jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het...

36
Dit nummer opent en sluit met drie adviezen voor een nieuw kabinet. Naar aanleiding van zijn recente advies over de organisatie van de veiligheid geeft oud-minister Brinkman zijn visie op rol en positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat de ontwikkeling van een nationale veiligheidsstrategie een zachte dood sterft door de discussie over een dergelijk ministerie. Daags voor de verkiezingen is het wetsvoorstel veiligheidsregio naar de Raad van State gezonden. Fons van Schoten (Gooi- en Vechtstreek) geeft richting aan de verdere vorm- en regelgeving. Naar aanleiding van het Schiphol-rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid vraagt Amerika-correspondent Eelco Dykstra zich af: “Hoe (on)afhankelijk is ‘onafhankelijk’ onderzoek eigenlijk?” Tijdens het veiligheidscongres op 16 november heeft minister Remkes het Nationaal CrisisCentrum (NCC) officieel geopend. Een kijkje in ‘de vernieuwde keuken’. En dan de stroom: precies één jaar geleden leidden extreem weer en stroomuitval tot een ‘rampweekend’. Beheerder Essent schreef in dit blad dat het net aan de rand van de afgrond had gestaan. Deze ‘stroom-special’ trapt af met de pan-Europese storing begin deze maand. Conclusie van de Franse hoogspanningsnetbeheerder: “We zijn langs de rand van een totale black-out in Europa gescheerd.” Intelligentere netwerken en betere internationale afspraken zijn nodig om de stroomvoorziening betrouwbaar te maken, aldus KEMA-directeur Nabuurs. Opmaat voor de balans van vorig jaar is een terugblik op het weer van 25 november 2005 door Reinier van den Berg. KPN belicht de continuïteit van telecommunicatie in dergelijke omstandigheden. Wat gebeurde er allemaal in het wegendistrict Veluwe van Rijkswaterstaat? Burgemeester Loohuis van Haaksbergen zet uiteen wat is gedaan met de ‘lessons learned’. De Twentse praktijkervaringen zijn uitgewerkt in aanbevelingen die landelijk worden verspreid. Het optreden van de burgemeesters en de beeldvorming van burgers in drie getroffen gemeenten is onderzocht. De situatie in Oost-Nederland kreeg veel aandacht in de media. Maar ook Zeeland kende grote problemen, zo blijkt. En tot slot, maar niet onbelangrijk: een nadere analyse van de verantwoordelijksheidsvraag. Verder o.a. in dit nummer: - Rampen en gehandicapten – oefenen van levensbelang! - De GHOR en publieksevenementen: de Vierdaagse 2006 - Samenwerken in Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuren (NAVI) - Nederland en het EU-Hoogwateractieprogramma Voor een gratis abonnement mail: [email protected] ISSN 1871-2843 jaargang 4 nr. 11, november 2006

Transcript of jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het...

Page 1: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Dit nummer opent en sluit met drie adviezen voor een nieuw kabinet. Naar aanleiding van zijn recente advies over de organisatievan de veiligheid geeft oud-minister Brinkman zijn visie op rol en positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’.Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat de ontwikkeling van een nationale veiligheidsstrategie een zachte dood sterft door de discussie overeen dergelijk ministerie. Daags voor de verkiezingen is het wetsvoorstel veiligheidsregio naar de Raad van State gezonden. Fons van Schoten (Gooi- enVechtstreek) geeft richting aan de verdere vorm- en regelgeving.Naar aanleiding van het Schiphol-rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheidvraagt Amerika-correspondent Eelco Dykstra zich af: “Hoe (on)afhankelijk is ‘onafhankelijk’ onderzoek eigenlijk?” Tijdens het veiligheidscongres op 16 novemberheeft minister Remkes het Nationaal CrisisCentrum (NCC) officieel geopend. Een kijkjein ‘de vernieuwde keuken’.

En dan de stroom: precies één jaar geleden leidden extreem weer en stroomuitval tot een‘rampweekend’. Beheerder Essent schreef in dit blad dat het net aan de rand van deafgrond had gestaan. Deze ‘stroom-special’ trapt af met de pan-Europese storing begindeze maand. Conclusie van de Franse hoogspanningsnetbeheerder: “We zijn langs derand van een totale black-out in Europa gescheerd.” Intelligentere netwerken en betereinternationale afspraken zijn nodig om de stroomvoorziening betrouwbaar te maken,aldus KEMA-directeur Nabuurs. Opmaat voor de balans van vorig jaar is een terugblik op het weer van 25 november 2005door Reinier van den Berg. KPN belicht de continuïteit van telecommunicatie in dergelijke omstandigheden. Wat gebeurde er allemaal in het wegendistrict Veluwe vanRijkswaterstaat? Burgemeester Loohuis van Haaksbergen zet uiteen wat is gedaan metde ‘lessons learned’. De Twentse praktijkervaringen zijn uitgewerkt in aanbevelingen dielandelijk worden verspreid. Het optreden van de burgemeesters en de beeldvorming vanburgers in drie getroffen gemeenten is onderzocht. De situatie in Oost-Nederland kreegveel aandacht in de media. Maar ook Zeeland kende grote problemen, zo blijkt. En totslot, maar niet onbelangrijk: een nadere analyse van de verantwoordelijksheidsvraag.

Verder o.a. in dit nummer:- Rampen en gehandicapten – oefenen van levensbelang!- De GHOR en publieksevenementen: de Vierdaagse 2006 - Samenwerken in Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuren (NAVI)- Nederland en het EU-Hoogwateractieprogramma

Voor een gratis abonnement mail:

[email protected]

ISSN 1871-2843

jaargang 4nr. 11, november 2006

Page 2: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

2

Een recent voorbeeld is de hervorming van het zorgstelsel;

een operatie die de bevolking gelaten over zich heen liet

komen en waarbij de voorspelde chaos uitbleef. Maar de

operaties die vooral in het buitenland opvallen hebben te

maken met veiligheid. Een van de grootste veranderings-

processen uit de Nederlandse geschiedenis is de hervor-

ming van de krijgsmacht waarmee vlak na de val van de

Muur werd begonnen. Met de Prioriteitennota van 1993

werd in één klap afscheid genomen van de traditionele

verdediging van het NAVO-gebied en werd overgegaan op

een beroepskrijgsmacht die ver buiten de landsgrenzen

voor een verscheidenheid aan taken kon worden ingezet.

Nederland liep met de herstructurering van de krijgs-

macht tien jaar voorop. En nog steeds scoort Nederland

met de Britten en de Fransen van de Europese bond-

genoten het hoogst waar het gaat om inzetbaarheid

voor zogenaamde expeditionaire operaties. De meeste

overige Europese lidstaten van de NAVO zijn pas nu met

herstructureren begonnen en kunnen operaties als die in

Uruzgan (nog) niet uitvoeren.

Nederland loopt weer voorop. Nu gaat het om de herstruc-

turering van de gehele nationale veiligheid. Het proces

kwam na ‘9/11’ in 2001 wat traag op gang. Goed, daags na

de aanslagen van Madrid kwam de Europese Unie met

een actieplan, dat aangevuld met specifieke maatregelen

in oktober 2001 in een nationaal actieplan werd omgezet.

In februari 2002 volgde het actieplan van het ministeries

van Defensie. En uiteraard richtte de discussie zich op de

organisatorische aspecten van de herstructurering van de

veiligheidssector. Werd het nu wel of geen tijd voor een

Veiligheidsministerie naar voorbeeld van het Amerikaanse

Homeland Security? Helaas spitste het debat zich vervolgens

toe op de verdeling van verantwoordelijkheden voor

terrorismebestrijding en crisisbeheersing tussen de

ministeries van BZK en Justitie. Helaas, want machts-

vragen staan effectief beleid per definitie in de weg.

Hierdoor werd aanvankelijk de meest prangende vraag

over het hoofd gezien: wat is de toegevoegde waarde van

de Rijksoverheid met betrekking tot rampenbestrijding,

crisisbeheersing en terrorismebestrijding waarvan de

uitvoering in beginsel op gemeentelijk niveau ligt? Met

andere woorden hoe wordt het beginsel ‘decentraal tenzij…’

ingevuld? Na de aanslagen van 11 maart 2004 in Madrid

kwam de vaart er goed in met nieuwe maatregelen en een

opmerkelijke conceptuele omslag in het denken binnen

de Rijksoverheid. Allereerst was er de erkenning dat de

schaalgrootte van rampen en terroristische aanslagen en de

potentiële gevolgen van incidenten, zoals de moorden op

Fortuyn en Van Gogh, de afgelopen jaren gestaag toenam.

Het probleem wordt nog eens vergroot doordat onze

maatschappij complexer, drukker bevolkt, dus kwetsbaarder

wordt, en dat binnen- en buitenlandse veiligheid steeds

meer verweven raken. Dit leidde tot de erkenning dat het

Rijk zijn regierol anders moet invullen. Daarvoor zouden

operationele of uitvoeringsaspecten aspecten nadrukkelijker

moeten worden meegewogen. De erkenning hiervan

leidde tot een omslag in het denken, allereerst binnen

het ministerie van BZK; van oudsher een wetgevings- en

beleidsdepartement waarbij operationele aansturing niet

echt tussen de oren zat.

Nederland loopt qua aanpak voorop met de recent aangekondige ontwikkeling van een nationale veiligheids-

strategie. Op 13 december is hierover een Algemeen Overleg gepland met de Tweede Kamer. Het is, aldus

Rob de Wijk, niet te hopen dat het initiatief een zachte dood sterft door discussie in de kabinetsformatie over

een veiligheidsministerie.

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Nationale veiligheid en de kabinetsformatie

Page 3: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

3

De erkenning van een meer operationele rol voor het Rijk

kwam tot uitdrukking in het interdepartementale project

Nationale Veiligheid, waarover de minister van BZK op

2 oktober aan de Kamer rapporteerde.1 In deze brief werd

een nationale veiligheidsstrategie aangekondigd. Een

dergelijke strategie is noodzakelijk om beleid in operatio-

neel handelen te kunnen vertalen. Dat weten militairen

overigens al sinds de dagen van Sun Tsu, die ruim 2500

jaar geleden leefde. De kern van de Nederlandse strategie

is een definitie van nationale veiligheid en een kader aan

de hand waarvan wordt bepaald of deze in het geding is.

Dat is het geval als de vitale belangen van onze staat

zodanig worden bedreigd dat sprake is van maatschappe-

lijke ontwrichting, schrijft minister Remkes aan de

Kamer. Er is sprake van een dergelijke ontwrichting als

onze territoriale, economische, ecologische en fysieke

veiligheid, of onze sociale en politieke stabiliteit worden

ondermijnd. Eind 2005 vond een interdepartementale

inventarisatie plaats aan de hand van drie categorieën

dreigen, te weten klassieke dreigingen, zoals terrorisme,

internationale criminaliteit en massavernietigingswapens;

sociaal-economische bedreigingen, zoals digitale on-

veiligheid en economische ontwrichting; en natuurlijke

dreigingen, waaronder klimaatverandering en pande-

mieën. De inventarisatie toonde aan dat alle departemen-

ten een rol hebben, een proactieve aanpak vereist is en dat

daarvoor een rijksbrede analysefunctie een ‘must’ is.

De strategie geeft dus richting aan het operationele

handelen. De crux is hier de capaciteitenbenadering.

Scenarioanalyses bepalen op welke wijze, welke vitale

belangen kunnen worden aangetast, hoe deze dienen te

worden beschermd en welke capaciteiten daarvoor nodig

zijn. Die capaciteiten kunnen dan door de departementen

en decentraal door gemeenten en veiligheidsregio’s

worden aangeleverd. Rijks- en uitvoeringsniveau worden

zo beter aan elkaar gekoppeld en het Rijk kan zijn regierol

waarmaken, is de gedachte.

Deze benadering van nationale veiligheid is, voor zover ik

weet, uniek in de wereld. Maar komt er ook echt wat van

terecht? Hiervoor dienen wij te rade te gaan bij Elco

Brinkman. In september vorig jaar concludeerde hij

dat terrorismebestrijding voldoende samenwerking en

een eenduidige, strak geleide aanpak ontbeert.2 Crisis-

beheersing werd belemmerd doordat taken, bevoegdheden

en nationale verantwoordelijkheden niet aansluiten en

door een onvolkomen informatiehuishouding. Cruciaal

was dat er volgens Brinkman een discrepantie is tussen

de schaal van de dreigingen en de schaal van het optreden.

Kortom, de gemeenten kunnen het niet aan; het Rijk moet

ingrijpen. Hij pleitte voor eenduidige aansturing en een

meer operationele blik. Zijn oplossing was een ministerie

van Veiligheid waarin strafrechtspleging, inlichtingen,

preventie, crisisbeheersing en rampenbestrijding werden

samengebracht. De overige functies van de huidige

ministeries van BZK en Justitie zouden in een ministerie

van Bestuur en Recht worden samengevoegd.

Een logische oplossing, waarop hij onlangs terugkwam.

Het ministerie van Veiligheid is passé. Brinkman wil nu

een fusie van de ministeries van BZK en Justitie in één

Ministerie van Bestuur en Justitie, onder overheveling van

taken als integratiebeleid naar andere ministeries. Ik ben

het met Brinkman eens dat een dergelijke samenvoeging

ten opzichte van de huidige situatie tot minder bestuurlijke

drukte leidt en de operationele aansturing verbetert. Maar

de charme van zijn eerste voorstel, de vorming van een

uitvoerend, dus operationeel ministerie met een voor het

publiek herkenbare minister die uitsluitend over onze

veiligheid waakt, gaat nu verloren. Ik kan me niet aan

de indruk onttrekken dat politiek-bestuurlijke en niet

operationele uitgangspunten richtinggevend voor zijn

nieuwe inzichten zijn geworden. Dat blijkt ook uit zijn

opmerking dat een Ministerie van Veiligheid een ‘te zeer

inhoudelijk onbepaald koepelbegrip is’. Dit geldt zeker

niet voor de gemiddelde burger. Die associeert een

Minister van Veiligheid wél en een Minister van Bestuur

en Justitie niet met veiligheid. Maar mijn grootste bezwaar

is dat een succesfactor, een uitvoerende operationele

cultuur in zijn nieuwe voorstel onvoldoende kans krijgt.

Suboptimalisatie dus. Maar goed, als Nederland anders

het risico loopt dat tijdens de kabinetsformatie door een

heilloos debat over een Ministerie van Veiligheid het hele

project Nationale Veiligheid een zachte dood sterft, dan

moet dat maar.

PPrrooff.. ddrr.. RRoobb ddee WWiijjkk,,

directeur Clingendael Centrum voor Strategische Studies

1 TK 2006-2007, 30 821, nr .1 (Brief minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over aanpak en ontwikkeling

startegie Nationale Veiligheid, 2 oktober 2006).2 Gemengde Commissie Veiligheid en Rechtsorde, Veiligheid: meer samenhang en slagkracht, betere informatie, minder beleids-

drukte, Den Haag, 6 september 2005.3 L.C. Brinkman, De organisatie van de veiligheid op Rijksniveau bezien, den Haag, 13 oktober 2006.

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Page 4: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

4

Het huidige kabinetsbeleid is in eerste instantie gericht op

het onder één bestuur (het ‘Veiligheidsbestuur’) brengen

van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en

rampen en de brandweer. Om dat mogelijk te maken

zullen beide op eenzelfde regionale leest worden geschoeid.

Daarbij is gekozen voor aansluiting bij de geografische

indeling van de politieregio’s. Want als tweede stap ziet

het kabinet de integratie van het bestuur van de politie

(het Regionaal College) en het Veiligheidsbestuur. Dat kan

uiteraard gemakkelijker als de diensten alle op dezelfde

schaal zijn georganiseerd. En als derde stap bevordert het

kabinet intensivering van de gemeentelijke samenwerking

bij crisisbeheersing en rampenbestrijding. Op, alweer

dezelfde, regionale schaal.

Het kabinet kiest ervoor de veiligheidsregio’s te ontwik-

kelen als ‘verlengd lokaal bestuur’, dus niet van bovenaf

opgelegd en ingericht. Zij moeten als intergemeentelijke

samenwerkingsverbanden van onderop ontstaan. Die

keuze is niet onomstreden, omdat het kabinet, met

behoud van het principe van verlengd lokaal bestuur, toch

aan zichzelf belangrijke bevoegdheden wil toedelen. Met

het oog op de aanstaande formatie is de vraag dan ook of

een nieuw kabinet het beleid van het huidige zou moeten

voortzetten. En zo nee, wat er dan moet veranderen.

Daarbij is het verstandig eerst goed te kijken naar de

huidige stand van zaken. Overal in het land wordt hard

aan de invoering van veiligheidsregio’s gewerkt.

Aanvankelijk zou deze inspanning gepaard gaan met

een simultaan verlopend traject van wetgeving, maar die

doelstelling van het kabinet is niet gehaald. Met name de

positie van de brandweer in de veiligheidsregio leverde

stof tot langlopende discussie. Vanuit de beroepsgroep

wordt, aanvankelijk aarzelend maar uiteindelijk steeds

sterker, ingezet op volledige regionalisering van de

gemeentelijke brandweerkorpsen. Volledige regionalise-

ring wil zeggen dat de gemeentelijke korpsen integraal

opgaan in een regionaal brandweerkorps onder éénhoofdige

leiding van een regionaal commandant. Daarmee zullen

de gemeentelijke korpsen ophouden te bestaan. Maar

vanuit de kring van gemeentebestuurders, met name

door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, is veel

weerstand gekomen tegen deze ontwikkeling. Helaas

heeft minister Remkes te lang tijd gestoken in het voeren

van een vruchteloze discussie over dit onderwerp. Meer

dan een patstelling tussen BZK en de VNG leverde dat

niet op. Een patstelling die overigens doorbroken is

doordat een toenemend aantal regio’s het gebrek aan

landelijke sturing of kaders voor lief nam en op basis van

eigen afweging koos voor volledige regionalisering. Voor

de VNG betekende dit dat men feitelijk op één poot is

komen te staan: de eigen achterban, dus de Colleges

van B&W en de gemeenteraden, kozen immers in toe-

nemende mate voor een ontwikkeling die door de VNG

nu juist werd bestreden en ontraden. De minister van

BZK kon uiteindelijk met een verwijzing naar deze

ontwikkeling in de zomer komen met een proeve van

wet op de veiligheidsregio’s waarin de door een toenemend

aantal regio’s gewilde volledige regionalisering van de

brandweer werd ‘gecodificeerd’. De minister maakte

daarmee zijn positie duidelijk. Van feitelijke sturing door

de minister kan dan ook niet echt worden gesproken.

Voor de gemeenten zijn met de komst van de veiligheids-

regio specifieke belangen gemoeid. Begrijpelijk dus dat de

gemeenten er liever voor kiezen hun eigen weg te bewan-

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Nieuwe kabinet moet niet meegaan met

stroming die veiligheidsregio wil positioneren

als ‘functioneel bestuur’ met volledige

bekostiging door het Rijk

In de veiligheidsregio moeten alle instanties, die bij crisisbeheersing en rampenbestrijding zijn betrokken,

in een regionale structuur met elkaar samenwerken. Het gaat daarbij in eerste instantie vooral om brand-

weer en geneeskundige hulpverlening, maar zeker ook over politie, gemeenten, waterschappen en het leger.

De veiligheidsregio moet een belangrijk onderdeel worden van het Nederlandse veiligheidsbestel.

