningaanpassing Behandelen aanvraag Binnen 3 weken Vest
17. Toewijzing Senioren passende woning Per vest 5 stuks Vest/S&B
18. Toewijzing Van instelling naar
zelfstandig Min. 10 stuks Vest
Wooncompagnie draagt bij aan een aangename woonomgeving
19. Lokale verankering Contacten in buurten Uitbreiding bestaande
netwerken Vest/S&B
20. Leefbaarheid Aanwezigheid id buurt Afname overlast Vest
BASISPRINCIPES
Bewoners betrekken
1. Relatie met SHO Huurbeleid en energiebe-
leid
Heldere, bij voorkeur
meerjarige afspraken Vest/S&B
Invloed voor belanghouders
3. Relatie met gemeenten Prestatieafspraken
Met enkele gemeenten
prestatieafspraken
nieuwe stijl
Vest/S&B
4. Relatie Zorg en Welzijn Samenwerkingsverbanden Aanhaken bij
bestaande netwerken Vest
Ontwikkelend beheren
5. Onderhoud/ renovatie
Voorbeeldprojecten
basisaanbod met
keuzeopties
Enkele niveaus boven
standaard tegen bijbe-
taling
Vastg
Recht doen aan verschillen
6. Marktonderzoek updaten Wensvoorraad
omschrijven
Woningtypes aanpas-
sen aan de vraag vd
toekomst
S&B/Vastg
Met kennis van zaken handelen
7. Woningbehoefte huur-
ders/zoekenden
Info ophalen d.m.v. klan-
tenpanels, enquêtes enz.
Onderzoek opzetten,
mijn Woco uitbreiden S&B
9
Nr Prestatie item Omschrijving Norm Wie
FUNCTIONEREN ORGANISATIE
1 omvang slanke formatie aantal verhuureenheden
per fte > 100
2 flexibiliteit flexibele formatie toename personeelsver-
loop (intern en extern)
3 verzuim gezonde formatie ziekteverzuim ≤ 4,0%
4 motivatie gemotiveerde en geïnspi-
reerde medewerkers
uitwerking n.a.v. werk-
belevingsonderzoek
5 werkplek afname aantal fysieke
werkplekken nieuw huisvestingsplan
6 werkplek afname aantal kantoor-
panden nieuw huisvestingsplan
7 AWM succesvolle integratie
AWM-medewerkers
eind 2015 in alle opzich-
ten thuis bij Wooncom-
pagnie
8 AWM
succesvolle overdracht
administratie, vastgoed
en projecten AWM
eind 2015 letterlijk en
figuurlijk opgelost
10
2. Organisatieontwikkeling (intern functioneren)
2.1 In beweging
Het voorgaande hoofdstuk ging over de resultaten die we in 2015 op onze vijf volkshuisvestingsvelden
willen realiseren. Ze vormen een concrete en meetbare uitwerking van de lijn die in het koersdocument
is uitgestippeld.
In 2015 komt ook de organisatie van Wooncompagnie zelf verder in beweging. Op het punt van de
ontwikkeling van de organisatie staan we voor de opgave de relatieve rust waarin we verkeren, in te
ruilen voor meer dynamiek. Daar hebben we twee hoofdmotieven voor.
Het eerste motief ligt in het verlengde van de constatering dat de aard van (een deel van) ons werk
verandert. Er komen minder bezoekers, het aantal mutaties ligt lager dan het jarenlang was, de nieuw-
bouw is nu hoog maar gaat afnemen, brieven worden ingeruild voor mailtjes, facturen komen niet meer
op papier maar digitaal binnen en ga zo maar door. Met al die ontwikkelingen hebben we eenvoudig-
weg rekening te houden. Ze zorgen ervoor dat ons werkpakket verandert (en dus ook de benodigde
vaardigheden) en dat we over een aantal jaren met minder mensen hetzelfde kunnen presteren. We
worden kleiner maar efficiënter.
Het tweede motief heeft te maken met de veranderingen in de vraag, die noopt tot veranderingen in het
assortiment aan woningen en woondiensten, en in de relatie met onze bewoners, die minder bevoog-
dend en meer faciliterend moet worden. Dat vraagt om andere diensten en producten, ook om andere
competenties en vaardigheden en deels ook om een andere ‘mindset’ en een andere inrichting van de
organisatie. Hier geldt wel: de gewenste aanpassingen van de organisatie volgen de veranderingen die
we willen aanbrengen in wat we leveren aan onze bewoners en belanghouders. We zijn immers niet op
zoek naar een nieuwe organisatie die het oude kunstje doet.
Daarover gaat het voorliggende hoofdstuk, dat zich als volgt laat samenvatten.
A Organisatiebrede opgave is het dichterbij brengen van de drie transitiedoelen:
1. Een betaalbaar woonaanbod met keuzemogelijkheden
2. Dichtbij de bewoners en in de buurt aanwezig
3. Slim & strak georganiseerd
B Gezamenlijke verantwoordelijkheid is het laten slagen van vijf transformatieprojecten:
1. Herziening Klantprocessen (trekker manager vestiging Schagen)
2. Buurten, w.o. Pilot Team Waterland (trekker manager vestiging Purmerend)
3. Organisatieontwikkeling Vastgoed (trekker manager Vastgoed)
4. Huisvesting & werkplekken (trekker manager M&B)
5. Ondersteuningsteam Hoorn (trekker manager S&B)
C Prioriteit en focus ligt in 2015 daarnaast bij de volgende opgaven:
1. Implementatie Dynamics Empire (WooDy II)
2. Versterking Vastgoedsturing (Vastgoed en S&B)
3. Uitbouw Huurdersportaal (Vestigingen, M&B, S&B)
4. Modernisering Prestatieafspraken met Gemeenten (Vestigingen, M&B, S&B)
5. Versterking Participatie bewoners / klantenraad (Vestigingen en S&B)
6. Gevolgen Herzieningswet (M&B en S&B)
7. Introductie Prestatiemanagement (M&B en S&B)
8. Ondersteuning organisatieverandering (S&B)
11
2.2 Transformatieprojecten
Het uitrollen van de koers vraagt om een aantal organisatorische veranderingen, die Wooncompagnie
verder in beweging brengen. Die beweging gaan we in 2015 in gang door middel van vijf transforma-
tieprojecten. Deze projecten hebben we benoemd aan de hand van een drietal principes, waarlangs we
al doende de huidige organisatie gaan hergroeperen:
In die principes onderscheiden we ten eerste de werkprocessen die zich richten op de individuele
bewoners (verhuur, onderhoud enzovoorts), en die we geüniformeerd en (veelal) gedigitaliseerd
willen inrichten.
Ten tweede onderscheiden we de werksoorten die zich richten op collectieve klanten, die door-
gaans gebiedsgewijs georganiseerd zijn. Hieronder vallen activiteiten als het maken van prestatie-
afspraken met gemeenten of het met een zorgorganisatie overleggen over een woonzorgzone. Deze
activiteiten zorgen voor onze lokale verankering en daarmee voor onze legitimiteit, zijn ad hoc of
projectmatig en vergen daarom een andere besturing.
Ten derde onderscheiden we de activiteiten die te maken hebben met het optimaal exploiteren van
onze woningvoorraad (vastgoedsturing).
Deze hoofdindeling in drie werksoorten (gericht op respectievelijk bewoners, buurten en woningen)
biedt, aangevuld met twee ondersteuningsvragen, de ordening voor vijf transformatieprojecten:
1. Herziening Klantprocessen (thema Bewoners)
2. Pilot Team Waterland (thema Buurten)
3. Organisatieontwikkeling Vastgoed (thema Woningen)
4. Huisvesting & werkplekken
5. Ondersteuningsteam Hoorn
We lichten ze hierna kort toe. Voor elk van de transformatieprojecten wordt in het laatste kwartaal van
2014 eerst een projectopdracht en een projectplan gemaakt. De uitvoering van deze projecten wordt
geregisseerd binnen programmamanagement waarvan de structuur eveneens in het laatste kwartaal van
2014 wordt bepaald.
1 Thema Bewoners: Herziening Klantprocessen
Binnen dit transformatieproject is de focus gericht op de werkprocessen waarmee we individuele klan-
ten bedienen. Denk aan processen als verhuur, klantcontact, incasso, mutatie en dagelijks onderhoud.
Met komst van Dynamics Empire, en de daarin verweven best practices, maken we een eerste stap in de
uniformering van deze processen. Daarop bouwen we in 2015 stapsgewijs voort. Dat doen we door
deze werkprocessen, bezien door de bril van de klant en beoordeeld op efficiency en logica, opnieuw in
te richten. Vervolgstappen richten zich daarna op het koppelen van deze werkprocessen aan functies en
functiebeschrijvingen, en tot slot op het zoveel mogelijk digitaliseren van het geheel. De uitkomst van
traject is onder meer dat verschillen in werkwijzen tussen de beide vestigingen worden ingeruild voor
een uniforme klantbenadering.
2 Thema Buurten: Pilot Team Waterland
Binnen dit transformatieproject is de focus gericht op werkzaamheden die juist niet routinematig maar
ad hoc op projectmatig zijn. Ze richten zich niet op individuele huurders maar op gebieden en/of be-
langhouders. Overlast, problematische huurschuld, leefbaarheid, samenwerking met gemeentebesturen,
zorg- en welzijnsorganisaties of bewonerscommissies zijn hier voorbeelden van. Van groot belang is
het voor Wooncompagnie om steeds gevoed te worden door belanghebbenden. Lokale verankering is
cruciaal voor ons voortbestaan. Daarom starten we pilots waarin we verkennen hoe we met de voeten in
de klei blijven, voeling houden met de vraagstukken in wijken en kernen en bewoners en belanghouders
aldaar laten merken dat we in de buurt zijn. Een pilot onder deze noemer is de vorming van Team Wa-
terland.
12
3 Thema Woningen: Organisatieontwikkeling Vastgoed
Op de afdeling vastgoed verschuift de nadruk van het ontwikkelen van nieuwbouw naar het verduurza-
men en transformeren van bestaand bezit. Ingezet van een strakke vastgoedsturing en vormgegeven in
een nieuwe werkwijze (regisserend opdrachtgeverschap). En met een belangrijke taak: namelijk het
transformeren van de woningvoorraad van Wooncompagnie tot een woonaanbod dat betaalbaar is en
blijft, en de bewoners keuzemogelijkheden biedt, waaronder de mogelijkheid tot zelfbeheer. Van de
afdeling die deze prestaties gaat leveren, zijn de contouren inmiddels verkend en bekend. In 2015 wor-
den ze vertaald in een nieuwe inrichting van de organisatie.
4 Achtergrondthema: Huisvesting & werkplekken
Wooncompagnie beschikt over een ruim aantal kantoorlocaties. Door de fusie met AWM is het aantal
kantoren van Wooncompagnie op 5 (en met een aantal kleinere locaties meegeteld 8) uitgekomen. Ook
het aantal werkplekken is groter dan strikt genomen noodzakelijk. Veel part time medewerkers hebben
een bureau dat een deel van de week leeg staat, andere medewerkers hebben een functie waarbij ze een
groot deel van de tijd buiten de deur vertoeven. Indacht de wens om de efficiency te vergroten, is een
reductie op beide fronten niet meer dan logisch. Die is ondersteunend aan de drie hiervoor benoemde
transformaties: waar en hoe we werken, is een afgeleide van de vorm die onze klantbenadering en de
ondersteuning van buurten en wijken gaat krijgen. Maar in ieder geval met minder kantoorpanden dan
nu, met daarbinnen minder fysieke en meer flexibele werkplekken dan nu.
5 Achtergrondthema: Ondersteuningsteam Hoorn Wooncompagnie verdient een goed georganiseerde interne ondersteuning. Op onderdelen is die nu
soms versnipperd. Dat geldt, als we kijken naar de vestiging Hoorn, bijvoorbeeld naar de inrichting van
de facilitaire dienst en de diverse secretariaten. Die versnippering willen we in dit project omdraaien in
de richting van een ondersteuningsteam waarin meerdere ondersteunende functies samenwerken, en dat
ondersteuningsvragen van A tot Z kan beantwoorden. Daarmee maken we een start door de werkpro-
cessen van de in de vestiging Hoorn werkzame secretaresses en facilitair medewerkers (en ten dele ook
die van de kantinemedewerkers) als invalshoek te nemen. Op die basis bekijken we hoe we de onder-
steuning meer teamgericht en projectmatig kunnen organiseren, waarbij we ook beter dan nu inspelen
op de mogelijkheden die ICT biedt. Bundeling van functies in een samenwerkende poule heeft daarbij
de voorkeur, zodat competenties veel gerichter ingezet kunnen worden en een inwisselbaarheid bij
drukte/rustige periodes, ziekte en vervanging mogelijk wordt.
2.3 Overige speerpunten
In 2015 onderscheiden we acht cruciale speerpunten, waarvan het welslagen een gedeelde verantwoor-
delijkheid van het management is. Ze worden hieronder benoemd en omvatten de volgende lijn.
Voorwaardelijk voor het goed kunnen functioneren van de organisatie is dat Dynamics Empire, ons
nieuwe ERP systeem, succesvol wordt geïmplementeerd. Dat zal in de eerste periode van 2015 de no-
dige aandacht vragen. Dat geldt, hoewel vermoedelijk naar tijdbelasting minder omvangrijk, ook voor
het verkennen en implementeren van de gevolgen van de Herzieningwet Woningcorporaties, ervan
uitgaande dat deze medio 2015 ten langen leste wordt ingevoerd. Voorwaardelijk is ook het ondersteu-
nen van de organisatieverandering (die met de hiervoor benoemde transitieprojecten in beweging wordt
gezet) en het verder uitrollen van prestatiemanagement, met een overzichtelijke set aan indicatoren voor
de besturing en verantwoording van onze prestaties.
Bovenop deze voorwaardelijke speerpunten, versterken we in 2015 de vastgoedsturing, in het bijzonder
op het punt van de totstandkoming van het portefeuillebeleid en de vertaling daarvan richting het com-
plexniveau (assetmanagement).
13
Een verdere uitbouw van het huurdersportaal (toevoeging handelingsopties, kanaalsturing), het verster-
ken van de betrokkenheid van bewoners (introductie van nieuwe participatievormen) en van gemeenten
(transparante en bindende afspraken) complementeren het geheel.
De rode draad door deze speerpunten is de wens om de buitenwereld (de opgaven op de woningmarkt,
de wensen en behoeften van huurders, de publieke belangen van gemeenten) veel meer sturend te laten
zijn voor de daden van Wooncompagnie.
# Speerpunt Toelichting Thema
1
Implementatie Dynamics
Empire
(WooDy II)
Implementatie, optimalisatie en verdere inrichting
van automatiseringsplatform Dynamics Empire
(ondermeer mobility en portals).
slim & strak
organiseren
2 Versterking Vastgoedsturing
(Vastgoed en S&B)
Versterken van de vastgoedstrategie: opbouw port-
foliomanagement, vertaling in gebiedsvisies en
complexstrategieën, optimalisatie strategiemodel).
Benodigd: meer (gestructureerd) inzicht in de
situatie op de woningmarkt(en) en in de wensen en
opvattingen van huidige en toekomstige bewoners.
Ook nodig: bijbehorende beleidsprocessen (huur-
beleid, kwaliteitsbeleid, verkoopbeleid, investe-
ringsbeleid) goed neerzetten (proceseigenaar, fa-
sen, besluitvorming, producten).
betaalbaar
woonaanbod
3 Uitbouw Huurdersportaal
(Vestigingen, M&B, S&B)
Verdere uitbouw van het self service portaal voor
huurders Mijn Wooncompagnie, door toevoeging
van handelingsopties en keuzemogelijkheden en
vergroting bereik (kanaalsturing). Daarnaast erva-
ring opdoen met het toepassen van social media.
Dit alles met als oogmerk een andere benadering
van onze huurders (veel meer aan het stuur).
ondersteunen &
co-creëren
4
Modernisering Prestatieaf-
spraken met Gemeenten
(Vestigingen, M&B, S&B)
We vinden het belangrijk de resultaten die we
willen bereiken (en de manier waarop we onze
middelen inzetten) te legitimeren door er bindende
afspraken over te maken met gemeenten.
invloed voor
belanghouders
5
Versterking Participatie
bewoners / ‘klantenraad’
(Vestigingen en S&B)
Versterking van de betrokkenheid van bewoners is
cruciaal voor de koers van Wooncompagnie. Daar-
om ontwikkelen we participatievormen die bewo-
ners daadwerkelijk invloed geven.
betrokken be-
woners
14
# Speerpunt Toelichting Thema
6 Gevolgen Herzieningswet
(M&B en S&B)
Lang verwacht en nu eindelijk dichtbij is de invoe-
ring van de herzieningswet, met gevolgen voor
beleid, financiën en governance. Bijzondere aan-
dacht vragen wetswijzigingen met consequenties
voor positionering, werkzaamheden en geografisch
werkgebied.
voldoen aan
wet- en regelge-
ving
7
Introductie Prestatie-
management
(M&B en S&B)
In 2014 zijn we gestart met de implementatie van
prestatiemanagement, ondersteund door een tech-
nische tool (Cxair). Verder toespitsing van de
cyclus van sturing en verantwoording op een select
aantal prestatie-indicatoren is nodig om meer snel-
heid en daadkracht in de besturing van Wooncom-
pagnie te brengen.
slim & strak
organiseren
8
Ondersteuning organisatie-
verandering
(S&B)
In 2015 vraagt een aantal organisatietransformaties
ondersteuning. Die krijgt onder meer vorm in een
mobiliteitsbeleid, het (stapsgewijs) herzien van het
functiehuis en specifieke aandacht voor de organi-
satiecultuur.
slim & strak
organiseren
Deze speerpunten worden in de vorm van strategische projecten opgepakt en uitgewerkt, ondergebracht
bij het leiderschapsteam.
15
3. Financiële positie
3.1 Financieel gezond
Wooncompagnie hanteert sinds jaren een duurzaam bedrijfsmodel, bestaande uit een kader voor de
kasstromen, de vermogensontwikkeling, resultaat- en rendementsdoelstellingen, het rendement op in-
vesteringen en de leningportefeuille. Dit uitgebalanceerde model moet ervoor zorgen dat Wooncom-
pagnie ook in de toekomst voldoende middelen heeft om haar volkshuisvestelijke doelen te realiseren
en haar continuïteit te waarborgen.
Het is zodoende van groot belang te sturen op kasstromen. Het model biedt een integrale benadering
van de kasstromen. Dat wil zeggen dat er een wisselwerking bestaat tussen de exploitatiekasstromen,
portfoliokasstromen (aan- en verkoop van woningen) en financieringskasstromen. De financiering uit-
gedrukt in een percentage van de waarde van het bezit (Loan to Value), is een randvoorwaarde voor de
duurzaamheid van ons sluitende bedrijfsmodel. Belangrijk is dat de operationele kasstroom zodanig is
dat de rentelast hieruit kan worden voldaan plus een extra ruimte voor het realiseren van onze volks-
huisvestelijke doelen, waaronder nieuwe investeringen.
Eind 2013 heeft het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) haar nieuwe beoordelingsmethodiek
bekend gemaakt. De beoordelingsmethodiek van het WSW sluit bijna naadloos aan op ons financiële
sturingsmodel. De enige verschillen zitten in de normering van de financiële ratio’s, gebruikt in beide
modellen.
In dit hoofdstuk gaan we de output van de meerjarenbegroting toelichten in het kader van ons financiële
sturingsmodel. Tegelijkertijd wordt die output binnen het kader van de beoordelingsmethodiek van het
WSW toegelicht. In paragraaf 3.8 worden alle componenten van het WSW-beoordelingsmethodiek op
een schematische wijze samengevat.
De grafieken hieronder tonen een donker gedeelte en een lichter gedeelte. Het donkere gedeelte is de
output van de harde en concrete projecten. Vaak is dat de begroting van de eerste vijf jaar. Het lichtere
gedeelte is de output van zachte projecten en plannen.
16
3.2 Exploitatiekasstroom
Belangrijk is dat de exploitatiekasstroom zodanig is dat de rentelast en aflossingen hieruit kunnen wor-
den voldaan plus een extra ruimte voor het realiseren van onze volkshuisvestelijke doelen, waaronder
nieuwe investeringen. De exploitatiekasstromen monitoren wij aan de hand van het rentedekkingsgetal
(ICR) en rente- en aflossingsdekkingsgetal (DSCR). Wooncompagnie vindt het monitoren alleen niet
voldoende, maar stuurt tijdig en proactief bij om haar gezonde financiële positie te behouden. Dat doen
we door alle kansen op het gebied van het optimaliseren van de exploitatiekasstroom te bestuderen en
goed overwogen beslissingen te nemen op dat gebied. Aan de hand van het realiseren van besparingen
op het gebied van de netto bedrijfslasten en onderhoudslasten, proberen we de stijgingen op het gebied
van zakelijke lasten en heffingen te compenseren.
3.2.1 Operationele kasstroom
Om ons bedrijfsmodel in balans te houden en onze volkshuisvestelijke doelen te kunnen realiseren,
moet de exploitatie minimaal € 13 miljoen per jaar genereren.
De operationele kasstroom wordt als een belangrijke graadmeter gezien voor de mate waarin Woon-
compagnie in staat is om liquide middelen te genereren vanuit haar dagelijkse operationele activiteiten.
De operationele kasstroom wordt binnen onze branche vaak ook de exploitatiekasstromen genoemd. Dit
geeft ook een beeld over hoe gezond de exploitatie binnen een woningcorporatie is.
Wij verwachten dat de operationele kasstroom in 2015 zal stijgen tot € 26 miljoen. In 2015 wordt de
piek van € 26 miljoen gerealiseerd o.a. door de Vpb-teruggaaf en een flinke daling van de onderhouds-
lasten. De ontwikkeling van de onderhoudslasten wordt hieronder besproken. Tussen 2015 en 2019 zal
de operationele kasstroom een gemiddelde bereiken van ruim € 21 miljoen. Dit is ruim boven de onder-
grens van € 13 miljoen, genoemd in ons bedrijfsmodel. De positieve ontwikkeling van de operationele
kasstroom komt voornamelijk door een structurele daling van de rentelasten en lage onderhoudsuitga-
ven tot en met 2019. De dip in 2020 kan worden verklaard omdat de inkomsten door verkoop niet lan-
ger dan 5 jaar vooruit mogen worden meegeteld.
17
3.2.2 Rentedekkingsgetal (ICR)
Het rentedekekkingsgetal dient jaarlijks minimaal 1,4 te zijn, zodat aan de norm van het WSW kan
worden voldaan. Wooncompagnie heeft de ambitie om dit kengetal in de komende jaren verder te ver-
beteren tot minimaal 1,8. Hiermee blijft er ook op termijn voldoende ruimte om te kunnen investeren.
Het ICR wordt bepaald aan de hand van de kasstroom uit operationele activiteiten ten opzichte van
rente-uitgaven op het vreemd vermogen. Het rentedekkings-getal geeft aan hoe vaak de rente uit de
operationele kasstroom kan worden betaald.
Wooncompagnie vindt het van groot belang om een ‘gezonde’ operationele kasstroom te hebben zodat
de financierbaarheid gegarandeerd blijft. In ons financiële sturingsmodel hebben we een streefnorm
voor het ICR van 1,8 genoemd. Op basis van de output van de meerjarenbegroting kunnen we aantonen
dat het ICR de komende jaren structureel boven de grens van 1,8 blijft met een gemiddelde van 2 over
de komende vijf jaar.
Het WSW beoordeelt in de nieuwe systematiek zowel de realisatie als de prognose van het ICR met een
ondergrensnorm van 1,4. Gekeken wordt naar het gerealiseerde rentedekkingsgetal over de afgelopen
drie jaren en het geprognosticeerde rentedekkingsgetal over de komende vijf prognosejaren. Het WSW
hanteert de laagste ratio van de gerealiseerde en de geprognosticeerde ICR. Met de huidige meerjaren-
begroting output is het gerealiseerde rentedekkingsgetal over de afgelopen drie jaar gelijk aan 1,8
waarmee Wooncompagnie aan haar streefniveau voldoet en ruim boven de norm van het WSW zit. Het
geprognosticeerde rentedekkingsgetal voor de komende vijf jaar ligt nog hoger. Het gemiddelde rente-
dekkingsgetal voor de komende vijf jaar zal gelijk zijn aan 2. Dit is ruim boven de norm van het WSW
en onze eigen ambitie.
3.2.3 Rente- en aflossingsdekkingsgetal (DSCR)
Het rente- en aflossingsdekkingsgetal (DSCR) geeft aan hoe de kasstroom uit operationele activiteiten
zich ontwikkelt bij exploitatie tot einde levensduur ten opzichte van rente-uitgaven en aflossingsver-
plichtingen. Dit getal geeft aan of er voldoende operationele kasstromen worden gegenereerd voor
rente en aflossing. Wooncompagnie stuurt actief op het rente- en aflossingsdekkingsgetal. De DSCR
behoort minimaal 1,0 te bedragen. Daarnaast wil Wooncompagnie in alle jaren kunnen voldoen aan de
eisen van het WSW. Wooncompagnie monitort ook de werkelijke DSCR incl. verkoopkasstroom.
18
Aan de hand van dit getal kunnen we zien of wij, los van de aannamen van het WSW, in staat zijn onze
rente en aflossingen in alle jaren te kunnen betalen uit de operationele kasstroom en de verkoopkas-
stroom.
De komende vijf jaar zit de werkelijke DSCR inclusief verkoop-kasstroom structureel boven de onder-
grens met een gemiddelde van 1,2. Pas in 2022 en 2023 komt de DSCR licht onder de ondergrens van
1. In het treasuryplan wordt gekeken naar de mogelijkheid om de eindaflossingen beter te spreiden. In
de kasstromen tot 2024 is geen rekening gehouden met de afrekening van de marktwaarde van de deri-
vaten op basis van de mandatory break. De eerste afrekening vindt plaats in juli 2019. De afrekening is
afhankelijk van de rente standen op dat moment. Conform de regelgeving zal een jaar voor de datum
van afrekening een liquiditeitsbuffer worden gereserveerd. Vanaf 2019 tot en met 2024 worden acht
afrekeningen verwacht. Wooncompagnie blijft de risico’s voortvloeiend uit de break momenten moni-
toren.
De DSCR in de nieuwe methodiek van het WSW wordt berekend op basis van een paar ficties. Er
wordt vanuit gegaan dat de restant levensduur van de leningportefeuille gelijk is aan de resterende eco-
nomische levensduur van het bezit. De onderhoudslasten lopen tot het eind van de levensduur van het
bezit. Woningcorporaties mogen de verkoopopbrengsten van het bestaand bezit voor de eerste vijf
prognose jaren meerekenen in de kasstroom. Zoals ook voor de ICR beoordeelt het WSW in de nieuwe
systematiek zowel de realisatie als prognose. Er wordt gekeken naar de gerealiseerde DSCR over de
afgelopen drie jaren en de geprognosticeerde DSCR over de komende vijf prognosejaren. Het WSW
hanteert de laagste ratio van de gerealiseerde en de geprognosticeerde DSCR.
Aan de hand van de nieuwe berekeningsmethodiek heeft Wooncompagnie een DSCR over de afgelopen
drie jaar gerealiseerd van 1,3. De gemiddelde geprognosticeerde DSCR voor de komende vijf jaar ligt
op 1,2. Zowel de geprognosticeerde en de gerealiseerde DSCR liggen ruim boven de norm van het
WSW en de ambitie van Wooncompagnie.
19
3.2.4 Onderhoudslasten
In de Kaderbrief 2015 is een taakstellend onderhoudsbudget opgenomen van € 1.250 per gewogen
verhuureenheid per jaar. De komende twee jaar bevriezen we dit normbedrag (niet indexeren). Deze €
1.250 bestaat uit € 1.100 onderhoud en € 150 energetische maatregelen.
Onderhoud voor Wooncompagnie is niet alleen een kostenpost, maar ook een middel om het woonge-
not te verhogen van onze huurders en de waarde van het bezit op peil te houden. Tegelijkertijd kijken
we naar de efficiëntieslag die wij kunnen realiseren in het onderhoudsproces en we streven altijd naar
meer doen met minder. Binnen dat kader worden het verbeterproces en het onderhoudsproces op
elkaar afgestemd en daardoor wordt die efficiëntieslag gerealiseerd. De onderhoudslasten dalen in 2015
tot €1.064 per gewogen verhuureenheid per jaar. De komende vijf jaar gaan we gemiddeld € 1.180
uitgeven per gewogen verhuureenheid per jaar. Dat is lager dan het afgesproken norm bedrag van €
1.250 per gewogen verhuureenheid per jaar. Dit is een van de oorzaken van de structurele stijging van
de operationele kasstroom. Afdeling vastgoed gaat ervan uit dat de onderhoudslasten de komende jaren
laag blijven. Dit is de consequentie van het beter afstemmen van de renovatieprojecten en de onder-
houdsplannen.