Verder met de veiligheidsregio! Visie en beleidsuitgangspunten ten behoeve van hetnieuwe kabinet

Page 5: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 20065

delen dan te wachten op het uitwoeden van de oeverloze

discussie tussen BZK en VNG over de brandweer. De

ontwikkeling naar één regionale brandweer brengt voor de

gemeenten een bijzondere noodzaak in beeld: het behoud

van de brandweervrijwilligers – zonder wie de brandweer

niet kan functioneren. Daarnaast is er in snel toenemende

mate bij veel gemeenten het besef dat de voorbereiding op

crises en rampen van de eigen gemeentelijke organisatie

onder de maat is. Dat loopt van vergunningverlening en

handhaving tot de gemeentelijke processen in het regio-

naal beheersplan rampenbestrijding. Opschaling door

samenwerking van de gemeentelijke organisaties op de

schaal van de veiligheidsregio is hier vooralsnog de enig

aangewezen weg. Op langere termijn zouden sommige

gemeentelijke taken uit de ambtelijke organisaties

kunnen worden ontvlochten en na bundeling worden

ondergebracht bij de Veiligheidsregio. In het kabinets-

beleid of in de conceptwet is daarover weinig terug te

vinden: dat vond men te lastig. Toch zijn het bij uitstek

deze zaken, het belang van behoud van de vrijwillige

brandweer en de noodzaak van bovengemeentelijke

crisisbeheersing en rampenbestrijding, die illustreren

dat de keuze voor een veiligheidsregio op basis van de

principes van verlengd lokaal bestuur de enig goede is.

Een nationaal geregeld veiligheidsbestel zal voor géén

van beide soelaas bieden. Afschaffen van de vrijwillige

brandweer is geen optie (niet te betalen duur) en

nationaliseren van de gemeentelijke taken bij crisis-

beheersing en rampenbestrijding is vrijwel onmogelijk.

Het nieuwe kabinet doet er daarom goed aan zich twee-

maal te bedenken alvorens in zee te gaan met de stroming

die de veiligheidsregio wil positioneren als ‘functioneel

bestuur’ met volledige bekostiging door het rijk. Die af wil

van de huidige doorontwikkeling vanuit de principes van

verlengd lokaal bestuur met de Wet gemeenschappelijke

regelingen als juridische basis. Tragisch genoeg wordt

deze stroming door de VNG aangevoerd. Deze belangen-

organisatie voor de gemeenten is daarmee voor de tweede

keer een discussie zonder realiteitswaarde gestart.

Het kernprobleem is natuurlijk dat het kabinet claimt bij

wet of bij AmvB kwaliteitseisen en inrichtingseisen te

zullen stellen. Het wetsontwerp bezwijkt bijkans onder

een torenhoge last van talloze aangekondigde AMvB’s.

Voeg daaraan toe dat het kabinet de aanstelling van de

eindverantwoordelijke managers van de regionale

brandweer en de geneeskundige hulpverlening – via

een Kroonbenoeming – claimt. Zo trekt het kabinet de

bestuurlijke kerntaken in vérgaande mate naar zich toe.

De gemeentebesturen blijven zitten met een feitelijk

volstrekt uitgeholde verantwoordelijkheid. Maar ze

moeten wel betalen voor de zaken die ze niet wezenlijk

besturen kunnen. Uiteraard is dat geen aantrekkelijke

optie. Voor de gemeenten en de VNG is de term

functioneel bestuur dus gerelateerd aan de bekostiging.

En wie ziet hoe de kosten voor de brandweer in de

afgelopen jaren zijn opgelopen, kan zich bij die houding

overigens best wel iets voorstellen.

Page 6: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 20066

De oplossingsrichting die de VNG bepleit is vrijwel kans-

loos, al was het maar omdat zij haaks staat op de feitelijke

ontwikkelingen in de regio’s. Vrijwel alle regio’s hebben

inmiddels ingezet op een gemeenschappelijke regeling. Er

is dan ook een betere weg. De keuze voor verlengd lokaal

bestuur behoeft helemaal niet ter discussie te staan als het

(nieuwe) kabinet zich van twee zaken rekenschap geeft en

daaruit de logische consequenties trekt.

Ten eerste. Het regionale karakter van de veiligheidsregio

is onomstreden. Dat impliceert de vorming van regionale

netwerken van crisisbeheersers en rampenbestrijders die

met elkaar regionaal maatwerk moeten leveren. Geen twee

regio’s hebben immers dezelfde risico’s en dus zullen zij

alle van elkaar blijven verschillen qua voorbereiding en

bestrijding. Dat regionale maatwerk wordt sterk bevorderd

door de verantwoordelijkheid daarvoor éénduidig bij de

besturen van de veiligheidsregio’s te leggen. Wég dus

met die tientallen voorgenomen AMvB’s en met die

Kroonbenoemingen! In plaats daarvan: heldere raam-

wetgeving met veel bestuurlijke bewegingsruimte voor de

regio’s. Bijkomend maar groot voordeel van een grotere

bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de regio’s is dat de

democratische legitimering erdoor wordt bevorderd. Want

die verantwoordelijkheid van de regionale bestuurders –

lees: burgemeesters – moet ook ergens worden afgelegd.

En waar kan dat beter dan bij de gemeenteraden?

Duidelijk is dat als de verantwoordingslijnen van de

veiligheidsbesturen alle naar de minister van BZK (en

straks misschien naar een minister van Veiligheid)

zouden lopen, dat dit de democratische legitimering van

de veiligheidsregio in elk geval níet ten goede komen zal.

Daarom zal het kabinet die raamwetgeving zó moeten

inrichten dat de veiligheidsregio’s er kaders en kwaliteits-

eisen in aantreffen, plus de facilitering daarvan. Wat mij

betreft niet met doeluitkeringen want dan stoppen de

gemeenten met nadenken en nemen zij geen eigen

verantwoordelijkheid. Dus via de algemene uitkering aan

de gemeenten via het Gemeentefonds. Alleen dan ontstaat

er bestedingsvrijheid bij de gemeenten die dwingt tot

lokaal- en regionaalpolitieke belangenafweging afweging

van het veiligheidsbeleid via expliciete keuzen. Dan

komen de gemeenteraden vol in beeld. Dat mag ook

wel want in de huidige praktijk wordt openbare orde en

veiligheid (en daarmee de brandweer) door de gemeente-

raden veel te veel gezien als het exclusieve domein van

de burgemeester en daarmee ten onrechte geplaatst in

het domein van de wettelijke taken zonder sturings-

mogelijkheden.

Een tweede belangrijke herijking voor een nieuw kabinet

betreft de keuze van de kritische succesfactoren voor de

ontwikkeling van de veiligheidsregio. Het huidige kabinet

zet zwaar in op de integratie van de regionale colleges van

politie met de besturen van de veiligheidsregio. Maar het

integraal onder de veiligheidsregio brengen van de politie

stuit niet ten onrechte op bezwaren. Het takenpakket van

de politie is veel breder dan crisisbeheersing en ramp-

bestrijding alleen. De veiligheidsregio krijgt daarom mét

de politie een taakverbreding naar het domein van de

sociale veiligheid. De vraag is maar of dat in deze fase

de primaire taak van de veiligheidsregio niet eerder gaat

overschaduwen dan ondersteunen. En bovendien: de

politie wordt steeds nationaler georganiseerd en dat staat

sowieso haaks op de uitgangspunten van verlengd lokaal

bestuur. Ook daarom zal volledige integratie van politie in

de veiligheidsregio de laatste uit het nog maar kersverse

gareel trekken. De te stellen hamvraag is natuurlijk wat

het nu eigenlijk zou toevoegen ten opzichte van de huidige

situatie. Het billijke antwoord daarop is: weinig.

Anderzijds zijn de regionalisering van de brandweer en

het behoud van de vrijwilligers daarbinnen, de regionalise-

ring van de gemeentelijke taken bij crisisbeheersing en

rampbestrijding én het bouwen van een regionaal veilig-

heidsnetwerk nu juist wél als kritische succesfactoren

aan te merken. Vooral in de realisering van deze drie

vindt de veiligheidsregio wat mij betreft zijn bestaans-

rechtvaardiging. Daarop moet dus worden ingezet. En

die doelen worden alleen bereikt vanuit een sterke lokaal-

bestuurlijke inbedding met de rijksoverheid op gepaste

afstand.

Mijn antwoord op de vraag: hoe verder met de veiligheids-

regio’s is dus een pleidooi voor de volgende elementen in

het beleid: vasthouden aan verlengd lokaal bestuur via de

Wet gemeenschappelijke regelingen, stellen van wettelijke

kwaliteitseisen, bekostiging daarvan aan de gemeenten

in de algemene uitkering uit het Gemeentefonds, het

bestuur zoveel mogelijk regionaal, focus op regionalisering

van de brandweer en de gemeentelijke taken voor crisis-

beheersing en rampenbestrijding, géén focus op de

integratie van regionaal college politie en veiligheids-

bestuur.

FFoonnss vvaann SScchhootteenn,,

regionaal projectleider totstandkoming Veiligheidsregio Gooi

en Vechtstreek

Lezing Pinpoint Masterclass Crisismanagement voor

bestuurders, 16 november 2006 te Bergambacht.

Volledige integratie van de politie zal aan

de veiligheidsregio weinig toevoegen

Page 7: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 20067

Het verbeteren van de rampenbestrijding en crisis-

beheersing is het centrale doel van het wetsvoorstel

veiligheidsregio’s. De bestuurlijke en de operationele

slagkracht van partijen betrokken bij de rampenbestrijding

en crisisbeheersing moet en kan beter. Hoewel veiligheid

bij uitstek een lokale verantwoordelijkheid is, zijn veel

gemeenten te klein om een ramp of crisis te bestrijden.

Door de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening

bij ongevallen en rampen, de rampenbestrijding en

crisisbeheersing op regionaal niveau bijeen te brengen

wordt niet alleen de slagkracht vergroot, maar wordt

ook eenheid, eenduidigheid en eenvoud in de aanpak

bereikt. De veiligheidsregio heeft dezelfde schaal als de

politieregio. Dat maakt ook samenwerking met de politie

makkelijker.

In het kader van het wetsvoorstel dienen gemeenten

een aantal taken over te dragen aan het bestuur van de

veiligheidsregio. Het bestuur van de veiligheidsregio

bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten binnen

de veiligheidsregio. De voorbereiding op mogelijke

branden, rampen en crises wordt op een nieuwe leest

geschoeid. Het bestuur van de veiligheidsregio zal de

risico’s in de regio inventariseren. Bij die inventarisaties

zullen gemeenten en andere crisispartners, zoals

waterschappen, defensie en het OM worden betrokken.

Onderdelen van het regionale beleid zijn onder meer

de eventuele landelijke beleidsdoelstellingen, het

gezamenlijke oefenen van de hulpverleningsdiensten

en de afspraken met crisispartners.

Om goed voorbereid te zijn op een aantal concrete ramp-

situaties, bijvoorbeeld bij bedrijven die werken met

gevaarlijke stoffen, zullen zogenaamde rampbestrijdings-

plannen worden opgesteld.

Als er onverhoeds toch een brand, ramp of crisis plaats-

vindt, is en blijft de burgemeester binnen de gemeente

verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. De

burgemeester houdt dan ook het gezag. Als er een brand,

ramp of crisis plaatsvindt die een gemeente overstijgt,

kan de voorzitter van de veiligheidsregio een Regionaal

Beleidsteam (RBT) in het leven roepen. Dit RBT bestaat

in ieder geval uit de burgemeesters van de getroffen

gemeenten en de hoofdofficier van justitie en de crisis-

partners wier aanwezigheid in verband met de omstandig-

heden van belang is. Het RBT is belast met de bestuurlijke

coördinatie. De voorzitter van het RBT stuurt de regionaal

operationeel leider aan, die op zijn beurt het Regionaal

Operationeel Team (ROT) leidt. In het ROT zitten de

leidinggevenden van betrokken hulpverleningsdiensten

en wordt de multidisciplinaire aanpak vormgegeven.

Momenteel wordt er tussen partijen in de regio’s al meer

en meer samengewerkt. Die samenwerking kent echter

een te grote mate van vrijblijvendheid, waardoor nog

niet die kwaliteitsverbetering plaatsvindt die door regio-

nalisering kan worden bereikt. Dit geldt ook voor de

huidige samenwerking tussen gemeentelijke brandweer-

korpsen en de regionale brandweer. Daarom staat in

de wet dat er in de toekomst per regio één brandweer-

organisatie, met één commandant moet komen.

De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de

Raad van State worden pas openbaar bij de indiening bij

de Tweede Kamer.

Bron: Persbericht Ministerie van BZK, 21 november 2006.

Wetsvoorstel veiligheidsregio voor adviesnaar Raad van State

De ministerraad heeft op 21 november op voorstel van minister Remkes ingestemd met het wetsvoorstel

waarmee de veiligheidsregio wordt ingesteld. Het wetsvoorstel gaat voor advies naar de Raad van State.

Page 8: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 20068

Het NCC is het bestuurlijke coördinatiecentrum van

de rijksoverheid op het gebied van crisisbesluitvorming

ter voorbereiding op gebeurtenissen met een landelijke

uitstraling, grote evenementen en ten tijde van crises

en rampen.

In de voorbereiding worden bestuurlijke veiligheids-

maatregelen afgestemd tussen verschillende betrokken

organisaties uit het land, zowel op operationeel als bestuur-

lijk niveau. Hiertoe organiseert het NCC zogenoemde

Coördinerende Vergaderingen (CV’s), die de partners

verbindt en expertise van verschillende organisaties bij

elkaar brengt. Voorbeelden waarbij dit gebeurt zijn

staatsbezoeken, nucleaire transporten, terugkeer van

evacués uit het buitenland (bv. Libanon) en het recente

WK voetbal onder de 20 jaar.

Ten tijde van crises en rampen biedt het NCC faciliteiten

en deskundige voorzitters en secretarissen voor voor-

bereidende- en crisisoverleggen, zodat de betrokken

partners zich volledig kunnen richten op de inhoud van

de crisisbesluitvorming. Bij crises en rampen waarvoor

meerdere ministeries verantwoordelijkheid dragen, is

het NCC dé plek waar alle crisispartners samenkomen

en waar gezamenlijk de crisisbesluitvorming op nationaal

niveau plaatsvindt. Op basis van een melding en situatie-

inschatting wordt door de betrokken crisispartners

bepaald of de nationale crisisbesluitvormingsstructuur

wel of niet wordt geactiveerd. Ingeval van activering van

de crisisstructuur kunnen betrokken departementale

coördinatiecentra (DCC’s) en crisispartners uit het

land plaats nemen in het NCC. Gezamenlijk stellen

ze adviezen op voor de te nemen maatregelen. Op

interdepartementaal niveau worden hierover besluiten

genomen. Deze besluiten worden vervolgens aan alle

betrokkenen kenbaar gemaakt en vertaald naar concrete

acties.

Het Operationeel Centrum van het NCC zorgt gedurende

de crisis voor situatieschetsen die een beeld geven van de

rampplek, de genomen maatregelen, de werkzaamheden

van de verschillende rampenbestrijdingsorganisaties en

de mate van maatschappelijke onrust. Deze informatie

wordt interdepartementaal aangeleverd en afgestemd.

De situatieschets wordt uiteindelijk verspreid onder

alle betrokken crisispartners en gedurende de crisis

geactualiseerd. Zo beschikt elke crisisorganisatie over

dezelfde en de juiste informatie, aan de hand waarvan

ze beslissingen kunnen nemen. Het NCC zorgt er op die

manier voor dat bestuurders tijdig beslissingen kunnen

nemen om, zowel in de voorbereiding op als tijdens

incidenten of crises, de maatschappelijke gevolgen

zoveel mogelijk te beperken.

24 uur per dag, zeven dagen per week

Het Operationeel Centrum is 24 uur per dag, zeven dagen

per week bereikbaar en bemenst voor melding van crisis-

gevoelige gebeurtenissen. Ook speurt zij er voortdurend

naar in de media en andere bronnen. Het personeel wordt

erin getraind om situaties op waarde te schatten en daar

de juiste acties op te ondernemen. Momenteel worden

met partners afspraken gemaakt over de manier van

informatie-uitwisseling en waarschuwing bij een melding

van een incident of crisis, door middel van scenario-

workshops, table-top oefeningen en simulaties. Op deze

manier gaat er geen kostbare informatie verloren als er

daadwerkelijk iets speelt, en kan de crisisstructuur snel

geactiveerd worden.

Ondersteuning

Het NCC beschikt over alle faciliteiten die DCC’s en

andere partners tijdens een crisis nodig zouden kunnen

hebben en over getraind personeel dat kan helpen de

faciliteiten zo goed mogelijk te benutten. Zo heeft het

NCC een besluitvormingsgedeelte met de modernste

vergaderfaciliteiten en flexibele werkplekken voor

DCC’s, provincies, veiligheidsregio’s i.o., gemeenten

en operationele partners die van alle gemakken zijn

voorzien.

Het nieuwe Nationaal CrisisCentrum(NCC) officieel geopend

Op het veiligheidscongres van 16 november heeft minister Remkes het nieuwe Nationaal CrisisCentrum

officieel geopend. De nieuwe naam, faciliteiten en werkprocessen vormen sinds kort een vruchtbare bodem

waar de komende tijd ontwikkeling en groei van het NCC plaatsvindt. Maar, hoe ziet het nieuwe NCC eruit,

en wat voor werkzaamheden worden er precies verricht?

Page 9: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 20069

Page 10: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Vanuit Amerika

‘Independent audit’ en crisisbeheersing

Hoe (on)afhankelijk is “onafhankelijk”onderzoek eigenlijk?

Inleiding en begripsbepaling

Amerika - Consternatie en verwarring.

Waarom? Een aantal redenen.

Helaas, ik moet u nu teleurstellen want we

gaan het niet hebben over sappige onderwerpen

als de (aanstaande) verkiezingen, President

George W. Bush of “the-war-in-Iraq”, maar over

audit en crisisbeheersing.

De grote opschudding door het Enron en WorldCom

schandaal werd de firma Arthur Andersen fataal

en alle grote accounting firma’s als KPMG en

PriceWaterhouseCooper waren er als de kippen bij

om hun consultancy poten af te stoten. Het werd gezien

als een grof belangenconflict – advies en audit gaan

niet samen.

Met het aannemen van de Sarbanes-Oxley Act in 2002

werden alle firma’s in Amerika verplicht – onder het

almachtige toezicht van de SEC, de ‘Securities and

Exchange Commission’ – om interne bedrijfsdocumentatie

en externe bedrijfsrapportage zodanig vorm te geven dat

de kans op gesjoemel en fraude verminderd werd. Bij

overtredingen volgen boetes, gevangenisstraf, of beiden.

Zoals u weet ontsnapten ook buitenlandse bedrijven uit

Europa en Nederland niet aan deze heftige maatregel.

Ook de gevolgen van de orkaan Katrina houden de

gemoederen nog dagelijks bezig. Corruptie, fraude,

transparantie, verantwoordelijkheid, advies, audit, oorzaak,

gevolgen, het loopt allemaal dwars door elkaar heen.

Nederland - Consternatie en verwarring.

Waarom? Een aantal redenen.

Helaas, ik moet u nu teleurstellen want we gaan het niet

hebben over sappige onderwerpen als de aanstaande

verkiezingen, het duel Bos-Balkenende of de Champions-

league, maar over audit en crisisbeheersing.

De bouwfraude, Bijlmerramp, Enschede, Volendam,

noemt u maar op. Is er in Nederland sprake van een

geordend patroon ten aanzien van corruptie, fraude,

transparantie, verantwoordelijkheid, advies, audit, oorzaak

of gevolg, of loopt alles maar lukraak door elkaar heen?