3.2.5 Netto bedrijfslasten
We streven naar een klantvriendelijke organisatie die in staat is haar diensten efficiënt te leveren.
Dit betekent dat wij continu kijken naar verbetering van onze diensten en tegelijkertijd naar de bespa-
ringsmogelijkheden op het gebied van bedrijfsvoering. In de Kaderbrief 2015 is een norm opgenomen voor
de netto bedrijfslasten van €1.100 per gewogen verhuureenheid. De komende twee jaar bevriezen we dit
normbedrag. De norm van € 1.100 wordt tot eind 2016 niet geïndexeerd en pas vanaf 2017 weer wel.
20
We vinden het als maatschappelijke organisatie onze plicht om de bedrijfslasten zo laag mogelijk te
houden, zodat wij zoveel mogelijk van onze middelen kunnen besteden aan onze volkshuisvestingsta-
ken. In 2015 bedragen de netto bedrijfslasten € 16,6 miljoen ofwel €1.149 per gewogen verhuureen-
heid. Dat is € 49 hoger dan het streefniveau in de kaderbrief. Dit wordt ondermeer veroorzaakt door de
implementatie van het nieuwe ERP-systeem en door de fusie met AWM (waar het gemiddelde kosten-
niveau hoger was dan bij Wooncompagnie). In 2015 zullen de bedrijfsprocessen verder worden geop-
timaliseerd met een daling van personeelskosten als gevolg en wachten wij ook besparingen te kunnen
doorvoeren op het gebied van huisvestingskosten. Hiermee zal Wooncompagnie vanaf 2016 weer kun-
nen voldoen aan het streefniveau. Voorzichtigheidshalve is in de thans voorliggende begroting nog
geen rekening gehouden met deze verwachte besparingen. In meerjarenperspectief gaan wij uit van een
stijging van het kostenniveau met gemiddeld 3% (inflatie + 1%). Wij stellen onszelf echter tot doel om
de kostenstijging beperkt te houden tot het niveau van de inflatie (2%). Dat kan alleen als wij onze
werkprocessen zo slim en strak mogelijk organiseren.
3.3 Verkopen
Naast de volkshuisvestelijke argumentatie om te verkopen zijn de verkoopopbrengsten ook vanuit fi-
nancieel perspectief van groot belang voor ons bedrijfsmodel. Wooncompagnie werkt met een vastge-
stelde verkoopvijver en duidelijke spelregels over het proces en de waarde waartegen wordt verkocht.
De verkoopvijver is vorig jaar verruimd tot 4.487 verhuureenheden. Dit heeft in 2014 geresulteerd in
een record op het gebied van verkoopopbrengsten, ondanks de crisis op de woningmarkt.
3.3.1 Verkopen
In ons bedrijfsmodel houden we rekening met het verkopen van 55 woningen vanaf 2016. De absolute
ondergrens qua opbrengsten moet € 7 miljoen per jaar zijn.
In deze meerjarenbegroting hebben we rekening gehouden met het verkopen van 110 woningen in
2015. De aanpassing van de verkoop ondergrens van 55 woningen komt uit de fusieplannen met AWM.
Deze eenmalige aanpassing wordt ingevoerd om de leningen portefeuille van AWM op het niveau van
de leningen portefeuille van Wooncompagnie te brengen.
In 2013 en 2014 is het ons gelukt respectievelijk 155 en 239 woningen te verkopen. In 2014 hebben we een
verkoopopbrengst van ruim € 34 miljoen gerealiseerd en in 2013 hebben we € 21 miljoen gerealiseerd.
Voor het jaar 2015 hebben we € 16,8 miljoen geprognosticeerd. Wooncompagnie is, met voldoende
zekerheid, in staat dit bedrag in 2015 te realiseren, rekeninghoudend met de realisatie van voorgaande
jaren en het tekort aan betaalbare koopwoningen in ons werkgebied.
21
In de prognose jaren 2016 tot en met 2019 hebben we rekening gehouden met een verkoop-kasstroom
van € 8,9 miljoen. We verwachten de komende jaren hogere inkomsten uit verkoop, circa € 17 miljoen
per jaar, rekeninghoudend met de realisatie in de voorgaande jaren en de genomen maatregelen, maar in
onze begroting zijn we uitgegaan van een bescheiden verkoopprogramma. Dit zou, in combinatie met
de middelen uit de exploitatiekasstroom, voldoende moeten zijn om onze investeringsambitie voor 75%
te financieren.
3.4 Investeren
De volkshuisvestelijke doelen van Wooncompagnie worden onder meer gerealiseerd door de investe-
ringen. Wooncompagnie zorgt voor voldoende betaalbare huurwoningen. Wooncompagnie zorgt ook
voor een woningaanbod van goede kwaliteit. Dat willen we realiseren aan de hand van investeringen in
nieuwe huurwoningen, ‘maatschappelijk vastgoed’, ‘maatschappelijke huisvesting’ en het bestaand
bezit (bijvoorbeeld energetisch). Wooncompagnie beschikt over een kwalitatief en kwantitatief kader,
op basis waarvan investeringsbeslissingen worden genomen. Als onderdeel van het kwantitatieve kader
worden per type vastgoed en doelgroep jaarlijks rendementseisen vastgesteld, Internal Rate of Return
(zie besturingsgids).
3.4.1 Investeringskasstroom
Rekeninghoudend met ons voorraadbeleid en de gerealiseerde investeringen de afgelopen jaren is voor
de investeringskasstroom een norm per jaar afgesproken.
Voor de periode 2013-2022 geldt een norm van € 25 miljoen per jaar voor de totale investeringskas-
stroom. Na de fusie met AWM is het investeringsbedrag gestegen en ook de norm met € 1 miljoen, tot
een totaal van € 26 miljoen per jaar.
Het accent wordt in de komende jaren verschoven van nieuwbouw naar investeren in de bestaande
woningvoorraad. In deze begroting zijn de (des)investeringsopgaven die voortvloeien uit de wensporte-
feuille nog niet volledig doorgerekend.
In 2014 gaan we een nieuw ERP-systeem implementeren, dat vormt het grootste deel van de investerin-
gen op het gebied van ten dienste van de exploitatie in 2014.
De nieuwbouw investering zal in 2015 dalen met € 16 miljoen in vergelijking met de nieuwbouw inves-
tering in 2014. De investering in bestaande bezit zal stijgen in 2017 tot € 16,5 miljoen. De komende 10
jaar zal de gemiddelde totale investering dalen tot € 18 miljoen per jaar.
22
Bij de investering in bestaand bezit is rekening gehouden met de meest recente inzichten in de kwaliteit
van het bezit. In de komende periode ontstaat, mede als gevolg van de gebiedsvisies en het onderzoek
naar de energetische verbetering van het bestaande bezit, meer inzicht in de exacte opgave in het be-
staand bezit en de opgave vanuit de ambitie om in 2020 gemiddeld een energielabel B te hebben. Waar
nodig zal dit leiden tot een bijstelling van de investeringsplannen.
3.5 Financiering
In het financieringsbeleid wordt afstemming gezocht tussen de looptijden van de leningportefeuille en
de rentevaste periodes enerzijds en de exploitatieduur van het bezit anderzijds. Wooncompagnie streeft
naar een leningportefeuille met een lage rentevoet, lange duration en een redelijke mate van vrij-
heid/stuurbaarheid. Lenen met een korte looptijd is in veel gevallen goedkoper maar vanwege de risi-
co’s (beschikbaarheid en prijs van herfinanciering) kiest Wooncompagnie hier niet voor.
Jaarlijks geeft het WSW een integrale beoordeling over de financiële positie van Wooncompagnie. Het
WSW heeft verklaard dat Wooncompagnie conform artikel 8 van het reglement deelneming, voldoet
aan de eisen van kredietwaardigheid.
Wooncompagnie blijft een kapitaalintensieve instelling die te maken heeft met significante financiële
risico’s. Daarom heeft Wooncompagnie haar bedrijfsvoering gericht op het beheersen van deze risico’s
en is er veel aandacht voor treasurymanagement. We monitoren continu onze financieringspositie en
risico’s aan de hand van de Leningportefeuille in relatie tot waarde (LTV) en het Renterisico.
3.5.1 Leningportefeuille in relatie tot waarde (LTV) en dekkingsratio
Loan to Value (LTV) drukt de financiering uit in een percentage van de waarde van het bezit. Bij nieu-
we investeringen is de regel dat maximaal 25% van de leegwaarde met leningen mag worden gefinan-
cierd. Het restant van de investering moet uit de verkoop- en operationele kasstroom komen. Het WSW
hanteert de norm van 75% voor de LTV op basis van bedrijfswaarde.
De LTV is een richtinggevend kengetal, van belang voor de continuïteit op lange termijn. Wij monito-
ren de LTV op basis van leegwaarde, maar kijken ook naar de LTV op basis van bedrijfswaarde con-
form de WSW-systematiek. Het WSW kijkt naar de kasstroomgenererende capaciteit (bedrijfswaarde)
op lange termijn in relatie tot vreemd vermogen.
23
De totale leningportefeuille stijgt eind 2013 met € 68 miljoen tot ruim € 533 miljoen. De stijging komt
vooral door de toevoeging van de leningen van AWM aan onze leningportefeuille. De LTV op basis
van de leegwaarde ontwikkelt zich van 27% in 2015 tot 23% eind 2019. De LTV op basis van bedrijfs-
waarde daalt in dezelfde jaren van 65% tot 58%. Wooncompagnie heeft een relatief hoge LTV, vooral
op basis van bedrijfswaarde, ondanks onze bescheiden lening portefeuille. Dit komt vooral door de
relatieve lage bedrijfswaarde van gemiddelde € 57.000 per gewogen verhuureenheid in 2015. Deze zeer
bescheiden bedrijfswaarde wordt veroorzaakt door de verhuurdersheffing en ons huurbeleid. Deze ratio
krijgt meer dan gemiddelde aandacht zodat de toegang tot de gewaarborgde kapitaalmarkt open en
mogelijk blijft. Zo worden alle majeure beleidsvoornemens vooraf getoetst op de gevolgen voor de
ratio’s.
Het WSW kijkt ook naar de dekkingsratio in haar beoordelingsmethodiek. De dekkingsratio geeft de
verhouding aan tussen het schuldrestant ten opzichte van het bij het WSW ingezette onderpand (zeker-
heidswaarde). Het WSW bepaalt de dekkingsratio op basis van de WOZ-waarde van het bij het WSW
ingezette onderpand. Deze ratio wordt bepaald op basis van het schuldrestant van door het WSW ge-
borgde leningen en 70% van de WOZ-waarde van het bij het WSW ingezette onderpand. Dit is een
integraal overzicht waar wordt gekeken naar het totale bezit van Wooncompagnie in relatie tot de le-
ningportefeuille. Het WSW beoordeelt deze ratio op gemeente niveau. Aan deze norm kan Wooncom-
pagnie ook per gemeente in alle jaren voldoen.
3.5.2 Renterisico
Wooncompagnie bewaakt actief het renterisico. Wooncompagnie hanteert momenteel in het treasury-
statuut een norm van maximaal 15% die afhankelijk is van de contante 10-jaars swaprente. Op het
moment van samenstellen van deze begroting bedroeg de 10-jaars swaprente 1,80% waarmee de norm
voor het renterisico 10% wordt. De afhankelijkheid van de contante 10 jaars Swaprente leidt tot een
strakkere norm dan de norm die het WSW hanteert. Deze norm is maximaal 15%. Omdat tussentijds
door het WSW werd bepaald dat de herziening van de risico-opslag in de basisrenteleningen meeweegt
in de bepaling van het renterisico, is het voldoen aan de norm gesteld in het vigerende treasury statuut
niet haalbaar. In het geactualiseerde treasurystatuut dat in november wordt voorgelegd aan de RvC
wordt aansluiting gezocht bij de renterisico norm van het WSW.
In 2015 en 2016 wordt de norm van 15% overschreden door de opslagherziening op basisrente-leningen
en de aflossingen in die jaren.
24
Om het renterisico in de jaren 2015 en 2016 te verlagen en om aan de norm van het treasurystatuut en
het WSW te kunnen voldoen kunnen bijvoorbeeld fixe leningen worden aangetrokken. Deze actie heb-
ben we tot nog toe achterwege gelaten omdat nieuwe externe financieringen niet direct noodzakelijk
lijken in verband met het gunstige verloop van de kasstromen. Daarnaast heeft het WSW bepaald dat
externe financieringen met een forward start langer dan zes maanden niet meer worden geborgd. Dit
was voorheen een periode van drie jaar.
Een andere mogelijkheid om het renterisico in 2015 en 2016 te verlagen is het knippen van de basisren-
teleningen met een hoofdsom van € 25 miljoen en € 20 miljoen. De BNG wil aan een dergelijke con-
structie meewerken, maar het WSW heeft daar inmiddels ook een nieuw standpunt over ingenomen.
De in bestaande basisrenteleningen vastgelegde opslagherzieningsmomenten worden gerespecteerd. Is
er echter geen herzieningsmoment overeen gekomen dan komt er geen nieuw herzieningsmoment. De
opslag wordt op basis van de resterende termijn van de lening vastgesteld. Kortom ook hier is er geen
kans om te herstellen.
In overleg met banken en WSW wordt gezocht naar mogelijkheden om het renterisico onder de gestel-
de norm te brengen.
3.6 Treasury
Treasury zal in 2015 minimaal de hierna vermelde acties uitvoeren, dan wel in gang zetten. Acties die
niet binnen de kaders van dit treasuryjaarplan vallen, dienen ter goedkeuring aan de RvC voorgelegd te
worden. Uitzondering hierop zijn acties die een expliciet uitvloeisel zijn van het voldoen aan wet- en
regelgeving, waarvoor een informatieplicht aan de RvC bestaat.
Specifieke actiepunten voor 2015 zijn:
1. Bij de opgaaf van dPi-2014 controleren of de ingevoerde gegevens resulteren in een borgingspla-
fond dat aansluit bij de eigen prognose van de toekomstige omvang van de geborgde leningenpor-
tefeuille.
2. Voordat WSW-geborgde leningen aangetrokken worden, controleren of er na de laatste afgegeven
dPi geen materiële wijzigingen hebben plaatsgevonden in de financiële positie, in de (geprognosti-
ceerde) kasstromen en in de besteding van middelen die borging in de weg kunnen staan.
3. Financiering aantrekken tot maximaal het door het WSW toegekende borgingsplafond, waarbij
geverifieerd wordt of er op enig moment in het betreffende kalenderjaar voldoende ruimte onder
het Borgingsplafond bestaat.
4. Bewaken dat structureel voldaan wordt aan de door het WSW gehanteerde normen voor de vijf
financial risk ratio’s en zo nodig het treasury-beleid hiervoor bijsturen.
5. Inzichtelijk maken en verantwoording afgeven over de verschillen tussen de gerealiseerde en be-
grote geprognosticeerde kastromen gedurende het jaar.
6. Opslagherzieningen (1 lening) en renteconversies (8 leningen) overeenkomen.
7. De (juridische of administratieve) splitsing van DAEB en niet-DAEB bezit/activiteiten voorberei-
den. Hierbij dienen zowel DAEB als niet-DAEB bezit/activiteiten zelfstandig financierbaar te zijn.
8. De wensleningportefeuille formuleren en daartoe essentiële kaders en doelstellingen benoemen.
9. Implementeren van een treasury pakket.
10. Mogelijkheden voor het uitfaseren van extendible leningen bewaken.
25
3.7 Waarderen
Ons bedrijfsmodel is gebaseerd op vijf ratio’s; Exploitatiekasstroom, Verkopenkasstroom,
Investeringskasstroom, Financiering en Waarderen. Voor Wooncompagnie is de ontwikkeling van de
waarde van het bezit van groot belang voor ons bedrijfsmodel. Het gebruiken van een eenduidige en
realistische waarderingsmethodiek is voor ons financiële sturingsmodel ook cruciaal. Wooncompagnie
waardeert haar sociaal bezit op dit moment nog op basis van de bedrijfswaarde. Voor het commercieel
bezit vindt waardering plaats tegen de marktwaarde in verhuurde staat. Voor de vergelijking met
collega corporaties en andere vastgoedbedrijven en de beoordeling van het directe rendement, verdient
het integraal toepassen van marktwaardebegrip als basis eveneens de voorkeur. Wooncompagnie
onderzoekt in 2015 de mogelijkheden van het toepassen van de marktwaardering in combinatie met het
toepassen van het assetmanagement.
We streven naar een gezonde balans tussen de ontwikkeling van de leningportefeuille en de ontwikke-
ling van de waarde van ons bezit. Dat wordt gemonitord aan de hand van de Loan to value (zie para-
graaf 3.5), solvabiliteit en de ratio schuld per gewogen verhuureenheid.
3.7.1 Solvabiliteit
Als ondergrens voor het vermogen op basis van bedrijfswaarde geldt voor ons een solvabiliteitspercen-
tage van 30%. Het WSW hanteert een norm van 20% bij waardering op basis van de bedrijfswaarde.
De solvabiliteit is de omvang van het eigen vermogen ten opzichte van de omvang het totaal vermogen.
De solvabiliteit in 2013 is gedaald door het inrekenen van de verhuurderheffing. De fusie met AWM
heeft ook een negatief effect gehad op de solvabiliteitspercentage in 2013. Desondanks blijft de solva-
biliteit alle jaren voldoen aan de gestelde ondergrens van 20% van het WSW. Het solvabiliteitspercen-
tage ligt in de komende jaren continu boven de streefondergrens van Wooncompagnie van 30% en in
2024 komt de solvabiliteit boven de 50%. Dit geeft aan dat de financiële fundamenten van Wooncom-
pagnie zeer solide zijn. Tegelijkertijd geeft dit aan dat Wooncompagnie weinig gaat investeren en dat
de vrijgekomen middelen worden gebruikt om de leningportefeuille terug te dringen.
3.7.2 Leningportefeuille
We sturen op een maximale schuld van € 35.000 per gewogen verhuureenheid.
26
20
%
38
%
75
%
62
%
1,4 1
1,8 1,2
50
%
22
%
De norm van het WSW De ratio’s van Wooncompagnie
Dit richtinggevende kengetal is van belang voor de continuïteit van Wooncompagnie op de lange ter-
mijn. Wij willen voorkomen dat wij overgecrediteerd worden. De totale leningportefeuille is toegeno-
men in 2013 tot ruim € 36.794 per gewogen verhuureenheid. Dit komt voornamelijk door het toevoegen
van de leningportefeuille van AWM. De gemiddelde schuld per gewogen verhuureenheid zakt eind
2019 tot € 32.940 en neemt verder af in de jaren daarna af tot € 28.000 in 2024. Deze ontwikkeling
komt als gevolg van fors afnemende investeringsuitgaven. Het absolute financieringsniveau per ver-
huureenheid is relatief laag, vooral in de toekomst, maar vergt wel aandacht op korte termijn.
3.8 Nieuwe WSW-beoordelingsmethodiek
Eind 2013 stelde het WSW een nieuw risicobeoordelingsmodel vast. Met behulp van dit model identifi-
ceert, anlyseert en interpreteert WSW de risico’s vana de individuele corporatie.
Bij de beoordeling van woningcorporaties kijkt het WSW naar de Business Risk en de Financial Risk.
Bij de Business Risk kijkt het WSW naar elementen als de strategische keuzes omtrent vastgoed, het
systeem van sturen en het beheersen van risico’s door de corporatie, en specifiek de financiering. Bij de
Financial Risk gaat het WSW in de kern uit van vijf financiële beoordelingsratio’s. Deze beoorde-
lingsmethodiek sluit naadloos aan op ons businessmodel. Dezelfde ratio’s zijn hierboven behandeld en
worden hier alleen schematische weergegeven. Wooncompagnie scoort op alle vijf ratio’s goed.
Het enige kritische punt is de LTV. Die zit aan de bovenkant. Wooncompagnie blijft dit goed monitoren.
27
3.9 DAEB-splitsing
Wooncompagnie heeft in augustus 2014 een onderzoek laten doen door ORTEC naar de gevolgen van
de splitsing van DAEB en niet-DAEB bezit op beide entiteiten. In die exercitie is gebruik gemaakt van
de meeste recente bekende cijfers. De input gebruikt voor deze berekening verschilt nauwelijks van de
input en aannamen gebruikt voor deze meerjarenbegroting. Beide mogelijke scenario’s van scheiding
DAEB niet-DAEB, juridische en administratieve scheiding, zijn berekend.
De eerste constatering van ORTEC is dat de ongesplitste entiteit financieel gezond is en de scores van
alle vijf ratio’s goed zijn. In het geval dat Wooncompagnie kiest voor de juridische scheiding dan heb-
ben we ook twee gezonde entiteiten.
Op alle vijf ratio’s gebruikt in de beoordelingsmethodiek scoort de DAEB boven de norm. De solvabili-
teit wordt berekend in dit onderzoek op basis van marktwaarde. Maar de solvabiliteit op bedrijfswaarde
laat ook dezelfde ontwikkeling zien. De LTV op bedrijfswaarde is de enige ratio die zich, vooral de
eerste jaren, ontwikkelt tot aan de bovengrens van 75%. De LTV op basis van bedrijfswaarde is ook in
de ongesplitst entiteit een zorgpunt (zie paragraaf 3.5.1). Door de splitsing verslechtert de LTV, maar
blijft onder de 75%.
Alle vijf ratio’s van de niet-DAEB entiteit scoren goed. Alle ratio’s van de niet-DAEB scoren beter dan
de DAEB entiteit, met uitzondering van de solvabiliteit. In dit scenario worden alle ongeborgde lenin-
gen toegerekend aan het niet-DAEB bezit. Dit drukt de solvabiliteit wel naar beneden, maar het blijft
een gezonde solvabiliteit.
De administratieve scheiding heeft een slechter effect op de DAEB entiteit en verbetert de ratio’s van
de niet-DAEB entiteit. Dit heeft te maken met de restrictie vanuit de regering op dit scenario zoals het
niet uitkeren van dividend van niet-DAEB naar DAEB. Ondanks dat heeft Wooncompagnie gekozen
voor een administratieve scheiding.
28
4. Huurbeleid
In deze meerjarenbegroting is op het punt van het te voeren huurbeleid gerekend met een terughoudend
scenario. In dat scenario volgt de gemiddelde jaarlijkse huurverhoging het inflatiepercentage.
De ontwikkelingen in de afgelopen jaren geven aanleiding om uit oogpunt van betaalbaarheid de huur-
stijgingen zo beperkt mogelijk te houden. De ontwikkeling van de huren (gemiddeld stijgend) laat een
ander beeld zien dan de ontwikkeling van de inkomens van de huurders (gemiddeld dalend). Deze te-
gengestelde ontwikkeling zorgt op individueel niveau voor te hoge woonlasten en zorgt er tevens voor
dat zowel onze huurders als onze exploitatie steeds meer afhankelijk worden van huurtoeslag. Beheer-
sing van de huurprijsontwikkeling is daarom een speerpunt voor Wooncompagnie. Een sobere en risi-
comijdende investeringsstrategie en een verdere reductie van de netto bedrijfslasten creëren daarvoor de
financiële ruimte.
Het inflatievolgende huurscenario laat zien dat de sociale huurvoorraad in omvang stabiel blijft. Woon-
compagnie kiest bewust voor de sociale sector. Binnen dat segment neemt, ondanks het gematigde
huurprijsbeleid, het goedkope en betaalbare aandeel af.
29
Scenarioverkenningen (verder uitgewerkt in 6.2) laten de bandbreedte zien waarbinnen het huurprijsbe-
leid verder geoptimaliseerd kan worden. Wooncompagnie zal die bandbreedte benutten om bij het
overgaan op een (deels op de WOZ-waarde gebaseerd) nieuw woningwaarderingsstelsel (per 1-7-2015)
de streefhuren opnieuw te ijken.
Wooncompagnie blijft de voorkeur geven aan een huursombenadering, die echter in 2015 ondanks
eerdere toezeggingen door de rijksoverheid nog niet mogelijk wordt gemaakt. Binnen de huursombena-
dering zijn de streefhuren leidend en is de jaarlijkse huurverhoging een afspiegeling van de afstand
tussen de huidige huur en de streefhuur. Woningen met een grote afstand tussen de actuele en gewenste
huur krijgen dan een hogere huurstijging dan woningen waarbij de huur al op streefniveau is.
In 2015 is nogmaals een inkomensafhankelijk huurverhoging toegestaan. Wooncompagnie zal daar
wederom van afzien, en ontwikkelt binnen de huurstijgingspercentages van het inkomensafhankelijke
huurbeleid een alternatieve huursombenadering.
Wat betreft de rekentechnische uitgangspunten voor de begroting: als vertrekpunt zijn de huurstanden
per ultimo 2014 gehanteerd en daarbij is rekening gehouden met de verwachte effecten van sloop,
nieuwbouw en verkoop. Voor de huurharmonisatie is rekening gehouden met het in 2013 vernieuwde
streefhuurbeleid en een verwachte mutatiegraad van 5% (exclusief mutatie bij verkoop en/of projecten).
Voor huurderving hanteert Wooncompagnie een norm van 1%. Echter voor 2014 t/m 2017 is rekening
gehouden met 1,25% huurderving. Als gevolg van een groot aantal leegstaande renovatiecomplexen en
wat licht stijgende betalingsachterstanden van onze huurders, is het inrekenen van een norm van 1%
voor deze jaren niet realistisch. Daarnaast is er voor sloopcomplexen rekening gehouden met een extra
huurderving vanaf vijf jaar voorafgaand aan de sloop (oplopend van 20% tot 95%).
30
5. Risico’s
5.1 Risicomanagement
De onzekerheden waarmee de corporatiesector wordt geconfronteerd zijn de afgelopen periode sterk
toegenomen. Niet alleen de economische crisis, maar ook de ontwikkelingen op het gebied van wet- en
regelgeving zorgen voor deze toename. Binnen Wooncompagnie is de aandacht voor risico’s en interne
beheersing in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Voor ons is risicomanagement en binnen de gehele
organisatie ingebed, een proactief en continu proces, waarbij vanuit een gemeenschappelijk referentie-
kader op gestructureerde wijze wordt omgegaan met het beheersen van risico’s in relatie tot de organi-
satie- en beleidsdoelstellingen.
In onderstaand figuur is een overzicht van de grootste risico’s opgenomen. In dit overzicht is onder-
scheid aangebracht tussen de interne en externe risico’s. Daarnaast zijn de risico’s gegroepeerd per
categorie. Voor elk van deze risico’s is de kans, impact (in euro’s) en de prioritering in kaart gebracht.
5.2 Wet- en regelgeving
De ‘Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting’ is nog steeds niet definitief vastgesteld
door de overheid. In deze begroting is daarom geen rekening gehouden met deze wet. Wel is rekening
gehouden met het Woonakkoord 2013. Op grond van dit politieke akkoord zijn verschillende maatrege-
len doorgevoerd die een materiële impact hebben op de financiële positie van Wooncompagnie.
De verhuurdersheffing is (ten opzichte van het Regeerakkoord) verlaagd tot € 1,7 miljard. De hef-
fing wordt berekend over een percentage van de WOZ waarde, en loopt op van 0,014% (€ 23 per
vhe) in 2013 tot 0,536% (€ 861 per vhe) in 2017. Wooncompagnie gaat in de jaren na 2017 uit van
0,536% + inflatie.
De eerder aangekondigde bezuiniging van € 31 miljoen op de huurtoeslag is van de baan. Dat is
goed nieuws want de betaalbaarheid van de huren staat landelijk onder druk.
De mogelijkheid tot een inkomensafhankelijke huurverhoging wordt in 2014 gecontinueerd, waar-
bij het mogelijk is om de huur voor huurders met een inkomen tot € 33.000 te verhogen met 1,5%
extra boven inflatie, voor huurders met een inkomen tussen de € 33.000 en € 43.000 is dat 2% bo-
ven inflatie en voor huurders met een inkomen boven de € 43.000 is dat 4% boven inflatie.
Wooncompagnie kiest op dit punt uit oogpunt van betaalbaarheid voor een terughoudend beleid.
Meer hierover, zie hoofdstuk 4 Huurbeleid.
31
Het Kabinet heeft de afspraak met de sector gemaakt dat er voor het einde van 2014 een wetsvoor-
stel komt om het systeem van jaarlijkse inkomensafhankelijke huurverhogingen te vervangen door
een systeem met een jaarlijkse huursom. Deze huursombenadering wordt in principe in 2015 inge-
voerd. In de rijksbegroting geeft het kabinet nog geen duidelijkheid over het huurbeleid in 2015. Er
wordt met geen woord gerept over de huursombenadering. Terwijl die volgens het Woonakkoord
in 2015 de inkomensafhankelijke huurverhoging moet vervangen.