De moord op Pim Fortuyn, die op Theo van Gogh, klimaat-

verandering, Al Gore, de Adviescommissie Water, en de

Schipholbrand. Discussie over oorzaak en schuldvraag.

De Onderzoekscommissie voor Veiligheid (OVV) komt in

beeld.

Wereldwijd geldt dat advies altijd vrijblijvend is, terwijl

een ‘audit’ dat niet hoeft te zijn. We zijn dus bij ‘evaluatie’

aangekomen. In het bedrijfsleven betekent dat een ‘audit’,

in de politiek kan dat een ‘parlementaire onderzoekscom-

missie’ betekenen. In crisisbeheersing spelen de “IG’s”, de

Inspecteurs-Generaal, een belangrijke rol. En, specifiek

voor Nederland, dus ook de Onderzoeksraad voor de

Veiligheid, de OVV. En de bevolking? Die wordt op de

hoogte gehouden via ‘de media’.

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200610

Page 11: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

11

Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV)

De afkorting “OVV” is na de Schipholbrand een stuk

bekender geworden, evenals de naam van haar voorzitter,

mr. Pieter van Vollenhoven. De afkorting “OVV” staat

overigens ook voor het Overlegcentrum voor Vlaamse

Verenigingen, ’t Is maar dat u het weet. De Nederlandse

OVV is een vijfkoppige onafhankelijke onderzoeksraad,

een zelfstandig bestuursorgaan benoemd door de Kroon.

De Rijkswet OVV werd goedgekeurd door de Eerste

Kamer op 30 november 2004, en in de daaropvolgende

maand uitgegeven door de ministers Remkes en Donner.

Officieel ging de OVV van start op 1 februari 2005.

Qua personele bezetting valt op dat de vijf raadsleden

(Van Vollenhoven, Van den Berg, Visser, Hulsenbek en

Mertens) ondersteund worden door 52 mensen en 29

buitengewone leden, een voor Nederlandse begrippen

dus behoorlijk goed geoutilleerde organisatie. De Rijkswet

OVV kent maar liefst 98 artikelen waarvan artikel 57 ook

aangeeft welke informatie als vertrouwelijk kan worden

aangemerkt en dus niet openbaar zal worden gemaakt.

De OVV is de opvolger van zowel de Raad voor de

Transportveiligheid als de Tijdelijke Commissie

Ongevallenonderzoek Defensie (TCOD). Ondanks het

brede werkterrein1 verbaast het daarom niet dat de OVV

zich in eerste instantie vooral richt op de sector “Transport”.

Drie van de vijf leden komen uit de Raad voor de

Transportveiligheid, en vier van de vijf uit de Transport-

sector. Kijkt u daarnaast ook maar even naar de (volgorde

van de) door de OVV zelf beschreven werkterreinen:

Werkterreinen van de OVV

1. Luchtvaart

2. Scheepvaart

3. Railvervoer

4. Wegvervoer

5. Buisleidingen

6. Defensie

7. Industrie en Handel

8. Crisisbeheersing en hulpverlening (nazorg)

9. Gezondheidszorg

10. Natuur en Milieu

Omdat de OVV rapporteert aan het ministerie van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, even kort

een blik naar de koppeling met crisisbeheersing.

Comprehensive Emergency Management, oftewel geïnte-

greerd crisismanagement, gaat vooral uit van een

holistische, systeembenadering. Concrete voorbeelden

hiervan uit Amerika zijn zaken als de all-hazard

benadering, het NOC (National Operations Center, het

voormalige HSOC), het National Response Plan (NRP),

maar ook de risk orientation, de critical infrastructure

protection (CIP) en de emergency support functions

(ESF). Zowel qua personele bezetting en focus, lijkt de

link met crisisbeheersing bij het OVV, zoals dat er nu

voor staat, nogal mager. Zo staat er op de website van

de OVV onder de noemer ‘crisisbeheersing en hulp-

verlening’: “Op dit moment geen lopende onderzoeken

binnen deze sector”. Let wel, als enige, want op alle andere

werkterreinen wordt wel onderzoek uitgevoerd. En als

er ooit wel onderzoek naar de crisisbeheersing en hulp-

verlening zou worden uitgevoerd, waarom dan niet via

een standaard analyse van alle (in plaats van slechte

enkele) “Emergency Support Functions”?

Lijst van de Emergency Support Functions (ESF) - in

het Nederlands ook wel Crisis Functie Domeinen

genoemd2:

CFD 1: Transport

CFD 2: Communicatie

CFD 3: Openbare werken

CFD 4 : Brandweer

CFD 5 : Crisisbeheersing

CFD 6: Huisvesting en sociale zaken

CFD 7: Algemene diensten en logistiek

CFD 8: Volksgezondheid

CFD 9: Search and rescue

CFD 10: Milieu/Gevaarlijke Stoffen

CFD 11: Landbouw

CFD 12: Energie

CFD 13: Openbare orde en veiligheid

CFD 14: Herstel op langere termijn

CFD 15: Externe relaties (incl. omgaan met de media)

De ‘independent audit’

Het begrip ‘audit’ kennen we vooral bij het bedrijfsleven

en via de certificering. Maar audits van lokale overheden

worden ook toegepast door internationale ontwikkelings-

organisaties als UNHABITAT, vooral om corruptie op

het spoor te komen voor, tijdens en na het plegen van

investeringen.

In algemene zin richt een audit zich dan op:

• het verkrijgen van ‘overzicht’;

• in kaart brengen van zwakke/sterke plekken in de

organisatie processen;

• in kaart brengen van zwakke/sterke onderdelen van de

organisatie structuur;

1 Buiten het onderzoeksterrein van de Raad vallen verstoringen van de openbare orde, handhaving van de rechtsorde door

bevoegde autoriteiten en het optreden van de krijgsmacht in oorlogssituaties.2 E.H. Dykstra, Katrina in Nederland - storm over Europa, Heerenveen-Kollum: Banda, 2005. www.katrinainnederland.nl.

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Page 12: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Vanuit Amerika

• het verkrijgen

van een ijkpunt, de

nul-meting, waartegen

toekomstige veranderingen

afgezet kunnen worden;

• het creëren van vertrouwen

bij en tussen bevolking en

organisatie.

Desalniettemin blijft het woord ‘audit’

voor velen onlosmakelijk verbonden met

een financieel en kwantitatief kader. De vraag

of je een audit, zoals we dat kennen uit het

bedrijfsleven en de financiële sector, in een

kwalitatieve vorm kunt gebruiken in het openbaar

bestuur bij zaken als crisisbeheersing en OVV-achtig

onderzoek, leg ik voor aan Jonathan Hayward. Niet alleen

is hij directeur en oprichter van Independent Audit Ltd. in

Londen, maar Jonathan is tevens één van ’s werelds meest

vooroplopende experts op het gebied van audit. Als voor-

malig partner van PriceWaterhouse- Coopers trok hij in

2003 de aandacht met een baan-

brekend boek Thinking, not ticking: bringing competition to

the public interest audit.

“Als je denkt de crisisbeheersing te willen verbeteren door

te kijken of organisaties zich houden aan regeltjes zoals

wij dat in de financiële sector doen via de International

Financial Reporting Standards en de International

Accounting Standards, vergeet het dan maar”, zegt hij

gedecideerd. Wel geeft hij toe dat door zaken als de

Sarbanes-Oxley Act in 2002 de juridische druk voor

‘compliance’ wel toegenomen is. “Het probleem daarmee

is dat als je als organisatie je vooral druk moet maken over

de juridische verdedigbaarheid van handelen, je dan nooit

schuld zult erkennen en nooit het falen naar buiten

brengt”. Zo kan er ook geen lering getrokken worden,

geen lessons learned dus.

Optimistischer daarentegen is hij over een andere weg,

namelijk die van de privaat-publieke samenwerking bij

de bescherming van de vitale infrastructuur, de ‘critical

infrastructure protection’. Daarbij merkt hij op dat de

wetgeving in Groot-Brittannië en in Europa anders is dan

die in Amerika: ze vereist goed bestuur, oftewel Valued

Stewardship. Dus de vraag wat de directeuren/commissa-

rissen wel of niet gedaan hebben om ervoor te zorgen dat

ze op een crisis wel of niet waren voorbereid en wel of niet

adequaat hebben gehandeld, telt wel degelijk.

We begrijpen het: opnieuw de spagaat tussen oorzaak

en schuld, het verhaal van de OVV.

En hoe zat het ook alweer met de ‘independent audit’?

Jonathan weer: “Er zijn twee fundamentele problemen

met de onafhankelijke audit. Ten eerste is het helemaal

niet onafhankelijk en ten tweede is er geen concurrentie.”

Jonathan pleit er in zijn boek voor om niet langer de

scheiding van advies en audit te hanteren maar over te

gaan tot het verzamelbegrip ‘evaluatie’.

En daarmee zijn we dan weer terug bij de crisisbeheersing

en de OVV. We weten immers wel dat als er evaluatie

plaatsvindt – en of dit nu echte rampen of oefeningen zijn

doet er weinig toe – dit door externe experts zou moeten

gebeuren. En die moeten onafhankelijk zijn. Dus het

geld moet van een opdrachtgever komen die niets met de

ramp of oefening te doen heeft, het evaluatie rapport moet

openbaar gemaakt worden zonder revisie, en de inhoud

van de evaluatie zou geen enkele invloed moeten hebben

op vervolgopdrachten. En geen poging tot ‘spin’ via de

media. Het antwoord of dit zo is in Nederland bij de OVV

of bij oefeningen als Bonfire, laat ik aan u. In het buiten-

land en Amerika blijft het echter, ondanks de op zich

onweerlegbare logica, toch vaak behelpen.

De ‘Inspector-General’

De formele verantwoordelijkheid voor het beoordelen

van prestaties ligt in de meeste landen eenduidig bij de

“Inspectie”. Zo zijn in Amerika alle IG’s (Inspector-

Generals) op federaal niveau verankerd in een uit 1978

stammende wet, de Inspector General Act. Na velerlei

aanpassingen in de jaren ‘80 zijn de IG’s nu een

verzameling geworden van 57 (!) kleinere, onafhankelijke

organisaties die zich verenigd hebben in twee overkoepe-

lende organen, de President’s Council on Integrity and

Efficiency (PCIE) en de Executive Council on Integrity and

Efficiency (ECIE). Er zijn eigen opleidingsprogramma’s en

zes vaste commissies:

De zes (6) vaste commissies van PCIE/ECIE

1. Audit

2. Human Resources

3. Inspection & Evaluation

4. Integrity

5. Investigations

6. Legislation

In het licht van dit artikel vermeldenswaard is dat op 7

juni, 2005, - dus precies vier maanden na de installatie

speech van Mr. Pieter van Vollenhoven - een zogenaamde

PCIE Homeland Security Roundtable in het leven geroepen

werd. Deze organisatie staat onder voorzitterschap van

Richard L. Skinner, Inspector General van het Department

of Homeland Security (DHS) en heeft als ‘mission’ dat zij

het werk van alle IG’s ondersteunt door het uitwisselen

van informatie, het identificeren van ‘best practice’ en

actieve deelname aan, en betrokkenheid bij, het werk van

andere, externe organisaties. Dit uiteraard naast het ver-

richten van eigen, onafhankelijk onderzoek. Wellicht ook

een idee voor Nederland en Europa, wie weet?

Ter afsluiting

De tijd voor een ‘audit’ in de crisisbeheersing lijkt aange-

broken. Maar dan moeten wel de principes en de regels

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200612

Page 13: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

vastliggen. En dat betekent antwoord geven op de vraag:

hoe goed is “goed genoeg”?. Daarnaast moet het onderzoek

dan wel echt onafhankelijk zijn en gepaard kunnen gaan

met het opleggen van sancties. Het (Amerikaanse) bedrijfs-

leven en de Sarbanes-Oxley (SOX) Act gingen ons voor,

want daar verdwijnen CEO’s reeds achter de tralies en

worden forse geldstraffen opgelegd. Zal het in Europa ooit

zover komen dat bestuurders niet alleen in politieke zin,

maar ook strafrechtelijk vervolgd kunnen worden bij

bewezen incompetentie en/of verwaarlozing van hun

plichten? En zo ja, wie moet dat dan gaan doen? De

Tweede Kamer, de Inspecties, de Hoge Raad, OVV, TNO,

de Algemene Rekenkamer, het Openbaar Ministerie, een

nieuwe minister van Veiligheid?

Onafhankelijk onderzoek, we hebben nog een lange weg

te gaan. In Amerika, in Nederland, en zeker in Brussel.

Als er vertrouwen is tussen bevolking en overheid, doet

het er niet zoveel toe wie het doet. Als we crisisbeheersing

zien als een netwerkorganisatie van en voor ons allen, en

we weten welk doelen we nastreven en waarom, doet het

er niet zoveel toe wie het doet. Het is veel belangrijker dat

het gebeurt. We hebben nog een lange weg te gaan.

EEeellccoo HH.. DDyykkssttrraa,, MMDD,,

professor (visiting) in International Emergency Management

Institute for Crisis, Disaster and Risk Management

(ICDRM), George Washington University, Washington D.C.

([email protected])

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200613

De ministerraad heeft op voorstel van minister Peijs

van Verkeer en Waterstaat en minister Remkes van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingestemd

met de uitvoering van een verbeterprogramma om op

organisatorisch vlak beter voorbereid te zijn op een

overstroming.

Bij de verdere uitwerking zal Defensie worden betrokken.

De Taskforce Management Overstromingen (TMO) onder

leiding van de Commissaris van de Koningin in Zuid-

Holland, de heer J. Franssen, zal de regie op zich nemen.

In het verbeterprogramma staat de samenwerking tussen

betrokken overheden centraal. Het is van belang dat

draaiboeken en rampenbestrijdingsplannen op elkaar

afgestemd zijn en regelmatig worden geoefend. Een ander

belangrijk onderdeel uit het programma is de informatie-

verstrekking richting burgers en bedrijven. Ook de

bewustmaking van de mogelijke gevolgen van over-

stromingen in Nederland is een actiepunt. Een groter

bewustzijn van het overstromingsrisico leidt ertoe dat

bestuurders eerder de noodzaak inzien van het opstellen,

actualiseren en oefenen van plannen.

Het bestaande hoogwaterbeleid is erop gericht dat de

keringen voldoen aan de veiligheidsnormen zodat

overstromingen worden voorkomen. Wanneer een

waterkering niet aan die norm voldoet neemt de overheid

maatregelen. Toch moet Nederland voorbereid zijn op

een overstroming omdat de natuur ons altijd voor

verrassingen kan plaatsen. Om de gevolgen van een

eventuele overstroming te beheersen zijn naast de

organisatorische maatregelen uit het verbeterprogramma

ook aanpassingen aan de infrastructuur nodig.

Deze aanpassingen worden in kaart gebracht in een Nota

Waterveiligheid in 2008. De komende twee jaar wordt

bekeken welke infrastructurele maatregelen nodig zijn.

Zo verricht het ministerie van Verkeer en Waterstaat

samen met de betrokken overheden een studie naar de

inzet van compartimenten. Het gaat hier om tussendijken

die de gevolgen van een overstroming tot een kleiner

gebied beperken. Ondertussen blijft voor de Maas een

noodoverloopgebied gereserveerd.

Om de uitgevoerde verbeteringen uit het verbeterprogramma

te toetsen zal in 2008 een landelijke hoogwateroefening

worden gehouden. Het kabinet stelt voor het geheel van

rijksbijdragen aan het verbeterprogramma een extra

bedrag van vijftien miljoen euro beschikbaar.

Het instellen van de Taskforce is geen reactie op het

rapport van de Adviescommissie Water. De ministeries

van Verkeer en Waterstaat en Binnenlandse Zaken

werken sinds 2003 samen aan een strategie voor

rampenbeheersing bij overstromingen.

Kabinet wil beter voorbereid zijn op overstromingen

Page 14: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

14

Onvoorspelbaar aanbod

Het huidige net, zowel het transportnet (hoge spanningen,

grote stromen = veel energie) als het distributienet (laatste

fase naar de gebruiker) is gebaseerd op twee principes:

éénrichtingsverkeer en ondersteuning. De elektriciteit

wordt in grote centrales opgewekt en via de netten naar de

gebruikers getransporteerd: éénrichtingsverkeer. Daarbij

zijn de interconnecties tussen de landen ontworpen voor

ondersteuning als één van de landen in de problemen

komt. Dat verandert. Als gevolg van de liberalisering

worden de netten steeds meer voor ‘de handel’ gebruikt.

Zo importeert Nederland al 20 procent van de gebruikte

elektriciteit. Daarnaast worden er steeds meer duurzame

bronnen zoals windenergie aan het net gekoppeld, bronnen

die minder voorspelbaar zijn. Ook komen er steeds meer

grote en kleine gebruikers, die zelf elektriciteit opwekken

en hun overcapaciteit of, bij een goede prijs, hun hele

vermogen op de markt en dus op het net aanbieden. Het

net is daarmee niet meer éénrichtingsverkeer: stromen

kunnen op verschillende plaatsen in ‘omgekeerde’ richting

lopen. Samen met de gedistribueerde grote duurzame

energiebronnen kan dit voor instabiliteiten op het net

zorgen, die uiteindelijk kunnen leiden tot black-outs.

Vermogenselektronica

Dit risico wordt niet alleen beperkt door het net robuuster

te maken (meer van hetzelfde) of meer overcapaciteit in

elektriciteitsproductie te realiseren. De netten moeten

ook slimmer worden. Daarvoor is een aantal innovaties

noodzakelijk, zowel in de hardware (vermogenselektronica)

als in de sensortechnologie (embedded systems en ICT).

Daarnaast moet eventueel een nieuwe architectuur

ontwikkeld worden: gaan we door met één groot netwerk

of gaan we in ‘lagen’ werken zoals in telecommunicatie?

Strategische onderzoeksagenda

Deze ontwikkeling naar slimme netwerken vindt

gefaseerd plaats. Het European Technology Platform

Smartgrids werkt nu aan een Strategische Research

Agenda. Hierbij zijn ruim 200 medewerkers van energie-

bedrijven, netwerkbeheerders, industrie en research-

wereld betrokken. Na publicatie eind deze maand zullen

we commitment zoeken in de lidstaten bij alle betrokkenen

(vertegenwoordigende instanties, leveranciers en de

onderzoekers). Parallel aan de goedkeuring van deze

strategische onderzoeksagenda worden prioriteiten

gesteld en de benodigde onderzoeksgelden gedefinieerd.

Smartgrids, dé oplossing voor stroomuitval?

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Als in Europa de stroom uitvalt, is de eerste reactie: ‘Sinds de liberalisering is niet genoeg geïnvesteerd in de

elektriciteitsinfrastructuur en wordt te weinig onderhoud gepleegd’.

Het gaat dan over opwekcapaciteit en vooral ook over energienetwerken. Dat onder druk van de vrije markt

en de door de regulator verlaagde transporttarieven de overcapaciteit verminderd is, moge duidelijk zijn.

Tot nu toe heeft dit echter (nog) niet geleid tot meer stroomuitval. De beschikbare capaciteit is bovendien niet

het enige dat de betrouwbaarheid van het net bepaalt. Het huidige, maar vooral ook toekomstige elektriciteits-

systeem wordt beïnvloed door een aantal factoren, waarvan het belang steeds meer toeneemt.

Het duurt nog zeker 15 tot 20 jaar voordat

we over een intelligent elektriciteitsnet

beschikken

Page 15: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200615

Zaterdagavond 4 november, kort na 22.00 uur, hebben

in Europa en ook in Nederland stroomonderbrekingen

plaatsgevonden. De onderbrekingen waren het gevolg

van een samenloop van omstandigheden in het Duitse

hoogspanningsnet. In Duitsland zijn volgens planning

omstreeks 21.40 uur twee 380 kV hoogspannings-

verbindingen tijdelijk uit bedrijf genomen, om een

groot schip doorgang te verlenen over de rivier de Ems.

Onvoorziene elektriciteitsstromen hebben vervolgens op

één of meerdere verbindingen overbelasting veroorzaakt.

Hierdoor werd een groot aantal transportverbindingen

in het Europese net uitgeschakeld. In ons land is circa

400 MW (4% van het verbruik van die avond) tijdelijk

afgeschakeld geweest. Dit is automatisch gebeurd in

de netten van de regionale netbeheerders. Na een korte

onderbreking zijn deze netten door de regionale net-

beheerder weer ingeschakeld. Rond 23.00 uur was de

toestand weer hersteld.

Wat gebeurde er?

Als gevolg van de samenloop van omstandigheden in het

Duitse hoogspanningsnet verdeelde het Europese trans-

portnet zich in delen met een (fors) overschot aan energie

en gedeelten met een aanzienlijk tekort. Het Oostelijk

gedeelte (het grootste deel van Duitsland, Polen, een deel

van Oostenrijk en de landen van Centraal Europa) en het

Zuidoostelijk deel (Balkan, Griekenland, Roemenië en

Bulgarije) kenden een fors productieoverschot. Het

Westelijk gedeelte (Nederland, België, Luxemburg, een

deel van West-Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Italië,

Spanje en Portugal) werd tevens geconfronteerd met een

groot tekort (zie kaart hiernaast).

Balans

Voor een goede werking van het Europees elektrisch

transportsysteem moet er continu een balans zijn tussen

vraag en aanbod. De landelijk netbeheerders in Europa

herstellen het evenwicht op twee manieren: door de

productie te verhogen (primaire reactie) en/of door de

vraag te verminderen (belasting afschakelen). Nederland

volgde de procedure die voor alle Europese landen geldt.

In ons land vond op enkele plaatsen automatische

belastingafschakeling (door te lage frequentie) plaats.

Door automatische afschakeling werd voorkomen dat

Europa volledig zonder stroom zou komen te zitten

(black-out). In meerdere West-Europese landen hebben

zich gelijksoortige tijdelijke stroomonderbrekingen

voorgedaan die tot 23.00 uur hebben geduurd.

De in Brussel gevestigde Union for the Coordination of

Transmission of Electricity (UCTE), het samenwerkings-

verband van de (23) landelijke netbeheerders van het vaste

land van Europa, stelt onder leiding van TenneT-er Gerard

Maas, en tevens voorzitter van de Steering Committee,

een onderzoek in naar de loop van de gebeurtenissen,

oorzaak, gevolgen, genomen acties en eventuele maat-

regelen ter voorkoming van herhaling.

Bron: Persbericht TenneT, 6 november 2006

Grote Europese stroomstoring

‘Licence to operate’

Voor de smart grids volledig geïmplementeerd zijn, zijn

we 15 tot 20 jaar verder. Wel worden al gedeelten van

smart grids eerder toegepast, zeker in de distributienetten.

Tot die tijd zal het moeten komen van voldoende en

juiste investeringen, goede (internationale) afspraken en

deskundige en goed getrainde operators met een ’license

to operate’. Als we dan een uitval al niet kunnen voorkomen,

zal deze in ieder geval beperkt zijn in tijd en niet heel

Europa platleggen.

PPiieerr NNaabbuuuurrss,,

CEO N.V. KEMA, Voorzitter Technologie Platform Smart Grids

Bij het schrijven van dit artikel was de precieze oorzaak van

de 4 november black-out nog niet bekend. Wel is duidelijk

dat dit waarschijnlijk niet alleen veroorzaakt is door het

afschakelen van een hoogspanningslijn. Door alerte reactie

van de netbeheerders, die bereid waren om snel gebruikers

volgens afspraak af te schakelen en daardoor de stabiliteit te

herstellen, was binnen een uur alles weer normaal.

Page 16: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200616

In de loop van november was het weer al drastisch omge-

slagen. Zon en aangename temperaturen maakten plaats

voor regen, wind en veel lagere temperaturen. Tenslotte

naderde er op donderdag 24 november een activerende

depressie vanaf de Noorse Zee. Dit lagedrukgebied sleepte

in het kielzog een portie koude lucht met zich mee. Deze

lucht was afkomstig van hoge breedten waar de winter

reeds lang was ingevallen. Een en ander was reeds de

dagen ervoor in de diverse computerberekeningen

aangekondigd. Dus de verwachtingen op donderdag

24 november voor de vrijdag waren reeds hooggespannen.

Maar zoals zo vaak pakte de werkelijkheid nog extremer uit.

Vrijdagochtend arriveerde het lagedrukgebied bij de

Wadden. Op de nadering van de kern van de depressie

nam de wind in de noordelijke provincies af. Bovendien

klaarde het daar op. In feite belandde men daar in het oog

van de depressie. Een band met aanhoudende regen lag

om de kern heen gekruld. Boven het nog vrij warme

zeewater nam de intensiteit van de regen verder toe. In

een band over met name Zuid- en Noord-Holland regende

het vrijdag uren achtereen hard door. Bovendien begon

het aan de kust ook nog eens te stormen met tevens zware

windstoten. Dit noodweer veroorzaakte al gauw overlast,

schade en lokaal ook wateroverlast. Verder landinwaarts

verder de situatie nog grimmiger. De koude, van de pools-

treek afkomstige lucht stroomde met name op wat grotere

hoogte boven de grond ook ons land binnen. Op de thermo-

meter was daar vooral in het westen niet eens veel van te

merken. De sterke aanlandige wind voerde in de onderste

honderden meters van de atmosfeer relatief zachte zee-

lucht aan. Maar op een hoogte van 600 á 800 meter

boven de grond viel de neerslag ook aan de kust al als

sneeuw. Verder boven land werd de invloed van de warme

zee minder merkbaar. De grote hoeveelheden sneeuw die

in de onderste luchtlagen smolten, deden de rest. De lucht

nabij het aardoppervlak begon ook te dalen. Toch ging de

regen nabij het aardoppervlak tot ver in de middag nog

lang niet overal over in sneeuw. Maar in Oost Nederland

en zeker ook op de Veluwe kwamen reeds vroeg in de

ochtend de eerste meldingen van aanhoudende sneeuw-

val. En het zou er voorlopig niet meer stoppen met

sneeuwen. Hoewel de temperatuur (net) boven nul bleef,

kon de sneeuwlaag gestaag aangroeien. Op steeds meer

plaatsen in Gelderland en Twente begon ook het verkeer

ernstige hinder te ondervinden van het winterweer. Om

3 uur in de middag kwam het verkeer ten oosten van

Apeldoorn zelfs op doorgaande routes vrijwel geheel tot

stilstand, terwijl het landschap ter hoogte van ondermeer

Utrecht, Veenendaal en zelfs Ede nog groen en doorweekt

was van de regen. Uiteindelijk ging in de loop van de

middag de regen in laatstgenoemde plaatsen ook snel

over in sneeuw zodat het ook daar nog wit werd. De chaos

op de Nederlandse wegen kon zich daardoor nog verder

uitbreiden terwijl het met name in het toch al zwaar door

de sneeuw getroffen oosten nog tot in de avond flink

bleef doorsneeuwen. Omdat de sneeuw ook nog eens

nat was (de temperatuur bleef net boven nul), bevatte de

decimeters dikke sneeuwlaag relatief veel water zodat het

gewicht ervan extra problemen ging veroorzaken. Vele

duizenden bomen bezweken onder het gewicht van de

sneeuw. Zelfs enkele platte daken moesten eraan geloven.

Tot overmaat van ramp viel de stroom in sommige

streken ook nog eens uit. Uiteindelijk was de chaos op

deze vrijdag compleet. Sommige automobilisten stonden

tot vroeg op de zaterdagochtend vast in de files.

Weerkundig gezien zat het extreme van deze situatie in

de langdurige zware neerslag in combinatie met de

relatief lage temperatuur op grotere hoogte in de

atmosfeer. Deze combinatie van factoren, veroorzaakt

door genoemd lagedrukgebied, vormde de aanleiding van

deze haast ongekende chaos.

IIrr.. RReeiinniieerr vvaann ddeenn BBeerrgg,,

Meteo Consult

In de loop van november was het weer al drastisch omge-

slagen. Zon en aangename temperaturen maakten plaats

voor regen, wind en veel lagere temperaturen. Tenslotte

naderde er op donderdag 24 november een activerende

depressie vanaf de Noorse Zee. Dit lagedrukgebied sleepte

in het kielzog een portie koude lucht met zich mee. Deze

lucht was afkomstig van hoge breedten waar de winter

reeds lang was ingevallen. Een en ander was reeds de

dagen ervoor in de diverse computerberekeningen

aangekondigd. Dus de verwachtingen op donderdag

24 november voor de vrijdag waren reeds hooggespannen.

Maar zoals zo vaak pakte de werkelijkheid nog extremer uit.

Vrijdagochtend arriveerde het lagedrukgebied bij de

Wadden. Op de nadering van de kern van de depressie

nam de wind in de noordelijke provincies af. Bovendien

klaarde het daar op. In feite belandde men daar in het oog

van de depressie. Een band met aanhoudende regen lag

om de kern heen gekruld. Boven het nog vrij warme

zeewater nam de intensiteit van de regen verder toe. In

een band over met name Zuid- en Noord-Holland regende

het vrijdag uren achtereen hard door. Bovendien begon

het aan de kust ook nog eens te stormen met tevens zware

windstoten. Dit noodweer veroorzaakte al gauw overlast,

schade en lokaal ook wateroverlast. Verder landinwaarts

verder de situatie nog grimmiger. De koude, van de pools-

treek afkomstige lucht stroomde met name op wat grotere

hoogte boven de grond ook ons land binnen. Op de thermo-

meter was daar vooral in het westen niet eens veel van te

merken. De sterke aanlandige wind voerde in de onderste

honderden meters van de atmosfeer relatief zachte zee-

lucht aan. Maar op een hoogte van 600 á 800 meter

boven de grond viel de neerslag ook aan de kust al als

sneeuw. Verder boven land werd de invloed van de warme

zee minder merkbaar. De grote hoeveelheden sneeuw die

in de onderste luchtlagen smolten, deden de rest. De lucht

nabij het aardoppervlak begon ook te dalen. Toch ging de

regen nabij het aardoppervlak tot ver in de middag nog

lang niet overal over in sneeuw. Maar in Oost Nederland

en zeker ook op de Veluwe kwamen reeds vroeg in de

ochtend de eerste meldingen van aanhoudende sneeuw-

val. En het zou er voorlopig niet meer stoppen met

sneeuwen. Hoewel de temperatuur (net) boven nul bleef,

kon de sneeuwlaag gestaag aangroeien. Op steeds meer

plaatsen in Gelderland en Twente begon ook het verkeer

ernstige hinder te ondervinden van het winterweer. Om

3 uur in de middag kwam het verkeer ten oosten van

Apeldoorn zelfs op doorgaande routes vrijwel geheel tot

stilstand, terwijl het landschap ter hoogte van ondermeer

Utrecht, Veenendaal en zelfs Ede nog groen en doorweekt

was van de regen. Uiteindelijk ging in de loop van de

middag de regen in laatstgenoemde plaatsen ook snel

over in sneeuw zodat het ook daar nog wit werd. De chaos

op de Nederlandse wegen kon zich daardoor nog verder

uitbreiden terwijl het met name in het toch al zwaar door

de sneeuw getroffen oosten nog tot in de avond flink

bleef doorsneeuwen. Omdat de sneeuw ook nog eens

nat was (de temperatuur bleef net boven nul), bevatte de

decimeters dikke sneeuwlaag relatief veel water zodat het

gewicht ervan extra problemen ging veroorzaken. Vele

duizenden bomen bezweken onder het gewicht van de

sneeuw. Zelfs enkele platte daken moesten eraan geloven.

Tot overmaat van ramp viel de stroom in sommige

streken ook nog eens uit. Uiteindelijk was de chaos op

deze vrijdag compleet. Sommige automobilisten stonden

tot vroeg op de zaterdagochtend vast in de files.

Weerkundig gezien zat het extreme van deze situatie in

de langdurige zware neerslag in combinatie met de

relatief lage temperatuur op grotere hoogte in de

atmosfeer. Deze combinatie van factoren, veroorzaakt

door genoemd lagedrukgebied, vormde de aanleiding van

deze haast ongekende chaos.

IIrr.. RReeiinniieerr vvaann ddeenn BBeerrgg,,

Meteo Consult

De recordwarme herfst van vorig jaar eindigde onverwachts spectaculair. Kon men in de eerste week van

november nog volle terrassen tegenkomen, op vrijdag 25 november zou een deel van het land met extreem

zware sneeuwval te maken krijgen.

Chaos op vrijdag 25 november 2005

Page 17: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200617

Continuïteit telecommunicatie in barreweersomstandigheden

Sneeuw, kou en uitval van de openbare elektriciteit: allemaal factoren die invloed kunnen hebben op de continuïteit

van telecommunicatievoorzieningen. Diverse Nederlandse telecom-operators, zowel mobiel als vast, hebben dan

ook last ondervonden van de barre weersomstandigheden tijdens het weekend van 25 november 2005.

De meeste voorzieningen die mensen dagelijks gebruiken,

kunnen in enige mate worden opgeslagen en later worden

verbruikt op het moment dat het nodig is: denk aan water,

voedsel, gas en in beperkte mate ook elektriciteit (batterijen,

accu’s en aggregaten). Echter, kenmerkend voor telecom-

municatie is dat er geen goederen getransporteerd worden,

maar dat er sprake is van een dienst waarbij informatie

getransporteerd wordt. Voor werkelijke beleving van com-

municatie tussen de deelnemers vereisen de verschillende

vormen van telecommunicatie een volledige en wederzijd-

se verbinding. Dit betekent dat alle delen in de keten tege-

lijkertijd beschikbaar moeten zijn.

Eind november 2005 was er in Haaksbergen sprake van

een combinatie van factoren die de telecom-operators

uitdaagde om hun dienstverlening op peil te houden: er

ontstond ijsafzetting op straalzenderantennes waardoor

GSM-basisstations minder verbindingen konden

verwerken. Bovendien vielen door de uitval van elektriciteit

enkele GSM-basisstations volledig uit. De mate van

reductie is afhankelijk van de keuze die de mobiele

operator bij de opbouw van zijn netwerk heeft gemaakt:

worden er accu’s en/of noodaggregaten gebruikt voor

de interconnectie van zijn basisstations en de energie-

voorziening.

In het bewuste weekend deden steeds meer klanten een

beroep op de telecommunicatie-voorzieningen: mensen

wilden elkaar kennelijk op de hoogte stellen van de

elektriciteitsuitval en de gevolgen daarvan. Echter, alle

openbare elektrisch gevoede apparatuur (zoals fax,

DECT en diverse ISDN-apparatuur) was uitgevallen

waardoor veel verbindingen mislukten. Dat resulteerde

in uitzonderlijk veel oproeppogingen en herhalings-

oproepen, voordat er communicatie tot stand kwam.

Standaard hebben telecom-operators verschillende

maatregelen beschikbaar om de afzonderlijke problemen

te weerstaan: voor straalzenderverbindingen kunnen

alternatieve routeringen opgezet worden, voor de energie-

voorziening kunnen mobiele noodstroomaggregaten

worden gebruikt en om extra gesprekken mogelijk te

maken, kunnen extra (verplaatsbare) basisstations worden

opgesteld.

In de bijzondere situatie rondom Haaksbergen speelde

een extra factor een rol: GSM verkeer van oorspronkelijk

Duitse mobiele operators diende ook veelvuldig over de

Nederlandse netwerken afgewikkeld te worden, aangezien

door de uitval van elektriciteit aan de andere kant van de

grens, de dekking van de Duitse basisstations sterk was

gereduceerd. Door de combinatie van de verstorende

factoren en de vele gespreksaanvragen hadden klanten

de indruk dat de telecommunicatie-infrastructuur

onvoldoende presteerde. In de praktijk was deze beleving

onjuist: in die periode is er juist veel meer dan normaal

getelefoneerd! Kennelijk verwachten mensen dat in

bijzondere situaties de telecommunicatie volledig

beschikbaar moet zijn. Of, sterker nog, dat er dan meer

telecommunicatie beschikbaar zou moeten zijn dan in

normale situaties.

Ook bij hulpverleningsdiensten blijkt deze verwachting

soms te leven. Tijdens deze calamiteit heeft het Nationaal

Noodnet in technische zin uitstekend gefunctioneerd.

Helaas bleken niet alle gebruikers volledig op de hoogte

van dit netwerk. Dit is dan ook de belangrijkste conclusie

van de evaluatie: er zal hard gewerkt moeten worden aan

bekendheid. Telecom-gebruikers moeten weten dat er

elektriciteit nodig is om bepaalde telecomapparatuur te

kunnen gebruiken. Coördinatoren en bestuurders zouden

daarnaast getraind moeten worden in het gebruik van

telecommunicatie-middelen.

De telecommunicatie-infrastructuur is ingericht voor

normaal commercieel gebruik en heeft een hoge

betrouwbaarheid en beschikbaarheid. Voor hulpdiensten

zijn aanvullende systemen beschikbaar zodat zij - juist

in tijden van crisis - niet gehinderd worden door privé-

gesprekken die netwerken (over)belasten.

AAlleexxaannddeerr HHaaccccoouu,,

senior beleidsadviseur KPN Information Security Governance

Page 18: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

18

De aanloop

Voor 25 november is er een weeralarm afgegeven door

het KNMI, hevige windstoten en regenval. Het is 4.00

uur in de ochtend. De wachtdienstman van het district

verantwoordelijk voor de gladheidbestrijding controleert

de informatie die hij thuis binnen krijgt op zijn meet-

station. Nog niets aan de hand. Hij gaat weer rustig

slapen. Om 7.00 uur wederom controle van het systeem.

De temperatuur daalt en er is een sneeuwbui op komst.

De gladheidbestrijding komt in werking. Om 8.00 uur

rijden de strooiers uit. Voordat het gaat sneeuwen zorgen

de strooiers ervoor dat er zout onder de sneeuwlaag komt

te liggen. Deze kan zich dan goed vermengen met de

sneeuw die door de auto’s kapot wordt gereden. Hiermee

is de weg bij sneeuwval snel weer sneeuwvrij. Om 8.30

uur begint het in het beheersgebied van het wegendistrict

echter flink te sneeuwen. Het verkeer reageert door

langzamer te gaan rijden. Door de hevige sneeuw is de

vermenging van sneeuw en wegenzout niet mogelijk:

de sneeuw wordt platgereden en er ontstaat een ijslaag op

de weg. Gevolg is dat het verkeer op verschillende taluds

op de A 1 en A 50 weg glijdt. Het verkeer komt stil te

staan. Gevolg is dat in een relatief klein gebied in Zuid

en Oost Nederland er niet alleen op het hoofdwegennet

maar ook op provinciale wegen en gemeentelijke wegen

het verkeer stil komt te staan. Sneeuwstrooiers komen

vast te staan in de file.