Het voorstel om als grondslag voor de maximaal redelijke huur 4,5% van de waarde op basis van
de wet waardering onroerende zaken (WOZ) te hanteren is vervallen. Er ligt inmiddels een alterna-
tief voorstel om het woningwaarderingsstelsel aan te passen, door een grotere waarde voor de
WOZ-component op te nemen.
5.3 Vennootschapsbelasting
In november 2014 hebben we de Vpb-aangifte 2013 afgerond en opgeleverd aan de belastingdienst. In
de aangifte 2013 hebben we de fiscale onderhoudsvoorziening verwerkt. Dit heeft een fiscaal verlies
veroorzaakt van ca. € 54 miljoen. Dit geeft Wooncompagnie de mogelijkheid de betaalde Vpb-last van
ruim € 2 miljoen over 2012 en het betaalde bedrag over 2013, op basis van de voorlopige aanslag, van
ruim € 3,5 miljoen terug te vorderen in 2014. Het fiscale verlies verwerkt in de aangifte 2013 zal ook
consequenties hebben voor de fiscale positie van 2014 en 2015.
In de jaren 2013 t/m 2015 behoeft dan geen belasting betaald te worden, terwijl het oorspronkelijk
betaalde bedrag van ruim € 5,5 miljoen in 2013 wordt teruggevorderd in 2014.
In deze begroting is de fiscale onderhoudsvoorziening meegenomen. Daardoor gaat Wooncompagnie
tot 2016 geen Vpb-lasten betalen. In het tabel hieronder hebben we een scheiding gemaakt tussen Vpb-
kasstroom en de Vpb-lasten. Die twee fenomenen lopen niet parallel. De Vp-lasten worden vaak met
een jaar vertraging betaald.
Wooncompagnie sloopt 263 woningen in de periode 2015-2019. Voor een grote deel worden deze wo-
ningen vervangen door nieuwbouw. Deze actie geeft Wooncompagnie ook de ruimte de fiscale boek-
waarde te verlagen ten laste van het fiscale resultaat. Dit kan ervoor zorgen dat wij ook in 216 geen
Vpb-lasten hoeven te betalen. De sloopplannen hebben we niet gekwantificeerd in dit meerjarenover-
zicht.
Wooncompagnie gaat de fiscale boekwaarde vooralsnog niet afwaarderen naar een lagere actuele waar-
de. De belastingdienst accepteert een afwaardering alleen indien de actuele waarde meer dan 10% af-
wijkt van de waarde op 1 januari 2008 (fiscale openingsbalans). De WOZ waarde van het bezit van
Wooncompagnie is gemiddeld slechts 7% gedaald in de periode tot en met 1 januari 2014. Tenslotte
zou de afwaardering, bij toekomstige waardestijgingen, weer geheel of gedeeltelijk terug genomen
moeten worden. Het belasting verlagende effect is dan maar van tijdelijke aard.
VPB last 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
Resultaat voor belastingen conform W&V (enkelvoudig) -7.892 -83.253 36.025 -6.992 1.742 3.376 774 6.345
Resultaat voor belastingen conform W&V (wooncompagnie holding BV) -1.125 -315 255 291 96 105 113 121
Afschrijvingen op materiële vaste activa 31.355 34.471 28.838 28.917 29.640 30.332 31.269 31.436
Overige waardeveranderingen immateriële vaste activa en vastgoedportefeuille 4.193- 69.237 4.725 18.033 4.536 16.670 9.183 2.689
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille 2.274 7.157 23.119- 317 3.413- 14.456- 3.533- 2.437-
Herinvesteringsreserve 5.762- 7.257- 28.388- 16.133- 9.603- 9.235- 9.494- 9.218-
Onderhoud / verbetering 67 57.796- 1.849- 710 860 765 777 824
Toegerekende rente mva i.o. 930 713- 132 102 93 57 27 38
Vogelaarheffing / saneringssteun 258 2.956 2.897 1.704 1.704 852 852 852
Overige correcties 9.469- 5.929- - - - - - -
Permanente en tijdelijke veschillen 15.460 42.126 -16.764 33.650 23.817 24.986 29.082 24.184
Belastbaar bedrag 6.443 -41.442 19.516 26.949 25.655 28.467 29.969 30.650
-6.443 -19.516 -15.483 0 0 0
VPB-lasten 0 0 0 2.856 6.404 7.107 7.482 7.653
VPB kasstroom 0 0 0 0 2.856 6.404 7.107 7.482
32
6. Scenarioanalyse
6.1 Gevoeligheidsanalyse
Een vast onderdeel van de planning- en controlcyclus is het uitvoeren van gevoeligheidsanalyses, waarbij
wordt onderzocht of het vermogen en/of het rentedekkingsgetal binnen de gestelde bandbreedte blijven.
Bij de gevoeligheidsanalyse worden scenario’s gesimuleerd met wisselende macro-economische parameters
(prijsinflatie, looninflatie, korte en lange rente, bouwindex, onderhoudsindex en marktindex). In de simula-
tie worden 200 scenario’s doorgerekend. De Best case vertegenwoordigt het beste scenario en Worst case
het slechtste scenario. 95% VaR markeert de grens van 95% van de scenario’s (95% van de scenario’s
liggen boven deze grens). Wanneer het scenario 95% VaR gelijk is of hoger dan de gestelde ondergrens,
valt met redelijke mate van zekerheid te zeggen dat we aan de gestelde ondergrens zullen voldoen.
Solvabiliteit
Het macro-economische risico tot 2019 (verschil 95% VaR ten opzichte van het basisscenario) op basis van
deze meerjarenbegroting bedraagt 7,51%. De 95% VaR komt in 2019 uit op een solvabiliteit van 32,49%. Er
is slechts een kleine kans dat over de 1e vijf jaar Wooncompagnie niet aan haar intern gestelde ondergrens zal
voldoen, dit zullen we nauwlettend in de gaten houden.
Rentedekkingsgetal
In het basisscenario ligt het rentedekkingsgetal alle jaren boven de gestelde interne ondergrens van 1,8. Dit
streefniveau is nodig om voldoende ruimte in de operationele kasstroom te houden voor investeringen. In
de 1e vijf jaar ligt de 95% VaR net onder de interne ondergrens, echter in alle jaren ruim boven de onder-
grens van het WSW (1,4). Wooncompagnie blijft in de komende jaren continu de ontwikkeling van de
operationele kasstroom en het rentedekkingsgetal monitoren zodat tijdig kan worden bijgestuurd.
33
6.2 Scenario’s
De woonlasten van onze huurders blijven een item waar wij veel aandacht aan schenken. Ten behoeve
van de meerjarenbegroting zijn twee alternatieve scenario’s doorgerekend, waarmee wij de woonlasten
van onze huurders kunnen beïnvloeden. In deze paragraaf geven wij deze scenario’s weer: (1) scenario
streefhuur -5%, (2) scenario extra verbeteringen/ energetische maatregelen zonder huurverhoging.
Daarnaast zijn een derde en vierde scenario doorgerekend waarbij rekening is gehouden met een ver-
huurderheffing van € 2,0 miljard vanaf 2018 i.p.v. € 1,7 miljard + inflatie (het basis scenario). Ook deze
scenario’s geven wij in deze paragraaf weer: (3) scenario extra verhuurderheffing, (4) scenario extra
verhuurderheffing + streefhuur -5%.
(1) scenario streefhuur -5%: een beleidsaanpassing van Wooncompagnie kan zijn de streefhuur van
het bezit (nogmaals) te verlagen met 5%. De nieuwe huurder(s) of huurder(s) die van woning wis-
selen krijgen hierdoor een woning met een lagere huurprijs, dan dat we nu voor die woning zouden
vragen. Daarnaast zal een deel van de huidige huurders eerder hun streefhuur bereiken, waarmee
zij een gematigder, inflatie volgend, huurbeleid krijgen vanaf het moment van het bereiken van de
streefhuur. Voor huurders die een huur boven de streefhuur hebben, geldt dat zij geen huurverho-
ging meer krijgen tot het moment dat hun huur weer gelijk is aan de streefhuur.
(2) scenario extra verbeteringen/ energetische maatregelen zonder huurverhoging: een andere
beleidsaanpassing van Wooncompagnie kan zijn, bij de verbeteringen/ energetische maatregelen
die reeds ingerekend zijn in ons basis scenario, geen huurverhoging aan de bewoners te vragen. Dit
heeft als gevolg dat de huurder(s) een betere woning krijgen, met lagere energielasten, zonder dat
hier een hogere huur tegenover staat. Daarnaast is ten opzichte van het basisscenario in dit scenario
nog eens 2 miljoen extra verbeteringen in 2015 oplopend tot 2,5 miljoen extra verbeteringen in
2024 ingerekend zonder huurverhoging.
Basis scenario versus scenario (1) en (2): in 2014 is het rentedekkingsgetal van alle 3 scenario’s gelijk, het
startpunt is hetzelfde. De jaren daarna loopt het rentedekkingsgetal van scenario (1) en (2) steeds iets verder
onder het basisscenario. Door de lagere huuropbrengsten in beide scenario’s en ook een hogere schuld per
VHE, wordt het steeds minder eenvoudig om aan de renteverplichtingen vanuit de operationele kasstroom te
kunnen voldoen. Echter beide scenario’s laten zien dat de impact van deze evt. beleidsaanpassingen niet leidt
tot een structurele duik onder onze interne en externe ondergrens van het rentedekkingsgetal.
34
De maximale schuld per woning bereikt zijn piek in 2013 door het hoge investeringniveau vanuit de nieuw-
bouwportefeuille en de fusie met AWM. Doordat vanaf 2015 minder geïnvesteerd wordt in nieuwbouw en in
2014 en 2015 meer woningen verkopen gerealiseerd (2014) en geprognosticeerd (2015) zijn dan in de jaren
daarna, zal de schuld per VHE weer snel terug zakken naar ons streefniveau van een maximum schuldenlast
van € 35.000 per gewogen verhuureenheid. De schuld per verhuureenheid zet hierdoor een dalende trend in
die van 2020 nog meer versneld wordt, vanwege de geringe investeringen die vanaf dat jaar zijn ingerekend.
Dit biedt Wooncompagnie in de toekomst de mogelijkheid om haar investeringniveau te herzien. Of om een
eventuele beleidsaanpassing door te voeren zoals uitgewerkt in scenario (1) en (2). In Scenario (1) ligt de
schuld per verhuureenheid in 2024 € 0,9 miljoen hoger en in scenario (2) ligt de schuld per verhuureenheid €
2,3 miljoen hoger.
(3) scenario extra verhuurderheffing: in het basis scenario van de begroting is de verhuurderheffing inge-
rekend, opbouwend van 0,381% per € 1.000 WOZ in 2014 t/m 0,536% per € 1.000 WOZ in 2017 (het
beoogde percentage waarmee het Rijk de € 1,7 miljard vanuit het Woonakkoord wil ophalen). Vanaf
2018 en verder is 0,536% per € 1.000 WOZ + inflatie ingerekend. Onze brancheorganisatie Aedes,
schrijft in september 2014 op haar website, dat de heffing vanaf 2018 € 2,0 miljard gaat bedragen. De
evt. gevolgen hiervan zijn uitgewerkt in dit scenario.
(4) scenario extra verhuurderheffing + streefhuur -5%: dit scenario is een combinatie van scenario (1)
en (3). Zowel de streefhuur is t.o.v. het basis scenario verlaagd met 5% en ook de mogelijke extra ver-
huurderheffing is in dit scenario ingerekend.
35
Basis scenario versus scenario (3) en (4): Scenario (4) laat t/m 2017 hetzelfde beeld zien als in scenario
(1). De extra heffing is pas ingerekend vanaf 2018, vanaf dat moment lopen scenario (3) en (4) steeds
verder uit op het basisscenario. Waar een streefhuur aanpassing van -5% in scenario (1) nog mogelijk was
(verhuurderheffing € 1,7 miljard), blijkt uit scenario (4) dat deze streefhuur verlaging niet meer mogelijk is
indien de heffing € 2,0 miljard gaat bedragen vanaf 2018. In dat geval komen we qua rentedekkingsgetal
onder onze interne ondergrens.
In het basis scenario bouwt de schuld per gvhe af tot € 27.800. We zien in de grafiek dat de extra verhuur-
derheffing in scenario (3) tot gevolg heeft dat de schuld per gvhe maar afbouwt tot € 28.900 en in scenario
(4) tot maar € 29.700.