Het verkeer staat vast

De reguliere gladheidbestrijding heeft tot op het moment

van het vast lopen van het verkeer normaal gefunctioneerd.

Inmiddels zijn er crisisteams ingericht bij de gemeente

Apeldoorn en de gemeente Arnhem. De communicatie en

informatie voorziening verloopt moeizaam. Onze mede-

werkers voor de gladheidbestrijding die afhankelijk zijn

van het mobiele telefoonnet zijn niet te bereiken vanwege

het feit dat de automobilisten gaan communiceren over

de situatie aan anderen. Tegen half tien is het mobiele

netwerk niet meer te gebruiken. Ook heerst er vanuit

andere delen van het land ongeloof over de situatie in het

oosten van het land. In Groningen schijnt de zon en in

Rotterdam hebben ze last van de wind en regen. Vanuit

de Verkeerscentrale Nederland in Utrecht zorgt RWS

voor de coördinatie van de informatie. De providers voor

verkeersinformatie worden op de hoogte gehouden van

de situaties in het land.

In het wegendistrict draait de gladheidbestrijding op

volle toeren om de overlast van de sneeuwval het hoofd te

kunnen bieden. In de loop van de middag valt de stroom

op de steunpunten van Rijkswaterstaat uit en blijft de

bereikbaarheid zowel telefonisch als via de weg een groot

probleem.

Wegendistricten van Rijkswaterstaat (RWS) zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud en een vlotte

verkeersdoorstroming van het rijkswegennet. Hieronder valt ook de gladheidbestrijding. Bij de file top tien

van Rijkswaterstaat staat 25 november 2005 op de 2e plaats met een totale lengte van 818 kilometer. In deze

bijdrage de belevenissen van RWS Wegendistrict Veluwe (beheergebied A 1 - A 50 rond Apeldoorn) gedurende

dat weekend. Wat is er allemaal gebeurd en welke les kunnen we hier uit trekken?

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Rijkswaterstaat: verkeerschaos door sneeuw

Page 19: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

19

Afspraken worden gemaakt met het KLPD en bergers

om vrachtwagens weg te slepen. Aannemers verwijderen

omgevallen bomen die zijn bezweken door de sneeuw.

In de aanloop naar de avond blijkt dat de situatie, met

stilstaande weggebruikers de nacht nog wel eens zou

kunnen duren. Inmiddels is het einde van de middag

rond 17.00 uur. Op verschillende manieren is getracht om

de weg gedeeltelijk vrij te krijgen om het verkeer rijdende

te krijgen en daarmee de sneeuw kapot te rijden en de

verkeersstroom weer op gang te brengen. Dit is niet gelukt.

De automobilisten blijken niet voorbereid te zijn op deze

extreme situatie. Zelfs mensen die op de radio gehoord

hadden, dat er erg veel sneeuw lag en daardoor veel file

stond op de A1 en A50 rond Apeldoorn kwamen even

polshoogte nemen in hun auto. Soms met slechts een

t- shirt aan. Dit was natuurlijk een mooie kans om ook

van dichtbij verkeerschaos in de sneeuw te kunnen

aanschouwen. Het leger is inmiddels ingeschakeld en

gaat in opdracht van het ROT Apeldoorn hulp bieden aan

gestrande automobilisten. Vrachtwagenchauffeurs die

stilstaan op de weg, maken gebruik van de situatie om

hun rusttijd te benutten en gaan slapen. Indien mogelijk

plaatsen ze de wagen op de vluchtstrook en trekken de

gordijnen dicht. De Rijtijdenwet schrijft voor dat ze

tijdig moeten rusten. Aan het einde van de avond, het

sneeuwen is gestopt, komt het verkeer heel langzaam

op gang. Rond drie uur in de nacht blijkt dat rond

Apeldoorn het verkeer weer rijdt.

De ochtend van 26 november

Met bulldozers worden de ijsschollen die op de weg liggen

in de ochtend verwijderd en met een sneeuwfrees worden

de vluchtstroken weer ijsvrij gemaakt. Het verkeer onder-

vindt last van de nog aanwezige sneeuw en het begint

wederom te sneeuwen. Voor de medewerkers van Rijks-

waterstaat gaat het sneeuwruimen door. Het strooien

en ploegen van de wegen blijft noodzakelijk door de

opkomende sneeuw. Op het steunpunt van Rijkswater-

staat worden door weggebruikers hun gestrande auto’s

opgehaald. Uiteindelijk stopt de sneeuwval op zondag-

middag en zijn de wegen weer begaanbaar en vrij van

sneeuw.

Bevindingen

Inzet vanuit het ROT Apeldoorn heeft er toe geleid dat

er meer samenwerking en coördinatie kwam tussen de

hulpdiensten. Het is goed om vanuit het ROT korte lijnen

te houden en snel op de situatie te kunnen reageren.

Deelname aan het ROT vanuit Rijkswaterstaat is een

goede manier om te communiceren en elkaar op de

hoogte te houden. Vooral de eigen inbreng over de

verkeerssituatie en toestand van het wegennet. De

afhankelijkheid van het mobiele netwerk is bij calamiteiten

een lastige situatie die vraagt om een betere oplossing.

C2000 zou hier voor RWS een oplossing bieden in de

communicatie. Weten wat men van elkaar kan verwachten

en wat je kunt bieden, kan helpen om in de toekomst nog

sneller op elkaar ingespeeld te zijn. Hiervoor zou men

vaker bij elkaar in de keuken moeten kijken. Maar als les

kan ook aangegeven worden dat organisaties nog meer

met elkaar moeten communiceren en samenwerken om

ingespeeld te zijn op extreme situaties. Daarnaast zal

ook de weggebruiker lering moeten trekken uit deze

situatie en voorbereid op reis gaan. Vandaag is het

sneeuw, morgen kan het iets anders zijn.

HHaann RRooeebbeerrss,,

hoofd Wegendistrict Veluwe

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Page 20: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200620

De langdurige stroomstoring was aanleiding voor het

opstellen van diverse evaluatie- en onderzoeksrapporten.

Door de gemeente zelf, door de hulpverleningsdienst van

de Regio Twente, door de Inspectie Openbare Orde en

Veiligheid, door de Directie Toezicht Energie (DTE) en –

in opdracht van Essent Netwerk BV – door de KEMA. Uit

al die rapporten bleek dat de bestrijding van het incident

tijdens dat weekend naar omstandigheden goed was

verlopen. Ondanks de barre weersomstandigheden

(hevige sneeuwval, onbegaanbare wegen) en de beperkte

communicatiemogelijkheden (geen stroom en dus ook

geen radio, geen Internet en voor velen ook geen telefoon)

konden de gemeentelijke processen zoals bevolkingszorg

en communicatie redelijk snel worden opgestart.

Toch hebben we door deze ervaring in Haaksbergen

geleerd dat – achteraf gezien – dingen anders en beter

hadden gekund. Op verschillende niveaus worden op dit

moment allerlei verbeterpunten uitgewerkt. Op landelijk

niveau door de ministeries van BZK en EZ en op

regionaal niveau door de Hulpverleningsdienst van de

Regio Twente (zie hierna).

Eén van de lessen is dat je in dit soort situaties heel snel

extra professionele ondersteuning moet inschakelen.

Dat geldt zeker voor relatief kleinere organisaties.

Doordat we er in Haaksbergen te lang van uitgingen dat

de stroomvoorziening weer snel hersteld zou zijn, hebben

we bijvoorbeeld te laat de regionale voorlichterspool

ingeschakeld. Bij ernstige calamiteiten is de communicatie

met de bevolking een cruciaal proces.

En over communicatie gesproken: we hadden eerder

gebruik moeten maken van de regionale calamiteiten-

zender. Ook al was er geen sprake van een echte ramp en

ook al was er geen stroom, er waren toch heel wat inwoners

die kans zagen naar de regionale radio te luisteren. In

Twente heeft de regionale werkgroep rampenvoorlichting

inmiddels aanvullende afspraken gemaakt met RTV Oost.

Haaksbergen (z)onder hoogspanning:de ‘lessons learned’

Vrijdagmiddag 25 november 2005: een hevige sneeuwbui trekt over een deel van ons land. Als gevolg daarvan

begeeft een aantal hoogspanningskabels het. De 24.500 inwoners van Haaksbergen komen zonder stroom te

zitten. Het zal tot maandagochtend duren voordat alles weer definitief hersteld is en iedereen weer over

stroom beschikt. Burgemeester Loohuis van Haaksbergen over wat er is gedaan met de ‘lessons learned’.

Page 21: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200621

Een ander leerpunt was dat in dergelijke situaties zo

snel mogelijk een vertegenwoordiger van het betrokken

energiebedrijf in het beleidsteam aan tafel moet komen

zitten. Dat moet iemand op directieniveau zijn die

bevoegd is ter plekke beslissingen te nemen. Managers

die meer betrokken zijn bij de uitvoering moeten plaats-

nemen in het Regionaal Operationeel Team. Inmiddels

heeft Essent Netwerk BV dit ook opgenomen in hun

crisisorganisatie en hun calamiteitenplan.

De ervaringen in Haaksbergen hebben duidelijk gemaakt

dat de overheid en de energiebedrijven meer inzicht in

elkaars noodplannen zouden moeten hebben. De Hulp-

verleningsdienst van de Regio Twente werkt aan een

overzicht van bedrijven (en externe organisaties) die een

rol kunnen spelen bij de crisisbeheersing en rampen-

bestrijding. De calamiteitenplannen van die bedrijven en

het regionaal rampenplan worden vervolgens op elkaar

afgestemd. Bovendien moeten die bedrijven om toerbeurt

meedraaien in oefeningen. Essent wil in elk geval in de

komende twee jaar met iedere veiligheidsregio in hun

gebied een gezamenlijke oefening organiseren.

Volstrekte duidelijkheid was er in Haaksbergen over

de verantwoordelijkheid voor de noodstroomvoorziening.

De gemeente zorgde voor de kleine noodaggregaten voor

de gemeentelijke gebouwen en voor hulpbehoevenden

die thuis afhankelijk waren van stroom. Essent zorgde

voor de grootschalige noodstroomvoorziening. Dat

verantwoordelijkheidsvraagstuk heeft naderhand nog

wel de nodige discussie opgeleverd, omdat het te lang

duurde voordat er voldoende noodaggregaten waren.

Het ministerie van Economische Zaken werkt dit vraag-

stuk op dit moment nader uit.

Mede aan de hand van de ‘Haaksbergse’ praktijkervaringen

worden aanbevelingen uitgewerkt die het ministerie

van BZK vervolgens landelijk zal verspreiden onder de

gemeenten en de energiebedrijven.

Tenslotte is er in elk geval nog één belangrijke les die we

met ons allen in Haaksbergen geleerd hebben. En daarmee

bedoel ik dat we met ons allen – inwoners, bedrijven en

overheid – wat meer moeten nadenken over onze eigen

verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid in dergelijke

situaties. Ik ben blij dat de nieuwe rampenvoorlichtings-

campagne “Denk Vooruit” vooral aan dat aspect meer

aandacht schenkt.

DDrrss.. KK..BB.. LLoooohhuuiiss,,

burgemeester van Haaksbergen

De combinatie van beide ramptypen tegelijkertijd maakte

dat de situatie omvangrijk en complex was. Zij noopte tot

een grote inzet van de Twentse hulpdiensten. Hulp bij

ongelukken door slippartijen, het verwijderen van onder

de druk van de sneeuw bezweken takken en bomen die

de veiligheid bedreigen, het variëren van ambulances door

de files en opstoppingen, het ondersteunen bij het opvan-

gen van gestrande reizigers, zijn voorbeelden van inzetten

in de gehele regio in het bewuste weekend. Coördinatie in

de opschaling en hulpverlening is vanaf het begin een

belangrijke taak waar het Reginaal Operationeel Team

(ROT) druk mee bezig is. Dat het telefoonverkeer is

uitgevallen maakte de situatie er niet eenvoudiger op.

Grote bereidheid om te leren

De hulpverlenende diensten zijn van mening dat de

algehele bestrijding van de stroomstoring gezien de

omstandigheden goed is verlopen. Maar uiteraard brengt

Twente en het sneeuwbaleffect – het delenvan ervaringen met de stroomuitval

Natuurlijk zijn in gemeenten en regio’s de afgelopen jaren risico-inventarisaties uitgevoerd. De ramptypen ‘uitval

nutsvoorzieningen’ en ‘extreem weer’ scoorden in Twente als voorzienbaar ramptype met grote effecten ‘gemiddeld’,

zo bleek uit de Maatramp-inventarisatie van 2003. Enkele grotere stroomstoringen in 2003 en 2004 hadden er al toe

geleid dat er in Twente een specifieke aandachtspuntenlijst was opgesteld die kon worden gehanteerd bij prioriteiten-

bepaling voor de inzet van hulpdiensten bij stroomuitval. Van deze lijst is tijdens de stroomstoring in Haaksbergen

door het Regionaal Operationeel Team (ROT) veel gebruik gemaakt.

Page 22: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200622

een incident van deze omvang na kritische beschouwing

nog de nodige leerpunten met zich mee. De bereidheid tot

leren is bij alle betrokkenen groot. Om een groot deel van

die lessen te borgen is het genoemde ‘aandachtspunten-

lijstje’ in een werkgroep bestaande uit afgevaardigden

van de Hulpverleningsdienst Regio Twente, de gemeente

Haaksbergen, de ministeries van EZ en BZK en van

Essent, uitgewerkt tot het draaiboek ‘Aandachtspunten

bij (grootschalige) stroomuitval’.

Er bleek bijvoorbeeld al vrij snel dat er een aantal

afzonderlijke organisaties is die eigen informatie

verzamelen en verstrekken bij een grootschalige

stroomuitval. Informatie die voor de hulpdiensten en

de gemeente van belang (kan) zijn.

Een greep uit de ervaringen en daaruit getrokken lessen

van het Regionaal Operationeel Team die in het draaiboek

zijn terug te vinden:

• feitelijke, actuele informatie over de landelijke electri-

citeitsvoorziening wordt verstrekt via de website van

TenneT;

• Rijkswaterstaat is het aanspreekpunt voor de communi-

catie over de waterhuishouding en waterstanden;

• indien een oproep gedaan moet worden aan het publiek

om spaarzaam om te gaan met elektriciteit, wordt dit

door het ministerie van Economische Zaken uitgevoerd.

Rekening houden met uitgebreide vijfde kolom

De zogenaamde ‘vijfde kolom’ van de rampenbestrijding is

tijdens een stroomstoring groter dan in eerste instantie in

het ROT werd voorzien. Het is een meerwaarde als in de

voorbereiding op dit type incidenten al afspraken zijn

gemaakt over wie welke verantwoordelijkheden, bevoegd-

heden heeft en welke hulp de partijen kunnen bieden. Dit

is nu in het bedoelde draaiboek beschreven. Een tweede

punt dat in Twente naderhand vlot werd opgepakt is het

afstemmen van het calamiteitenplan van Essent op de

opschalingsprocedures. Het blijft echter niet bij plan-

vorming: in 2007 gaan Essent, de gemeenten en de hulp-

diensten samen de afspraken en procedures beoefenen.

Boodschappen van de betrokken organisaties

Inherent aan het grote aantal organisaties die naast de

gemeente en operationele diensten brandweer, politie

en gemeenten een taak heeft in de afhandeling van de

stroomuitval, is de problematiek van de woordvoering

richting pers en de bevolking. De afzonderlijke instanties

hebben elk hun eigen ‘boodschap’ over te brengen.

Ervaring is dat het vooral in de eerste uren lastig is deze

boodschappen voldoende op elkaar af te stemmen. Het is

sterk aan te bevelen om als ROT die voorlichtingacties aan

elkaar te verbinden door met de betrokkenen afspraken te

maken over wie, wat, wanneer en via welk communicatie-

kanaal (radio, website, huis aan huis brieven) naar buiten

brengt. Hierbij dient men zich te realiseren dat deze

activiteiten niet stoppen zodra de stroom ingeschakeld is.

Juist dán komen er praktische vragen over bijvoorbeeld

het in werking stellen van verwarmingsketels, over

juridische aansprakelijkheid en over schadeverhaal.

Verstandig is om bij de afschaling van een ROT hier

met de betrokkenen goede ‘overdrachtsafspraken’ over te

maken. Een belangrijke notie hierbij is eveneens dat er

dus een situatie kan blijven bestaan waarin er geen

GRIP-status meer is, er geen ROT aanwezig is maar de

Gemeentelijke Rampenstaf met haar Beleidsteam en

Managementteam wel degelijk nog actief zijn. Daaruit

blijkt tegelijkertijd de betrekkelijkheid van het gebruik van

de huidige operationeel georiënteerde GRIP-regeling.

Digitale ontsluiting risico-inventarisatie kwetsbare objecten

bij stroomuitval

Een ander belangrijk leerpunt was dat er behoefte is aan

een snelle inschatting van bij stroomuitval kwetsbare

objecten. De hulpverlening kan dan vlotter en effectiever

worden afgestemd. De gemeenten in Twente bereiden

daarom momenteel samen met Essent een risico-inventa-

risatie op objectniveau voor. Deze wordt door henzelf in

een regionaal digitaal informatiesysteem (Veiligheidsnet)

ingevoerd en bijgehouden. Via dat informatiesysteem

kunnen ROT-leden en de gemeenten deze informatie

vervolgens op elk moment oproepen en inzien.

De lessen als sneeuwbaleffect in Nederland

Verschillende regio’s hebben al tijdens de voorbereiding

en de repressieve fase hun voordeel kunnen doen met het

‘oude’ Twentse document met de aandachtspunten. Na

de stroomstoring in Haaksbergen ontstond dan ook snel

het idee om die aandachtspunten te actualiseren aan de

hand van de opgedane ervaringen. Eind 2006 heeft dit

draaiboek formeel zijn definitieve vorm. We hopen dat

de lessen uit Twente andere regio’s, gemeenten en

organisaties kunnen helpen bij de systematische voor-

bereiding op grootschalige stroomstoring: een soort van

‘sneeuwbaleffect’ van leerervaringen over Nederland…

om in de sfeer van het weekend van 25 november 2005 te

blijven.

TTeeaamm OOppeerraattiioonneellee VVoooorrbbeerreeiiddiinngg // TTeeaamm RRiissiiccoobbeehheeeerrssiinngg,,

HHuullppvveerrlleenniinnggssddiieennsstt RReeggiioo TTwweennttee

Page 23: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200623

Burgemeesters (z)onder stroom

Ter afronding van de opleiding Toegepaste Communicatiewetenschap aan de Universiteit Twente onderzocht

Jessica Zoethout, in opdracht van het Bestuurlijk Netwerk Crisisbeheersing, het optreden van de burgemeesters in

drie door de stroomstoring getroffen gemeenten, te weten Berkelland, Haaksbergen en Hulst.

Stroomstoringsincidenten zijn wereldwijd globaal

toenemende kwetsbaarheden die breed uitgelicht worden

in de media. Afgelopen zomer trof een langdurige storing

een gedeelte van New York, met alle gevolgen van dien.

Ook Nederland kampte afgelopen jaar met een groot

aantal storingen die slechts kortstondig het nieuws

hebben gehaald, maar die lokaal de nodige impact

hebben gehad. Bij een storing zijn alle ogen gericht op de

burgemeester die zich ten tijde van een stroomstoring

dient te ontpoppen tot het boegbeeld van de gemeente.

Rampen kunnen burgemeesters maken én breken.

Crises vragen nu eenmaal specifieke competenties van

burgemeesters. De persoonlijke kwaliteiten en vaardig-

heden van de burgemeester zijn van belang bij het

‘overleven’ van een stroomstoring. Niet alleen de storing,

maar ook de wijze waarop burgemeesters de crisis

aanpakken én de beeldvorming bij de burgers van het

incident zijn cruciaal.

Centrale vraag is: Aan welke competenties moet een

burgemeester voldoen wil hij op efficiënte en effectieve

wijze leiding geven tijdens een langdurige stroomstoring,

zodat hij voldoet aan de verwachtingen van de burger? De

Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) ‘bombardeert’

de burgemeester tot opperbevelhebber. Tijdens een

stroomstoring manoeuvreert een burgemeester zich in

het complexe proces van crisisbeheersing, waarbij hij

diverse rollen op zich neemt. Ongeacht de rol die een

burgemeester zich aanmeet, hij komt als bestuurder

volop in de schijnwerpers te staan, niet in de laatste plaats

als de stroom uitvalt.

Het onderzoek is gebaseerd op twee kwalitatieve methoden.

Ten eerste werden 25 willekeurig geselecteerde burgers

ondervraagd, het zogenaamde ‘focusgroepinterview’.

Ten tweede werden diepte-interviews met de betrokken

burgemeesters afgelegd.

Conclusie: de wettelijke context waarin mogelijkerwijs

een rol voor de burgemeester is weggelegd per gemeente,

varieert, zowel onder burgers als burgemeesters. Grofweg

valt te concluderen dat een langdurige stroomstoring als

die van 25 november 2005 leidt tot een maatschappelijke

ontwrichting, waarbij de zelfredzaamheid van de burger

tot uiting komt en duidelijk een rol voor de burgemeester

is weggelegd. Hoewel de percepties over deze rolinvulling

in de drie betrokken gemeenten verschillend zijn,

verwacht men in feite dezelfde vaderlijke rol. De contouren

van deze zogenaamde burgervader worden als het ware

verder ingekleurd door gewenste competenties. Burgers

en burgemeesters tezamen relateren informatieverstrek-

king als de kerncompetentie aan een burgemeester. De

burgers zijn eensgezind: ondanks het feit dat de stroom-

storing geen verschil maakte in de beeldvorming over

de burgemeester, wordt het wel gezien als een

uitgesproken moment om zich als burgemeester te

profileren. De burgemeesters hebben de indruk dat

burgers een positief beeld van hen hebben. Tussen

burgers en burgemeesters onderling vallen parallellen

te trekken. Vanuit verschillende invalshoeken trekken

beide partijen lessen, burgemeesters enerzijds vanuit

hun verantwoordelijkheid, burgers anderzijds vanuit

hun slachtofferrol. Deze perspectieven resulteren in

vele leermomenten. Saillant detail is het belang dat

burgers hechten aan een crisisplan, terwijl volgens de

burgemeesters dat slechts het halve werk is.

JJeessssiiccaa ZZooeetthhoouutt,,

studente Toegepaste Communicatiewetenschap,

Universiteit Twente ([email protected])

Page 24: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

24

Zeeland onder sneeuw

Op vrijdagavond 25 november trekt een gebied met

sneeuw en ijs over Terneuzen, Reimerswaal en Tholen,

in het oosten van Zeeland. Energiebedrijf Delta en

landelijk netwerkbeheerder TenneT gaan een druk

weekeinde tegemoet. Om half negen valt de stroom uit

in de gemeente Hulst en in een aantal kernen van de

gemeente Reimerswaal, als gevolg van breuken in de

hoogspanningsleidingen.

Vanaf vrijdagavond functioneert een Regionaal

Operationeel Team (ROT) in het coördinatiecentrum

te Middelburg. De gemeente Reimerswaal roept een

gemeentelijk beleidsteam bijeen. Als de situatie om 3.00

uur weer beheersbaar lijkt, wordt dit team afgeschaald.

Op verzoek van het ROT start ook Hulst het gemeentelijk

beleidsplan. Wanneer om 07.40 uur hier GRIP 3 wordt

afgekondigd, wordt de kernbezetting van de provinciale

rampenstaf bijeengeroepen. Energiebedrijf Delta start

haar eigen crisisorganisatie op als duidelijk wordt dat

een volledig herstel zeker 24 uur in beslag zou kunnen

nemen. De organisatie wordt paraat gemaakt, nood-

aggregaten en storingsteams worden opgeroepen.

Informatie en communicatie

De gemeente Hulst buigt zich onder andere over de

vragen hoe de bevolking kan worden geïnformeerd, hoe

hulpbehoevenden in beeld kunnen worden gebracht en

welke zorg zij nodig hebben. Voor de gemeentelijke

voorlichting wordt, conform een bestaande overeenkomst,

het callcenter van Delta ingeschakeld. Het krijgt hiermee

een dubbelrol, omdat het gelijktijdig ook fungeert als call

center voor Delta zelf. Omroep Zeeland wordt al snel als

rampenzender ingesteld. De burgemeester van Hulst

gebruikt de zender om de situatie in zijn gemeente uit

te leggen en om aan te geven wat inwoners kunnen

doen. Hij richt zijn aandacht hierbij ook op de Vlaamse

gemeenten. De gouverneur van Oost-Vlaanderen wordt

door de provincie geïnformeerd. Om inwoners te kunnen

opvangen worden locaties ingericht, die zijn voorzien van

elektriciteit. Brandweer en politiewagens rijden rond

om bewoners hiervan op de hoogte te stellen. Via de

huisartsen en de thuiszorg wordt geprobeerd informatie

over hulpbehoevenden te achterhalen, deze gegevens

komen niet beschikbaar. Men blijft het proberen.

Ondertussen worden inwoners opgeroepen om buren

en familie te helpen.

De gevolgen van de stroomstoring zijn voelbaar in heel

Zeeland. Chemische bedrijven (Dow Chemical en Air

Products) houden rekening met een shut-down. Door de

herstelwerkzaamheden in Reimerswaal blijven de A58,

een aantal secundaire wegen, de spoorwegverbinding en

het Schelde-Rijnkanaal afgesloten. Het blijkt dat een

groep van 80 Natres soldaten voor een oefening in

Zeeuws-Vlaanderen is. De politie zet deze groep in

voor bewakingsopdrachten en voor de afzetting van de

verkeersroutes.

Coördinatie op provinciaal niveau

De druk op de informatievoorziening neemt toe. Vanuit

de overige gemeenten rijzen vragen over de afsluitingen,

de inzet van militairen en de prognoses over het herstel

van de elektriciteitsvoorzieningen. In overleg met de

Operationeel Leider besluit de burgemeester van Hulst

om 11.40 om op te schalen naar GRIP 4. De burgemeester

heeft zijn handen vol aan de situatie in zijn eigen gemeente.

Omdat de kernbezetting van de provinciale rampenstaf al

bijeen is, wordt besloten dat de provincie de bestuurlijke

coördinatie op zich neemt. De waarnemend Commissaris

van de Koningin krijgt hiermee de rol van “coördinerend

bestuurder”. Hij treedt op als woordvoerder voor de

provincie en de gemeenten. Ieder uur verzorgt Omroep

Zeeland een nieuwsbulletin waarin de vorderingen van de

herstelwerkzaamheden worden toegelicht en vragen van

inwoners worden beantwoord. Dat is nodig, voor veel

inwoners is de situatie onduidelijk wat blijkt uit de vele

De stroomuitval in Haaksbergen kreeg veel aandacht in de media. Maar ook de provincie Zeeland kende

grote problemen: in de gemeente Hulst kwamen ongeveer 30.000 inwoners zonder stroom te zitten, een

groot aantal huishoudens zelfs meer dan 24 uur. In Reimerswaal braken als gevolg van ijzel en harde

wind de hoogspanningsleidingen waarna de belangrijkste verkeersroutes: de A58, de spoorverbinding

en het Schelde-Rijnkanaal, werden afgesloten. Een evaluatie van het functioneren van de Zeeuwse

rampbestrijdingsorganisatie.

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Zeeland (z)onder hoogspanning

Page 25: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

25

vragen die er bij de omroep en het call center binnen-

komen. Het provinciaal coördinatiecentrum neemt

contact op met het ministerie van BZK om gebruik te

mogen maken van de rampenwebsite www.crisis.nl. Dit

verzoek wordt afgewezen omdat de website ook niet voor

de situatie in Haaksbergen en andere probleemgebieden

is ingezet. Als alternatief wordt op de websites van de

hulpverleningsdiensten informatie geplaatst.

Terug naar de orde van de dag

Zaterdag omstreeks 18.00 uur is de situatie in Reimers-

waal weer grotendeels op orde. De vaar-, spoor- en

verkeerswegen zijn weer toegankelijk. Aan het begin

van de avond zijn de inwoners van Hulst voorzien van

noodstroom en wordt teruggeschaald naar GRIP 3.

Zondag worden de laatste herstelwerkzaamheden

uitgevoerd. De maandag daarop is alles weer normaal.

Wat nog rest is de evaluatie.

In de provincie/veiligheidsregio Zeeland functioneert al

enkele jaren de zogenaamde Q-organisatie. Deze organisatie

is ondergebracht bij de provincie en opgezet om het

kwaliteitsniveau van de crisisorganisatie systematisch te

verbeteren. Bestuurlijke oefeningen en feitelijke incidenten

worden geëvalueerd. LogicaCMG is ingehuurd voor de

uitvoering. Bij de evaluatie van het stroomstorings-

weekend hebben alle betrokken partijen een interne

evaluatie uitgevoerd aan de hand van de standaard vragen-

lijst van de Q-organisatie. Adviesbureau van Dijke heeft

aanvullende interviews gehouden. LogicaCMG heeft alle

resultaten samengevoegd en heeft de verbeterpunten

geformuleerd.

Uit de algemene conclusie blijkt dat verschillende regionale

rampenoefeningen hun vruchten hebben afgeworpen.

De Zeeuwse crisisbestrijdingsorganisatie is ervaren en

geoefend en heeft daardoor over het geheel beschouwd

goed gefunctioneerd. Men kent elkaar, weet elkaar snel

te vinden. De coördinerende rol van de provincie werkte

goed, zonder dat daarmee tekort werd gedaan aan de rol

van de gemeentelijke beleidsteams.

De stroomstoring leverde ook veel leerpunten op. Deze

punten zijn omgezet in aanbevelingen zoals: maak

afspraken die moeten zorgdragen voor de identificatie van

hulpbehoevenden, neem initiatief tot het maken van pools

van hulpmiddelen en maak afspraken over de rol van de

provincie als coördinerend bestuurder. Ook de onderlinge

communicatie kan worden verbeterd, waarbij met name

organisaties als waterschappen, Delta en TenneT moeten

worden betrokken. Het evaluatierapport is aangeboden

aan de voorzitter van het bestuur van de Zeeuwse

Veiligheidsregio. De veiligheidsregio wordt daarmee

uitgedaagd om de kwaliteit van de crisisbeheersings-

organisatie in Zeeland verder te verhogen!

SSjjaaaakk PPoorrtteeggiieess,,

medewerker kwaliteitszorg crisisbeheersing, afdeling Kabinet,

Juridische Zaken en Bestuursondersteuning van de provincie

Zeeland.

Voor meer info en het evaluatierapport mail:

[email protected]

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Page 26: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

26

Inleiding

Na de stroomstoring in Haaksbergen zijn er evaluatie-

rapporten verschenen van onder meer de gemeente

Haaksbergen, de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

en de Directie Toezicht Energie (DTe). Ook de netbeheerder

Essent heeft een aantal interne onderzoeken laten

uitvoeren. Over de resultaten is onder meer bericht in

deze Nieuwsbrief (april 2006). Een analyse van de

verantwoordelijkheidstoedeling in de evaluaties van

de stroomstoring in Haaksbergen.

Verantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid is een gangbaar begrip in het

dagelijkse leven. Gangbaar, maar daarmee nog niet

ondubbelzinnig. Verantwoordelijkheid kan worden

gedefinieerd als taak, als capaciteit, als deugd, als aan-

sprakelijkheid of schuld en zelfs als oorzaak. Daarom is

het ook niet raar dat verantwoordelijkheden vaak worden

afgeschoven of doorgeschoven. Zo werd al gedurende

het ‘rampweekend’ in Haaksbergen door verschillende

betrokkenen gepingpongd met de verantwoordelijkheids-

vraag.

Een factor die de discussie over verantwoordelijkheden

compliceert is dat het zeker bij infrastructurele systemen

als de energievoorziening gaat om institutionele actoren:

energiebedrijven, toeleveringsbedrijven, distributie-

bedrijven, lokale en nationale overheden.

En dan geldt al gauw het probleem van de vele handen. Er

kan op zoveel plaatsen iets mis gaan dat het vaak vrijwel

onmogelijk is om vast te stellen wie verantwoordelijk is

voor het falen van een systeem. Dat moge zo zijn, in de

praktijk van vandaag bestaat brede maatschappelijke en

politieke consensus over de mogelijkheid en zelfs de nood-

zaak om juridische en morele verantwoordelijkheid toe te

schrijven aan collectieve actoren, zoals energiebedrijven,

lokale en/of regionale overheden. Betekenisvolle begrippen

om die vormen van verantwoordelijkheid te omschrijven

zijn resultaat-verantwoordelijkheid en herstel-verantwoor-

delijkheid. Resultaat-verantwoordelijkheid betekent dat

instituties aangesproken kunnen en moeten worden op

het resultaat van hun activiteiten, ook in die gevallen

dat zij niet direct causaal verantwoordelijk zijn voor

de ontstane situatie, zoals wellicht het geval was in

Haaksbergen. Herstel-verantwoordelijkheid impliceert

dat de betreffende actoren ervoor dienen te zorgen

dat de schade zo spoedig mogelijk wordt hersteld of

gecompenseerd.

Verantwoordelijkheidstoedeling in de evaluaties van de

stroomstoring in Haaksbergen

In de evaluaties komt de verantwoordelijkheidsvraag voor-

namelijk aan de orde vanuit een pragmatisch perspectief:

wat moet volgende keer anders of beter? De rapporten

ademen daarbij een geruststellende toon. Het is teveel

gezegd dat de diverse rapporten erop gericht zijn het eigen

straatje schoon te vegen en de verantwoordelijkheid door

te schuiven naar een of meer van de andere betrokken

partijen. Wel kan worden vastgesteld dat betrokkenen

op hoofdlijnen tevreden zijn over de eigen wijze van

opereren. Uiteraard worden verbeterpunten geconstateerd,

maar nergens worden in de eigen organisatie grote of

essentiële fouten waargenomen. En waar zaken niet

perfect zijn gegaan wordt dat primair toegeschreven aan

gebrekkige communicatie. Daarbij wordt vooral naar de

netbeheerder (Essent) gewezen. Nu is dat ook weer niet

helemaal verwonderlijk, omdat de netbeheerder de

belangrijkste uitvoerende rol had in het herstellen van

de stroomvoorziening en ook in de zorg voor noodstroom-

aggregaten. De verantwoordelijkheidstoedeling rond de

plaatsing van deze aggregaten was formeel goed geregeld.

De technische verantwoordelijkheid hiervoor lag bij de

netbeheerder. Toch leidde de uitvoering tot problemen

en discussies met de gemeente over de vraag waar en

in welke volgorde de aggregaten geplaatst moesten

worden, ook al omdat het aantal beschikbare aggregaten

onvoldoende was. Terecht concluderen alle evaluaties dan

ook dat nader overleg, afstemming en besluitvorming

nodig zijn over de verantwoordelijkheid voor zowel beleid

als uitvoering bij de inzet van noodaggregaten.

Overigens is netbeheerder Essent de enige instantie die

een minder geruststellend geluid laat horen. Jan Peters,

directeur Asset Management, schrijft dat het hoogspan-

ningsnet aan de rand van de afgrond heeft gestaan

(Nieuwsbrief Crisisbeheersing, april 2006). Als dat werkelijk

zo is, dan is het de vraag of en in hoeverre maatregelen

getroffen worden om herhaling van deze bijna-catastrofe

te voorkomen. Een van de meest opvallende conclusies uit

de analyse van de evaluatierapporten is dan ook dat deze

uitspraak van de netbeheerder door anderen kennelijk

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Betrokkenen pingpongen met de

verantwoordelijkheidsvraag

De verantwoordelijkheidsvraag bijde stroomstoring in Haaksbergen

Page 27: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200627

voor kennisgeving wordt aangenomen. De urgentie die er

uit spreekt kan toch niet alleen de verantwoordelijkheid

van de netbeheerder zijn! Toch leggen alle betrokken

partijen en instanties beide vormen van verantwoordelijk-

heid (resultaat en herstel) vrijwel exclusief bij de net-

beheerder. Dat geldt overigens ook voor de netbeheerder

zelf. Op geen enkele wijze tracht Essent verantwoordelijk-

heden af te schuiven naar andere organisaties. Deze

verantwoordelijkheidstoedeling is formeel terug te

voeren op de artikelen 1 en 2 van de Elektriciteitswet 1998:

“De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de

netten in het voor hem krachtens artikel 36 vastgestelde

gebied tot taak etc.….”.

Rol van overheden en burgers

Tijdens de stroomstoring in Haaksbergen klaagden zowel

regionale als nationale politici over de ontstane situatie

en sommigen koppelden daaraan de wens, zo niet de eis,

dat dergelijke stroomstoringen binnen 24 uur dienden te

worden opgelost door de netbeheerder. Wie dit hoort, zou

bijna gaan geloven dat de betrokken overheden zelf geen

enkele resultaat- of herstelverantwoordelijkheid meer

zouden dragen. Maar is het inderdaad zo vanzelfsprekend

dat deze verantwoordelijkheden uitsluitend bij de net-

beheerder liggen? Uiteraard beschikt de netbeheerder over

de technische deskundigheid en ervaring. Maar gegeven

het essentiële belang van een samenleving bij een infra-

structurele voorziening als de energievoorziening, kan en

mag een overheid zich niet onttrekken aan resultaat- en

herstel-verantwoordelijkheid in ruimere zin. Zij heeft dan

wel gekozen voor het geliberaliseerde maatschappelijk

arrangement waarin de netbeheerder de bij wet vastgelegde

taken mag en moet vervullen. Maar daarnaast houden

overheden en politici een eigen verantwoordelijkheid.

De Elektriciteitswet is daarover duidelijk: in laatste

instantie kan de Minister bevoegdheden naar zich

toehalen (Elektriciteitswet, Hoofdstuk 3, artikelen 13 en

13a). Het is eveneens voorstelbaar dat burgers de overheid

aanspreken op haar verantwoordelijkheid indien een

netbeheerder er niet in slaagt de eigen resultaat- en

herstelverantwoordelijkheid op voldoende wijze te

realiseren. Dat kan leiden van financiële claims tot

voorstellen voor een ander institutioneel arrangement

voor de energievoorziening.

De verantwoordelijkheden van overheden en net-

beheerder impliceren op hun beurt nu ook weer niet

dat de burger als gebruiker van het elektriciteitsnet

geen eigen verantwoordelijkheid heeft om maatregelen

te nemen in geval van (langdurige) stroomuitval. In veel

gevallen wordt die verantwoordelijkheid ook genomen.

Zo hebben alle ziekenhuizen eigen noodaggregaten.

Dat geldt ook voor veel boeren die op deze wijze kunnen

zorgen voor bijvoorbeeld koeling of het gebruik van

melkmachines. Van burgers die extra kwetsbaar zijn voor

stroomuitval – bijvoorbeeld vanwege een winkel met

bederfelijke waren – mag gevraagd worden dat zij tot een

nader vast te stellen maximum zelf over voorzieningen

beschikken voor het opwekken van noodstroom.