36
7 Kengetallen (enkelvoudig) Meerjarenbegroting 2015-2024
Kengetallen (enkelvoudig) 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Portefeuille per dPi typering
Zelfstandige woongelegenheid 12.885 12.888 13.939 13.888 13.711 13.742 13.673 13.615 13.586 13.591 13.602 13.552 13.550 13.581
Onzelfstandige woongelegenheid 405 489 524 548 548 548 548 548 548 548 548 548 548 548
Niet woon. - maatsch._gezondheid en zorg 6 4 38 43 44 44 44 44 44 44 44 44 44 44
Niet woon. - maatsch._onderwijs en opvoeding 2 1 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Niet woon. - maatsch._overig 2 12 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Niet woon. - maatsch._wijk- en buurtvoorzieningen 4 5 5 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
Niet-woon. - overig_bedrijfsruimten/winkels 27 25 12 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13
Niet-woon. - overig_overig bezit 3 1 24 24 24 24 24 24 24 24 24 24 24 24
Niet-woon. - overig_parkeervoorzieningen 76 76 135 133 125 116 116 116 116 116 116 116 116 116
Aantal verhuureenheden ultimo jaar totaal 13.410 13.501 14.683 14.661 14.477 14.499 14.430 14.372 14.343 14.348 14.359 14.309 14.307 14.338
Mutatie in portefeuille
Verkopen (regulier) 71- 35- 147- 216- 100- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50-
Verkopen (starterslening) - - 8- 23- 10- 5- 5- 5- 5- 5- 5- 5- 5- 5-
Verkopen (tussenvorm) 48- 76- - - - - - - - - - - - -
Terugkoop (tussenvorm) 22 22 - 21 13 17 13 12 10 15 13 9 11 9
Doorverkoop 22- 22- - 21- 13- 17- 13- 12- 10- 15- 13- 9- 11- 9-
Verkopen 119- 111- 155- 239- 110- 55- 55- 55- 55- 55- 55- 55- 55- 55-
Nieuwbouw huur 195 148 323 244 12 188 24 9 42 60 66 5 53 86
Aankoop 190 118 13 3 - - - - - - - - - -
Sloop - 64- 18- 30- 86- 111- 38- 12- 16- - - - - -
Overige mutaties 27 1 71 - - - - - - - - - - -
Totale mutaties 293 92 234 22- 184- 22 69- 58- 29- 5 11 50- 2- 31
Aantal verhuureenheden ultimo jaar totaal 13.410 13.501 14.683 14.661 14.477 14.499 14.430 14.372 14.343 14.348 14.359 14.309 14.307 14.338
Aantal verkocht in koopgarant 549 605 595 574 561 544 531 519 509 494 481 472 461 452
Woningportefeuille per huurklasse
Goedkoop 1.883 1.603 1.508 1.415 1.227 1.035 935 873 825 782 753 729 704 694
Betaalbaar 9.896 9.735 9.963 10.023 9.744 9.596 9.432 9.213 9.060 8.919 8.779 8.607 8.466 8.338
Duur tot huurtoeslaggrens 953 1.354 2.248 2.259 2.550 2.922 3.118 3.342 3.515 3.705 3.887 4.033 4.199 4.369
Duur boven huurtoeslaggrens 153 196 220 191 190 189 188 187 186 185 183 183 181 180
Aantal zelfstandige woongelegenheden ultimo jaar totaal 12.885 12.888 13.939 13.888 13.711 13.742 13.673 13.615 13.586 13.591 13.602 13.552 13.550 13.581
2011 en 2012 zijn excl. AWM
37
Kengetallen (enkelvoudig) 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Operationele kasstroom (ICR & DSCR)
Operationele kasstroom 14.415 23.393 14.986 17.124 26.339 18.894 19.271 20.185 20.633 17.011 24.184 19.667 17.968 27.140
Vennootschapsbelasting 3.421 6.833- 3.564 3.868- 3.500- 2.856 6.404 7.107 7.482 7.653 7.142 8.451 7.642 7.787
Geactiveerde productie ten behoeve van eigen bedrijf 877 827 941 1.071 1.169 1.115 1.061 1.005 947 888 826 826 825 824
Rente-uitgaven 19.859 19.821 22.548 21.772 21.351 20.825 20.168 20.015 19.719 19.360 19.016 17.891 18.091 18.238
Rente-ontvangsten 531 866 300 126 222 209 71 70 73 71 76 76 76 433
Langlopende schulden per 31-12 voorgaand verslagjaar 444.665 454.034 534.370 532.838 527.473 509.837 502.129 496.912 483.681 469.878 462.953 439.554 419.713 405.485
Aflossing op basis van aflossingsfictie 2% 8.893 9.081 10.687 10.657 10.549 10.197 10.043 9.938 9.674 9.398 9.259 8.791 8.394 8.110
Werkelijke aflossing 18.333 48.303 43.763 44.430 27.637 24.415 19.208 25.248 19.402 15.860 23.399 31.267 28.428 8.078
Theoretische aflossing (WSW-systematiek) 11.541 12.346 17.100 17.629 18.380 17.897 17.484 17.221 16.599 16.001 15.635 14.636 13.791 13.049
ICR (werkelijk) 1,7 2,2 1,7 1,79 2,25 1,92 1,96 2,01 2,05 1,88 2,28 2,10 2,00 2,52
ICR (WSW-systematiek) 1,7 2,1 1,6 1,7 2,2 1,8 1,9 2,0 2,0 1,8 2,2 2,0 1,9 2,4
DSCR (werkelijk) 0,9 0,6 0,6 0,6 1,0 0,9 1,0 0,9 1,0 1,0 1,0 0,8 0,8 1,7
DSCR (werk. incl. verkoopkasstr.) 1,3 0,8 0,9 1,1 1,3 1,1 1,2 1,1 1,3 1,3 1,3 1,0 1,0 2,1
DSCR (WSW-systematiek) 1,4 1,6 1,1 1,2 1,3 1,2 1,1 1,2 1,2 1,3 1,4 1,5 1,5 1,6
Beoordeling door het WSW:
Gem. DSCR 2012 t/m 2014 1,3
DSCR progn. obv. gew. kasstr. 2015t/m2019 1,2 laagste van de twee > norm WSW (1,0)
Gem. ICR 2012 t/m 2014 1,8 laagste van de twee > norm WSW (1,4)
ICR progn. obv. gew. kasstr. 2015t/m2019 2,0
Huurniveau
Reguliere huurverhoging (%) 1,3% 2,3% 3,0% 2,5% 1,0% 1,3% 2,0% 2,0% 2,0% 2,0% 2,0% 2,0% 2,0% 2,0%
Huurverhoging renovatie (%) 0,0% 0,2% 0,0% 0,2% 0,6% 0,3% 0,2% 0,2% 0,3% 0,2% 0,1% 0,1% 0,1% 0,1%
Huurverhoging harmonisatie (%) 0,0% 0,9% 0,7% 0,5% 0,4% 0,4% 0,3% 0,4% 0,3% 0,3% 0,3% 0,3% 0,3% 0,2%
Totale huurverhoging 1,3% 3,4% 3,7% 3,2% 2,0% 2,0% 2,5% 2,6% 2,5% 2,5% 2,4% 2,4% 2,4% 2,3%
x € 1.000
Huursom ultimo jaar 73.512 76.825 86.388 90.508 91.448 94.131 96.105 98.320 100.696 103.360 105.977 108.166 110.794 113.737
Gewenste huur ultimo jaar 87.244 89.899 96.533 99.393 100.059 102.548 104.531 106.477 108.693 111.231 113.768 115.818 118.304 121.183
Maximale huur ultimo jaar 112.743 115.662 126.847 133.727 134.618 137.459 139.933 142.546 145.416 148.659 151.844 154.570 157.721 161.278
per gvhe
Huidige huur 463 478 497 518 527 545 557 573 588 604 619 633 650 666
Gewenste huur 550 559 555 569 576 594 606 620 635 650 665 678 694 710
Maximale huur 710 720 730 765 775 796 811 830 850 869 887 904 925 944
2011 en 2012 zijn excl. AWM
38
Kengetallen (enkelvoudig) 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Netto bedrijfslasten (x € 1.000)
Personeelslasten 8.715 8.907 9.643 9.589 10.050 10.050 10.290 10.554 10.872 11.198 11.533 11.879 12.235 12.603
Zakelijke lasten 4.128 4.314 4.800 4.969 5.240 5.322 5.442 5.555 5.714 5.884 6.063 6.224 6.408 6.614
Overige bedrijfslasten 6.334 7.079 11.635 6.974 6.539 6.568 6.718 6.880 7.066 7.258 7.456 7.659 7.868 8.081
Onderhoudslasten (excl eigen dienst) 18.531 19.302 14.124 18.418 14.194 17.204 15.305 15.548 16.482 20.790 17.573 23.155 24.127 19.776
Variabele lasten 37.708 39.602 40.202 39.950 36.023 39.144 37.755 38.537 40.134 45.130 42.625 48.917 50.638 47.074
Onderhoudskosten (eigen dienst) 995- 967- 941- 1.200- 1.200- 1.200- 1.200- 1.200- 1.200- 1.200- 1.200- 1.200- 1.200- 1.199-
Onderhoudslasten (excl eigen dienst) 18.531- 19.302- 14.124- 18.418- 14.194- 17.204- 15.305- 15.548- 16.482- 20.790- 17.573- 23.155- 24.127- 19.776-
Bruto bedrijfslasten 18.182 19.333 25.137 20.332 20.629 20.740 21.250 21.789 22.452 23.140 23.852 24.562 25.311 26.099
af: Opbrengst vergoedingen 1.179- 1.115- 1.374- 1.388- 1.405- 1.433- 1.462- 1.491- 1.521- 1.551- 1.582- 1.614- 1.646- 1.679-
af: Overige bedrijfsopbrengsten 734- 758- 920- 928- 929- 949- 967- 985- 1.006- 1.026- 1.047- 1.068- 1.089- 1.111-
af: Geactiveerde productie tbv eigen bedrijf 877- 827- 941- 1.071- 1.169- 1.115- 1.061- 1.005- 947- 888- 826- 826- 825- 824-
Netto bedrijfslasten 15.392 16.633 21.902 16.945 17.126 17.243 17.760 18.308 18.978 19.675 20.397 21.054 21.751 22.485
af: extra kosten toegerekend aan leefbaarheid 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 50- 49-
af: Leefbaarheid 677- 604- 2.136- 339- 453- 453- 462- 471- 480- 490- 500- 510- 520- 530-
Netto bedrijfslasten excl leefbaarheid 14.715 16.029 19.766 16.606 16.673 16.790 17.298 17.837 18.498 19.185 19.897 20.544 21.231 21.955
Netto bedrijfslasten (per gvhe)
Aantal verhuureenheden 13.410 13.501 14.683 14.661 14.477 14.499 14.430 14.372 14.343 14.348 14.359 14.309 14.307 14.338
Aantal correctie door weging 64- 61- 108- 106- 100- 93- 93- 93- 93- 93- 93- 93- 93- 93-
Aantal gewogen verhuureenheden 13.346 13.440 14.575 14.555 14.377 14.406 14.337 14.279 14.250 14.255 14.266 14.216 14.214 14.245
Aantal gewogen verhuureenheden (gem. vorig jr en huidig jr) 13.225 13.393 14.482 14.565 14.466 14.392 14.372 14.308 14.265 14.253 14.261 14.241 14.215 14.230
Personeelslasten 659 665 666 658 695 698 716 738 762 786 809 834 861 886
Zakelijke lasten 312 322 331 341 362 370 379 388 401 413 425 437 451 465
Overige bedrijfslasten 479 529 803 479 452 456 467 481 495 509 523 538 553 568
Onderhoudslasten (excl eigen dienst) 1.401 1.441 975 1.265 981 1.195 1.065 1.087 1.155 1.459 1.232 1.626 1.697 1.390
Variabele lasten 2.851 2.957 2.776 2.743 2.490 2.720 2.627 2.693 2.814 3.166 2.989 3.435 3.562 3.308
Onderhoudskosten (eigen dienst) 75- 72- 65- 82- 83- 83- 83- 84- 84- 84- 84- 84- 84- 84-
Onderhoudslasten (excl eigen dienst) 1.401- 1.441- 975- 1.265- 981- 1.195- 1.065- 1.087- 1.155- 1.459- 1.232- 1.626- 1.697- 1.390-
Bruto bedrijfslasten 1.375 1.444 1.736 1.396 1.426 1.441 1.479 1.523 1.574 1.624 1.673 1.725 1.781 1.834
af: Opbrengst vergoedingen 89- 83- 95- 95- 97- 100- 102- 104- 107- 109- 111- 113- 116- 118-
af: Overige bedrijfsopbrengsten 56- 57- 64- 64- 64- 66- 67- 69- 71- 72- 73- 75- 77- 78-
af: Geactiveerde productie tbv eigen bedrijf 66- 62- 65- 74- 81- 77- 74- 70- 66- 62- 58- 58- 58- 58-
Netto bedrijfslasten 1.164 1.242 1.512 1.163 1.184 1.198 1.236 1.280 1.330 1.380 1.430 1.478 1.530 1.580
af: extra kosten toegerekend aan leefbaarheid 4- 4- 3- 3- 3- 3- 3- 3- 4- 4- 4- 4- 4- 3-
af: Leefbaarheid 51- 45- 147- 23- 31- 31- 32- 33- 34- 34- 35- 36- 37- 37-
Netto bedrijfslasten excl leefbaarheid 1.109 1.193 1.361 1.137 1.149 1.163 1.200 1.243 1.293 1.343 1.392 1.439 1.490 1.539
2011 en 2012 zijn excl. AWM
39
Kengetallen (enkelvoudig) 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Lasten onderhoud (x € 1.000)
Planmatig onderhoud 13.210 14.384 10.239 14.639 10.701 13.718 11.728 11.895 12.719 16.908 13.565 19.039 19.882 15.384
Kosten eigen dienst 995 967 941 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.200 1.199
Niet planmatig onderhoud 5.321 4.918 3.885 3.779 3.493 3.486 3.577 3.653 3.763 3.882 4.008 4.116 4.245 4.392
Totaal onderhoud 19.526 20.269 15.065 19.618 15.394 18.404 16.505 16.748 17.682 21.990 18.773 24.355 25.327 20.975
Lasten onderhoud (per gvhe)
Planmatig onderhoud 999 1.074 707 1.005 740 953 816 831 892 1.186 951 1.337 1.399 1.081
NPO (incl kosten eigen dienst) 478 439 333 342 324 326 332 339 348 357 365 373 383 393
Totaal onderhoud 1.476 1.513 1.040 1.347 1.064 1.279 1.148 1.171 1.240 1.543 1.316 1.710 1.782 1.474
Analyse investeringskasstroom
Bestaand bezit 1.429 6.285 6.704 7.349 11.263 10.656 16.415 7.435 7.818 4.447 1.755 1.664 1.581 2.019
Nieuwbouw 53.317 34.376 51.830 32.065 15.351 20.173 5.140 8.873 7.832 15.065 7.954 8.279 12.148 5.756
T.d.v. van de exploitatie 1.689 555 774 3.105 1.184 1.125 1.125 1.125 1.125 1.125 1.125 1.125 1.125 1.125
Investeringskasstroom 56.435 41.216 59.308 42.519 27.798 31.954 22.680 17.433 16.775 20.637 10.834 11.068 14.854 8.900
Waarde bezit in relatie tot de leningportefeuille
per gvhe x € 1,-
Leegwaarde (90% WOZ) 151.696 146.410 138.283 128.741 130.880 133.939 137.611 141.422 145.099 148.748 151.612 154.882 158.487 161.349
Marktwaarde in verhuurde staat (65% WOZ) 109.558 105.740 99.871 92.979 94.524 96.734 99.385 102.138 104.794 107.429 109.498 111.859 114.463 116.530
Balanswaarde (Bedrijfswaarde) 57.590 67.073 56.229 56.614 56.642 58.322 58.532 58.612 58.886 59.860 60.326 60.525 61.236 60.975
Leningportefeuille 34.331 34.989 36.794 36.216 35.244 34.890 34.576 33.804 32.940 32.482 30.823 29.472 28.525 27.928
Totaal vreemd vermogen (WSW-systematiek) 36.274 37.187 39.027 38.234 37.224 36.831 36.488 35.682 34.809 34.239 32.555 31.204 30.046 29.426
Loan to Value
LTV obv Leegwaarde 23% 24% 27% 28% 27% 26% 25% 24% 23% 22% 20% 19% 18% 17%
LTV obv Marktw in verh staat 31% 33% 37% 39% 37% 36% 35% 33% 31% 30% 28% 26% 25% 24%
LTV obv WSW-systematiek (norm max. 75%) 63% 55% 69% 68% 66% 63% 62% 61% 59% 57% 54% 52% 49% 48%
Dekkingswaarde 20% 22% 24% 25% 24% 23% 23% 22% 20% 20% 18% 17% 16% 16%
Verkoopopbrengst (x € 1.000)
Verkoopopbrengst bestaand bezit 17.284 14.037 21.218 34.203 16.816 8.467 8.729 9.373 9.172 9.663 10.105 9.536 10.288 10.029
Heffingen en collegiale steun (x € 1.000)
Saneringssteun 790 258 3.174 2.897 1.704 1.704 852 852 852 852 852 852 852 852
Verhuurdersheffing 0 0 309 8.471 10.126 11.227 12.476 12.654 12.878 13.118 13.373 13.580 13.830 14.113
Totaal extra heffingen 790 258 3.483 11.368 11.830 12.931 13.328 13.506 13.730 13.970 14.225 14.432 14.682 14.965
2011 en 2012 zijn excl. AWM
40
8 Geconsolideerde balans
Door minder investeringen in nieuwbouw, neemt de post Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploita-
tie vanaf 2016 sterk af.