Zo hebben netbeheerders, overheden en burgers ook in

tijden van crisis een eigen verantwoordelijkheid.

KKooooss vvaann ddeerr BBrruuggggeenn,,

sectie Filosofie, TU Delft

Deze bijdrage is geschreven in het kader van het Programma

Next Generation Infrastructures

Ook burgers hebben

verantwoordelijkheden tijdens crisis

Page 28: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

28

Voorgeschiedenis

In het project Bescherming vitale infrastructuur wordt

samengewerkt door tien ministeries met een speciale

verantwoordelijkheid voor onderdelen van de vitale

infrastructuur. Het departement van EZ bijvoorbeeld

draagt verantwoordelijkheid voor energie en telecom.

Het departement van VROM is verantwoordelijk voor de

chemie en de waterleidingsector. Het ministerie van BZK

coördineert dit project. Bij de ontwikkeling van beleid ter

bescherming van de vitale infrastructuren constateerden

deze departementen dat er een impuls nodig is voor

security. Bij security gaat het om dreigingen als gevolg

van moedwillig menselijk handelen. Dit kan variëren van

criminaliteit zoals cybercrime tot aan terrorisme. Daarbij

is van belang dat de dreiging van buitenaf kan komen,

maar ook van binnenuit, vanuit de eigen werknemers.

Deze impuls moet zorgen dat vitale sectoren meer

aandacht gaan besteden aan security, en daardoor meer

kennis krijgen en ook effectievere maatregelen nemen

tegen dreigingen door moedwillig menselijk handelen.

Om hierin te voorzien wordt NAVI ingericht. NAVI is

gericht op laagdrempelig adviseren en ondersteunen van

eigenaren en exploitanten van vitale infrastructuren en

staat ten dienste van de uitvoeringspraktijk.

Welke partijen in NAVI?

NAVI is een samenwerkingsverband op het gebied van

security van overheidsdiensten en bedrijven uit onze vitale

infrastructuur. De overheidsdiensten zijn in ieder geval de

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb), de

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en

het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). Verkend

wordt of ook de Militaire Inlichtingen- en Veiligheids-

dienst (MIVD), de regionale politiekorpsen en de

Koninklijke Marechaussee kunnen participeren in het

NAVI-verband. De vitale sectoren zijn sectoren als de

banken, de chemie, de waterleidingssector en de energie-

sector. Dit samenwerkingsverband wordt ondersteund

door de departementen die verantwoordelijkheid dragen

voor deze vitale sectoren en door VNO-NCW als vertegen-

woordiger van het bedrijfsleven.

Wat is NAVI?

Het doel van het NAVI is om op een bestendige en

structurele bijdrage te leveren aan de bescherming van

de vitale infrastructuur in Nederland tegen dreigingen

door moedwillig menselijk handelen, zoals met name

criminele handelingen en terrorisme, op basis van vragen

en verzoeken om assistentie vanuit de bij het NAVI

aangesloten sectoren. Het gaat bij dit moedwillig

menselijk handelen niet alleen om dreigingen van fysieke

aard, of om aantasting van de organisatie, maar ook

dreigingen via internet en beïnvloeding van proces-

besturingssystemen, de zogenoemde cybercrime. Voor

het laatste wordt samengewerkt met het Nationaal

Informatieknooppunt CyberCrime (NICC) dat in de

nieuwsbrief van september 2006 is beschreven.

Inbreng deelnemers

Eigenaren en beheerders van vitale infrastructuren

worden uitgenodigd om (onder andere) informatie aan te

leveren aangaande:

• risico- en dreigingsanalyse methodieken;

• beveiligingsoplossingen;

• lessen naar aanleiding van (bijna) incidenten

(ook in internationale zin);

• best practices;

• crisismanagement arrangementen;

• test- en trainingsmethodieken.

Politie, KLPD, AIVD en NCTb zullen informatie aan

leveren aangaande ontwikkelingen, trends en wijzigingen

in modus operandi die zij binnen de uitoefening van hun

kerntaken onderkennen. Het gaat daarbij om informatie

die van invloed kan zijn op de keuze van beveiligings-

maatregelen en de aard en kwaliteit van beveiligings-

oplossingen in de vitale sectoren. Informatie dus, die

andere spelers in staat stellen beter te anticiperen en

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Samenwerken in Nationaal AdviescentrumVitale Infrastructuren (NAVI)

Op 3 november jl. heeft de ministerraad ingestemd met het voorstel om het Nationaal Adviescentrum Vitale

Infrastructuren (NAVI) voor een periode van twee jaar onder verantwoordelijkheid van de minister van BZK

als pilot in te richten. Dit is goed nieuws voor iedereen die de beveiliging van vitale sectoren een warm hart

toedraagt. In de aanloop naar de ministerraad is gebleken dat dit heel veel partijen zijn.

Impuls nodig voor security, namelijk

dreigingen door moedwillig menselijk handelen

Page 29: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200629

slagvaardiger te beveiligen. Geanonimiseerde cases

kunnen als studiemateriaal dienen.

GOVCERT.NL zal voor cybercrime haar expertise

beschikbaar stellen.

Wat is NAVI niet

Om misverstanden te komen: NAVI is geen organisatie

die tot doel heeft bij concrete en in de tijd waarschijnlijke

feitelijke dreigingen tegen een concreet object of

organisatie in te grijpen, op te sporen of te waarschuwen.

NAVI heeft geen operationele taken en verantwoordelijk-

heden. NAVI is evenmin een beleidsorgaan dat wetten en

regels voorstelt en maatregelen aan vitale sectoren oplegt.

Deze taken liggen bij de betrokken departementen. NAVI

stelt geen regels, vaardigt geen normen uit, houdt geen

toezicht en is geen certificerende instelling. Zij zal bij

processen in die kaders wel een kennisverstrekkende

en ondersteunende rol kunnen en willen spelen.

Tot slot, het is niet de bedoeling dat NAVI taken en

activiteiten van bestaande organisaties gaat overnemen.

Pilot voor twee jaar

NAVI wordt ingericht als pilot tot eind 2008 onder

verantwoordelijkheid van de minister van BZK. De pilot-

organisatie moet goed herkenbaar zijn voor het vitale

bedrijfsleven en ook herkenbaar voor de betrokken

overheidsdiensten (AIVD, KLPD, NCTb en politie).

NAVI is qua uitstraling geen beleidsorganisatie, maar een

organisatie dicht bij de uitvoeringspraktijk rond security

en securitymaatregelen. Bij de inrichting van de tijdelijke

organisatie is essentieel dat in de werkomgeving (waar-

onder de ICT-huishouding en de fysieke beveiliging)

gewerkt kan worden met vertrouwelijke informatie.

Vanuit overheidszijde zullen voor deze periode, naast

deelname vanuit de deelnemende overheidsorganisaties,

middelen ter beschikking worden gesteld ter financiering

van het NAVI personeel, de infrastructuur, de product-

ontwikkeling en de activiteiten. Vanuit de zijde van de vitale

infrastructuren (privaat en publiek) wordt in deze periode

inbreng geleverd in de vorm van kennis en informatie.

Evaluatie

Aan het einde van deze periode zal een gezamenlijke

evaluatie plaatsvinden om te kijken of de samenwerking

binnen NAVI in voldoende mate tot wasdom is gekomen.

Op basis van de evaluatie wordt besloten over de definitieve

vorm, plaatsing en financiering van NAVI.

Het lange termijnbeeld voor het NAVI is om te komen tot

een zelfstandige, goed functionerende, vraaggestuurde

organisatie voor verbetering van security bij bedrijven

in de vitale infrastructuur, op basis van publiek private

samenwerking.

Kortom: met de inrichting van NAVI is een stevige impuls

gegeven aan de bescherming van de vitale infrastructuren

in Nederland.

WWiilllliiëëtt BBrroouuwweerr,,

projectleider NAVI, directie Crisisbeheersing, ministerie van

BZK (tel. 070 426 7032; email: [email protected])

Voor de gemeente Eindhoven is een bomruiming in de

loop der jaren een routineklus geworden. Zo ook begin

november toen de Explosieven Opruimingsdienst EOD

aan de rand van de nieuwe woonwijk Meerhoven drie

duizendponders uit de Tweede Wereldoorlog moest

ruimen. Naast de gebruikelijke communicatiemiddelen

zoals bewonersbrief, informatieavond en voorlichtings-

publicaties, zette Eindhoven voor het eerst de website

www.crisis.nl en SMS-alert in. Deze beide diensten

werden ‘geleend’ van het ministerie van BZK

(Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie).

Bij de bomruiming op 2 november moesten de bewoners

van 201 huizen een ochtend elders onderdak zoeken; op 7

november ging het om 657 woningen en bedrijfspanden.

In totaal meldden zich ongeveer 500 personen aan op de

SMS-berichtendienst. Ongetwijfeld waren zij blij verrast

door het bericht van de burgemeester halverwege de

ochtend “dat de bomruiming eerder dan verwacht met

succes was afgerond en het afgezette gebied weer

toegankelijk was”. De primeur van de inzet van SMS-alert

als eigentijds, snel communicatiemiddel kreeg in de

regionale pers veel aandacht.

De voorlopige evaluatie van het communicatieproces

leert dat de gemeente ook bij een volgende bomruiming

de SMS-berichtendienst zal inzetten. Een enquête onder

de bewoners van de ontruimde gebieden kan aantonen

wat zij van de ingezette communicatiemiddelen en

aangeboden informatie vinden. Voor meer informatie:

bij de gemeente Eindhoven Corine van de Putten, e-mail

[email protected], en bij het ERC Nico de Gouw

[email protected].

Eindhoven zet bij bomruiming crisissiteen SMS-alert in

Page 30: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200630

In een restaurant klinkt gezellig geroezemoes totdat de

ober in paniek de keuken uitkomt. Er is brand. Iedereen

moet zo snel mogelijk het pand verlaten. Zo begint een

brandweeroefening in Groenekan. Een gewone oefening,

zou je zeggen, of toch niet?

Midden in de samenleving

De man die als eerste bij de uitgang is, wordt gelanceerd

(en komt zacht op de dikke mat terecht die er voor de

oefening is neergelegd) omdat de wielen van zijn rolstoel

achter een drempel blijven steken. Achter hem ontstaat

stremming. De paniek neemt toe. Er vallen stoelen op de

grond. Een jonge vrouw in een elektrische rolstoel kan nu

geen kant meer op.

Hoe moet de brandweer hiermee omgaan? Dat is nog

onontgonnen terrein, hoewel rampenbestrijders er wel

mee te maken krijgen. Door vermaatschappelijking van

de zorg wonen immers steeds meer mensen met een

handicap –ruim 1,8 miljoen (!)- zelfstandig en midden in

de samenleving.

Draagvlak

De brandweer in De Bilt werd er indringend mee

geconfronteerd. Commandant Bron: “Er waren twee

incidenten waarbij mensen met een handicap zijn

omgekomen. Zij konden hun huis niet op tijd verlaten.”

In diezelfde periode nam de gemeenteraad, op initiatief

van het gemeentelijke gehandicaptenplatform, de Notitie

Toegankelijkheid aan. Een van de actiepunten behelst

samenwerking tussen het platform en de brandweer.

Burgemeester Tchernoff is hier groot voorstander van.

“Het leidt tot wederzijdse bewustwording”, zo licht hij toe.

“De brandweer ontdekt waar het bij mensen met een

handicap om kan gaan en mensen met een handicap gaan

zich realiseren wat ze zelf kunnen doen.”

Rampen en gehandicapten – oefenen vanlevensbelang!

Hoe is de veiligheid geregeld van de 1,8 miljoen mensen met een handicap die zelfstandig wonen? Het

brandweerkorps in De Bilt heeft als één van de eersten die handschoen opgepakt. In samenwerking met de

Taskforce Handicap en Samenleving maakt men zich ook sterk voor landelijk beleid.

Page 31: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200631

De actuele ontwikkelingen op het gebied van crisis-

beheersing benadrukken de noodzaak tot een zorgvuldige

voorbereiding op mogelijke incidenten door de bij crisis-

beheersing betrokken instanties. In het bijzonder wordt

de noodzaak tot een goede samenwerking tussen de

verschillende instanties onderstreept. Een van de sporen

waarlangs gewerkt kan worden om tot een optimale

voorbereiding op mogelijke incidenten te komen, is het

multidisciplinair oefenen.

Gezien het grote belang dat het ministerie van Binnen-

landse Zaken en Koninkrijksrelaties hecht aan een

adequate voorbereiding op mogelijke incidenten van de

bij crisisbeheersing betrokken instanties, is de looptijd

van de subsidie wederom met een jaar verlengd.

Subsidieaanvragen kunnen daarom tot uiterlijk 1 november

2007 bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties worden ingediend.

Alle decentrale overheden (inclusief waterschappen) en

regionale hulpverleningsdiensten (brandweer, politie-

korpsen, GHOR) kunnen een subsidieaanvraag indienen.

De voorkeur gaat uit naar multidisciplinaire oefeningen

in de breedste zin, waar bijvoorbeeld ook waterschappen,

het ministerie van Defensie, het Openbaar Ministerie

en/of het bedrijfsleven bij worden betrokken.

Voor meer informatie, een checklist en een overzicht

van de voorwaarden wordt u verwezen naar de website

van het Steunpunt Effectief Oefenen

(http://www.effectiefoefenen.nl).

Als contactpersoon voor deze subsidie fungeert de

heer W.J.C. van der Putten,

([email protected], tel. 06-18307832).

Subsidie multidisciplinair oefenen wegens succeswederom verlengd

Leermomenten

De brandweer heeft inmiddels meerdere oefeningen

gehouden. Daaraan namen ook mensen met een handicap

deel. Brandweermensen konden zo reddingstechnieken

uitproberen en schroom overwinnen. Bijvoorbeeld bij de

redding van een vrouw met een kunstbeen. Ze had dat

naast haar op de grond gelegd. De brandweer droeg haar

op een houten plank naar buiten, terwijl ze gemakkelijk

en sneller gewoon opgetild had kunnen worden.

Landelijke aandacht

In samenwerking met de Taskforce Handicap en

Samenleving maakt Brandweer De Bilt zich sterk voor

aandacht voor deze doelgroep bij andere korpsen. Ook

landelijk moet er nog veel gebeuren. Bron: “Als de

oefeningen in de Oefenbank van het Ministerie van

Binnenlandse Zaken worden opgenomen, kunnen ook

andere korpsen ermee aan de slag. Ik ben er ook groot

voorstander van dat er in de opleiding van brandweer-

mensen structureel aandacht komt voor mensen met een

handicap. En de factor tijd blijft van wezenlijk belang. Als

bij de melding duidelijk is dat het gaat om iemand met

een handicap, in plaats van daar ter plekke achter te

komen, kunnen direct twee auto’s gestuurd worden. We

moeten als brandweer kunnen blijven garanderen dat we

uiterlijk binnen acht minuten ter plaatse zijn.” Hij voegt

toe: “Hulpverlening aan mensen met een handicap kost

meer tijd. We kunnen niet alles voorkomen, maar we

kunnen wel zorgen dat we goed zijn voorbereid.”

HHeelleeeenn vvaann TTiillbbuurrgg

De Taskforce Handicap en Samenleving is door het kabinet

ingesteld en wil dat mensen met een handicap kunnen

meedoen in de samenleving. Veiligheid bij calamiteiten is één

van de speerpunten.

Meer informatie:

www.handicapensamenleving.nl

www.debilt.nl/brandweer

Page 32: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

32

Feitenrelaas

De Vierdaagse van Nijmegen werd in de week van maandag

17 juli tot en met vrijdag 21 juli voor de negentigste keer

georganiseerd. Het is een warme week en op maandag

raken tijdens een file op de Waalbrug autoreizigers

oververhit en een aantal van hen onwel. De warmte en

dit incident nopen de organisatoren van de Vierdaagse

(St4D) om de lopers te adviseren om veel te drinken en

de aanmeldtijd met één uur te verlengen.

Op dinsdag 18 juli vertrokken 44.015 lopers op jacht naar

het felbegeerde kruisje. De verwachte hitte voor woensdag

19 juli (33°C) geeft het bestuur van de St4D aanleiding om

het hittedraaiboek voor de woensdag in werking te stellen.

Er zijn naar hun oordeel geen extra maatregelen nodig.

Ongeveer op dat moment (12.00 uur) melden centralisten

aan het hoofd Meldkamer ambulancedienst dat er meer

meldingen binnenkomen dan normaal. Daarbij is een

duidelijk patroon waarneembaar: veel wandelaars hebben

hittegerelateerde medische problemen. Er wordt extra

ambulancecapaciteit ingezet, maar er is nog geen reden

voor paniek. Rond drieën verandert het beeld. Het aantal

meldingen neemt toe en de 112-centrale in Driebergen kan

het aantal meldingen niet meer aan. Meldingen van het

parcours luiden: “mensen vallen bij bosjes neer”. Al snel

valt het besluit om naar GRIP-11 op te schalen en worden

twee geneeskundige combinaties via de meldkamer opge-

roepen. Kort daarop neemt de roep om extra ambulance-

inzet toe. Iets na vieren wordt GRIP-2 afgekondigd en

wordt het regionaal operationeel team gealarmeerd. Rond

vijven raken de twee Nijmeegse ziekenhuizen vol. Om

half zes wordt bekend dat er één dodelijk slachtoffer is

gevallen.

Uiteindelijk blijken 250 mensen onwel te zijn geworden

op het laatste deel van de route. Vijf lopers zijn gereani-

meerd, van wie er twee zijn overleden. In totaal zijn er 54

ziekenhuisopnames. Die avond wordt door het bestuur

van de St4D besloten om de Vierdaagse af te gelasten.

Onderzoeken

De burgemeester Ter Horst van Nijmegen geeft de

gemeentesecretaris de opdracht de gebeurtenissen van

die dag en alles wat daarmee te maken heeft, goed te

onderzoeken2. In dit artikel zal ik ingaan op dit rapport

en me beperken tot de GHOR.

Het voortraject

In de vergunning van de gemeente Nijmegen staat te

lezen dat de GHOR gedurende het evenement de

algehele geneeskundige regie en coördinatie heeft. De

algemene coördinatie door de GHOR houdt volgens het

eigen draaiboek van de GHOR Gelderland-Zuid in het

coördineren van de totale geneeskundige hulpverlening;

contactpersoon en gesprekspartner voor alle organisaties

betrokken bij de vierdaagse; overleg met die organisaties

en zorg dragen voor de geneeskundige coördinatie bij

onverhoopte incidenten en calamiteiten.

Niet duidelijk is of de regie en coördinatie van de GHOR

alleen geldt vanaf het moment dat er een incident

bestreden moet worden. Niet duidelijk is verder of

deze regie ook betrekking heeft op de inzet van de

medewerkers van het Nederlands Rode Kruis (NRK) en

Defensie. De vergunning zegt verder dat de organisatie

van de Vierdaagse wandelmars zelf “zorg draagt” voor

de inzet van de NRK-medewerkers.

De GHOR maakt bij advisering voor de vergunning

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

De GHOR en publieksevenementen: de Vierdaagse 2006

De zomer van 2006 was een seizoen vol extremen. De maanden juli en september gaven recordtemperaturen

terwijl augustus weer extreem vochtig was. Extreem weer kan ons allen parten spelen en we bereiden ons er

op voor. Bij veel warmte drink je veel en zoek je de schaduw op. Mag ik er bij grootschalige evenementen als

burger/deelnemer op vertrouwen dat de overheid en de organisatoren er van hun kant alles aan gedaan

hebben om een veilig verloop zeker te stellen? Een goede casus daarbij is de Vierdaagse 2006, waarbij door

de extreme hitte een aantal slachtoffers is gevallen.