De post Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden betreft de terugkoopverplichting van woningen verkocht
onder koopgarant. Deze verkoopvorm is stopgezet vanaf eind 2013. De terug te kopen woningen worden regulier
of met een starterslening weer doorverkocht, waardoor de terugkoopverplichting in de komende jaren zal afne-
men.
De strategische gronden nemen toe in 2017 en 2019. In 2011 heeft Wooncompagnie woningen in Purmerend
overgenomen van Ymere. Van deze aankoop loopt nog de verplichting voor de aankoop van een grondpositie die
grenst aan de aangekochte woningen. Deel van de betaling vindt plaats in 2017 en in 2019 nog een nabetaling.
Voor deze grondpositie is nog geen planvorming.
Er loopt nog één BWS-subsidie, deze zal in 2017 aflopen, zie de post Te vorderen BWS-subsidies.
De Belastingen en premies sociale verzekeringen bestaan voornamelijk uit terug te vorderen VPB van het jaar
2014. De voorlopige aanslag VPB die in 2014 betaald is, verwachten wij in 2015 volledig terug te ontvangen.
Door het vormen van een fiscale onderhoudsvoorziening vanaf de VPB-aangifte 2013, dient Wooncompagnie
geen belasting te betalen in de jaren 2014 t/m 2015 en in 2016 de helft minder. Terwijl het oorspronkelijk te
betalen bedrag ad. € 2 miljoen in 2012 en € 3,5 miljoen in 2013 verrekend kan worden met het verlies dat in
2013 gevormd wordt.
Geconsolideerde Balans
(bedragen x € 1.000) 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Materiele vaste activa
Sociaal vastgoed in exploitatie 808.399 802.381 820.797 822.007 818.779 819.449
Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie 8.440 6.675 7.116 1.390 2.646 3.001
Onroerende en roerende zaken t.d.v. de exploitatie 8.928 8.478 7.851 7.175 6.396 6.123
825.767 817.534 835.764 830.572 827.821 828.573
Vastgoedbeleggingen
Commercieel vastgoed in exploitatie 30.651 30.459 30.887 31.277 31.675 32.080
Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 72.047 70.949 70.177 69.897 69.756 69.763
Strategische gronden 3.041 3.041 3.041 4.592 4.592 4.975
105.739 104.449 104.105 105.766 106.023 106.818
Financieel vaste activa
Te vorderen BWS-subsidies 73 43 10 0 0 0
Deelnemingen 678 678 678 678 678 678
Lening u/g 1.838 1.838 1.838 1.838 1.838 1.838
Derivaten 4.605 4.281 3.958 3.634 3.310 2.986
Beleggingen 57 57 57 57 57 57
Overige vorderingen FVA 900 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500
Belastinglatentie 12.517 9.557 6.597 6.597 6.597 6.597
20.668 17.954 14.638 14.304 13.980 13.656
Voorraden
Vastgoed bestemd voor de verkoop 11.643 9.938 9.054 8.381 7.881 7.381
Overige voorraden 340 340 340 340 340 340
Onderhanden projecten 1.260 665 862 493 250 0
13.243 10.943 10.256 9.214 8.471 7.721
Vorderingen
Huurdebiteuren 740 740 740 740 740 740
Gemeenten 200 200 200 200 200 200
Belastingen en premies sociale verzekeringen 3.575 75 75 75 75 75
Overige vorderingen 777 777 777 777 777 777
Overlopende activa 670 670 670 670 670 670
5.962 2.462 2.462 2.462 2.462 2.462
Liquide middelen 11.725 11.820 878 849 721 694
Totaal activa 983.104 965.162 968.103 963.167 959.478 959.924
41
De Voorziening afkoop huur brede school is een voorziening die is ontstaan door de fusie met AWM. Het betreft
een vooruitbetaling van huur voor 40 jaar door de Gemeente Waterland, voor een brede school. Ieder jaar valt de
jaarhuur vrij ten gunste van de huuropbrengsten.
De Voorziening zorgeloos wonen is ook een voorziening die is ontstaan door de fusie met AWM. Het betreft een
koopconstructie, waarbij de verkopers minder opbrengsten voor hun woning kregen en in ruil hiervoor geen huur
hoeven te betalen voor hun woning die ze nu huren van AWM (lees: Wooncompagnie). Ook hier vallen de jaar-
lijkse huuropbrengsten vrij ten gunste van het exploitatieresultaat.
De Verplichtingen onroerende zaken verkocht onder voorwaarden hangt samen met de post Verkoop onder
voorwaarden (materiële vaste activa). Zie de toelichting op de activa.
Geconsolideerde Balans
(bedragen x € 1.000) 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Eigen vermogen
Overige reserves 334.067 340.026 358.930 359.868 370.248 386.164
334.067 340.026 358.930 359.868 370.248 386.164
Voorzieningen
Voorziening verlieslatende contracten 1.015 1.679 223 952 1.536 708
Voorziening latente belastingverplichting 10.337 5.798 1.271 1.271 1.271 1.271
Voorziening derivaten 14.057 13.847 13.637 13.426 13.216 13.006
Voorziening loopbaanbudget 380 360 360 360 360 360
Voorziening afkoop huur brede school 3.605 3.543 3.480 3.416 3.350 3.284
Voorziening zorgeloos wonen 465 430 396 361 326 292
Voorziening overig 167 187 180 195 213 186
30.026 25.844 19.547 19.981 20.272 19.107
Langlopende schulden
Schulden/leningen overheid en kredietinstellingen 529.961 512.075 504.167 498.850 485.519 471.616
Verplichtingen onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 72.895 71.614 70.351 69.598 68.972 68.570
602.856 583.689 574.518 568.448 554.491 540.186
Kortlopende schulden
Schulden aan gemeenten, leveranciers en kredietinstellingen 3.046 3.046 3.046 3.046 3.046 3.046
Belastingen en premies sociale verzekeringen 2.070 2.070 2.070 2.070 2.070 2.070
Overige schulden en overlopende passiva 3.343 3.343 3.343 3.343 3.343 3.343
Opgelopen rente swaps 796 631 514 435 378 249
Opgelopen rente leningen o/g 6.900 6.513 6.135 5.976 5.630 5.759
16.155 15.603 15.108 14.870 14.467 14.467
Totaal Passiva 983.104 965.162 968.103 963.167 959.478 959.924
42
9 Geconsolideerde winst- en verliesrekening
De huuropbrengsten zijn over alle jaren inflatie volgend ingerekend.
Gezien het huidige aantal verkopen bij mutatie t/m medio 2014 en de geplande verkoop van een niet-DAEB
complex, is het aantal verkopen in 2014 fors hoger ingeschat op 239 vhe’s. Ook in 2015 houden wij een hogere
verkoopprognose aan van 110 vhe’s, om onze schulden last per vhe snel te verkleinen, zie de post Netto ver-
koopresultaat vastgoedportefeuille. Wooncompagnie streeft naar een schulden last van maximaal € 35.000 per
gewogen vhe. Uit voorzichtigheidsoogpunt zijn de opbrengsten uit verkoop vanaf 2016 en verder gebaseerd op
55 vhe’s per jaar.
De overige waarde veranderingen betreffen de onrendabele investeringen in nieuwbouw en bestaand bezit. De
piek in 2015 wordt veroorzaakt door de grote hoeveelheid nieuwbouw die opgeleverd wordt in 2016. De piek in
2017 wordt veroorzaakt door de grote hoeveelheid investeringen in bestaand bezit in 2017.
Het verloop van de vennootschapsbelasting bestaat uit de in de betreffende jaren te betalen VPB, maar ook uit de
mutatie van de balansposten Belastinglatentie (actief) en Voorziening Belastinglatentie (passief).
Geconsolideerde Winst & Verliesrekening
(bedragen x € 1.000) 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Bedrijfsopbrengsten
Huuropbrengsten 86.958 89.763 91.760 94.355 96.526 99.074
Vergoedingen 1.453 1.470 1.498 1.527 1.556 1.586
Netto verkoopresultaat vastgoedportefeuille 28.646 16.312 9.603 9.235 9.494 9.218
Wijzigingen voorraad vg bestemd voor verkoop en oh projecten 545 -483 57 4 0 0
Geactiveerde productie tbv eigen bedrijf 1.071 1.169 1.115 1.061 1.005 947
Overige bedrijfsopbrengsten 931 930 948 967 986 1.006
Totaal bedrijfsopbrengsten 119.604 109.161 104.981 107.149 109.567 111.831
Bedrijfslasten
Afschrijvingen (im)materiële vaste activa en vastgoedportefeuille -28.862 -28.923 -29.639 -30.333 -31.270 -31.435
Overige waarde veranderingen -4.725 -18.033 -4.536 -16.670 -9.183 -2.689
Salarissen -6.976 -7.275 -7.275 -7.449 -7.640 -7.870
Sociale lasten -1.249 -1.331 -1.331 -1.363 -1.398 -1.440
Pensioenlasten -1.364 -1.444 -1.444 -1.478 -1.516 -1.562
Kosten onderhoud -18.428 -14.204 -17.214 -15.315 -15.558 -16.492
Overige bedrijfslasten -23.528 -23.747 -24.959 -25.626 -26.079 -26.648
Totaal bedrijfslasten -85.132 -94.957 -86.398 -98.234 -92.644 -88.136
Resultaat uit verhuuractiviteiten 34.472 14.204 18.583 8.915 16.923 23.695
Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille 23.121 -317 3.413 14.456 3.533 2.437
Niet gerealiseerde waarde veranderingen 23.121 -317 3.413 14.456 3.533 2.437
Rentebaten 185 281 268 130 129 132
Rentelasten -18.263 -18.343 -18.391 -18.354 -18.291 -18.967
Derivaten -3.298 -2.571 -2.045 -1.677 -1.417 -840
Financiele baten en lasten -21.376 -20.633 -20.168 -19.901 -19.579 -19.675
Resultaat uit bedrijfsuitoefening voor belastingen 36.218 -6.746 1.828 3.470 877 6.457
Vennootschapsbelasting 1.585 1.579 -1.319 -6.434 -7.137 -7.512
Jaarresultaat 37.803 -5.167 509 -2.964 -6.260 -1.055
43
10 Geconsolideerd kasstroomoverzicht
Geconsolideerde (dPi) kasstroomoverzichten
(bedragen x € 1.000) 2014 2015 2016 2017 2018 2019
1. Operationele ActiviteitenOntvangsten:
1.1 Huren 86.478 89.290 91.294 93.862 96.226 98.7721.1.1 Zelfstandige huurwoningen Daeb 79.511 82.038 83.939 86.454 88.729 91.1241.1.2 Zelfstandige huurwoningen en onzelfstandige wooneenheden niet-Daeb 1.855 1.719 1.740 1.778 1.827 1.8641.1.3 Onzelfstandige overige wooneenheden Daeb 3.336 3.591 3.642 3.615 3.604 3.6771.1.4 Overige niet woongelegenheden Daeb 1.373 1.483 1.509 1.540 1.578 1.6061.1.5 Overige niet woongelegenheden niet-Daeb 0 0 0 0 0 01.2 Vergoedingen 1.829 1.826 1.834 1.883 1.716 1.7471.3 Overheidsontvangsten 28 30 32 10 0 01.4 Overige bedrijfsontvangsten 5.548 4.930 1.448 1.467 1.487 1.5061.5 Rente ontvangsten 185 281 268 130 129 132
Saldo ingaande kasstromen 94.078 96.364 94.883 97.360 99.564 102.161
Uitgaven:1.6 Erfpacht 0 0 0 0 0 01.7 Personeelsuitgaven 9.589 10.050 10.050 10.290 10.555 10.8711.7.1 Lonen en salarissen 6.977 7.275 7.275 7.449 7.641 7.8701.7.2 Sociale lasten 1.249 1.331 1.331 1.363 1.398 1.4401.7.3 Pensioenlasten 1.364 1.444 1.444 1.478 1.516 1.5621.8 Onderhoudsuitgaven 18.423 14.203 17.213 15.315 15.557 16.4931.9 Overige bedrijfsuitgaven 14.592 10.915 10.459 10.775 11.097 11.4911.10 Rente uitgaven 21.816 21.353 20.816 20.154 19.998 19.6951.11a Sector specifieke heffing onafhankelijk van het resultaat 2.897 1.704 1.704 852 852 8521.11b Verhuurdersheffing 8.471 10.126 11.227 12.476 12.654 12.8781.12 Leefbaarheid externe uitgaven niet investeringsgebonden 339 453 453 462 471 4811.13 VpB 0 0 2.887 6.434 7.137 7.512
Saldo uitgaande kasstromen 76.127 68.804 74.808 76.757 78.320 80.273
Kasstroom uit operationele activiteiten 17.951 27.560 20.075 20.603 21.244 21.888
2. (Des) investeringsactiviteitenMVA ingaande kasstroom A. DAEB en B. niet DAEB activiteiten