1 Bij GRIP-1 wordt alleen op het plaats van het incident een operationele staf ingericht. Er is (nog) geen operationele leider, er

wordt op collegiale wijze samengewerkt.2 Evaluatie Vierdaagse 2006 (Nijmegen, 3 oktober 2006).

GHOR in voorbereiding de regie?

Page 33: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 200633

gebruik van de landelijke “Handreiking geneeskundige

advisering publieksevenementen”. Het advies van de

GHOR is, anders dan andere gevraagde adviezen, in

zijn geheel als advies in de vergunning weergegeven. De

adviezen van politie en brandweer staan in de vergunning

als bindend vermeld. Het GHOR-advies niet. Het laat

de organisator vrij in het volgen ervan. Overigens houdt

de St4D zich in de praktijk onverkort aan deze GHOR-

adviezen.

Tijdens

Op maandag 17 juli heeft de GHOR eerst telefonisch

en later in het medisch overleg contact met het hoofd

medische zaken van de St4D. Omdat er binnen de GHOR

zorgen zijn over het voorspelde warme weer, neemt de

GHOR ter ondersteuning een GGD-arts naar het medisch

overleg mee om te kunnen adviseren op dit gebied. Deze

arts ziet zichzelf niet als een specifieke expert als het gaat

om wat zeer warm weer voor de lopers betekent.

De GHOR informeert tijdens het overleg naar de voor-

zorgsmaatregelen van de St4D. Op basis van dit overleg

concludeert de GHOR dat de St4D in de voorbereiding

en besluitvorming (om de route niet in te korten en

militairen met bepakking te laten lopen) voldoende zorg-

vuldigheid op medisch gebied heeft betracht. Naderhand

geeft de GHOR aan dat niet duidelijk is hoe ver de

adviserende rol van de GHOR reikt.

De onderzoekers merken op dat binnen de St4D en de

partners Defensie en NRK er medische expertise is voor

de beoordeling of het medisch verantwoord is om van

start te gaan. Bij de overheid en de GHOR is er binnen

hun apparaten geen specifieke expertise om te kunnen

beoordelen of het medisch verantwoord is om te lopen.

In het medisch overleg op 17 juli heeft de St4D de GHOR

geïnformeerd over voorzorgsmaatregelen in verband met

de weersvoorspellingen. Gesproken is over drinkposten,

wat te drinken, de bevoegdheid van artsen om startbewijzen

van deelnemers in te nemen en de communicatie richting

lopers over de verwachte zelfredzaamheid.

Rondom de Vierdaagsemarsen bestaan twee medische

circuits: de medische staf van de St4D en het GHOR-

circuit. Tijdens het incident vond de GHOR het lastig

om die twee circuits te coördineren. Dit terwijl in de

vergunning staat dat de GHOR gedurende het evenement

de algehele geneeskundige regie en coördinatie heeft. In

feite krijgt de GHOR die functie op het moment dat er een

incident bestreden moet worden, maar zo expliciet is dat

niet in de vergunning vastgelegd. Voor de toekomst wil de

GHOR een duidelijker beeld van de verwachte coördinatie

en regierol tijdens het evenement. Een andere vraag is of

de GHOR ook in de voorbereiding de geneeskundige regie

zou moeten krijgen.

Concluderend

De positie van de GHOR in de voorbereiding op en tijdens

de Vierdaagse was niet helder. De GHOR bezat noch de

positie, noch de kennis om zijn wil tegenover de organisa-

toren van de Vierdaagse te kunnen doorzetten. Gemeenten

die grote evenementen in huis hebben, moeten zich toch

afvragen of dat een weg is die zij ook willen bewandelen.

De St4D had veel kennis en ervaring en had de moed om

een moeilijke beslissing te nemen, maar geldt dat voor alle

organisatoren van publieksevenementen?

EErrwwiinn ddee HHaammeerr,,

directie Brandweer en GHOR, ministerie van BZK

Page 34: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

34

Ontwikkelingen in hoogwaterbescherming

De ramp in New Orleans en de grote overstromingen in

Europa van het afgelopen jaar hebben ertoe geleid dat

hoogwaterbescherming meer dan ooit aandacht krijgt in

de nationale en internationale media. De aandacht voor

hoogwaterbescherming op internationaal niveau is

echter niet nieuw. Sinds medio jaren 1990 wordt de

versterking van de grensoverschrijdende samenwerking

om overstromingen te beheersen steeds verder ter hand

genomen. Meest opvallend in dit verband is dat de

lidstaten van de Europese Unie tijdens de Milieuraad van

afgelopen juni een eerste akkoord hebben bereikt over de

inhoud van de hoogwaterrichtlijn (HWR). Nederland heeft

hierbij steeds een prominente rol gespeeld.

Sinds de ‘bijna-overstromingen’ van 1993 en 1995 zijn

er in Nederland veel initiatieven ontplooid in het kader

van hoogwaterbescherming: Deltaplan Grote Rivieren,

Ruimte voor de Rivier, Veiligheid Nederland in Kaart,

Zwakke Schakel Kust, Rampenbeheersingsstrategie

Overstromingen, om er maar een paar te noemen.

Daarnaast groeide het besef dat we als laaggelegen delta,

waar vier internationale rivieren (Rijn, Maas, Schelde

en Eems) in zee uitmonden, ook sterk afhankelijk zijn

van onze buren. De samenwerking op het gebied van

hoogwaterbescherming met de buurlanden is dus

essentieel als aanvulling op nationaal beleid. In de

internationale rivierencommissies werd de samenwerking

op hoogwaterbescherming geïntensiveerd en aangepakt.

Voorbeelden hiervan zijn het Hoogwateractieprogramma

voor de Rijn en voor de Maas.

Grensoverschrijdende samenwerking vond echter plaats

op basis van een ‘gentlemen’s agreement’. Gezien de

verwachte toename van overstromingsrisico’s, enerzijds

als gevolg van klimaatverandering en bodemdaling, en

anderzijds als gevolg van toekomstige economische en

demografische ontwikkelingen, diende de vraag zich

aan of dit voor de toekomst wel voldoende zou zijn. Wat

bijvoorbeeld miste in de bestaande rivierenverdragen was

het principe van ‘niet afwentelen’ van overstromingsrisico’s.

Als men het in Duitsland nodig zou achten om de dijken

te verhogen, zonder aandacht te schenken aan mogelijke

waterstandsverhogingen in Nederland als gevolg daarvan,

zouden we er in principe weinig aan kunnen doen.

EU Hoogwateractieprogramma

Na de overstromingen van 2002 in Centraal Europa was

er een voedingsbodem om succesvol te pleiten voor een

Europese aanpak. Eerst werd op technisch niveau via het

informele overleg van de Europese Waterdirecteuren de

gezamenlijkheid van de problematiek op de agenda gezet.

Daarop nam Nederland in 2003 samen met Frankrijk

het initiatief om richting de Europese Commissie te

pleiten voor een gezamenlijke Europese aanpak van

overstromingen.

Tijdens het Nederlands Voorzitterschap van de EU in

2004 is een begin gemaakt met het EU-Hoogwater

programma. In zogenoemde Raadsconclusies hebben de

Europese Milieuministers1 een lijn voor verdere samen-

werking op stroomgebiedsniveau afgesproken en hebben

ze de Commissie uitgenodigd het EU Hoogwateractie-

programma verder uit te werken. Dit bestaat inmiddels

uit drie componenten: 1) een richtlijn; 2) betere benutting

van EU fondsen; 3) beter samenwerken op het gebied

van onderzoek en uitwisseling van kennis en ervaring.

Nederland speelde dus in een vroeg stadium van de

Europese besluitvorming een belangrijke rol om tot een

verstrekte grensoverschrijdende samenwerking te komen.

Tegelijkertijd was het van belang dat geen gedetailleerde

verplichtingen (zoals beschermingsniveaus) zouden

worden opgenomen in de richtlijn die sterk zouden

ingrijpen in de wijze waarop Nederland nationaal de

hoogwaterbeschermingsproblematiek aanpakt. De

ervaring met andere richtlijnen uit Brussel was immers

niet altijd onverdeeld positief.

Daarom werd na het Nederlands voorzitterschap gekozen

voor een breed ingestoken en vroegtijdige voorbereiding

van het Nederlands standpunt op de Richtlijn, waar de

Commissie inmiddels aan begonnen was. Een inter-

departementaal projectteam EU Hoogwaterbescherming

onder leiding van DG Water – V&W (waarin naast VROM,

LNV, BZ en BZK ook het Interprovinciaal Overleg, de

Unie van Waterschappen en de Vereniging Nederlandse

Rivierengemeenten vertegenwoordigd zijn) heeft de

totstandkoming van het actieprogramma, inclusief de

richtlijn, het afgelopen jaren actief gevolgd en input

geleverd aan de Commissie. Tevens was een Nederlandse

ambtenaar gedetacheerd bij de Europese Commissie om

mee te schrijven aan het voorstel voor de richtlijn. Naast

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Nederland en het EU-Hoogwateractieprogramma: anticiperen op internationaal niveau

1 Water valt binnen de EU onder milieu, waardoor de Milieuministers ook watergerelateerde onderwerpen behandelen.

Page 35: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

35

een actieve inzet in de Raad en Commissie richt de

Nederlandse onderhandelingsstrategie zich ook op het

Europese parlement.

Voorstel voor de Hoogwaterrichtlijn

In januari 2006 deed de Europese Commissie haar

voorstel voor een richtlijn. De richtlijn schrijft een

kader voor waarbinnen gemeenschappelijk optreden

van lidstaten binnen stroomgebieden met betrekking

tot overstromingsrisicobeheer moet plaatsvinden. Het

voorstel voor de richtlijn bevat drie concrete verplichtingen

(in de vorm van producten) voor de lidstaten:

• Voorlopige overstromingsrisicobeoordeling: lidstaten

bepalen in welke gebieden sprake is van een significant

risico. Daar waar geen significant overstromingsrisico

is, hoeft geen verdere actie te worden ondernomen;

gereed december 2012, met 6-jaarlijkse herziening;

• Overstromingsrisicokaarten: lidstaten ontwikkelen

overstromingsgevarenkaarten en overstromingsrisico-

kaarten, die als input dienen voor de overstromings-

risicobeheerplannen; december 2013 gereed, met

6-jaarlijkse herziening;

• Overstromingsrisicobeheerplannen: lidstaten

ontwikkelen en implementeren plannen gericht op

het reduceren van overstromingsrisico’s, waarvoor

het solidariteitsprincipe van “niet afwentelen” geldt;

december 2015 gereed, met 6-jaarlijkse herziening.

Landen bepalen zelf welke gebieden ze aanmerken als

overstromingsgevoelig. De richtlijn laat de invulling en

uitvoering van de op te stellen plannen geheel over aan de

lidstaten. De richtlijn stelt geen kwantitatieve normen

(voor bijvoorbeeld risico van overstroming). Het was een

belangrijke wens van Nederland om op dit punt eigen

beleidsvrijheid (subsidiariteit) te houden. Belangrijk

element is ook het feit dat aan de verschillende schakels

in de veiligheidsketen aandacht geschonken moet worden.

De Commissie stelt voor de coördinatie mechanismen

van de Kaderrichtlijn Water te hanteren bij het opstellen

van de kaarten en beheersplannen, en deze qua frequentie

en duur gelijk te schakelen.

Tussenstand en verdere proces

Het Oostenrijkse Voorzitterschap pakte het voorstel

direct voortvarend op: al in de Milieuraad van juni dit jaar

werd door de lidstaten unaniem ingestemd met een

uitonderhandelde tekst van de HWR. Dit is een record;

nog nooit eerder werd over een richtlijn voorstel zo snel

overeenstemming bereikt tussen de lidstaten. Momenteel

worden de voorbereidingen getroffen voor een tweede

onderhandelingsronde waarin het Europese Parlement

nog mag reageren. De verwachting is dat medio 2007 de

HWR onder Duits voorzitterschap in werking zal treden.

Nederland is gebaat bij de vaststelling van een richtlijn die

de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van

hoogwaterbescherming versterkt, daarover zijn alle

betrokken partijen in Nederland het wel eens. Het echte

werk (de implementatie) moet natuurlijk nog beginnen en

de afstemming met de stroomgebiedpartners zal in de

praktijk nog best voor de nodige hoofdbrekens zorgen.

Echter, het kader en de spelregels voor grensoverschrij-

dende samenwerking zijn duidelijk vastgelegd.

Op nationaal niveau kan de implementatie van HWR aan-

gegrepen worden om het beleid tegen overstromingen en

de samenwerking met partners uit aanverwante beleid-

sterreinen te stroomlijnen. De HWR biedt onder andere

concrete aanknopingspunten om ruimtelijke overwegin-

gen en de voorbereiding op rampen mee te wegen bij het

opstellen van de overstromingsriscobeheersplannen. De

uitdaging hierbij is om de samenwerking tussen betrok-

ken departementen, andere bestuurslagen en organisaties

zo efficiënt en effectief mogelijk te maken. Dat is en blijft

nodig omdat hoogwaterbescherming een essentiële voor-

waarde voor het voortbestaan van Nederland is.

AAddrriiëënnnnee vvaann ddeerr SSaarr eenn EErriicc BBooeesssseennkkooooll,,

DG Water, Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Page 36: jaargang 4 nr. 11, november 2006 - Burgemeesters€¦ · positie van de crisisbeheersing in het door hem beoogde ‘superministerie’. Het is niet te hopen, aldus Rob de Wijk, dat

36

Vier vragen aan:Elco Brinkman, oud-minister,

over organisatie en positionering

van crisisbeheersing in een nieuw

veiligheidsministerie

Nieuwsbrief Crisisbeheersing november 2006

Colofon

De Nieuwsbrief Crisisbeheersing is een uitgave van de directie Crisisbeheersing van hetministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De nieuwsbrief informeert,

signaleert en biedt een platform aan alle betrokkenen bij de beleidsontwikkeling,innovatie, uitvoering en evaluatie van crisisbeheersing.

Wie ‘iets te melden’ heeft of een bijdrage wil leveren, kan contact opnemen met Geert Wismans (070 - 426 86 08) of via [email protected]

Redactiesecretariaat: Nalini Bihari (070 - 426 73 54)De Nieuwsbrief is te downloaden via www.minbzk.nl/veiligheid

© Auteursrecht voorbehouden.

Redactiecommissie: Henk Geveke, Frank Havik, Geert Wismans

Aan dit nummer werkten mee: Reinier van den Berg,Eric Boessenkool, Elco Brinkman, Williët Brouwer,

Koos van der Bruggen, Eelco H. Dykstra, Nico de Gouw, Alexander Haccou, Erwin de Hamer,

Karel Loohuis, Janice Meerenburgh, Pier Nabuurs, Sjaak Portegies, Pim van der Putten, Han Roebers,

Adriënne van der Sar, Fons van Schoten, Jane Slot, Rob Sluijter, Gerke Spaling, Heleen van Tilburg,

Lisette van Vliet, Rob de Wijk, Jessica Zoethout Samenstelling en eindredactie: Geert Wismans

Fotografie: ANP, RWS, KEMA, Harry Jans, Paul Romijn, Paul van den Dungen

Illustraties: KNMI, UCTEVormgeving: Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag

Druk: OBT bv, Den Haag

U adviseert een volgend kabinet om veiligheid onder te brengen

te brengen bij één superministerie. Wat lost dit op voor de

crisisbeheersing?

“Er is een lappendeken ontstaan van taken, bevoegdheden en

verantwoordelijkheden die een efficiënte en effectieve crisis-

beheersing op landelijk niveau in de weg staan. Beleid en

uitvoering zijn teveel uit elkaar gehaald en versnipperd over

teveel comités en er is teveel gelaagdheid. Crisisbeheersing is

per definitie intersectoraal en heeft grensoverschrijdende

effecten. Overdreven specialisatie met eigen invalshoeken en

een verkokerde aanpak met eigen aanvliegroutes leiden dan

tot extra problemen. Aard en schaal van de huidige veiligheids-

dreigingen vragen om een versterking van de nationale

structuur in de vorm van één snel op te schalen, goed geoliede

machine onder leiding van een soort van opperbestuur. Bij

bijna alle crises, groot en klein, spelen openbare orde, rechts-

orde en veiligheid wel een rol. Ook sectorale incidenten zoals

bijvoorbeeld dierziekten raken toch al vrij snel het ‘openbare

domein’, zodat invlechting van andere aspecten en daarmee - at

the end of the day - gedirigeerde, integrale afstemming onder ver-

antwoordelijkheid van het openbaar bestuur nodig is.

Het is logisch de verantwoordelijkheid voor de organisatie en de

voorbereiding van dit alles onder te brengen bij één ministerie

dat veiligheid en bestuur verbindt, zoals door alle partijen

bepleit. Het is niet goed AZ hiermee te belasten en een perma-

nente machinerie onder de Minister-President te hangen. Diens

inbreng moet zich toespitsen op een aantal ultieme afwegingen

en verantwoordelijkheden in de sfeer van lijf en leed.”

Wat is er nog meer nodig voor een efficiënte en effectieve

crisisbeheersing?

“Een goede crisisbeheersing en de voorbereiding daarop gaan

niet vanzelf. Nodig is een zekere dwang. Minder gecoördineer

dus, en meer regie en eenduidige aansturing. Maar ook het

op centraal niveau hebben van alle benodigde expertise en

interoperabele informatie, die snel beschikbaar is.

Bijvoorbeeld in een FEMA-achtige constructie, gevoed

en ondersteund door een bestaffing met operationeel

leidinggevenden, vaste patronen, heldere rollen, stabiele

vormen van informatie-uitwisseling en vooral en veel oefening.

Daarnaast gaat het ook om minder bestuurlijke en ambtelijke

drukte: terug naar twee lagen, waarbij alleen het Rijk en de

veiligheidsregio aan zet zijn, en dus – het is onontkoombaar –

geen rol meer is weggelegd voor de commissaris van de

Koningin. Het aantal regio’s kan wellicht in de toekomst nog

afnemen; bepalend zijn aard en omvang van de risico’s in het

gebied.”

Waarom heeft u alleen gekeken naar de ‘klassieke’ BZK-Justitie

dossiers?

“Niet alles kan tegelijk, daarom is het eerst zaak om de

veiligheidsdomeinen van BZK en Justitie op orde en onder te

brengen in één moederorganisatie die kan gaan functioneren

als een trekharmonica. De ervaringen met het Department of

Homeland Security in de VS laten overigens zien dat groot-

schaligheid een natuurlijk einde kent, maar enige uniformering

en een zekere herverdeling van taken, bevoegdheden en

verantwoordelijkheden in Nederland is hard nodig.”

Welke rol moet de nieuwe minister spelen bij de nationale

veiligheidsstrategie?

“Overlap en versnippering leiden ook tot een zwakke positie van

het Rijk bij het kunnen anticiperen op mógelijke dreigingen in

de nabije en verdere toekomst. Een samenhangend rijksbreed

beleid dwars door alle sectoren heen met meer aandacht voor

risicotaxatie, bewustwording en preventie is noodzakelijk. De

nieuwe minister zou, bijvoorbeeld als programmaminister,

ten aanzien van de te ontwikkelen strategie voor nationale

veiligheid in ieder geval een coördinerende en agenderende

bevoegdheid moeten hebben.”