2.1 A Verkoopontvangsten bestaande huur, woon- en niet woongelegenheden 27.041 15.931 7.683 8.025 8.732 8.5002.1 B Verkoopontvangsten bestaande huur, woon- en niet woongelegenheden 6.590 493 181 247 245 2482.2 A Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop in dPi periode 3.547 2.185 2.922 2.244 2.052 1.8512.2 B Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop in dPi periode 0 0 0 0 0 02.3 A Verkoopontvangsten nieuwbouw, woon- en niet woongelegenheden 0 0 0 0 0 02.3 B Verkoopontvangsten nieuwbouw, woon- en niet woongelegenheden 1.617 1.673 486 173 0 02.4 A Verkoopontvangsten grond 473 0 0 0 0 2222.4 B Verkoopontvangsten grond 346 0 5 378 243 2502.5 A (Des)Investeringsontvangsten overig 0 0 0 0 0 02.5 B (Des)Investeringsontvangsten overig 0 0 0 0 0 0
Tussentelling ingaande kasstroom MVA 39.615 20.283 11.276 11.067 11.272 11.070
MVA uitgaande kasstroom A. DAEB en B. niet DAEB activiteiten2.6 A Nieuwbouw huur, woon- en niet woongelegenheden 31.016 14.639 18.865 5.109 8.983 7.9002.6 B Nieuwbouw huur, woon- en niet woongelegenheden 227 0 0 0 0 02.7 A Woningverbetering, woon- en niet woongelegenheden 7.349 11.089 10.584 16.384 7.435 7.8182.7 B Woningverbetering, woon- en niet woongelegenheden 0 174 72 31 0 02.8 A Leefbaarheid externe uitgaven projectgebonden 0 0 0 0 0 02.8 B Leefbaarheid externe uitgaven projectgebonden 0 0 0 0 0 02.9 A Aankoop, woon- en niet woongelegenheden 45 0 0 0 0 02.9 B Aankoop, woon- en niet woongelegenheden 0 0 0 0 0 02.10 A Nieuwbouw verkoop, woon- en niet woongelegenheden 0 0 0 0 0 02.10 B Nieuwbouw verkoop, woon- en niet woongelegenheden 1.421 38 177 0 0 02.11 A Aankoop woongelegenheden (VOV) voor doorverkoop 2.681 1.647 2.219 1.695 1.564 1.3382.11 B Aankoop woongelegenheden (VOV) voor doorverkoop 0 0 0 0 0 0
44
Geconsolideerde (dPi) kasstroomoverzichten(bedragen x € 1.000) 2014 2015 2016 2017 2018 2019
2.12 A Sloopuitgaven, woon- en niet woongelegenheden 304 814 1.168 409 133 182
2.12 B Sloopuitgaven, woon- en niet woongelegenheden 0 72 0 0 0 0
2.13 A Aankoop grond -188 0 0 1.551 0 605
2.13 B Aankoop grond 349 77 69 0 0 0
2.14 A Investeringen overig 0 0 0 0 0 0
2.14 B Investeringen overig 3.106 1.184 1.125 1.125 1.125 1.125
2.15 A Externe kosten bij verkoop 257 144 99 91 90 87
2.15 B Externe kosten bij verkoop 38 2 1 1 1 1
Tussentelling uitgaande kasstroom MVA 46.604 29.881 34.379 26.396 19.331 19.056
2.16 Saldo in- en uitgaande kasstroom MVA -6.989 -9.599 -23.103 -15.329 -8.060 -7.986
FVA
2.17.1 Ontvangsten verbindingen 0 0 0 0 0 0
2.17.2 Ontvangsten overig -17 21 -7 14 18 -27
2.18.1 Uitgaven verbindingen 0 0 0 0 0 0
2.18.2 Uitgaven overig 0 0 0 0 0 0
Saldo in- en uitgaande kasstroom FVA -17 21 -7 14 18 -27
Kasstroom uit (des)investeringen -7.006 -9.578 -23.110 -15.314 -8.041 -8.013
3. Financieringsactiviteiten
Ingaand
3.1.1 Nieuwe te borgen leningen 39.065 10.000 16.708 13.990 12.017 5.599
3.1.2 Nieuwe ongeborgde leningen Daeb-investeringen 0 0 0 0 0 0
3.1.3 Nieuwe ongeborgde leningen niet-Daeb-investeringen 0 0 0 0 0 0
Uitgaand
3.2.1 Aflossing geborgde leningen 42.112 27.433 24.142 18.822 24.851 18.994
3.2.2 Aflossing ongeborgde leningen Daeb-investeringen 952 279 299 311 322 333
3.2.3 Aflossing ongeborgde leningen niet-Daeb-investeringen 1.617 175 175 175 175 175
Kasstroom uit financieringsactiviteiten -5.615 -17.887 -7.907 -5.318 -13.331 -13.903
4.1 Mutatie liquide middelen 5.330 96 -10.942 -29 -129 -27
45
BIJLAGE BEHEERKOSTENOVERZICHT
Beheerkostenoverzicht
(bedragen x € 1,-)
2. Salarissen 357.775 1.836.703 984.601 2.101.782 2.556.550 2.201.303 10.038.714 9.065.563
4001 - Bruto salarissen 258.173 1.332.460 699.741 1.517.448 1.847.909 1.602.579 7.258.310 6.774.096
4002 - Pensioenpremie 52.198 267.970 135.589 305.707 369.336 319.853 1.450.653 1.294.530
4003 - Sociale lasten 47.404 244.659 128.483 278.627 339.305 294.257 1.332.735 1.020.147
4005 - Ontv ziekengeld/wao -8.386 0 -15.386 -23.772 -23.210
4008 - Mutatie voorz jubilea 20.788 20.788 0
3. Inhuur derden 100.000 487.021 75.000 40.000 5.000 707.021 788.884
4004 - Uitzendkrachten 50.000 0 50.000 75.000
4324 - Dienstverlening derden 100.000 487.021 25.000 40.000 5.000 657.021 713.884
4. Overige personeelskosten 31.305 100.445 115.775 85.082 89.508 95.032 517.147 413.265
4009 - Mutatie voorz loopbaanbudget 104 104 -61.414
4010 - Reis en verblijfkosten 3.363 55.466 24.436 30.448 30.226 36.309 180.248 183.809
4013 - Vergoedingen buiten cao 159 11.926 13.883 25.968 18.643
4014 - Arbodienst 30.000 0 30.000 35.000
4016 - Verzekering personeel 10.000 0 10.000 6.000
4017 - Werving personeel 1.000 1.000 1.500
4018 - Afdelingsbudget 225 2.025 1.200 1.800 3.675 3.000 11.925 12.001
4020 - Opl scholingsbudg <1500 1.667 14.004 42.626 13.633 23.931 20.240 116.101 77.226
4021 - Opl scholingsbudg >1500 5.000 18.200 30.800 5.000 59.000 79.700
4025 - Vest budg maatsch dg 150 1.350 800 1.200 2.450 2.000 7.950 8.000
4090 - Belaste attenties 250 125 500 500 1.375 0
4091 - Kerstpakketten 10.000 10.000 10.000
4092 - Personeelsuitjes 10.000 1.050 525 2.100 2.100 15.775 15.000
4099 - Overige personeelskosten 900 8.100 4.800 7.200 14.700 12.000 47.700 27.800
5. Huisvestingskosten 367.600 367.600 353.000
4102 - Huur gebouwen -17.400 -17.400 -27.000
4103 - Onderhoud gebouwen 75.000 75.000 100.000
4104 - Energie kosten gebouwen 100.000 100.000 95.000
4105 - Schoonmaak gebouwen 97.000 97.000 72.000
4106 - Belasting en verzekering gebouwen 31.000 31.000 25.000
4107 - Beveiliging gebouwen 38.000 38.000 45.000
4108 - Containerkosten 29.000 29.000 28.000
4199 - Overige kosten gebouwen 15.000 15.000 15.000
6. Bestuurskosten 446.500 446.500 475.000
4201 - Vergoedingen bestuur 50.000 50.000 40.000
4203 - Overige kosten bestuur 5.000 5.000 5.000
4204 - Directie kosten huurderskoepel 100.000 100.000 100.000
4206 - Directie kosten KWH 35.000 35.000 35.000
4207 - Directie kosten SWZW 40.000 40.000 40.000
4208 - Directie kosten OR 5.000 5.000 5.000
4209 - Directie kosten Contributie Aedes 100.000 100.000 100.000
4210 - Directie kosten representatie 1.500 1.500 0
4211 - Directie kosten pers ver 10.000 10.000 10.000
4213 - Directie kosten visitatie 0 0 40.000
4250 - Directie kosten onvoorzien 100.000 100.000 100.000
7. Algemene kosten 60.000 1.237.054 262.000 649.900 227.000 60.500 2.496.454 2.293.244
4301 - Bankkosten 50.000 50.000 50.000
4302 - Portikosten 90.000 90.000 92.000
4303 - Telefoonkosten 195.000 0 195.000 175.000
4304 - Kantinekosten 9.000 9.000 140.000
4305 - Drukwerk en kantoorbenodigheden 70.000 30.000 100.000 120.000
4306 - Contributies/abonnementen 5.000 7.810 5.000 21.000 2.000 500 41.310 51.210
4307 - Publiciteit voorlichting kosten 125.000 1.000 2.000 0 128.000 170.000
4308 - Woningtoewijzing 150.000 25.000 175.000 180.000
4310 - Kantine Hoorn 43.000 43.000 0
4311 - Kantine Purmerend 33.000 33.000 0
4312 - Kantine Schagen 23.000 23.000 0
4320 - Kosten externe controle 75.000 75.000 55.000
4321 - Juridische kosten 5.000 15.000 10.000 25.000 35.000 20.000 110.000 125.000
4322 - Advieskosten 50.000 90.300 50.000 53.000 243.300 202.450
4323 - Ontwikkelingskosten 0 35.000 35.000 15.000
4325 - Energieprestatie - adviezen 15.000 15.000 0
4330 - Kosten automatisering 801.944 801.944 494.084
4341 - Onderhoudskosten inventaris 24.000 24.000 80.000
4343 - Exploitatiekosten vervoermiddelen 237.000 237.000 276.000
4344 - Verbruik klein materiaal 8.000 10.000 18.000 17.000
4345 - Kleine aanschaffingen 2.000 10.000 5.000 17.000 22.000
4347 - Service meldkamer 20.000 20.000 18.000
4399 - Overige algemene kosten 0 2.000 2.000 8.900 0 12.900 10.500
Totaal 2014 (excl. AWM)
Totaal 2015Directie Middelen &
bedrijfsvoering
Strategie &
beleid
Vastgoed Vestiging
Purmerend
Vestiging
Schagen
46
Beheerkostenoverzicht
(bedragen x € 1,-)
8. Doorberekend aan interne projecten en derden -41.000 -1.223.536 -30.000 -1.294.536 -1.244.806
4801 - Doorber kosten vastgoed ontwikkeling -1.168.536 -1.168.536 -1.071.306
4802 - Doorber kosten huismeester Schagen -30.000 -30.000 -30.000
4803 - Doorber kosten tuinman Schagen 0 -30.000
4805 - Doorber kosten groepsmaatschappijen -16.000 -16.000 -15.000
4811 - Doorber dienstverl aan derden -25.000 -55.000 0 -80.000 -98.500
9. Niet planmatig onderhoud 1.830.225 1.667.000 3.497.225 3.801.000
6010 - Dekking vakgroep -527.000 -673.000 -1.200.000 -1.200.000
6400 - Serviceverzoeken 1.400.000 1.352.000 2.752.000 2.822.000
6410 - Mutatie onderhoud 325.000 372.000 697.000 728.000
6420 - Keukenvervanging 325.000 356.000 681.000 681.000
6430 - Aanpassing WMO 30.000 20.000 50.000 50.000
6440 - Preventief onderhoud 77.225 100.000 177.225 250.000
6450 - Standaardkwaliteit 200.000 100.000 300.000 410.000
6480 - Kosten onderhoud buiten Pharos 40.000 40.000 60.000
10. Planmatig onderhoud 10.733.844 10.733.844 12.833.251
6490 - Renovatie badkamer 300.000 300.000 300.000
6520 - Ongepland planmatig onderhoud 200.000 200.000 120.000
6530 - Asbestverwijdering 100.000 100.000 100.000
6535 - Asbest PO 100.000 100.000 100.000
6601 - Doorber Planmatig onderhoud -181.435 -181.435 -101.435
6615 - Planmatig OHD Pharos PO 7.214.180 7.214.180 7.665.039
6616 - Contract OHD Pharos PO 2.486.099 2.486.099 2.375.582
6618 - Energetische maatregelen 0 466.324
6619 - Audits & advisering 65.000 65.000 65.000
6620 - Projecten VG 0 1.010.366
6901 - Afrondingsverschillen PO 0 507.375
7801 - Bijdrage v.v.e.'s 450.000 450.000 225.000
11. Maatschappelijk ondernemen 100.000 170.000 185.000 455.000 340.000
7601 - Leefbaarheid vestiging Schagen 105.000 105.000 100.000
7602 - Leefbaarheid vestiging Purmerend 80.000 80.000 75.000
7605 - Maatschappelijk ondernemen Schagen 0 0 5.000
7606 - Maatschappelijk ondernemen Purmerend 25.000 25.000 25.000
7608 - Wonen/Zorg/Welzijn Schagen 80.000 80.000 80.000
7609 - Wonen/Zorg/Welzijn Purmerend 65.000 65.000 55.000
7620 - Verg Soc Plan huurdervereniging 100.000 100.000 0
12. Overige bedrijfslasten 5.344.063 5.344.063 4.827.585
7002 - Belastingen vhe's in expl 4.940.050 4.940.050 4.399.844
7003 - Verzekering vhe's in expl 204.013 204.013 252.742
7720 - Mutatie voorziening klanten/huurders 200.000 200.000 175.000
13. Afschrijvingen 659.368 822.000 1.481.368 943.000
4101 - Afschrijving gebouwen 414.000 414.000 408.000
4340 - Afschrijving inventaris 213.000 213.000 93.000
4342 - Afschrijving vervoermiddelen 195.000 195.000 142.000
4348 - Afschr programma- en apparatuur 659.368 659.368 300.000
Eindtotaal 995.580 9.623.654 1.437.376 13.676.671 4.878.283 4.178.835 34.790.399 34.888.986
Totaal 2014 (excl. AWM)Directie
Middelen &
bedrijfsvoering
Strategie &
beleid Vastgoed
Vestiging
Purmerend
Vestiging
Schagen
Totaal 2015